direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Cultuurhistorie
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1711.BP20150990-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

De gemeente Echt-Susteren heeft in 2012 de rapportage 'Fraaie landstreken, belangrijke wandelingen en indrukwekkende gedenktekens. Een cultuurhistorische en aardkundige waardenkaart van de gemeente Echt-Susteren' laten opstellen. Inmiddels is het rapport geactualiseerd, d.d. 24 februari 2015. In het rapport is verwoord op welke wijze rekening gehouden moet worden met cultuurhistorische en aardkundige waarden in de gemeente. Het geactualiseerde rapport is als Bijlage 1 bij de toelichting opgenomen.

Door de wijziging in het Bro (Besluit ruimtelijke ordening) is sinds 1 januari 2012 het opnemen van een cultuurhistorische paragraaf verplicht. In de toelichting van het bestemmingsplan dient een beschrijving opgenomen te worden van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden is omgegaan.

Het cultuurhistorisch beleid is nog niet in de verschillende bestemmingsplannen op de juiste wijze opgenomen en juridisch geborgd. Door middel van het voorliggende paraplubestemmingsplan ontstaat er een overkoepelend bestemmingsplan voor de gemeente Echt-Susteren waarin het cultuurhistorisch beleid is opgenomen. Bij de volgende actualisatie van de bestemmingsplannen kan de regeling uit dit bestemmingsplan overgenomen worden.

Een paraplubestemmingsplan kan worden gezien als een plan dat als een paraplu over andere, reeds bestaande bestemmingsplannen heen 'hangt'. Het plan bepaalt dat de regels ten aanzien van cultuurhistorie die zijn opgenomen in de vigerende bestemmingsplannen vervallen en worden vervangen door de cultuurhistorieregels die zijn opgenomen in het parapluplan. De regels uit het parapluplan zijn van toepassing op alle vigerende bestemmingsplannen die genoemd worden in het parapluplan. Op deze wijze kan sneller dan bij een integrale herziening van alle bestemmingsplannen het nieuwe cultuurhistoriebeleid en de daarbij behorende gedetailleerde kaarten in een bestemmingsplan en daarmee een planologisch-juridische-regeling worden vertaald. Gebieden met een cultuurhistorische of aardkundige waarde krijgen in het paraplubestemmingsplan een dubbelbestemming ‘Waarde - Cultuurhistorie' of 'Waarde - Aardkundige waarde'. Hieraan zijn regels gekoppeld ter bescherming van de waarden.

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

Het plangebied betreft het gehele grondgebied van de gemeente Echt-Susteren. De gemeente Echt-Susteren ligt in de Nederlandse provincie Limburg in het Maasterrassenlandschap. De huidige gemeente ontstond in 2003 door de fusie van de vroegere gemeenten Echt en Susteren. Herhaaldelijk vonden grenscorrecties plaats, waarvan de meest recente in 2010 in de omgeving van Nieuwstadt was.

Echt-Susteren kent negen officiële woonkernen, waarvan Echt, Susteren en Pey meer dan 5.000 inwoners hebben. De overige kernen zijn Nieuwstadt, Koningsbosch, Roosteren, Sint Joost, Maria-Hoop en Dieteren. Daarnaast kent de gemeente meerdere buurtschappen. In totaal had de gemeente per 1 april 2011 32.196 inwoners; op 1 mei 2014 was dat teruggelopen naar 31.975 inwoners. Met een oppervlakte van 104,6 km² betekent dat een bevolkingsdichtheid van 312 inwoners per km². Als plattelandsgemeente ligt de bevolkingsdichtheid nog altijd flink onder het landelijk gemiddelde van 401,4 inwoners per km².

De gemeente wordt ontsloten via de autosnelwegen A2 en A73. Het knooppunt van deze snelwegen, Het Vonderen, ligt binnen de gemeente ten noorden van Echt. Ten westen van Susteren volgt de gemeentegrens over enige afstand de A2. Belangrijke N-wegen zijn de N274, N276, N296, N297 (zuidgrens van de gemeente bij Nieuwstadt) en N572. Aan de spoorlijn Maastricht-Venlo liggen de stations Echt en Susteren en het voormalig station Nieuwstadt (gesloten in 1938/1940). De locatie van het voormalig station Nieuwstadt is nu in gebruik als groenstrook. Er zijn geen restanten van het voormalig station zichtbaar.

De gemeente ligt aan de Maas. Het Julianakanaal doorkruist de gemeente van noord naar zuid.

De gemeente Echt-Susteren grenst aan de Nederlandse gemeenten Maasgouw en Roerdalen in het noorden en Sittard-Geleen in het zuiden, de Belgische gemeente Maaseik in het westen en de Duitse gemeenten Selfkant en Waldfeucht in het oosten. Echt-Susteren is een van de vier Nederlandse gemeenten die zowel aan België als Duitsland grenzen (Sittard-Geleen, Vaals en Gulpen-Wittem zijn de andere).

1.3 Bij het plan behorende stukken

Het bestemmingsplan ‘Cultuurhistorie’ bestaat uit:

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Planologische kaders

De introductie van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz) en de Visie erfgoed en ruimte heeft de rollen van de verschillende overheden op het gebied van de archeologische monumentenzorg ingrijpend veranderd. Deze verandering wordt nog eens versterkt door de Wet ruimtelijke ordening die per 1 juli 2008 is ingevoerd. De filosofie achter deze wet wordt kernachtig samengevat door het adagium “decentraal wat kan, centraal wat moet”.

Bij ieder bestemmingsplan vindt inkadering binnen het beleid van de overheid plaats. Door een toetsing aan rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid ontstaat een duidelijk beeld van de marges waarbinnen het bestemmingsplan wordt opgezet. De wettelijke en beleidskaders dienen een compleet beeld te geven van de ruimtelijke overwegingen en het relevante planologisch beleid.

2.2 Rijksbeleid

2.2.1 Monumentenwet 1988

De monumentenwet 1988 vormt de basis als het gaat om de bescherming, behoudt en benutting van cultureel erfgoed boven en onder de grond. Het regelt de aanwijzing van rijksmonumenten (art. 3), beschermde stads- dorpsgezichten (art. 35), de vergunningverlening, instelling van de monumentencommissie en de archeologische monumentenzorg (art. 38-60). Met de herziening van de Monumentenwet 1961 is in 1988 de basis gelegd om lagere overheden te stimuleren hun verantwoordelijkheid te nemen door het ontwikkelingen van gemeentelijk erfgoedbeleid.

2.2.2 Modernisering Monumentenzorg

Erfgoedzorg is de afgelopen jaren sterk in beweging. Er zijn grote veranderingen op het gebied van wet- en regelgeving doorgevoerd; ook het denken over de omgang met het erfgoed is veranderd. Behalve de aandacht voor de intrinsieke waarde van het object, is in de afgelopen decennia het besef gegroeid dat de ruimtelijke context waarin het waardevolle cultuurhistorische erfgoed zich bevindt minstens zo belangrijk is. Ook is er meer aandacht voor duurzaamheid, herbestemming en het beter zichtbaar, herkenbaar en beleefbaar maken van erfgoed.

Een belangrijke motor achter de veranderingen is de Modernisering Monumenten (MoMo), die in 2009 door het Rijk in gang gezet is. MoMo heeft op diverse onderdelen tot concrete resultaten geleid, die onder drie pijlers te benoemen zijn.

  • I. Pijler 1: Cultuurhistorische belangen meewegen in ruimtelijke ordening
    Sinds 1 januari 2012 zijn gemeenten verplicht conform Besluit ruimtelijke ordening (Bro artikel 3.1.6. lid 2a) aan te geven hoe zij rekening houdt met de binnen het grondgebied aanwezige of te verwachten cultuurhistorische waarden (onder en boven de grond). Cultuurhistorie vormt hiermee een verplicht afwegingskader bij het integrale ruimtelijke beleid. Voor archeologie geldt deze verplichting al sinds 2007. Hiermee heeft de gemeente extra taken en meer verantwoordelijkheid voor het erfgoed gekregen. Daarbij is het inventariseren, analyseren en waarderen van cultuurhistorie een belangrijk uitgangspunt voor het opstellen van structuurvisies, bestemmingsplannen en andere ruimtelijke plannen. De Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed (RCE) heeft richtlijnen opgesteld hoe uitvoering te geven aan de wettelijke eis.
    De belangrijkste doelstelling is dat er een verandering in de manier van de denken plaatsvindt, waarbij het vanzelfsprekend wordt dat cultureel erfgoed als belangrijke factor en kans in ruimtelijke ontwikkelingen wordt gezien en hierbij in een vroegtijdig stadium betrokken wordt. Onderdeel hiervan is de bescherming van individuele objecten of ensembles via het bestemmingsplan in de vorm van dubbelbestemming waarde / cultuurhistorie en daaraan verbonden planregels.
    Het begrip 'goede ruimtelijke ordening' speelt een hoofdrol bij het voldoen aan de eisen. De definitie van 'goede ruimtelijke ordening' (zie memorie van toelichting Wro) luidt: 'het leiding geven bij de ruimtelijke ontwikkeling van een gebied teneinde het ontstaan van een voor de gemeenschap zo gunstig mogelijk geheel te bevorderen'.
    Het begrip goede ruimtelijke ordening is een breed begrip, waarin volgens jurisprudentie (zie bijvoorbeeld ABRvS 26 september 2007, nr. 200701448/1) niet alleen ruimtelijk gerelateerde aspecten van architectuur maar ook welstandsaspecten zoals details, kleur, materiaalgebruik etc. ruimtelijk relevant kunnen zijn, als ze geacht worden in hoge mate bij te dragen aan de kwaliteit, namelijk aan het 'voor de gemeenschap zo gunstig mogelijk geheel'. Een goede onderbouwing daarvan is uiteraard een voorwaarde; in beschermde stads- en dorpsgezichten zijn de waarden dusdanig op rijksniveau vastgelegd, dat dit een bewezen basis vormt voor het inbrengen van detaillering, kleur- en materiaalgebruik in de ruimtelijke ordeningsinstrumenten. Maar deze aspecten kunnen ook buiten beschermde gezichten via een dubbelbestemming met bijbehorende regels, gericht op de instandhouding van de cultuurhistorische waarden, betrokken worden in de bouwplantoetsing (ABRvS, 15 januari 2014, nr. 201305457/1/R1).

  • II. Pijler 2: Krachtiger en eenvoudiger regelgeving
    Dit heeft kort samengevat de volgende concrete resultaten opgeleverd:
  • 1. het verruimen van bouwvergunningsvrije zaken met betrekking tot monumenten;
  • 2. het verkorten van de beslistermijn voor vergunningen voor gemeentelijke monumenten;
  • 3. het beperken van de rijksadviesplicht tot het adviseren over sloop en ingrijpende verbouwingen van rijksmonumenten en functieveranderingen.

  • III. Pijler 3: Bevorderen van herbestemmingen
    Het bevorderen dat waardevol erfgoed een passende bestemming krijgt, voorkomt leegstand en daarmee het verlies aan cultuurhistorische waarden. Om het (her)gebruik te stimuleren is een platform herbestemming.nu opgericht en zijn er subsidiemogelijkheden voor zowel het onderzoeken van de mogelijkheden voor een nieuwe bestemming als voor het wind- en waterdicht houden van de monumenten tijdens de ontwikkeling.
2.2.3 Kiezen voor karakter, Visie erfgoed en ruimte

De monumentenzorg in Nederland is de laatste jaren gemoderniseerd. Hierdoor is onder andere de verankering van de zorg voor cultureel erfgoed in de ruimtelijke ordening een feit geworden. Op deze manier wordt een zorgvuldige omgang met cultureel erfgoed gewaarborgd bij de veelal snelle ontwikkelingen die zich voor doen bij de inrichting van de stad en het platteland.

De verankering krijgt gestalte op een tweetal manieren. Enerzijds is het van belang om cultureel erfgoed volwaardig mee te nemen in de ruimtelijke afwegingsprocessen ten behoeve van het goed functioneren van de ruimte. De verplichting hiertoe is opgenomen in artikel 3.1.6, lid 4, van het Besluit ruimtelijke ordening. Dit artikel schrijft namelijk voor dat de overheid bij het nemen van een planologisch besluit (bijv. bestemmingsplan, beheersverordening of projectbesluit) verplicht is om in de toelichting te motiveren op welke wijze rekening is gehouden met cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten. Anderzijds is het van belang om waardevol erfgoed te benoemen. Op die manier maken overheden namelijk duidelijk welke waarden zij van publiek belang vinden. De Rijksoverheid doet dit middels de Visie erfgoed en ruimte (Kiezen voor karakter), welke in 2011 is vastgesteld. Deze visie is complementair aan de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en versterkt bovendien het sectorale instrumentarium van de monumentenzorg (Monumentenwet 1988).

De Visie erfgoed en ruimte heeft twee doelen. In eerste instantie geeft het Rijk met de visie aan op welke manier ze zelf belangen behartigt die betrekking hebben op gebiedsgerichte erfgoedzorg, welke prioriteiten hierbij gesteld worden en op welke wijze er wordt samengewerkt met zowel publieke als private partijen. In tweede instantie geldt de visie als referentiekader voor gebiedsgericht erfgoedbeheer.

Om het gebiedsgerichte erfgoedbeleid de komende jaren uit te kunnen voeren, heeft het Rijk een vijftal prioriteiten opgesteld:

  • 1. Werelderfgoed: samenhang borgen, uitstraling vergroten;
  • 2. Eigenheid en veiligheid: zee, kust en rivieren;
  • 3. Herbestemming als (stedelijke) gebiedsopgave: focus op groei en krimp;
  • 4. Levend landschap: synergie tussen erfgoed, economie, ecologie;
  • 5. Wederopbouw: tonen van een tijdperk.

In het rapport 'Fraaie landstreken, belangrijke wandelingen en indrukwekkende gedenktekens, Een cultuurhistorische en aardkundige waardenkaart van de gemeente Echt-Susteren is toegelicht welke cultuurhistorische en aardkundige waarden aanwezig zijn. Deze rapportage vormt de onderlegger voor onderhavige bestemmingsplanregeling (zie ook paragraaf 2.4.1).

2.3 Provinciaal beleid

2.3.1 Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2014

Op 12 december 2014 is door Provinciale Staten van Limburg het Provinciaal OmgevingsPlan 2014 (POL2014) vastgesteld. Het POL2014 is per 16 januari 2015 in werking getreden.

Het POL2014 heeft vier wettelijke functies: structuurvisie (Wet ruimtelijke ordening), provinciaal milieubeleidsplan (Wet milieubeheer), regionaal waterplan (Waterwet), Provinciaal Verkeer- en Vervoersplan (Planwet verkeer en vervoer). In het POL2014 komen alleen die zaken aan bod, die er op provinciaal niveau echt toe doen en die vragen om regionale oplossingen. Dat sluit aan bij de provinciale basisfilosofie en ook bij de aanpak van de rijksoverheid, die zich beperkt tot een 13-tal nationale ruimtelijke belangen. De verantwoordelijkheid ligt zo veel mogelijk bij gemeenten en andere partners die met hun lokale kennis prima maatwerk kunnen leveren.

In het POL staan de fysieke kanten van het leef- en vestigingsklimaat centraal. Belangrijke uitdagingen zijn het faciliteren van innovatie, het aantrekkelijk houden van de regio voor jongeren en arbeidskrachten, het versnellen van de energietransitie, de fundamenteel veranderde opgaven op het gebied van wonen en voorzieningen, de leefbaarheid van kernen en buurten en het inspelen op de klimaatverandering.

De belangrijke principes in het Limburgs omgevingsbeleid zijn:

  • Kwaliteit staat centraal. Dat komt tot uiting in het koesteren van de gevarieerdheid van Limburg onder het motto 'meer stad, meer land', het bieden van ruimte voor verweving van functies, in kwaliteitsbewustzijn, en in dynamisch voorraadbeheer dat moet resulteren in een nieuwe vorm van groeien. Algemene principes voor duurzame verstedelijking sluiten hierop aan, zoals de ladder van duurzame verstedelijking en de prioriteit voor herbenutting van cultuurhistorische en beeldbepalende gebouwen.
  • En uitnodigen staat centraal. Dat gaat meer over de manier waarop we samen met onze partners dat voortreffelijke leef- en vestigingsklimaat willen realiseren. Met instrumenten op maat en ruimte om te experimenteren. De provincie wil hierbij selectief zijn: het POL richt zich alleen op die zaken die er op provinciaal niveau echt toe doen en vragen om regionale oplossingen.

Cultuurhistorie is in het POL2014 benoemd als een provinciale kernkwaliteit in de bronsgroene landschapszone en in het nationaal landschap Zuid-Limburg. De provincie herbergt waardevol ruimtelijk erfgoed, met name monumentaal erfgoed en cultuurhistorische landschappen. Dit ruimtelijk erfgoed herbergt een deel van onze geschiedenis en is daardoor van invloed op de regionale identiteit. De bronsgroene landschapszone en het nationaal landschap Zuid-Limburg zijn als cultuurhistorische kernkwaliteit opgenomen in de provinciale verordening. Op basis van de verordening zijn gemeenten verplicht om in de toelichting bij bestemmingsplannen aan te geven hoe binnen deze gebieden wordt omgaan met behoud en versterking van de kernkwaliteiten.

In de gemeente Echt-Susteren liggen diverse gebieden die als bronsgroene landschapszone zijn aangeduid. Een deel van deze gebieden overlappen met de gebieden van cultuurhistorische waarden volgens de gemeentelijke cultuurhistorische en aardkundige waardenkaart (zie 2.4.1), maar voor een deel overlappen de gebieden niet. Dit heeft tot gevolg dat een deel van de cultuurhistorische kernkwaliteiten gelegen in de bronsgroene landschapszone op basis van de gemeentelijke beleidskaart niet worden beschermd. Derhalve worden deze gebieden eveneens onder de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' gebracht.

Bij nieuwe ontwikkelingen wil de provincie dat leegstaande cultuurhistorische en beeldbepalende gebouwen zoveel mogelijk worden benut. Er moet gekeken worden of er een leegstaand rijksmonument, gemeentelijk monument, beschermd stads- of dorpsgezicht of ander leegstaand gebouw (in die volgorde) geschikt (te maken) is om deze functie te huisvesten. Herbenutting van deze bijzondere gebouwen kan bijdragen aan de instandhouding van deze gebouwen zelf, maar ook aan het behoud of verbeteren van het woon- en leefklimaat in het betreffende gebied.

2.3.2 CultuurHistorische Waardenkaart Limburg

De provincie Limburg hecht veel waarde aan haar grote schat aan cultuurhistorie. Daarom heeft de provincie het initiatief genomen om alle archeologische, bouwhistorische en historisch geografische gegevens die over de provincie voorhanden waren, te inventariseren, en voor de hele provincie Limburg te presenteren. Het resultaat van deze inventarisatie is de CultuurHistorische Waardenkaart (CHW) Limburg.


De inventarisatiegegevens van de CultuurHistorische Waardenkaart hebben een informatieve en signaleringsfunctie, en maken de informatie zichtbaar die momenteel voorhanden is over de Limburgse cultuurhistorie. Ze vormen zo de startdocumenten om te komen tot een integrale cultuurhistorische waardenkaart voor de provincie Limburg. Zij kunnen er toe bijdragen om de cultuurhistorische dimensie te betrekken bij ruimtelijke, toeristische en culturele ontwikkelingen en voornemens. Het is daarom de bedoeling om de gegevens verder te actualiseren en te complementeren.

De informatie uit de provinciale CultuurHistorische Waardenkaart is ten behoeve van de rapportage "Fraaie landstreken, belangrijke wandelingen en indrukwekkende gedenktekens. Een cultuurhistorische en aardkundige waardenkaart van de gemeente Echt-Susteren" verder ingevuld en gedetailleerd. Deze rapportage dient als basis voor onderhavig bestemmingsplan.

2.4 Gemeentelijk beleid

2.4.1 Fraaie landstreken, belangrijke wandelingen en indrukwekkende gedenktekens. Een cultuurhistorische en aardkundige waardenkaart van de gemeente Echt-Susteren

In het kader van het gewijzigde Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en ten behoeve van het opstellen van de nieuwe structuurvisie en de aanstaande actualisatie van bijna alle gemeentelijke bestemmingsplannen heeft de gemeente Echt-Susteren RAAP Archeologisch Adviesbureau in 2011 verzocht een cultuurhistorische en aardkundige waardenkaart van het gemeentelijk grondgebied samen te stellen. Deze kaart, die in 2012 verscheen, was daarmee voor zover bekend de eerste gemeente in de provincie Limburg die dit voor haar totale gemeentelijke grondgebied met een dergelijke diepgang laat doen. Het project had tot doel een gedegen onderlegger voor de gemeentelijke ruimtelijke ordening te vormen, waarbij onder meer de provinciale cultuurhistorische waardenkaart verder ingevuld en gedetailleerd is. De samenwerking met heemkundekringen is daarbij prominent in het project opgenomen. In januari-februari 2015 is een actualisatie van de kaart doorgevoerd, waarbij voornamelijk de beeldbepalende bebouwing, de ensembles en een groot aantal landschappelijke lagen zijn aangepast.

Het onderzoek naar het cultuurhistorisch erfgoed van de gemeente Echt-Susteren valt uiteen in meerdere onderdelen. Vertrekpunt van de inventarisatie uit 2012 was de implementatie van de provinciale gegevens en de aanvulling met nieuwe data, zowel door studie van RAAP als de inzet van heemkundekringen. Voorts werd een nieuwe kartering van cultuurhistorische landschapstypen uitgevoerd en werden de gekarteerde eenheden gewaardeerd. Ook werden aardkundige landvormen in beeld gebracht en gewaardeerd, en is er een gebiedsgerichte waardering uitgevoerd.

De gebiedsgerichte waardering heeft geleid tot vijf aardkundig waardevolle gebieden. In 2015

zijn enkele nieuwe inventarisaties en waardestellingen aan de cultuurhistorische waardenkaart toegevoegd.

Dit resulteerde in de volgende drie kaarten:

afbeelding "i_NL.IMRO.1711.BP20150990-VG01_0001.png"

een kaart met de aardkundige waarden van de gemeente Echt-Susteren (zie ook Bijlage 2 Aardkundige waardenkaart);

afbeelding "i_NL.IMRO.1711.BP20150990-VG01_0002.png"

een kaart waarop alle geïnventariseerde en bewerkte cultuurlandschappelijke gegevens in een logische samenhang zijn gepresenteerd (zie ook Bijlage 1 Cultuurhistorische waardenkaart (blad 1) en Bijlage 2 Cultuurhistorische waardenkaart (blad 2));

afbeelding "i_NL.IMRO.1711.BP20150990-VG01_0003.png"

een kaart met de gewaardeerde cultuurhistorische landschapstypen inclusief bijzondere cultuurhistorische ensembles (zie ook Bijlage 3 Waardering van het historisch cultuurlandschap).

De methoden en achtergronden van de inventarisaties en waardering alsmede die van de actualisatie in 2015 zijn toegelicht in deze rapportage. Daarnaast worden er algemene en specifieke aanbevelingen gedaan over het gebruik van de geïnventariseerde en gewaardeerde gegevens. Zo is in de rapportage een lijst met waardering van beeldbepalende panden opgenomen. De panden met een hoge waardering/score zijn in onderhavig bestemmingsplan opgenomen met een beschermende regeling.

De rapportage met bijbehorende kaarten vormen de basis voor de regelingen in dit bestemmingsplan.

2.4.2 Erfgoedverordening 2010 gemeente Echt-Susteren

Iedere gemeente is op basis van artikel 15 Monumentenwet (Mw) verplicht een monumenten- of erfgoedverordening te hebben en een monumentencommissie in te stellen die kan adviseren over een aanvraag voor deze omgevingsvergunning. De 'Erfgoedverordening 2010 gemeente Echt-Susteren' is in de openbare raadsvergadering van 30 september 2010 vastgesteld.

In de erfgoedverordening zijn de monumenten- en archeologieverordening in één verordening geïntegreerd. Voor het archeologiegedeelte geldt dat de archeologie vervolgens nog steeds in een (na het vaststellen van deze verordening) vastgesteld bestemmingsplan moet worden verankerd.

In de vigerende bestemmingsplannen van de gemeente Echt-Susteren is het onderdeel 'archeologie' planologisch verankerd.

In de erfgoedverordening wordt het college van burgemeester en wethouders de mogelijkheid geboden een pand of object als gemeentelijk monument aan te wijzen. De gemeente heeft echter nog geen eigen gemeentelijke monumentenlijst. Wel is er een lijst met beeldbepalende panden die is opgenomen in onderhavig bestemmingsplan.

Hoofdstuk 3 Randvoorwaarden

3.1 (Milieu)planologische aspecten

Dit bestemmingsplan gaat uitsluitend en alleen om de regeling van het belang cultuurhistorie. Dit betekent dat in dit plan sectorale aspecten zoals geluid, lucht, bodem, water, externe veiligheid, industrielawaai, e.d. niet aan de orde zijn.

 

Op 1 april 2011 is het nieuwe Besluit milieueffectrapportage in werking getreden. Toetsing van het bestemmingsplan Cultuurhistorie aan het Besluit m.e.r. is uitgesloten, omdat ruimtelijke ontwikkelingen en/of bouwactiviteiten altijd zijn grondslag vinden in de secundaire bestemmingen en niet in een dubbelbestemming zoals bij cultuurhistorie het geval is.

Hoofdstuk 4 Planbeschrijving

4.1 Uitgangspunten en doelstellingen van het plan

De doelstelling van dit bestemmingsplan is om de bescherming van cultuurhistorisch waardevolle gebieden en gebouwen te vertalen in één bestemmingsplan. Dit wordt gedaan door de gebieden en de gebouwen met een cultuurhistorische waarde te koppelen aan een vergunningstelsel. Het vergunningstelsel is opgezet ter bescherming van de waarden en is niet bedoeld als een verbodsregeling. Het is toegestaan om bodemingrepen te verrichten en (ver)bouwingen e.a. uit te voeren, maar alleen als dat mede in het belang is van de betrokken waarden.

4.2 Planologische bescherming historisch cultuurlandschap en cultuurhistorische ensembles

In de rapportage 'Fraaie landstreken, belangrijke wandelingen en indrukwekkende gedenktekens. Een cultuurhistorische en aardkundige waardenkaart van de gemeente Echt-Susteren' is het cultureel erfgoed geïnventariseerd en het wordt een visie met betrekking tot de cultuurhistorische waarde geboden. Een belangrijk onderdeel van de nota is de cultuurhistorische inventarisatie en de kaart met de gewaardeerde cultuurhistorische landschapstypen inclusief bijzondere cultuurhistorische ensembles (zie ook Waardering van het historisch cultuurlandschap).

afbeelding "i_NL.IMRO.1711.BP20150990-VG01_0004.png"

De kaart onderscheid historische landschappen met de volgende waardering:

afbeelding "i_NL.IMRO.1711.BP20150990-VG01_0005.png"

en de volgende cultuurhistorische waardevolle ensembles afbeelding "i_NL.IMRO.1711.BP20150990-VG01_0006.png":

afbeelding "i_NL.IMRO.1711.BP20150990-VG01_0007.png"

De twee hoogste waarderingscategorieën (zeer hoge waarde en hoge waarde) én de 22 cultuurhistorische ensemblegebieden (die soms overlappen) hebben de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' gekregen. Daarnaast is voor elk ensemble een specifieke aanduiding opgenomen die is gekoppeld aan een bijlage bij de regels waarin een beschrijving van het betreffende ensemble is opgenomen.

Aan gebieden binnen de overige vier lagere waarderingscategorieën worden geen beperkingen gekoppeld.

Bij concrete vergunningaanvragen kan op basis van de cultuurhistorische waardenkaart en de daarin opgenomen gebiedskenmerken, zo nodig aangevuld met parate kennis, getoetst worden of de omgevingsvergunning verleend kan worden. Waarden die hiermee bijvoorbeeld beschermd kunnen worden zijn de openheid/geslotenheid van het landschap, de spreiding en positionering van bebouwing (zie 'historische nederzettingslocaties' in de legenda), de specifieke wegen- en waterlopenstructuur met hun kenmerken (tracé, verharding of niet), de verkaveling, het grondgebruik, etc.

Binnen de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' is een cultuur-/bouwhistorisch onderzoek verplicht bij ingrijpende verbouwingen, sloop of uitvoering van werken en werkzaamheden in de 22 ensembles en in de zeer hoog of hoog gewaardeerde gebieden.

Veel panden zijn wellicht aan de buitenkant niet meer beeldbepalend of monumentwaardig, of sterk vervallen, maar kunnen zeer oude (tot wel laat-middeleeuwse) kernen (kapconstructies, muurwerk) met een hoge informatiewaarde bevatten over de ontwikkeling van de stad. Bij sloop of een grondige verbouwing gaat deze informatie, die uniek en onvervangbaar is, ongezien verloren. Dat geldt voor oude panden in de binnensteden van Echt, Susteren en Nieuwstadt, maar bijvoorbeeld ook voor de oude boerderijen in de verschillende gehuchten. Voor het moeten uitvoeren van een cultuur-/bouwhistorisch onderzoek worden de volgende criteria benoemd:

  • het betreft uitsluitend bebouwing van vóór 1940 (op basis van referentiedatabase BAG);
  • het betreft niet de panden die na 1910 als volledig nieuw en in de ruimte vrijstaand object zonder gebruikmaking van oudere bouwresten zijn uitgevoerd, zoals karakteristieke burgerwoningen uit de jaren '20 en '30.
  • het geldt alleen voor ingrijpende verbouwingen aan muurwerk of kapconstructies of voor gehele of substantiële sloop.

In lijn met voorgaande kan de initiatiefnemer, op het moment dat de resultaten van het cultuur-/bouwhistorisch onderzoek voorliggen, in zijn bouwplannen hier rekening mee houden.

Tevens worden aan de dubbelbestemming 'Waarde Cultuurhistorie' die gebieden toegevoegd die in het POL2014 zijn aangeduid als 'bronsgroene landschapszone' en die op basis van de waardenkaart geen waardering zouden krijgen. Cultuurhistorie geldt op basis van het provinciale beleid voor deze gebieden als een kernkwaliteit.

4.3 Planologische bescherming aardkundige waarden

Nauw met de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' verbonden is de dubbelbestemming 'Waarde - Aardkundige waarde' die op de vijf aardkundige ensembles in de gemeente Echt-Susteren van toepassing is:

  • 1. Aardkundig waardevol gebied De Horst is gelegen in de landschappelijke hoofdeenheid Maasterrassen en omvat Beekdalen. De typerende landvormen bestaan uit terras(ruggen) en geulen/dalvormige laagten, die in sterke onderlinge samenhang voorkomen en vanwege de aanzienlijke hoogteverschillen als zodanig duidelijk in het veld herkenbaar zijn.
  • 2. Aardkundig waardevol gebied D’n Doort is gelegen in de landschappelijke hoofdeenheid Maasterrassen. De typerende landvormen bestaan uit een terras waar (voormalige) geulen van de Maas doorheen slingeren.
  • 3. Aardkundig waardevol gebied Broek en Hei is gelegen in de landschappelijke hoofdeenheden Maasterrassen, Dekzand en Rivierduin. Het Maasterras vormt de basis van het landschap, waar onder invloed van zandverstuiving eolische landvormen zijn ontstaan. De typerende landvormen bestaan uit terras(vlaktes), glooiingen, ruggen, duinen en bekkens.
  • 4. Aardkundig waardevol gebied Op d’n Berg is gelegen in de landschappelijke hoofdeenheden Maasterrassen en Hoog van Koningsbosch. De typerende landvormen bestaan uit terras(ruggen) en geulen op het Maasterras en plateau’s, wanden, glooiingen en (droog)dalen op het Hoog van Koningsbosch.
  • 5. Aardkundig waardevol gebied Oude Maas is gelegen in de landschappelijke hoofdeenheid Holocene Maasdal. Omdat dit de laatste insnijding van de Maas betreft, kan het gebied in theorie ook als Maasterras benoemd worden. Het meeste zuidelijk deel (ten noorden van Roosteren) ligt bovendien hoger, zodat het een soort sub-terrasniveau vormt. Het lagere deel kenmerkt zich door de typerende landvormen vlakte, doorsneden met een uitgesproken geul.

In de planregels is een beperking opgenomen van de mogelijkheden voor diverse graafwerkzaamheden en de activiteit 'aanleggen'. Dit is alleen met een omgevingsvergunning mogelijk.

4.4 Beschermingswaardige panden

4.4.1 Algemeen

Ook om de historisch waardevolle panden (beeldbepalende panden) te beschermen is een regeling in dit bestemmingsplan opgenomen.

Bij de inventarisatie van beeldbepalende panden speelden naast een algemene architectuur- en bouwhistorische invalshoek (afwezigheid van spouw, intactheid van het object) vooral de cultuurhistorische betekenis (lokale sociaal-maatschappelijke betekenis van het pand en zijn bewoners) en de kenmerkendheid voor het lokale gebouwde erfgoed (zoals de poorten in Nieuwstadt) een rol. De inventarisatie besloeg de periode tot en met 1940 en voor de kern Echt de periode tot en met 1950. Deze database is aangevuld met de inventarisatie van kerkgebouwen van na 1940 in Limburg.

De inventarisatie van het gebouwd erfgoed had met name tot doel een kennisdatabase aan te leggen, op basis waarvan later beredeneerde keuzes voor bescherming en borging gemaakt kunnen worden. De database biedt een inzicht in wat vanuit de heemkundekringen belangrijke bebouwing wordt gevonden. De mening van experts (architectuurhistorici) is er nu niet in betrokken, zij vormde de basis van de data (MIP). De inventarisatie, met name waar het gaat om gebouwd erfgoed uit de periode na de Tweede Wereldoorlog, heeft vanuit dat perspectief dus geen uitputtend karakter.

In het kader van de waardering werden op meerdere criteria scores toegekend, te weten zichtbaarheid vanaf de weg, relatie met historische gebeurtenis, gaafheid, conservering, zeldzaamheid, samenhang/context en representativiteit. Kwam een totaalscore boven de 80 uit, dan wordt het pand van gemeentelijk belang geacht. Op de verbeelding zijn deze panden aangegeven met de aanduiding 'karakteristiek' binnen de bestemming 'Waarde - Cultuurhistorie'. De bouwwerken welke bescherming vragen vanuit hun karakteristieke waarden zijn in Bijlage 30 Lijst beeldbepalende panden en beeldbepalende schoorsteen van de regels opgenomen.

In de lijst is aangegeven wat beschermingswaardig is aan het pand. Het (deels) slopen, verbouwen of uitbreiden van karakteristieke bouwwerken is alleen met een omgevingsvergunning mogelijk.

Een omgevingsvergunningaanvraag bestaat onder andere uit een gemotiveerd verzoek waarin wordt omschreven wat het (bouw)plan is en welke consequenties het (bouw)plan heeft voor de cultuurhistorische waarden. Deze belangen worden afgewogen door de gemeente en vervolgens kan het college van burgemeester en wethouders besluiten medewerking te verlenen of niet.

4.4.2 Schoorsteen dakpannenfabriek De Valk

In aanvulling op de uitgevoerde inventarisatie en het rapport van RAAP is nog een object als beeldbepalend aan te merken. Het betreft de schoorsteen bij dakpannenfabriek De Valk.

Dakpannenfabriek de Valk was op haar hoogtijdagen de grootste dakpannenfabriek van Europa en speelde een belangrijke rol in de economische geschiedenis van Echt. Als zodanig vertegenwoordigt de fabriek een hoge cultuurhistorische waarde. Echt kende oorspronkelijk diverse dakpannenfabrieken. De Valk is de laatste fabriek die nog herinnert aan deze voor Echt en omstreken belangrijkste industrie.

De Valkfabriek is vanaf een groot gebied zichtbaar. Het dakenlandschap en de schoorsteen aan de Sint Janskamp gelegen, springen hierbij het meest in het oog. Dit speelt een belangrijke rol in de belevingswaarde van het complex. Het gedeelte van de fabriek gelegen aan de Aasterbergerwegen de Diepstraat  is rijksmonument. Om de belevingswaarde van de fabriek en de herinnering aan de fabriek voor de inwoners van Echt en omgeving nog levendiger te maken, zou de schoorsteen als landschap van Echt niet misstaan en als beeldbepalend aangemerkt moeten worden.

De schoorsteen is beoordeelt volgens de kaders die zijn vastgesteld voor het bepalen of een bouwwerk beeldbepalend is.

Criteria   Score  
zichtbaarheid vanaf de weg   10  
relatie met historische gebeurtenis   20  
gaafheid   20  
conservering   5  
zeldzaamheid   30  
samenhang/context   10  
representativiteit   20  
Totaalscore   115  

Het beleid gaat ervan uit dat indien een bouwwerk meer dan 80 punten scoort, deze aangemerkt wordt als beeldbepalend object. De score laat zien dat de score inderdaad meer is dan 80 en derhalve de schoorsteen als beeldbepalend kan worden aangemerkt. De schoorsteen heeft dan ook de aanduiding 'karakteristiek' binnen de bestemmig 'Waarde - Cultuurhistorie' gekregen.

Hoofdstuk 5 Planopzet

5.1 Feitelijke planopzet

5.1.1 Algemeen

In het bestemmingsplan zijn de bouw- en gebruiksmogelijkheden ten aanzien van het aspect cultuurhistorie opgenomen. Het onderhavige bestemmingsplan regelt de bescherming van de (mogelijk) aanwezige cultuurhistorische en aardkundige waarden op hoofdlijnen door de gronden te voorzien van de dubbelbestemmingen 'Waarde - Cultuurhistorie' of ‘Waarde - Aardkundige waarde’. Het juridische deel van het bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding (kaart) in samenhang met de regels. In deze paragraaf wordt het juridische deel van het bestemmingsplan nader toegelicht.

5.1.2 Wettelijk kader

Het wettelijk kader wordt sinds 1 juli 2008 gevormd door de Wet ruimtelijke ordening (Wro). De wettelijke regeling voor bestemmingsplannen is vervolgens verder ingevuld door het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012. Het bestemmingsplan dient te voldoen aan de als bijlage bij de voornoemde Regeling opgenomen Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012). Dit betekent dat bestemmingsplannen kwalitatief gelijkwaardig zijn en uniform in aanpak, uitvoering, uitwisseling van gegevens en raadpleging daarvan.

5.1.3 Planonderdelen

Het bestemmingsplan ‘Cultuurhistorie' bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels tezamen vormen het juridisch bindende deel van het plan. Verbeelding en regels dienen te allen tijde in onderlinge samenhang te worden opgenomen en toegepast.

 

Op de verbeelding krijgen alle gronden binnen het plangebied een bestemming. Binnen een bestemming kunnen nadere aanduidingen zijn aangegeven. De juridische betekenis van deze bestemmingen en aanduidingen zijn terug te vinden in de regels.

Een gedeelte van de informatie op de analoge verbeelding heeft geen juridische betekenis, maar is slechts opgenomen om de leesbaarheid van en oriëntatie op de verbeelding te vergroten, zoals een topografische ondergrond. Alle letters, aanduidingen en lijnen worden verklaard in de legenda op de verbeelding. Bij eventuele verschillen tussen de digitale en analoge verbeelding is de digitale verbeelding juridisch bindend.

 

De regels bepalen de gebruiksmogelijkheden van de gronden binnen het plangebied en geven tevens de bouw- en gebruiksmogelijkheden met betrekking tot bouwwerken aan. De regels van het bestemmingsplan ‘Cultuurhistorie’ zijn opgebouwd conform de door het SVBP2012 voorgeschreven systematiek en omvatten inleidende regels, bestemmingsregels, algemene regels, en ten slotte de overgangs- en slotregels.

5.2 Juridische planopzet

5.2.1 Toelichting op de planregels
5.2.1.1 Inleidende regels: toepassingsbereik geldende bestemmingsplannen

Hierin zijn de geldende bestemmingsplannen aangegeven waarop het facetbestemmingsplan betrekking heeft (de reikwijdte van dit bestemmingsplan). Om te voorkomen dat er dubbele regelgeving zou ontstaan en verwarring zou kunnen ontstaan ten aanzien van de rechtskracht van de regels geldt het volgende: ten aanzien van het onderwerp dat een facetbestemmingsplan regelt, komen de regels ten aanzien van dat onderwerp (in dit geval de cultuurhistorische bescherming), voor zover aanwezig, in onderliggende bestemmingsplannen te vervallen. Voor zover de regels ten aanzien van het onderwerp nog niet aanwezig zijn, worden de regels uit de onderliggende bestemmingsplannen aangevuld met de regels uit het facetplan. Dit op grond van de algemene rechtsregels dat een latere wet boven een eerdere wet gaat. Omdat de cultuurhistorisch waardevolle gebieden grotendeels nog niet of anderszins worden beschermd door de geldende bestemmingsplannen, voorziet dit plan vooral in regels die als aanvullend komen bovenop de geldende regels voor de betreffende gronden.

5.2.1.2 Inleidende regels: aanvulling begripsbepalingen

Het opnemen van begripsbepalingen is beperkt tot die begrippen, waarbij sprake is van een (mogelijke) afwijkende betekenis in het algemeen spraakgebruik en/of technische begrippen, waarbij een vereenvoudigde omschrijving de leesbaarheid bevordert. Daarnaast zijn enkele cultuurhistorische begrippen toegevoegd.

5.2.1.3 Bestemmingsregels

Per bestemming, die op de verbeelding wordt gebruikt, worden gebruiks- en bouwregels opgenomen. De opbouw van de bestemmingen ziet er in beginsel als volgt uit:

  • 1. Bestemmingsomschrijving;
  • 2. Bouwregels;
  • 3. Nadere eisen;
  • 4. Afwijken van de bouwregels;
  • 5. Specifieke gebruiksregels;
  • 6. Afwijken van de gebruiksregels;
  • 7. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
  • 8. Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk;
  • 9. Wijzigingsbevoegdheid.

 

Niet alle onderdelen komen bij elke bestemming voor. Van de meest gebruikte onderdelen volgt hieronder een korte toelichting.

 

  • Bestemmingsomschrijving

In de bestemmingsomschrijving wordt een omschrijving gegeven van de aan de gronden toegekende functie(s). De hoofdfunctie(s) worden als eerste genoemd. Indien van toepassing, worden ook de aan de hoofdfunctie ondergeschikte functies mogelijk gemaakt. De ondergeschiktheid kan worden aangegeven door de woorden “met daaraan ondergeschikt”. De ondergeschikte functies staan ten dienste van de hoofdfunctie binnen de betreffende bestemming.

 

  • Bouwregels

In de bouwregels is bepaald welke bouwwerken mogen worden opgericht, waarbij in ieder geval een onderscheid wordt gemaakt tussen de regeling van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde en daar waar van toepassing ook tussen hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken. Voorts bevatten de bouwregels, voor zover van toepassing, minimale en maximale maatvoeringen voor de diverse bouwwerken zoals goothoogtes, bouwhoogtes, oppervlaktes en dakhellingen.

 

  • Nadere eisen

Nadere eisen kunnen worden gesteld aan bijvoorbeeld de situering van bouwwerken ten behoeve van bepaalde criteria, zoals een goede woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. De nadere eisenregeling biedt de mogelijkheid om in concrete situaties in het kader van het verlenen van een bouwvergunning sturend op te treden door het opnemen van nadere eisen in de bouwvergunning. Nadere eisen kunnen alleen worden gesteld als er in de regels ook een primaire eis wordt gesteld. De nadere eisen moeten verband houden met deze eis. De nadere eisenregeling hoeft niet in alle bestemmingen te worden geregeld.

 

  • Afwijken van de bouwregels

Door het opnemen van afwijkingsbevoegdheden wordt flexibiliteit in bestemmingsregels gecreëerd door mogelijkheden te bieden om in beperkte mate af te wijken van de algemeen toegestane bouwregelingen. Deze bevoegdheden zijn niet bedoeld voor afwijkingen van de bouwregels, waarvan de verwachting is, dat ze veelal kunnen worden verleend. In dat geval zijn de bouwregels hierop aangepast. Voor elke afwijking is aangegeven waarvan een omgevingsvergunning voor het afwijken van de bouwregels wordt verleend, de maximale afwijking die met de omgevingsvergunning kan worden toegestaan en meestal de situaties of voorwaarden waaronder een omgevingsvergunning wordt verleend. Het gaat hier om afwijkingsbevoegdheden voor specifieke bestemmingen. Indien afwijkingsbevoegdheden gelden voor meerdere bestemmingen dan wel een algemene strekking hebben, zijn ze opgenomen in hoofdstuk 3 (algemene regels).

 

  • Specifieke gebruiksregels

Met de inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is artikel 7.10 Wet ruimtelijke ordening vervallen. In dit artikel was het verbod opgenomen om gronden te gebruiken op een manier die in strijd is met het bestemmingsplan. Derhalve moeten in de specifieke gebruiksregels bepaalde functies concreet worden genoemd als zijnde verboden gebruik. Ook het laten gebruiken moet specifiek worden genoemd.

  • Afwijken van de gebruiksregels

Door middel van een omgevingsvergunning voor het afwijken van de gebruiksregels kan van de gebruiksregels in het plan worden afgeweken ten behoeve van een concrete vorm van grondgebruik. Dit mag echter niet leiden tot een feitelijke wijziging van de bestemming. Dat wil zeggen dat wel kan worden afgeweken van de gebruiksregels ten behoeve van functies die inherent zijn aan de in de bestemmingsomschrijving opgenomen functies, maar dat via het afwijken geen “nieuwe” functies kunnen worden toegestaan. Het afwijken van de gebruiksregels dient te zien op kleinere, planologisch minder ingrijpende onderwerpen. Functiewijzigingen en grotere, ruimtelijke ingrepen dienen te worden geregeld via een wijzigingsbevoegdheid of bestemmingsplanherziening.

 

  • Wijzigingsbevoegdheid

Door het opnemen van een wijzigingsbevoegdheid is het mogelijk om het bestemmingsplan te wijzigen (binnenplanse wijziging). In de meeste gevallen zal het gaan om het wijzigen van de op een perceel gelegde bestemming. Het gaat hier om wijzigingsbevoegdheden voor specifieke bestemmingen. Indien wijzigingsbevoegdheden gelden voor meerdere bestemmingen dan wel een algemene strekking hebben, zijn ze opgenomen in hoofdstuk 3 (algemene regels).

5.2.1.4 Algemene regels
  • Anti-dubbeltelregel

Overeenkomstig het Besluit ruimtelijke ordening is de anti-dubbeltelregel opgenomen. Deze regel wordt opgenomen om bijvoorbeeld te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde bouwwerken niet meer dan een bepaald deel of een bepaalde oppervlakte van een bouwperceel mogen beslaan, het resterende onbebouwde terrein ook nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

  • Algemene procedureregels

In deze bepaling wordt aangegeven welke procedure moeten worden doorlopen bij het stellen van nadere eisen. De procedure voor het wijzigen of het afwijken van het bestemmingsplan is al bij wet geregeld.

 

  • Overige regels

In dit artikel is een bepaling opgenomen waarmee alle op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan verleende omgevingsvergunningen, vrijstellingen of ontheffingen voor een activiteit waarvoor in dit bestemmingsplan een omgevingsvergunning is vereist, gelijk worden gesteld met zo'n omgevingsvergunning.

Verder is in dit artikel een voorrangsregeling opgenomen, die bepaalt dat primair het bepaalde met betrekking tot een dubbelbestemming geldt. Ook is aangegeven welke dubbelbestemming de prioriteit krijgt indien meerdere dubbelbestemmingen over elkaar heen liggen.

5.2.1.5 Overgangs- en slotregels
  • Overgangsrecht

In deze regels wordt het overgangsrecht, zoals voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening, overgenomen.

 

  • Slotregel

Als laatste wordt de slotregel opgenomen, ook zoals voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening. Deze regel schrijft voor hoe het plan kan worden aangehaald.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

6.1.1 Algemeen

Voorafgaand aan de vaststelling van een bestemmingsplan moet bij de voorbereiding een onderzoek worden ingesteld naar de uitvoerbaarheid van het plan.

 

In onderhavig bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt.

Het plan is namelijk gericht op een adequate regeling van het facet cultuurhistorie door de van toepassing zijnde geldende bestemmingsplannen en wijzigingsplannen van Echt-Susteren aan te vullen die niet of onvoldoende op het nieuwe cultuurhistorisch beleid zijn toegespitst. Er zijn naast procedurele kosten en de externe plan- en begeleidingskosten geen andere kosten verbonden aan de vaststelling van dit plan.

 

Ter uitvoering van dit bestemmingsplan kunnen onderzoeken noodzakelijk zijn. De kosten die hieraan verbonden zijn, worden conform het landelijke uitgangspunt bij de verstoorder (lees: de initiatiefnemer/vergunningaanvrager) neergelegd. Tenzij de gemeente de initiatiefnemer is, zijn hieraan geen kosten voor de gemeente verbonden. Voor het beoordelen en toetsen van cultuurhistorische rapportages wordt expertise ingehuurd. Hiervoor reserveert de gemeente Echt-Susteren jaarlijks budget.

 

De economische uitvoerbaarheid is dus niet in het geding.

6.1.2 Exploitatieplan

Sinds de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening (1 juli 2008) is de gemeente verplicht tot kostenverhaal in geval in een nieuw bestemmingsplan bouwmogelijkheden worden neergelegd als genoemd in artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening. Het gaat hier onder meer om de bouw van een woning en van een ander hoofdgebouw, zoals een bedrijfsgebouw.

 

In het bestemmingsplan Cultuurhistorie worden de bestaande bestemmingen voorzien van een cultuurhistorische dubbelbestemming. Nieuwe ontwikkelingen en/of bouwmogelijkheden zijn ook niet rechtstreeks voorzien in het bestemmingsplan.

 

Dit betekent dat het bestemmingsplan geen bouwplan mogelijk maakt als bedoeld in artikel 6.12 Wet ruimtelijke ordening en artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening. Derhalve bestaat geen exploitatieplanverplichting en is het opstellen van een exploitatieplan niet nodig.

6.2 Handhaving

6.2.1 Handhavingsbeleid

Bij de totstandkoming van het bestemmingsplan is aandacht besteed aan de handhaafbaarheid van de voorgeschreven regels. Een aantal factoren is van belang voor een goed handhavingsbeleid:

  • Kenbaarheid bestemmingsplan:
    Bekendmaking van de plannen voor het gebied aan de omliggende bewoners en waar mogelijk rekening te houden met de ingebrachte opmerkingen.
  • Inzichtelijke en realistische regelgeving:
    Een bestemmingsplan is een juridische regeling welke inzichtelijk en realistisch dient te zijn. Het plan moet helder van opzet en niet onnodig beperkend of star zijn. Daarbij zullen de regeling en de bepalingen welke hierin zijn opgenomen handhaafbaar moeten zijn. Dit betekent dat de planregels duidelijk zijn en niet meerdere interpretaties kunnen voortvloeien uit de omschrijvingen. Daarvoor zullen de regels ook inhoudelijk getoetst worden op de handhaafbaarheid hiervan.
    Het bestemmingsplan ‘Cultuurhistorie’ is onder meer voorzien van een duidelijke verbeelding.
  • Actief handhavingsbeleid:
    Het handhavingsbeleid van de gemeente Echt-Susteren zal worden vastgelegd in een beleidsvisie omgevingsrecht gemeente Echt-Susteren. In deze beleidsvisie en de bijbehorende stukken wordt de totale handhaving van wet en regelgeving welke binnen de gemeente wordt uitgevoerd gereguleerd. Ook de handhaving van dit bestemmingsplan zal in deze beleidsvisie worden meegenomen.
    Onderstaande tekst is een toelichting op de conceptbeleidsvisie omgevingsrecht Echt-Susteren.
6.2.2 Beleidsvisie omgevingsrecht

Landelijk, provinciaal en ook door de gemeente zelf zijn tal van regelingen en wetten in het leven geroepen met ieder voor zich een bepaald doel. Deze regels zijn er niet zomaar, maar hebben ieder op hun eigen terrein als hoofduitgangspunt het maatschappelijk leven in ons land in goede banen te leiden en ervoor te zorgen dat de doelen en wensen die we met ons allen hebben afgesproken zoveel mogelijk worden bereikt.

 

De gemeente is veelal belast met het concreet uitvoeren van een groot aantal van deze regels middels het verlenen van vergunningen of ontheffingen alsmede met het houden van toezicht op de uitvoering van deze regels en het handhaven daarvan.

 

Dit geldt voor het uitvoeren van de regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving. Denk hierbij aan regelgeving op het gebied van bouwen, wonen, milieu, ruimtelijke ordening, openbare orde en veiligheid en dergelijke.

Op dit gebied doen zich momenteel bovendien nog enkele ingrijpende ontwikkelingen voor die pleiten voor een heroverweging van het gemeentelijk beleid op het gebied van de fysieke leefomgeving. Hierbij wordt met name gedoeld op de introductie van de zogenaamde 'omgevingsvergunning' per 1 januari 2008 en de wens om te komen tot een meer integrale aanpak op het gebied van handhaving en toezicht.

 

Mede op basis van de missie en visie, opgesteld bij de gemeentelijke fusie in 2003, is aangegeven wat de hoofddoelstellingen zijn van de gemeente. Waar willen we naar toe op het gebied van ruimtelijke ontwikkelingen, wat moet er bijzonder beschermd worden en wat moet er meer of kan minder aandacht krijgen.

Vervolgens is er middels een onderbouwde risicoanalyse per taakveld concreet inzicht gegeven in de zaken die een hogere of lagere prioriteit moeten c.q. kunnen krijgen bij de uitvoering. Zoals aangegeven is dit inzicht gebaseerd op eigen ervaringen alsmede op een gedegen risicoanalyse. Door deze aanpak worden we in staat gesteld de zaken die we echt belangrijk vinden, zoals de instandhouding van het mooie buitengebied, de risicobeheersing bij grotere bouwwerken, brandveiligheid, het voorkomen van echte overlast voor onze burgers etcetera, ook die aandacht te geven die ze verdienen. Zaken die minder of helemaal niet belangrijk worden geacht, zoals vergunningsvrije of kleinere bouwwerken, het toezicht op de bestaande woningbouw en dergelijke, krijgen navenant veel minder of nauwelijks aandacht.

 

Door rekening te houden met de risico’s welke voortvloeien uit de voorgeschreven regels van de binnen de gemeente geldende bestemmingsplannen is in de beleidsvisie omgevingsrecht van de gemeente Echt-Susteren en het op grond daarvan jaarlijks vast te stellen uitvoeringsprogramma een afweging gemaakt worden hoe de capaciteit van de handhavingsorganisatie zal worden ingezet. Ook het bestemmingsplan ‘Cultuurhistorie’ zal hierin worden opgenomen en zal volgens het uitvoeringsprogramma toelichting worden meegenomen in het uit te voeren toezicht. In de voornoemde beleidsvisie omgevingsrecht zijn de volgende uitgangspunten meegenomen voor het toezicht op ruimtelijke c.q. gebruikswaarden van bestemmingsplannen.

 

Het toezicht op ruimtelijke waarden c.q. gebruikswaarden leent zich goed voor integratie met andere gemeentelijke toezichtstaken. Op dit terrein zal dan ook nadrukkelijk aandacht worden gegeven aan de integratiemogelijkheden.

 

Het toezicht op de ruimtelijke regelgeving gaat vooral over de gebruiksregels die in de bestemmingsplannen zijn opgenomen. De gemeente moet dit toezicht zelf actief organiseren; het is niet aan vergunningen gekoppeld. Er zijn vier gebieden genoemd (buitengebied, bebouwde kom, bedrijfsterreinen en overig) die elk een eigen toezichtfrequentie zullen krijgen. Bovendien zal worden bezien in welke tijd van het jaar specifieke onderwerpen aandacht moeten krijgen. Vooral in het buitengebied zijn overtredingen nogal eens seizoensgebonden en vinden overtredingen nogal eens plaats buiten de kantooruren (’s avonds, in het weekeinde). Daarop wordt in het uitvoeringsprogramma van de gemeente Echt-Susteren ingespeeld.

 

Ten behoeve van de handhaving verdient het aanbeveling om regelmatig luchtfoto’s van het plangebied te laten maken.

6.3 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

6.3.1 Inspraakprocedure

Het bestemmingsplan heeft als voorontwerp vanaf 30 oktober 2015 gedurende vier weken (tot en met 27 november 2015) voor eenieder ter inzage gelegen in het stadhuis aan de Nieuwe Markt 55 te Echt en is tevens op de gemeentelijke website geplaatst. Tevens heeft op 10 november 2015 een informatieavond plaatsgevonden waar het voorontwerp bestemmingsplan is gepresenteerd.

Tijdens de ter inzage legging heeft eenieder de mogelijkheid gehad om zowel mondeling als schriftelijk zijn/haar inspraakreactie in te dienen. Van de mogelijkheid om op het voorontwerp bestemmingsplan schriftelijk een inspraakreactie in te dienen, hebben vier personen gebruik gemaakt. De inspraakreacties zijn beoordeeld en van een reactie voorzien in het ‘Eindverslag inspraak- en overlegprocedure'. Het eindverslag is als bijlage 4 bij de toelichting opgenomen.

6.3.2 Overleg ex artikel 3.1.1 Bro

De maatschappelijke uitvoerbaarheid heeft als doel om aan te tonen dat het bestemmingsplan maatschappelijk draagvlak heeft. Bij de opstelling van het erfgoedbeleid is een interactief proces gevolgd waarbij meerdere partijen betrokken zijn. Er heeft zowel op diverse niveaus binnen de gemeente overleg plaatsgevonden als daarbuiten met externe belangengroepen. Ten behoeve van de juiste input van gegevens zijn werkbijeenkomsten gehouden met heemkundekringen en zijn in het veld de belangrijkste locaties bekeken.

Het concept ontwerp bestemmingsplan is in het kader van artikel 3.1.1.van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) ter advisering aangeboden aan de diverse betrokken instanties. Naar aanleiding van het vooroverleg zijn reacties ingekomen van:

  • Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed
  • Provincie Limburg
  • Rijkswaterstaat

De vooroverlegreacties zijn beoordeeld en van een reactie voorzien in het ‘Eindverslag inspraak- en overlegprocedure'. Het eindverslag is als Bijlage 4 bij de toelichting opgenomen.

6.3.3 Zienswijzenprocedure

Het ontwerp bestemmingsplan heeft ter inzage gelegen vanaf 26 februari 2016 tot en met 8 april 2016. Van de mogelijkheid om op het ontwerp bestemmingsplan schriftelijk een zienswijze in te dienen, hebben 14 personen gebruik gemaakt. De zienswijzen zijn beoordeeld en van een reactie voorzien in het ‘Zienswijzenrapport en ambtshalve wijzigingen’.

Daarnaast hebben ambtshalve wijzigingen plaatsgevonden. Het ‘Zienswijzenrapport en ambtshalve wijzigingen’ is als Bijlage 5 bij de toelichting opgenomen met daarin de wijzigingen ten opzichte van het ontwerp bestemmingsplan. Naar aanleiding van ingebrachte zienswijzen en ambtshalve wijzigingen is het bestemmingsplan aangepast.