Plan: | J.S. Bachstraat 4 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0597.BPJSBachstraat4-VG01 |
Dit bestemmingsplan is opgesteld om de herontwikkeling van de Johann Sebastian Bachstraat 4 mogelijk te maken ten behoeve van wonen en begeleid wonen.
Er is een groot tekort aan woonruimte. Daarnaast is er ook een specifiek tekort aan woonruimte voor begeleid wonen. Om in te spelen op de (veranderde) behoefte van begeleid wonen en de algemene behoefte voor meer woningen in de sociale huursector hebben Wooncompas en Pameijer het gezamenlijke plan om een nieuwe woonlocatie te ontwikkelen. Het huidige pand op deze locatie is onder andere in gebruik (geweest) als dagbestedingslocatie door Pameijer. Op het terrein naast het gebouw, onderdeel van hetzelfde perceel, staat nu een ongebruikte kas en was er een moestuin met enkele bomen.
De ontwikkelaars beogen door sloop - nieuwbouw een nieuw gebouw te realiseren dat bestaat uit 4 lagen en 42 woningen. Voor van Pameijer zijn 18 studio's voor begeleid wonen op de begane grond en 8 appartementen op de eerste verdieping bedacht. Voor Wooncompas worden op de bovenste twee lagen 16 sociale huurappartementen gerealiseerd.
De herontwikkeling van het plangebied past niet binnen het nu geldende bestemmingsplan 'Slikkerveer'. Om de ontwikkeling mogelijk te maken moet er een nieuw planologisch-juridisch kader worden opgesteld. Dit bestemmingsplan voorziet hierin en maakt de uitvoering van de beoogde ontwikkeling mogelijk.
Het plangebied ligt in de wijk Slikkerveer. De wijk heeft ondanks de vrij hoge woningdichtheid een dorps karakter. Er is veel groen in de omgeving en leefbaarheid staat voorop. Op een afstand van ongeveer 150-200 meter van het plangebied ligt het Dillenburgplein. Hier zijn verschillende voorzieningen te vinden zoals een supermarkt, bakker, kledingzaak en het wijkvoorzieningencentrum. Vlakbij het plangebied is ook een bushalte in beide richtingen van de J.S. Bachstraat.
Het plangebied wordt begrensd door de J.S. Bachstraat aan de zuidwestelijke zijde en de Bizetstraat aan de noordwestelijke zijde. Aan de overzijde van deze straten liggen grondgebonden woningen en appartementenblokken van 4 lagen. Aan de noordoostelijke zijde is het plangebied begrensd door een kinderopvang, een gebouw in gebruik bij een religieuze organisatie en een sportveldje (Cruyff Court). Achter deze twee gebouwen en het sportveldje (Cruyff Court) ligt de Van Beethovenstraat waar aan de noordzijde portiekwoningen van 4 lagen staan. Aan de zuidoostelijke zijde grenst het plangebied aan een moskee.
Figuur 1.1: Ligging van het plangebied in de wijk Slikkerveer (plangebied rood omlijnd)
Op de locatie van het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Slikkerveer'. Dit plan is vastgesteld door de gemeenteraad van Ridderkerk op 5 juni 2008. De gronden van de planlocatie hebben de bestemming 'Gemengde Doeleinden (GD)'. Deze gronden zijn bestemd voor kantoren en maatschappelijke voorzieningen en de daarbij behorende voorzieningen, groen en water. Er ligt een bouwvlak (aangegeven met GD6) met een maximum bebouwingspercentage van 60% en een maximale goothoogte van 6 meter. Voor het overige (aangeven met GD (z)) mogen er geen gebouwen worden gerealiseerd.
De herontwikkeling past niet binnen het huidige bestemmingsplan. Wonen is niet toegestaan binnen de geldende bestemming. Het beoogde gebouw overschrijdt ook het bouwvlak op de hoek van de J.S. Bachstraat en de Bizetstraat. Een nieuw bestemmingsplan waarmee een nieuw planologisch-juridisch kader wordt gesteld is nodig om de ontwikkeling mogelijk te maken. Dit plan voorziet hierin.
Figuur 1.2: Uitsnede van de plankaart behorend bij bestemmingsplan 'Slikkerveer' (plangebied rood omlijnd, bron: ruimtelijkeplannen.nl)
Aan de hand van de ruimtelijke en de functionele structuur wordt in hoofdstuk 2 de bestaande en toekomstige situatie van het plangebied beschreven. In hoofdstuk 3 wordt het voor dit bestemmingsplan relevante beleid samengevat en getoetst. In hoofdstuk 4 wordt het bestemmingsplan getoetst aan de diverse milieu- en andere sectorale aspecten. In hoofdstuk 5 wordt een toelichting gegeven op de regels en worden de keuzes en gedachten die ten grondslag liggen aan de bestemmingsplanregeling toegelicht. Hoofdstuk 6 gaat in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan en de resultaten van het vooroverleg.
De wijk Slikkerveer heeft een lange geschiedenis. Slikkerveer als zelfstandige nederzetting ontstond in de tweede helft van de vijftiende eeuw, eerst als dijklint langs de in 1441 opgeworpen rivierdijk die nu de bekend staat als de Ringdijk/Benedenrijweg.
Vanaf de twintigste eeuw groeide Slikkerveer flink. De toename en de vergroting van de (verkeers) verbindingen met Rotterdam zorgden voor een steeds verdere groei. Slikkerveer heeft zich sindsdien ontwikkeld tot een grote, opzichzelfstaande wijk met een ruim voorzieningenpakket bestaande uit onder meer detailhandel, commerciële voorzieningen en maatschappelijke dienstverlening.
De projectlocatie zelf kan grofweg in twee delen worden opgedeeld. Op het noordwestelijke deel staat op het moment een gebouw van één laag dat grotendeels gebruikt wordt voor dagbestedingsactiviteiten door Pameijer. Het omliggende gebied is grotendeels verhard met enkele bomen en struiken. Er liggen 4 parkeerplaatsen in de noordelijke punt van het plangebied die worden gebruikt door personeel van de dagbesteding. Op het (noord)oostelijke deel van het perceel staat een leegstaande kas en een voormalige moestuin die nu is ingezaaid met gras. Ook staan hier enkele bomen en struiken.
De planlocatie ligt aan de J.S. Bachstraat en Bizetstraat. De J.S. Bachstraat is een wijksontsluitingsweg waar 50 km/u mag worden gereden. Er zijn twee rijbanen en fietsstroken aan elke kant. Langs vrijwel de gehele weg ligt groen met achterliggende voetpaden. De zijstraten in de directe omgeving zijn 30 km/u zones.
In de directe omgeving zijn verder een moskee en bushalte aanwezig. Er staan grondgebonden woningen van 2 lagen met en zonder kap aan de overzijde van de J.S. Bachstraat en de Bizetstraat. Aan de overzijde van de J.S. Bachstraat en de Van Beethovenstraat staan appartementenblokken van 4 lagen. Ten noorden van de projectlocatie liggen een kinderdagverblijf, een gebouw in gebruik bij een religieuze organisatie en een sportveldje (Cruyff Court).
In de iets verdere omgeving liggen wat grotere voorzieningen. Meer oostelijk aan de J.S. Bachstraat ligt het Dillenburgplein. Dit wijkcentrum heeft een vrij compleet aanbod voorzieningen zoals speciaalzaken, horeca en een supermarkt. Meer westelijk ligt het park Donckse Bos en het landgoed Het Huys ten Donck.
Figuur 2.1: Inrichting plangebied (bron: Google Maps 2022)
Figuur 2.2: Plangebied bezien vanaf het zuidoosten, met de naastgelegen Moskee op de voorgrond (bron: Cyclomedia streetsmart 2023)
Figuur 2.3: Plangebied bezien vanaf het zuidwesten (bron: Cyclomedia streetsmart 2023)
Figuur 2.4: Plangebied bezien vanaf het noordwesten (bron: Cyclomedia streetsmart 2023).
De beoogde ontwikkeling betreft sloop van het huidige pand en de kas om vervolgens een nieuw gebouw van 4 lagen te realiseren. Hierbij wordt er belang aan gehecht aan een groene inrichting en uitstraling door van de openbare ruimte, de buitenruimtes en het gebouw én aan de kwaliteit van het groen. De algehele inrichting van het gebouw is in grote mate bepaald door programmatische uitgangspunten van Wooncompas en Pameijer. Het gaat daarbij voor Pameijer om het bieden van passende woningen voor mensen met een zorgbehoefte, inclusief daarbij behorende gezamenlijke ruimtes en ruimtes voor personeel. Voor Wooncompas gaat het om goede toekomstbestendige sociale huurwoningen.
In het plangebied worden in totaal 42 woonzorgeenheden/woningen en gemeenschappelijke voorzieningen ten behoeve van een deel van deze woningen mogelijk gemaakt. De woningen bestaan uit 18 woonzorgstudio's en 8 appartementen ten behoeve van begeleid wonen door Pameijer en 16 appartementen ten behoeve van de sociale huursector door Wooncompas.
Figuur 2.5: Vogelvlucht van locatie en omgeving.
Het gebouw vindt stedenbouwkundige aansluiting op de bouwmassa en de bouwhoogte van de appartementenblokken aan de overzijde van de J.S. Bachstraat en de Van Beethovenlaan (zie figuur 2.5). In de hoek van de J.S. Bachstraat en Bizetstraat wordt alleen een enkele laag met dakterras met traptoegang mogelijk, welke omzoomd wordt met groen. Het beperken tot een enkele laag aan deze kant zorgt voor aansluiting en verloop ten opzichte van de grondgebonden woningen aan de overzijde van de Bizet- en J.S. Bachstraat (zie figuur 2.6). Het gebouw ligt dicht bij de achterzijde van de moskee. Dit leidt zowel praktisch als stedenbouwkundig niet tot een conflict. Beide gevels hebben geen gevelopeningen en het stedenbouwkundig accent van de moskee ligt bij de koepel en de minaret aan de andere zijde van het gebouw (zie vogelvlucht figuur 2.5).
Figuur 2.6: Bestaande laagbouw op hoek Bachstraat/Bizetstraat (bron: Google Streetview augustus 2022).
De studio's en de appartementen krijgen elk een eigen ingang. De ingang voor de onderbouw ligt aan de Bizetstraat. De ingang van de bovenbouw is gelegen aan de J.S. Bachstraat.
De bouwhoogte van de onderbouw is maximaal 4 meter. De bouwhoogte van de bovenbouw ligt op maximaal 14 meter. Zie figuren 2.8 en 2.9 en 2.10 voor een schets van het plan en voor de ligging ten opzichte van de directe omgeving.
Groen
De wens is om de locatie te vergroenen. Hiervoor wordt er voornamelijk groen aangebracht in de strook tussen de gevel en de stoep. Vanaf de straat gezien komen er een haag, bomen, gras en struiken tot aan de buitenruimtes van de studio's. Dit zorgt niet alleen voor een groene uitstraling, het zorgt ook voor de gewenste buffer tussen openbaar en privé én de continuering van het groene profiel van de Bachstraat (zie figuur 2.6). Aan de achterzijde worden de buitenruimtes van de studio's ook ingevuld met groen.
Het dakterras wordt in het plan omgeven door een daktuin. Deze ligt aan de zijde van de J.S. Bachstraat en de Bizetstraat. Naast een groene uitstraling geeft dit ook privacy voor de gebruikers van het dakterras.
In de huidige situatie zijn drie bomen waarvoor een Bomen Effect Analyse uitgevoerd is. Deze analyse is bijgevoegd in bijlage 1. Boom 1 en 2 worden ingepast in het plan waarbij door maatregelen hun groeiplaats verbetert ten opzichte van de huidige situatie. Boom 3 moet vanwege de nabijheid van het gebouw worden gekapt. Ter compensatie wordt er een beplantingsplan opgesteld waarin op diverse wijzen groen terugkomt. Zo worden onder andere aan de voorzijde van het pand enkele bomen en groene perkjes aangeplant. Op duurzaamheid wordt verder ingegaan in paragraaf 4.13.
Figuur 2.7 Profiel Bachstraat met aan beide zijden groen (bron: Google Streetview augustus 2022)
Parkeren
Zowel aan de Bizetstraat als aan de zijde van de moskee worden in totaal 30 parkeerplaatsen gerealiseerd. Dit zijn 9 haaks liggende parkeerplaatsen gelegen aan de Bizetstraat en 21 parkeerplaatsen naast de moskee, bereikbaar vanaf de Bachstraat. Het nieuwe gebouw komt deels boven de parkeervoorzieningen aan de zijde van de moskee te liggen.
Figuur 2.8: Impressie voorzijde/entree woningen(bron: Rothuizen)
Figuur 2.9: Impressie voorzijde met nieuw begeleidend groen langs de Bachstraat (bron: Rothuizen)
Figuur 2.10: Impressie achterzijde met bergingen en muur (bron: Rothuizen)
Om de beoogde ontwikkeling juridisch-planologisch mogelijk te maken, wordt onderzocht of deze niet in strijd is met de verschillende beleidskaders. In dit hoofdstuk wordt getoetst aan relevant nationaal, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid.
De Nationale Omgevingsvisie, kortweg NOVI, loopt vooruit op de inwerkingtreding van de Omgevingswet en vervangt op rijksniveau de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.
Uitgangspunt in de nieuwe aanpak is dat ingrepen in de leefomgeving niet los van elkaar plaatsvinden, maar in samenhang. Zo kunnen in gebieden betere, meer geïntegreerde keuzes worden gemaakt. Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie van het Rijk in beeld.
In wat voor Nederland willen we graag leven in 2050?
Als alle wensen naast elkaar worden gelegd, ontstaat het volgende beeld. Het kabinet wil een land:
Nationale belangen
Gemeenten, waterschappen, provincies en het Rijk zijn samen verantwoordelijk voor de fysieke leefomgeving. Sommige belangen en opgaven overstijgen het lokale, regionale en provinciale niveau en vragen om nationale aandacht. Dit zijn de 'nationale belangen'. Het Rijk heeft voor alle nationale belangen een zogenaamde systeem-verantwoordelijkheid. Voor een aantal belangen is het Rijk zelf eindverantwoordelijk. Maar voor een groot aantal nationale belangen zijn dat de medeoverheden.
De NOVI richt zich op die ontwikkelingen waarin meerdere nationale belangen bij elkaar komen, en keuzes in samenhang moeten worden gemaakt tussen die nationale belangen.
Keuzes
De belangrijkste keuzes zijn:
Toetsing
Met de NOVI zet het Rijk in op een duurzame toekomst met goed wonen en werken en een goed functionerende economie. Klimaatbestendige, duurzame en circulaire ontwikkelingen worden hierbij gestimuleerd. De ontwikkeling welke mogelijk wordt gemaakt met dit bestemmingsplan sluit aan bij die ambities. Er worden woningen voor de sociale huursector en begeleid wonen gerealiseerd met oog voor duurzaamheid, groen en klimaatbestendigheid.
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) stelt regels omtrent de 14 aangewezen
nationale belangen zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Deze 14 nationale belangen zijn:
Toetsing
De ontwikkeling binnen het plangebied raakt geen van bovenstaande rijksbelangen. Het Rijksbeleid zoals vastgelegd in het Barro geeft hierdoor geen uitgangspunten voor dit bestemmingsplan.
Ieder plan dat nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk maakt, moet een verantwoording bevatten van de ladder voor duurzame verstedelijking (art. 3.1.6. lid 2 Bro). De ladder voor duurzame verstedelijking is een instrument voor efficiënt ruimtegebruik. Voor projecten binnen bestaand stedelijk gebied moet de behoefte worden beschreven.
De ladder is van toepassing als een plan wordt aangemerkt als 'nieuwe stedelijke ontwikkeling'. Of er sprake is van een 'stedelijke ontwikkeling' wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving. Volgens jurisprudentie is in beginsel pas sprake van een stedelijke ontwikkeling bij plannen voor meer dan 11 woningen of een functiewijziging vanaf 500 m2 bvo. Het geldende bestemmingplan is vertrekpunt in de beoordeling of iets een stedelijke ontwikkeling is.
Toetsing stedelijke ontwikkeling
Het programma bestaat uit maximaal 42 woonzorgeenheden/woningen, bestaande uit:
Woningbouw in de beoogde omvang (maximaal 42 woningen) kan worden gezien als nieuwe stedelijke ontwikkeling. Op de projectlocatie zijn nu geen (zorg)woningen mogelijk.
Provinciale woningbehoefteraming
Uit de provinciale woningbehoefteraming WBR 2021 blijkt dat in de periode 2021-2030 in de Rotterdamse regio behoefte is aan ruim 61.000 woningen. Bovendien zijn 22.150 woningen nog niet regionaal toegedeeld. De nieuwe raming komt hoger uit dan die uit 2019, wat betekent dat er in de gemeente Ridderkerk ook meer woningen nodig zijn.
Figuur 3.1: Gewenste Woningvoorraadtoename regio Rotterdam (bron: WBR 2021)
Regionale afspraken en woningbehoefteraming
In het Regioakkoord Nieuwe Woningmarktafspraken Regio Rotterdam (januari 2019) is (mede op basis van een eerdere prognose) afgesproken dat de gemeente Ridderkerk zich inzet om 830 woningen aan de voorraad toe te voegen. De hogere prognose van de WBR 2021 is aanleiding om deze regionale afspraken te actualiseren.
ABF Research heeft in opdracht van het Samenwerkingsverband Wonen Regio Rotterdam de actuele woningbehoefte voor de gemeenten in de regio Rotterdam onderzocht (Actualisatie studie Naar een meer evenwichtige Regio Rotterdam, Abf 2021). De belangrijkste conclusie is dat de regio meer woningen moet toevoegen dan er is afgesproken in het Regioakkoord Nieuwe Woningmarktafspraken Regio Rotterdam 2018 - 2030 (Regioakkoord). Hierbij moet de focus vooral komen te liggen op de uitbreiding van de sociale en middeldure woningvoorraad. Deze opgave betreft alle regiogemeenten, zowel de randgemeenten als de centrumgemeenten.
De netto uitbreidingsopgave voor de regio Rotterdam betreft 72.400 woningen tussen 1 januari 2020 en 31 december 2030. In Ridderkerk is de netto uitbreidingsbehoefte 1.700 woningen.
Kwalitatieve behoefte
Met het oog op een betere balans in de Ridderkerkse woningmarkt is in het huidige gemeentelijk beleid (Woonvisie Ridderkerk 2021-2026) de verhouding 30% sociale corporatiehuur, 10% middenhuur, 40% laag koopsegment, 5% middenkoopsegment en 15% topkoopsegment vertrekpunt.
Uit het regionale behoefteonderzoek (Abf) blijkt dat voor de verschillende prijssegmenten er een uitbreidingsbehoefte ligt van:
Figuur 3.2: Woningbehoefte 2020 t/m 2030 (bron: woningbehoefteonderzoek Abf)
Omdat de vigerende regionale woningmarktafspraken onvoldoende kunnen voorzien in de nieuw geraamde woningbehoefte is het noodzakelijk het beleid en daarmee de regionale woningmarktafspraken bij te buigen. Uit de behoefteraming blijkt bijvoorbeeld dat een aandeel van ruim 65% betaalbare woningen (sociale en middeldure woningen opgeteld) nodig is en daarin voorzien de huidige woningbouwplannen in de regio onvoldoende.
Hiernaast is er een behoefte naar woningen in het kader van begeleid wonen. Hiervoor wordt er door de gemeente samen met aanbieders gekeken naar een vernieuwd aanbod. De huidige woningbouwplannen in de regio voorzien nog onvoldoende in het voorzien in deze behoefte.
Figuur 3.3: Prognose geclusterd wonen 2020-2040 (bron: Woonvisie Ridderkerk 2021-2026)
Regionale realisatieagenda regio Rotterdam 2023
De beoogde ontwikkeling van de 42 woningen is in de planmonitor van gemeente Ridderkerk. Deze is regionaal afgestemd en opgenomen in de regionale realisatieagenda regio Rotterdam 2023.
Conclusie
Er is in de regio en in de gemeente Ridderkerk sprake van een grote woningbehoefte met een accent op de betaalbare sector. Hiernaast is er een behoefte aan meer woningen in het kader van begeleid wonen. Dit bestemmingsplan maakt nieuwe woningen mogelijk voor begeleid wonen en de sociale huursector en draagt hiermee bij aan het verminderen van de druk op de woningmarkt. Daarnaast is de beoogde ontwikkeling opgenomen in planmonitor van gemeente Ridderkerk en is doorvertaald naar de Regionale realisatieagenda regio Rotterdam 2023. De woningen die dit bestemmingsplan mogelijk maakt, voorzien in een behoefte en liggen binnen bestaand stedelijk gebied. Gezien het bovenstaande voldoet het bestemmingsplan aan de ladder voor duurzame verstedelijking.
laatste aanpassing vastgesteld juli 2021
De Omgevingsvisie van Zuid-Holland biedt een strategische blik op de lange(re) termijn voor de gehele fysieke leefomgeving en bevat de hoofdzaken van het te voeren integrale beleid van de provincie. De Omgevingsvisie vormt samen met de Omgevingsverordening (3.3.2) en het omgevingsprogramma het omgevingsbeleid van de provincie. Deze omgevingsvisie geldt onder andere als provinciale structuurvisie tot de Omgevingswet in werking gaat.
Met het Omgevingsbeleid van Zuid-Holland streeft de provincie naar een optimale wisselwerking tussen gewenste ruimtelijke ontwikkelingen en een goede leefomgevingskwaliteit. Toekomstige beleidsvernieuwing biedt kansen voor verbeteringen in Zuid-Holland. De provincie heeft hiervoor 7 vernieuwingsambities geformuleerd. Deze ambities dienen als stip op de horizon:
Deze ambities zijn vertaald in beleidskeuzes voor de fysieke leefomgeving. Voor de beoogde ontwikkeling zijn de volgende opgaven relevant:
Uitgangspunten van dit provinciaal beleid die van belang zijn voor deze ontwikkeling zijn:
1. Voorraadontwikkeling en voorraadbeheer naar behoefte
De provincie hecht waarde aan de vestigingswens van haar (toekomstige) inwoners en hanteert het uitgangspunt dat woningen daar worden gerealiseerd waar de behoefte zich manifesteert: de juiste woning op de juiste plek (en op het juiste moment). Dat gaat allereerst over voorraadontwikkeling en voorraadbeheer naar behoefte. De toevoeging en onttrekking van woningen moet bijdragen aan een adequate en gedifferentieerde woningvoorraad, de (sub)regionale schaal van de woningmarkt en de lange termijn in ogenschouw nemend. Daarnaast gaat het over de ruimtelijke ordeningskant van het wonen: het wonen zo situeren dat het - in samenhang met (investeringen in) infrastructuur, werklocaties en een aantrekkelijke groenblauwe leefomgeving - bijdraagt aan de maatschappelijke opgaven en transities waar de provincie voor staat. Het toevoegen van woningen als de enige of primaire oplossing voor behoud van de sociaaleconomische vitaliteit in steden en dorpen is in de ogen van de provincie geen duurzame lange termijn strategie.
2. Huisvesting voor doelgroepen van de sociale huursector
De provincie vindt passende huisvesting voor de doelgroepen van woningcorporaties van belang. Dit betekent dat er enerzijds voldoende voorraad sociale huurwoningen in verhouding tot de omvang van de doelgroepen moet zijn en anderzijds voldoende aanbod sociale huurwoningen in verhouding tot de omvang van de actief woningzoekende doelgroepen moet zijn. Daarvoor is kwantitatief en kwalitatief inzicht nodig in aan de ene kant de ontwikkeling van de sociale huurvoorraad, onderscheiden naar prijsklassen, en het aanbod sociale huurwoningen en aan de andere kant de ontwikkeling van de omvang van de doelgroepen en de actief woningzoekenden die daarop aangewezen zijn. Daarmee wordt inzichtelijk of er sprake is van een passende huisvestingsmogelijkheden voor deze doelgroepen. In het bijzonder is er aandacht voor een passende voorraad en een passend aanbod van huurwoningen onder de liberalisatiegrens voor de primaire en secundaire doelgroepen van corporaties. De doelgroep bestaat uit diverse groepen, die door hun inkomen zijn aangewezen op de sociale huursector, zoals bijvoorbeeld jongeren, senioren, grote gezinnen, urgent woningzoekenden, dak- en thuislozen, vergunninghouders en arbeidsmigranten. Onder passend verstaat de provincie ook dat op lokaal niveau wordt bijgedragen aan een evenwichtig gespreide sociale huurvoorraad. In het provinciaal Omgevingsprogramma kunnen Gedeputeerden Staten een maatregel wonen opnemen ten aanzien van de sociale huurvoorraad. De provincie hecht er waarde aan dat gemeenten en/of regio's met de in hun gebied werkzame woningcorporaties concrete (prestatie)afspraken maken over de ontwikkeling van de sociale huurvoorraad inclusief afspraken over de omvang van toevoegingen, sloop, verkoop en effecten van huuraanpassingen ter uitvoering van de lokale en regionale woonvisies waarin de provinciale uitgangspunten zijn uitgewerkt.
Toetsing
Deze ontwikkeling biedt ruimte aan maximaal 42 woningen, waarvan maximaal 18 studio's en 8 appartementen ten behoeve van begeleid wonen en 16 reguliere appartementen. Deze ontwikkeling sluit aan bij de ambitie van de provincie in het voorzien van voorraadontwikkeling en voorraadbeheer naar behoefte. In de ladder voor duurzame verstedelijking is verder onderbouwd dat de gemeente Ridderkerk een grote woningbehoefte heeft met een accent op de betaalbare sector (zie paragraaf 3.2.3). De woningen die mogelijk worden gemaakt liggen binnen bestaand stedelijk gebied en sluit hierbij aan bij de verstedelijkingsambitie van de provincie.
De Omgevingsvisie Zuid-Holland is vertaald in de Omgevingsverordening Zuid-Holland. Voor de beoogde ontwikkeling zijn onderstaande artikelen relevant.
Artikel 6.9 Ruimtelijke kwaliteit
Artikel 6.10 Stedelijke ontwikkelingen
Artikel 6.50 Risico’s van klimaatverandering
In een bestemmingsplan wordt rekening gehouden met de gevolgen van de risico’s van klimaatverandering tenminste voor zover het betreft de risico’s ten aanzien van:
Toetsing
De ladder voor duurzame verstedelijking is in paragraaf 3.2.3 reeds aan de orde gekomen en onderbouwd hiermee de stedelijke ontwikkeling.
De kwaliteitskaart Zuid-Holland heeft de gebiedsidentiteit aangemerkt als 'steden en dorpen'. Hiermee is er sprake van inpassen. De ontwikkeling sluit aan bij de bestaande gebiedsidentiteit en voorziet geen wijzigingen op structuurniveau.
In paragraaf 4.11 en 4.13 wordt nader ingegaan op maatregelen in het plan die inspelen op klimaatverandering.
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat de ontwikkeling van het bouwplan aan de Bachstraat 4 aansluit bij de doelstellingen en regels uit de provinciale verordening.
vastgesteld 14 september 2017
De gemeente Ridderkerk veel sterke punten en verschillende wijken met allemaal een eigen karakter, veel groen in de omgeving en werkgelegenheid in het centrum en Donkersloot. Deze sterke punten vormen de unieke gemeente Ridderkerk. Om dit unieke karakter te verbeteren en in de toekomst optimaal te benutten, heeft de gemeente de maatschappelijke en ruimtelijke kaders van het beleid tot 2035 vast gelegd in een Omgevingsvisie. Deze visie geeft richting aan toekomstige ontwikkelingen en laat ruimte voor initiatieven vanuit de Ridderkerkse samenleving. De visie is de basis voor alle (gemeentelijke) plannen.
De identiteit en karakter van Ridderkerk is, aansluitend op de structuurvisie uit 2009, in drie kernwaarden samen te vatten:
De wijken van Ridderkerk, veelal ontstaan als dorpen, zijn een absolute kernwaarde van Ridderkerk. Veel mensen waarderen vooral de identiteit die de verschillende wijken kenmerkt, zoals Slikkerveer met zijn typerende woningen uit de jaren '30.
De aanwezigheid van een rijke, stevige, groene infrastructuur, die de rand van Ridderkerk in een groene jas hult en de woon- en werkgebieden dooradert, is een belangrijke kernwaarde om te behouden en te versterken. Deze groene gebieden en het water dienen als buffer tegen de verstedelijkingsdruk van de regio Rotterdam en de regio Drechtsteden.
Ridderkerk heeft een werkend en kloppend hart, waar een grote diversiteit aan bedrijven, maatschappelijke voorzieningen en winkels aanwezig is.
het wijkontwikkelingsprogramma (WOP) is in 2013 door de gemeenteraad van Ridderkerk vastgesteld. Het WOP vormt de basis voor jaarplannen waarin concrete acties zijn opgenomen. In het programma is een overzicht opgenomen van projecten en initiatieven die verder uitgewerkt moeten worden of waarvan de haalbaarheid moet worden onderzocht. Het wijkontwikkelingsprogramma heeft geen juridische status. Het is een document dat richting en sturing geeft aan de ontwikkelingen in de wijk voor de komende 10 jaar. In dit bestemmingsplan is aangesloten op de visie zoals deze is neergelegd in het WOP voor Slikkerveer.
Slikkerveer is een levensloopbestendige wijk, waar zowel jongeren, gezinnen als ouderen naar tevredenheid wonen. Er is een variatie aan woningen voor alle groepen. Daarnaast blijft Slikkerveer een wijk met een menging aan functies. Juist die menging van kleinschalige bedrijvigheid in de woongebieden houdt de wijk levendig. Het winkelhart van de wijk, het Dillenburgplein, is levendig en veilig voor zowel bezoekers als ondernemers.
De wijk is groen, schoon, veilig en aantrekkelijk. Het groene karakter van Slikkerveer wordt behouden en waar mogelijk wordt het verder versterkt. Naast groen is ook water een beeldbepalend element in de openbare ruimte.
Toetsing
De mogelijk gemaakte herontwikkeling geeft aandacht aan meer groen en biedt woonruimte voor zowel begeleid wonen als sociale huur. Hiermee wordt er invulling gegeven aan de verscheidenheid van de wijk. De huidige locatie zal intensiever worden benut maar zorgt ook voor een prettigere en meer groene leefomgeving.
In de Woonvisie is het beleid van de gemeente op het gebied van wonen in de komende jaren beschreven. Hierin is te lezen voor welke belangrijke opgaven Ridderkerk staat om de inwoners nu en in de toekomst van een goede woning en woonomgeving te voorzien. Woningen moeten niet alleen passen qua grootte en prijs, maar nieuwe én bestaande woningen moeten ook duurzaam zijn. Andere belangrijke opgaven zijn goede woningen voor mensen met fysieke of verstandelijke beperkingen en een fijne buurt/woonomgeving. Er zijn vijf centrale thema's:
Toetsing
De herontwikkeling van het plangebied voorziet in nieuwe woningen op een locatie waar nu geen woningen mogelijk zijn. Dit bestaat uit woningen voor begeleid wonen met bijbehorende voorzieningen voor mensen met fysieke of verstandelijke beperkingen. Hiernaast voorziet de herontwikkeling in extra woningen ten behoeve van de sociale huursector. Hiermee draagt de ontwikkeling bij aan de woningbouwopgave van de gemeente Ridderkerk.
De gemeentelijke ambitie is om de groenste gemeente van het eiland IJsselmonde te worden. Ridderkerk heeft een aantal natuurlijke parels, zoals onder andere de dijklinten, de Waal, de Noord, de Crezeepolder en de Donckse Velden. Dit groen bevindt zich voornamelijk aan de randen van de wijken en er is te weinig groen in de wijken zelf. Hier wil de gemeente graag verandering in brengen.
Bij nieuwbouwprojecten stelt de Groenvisie ook dat er rekening moet worden gehouden met klimaatadaptatie en behoud van natuur. Er moet maatwerk worden geleverd om klimaatadaptief of natuurinclusief te bouwen. Dit betekent dat een ontwikkeling geen schade brengt aan de natuur en mogelijk zelfs voor verbetering zorgt. Groen wordt ook als gelijkwaardig component meegenomen in de afweging van belangen. Hierbij wordt er belang gehecht aan het in gesprek blijken met ontwikkelaars.
Toetsing
In de huidige situatie bestaat het plangebied voor circa 570 m² uit onverhard oppervlakte. In de toekomstige situatie wordt voor circa 285 m² aan onverhard oppervlakte, circa 600 m² aan halfverhard oppervlakte en circa 85 m² aan groen op het dakterras gerealiseerd. Dit betekent dat er, de grasstenen (halfverharding) niet meegerekend, een afname aan groen is.
Figuur 3.4: Huidige situatie verhard-onverhard oppervlakte
Figuur 3.5: Toekomstige situatie verhard-onverhard oppervlakte
Wel is er sprake van een kwalitatieve toename van groen. In de huidige situatie is het groen in onverhard oppervlak voornamelijk te typeren als lage kwaliteit. Veel van het onverharde oppervlakte bestaat namelijk uit een voormalige moestuin welke nu ingezaaid is met gras. Daarnaast zijn nog enkele lage planten in het plangebied te vinden.
In de toekomstige wordt een groot deel van het onverharde oppervlak gerealiseerd aan de J.S. Bachstraat. Hierdoor draagt de beoogde ontwikkeling bij aan een groener straatbeeld. Ook wordt er een rij bomen toegevoegd aan de J.S. Bachstraat, zoals te zien is in figuur 3.4. Deze rij bomen sluit aan bij de bestaande bomenrij langs de J.S. Bachstraat. Daarnaast worden 2 van de 3 bomen uit de huidige situatie ingepast en worden hun groeicondities verbeterd. Hiervoor is een Bomen Effect Analyse opgesteld, zie bijlage 1.
Naast de kwaliteitsimpuls aan de J.S. Bachstraat wordt het dakterras groen uitgevoerd. Op dit dakterras wordt circa 85 m² aan groen toegevoegd en worden klimplanten naast enkele muren geplant. Dit komt de groene uitstraling ook ten goede.
Figuur 3.6: Toevoeging bomenrij in toekomstige situatie
Er is dus sprake van een kwantitatieve afname van groen. Het nieuwe groen heeft echter een veel grote belevingswaarde dan de huidige grasstroken en zorgt voor een aantrekkelijk groen beeld langs de Bachstraat. Door deze kwaliteitsimpuls aan de J.S. Bachstraat komt de leefbaarheid en het woongenot in de omgeving van het plangebied zelf ten goede. De herontwikkeling is daarom in lijn met Groenvisie Ridderkerk.
In de Klimaatvisie Ridderkerk staat de route die de gemeente voor ogen heeft en waarmee zij met partners en inwoners op weg gaat naar een duurzaam 2050; een samenleving die bijna CO2 neutraal is, klimaatbestendig en circulair. De Klimaatvisie gaat over 8 thema’s:
Uitgangspunten bij deze thema's zijn haalbaarheid en betaalbaarheid. Dit betekent dat de weg stap voor stap maar wel gestaag wordt bewandeld.
Toetsing
Het voorliggende bestemmingsplan en de herontwikkeling van de planlocatie die hiermee mogelijk wordt gemaakt voldoet aan de Klimaatvisie van de gemeente Ridderkerk. Er wordt werk gemaakt van circulariteit, aardgas wordt niet aangesloten en energiebesparing is meegenomen in de plannen.
Regenwater wordt afgekoppeld en door toepassing van waterdoorlatende bestrating bij parkeerplaatsen worden in aanvulling op het groen extra mogelijkheden voor infiltratie/berging van regenwater geboden.
In de Visie Externe Veiligheid van de gemeente Ridderkerk (vastgesteld november 2011) zet de gemeente in op een duurzame en zo veilig mogelijke ontwikkeling van Ridderkerk. In de visie wordt voornamelijk gefocust op de uitwerking van de kaders voor het groepsrisico. Met het groepsrisico kan de gemeente aangeven welke risico's zij aanvaardbaar vindt. Het gemeentebestuur heeft namelijk een wettelijke verantwoordingsplicht bij toename van het groepsrisico door een toename van personendichtheid of externe veiligheidsbronnen.
Gemeente Ridderkerk hanteert de volgende ambities ten aanzien van externe veiligheid:
Voor nieuwe ontwikkelingen strekt het tot de aanbeveling om de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond (VRR) in de voorbereidingsfase te betrekken om eventuele risico's zo goed mogelijk te kunnen beheersen.
Toetsing en conclusie
Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet het groepsrisico verantwoord worden. Dit wordt gedaan in paragraaf 4.8 van deze toelichting. Hier is een beknopte verantwoording van het groepsrisico beschreven.
Daarnaast is de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond in een vroeg stadium betrokken bij de planontwikkeling en heeft gereageerd in de vooroverlegfase, zie paragraaf 6.3.
Gemeente Ridderkerk krijgt regelmatig verzoeken van zorginstellingen en/of projectontwikkelaars voor de ontwikkeling van woonzorgconcepten in de gemeente. De afdeling Sociaal Domein mist objectieve, heldere en uitlegbare criteria om deze initiatieven te kunnen beoordelen. Het afwegingskader voorziet hierin. Daarnaast wordt met dit afwegingskader getoetst aan het Actieplan Wonen en Zorg.
Het voorliggende initiatief past binnen het Afwegingskader.
Bereikbaarheid
Het plangebied is via de J.S. Bachstraat ontsloten. Ook is openbaar vervoer (bus) in de directe omgeving aanwezig.
Niet alleen met de auto en OV (bij de Moskee ligt een bushalte), maar ook met de fiets en lopend liggen voorzieningen binnen handbereik. Winkels, maatschappelijke voorzieningen maar ook groen- en recreatiegebieden zijn binnen enkele minuten per fiets bereikbaar.
Verkeersintensiteiten
De ontwikkeling leidt tot een beperkte toename van de verkeersintensiteiten in het gebied.
Voor de huidige functie, dagbesteding zijn geen kencijfers beschikbaar vanuit CROW om de verkeersgeneratie te bepalen. Hiervoor zijn daarom de volgende aannames gedaan:
Huidige situatie dagbesteding
Alle bezoekers reizen per taxibus. Iedere taxibus genereert 4 verkeersbewegingen voor het halen en brengen. Als we schatten dat de dagbesteding 20 bezoekers per dag genereert en een taxibus een bezettingsgraad heeft van 2 personen per taxi, levert dit een verkeersgeneratie op van 40 mvt/etmaal. Daarnaast zullen de personeelsleden ook verkeer genereren. Uitgaande van 4 personeelsleden en 2 verkeersbewegingen per personeelslid, leidt dit tot een verkeersgeneratie van 8 mvt/etmaal. In totaal zou de dagbesteding dus een verkeersgeneratie hebben van 48 mvt/etmaal.
Voor het omrekenen van de weekdagintensiteiten naar de werkdagintensiteiten is er voor een dagbesteding geen standaard omrekenfactor bekend, dus is uitgegaan van 1,0.
Nieuwe situatie zorgwoningen en sociale huur
Voor de verkeersgeneratie van zorgwoningen zijn geen kencijfers beschikbaar vanuit CROW. Uitgaande van de parkeerbehoefte is daarom een aanname gemaakt. Naar verwachting zullen de parkeerplaatsen 2 keer per dag bezet worden door personeel/bezoekers, wat leidt tot 4 voertuigbewegingen per plek. Uitgaande van de norm van 0,6 parkeerplaats per woonzorgunit betekent dit een verkeersgeneratie van 26 x 0,6 x 4 = 62,4 mvt/etmaal. Omgerekend naar werkdagintensiteiten met een omrekenfactor van 1,1 leidt dit tot een verkeersgeneratie van circa 69 mvt/etmaal gedurende een gemiddelde werkdag.
Voor de sociale huurwoningen is wel een kengetal beschikbaar. Uitgaande van 3,6 voertuigbewegingen per woning resulteert dit in 16 x 3,6 = 57,6 bewegingen per weekdag en, wat overeenkomt met 64 bewegingen (weer factor 1,1) per werkdag.
Totaal zal dus per werkdag sprake zijn van 69 + 64 = 133 voertuigbewegingen.
Ten opzichte van de huidige situatie zal er een verkeerstoename zijn 133 – 48 = 85 mvt/etmaal gedurende een gemiddelde werkdag. Een dergelijke beperkte toename zal niet leiden tot relevante wijziging in het verkeersbeeld in de omgeving.
Parkeren
Uitgaande van het gemeentelijk parkeerbeleid geldt een parkeernorm van 0,6 parkeerplaats per zorgwoningen en 1,2 parkeerplaats per sociale huurwoning. Dit resulteert in een normatieve vraag van totaal 35 parkeerplaatsen, zie tabel 4.1. Het betreft 16 x 1,2 = 19,2 parkeerplaatsen voor de sociale huurwoningen en 26 x 0,6 = 15,6 plekken voor de zorgwoningen. Het plan voorziet in 30 parkeerplaatsen op eigen terrein zodat niet geheel voldaan wordt aan de norm.
Type woning | Aantal | Norm | Benodigde parkeerplaatsen |
Zorgwoning | 26 | 0,6 | 15,6 |
Sociale huurwoning | 16 | 1,2 | 19,2 |
Totaal | 42 | 35 |
Tabel 4.1 Normatief benodigde parkeerplaatsen
Mobiliteitstoets
Aangezien sprake is van een combinatie van twee functies binnen één pand waarbij de piekdrukte in het parkeren niet op hetzelfde moment plaatsvindt heeft een nadere afweging (een mobiliteitstoets) plaatsgevonden. Daarbij is gebruikgemaakt van de Nota Parkeernormen 2024 van gemeente Ridderkerk.
In tabel 4.2 zijn aanwezigheidspercentages van auto's bij reguliere (huur)woningen aangegeven. Voor de sociale huurwoningen geldt een norm van 1,2 parkeerplaats per woning, dit is inclusief 0,3 parkeerplaats per woning voor bezoek.
Tabel 4.2 Aanwezigheidspercentages reguliere (huur)woningen
Uit deze tabel blijkt dat op de werkdagmiddag en de zondagmiddag respectievelijk 50% en 70% van de bewoners en 20% en 70% van de bezoekers aanwezig is. Dit zijn naar verwachting juist de drukste momenten dat er ook geparkeerd moet worden voor de zorgwoningen.
Op basis van de aanwezigheidspercentages uit tabel 4.2 zijn benodigde parkeerplaatsen voor de sociale huurwoningen per dagdeel uitgewerkt in tabel 4.3.
Onderdeel | Werkdagochtend | Werkdagmiddag | Werkdagavond |
Koop avond |
Werkdagnacht | Zaterdagmiddag | Zaterdagavond |
Zondag middag |
Bewoners van woning | 7,2 | 7,2 | 13,0 | 11,5 | 14,4 | 8,6 | 11,5 | 10,1 |
Bezoekers van woning | 0,5 | 1,0 | 3,8 | 3,4 | 0,0 | 2,9 | 4,8 | 3,4 |
Totaal | 8 | 9 | 17 | 15 | 15 | 12 | 17 | 14 |
Tabel 4.3 Benodigde parkeerplaatsen reguliere huurwoningen
De drukste momenten dat er ook geparkeerd moet worden bij de zorgwoningen zijn naar verwachting de werkdagmiddag en de zondagmiddag. Zoals te zien is in tabel 4.3 zijn op de werkdagmiddag gemiddeld 8 van de 30 parkeerplaatsen in gebruik voor de sociale huurwoningen en op de zondagmiddag gemiddeld 14 parkeerplaatsen. Deze maatgevende momenten zijn uitgewerkt in tabel 4.4. Op de werkdagavond en zaterdagavond is er een hoogste parkeerdruk vanwege de sociale huurwoningen, 17 van de 30 plekken. Naar verwachting is dan echter de parkeervraag voor de zorgwoningen juist minder hoog.
Uitgaande van de maar gedeeltelijke bezetting van de 19,2 plekken die uitgaande van de norm bedoeld zijn voor de huurwoningen is er dus op die momenten “extra” ruimte voor de bezoekers/personeel van de zorgwoningen. Die extra ruimte is op een werkdagmiddag circa 11 plekken en op de zondagmiddag circa 5.
Op de werkdagmiddag worden maar 8 van de 19,2 parkeerplaatsen door de bewoners en bezoekers van de huurwoningen benut. Er zijn dan 30 - 8 = 22 parkeerplekken voor de zorgwoningen beschikbaar, dat is ruim meer dan benodigd volgens de norm van 15,6.
Op de zondagmiddag zijn 14 plekken bezet door bewoners en bezoekers van de huurwoningen. Dan resteren er dus 16 plekken voor de zorgwoningen, de norm (15,6) wordt ook dan behaald. Op dat moment is overigens de personele bezetting van het cluster zorgwoningen lager dan gemiddeld, waardoor zeker geen parkeerprobleem is.
In de avond, wanneer de bezetting van de parkeerplaatsen voor de huurwoningen het hoogst ligt, is de parkeervraag van de zorgwoningen juist relatief laag, door de beperktere aanwezigheid van personeel en bezoek. De bewoners van de zorgwoningen hebben zelf immers geen auto. Er zijn geen concrete aanwezigheidspercentages voor zorgwoningen beschikbaar, maar een parkeervraag van 10 plekken in de avond, ten opzichte van de normatief vereiste 15,6 is naar verwachting aan de ruime kant. Op dat moment is dus juist “extra” parkeergelegenheid (5 á 6 plekken) beschikbaar voor de huurwoningen.
Aangezien in de werkdagavond bij huurwoningen de bezetting oploopt tot 90 % bewoners en 80% bezoek is op dat moment de parkeerdruk bijna gelijk aan de norm en zal circa 17 plekken bedragen. Uitgaande van 30 plekken resteren er dan 13 voor de zorgwoningen, wat dus zeker zal volstaan.
Het bovenstaande is hieronder samengevat in tabel 4.4 weergegeven. Daarbij is aangenomen dat voor de zorgwoningen alleen op de werkdagmiddag de norm voor 100% zal worden benut. Op zondagmiddag zal er minder personeel zijn waardoor dan uitgegaan wordt van 14 plekken (90 % van de norm). Op de werkdagavond is er ook minder personeel en minder bezoek, dan wordt uitgegaan van 10 benodigde plekken.
werkdagmiddag | zondagmiddag | werkdagavond | |
Bewoners huur | 7,2 | 10,1 | 13,0 |
Bezoekers huur | 1,0 | 3,4 | 3,8 |
Werknemers en bezoek zorg | 16 (15,6 = norm) | 14 | 10 |
Totaal | 25 | 28 | 27 |
Saldo (30-totaal) | 5 | 2 | 3 |
Tabel 4.4 Parkeerbalans op basis van aanwezigheid
Uitgaande hiervan kan worden geconcludeerd dat het normatieve tekort van 5 parkeerplaatsen in de praktijk niet zal leiden tot een tekort aan parkeerruimte. De zondagmiddag en de werkdagavond zijn de maatgevende momenten.
Er zijn (vooralsnog) geen gehandicapten parkeerplaatsen voorzien. Dit is ook niet specifiek nodig vanwege de doelgroep.
Nieuwe mobiliteit en aandacht voor fietsgebruik
Bovenstaande cijfers gaan uit van de huidige vrij traditionele visie op (auto)mobiliteit. Als we kijken naar de doelgroep, ligging van de locatie, beschikbaarheid van voorzieningen nabij, OV en goede fietsvoorzieningen in de omgeving, dan mag worden verwacht dat (eigen) autogebruik de komende jaren zal afnemen en daardoor mogelijk een lagere parkeervraag aan de orde is.
Mede daarom wordt ook in voldoende mate voorzien in mogelijkheden voor stalling van fietsen, goed bereikbaar op de begane grond. De huurwoningen krijgen allen een eigen fietsenberging van 5 m2 en voor de bewoners en personeel van het begeleid wonen project is een gezamenlijke fietsenberging van 24 m2 voorzien.
Verder worden bij de entrees "fietsnietjes" geplaatst voor bezoekers.
Conclusie
Zowel vanuit verkeer als parkeren is sprake van een verantwoorde invulling.
Toetsingskader: Wet natuurbescherming (Wnb)
Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.
Gebiedsbescherming
De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden, te weten:
• Natura-2000 gebieden;
• Natuurnetwerk Nederland (NNN).
Natura-2000 gebieden
Een bestemmingsplan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:
De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.
Natuurnetwerk Nederland (NNN)
Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.
Soortenbescherming
In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:
De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.
Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. Verder kan bij provinciale verordening vrijstelling worden verleend van de verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden.
Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Wet natuurbescherming de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning of ontheffing ingevolge de wet zal kunnen worden verkregen.
Onderzoek
Gebiedsbescherming
Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van het natuurnetwerk Nederland (NNN). Uit de kaart van het Natuurbeheerplan blijkt dat in het plangebied of directe omgeving geen beschermde landschapselementen aanwezig zijn. De afstand tot het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied Boezems Kinderdijk bedraagt 1,8 km en de afstand tot het dichtstbijzijnde NNN -gebied bedraagt circa 0,5 km.
Het plangebied ligt buiten beschermde natuurgebieden. Directe effecten zoals areaalverlies en versnippering kunnen hierdoor worden uitgesloten. Gezien de afstand tot natuurgebieden en de locatie van het plangebied (stedelijke omgeving) kunnen ook verstoring en verandering van de waterhuishouding worden uitgesloten. Het Natura 2000-gebied Boezems Kinderdijk is niet gevoelig voor stikstofdepositie, het dichtstbijzijnde stikstofgevoelige Natura 2000-gebied is de Biesbosch op een afstand van 12,5 km. De memo van het onderzoek is opgenomen in bijlage 2. De berekening zijn opgenomen in bijlage 3, 4 en 5. Uit het stikstofonderzoek in bijlage 2, blijkt dat er geen sprake is van stikstofdeposities op Natura 2000 die hoger zijn dan 0,00 mol/ha/jr voor de beoogde situatie. Significante negatieve effecten op beschermde gebieden kunnen derhalve worden uitgesloten. De Wet Natuurbescherming en het beleid van de provincie Zuid-Holland staan de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg.
Soortenbescherming
Ecologische quickscan
Er is een ecologische quickscan uitgevoerd door Bureau Stadsnatuur. Dit onderzoek is opgenomen als bijlage 6 van de toelichting. Hieruit blijkt dat omdat er geen water aanwezig is in het plangebied waardoor beschermde soorten flora, ongewervelden, vissen, amfibieën en reptielen uitgesloten kunnen worden.
Wat betreft vogels blijkt uit het onderzoek dat voor de Huismus en Gierzwaluw geen nestgelegenheid of essentieel groen aanwezig is. Voor overige broedvogels is het plangebied ook weinig geschikt. Alleen bij de drie bomen en de paar kleine struiken moet rekening gehouden worden met de kans op een nest. Bij het verwijderen van bomen en struiken dient rekening te houden geworden met het broedseizoen.
Voor de meeste zoogdieren is het plangebied ongeschikt vanwege de bebouwing en het gebrek aan groen. Alleen de aanwezigheid van vleermuizen is niet geheel uitgesloten. Open stootvoegen in de bakstenen gevels van het hoofdgebouw kunnen vleermuizen toegang verschaffen tot de open spouwruimte. Hier kunnen vleermuizen in verblijven. Deze verblijfplaatsen zijn beschermd door de Wet natuurbescherming. In dit geval is het alleen geschikt voor Gewone dwergvleermuis en Ruige dwergvleermuis. Overige beschermde functies voor zoogdieren kunnen worden uitgesloten.
Omdat het plangebied in de bebouwde kom ligt zijn wetsartikelen uit de Wnb met betrekking tot beschermde houtopstanden niet van toepassing. De bomen staan niet op de Groene Kaart van de gemeente waardoor een kapvergunning niet verplicht is.
Bureau Stadsnatuur geeft ook aan dat bij de ontwikkeling van het plan de mogelijkheid tot natuur inclusief bouwen bestaat. Hier dient rekening mee te houden bij het uitvoeren van de ontwikkeling.
Vervolgonderzoek vleermuizen
In 2022 is een vleermuisonderzoek uitgevoerd bij de bebouwing van J.S. Bachstraat 4. Dit onderzoek is bijgevoegd als bijlage 7. Het vormt een vervolgonderzoek naar aanleiding van de quickscan. De bebouwing had potenties voor verblijfplaatsen van de gewone dwergvleermuis en de ruige dwergvleermuis.
Bij het vleermuisonderzoek zijn geen aanwijzingen gevonden over verblijfplaatsen in de bebouwing. Er is geen gedrag vastgesteld dat wijst op een verblijfplaats, zoals zwermen voor de toegang tot een verblijfplaats of het in/-uitvliegen van dieren. Tijdens het gehele onderzoek is nauwelijks activiteiten van vleermuizen binnen het plangebied vastgesteld. Op basis van dit vleermuisonderzoek kunnen verblijfplaatsen in de bebouwing aan de J.S. Bachstraat 4 worden uitgesloten.
Conclusie
De voorgenomen ontwikkeling leidt niet tot negatieve effecten op beschermde natuurgebieden. Er is ook geen sprake van stikstofdepositie. Op basis van de uitgevoerde onderzoeken wordt vastgesteld dat er geen verblijfplaatsen van beschermde diersoorten in het plangebied aanwezig zijn. De voorgenomen werkzaamheden kunnen dus worden uitgevoerd zonder restricties vanuit de Wet natuurbescherming.
Toetsingskader
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.
Ten behoeve van ruimtelijke plannen dient ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, te worden verricht. Indien uit het historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd.
Onderzoek
Door Econsultancy is verkennend bodemonderzoek (bijlage 8) uitgevoerd op de locatie. De resultaten daarvan zijn hieronder kort samengevat.
De bodem bestaat voornamelijk uit zwak siltig, zeer fijn tot matig fijn zand. De bovengrond is bovendien zwak humeus. De ondergrond bestaat voornamelijk uit zwak siltig klei.
In het opgeboorde materiaal zijn zintuiglijk geen verontreinigingen waargenomen. Tijdens de veldwerkzaamheden zijn op het maaiveld van de onderzoekslocatie, alsmede in de bodem, geen puin(resten) of andere asbestverdachte materialen aangetroffen. In de bovengrond zijn geen verontreinigingen aangetoond. De ondergrond is licht verontreinigd met nikkel. Het grondwater is licht verontreinigd met barium.
De vooraf gestelde hypothese, dat de onderzoekslocatie als "onverdacht, niet lijnvormig" kan worden beschouwd wordt, op basis van de lichte verontreiniging met nikkel in de ondergrond en barium in het grondwater, verworpen. Echter, gelet op de aard en mate van verontreiniging, bestaat er géén reden voor een nader onderzoek en bestaan er met betrekking tot de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem géén belemmeringen voor de bestemmingsplanwijziging van de onderzoekslocatie.
Er zijn op basis van het milieuhygiënisch vooronderzoek bodem, tijdens de terreininspectie en bij de uitvoering van de veldwerkzaamheden geen aanwijzingen gevonden die aanleiding geven een asbestverontreiniging op de locatie te verwachten. Econsultancy acht een onderzoek asbest in bodem/puin conform de NEN 5707/5897 dan ook niet noodzakelijk.
In het verkennend bodemonderzoek concludeert Econsultancy dat atmosferische depositie de enige (beperkte) bron van PFAS-verontreiniging op het de locatie kan zijn. Van atmosferische depositie is bekend dat dit tot beperkt verhoogde PFAS-gehaltes in bodem en water kan leiden. Op basis van het milieuhygiënisch vooronderzoek bodem is geconcludeerd dat de onderzoekslocatie onderzocht dient te worden volgens de strategie "onverdacht, niet lijnvormig" (ONV). Bij onverdachte locaties luidt de onderzoekshypothese dat de bodem niet verontreinigd is.
De gemeente Ridderkerk beschikt over een bodemkwaliteitskaart PFAS. Deze maakt daal uit van de rapportage van Marmos Bodemmanagement van 3 november 2020. Hieruit blijkt dat voor heel Ridderkerk geen onderverdeling te maken is in zones en daarom sprake is van één PFAS zone. Deze Zone PFAS Ridderkerk voldoet aan de toepassingswaarden voor wonen/industrie. Die geldt dus ook voor de projectlocatie in Slikkerveer. Veelal is wel sprake van waarden boven de landelijke achtergrondwaarden, de hogere concentraties worden vooral gemeten op onverharde locaties in het buitengebied. Voor zowel bestemmingsplan als bouwvergunning is PFAS niet bepalend. Voor de afvoer van grond of voor het werken in de grond kan dit wel relevant zijn.
Indien er bij werkzaamheden grond vrijkomt die niet op de locatie kan worden hergebruikt, zijn de regels van het Besluit bodemkwaliteit, het “Tijdelijk handelingskader voor hergebruik van PFAS-houdende grond en baggerspecie (d.d. 2 juli 2020) of de regionale bodemkwaliteitskaart van toepassing.
Conclusie
De bodemkwaliteit levert geen belemmering op voor de geplande ontwikkeling.
Toetsingskader: Erfgoedwet
Voor archeologie geldt de nationale wetgeving die afkomstig is uit Europees beleid. Het Verdrag van Valletta (of wel: 'Verdrag van Malta') regelt hoe er omgegaan moet worden met het Europees archeologisch erfgoed. Nederland heeft het verdrag in 1992 mede ondertekend. De uitgangspunten van dit Europese verdrag zijn in de Nederlandse wet- en regelgeving verankerd door middel van de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz). De Wamz is in werking getreden op 1 september 2007 en wijzigt hiermee de Monumentenwet uit 1988, de Ontgrondingenwet (Ow), de Wet milieubeheer (Wm), de Woningwet (Ww) en de Wet ruimtelijke ordening (Wro).
Sinds de invoering van deze wet zijn gemeenten belast met de zorgplicht voor het archeologisch erfgoed. Vanaf 1 juli 2016 is dit op dezelfde wijze als via de Wamz verwerkt in de Erfgoedwet en in de toekomst zal dit verwerkt worden in de Omgevingswet. Tot de Omgevingswet ingaat gelden voor onderdelen, die gaan over de fysieke leefomgeving, de bepalingen uit de Monumentenwet. Dit is opgenomen in de overgangsregeling van de Erfgoedwet.
Het uitgangspunt is dat er verplicht rekening gehouden moet worden met het behoud van het archeologisch erfgoed in de bodem. Waar dit niet mogelijk is, dient het bodemarchief met zorg ontsloten te worden door middel van archeologisch onderzoek. Bij het ontwikkelen van ruimtelijke plannen moet het archeologisch belang vanaf het begin meewegen in de besluitvorming.
Op deze wijze is de zorg voor archeologische monumenten geregeld in het proces van de ruimtelijke ordening. Zo is onder andere bepaald dat gemeenten in hun bestemmingsplannen rekening moeten houden met de in de grond aanwezige, dan wel te verwachten, archeologische waarden.
Onderzoek en conclusie
Voor het plangebied geldt dat er sprake is van een redelijk hoge archeologische verwachting. De archeologische waarden zijn te verwachten dieper dan 50 cm beneden het maaiveld. Voor gebieden met een redelijk hoge archeologische verwachting geldt dat grondwerkzaamheden, inclusief heien, over een oppervlakte van meer dan 200 m² en hiernaast dieper dan 50 cm beneden maaiveld moeten worden getoetst op de noodzaak van archeologisch onderzoek.
Voordat er een omgevingsvergunning wordt verleend moet er een plan van de voorgenomen werkzaamheden worden voorgelegd aan de gemeente. Dit plan is de basis waarop zal worden beoordeeld of een archeologisch vooronderzoek noodzakelijk is. Door middel van het opnemen van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' is het belang van archeologie in dit bestemmingsplan geborgd.
Figuur 4.1: Uitsnede archeologische waardenkaart gemeente Ridderkerk, plangebied rood omlijnd (bron: gemeente Ridderkerk)
Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland
De provincie Zuid-Holland heeft de Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland (CHS) vastgesteld. Inzet van de provincie is er op gericht het cultureel erfgoed te beschermen en versterken. De CHS is daarom opgenomen in de streekplannen en in de Nota Regels voor Ruimte. De CHS vormt de basis voor toetsing van en advisering over bestemmings- en bouwplannen van gemeenten en erfgoedaspecten.
Gemeentelijk beleid
In september 2013 is het gemeentelijk beleid over cultuurlandschap en historische stedenbouw vastgesteld. In dit beleidsstuk is de ruimtelijke ontwikkelingsgeschiedenis van Ridderkerk beschreven.
Figuur 4.2: Erfgoedbeleid gemeente Ridderkerk (bron: gemeente Ridderkerk)
In 2017 is een Cultuurhistorische Waardenkaart voor de woongebieden van Ridderkerk opgesteld. De waardering van cultuurhistorische elementen is gebaseerd op de criteria zoals opgesteld door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Voorbeelden van criteria zijn zeldzaamheid, representativiteit, conservering en gaafheid. Als er gesproken wordt over cultuurhistorie in relatie tot ruimtelijke ordening wordt vaak een onderscheid gemaakt in historische geografie en historische bouwkunst. Historische geografie gaat over landschappelijke en stedenbouwkundige elementen en structuren zoals dijken, slotenpatronen, stratenpatronen en verkavelingen. Historische bouwkunst heeft betrekking op bebouwing en architectuur.
De historische structuren in de woongebieden van Ridderkerk zijn onderverdeeld in zeer hoge (rood), hoog (oranje) en redelijk hoog (geel) gewaardeerde structuren.
Figuur 4.3: Uitsnede waardenkaart: historische geografie gemeente Ridderkerk, plangebied rood omlijnd (bron: gemeente Ridderkerk)
Het plangebied ligt dichtbij historische structuren aangeduid als 'wederopbouw woongebied'. Deze hebben een redelijk hoge cultuurhistorische waarde. De gebieden met deze aanduiding zijn opgenomen door de ontstaansgeschiedenis van de 20e eeuwse woongebieden van Slikkerveer, door de relatie en samenhang met het ontginningspatroon en de bijdrage aan de ruimtelijke kwaliteit door het groene en open karakter van de locaties. De bebouwing op deze locaties bestaat uit appartementenblokken van 4 lagen.
Onderzoek en conclusie
Het plangebied ligt niet binnen een historisch structuur. Wel ligt het plangebied nabij twee gebieden aangeduid als 'wederopbouw woongebied'. De ontwikkeling die het bestemmingsplan mogelijk maakt sluit stedenbouwkundig aan bij de woningen in dit plangebied en brengt meer groen naar het plangebied. Er is dus sprake van continuïteit ten opzichte van deze historische structuren.
Het aspect cultuurhistorie vormt geen belemmering voor het bestemmingsplan.
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:
Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'.
Onderzoek
De beoogde ontwikkeling betreft een milieugevoelige functie (woningen). Gezien de nabijgelegen J.S. Bachstraat en door de aanwezigheid van gemengde functies in de omgeving kan het gebied getypeerd worden als een gemengd gebied. Zorginstellingen/verpleeghuizen kunnen ook gezien worden als geluidhinderlijk. In dit geval gaat het niet om grootschalige zorginstelling met groepsactvitieiten in buitenruimtes. Gezien de aard van de zorg en het kleinschalige karakter van de zorg zijn de zorgwoningen vergelijkbaar met reguliere woningen op het gebied van geluidhinder. De zorgwoningen kunnen dan ook naast reguliere woningen bestaan.
Ten Oosten van het plangebied ligt een moskee, ten noorden liggen een kerk en een kinderopvang. In onderstaande tabel is een overzicht gemaakt met de functies, afstand van het perceel van de functies tot de dichtstbijzijnde woning-gevel, de milieucategorie en de bijbehorende richtafstand in gemengd gebied.
Naam | Afstand tot woning- gevel |
Planologische mogelijkheden | Huidig gebruik | Richtafstand voor gemengd gebied |
Molukse Moskee Ridderkerk Bait Al-Rahmaan |
3,6 meter | Maximaal milieucategorie 2 (maatschappelijke voorzieningen) | Milieucategorie 2 | 10 meter |
Koninkrijkszaal van Jehovah's Getuigen |
9,1 meter | Maximaal milieucategorie 2 (maatschappelijke voorzieningen) | Milieucategorie 2 | 10 meter |
Kinderopvang KSR – Kinderdagverblijf Calimero | 9,1 meter | Maximaal milieucategorie 2 (maatschappelijke voorzieningen) | Milieucategorie 2 | 10 meter |
Het nieuwe appartementencomplex ligt binnen de richtafstand van 10 meter van de moskee, kerk en kinderdagverblijf. Zoals ook aangegeven in het bestemmingsplan Slikkerveer zijn binnen een gemengd gebied functies t/m milieucategorie 2 toelaatbaar tussen of onmiddellijk naast woonbebouwing. Hiermee is de beoogde ontwikkeling toelaatbaar. Hieronder wordt de huidige situatie van de drie inrichtingen weergegeven en de toelaatbaarheid verder onderbouwd.
Molukse Moskee Ridderkerk Bait Al-Rahmaan
Het perceel van de moskee ligt op een afstand van 3,6 meter. Een moskee valt onder milieucategorie 2 met een richtafstand van 10 meter in gemengd gebied. Het maatgevende aspect is geluid. Op het perceel zijn geen parkeerplaatsen aanwezig en kent dan ook geen of in zeer beperkte mate verkeersbewegingen. De enige relevante geluidsbronnen zijn stemgeluid in de buitenlucht en geluiduitstraling van het gebouw/installaties. Gezien het lage bronvermogen en het terrein is afgeschermd met een muur is voor het stemgeluid in de buitenlucht geen sprake van akoestisch relevante niveaus. Daarnaast heeft de woning-gevel aan de zijde van de moskee geen ramen. Ook voor de geluiduitstraling van het gebouw/installaties geldt dat gezien de omvang van de moskee het over lage bronvermogen gaat, daarbij ligt het hoofdgebouw aan de andere zijde van het perceel op meer dan 10 meter afstand van de woning-gevels. Ter plaatse van de woningen is dan ook sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Koninkrijkszaal van Jehovah's Getuigen
Het perceel van de kerk ligt op een afstand van 9,1 meter. Een kerk valt onder milieucategorie 2 met een richtafstand van 10 meter in gemengd gebied. Het maatgevende aspect is geluid. De parkeerplaatsen van de kerk liggen op meer dan 10 meter afstand aan de zijde van de 'Van Beethovenstraat'. De enige relevante geluidsbron is de geluiduitstraling van het gebouw/installaties. Het gebouw zelf ligt op een afstand van 10 meter tot de dichtstbijzijnde woning-gevel. Ter plaatse van de woningen kan dan ook een aanvaardbaar woon- en leefklimaat worden gegarandeerd.
Kinderopvang KSR – Kinderdagverblijf Calimero
Het perceel van het kinderdagverblijf ligt op een afstand van 9,1 meter. Een kinderopvang valt onder milieucategorie 2 met een richtafstand van 10 meter in gemengd gebied. Het maatgevende aspect is geluid. De buitenspeelplek ligt op meer dan 10 meter afstand en ligt aan de andere zijde van het perceel aan de 'Van Beethovenstraat'. Het gebouw zelf ligt op een afstand van 10 meter tot de dichtstbijzijnde woning-gevel.
In de huidige situatie is ter plaatse van de beoogde woningen sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. In de toekomst kan de situatie veranderen. Voor alle drie de functies is het activiteitenbesluit van toepassing, hiermee is geborgd dat bij toekomstige wijzigingen van deze functies rekening wordt gehouden met de beoogde woningbouw. Hiermee kan ter plaatse van de woningen een aanvaardbaar woon- en leefklimaat worden gegarandeerd.
Naast bovengenoemde functies is ook een sportveldje (Cruyff Court) aanwezig. Dit veld dat ook grenst aan andere woonbebouwing kan incidenteel tot geluidoverlast leiden. Naar deze geluidoverlast is akoestisch onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is bijgevoegd onder bijlage 10. Zie ook paragraaf 4.7 Akoestisch onderzoek.
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat ter plaatse van de (nog te realiseren) woningen sprake zal zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat Het aspect bedrijven en milieuhinder staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg en nader onderzoek is niet noodzakelijk.
Toetsingskader
Met het voorliggende plan worden 42 woningen mogelijk gemaakt die in het kader van de Wet geluidhinder worden aangemerkt als gevoelige objecten. Daarom heeft onderzoek plaatsgevonden naar zowel wegverkeerslawaai als industrielawaai. De resultaten van dit onderzoek zijn hieronder kort samengevat. Het volledige onderzoek is opgenomen als bijlage 9 bij deze toelichting. Daarnaast heeft het onderzoek plaatsgevonden naar stemgeluid vanwege het naastgelegen Cruyff Court. Dit volledige onderzoek is opgenomen als bijlage 10. Omdat er sprake is van meerdere geluidsbronnen is er in het kader van goede ruimtelijke ordening ook de cumulatieve geluidsituatie onderzocht. Dit onderzoek is bijgevoegd in bijlage 11.
Onderzoek
Wegverkeerslawaai en industrielawaai
Onderzoek is uitgevoerd naar wegverkeerslawaai ten gevolge van de gezoneerde J. S Bachstraat (50km/h) en het gezoneerde industrieterrein IJsselmonde Noordrand. De Bizetstraat, die een 30 km regime kent, is vanuit goede ruimtelijke ordening in het onderzoek betrokken. 2032 is als maatgevend jaar aangehouden.
Wegverkeerslawaai
Uit de berekeningen blijkt dat vanwege het verkeer op de J.S. Bachstraat de hoogst toelaatbare geluidbelasting van 48 dB wordt overschreden, tot maximaal 51 dB. De maximale ontheffingswaarde van 63 dB wordt niet overschreden. De overschrijdingen bevinden zich op de voornamelijk op de zuidwestzijde van het bouwvlak (zijde direct grenzend aan de J.S. Bachstraat).
Industrielawaai
Het aangeleverde zonebewakingsmodel is als uitgangspunt voor de berekeningen gebruikt. Uit de berekeningen blijkt dat vanwege de activiteiten op het industrieterrein IJsselmonde-Noordrand de hoogst toelaatbare geluidbelasting van 50 dB(A) wordt overschreden, tot maximaal 52 dB(A). De maximale ontheffingswaarde van 55 dB(A) wordt niet overschreden. De overschrijdingen bevinden zich voornamelijk op de noordoostzijde van het bouwvlak.
Hogere waarden
Het treffen van geluidreducerende maatregelen worden niet reëel geacht, waardoor het vaststellen van een hogere waarden nodig zijn. De vast te stellen hogere waarden zijn:
Stemgeluid
Uit de rekenresultaten voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau blijkt dat de richtwaarde van 50 dB(A) (stap 2) ter plaatse van enkele woningen wordt overschreden. De overschrijding varieert van 1 dB tot maximaal 9 dB. Ook de richtwaarde van 55 dB(A) etmaalwaarde (stap 3) wordt overschreden.
Voor de toetsing aan de MKM-maat wordt verwezen naar het akoestisch onderzoek cumulatie. In dat onderzoek zijn de berekende geluidbelastingen ten gevolge van wegverkeer, het gezoneerde industrieterrein ‘IJsselmonde Noordrand’ en stemgeluid gecumuleerd. Inzake het bepalen van de benodigde geluidwering van de gevels wordt gekeken naar de cumulatie van alle geluidbronnen tezamen.
Cumulatie
Uit de berekeningen naar het stemgeluid blijkt dat voor de woningen sprake is van een goed tot tamelijk slecht woon- en leefklimaat. Hiertoe zijn overdrachtsmaatregelen in de vorm van een gesloten balustrade van 1,2 meter hoog en het plaatsen van een muur van 2,6 meter hoog in acht genomen.
Doordat er sprake is van het vaststellen van hogere waarden (onderzoek wegverkeerslawaai en industrielawaai) dient op grond van artikel 3.2 en artikel 3.3 van het Bouwbesluit 2012 te worden onderzocht of de karakteristieke geluidwering van de woningen voldoet aan de wettelijke grenswaarde voor het binnenniveau van 33 dB voor wegverkeerslawaai en 35 dB(A) voor industrielawaai. Daarbij geldt een minimumeis van 20 dB.
Voor de verschillende gevels is onderzocht of wegverkeerslawaai of industrielawaai (het stemgeluid valt onder industrielawaai) de maatgevende bronsoort is om het vereiste binnenniveau te bepalen. De eis voor de karakteristieke geluidwering van de gevels is tevens bepaald, waar in het onderzoek vanuit gegaan dient te worden.
De hoogst berekende eis voor de karakteristieke geluidwering van de gevel bedraagt 25 dB. Doordat een gebalanceerd ventilatiesysteem gerealiseerd zal worden, zijn er geen ventilatievoorzieningen in de gevels nodig. Derhalve wordt een geluidwering van 25 dB bouwtechnisch haalbaar geacht. Het is dus mogelijk om te kunnen voldoen aan een aanvaardbaar binnenniveau en dus kan een goed woon en leefklimaat gegarandeerd worden. In het akoestisch onderzoek naar de geluidwering van de gevels zal onderzocht worden welke eventuele maatregelen aan de gevels (zoals akoestisch glas) bij de verschillende woningen nodig zullen zijn om dit te garanderen. Ook is er sprake van een geluidluwe gezamenlijke buitenruimte op de 1e verdieping aan de noordwestzijde van het bouwplan.
Conclusie
Vanwege zowel industrielawaai als wegverkeerslawaai dienen hogere waarden te worden vastgesteld. Hiervoor is een ontwerpbesluit opgesteld dat parallel aan dit bestemmingsplan in procedure wordt gebracht. Om te komen tot een verantwoorde akoestische situatie dient er een geluidwerende voorziening van in de vorm van een muur/bergingen van 2,6 meter hoog tussen het Cruyff Court en de woningen gerealiseerd te worden. Dit is vastgelegd in de regels van dit bestemmingsplan. Verder dient er een gesloten balustrade van 1,2 meter hoog langs de galerijen van de woningen aangebracht te worden. Dit wordt nader bezien en beoordeeld bij de omgevingsvergunning. Tot slot bedraagt de hoogst berekende eis voor de karakteristieke geluidwering van de gevel 25 dB. Dit wordt bouwtechnisch haalbaar geacht. Het is dus mogelijk om te kunnen voldoen aan een aanvaardbaar binnenniveau en dus kan een goed woon- en leefklimaat gegarandeerd worden.
Toetsingskader
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. Het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Basisnet in werking getreden. Het BEVT vormt de wet- en regelgeving, en de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Met het inwerking treden van het BEVT vervalt de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water.
Het BEVT en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute.
Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Hiermee wordt geanticipeerd op de beperkingen voor ruimtelijke ontwikkelingen die samenhangen met deze plasbrandaandachtsgebieden.
Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.
Besluit externe veiligheid buisleidingen
Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen in werking getreden. In dat besluit wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op advies van de minister wordt bij de toetsing van externe veiligheidsrisico's van buisleidingen al enkele jaren rekening gehouden met deze risicobenadering.
Onderzoek
Risicovolle inrichtingen
Overeenkomstig de professionele risicokaart (https://nederlandprof.risicokaart.nl) waarin relevante risicobronnen getoond worden, zijn in de omgeving van het plangebied geen risicovolle inrichtingen aanwezig.
Vervoer gevaarlijke stoffen via de weg
In de omgeving van het plangebied worden geen gevaarlijke stoffen via de weg vervoerd.
Vervoer gevaarlijke stoffen over het water
Op een afstand van circa 600 meter ligt de binnenvaartroute Corridor Rotterdam – Duitsland. Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied (1.070 meter) van de binnenvaartroute Corridor Rotterdam – Duitsland. Het plangebied ligt verder dan 200 meter van deze transportroute waardoor een beknopte verantwoording van het groepsrisico volstaat.
Vervoer gevaarlijke stoffen over het spoor
Het plangebied ligt niet binnen het invloedsgebied van het spoor.
Vervoer gevaarlijke stoffen door buisleidingen
Ten westen van het plangebied ligt op een afstand van circa 235 meter een aardgasleiding met een invloedsgebied van 380 meter. Hiervoor dient de hoogte van het groepsrisico bepaalt te worden door middel van een groepsrisico berekening, zie bijlage 12. Gezien de ligging buiten de 100% letaliteitscontour van de buisleiding (160 meter) volstaat een beperkte verantwoording.
Beknopte verantwoording groepsrisico
In het kader van het wettelijk vooroverleg zal voor de verantwoording aanvullend advies gevraagd worden aan de veiligheidsregio.
Bestrijdbaarheid en bereikbaarheid
Zowel voor de bereikbaarheid en bestrijdbaarheid van 'dagelijkse incidenten', zoals brand of wateroverlast, als voor calamiteiten op het gebied van externe veiligheid, is het van belang dat de bereikbaarheid voor de hulpdiensten en bluswatervoorzieningen voldoende geborgd zijn. De bestrijdbaarheid is afhankelijk van de inzetbaarheid van hulpverleningsdiensten. De brandweer moet in staat zijn om hun taken goed uit te kunnen voeren om daarmee verdere escalatie van en incident te voorkomen. Hierbij kan gedacht worden aan het voldoende/ adequaat aanwezig zijn van aanvalswegen en bluswatervoorzieningen. Tevens speelt een snelle alarmering ten allen tijde een belangrijke rol.
De planlocatie wordt ontsloten via de Johann Sebastian Bachstraat en de Bizetstraat dat het verkeer in noord-, oost- en westelijke richting op het wegennet aansluit. Het gedegen wegennetwerk komt de bestrijdbaarheid ten goede. Zo kan bijvoorbeeld via meerdere aanvalswegen een mogelijke brand geblust worden. Daarnaast kan via de Johann Sebastian Bachstraat zuidelijk van de binnenvaartroute Corridor Rotterdam-Duitsland en de gasleiding A-518 af worden gevlucht.
Zelfredzaamheid
De beoogde ontwikkeling voorziet in de realisatie van 42 woningen. Hiervan zijn 16 woningen regulier. De overige 26 woningen zijn woningen met zorgondersteuning. De bewoners van de 26 woningen zullen over het algemeen verminderd zelfredzaam zijn. Voor aanwezige verminderd zelfredzame personen wordt ervan uitgegaan dat de verzorgers de verminderd zelfredzame personen kunnen begeleiden in het geval van een calamiteit. Door het zorgpersoneel te informeren over de juiste handelswijze in geval van een incident kan de zelfredzaamheid bevorderd worden. Op basis van het scenarioboek van de gemeente Ridderkerk ligt het plangebied in zone C van de buisleiding (FLARE) en zone C van het toxisch scenario water (wcs). Door de gemeente Ridderkerk wordt in de risico scenario's verder geen onderscheid gemaakt tussen reguliere woningen en woningen voor verminderd zelfredzame bewoners. Voor de beoogde ontwikkeling geldt risico 2.
Aangezien de ontwikkeling binnen risico 2 valt moet er voldaan worden aan eisen vanuit zelfredzaamheid en hulpverlening. Deze eisen worden als volgt omschreven: ''Gewenste maatregelen à Gelet op de gevolgen van het incident is het wenselijk aanvullende maatregelen te treffen zoals bijvoorbeeld het niet situeren van de nooduitgangen aan de zijde van de risicobron en/of een mechanische ventilatie die afschakelbaar is.''
De VRR heeft in het kader van het wettelijk vooroverleg het onderzoek beoordeeld en aangegeven te kunnen instemmen met de conclusies en verantwoording. Wel hebben zij, mede gelet op de minder zelfredzame doelgroep begeleid wonen, een aantal voorwaarden aangeven die in het kader van de uitwerking van het bouwplan en de communicatie nadacht vragen. Deze zijn verwoord in de brief van de VRR in bijlage 16.
Conclusie
Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van een aardgasleidingen en de binnenvaartroute Corridor Rotterdam – Duitsland . Ten gevolge van de beoogde ontwikkeling zal het groepsrisico niet relevant toenemen. Uit de beknopte verantwoording blijkt daarnaast dat de zelfredzaamheid, bestrijdbaarheid en bereikbaarheid van het plangebied als voldoende worden beschouwd.
De in de nabijheid van het plangebied aanwezige hogedruk gasleiding is behandeld in paragraaf 4.8.
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.1 weergegeven.
Stof | Toetsing van | Grenswaarde |
stikstofdioxide (NO2) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ |
fijn stof (PM10) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ |
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg / m³ | |
fijn stof (PM2,5) | jaargemiddelde concentratie | 25 µg /m³ |
Tabel 4.5 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm
Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.
Besluit niet in betekenende mate
In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een plan vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:
Onderzoek
Het bestemmingsplan maakt de realisatie van 42 woonzorgeenheden/woningen mogelijk. Dit aantal valt ruim onder de grens van 1.500 woningen, die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. Het plan draagt dan ook niet in betekenende mate bij aan de toename van de hoeveelheid stikstofdioxide en fijn stof in de lucht. Er wordt dan ook voldaan aan de luchtkwaliteitswetgeving en nader onderzoek is niet noodzakelijk.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van het Centraal Instrument Monitoring Luchtkwaliteit (https://www.cimlk.nl/kaart ). De dichtstbijzijnde maatgevende weg betreft de Johann Sebastian Bachstraat, aangrenzend aan het plangebied. Uit de CIML kaart blijkt dat in 2021 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijnstof langs deze weg ruimschoots onder de grenswaarden lagen. De concentraties luchtverontreinigende stoffen bedroegen in 2021; 19.43 µg/m³ voor NO2, 17.51 µg/m³ voor PM10 en 10.09 µg/m³ voor PM2,5. Het aantal overschrijdingsdagen van de 24-uur gemiddelde concentratie PM10 bedroeg 6 dagen.
Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling in het plangebied. Ter plaatse van het plangebied is er sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Waterbeheer en watertoets
De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijk planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Hollandse Delta, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan wordt overleg gevoerd met de waterbeheerder over de voorgestane ontwikkeling.
Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap nader wordt behandeld.
Europa:
Nationaal:
Provinciaal:
Waterschapsbeleid
In het Waterbeheerprogramma (WBP) (2016-2021) staan de doelen van het waterschap Hollandse Delta voor de taken waterveiligheid (dijken en duinen), voldoende water, schoon water en de waterketen (transport en zuivering van afvalwater). Ook wordt aangegeven welk beleid gevoerd wordt en wat het waterschap in de planperiode wil doen om de doelen te bereiken. De maatregelen voor de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) zijn onderdeel van het plan.
Uit het oogpunt van waterkwaliteit moet schoon hemelwater bij voorkeur worden afgekoppeld en direct worden geloosd op oppervlaktewater. Dit vermindert de vuiluitworp uit het gemengde rioolstelsel en verlaagt de belasting van de afvalwaterzuivering. De toename van verhard oppervlak leidt tot een zwaardere belasting van het oppervlaktewatersysteem en leidt met regelmaat tot wateroverlast stroomafwaarts. Om de zwaardere belasting van het oppervlaktewatersysteem onder normale omstandigheden tegen te gaan is het brengen van hemelwater vanaf verhard oppervlak op het oppervlaktewaterlichaam specifiek vergunningplichtig gesteld. Bij een toename van aaneengesloten verhard oppervlak van 500 m² of meer in stedelijk gebied of 1.500 m2 of meer in landelijk gebied dient een vergunning aangevraagd te worden in het kader van de Keur. De versnelde afvoer als gevolg van de toename aan verharding moet volledig worden gecompenseerd door het aanbrengen van een gelijkwaardige vervangende voorziening (compensatieplicht), met een oppervlakte van 10% van de toename van verharding.
Het waterschap geeft in volgorde de voorkeur aan de volgende gelijkwaardige voorzieningen:
Huidige situatie
Algemeen
In de huidige situatie is het plangebied grotendeels verhard. Het plangebied is stedelijk gebied en is daarom niet gekarteerd op bodemdata.nl. De gebieden rondom het plangebied bestaan hoofdzakelijk uit Kalkrijke poldervaaggronden, zowel lichte als zware klei.
Waterkwantiteit
Het plangebied bestaat grotendeels uit bebouwing en verharding. In het plangebied staat een kas met daar omheen delen groen. Het onverharde oppervlak bedraagt circa 570 m². In en rond het gebied is geen oppervlaktewater aanwezig.
Afvalwaterketen en riolering
Het plangebied is aangesloten op het gemeentelijk rioleringsstelsel.
Waterkwaliteit
Het plangebied ligt in een milieubeschermingsgebied voor grondwater zoals te zien is in figuur 4.4 Milieubeschermingsgebieden voor grondwater zijn gebieden als bedoeld in artikel 1.2, tweede lid, onder a, van de Wet milieubeheer. Het plangebied ligt in de boringsvrije zone van een grondwaterbeschermingsgebied. Dit heeft als gevolg dat het verboden is om zonder melding een boring uit te voeren van meer dan 4,0 meter. Ook zijn er regels ten aanzien van het gebruik van heipalen en dergelijke. Verwezen wordt naar de PMV 2021.
Figuur 4.4: Overzicht milieubeschermingsgebieden Zuid-Holland. Bron: Omgevingsverordening Zuid Holland.
Toekomstige situatie
Algemeen
De beoogde ontwikkeling bestaat uit de realisatie van 42 woonzorgeenheden/woningen met bijbehorende parkeergelegenheid.
Waterkwantiteit
Het volledig onverhard oppervlakte is in de toekomstige situatie circa 285 m². Daarnaast is er circa 600 m² aan halfverhard oppervlakte. Halfverhard oppervlak wordt gebruikelijk berekend als 50% onverhard. Dit betekend dat er in de toekomstige situatie 585 m² aan onverhard terrein wordt gerealiseerd. Dit is net iets meer dan in de huidige situatie (570 m²). Pas bij een toename van 500 m² aan verharding zou gecompenseerd moet worden, maar dit is dus niet aan de orde.
De beoogde situatie voorziet ook in een dakterras. Deze wordt deels groen uitgevoerd met circa 85 m² aan groen. Door het toevoegen van groen op het dakterras wordt het hemelwater vertraagd afgevoerd.
Watersysteemkwaliteit en ecologie
Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.
Afvalwaterketen en riolering
Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Bekeken zal moeten worden of deze toereikend is om de toekomstige extra afvoer van afvalwater te kunnen verwerken.
Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:
Door de toepassing van waterdoorlatende bestrating (parkeervakken) worden extra mogelijkheden geboden voor infiltratie/berging van regenwater.
Veiligheid en waterkeringen
De ontwikkeling heeft geen invloed op de waterveiligheid in de omgeving. Het plangebied ligt buiten de kern en beschermingszone van de waterkering op basis van de legger.
Watervergunning
Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de 'Keur'. Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder watervergunning gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de 'Keur'. Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.
Voor de beoogde ontwikkeling dient rekening gehouden te worden met de waterwingebieden. Het plangebied ligt in de boringsvrije zone van een grondwaterbeschermingsgebied. Dit heeft als gevolg dat het verboden is om zonder melding een boring uit te voeren van meer dan 4,0 meter. Hier dient rekening gehouden mee te worden bij de uitvoering van het plan
Voor het project J.S. Bachstraat wordt voor de bestrating een tweetal tegels toegepast van het bedrijf Rainaway - Rain(a)Way - Voor een klimaatbestendige stad (rainaway.nl).
Voor de bestrating van de entree van de parkeerplaatsen op eigen terrein wordt de Wave tegel toegepast. Voor de bestrating van de parkeerplaatsen op eigen terrein en de parkeerplaatsen aan de Bizetstraat wordt de Floot Bold toegepast.
Beide tegels bieden de mogelijkheid om te vergroenen en water te laten infiltreren in de ondergrond. Zie bijlage 14.
Conclusie
De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse. Tevens ontstaan er meer mogelijkheden voor infiltratie en berging van regenwater.
Beleid en Normstelling
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning plan-m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Indien een activiteit onder de drempelwaarden blijft, dient alsnog een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden, waarbij onderzocht dient te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten.
Per 16 mei 2017 is de regelgeving voor de MER en m.e.r.-beoordeling gewijzigd met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling.
Onderzoek
In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject m.e.r.-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer of een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D11.2). De beoogde ontwikkeling bestaat uit de realisatie van 42 woningen en het volledige plangebied een oppervlakte heeft van circa 2.300 m2. De beoogde ontwikkeling blijft daarmee ruim onder de drempelwaarde. Daarom is voor de beoogde ontwikkeling een vormvrije m.e.r- beoordeling opgesteld. De rapportage is toegevoegd in bijlage 13.
Conclusie
De beoogde ontwikkeling blijft ruim onder de drempelwaarde aangezien het een ontwikkeling betreft van 42 woningen en het volledige plangebied een oppervlakte heeft van circa 2.300 m2. Uit de vormvrije m.e.r.-beoordeling blijkt dat er geen negatieve effecten zijn en dus ook geen aanleiding is om alsnog een volledige m.e.r.-procedure te doorlopen.
Met het beoogde plan dat met dit bestemmingsplan wordt mogelijk gemaakt wordt ingespeeld op zaken als klimaatadaptie, hittestress en wordt aangehaakt bij duurzaamheidsbeleid van gemeente Ridderkerk. Veel hiervan zal worden geconcretiseerd in het definitieve bouwplan, hieronder wordt een aantal elementen daaruit benoemd:
Klimaatadaptie en hittestress
Door veel groen om en op/aan het gebouw te realiseren wordt hittestress tegengegaan. Naast realisering van tuinen met hagen bij de begane grondwoningen en behoud van de meeste bestaande bomen wordt een met groen aangekleed dakterras gemaakt.
Door toepassing van waterdoorlatende en vergroenbare bestrating van de parkeerplaatsen wordt ook invulling gegeven aan klimaatdoelen. In bijlage 14 zijn deze maatregelen uitgebreid beschreven.
Regenwater dat niet kan worden opgevangen in de bodem zal worden afgevoerd op het gescheiden rioolstelsel.
Duurzaam bouwen
Ten aanzien van duurzaam bouwen zijn de navolgende ambities vastgelegd:
Conclusie
Met het bovenstaande wordt invulling gegeven aan (gemeentelijke) doelstellingen ten aanzien van duurzame ruimtelijke ontwikkeling.
Dit bestemmingsplan vormt het juridische kader voor het plangebied. Het vigerende bestemmingsplan, genaamd “Slikkerveer”, wordt met dit bestemmingsplan op het plangebied vervangen. Op basis van dit bestemmingsplan zal de beoogde ontwikkeling zonder verdere uitwerking of andere planologisch-juridische procedures kunnen worden uitgevoerd. Daarnaast vervult het bestemmingsplan, na realisatie van de ontwikkeling, een belangrijke beheer- en gebruiksfunctie.
Op de verbeelding (plankaart) zijn alle functies zodanig bestemd, dat het mogelijk is om met het bijbehorende renvooi (verklaring van de bestemmingen) direct te zien welke bestemmingen aan de gronden binnen het plangebied zijn gegeven. Uitgangspunt daarbij is dat de verbeelding zoveel mogelijk informatie geeft over de in acht te nemen maten en volumes. In de bijbehorende planregels zijn de bestemmingsomschrijving, de bouwregels, de specifieke gebruiksregels en de eventuele afwijkingsregels te vinden.
Ingevolge de Wro, het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de daarbij behorende ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening (Rsro) dienen bestemmingsplannen op vergelijkbare wijze opgebouwd en gepresenteerd te worden en tevens digitaal uitwisselbaar gemaakt te worden. Er is een aantal standaarden door het Ministerie van VROM ontwikkeld, waaronder de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2012). In dit bestemmingsplan is van deze standaarden voor zover van toepassing gebruikgemaakt. Hiermee wordt de rechtsgelijkheid en de uniformiteit binnen de gemeentelijke c.q. landelijke bestemmingsplannen gediend. Het bestemmingsplan is tevens afgestemd op de terminologie en regelgeving zoals opgenomen in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Hiernaast is het plan afgestemd op de gemeentelijke standaard.
De juridische regeling bestaat uit vier hoofdstukken. Het eerste hoofdstuk bevat de definities van begrippen, die voor het algemene begrip, de leesbaarheid en uitleg van het plan van belang zijn en de wijze van meten. In hoofdstuk twee wordt op de bestemmingen en hun gebruik ingegaan. Het derde hoofdstuk gaat in op de algemene regels, zoals algemene afwijkingsregels voor de maatvoering van bouwwerken. De overgangs- en slotregel staan in het vierde hoofdstuk.
Wonen
De gronden binnen deze bestemming zijn bedoeld voor wonen. Binnen deze gronden zijn maximaal 42 woonzorg/woningen toegestaan. Aan-huis-gebonden beroepen en aan-huis-gebonden bedrijven zijn toegestaan, hoewel hiervoor wel specifieke gebruiksregels gelden om te verzekeren dat het hoofddoel van wonen geborgd is. Ook zijn binnen deze gronden bijgebouwen toegestaan binnen en buiten het bouwvlak, zolang deze gerealiseerd worden achter de voorgevelrooilijn, de bijgebouwen gezamenlijk niet meer dan 200 m² oppervlakte bedragen en deze niet meer dan 3 meter hoog zijn.
Er gelden binnen de bestemming enkele bijzonderheden welke zijn opgenomen in de vorm van functieaanduidingen. Ten eerste is dit de functieaanduiding 'specifieke vorm van wonen - woonzorgcomplex'. Deze is opgenomen om te borgen dat er maximaal 26 zorgwoningen en de daarbij behorende algemene voorzieningen gerealiseerd worden. Daarnaast kunnen maximaal 16 sociale huurwoningen gerealiseerd worden. Ook is er een functieaanduiding 'parkeerterrein'. Hiermee wordt geborgd dat dit deel van het plangebied, op maaiveld, ten behoeve van parkeren is.
Verder zijn er enkele bouwaanduidingen. Dit is een bouwaanduiding 'onderdoorgang' om te borgen dat er een minimale doorrijhoogte wordt aangehouden. Hiernaast is de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - dakterras' opgenomen. Hiermee wordt geborgd dat het dak op de hoek van de J.S. Bachstraat en de Bizetstraat ruimte biedt voor een geluidluwe buitenruimte.
Voor de benodigde geluidwerende voorziening aan de noordzijde van het perceel is de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - geluidwerende voorziening' opgenomen. Hiermee wordt de aanleg van deze benodigde voorziening voor het akoestisch klimaat geborgd.
Daarnaast zijn er twee maatvoeringen voor de maximale bouwhoogte opgenomen. Deze betreffen een maximum van 14 meter en 4 meter. De aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - dakterras' is opgenomen op het dak waar een maximum bouwhoogte geldt van 4 meter.
Verkeer - Verblijfsgebied
De gronden binnen deze bestemming zijn bedoeld voor verplaatsing en verblijven van verkeer ten behoeve van de naastgelegen bestemmingen. In andere woorden, deze gronden zijn onder andere voor parkeervoorzieningen voor bewoners en personeel van het gebouw dat met dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt. Binnen de bestemming zijn verder ook zaken zoals groen, water en voet- en fietspaden mogelijk.
Tuin
De gronden binnen deze bestemming zijn bedoeld voor zowel tuinen als groen. Met deze bestemming wordt in het plangebied geborgd dat er sprake is van een ruime groene invulling aan de kant van de J.S. Bachstraat. Ook worden er twee groenvoorzieningen mogelijk bij de toegang van de parkeerplaats aan de J.S. Bachstraat.
Waarde - Archeologie 3
Ter bescherming van de archeologische waarden die mogelijk in het gebied voorkomen, is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' opgenomen, afgestemd op het gemeentelijk archeologiebeleid. Voor deze gronden geldt dat bouwen en een aantal genoemde werken en werkzaamheden, waarbij archeologische waarden in het geding kunnen zijn, slechts mogelijk zijn na voorafgaande toetsing door het bevoegd gezag aan de archeologische waarden. Wanneer het bouwen of het uitvoeren van deze werken en werkzaamheden niet dieper gaan dan 50 cm én groter is dan 200 m² is dit niet nodig.
Tussen gemeente en Wooncompas (SOK met Pameijer) is een anterieure overeenkomst gesloten waarin onder meer afspraken zijn gemaakt over de samenwerkingsvorm, verplichtingen van partijen, overlegstructuur, projectdoelen, planning en planschade. Op deze wijze is de uitvoerbaarheid van het plan voldoende verzekerd.
Op 15 september 2021 is een informatieavond voor omwonenden georganiseerd, waar veel positieve reacties zijn geuit. Voordat het ontwerp bestemmingsplan ter inzage wordt gelegd is een tweede informatie avond voor omwonenden georganiseerd. Het verslag daarvan is opgenomen als bijlage 15.
Conform artikel 3.1.1. Bro heeft vooroverleg plaatsgevonden met de volgende instanties.
Ad 1. Er is bij het voornemen geen sprake van een Provinciaal belang.
Ad 2. De VRR kan instemmen met het uitgevoerde onderzoek, wel wordt een aantal randvoorwaarden aangegeven voor de uitwerking van het bouwplan en communicatie. Deze zijn opgenomen in de brief van de VRR in bijlage 16.
Ad 3. Het Waterschap heeft bij mail van 5 september 2022 aangegeven geen opmerkingen of aanvullingen te hebben.
Ad 4. DCMR geeft aan dat door het naastgelegen Cruyff Court sprake kan zijn van een te hoge geluidsbelasting door stemgeluid. Naar aanleiding van deze reactie is aanvullend akoestisch onderzoek uitgevoerd naar stemgeluid (bijlage 10). Vervolgens is het onderzoek naar cumulatie (bijlage 11) van de diverse bronnen ook daarop aangevuld.