Plan: | Havendijk Kom Noord, Oudenbosch |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1655.BP1025-C001 |
De gemeente Halderberge is voornemens om de noordrand van de kern Oudenbosch, ook wel 'Havendijk Kom Noord' genoemd, integraal te transformeren en af te ronden. De noordelijke rand van het dorp wordt getransformeerd naar een duurzaam samenhangend gebied met een balans tussen nieuwe woningbouw, groen en de herstructurering van de begraafplaats.
Het gebied kent leegstand, is rommelig en vormt geen representatieve entree/rand voor het dorp. Ten behoeve van deze ontwikkelingen heeft de gemeente Halderberge op 16 december 2021 de gebiedsvisie 'Havendijk Kom Noord' vastgesteld. Deze gebiedsvisie beschrijft de uitgangspunten en een programma van eisen waaraan de transformatie van dit gebied moet voldoen om te komen tot een kwaliteitsimpuls met een integrale aanpak. In de gebiedsvisie staan de kaders en ambities beschreven waaraan de nieuwe ontwikkelingen moet voldoen, verdeeld over 6 deelgebieden. Het kaartbeeld van de gebiedsvisie is als Bijlage 1 toegevoegd aan het bestemmingsplan. Onderhavig plangebied bestaat uit de deelgebieden 3, 4 en 5 uit de gebiedsvisie. Voor de overige gebieden worden separate procedures doorlopen.
Middels voorliggend bestemmingsplan wordt het plangebied, bestaande uit de deelgebieden 3, 4 en 5 getransformeerd ten behoeve van woningbouw met in totaal ruimte voor 28 koopwoningen.
Havendijk Kom Noord
Het gebied Havendijk Kom Noord is gelegen aan de noordrand van de kern Oudenbosch. Aan de westzijde wordt het gebied begrensd door de Havendijk, deze weg loopt langs de rivier de Mark richting het noorden naar het buitengebied van de gemeente Halderberge. Aan de overzijde van de Mark bevindt zich de Jachthaven van Oudenbosch. In het oosten en zuiden sluit het gebied aan op de bestaande woningbouw, gelegen binnen de kern Oudenbosch.
Figuur 1.1 Ligging en begrenzing Havendijk Kom Noord
Plangebied (deelgebieden 3, 4 en 5)
Onderhavig plangebied bestaat grofweg uit de noordelijke helft van het gebied Havendijk Kom Noord. Het plangebied omvat de percelen kadastraal bekend als gemeente Oudenbosch, Sectie A, nummers 2088, 2136 en een gedeelte van het perceel nummer 1536. De totale omvang van het plangebied bedraagt circa. 27.540 m2.
Het plangebied is gelegen op de grens van de bebouwde kom en het buitengebied van Oudenbosch. In het westen wordt het plangebied begrenst door de Havendijk en in het oosten door de Drimmelaarstraat en de Strijmondlaan. In het zuiden sluit het plangebied enerzijds aan op de bestaande woonpercelen aan de Havendijk 10c en de Strijmondlaan 70 t/m 78 en anderzijds op de resterende delen van het nog te ontwikkelen gebied Havendijk Kom Noord.
Figuur 1.2 Ligging en begrenzing plangebied
Ter plaatse van het plangebied is het bestemmingsplan 'Kom Oudenbosch' van toepassing. Dit bestemmingsplan is vastgesteld op 20 juni 2013.
De gronden ter plaatse van de begraafplaats en het gebouw van Oki Doki zijn voorzien van de bestemming 'Maatschappelijk'. De begraafplaats is daarnaast ook met een functieaanduiding aangeduid en gedeeltelijk voorzien van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2'. De weide langs de Havendijk en het grasveld langs de Strijmondlaan ten zuiden van Oki Doki zijn bestemd als 'Groen'. De wegen zijn bestemd met de bestemming 'Verkeer'.
Vanaf het rioolgemaal aan de Havendijk 10b loopt een rioolwatertransportleiding richting het noorden. Deze leiding wordt in het bestemmingsplan weergegeven met de dubbelbestemming 'Leiding - Riool'. De westelijke rand van het plangebied aan de Havendijk is daarnaast ook voorzien van de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering', ten behoeve van de instandhouding van de waterkering. Als gevolg van de luchtvaartverkeerszone van Breda International Airport is het plangebied ook grotendeels voorzien van de gebiedsaanduiding 'luchtvaartverkeerzone - 11'.
Figuur 1.3 Uitsnede vigerend bestemmingsplan 'Kom Oudenbosch' (plangebied is rood omlijnd)
Toets bestemmingsplan
Het planvoornemen bestaat uit de transformatie van het plangebied naar een woongebied met ruimte voor in totaal 28 grondgebonden koopwoningen.
Het plangebied heeft grotendeels bestemmingen 'Groen' en 'Maatschappelijk'. Binnen deze bestemmingen mag de grond niet gebruikt worden ten behoeve van de functie wonen. Het oprichten van gebouwen is uitsluitend toegestaan binnen een bouwvlak. Binnen het bestemmingsplan is één bouwvlak aanwezig, derhalve zijn de bouwmogelijkheden van het vigerend bestemmingsplan ontoereikend voor de voorziene ontwikkeling. Om de beoogde ontwikkelingen mogelijk te maken dienen de gronden, ter plaatse van de beoogde woningen, te worden gewijzigd naar de bestemming 'Woongebied' met bouwvlak.
De begraafplaats is deels voorzien van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2'. In de nieuwe situatie blijft de begraafplaats behouden op de locatie, er zal enkel een herstructurering plaatsvinden. Ter plaatse van de archeologische dubbelbestemming zijn er geen grondroerende werkzaamheden voorzien groter dan 500 m2 en dieper dan 0,4 m-mv. Het uitvoeren van een archeologisch onderzoek is derhalve niet noodzakelijk. De dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' zal mee overgenomen worden in het nieuwe bestemmingsplan.
In onderhavig planvoornemen vinden er geen bouw- en/of sloopwerkzaamheden plaats ter plaatse van de gronden aangeduid met de dubbelbestemming 'Leiding - Riool'. Binnen dit deel van het plangebied vindt enkel een bestemmingswijziging plaats van 'Bedrijf' naar 'Wonen'.
Ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' mogen uitsluitend bouwwerken tot een maximale bouwhoogte van 2,5 m worden gebouwd ten behoeve van de aanleg en instandhouding van de waterkering. Er zal advies worden ingewonnen bij de waterbeheerder ter afwijking van de gestelde bouwregels.
De gebiedsaanduiding 'luchtvaartsverkeerszone - 11' heeft betrekking tot de maximale bouwhoogte ten behoeve van het obstakelvrije start- en landingsvlak. Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'luchtvaartverkeerszone - 11' mag de bouwhoogte van bouwwerken niet meer bedragen dan 101,4 m en 110,54 m boven NAP. In het onderhavige plan wordt geen bebouwing mogelijk gemaakt die deze maat overschrijdt.
De beoogde ontwikkeling van het plangebied is in strijd met het vigerend bestemmingsplan. Derhalve is besloten om voor deze ontwikkeling een nieuw bestemmingsplan in procedure te brengen.
In hoofdstuk 2 wordt een planbeschrijving gegeven van enerzijds de bestaande situatie en anderzijds de nieuwe situatie. In hoofdstuk 3 worden de beleidskaders van rijk, provincie en gemeente beschreven. De aspecten met betrekking tot het milieu en landschap komen in hoofdstuk 4 aan bod. De juridische planbeschrijving volgt in hoofdstuk 5 en in hoofdstuk 6 komen respectievelijk de uitvoerbaarheid van het plan en de communicatie aan bod.
Het plangebied bestaat uit de deelgebieden 3, 4 en 5 van de 'Gebiedsvisie Havendijk Kom Noord Oudenbosch' (zie paragraaf 3.3.3). Hieronder wordt per deelgebied een korte beschrijving gegeven van de bestaande situatie.
Deelgebied 3
Het maatschappelijke gebouw binnen deelgebied 3 staat leeg, voorheen was hierin het kinderdagverblijf Oki Doki gevestigd. Deelgebied 3 grenst aan de oostzijde aan de Strijmondlaan, een samenhangende woonbuurt die zich kenmerkt door rijwoningen in een stempelstructuur. De bouwmassa's hebben een eenvoudige en heldere hoofdvorm bestaande uit twee bouwlagen met zadeldak. Aan de westzijde van deelgebied 3 liggen twee vrijstaande kavels (Strijmondlaan 70 en 76). De noordzijde van het deelgebied wordt begrensd door een waardevolle landschappelijke groenstructuur die de overgang met de begraafplaats vormt. Ten zuiden van het deelgebied is een grote open groene ruimte aanwezig met gazon, enkele bomen en speelmogelijkheden. Een groenstrook met bomen en bosplantsoen aan de oost- en westzijde verbindt de groenstructuren aan de zuid- en noordzijde met elkaar.
Deelgebied 4
Ten noorden van deelgebied 3 ligt deelgebied 4 welke momenteel functioneert als entree naar de begraafplaats. Dit relatief kleine deelgebied sluit aan de oostzijde aan op de Strijmondlaan. Tussen de woningen aan de Strijmondlaan en het plangebied staan waardevolle bomen die onderdeel vormen van een groenstructuur rondom de begraafplaats. Deze groenstructuur loopt door aan de zuidzijde van het deelgebied. Ten zuiden van deze structuur sluit het gebied aan op deelgebied 3.
Deelgebied 5
Deelgebied 5 is onder te verdelen in een westelijk en oostelijk deel die van elkaar gescheiden worden door een waardevolle bomenstructuur. Beide delen worden omsloten door een regelmatig en langgerekt watersysteem dat onderdeel is van de natte polder Buitenloos.
Het westelijk deel, wat nu functioneert als weide, sluit direct aan op de Havendijk. Vanaf het oude groene lint heeft men duidelijk zicht op het deelgebied. De weide verbindt momenteel de groenstructuur van de Havendijk met de groenstructuur bij de begraafplaats en achter gelegen buitengebied. Aan de zuid- en noordzijde wordt het plangebied omsloten door vrijstaande woningen op ruime percelen. Onderdeel van deelgebied 5 is de begraafplaats die aan de oostkant van het gebied is gelegen. De begraafplaats is onder te verdelen in een zuidelijk- en noordelijk deel. In het zuidelijke deel is de begraafplaats bereikbaar via een entree aan de Strijmondlaan. In het noordelijke deel is een islamitische begraafplaats gelegen. De begraafplaats wordt naast de waterlopen ook omsloten door een dichte groenstructuur met waardevolle bomen en heesters.
Figuur 2.1 Foto's bestaande situatie plangebied (linksboven: grasveld ten zuiden van deelgebied 3; rechtsboven: deelgebied 3 (Oki Doki); linksonder: deelgebied 5; rechtsonder: ingang begraafplaats, deelgebied 4)
In de gebiedsvisie 'Havendijk Kom Noord' is het gebied, gelegen aan de noordelijke rand van Oudenbosch, verdeeld in 6 deelgebieden. Het doel van de gebiedsvisie is om van de verschillende deelgebieden een samenhangend woongebied te maken met circa 58 nieuwe koopwoningen van verschillende woningtypes, die Havendijk Kom Noord kwalitatief verbeteren. Een buurt waarin rekening wordt gehouden met het bestaande en nieuwe groen, dat inspeelt op klimaatadaptie en een aangename overgang naar het buitengebied maakt. De gebiedsvisie wordt nader toegelicht in paragraaf 3.3.3. De gemeente Halderberge heeft daarnaast ook een beeldkwaliteitsplan voor het plangebied laten opstellen. Hierin zijn de spelregels opgenomen voor de architectonische uitwerking van de bebouwing en de inrichting van de openbare ruimte. Het beeldkwaliteitsplan is als Bijlage 1 bij de regels opgenomen in het voorliggende bestemmingsplan.
Het voornemen is om het plangebied te transformeren naar een woongebied met woningen van verschillende typologieën waaronder rijwoningen, twee-onder-één-kapwoningen, (half)vrijstaande woningen en ook tiny houses. Daarnaast zal de islamitische begraafplaats opnieuw worden ingericht met een nieuwe toegangsweg en ontmoetingsruimte.
Figuur 2.2 Verkavelingsplan Havendijk Kom Noord, Oudenbosch (bron: Aveco de Bondt bv, 23-02-2023)
De verkaveling van het plangebied zoals weergegeven in figuur 2.3 staat niet vast, maar dient ter indicatie van de mogelijke verkaveling van het plangebied. Afhankelijk van het nog te doorlopen CPO-proces kan de verkaveling nog worden gewijzigd. In voorliggend bestemmingsplan zijn derhalve woonvlakken opgenomen waarbinnen meerdere verkavelingsopties mogelijk zijn.
Deelgebieden 3 en 4
In de nieuwe situatie sluiten deelgebieden 3 en 4 aan op de bestaande woonbuurt aan de Strijmondlaan, bestaande uit rijwoningen in een samenhangende stempelstructuur. Echter, gezien de stedenbouwkundige en landschappelijke setting, kunnen beide deelgebieden een eigen doch samenhangende sfeer en karakteristiek krijgen. Binnen de bestaande stedenbouwkundige structuur vormt het gebied een eigen samenhangende eenheid die omkaderd wordt door bestaande landschappelijke elementen. Deelgebied 3 biedt ruimte voor circa 12 woningen en binnen deelgebied 4 is ruimte voor 2 vrijstaande- of twee-onder-één-kapwoningen óf 4 tiny houses. Voor deelgebied 4 zijn rijwoningen uitgesloten. Een grote diversiteit qua kapvorm, massaopbouw en kleurgebruik van de woningen is hier voorstelbaar.
De groene ruimte aan de zuidzijde biedt ruimte voor spelen, waterberging en een vrijliggende langzaamverkeersverbinding als onderdeel van een recreatieve route die de Bornhemweg verbindt met de Havendijk.
Deelgebied 5
Deelgebied 5 maakt onderdeel uit van de gehele visie tot afronding van de noordelijke rand van Oudenbosch, met aan de oostelijke zijde de ontwikkeling van de 18 ruimte-voor-ruimte kavels aan de Bornhemweg en aan de westelijke kant onderhavige ontwikkeling.
Deelgebied 5 vormt in de ruimtelijke context een redelijk autonoom gebied dat in tegenstelling tot de overige deelgebieden niet aansluit op een bestaande woonbuurt. Het gebied kan dan ook worden vormgegeven met een eigen samenhangende sfeer en karakteristiek. Binnen het westelijke deel van het gebied is ruimte voor maximaal 12 grondgebonden woningen, bestaande uit twee-onder-één-kapwoningen, vrijstaande en aaneengesloten woningen. Om recht te doen aan de situering van dit deelgebied, gelegen op de overgang met het buitengebied en als onderdeel van een bebouwingslint, krijgt het de uitstraling van een eigentijds boerenerf met eigentijdse schuurwoningen. Daarnaast wordt de nieuwe toegangsweg naar de begraafplaats binnen dit deelgebied aangelegd evenals de bijbehorende benodigde parkeerplaatsen en een nieuw ontmoetingsgebouw.
Groen
Alle hierboven genoemde elementen liggen in een groene setting en zijn afgestemd op de bestaande groen- en waterstructuur, die behouden blijft. In het groene gebied is ruimte gereserveerd voor een islamitische begraafplaats en ruimte voor waterberging en het ontmoetingsgebouw. Een langzaamverkeersverbinding verzorgt de verbinding tussen de Havendijk en deelgebied 3. Het ontmoetingsgebouw krijgt een vrije vorm als solitair element in de groene ruimte en heeft net als de woningen een natuurlijke en duurzame uitstraling.
Bij het maken van een bestemmingsplan wordt rekening gehouden met het beleid van hogere overheden (het rijk en de provincie) en de vastgestelde gemeentelijke beleidskaders. Hieronder wordt het relevante ruimtelijke beleid voor het plangebied weergegeven.
De NOVI komt voort uit de Omgevingswet, die op 1 januari 2024 in werking zal treden. De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) is vastgesteld op 11 september 2020 en biedt een duurzaam perspectief voor de leefomgeving. Hiermee kan ingespeeld worden op de grote uitdagingen die er zijn. Allerlei trends en ontwikkelingen hebben invloed op onze leefomgeving. Veranderende en groeiende steden, de overgang naar een duurzame en circulaire economie en het aanpassen aan de gevolgen van de klimaatverandering vormen slechts een deel van de opgave.
Dit biedt kansen, maar vraagt wel om zorgvuldige keuzes. Want de ruimte, zowel boven-, als ondergronds, is een schaars goed. Het combineren van al die opgaven vraagt een nieuwe manier van werken. Niet van bovenaf opgelegd, maar in goede samenwerking tussen overheden, bedrijven, kennisinstellingen, maatschappelijke organisaties en burgers.
De NOVI biedt een kader, geeft richting en maakt keuzes waar dat kan. Tegelijkertijd is er ruimte voor regionaal maatwerk en gebiedsgerichte uitwerking. Omdat de verantwoordelijkheid voor het omgevingsbeleid voor een groot deel bij provincies, gemeenten en waterschappen ligt, kunnen inhoudelijke keuzes in veel gevallen het beste regionaal worden gemaakt. Met de NOVI wordt een proces in gang gezet waarmee de keuzes voor de leefomgeving sneller en beter gemaakt kunnen worden om te bouwen aan een mooier en sterker Nederland.
Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie in beeld. Op nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven. Die komen samen in vier prioriteiten:
De druk op de fysieke leefomgeving in Nederland is zo groot, dat belangen soms botsen. Het streven is combinaties te maken en win-win situaties te creëren, maar dit is niet altijd mogelijk. Soms zijn er scherpe keuzes nodig en moeten belangen worden afgewogen. Hiertoe gebruikt de NOVI drie afwegingsprincipes:
Beoordeling en conclusie
Gezien de aard en omvang van voorliggend initiatief heeft bovengenoemd rijksbeleid niet direct invloed op de ontwikkeling. De inhoudelijke keuzes en afweging ligt bij de gemeente. Zij zullen daarbij uiteraard de richtlijnen en vier prioriteiten van het Rijk als leidraad gebruiken.
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 22 augustus 2011 vastgesteld en op 30 december 2011 in werking getreden. In het Barro zijn bepalingen opgenomen ter bescherming van nationale belangen, zoals de mainportontwikkeling van Rotterdam, bescherming van de waterveiligheid in het kustfundament en in en rond de grote rivieren, de uitoefening van defensietaken en bescherming en behoud van de Waddenzee en enkele werelderfgoederen etc.. Door de nationale belangen vooraf in bestemmingsplannen te borgen, wordt met het Barro bijgedragen aan versnelling van de besluitvorming bij ruimtelijke ontwikkelingen en vermindering van de bestuurlijke drukte. Een aantal onderwerpen is geregeld in de bij het Barro behorende Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro).
Figuur 3.1 Weergave radarverstoringsgebieden, Rarro 1 december 2020
Beoordeling en conclusie
Zoals te zien is in figuur 3.1 is het plangebied gelegen binnen een radarverstoringsgebied. In dit gebied dient rekening te worden gehouden met de functionele bruikbaarheid daarvan. Rondom radarstations mogen geen bestemmingen worden opgenomen die het oprichten van bouwwerken mogelijk maken die door hun hoogte onaanvaardbare gevolgen kunnen hebben voor de werking van de radar. Binnen het radarverstoringsgebied geldt een maximale bouwhoogte van 90 meter ten opzichte van het NAP.
In het onderhavige plan wordt geen bebouwing mogelijk gemaakt die deze maat overschrijdt.
Voor het plangebied geldt verder dat er regels zijn opgenomen inzake de uitoefening van het vliegverkeer vanaf luchthaven Breda International Airport. Er dient sprake te zijn van een obstakelvrij (start- en landings)vlak. De aanduiding 'luchtvaartverkeerzone - 11' komt hieruit voort. Ten behoeve van het obstakelvrije (start- en landings) vlak mag de bouwhoogte van een bouwwerk niet meer mag bedragen dan de bouwhoogte die wordt verkregen door lineaire interpolatie van 101,4 m en 110,54 m boven NAP. De beoogde nieuwe bebouwing overschrijdt deze maat niet.
Op 1 oktober 2012 is artikel 3.1.6 toegevoegd aan het Besluit ruimtelijke ordening (Bro); dit artikel bevat de 'ladder voor duurzame verstedelijking'. Met de toevoeging van dit artikel in het Bro is beoogd vanuit een oogpunt van ruimtelijke ordening ongewenste leegstand te vermijden en zorgvuldig ruimtegebruik te stimuleren. Op 1 juli 2017 is het Bro gewijzigd. Het Bro regelt thans dat 'de verantwoording van een juridisch verbindend ruimtelijk besluit van een decentrale overheid dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving dient te bevatten van de behoefte aan die ontwikkeling. Tevens is geregeld dat indien het ruimtelijk besluit die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, de verantwoording een motivering dient te bevatten waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien'.
Bij toepassing van de 'ladder voor duurzame verstedelijking' dient antwoord gegeven te worden op een aantal vragen. Indien een vraag positief kan worden beantwoord, dient de 'ladder' verder te worden doorlopen. Indien een vraag niet positief kan worden beantwoord, dan is de 'ladder' niet (verder) van toepassing dan wel kan niet aan de 'ladder voor duurzame verstedelijking' worden voldaan.
Beoordeling
1. Voorziet het onderhavige besluit in een stedelijke ontwikkeling?
Op basis van jurisprudentie kan geconcludeerd worden dat een woningbouwontwikkeling van meer dan 12 woningen gezien wordt als stedelijke ontwikkeling. Onderhavig planvoornemen voorziet in de mogelijkheid om binnen het plangebied 28 woningen te realiseren. Een dergelijke ontwikkeling kan dan ook gezien worden als een stedelijke ontwikkeling.
2. Voorziet het onderhavige besluit in een 'nieuwe' stedelijke ontwikkeling?
De Laddertoets geldt alleen voor 'nieuwe' stedelijke ontwikkelingen. Beoordeeld moet dan worden of sprake is van een nieuw beslag op de ruimte. Als enkel sprake is van een planologische functiewijziging dan is in beginsel geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling, tenzij het een functiewijziging van zodanige aard en omvang betreft.
Op basis van vigerend bestemmingsplan 'Kom Oudenbosch' zijn de gronden ter plaatse van het plangebied grotendeels bestemd als 'Groen' en 'Maatschappelijk'. Het realiseren van woningen is binnen deze bestemmingen niet toegestaan. Middels voorliggend bestemmingsplan worden de bestemmingen gewijzigd, waarmee de realisatie van het woongebied mogelijk wordt gemaakt. De planologische functiewijziging is van zodanige aard en omvang dat er sprake is van een 'nieuwe' stedelijke ontwikkeling.
3. Is er sprake van een behoefte aan de voorziene ontwikkeling?
In het woningbouwprogramma 2018-2028 van de gemeente Halderberge zijn voor Oudenbosch in totaal 235 woningen opgenomen. Onderhavig plangebied maakt deel uit van het ontwikkelingsgebied Havendijk Kom Noord, wat voorziet in de ontwikkeling van circa 58 koopwoningen, waarvan 28 in onderhavig plangebied. Dit aantal is opgenomen in het woningbouwprogramma en is regionaal afgestemd.
4. Is de voorziene ontwikkeling gelegen buiten het bestaand stedelijk gebied?
Het plangebied is in de provinciale omgevingsverordening deels aangeduid als stedelijk gebied 'Landelijke kern' en deels als landelijk gebied 'Verstedelijking afweegbaar'. De kaart van de provinciale omgevingsverordening is weergegeven in figuur 3.2 onder paragraaf 3.2.2.
De provincie Noord-Brabant heeft een besluit genomen tot wijziging van de begrenzing van het werkingsgebied 'Verstedelijking afweegbaar', in de Interim omgevingsverordening. Middels dit besluit zal het werkingsgebied gedeeltelijk komen te vervallen ter plaatse van de begraafplaats. Voor onderhavige ontwikkeling heeft dit geen gevolgen, aangezien er geen ruimtelijke ontwikkelingen zullen plaatsvinden ter plaatse van de begraafplaats, enkel een herstructurering van de bestaande situatie.
De overige gronden liggen binnen het stedelijk gebied 'landelijke kern'. Hier is voldoende ruimte om in de verstedelijkingsbehoefte (wonen, werken en voorzieningen) te voorzien. Hier is ruimte voor een grote verscheidenheid aan woon- en werkmilieus, of een menging daarvan, in uiteenlopende dichtheden.
5. Is het mogelijk om de voorziene ontwikkeling binnen bestaand stedelijk gebied te realiseren?
Het gebied Havendijk Kom Noord kent in de bestaande situatie leegstand, heeft een eenzijdige samenstelling en oogt door de aanwezigheid van een aantal bedrijfspercelen rommelig. Het gebied vormt geen representatieve entree voor het dorp Oudenbosch. Het voornemen is om Havendijk Kom Noord integraal te transformeren en kwalitatief te verbeteren. Hierbij is ruimte voorzien van onder andere woningbouw, waterberging en een herstructurering van de begraafplaats.
De ontwikkeling van Havendijk Kom Noord maakt onderdeel uit van de duurzame afronding van de noordelijke rand van Oudenbosch, waarmee er sprake is van een stedelijke ontwikkeling.
Conclusie
De ontwikkeling betreft gezien de aard en omvang een 'nieuwe' stedelijke ontwikkeling. In bovenstaande beoordeling is de behoefte aan de voorziene woningbouwontwikkeling van het plangebied toegelicht. Er kan derhalve worden voldaan aan de Ladder voor duurzame verstedelijking.
De nieuwe Omgevingswet (welke naar verwachting op 1 januari 2024 in werking zal treden) bundelt de wetten en regels voor ruimte, wonen, infrastructuur, milieu, natuur, cultureel erfgoed en water. En regelt zo het beheer en de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving. Vooruitlopend op de inwerkingtreding van de Omgevingswet heeft de Provincie Noord-Brabant alvast een provinciale Omgevingsvisie gemaakt welke op 14 december 2018 is vastgesteld.
De omgevingsvisie bevat de belangrijkste ambities voor de fysieke leefomgeving voor de komende jaren. De basisopgave voor de provincie is: 'werken aan veiligheid, gezondheid en omgevingskwaliteit'. Hierbij heeft de provincie als doel gesteld voor de middellange termijn, 2030: Brabant heeft een aanvaardbare leefomgevingskwaliteit doordat wij voor alle aspecten voldoen aan de wettelijke normen. Voor de lange termijn, 2050, wil men een goede leefomgevingskwaliteit hebben door op alle aspecten beter te presteren dan wettelijk als minimumniveau is bepaald.
Om de basisopgave te behalen heeft men vier hoofdopgaven verwoord:
Beoordeling en conclusie
Het 'up to date' houden van het bestaand stedelijk gebied is essentieel voor een duurzame, sociale en economische ontwikkeling van de steden en dorpen van Brabant. Er ligt een forse woningbouwopgave voor de komende 10 jaar. Door het voorliggend bestemmingsplan wordt er woningbouw mogelijk gemaakt binnen het bestaand stedelijk gebied. De nieuwe woningen zullen gasloos gebouwd worden conform het nieuwe Bouwbesluit. Hiermee wordt een bijdrage geleverd aan het klimaatproof Brabant, alsmede de Brabantse energietransitie.
Alle provinciale regels over de fysieke leefomgeving, staan voortaan bij elkaar in de Interim Omgevingsverordening (IOV). Deze Omgevingsverordening is vastgesteld op 25 oktober 2019. De Interim Omgevingsverordening vervangt diverse provinciale verordening, waaronder de verordening Ruimte. De Interim Omgevingsverordening is beleidsneutraal van karakter en vooral is bedoeld om bestaande regelingen samen te voegen, heeft er ook (nog) geen expliciete afweging plaatsgevonden of de inzet van de verordening voor een bepaald thema gecontinueerd moet worden. Uitgangspunt van deze Interim Omgevingsverordening is dat de huidige regels met het huidige beschermingsniveau zijn gehandhaafd.
Figuur 3.2 Uitsnede Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant
Beoordeling
Het plangebied is deels gelegen binnen het stedelijk gebied 'Landelijke kern' en deels in het landelijk gebied 'Verstedelijking afweegbaar'. De provincie Noord-Brabant heeft een besluit genomen tot wijziging van de begrenzing van het werkingsgebied 'Verstedelijking afweegbaar'. Middels dit besluit zal het werkingsgebied gedeeltelijk komen te vervallen ter plaatse van de begraafplaats. Voor onderhavige ontwikkeling heeft dit geen gevolgen, aangezien er geen ruimtelijke ontwikkelingen zullen plaatsvinden ter plaatse van de begraafplaats, enkel een herstructurering van de bestaande situatie. Voor deelgebieden 4 en 5 blijft het werkingsgebied 'verstedelijking afweegbaar' nog wel van toepassing.
Voor stedelijke ontwikkelingen binnen het stedelijk gebied 'Landelijke kern' is artikel 3.42 uit de Interim Omgevingsverordening van toepassing, ten behoeve van een 'duurzame stedelijke ontwikkeling'. In het bestemmingsplan dient te worden onderbouwd dat de ontwikkeling past binnen de regionale afspraken en sprake is van een duurzame stedelijke ontwikkeling.
Om een stedelijke ontwikkeling mogelijk te maken in landelijk gebied aangeduid als 'Verstedelijking afweegbaar' is artikel 3.43 uit de Interim Omgevingsverordening van toepassing. Ter plaatse van de aanduiding 'Verstedelijking afweegbaar' is een stedelijke ontwikkeling mogelijk als er gemotiveerd kan worden dat:
Artikel 3.9 Kwaliteitsverbetering landschap
Een bestemmingsplan dat een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk maakt in landelijk gebied bepaalt dat die ruimtelijke ontwikkeling gepaard gaat met een fysieke verbetering van de landschappelijke kwaliteit van het gebied of de omgeving. In de toelichting van het bestemmingsplan dient gemotiveerd te worden dat de verbetering past binnen de gewenste ontwikkeling van het gebied én op welke wijze de uitvoering is geborgd door dat:
Een verbetering van de landschappelijke kwaliteit kan de volgende aspecten omvatten:
De uitvoering van kwaliteitsverbetering van het landschap heeft regio West-Brabant in 2014 vastgelegd in het 'Afsprakenkader Kwaliteitsverbetering van het landschap in de regio West-Brabant'. Deze notitie geeft aan hoe de gemeenten in de regio West-Brabant toepassing geeft aan artikel 3.9 van de Interim Omgevingsverordening.
Het afsprakenkader biedt duidelijkheid voor het grootste gedeelte van de buitenstedelijke ruimtelijke ontwikkelingen. In het afsprakenkader is opgenomen of en welke vorm van kwaliteitsverbetering van toepassing is bij ontwikkelingen, aan de hand van een drietal categorieën:
Deelgebieden 4 en 5 van onderhavig plangebied zijn gelegen in het landelijk gebied 'Verstedelijking afweegbaar'. Conform het afsprakenkader geldt voor stedelijke uitbreiding in zoekgebieden voor stedelijke ontwikkeling een minimale investering in kwaliteitsverbetering van 1% van de totale waardevermeerdering van de grond. In deelgebied 4 wordt 4.920 m2 uitgeefbare grond gerealiseerd en in deelgebied 5 wordt 851 m2 uitgeefbare grond gerealiseerd. De gemiddelde grondprijs bedraagt € 330,- per m2 (excl. BTW). Op basis van de berekening in Bijlage 2 bedraagt de minimale investering in kwaliteitsverbetering voor onderhavig planvoornemen € 19.044,30. Dit bedrag zal worden geïnvesteerd in de landschappelijke inpassing van het plangebied. Middels een voorwaardelijke verplichting in de planregels is het landschappelijk inpassingsplan geborgen in voorliggend bestemmingsplan. Derhalve wordt voldaan aan artikel 3.9 van de Interim Omgevingsverordening.
Conclusie
Zoals nader toegelicht in de Laddertoets (zie paragraaf 3.1.3) voldoet onderhavig planvoornemen aan zorgvuldig ruimtegebruik en past de ontwikkeling binnen de regionale afspraken.
Daarnaast is in het bestemmingsplan rekening gehouden met de gevolgen van de beoogde ruimtelijke ontwikkeling voor de in het plan begrepen gronden en de naaste omgeving, waaronder de bodemkwaliteit, de waterhuishouding, de ecologische waarden en andere relevante milieu- en omgevingsaspecten. De verantwoording hiervan bevindt zich in hoofdstuk 4 van voorliggend bestemmingsplan.
Voorgenomen ontwikkeling past de binnen de kaders van de Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant. De verplichte landschappelijke inpassing is als voorwaardelijke verplichting geborgen in de planregels van onderhavig bestemmingsplan.
Het 'Perspectief op wonen en woningbouw West-Brabant West 2021' geeft een actueel beeld en visie van de subregio West-Brabant West op de toekomstige ontwikkelingen op de regionale woningmarkt. Ook geeft het document het actuele bestuurlijke afsprakenkader weer, die een resultaat is van regionale samenwerking, afstemming en afweging.
De subregio West-Brabant West ziet een aantal actuele regionale woonopgaven. Voor onderstaande 5 opgaven heeft zij de ambitie om dit gezamenlijk op te pakken en vorm te geven:
Beoordeling en conclusie
Met de ontwikkeling van Havendijk Kom Noord worden er kleine nieuwe woonclusters gerealiseerd in bestaand stedelijk gebied en deels in landelijk gebied aangeduid als 'verstedelijking afweegbaar'. De beoogde ontwikkeling voorziet in een hoogwaardig recreatief leefmilieu en een diversiteit aan dichtheden en woningtypes. Hierdoor kan het project worden beschouwd als flexibel en wordt er ingespeeld op de ontwikkelingen in de markt.
In het te ontwikkelen gebied Havendijk Kom Noord worden in totaal 58 koopwoningen gerealiseerd, waarvan 28 in onderhavig plangebied. Dit aantal is opgenomen in het woningbouwprogramma en is regionaal afgestemd.
Op 10 februari 2022 heeft de gemeente Halderberge de 'Omgevingsvisie Halderberge' vastgesteld. Met de omgevingsvisie laat de gemeente Halderberge zien wat ze belangrijk vinden in de omgeving waarin ze wonen, werken en recreëren. De omgevingsvisie helpt om samen te blijven werken aan een aantrekkelijke gemeente en vooruit te kijken naar ontwikkelingen waar ze mee te maken (gaan) krijgen.
Het karakter van Halderberge wordt gekenmerkt door de grote verschillen in de gemeente. Elke kern heeft z'n eigen karakter. En ook het buitengebied is erg divers. Uniek voor Halderberge is de overgang van klei naar zand. Daardoor kan binnen de gemeente genoten worden van zowel polderlandschap en bosgebieden.
De gemeente wil het bijzondere karakter van gebieden en kernen met hun eigen identiteit koesteren en versterken. Daarom willen ze met elk initiatief ervoor zorgen dat de waarden en het karakter van dat deelgebied of kern versterken. De waarden per deelgebied zijn in de omgevingsvisie beschreven.
Het behoud van de kwaliteiten van de ondergrond zijn een essentiële voorwaarde voor alle thema's die in de omgevingsvisie aan de orde komen. Een robuust en toekomstbestendig bodem- en watersysteem is nodig om de waarden in alle deelgebieden te kunnen behouden.
In de omgevingsvisie worden negen algemene speerpunten voor de gemeente Halderberge uitgewerkt. Met de speerpunten wordt aangegeven op welke thema's er opgaven liggen voor de gemeente om mee aan de slag te gaan. De algemene speerpunten zijn:
Waarden Oudenbosch
Oudenbosch kenmerkt en onderscheidt zicht van de andere kernen binnen de gemeente door de aanwezigheid van het religieus erfgoed. Er is een verscheidenheid aan historische gebouwen en monumenten in de kern, die verbonden zijn door het Parelpad. De aanwezigheid van de Basiliek met koepel, die boven de overige bebouwing uitsteekt, geeft de kern deels haar identiteit. De kern heeft een kernwinkelgebied met een goed bereikbare haven en voorzieningen voor de gehele gemeente met tevens een kleine regionale voorzieningenfunctie. mede door verschillende instellingen in het voortgezet en het beroepsonderwijs, zoals het Markland College en Curio Prinsentuin, heeft de kern ook een regionale aantrekkingskracht. De bereikbaarheid per openbaar vervoer is goed, mede vanwege de aanwezigheid van het treinstation. Dit station vormt een opstappunt naar Roosendaal en Dordrecht. Afgelopen jaren is er veel geïnvesteerd in de herstructurering van gebiedsontsluitingsweg en de rondweg om de bereikbaarheid met de auto te verbeteren, waardoor de bereikbaarheid van Oudenbosch nu goed is. Oudenbosch heeft verschillende woonwijken met een eigen identiteit en eigen voorzieningen. De wijken ten zuiden van de spoorlijn zijn gewilde woongebieden met een groen karakter. Ook op gebied van groen kent iedere wijk haar eigen identiteit; zo wordt de wijk Spui-Noord gekenmerkt door gazons en bomen en de wijk Albano door veel heesterbeplanting. De leefbaarheid in een aantal wijken komt steeds meer onder druk door tal van sociaaleconomische ontwikkelingen en maatschappelijke opgaven. De kern heeft veel verschillende culturen die zich op verschillende manieren in het straatbeeld tonen.
Waarden:
Beoordeling en conclusie
Het gebied omgeving Havendijk kent leegstand, heeft een eenzijdige samenstelling en oogt door de aanwezigheid van een aantal bedrijfspercelen rommelig. Het gebied vormt in de bestaande situatie geen representatieve entree/rand voor het dorp Oudenbosch. Het voornemen is daarom de noordrand van de kern Oudenbosch, ook wel Kom Noord integraal te transformeren en kwalitatief te verbeteren.
De voorgenomen ontwikkeling van Havendijk Kom Noord draagt bij aan het algemene speerpunt 7 van de gebiedsvisie. Middels de transformatie van Havendijk Kom Noord wordt er voorzien in de ontwikkeling van verschillende deelgebieden naar een samenhangend woongebied met maximaal 58 nieuwe koopwoningen van verschillende woningtypes die het gebied kwalitatief verbeteren. In de nieuwe gebiedsindeling wordt rekening gehouden met het bestaande en nieuwe groen, dat inspeelt op klimaatadaptie en een aangename overgang naar het buitengebied.
In de gebiedsvisie van 'Bornhemweg Oudenbosch' zijn de uitgangspunten voor de totaalvisie dorpsrand Oudenbosch-noord opgenomen, de aansluiting op de landschapsstructuren en het maken van een nieuwe groen dorpsrand zijn onderdeel van de gebiedsvisie.
Figuur 3.3 Kaart gebiedsvisie Bornhemweg Oudenbosch
De visie voor de dorpsrand Oudenbosch-noord voorziet in stedelijke ontwikkeling aan de randen bij de historische linten. Hier wordt een verbinding gemaakt tussen de bestaande woonwijken en de nieuwe ontwikkelingen. In de tussenliggende gebieden wordt de verbinding tussen het landschap en het dorp versterkt. Hier is ruimte voor diverse groene ontwikkelingen, zoals een begraafplaats, waterberging, boomgaarden en diverse recreatieve functies. hierdoor ontstaat een attractieve groene dorpsrand die ruimte biedt aan publieke functies, recreatie, wonen en ruimtelijke vraagstukken zoals waterberging.
Onderdeel van deze visie is de locatie aan de Bornhemweg, waar een ontwikkeling is voorzien voor een waterberging, 18 ruimte-voor-ruimte woonkavels in een groene landschappelijke setting en kwaliteitsverbetering van de dorpsrand.
De woonkavels en kwaliteitsverbetering dorpsrand, zullen ontwikkeld worden vanuit de ruimte voor ruimte regeling, waarbij in het plangebied ruimte is voor maximaal 18 vrijstaande woningen op ruime kavels.
Ten einde deze ontwikkeling mogelijk te maken is het herbegrenzen van het werkingsgebied 'verstedelijking afweegbaar' noodzakelijk. Inmiddels heeft de provincie Noord-Brabant een besluit genomen tot wijziging van de begrenzing van het werkingsgebied 'verstedelijking afweegbaar', in de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant. Onderhavige ontwikkeling van Havendijk Kom Noord draagt bij aan de afronding van de noordelijke rand van Oudenbosch en maakt derhalve ook deel uit van deze gebiedsvisie.
De gebiedsvisie 'Havendijk Kom Noord Oudenbosch' voorziet in een stedelijke ontwikkeling aan de noordwestelijke rand van het dorp bij de historische linten. Hier wordt een verbinding gemaakt tussen de bestaande woonwijken en de nieuwe ontwikkelingen. In de tussenliggende gebieden wordt de verbinding tussen het landschap en het dorp versterkt. Hier is ruimte voor diverse groene ontwikkelingen, zoals een begraafplaats, waterberging, boomgaarden en diverse recreatieve functies. Hierdoor ontstaat er een attractieve samenhangende groene dorpsrand die ruimte biedt aan publieke functies, recreatie, wonen en ruimtelijke vraagstukken zoals waterberging.
Het totale plangebied is opgedeeld in zes verschillende deelgebieden, die als een mozaïek verspreid liggen. De deelgebieden hebben allen hun eigen sfeer en karakteristiek die aansluit op de omliggende omgeving. Vijf deelgebieden (1 t/m 4 en 6) zullen transformeren naar woongebieden waarbij de ontwikkelingen in het gebied passend zijn bij de bestaande woonwijk met ruimtelijk en programmatische kwaliteitsverbeteringen. Deelgebied 5 zal deels transformeren naar woningbouw die past bij de sfeer van het bebouwingslint Havendijk. Onderdeel van deelgebied 5 is de begraafplaats. De ontwikkelingen in dit gebied zijn passend in de sfeer van de huidige begraafplaats en te verdelen in een zuidelijk en noordelijk deel. In het zuidelijke deel van de begraafplaats zullen de entree, de parkeerplaatsen en het ontmoetingsgebouw worden gerealiseerd. In het noordelijke deel blijft de islamitische begraafplaats intact.
In het plangebied worden grondgebonden woningen in de vorm van rijwoningen, twee-onder-één-kapwoningen, (half)vrijstaande woningen en tiny houses voorzien. De verschillende woningtypologieën worden evenredig verspreid over de woongebieden waardoor er een verschillend en afwisselend karakter ontstaat.
Figuur 3.4 Kaart gebiedsvisie Havendijk Kom Noord Oudenbosch
De woonvisie omvat het woonbeleid van de gemeente Halderberge. Halderberge is een woongemeente met een unieke diversiteit aan kernen, bijzonder cultuurhistorisch erfgoed en een recreatieve en toeristische trekpleister. Op het gebied van wonen zijn er vier Halderbergse woonwaarden die als een rode draad door de woonvisie lopen:
In de woonvisie worden doelen en ambities voor de komende 5 jaar geschetst. Deze zijn gekoppeld aan de woonagenda voor 4 thema's, te weten; goed wonen voor iedereen, toekomstbestendig wonen, sociaal wonen en wonen en zorg.
In 2021 is een concept opgesteld voor de woonvisie 2021-2025. Deze heeft medio 2021 ter inzage gelegen, maar is nog niet definitief gemaakt. De woonvisie van 2021-2025 zet de ambities van 2016-2020 voort. In de nieuwe woonvisie wordt wel meer aandacht gevraagd voor duurzame ontwikkeling in bouwen en wonen.
Halderberge is het "groene hart" van West-Brabant. Gezamenlijk met partners op het gebied van wonen realiseert de gemeente de doelen en ambities van de woonvisie. De ambitie is om de bevolkingsprognose waarin een afname van het aantal inwoners verwacht wordt te gaan beïnvloeden. Daarnaast wordt een bijdrage geleverd aan een evenwichtige bevolkingsopbouw en een vitale en draagkrachtige samenleving door het bieden van gevarieerde woonmilieus en brede keuzemogelijkheden aan woningzoekenden en aan de verschillende doelgroepen in de woonvisie.
De ambities luiden dan ook:
Beoordeling en conclusie
De afgelopen jaren zijn stappen gezet in de projecten die zijn opgenomen in het woningbouwprogramma 2018-2028 en zijn woningen gerealiseerd. In 2021-2031 wordt een nieuwe strategie vastgesteld. In de praktijk blijkt dat niet alle locaties ontwikkeld gaan worden die zijn opgenomen of nog opgenomen gaan worden in het woningbouwprogramma. Er wordt dan ook ingezet op een overprogrammering, zodat er uiteindelijk voldaan kan worden aan de woningbouwopgave die de gemeente Halderberge heeft. Rekening houdend met planuitval en -vertraging is de theoretisch benodigde plancapaciteit 130%. Per kern wordt gekeken welke strategie toegepast kan worden om kwalitatief en kwantitatief woningen toe te voegen aan de woningvoorraad.
Op 14 december 2017 heeft de gemeenteraad het woningbouwprogramma 2018-2028 vastgesteld. Hierin zijn de woningbouwplannen opgenomen die voor de komende jaren op het programma staan. Ze passen bij de geprognotiseerde behoefte aan woningen in die periode. In het programma zijn zowel de projecten van de gemeente als van ontwikkelaars en de woningcorporatie opgenomen.
Binnen het vastgestelde woningbouwprogramma is er ruimte voor nieuwe ontwikkelingen. Maatschappelijke ontwikkelingen als gewijzigde marktomstandigheden en veranderende demografische prognoses en behoeften vragen om monitoren en, waar nodig, het bijstellen van opgaven en daarmee flexibiliteit in programmering.
De versnellingsopgave woningbouw is opgenomen in het raadsprogramma 2018-2022 Samen vooruit van Halderberge. Bestaande plannen (harde plannen) worden versneld uitgevoerd en nieuwe plannen (zachte plannen) worden hard gemaakt. Ook in het collegewerkprogramma 2018-2022 is aangegeven dat naar mogelijkheden wordt gezocht voor nieuwe bouwlocaties en versnelling van bestaande. Ook de gemeentelijke woonvisie is in dit kader relevant. De vraag naar woningen vanuit de markt is vele malen groter dan het aanbod binnen herstructureringslocaties. Halderberge wil zorgen voor voldoende woningaanbod. De variatie in en de kwaliteit van de woningvoorraad staat voorop. De gemeente zorgt voor een ruime keuzevrijheid om te voorzien in de woonwens van (toekomstige) Halderbergenaren.
In maart 2019 heeft het college een projectopdracht "Versnelling woningbouw, met behoud van kwaliteit" vastgesteld. Er is een actueel overzicht van de woningbouw opgesteld en een nieuwe nota Kostenverhaal met bovenwijkse voorzieningen. Daarnaast is de organisatie qua bemensing/uren afgestemd en is er voorstel gedaan voor een implementatiepakket voor de versnellingsmaatregelen/regie woningbouw.
Uit het woningbouwprogramma blijkt dat er woningen zijn opgenomen die nog niet zijn gerealiseerd. Dit houdt in dat er kwantitatief ruimte in het woningbouwprogramma aanwezig is om nieuwe woningbouwinitiatieven op te nemen. De provinciale bevokingsprognose schetst de verwachting dat er nog een behoefte is aan extra woningen.
Per kern zijn de toekomstige potentiële ontwikkellocaties in beeld gebracht. Dit zijn onder andere locaties in (toekomstig verwacht) leegstaand vastgoed, locaties waar investeringen vanuit leefbaarheid of ruimtelijke noodzaak aanwezig is en braakliggende locaties waar transformatie naar woningbouw voorstelbaar is. In de praktijk worden niet alle locaties ontwikkeld en kunnen er ook andere invullingen gerealiseerd worden. Echter is het wel van belang om flexibele ruimte in het woningbouwprogramma hiervoor beschikbaar te houden. Deze ruimte is enerzijds nodig om ruimte te houden voor kansrijke initiatieven en om in te kunnen spelen op ontwikkelingen in de marktvraag.
Beoordeling en conclusie
In het woningbouwprogramma 2018-2028 zijn voor de kern Oudenbosch in totaal 235 woningen opgenomen. Voor toevoeging van woningbouw in de kern Oudenbosch moet ingezet worden op het voorkomen van langdurige leegstand en transformatie van bestaand vastgoed en de herontwikkeling van locaties in het bestaand stedelijk gebied waar een meerwaarde wordt geleverd. Het plangebied Havendijk zijn kleine nieuwe woonclusters in een bestaand stedelijk gebied en 'verstedelijking afweegbaar', waar er aandacht is voor een hoogwaardig recreatief leefmilieu en er een diversiteit aan dichtheden en woningtypes worden gerealiseerd. Dit project kan hierdoor als flexibel worden beschouwd en speelt in op de ontwikkelingen in de markt. De beoogde gebiedsontwikkeling van Havendijk Kom Noord voorziet in de ontwikkeling van maximaal 58 woningen. Dit aantal is opgenomen in het woningbouwprogramma. Derhalve biedt de beoogde ontwikkeling een meerwaarde en sluit dit plan aan op het woningbouwprogramma van de gemeente Halderberge.
Het geactualiseerde landschapsbeleidsplan vormt een document dat gericht is op het duurzaam behoud, ontwikkeling en versterking van een groen samenhangend landschap. Enerzijds dient het als beleidsstuk, anderzijds bestaat het uit een maatregelplan met praktische ideeën om bestaande natuur- en landschapswaarden verder te ontwikkelen en 'groene' kansen te benutten.
In de gebiedsvisie van 'Bornhemweg Oudenbosch' zijn de uitgangspunten voor de totaalvisie dorpsrand Oudenbosch-noord opgenomen, de aansluiting op de landschapsstructuren en het maken van een nieuwe groen dorpsrand zijn onderdeel van de gebiedsvisie.
In de gemeente wordt gestreefd naar een aantrekkelijke gebouwde omgeving. De gevels van de gebouwen en andere bouwwerken vormen samen de dagelijkse leefomgeving van onze inwoners. Dat betekent dat de verschijningsvorm van een bouwwerk geen zaak is van de eigenaar van een bouwwerk alleen. Het doel van het welstandstoezicht is, om in alle openheid, een bijdrage te leveren aan die aantrekkelijkheid van de dagelijkse leefomgeving. De welstandsnota, welke is vastgesteld op 28 maart 2017, vormt daarvoor de basis. In de nota zijn diverse welstandsgebieden met een eigen beschrijving en criteria opgenomen. De indeling is tot stand gekomen vanuit de stedenbouwkundige kenmerken van het gebied.
Figuur 3.5 Uitsnede kaart Welstand
Beoordeling en conclusie
De locatie valt binnen het welstandsgebied 'Woongebieden'. Vanaf de tweede wereldoorlog is binnen de gemeente Halderberge een eerste start gemaakt met het oprichten van complete woonwijken. Verschillende delen van deze woonwijken kennen vaak een specifieke samenhang vanwege de kenmerkende architectuur van de bebouwing. Deze architectuur vindt vaak zijn oorsprong in de tijdsperiode van realisatie. Ondanks het onderscheid in maat, schaal of architectuur hebben de woongebieden een belangrijk samenhangend kenmerk: grote aanwezigheid van reguliere woningbouw.
Bij de beoordeling van het bouwplan wordt in samenhang met de algemene criteria getoetst aan de hand van de volgende criteria:
Hoofdaspecten: Bebouwing en omgeving
Deelaspecten: Massa, opbouw, gevel en onderdelen
Detailaspecten: Detaillering, kleur en materiaal
Reclame
Bij de uitwerking van de gebiedsvisie van Havendijk Kom Noord naar een stedenbouwkundig plan wordt aanvullend op de Welstandsnota een beeldkwaliteitsplan opgesteld en vastgesteld door de raad voor de borging van de bebouwingskarakteristiek van het plangebied. Het beeldkwaliteitsplan is als Bijlage 1 bij de regels toegevoegd aan het bestemmingsplan.
Bij ruimtelijke plannen dient rekening te worden gehouden met milieuhygiënische aspecten. In dit hoofdstuk worden de verschillende milieuhygiënische aspecten die van belang zijn voor het plangebied nader toegelicht.
De bodemkwaliteit is in het kader van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) van belang indien er sprake is van functieveranderingen en/of een ander gebruik van de gronden. De bodem moet geschikt zijn voor de functie. Mocht er een verontreiniging te verwachten zijn dan wel mocht deze feitelijk aanwezig zijn, dan dient voor vaststelling van een plan en/of het nemen van het besluit inzichtelijk gemaakt te worden of de bodemverontreiniging de voorgenomen functie- en/of bestemmingswijziging in het kader van gezondheid en/of financieel gezien in de weg staat. Hierbij dient inzichtelijk gemaakt te worden of sprake is van een te verwachten of feitelijke verontreiniging.
Ten behoeve van onderhavig planvoornemen is een milieutechnisch onderzoek uitgevoerd ter plaatse van het plangebied. De doelstelling van het onderzoek is als volgt:
Op basis van het vooronderzoek zijn de volgende deellocaties onderscheiden:
Het volledige rapport van het milieutechnisch onderzoek is als Bijlage 3 toegevoegd aan voorliggend bestemmingsplan. Hieronder volgt een samenvatting met de belangrijkste resultaten en conclusie uit het onderzoek.
Milieutechnisch onderzoek
Zintuiglijke waarnemingen
Zintuiglijk zijn sporen tot volledig puin, sporen kolengruis, zwak slib, sporen plastic, stortmateriaal, huisvuil en een zwakke oliegeur waargenomen.
Verkennend- en nader bodemonderzoek
Deellocatie A: gehele locatie
Uit de analyseresultaten van het verkennend bodemonderzoek blijkt dat de bovengrond overwegend licht verontreinigd is met koper, kwik, lood, zink en PAK. De ondergrond is licht verontreinigd met kobalt, koper, kwik, lood, zink en PAK. De grond ter plaatse van de aangetroffen stortlaag met zwakke oliegeur in de bodem blijkt matig verontreinigd te zijn met lood en licht met koper, kwik, zink, minerale olie en PAK. Uit het nader onderzoek ter plaatse blijkt dat geen sprake is van een sterke verontreiniging met lood. Het grondwater ter plaatse van SL01 (zwakke oliegeur) blijkt niet verontreinigd te zijn met minerale olie of PAK. Het grondwater op het overige deel van de locatie is hooguit licht verontreinigd met barium, naftaleen en xylenen. Zowel in de grond als in het grondwater zijn geen verontreinigingen met OCB aangetoond.
De aangetoonde verontreinigingen zijn in overeenstemming met de hypothese dat de onderzoekslocatie verdacht is hiervoor. De aangetroffen gehaltes zijn echter dermate laag, dat (aanvullend) nader onderzoek hiernaar niet noodzakelijk wordt geacht.
Deellocatie B: voormalige (gedempte) watergangen
Ter plaatse van de gedempte watergang zijn in de ondergrond sporen puin en zwakke bijmengingen met slib waargenomen. Uit de analyseresultaten blijkt dat er hooguit lichte verontreinigingen met kwik, lood en minerale olie aanwezig zijn. De aangetoonde verontreinigingen zijn in overeenstemming met de hypothese dat de onderzoekslocatie verdacht is hiervoor. De aangetroffen gehaltes zijn echter dermate laag, dat nader onderzoek hiernaar niet noodzakelijk wordt geacht.
Deellocatie C: zuidzijde Strijmondlaan 74
Op het terrein van Strijmondlaan 74, waar mogelijk verontreinigingen met koper aanwezig zouden zijn, is plaatselijk sprake van een sterke verontreiniging met koper in de ondergrond. Deze sterke verontreiniging bleek op basis van het nader onderzoek beperkt van omvang te zijn (< 25 m3). Er is derhalve geen sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging.
De boringen die tijdens een eerder uitgevoerd onderzoek [1] als mengmonster onderzocht waren en toen sterk verontreinigd waren met koper, waren individueel hooguit licht verontreinigd.
Deellocatie D: locatiegrens nabij voormalige slibdroogbedden
In het verleden zijn buiten de locatiegrens ten westen van Strijmonlaan 74 slibdroogbedden aanwezig geweest. Bekend is dat ter plaatse een grond en grondwaterverontreiniging met zink aanwezig is of is geweest. Uit de resultaten van onderhavig onderzoek blijkt dat in de grond en het grondwater op de perceelsgrens met de voormalige slibdroogbedden maximaal lichte verontreinigingen aanwezig zijn met zware metalen. Derhalve kan worden geconcludeerd dat de verontreinigingen met zink ter plaatse van de voormalige slibdroogbedden zich niet hebben verspreid naar de onderhavige onderzoekslocatie.
PFAS
Uit de analyseresultaten blijkt dat de grond in mengmonster PFAS1 (ondergrond) en PFAS2 (bovengrond westzijde locatie) landelijk gezien geclassificeerd kan worden onder de categorie landbouw/ natuur. Monster PFAS3 (bovengrond oostzijde locatie) kan geclassificeerd worden onder de categorie wonen/ industrie. Op basis van provinciaal beleid blijkt dat de grond van PFAS3 niet voldoet voor hergebruik binnen de deelnemende gemeenten. De overige grond komt wel in aanmerking voor hergebruik binnen de deelnemende gemeenten. In het grondwater worden de humane risicogrenzen voor PFOA of PFOS in grondwater (scenario 'wonen met tuin') niet overschreden.
Verkennend- en nader asbestonderzoek
In de bovengrond is een maximaal gewogen asbestgehalte aangetoond van 4 mg/kg d.s. Omdat er sprake is van een verkennend bodemonderzoek betreft het een indicatief gehalte. Omdat het aangetoonde gehalte kleiner is dan helft van de interventiewaarde, mag worden aangenomen dat de grond niet verontreinigd is met asbest. Nader onderzoek wordt niet noodzakelijk geacht.
In de ondergrond is indicatief (edelmanboor o 12cm) 23 mg/kg d.s. aan asbest aangetoond. Derhalve dient de puinhoudende ondergrond als verdacht op het voorkomen van een bodemverontreiniging met asbest te worden beschouwd en is direct een nader asbestonderzoek uitgevoerd. Uit de resultaten van het nader asbestonderzoek blijkt dat in de puinhoudende ondergrond een maximaal gewogen asbestgehalte van 77 mg/kg d.s. is aangetoond. Omdat de interventiewaarde (100 mg/kg d.s.) niet wordt overschreden kan worden afgeleid dat er geen sprake is van een geval van ernstige verontreiniging met asbest.
Asfaltonderzoek
De asfaltverharding aan de oostzijde van de locatie is opgebouwd uit een deklaag met daaronder grindasfaltbeton. De deklaag tot 0,30 meter blijkt teerhoudend te zijn en de volledige laag daaronder teervrij. De asfaltverharding tot 0,30 meter dient afgevoerd te worden als teerhoudend asfalt naar een erkend verwerker. De asfaltverharding in de laag van 0,30 tot 0,86 meter komt volledig in aanmerking voor hergebruik. De asfaltverharding aan de westzijde van de locatie is opgebouwd uit een deklaag met daaronder open asfaltbeton. Alle asfaltlagen blijken teervrij te zijn. De asfaltverharding komt volledig in aanmerking komt voor hergebruik.
Onderzoek fundering
Onder het asfalt aan de westzijde van de locatie is een puinfundering aanwezig. In de puinfundering is geen asbest aangetoond. Uit het uitloogonderzoek blijkt dat het puin geclassificeerd kan worden als N- bouwstof. De funderingslaag komt volledig in aanmerking voor hergebruik
Conclusie
De onderzoeksresultaten leveren geen beperkingen op ten aanzien van het huidige en voorgenomen gebruik van de locatie en vormen derhalve ook geen belemmering voor de voorgenomen herontwikkeling.
In de Wet geluidhinder is bepaald, dat bij de vaststelling of herziening van een bestemmingsplan of het verlenen van een omgevingsvergunning waarbij wordt afgeweken van het bestemmingsplan waarbij mogelijkheden worden geboden voor het realiseren van nieuwe geluidgevoelige bebouwing binnen geluidzones van (spoor)wegen, middels een akoestisch onderzoek dient te worden aangetoond of ter plaatse de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden. Overlast van geluid op geluidsgevoelige functies dient namelijk te worden voorkomen.
Woningen zijn geluidsgevoelige functies. De locatie is gelegen binnen de geluidzone van de Havendijk, waar een maximumsnelheid van 80 km/uur geldt. Ten behoeve van de beoogde ontwikkeling is een akoestisch onderzoek gevelbelasting wegverkeer uitgevoerd. De volledige rapportage van het onderzoek is als Bijlage 4 toegevoegd aan voorliggend bestemmingsplan, hieronder volgen de belangrijkste conclusies.
Akoestisch onderzoek gevelbelasting wegverkeer
Wet geluidhinder (Wgh)
Uit het onderzoek blijkt dat als gevolg van het wegverkeer ter plaatse van de Havendijk (80 km/uur) de voorkeursgrenswaarde van 48 dB overschreden wordt voor een gedeelte van de nieuwe bestemming 'Woongebied - 1' (deelgebied 5). Het aanvragen van hogere grenswaarden voor deze weg is daardoor noodzakelijk. In het onderzoeksrapport is een geluidcontourenkaart opgenomen met een 48 dB contour (beoordelingshoogte 4,5 meter maatgevend) welke aangeeft voor welk gebied de hogere waarden aangevraagd dient te worden. De geluidcontourenkaart is als Bijlage 5 toegevoegd aan voorliggend bestemmingsplan. De hogere waarde in onderhavige situatie bedraagt 53 dB. In de kaart op Bijlage 5 wordt echter ook een grindpunt met 54 dB (incl. aftrek art. 110 Wgh) berekent maar dit komt omdat met een aftrek van 2 dB is gerekend. Bij een geluidbelasting van 56 dB mag conform art. 110g Wgh een aftrek van 3 dB worden toegepast. Derhalve bedraagt de aan te vragen hogere waarde 53 dB. De maximaal aan te vragen hogere waarde van 63 dB wordt nergens overschreden en is derhalve geen 63 dB aangegeven.
Als gevolg van deze weg wordt ter plaatse van de bestemming 'Woongebied -1' ten hoogste 53 dB berekend (inclusief aftrek art. 110 Wgh). De ten hoogt toelaatbare geluidbelasting van 63 dB wordt hiermee niet overschreden. Het treffen van geluidreducerende maatregelen is vanuit financieel en verkeerskundig oogpunt niet als reële maatregel te stellen. De gemeente Halderberge dient hiervoor hogere grenswaarden aan te vragen voor het gebied waar de voorkeursgrenswaarde overschreden wordt. De hogere waarde betreft 53 dB.
Bouwbesluit 2012
Op grond van artikel 3.2 van het Bouwbesluit 2012 dient een gevel van een nieuwe woning een geluidwering van ten minste 20 dB te hebben. Aangezien het vaststellen van hogere grenswaarden niet aan de orde is, worden op grond van het Bouwbesluit, behoudens de minimale isolatie van 20 dB, geen aanvullende eisen gesteld aan de geluidwering van de uitwendige scheidingsconstructie.
Cumulatieve geluidbelasting
Uit de rekenresultaten van de cumulatieve geluidbelasting (alle wegen samen) blijkt dat ter plaatse van de woongebieden <56 dB als gevolg van de cumulatieve geluidbelasting berekent wordt en derhalve is te kwalificeren als een matig tot redelijk woon- en leefklimaat. Hierbij wordt opgemerkt dat 56 dB berekend wordt op enkel één gridpunt op de grens van het perceel. Dit betekend dat op de rest van het gebied een geluidbelasting van 55 dB of lager berekend wordt. Dit houdt in dat een redelijk en daarmee acceptabel woon- en leefklimaat wordt gewaarborgd.
Voor elk woongebied waar op minimaal de helft van het gebied <50 dB (excl. aftrek art. 110 Wgh) berekend wordt geldt dat deze is te kwalificeren als een goed woon- en leefklimaat.
Beschouwing wegverkeerslawaai
Als gevolg van de planontwikkeling van Havendijk Kom Noord zullen de verkeersintensiteiten toenemen ter plaatse van de bestaande omliggende wegen. Deze toename in verkeersintensiteiten zorgt voor een hogere geluidbelasting ter plaatse van de thans aanwezige woningen. In opdracht van de gemeente Halderberge is daarom een akoestische beschouwing van het wegverkeerslawaai opgesteld. Het volledige onderzoeksrapport is als Bijlage 6 toegevoegd aan voorliggend bestemmingsplan.
In de huidige situatie bedraagt de geluidsbelasting op de omliggende woningen 45,5 dB tot maximaal 56,9 dB. Dit is te kwalificeren als een goed tot matig woon- en leefklimaat. Als gevolg van de ontwikkeling van Havendijk Kom Noord, zal de geluidsbelasting op de omliggende woningen toenemen met maximaal 1,6 dB. De hoogst berekende geluidbelasting bedraagt 57,9 dB.
Het woon- en leefklimaat van de omliggende woningen zal ook in de nieuwe situatie te kwalificeren zijn als goed tot matig. De maximale toename van 1,6 dB kan daarnaast niet als hinderlijk worden gekwalificeerd. Een verschil van maximaal 3 dB is immers in de praktijk niet hoorbaar.
Conclusie
Uit de rekenresultaten blijkt dat er ter plaatse van deelgebied 5 sprake is van een overschrijden van de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Halderberge heeft voor de beoogde woningen ter plaatse van deelgebied 5 derhalve een hogere grenswaarde van maximaal 53 dB vastgesteld, ten gevolge van het wegverkeerslawaai over de Havendijk. Het besluit hogere waarde is als Bijlage 7 toegevoegd aan voorliggend bestemmingsplan.
Het besluit hogere waarde is niet van toepassing op de beoogde woningen binnen deelgebieden 3 en 4, aangezien ter plaatse geen sprake is van een overtreding van de grenswaarden en een goed woon- en leefklimaat als gevolg van de geluidbelasting kan worden gegarandeerd.
Water en ruimtelijke ordening hebben met elkaar te maken. Enerzijds is water een sturende factor in de ruimtelijke ordening en kan daarmee beperkingen opleggen aan het ruimtegebruik. Anderzijds kunnen ontwikkelingen in het ruimtegebruik ongewenste effecten hebben op de waterhuishouding. Goede afstemming tussen beide is derhalve noodzakelijk om problemen, zoals wateroverlast, slechte waterkwaliteit en verdroging te voorkomen. Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) stelt een watertoets in ruimtelijke plannen dan ook verplicht.
Ten behoeve van de gehele ontwikkeling van het gebied Havendijk Kom Noord, waar onderhavig planvoornemen deel van uitmaakt, is een waterparagraaf opgesteld waarin de effecten van de beoogde ontwikkeling aan bod komen. De volledige rapportage van de waterparagraaf is als Bijlage 8 toegevoegd aan voorliggend bestemmingsplan. Hieronder volgen de meest relevante aspecten en conclusies uit de waterparagraaf.
Watertoets
Maaiveld
De maaiveldhoogte van het plangebied varieert aanzienlijk, met name vanwege de hoger gelegen Havendijk. De meeste ontwikkellocaties kennen globaal een maaiveldhoogte tussen de NAP+0,80 en NAP+1,30 meter. De noordelijke ontwikkellocatie, ten westen van de begraafplaats, ligt lager en kent een gemiddelde maaiveldhoogte van circa NAP+0,30 meter. De Havendijk zelf ligt over het algemeen aanzienlijk hoger met een maaiveldpeil van ruim NAP+3,00.
Waterkering
Zoals de naam al aanduidt, is de Havendijk een waterkering voor het naastgelegen kanaal, de Mark. De Havendijk is ook als zodanig opgenomen in de vastgestelde legger van Waterschap Brabantse Delta, zijnde een regionale waterkering, onderdeel rivieren.
Figuur 4.1 Beschermingszones regionale waterkering (plangebied is rood omlijnd)
Met de aanduiding waterkering worden er tevens beschermingszones rondom de kering aangeduid. Binnen deze beschermingszones gelden restricties ten aanzien van het uitvoeren van activiteiten en/of realiseren van bouwwerken. Deze restricties zijn ook van toepassing op de ontwikkellocaties Havendijk Kom Noord.
Binnen beschermingszone A, zijnde de waterkeringszone zelf en het 'profiel van vrije ruimte', mogen geen bouwwerken worden opgericht. Deze ruimte moet beschikbaar blijven om eventuele dijkverzwaring te kunnen uitvoeren. Er worden binnen dit profiel dan ook geen nieuwe woningen gerealiseerd in het kader van de realisatie van Havendijk Kom Noord. Eventueel noodzakelijke werkzaamheden, bijvoorbeeld aan ondergrondse infrastructuur, moeten in een vergunningentraject met het waterschap worden afgestemd.
Voor werkzaamheden in beschermingszone B is, afhankelijk van de aard van de werkzaamheden, een melding of een vergunning noodzakelijk. Werkzaamheden in het kader van de ontwikkellocaties Havendijk Kom Noord worden vooraf onderzocht en afgestemd met specialisten van waterschap Brabantse Delta om tot eenduidige afspraken hierover te komen.
In verband met de waterkering wordt er in voorliggend bestemmingsplan rekening gehouden met de situering van de woonkavels in deelgebied 5 (bestemming: 'Woongebied - 1'). Deze zijn nu gesitueerd buiten het 'profiel van vrije ruimte'. Hieromtrent heeft in een voorstadium overleg plaatsgevonden tussen de gemeente Halderberge en het Waterschap Brabantse Delta. Het verslag van het overleg tussen de gemeente en het waterschap is in Bijlage 9 van voorliggend bestemmingsplan toegevoegd.
Oppervlaktewatersysteem
Rondom het plangebied is relatief veel oppervlaktewater aanwezig. Dit in de vorm van A- en B- waterlopen, maar ook in de vorm van de nieuw gerealiseerde retentievoorziening aan de noordzijde van de Strijmondlaan.
Figuur 4.2 Oppervlaktewatersysteem rondom plangebied
De waterlopen, evenals de afvoer vanuit de retentievoorziening, voeren het water af in westelijke richting om uiteindelijk via een duikervoorziening onderdoor de Havendijk te lozen op het kanaal.
Voor de A-waterloop ten noorden van de noordelijke ontwikkellocatie is met het waterschap afgesproken dat de huidige onderhoudsafspraken gehandhaafd blijven. Onderhoud vindt plaats vanaf een obstakelvrije onderhoudsstrook van minimaal 5 meter breedte.
Bij werkzaamheden voor het bouw- en woonrijpmaken en de realisatie van de woningen dient afstemming plaats te vinden met het waterschap over de toegankelijkheid van het perceel in relatie tot het kruisen van de betreffende A-waterloop onderlangs de Havendijk. Dit geldt voor zowel de realisatiefase als de gebruiksfase. Vooralsnog wordt er van uitgegaan dat gebruik wordt gemaakt van de bestaande toegang en dat er geen wijzigingen aan de waterloop noodzakelijk zijn. Indien dat wel het geval is, en aanpassing of verplaatsing noodzakelijk wordt geacht, wordt dit vooraf afgestemd met waterschap Brabantse Delta.
Waterberging
De gemeente Halderberge voert het beleid dat nieuwe ontwikkelingen worden benut voor het aanvullen van het grondwater en dat zorg gedragen wordt dat het stedelijk watersysteem niet zwaarder wordt belast dan daarvoor. Waar nodig worden daarvoor compenserende waterbergingsvoorzieningen aangelegd.
Als maat voor het bepalen van de omvang van deze waterbergingsvoorzieningen wordt het verhard oppervlak gebruikt. De gemeente Halderberge stelt in haar Gemeentelijk Rioleringsplan:
'Voor iedere ontwikkeling die leidt tot nieuwe verharding, ongeacht de omvang van deze ontwikkeling, geldt een bergingseis van 7 mm voor de eerste 1.000 m2. Voor verharding meer dan 1.000 m2 geldt een bergingseis van 60 mm voor het totale (toekomstige) verharde oppervlak, conform de Keur. Voor ontwikkelingen op bestaande verharde locaties (inbreidingen, verbouwingen, herstructureringen) met een oppervlak groter dan 1.000 m2 geldt een bergingseis van 60 mm over het totale verharde oppervlak.'
Voor het gebied Havendijk Kom Noord zijn beide situaties aan de orde en is er sprake van zowel inbreidingen waar bestaande verharding aanwezig is als nieuwe uitbreidingen. Uitgangspunt voor alle ontwikkellocaties binnen het gebied is dat zij zoveel als mogelijk zelf voldoen aan de gestelde bergingseis voor hun eigen locatie. Voor de noordelijke ontwikkellocatie en de locatie tussen de Drimmelaarstraat en de Schuitevaarstraat betreft dit circa 200 m3 per locatie. De ontwikkellocatie langs de Drimmelaarstraat/Strijmondlaan circa 130 m3. En voor het gebied ten zuiden van de Schuitevaarstraat geldt een bergingseis van circa 50 m3.
Aan de noordzijde van de Strijmondlaan is een nieuwe retentievoorziening gerealiseerd. Deze voorziening is mede gebaseerd op een onderzoek naar het stedelijk watersysteem van heel de noordkant van de kern Oudenbosch en bedoeld voor grootschalige afkoppelwerkzaamheden die gedurende langere periode in dit gebied hebben plaatsgevonden en nog zullen gaan plaatsvinden. Voor de realisatie van de voorziening is een vergunning afgegeven door waterschap Brabantse Delta. Deze vergunning is gebaseerd op het afkoppelen van 4,5 ha verharding, het realiseren van 1,4 ha nieuwe verharding en een minimale omvang van de retentievoorziening van 1.515 m3.
De ontwikkellocatie voor het gebied Havendijk Kom Noord maakte mede onderdeel uit van het oorspronkelijke onderzoek en ontwerp van de genoemde retentievoorziening. Door fasering in de tijd, aanpassingen in het ontwerp, en externe invloeden is het proces iets gewijzigd, evenals de vormgeving van de retentievoorziening. Deze kent nu een capaciteit van 1.987 m3.
Ondanks dat de voorziening in zichzelf ruim voldoende omvang heeft om overtollig water uit de ontwikkellocaties te kunnen ontvangen, houdt de gemeente Halderberge vast aan haar uitgangspunt dat iedere ontwikkeling moet streven naar het zelfstandig voldoen aan de bergingseisen, in lijn met het beleid uit haar Gemeentelijk Rioleringsplan. Daar waar dit fysiek niet mogelijk is kan de retentievoorziening als vangnet dienen. Overtollig regenwater kan via de regenwaterriolering hier naartoe worden afgevoerd.
Toekomstige riolering
De ontwikkellocaties dienen voor de afvoer van afvalwater en regenwater te worden voorzien van een rioolstelsel dat aansluit bij het toekomstige rioleringssysteem in Oudenbosch Noord: een gescheiden rioolstelsel. Het afvalwater wordt zoveel als mogelijk aangesloten via een vuilwaterstelsel op de vuilwaterriolering in de omgeving. Daar waar deze niet aanwezig is, kan voor wat betreft de vuilwaterafvoer aangesloten worden op de bestaande gemengde riolering.
De aansluitingen vanaf de ontwikkellocaties die aan de Havendijk grenzen, worden in nauw overleg met specialisten van waterschap Brabantse Delta uitgewerkt. Voor de noordelijke ontwikkellocatie zijn verschillende alternatieven voor aansluiting mogelijk:
Voor de locatie ten zuiden van de Schuitevaarstraat geldt alleen de optie van vrij verval riolering gezien de oriëntatie van de woningen. De overige ontwikkellocaties kunnen vuilwaterriolering buiten de beschermingszone realiseren die in oostelijke richting naar de kern afvoert.
Het regenwater vanuit de ontwikkellocaties wordt bij voorkeur lokaal geborgen en waar mogelijk in de ondergrond geïnfiltreerd. Gezien de bodemsamenstelling is dit echter beperkt mogelijk. Afvoer van regenwater vindt dan plaats via een buffervoorziening, waarna het overtollige regenwater gedoseerd afgevoerd kan worden naar oppervlaktewater of naar de regen-waterriolering. Via deze laatste route wordt indirect gebruik gemaakt van de retentievoorziening zoals in de voorgaande paragraaf beschreven. De gedoseerde afvoer op het oppervlaktewater-systeem bedraagt maximaal 2 liter/sec/ha.
Met name in de noordelijke en centrale ontwikkellocaties is voldoende ruimte voor een buffer-voorziening. Ook het gebruik van 'groene' of doorlatende verharding draagt bij aan het beperken van de regenwater-afvoer vanuit het gebied. Met name parkeervoorzieningen zijn geschikt voor het toepassen hiervan.
Indien er onverhoopt water op straat optreedt, ligt de prioriteit bij het voorkomen dat water vanaf de openbare ruimte woningen instroomt. Om die reden wordt vanuit de gemeente voorgeschreven dat bij nieuwe ontwikkelingen het bouwpeil circa 20 tot 30 cm boven het straatpeil ligt.
Bodem- en grondwatersysteem
Volgens het Dinoloket en gegevens uit het onderzoek naar de retentievoorziening bestaat het freatisch pakket uit een mix van klei en zavel en fijne tot matig fijne zanden. De samenstelling van de bodem is gedifferentieerd en per ontwikkellocatie dient te worden vastgesteld wat de eventuele infiltratiemogelijkheden zijn in combinatie met een buffervoorziening voor het vasthouden van regenwater.
In het plangebied zijn door de gemeente drie peilbuizen geplaatst. De metingen vanuit die peilbuizen zijn echter nog beperkt beschikbaar. Vooralsnog lijkt de grondwaterstand zich ruim beneden het maaiveld te bevinden (meer dan 1,00 meter), hoewel de beschikbare metingen in de droge periode hebben plaatsgevonden. Het eerdere onderzoek naar de retentievoorziening uit 2020 bevestigt dit beeld, waarbij destijds is uitgegaan van een gemiddeld hoogste grondwaterstand van NAP-0,20 meter in het westelijk gedeelte van het plangebied.
In het algemeen geldt dat ten aanzien van het grondwater koppeling of vermenging met het grondwater van de naastgelegen begraafplaats voorkomen moet worden. Deze heeft, gezien de eisen die daaraan worden gesteld, een eigen drainagesysteem dat het grondwater gedeeltelijk onder vrijverval en gedeeltelijk via een drainagegemaal afvoert naar de vuilwaterriolering.
De ontwikkellocaties zijn niet in een grondwaterbeschermingsgebied gelegen of in een gebied met specifieke milieubescherming. Ook is er op de betreffende locaties geen grondwateroverlast bekend in de huidige situatie.
Conclusie
In de watertoets zijn de te verwachten effecten en bergingsopgaven van de beoogde ontwikkeling van Havendijk Kom Noord berekend. De beoogde ontwikkeling is niet in strijd met het waterbeleid van de gemeente Halderberge en het Waterschap Brabantse Delta.
Vanuit Europese- en nationale regelgeving dient onderzocht te worden welke effecten de voorgenomen ingreep heeft op beschermde gebieden (Natura 2000 en Natuurnetwerk Nederland) en op beschermde flora en fauna.
Natura 2000-gebieden
Nederland kent 162 Natura 2000-gebieden. Dit Natura 2000-netwerk bestaat uit gebieden die zijn aangewezen onder de Vogelrichtlijn en onder de Habitatrichtlijn. Beide Europese richtlijnen zijn belangrijke instrumenten om de Europese biodiversiteit te waarborgen. Alle gebieden zijn geselecteerd op grond van het voorkomen van soorten en habitattypen die vanuit Europees oogpunt bescherming nodig hebben.
Natuurnetwerk Nederland (NNN) / Natuurnetwerk Brabant (NNB)
Het Natuurnetwerk Nederland is het Nederlands netwerk van bestaande en nieuw aan te leggen natuurgebieden. Het netwerk moet natuurgebieden beter verbinden met elkaar en met het omringende agrarisch gebied. Ook alle grote wateren en de gehele Noordzee behoren tot het NNN. Voor deze gebieden is het Rijk verantwoordelijk. De provincies zijn verantwoordelijk voor het Natuurnetwerk Nederland op het land. Het Natuurnetwerk Brabant maakt onderdeel uit van het Natuurnetwerk Nederland.
Ecologische quickscan
Om inzicht te krijgen in de projecteffecten op natuurgebieden en de mogelijke aanwezigheid van beschermde dier- en plantsoorten in het plangebied is een ecologische quickscan uitgevoerd. Het onderzoek is als Bijlage 10 toegevoegd aan voorliggend bestemmingsplan. Hieronder worden enkel de conclusies weergegeven.
Gebiedsbescherming
Natura 2000-gebieden
De Natura 2000-gebieden welke het dichtst bij het plangebied liggen zijn 'Hollands Diep' en 'Krammer-Volkerak'. Deze gebieden liggen op een afstand van meer dan 9 kilometer van het plangebied. Door de afstand tussen het plangebied en deze beschermde natuurgebieden zijn negatieve effecten door geluidverstoring, visuele verstoring of verdroging als gevolg van de voorgenomen werkzaamheden op Natura 2000-gebieden uitgesloten.
Natuurnetwerk Nederland (NNN)/ Natuurnetwerk Brabant (NNB)
Het gedeelte van het NNB dat zich het dichtste bij bevindt ligt op een afstand van ongeveer 350 meter verwijderd van de grens van het plangebied. De afstand tussen het plangebied en het NNB is groot en er zijn woningen en wegen in het tussengebied aanwezig. De voorgenomen ingreep leidt niet tot effecten die uitstralen tot in het NNB, en heeft daarmee geen externe werking op het NNB. Aantasting van wezenlijke waarden of kenmerken van het NNB is daarmee op voorhand uitgesloten. Nadere toetsing aan de provinciale regels met betrekking tot het NNN is hierdoor niet noodzakelijk.
Houtopstanden
Het plangebied is gelegen binnen de bebouwde kom van de gemeente Halderberge. De gemeente heeft de in de bebouwde kom beschermde houtopstanden gelijkgesteld aan de reguliere bebouwde kom. Hierdoor vallen bomen binnen het plangebied ook binnen de bebouwde kom beschermde houtopstanden. Hierdoor is er bij de ingreep ook geen sprake van effecten op bomen welke vallen onder het gedeelte beschermde houtopstanden uit de Wet natuurbescherming. Artikel 4.2 van de Wet natuurbescherming is hierdoor niet van toepassing.
Soortenbescherming
Planten
Uit de directe omgeving van het plangebied zijn geen beschermde vaatplanten bekend. Oude bebouwing of muren welke kunnen fungeren als groeiplaats voor beschermde muurplanten zijn geheel afwezig in het plangebied. Alle overige beschermde vaatplanten stellen zeer specifieke eisen aan hun standplaats. Deze zijn binnen het plangebied niet aanwezig. Doordat de aanwezigheid van beschermde vaatplanten in het plangebied uitgesloten is leidt de ingreep voor deze soorten niet tot een negatief effect of overtreding van de Wet natuurbescherming.
Vogels
Binnen het plangebied en de directe omgeving daarvan zijn geen beschermde functies van broedvogels met jaarrond beschermde nesten uit categorie 1 t/m 4 te verwachten. Daarmee zijn negatieve effecten op deze soorten ook uitgesloten. Voor vogelsoorten met jaarrond beschermde nesten uit categorie 5, zoals ekster, koolmees en pimpelmees zijn voldoende alternatieve broedlocaties aanwezig in de directe omgeving van het plangebied.
Voor de andere mogelijk aanwezige soorten broedvogels geldt dat de werkzaamheden buiten het broedseizoen uitgevoerd dienen te worden. Werkzaamheden die uitgevoerd worden tijdens het broedseizoen kunnen leiden tot het verlaten van nesten met eieren of jongen en brengen de functionaliteit van de nesten in gevaar en zijn een overtreding van de Wet natuurbescherming, artikel 3.1, lid 1 en 2. Voor het broedseizoen stelt de wet geen vaste begin- of einddatum. Normaal gesproken loopt het broedseizoen voor de meeste vogelsoorten van 15 maart tot 15 juli.
Wanneer niet buiten het broedseizoen gewerkt kan worden, moet het plangebied voorafgaande aan de werkzaamheden door een deskundige op het gebied van beschermde soorten onderzocht worden op de aanwezigheid van broedgevallen. Ook is het in dat geval aan te raden het afval dat vrijkomt in het plangebied (ruim) voor het broedseizoen te verwijderen, om de kans op broedgevallen binnen het plangebied te beperken. Het is voor de voorgenomen ingreep niet mogelijk ontheffing te verkrijgen voor het verstoren van broedgevallen van vogelsoorten welke van nature broeden in Europa en op natuurlijke wijze in Nederland zijn gekomen.
Vleermuizen
In beide gebouwen binnen het plangebied kunnen verblijfplaatsen van vleermuizen niet uitgesloten worden op basis van de quickscan. Bij het slopen van de gebouwen verdwijnen deze verblijfplaatsen als ze aanwezig zijn. Daarnaast kunnen vleermuizen worden verstoord, verwond en gedood. Afhankelijk van de toekomstige groenstructuren in het gebied en de aan te brengen verlichting kan de ingreep leiden tot het verslechteren en het ongeschikt raken van vaste vliegroutes van vleermuizen. Deze effecten kunnen leiden tot overtreding van de Wet natuurbescherming. Derhalve is een aanvullend onderzoek naar vleermuizen noodzakelijk.
Kleine marterachtigen
Binnen het plangebied zijn mogelijk vaste rust- en verblijfplaatsen van kleine marterachtigen aanwezig. Daarnaast kan het plangebied onderdeel uitmaken van het functioneel leefgebied van deze soorten. De ingreep kan leiden tot het verdwijnen van deze verblijfplaatsen en aantasting van het functioneel leefgebied. Daarom is het noodzakelijk nader onderzoek te doen naar deze marterachtigen om overtreding van de Wet natuurbescherming te voorkomen.
Overige soorten
Overige beschermde soorten waarvoor geen vrijstelling geldt bij ruimtelijke ontwikkelingen zijn in het plangebied niet te verwachten. De ingrepen leiden dan ook niet tot overtreding van de Wet natuurbescherming voor deze soorten.
Reptielen
Gedurende het veldbezoek zijn geen reptielen waargenomen binnen het plangebied. Het plangebied ligt ver buiten het bekende verspreidingsgebied van muurhagedis. Op grond van het ontbreken van voor overige reptielen geschikte ecotopen in het plangebied (zoals schrale vegetatie met voldoende rustige, zonnige plekken) kan de aanwezigheid daarvan eveneens uitgesloten worden. Doordat de aanwezigheid van reptielen in het plangebied uitgesloten is leidt de ingreep voor deze soorten niet tot een negatief effect of overtreding van de Wet natuurbescherming.
Amfibieën
Binnen het plangebied en de directe omgeving daarvan ligt geen water dat geschikt is als voortplantingswater voor strik beschermde amfibieën. De watergangen rondom de paardenweide hebben steile oevers, worden intensief beheerd en bevatten naar verwachting vis. Hierdoor zijn deze niet aantrekkelijk voor strikt beschermde amfibieën. Uit de ruimte omgeving van het plangebied (500 m) zijn dan ook geen waarnemingen van strikt beschermde amfibieën bekend. De aanwezigheid van beschermde amfibieën is in het plangebied is dan ook redelijkerwijs uitgesloten. De kleine watersalamander, gewone pad, bruine kikker, bastaardkikker en meerkikker zijn door alle provincies voor ruimtelijke ingrepen vrijgesteld van de Wet natuurbescherming. Doordat de aanwezigheid van beschermde amfibieën in het plangebied uitgesloten is leidt de ingreep voor deze soorten niet tot een negatief effect of overtreding van de Wet natuurbescherming.
Vissen
Doordat in het plangebied geen oppervlaktewater aanwezig is zijn beschermde vissen niet aanwezig binnen het plangebied. Doordat in het plangebied geen water aanwezig is en er geen aanpassingen aan wateren plaatsvinden als onderdeel van de ingreep leidt de ingreep niet tot een negatief effect op beschermde vissen.
Vlinders en libellen
In het plangebied komen geen voedselarme wateren of vegetaties met waardplanten voor die geschikt zijn als leefgebied voor beschermde libellen en dagvlinders. Ook zijn er geen recente waarnemingen van beschermde vlinders of libellen bekend uit de NDFF de directe omgeving van het plangebied. De aanwezigheid van beschermde libellen en vlinders kan daarom redelijkerwijs worden uitgesloten.
Effectbeoordeling vlinders en libellen
Doordat de aanwezigheid van beschermde vlinders en libellen in het plangebied uitgesloten is leidt de ingreep voor deze soorten niet tot een negatief effect of overtreding van de Wet natuurbescherming.
Overige ongewervelden
Uit het plangebied en de directe omgeving daarvan zijn geen overige beschermde ongewervelden bekend (NDFF). Op basis van de gebiedskenmerken en de ligging van het plangebied in en tegen het stedelijk gebied worden overige beschermde ongewervelden ook niet verwacht. Doordat de aanwezigheid van overige beschermde ongewervelden in het plangebied redelijkerwijs uitgesloten is leidt de ingreep voor deze soorten niet tot een negatief effect of overtreding van de Wet natuurbescherming.
Conclusie
Op grond van de mogelijke effecten die op kunnen treden ten gevolge van de ingreep blijkt dat deze niet door de wet natuurbescherming wordt verhinderd. Het is wel noodzakelijk tijdig aanvullend onderzoek uit te voeren naar vleermuizen en kleine marterachtigen. In artikel 17.4 van de bij voorliggend bestemmingsplan behorende planregels is derhalve een voorwaardelijke verplichting opgenomen waarmee de uitvoering van de noodzakelijke onderzoeken is geborgd.
Afhankelijk van de resultaten van het nader onderzoek kan het opstellen en uitvoeren van een mitigatieplan een ontheffingsaanvraag in het kader van de Wet natuurbescherming noodzakelijk zijn.
De ingreep heeft geen significant negatief effect op gebieden welke onderdeel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Ook worden bij de ingreep geen bomen gekapt welke vallen onder beschermde houtopstanden uit de Wet natuurbescherming. Voor Natura 2000-gebieden is de kans op negatieve effecten nihil. In paragraaf 4.5 wordt nader ingegaan op de stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden als gevolg van onderhavige ontwikkeling.
Op grond van artikel 2.7 van de Wet natuurbescherming is het verboden om zonder vergunning projecten of andere handelingen uit te voeren die, gelet op de instandhoudingsdoelstellingen, de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in een Natura 2000-gebied kunnen verslechteren of een significant verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen. De juridische basis voor de Wet natuurbescherming zijn de Europese Vogel- en Habitatrichtlijnen. Per gebied zijn voor de soorten en habitattypen instandhoudingsdoelen bepaald.
Het grootste gedeelte van de Nederlandse natuurgebieden heeft te lijden onder verzuring, vermesting en verdroging. Hierdoor gaan kwetsbare en vaak bijzondere planten- en diersoorten achteruit en maken plaats voor meer algemene soorten. Een teveel aan stikstof, in de vorm van stikstofoxiden en ammoniak, is hier voor een groot deel debet aan.
Voor wat betreft stikstofdepositie dient voor nieuwe of gewijzigde plannen onderzocht te worden of er sprake kan zijn van een stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden. Met behulp van een rekenprogramma (Aerius Calculator) moet worden bepaald of een plan een bijdrage (>0,00 mol/ha/jaar) aan stikstofdepositie veroorzaakt ter plaatse van Natura 2000-gebieden.
Indien een bijdrage van 0,00 mol/ha/jaar wordt berekend, kan worden gesteld dat er geen sprake is van een bijdrage en daarmee het initiatief niet tot significante negatieve effecten kan leiden.
Beoordeling
Het plangebied is niet gelegen binnen de grenzen van een Natura 2000-gebied. De dichtstbijzijnde Natura 2000-gebieden waar stikstofgevoelige habitattypen aanwezig zijn betreffen het 'Hollands Diep' en 'Krammer Volkerak', gelegen op circa 9 en 12 km afstand.
Ten behoeve van de gehele gebiedsontwikkeling van Havendijk Kom Noord (deelgebieden 1 t/m 6) is een stikstofdepositieonderzoek uitgevoerd naar de emissies in zowel de aanlegfase als de nieuwe gebruiksfase. Daarnaast is in het onderzoek de maximale (cumulatieve) effect van stikstofemissie in zowel de aanlegfase als de nieuwe gebruiksfase berekend door de zes deelgebieden bij elkaar op te tellen. De volledige berekeningen en bijbehorende rapportage is aan voorliggend bestemmingsplan toegevoegd als Bijlage 11. Hieronder volgt een korte samenvatting met de belangrijkste resultaten en conclusies.
Uit de uitgevoerde berekeningen kan geconcludeerd worden dat zowel gedurende de aanlegfase als de gebruiksfase van de Havendijk Kom Noord de stikstofbijdrage 0,00 mol/ha/jaar bedraagt. Hierdoor kan de gebiedsontwikkeling van Havendijk Kom Noord niet tot significante negatieve effecten leiden ter plaatse van de Natura 2000-gebieden.
Conclusie
Voor wat betreft het aspect stikstofdepositie zijn er vanuit de Wet natuurbescherming geen belemmeringen voor de vaststelling van voorliggend bestemmingsplan. Het aanvragen van een vergunning in het kader van de Wet natuurbescherming is niet aan de orde.
Het aspect stikstofdepositie staat de vaststelling van voorliggend bestemmingsplan derhalve niet in de weg.
Vanaf 1 juli 2016 bundelt de Erfgoedwet bestaande wet- en regelgeving voor het behoud en beheer van het cultureel erfgoed in Nederland. In de toelichting van het bestemmingsplan dient een beschrijving te worden opgenomen hoe met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische en archeologische waarden rekening is gehouden. Het doel hiervan is om het 'bodemarchief' zoveel mogelijk te beschermen. De archeologische resten in de bodem vormen een belangrijke bron van informatie over het verleden. In het bijzonder voor die perioden of aspecten van het verleden waarvan geen of weinig schriftelijke bronnen bewaard zijn gebleven of waarover niet of nauwelijks is geschreven.
Provincie Noord-Brabant
Op basis van de Cultuurhistorische Waardenkaart van de provincie Noord-Brabant kan worden geconcludeerd dat er geen monumenten van cultuurhistorische waarde in de nabijheid van het plangebied aanwezig zijn.
Figuur 4.3 Uitsnede Cultuurhistorische Waardenkaart Provincie Noord-Brabant (plangebied is blauw omlijnd)
De Havendijk, gelegen ten westen van het plangebied, is aangeduid als historisch geografische lijn met een hoge waarde. De beoogde ontwikkeling wijzigt niets aan de Havendijk. De cultuurhistorische waarden blijven daarmee ook behouden en worden niet aangetast. Binnen het plangebied bevinden zicht verder geen elementen van specifieke cultuurhistorische waarden.
Gemeente Halderberge
Het gemeentebestuur van Halderberge wil met de Beleidsnota cultureel erfgoed Halderberge "Inspirerend Verleden" naar een beleid waarin sprake is van zorgvuldig omgaan met de aanwezige cultuurhistorische waarden binnen Halderberge. De gemeente heeft de cultuurhistorische waarden vastgelegd in de 'Cultuurhistoriekaart Halderberge'. De gemeentelijke kaart is een verfijning van de provinciale Cultuurhistorische Waardenkaart.
Figuur 4.4 Uitsnede Cultuurhistoriekaart gemeente Halderberge (plangebied is rood
omlijnd)
Op basis van de Cultuurhistoriekaart Halderberge maakt het plangebied deel uit van het inundatiegebied 'Zuider Frontier'. Een inundatiegebied is een gebied dat ten behoeve van de verdediging onder enkele decimeter water kon worden gezet. Het onder water zetten van het land, bijvoorbeeld door een dijk door te steken, was eeuwenlang een veel toegepaste tactiek in tijden van oorlog. Het doel was een onbegaanbaar en onbevaarbaar terrein te creëren om de vijand tegen te houden. Het inundatiegebied bestrijkt vrijwel het gehele noordelijk grondgebied van Halderberge. Voor dit gebied geldt op basis van de Cultuurhistoriekaart Halderberge geen concreet beleidsadvies.
De begraafplaats is daarnaast ook op de gemeentelijke cultuurhistoriekaart aangeduid. Vanwege de aanleg, ligging, staat van onderhoud en/of aanwezigheid van bijzondere grafmonumenten mogen begraafplaatsen als cultuurhistorisch waardevol gelden.
Conclusie
In onderhavig planvoornemen worden er geen elementen van cultuurhistorische waarden aangetast. Hoewel de begraafplaats wel gedeeltelijk onderdeel uitmaakt van onderhavig bestemmingsplan, zal er ter plaatse enkel een herstructurering plaatsvinden van de bebouwing, entree en inrichting. De bestaande graven blijven gehandhaafd in de nieuwe situatie en daarmee ook de cultuurhistorische waarden. Het aspect cultuurhistorie staat de ontwikkeling derhalve ook niet in de weg.
Beleidsnota archeologie gemeente Halderberge 'Ons ongeschreven verleden'
Het archeologiebeleid van de gemeente Halderberge heeft tot doel haar archeologische erfgoed te beschermen en ontsluiten als bron van het 'gemeenschappelijke geheugen en als middel voor wetenschappelijke studie, zonder meer maatschappelijke lasten in het leven te roepen dan strikt noodzakelijk. Bij alle ruimtelijke plannen en ruimtelijke ontwikkelingen, op structuur-, bestemmings- en vergunningsniveau, dienen de archeologische waarden volwaardig te worden meegewogen.
Figuur 4.5 Uitsnede archeologische advieskaart gemeente Halderberge (plangebied is rood
omlijnd)
Op basis van de archeologische advieskaart van de gemeente Halderberge zijn deelgebieden 3 en 4 van onderhavig plangebied niet voorzien van een archeologische verwachtingswaarde.
Voor deelgebied 5 geldt dat deze grotendeels is voorzien van een onbekende archeologische verwachting voor vindplaatsen van late landbouwers, geen verwachtingswaarde voor vindplaatsen van vroege landbouwers en een lage archeologische verwachting voor vindplaatsen van jagers-verzamelaars.
Plaatselijk is deelgebied 5 wel voorzien van een hoge archeologische verwachting voor vindplaatsen van jagers en verzamelaars. Deze hoge verwachtingswaarde is in het vigerend bestemmingsplan vertaald naar een archeologische dubbelbestemming. In onderhavig planvoornemen zijn er ter plaatse van de dubbelbestemming echter geen grondroerende werkzaamheden voorzien. Het uitvoeren van een archeologisch onderzoek wordt derhalve niet noodzakelijk geacht. De dubbelbestemming wordt in voorliggend bestemmingsplan overgenomen.
Conclusie
Onderhavig planvoornemen is niet in strijd met de beleidsnota archeologie van de gemeente Halderberge. Het aspect archeologie vormt derhalve geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
De ontwikkeling van Havendijk Kom Noord naar een woongebied zorgt ook voor een toename van het verkeer in en rondom het gebied. De gemeente Halderberge heeft daarom een verkeersanalyse laten uitvoeren waarin antwoord wordt gegeven op de volgende vier vragen:
In de verkeersanalyse wordt antwoord gegeven op de gestelde onderzoeksvragen en wordt er vervolgens advies gegeven voor het verkeerskundig meest geschikte scenario. De volledige verkeersanalyse is aan dit bestemmingsplan toegevoegd als Bijlage 12, hieronder volgen enkel de conclusies.
Beoordeling en conclusie verkeer
De volledige ontwikkeling van alle deelgebieden van Havendijk Kom Noord zal maximaal 495 extra voertuigbewegingen per etmaal genereren. In de verkeersanalyse wordt geconcludeerd dat de toename aan verkeer niet zal leiden tot een negatief effect op de verkeersveiligheid en afwikkeling.
Het verkeerskundig meest geschikte scenario is te creëren door deelgebied 5 en de begraafplaats ieder een eigen aansluiting te geven op de parallelstructuur en richting het zuiden te ontsluiten op de bestaande verharde parallelstructuur. Hiervoor dient de bestaande onverharde parallelweg vanaf de nieuwe aansluiting van deelgebied 5 te worden verhard. Geadviseerd wordt om het profiel van de nieuwe verharding in te richten volgens de optimale CROW-richtlijnen voor een erftoegangsweg type 2. Daarnaast zal de bestaande fysieke afsluiting van de parallelstructuur ter hoogte van de Havendijk 10 noordwaarts worden verplaatst ter hoogte van de Havendijk 12a. Vanaf de nieuwe fysieke afsluiting zal de paralellstructuur richting het noorden worden verhard voor langzaam verkeer.
Deelgebieden 2 en 6 worden ontsloten via de bestaande parallelstructuur. Deelgebieden 4 en 3 worden ontsloten via de bestaande infrastructuur aan de Strijmondlaan. Een doorsteek tussen deelgebied 2-6 en 3 is verkeerskundig mogelijk, maar niet noodzakelijk.
Het benodigde aantal parkeerplaatsen binnen het plangebied wordt berekend op basis van de 'Kadernota Parkeren 2023-2027' van de gemeente Halderberge. De locatie van het plangebied is in de kadernota parkeren gelegen in 'Gebied B'. In het plangebied worden 28 woningen gerealiseerd en een nieuwe ontmoetingsruimte voor de begraafplaats. De totale parkeerbehoefte van het plangebied is afhankelijk van het type woning en/of functie, conform de parkeernota geldt:
Ten aanzien van tiny houses zijn er in de kadernota geen specifieke parkeernormen opgenomen, dit zal bij de aanvraag omgevingsvergunning voor het bouwen van een tiny house met de gemeente worden afgestemd.
De nota stelt dat de benodigde parkeerplaatsen binnen het plangebied dienen gerealiseerd te worden. Om te voorkomen dat bezoekers van het gebied geen gebruik zullen maken van de private parkeerplaatsen zal een deel van de gerealiseerde parkeerplaatsen openbaar toegankelijk moeten zijn. In de gestelde parkeernormen is daarom een minimaal aandeel van 0,3 per woning gereserveerd voor openbare parkeerplaatsen. Van de te realiseren parkeerplaatsen dienen er derhalve minimaal 9 (28 x 0,3 = 8,4) parkeerplaatsen openbaar toegankelijk te zijn binnen de acceptabele loopafstand.
De parkeercapaciteit van een parkeervoorziening komt in de werkelijke situatie niet altijd overeen met de theoretische berekening. Grote auto's en scheef parkeren zijn voorbeelden van factoren die van invloed zijn op de werkelijke parkeercapaciteit. Daarnaast blijkt in de praktijk dat een garage ook niet altijd voor het stallen van een auto gebruikt te worden. In de parkeernota zijn derhalve de onderstaande rekenfactoren opgenomen waarmee de werkelijke parkeercapaciteit per parkeervoorziening kan worden berekend.
Tabel 4.1 Rekenfactoren parkeervoorzieningen bij woningen (Kadernota Parkeren 2023-2027
Conclusie parkeren
Bij de aanvraag van een omgevingsvergunning bouwen zal getoetst worden aan de dan geldende parkeernormen. Om dit te kunnen waarborgen is hiervoor in de regels een voorwaardelijke verplichting opgenomen.
In de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (hierna: VNG) wordt informatie gegeven over de gemiddelde milieubelasting van de verschillende typen bedrijven en instellingen. De milieucategorie geeft daarbij een indicatie over de afstand, die tussen de diverse bedrijfstypen en een rustige woonwijk of een milieugevoelig object dient te worden aangehouden, om hinder uit te sluiten of althans tot een aanvaardbaar niveau te beperken.
De richtafstanden van de VNG-publicatie gelden tot het gebiedstype 'rustige woonwijk'. In bepaalde gevallen is echter sprake van een 'gemengd gebied'. Dit is bijvoorbeeld het geval bij een lint in een dorpskern waar meerdere functies naast elkaar zitten. Of bij een gebied dat langs een ontsluitingsweg ligt of een gebied in het buitengebied met meerdere functies.
De afstanden tot de milieucategorieën zijn in de onderstaande tabel weergegeven.
Milieu categorie | Richtafstand tot "rustige woonwijk" | Richtafstand tot "gemengd gebied" |
1 | 10 | 0 |
2 | 30 | 10 |
3.1 | 50 | 30 |
3.2 | 100 | 50 |
4.1 | 200 | 100 |
4.2 | 300 | 200 |
5.1 | 500 | 300 |
5.2 | 700 | 500 |
5.3 | 1000 | 700 |
6 | 15000 | 1000 |
Tabel 4.2 Richtafstanden VNG-publicatie
Beoordeling
Havendijk Kom Noord is gelegen in aan de noordelijke rand van de kern Oudenbosch, aan de grens tussen het stedelijk gebied en het buitengebied. Binnen het gebied en de nabije omgeving zijn op dit moment meerdere bedrijven gevestigd, waaronder ook in onderhavig plangebied. Havendijk Kom Noord kan derhalve op dit moment worden getypeerd als een 'gemengd gebied'.
De beoogde ontwikkeling van Havendijk Kom Noord voorziet echter in de transformatie van het gebied naar een samenhangend woongebied met circa 58 koopwoningen, waarvan 28 in onderhavig plangebied. In de toekomstige situatie zullen de bedrijfsbestemmingen binnen het gebied grotendeels verdwijnen. Hiervan uitgaande wordt er voor de beoordeling van onderhavig plangebied uitgegaan van de VNG-richtafstanden tot een 'rustige woonwijk'.
Figuur 4.6 Weergave omliggende bedrijven met bijbehorende VNG-richtafstanden
Bepalend zijn:
Ter plaatse van de Havendijk 10d zijn de gronden bestemd als 'Bedrijf' en aangeduid met de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bereiden salades'. Voorheen was op deze locatie het bedrijf De Kroon Salades gevestigd. Op de locatie werden kant-en-klaar maaltijden bereidt, wat valt in een milieucategorie 3.1. In de huidige situatie is De Kroon Salades niet meer gevestigd binnen het perceel en wordt er van deze milieuactiviteit ook geen gebruik meer gemaakt. In de gebiedsvisie van Havendijk Kom Noord is deze locatie gelegen binnen deelgebied 6 en zal het gebied worden getransformeerd tot woonlocatie, waarmee de bedrijvigheid definitief wordt gestopt.
De transformatie van deelgebied 6 doorloopt echter een separate procedure. Zolang deze procedure niet afgerond is dient te worden uitgegaan van de bedrijfsfunctie die tot dan toe mogelijk is.
Voor de Havendijk 10d geldt een richtafstand van 50 meter op een rustige woonwijk. De kortste afstand tussen het bedrijf en de beoogde nieuwe woningen bedraagt circa 35 meter, waarmee er niet wordt voldaan aan de richtafstand. In de bestaande situatie zijn er echter al 3 burgerwoningen (Havendijk 10c, Strijmondlaan 70 en 76) op eenzelfde of kortere afstand gelegen. Er is derhalve al sprake van een bestaande woonomgeving waar al woningen op kortere afstand aanwezig zijn. Op basis hiervan kan er voor onderhavig plangebied worden uitgegaan dat er geen onevenredige milieuoverlast wordt verwacht vanuit het bedrijf en dat de ontwikkeling van onderhavig plangebied ook geen belemmering zal vormen voor de bedrijfsuitvoering.
Aan de Schuitevaartstraat 4a is een sportschool gevestigd. Een sportschool is een categorie 2 inrichting met een richtafstand van 30 meter tot een 'rustige woonwijk'. De kortste afstand van de sportschool tot de beoogde woningen binnen het plangebied bedraagt circa 50 meter. Aangezien de beoogde woningen binnen het plangebied niet zijn gelegen binnen de richtafstand van de sportschool wordt er geen onevenredige milieuoverlast verwacht van de sportschool. De ontwikkeling van het plangebied zal daarnaast de bedrijfsuitvoering ook niet belemmeren.
Aan de Drimmelaarstraat 40 is een cafetaria gevestigd. Dit betreft een categorie 1 inrichting met een richtafstand van 10 meter tot een 'rustige woonwijk'. De afstand tussen de cafetaria en de woningen binnen het plangebied bedraagt minstens circa 30 meter. De cafetaria vormt derhalve geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling van het plangebied.
Ter hoogte van de Havendijk 5 is de mogelijkheid tot een betonreparatiebedrijf bestemd. Deze bestemming valt onder milieucategorie 3.2, waarbij een richtafstand van 100 meter geldt. Onderhavig plangebied is gelegen op circa 30 meter afstand, waarmee er niet kan worden voldaan aan de richtafstand. Aan de Havendijk zijn echter al bestaande woningen zijn gelegen op een kortere afstand tot dit bedrijfsperceel is er sprake van een al bestaande woonomgeving waar al woningen op kortere afstand aanwezig zijn. Op basis hiervan kan er voor onderhavig plangebied worden uitgegaan dat er geen onevenredige milieuoverlast wordt verwacht vanuit het bedrijf aan de Havendijk 5 en dat de ontwikkeling van onderhavig plangebied ook geen belemmering zal vormen voor de bedrijfsuitvoering.
Ter hoogte van de havendijk 7 is een timmernmansbedrijf met een maximum oppervlakte van 340 m2 toegestaan. Deze bestemming valt onder milieucategorie 3.2, waarbij een richtafstand van 100 meter geldt. Onderhavig plangebied is gelegen op circa 40 meter afstand, waarmee er niet kan worden voldaan aan de richtafstand. Aan de Havendijk zijn echter al bestaande woningen zijn gelegen op een kortere afstand tot dit bedrijfsperceel is er sprake van een al bestaande woonomgeving waar al woningen op kortere afstand aanwezig zijn. Op basis hiervan kan er voor onderhavig plangebied worden uitgegaan dat er geen onevenredige milieuoverlast wordt verwacht vanuit het bedrijf aan de Havendijk 7 en dat de ontwikkeling van onderhavig plangebied ook geen belemmering zal vormen voor de bedrijfsuitvoering.
Aan de Havendijk 10b is een rioolgemaal gelegen van het Waterschap Brabantse Delta. Het rioolgemaal betreft een categorie 2 inrichting en met een richtafstand van 30 meter. Bij het gemaal zijn door het waterschap geurbeperkende maatregelen getroffen of overlast te beperken. De afstand van het rioolgemaal tot de beoogde woningen binnen het plangebied bedraagt circa 90 meter. Ten behoeve van de ontwikkeling van deelgebied 6 is er een geuronderzoek uitgevoerd om te bepalen in welke mate er overlast kan worden verwacht van het rioolgemaal en of er maatregelen genomen dienen te worden. Het geuronderzoek wordt nader toegelicht in paragraaf 4.9. Gezien er in de bestaande situatie al meerdere woningen zijn gelegen tussen het rioolgemaal en de beoogde woningen binnen het plangebied wordt er geen onevenredige milieuoverlast verwacht vanuit het rioolgemaal.
Ten noordwesten van het plangebied liggen een aantal bedrijfsbestemmingen aan de Havendijk. Op basis van het daar geldende bestemmingsplan zijn ter plaatse bedrijven toegestaan in milieucategorie 1 en 2, alsmede agrarisch verwante en agrarisch technische hulobedrijven in categorie 3.1. Hievoor geldt een maximale VNG-richtafstand van 50 meter tot een rustige woonwijk.
De afstand tot het plangebied bedraagt circa 80 meter, waarmee er voldaan wordt aan de richtafstand.
Conclusie
De bedrijven in de omgeving van het plangebied vormen geen belemmering voor onderhavig planvoornemen. Andersom zal de ontwikkeling van het plangebied ook geen belemmerende werking hebben op de uitvoering van de bedrijfsactiviteiten. Het aspect bedrijven en milieuzonering staat de uitvoering van het bestemmingsplan derhalve niet in de weg.
Bij ontwikkelingen van geurgevoelige objecten, zoals woningen, in of nabij het buitengebied, moet er aangetoond kunnen worden dat ter plaatse van de geurgevoelige objecten sprake is van onevenredige geurhinder vanuit veehouderijen. In de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) zijn de nationale regels inzake geurhinder ten opzichte van de tot veehouderijen behorende dierenverblijven vastgesteld. De Wgv heeft tot doel het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van geurbelasting, onder andere als gevolg van emissies door bedrijven. Indirect heeft de Wgv ook consequenties voor de totstandkoming van geurgevoelige objecten en dus voor de ruimtelijke ordening, dit wordt 'omgekeerde werking' genoemd. Voor wat betreft geurhinder van veehouderijen betekent dit dat de volgende aspecten in ogenschouw moeten worden genomen:
De Wgv maakt onderscheidt tussen dieren mét een door ministeriële regeling vastgestelde geuremissiefactor en dieren zonder een vastgestelde geuremissiefactor. Conform artikel 4 van de Wgv bedraagt de afstand tussen een veehouderij met dieren zonder vastgestelde geuremissiefactor en een geurgevoelig object:
Voor veehouderijen waar dieren worden gehouden met een vastgestelde geuremissiefactor zijn in artikel 3 lid 1 van de Wgv normen vastgelegd voor de maximaal toegestane geurbelasting:
Geurgevoelig object gelegen in: | Maximaal toegestane geurbelasting (odour units per m3 lucht) |
Concentratiegebied binnen bebouwde kom | 3,0 ouE/m3 |
Concentratiegebied buiten bebouwde kom | 14,0 ouE/m3 |
Niet-concentratiegebied binnen bebouwde kom | 2,0 ouE/m3 |
Niet-concentratiegebied buiten bebouwde kom | 8, ouE/m3 |
Tabel 4.3 Maximaal toegestane geurbelasting conform art. 3, lid 1, Wgv
Beoordeling
De Kernregistratie Dierverblijven (KRD) bevat informatie uit Gelderland, Limburg, Noord-Brabant en Twente met daarin de omgevingsvergunningen en meldingen van veehouderijen. Op basis van de webapplicate van de KRD wordt geconcludeerd dat in de omgeving van het plangebied geen veehouderijen aanwezig zijn waar dieren worden gehouden met een vastgestelde geuremissiefactor.
Aan de Bornhemweg 138 is wel een veehouderij is gevestigd waar vrouwelijk jongvee tot 2 jaar en melk- en kalfkoeien ouder dan 2 jaar worden gehouden. Voor deze diercategorieën zijn geen geuremissiefactoren vastgesteld.
De afstand tussen het plangebied en de veehouderij aan de Bornhemweg 139 bedraagt circa 500 meter, derhalve wordt er voldaan aan de minimaal aan te houden afstand. Ter plaatse van het plangebied wordt geen geurhinder van deze veehouderij verwacht.
Figuur 4.7 Uitsnede kaart Kernregistratie Dierverblijven (KRD)
Op de kaart 'Achtergrondbelasting geur' van de Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant (ODZOB) is de cumulatieve (bij elkaar opgetelde) geurbelasting van alle veehouderijen weergegeven. Op deze kaart is de achtergrondbelasting, veroorzaakt door de aanwezigheid van intensieve veehouderijen, opgenomen in odour units per kubieke meter (ouE/m3). Op basis van onderstaande uitsnede is er voor onderhavig plangebied sprake van een geurbelasting van veehouderijen van 0 tot 3 ouE/m3. Hiermee kan worden geconcludeerd dat er sprake is van een zeer goede kwaliteit van de leefomgeving.
Figuur 4.8 Uitsnede kaart 'Achtergrondbelasting geur' (bron: Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant)
Conclusie
Op basis van de bovenstaande beoordeling wordt er ter plaatse van het plangebied geen geurhinder van veehouderijen verwacht, er is sprake van een goed woon- en leefklimaat. Het aspect geurhinder veehouderijen staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.
Ter plaatse van de Havendijk 10a is een rioolgemaal gelegen op circa 100 meter afstand tot het plangebied. Zoals aangegeven in paragraaf 4.8 Bedrijven en milieuzonering geldt hiervoor een VNG-richtafstand van 30 meter tot een rustige woonwijk. Ten behoeve van de ontwikkelingen van deelgebieden 2 en 6, welke dichterbij zijn gelegen, is in het kader van een goede ruimtelijke ordening een geuronderzoek uitgevoerd. De volledige rapportage van het geuronderzoek is aan voorliggend bestemmingsplan toegevoegd als Bijlage 13.
Beoordeling
Middels het geuronderzoek is de geuremissie en -immissie vanuit het rioolgemaal onderzocht. Hierbij is de geuremissie bepaald aan de hand van geurkengetallen uit de Activiteitenregeling en is de geuremissie bepaald middels berekeningen. De berekende geurimmissie is vervolgens getoetst aan het acceptabele geurhinderniveau zoals opgenomen in het Activiteitenbesluit.
In de Activiteitenregeling milieubeheer zijn onderbouwde emissiekengetallen opgenomen voor diverse procesonderdelen van rioolwaterzuiveringsinstallaties. Het rioolgemaal valt onder het onderdeel ontvangwerk. Hieronder worden namelijk onderdelen verstaan zoals putten, vijzels en dergelijke die overeenkomen met een rioolgemaal.
De emissiekengetallen voor een ontvangwerk bedragen volgens bijlage 5 van de Activiteitenregeling milieubeheer 65 ou/s per m2 voor een percentage aanvoer vrij verval van 0-25% en 9,5 ou/s per m2 voor een percentage aanvoer vrij verval van 76-100%. Het rioolstelsel van de gemeente Halderberge betreft een stelsel onder vrij verval. Derhalve wordt gerekend met een emissiekengetal van 9,5 ou/s per m2, hetgeen met een oppervlakte van 10,5 m2 resulteert in een emissie van 100 ou/s.
Het rioolgemaal is voorzien van een geurreducerend filter waarmee de geuremissie voor 50% wordt gereduceerd. Op basis van het bovenstaande is voor het rioolgemaal uitgegaan van een continue geuremissie van (100 x 50%) 50 ou/s, oftewel 1,8 MouE/uur gedurende het gehele etmaal en jaar.
Bij het vollopen van het bassin ontstaat geurende verdringingslucht die via een buis door het geurreducerend filter wordt geleid. Het filtermateriaal wordt jaarlijks beoordeeld op kleur en vervangen.
In het onderzoek zijn rekenpunten opgenomen ter plaatse van de gevels van de beoogde nieuwe woningen in deelgebieden 2 en 6. Op basis van de rekenresultaten wordt de grenswaarde van 0,5 ouE/m3 bij 98-percentiel voor geurgevoelige objecten niet overschreden. Derhalve wordt er voldaan aan de gewenste geurnorm. Hiermee kan geconcludeerd worden dat er ter plaatse van deelgebieden 2 en 6 sprake is van een aanvaardbaar hinderniveau.
Conclusie
Uit het geuronderzoek wordt geconcludeerd dat ter plaatse van deelgebieden 2 en 6 sprake is van een aanvaardbaar hinderniveau. Onderhavig plangebied, bestaande uit deelgebieden 3, 4 en 5 van Havendijk Kom Noord, is gelegen op een grotere afstand van het rioolgemaal. Voor deze deelgebieden kan dan ook geconcludeerd dat er minimaal sprake is van een aanvaardbaar hinderniveau.
Vanuit de omliggende veehouderijen en het rioolgemaal aan de Havendijk 10a wordt in onderhavig plangebied geen onevenredige geurhinder verwacht. Het aspect geur vorm derhalve geen belemmering voor onderhavige ontwikkeling.
In het kader van een planologische procedure dient te worden aangetoond dat voldaan wordt aan de wettelijke normen voor wat betreft luchtkwaliteit. Hierbij dient het effect op de luchtkwaliteit in de omgeving als gevolg van een nieuwe ontwikkeling, als ook de toetsing aan de 'Wet luchtkwaliteit' in beeld te worden gebracht.
De 'Wet luchtkwaliteit' voorziet onder meer in een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Het Rijk, provincies en gemeenten werken in het NSL-programma samen aan maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren tot de normen, ook in gebieden waar nu de normen voor luchtkwaliteit niet worden gehaald (overschrijdingsgebieden). De programma aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen.
De inwerkingtreding van het NSL heeft gevolgen voor het NIBM. Een plan is vanaf 1 augustus 2009 NIBM als het een toename van de concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2) veroorzaakt die niet meer bedraagt dan 3 % van de jaargemiddelde concentratie van die stof. Dit komt overeen met een toename van maximaal 1,2 microgram/m³ voor zowel PM10 en NO2. Voor woningbouw is in de NIBM-regeling een grens opgenomen van 1.500 nieuwe woningen met één ontsluitingsweg en 3.000 nieuwe woningen met twee ontsluitingswegen. Plannen voor woningbouw met een omvang onder deze grens beschouwt de Wet luchtkwaliteit als ‘niet in betekenende mate’. Deze plannen mogen zonder verdere toetsing worden gerealiseerd.
Beoordeling
De ontwikkeling van de Havendijk Kom Noord voorziet in de realisatie van 58 woningen, waarvan 28 in onderhavig plangebied. Het aantal te ontwikkelen woningen ligt daarmee ruim onder de hiervoor genoemde grenzen. Volledigheidshalve is er wel met behulp van de NIBM-tool onderzocht of het extra verkeer als gevolg van de ontwikkeling een 'niet in betekenende mate' bijdrage heeft op de luchtkwaliteit.
Figuur 4.9 Berekening NIBM-tool voor bijdrage extra verkeer op luchtkwaliteit
Zoals op figuur 4.9 is af te lezen behoort onderhavig plan vanwege de relatief beperkte omvang tot de categorie van gevallen die 'niet in betekenende mate' bijdragen aan luchtverontreiniging. Een toets aan de 3% (bijdrage aan de jaargemiddelde norm voor fijnstof en stikstofdioxide) kan derhalve achterwege blijven. De blootstelling aan luchtverontreiniging (lokale luchtkwaliteit) dient echter wel in kaarten worden gebracht en te worden getoetst aan de hierbij gestelde eisen.
Met de NSL-monitoringstool zijn de concentraties van fijnstof (PM10 en PM2,5) en stikstofdioxide (NO2) voor de jaren 2020 en 2030 af te lezen op de dichtstbijzijnde rekenpunten aan de Zandeweg te Oudenbosch. De concentraties zijn hieronder in de tabel weergegeven. Hieruit blijkt dat de grenswaarden niet worden overschreden.
Tabel 4.4 Resultaten NSL-monitoringstool aan de Zandeweg, Oudenbosch
Naast de NSL-monitoringstool zijn ook de Schone lucht Kaarten van het RIVM geraadpleegd op de Atlas Leefomgeving. Op deze kaarten is te zien dat ter plaatse van het plangebied geen sprake is van een overschrijding van de grenswaarden van roet (EC), fijnstof en stikstofdioxide. Aan de hand van de resultaten van de NSL-monitoringstool en de Schone lucht Kaarten van de Atlas Leefomgeving kan worden geconcludeerd dat ter plaatse van onderhavig plangebied sprake is van een goed woon- en leefklimaat ten aanzien van de luchtkwaliteit.
Figuur 4.10 Uitsneden Schone lucht Kaarten (RIVM, Atlas Leefomgeving)
Conclusie
Uit bovenstaande beoordeling blijkt dat de bijdrage van de het initiatief 'niet in betekende mate' is en derhalve geen nader onderzoek benodigd is. Tevens kan geconcludeerd worden dat ter plaatse van het plangebied sprake is van een goed woon- en leefklimaat ten aanzien van het aspect luchtkwaliteit. Het aspect luchtkwaliteit staat de beoogde ontwikkeling dan ook niet in de weg.
Bij externe veiligheid gaat het om de gevaren die de directe omgeving loopt in het geval er iets mis mocht gaan tijdens de opslag, productie, of het transport van gevaarlijke stoffen. De daaraan verbonden risico's moeten aanvaardbaar blijven. Binnen de externe veiligheid worden twee normstellingen gehanteerd:
Vervoer van gevaarlijke stoffen kan plaatsvinden over spoor, weg, water en door buisleidingen. Daarnaast kunnen inrichtingen gevaarlijke stoffen opslaan. Externe veiligheid heeft betrekking op de risico's voor personen ten gevolge van het gebruik van infrastructuur of het uitvoeren van activiteiten waarbij het voornamelijk gaat om de gevaren die de directe omgeving loopt, als er iets mis gaat bij de productie, de behandeling en/of het vervoer van gevaarlijke stoffen.
Bij de inventarisatie van risicobronnen rondom het plangebied is met name gebruik gemaakt van de "Risicokaart Nederland".
Figuur 4.11 Uitsnede Risicokaart Nederland (plangebied is blauw omlijnd)
Beoordeling
Bevi-inrichting
Zoals op bovenstaande kaart is te zien zijn er nabij het plangebied geen inrichtingen met gevaarlijke stoffen aanwezig. De dichtstbijzijnde inrichting met gevaarlijke stoffen is gelegen op een afstand van circa 1,8 kilometer tot het plangebied. Het plangebied ligt daarmee niet binnen het invloedsgebied van dit bedrijf.
Op circa 5 kilometer is Shell Nederland Chemie BV gelegen. Het invloedsgebied hiervan bedraagt 10,5 kilometer en is derhalve over het plangebied gelegen. Het groepsrisico van Shell Moerdijk overschrijdt de oriëntatiewaarde. Er is sprake van een verantwoording van het groepsrisico. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de standaard verantwoording en het standaard advies. Deze zijn als Bijlage 14 en Bijlage 15 toegevoegd aan het bestemmingsplan.
Transportroute rijksweg A17
De rijksweg A17 maakt deel uit van het Basisnet waarover gevaarlijke stoffen worden getransporteerd en ligt op circa 1,8 kilometer ten westen van het plangebied. Omdat het plangebied niet is gelegen binnen het verantwoordingsgebied van 200 meter van deze transportroute is een berekening van het groepsrisico niet aan de orde.
Als gevolg van de stofcategorie LT3 die over de A17 wordt vervoerd bedraagt de maximale effectafstand echter wel 4 kilometer. Dat betekent dat bij een calamiteit iedereen en/of de gebouwen binnen 4 kilometer van de rijksweg gevolgen van kan hebben. Een beperkte verantwoording van het groepsrisico is dan ook noodzakelijk.
Transportroute spoorlijn Roosendaal - Lage Zwaluwe
De spoorlijn die door de kern Oudenbosch loopt is gelegen op een afstand van 1 kilometer van het plangebied.
Voor de trajecten van het doorgaande spoor, ter hoogte van het plangebied, geldt op grond van het Basisnet Spoor, dat er sprake is van een plaatsgebonden risicocontour van 10-6 per jaar van 18 meter vanaf het hart van het doorgaand spoor. Het plaatsgebonden risico reikt niet tot aan het plangebied. Het plangebied is eveneens niet gelegen in het plasbrandaandachtsgebied (PAG), dat zich uitstrekt tot 30 meter vanaf het doorgaande spoor.
Wanneer een locatie is gelegen op meer dan 200 meter van een transportroute is een berekening van het groepsrisico niet nodig aangezien de toevoeging van personen op deze afstand niet meer van invloed is op de hoogte van het groepsrisico.
Als gevolg van de stofcategorie zeer toxische gassen (B3) en vloeistoffen (D4) bedraagt de maximale effectafstand echter wel 4 kilometer. Dat betekent dat bij een calamiteit iedereen en/of de gebouwen binnen 4 kilometer van het spoor hier gevolgen van kan hebben. Een beperkte verantwoording van het groepsrisico is dan ook noodzakelijk.
Transportroute Havendijk
Onderhavig plangebied is gelegen binnen het invloedsgebied van het transport van gevaarlijke stoffen over de Havendijk. De Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant (OMWB) heeft in 2018 een inventarisatie gedaan naar transporten van gevaarlijke stoffen over gemeentelijke en provinciale wegen. Volgens deze inventarisatie vinden er ter hoogte van het plangebied 42 transporten van brandbare gassen (stofcategorie GF3) per jaar plaats over deze weg. Het plangebied ligt binnen 200 meter van deze transportroute. Er dient derhalve getoetst te worden aan de artikelen 7 en 8 van het besluit externe veiligheid transportroutes. Hiervoor kunnen de vuistregels van de Handleiding Risicoanalyse Transport (HART) gebruikt worden.
Routetype: weg buiten de bebouwde kom (80 km/uur) | |
Plaatsvonden risico | |
Vuistregel 1: Een weg buiten de bebouwde kom heeft geen 10-5-contour |
Er is geen sprake van een 10-5-contour |
Vuistregel 2: Wanneer het aantal GF3 transporten per jaar lager is dan 500 heeft een weg buiten de bebouwde kom geen 10-6-contour |
Er is sprake van 42 GF3 transporten per jaar. Er is derhalve geen sprake van een 10-6-contour |
Vuistregel 3: Wanneer het aantal GR3 transporten per jaar groter is dan 500 heeft een weg buiten de bebouwde kom geen 10-6-contour als 0.0003*(GF3+0.2*LF2+LF1+LT1+Lt2+3*LT3+GT4+GT5)<1 |
N.v.t. |
Groepsrisico | |
Toetsing oriëntatiewaarde | |
Vuistregel 1: Wanneer de vervoersstroom gevaarlijke stoffen in tankwagens (bulkvervoer) stoffen bevat uit de categorieën LT3, GT4 of GT5 (ongeacht de aantallen) pas dan RBM II toe. |
Er is enkel sprake van GF3. RBMII is niet van toepassing. |
Vuistregel 2: Wanneer GF3 minder is dan 10 maal de drempelwaarde in Tabel 1-6 (eenzijdige bebouwing) of 10 maal de drempelwaarde in Tabel 1-7 (2-zijdige bebouwing) wordt de oriëntatiewaarde |
Als kengetal ten aanzien van personendichtheid per ha voor een rustige woonwijk kan 25 pers/ha aangehouden worden. Uitgaande van een worst case benadering wordt in dit geval 30 aangehouden. Het dichtstbijzijnde woongebied is gelegen op 15 meter. Uitgaande van een worst case benadering wordt uitgegaan van 10 meter. Er is sprake van een tweezijdige bebouwing. De drempelwaarde bedraagt 2170. 42 transporten is minder dan 10* 2170. De oriëntatiewaarde wordt derhalve niet overschreden. |
Toetsing 10% van de oriëntatiewaarde | |
Vuistregel 1: Wanneer de vervoersstroom gevaarlijke stoffen in tankwagens (bulkvervoer) stoffen bevat uit de categorieën LT3, GT4 of GT5 (ongeacht de aantallen) pas dan RBM II toe. |
Er is enkel sprake van GF3. RBMII is niet van toepassing. |
Vuistregel 2: Wanneer GF3 minder is dan de drempelwaarde in Tabel 1-6 (een-zijdige bebouwing) of in Tabel 1-7 (2-zijdige bebouwing) wordt 10% van de oriëntatiewaarde niet overschreden. |
42 is kleiner dan 2170. De 10% oriëntatiewaarde wordt niet overschreden. |
Buisleidingen
Op circa 1,9 km afstand ten zuiden van het plangebied is een buisleidingenstraat aanwezig. Deze straat bestaat enerzijds uit een aardgastransportleiding en anderzijds de brandstofpijpleiding Rotterdam - Antwerpen.
De aardgastransportleiding kent de volgende kenmerken:
Uitwendig diameter | Maximale werkdruk | 100% letaliteitsgrens | 1% letaliteitsgrens | |
Z-529-27 | 16 inch | 66,2 bar | 100 meter | 210 meter |
Hieruit is op te maken dat het plangebied is gelegen buiten het invloedsgebied van de aardgastransportleiding.
De brandstofleiding Rotterdam-Antwerpen betreft een leiding waardoor petroleum getransporteerd wordt. Deze leiding kent de volgende kenmerken
Stofnaam | PR 10-6 | 1% letaliteitsgrens | Diameter | Max. werkdruk | |
RAPL maatschappij | Petroleum | 34 meter | 45 meter | 34 inch | 52 bar |
De leiding heeft een PR 10-6 contour van 34 meter. Het invloedsgebied van leidingen waardoor aardolieproducten worden vervoerd is beperkt (45 meter) en reikt niet tot het plangebied van voorliggend bestemmingsplan. De leiding is derhalve niet relevant voor de beoogde ontwikkeling in het plangebied.
Conclusie
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
Behalve aan de uitvoeringsaspecten bedoeld in de Awb en het Bro dient ook te worden getoetst aan de Wet milieubeheer en het Besluit m.e.r of er sprake is van een mogelijke verplichting tot het opstellen van een milieueffectrapportage.
Een milieueffectrapportage (m.e.r.) is verplicht bij de voorbereiding van plannen en besluiten die kunnen leiden tot belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. Er zijn drie onafhankelijke aanvliegroutes die kunnen leiden tot een m.e.r.-plicht. Bepalend hierbij is de activiteit (of zijn de activiteiten) waarop het plan of besluit betrekking heeft. Het betreft de volgende drie stappen:
Beoordeling en conclusie
De activiteit die met het onderhavige bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt, is de realisatie van 28 grondgebonden woningen. Deze activiteit valt binnen onderdeel D. (D11.2 de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen). Er is geen definitie gegeven voor een 'stedelijk ontwikkelingsproject'.
De activiteit blijft ruimschoots onder de drempelwaarde:
De drempelwaarden in het Besluit m.e.r. zijn indicatieve waarden. Dit betekent dat het bevoegd gezag dient na te gaan of de beoogde activiteit daadwerkelijk geen belangrijke nadelige milieugevolgen kan hebben. Dit kan middels een vormvrije m.e.r.-beoordeling. Op grond van de stappen 2 en 3 is geen directe aanleiding voor een m.e.r.-plicht.
Vormvrije m.e.r.-beoordeling
Op basis van een aanmeldnotitie heeft een vormvrije m.e.r.-beoordeling plaatsgevonden. De aanmeldnotitie is bijgevoegd als Bijlage 16 bij deze toelichting. Hieruit zijn geen belangrijke nadelige milieugevolgen gebleken, waaruit bovendien geconcludeerd kan worden dat er geen noodzaak is tot het opstellen van een MER. Het m.e.r-beoordelingsbesluit is bijgevoegd als Bijlage 17 bij deze toelichting.
Dit bestemmingsplan heeft tot doel een adequaat juridisch-planologische regeling te scheppen voor onderhavige ontwikkeling. Bij het opstellen van het bestemmingsplan is aansluiting gezocht bij de in de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening geformuleerde uitgangspunten.
Het bestemmingsplan biedt een flexibele, juridische regeling, zonder dat hierdoor de rechtszekerheid van de burger wordt geschaad. Het bestemmingsplan bestaat uit:
De toelichting heeft geen juridisch bindende werking. De toelichting heeft wel een belangrijke functie voor de onderbouwing van het plan en ook bij de verklaring van de bestemmingen en planregels, en in het bijzonder ten aanzien van de regels inzake nadere eisen en afwijkingen.
De planregels vormen de juridische regels voor gebruik van de gronden, de toegelaten bebouwing en het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken.
De verbeelding geeft de geografische ligging van de bestemmingen en aanduidingen weer. De verbeelding vormt samen met de planregels het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.
Hierna wordt inhoudelijk ingegaan op de bestemmingen en de aanduidingen binnen het onderhavige bestemmingsplan.
De indeling van de planregels is als volgt:
In dit artikel zijn de begrippen die in de planregels worden gehanteerd gedefinieerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan moet worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.
In dit artikel is aangegeven hoe de hoogte en andere maten, die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.
Deze bestemming is toegekend aan gronden waarop uitsluitend groenvoorzieningen, paden, sport- en spelvoorzieningen, water e.d. zijn toegestaan. Het onderscheid met de bestemming ‘Verkeer’ is gelegen in het feit dat groenvoorzieningen een daadwerkelijk structureel groen karakter hebben en behouden.
Deze bestemming is toegekend aan gronden waarop een maatschappelijke voorziening is gevestigd. Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats' is een begraafplaats toegestaan.
Deze bestemming is toegekend aan gronden met een verkeersfunctie. Binnen de bestemming zijn ook groenvoorzieningen mogelijk waardoor het openbare gebied eenvoudig in te richten is.
Artikel 6 Woongebied - 1, Artikel 7 Woongebied - 2 en Artikel 8 Woongebied - 3
Deze bestemmingen zijn toegekend aan de nieuw te bouwen woningen. Omdat de uiteindelijke stedenbouwkundige invulling van het plangebied nog niet vast staat, is er gekozen voor het toepassen van de bestemming 'Woongebied'. Hierin zijn de bouwvlakken en bouwpercelen niet vastgelegd. Een aantal zaken is wel juridisch ingekaderd onder andere:
In het plangebied is een ondergrondse rioolwatertransportleiding van het waterschap aanwezig, welke is beschermd door middel van de dubbelbestemming 'Leiding – Riool'. Binnen de beschermingszone zijn uitsluitend bouwwerken ten behoeve van de leiding toegestaan, het bevoegd gezag kan echter een omgevingsvergunning verlenen teneinde ook bouwwerken ten behoeve van de onderliggende bestemmingen toe te staan. Ook het uitvoeren van bepaalde werken en werkzaamheden welke de leiding kunnen schaden is aan beperkingen gebonden, namelijk door een omgevingsvergunningstelsel.
Artikel 10 Waarde - Archeologie 2
Gronden met een hoge archeologische verwachtingswaarde zijn voorzien van deze dubbelbestemming. De mogelijk aanwezige archeologische waarden worden beschermd doordat archeologisch onderzoek vereist is voordat mag worden gebouwd of werken mogen worden uitgevoerd, tenzij is aangetoond dat de bodem al dusdanig is geroerd dat er geen waarden meer aanwezig kunnen zijn.
Artikel 11 Waterstaat - Waterkering
Deze bestemming betreft gronden waaraan tevens een andere bestemming is toegekend, maar waarvoor ten behoeve van de dijk een beschermingsregime geldt. Ingevolge deze bestemming zijn slechts bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming toegestaan. Via een omgevingsvergunning kunnen bouwwerken worden toegestaan, die ingevolge de andere aan de gronden toegekende bestemming zijn toegestaan, onder de voorwaarde dat het belang van de waterkering niet onevenredig wordt aangetast. Vooraf dient advies van de beheerder van de waterkering te worden ingewonnen. Een omgevingsvergunning als hier bedoeld wordt geacht te zijn verleend voor bouwwerken die aanwezig zijn op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan, of die gebouwd kunnen worden krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning. In aanvulling op het voorgaande geldt voor bepaalde werken dat het ook noodzakelijk is om een watervergunning aan te vragen bij het bevoegd gezag (doorgaans het waterschap).
Artikel 12 Anti-dubbeltelregel
In dit artikel is bepaald dat gronden, die al eens als berekeningsgrondslag voor bouwen hebben gediend, niet nogmaals als zodanig kunnen dienen.
Artikel 13 Algemene bouwregels
Dit artikel bevat regels ten aanzien van afwijkende bestaande bebouwing, ondergronds bouwen en vervangende nieuwbouw van woningen.
Artikel 14 Algemene gebruiksregels
In dit artikel is nader omschreven welke vormen van gebruik in ieder geval als strijdig met het bestemmingsplan worden aangemerkt.
Artikel 15 Algemene aanduidingsregels
In dit artikel is de gebiedsaanduiding naar aanleiding van de luchtvaartverkeerzone opgenomen alsmede de milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied.
Artikel 16 Algemene afwijkingsregels
In dit artikel is een aantal algemene afwijkingsmogelijkheden opgenomen. Deze afwijkingen betreffen onder meer het overschrijden van de maximaal toegestane maten en afmetingen.
In dit artikel zijn regels opgenomen ten aanzien van het voorzien in voldoende parkeerplaatsen alsmede bluswatervoorzieningen, bereikbaarheid en opstelplaatsen voor brandweervoertuigen.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Voor volgens de regels afwijkende bestaande bebouwing is voor de omvang, het onderhoud en de herbouw een overgangsregel opgenomen. Dit artikel bevat tevens een overgangsregel ten aanzien van het voortzetten van bestaand gebruik dat in strijd met het bestemmingsplan is.
Hier wordt vermeld onder welke naam de regels van dit bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.
De verbeelding is opgesteld conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012). Dit uit zich met name in de structuur en opmaak van de regels en verbeelding. De verbeelding opgebouwd en gecodeerd volgens IMRO 2012 en de Praktijkrichtlijn bestemmingsplannen 2012. Hiermee wordt aangesloten bij de landelijke richtlijn voor het benoemen van de bestemmingen, het bijbehoren kleurgebruik, het gebruik en de vorm van aanduidingen en dergelijken. Op de planverbeelding zijn de volgende onderdelen opgenomen:
De gronden gelegen binnen de grens van het plangebied zijn geregeld binnen dit bestemmingsplan. De kleuraanduiding op de planverbeelding geeft aan om welke bestemming het gaat. Het bouwvlak geeft de begrenzing weer waarbinnen gebouwen mogen worden opgericht. De overige aanduidingen geven een specifieke situatie weer, waarvoor in de regels een aparte regeling is opgenomen.
Dit hoofdstuk beschrijft de onderdelen die zijn doorlopen voor het zekerstellen van de financiële-economische uitvoerbaarheid van onderhavig bestemmingsplan. Indien het bestemmingsplan voorziet in de uitvoering van werken door de gemeente moet de financieel-economische uitvoerbaarheid hiervan worden aangetoond. Er wordt nader ingegaan op de grondexploitatie en de koppeling met het exploitatieplan.
Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in de plantoelichting minimaal inzicht te worden gegeven in de uitvoerbaarheid van het plan. Tevens is met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening de verplichting ontstaan om, indien sprake is van ontwikkelingen waarvoor de gemeente redelijkerwijs kosten moet maken, bijvoorbeeld voor de aanleg van voorzieningen van openbaar nut, en de plankosten, deze moeten worden verhaald op de initiatiefnemer c.q. ontwikkelaar. Een en ander dient te worden vastgelegd in privaatrechtelijke/anterieure overeenkomst met iedere grondeigenaar. Als er met een grondeigenaar geen overeenkomst is gesloten en het kostenverhaal niet anderszins is verzekerd, dient een exploitatieplan te worden opgesteld welke tegelijkertijd met het bestemmingsplan moet worden vastgesteld.
In onderhavige situatie is het kostenverhaal anderszins verzekerd. De gemeente is eigenaar van de gronden en heeft hiervoor een grondexploitatie opgesteld waarmee het kostenverhaal is verzekerd.
Participatie wordt een belangrijke pijler onder de toekomstige Omgevingswet. Derden (waaronder omwonenden) moeten in een vroegtijdig stadium worden betrokken bij de voorbereiding van beleids- en besluitvorming. Van belang is dat de buurt betrokken wordt bij het planvoornemen. Als initiatiefnemer moet kennis worden genomen van eventuele bezwaren, wensen en belangen van omwonenden.
Omgevingsdialoog
Voor het project Havendijk Kom Noord is gekozen om in een vroeg stadium de gelegenheid te geven aan omwonenden en belangstellenden om opmerkingen en suggesties te leveren. Zo is er een digitale informatiebijeenkomst georganiseerd op dinsdag 18 januari 2022, een fysieke bijeenkomst was toen nog niet toegestaan wegens de coronamaatregelen. Deze digitale bijeenkomst is georganiseerd via Microsoft teams. Circa 30 tot 40 belangstellenden hebben gebruik gemaakt van die uitnodiging en hebben in die sessie vragen gesteld aan medewerkers van de gemeente.
Later in het jaar, op 11 juli 2022, is ook een fysieke bijeenkomst georganiseerd in Cafetaria 't Schuitje. Bij deze bijeenkomst is verteld hoe ver de gemeente was met de uitwerking van de plannen en wat er gedaan gaat worden de komende tijd. De bijeenkomst is gestart met een presentatie en daarna was er gelegenheid voor het stellen en beantwoorden van vragen. Circa 30 tot 40 belangstellenden hebben gebruik gemaakt van deze tweede bijeenkomst.
Alle reacties van deze bijeenkomsten zijn per thema verzameld in een verslag en voorzien van een antwoord met uitleg in hoeverre de reactie tot een aanpassing van het bestemmingsplan heeft geleid. Zie daarvoor Bijlage 18 van de toelichting van het bestemmingsplan. De presentaties die tijdens de bijeenkomsten zijn gepresenteerd, zijn terug te vinden op de website van de gemeente via: https://www.halderberge.nl/oudenbosch-havendijk-kom-noord
In artikel 3.1.1 van het Bro is vastgelegd dat tijdens de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg moet worden gepleegd met instanties die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn. Daarbij zijn met name genoemd het waterschappen en diensten van provincie en Rijk. Ten aanzien van bekendmaking van het plan is artikel 3:6 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
Voorts is in artikel 3.1.6 van het Bro bepaald dat de uitkomsten van het in artikel 3.1.1 bedoelde overleg in de toelichting van het plan moeten worden beschreven.
In het kader van het vooroverleg is het voorontwerp-bestemmingsplan naar de volgende instanties gestuurd:
De ingekomen vooroverlegreactie hebben geleid tot tekstuele aanpassingen in de toelichting van het bestemmingsplan. Naar aanleiding van de vooroverlegreactie van de provincie zijn op het onderdeel landschappelijke inpassing en de verkaveling van woongebied 2 (deelgebied 5) en de regels en de verbeelding aangepast. De overige vooroverlegreacties hebben niet geleid tot aanpassingen. De volledige vooroverlegreacties en de Nota vooroverleg zijn aan dit bestemmingsplan toegevoegd in Bijlage 19 en Bijlage 20.
Na het wettelijk vooroverleg wordt dit bestemmingsplan gedurende zes weken ter visie gelegd als ontwerpbestemmingsplan. Binnen deze termijn is eenieder in de gelegenheid om zienswijzen op het plan in te dienen. De zienswijzen worden samengevat en van commentaar voorzien. Deze zienswijzen zullen worden beoordeeld op het feit of, en zo ja, in hoeverre het ontwerp aanpassing behoeft. Vervolgens zal het college de raad voorstellen het bestemmingsplan al dan niet gewijzigd vast te stellen.
Het ontwerpbestemmingsplan heeft vanaf 25 mei 2023 gedurende zes weken, tot en met 5 juli 2023 voor eenieder ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn is door de provincie Noord-Brabant een zienswijze ingediend. Naar aanleiding van de zienswijze is het landschappelijk inpassingsplan en de bijbehorende berekening van de kwaliteitsverbetering aangepast.
Naar aanleiding van recente ontwikkelingen op de woningmarkt, de onzekere verwachting voor de komende jaren en daarmee de verkoopbaarheid van de bouwkavels binnen het gemeentelijk deelgebied Havendijk Kom Noord, heeft marktconsulatie plaatsgevonden. De conclusie hieruit is dat een mate van flexibiliteit wordt voorgestaan. Als gevolg hiervan is de woningbouwprogrammering voor de beoogde ontwikkeling middels een ambtshalve wijziging aangepast. Hierdoor is het toegestane aantal woningen binnen het plangebied verruimd van 22 naar 28 woningen, hieronder worden ook ter plaatse van deelgebied 4 vier tiny houses mogelijk gemaakt.
De ingekomen zienswijze is samengevat en beantwoord in de Nota van zienswijzen. Daarnaast zijn in de nota de ambsthalve wijzigingen beschreven. De Nota van zienswijzen is in Bijlage 21 van dit bestemmingsplan opgenomen.
Na vaststelling wordt het plan voor de tweede maal zes weken ter visie gelegd. Gedurende deze periode kunnen belanghebbende én geen belanghebbenden die kunnen aantonen dat hij/zij niet in staat was een zienswijze af te geven én (niet) belanghebbenden indien het beroep betrekking heeft op een wijziging die is aangebracht t.o.v. het ontwerpbestemmingsplan tegen het vaststellingsbesluit beroep instellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Indien geen beroep wordt ingesteld, is het plan na deze beroepstermijn onherroepelijk en treedt het plan in werking.