direct naar inhoud van TOELICHTING
Plan: Anjum - MFA/NAM
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0058.BPDRP2014P1-VG01

TOELICHTING

Hoofdstuk 1 Inleiding

Noordoostelijk in de gemeente Dongeradeel ligt het dorp Anjum. Het is een kern met een centrale functie voor de regio. Het dorp heeft verschillende voorzieningen, waaronder een multifunctionele accommodatie (MFA), een school en winkelvoorzieningen. Een deel van de voorzieningen zijn rond de Mûnebuorren en De Singel aanwezig; de doorgaande route van zuid naar noord. De MFA en de leegstaande supermarkt staan ook aan deze straat, tussen de aansluitingen met de Pheiferbuorren en de Holdingastrjitte. In de onderstaande figuur is de locatie van dit gebied aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0058.BPDRP2014P1-VG01_0001.png"

Planlocatie van de nieuwbouw (rood) en het parkeerterrein (geel)

 

Het gebied rond de bestaande MFA, de daarnaast liggende kerk en de leegstaande supermarkt wordt geherstructureerd, waarbij een deel van de bebouwing vervangen wordt door nieuwbouw en een deel van de bebouwing opgeknapt wordt. Daarnaast worden nieuwe functies in de nieuwbouw gerealiseerd, waardoor een meer levendig gebied ontstaat.

Voor de nieuwe functies in het gebied moet voldoende parkeergelegenheid gerealiseerd worden. Deze nieuwe parkeergelegenheid is beoogd in het groen nabij de ijsbaan aan de noordwestzijde van het dorp.

De ontwikkeling aan de Mûnebuorren en het parkeerterrein passen niet in het geldende bestemmingsplan. Dit bestemmingsplan geeft daarom een juridisch-planologische regeling die de ontwikkeling mogelijk maakt.

1.1 Aanleiding project

Centraal in Anjum zijn aan de Mûnebuorren een MFA, een kerk en (voormalige) supermarkt aanwezig. In onderstaande afbeelding staat de ligging van dit deel van het plangebied aangegeven. De wens bestaat dit gebied meer levendig te maken door de bebouwing op te knappen of te vervangen, nieuwe functies toe te voegen en de openbare ruimte opnieuw in te richten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0058.BPDRP2014P1-VG01_0002.png"

De ligging van het plangebied aan de Mûnebuorren

Om meer levendigheid in het gebied te brengen is ervoor gekozen om nieuwe functies toe te voegen en belangrijke functies te behouden. De supermarkt verdwijnt uit het gebied. De MFA-functie blijft behouden en daaraan worden nieuwe functies toegevoegd, waaronder een kinderopvang. De bebouwing van de huidige MFA en supermarkt worden gesloopt en vervangen door nieuwbouw. In deze bebouwing krijgt de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM) een kantoor. De NAM heeft voor deze locatie gekozen in verband met de goede bereikbaarheid van Anjum vanuit heel Noord-Nederland (zie ook bijlage 1). Anjum ligt vlak bij de Lauwersseewei die onder meer Dokkum en noord Groningen verbindt. Het gebied waarin de NAM veel opereert. De meeste bezoekers van Anjum komen via de noordzijde het dorp in. Naast de hiervoor genoemde functies wordt in het gebouw vergaderruimte gerealiseerd, is er ruimte voor winkeltjes en komt er een praktijk voor 'huisartsen-onder-één-dak' (HOED).

Naast (vervangende) nieuwbouw wordt ook het openbare gebied rond de bebouwing heringericht. Daarbij komt ruimte voor een nieuw plein dat - in combinatie met de (nieuwe) functies - een ontmoetingsplek in het dorp wordt. Het bestaande parkeerterrein aan de noordzijde van dit deel van het plangebied wordt daarbij opnieuw ingericht, om een deel van de parkeerbehoefte van de nieuwe voorzieningen op te vangen. De volledige parkeerbehoefte kan echter niet in en direct om het plangebied gerealiseerd worden. Daarom is besloten een nieuw parkeerterrein aan de noordwestzijde van Anjum, bij de ijsbaan te realiseren. In onderstaande afbeelding staat de globale begrenzing van dit gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0058.BPDRP2014P1-VG01_0003.png"

De ligging van het plangebied bij de ijsbaan

1.2 Geldend bestemmingsplan

Het geldende bestemmingsplan voor het plangebied aan de Mûnebuorren is het bestemmingsplan Doarpen (vastgesteld op 26 maart 2009). In dat bestemmingsplan heeft het plangebied aan de Mûnebuorren de bestemmingen "Maatschappelijk", "Detailhandel" en (een klein deel) "Verkeer". De gewenste ontwikkeling past niet in de geldende regeling bij deze bestemmingen. Dit heeft enerzijds te maken met de gewenste nieuwe functies die in de bestemmingen niet mogelijk zijn gemaakt. Anderzijds heeft het te maken met de bebouwing die hoger wordt dan toegestaan en (deels) buiten de geldende bouwvlakken komt.

Daarnaast liggen de dubbelbestemming "Waarde - Archeologisch en/of cultuurhistorisch waardevol gebied" en de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' over het plangebied. Dit heeft gevolgen voor dit nieuwe bestemmingsplan, deze gevolgen zijn in 4.5 en 4.9 nader beschreven.

Voor het plangebied aan de Skânserwei is het bestemmingsplan “Bûtengebied Dongeradeel” (vastgesteld 27 juni 2013) geldend. Daarin heeft het plangebied de bestemming “Groen” met op het zuidelijke deel de aanduiding 'vrijwaringszone – molenbiotoop'. Parkeervoorzieningen zijn alleen ondergeschikt aan het groen toegestaan. Het nieuwe parkeerterrein wordt echter groot en is niet bedoeld voor de bestemming “Groen”.

1.3 Doel bestemmingsplan

Dit bestemmingsplan geeft een nieuwe juridisch-planologische regeling voor het plangebied, zodat de gewenste ontwikkelingen aan de Mûnebuorren en Skânserwei gerealiseerd kunnen worden. De gemeente heeft aangegeven hieraan mee te willen werken.

1.4 Leeswijzer

Na dit hoofdstuk, wordt in hoofdstuk 2 een beschrijving van het plan gegeven. Daarbij wordt ingegaan op de gewenste ontwikkeling en op de ruimtelijke en functionele inpassing daarvan in de bestaande structuur. Hoofdstuk 3 geeft een beschrijving van het van belang zijnde beleidskader, waarna in hoofdstuk 4 een toetsing aan de milieuaspecten volgt. Wanneer van toepassing zijn daarbij de uitgangspunten voor het bestemmingsplan genoemd. In hoofdstuk 5 volgt een toelichting op de werking van het bestemmingsplan en de daarin opgenomen regeling. Het laatste hoofdstuk gaat in op de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan, waarbij aandacht wordt besteed aan de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Beschrijving van het plan

In dit hoofdstuk staat een beschrijving van het plan dat met dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt. De gewenste situatie is het belangrijkste uitgangspunt voor dit bestemmingsplan. Het plan moet op een goede manier in de omgeving worden ingepast, daarom wordt ook de bestaande situatie in en rond het plangebied beschreven.

2.1 Bestaande situatie plangebied

Het plangebied van het bestemmingsplan bestaat uit twee delen; de Mûnebuorren en Skânserwei. Deze worden in deze paragraaf dan ook apart van elkaar toegelicht.

2.1.1 Mûnebuorren

De huidige dorpsstructuur van Anjum is het resultaat van een lange ontstaansgeschiedenis die in het dorp op veel plaatsen terug te vinden is. Het is een terpdorp waarin bijvoorbeeld het historische wegenpatroon nog goed afleesbaar is. De kerk aan de Tsjerkestrjitte staat centraal op de terp. Het plangebied ligt aan de Mûnebuorren; de buitenste rand van de oude terp. In onderstaande afbeelding staat de bestaande situatie van de terp en het plangebied bij de Mûnebuorren aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0058.BPDRP2014P1-VG01_0004.png"

Bestaande situatie van de terp en het plangebied

De oudste bebouwing van Anjum staat op de terp. Direct grenzend aan het plangebied - westelijk van de Mûnebuorren - is daarom ook oudere bebouwing aanwezig. De uitbreiding van Anjum vond vooral plaats in oostelijke richting. De nieuwere bebouwing staat dan ook oostelijk van het plangebied. De oorspronkelijke bebouwing is relatief kleinschalig van aard en heeft hoofdzakelijk één bouwlaag met een kap. De architectuur van de omliggende bebouwing is typerend voor de periode waarin deze gebouwd is.

De invulling van het plangebied is grotendeels van een latere datum dan de oorspronkelijke en omliggende bebouwing. De leegstaande supermarkt past qua hoogte in de oudere bebouwingsstructuur. Direct westelijk naast de supermarkt is nog oorspronkelijke bebouwing aanwezig. De gebouwen van De Dobbe (MFA) en de kerk zijn grootschaliger in oppervlakte en hebben een hogere goot- en bouwhoogte. De architectuur van deze bebouwing is vooral ingegeven door de functie ervan. In onderstaande foto staat een beeld van de bebouwing van het plangebied met van links naar rechts de leegstaande supermarkt, de MFA en de kerk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0058.BPDRP2014P1-VG01_0005.png"

Bestaande bebouwingsstructuur plangebied (bron: Google streetview)

In en rond het plangebied is in de openbare ruimte vooral sprake van verharding in de vorm van stoepen, straten en parkeerplaatsen. Aan de westzijde van de kerk is sprake van enig groen in de vorm van gras met een struweel-/boombeplanting langs de erfgrens. Aan de noordzijde is sprake van kleinere groenstroken langs de weg (zie ook voorgaande foto).

In het plangebied is langs de Mûnebuorren en de Pheiferbuorren sprake van langsparkeren. Deze parkeerplaatsen zijn bedoeld voor de gebruikers van De Dobbe en de (voormalige) supermarkt. Ten noorden van de kerk is een parkeerterrein aanwezig. Deze parkeerplaatsen worden gebruikt door de omwonenden en door de gebruikers van de voorzieningen in het plangebied, vooral de kerk. In totaal is sprake van ongeveer 25 parkeerplaatsen in en direct rond het plangebied.

2.1.2 Skânserwei

Aan de noordwestzijde van de kern ligt een bosje en een ijsbaan (openlucht). Direct ten noorden van de nutsvoorziening tussen de Skânserwei en de ijsbaan is het nieuwe parkeerterrein gewenst. In onderstaande afbeelding staat de bestaande situatie van dit gebied aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0058.BPDRP2014P1-VG01_0006.png"

Bestaande situatie van de ijsbaan en omgeving

Het plangebied tussen de Skânserwei en de ijsbaan bestaat uit een bosschage, een sloot en daarbij horend onderhoudsstrook (gras). Parallel aan de Skânserwei loopt door dit plangebied een voet-/fietspad. In onderstaande foto staat de huidige situatie aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0058.BPDRP2014P1-VG01_0007.png"

Bestaande beeld plangebied Skânserwei (bron: Google streetview)

2.2 Gewenste ontwikkeling en inpassing

2.2.1 Mûnebuorren

In het deel van het plangebied aan de Mûnebuorren zijn ruimtelijke ingrepen gepland. Deze richten zich op de realisatie van een maatschappelijk gebouw in de kern van het dorp. Hiervoor wordt een deel van de bestaande bebouwing (de voormalige kerk) behouden en hergebruikt. Het deel van De Dobbe en de leegstaande supermarkt wordt gesloopt en vervangen door nieuwbouw. Voor dat deel vormen de volgende uitgangspunten de basis voor de herinrichting:

  • 1. De inrichting van de openbare ruimte wordt aangepast aan de nieuwe functie. Hierbij wordt ingezet op het versterken van de straatinrichting langs de Mûnebuorren en de vergroening van het terrein aan de binnenzijde van het plan. Hier moet onder meer het parkeren gesitueerd worden. De aanleiding hiervan is opgenomen in bijlage 1.
  • 2. De straatwanden aan de Pheiferbuorren en de Mûnebuorren worden opnieuw gedefinieerd. Hierbij wordt de markering van de hoek versterkt en wordt een gevarieerd straatbeeld gerealiseerd door de toevoeging van een schuurvolume.

De uitgangspunten zijn in het beeldkwaliteitplan verder uitgewerkt in ruimtelijke uitgangspunten voor de openbare ruimte en de nieuwe bebouwing.

Openbare ruimte

De nieuwbouw biedt goede kansen om de openbare ruimte rondom opnieuw in te richten. Daarbij gaat het om een herinrichting van de straten en de groenstructuur, maar ook het bestaande parkeerterrein aan de noordzijde van de nieuwbouw. In de volgende afbeelding staat een voorstel voor de herinrichting van de openbare ruimte rond de nieuwbouw.

afbeelding "i_NL.IMRO.0058.BPDRP2014P1-VG01_0008.jpg"

Voorstel voor de herinrichting van de openbare ruimte rond de nieuwbouw

De definitieve inrichting van de openbare ruimte is afhankelijk van de technische en financiële mogelijkheden, het Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing van de Provincie Fryslân (ISV) en de toekomstige gebruikers / omwonenden. 

De nieuwbouw

De voor dit bestemmingsplan meest van belang zijnde uitgangspunten gaan over plaatsing en maatvoering van de hoofd- en bijgebouwen. Deze zijn gebaseerd op de gewenste nieuwe ontwikkeling, waarvan in onderstaande afbeelding een impressie is gegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0058.BPDRP2014P1-VG01_0009.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0058.BPDRP2014P1-VG01_0010.png"

Impressie straatbeelden na nieuwbouw

De bebouwing is in de nieuwe situatie samengesteld en bestaat uit verschillende volumes. Door de nieuwbouw ontstaan nieuwe gevelwanden, waardoor het ruimtelijke (en cultuurhistorische) beeld van de bebouwing in en rond het plangebied wordt versterkt. De bebouwing bestaat – afhankelijk van de locatie en de functie ervan – uit één tot twee bouwlagen met een kapvorm.

In het geval van de kerk is de ruimtelijke hoofdvorm ongewijzigd. Parallel hieraan komt aan de Mûnebuorren een vergelijkbare verschijningsvorm (schuurvorm) komt te staan. Dit betekent dat de bebouwing daar een relatief hoge kap heeft. Deze bebouwing vormt een nieuw accent aan de Mûnebuorren.

De aangrenzende bebouwing aan de Pheiferbuorren is lager en bestaat uit één tot maximaal 2 bouwlagen met een kap. De bebouwing sluit daar zo veel mogelijk aan op het ruimtelijke beeld van de aangrenzende en omliggende bebouwing.

De verbindende bebouwing tussen de hoofdvormen bestaat veelal één bouwlaag en heeft een plat dak of een lagere kap. Met de nieuwbouw in het plangebied aan de Mûnebuorren ontstaat een bebouwingsbeeld dat zich schikt in het historische bebouwingsbeeld van de (rand van de) terp.

Parkeren

Het parkeren bij de nieuwbouw is niet opgenomen in dit bestemmingsplan, omdat het in de geldende regelingen ter plaatse mogelijk gemaakt kan worden. Rond het plangebied moet voor alle bestaande en nieuwe functies voldoende mogelijkheden voor parkeren aanwezig zijn. Hierover staat in paragraaf 4.8 meer vermeld. Daaruit blijkt onder meer dat het aantal parkeerplaatsen rond het gebouw voor de toekomstige situatie niet voldoende is voor alle nieuwe functies. Het nieuwe parkeerterrein aan de Skânserwei is daarom nodig. In de volgende paragraaf staat meer over deze parkeerplaats.

2.2.2 Skânserwei

Het parkeerterrein aan de Skânserwei is bedoeld om te voorzien in een deel van de parkeerbehoefte van de nieuwe ontwikkeling aan de Mûnebuorren. De wens is uitgesproken om dit terrein te laten functioneren voor de medewerkers van het kantoor van de NAM.

De keuze voor deze locatie is gekomen vanuit een analyse van Buro Bierema, deze is opgenomen in bijlage 1 bij de toelichting. De afwisseling tussen openheid en geslotenheid in het landschap rond Anjum is waardevol. Vooral met de openheid aan de rand van het dorp moet zorgvuldig omgesprongen worden, onder meer in verband met het zicht op de kerk die zich duidelijk op de terp manifesteert. Een nieuwe parkeerplaats in de open ruimte aan de rand van het dorp is om die reden afgevallen. Voor een parkeerplaats in het bosje bij de ijsbaan is daarnaast gekozen in verband met de belangrijkste ontsluiting van het dorp, vanaf de Lauwersseewei. De meeste bezoekers en bewoners van Anjum benaderen het dorp vanaf de noordzijde. Door de Lauwersseewei ligt Anjum bovendien strategisch centraal in het noorden.

De ingreep bij het plangebied aan de Skânserwei is in de omgeving ruimtelijk minder groot dan bij de Mûnebuorren. Het nieuwe parkeerterrein kan ingepast worden in de bestaande groenstructuur die nu in dat deel van het plangebied van dit bestemmingsplan aanwezig is. Het parkeerterrein wordt zo compact mogelijk gemaakt, waardoor het bestaande bosareaal zo veel mogelijk in tact kan worden gehouden. Dit is ook het gebied dat in de Verordening Romte is aangewezen als 'natuur buiten de EHS' (zie ook 3.2.2). De bestaande natuurwaarden van dit bosareaal worden daarmee zo veel mogelijk behouden.

Eventuele schade als gevolg van de ontwikkeling van het parkeerterrein kan niet in de directe omgeving van het plangebied in fysiek-ruimtelijke zin worden gecompenseerd. Om de omvang en het niveau van de compensatie uit te kunnen rekenen is op de locatie aan de Skânserwei een veldbezoek uitgevoerd, waarbij de huidige opslag is geteld en beoordeeld. Dit is verwoord in de bosinventarisatie die is opgenomen in bijlage 2 bij deze toelichting. Voor de compensatie is een passende oplossing gevonden in de Alde Feanen. De provincie Fryslân heeft deze compensatielocatie beoordeeld en is hiermee akkoord gegaan. De boscompensatie is vastgelegd in een overeenkomst tussen de NAM en It Fryske Gea (december 2015). Deze overeenkomst is toegevoegd als bijlage 3 bij deze toelichting.

Vanaf het parkeerterrein komt een nieuwe ontsluiting op de Skânserwei. Het voorstel is om deze zo zuidelijk mogelijk te realiseren. Dit is de kortste wandelroute vanaf het parkeerterrein naar het kantoor van de NAM aan de Mûnebuorren. In de volgende afbeelding is een voorstel voor de inrichting van het parkeerterrein aan de Skânserwei aangegeven. Dit bestemmingsplan geeft ruime kaders, waarbinnen het parkeerterrein gerealiseerd kan worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0058.BPDRP2014P1-VG01_0011.jpg"

Voorgestelde inrichting van het parkeerterrein aan de Skânserwei

Vanaf het parkeerterrein wordt een looproute naar het centrum en de nieuwbouw gerealiseerd. Deze looproute is deels aanwezig, maar wordt verder opgewaardeerd. Op die manier kunnen bijvoorbeeld de werknemers van de NAM op een veilige manier bij het kantoor komen. De looproute is aangegeven in de volgende afbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0058.BPDRP2014P1-VG01_0012.jpg"

De looproute vanaf het parkeerterrein naar de locatie aan de Mûnebuorren

Het is van belang het parkeerterrein voldoende te verlichten in verband met de verkeers- en sociale veiligheid. Het is daarom wenselijk om verlichtingsmasten en andere bouwwerken (bijvoorbeeld hekwerken) binnen de op te nemen bestemming mogelijk te maken in dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

In dit hoofdstuk staat het van belang zijnde beleid voor dit bestemmingsplan opgenomen. Daarbij is gekeken naar de aard en de omvang van de gewenste ontwikkeling. Het rijksbeleid is daarom niet opgenomen, dit geeft geen uitgangspunten voor de ontwikkeling in het plangebied. Wel is provinciaal en regionaal beleid van belang en beschreven. Door een nauwe samenwerking tussen de gemeenten in Noordoost-Friesland (NOF-gemeenten), is van specifiek gemeentelijk beleid geen sprake. Het van belang zijnde gemeentelijke beleid is vertaald in het regionaal beleid en wordt daarom niet apart behandeld. Daarbij wordt aangegeven wat de beleidsuitgangspunten van de verschillende overheidsniveaus zijn en hoe deze doorwerken op dit bestemmingsplan.

3.1 Ladder voor duurzame verstedelijking

Voor verstedelijking heeft het Rijk het principe van de Ladder voor duurzame verstedelijking verankerd in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6 lid 2 Bro). De ladder voor duurzame verstedelijking geeft een motiveringsvereiste:

  • De stedelijke ontwikkeling moet voorzien in een regionale behoefte.
  • Is deze behoefte aanwezig, dan moet worden beschreven in hoeverre in die behoefte kan worden voorzien binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins.
  • Wanneer opvang binnen bestaand stedelijk gebied niet mogelijk is, dan moet worden beschreven in hoeverre in de behoefte wordt voorzien op locaties die, gebruik makend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

In het plangebied is sprake van een ontwikkeling waarbij verschillende functies en voorzieningen mogelijk worden gemaakt. De functies en voorzieningen hebben een groter draagvlak dan alleen de kern Anjum. Deels blijven de bestaande functies en voorzieningen behouden, deels wordt een nieuw aanbod toegevoegd. Een goed voorbeeld daarvan zijn de huisartsen-onder-één-dak (HOED); een functie die een duidelijke regionale functie heeft. De ontwikkeling aan de Mûnebuorren vindt plaats binnen bestaand stedelijk gebied en ligt aan de Mûnebuorren. Dit is de doorgaande hoofdontsluitingsroute door Anjum. Het plangebied is daarmee goed bereikbaar.

Ook het parkeerterrein aan de Skânserwei betreft een stedelijke ontwikkeling. De ontwikkeling van dit parkeerterrein heeft een directe relatie met de ontwikkeling van de nieuwbouw in Anjum. Het parkeerterrein kan meervoudig gebruikt worden, niet alleen voor de NAM, maar ook voor de gebruikers van de aangrenzende ijsbaan, wanneer deze open is. Door de ligging aan de dorpsontsluitingsweg is het parkeerterrein goed bereikbaar.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Streekplan Fryslân 2007

In het Streekplan Fryslân 2007 (vastgesteld door Provinciale Staten op 13 december 2006) wordt de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van de provincie aangegeven. Centraal staan de relaties tussen stad en platteland, waarbij sprake is van een wisselwerking tussen beide gebieden. De provincie zet in op een concentratie van verstedelijking (wonen, werken en voorzieningen) in de stedelijke gebieden, zonder dat dit ten koste gaat van de vitaliteit van het omringende platteland.

Binnen het vitale platteland worden regionale centra en overige kernen onderscheiden. Anjum is als overige kern aangewezen. Ruimte voor ontwikkeling van lokale bedrijven in overige kernen draag bij aan de levendigheid en de economische vitaliteit op het lokale schaalniveau. De provincie biedt deze ruimte primair binnen bestaand bebouwd gebied en voor enkele nieuwe locaties aan de rand van de kern. De verhoging van de ruimtelijke kwaliteit en de beleving daarvan zijn belangrijk. Hierbij is maatwerk een centraal punt.

De ontwikkelingen in het plangebied zijn gericht op de bewoners van het dorp en haar directe omgeving. Een belangrijk doel voor de ontwikkelingen is de levendigheid van Anjum te verbeteren. Het plan is dus niet in strijd met provinciaal beleid.

3.2.2 Verordening Romte Fryslân

De Verordening Ruimte Fryslân is de juridische vertaling van de structuurvisie. De verordening is algemeen bindend en werkt door op bestemmingsplanniveau.

In de verordening is - ook bij Anjum - het bestaand stedelijk gebied aangeduid. Het plangebied van dit bestemmingsplan ligt binnen de grenzen hiervan. Binnen bestaand stedelijk gebied is de (her)ontwikkeling van verschillende functie en voorzieningen toegestaan. Wel zijn hieraan maatvoeringen gekoppeld die per type kern zijn vastgelegd. Voor een overige kern (zoals Anjum) geldt dat de volgende functies en voorzieningen zijn toegestaan:

  • 1. een kantoor met een vloeroppervlakte van maximaal 600 m²;
  • 2. een bedrijf in de milieucategorieën 1 en 2;
  • 3. een bedrijf met een kavelomvang van maximaal 2.500 m²;
  • 4. een voorziening met een lokaal verzorgingsgebied.

In de verordening is opgenomen dat van het voorgaande kan worden afgeweken wanneer het gaat om een incidenteel kantoor, bedrijf of voorziening. In de toelichting moet dan worden onderbouwd dat de aard en de schaal van de functie aansluiten bij de aard en schaal van de kern.

De ontwikkeling in het plangebied aan de Mûnebuorren past binnen de hiervoor opgenomen maatvoeringen. De nieuwe locatie bevindt zich bovendien in het werkgebied van de NAM. Zij wil hier zichtbaar zijn met een vestiging. Een bijkomend voordeel is dat het een uitvalsbasis vormt voor servicemonteurs voor de omliggende wingebieden.

De combinatie van de twee initiatieven (MFA en NAM) leidt bovendien tot een kwalitatief hoogwaardig plan. De MFA heeft het verzorgingsgebied in de directe omgeving ervan. De nieuwe invulling is gericht op de lokale bevolking. Hierdoor heeft het een meerwaarde voor het dorp Anjum. Dit bestemmingsplan voldoet daarom aan de regels van de verordening. Een afwijking hiervan is dan ook niet nodig.

De locatie van het gewenste parkeerterrein is in de verordening aangewezen als “natuur buiten de EHS”. Het is van belang dat de bestemming voor dit parkeerterrein niet alleen het parkeerterrein mogelijk maakt, maar ook voorziet in een passende bestemming met gebruiksregels die gericht zijn op behoud, herstel of ontwikkeling van natuurwaarden.

In de verordening is een afwijkingsregel opgenomen voor een noodzakelijke ruimtelijke ingreep van openbaar belang. Daarbij zijn de volgende voorwaarden opgenomen:

  • 1. de natuurwaarden worden afgewogen ten opzichte van de ruimtelijke ingreep (onderzoeksplicht);
  • 2. schade aan natuurwaarden door mitigerende maatregelen wordt zoveel beperkt als fysiek-ruimtelijk - en wat betreft uitvoerbaarheid van de beoogde ontwikkeling - redelijkerwijs mogelijk is;
  • 3. wanneer sprake is van "natuur buiten de EHS", wordt resterende schade aan natuurwaarden zoveel gecompenseerd als fysiek-ruimtelijk en wat betreft uitvoerbaarheid van de beoogde ontwikkeling redelijkerwijs mogelijk is.

Bij de verdere uitwerking van de plannen voor het parkeerterrein is rekening gehouden met de natuurwaarden, hierover is in paragraaf 2.2.2 het nodige aangegeven. Dit bestemmingsplan voorziet in een passende regeling voor dit parkeerterrein. De invloed van de ontwikkelingen op de ecologische waarden is opgenomen in 4.4. Gedeputeerde Staten hebben aangegeven akkoord te zijn met de ontwikkelingen in het plangebied. Dit hebben zij aangegeven in een brief die is opgenomen in bijlage 4.

3.3 Regionaal beleid

3.3.1 Masterplan Wonen en werken in netwerken

De provincie Fryslân, de vijf gemeenten in de regio Noordoost Fryslân (Achtkarspelen, Dantumadeel, Dongeradeel, Kollumerland c.a. en Tytsjerksteradiel) en het georganiseerd bedrijfsleven hebben hun krachten gebundeld, om in de komende jaren een ambitieus en toekomstgericht economisch ontwikkelings- en investeringsprogramma te realiseren. Het sociaal-economisch Masterplan: ‘Wonen en Werken in Netwerken’ , is een belangrijke aanzet daartoe. Het doel van dit masterplan is het leggen van de verbinding tussen de grote, al geplande, (infrastructurele) projecten enerzijds en de vele sociaal-economische uitdagingen waar het gebied voor staat anderzijds.

In het masterplan is een toekomstvisie opgenomen, waarbij kansen voor de kleine dorpen worden beschreven. Deze dorpen kunnen de krimp aangrijpen als een kans tot heroriëntatie. Herstructurering van bestaande gebieden en invullen van lege plekken voor nieuwe woon-werk combinaties of kleinschalige bedrijven is mogelijk. Oude kerken kunnen een extra invulling krijgen op het gebied van kunst, ambacht en cultuur, zodat er regelmatig wat te doen is. Voor het parkeerterrein of vergelijkbare ontwikkelingen is in het Masterplan geen concreet beleid opgenomen. De ontwikkeling in het plangebied past binnen deze visie.

3.3.2 Agenda Netwerk Noordoost

In Noordoost Fryslân is ruimte voor sociaal economische en ruimtelijke ontwikkelingen. Het samenwerkingsverband van de provincie Fryslân en de vijf gemeenten in de regio Noordoost Fryslân biedt deze ruimte. De Agenda Netwerk Noordoost is het kader voor de uitvoering van de ruimtelijke en sociaal-economische projecten in de regio. De agenda geeft een (eerste) overzicht van programmalijnen, de daarbij horende regionale thema's en de concrete projecten. De ontwikkelingen in het plangebied worden niet als concrete project genoemd. Wel passen de ontwikkelingen in de programmalijn "Sterke kernen", waarbij ingezet wordt op de regionale afstemming van voorzieningen.

3.3.3 Regionale afspraken - Uitvoering agenda Netwerk Noordoost

Deze uitvoeringsagenda geeft een regionaal afsprakenkader om de gezamenlijke ambities voor de sociaal economische ontwikkeling van Noordoost Fryslân te realiseren. De ambities zijn beschreven in het "Masterplan Wonen en werken in netwerken" en de "Agenda Netwerk Noordoost". De regionale afspraken zijn een overeenkomst tussen de eerder genoemde partijen om de gezamenlijke ambitie te steunen en daarvoor samen te werken.

3.3.4 Naar een regionaal voorzieningenspreidingsmodel in Noordoost Fryslân 2020-2030

Met dit beleid willen de NOFA-gemeenten Achtkarspelen, Dantumadeel, Dongeradeel Ferwerderadiel, Kollumerland c.a. en Tytsjerksteradiel een toekomstbestendig voorzieningenspreidingsmodel ontwikkelen. Het beleid geeft inzicht in de huidige verspreiding en aantrekkingskracht van de voorzieningen van de verschillende kernen.

In het beleid is aangegeven dat het behoud van de MFA in Anjum logisch en wenselijk is. De gebruikersgroep voor het MFA is in de toekomst ongewijzigd ten opzichte van de huidige situatie. Daarnaast wordt het voorzieningenniveau in het dorp versterkt met de komst van een kinderopvang en huisartsen-onder-één-dak (HOED). Het voorzien in een goede parkeeroplossing is bij nieuwe ontwikkelingen wenselijk. De ontwikkeling in het plangebied past wat dat betreft in het beleid.

3.3.5 Welstandsnota

De Welstandsnota (2008) is voor de NOFA-gemeenten opgesteld. Met deze nota is invulling gegeven aan de vraag van de samenleving naar meer openheid en duidelijkheid rondom de welstandsbeoordeling.

Bij de ontwikkeling in het plangebied aan de Mûnebuorren is gekozen voor het opstellen van nieuwe welstandscriteria in de vorm van een nieuw beeldkwaliteitplan. De stedenbouwkundige uitgangspunten zijn genoemd in 2.2 en vormen ook een basis voor het beeldkwaliteitplan. Enkele van de in het beeldkwaliteitplan opgenomen criteria hebben doorwerking in dit bestemmingsplan. Daarbij zijn vooral de voorwaarden met betrekking tot de plaatsing en de hoofdvorm van de bebouwing belangrijk. Deze zijn vertaald in de regeling van dit bestemmingsplan.

Gelijktijdig met de procedure van het bestemmingsplan worden de nieuwe welstandscriteria voorgelegd aan de raad. Dit in verband met de start van de inspraakperiode en later de vaststelling ervan. Op deze manier krijgen de welstandscriteria rechtskracht.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

In het plangebied wordt rekening gehouden met de verschillende omgevingsaspecten. Dit is verplicht vanuit de wetgeving. Het plan wordt getoetst aan de omgevingsaspecten. Voor het bestemmingsplan van belang zijnde uitgangspunten worden daarbij weergegeven en krijgen een vertaling in de regeling ervan. Het bestemmingsplan Doarpen is een belangrijk uitgangspunt bij dit hoofdstuk.

4.1 Milieueffectrapportage

In het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Wanneer niet voldaan wordt aan de drempelwaarden moet het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten nagaan of mogelijk sprake is van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. Daarbij lettend op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:

  • de kenmerken van de projecten;
  • de plaats van de projecten;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.

Dit bestemmingsplan is niet planmer-, projectmer of mer-beoordelingsplichtig. De omvang van de ontwikkeling die in dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt ligt ruim onder de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r.. Door de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten treden geen belangrijke negatieve milieugevolgen op. Dit blijkt ook uit de onderzoeken van de verschillende milieuaspecten zoals deze in de volgende paragrafen zijn opgenomen.

4.2 Milieuaspecten

Om inzicht te krijgen in potentiële hinder van bedrijven op het plangebied en de daarin voorkomende functies, wordt eerst gekeken naar de bedrijven en hun milieuzonering. Daarnaast en aan de hand van bedrijven en milieuzonering komen de milieuaspecten geluid, geur en bodem aan bod.

4.2.1 Milieuzonering

De ontwikkeling in het plangebied betreft bedrijven/inrichtingen en een parkeerterrein die mogelijk hinder veroorzaken op omliggende woningen. Een eerste indicatie van mogelijke hinder is te achterhalen door het raadplegen van de VNG publicatie "Bedrijven en milieuzonering".

Bij de milieuzonering is sprake van een inwaartse en uitwaartse zonering. Bij de ontwikkeling in het plangebied is sprake van verschillende functies en voorzieningen. Deze kunnen invloed hebben op bestaande woningen rond het plangebied (uitwaartse zonering). Andersom kunnen bestaande woningen rond het plangebied ook gevolgen hebben voor de functionele mogelijkheden in het plangebied (inwaartse zonering).

Het plangebied en haar omgeving aan de Mûnebuorren zijn te kenmerken als een gemengd gebied, door de verschillende functies en de dorpsontsluitingsweg Mûnebuorren. De verschillende functies in de nieuwbouw hebben maximaal een milieucategorie 2. Bedrijven tot en met een categorie 2 zijn goed verenigbaar met de woonomgeving. De grootste afstand voor mogelijke hinder ten opzichte van een rustige woonwijk is 30 meter. Zoals aangegeven is in en rond het plangebied sprake van een gemengd gebied, waardoor reductie van de grootste afstand naar 10 meter geoorloofd is. Binnen 10 meter van de nieuwe functies zijn twee bestaande woningen aanwezig. De nieuwe functies vervangen echter de bestaande functies die een vergelijkbare milieuzonering (maximaal categorie 2) hebben. Van een verslechtering van de milieusituatie is in en rond het plangebied dan ook geen sprake.

Bij het parkeerterrein en haar omgeving aan de Skânserwei is sprake van een rustig buitengebied. Het parkeerterrein heeft een milieucategorie 2 (grootste afstand 30 meter). Binnen deze afstand zijn geen woonpercelen aanwezig. Van een verslechtering van de milieusituatie rond het parkeerterrein is geen sprake.

4.2.2 Geluid

Het aspect geluid is onder te verdelen in verschillende typen, waaronder wegverkeerslawaai en inrichtingslawaai.

Een geluidsonderzoek naar wegverkeerslawaai is in het geval van de gewenste ontwikkeling in het plangebied niet nodig. In het plangebied is geen sprake van de realisatie van woningen of andere geluidgevoelige objecten. Bovendien zijn direct rond het plangebied geen wegen aanwezig die een wettelijke geluidzone hebben, omdat Anjum een 30 km/uur regiem heeft. Het nieuwe parkeerterrein noordelijk van het dorp voorkomt bovendien extra verkeersbewegingen in het dorp, richting de nieuwe voorzieningen aan de Mûnebuorren.

Ook een onderzoek naar inrichtingslawaai kan achterwege blijven. Zoals ook al in 4.2.1 aangegeven, is in het plangebied aan de Mûnebuorren in de nieuwe situatie hooguit sprake van bedrijven met een milieucategorie 2 en een grootste afstand van 30 meter. Er is sprake van 'gemengd gebied' waardoor reductie van de grootste afstand naar 10 meter toegestaan is. Bij de woningen die binnen de contour van 10 meter liggen, gaat het om woningen die in de huidige situatie ook al binnen deze contour van de bestaande functies liggen. De geluidssituatie wijzigt voor deze woningen dan ook niet. Bij het nieuwe parkeerterrein liggen geen woningen binnen de grootste afstand van 30 meter. Ook hier wijzigt de geluidsituatie op bestaande woningen niet.

4.2.3 Bodem

Bodem is een belangrijk toetsingskader op het moment dat nieuwe ontwikkelingen spelen. Vooral bij nieuwe woningbouwontwikkelingen moet aangetoond worden dat woningen op bodem van voldoende kwaliteit worden gebouwd. Bij het plangebied is geen sprake van een verdachte locatie. In het kader van de vergunningverlening wordt een bodemonderzoek uitgevoerd. Voor het parkeerterrein hoeven geen bodemingrepen te worden gedaan. Daarbij gaat het bovendien niet om de realisatie van een gevoelige functie. Een bodemonderzoek is daarvoor niet nodig.

4.3 Water

Water is een belangrijk ordenend principe. Bij een bestemmingsplan is toetsing van dit aspect van belang. Dit kan door middel van het uitvoeren van een watertoets. Voor beide plangebieden (Mûnebuorren en Skânserwei) is een wateradvies opgesteld. Deze beide opgestelde wateradviezen zijn in de bijlage 5 en 6 in het geheel opgenomen. Door het waterschap is een positief wateradvies afgegeven. Dat betekent dat, wanneer de in de beide watertoetsen opgenomen adviezen worden opgevolgd, het plan net leidt tot waterhuishoudkundige bezwaren. Uit het wateradvies zijn de volgende conclusies van belang:

  • In de waterparagraaf is voor het plandeel Skânserwei beschreven dat 7,5% van het nieuwe verharde oppervlak gecompenseerd moet worden. Dit moet zijn 10% (bij reguliere verharding) en 7,5% (bij half verharding).
  • Verder wordt melding gemaakt dat de totale compensatie van het parkeerterrein 30m2 tot 40m2 is. Dit moet zijn 30m2 (voor half verhard deel) èn 40m2 (voor regulier verhard deel). De totale compensatie voor de toename in verhard oppervlak bedraagt 70m2.

Bovenstaande betreft de compensatie voor toename in verhard oppervlak. Voor de te dempen watergang (100% compensatie) moet aanvullend nog eens circa 40m2 gecompenseerd worden. De totale compensatie bedraagt (30+40+40=) 110m2.

Het Wetterskip adviseert voor de compensatie de bestaande watergang tussen het plangebied en de Skânserwei te verbreden. Het geldende bestemmingsplan voor deze watergang geeft hiervoor voldoende planologische mogelijkheden. De verbreding van de watergang is vanuit ecologisch oogpunt ook geen probleem, omdat hierin geen beschermde soorten aanwezig zijn (zie ook 4.4 en bijlage 7).

4.4 Ecologie

De bescherming van aangewezen natuurgebieden en flora- en faunasoorten is in de Natuurbeschermingswet en Flora- en faunawet verankerd. Voor de toetsing van het bestemmingsplan aan deze wetgeving is een ecologisch quickscan uitgevoerd. Deze is opgenomen in bijlage 7 bij deze toelichting. De hierna volgende conclusies zijn gebaseerd op dit onderzoek.

4.4.1 Beschermde gebieden

In en in de directe omgeving van het plangebied zijn geen beschermde natuurgebieden (Natura 2000) en Ecologische Hoofdstructuur (EHS) aanwezig.

Op grotere afstand liggen de Natura 2000-gebieden Waddenzee en Lauwersmeer. De ontwikkeling in het plangebied heeft hierop geen invloed. De ontwikkeling in het plangebied aan de Mûnebuorren betreft een vervanging van bestaande bebouwing met vergelijkbare volumes en functies. De ontwikkeling van het parkeerterrein aan de Skânserwei is in relatie tot de omgeving kleinschalig van aard en omvang. Bovendien is de afstand van het plangebied tot de natuurgebieden dusdanig groot, dat effecten door de ontwikkeling uit te sluiten zijn.

Aan de noordoost- en zuidwestzijde van het dorp zijn door de provincie Fryslân (Verordening Romte) gebieden aangewezen als 'natuur buiten de EHS', zoals ook beschreven in 3.2.2. Ook hiervoor geldt dat de gewenste ontwikkeling in het plangebied aan de Mûnebuorren geen effecten heeft op dit natuurgebied. Het project is te kleinschalig van aard en de afstand tot het gebied is te groot om directe effecten te verwachten. Het geplande parkeerterrein aan de Skânserwei ligt wel in het voor “natuur buiten de EHS” aangewezen gebied. De gevolgen daarvan voor dit bestemmingsplan zijn genoemd in paragraaf 3.2.2. Geadviseerd wordt om het geplande parkeerterrein ook voor te leggen aan de provincie, om zo ontheffing van de provinciale verordening te kunnen krijgen. De quickscan geeft al wel informatie over de mogelijk aanwezige beschermde soorten in dit gebied, dit wordt hierna toegelicht.

4.4.2 Beschermde soorten

In het plangebied is sprake van ruimtelijke ontwikkelingen. Hiervoor moet bestaande bebouwing worden gesloopt, mogelijk sloten worden gedempt en bomen gekapt waarin eventueel sprake is van verblijfplaatsen voor bijvoorbeeld vleermuizen of andere beschermde soorten. Hiervoor is in de quickscan ook een onderzoek naar beschermde soorten uitgevoerd.

Vogelsoorten met jaarrond beschermde nestplaatsen

In en op de huidige bebouwing in het plangebied aan de Mûnebuorren zijn mogelijk vogels met jaarrond beschermde nestplaatsen aanwezig. De bebouwing is hiervoor geschikt en nestplaatsen zijn aangetroffen. Het gaat daarbij om de huiszwaluw en huismus. Geadviseerd wordt om - voor de aanvang van de (sloop) werkzaamheden - de bebouwing in de omgeving geschikt te maken voor nestplaatsen van deze soort. Hierdoor wordt voorkomen dat de gewenste ontwikkeling stagneert door de aanwezigheid van nestelende zwaluwen. Het gaat bij de zwaluwen echter niet om een kolonie, waardoor geen sprake is van jaarrond beschermde nestplaatsen. De aan- en/of afwezigheid van nestplaatsen van de huismus moet worden bepaald door een nader onderzoek tijdens de broedtijd, globaal in de periode april - juli.

Het bosgebied waarin het parkeerterrein ontwikkeld wordt, wordt op dit moment niet gebruikt door vogelsoorten met jaarrond beschermde nestplaatsen en beschermde soorten. Ook is het niet geschikt als foerageerplaats). Wel zijn in de omgeving van de ijsbaan beschermde vogelsoorten gesignaleerd, maar dit heeft geen directe gevolgen voor het gewenste parkeerterrein.

Algemene soorten

Algemene broedvogels kunnen in het hele plangebied voorkomen. Bij de werkzaamheden voor bijvoorbeeld het kappen van de bomen of het slopen van bebouwing moet daarmee rekening worden gehouden. Bij voorkeur vinden deze werkzaamheden buiten het broedseizoen plaats. Binnen het broedseizoen is ecologische begeleiding nodig.

Vleermuizen

De bebouwing in het plandeel aan de Mûnebuorren is potentieel geschikt voor verblijfplaatsen van gebouwbewonende vleermuissoorten. Met de beoogde herontwikkeling van de locatie verdwijnen eventuele verblijfplaatsen van vleermuizen. Het is daarom nodig te achterhalen of verblijfplaatsen van deze vleermuissoorten aanwezig is, door een vervolgonderzoek uit te voeren. Het gaat daarbij om een jaarrond nader onderzoek tijdens de actieve periode van vleermuizen (mei - september). Het onderzoek moet uitgevoerd worden volgen de laatste versie van het Vleermuisprotocol (27-03-2013).

Het plangebied aan de Skânserwei is geschikt als foerageergebied (in combinatie met de functie vliegroute) voor vleermuizen. Het gaat daarbij niet om een essentieel foerageergebied en in de huidige situatie is ook een alternatieve vliegroute beschikbaar. Geadviseerd wordt liever geen verlichting rond de parkeerplaats te realiseren, zodat lichtverstoring wordt voorkomen. Wanneer verlichting wel gewenst is wordt geadviseerd de verlichting naar beneden te richten, niet uit te laten stralen buiten het daadwerkelijke parkeerterrein en de armaturen onder de boomkronen te houden.

Licht beschermde soorten

Binnen het plangebied worden, naast de mol, enkele andere licht beschermde soorten verwacht. Voor schade aan licht beschermde soorten geldt in principe een vrijstelling. De zorgplicht schrijft echter voor dat maatregelen moeten worden genomen of juist gelaten om schade aan deze soorten zo veel mogelijk te voorkomen. Dit kan bijvoorbeeld door voorafgaand aan de werkzaamheden vegetatie af te maaien zodat dekking voor kleine zoogdieren en amfibieën verdwijnt en zij zo bewogen worden ergens anders hun heil te zoeken.

Aanvullend onderzoek

Aanvullende onderzoeken naar de huismus en vleermuizen in het plandeel aan de Mûnebuorren zijn nodig en uitgevoerd (oktober 2015). Het nadere onderzoek is toegevoegd in bijlage 8 bij deze toelichting. Uit het onderzoek blijkt dat een ontheffing Flora- en faunawet voor de gewone en ruige dwergvleermuis nodig is, omdat deze in het plangebied aangetroffen zijn. Hiervoor moeten een Activiteitenplan en een Ecologisch Werkprotocol worden gevolgd.

Daarnaast zijn enkele maatregelen nodig. Bij de planning van de sloop van de bebouwing moet rekening worden gehouden met de winterrusttijd van de vleermuizen en het broedseizoen van vogels, vooral de huiszwaluw. Voordat de sloopwerkzaamheden beginnen moeten tijdelijk alternatieve verblijfplaatsen voor vleermuizen worden gerealiseerd. In de nieuwbouw moet rekening worden gehouden met permanente alternatieve verblijftplaatsen voor vleermuizen.

Tot slot wordt aanbevolen om de maatregelen uit te voeren onder begeleiding van een ecoloog (ecologische begeleiding). Op die manier wordt zeker gesteld dat de maatregelen op een goede manier worden uitgevoerd.

4.5 Archeologie en cultuurhistorie

Door de ontwikkeling in het plangebied wordt onder meer nieuwe fundering in het plangebied aangelegd. Hiermee kunnen mogelijk aanwezige archeologische waarden worden vernietigd. Deze paragraaf geeft inzicht in de aanwezige waarden en de manier waarop deze beschermd worden. Verder gaat deze paragraaf in op cultuurhistorische waarden in het plangebied waarmee in dit bestemmingsplan rekening gehouden wordt.

4.5.1 Archeologie

Het aspect archeologie is voor beide plandelen beoordeeld, waarbij voor het plangebied aan de Mûnebuorren een onderzoek is uitgevoerd.

Plandeel Mûnebuorren

Het plandeel aan de Mûnebuorren heeft in het bestemmingsplan Doarpen de dubbelbestemming "Waarde - Archeologisch en/of cultuurhistorisch waardevol gebied". Deze bestemming is erop gelegd omdat het gebied deel uitmaakt van de historische terp van Anjum en archeologische waarden daarom niet uit te sluiten zijn. In de regels bij de dubbelbestemming is aangegeven dat bebouwing van de gronden met meer dan 50 m2 alleen mogelijk is na archeologisch onderzoek. Daarbij moet vanuit het onderzoek blijken dat:

  • geen archeologische waarden aanwezig zijn, of;
  • de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet worden geschaad, of;
  • dat de archeologische waarden onder voorwaarden kunnen worden verstoord.

Een archeologisch onderzoek is uitgevoerd en toegevoegd in bijlage 9 bij deze toelichting. Uit het onderzoek blijkt dat in het plangebied archeologische resten aanwezig zijn in de vorm van een terp en bakstenen muurresten en/of resten van funderingen. In de terplaag is een aardewerkfragment gevonden dat uit de Ijzertijd, Romeinse tijd of Middeleeuwen dateert. Ook zijn twee brokjes huttenleem gevonden. De vermeende muurresten en/of resten van funderingen dateren vermoedelijk uit de 19e - 20ste eeuw, maar kunnen ook ouder zijn.

De top van de terplaag ligt op circa 0,3 m onder het huidige maaiveld en de muurresten of funderingsresten op 0,6 m onder het huidige maaiveld. De terplaag bevindt zich onder het hele plangebied, terwijl de muur- of funderingsresten, in de tuin van het kerkgebouw zijn gevonden (westzijde). Ter hoogte van de bestaande bebouwing is nog geen onderzoek verricht, omdat hier nog bebouwing staat. De situatie voor de bodemintactheid is daar onbekend.

Voor het plandeel aan de Mûnebuorren blijft de dubbelbestemming "Waarde - Archeologisch en/of cultuurhistorisch waardevol gebied" gehandhaafd. De onderzoeksverplichting wordt aangescherpt, zoals in het onderzoek wordt geadviseerd. Dit betekent dat nu alle werkzaamheden die dieper gaan dan 0,3 meter (in plaats van 0,5 meter in het bestemmingsplan Doarpen) onderzoek uitgevoerd moet worden, voordat een vergunning verleend kan worden.

Wanneer als gevolg van uitvoering van het plan archeologische waarden niet in situ behouden kunnen blijven, wordt geadviseerd om deze veilig te stellen met vervolgonderzoek. Dit geldt alleen voor zones waar de bodem nog niet is verstoord en waar deze als gevolg van uitvoering van het plan dieper dan 0,3 m worden verstoord. Om deze reden wordt ook geadviseerd om verstoorde zones als gevolg van de bestaande bebouwing in kaart te brengen, bijvoorbeeld door het raadplegen van het gemeentelijk bouwarchief. Vervolgens kan op het moment dat het definitieve ontwerp bekend is, worden bezien in hoeverre onverstoorde zones in het geding zijn en dus in aanmerking komen voor behoudsmaatregelen c.q. onderzoek.

Met betrekking tot archeologie volgt een definitief onderzoek. Vooruitlopend hierop zijn aanvullende boringen gezet. In deze boringen zijn net als in de boringen van het eerdere onderzoek terplagen gevonden. Deze ondervindingen zijn meegewogen in het opgestelde programma van eisen voor het vervolgonderzoek. Dit programma van eisen voor archeologische begeleiding protocol opgraven is te vinden in bijlage 10. Het programma van eisen wordt gekoppeld aan de omgevingsvergunning voor sloop en bouw.

Plandeel Skânserwei

Voor het plandeel aan de Skânserwei wordt volgens de Friese Archeologische MonumentenKaart Extra (FAMKE) alleen archeologisch onderzoek geadviseerd bij 'ingrepen' groter dan 2500 m2. De ontwikkeling van het parkeerterrein overschrijdt deze oppervlakte niet. Dit plandeel heeft bovendien geen dubbelbestemming in het geldende bestemmingsplan "Bûtengebiet". Voor de aanleg van het parkeerterrein zijn bodemwerkzaamheden dieper dan 30 cm onder maaiveld waarschijnlijk niet nodig. Voor het parkeerterrein is een archeologisch onderzoek dan ook niet nodig.

4.5.2 Cultuurhistorie

In het plangebied zijn geen rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten, karakteristieke panden en andere cultuurhistorisch waardevolle elementen aanwezig. De in de omgeving aanwezig zijnde cultuurhistorisch waardevolle elementen en gebouwen worden door de ontwikkeling niet geschaad. Dit wordt ook onderbouwt in de uitgebreide omschrijving van de cultuurhistorie van Anjum en het plangebied die is opgenomen in bijlage 11.

4.6 Luchtkwaliteit

Door dit bestemmingsplan kunnen bestaande voorzieningen worden vervangen door nieuwe voorzieningen. De luchtkwaliteit levert in de huidige situatie geen negatieve effecten op. Door de gewenste ontwikkeling in het plangebied wordt de luchtkwaliteit niet negatief beïnvloed. De grootste verkeersaantrekkende functie, de supermarkt, verdwijnt uit het plangebied. Hiervoor in de plaats komen minder verkeersaantrekkende functies terug. Hierover wordt in 4.8 meer toegelicht. Het aantal verkeersbewegingen van en naar het plangebied blijft nagenoeg gelijk of kent een geringe toename (parkeerterrein). De eventuele stijging van het aantal verkeersbewegingen van en naar het plangebied is dusdanig gering, dat de ontwikkeling voldoet aan de vereisten van de Wet milieubeheer, waarin de regelgeving over luchtkwaliteit opgenomen is.

4.7 Externe veiligheid

Dit bestemmingsplan maakt een nieuwe ontwikkeling met (beperkt) kwetsbare objecten mogelijk. Het aspect externe veiligheid geeft echter geen belemmeringen voor de ontwikkeling en uitgangspunten voor dit bestemmingsplan. In en in de directe omgeving van het plangebied is geen sprake van risicovolle inrichtingen en transportroutes voor gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor en/of het water.

Ten noorden van Anjum loopt een gasleiding met een buisdiameter van 16" en een werkdruk van 125 bar. De plaatsgebonden risicocontour is 0 meter en loopt dus niet over het plangebied. Het invloedsgebied van het groepsrisico ligt over een deel van het dorp, maar niet over het plangebied aan de Mûnebuorren. Het parkeerterrein is geen (beperkt) kwetsbaar object en kan daarom buiten beschouwing worden gehouden. Aangenomen wordt dat de gasleiding daarom voor de ontwikkeling in het plangebied geen beperkingen oplevert.

4.8 Verkeer en parkeren

Het is belangrijk dat bij een nieuwe ontwikkeling in bestaand bebouwd gebied geen te grote belasting op de omgeving ontstaat. In het geval van de nieuwe ontwikkeling aan de Mûnebuorren zijn de onderwerpen verkeer en parkeren belangrijk. De nieuwe ontwikkeling mag niet leiden tot onveilige situaties en meer overlast voor de omgeving.

Door aanpassing van de functies in het plangebied blijft het aantal verkeersbewegingen van en naar het plangebied nagenoeg gelijk of daalt het enigszins. Dit heeft ook te maken met het verdwijnen van de supermarkt, die een grote verkeersaantrekkende werking heeft.

Het parkeren voor de nieuwe functies mag geen overlast veroorzaken voor de omgeving. De nieuwe functies hebben een parkeerbehoefte, die berekend is (zie bijlage 12).

Uit het onderzoek blijkt dat de parkeerbehoefte (op piekmomenten) in de nieuwe situatie met 9 parkeerplaatsen toeneemt ten opzichte van de bestaande situatie (61 parkeerplaatsen). De beschikbare parkeerplaatsen die in de omgeving aanwezig zijn voor de functies of die nog gerealiseerd worden, kunnen echter dubbel gebruikt worden. Dit heeft te maken met dat de toekomstige functies verschillen van de huidige functie en daardoor sprake is van verschillende piekmomenten. Een piekmoment is de maximale parkeerbehoefte van een functie.

Wanneer met dubbelgebruik van de parkeerplaatsen rekening wordt gehouden, neemt de parkeerbehoefte over het totaal gezien af. Zo is in de huidige situatie de parkeerbehoefte maximaal 41 parkeerplaatsen op een werkdagavond. Terwijl in de toekomstige situatie de parkeerbehoefte maximaal 39 parkeerplaatsen bedraagt op een werkdagmiddag. De parkeerplaatsen worden dus efficiënter gebruikt ten opzichte van de huidige situatie.

Een deel van de parkeerbehoefte (ongeveer 17) kan op de huidige parkeerplaats direct ten noorden van het plangebied aan de Mûnebuorren geregeld worden. Daarnaast kunnen enkele parkeerplaatsen voor langsparkeren (ongeveer 8) aan de Mûnebuorren gerealiseerd worden. Voor de rest van de parkeerbehoefte op piekmomenten (14 parkeerplaatsen bij dubbelgebruik) wordt in het plangebied aan de Skânserwei het nieuwe parkeerterrein gerealiseerd. Wanneer de parkeerplaatsen langs de Mûnebuorren niet gerealiseerd worden, kan dit ook opgevangen worden op het nieuwe terrein aan de Skânserwei. Het parkeerterrein aan de Skânserwei biedt na realisatie ruimte voor 54 auto's. Op deze manier wordt parkeeroverlast voor de omgeving van de Mûnebuorren voorkomen.

4.9 Overige aspecten

Molenbiotoop

In Anjum is de molen De Eendracht zuidoostelijk van het plangebied aan de Mûnebuorren aanwezig. Voor het functioneren van de molen is het van belang dat de molen voldoende windvang heeft. Voor de bescherming van de windvang is rond deze molen in het bestemmingsplan Doarpen een 'vrijwaringszone - molenbiotoop' aangeduid. Bij het plaatsen van nieuwe bebouwing, met een grotere hoogte dan toegestaan in de molenbiotoop, is het belangrijk om de invloed op de windvang te onderzoeken. Dit onderzoek heeft inmiddels plaatsgevonden en is toegevoegd in bijlage 13. Het parkeerterrein is hierin niet meegenomen, omdat hierbij geen hogere bebouwing of beplanting komt dan al aanwezig.

In het onderzoek naar de windvang van de ontwikkeling voor de molen zijn twee uitgangspunten gehanteerd. In eerste instantie is rekening gehouden met de planologische mogelijkheden die dit bestemmingsplan biedt en daarnaast is het daadwerkelijke bouwplan (zie ook 2.2) beoordeeld. Een ander uitgangspunt in het onderzoek is dat uitgegaan is van een worst-case scenario, waarbij de wind volledig door de nieuwbouw wordt geabsorbeerd en hier niet omheen circuleert en dat de wind 100% van de tijd uit westelijke richting komt. Uit het onderzoek blijkt dat - bij de toetsing aan de planologische mogelijkheden - in 3,8% van de tijd voor de molen een slechtere situatie ontstaat. Bij de toetsing aan het bouwplan blijkt dit percentage 0,7 % te zijn, de windvang voor de molen is in dat geval nihil.

De aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' is en blijft van toepassing en wordt daarom overgenomen in dit bestemmingsplan. Daarnaast is in de planologische regeling de bouwhoogte van de bebouwing die het meest nabij de molen staat zo veel mogelijk beperkt (maximaal 10 m). In het onderzoek is rekening gehouden met een maximale bouwhoogte van 15,5 m over de gehele nieuwbouw (deze gegevens waren op het moment van onderzoek bekend).

Kabels en leidingen

In het plangebied zijn kabels en leidingen aanwezig. Het gaat daarbij om huisaansluitingen en niet om voor dit bestemmingsplan ruimtelijk relevante kabels en leidingen. De bebouwing in het plangebied heeft zijn eigen aansluitingen en behoud deze ook. Wanneer voor de ontwikkeling in het plangebied al aanwezige huisaansluitingen omgelegd moeten worden, heeft dit geen gevolgen voor dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 5 Juridische vormgeving

Dit hoofdstuk gaat in op de juridische vormgeving van het bestemmingsplan. Daarbij wordt in eerste instantie ingegaan op de algemene afspraken die hiervoor (landelijk) zijn gemaakt. Vervolgens wordt een toelichting gegeven op de juridische regeling van dit specifieke bestemmingsplan, door de gehanteerde bestemming toe te lichten.

5.1 Algemeen

Dit bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen volgens de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld volgens deze standaarden, waarbij ook rekening is gehouden met de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

Dit bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.

De systematiek van dit bestemmingsplan sluit waar nodig en mogelijk aan op de bestemmingsplansystematiek van "Doarpen". Dat bestemmingsplan is geldend voor het omliggende deel van de bebouwde kom van Anjum.

5.2 Toelichting op de bestemmingen

In dit bestemmingsplan is sprake van de bestemming "Gemengd" en de dubbelbestemming "Waarde - Archeologisch en/of cultuurhistorisch waardevol gebied". In deze paragraaf staat een toelichting op de opgenomen bestemmingen en andere specifieke regels, zoals voor de vrijwaringszone - molenbiotoop.

5.2.1 Gemengd

De gebouwen en daarbij horende gronden hebben in dit bestemmingsplan deze bestemming gekregen. Hierin kunnen alle gewenste functies mogelijk worden gemaakt. Door deze bestemming op alle gronden te leggen, is onderlinge uitwisseling van functies binnen de gebouwen mogelijk. Hierdoor biedt het plan, ook naar de toekomst, de nodige flexibiliteit. Voor het kantoor van de NAM is een maximum gebruikspercentage van het bouwvlak opgenomen. Hierdoor kan het kantoor overal binnen het bouwvlak worden gerealiseerd. Het gebruiksvloeroppervlak voor het kantoor is echter nooit groter dan 50% van het gehele bouwvlak.

Het ontwerp is vertaald in dit bestemmingsplan met een bouwvlak waarbinnen de maximale bebouwing wordt gerealiseerd. De hoogte van de noordelijke zijde van de bebouwing is maximaal 15,5 m. Aan de zuidelijke zijde is dit 10,0 m. Hiermee wordt het bouwplan aan die zijde beter ingepast in de (lagere) omgeving en ontstaat daarnaast een betere windvang voor de molen ten zuidoosten van het plangebied aan de Mûnebuorren. Het beeldkwaliteitplan, zoals ook aangegeven in 2.2, bevat aanvullende kaders voor het gewenste beeld. De bestemmingsplanregeling is hierop waar nodig en mogelijk aangepast.

5.2.2 Verkeer

Voor het nieuwe parkeerterrein aan de Skânserwei is deze bestemming opgenomen. Daarbij is aangesloten bij de systematiek zoals deze is opgenomen in het omliggende bestemmingsplan "Bûtengebiet Dongeradeel" en zoals deze geldt voor het parkeerterrein direct ten noorden van de ontwikkeling aan de Mûnebuorren. De bestemming maakt verschillende verkeersfuncties en voorzieningen, waaronder parkeervoorzieningen, mogelijk. Op die manier kan het parkeerterrein en alle daarbij horende functies in één keer geregeld worden.

5.2.3 Waarde - Archeologisch en/of cultuurhistorisch waardevol gebied

Het hele plangebied is archeologisch waardevol gebied. Vanuit het (voorheen) geldende bestemmingsplan mogen gebouwen met een oppervlakte groter dan 50 m2 binnen deze gebieden pas gebouwd worden, nadat duidelijk is geworden dat eventuele archeologische waarden voldoende zijn veiliggesteld. De regeling is voor dit bestemmingsplan aangescherpt in die zin dat daarnaast een onderzoeksverplichting opgenomen wordt bij alle bodemingrepen dieper dan 0,3 meter onder maaiveld. Dit is een resultaat uit het archeologisch onderzoek (zie ook 4.5.1). In deze dubbelbestemming is daarom een onderzoeksplicht gehangen aan een omgevingsvergunningstelsel voor werken en/of werkzaamheden. Deze onderzoeksplicht geldt voor werken en/of werkzaamheden die groter zijn dan de genoemde oppervlakte.

5.2.4 vrijwaringszone - molenbiotoop

De molenbiotoop rond de molen is opgenomen om de bescherming van de windvang van die molen te regelen. In de bestemming is daarom een regeling opgenomen die aangeeft bij welke hoogte gebouwen en beplanting invloed kunnen hebben op de windvang en wanneer onderzoek noodzakelijk is.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan. In dat verband wordt een onderscheid gemaakt tussen de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid.

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Vanuit het oogpunt van maatschappelijke uitvoerbaarheid is van belang dat organisaties betrokken worden bij de planvorming. De bestemmingsplanprocedure is een goede manier om de maatschappelijke uitvoerbaarheid te testen. Tijdens deze procedure hebben burgers, instanties en belanghebbenden op verschillende momenten de mogelijkheid hun mening kenbaar te maken. Voor dit bestemmingsplan bestaat de procedure uit de volgende onderdelen:

Inloopbijeenkomst

Op 2 juli 2014 is er een inloopbijeenkomst georganiseerd voor dorpsbewoners en raadsleden. Op deze bijeenkomst waren ook de architecten, medewerkers van de NAM en huisarts De Vries aanwezig om de maquette / plannen toe te lichten en vragen te beantwoorden. De opkomst vanuit het dorp was groot en het plan is zeer positief ontvangen. Ook de aanwezig raadsleden reageerden enthousiast.

Overleg en inspraak

Het voorontwerpbestemmingsplan is opgestuurd naar de overlegpartners. De provincie Fryslân heeft in een brief een inhoudelijke reactie gegeven op het voorontwerpbestemmingsplan (zie bijlage 14). Zoals in de gemeentelijke inspraakverordening is opgenomen is een afzonderlijke inspraakperiode van het voorontwerpbestemmingsplan niet nodig. Op basis van de wetgeving ligt het ontwerpbestemmingsplan al gedurende een termijn van 6 weken ter inzage.

Ontwerpbestemmingsplan

De resultaten van het overleg zijn verwerkt in het ontwerpbestemmingsplan. Dit heeft geleid tot aanpassingen in de toelichting van het bestemmingsplan, de juridische regeling is ongewijzigd gebleven. Het ontwerpbestemmingsplan heeft in 2015 gedurende 6 weken ter inzage gelegen. In deze periode zijn twee zienswijzen naar voren gebracht. Deze zijn door de gemeente voorzien van een antwoord. De inhoud van de zienswijzen en de gemeentelijke reactie daarop zijn opgenomen in de reactienota zienswijzen die is opgenomen in bijlage 15 bij de toelichting. De zienswijzen hebben niet geleid tot inhoudelijke aanpassingen van de regeling. Wel is de toelichting aangevuld met betrekking tot de boscompensatie.

Vaststelling bestemmingsplan

Het bestemmingsplan is op 24 februari 2015 ongewijzigd vastgesteld. Na de vaststelling is het bestemmingsplan nogmaals zes weken ter inzage gelegd. Tijdens deze periode bestaat de mogelijkheid tot het instellen van beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

De economische uitvoerbaarheid van een plan wordt in eerste instantie bepaald door de financiële haalbaarheid ervan. Daarnaast is de grondexploitatieregeling uit de Wet ruimtelijke ordening van belang voor de economische uitvoerbaarheid. Deze regeling bepaalt dat de gemeente de door haar gemaakte kosten kan verhalen. Het kostenverhaal heeft dus ook invloed op de haalbaarheid van het plan.

6.2.1 Financiële haalbaarheid

De ontwikkeling in het plangebied is financieel haalbaar en uitvoerbaar. De verschillende ontwikkelende partijen hebben financiële middelen beschikbaar of kunnen deze beschikbaar krijgen voor de ontwikkeling in het plangebied. Daarnaast kan voor de ontwikkeling van de MFA een budget worden verkregen vanuit het Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing van de provincie Fryslân.

6.2.2 Grondexploitatie

De grondexploitatieregeling uit de Wet ruimtelijke ordening is van toepassing op dit bestemmingsplan. Het bestemmingsplan voorziet in de bouw van (hoofd)gebouwen; dit zijn bouwplannen zoals bedoeld in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. De grondexploitatieregeling bepaalt dat de gemeente in beginsel samen met dit bestemmingsplan een exploitatieplan moet vaststellen. Hiervan kan worden afgezien als de kosten 'anderszins verzekerd' zijn, bijvoorbeeld door overeenkomsten. Daarbij moet het stellen van eisen en een fasering niet noodzakelijk zijn.

In dit bestemmingsplan worden bouwplannen, zoals opgenomen in het Bro, mogelijk gemaakt. Gezamenlijk met dit bestemmingsplan wordt dan ook een exploitatieovereenkomst gesloten tussen de gemeente en de initiatiefnemer. In de overeenkomst worden onder meer afspraken gemaakt over het kostenverhaal, waaronder planschadekosten.