direct naar inhoud van Regels
Plan: Cultuurhistorie
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1711.BP20150990-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Toepassingsbereik vigerende bestemmingsplannen

1.1 Plangebied

Op het plangebied van dit bestemmingsplan blijven van toepassing de verbeelding(en) of plankaart(en) en de regels of voorschriften van:

  • a. bestemmingsplan 'Grensmaas', geplande vaststellingsdatum 6 juli 2016;
  • b. bestemmingsplan 'Centrum Susteren', vastgesteld 24 september 2015;
  • c. bestemmingsplan 'Stedelijk gebied', vastgesteld 16 december 2015;
  • d. bestemmingsplan 'Buitengebied', geplande vaststellingsdatum 6 juli 2016;
  • e. bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen', gepland december 2016;
  • f. bestemmingsplan 'De Loop', uitgesteld.

Artikel 2 Begrippen

2.1 plan:

het bestemmingsplan 'Cultuurhistorie' met identificatienummer NL.IMRO.1711.BP20150990-VG01 van de gemeente Echt-Susteren.

2.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

2.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

2.4 aardkundig ensemble:

gebied met specifieke landschappelijke kenmerken die iets vertellen over de natuurlijke ontstaanswijze van het gebied.

2.5 aardkundige waarde:

die onderdelen van het landschap die iets vertellen over de natuurlijke ontstaanswijze van het gebied. Deze onderdelen kunnen worden verdeeld in 4 subgroepen:

  • a. Geologie: Opbouw van de aarde onder het aardoppervlak.
  • b. Geomorfologie: Vormen van het aardoppervlak
  • c. Hydrologie: Gedrag en eigenschappen van water in en op het aardoppervlak.
  • d. Bodemkunde: Verschillende grondsoorten en hun ontstaanswijze.
2.6 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

2.7 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

2.8 beeldbepalend pand of beeldbepalende schoorsteen:

gebouw of schoorsteen die gezien het karakter, de cultuurhistorische waarde en/of de betekenis voor het stedenbouwkundig beeld ter plaatse van belang is. Bij dit gebouw horen eventueel ook bijbehorende bouwwerken en bouwwerken geen gebouwen zijnde.

De beeldbepalende panden zijn opgenomen in Bijlage 30 bij de regels.

2.9 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

2.10 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

2.11 bevoegd gezag:

bevoegd gezag als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (als hoofdregel is dit het college van burgemeester en wethouders van Echt-Susteren).

2.12 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegenaan gebouwd, op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk met een dak, met uitzondering van overkappingen.

2.13 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

2.14 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

2.15 bouwhistorisch onderzoek:

in schriftelijke rapportage vastgelegd onderzoek naar de bouwgeschiedenis en de bouwhistorische kwaliteit van een monument of beeldbepalend pand, overeenkomstig de door het college te stellen eisen.

2.16 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

2.17 cultuurhistorisch basisonderzoek:

het rapport waarin is opgenomen met welke cultuurhistorische en aardkundige waarden in de gemeente rekening gehouden moet worden. Het betreft het rapport 'Fraaie landstreken, belangrijke wandelingen en indrukwekkende gedenktekens. Een cultuurhistorische en aardkundige waardenkaart van de gemeente Echt-Susteren' d.d. 24 februari 2015 en als bijlage 1 tot en met 3 bij de toelichting van dit bestemmingsplan gevoegd.

2.18 cultuurhistorisch ensemble:

een ruimtelijk en inhoudelijk samenhangend geheel van cultuurhistorisch waardevolle objecten, structuren en/of zones.

2.19 cultuurhistorisch onderzoek:

in schriftelijke rapportage vastgelegd onderzoek naar de cultuurhistorische waarden van een monument of beeldbepalend pand, een complex van monumenten en/of beeldbepalende panden en/of een gebied, overeenkomstig de door het college te stellen eisen.

2.20 cultuurhistorische waarde:

de aan een bouwwerk en/of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van gronden en gebouwen, zoals dat onder meer tot uitdrukking komt in de beplanting, het slotenpatroon of de architectuur; onder cultuurhistorische waarden worden mede verstaan:

  • a. de stedenbouwkundige waarden of waarden van de gebouwde (of: bebouwde) omgeving;
  • b. de historische landschapswaarden, aardkundige waarden of historisch-geografische waarden.
2.21 cultuurhistorische waardenkaart:

de kaart waarop de in de gemeente aanwezige cultuurhistorische waarden zijn aangegeven met betrekking tot het (steden)bouwkundig erfgoed, het historisch erfgoed en de historische groenwaarden.

2.22 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

2.23 hoofdgebouw:

een gebouw, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

2.24 karakteristiek:

alle beeldbepalende panden, welke zijn opgenomen in Bijlage 30 bij de regels.

2.25 landschappelijke waarde:

bijzondere landschappelijk kenmerken van een gebied of object in de zin van aantrekkelijkheid, herkenbaarheid/identiteit en diversiteit bestaande uit aardkundige, cultuurhistorische en visueel-ruimtelijke waarden, afzonderlijk of in onderlinge samenhang.

2.26 omgevingsvergunning:

omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

2.27 overig bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

2.28 pand:

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en voor mensen toegankelijk is.

2.29 plangebied:

de gronden waar dit bestemmingsplan op van toepassing is.

2.30 plangebiedgrens:

de grens van het plangebied.

2.31 stedenbouwkundige waarde:

de aan een gebied toegekende waarde in verband met stedenbouwkundige elementen, zoals situatie en infrastructuur, alsmede de ligging van bouwwerken in dat gebied (tot uitdrukking komend in de bouwmassa, hoogtematen, dakvorm en gevelopbouw).

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Waarde - Cultuurhistorie

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Algemeen

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

3.1.2 Waarden en karakteristieken
Ter plaatse van de aanduiding:   dienen bij nieuwe ontwikkelingen de karakteristieken en waarden gerespecteerd te worden zoals nader bepaald in:  
'specifieke vorm van waarde - cultuurhistorisch ensemble Echt'   Bijlage 3 Cultuurhistorisch ensemble Echt  
'specifieke vorm van waarde - cultuurhistorisch ensemble Nieuwstadt'   Bijlage 4 Cultuurhistorisch ensemble Nieuwstadt  
'specifieke vorm van waarde - cultuurhistorisch ensemble Dieteren'   Bijlage 5 Cultuurhistorisch ensemble Dieteren  
'specifieke vorm van waarde - cultuurhistorisch ensemble Ophoven'   Bijlage 6 Cultuurhistorisch ensemble Ophoven  
'specifieke vorm van waarde - cultuurhistorisch ensemble Kokkelert Visserweert Illikhoven'   Bijlage 7 Cultuurhistorisch ensemble Kokkelert Visserweert Illikhoven  
'specifieke vorm van waarde - gultuurhistorisch ensemble De Pas en Oevereind'   Bijlage 8 Cultuurhistorisch ensemble De Pas en Oevereind  
'specifieke vorm van waarde - cultuurhistorisch ensemble Baakhoven'   Bijlage 9 Cultuurhistorisch ensemble Baakhoven  
'specifieke vorm van waarde - cultuurhistorisch ensemble Aasterberg   Bijlage 10 Cultuurhistorisch ensemble Aasterberg  
'specifieke vorm van waarde - cultuurhistorisch ensemble Gebroek-Horst'   Bijlage 11 Cultuurhistorisch ensemble Gebroek-Horst  
'specifieke vorm van waarde - cultuurhistorisch ensemble Lilbosch'   Bijlage 12 Cultuurhistorisch ensemble Lilbosch  
'specifieke vorm van waarde - cultuurhistorisch ensemble Marissen-'t Leen'   Bijlage 13 Cultuurhistorisch ensemble Marissen-'t Leen  
'specifieke vorm van waarde - cultuurhistorisch ensemble Diergaarde-Bollenberg'   Bijlage 14 Cultuurhistorisch ensemble Diergaarde-Bollenberg  
'specifieke vorm van waarde - cultuurhistorisch ensemble Spaanshuisken'   Bijlage 15 Cultuurhistorisch ensemble Spaanshuisken  
'specifieke vorm van waarde - cultuurhistorisch ensemble Oud-Roosteren'   Bijlage 16 Cultuurhistorisch ensemble Oud-Roosteren  
'specifieke vorm van waarde - cultuurhistorisch ensemble Susteren'   Bijlage 17 Cultuurhistorisch ensemble Susteren  
'specifieke vorm van waarde - cultuurhistorisch ensemble Feurth'   Bijlage 18 Cultuurhistorisch ensemble Feurth  
'specifieke vorm van waarde - cultuurhistorisch ensemble Mariaveld Stationsstraat'   Bijlage 19 Cultuurhistorisch ensemble Mariaveld Stationsstraat  
'specifieke vorm van waarde - cultuurhistorisch ensemble Oude Rijksweg-Noord'   Bijlage 20 Cultuurhistorisch ensemble Oude Rijksweg-Noord  
'specifieke vorm van waarde - cultuurhistorisch ensemble Schrevenhof'   Bijlage 21 Cultuurhistorisch ensemble Schrevenhof  
'specifieke vorm van waarde - cultuurhistorisch ensemble Berkelaar'   Bijlage 22 Cultuurhistorisch ensemble Berkelaar  
'specifieke vorm van waarde - cultuurhistorisch ensemble Pey-Dorpstraat'   Bijlage 23 Cultuurhistorisch ensemble Pey-Dorpstraat  
'specifieke vorm van waarde - cultuurhistorisch ensemble Peijerstraat'   Bijlage 24 Cultuurhistorisch ensemble Peijerstraat  
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Op de voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden mag worden gebouwd overeenkomstig onderliggende bestemmingen en rekening houdend met de waarden zoals genoemd in artikel 3.1.2.

3.2.2 Regels ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek'

In aanvulling op het bepaalde in artikel 3.2.1 geldt ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' dat de bestaande bebouwing niet mag worden gewijzigd.

3.2.3 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 3.2.2 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  • a. die het normale onderhoud, gebruik en/of beheer betreffen, danwel van ondergeschikte betekenis zijn, met dien verstande dat rekening wordt gehouden met de waarden zoals genoemd in artikel 3.1;
  • b. die reeds in uitvoering zijn, danwel krachtens een verleende omgevingsvergunning mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering, de vorm en de kwaliteit van de bouwwerken:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de cultuurhistorische landschapswaarden;
  • b. ter voorkoming van onevenredige aantasting van beeldbepalende panden ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’.

Toepassing van deze bevoegdheid mag niet leiden tot een onevenredige beperking van het meest doelmatige gebruik.

3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 3.2.2 voor het wijzigen van bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' indien bebouwing is toegestaan ingevolge de ter plaatse aangewezen andere bestemmingen, met in achtneming van het volgende:

  • a. behoud, onderhoud en versterken gaat voor vernieuwen en ontwikkelen;
  • b. vernieuwen en ontwikkelen geschiedt vanuit en met respect voor de cultuurhistorische waarden. Dat wil zeggen dat gebouwen uitsluitend onder voorwaarden mogen worden vernieuwd, veranderd en/of vergroot, mits hierbij de situering, de bouwmassa, het materiaal- en kleurgebruik, de (bouw-)hoogte, de goothoogte en de dakhelling niet zodanig worden gewijzigd, en/of dat daardoor het karakter van de bestaande gebouwen blijvend onevenredig wordt aangetast.
3.4.2 Toelaatbaarheid

De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 3.4.1 kan alleen worden verleend indien:

  • a. blijkt dat de cultuurhistorische waarden, zoals genoemd in artikel 3.1, niet op onaanvaardbare wijze worden verstoord, maar worden behouden, versterkt en/of ontwikkeld. Dit kan bijvoorbeeld met een cultuur-/bouwhistorisch onderzoek worden aangetoond;
  • b. in het geval blijkt dat de aanwezige waarden (deels) worden verstoord dan wel vernietigd wordt gemotiveerd hoe men vanuit die waarden nieuwe ontwikkelingen realiseert die binnen de karakteristiek als gebleken uit het cultuurhistorische basisonderzoek passen.
3.4.3 Advies

Het bevoegd gezag kan advies inwinnen ten behoeve van de beoordeling van een aanvraag om een vergunning als bedoeld artikel 3.4.1 bij de in de gemeente operationele en ter zake deskundige commissie op het vlak van monumenten, welstand, landschap, archeologie en cultuurhistorie.

3.5 Specifieke gebruiksregels

Niet van toepassing voor deze bestemming.

3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.6.1 Verbod

Het is verboden op of in artikel 3.1 bedoelde gronden de navolgende werken (geen bouwwerken zijnde) of werkzaamheden uit te voeren, te doen of laten uitvoeren, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning:

  • a. het ophogen, afgraven, vergraven, verzetten, ontgronden, egaliseren, ontginnen en/ of diepploegen van gronden;
  • b. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten, of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
  • c. het verwijderen van natuur- en landschapselementen;
  • d. het verwijderen van zandwegen;
  • e. het aanleggen en/of verharden van paden en wegen, parkeerplaatsen en/of andere oppervlakteverharding;
  • f. het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of door bemaling en/of bronnering;
  • g. het telen van houtige gewassen in en/of op de grond (containervelden);
  • h. het doorbreken, wijzigen en/of verleggen van bestaande wegen, paden en/of andere (infra)structuren;
  • i. het toevoegen van natuur-/landschapselementen en/of kunstwerken die de in artikel 3.1 genoemde aanwezige waarden aan het zicht onttrekken of verstoren, of anderszins schade toebrengen.
3.6.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 3.6.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  • a. die het normale onderhoud, gebruik en/of beheer betreffen, danwel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • b. die reeds in uitvoering zijn, danwel krachtens een verleende omgevingsvergunning mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
  • c. die zijn bedoeld om de directe gevolgen van calamiteiten of plagen te beperken;
  • d. die zijn gericht op de instandhouding, het herstel en/of versterking van gebouwen en terreinen met cultuurhistorische waarden.
3.6.3 Cultuur-/bouwhistorisch onderzoek

De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 3.6.1 kan alleen worden verleend indien:

  • a. blijkt, dat de cultuurhistorische waarden, zoals genoemd in artikel 3.1, niet op onaanvaardbare wijze worden verstoord. Dit kan bijvoorbeeld met een cultuur-/bouwhistorisch onderzoek worden aangetoond;
  • b. in het geval blijkt dat de aanwezige waarden worden verstoord dan wel vernietigd wordt gemotiveerd hoe men vanuit die waarden nieuwe ontwikkelingen realiseert die binnen de karakteristiek als gebleken uit het cultuurhistorische basisonderzoek passen.
3.6.4 Advies

Het bevoegd gezag kan advies inwinnen ten behoeve van de beoordeling van een aanvraag om een vergunning als bedoeld artikel 3.6.1 bij de in de gemeente operationele en ter zake deskundige commissie op het vlak van monumenten, welstand, landschap, archeologie en cultuurhistorie.

3.7 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
3.7.1 Sloopverbod

Het is verboden op of in artikel 3.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning cultuurhistorisch waardevolle objecten geheel of gedeeltelijk te slopen indien:

  • a. het bebouwing betreft van vóór 1940 (op basis van referentiedatabase BAG) en het ingrijpende verbouwingen aan muurwerk of kapconstructies betreft of gehele of substantiële sloop;
  • b. het beeldbepalende panden betreft ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek'.
3.7.2 Uitzonderingen

Het in artikel 3.7.1 bepaalde is niet van toepassing voor:

  • a. normale onderhoudswerkzaamheden;
  • b. sloopwerkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
  • c. sloopwerkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip verleende vergunning of anderszins mogen worden uitgevoerd;
  • d. panden die na 1910 als volledig nieuw en als in de ruimte vrijstaand object zonder gebruikmaking van oudere bouwresten zijn uitgevoerd, zoals markante burgerwoningen uit de jaren twintig en dertig van de 20e eeuw;
  • e. sloopwerkzaamheden, gericht op de instandhouding, het herstel en/of versterking van gebouwen en terreinen met cultuurhistorische waarden;
  • f. sloopwerkzaamheden die zijn bedoeld om de directe gevolgen van calamiteiten of plagen te beperken.
3.7.3 Cultuur-/bouwhistorisch onderzoek

De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 3.7.1 kan alleen worden verleend indien:

  • a. blijkt dat de cultuurhistorische waarden, zoals genoemd in artikel 3.1, niet op onaanvaardbare wijze worden verstoord, maar worden behouden, versterkt en/of ontwikkeld. Dit kan bijvoorbeeld met een cultuur-/bouwhistorisch onderzoek worden aangetoond;
  • b. in het geval blijkt dat de aanwezige waarden worden verstoord dan wel vernietigd wordt gemotiveerd hoe men vanuit die waarden nieuwe ontwikkelingen realiseert die binnen de karakteristiek als gebleken uit het cultuurhistorische basisonderzoek passen.
3.7.4 Advies

Het bevoegd gezag kan advies inwinnen ten behoeve van de beoordeling van een aanvraag om een vergunning als bedoeld artikel 3.7.1 bij de in de gemeente operationele en ter zake deskundige commissie op het vlak van monumenten, welstand, landschap, archeologie en cultuurhistorie.

3.8 Wijzigingsbevoegdheid
3.8.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door:

  • a. de bestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen indien op basis van cultuurhistorisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen cultuurhistorische waarden (meer) aanwezig zijn; of
  • b. aan gronden de bestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' toe te kennen indien uit cultuurhistorisch onderzoek blijkt dat dit gewenst is gelet op ter plaatse aanwezige cultuurhistorische waarden.
3.8.2 Advies

Alvorens te beslissen over de wijzigingen als bedoeld in 3.8.1 kunnen burgemeester en wethouders advies inwinnen bij de in de gemeente operationele en ter zake deskundige commissie op het vlak van monumenten, welstand, landschap, archeologie en cultuurhistorie.

Artikel 4 Waarde - Aardkundige waarde

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Aardkundige waarde' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het instandhouden en versterken van de cultuurhistorische, natuurlijke, landschappelijke en aardkundige waarden, een en ander conform:

ter plaatse van de aanduiding:   conform:  
'specifieke vorm van waarde - aardkundig ensemble Broek en Hei'   Bijlage 25 Aardkundig ensemble Broek en Hei  
'specifieke vorm van waarde - aardkundig ensemble De Horst'   Bijlage 26 Aardkundig ensemble De Horst  
'specifieke vorm van waarde - aardkundig ensemble Den Doort'   Bijlage 27 Aardkundig ensemble D'n Doort  
'specifieke vorm van waarde - aardkundig ensemble Op den Berg'   Bijlage 28 Aardkundig ensemble Op d'n Berg  
'specifieke vorm van waarde - aardkundig ensemble Oude Maas'   Bijlage 29 Aardkundig ensemble Oude Maas  
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Op de voor 'Waarde - Aardkundige waarde' aangewezen gronden mag worden gebouwd overeenkomstig onderliggende bestemmingen.

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering, de vorm en de kwaliteit van de bouwwerken:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de cultuurhistorische, natuurlijke, landschappelijke en aardkundige waarden, indien uit cultuurhistorisch onderzoek als bedoeld in artikel 4.6.3 is gebleken, dat ter plaatse beschermingswaardige aardkundige waarden aanwezig zijn. Toepassing van deze bevoegdheid mag niet leiden tot een onevenredige beperking van het meest doelmatige gebruik.
4.4 Afwijken van de bouwregels

Niet van toepassing voor deze bestemming.

4.5 Specifieke gebruiksregels

Niet van toepassing voor deze bestemming.

4.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.6.1 Verbod

Het is verboden op de in artikel 4.1 bedoelde gronden de navolgende werken (geen bouwwerken zijnde) of werkzaamheden uit te voeren, te doen of laten uitvoeren, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning:

  • a. het aanleggen of verbreden van wegen, paden of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanleggen of verbreden van sloten, vijvers en andere wateren;
  • c. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies;
  • d. het aanleggen van bos of boomgaard, danwel het rooien hiervan waarbij stobben worden verwijderd;
  • e. het ophogen, afgraven, vergraven, verzetten, ontgronden, egaliseren, ontginnen en/of diepploegen van gronden;
  • f. het verwijderen van natuur- en landschapselementen;
  • g. het verwijderen van zandwegen;
  • h. het telen van houtige gewassen in en/of op de grond (containervelden).
  • i. het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of door bemaling en/of bronnering;
  • j. het doorbreken, wijzigen en/of verleggen van bestaande wegen, paden en/of andere (infra)structuren;
  • k. het toevoegen van natuur-/landschapselementen en/of kunstwerken die de in artikel 4.1 genoemde aanwezige waarden aan het zicht onttrekken of verstoren, of anderszins schade toebrengen.
4.6.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 4.6.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  • a. die het normale onderhoud, gebruik en/of beheer betreffen, danwel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • b. die reeds in uitvoering zijn, danwel krachtens een verleende omgevingsvergunning mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
  • c. die zijn bedoeld om de directe gevolgen van calamiteiten of plagen te beperken;
  • d. die zijn gericht op de instandhouding, het herstellen en/of instandhouding van gebouwen en terreinen met cultuurhistorische waarden.
4.6.3 Cultuurhistorisch onderzoek

De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 4.6.1 kan alleen worden verleend indien uit cultuurhistorisch onderzoek blijkt dat de volgende kwaliteiten in acht worden genomen:

  • a. de beleefde kwaliteit met zichtbaarheid en herkenbaarheid;
  • b. de fysieke kwaliteit met gaafheid of authenticiteit;
  • c. inhoudelijke kwaliteit met als waarderingscriteria zeldzaamheid, informativiteit, samenhangendheid c.q. ensemblewaarde en representativiteit.
4.6.4 Advies

Het bevoegd gezag kan advies inwinnen ten behoeve van de beoordeling van een aanvraag om een vergunning als bedoeld artikel 4.6.1 bij de in de gemeente operationele en ter zake deskundige commissie op het vlak van monumenten, welstand, landschap, archeologie en cultuurhistorie.

4.7 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Niet van toepassing voor deze bestemming.

4.8 Wijzigingsbevoegdheid
4.8.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door:

  • a. de bestemming 'Waarde - Aardkundige waarde' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen indien op basis van cultuurhistorisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen cultuurhistorische waarden (meer) aanwezig zijn; of
  • b. aan gronden de bestemming 'Waarde - Aardkundige waarde' toe te kennen indien uit cultuurhistorisch onderzoek blijkt dat dit gewenst is gelet op ter plaatse aanwezige cultuurhistorische waarden.
4.8.2 Advies

Alvorens te beslissen over de wijzigingen als bedoeld in 4.8.1 kunnen burgemeester en wethouders advies inwinnen bij de in de gemeente operationele en ter zake deskundige commissie op het vlak van monumenten, welstand, landschap, archeologie en cultuurhistorie.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene procedureregels

6.1 Procedure afwijking

Bij een afwijking van het bestemmingsplan, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit in de procedure als bedoeld in artikel 3.9 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing.

6.2 Procedure nadere eisen

Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van nadere eisen is de volgende procedure van toepassing:

  • a. Het voornemen, waarbij toepassing wordt gegeven aan het stellen van nadere eisen, ligt met bijbehorende stukken gedurende twee weken ter gemeentesecretaris ter inzage.
  • b. Burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging te voren in één of meer dag- of niewsbladen, die in de gemeente worden verspreid en voorts op de gebruikelijke wijze bekend.
  • c. De bekendmaking houdt in mededeling van de mogelijkheid voor belanghebbenden tot het indienen van zienswijzen bij burgemeester en wethouders tegen het voornemen gedurende de onder a genoemde termijn.
  • d. Indien tegen het voornemen zienswijzen zijn ingediend, wordt het besluit met redenen omkleed.
  • e. Burgemeester en wethouders delen aan hen, die zienswijzen hebben ingediend de beslissing daaromtrent met redenen omkleed mede en maken het besluit op de voorgeschreven wijze bekend.
6.3 Procedure wijziging

Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging is de procedure als bedoeld in artikel 3.9a van de Wet ruimtelijke ordening van toepassing.

6.4 Procedure omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning, die onderdeel uit maakt van dit plan, is de procedure als vervat in artikel 3.9 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing.

Artikel 7 Overige regels

7.1 Voorrangsregels
7.1.1 Voorrang dubbelbestemming

In het geval van strijdigheid van belangen tussen een bestemming en een dubbelbestemming, gaat het belang van de dubbelbestemming voor.

7.1.2 Onderlinge relatie dubbelbestemmingen

Ten aanzien van de onderlinge relatie tussen de dubbelbestemmingen geldt dat dubbelbestemmingen gericht op het instandhouden of ontwikkelen van het groene karakter en het voorkomen van bebouwing voorgaan boven dubbelbestemmingen met bebouwing.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 8 Overgangsrecht

8.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
8.2 Overgangsrecht gebruik
  • 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 9 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Cultuurhistorie' van de gemeente Echt-Susteren.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van

22 september 2016

De voorzitter, De griffier,

………… …………