Plan: | Verkadebuurt |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0479.STED3846BP-0201 |
In 2009 heeft de Gemeente Zaanstad grond gekocht waar voorheen onder andere de loodsen en later sportvelden van de Verkadefabriek lagen. Doel van deze aankoop was het realiseren van woningbouw om invulling te geven aan het woningtekort in Zaanstad. Ook woningbouwcorporatie Parteon heeft gronden in het gebied gekocht. Deze gronden te Zaandam hebben een centrale ligging vlakbij het centrum en het station van Zaandam. Op deze locatie, bekend als de Overtuinen, is de gemeente Zaandam daarom voornemens een woonbuurt te realiseren.
Overtuinen bestaat uit twee deelgebieden: de Verkadebuurt en de Mauritsbuurt. Onderhavig bestemmingsplan betreft de Verkadebuurt. Sinds de aankoop van de grond is de gemeente Zaanstad bezig met de planvorming voor het gebied, de laatste jaren in nauw overleg met buurman Verkade.
Het onderhavige bestemmingsplan biedt een juridisch-planologisch kader voor de ontwikkeling van woningbouw in het gebied. Ook zijn het bedrijf Goglio, de monumentale directievilla en enkele daarnaast liggende woningen meegenomen in dit nieuwe bestemmingsplan.
Het plangebied 'Verkadebuurt' is gelegen in Zaandam (zie figuur 1.1) en wordt begrensd door:
Figuur 1.1: Globale afbakening van het plangebied.
Het onderhavige bestemmingsplan vervangt in het plangebied de volgende bestemmingsplannen:
Deze toelichting maakt deel uit van het bestemmingsplan 'Verkadebuurt'. De toelichting van een bestemmingsplan geeft uitleg over en een onderbouwing van de bestemmingsregeling die in de planregels en op de verbeelding is opgenomen.
In hoofdstuk 2 wordt uiteengezet welke beoogde ontwikkeling met dit bestemmingsplan wordt mogelijk gemaakt. Voor de onderbouwing van de bestemmingsregeling worden in hoofdstuk 3 en 4 onder meer ingegaan op de geldende beleidskaders en wordt -in het kader van het onderzoek naar de haalbaarheid- verslag gedaan van de uitgevoerde onderzoeken. In hoofdstuk 5 wordt toegelicht hoe het overleg met de omgeving heeft plaats gevonden en hoe met de reacties vanuit de omgeving en de overlegpartners is omgegaan. Hoofdstuk 6 bevat de beschrijving van de gehanteerde planregels.
In de bijlagen bij de toelichting staan alle relevante beleidsstukken samengevat. Zowel het algemene rijks-, provinciaal als gemeentelijk beleid op het gebied van de ruimtelijke ordening. Daarnaast wordt themaspecifiek beleid nader toegelicht. Per beleidsstuk wordt kort beoordeeld wat de invloed ervan is op het bestemmingsplan. Verder worden in de bijlagen de beantwoording van de zienswijzen en ambtshalve wijzigingen verwerkt.
Het plangebied is momenteel een grotendeels braakliggend terrein aan de Provincialeweg en het achter de Provincialeweg gelegen spoor. Aan de Provincialeweg 220 ligt nog wel de voormalige directeursvilla van Verkade, Villa Westerweide. Het gebouw is in 1939 gebouwd in opdracht van Co Verkade. Het karakteristieke woonhuis dat een gemeentelijk monument is, wordt behouden met een ruime tuin eromheen. Op de omliggende braakliggende gronden waren in het verleden loodsen en later de sportvelden van de Verkadefabriek gesitueerd.
Het plangebied ligt naast de nog in bedrijf zijnde Verkadefabriek. Het van oorsprong Zaanse bedrijf dat beschuit, chocolade en koek vervaardigt is vanouds gevestigd in Zaandam en is belangrijk geweest in de ontwikkeling van de voedingsindustrie van de Zaanstreek. In het zuiden ligt het bedrijvencomplex van Goglio, een bedrijf dat verpakkingsmateriaal drukt. Langs het plangebied lopen in het noorden en oosten de brede watergangen van de Papenpadsloot en De Vaart.
In het noorden en zuidoosten van het plangebied liggen de woonwijken Schilders- en Waddenbuurt en Oud-West. Ten westen van het plangebied achter de Provincialeweg en het spoor ligt de woonwijk Westerwatering. Ten zuiden van het bedrijf Goglio ligt een park, ten zuiden van dit park zijn woningbouwontwikkelingen voorzien. Ten westen van het plangebied ligt een noord-zuidlopende verkeersader (de Provincialeweg/N209). Naast deze weg ligt een spoorlijn.
Figuur 2.1: Omgeving van het plangebied.
Het onderhavige bestemmingsplan maakt de ontwikkeling van een woonwijk mogelijk met circa 466 woningen, bestaande uit grondgebonden woningen en appartementen.
Het bedrijf Goglio en de woningen naast het bedrijf aan de Provincialeweg zijn ook meegenomen in dit bestemmingsplan. De woningen en het bedrijf worden conform het bestaande gebruik bestemd in dit nieuwe bestemmingsplan. Datzelfde geldt ook voor de monumentale directievilla.
De monumentale en industriële uitstraling van de Verkadefabriek is de hoofdinspiratie voor de nieuwe Verkadebuurt. De orthogonale structuur, van haaks op elkaar staande gebouwen en straten, die over de jaren heen is gegroeid, vormt een vanzelfsprekend kader voor bijzondere gebouwen uit verschillende tijdperken in de Zaanse historie. In het midden van de Verkadebuurt loopt een groene as van grasvelden met bomen eromheen. De groene as verbindt de verschillende ruimtes en zorgt voor een aangename verblijfssfeer te midden van zeer functionele ruimtes.
Figuur 2.2: Impressie van de nieuwe woonwijk. Bron: Stedenbouwkundig Plan Verkadebuurt (Gemeente Zaanstad, 2021).
De nieuwe Verkadebuurt sluit aan op de richting van zowel de fabriek als de bestaande bebouwing in Oud West. Deze richting komt voort uit de oude ontginningsstroken die recht naar de Zaan doorstaken en het achterland met de rivier verbonden. De centrale groene as van de fabriek wordt doorgetrokken tot aan de Provincialeweg. De fabriek is nu volop in werking maar in ontwikkelingen voor de stad kijken we ook decennia vooruit - naar een toekomst waarin de fabriek misschien niet meer een gesloten terrein is, maar meer een onderdeel van de stad.
Stedenbouwkundige / landschappelijke uitgangspunten
De referentie aan de Verkadefabriek en het 19de eeuwse industriële verleden van de Zaanstreek vormt niet alleen de inspiratie voor de stedenbouwkundige opzet maar ook voor de architectuur en vormgeving van de openbare ruimte.
De gebouwen van de nieuwe woonbuurt hebben een kleinstedelijke en industriële expressie, uitgevoerd in baksteen in hoogtes tussen de 2 en 6 lagen. Het daklandschap en is zeer dynamisch en kent platte daken, sheddaken en meer traditionele dakvormen - zoals dat ook werd gebruikt bij het 19eeuwse industriële complex; de fabrieksgebouwen, de loodsen, het hoofdkantoor en de directeurswoning. Heel verschillende typologieën met hun eigen beeldtaal die samen één geheel vormden.
De openbare ruimte van de Verkadebuurt is, net als bij de Verkadefabriek, afwijkend van de buurten eromheen en refereert aan het 19de eeuwse industriële verleden van het gebied. De groeninrichting speelt een belangrijke rol - niet alleen voor de duurzame eisen die de gemeente stelt in verband met de klimaatadaptatie, maar vooral ook voor het realiseren van een aangenaam en vriendelijk woonmilieu.
Figuur 2.3: Architectonische uitwerking. Bron: Stedenbouwkundig Plan Verkadebuurt
(Gemeente Zaanstad, 2021).
Een zorgvuldig vormgegeven overgang tussen openbaar en privé zorgt ervoor dat de bewoner zich thuis voelt en de bezoeker zich welkom. Vanwege de industriële referentie en het kleinstedelijke karakter is die zone in de Verkadebuurt vaak smal, niet breder dan een stoep. De hoge begane grond zorgt voor mogelijkheden om de woonkamer iets hoger te maken dan het straatniveau, waardoor de privacy van de bewoners wordt gewaarborgd zonder dat de interactie tussen woning en straat minder wordt.
De stedenbouwkundige structuur van de Verkadebuurt is een wisselwerking van lange lijnen en bijzondere plekken. De ventweg langs de Provincialeweg, de groene singel, de kade en de Verkadelaan zijn lange lijnen die verschillende gebieden in de buurt aan elkaar binden. De plantsoenen, het hofje en het parkje aan de noordkant zijn bijzondere, groene plekken met hun eigen identiteit. Het eigen karakter ontstaat zowel in de specifieke inrichting van de plek als in de samenspel tussen architectuur en openbare ruimte.
De Zaanstreek heeft vanwege haar landschap een rijke traditie in bruggen. In de nieuwe Verkadebuurt komen vier nieuwe bruggen. Net als de architectuur met een industriële referentie: staal en metselwerk.
Hierbij wordt ook verwezen naar de in de Bijlage 2 opgenomen stedenbouwkundig plan (d.d. 13 maart 2019) en nadere aanvulling (d.d. 15 april 2021).
Groen en openbare ruimte
In de nieuwe woonbuurt naast de fabriek lopen ook verschillende groene assen die zorgen voor samenhang en fijne verblijfsgebieden. Oost/west loopt de groene as van de voormalige directeurswoning naar het plantsoen van de fabriek, noord/zuid loopt een brede singel met boomrijke taluds. De singel verbindt verschillende groene ruimtes in het plan; van het parkje aan de Papenpadsloot, langs het groene hof bij 'Het Hoofdkantoor' naar het Verkadeplantsoen bij de hoofdentree van de buurt.
Figuur 2.5: Belangrijkste groene onderdelen van het plan. Bron: Openbare Ruimteplan Verkadebuurt (Gemeente Zaanstad, 2022).
De groen-en waterstructuur van het plan zorgt dat bijna alle woningen georiënteerd zijn aan een openbare ruimte met een bijzondere en groene kwaliteit; of je nu aan de singel woont of aan de vaart, of aan een groen hofje, plantsoen of park - de openbare ruimte voegt kwaliteit toe.
Direct tegenover de Verkadefabriek komt een kade waar boten kunnen aanleggen en waar een langgerekt woongebouw de schaal en ritmiek van de industriële gebouwen aan de overkant weerspiegelt. Dit gebouw vormt tegelijkertijd een geluidsbuffer voor de achterliggende woonbuurt - net als de blokken langs de Provincialeweg dat doen.
In de Verkadebuurt lopen de verschillende woontypologieën door elkaar heen: appartementen, grondgebonden woningen met een tuin, rug-aan-rugwoningen en stadswoningen met een dek. Zo ontstaat een divers woonmilieu dat veel verschillende doelgroepen kan faciliteren.
Hierbij wordt ook verwezen naar Bijlage 3 het Openbare Ruimteplan Verkadebuurt.
Goede ruimtelijke ordening
Bij een bestemmingsplan wordt in het kader van een goede ruimtelijke ordening een afweging gemaakt over de manier waarop functies ten opzichte van elkaar worden gesitueerd, mede in relatie tot de wenselijkheid van de ruimtelijke ontwikkelingen die in het plan mogelijk worden gemaakt. Belangrijk onderdeel hierbij is de situering van functies ten opzichte van elkaar.
Het toevoegen van woningen moet milieutechnisch mogelijk zijn en moet bestaande bedrijven niet belemmeren in hun bedrijfsvoering, daarom heeft voor het onderhavige bestemmingsplan onderzoek plaatsgevonden naar de effecten van het toevoegen van woningen om onevenredig negatieve effecten te voorkomen.
Voor dit bestemmingsplan zijn de ligging op het voormalige terrein van de Verkadefabriek en tegen de nog in bedrijf zijnde Verkadefabriek en het terrein van Goglio belangrijke aandachtspunten waarvoor diverse milieuaspecten onderzocht zijn. Ook de ligging ten opzichte van de molenbiotoop 'Held Jozua', de Provincialeweg en het spoor is onderzocht op milieutechnisch consequenties.
In Planonderbouwing wordt uitgebreid onderbouwd hoe met deze milieuaspecten wordt omgegaan en wat er gebeurt om de ontwikkeling milieutechnisch mogelijk te maken. Deze aanpassingen hebben niet niet alleen postieve effecten voor de ontwikkeling, maar ook voor de bestaande omliggende wijken.
De grond waarop gebouwd gaat worden bevat op sommige plaatsen verontreinigde stoffen en verontreinigd grondwater. Deze grond is veilig afgeschermd waarna het gebied is opgehoogd met schone grond. In gebieden waar dit nog niet is gebeurd is dit als eis gesteld voordat gestart kan worden met bouwen van woningen.
Gebiedskwaliteit
De Verkadebuurt is gelegen op een steenworp afstand van het centrum en het station van Zaandam. Om het gebied heen liggen diverse woongebieden. Er is veel behoeft aan woningen binnen de gemeente Zaanstad. Een invulling als woongebied is dan ook een logische invulling van het plangebied. Door de ligging vlakbij het centrum en het station is op een aantal plaatsen gekozen voor een hoge intensiteit aan woningen.
Een nieuwe woonbuurt bouwen betekent een bijzondere plek toevoegen aan de stad. Een plek waar de bewoners zich thuis voelen en waar stadgenoten en bezoekers met plezier doorheen lopen of verblijven. Het doel is om van de Verkadebuurt een buurt te maken met een sterk eigen karakter, die voortbouwt op de lokale geschiedenis en tegelijkertijd een nieuwe buurttypologie aan de stad toevoegt. Waar er ruimte is voor zowel Zaankanters als voor nieuwe doelgroepen.
Conclusie
Uit deze verantwoording in relatie tot de gebiedskwaliteit, blijkt dat in het gebied sprake zal zijn van een goed woon- en leefklimaat en dat, alle belangen afwegend, de relevante milieuaspecten niet als een belemmerende factor gelden. Gelet op het voorgaande kan geconcludeerd worden dat het realiseren van de Verkadebuurt een ruimtelijk verantwoorde ontwikkeling is. Het bestemmingsplan voorziet in een duidelijke woningbouwbehoefte en de ontwikkelingen voorziet in een goede inpassing in de omliggende woonbebouwing en zorgt voor een het verder verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse.
Dit hoofdstuk beschrijft de thematische uitgangspunten voor de beoogde situatie in het plangebied. De toetsing van het bestemmingsplan aan het geldend beleid van Rijk, provincie, waterschap en gemeente voor de verschillende thematische uitgangspunten is opgenomen in Bijlage 1 van deze toelichting.
Het plangebied was oorspronkelijk een veenmoeras dat tussen de elfde en veertiende eeuw is ontgonnen en veranderd in weiland. Van de zeventiende tot de negentiende eeuw hebben er elf molens in het plangebied gestaan. Tien van de elf molens waren houtzagers en die hadden rond de molen speciaal gegraven balkenhavens waar het hout lag te wateren. In figuur 4.1 zijn de molens met rode stippen met nummers aangegeven.
Tot na de Tweede Wereldoorlog is het plangebied bebouwd geweest met houtloodsen en overal lagen balkenhavens. Inmiddels zijn alle gebouwen gesloopt en de balkenhavens gedempt.
Door de aanleg van de balkenhavens in de zeventiende en achttiende eeuw is een groot deel van het plangebied vergraven en niet meer van archeologische waarde. De enige uitzondering zijn de plaatsen waar de molens met de bijbehorende schuren hebben gestaan, de locaties hiervan zijn met rode stippen aangegeven op onderstaande kaart.
Daarnaast kan de oever van de Vaart in vroeger tijden verstevigd zijn, met huishoudelijk afval of andere afval, zoals walvisbotten. Iets verderop zijn enige jaren terug, bij de bouw van het Intell Hotel, walvisbotten en zeventiende en achttiende eeuwse scherven als oeverversteviging aangetroffen.
Om deze reden is een dubbelbestemming Waarde - Archeologie 1 op de verbeelding opgenomen in het plangebied en op de oever van de Vaart (op de kaart met rood aangegeven), daarbij is wel rekening gehouden met de leeflaag met een diepte van 1,0 m.
Figuur 4.1: Kaart met daarop aangegeven de gebieden van archeologische waarde (met rode stippen en rode baan) en historisch geografische waarde (blauw).
De Vaart, de oostgrens van het gebied, was de belangrijkste noord-zuid richting lopende doorgaande vaar-/ontginningssloten op de westelijke Zaanoever. De Vaart heeft een hoge historisch geografische waarde.
Aan de Provincialeweg 220 ligt de voormalige directeursvilla van Verkade, Villa Westerweide. Het gebouw is in 1939 gebouwd in opdracht van Co Verkade. Het karakteristieke woonhuis dat een gemeentelijk monument is, wordt behouden met een ruime tuin eromheen. Dit zorgt voor een groene hoofdentree naar de nieuwe woonwijk. Samen met het plantsoen in het verlengde van de hoofdentree, waar vroeger de directeur naar zijn fabriek kon lopen, wordt de ruimtelijke verbinding met de groenstructuur van het Verkade-ensemble vorm gegeven.
Figuur 4.2: De plaats van de directeursvilla.
Ten westen van het plangebied aan de andere zijde van het spoor bevindt zich op iets meer dan 300 meter van van de Verkadebuurt de molen De Held Jozua, een paltrok houtzaagmolen uit 1718. De molen heeft sinds 1969 een rijksmonumentale status (nr. 40094) en is sinds de bouw van de wijk Westerwatering in de jaren '80 gelegen in de bebouwde kom van Zaandam. De houtloodsen zijn in gebruik als restaurant en de molen is sinds de restauratie in 1994/1995 opengesteld voor bezoek op het moment de molen, met inzet van vrijwilligers, in werking is. De monumentale en cultuurhistorische waarde van de molen worden bepaald door het bouwhistorische waardevolle ensemble van molen met houtloodsen. De molen vormt een gaaf voorbeeld van een houtzaagmolen en vormt daarmee onderdeel van de industriële geschiedenis van de Zaanstreek. De van bebouwing gevrijwaarde ruimte rond de molen en de kinderboerderij vormen een groene/ aantrekkelijke ruimte binnen de bebouwde kom van Zaanstad.
De bouwhistorische waarden van het monument zelf worden als gevolg van het bebouwen van de Verkadebuurt niet aangetast. Gezien de afstand van de woningbouwlocatie tot de molen en de ligging van de projectlocatie gelegen aan de andere zijde van het spoor met op kortere afstand van de molen de bestaande hoogstedelijke ontwikkelzone Inverdan wordt ook het zicht en de beleefbaarheid van de molen niet negatief beïnvloed.
Het effect op de windvang van de molen wordt bepaald door het effect op de molenbiotoop behorende bij de molen, waarbij een molenbiotoop wordt gedefinieerd als de omgeving waarmee een traditionele wind- of watermolen in relatie staat. Voor windmolens wordt de molenbiotoop vooral bepaald door de vrije ruimte rond de molen om voldoende windvang te hebben. Standaard wordt uitgegaan van een zone van 400 meter breed rond de molen.
De biotoop loopt dus deels over het plangebied. De molenbiotoopinventarisatie Noord-Holland laat zien dat de molenbiotoop echter al zwaar verstoord is. Er zijn al 1736 hoogtemetingen die de biotoopnorm overschrijden. Gezien de afstand van de projectlocatie, het tussenliggende spoorgebied en andere hogere objecten in de directe omgeving zal er geen tot nauwelijks effect zijn op de windvang van de molen.
Door het opnemen van dubbelbestemming voor archeologie vormen de cultuurhistorische waarden binnen het plangebied geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het onderhavige bestemmingsplan.
Beleidskader
Het parkeerbeleid is vastgelegd in het Parapluplan Parkeren Zaanstad (vastgesteld op 7 juni 2018), hierin zijn de parkeernormen vastgelegd uit de Nota Ruimte voor Parkeren 2016 en de Uitvoeringsagenda Ruimte voor Parkeren. Het beleid voor verkeer en vervoer is vastgelegd in het Zaans Verkeer- en Vervoersplan (ZVVP) uit 2009. In het ZVVP staan de uitgangspunten die het gemeentebestuur hanteert om behalve oplossing van verkeersvraagstukken, ook oplossingen voor een schoner milieu dichterbij te brengen. Deze beleidsstukken zijn verder toegelicht in bijlage 1 bij deze toelichting.
Verkeersstructuur
Om het vrachtverkeer van de Verkadefabriek van de smalle Westzijde te halen, komt er een nieuwe ontsluiting voor Verkade aan de Provincialeweg. Deze ontsluiting dient ook als hoofdontsluiting van autoverkeer voor de nieuwe woonbuurt.
Figuur 4.3: Verkeerstructuur Verkadebuurt. Bron: Stedebouwkundig plan Verkadebuurt.
Naast deze weg is ook ruimte voor vrijliggende fietspaden die onderdeel vormen van de hoofd fietsroute-structuur. Aan de noord-westkant is een fietstunnel naar Westerwatering gesitueerd. Deze fietstunnel en zijn positie wordt behouden, maar de route vanaf de tunnel wordt aangepast. Aan de noord-oosthoek van de buurt is een nieuwe fiets-en voetgangersbrug naar de overkant gerealiseerd. Ook wordt een aansluiting met de wijk Oud West gerealiseerd.
Omdat de Verkadebuurt niet voor de auto verbonden is met de omliggende buurten, wordt het toekomstige verkeer vooral bestemmingsverkeer. Langs de kade en aan het parkje aan de noordkant is het een autovrij gebied. Er is één hoofdentree aan de Provincialeweg, waar ook de vrachtwagens naar de Verkadefabriek binnenkomen. Langs de Provincialeweg loopt parallel een ontsluitingsweg die in inrichting en verkeersintensiteit onderdeel vormt van de buurt. Nu is de Provincialeweg een drukke hoofdader van de stad en is de beeldkwaliteit van een gering niveau.
Op termijn is het de intentie van de gemeente om ook de Provincialeweg een nieuwe inrichting te geven die de hoofdader behoudt maar er een vriendelijkere en groenere stadsstraat van maakt. Het parkeren gebeurt hoofdzakelijk op eigen terrein (in parkeerhoven of onder een dek). Op straat is het in principe aan één kant langs parkeren. Op die manier ontstaat een straatbeeld dat vooral voor de voetganger en fietser ruimte geeft.
Parkeren
Op de locatie tussen de Provincialeweg en het Verkadeterrein wordt woonwijk Overtuinen A+B ontwikkeld. Dit bestemmingsplan maakt dat deel van de woonwijk op het Verkadeterrein mogelijk. De parkeernormen die in dit gebied gelden staan in de Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016. De locatie ligt in een Zeer sterk stedelijk B gebied. Deze parkeernormen resulteren in een parkeereis. Deze parkeereis heeft betrekking op het minimale aantal parkeerplaatsen dat de initiatiefnemer dient aan te leggen op eigen terrein. Het staat de initiatiefnemer vrij om meer parkeerplaatsen aan te leggen. Soms worden extra eisen gesteld als er sprake is van een overmaat aan extra parkeerplaatsen.
Bij de parkeernormen horen bezoekersplaatsen die altijd openbaar toegankelijk dienen te zijn. Deze bezoekersplekken mogen achter een hek met een intercom zijn. Daarbij moeten er zwerfplekken aanwezig zijn.
Achtergrond
In het plangebied wordt betaald parkeren ingevoerd voordat de eerste woningen worden opgeleverd. Uitgangspunt hierbij is het nu geldende beleid waarbij per adres maximaal 2 bewonersvergunningen worden afgegeven, parkeerplaatsen op eigen terrein (privé, via een vve of een andersoortige constructie) worden van dit maximale aantal van 2 parkeervergunningen afgetrokken. Parkeerplaatsen op eigen terrein dienen behouden te blijven en indien deze toch onttrokken worden aan de parkeercapaciteit dan heeft dit geen effect op de oorspronkelijk parkeervergunningrechten (een adres krijgt niet meer parkeervergunningrechten als een private parkeerplaats wordt opgeheven). Bewoners kunnen daarnaast een bezoekerssaldo aanschaffen om bezoekers tegen een gereduceerd tarief te laten parkeren in het gebied.
Voor de sociale huurappartementen (kleiner dan 55 m2 GBO) geldt vanuit het parkeerbeleid de norm van een starterswoning en dat is hier 0,8. In de Uitvoeringsnota Parkeren is in paragraaf 3.6.2 een mogelijkheid opgenomen om voor bepaalde woningen af te zien van het krijgen van parkeervergunningen voor de openbare straat en bij het gebruik maken van deze regeling voor dit woningtype is het niet nodig om parkeerplaatsen te realiseren. Deze adressen komen dus nooit in aanmerking voor een bewonersparkeervergunning. Parkeerplaatsen voor bezoek kunnen nog wel nodig zijn.
Autoparkeren
De parkeernormen die gelden voor de nieuwe ontwikkeling staan in de tabel hieronder. Het aandeel bezoek is meegerekend in deze norm en staat ook in deze tabel weergegeven:
Tabel 4.1: Overzicht parkeerbehoefte auto
Aanbod
Het autoparken vind grotendeels plaats op eigen terrein, inpandig of ondergronds.
In totaal zijn nu 459 autoparkeerplaatsen opgenomen in het openbare ruimteplan met de volgende verdeling: - 273 plaatsen openbaar in de buitenruimte - 186 plaatsen op eigen terrein.
Het bezoekersparkeren dient openbaar te gebruiken te zijn. Dit kan in de openbare ruimte worden opgelost of op eigen terrein. In het geval dat dit op eigen terrein gebeurt dienen deze plekken voor bezoekers goed toegankelijk te zijn. Het openbare ruimteplan biedt voldoende parkeerplaatsen in de openbare ruimte om het bezoekersparkeren vanuit het parkeerbeleid in de openbare ruimte op te lossen.
Dit betekent dat voldoende parkeerplaatsen zijn in het plan.
De parkeerplaatsen behorend bij een VVE of op eigen terrein dienen door verschillende bewoners gebruikt te kunnen worden. Indien deze individueel worden verkocht kan een verrekening van toepassing zijn in de parkeerbalans (conform bijlage IV in de Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016). Voor 10 woningen (Overtuinen B, blok 7) is per woning 1 privé parkeerplaats, hiervoor geldt de verrekenfactor van 0,8 (conform bijlage IV in de Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016).
Het overschot aan parkeerplaatsen kan behouden blijven in het plan, maar biedt ook ruimte om in de verder planvorming andere elementen in het plan toe te voegen en daarbij minder parkeerplaatsen te maken, parkeerplaatsen per adres te verkopen (waarbij de verrekenfactor geldt) of minder starterswoningen uit te sluiten van het krijgen van parkeervergunningen.
Conclusie
Het aspect verkeer, vervoer en parkeren vormt geen belemmering voor de uitvoering van het onderhavige bestemmingsplan.
Op het gebied van water is er beleid en regelgeving op Europees en Rijksniveau, zoals de Kaderrichtlijn Water, het nationaal Bestuursakkoord Water en het Nationaal Waterplan. De doelstellingen en uitgangspunten van dit beleid zijn niet rechtstreeks van toepassing op dit bestemmingsplan, maar krijgen hun doorwerking in het beleid van de provincie Noord-Holland en het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier.
De Watertoets is een procesinstrument dat is verankerd in de Wet Ruimtelijke Ordening (WRO), het Besluit Ruimtelijke Ordening (BRO) en het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) 2011. De bedoeling van het instrument is om wateraspecten van meet af aan mee te nemen bij ruimtelijke plannen en besluiten. Het gaat hierbij om zes thema's: waterkwantiteit, waterkwaliteit, waterkeringen, wegen, afvalwaterketen en beheer & onderhoud van nieuw en bestaand oppervlaktewater.
Beleid Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier heeft samen met zijn partners het waterbeleid ovoor de lange termijn (Deltavisie) en middellange termijn (Waterprogramma 2016-2021) opgesteld. In het Waterprogramma 2016-2021 (voorheen Waterbeheersplan) zijn de programma's en beheerstaken van het Hoogheemraadschap opgenomen met de programmering en uitvoering van het waterbeheer. Het programma is nodig om het beheersgebied klimaatbestendig te maken, toegespitst op de thema s waterveiligheid, wateroverlast, watertekort, schoon en gezond water en crisisbeheersing. Door het veranderende klimaat wordt het waterbeheer steeds complexer. Alleen door slim samen te werken is integraal en doelmatig waterbeheer mogelijk. Bij de ontwikkeling van het Waterprogramma is hieraan invulling gegeven door middel van een partnerproces en de ontwikkeling van gezamenlijke bouwstenen.
Daarnaast beschikt het Hoogheemraadschap over een verordening: de Keur 2016. Hierin staan de geboden en verboden die betrekking hebben op watergangen en waterkeringen. Voor het uitvoeren van werkzaamheden kan een vergunning nodig zijn. De werkzaamheden in of nabij de watergangen en waterkeringen worden getoetst aan de beleidsregels die u op onze website kunt vinden (https://www.hhnk.nl/portaal/keur_41208/).
Het (ontwerp) bestemmingsplan is opgesteld met in acht name van dit beleid. Hierbij wordt als uitgangspunt gehanteerd dat slechts bij afwijkingen dit wordt gemeld en gemotiveerd in het bestemmingsplan.
Het Rijk draagt zorg voor landelijke wet- en regelwetgeving voor waterhuishoudingen en heeft het hoofdsysteem van de Nederlandse waterhuishouding in beheer. Het algemeen toezicht op de waterhuishouding berust bij de provincie Noord-Holland. Het waterkwaliteits- en waterkwantiteitsbeheer en het keringbeheer binnen het bestemmingsplangebied wordt uitgevoerd door het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK). Het rioolbeheer en de grondwaterzorgtaak berust bij de gemeente Zaanstad.
Het projectgebied Verkadebuurt ligt in de Polder Westzaan. In deze polder wordt een vast peilbeheer gehandhaafd van -1,04m NAP. Het projectgebied ligt niet in een beschermingszone van een primaire of regionale waterkering. Buiten dat er een aantal watergangen worden aangelegd worden er geen wijzigingen aangebracht in de waterhuishouding.
Het doel van het systeem van watergangen en dijken is het wonen en het leven beneden zeeniveau mogelijk te maken. Het hoogheemraadschap beheert deze watersystemen. Het aanbrengen van veranderingen in de waterhuishouding mag alleen met een watervergunning van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier.
Een watervergunning moet aangevraagd worden als door de realisatie een ruimtelijk plan:
Het aanbrengen van steigers wordt door het hoogheemraadschap getoetst in verband met het onderhoud (riet en drijfvuil verwijderen, baggeren) van het oppervlaktewater. Een object in het water leidt tot vuilophoping en kan de doorvaarbaarheid en manoeuvreerruimte van onderhoudsvaartuigen verminderen. Voor de aanleg van grote steigers is een watervergunning noodzakelijk. Voor een steiger van maximaal 1 meter breed en 6 meter lang, is een melding voldoende onder de voorwaarde dat er 6 meter vrije doorvaartbreedte overblijft. De geplande breedte van de watergang op het Verkade terrein is 6 meter maar aangezien de meeste oevers openbaar zijn speelt de problematiek van steigers hier minder. Bij de verdere uitwerking van het plan zal nagegaan worden of verbreding van de watergang noodzakelijk.
Verder mag de waterhuishouding niet verslechteren door dempingen of de toename van verhard oppervlakte (daken en bestrating). Het dempen van water dient één op één gecompenseerd worden en de toename van verharding moet gecompenseerd worden met het graven van extra oppervlaktewater.
Het Verkadeterrein maakte oorspronkelijk onderdeel uit van het bestemmingsplan Inverdan. Voor dit grotere gebied is een waterbalans bijgehouden waarbij de toename van verhardoppervlakte in het ene deelplan (bv Zaanshout aan de westkant van het spoor) gecompenseerd wordt door extra oppervlaktewater in de andere deelgebieden (b.v. Gedempte Gracht en de Eilanden). In het totaal is 17.800 m2 extra oppervlaktewater in het Inverdan-gebied gerealiseerd en de geplande woningenbouw en watergangen op het Verkade-terrein passen binnen de bedoelde waterbalans.
Bij de realisatie van de watergangen wordt rekening gehouden met de vervuiling van het terrein.
In en rond de watergang wordt ook een afdeklaag aangebracht van één meter door eerst de vervuilde grond te verwijderen. Bij het eventueel verbreden van de Vaart dient voorkomen te worden dat de gebaggerde waterbodem onder de afzandlaag weer open komt liggen. Met het Hoogheemraadschap zijn de waterprofielen van de Vaart gedeeld.
Binnen het plangebied wordt een gescheiden rioolsysteem aangelegd waarbij het regenwater direct wordt afgevoerd naar het oppervlaktewater. Het afvalwater zal geloosd worden in het bestaande riool aan de westkant van het plangebied (gele lijn). Vanaf de particuliere percelen die grenzen aan oppervlaktewater zal het regenwater direct naar het oppervlaktewater afgevoerd worden.
Bij de verder uitwerking van het plangebied zal gekeken worden of de afvoer van regenwater ook mogelijk is over het maaiveld via gootjes en zal nagegaan worden of de aansluiting van het oostelijk deel van het plangebied onder vrij verval kan.
In het projectgebied is vervuilde grond aanwezig. Om deze reden wordt er een leeflaag aangebracht van één meter. De ontwateringsnorm voor woningbouw die in de Gemeente Zaanstad geldt is 70 centimeter. Door het aanbrengen van de leeflaag zal aan de ontwateringsnorm voldaan worden.
Op 19 september 2022 heeft HHNK een geactualiseerd advies uitgegeven (en bevestigd op 7 oktober 2022) op basis van het openbare ruimteplan zoals opgenomen in Bijlage 3.
Watercompensatie woningbouw de Overtuinen
In het plan van de Overtuinen wordt uitgegaan van de onderstaande getallen ten aanzien van het dempen en graven van oppervlaktewater:
Daarnaast worden ecologische oevers aangelegd met name langs de Vaart. Deze ecologische oevers hebben een oppervlakte van circa 3471 m2. Positief dat er in het uiteindelijke plan meer aandacht is voor ecologische oevers langs de openbare gronden. Maar het oppervlak van 3471 m2 aan ecologische oevers zal waarschijnlijk niet helemaal ook als waterberging kunnen functioneren. Dit zal bij de nadere uitwerking nog beter in beeld moeten worden gebracht. Zie ook onderstaande kanttekening.
Kanttekening: het verloop van de huidige oever langs de Vaart heeft een grillig verloop en is op luchtfoto's slecht zichtbaar door de aanwezigheid van bomen. Voor het bepalen van het waterbergende oppervlak is het van belang om bij de verdere uitwerking van het plan (naast de kadastrale grens) ook de bestaande en nieuwe oeverlijn goed in beeld te brengen.
Verhardingstoename
Het private gebied heeft een oppervlak 32172 m2, waarvan als bebouwing 16778 m2 wordt aangegeven. Voor onbebouwd private gebied hanteert HHNK de vuistregel dat daar nog 50% verharding plaatsvindt. Dit is dan nog een verhardingstoename van 32172 -16778 = 15394 *50% =7697 m2.
Het openbare gebied is 62025 m2 waarvan 28334 m2 verhard is.
Totale verhardingstoename wordt dan 16778 +7697 + 28334 = 52809 m2. Op de traditionele wijze van compenseren zou dit een benodigde compensatie geven van: 0,15 * 52809 = 7921 m2.
Het streven moeten zijn om de Verkadebuurt op zichzelf waterneutraal en klimaatbestendig te realiseren. Hiervoor is er nog 7921 -3536 = 4385 m2 compensatie nog nodig. Dit kan worden gevonden in de ecologische oevers (deel van 3471 m2) en klimaatadaptieve inrichtingen waarbij het afstromende regenwater infiltreert en vertraagd tot afstroming komt en 70 mm kan worden vastgehouden Doordat het plangebied is opgehoogd met een zandpakket liggen er ook mogelijkheden om afstromend regenwater te infiltreren en vertraagd tot afstroming te laten komen.
Doordat Verkadebuurt onderdeel is van de grotere ontwikkeling (Inverdan) kan het eventuele tekort aan compensatie van de verhardingstoename binnen het totale plan worden verrekend.
Beheer en onderhoud van de waterlopen
De waterlopen rondom het plangebied (Papenpadsloot, Vaart en zuidelijke sloot) worden in de bestaande situatie door HHNK varend onderhouden. Uitgangspunt voor de nieuwe C-vormige waterloop door het plangebied is dat deze ook aan de uitgangspunten voor varend onderhoud voldoet. Waterdiepte 1 meter en minimaal 8 meter breed op de waterlijn. Langs openbare oevers kunnen eco-oevers worden aangelegd (zie ook het principe dwarsprofiel op blz 38). Uitgangspunt hierbij is een minimale dagmaat tussen de oeverbeschermingen van 7 meter en een minimale waterbreedte van 8 meter (inclusief de natte eco-oever).
Het hoogheemraadschap zal het varend onderhoud van de waterloop op zich nemen. Het onderhoud van de eco oever zal vooral vanaf de kant plaatsvinden en door de gemeente worden onderhouden (zoals ook staat aangegeven in het document.
De maaiboot dient op verschillende locaties (om de circa 200 meter) het maaisel op de kant te kunnen zetten op locaties waar het door een vrachtwagentje kan worden afgevoerd. Deze locatie ontbreken nog op de tekeningen van het plan.
Bruggen/duikers
De duiker/brug in de nieuwe Verkadelaan over de nieuwe waterloop dient bij voorkeur doorvarend te zijn (1,10 meter doorvaarthoogte t.o.v. het streefpeil NAP-1,04 meter en minimaal 2,5 meter doorvaartbreedte). Doordat dit kunstwerk vanaf 2 kanten varend bereikbaar is vanuit de Vaart is een alternatief dat er voldoende ruimte voor de maaiboot is om te kunnen keren aan weerszijden van het kunstwerk. Hiervoor is een draaikom met een waterdiepte van minimaal 0,80 meter over een breedte van 6,00 meter nodig in de waterloop.
De andere 2 bruggen (voetbrug en voetfietsbrug) in de centrale waterloop dienen dan wel doorvaarbaar te zijn waarbij de recreatieve eis ten aanzien van de doorvaarthoogte maatgevender/groter is als die van de maaiboot.
Voor de nieuwe bruggen over de Vaart heeft HHNK in maart 2018 al eens advies op hoofdlijnen gegeven. Hierbij geldt vanuit HHNK-belang een doorvaarthoogte van 1,10 meter aangegeven. Maar waarschijnlijk dat bij deze bruggen vanuit recreatievaart (sloepennetwerk) een grotere doorvaarthoogte door de gemeente gewenst is. De doorstroombreedte van de kunstwerken in de Vaart zo groot mogelijk houden dus de bruggen bij voorkeur met pijlers uitvoeren (in plaats van dichte landhoofden). Kadastraal gezien lijkt de Vaart smal ter plaatse van de brug maar de bestaande waterbreedte is hier aanzienlijk breder dan de kadastrale breedte. Het schetsontwerp ontsluiting Verkade in het openbare ruimteplan geeft hierdoor een vertekend beeld.
Steigers
In de Vaart is een grote steiger voorzien met een lengte van 30 meter. Indien deze steiger een openbaar karakter heeft kan hier een grote steiger worden toegestaan.
De C-vormige waterloop door het plan geeft weinig ruimte voor steigers. HHNK adviseert om ter plaatse van de openbare eco-oevers geen steigers toe te staan. Langs de particuliere tuinen aan de zuidelijke waterloop zou een kleine steiger maximaal 6 x 1 meter toegestaan kunnen worden bij de 8 meter brede waterloop.
Kwaliteit (water)bodem
Gemeente/initiatiefnemer is van plan om de Vaart te verbreden. Hierbij is het belangrijk dat er zorgvuldig wordt gekeken naar de kwaliteit van de af te graven bodem en de aanwezige waterbodem.
Ten behoeve van het stedenbouwkundige plan heeft het hoogheemraadschap op 3 juni 2019 (reg.nr: 19.1144573) gegevens aangeleverd over de sanering (door afzanding) van de Papenpadsloot en de Vaart.
Uit de gegevens van de HHNK-werkzaamheden (baggeren/saneren) van een paar jaar geleden blijkt dat er over het gedeelte Vaart langs de Overtuinen (vak 5) geen baggerwerkzaamheden hebben plaats gevonden doordat de aanwezige waterdiepte >2 meter was en de toplaag uit klasse B bestond. Er heeft in de Vaart wel ook afzanding plaats gevonden. Bij de verdere uitwerking van het plan waarbij de oeverlijn van de Vaart wordt verbreed dient nadere afstemming tussen de gemeente en HHNK te zijn.
Het is hierbij belangrijk dat de gemeente/initiatiefnemer goed in beeld brengt wat de kwaliteit is van de af te graven bodem. Op de Topotijdreis is namelijk te zien dat ter plaatse van de Overtuinen in het verleden veel waterlopen aanwezig zijn geweest (en dat deze mogelijk met afval/puin gedempt zijn).
Daarnaast hebben hier fabrieken gestaan die voor vervuiling in de bodem hebben gezorgd.
Leeflaag nieuwe waterloop
Voor de nieuw te graven (C-vormige) waterloop door het plangebied van de Overtuinen is de bodemkwaliteit ook van belang. Bij het aanleggen van de waterlopen wordt de aanwezige voorbelasting/leeflaag namelijk doorsneden. Hierbij moet worden voorkomen dat vervuiling uit de bodem kan uitspoelen naar de nieuwe waterlopen! Bij de nieuwe waterloop dient dus ook een leeflaag worden aangebracht om uitspoeling van vervuiling naar de waterloop te voorkomen. Deze leeflaag (van minimaal 0,5 meter dik) voorkomt dat toekomstige schouw- en baggerwerkzaamheden in aanraking komen met de vervuilde grond.
Zoals aangegeven biedt zandpakket mogelijkheden om te infiltreren om de versnelde afvoer van de verharding te beperken. Maar deze mogelijkheden dienen wel in relatie tot aanwezige vervuiling in de ondergrond worden bekeken. Hierbij dient voorkomen te worden dat er uitspoeling van vervuiling naar het watersysteem plaatsvindt.
Riolering
Uitgangspunt moet zijn om het afstromende regenwater los te koppelen van het DWA-water. De locaties van de regenwateruitlaten kunnen positief bijdragen aan een betere doorstroming van de (nieuwe) waterlopen.
Bij het verleggen van de zuidelijke waterloop dient aandacht te zijn voor een lozingspunt van de N203 die op de kop van de bestaande waterloop uitkomt.
Klimaatadaptatie
Bij de inrichting van nieuwe woonwijken dient ook ingespeeld te worden op het veranderende klimaat. Er dient aandacht te zijn om droogte, hittestress en wateroverlast a.g.v. clusterbuien te voorkomen. Daarnaast wordt door hetere zomers ook de temperatuur van het water warmer. Dit vergroot de kans op waterkwaliteitsproblemen. Goede doorstroming van het oppervlaktewater is daarom van belang.
De hoeveelheid verharding beperken, vegetatiedaken en infiltratie stimuleren (als de ondergrond het toelaat) zijn mogelijkheden die bijdragen aan een klimaatadaptieve inrichting.
Ook de ontwatering en afwatering van de aangrenzende lage percelen dient geborgd te worden. Uit de watersysteemanalyse blijkt dat de lage percelen rondom Overtuinen door de lage maaiveldhoogte bij extreme neerslagsituaties kunnen inunderen.
Het hoogheemraadschap blijft graag nauw betrokken om samen met de gemeente de openbare ruimte optimaal in te richten.
Thermische energie oppervlaktewater (TEO)
Bij het gasloos bouwen van nieuwe woningen kan het toepassen van het TEO-systeem een alternatieve energie bron zijn (in combinatie met een WKO-systeem). Bij het-TEO-systeem wordt in warme perioden warmte uit het water onttrokken, waarna het water weer koeler wordt geloosd op het oppervlakte water. Dit kan een positief effect hebben op de doorstroming van het watersysteem en de kans op waterkwaliteitsproblemen verkleinen (door doorstroming en lagere temperatuur). Het hoogheemraadschap adviseert om deze vorm van energieopwekking nader te verkennen bij de verdere uitwerking van het plan.
De uitgangspunten voor de waterhuishouding (zoals ook geformuleerd door HHNK) worden in het stedenbouwkundig plan geïntegreerd. Het HHNK kan dan ook instemmen met het plan Verkadebuurt. Water vormt daardoor geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving die ontstaan bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen als LPG en giftige gassen. De externe veiligheidsregelgeving voor inrichtingen ligt vast in het Besluit Externe Veiligheid voor Inrichtingen (Bevi, ministerie van VROM, 2004) en de bijbehorende Regeling Externe Veiligheid Inrichtingen (Revi, ministerie van VROM, 2004). De externe veiligheidsrichtlijnen voor het transport van gevaarlijke stoffen zijn vastgelegd in het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt ,2013). Voor buisleidingen geldt het Besluit Externe veiligheid buisleidingen (Bevb, Ministerie van I&M, 2011).
De regelgeving voor externe veiligheid kent twee grootheden waaraan getoetst wordt bij het nemen van een ruimtelijk besluit: het Plaatsgebonden Risico (PR) en het Groepsrisico (GR).
Plaatsgebonden risico
Het Plaatsgebonden risico (PR) is een maat voor de veiligheid van het individu op een bepaalde locatie. Het PR heeft een wettelijk vastgelegde grenswaarde van maximaal 10-6 (1 op de miljoen of 1/1.000.000) per jaar voor nieuwe situaties. Dit betekent dat de kans op overlijden van een persoon als gevolg van handelingen met gevaarlijke stoffen maximaal 1 op een miljoen per jaar mag zijn. Op locaties waar het risico hoger is, mogen geen nieuwe kwetsbare objecten worden gesitueerd en in beginsel ook geen nieuwe beperkt kwetsbare objecten.
Onder kwetsbare objecten worden onder meer verstaan: woningen en woonschepen (dichtheid van meer dan twee woningen of woonschepen per hectare), gebouwen waar minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten verblijven, gebouwen waarin doorgaans grote aantallen mensen (meer dan 50, of meer dan 1500 m2 vloeroppervlak) verblijven en kampeer- en andere recreatieterreinen.
Onder beperkt kwetsbare objecten worden onder meer verstaan: verspreid liggende woningen en woonschepen met een dichtheid van maximaal twee woningen of woonschepen per hectare, kleinere kantoorgebouwen en hotels <1500 m2, restaurants, sporthallen, zwembaden, speelterreinen en bedrijfsgebouwen.
Groepsrisico
Het groepsrisico (GR) is het risico dat een groep van meer dan 10 personen overlijdt door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Voor bepaling van de hoogte van het groepsrisico wordt gebruik gemaakt van de bevolking binnen het invloedsgebied voor het groepsrisico. Het invloedsgebied wordt begrensd door de 1% letaliteitsafstand: de afstand tot waar bij een incident met gevaarlijke stoffen 1% van de slachtoffers nog overlijdt.
Het groepsrisico kan worden weergegeven in een grafiek. In de grafiek wordt dan de groepsgrootte van het aantal slachtoffers (x-as) uitgezet tegen de cumulatieve kans dat een dergelijke groep het slachtoffer wordt van een ongeval (y-as). Hoe groter de groep slachtoffers kan zijn, hoe lager de kans op een dergelijk ongeval mag zijn (maatschappelijke aanvaardbaarheid). In figuur 1 is een voorbeeldgrafiek gegeven. De gestippelde lijn in deze grafiek geeft de oriëntatiewaarde weer: het aanvaardbare niveau van het risico. De zwarte doorgetrokken lijn geeft het daadwerkelijk berekende groepsrisico weer. Duidelijk is dat in dit voorbeeld het aanvaardbare risiconiveau (oriëntatiewaarde) overschreden wordt.
Het GR kent een richtwaarde, de al eerder genoemde oriëntatiewaarde en dus niet een grenswaarde, zoals bij het plaatsgebonden risico. Deze oriëntatiewaarde, geeft weer wat de algehele politiek-maatschappelijke opvatting is over de aanvaardbaarheid van de kans op een ramp met een groep slachtoffers, hoe groter de groep dodelijke slachtoffers bij een ramp, hoe kleiner de aanvaardbare kans op een ramp is. Door het groepsrisico te vergelijken met de oriëntatiewaarde bepaald het bevoegd gezag of de kans op ongeval voor haar acceptabel is.
Het bevoegd gezag dient bij de (ruimtelijke) besluitvorming de hoogte van het groepsrisico ten gevolge van activiteiten met gevaarlijke stoffen (bij inrichtingen en bij het vervoer daarvan) te verantwoorden. Deze verplichting volgt uit betreffende wet- en regelgeving die op die specifieke activiteit met gevaarlijke stoffen van toepassing is.
In deze verantwoording van het groepsrisico moeten (uitgaande van het Bevi) samengevat de volgende punten worden behandeld:
Door de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied is een QRA opgesteld (2021) voor o.a. het onderhavige bestemmingsplan.
Conclusie groepsrisicoberekening Bevi inrichting en Verkadebuurt (deel van Overtuinen)
Binnen de plaatsgebonden risico risicocontour (PR 10-6) liggen geen (beperkt) kwetsbare objecten. Zodoende wordt voldaan aan de grens- en richtwaarde voor het plaatsgebonden risico.
Groepsrisico
In dit rapport worden uitsluitend de aspecten genoemd die verantwoording van het groepsrisico moet omvatten, zie de volgende paragraaf en de bijlage II voor deze aspecten. De verantwoording zelf moet worden opgenomen in het bestemmingsplan.
De oriëntatiewaarde wordt niet overschreden, het groepsrisico bedraagt maximaal 0,12 maal de oriëntatiewaarde in de huidige situatie. De invloed van de ontwikkeling van de woningen op de hoogte van het groepsrisico is niet groot, het groepsrisico neemt toe van 0,10 naar 0,24 maal de oriëntatiewaarde bij variant B.
Het invloedsgebied is bepaald en reikt tot circa 150 meter afstand van de risicobronnen.
Verantwoording van het groepsrisico in het bestemmingsplan
In alle gevallen is het vereist de brandweer in de gelegenheid te stellen tot het geven van advies in verband met het groepsrisico (artikel 13, van het Bevi). Daarnaast geldt voor het bestemmingsplan dat een verantwoording van het groepsrisico nodig is (onderdeel a t/m i van Artikel 13 van het Bevi).
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het onderhavige bestemmingsplan.
Sinds het einde van de jaren zeventig vormt de Wet geluidhinder (Wgh) het juridische kader voor het Nederlandse geluidbeleid. De Wgh bevat een uitgebreid stelsel van bepalingen ter voorkoming en bestrijding van geluidhinder door wegverkeer, railverkeer en industriële activiteit. Het stelsel is gericht op het voorkomen van nieuwe geluidgehinderden.
In opdracht van Gemeente Zaanstad, Domein Stedelijke Ontwikkeling is door M+P (2018) akoestisch onderzoek verricht voor industrielawaai van de Koninklijke Verkade N.V. (verder: Verkade) ten behoeve van het woningbouwplan Overtuinen. De Verkadebuurt is onderdeel van de ontwikkeling Overtuinen. Tevens is in dit akoestisch onderzoek de geluidsbelasting bij de bestaande woningen bekeken. Daarnaast is de geluidsbelasting vanwege wegverkeer en spoorverkeer bepaald. Het volledige rapport is meegenomen als Bijlage 8 (en revisie juli 2018, Bijlage 9)van dit bestemmingsplan. Hieronder worden de uitkomsten (de berekeningsresultaten) van dit onderzoek gepresenteerd.
Woningbouwplan Overtuinen (waar Verkadebuurt onderdeel van uitmaakt)
Het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau bedraagt maximaal:
LAr,LT = 55 dB(A) in de dagperiode
LAr,LT = 45 dB(A) in de avondperiode
LAr,LT = 40 dB(A) in de nachtperiode.
Er zijn maatwerkvoorschriften nodig bij enkele woningen ten behoeve van de nachtperiode. Indien het plan verder uitgewerkt is, kan worden aangegeven, voor welke woningen precies maatwerk nodig is.
Geluiddove gevels hebben mogelijk een hogere geluidsbelasting; deze behoeven echter niet te worden getoetst.
De maximaal optredende geluidsniveuas bedragen maximaal:
LAmax = 70 dB(A) in de dagperiode
LAmax = 60 dB(A) in de avondperiode
LAmax = 60 dB(A) in de nachtperiode
Er zijn geen maatwerkvoorschriften nodig. Het equivalente geluidsniveau vanwege de indirecte hinder, indien het vrachtverkeer en de bezoekers van en naar Verkade gebruik maken van een nieuwe ontsluitingsroute door het plan Overtuinen, bedraagt maximaal circa 49 dB(A).
De geluidsbelasting vanwege railverkeer bedraagt maximaal Lden = 64 dB
De geluidsbelasting vanwege wegverkeer bedraagt maximaal Lden = 64 dB inclusief aftrek
De afweging tot welke geluidsbelasting sprake is van een akoestisch acceptabel woon- en leefklimaat is aan het bevoegd gezag. Waarden tot 55 dB(A) t.g.v. industrielawaai vormen hierbij over het algemeen geen knelpunt.
Ontwerpuitgangspunten
De bebouwing aan de Provincialeweg bestaat uit gesloten bouwblokken waarmee een geluidluwe binnentuin wordt gecreëerd en de bewoners een geluidluwe kant aan hun woning krijgen. Voor de bebouwing aan de Provincialeweg is geen dove gevel vereist.
Aan de oostkant van de Verkadebuurt wordt direct tegenover Verkade een langwerpig woongebouw geprojecteerd. Dit gebouw wordt aan de kant van Verkade doof uitgevoerd of voorzien van een vliesgevel. Dit gebouw schermt het geluid van Verkade af en veroorzaakt een geluidluw achterland. Vanuit stedenbouwkundig oogpunt is een doorgang in dit gebouw gewenst. Of een doorgang consequenties heeft qua geluid voor de achterliggende woningen is nader onderzocht, zie Bijlage 7. Uit dat onderzoek blijkt dat de stedenbouwkundig gewenste doorgang geen nadelige gevolgen heeft. De voor geluid noodzakelijke uitgangspunten zijn verankerd in dit bestemmingsplan.
Maatwerkvoorschriften
In opdracht van Gemeente Zaanstad is door M+P akoestisch onderzoek verricht ten behoeve van het verzoek van Verkade om maatwerkvoorschriften voor het aspect geluid (M+P, 7 augustus 2023) (Bijlage 10). Verkade is een type B inrichting in het kader van het Activiteitenbesluit. Gebleken is dat Verkade niet kan voldoen aan de standaardgeluidsvoorschriften. De maatwerkvoorschriften zijn benodigd voor de nieuw te bouwen woningen in het bouwplan Overtuinen. Het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau mag na de eerste woningoplevering binnen het bouwplan Overtuinen op de geluidsgevoelige gevels van de woningen in het bouwplan Overtuinen niet meer bedragen dan 55 dB(A) in de dagperiode. Het ontwerpmaatwerkbesluit is opgenomen in Bijlage 11.
Op dit moment zijn reeds diverse maatregelen uitgevoerd (zie hoofdstuk 2.2 van het onderzoek in bijlage 10). Samen met het bevoegd gezag is een pakket aan maatregelen vastgesteld, dat zal zijn uitgevoerd voor de eerste oplevering in het plan Overtuinen. Er wordt derhalve hard aan gewerkt om in de toekomstige situatie conform de Beste Beschikbare Technieken (BBT) aan het werk te zijn.
In opdracht van Goglio North Europe B.V. (verder: Goglio), is door TAUW (2019) een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is destijds uitgevoerd omdat de gemeente Zaandstad voornemens was om op Overtuinen C, gelegen aan de noordzijde van de inrichting van Goglio nieuwbouw te realiseren. Daarna is in opdracht van de gemeente Zaanstad door TAUW (2021) (Bijlage 6) een aanvullend akoestisch onderzoek uitgevoerd. Aanleiding voor het aanvullende onderzoek is dat de gemeente Zaanstad TAUW heeft gevraagd het akoestisch onderzoek uit 2019 te actualiseren. Doel van het aanvullende akoestische onderzoek is om de te verwachten optredende geluidbelastingen ten gevolge van de representatieve bedrijfsvoering te bepalen bij de geplande woningbouw van de Verkadebuurt, ten gevolge van de situatie waarbij tevens de nieuwe opslagloods aan de noordzijde van de inrichting van Goglio North Europe B.V. gerealiseerd zal zijn. Het onderzoek is gedaan naar de te verwachten geluidbelasting ten gevolge van de bedrijfsvoering van Goglio (de inrichting), naar de geplande nieuwbouw aan de noordzijde van de inrichting plus de overige omringende geluidgevoelige bebouwing.
In het onderzoek zijn een aantal verschillende bedrijfssituaties beschouwd. Daarbij is zowel mét als zonder het in dit bestemmingsplan opgenomen scherm gerekend.
Uit onderhavig aanvullend onderzoek blijkt dat ten gevolge van de aangehouden situatie zoals beschreven in onderhavig onderzoek, bijna overal, zowel bij de bestaande bebouwing als ook bij de geplande nieuwbouw van de Verkadebuurt, kan worden voldaan aan de gestelde grenswaarden. Alleen in de nachtperiode wordt een geringe overschrijding berekend bij de woning gelegen aan de Valkstraat nr. 37, namelijk een overschrijding van 1 dB, veroorzaakt door de koeling van het ketelhuis. Indien er een scherm met een hoogte van 6,5 meter, in plaats van de nu geplande hoogte van 5 meter boven het plaatselijk maaiveld, wordt geplaatst tussen de huidige bebouwing van Goglio en de nieuwe opslagruimte aan de noordzijde van de inrichting (zie figuur 6.1 van het onderzoek, Bijlage 6), kan nog juist worden voldaan aan de gestelde grenswaarden.
Met de berekende maximale geluidsniveaus kan worden voldaan aan de gestelde waarden uit het Activiteitenbesluit indien het verwisselen van de containers in de dagperiode kan worden uitgesloten met betrekking tot de beoordeling van de maximale geluidsniveaus.
In het kader van de bestemmingsplanprocedure voor Inverdan (vastgesteld op 06-07-2006) zijn hogere waarden vastgesteld door de provincie Noord-Holland in het plangebied in verband met wegverkeerslawaai en railverkeerslawaai (zie Bijlage 5). Deze blijven van kracht, waardoor voor het onderhavige bestemmingsplan sprake is van een acceptabel woon- en leefklimaat.
Het aspect geluid vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het onderhavige bestemmingsplan.
Het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) is een plan om de luchtkwaliteit in Nederland te verbeteren. Het NSL houdt rekening met voorgenomen grote projecten die de luchtkwaliteit verslechteren en zet hier maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren tegenover. Het pakket van maatregelen is zo opgesteld dat het de negatieve effecten van de ruimtelijke projecten ruimschoots compenseert.
De voorgenomen ontwikkeling is aangemerkt bij het NSL, daarmee vormt het aspect luchtkwaliteit geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het onderhavige bestemmingsplan.
Omdat voor trillingen geen formele Wet- en regelgeving van toepassing is wordt in de regel bij de beoordeling van de effecten ervan aansluiting gezocht bij de publicatie van de Stichting Bouw Research.
Met betrekking tot Hinder voor Personen, wordt gebruik gemaakt van de in 2002 door de Stichting Bouwresearch (SBR) gepubliceerde richtlijn deel B. Dit deel gaat over het meten en beoordelen van trillingen met het oog op mogelijke Hinder voor Personen.
Onder hinder voor mensen in gebouwen wordt in deze richtlijn verstaan:
In genoemde richtlijn zijn streefwaarden gedefinieerd voor het Vmax (de hoogst optredende trillingssterkte)en het Vper (tijdsgemiddelde trillingsniveau) .
De streefwaarden hangen af van de aard van de trillingen en van het feit of sprake is van een 'bestaande' of 'nieuwe situatie' en gelden voor het trillingsniveau op de vloer van de woning.
De door de passage van treinverkeer veroorzaakte trillingen vallen onder de noemer van 'herhaald voorkomende trillingen gedurende lange tijd (weg- en railverkeer) zoals beschreven in paragraaf 10.5.3 van de SBR richtlijn. De SBR richtlijn maakt vervolgens onderscheid tussen een 'bestaande ' en een 'nieuwe situatie'. De streefwaarden voor een 'nieuwe situatie' zijn lager dan de streefwaarden voor een 'bestaande situatie'.
Wat exact onder een 'bestaande situatie' dan wel een 'nieuwe situatie' valt wordt in de SBR richtlijn niet verder omkaderd. In onderstaande tabel zijn de streefwaarden voor een 'nieuwe situatie' weergegeven.
Ten behoeve van de ontwikkeling van de Verkadebuurt is inzicht gegeven in de verwachte trillingen vanwege het (goederen)vervoer over het spoor. In Bijlage 12 is een memo opgenomen met de prognose van de trillingen door het spoor.
Uit het uitgevoerde indicatieve onderzoek volgt dat het Veff,max vanwege goederenverkeer op het spoor in een deel van het plangebied Vekadebuurt mogelijk hoger is dan de streefwaarde A1, maar niet hoger dan de streefwaarde A2.
Tegelijk blijkt dat het Vper naar verwachting ruim lager zal zijn dan de streefwaarde A3. Er wordt daarmee voldaan aan de criteria uit de SBR richtlijn deel B. Het is daarom aannemelijk dat de kans op trillingshinder (vanwege het spoor) in het plangebied voldoende beperkt blijft.
Het aspect trillingen vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het onderhavige bestemmingsplan.
In deze paragraaf wordt het aspect geur in het plangebied getoetst aan het Zaans geurbeleid 2016, dat op 14 juli 2016 door de gemeenteraad is vastgesteld. Bij het opstellen van bestemmingsplannen en bij het verlenen van afwijkingen van het bestemmingsplan moet beoordeeld worden in hoeverre er, met het oog op mogelijke geurhinder, sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Voor zogenaamde geurgevoelige objecten, zoals de woningen in het plangebied, is het Zaans geurbeleid gericht op het behalen van de streefkwaliteit voor geurbelasting.
Voor de hoofdlijnen van de wet- en regelgeving op het gebied van geur, in het bijzonder het Zaans geurbeleid 2016, wordt verwezen naar de website van de gemeente Zaanstad www.zaanstad.nl. Het beleid is niet van toepassing op veehouderijen omdat hiervoor landelijke regels gelden.
In deze paragraaf gaan we in op de volgende aspecten:
Geur is in de gemeente Zaanstad een belangrijk onderwerp, wat de reden is dat het Zaans geurbeleid is vastgesteld door de gemeenteraad (14 juli 2016). Voor een aantal bedrijven in de omgeving van het plangebied is de provincie Noord-Holland bevoegd gezag. Voor de toetsing of er in het plangebied sprake is van een goed of aanvaardbaar woon- en leefklimaat is het Zaans geurbeleid van toepassing. Hiervoor is het niet van belang of een bedrijf onder provinciaal of gemeentelijk gezag valt.
Het Zaans geurbeleid gaat uit van een streefkwaliteit. Uitgangspunt voor deze streefkwaliteit is een situatie waarin er geen ernstige geurhinder meer is en waarin het aantal geurgehinderden 12% of minder is. Het Zaans geurbeleid heeft als doel het op termijn behalen van de streefkwaliteit.
De geurbelasting wordt uitgedrukt in een zogenaamde 'hedonische waarde' (afgekort als H). Deze waarde duidt de (on-)aangenaamheid van geur uit. De mate van geurhinder is afhankelijk van de onaangenaamheid van een geur (hedonische waarde) maar ook van de geurconcentratie (het aantal odourunits/m3). De geurbelasting geldt voor continue en discontinue bronnen voor alle typen geurgevoelige objecten. In het Zaans geurbeleid wordt gebruik gemaakt van 2 onderscheidende hedonische waarden:
De concentratie waarin een geur onaangenaam wordt, verschilt per soort geur: voor de meeste mensen is chocolade (cacao) een lekkere geur, wanneer deze té overheersend wordt – zoals in sommige delen van Zaanstad regelmatig het geval is – is het echter niet meer prettig. Deze geurconcentratie wordt in odourunits per m3 uitgedrukt (OUE/m3). Elke geur wordt in verschillende concentraties waargenomen, waarbij de concentratie in de lucht en de onaangenaamheid ook verschilt. Dit is de reden dat er volgens het Zaans geurbeleid per bedrijf, aan de hand van de overheersende geuruitstoot, bepaald is welke geurconcentratie bij welke hedonische waarde (geurbelasting) hoort. Zo kan elke geur(concentratie) 'teruggerekend' worden naar de geurbelasting die daarbij hoort.
Volgens het geurbeleid verschillen objecten in gevoeligheid voor geur, het onderscheid is als volgt:
Voor de standaard gevoelige objecten, zoals woningen, geeft de concentratie horend bij H=-1 van continue bronnen de streefkwaliteit weer. Is een object minder geurgevoelig, dan is de toegestane geurconcentratie hoger. Op grond van het geurbeleid geldt dat bij standaard en minder geurgevoelige objecten de H=-2 contour niet mag worden overschreden. Er mag dus geen sprake zijn van ernstige geurhinder.
1. Wat wordt er mogelijk gemaakt en zijn dat geurgevoelige objecten?
In het plangebied zijn nieuwe geurgevoelige objecten, zoals woningen, voorzien. De woningen worden beschouwd als standaard geurgevoelige objecten en zijn maatgevend. Nu er sprake is van geurgevoelige objecten, is de vervolgvraag of er relevante geurhinder te verwachten is.
2. Zijn er bedrijven die geurhinder veroorzaken in of nabij dit plangebied en is deze geurbelasting aa.aardbaar?
Aan de hand van de richtafstanden voor geur uit de VNG-Handreiking Bedrijven en milieuzonering, milieuvoorschriften, geuronderzoek en eventuele geurklachten is bepaald welke bedrijven geurhinder kunnen veroorzaken ter plaatse van dit plangebied. Deze worden hieronder behandeld.
De grens van het plangebied ligt op ongeveer 20 meter afstand van het bedrijf Koninklijke Verkade N.V. Dit bedrijf is een producent van voornamelijk koekjes. Op 3 oktober 2008 is een (revisie) vergunning Wet milieubeheer verleend. Daarnaast is op 23 februari 2017 een Besluit maatwerkvoorschriften geur voor Koninklijke Verkade N.V. onder zaaknummer 2483653 vastgesteld, waarin de volgende maatvoorschriften zijn opgenomen:
In opdracht van Koninklijke Verkade N.V. is door Olfasense B.V. een geuronderzoek uitgevoerd voor het bedrijf, gevestigd aan Westzijde 103 te Zaandam. Het doel van het onderzoek was om de geuremissie en –immissiesituatie in beeld te brengen, ten behoeve van toetsing aan het Zaans geurbeleid(Bijlage 13).
Voor de woningen in het plangebied is het Zaans geurbeleid gericht op het behalen van de streefkwaliteit voor geurbelasting, uitgedrukt in de eerdergenoemde hedonische waarden, echter de standaard hedonische waarde H=-2 mag niet worden overschreden. Uit het onderzoek blijkt, dat de hedonische waarde van H=-1 (licht onaangename geur) overeenkomt met de maatgevende geurconcentratie van 5 OUE/m3 als 98 percentiel.
Bevindingen
Op basis van de geurmetingen die de afgelopen jaren bij het bedrijf hebben plaatsgevonden en de verwachte productievolumes is de geuremissiesituatie bepaald. De geuremissie is lager dan eerder berekend, deels door een lagere productiecapaciteit en deels doordat de traditionele bakwijze voor Sultana is komen te vervallen.
Verspreidingsberekeningen laten zien dat de geurbelasting op de meest nabij gelegen woningen wat hoger is dan eerder berekend, maar dat de piekbelasting overal afneemt. Desalniettemin is de geurbelasting hoger dan de streefkwaliteit volgens het Zaans geurbeleid.
Verdere maatregelen op lijn 19, de voornaamste bron van geur, resulteren in een aanzienlijk lagere geurbelasting op de omgeving, waar er ter plaatse van bestaande woningen kan worden voldaan aan de streefkwaliteit en een klein gedeelte van Overtuinen gelegen is binnen deze waarde.
Om te kunnen voldoen aan het Zaanse geurbeleid moeten er waarborgen zijn waarmee op termijn een goed woon- en leefklimaat verzekerd is.
Omdat er binnen het plangebied tegenover Verkade binnen de streefkwaliteit contour een langwerpig gebouw met een dove gevel geprojecteerd is (en gewaarborgd is in de planregels), waarmee geluid en geurhinder wordt voorkomen, is een goed woon en leefklimaat binnenhet plangebied gegarandeerd. Bij de uitwerking van het plan dienen de ventilatieopeningen dan wel aan de Westkant van dit woongebouw gesitueerd te worden.
Goglio North Europe B.V. ligt in het zuiden van plangebied van het bestemmingsplan. Goglio North Europe B.V. is een verpakkingsindustrie met een vlak- en rotatiediepdrukkerij, waarbij geur kan vrijkomen.
Naar aanleiding van klachten in 2011 over geur heeft het bedrijf een uitgebreid onderzoek uitgevoerd naar de oorzaken en mogelijkheden om de geuroverlast terug te dringen. Naar aanleiding hiervan zijn diverse maatregelen uitgevoerd die zijn opgenomen in de omgevingsvergunning milieu van 2 decmeber 2013. Bij de gemeente Zaanstad zijn de afgelopen jaren geen geurklachten binnengekomen van Goglio North Europe B.V.
In de overweging van de Omgevingsvergunning milieu van 2 december 2013 is met betrekking tot het aspect geur onder andere het volgende opgenomen:
Binnen Goglio North Europe B.V. zijn de volgende geurbronnen het meest relevant:
In de inrichting zijn de diverse maatregelen getroffen om de geuremissie zoveel mogelijk te beperken.
Gelet hierop wordt in de toekomstige situatie niet verwacht dat in verband met geurhinder het woon- en leefklimaat wordt aangetast. Immers het bedrijf is op basis van de milieuvoorschriften gehouden om geurhinder te voorkomen. Aangezien er op dit moment geen relevante geurhinder is, is dat ook in de toekomst niet te verwachten. Daarnaast zijn er geen concrete plannen van het bedrijf bekend waarmee relevante geurhinder zal worden veroorzaakt. Naar aanleiding van onderzoek in 2019 concludeert de omgevingsdienst NZK dat het bedrijf voldoet aan het Zaans geurbeleid (Bijlage 14). Met het oog op dit bedrijf is geur daarom geen belemmering voor het onderhavige bestemmingsplan.
Conclusie
Uit het geurrapport, en bevestigt door Verkade, volgt dat zowel aan de bestaande als nieuw te bouwen woningen wordt voldaan aan de streefkwaliteit volgens het Zaans geurbeleid (de H = -1). Het aspect geur vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het onderhavige bestemmingsplan.
In het Besluit ruimtelijke ordening is in artikel 3.1.6 indirect geregeld dat een bodemonderzoek verricht moet worden met het oog op de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling van het gebied. Een initiatiefnemer moet onderzoek verrichten naar de bestaande toestand en deze toetsen aan de wenselijke bodemkwaliteit. Op sterk verontreinigde grond mogen geen gevoelige objecten, zoals woningen gerealiseerd worden.
Het bodemonderzoek is opgebouwd uit verschillende fasen. In eerste instantie wordt een BIS-toets (BodemInformatieSysteem) uitgevoerd, waarbij historische gegevens over de bodem worden geanalyseerd. Uitgangspunten hierbij zijn in het verleden uitgevoerde bodemonderzoeken, historische informatie over voormalige bedrijvigheid en gedempte sloten en de huidige potentieel bodembedreigende activiteiten. De BIS-toets wordt verder aangevuld met vooronderzoek om uitsluitsel te geven of de potentieel bodembedreigende activiteiten geleid (kunnen) hebben tot bodemverontreiniging. Als een verontreiniging aannemelijk is, wordt door middel van een verkennend bodemonderzoek bepaald of de verontreiniging ernstig is.
Op grond van artikel 8 van de Woningwet dient te worden voorkomen dat er gebouwd wordt op een bodem die zodanig verontreinigd is dat schade of gevaar te verwachten is voor de gezondheid van gebruikers van de bodem. Dit wordt voorkomen door het uitvoeren van een bodemonderzoek.
Er zijn verschillende bodemonderzoeken uitgevoerd in het plangebied. De volledige rapporten zijn meegenomen in Bijlage 15.
Het 'Bodemonderzoek demping verkadeterrein Overtuinen B Zaandam' van Tauw uit 2012 betreft een klein deel van het plangebied. Aanleiding was de ligging van een watergang die mogelijk gedempt was met afval. Op de betreffende locatie zijn zware verontreinigingen aangetroffen. Een vervolgonderzoek (Tauw 2012) bevestigt de zware verontreiniging in de omgeving van de demping en concludeert dat sanering noodzakelijk is.
In 2014 is door Tauw een grondradaronderzoek uitgevoerd naar stortlocaties in Overtuinen A en B. De horizontale begrenzing van de dempingen is in kaart gebracht. Vanwege de onzekerheid over de samenstelling van dempingmateriaal op het zuidelijk terreindeel is geadviseerd met proefsleuven en/of boringen de samenstelling en omvang van het dempingmateriaal te verifiëren met een focus op het centrale gedeelte.
In 2015 heeft Tauw een actualisatie opgesteld van de Gevalsdefinitie en risicoboordeling Overtuinen B. Hieruit blijkt dat zowel de grond (dempingsmateriaal) als het grondwater sterk verontreinigd zijn. Gesteld wordt dat een ophooglaag fungeert als leeflaag, waardoor de grond(water)verontreingingen in Overtuinen B geen onaanvaardbare humane of ecologische verspreidingsrisico's veroorzaken. Hiermee is het geval van bodemverontreiniging niet spoedeisend.
Op basis van een opgsteld saneringsplan bouwrijp maken (18 februari 2015) naar aanleiding van een gevalsdefinitie en risicobeoordeling (18 februari 2015) is een beschikking in het kader van de Wet bodembescherming afgegeven (Bijlage 16). Met het opgesteld saneringsplan is ingestemd. Er is sprake van ernstige bodem- en grondwaterverontreiniging, maar naar aanleiding van de risicobeoordeling wordt gesteld dat er geen onaanvaardbare risico's voor mens, plant of dier dan wel verspreiding optreden. Ook De GGD heeft geconludeerd dat er geen risico's zijn om de gronden te gebruiken voor wonen (met tuinen).
Door het aanbrengen van een leeflaag (saneringsplan) vormt het aspect bodem geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het onderhavige bestemmingsplan.
Per 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming in werking getreden. Deze wet vervangt de Boswet, Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet 1998. De Wet natuurbescherming kent twee dimensies: gebiedsbescherming en soortenbescherming. Voor wat betreft gebiedsbescherming verandert er niet veel. De bescherming van Natura 2000-gebieden wordt overgenomen, maar behelst niet meer dan wat strikt noodzakelijk is volgens de Habitat- en Vogelrichtlijn. Er zijn ook geen mogelijkheden voor provincies om zwaardere eisen te stellen. Buiten de Natura 2000-gebieden kan een provincie wel verdergaande bescherming bewerkstellingen door daarover in verordeningen regels te stellen.
Soortenbescherming
Bij de soortenbescherming blijven de verboden uit de voorgaande wetgeving behouden. Verder kent de Wet natuurbescherming drie regimes voor beschermde soorten de Vogelrichtlijn, de Habitatrichtlijn en natuurbeschermingsverdragen en 'andere soorten'.
Met de Wet natuurbescherming wordt bij het aanvragen van een omgevingsvergunning bij de gemeente meteen getoetst wat de gevolgen voor de natuur zijn. Het is echter nog steeds mogelijk om de natuurvergunning/ontheffing rechtstreeks bij het bevoegd gezag, de provincie waar de activiteit plaatsvindt, aan te vragen. Voor activiteiten van nationaal belang geldt het Rijk (Rijksdienst voor Ondernemend Nederland) nog steeds als bevoegd gezag. Voor activiteiten waar een omgevingsvergunning nodig blijft, moet die binnen 13 (+7) weken worden verleend.
In de praktijk blijven bij plannen en projecten ecologische onderzoeken, toetsingen aan de wet en de vergunning- of ontheffingsplicht nodig.
Gebiedsbescherming
Onder de Wet natuurbescherming valt het onderdeel gebiedsbescherming uiteen in twee deelonderwerpen: het Natuurnetwerk Nederland en de Natura 2000-gebieden. De navolgende alinea's gaan op deze deelonderwerpen in.
Natuurnetwerk Nederland
Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is de kern van het natuurbeleid. Het NNN is in provinciale structuurvisies uitgewerkt en vastgelegd in de ruimtelijke verordening. Ruimtelijke plannen moeten hieraan worden getoetst. In of in de nabijheid van het NNN en Natuurbeschermingswetgebieden geldt het 'Nee, tenzij'- principe. In principe zijn er geen ontwikkelingen toegestaan als deze ontwikkelingen de wezenlijke kenmerken en waarden van het gebied aantasten.
Natura 2000
Natura 2000-gebieden, Beschermde Natuurmonumenten en wetlands zijn beschermd via de Wet natuurbescherming en hebben derhalve een wettelijke status. In of in de nabijheid van dergelijke gebieden geldt het 'Nee, tenzij'- principe. In principe zijn er geen ontwikkelingen toegestaan als deze ontwikkelingen de natuurlijke waarden van het gebied direct of indirect aantasten.
Soortbescherming
Uit de uitgevoerde ecologische quickscan (Bijlage 17) bleek dat er nader onderzoek uitgevoerd moest worden naar de rugstreeppad en als er isolatiewerkzaamheden plaats gaan vinden aan de nog overblijvende bebouwing dient nader onderzoek uitgevoerd te worden naar vleermuizen.
Vleermuizen
In 2018 was ook al een nader onderzoek uitgevoerd (gebouwbewonende soort gewone dwergvleermuis is de meest waargenomen soort. Ruige dwergvleermuis werd tijdens 3 van de 4 bezoeken enkele keren waargenomen. De ruige dwergvleermuis is over het algemeen een boombewonende soort, die zijn paarverblijven in gebouwen kan hebben. Rosse vleermuis en laatvlieger zijn eveneens een enkele keer waargenomen. Kolonies of invliegende dieren zijn niet waargenomen.
Uit de resultaten van een eerder onderzoek komt naar voren dat in het gebied de gewone en ruige dwergvleermuizen af en toe foerageren. Het plangebied heeft daarmee een functie als foerageergebied. Op korte afstand is voldoende alternatieve gelegenheid voor de in het plangebied foeragerende vleermuizen. Vanwege het ontbreken van een kraam- en of zomerverblijven in het plangebied en de alternatieve gelegenheid tot foerageren in de omgeving vormt het plangebied geen essentieel foerageergebied. Het plangebied heeft geen (essentiële) functie als lijnelement. De bomen direct grenzend aan het water vormen geen (essentieel) lijnelement.
In het plangebied bevinden zich geen voor vleermuizen geschikte potentiële vaste rust- en verblijfplaatsen. Tijdens het veldbezoek is geconstateerd dat het gebied geen deel uit maakt van een lijnelement en niet wordt gebruikt als vaste vliegroute van vleermuizen. Als foerageergebied heeft het plangebied geen essentiële functie. Op basis van het bovenstaande is het uitgesloten dat de voorgenomen werkzaamheden negatieve effecten hebben op vaste rust- en/of verblijfplaatsen, vaste vliegroutes en foerageergebied van vleermuizen.
Huismus
Tijdens alle bezoeken aan het plangebied is gelet op de aanwezigheid van huismussen. Op 22 juni, 5 juli, 14 juli, 15 juli, 27 juli, 24 augustus, 29 september en 5 oktober zijn geen huismussen bij of rond het plangebied gesignaleerd. Het plangebied heeft hierdoor geen functie voor huismussen.
Gierzwaluw
Soms waren tot ruim na zonsondergang gierzwaluwen in de lucht boven het plangebied. Tijdens alle drie de bezoeken is geen activiteit van gierzwaluw bij de losliggende pan van de Verkade villa geconstateerd. Ook bij het andere huis is geen activiteit waargenomen.
Waterspitsmuis
Het voorkomen van de waterspitsmuis in (de omgeving van) het plangebied is nooit aangetoond. Het plangebied heeft op zijn best een sub-optimaal biotoop voor waterspitsmuis. Door middel van eDNA (in overleg en met goedkeuring van de RUD) is vastgesteld dat waterspitsmuis niet in het plangebied voorkomt. Voor deze eDNA test zijn watersamples genomen. Ook zijn muizenpoepjes uit een Mostela bij de Verkade villa gehaald om te testen op waterspitsmuis. De test was negatief. De camerabeelden uit de Mostela toonden evenmin activiteit van waterspitsmuis.
Noordse Woelmuis
Noordse woelmuis kan in het plangebied voorkomen volgens verspreidingsgegevens. Het plangebied vormt een sub-optimaal biotoop voor noordse woelmuis. Door middel van eDNA (in overleg en met goedkeuring van de RUD) is vastgesteld dat noordse woelmuis niet in het plangebied voorkomt. Voor deze eDNA test zijn watersamples genomen. Ook zijn muizenpoepjes uit een Mostela bij de Verkade villa gehaald om te testen op noordse woelmuis. De test was negatief. De camerabeelden uit de Mostela toonden evenmin activiteit van noordse woelmuis
Ringslang
Door middel van eDNA (in overleg en met goedkeuring van de RUD) is vastgesteld dat ringslang niet in het plangebied voorkomt.
Marterachtigen
De twee cameravallen en de twee camera's in de Mostela's hebben geen beelden van marterachtigen opgenomen. Tijdens elk bezoek (22 juni, 5 juli, 14 juli, 15 juli, 27 juli, 24 augustus, 29 september en 5 oktober) aan het plangebied is gelet op uitwerpselen van zoogdieren in het plangebied. Uitwerpselen, op die van hond na, zijn niet gevonden in het plangebied. Op basis van het bovenstaande is het uit te sluiten dat (kleine) marterachtigen van het plangebied gebruik maken.
Rugstreeppad
In 2022 is enkel de rugstreeppad nader onderzocht. Het plangebied is geen onderdeel van het leefgebied. Verblijfplaatsen en essentieel leefgebied van de rugstreeppad zijn niet aangetroffen. Ook het naast liggende terrein (Overtuin-A) waar een poel aanwezig is, is niet in gebruik door de rugstreeppad. Hierdoor zijn rugstreeppadden in en in het aangrenzend terrein uit te sluiten.De rugstreeppad is een mobiele soort waardoor wordt aangeraden te voorkomen dat rugstreeppad tijdens werkzaamheden zich gaan vestigen in het plangebied.
Op grond van alle veldbezoeken, waarbij geen rugstreeppadden zijn gehoord of waargenomen, en de afwezigheid van geschikt voortplantingswater, kan geconcludeerd worden dat zich in en rond het plangebied geen rugstreeppadden bevinden. Met deze soort hoeft tijdens de werkzaamheden geen rekening te worden gehouden.
Gebiedsbescherming
Natuurnetwerk Nederland
Het plangebied is niet gelegen binnen een NNN-gebied.
Natura 2000
Het meest nabij gelegen Natura 2000-gebied is de Polder Westzaan ten westen van het plangebied en aan de oostzijde liggen de Wormer- en Jisperveld & Klaverpolder en Ilperveld.
Sweco heeft een stikstofonderzoek uitgevoerd (Bijlage 19).
Het plan leidt in de bouw- en gebruiksfase tot toename van de stikstofdepositie hoger dan 0,00 mol N/ha/jaar in stikstofgevoelige habitattypen/leefgebieden met een(naderende) overschrijding van de KDW. Hierdoor is er sprake van een vergunningplicht op grond van de Wet natuurbescherming, tenzij uit een ecologische voortoets blijkt dat significante gevolgen op grond van objectieve criteria op voorhand zijn uit te sluiten. Een vergunning kan worden verleend als uit een passende beoordeling blijkt dat er geen risico’s zijn voor het behalen van de instandhoudingsdoelstellingen van debetreffende Natura 2000-gebieden.
Deze passende beoordeling is opgesteld (Bijlage 20) en de aanvraag vergunning Wet natuurbescherming is aangevraagd. Uit de passende beoordeling blijkt dat
er sprake is van een (zeer geringe) stikstofbijdrage, vanwege een verandering in verkeersbewegingen. Uit een ecologische analyse blijkt dat er sprake is van een planbijdrage ter plekke van Natura 2000-gebieden met stikstofgevoelige habitattypen (‘Polder Westzaan’, ‘Ilperveld, Varkensland, Oostzanerveld & Twiske’en ‘Wormer- en Jisperveld & Kalverpolder’) die zich in een (deels) overbelaste of naderend overbelaste situatie bevinden. Uit de ecologische beoordeling komt naar voren dat sprake is van een zeer geringe bijdrage en dat stikstofdepositie niet enkel de sturende factor is voor de kwaliteit van de habitattypen. Zodoende leidt de bijdrage in stikstofdepositie ten gevolge van het planvoornemen niet tot significante gevolgen. Met andere woorden; de instandhoudingsdoelstellingen die voor voorgenoemde Natura 2000 gebieden zijn gesteld, worden niet belemmerd door het voornemen.
Op basis van voorliggend rapport is de zekerheid verkregen dat door het plan de natuurlijke kenmerken van Natura 2000-gebieden niet worden aangetast.
Vanuit de wetgeving van natuur en stikstof vormt het plan geen belemmering.
Een van de doelen van de Wet milieubeheer is om wederzijdse hinder tussen bedrijven en gevoelige functies (zoals woningen) te voorkomen. Om dit doel te bereiken, wordt gebruik gemaakt van milieucategorieën met bijbehorende richtafstanden. Deze richtafstand dient dan bijvoorbeeld om ter plaatse van een 'gevoelig' object, zoals woningen, een aanvaardbaar geur-, geluid- of veiligheidsniveau te realiseren.
In de uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' (uitgave 2009) van de Vereniging Nederlandse Gemeenten zijn richtafstanden opgenomen, waarmee rekening moet worden gehouden ten opzichte van gevoelige functies. Het gaat daarbij zowel om de invloed van omliggende milieubelastende activiteiten op nieuwbouwplannen, als om invloed van eventuele nieuwe milieubelastende activiteiten op milieugevoelige bestemmingen in de omgeving. De richtafstanden zijn afhankelijk van het gebiedstype waarin de woningen zich bevinden. In een rustige woonwijk zijn de afstanden kleiner dan in een gemengd gebied. Bij een gemengd gebied mogen de afstanden voor een rustige woonwijk gehalveerd worden, behalve die voor gevaar. De navolgende tabel toont de richtafstanden per milieucategorie en per gebiedstype.
Tabel 4.3 Milieucategorieën met bijbehorende richtafstanden (bron: VNG, 2009)
De afstanden gelden in principe tussen de perceelsgrens van het bedrijf (bij een gangbare perceelsgrootte en perceelsindeling) en anderzijds de gevel van een woning of ander gevoelig object.
De richtstanden uit tabel 4.3 lopen uiteen van 0 meter voor bedrijven in milieucategorie 1 tot 700 meter in milieucategorie 5.2. Bedrijven in categorie 1 veroorzaken geen hinder van belang en bedrijven vanaf categorie 2 kunnen door de activiteiten die er plaatsvinden wel hinder veroorzaken.
De afstanden in bovengenoemde uitgaven moeten als indicatief gezien worden. Doordat de omvang van bedrijven kan verschillen en bedrijven maatregelen kunnen nemen om de invloed te beperken, kan de invloedssfeer in werkelijkheid afwijken van bovengenoemde afstanden. De uiteindelijke afstemming tussen de hinder van het bedrijf en de omgeving wordt geregeld in het kader van de Wet milieubeheer.
Vanwege het feit dat de bedrijven hier midden tussen de woonwijken gelegen zijn en er op zeer korte afstand van de bedrijven ook woningen gevestigd zijn is in dit geval sprake van een gemengd gebied.
Goglio North Europe B.V. in Zaandam
Het bedrijf Goglio North Europe B.V. bevindt zich in het zuiden van het plangebied. Het bedrijf bevat eigenlijk twee bedrijfsonderdelen die elk een andere milieucategorie kennen.
Het is een bedrijf in verpakkingsmaterialen en valt onder de categorie 'productie van verpakkingsmateriaal en assemblage van kunststofbouwmaterialen' (SBI-2008: 222), het heeft de milieucategorie 3.1. De grootste richtafstand is 50 meter en is voor geluid en geur. Voor stof en gevaar staat 30 meter. Het aspect geur is al behandeld in paragraaf 4.8 en vormt geen belemmering. Dit zijn de richtafstanden voor een rustige woonwijk. Dit betekent dat doordat er sprake is van een gemengd gebied de richtafstand tot 30 meter kan worden verlaagd. De verkadebuurt ligt buiten de zone van 30 meter van dit bedrijf.
Daaarnaast kunnen de activiteiten van Goglio vallen onder 'Drukkerijen (vlak- en rotatie-diepdrukkerijen)', (SBI-2018:1812) geldt een milieucategorie 3.2. De grootste richtafstand is 100 meter voor geluid. voor geur, stof en gevaar bedraagt de afstand 30 meter. Dit zijn de richtafstanden voor een rustige woonwijk. Dit betekent dat doordat er sprake is van een gemengd gebied de richtafstand tot 50 meter kan worden verlaagd. De dichtstbijzijnde woningen worden op een kortere afstand gerealiseerd. Gelet op het feit dat op het terrein van Goglio dat het dichtst gelegen is bij deze woningen enkel opslag mag plaatsvinden en dit ook als zodanig is vastgelegd in dit bestemmingsplan is er sprake van een goed woon- en leefklimaat. Hierbij wordt ook verwezen naar paragraaf 4.5 en 4.8 voor een nadere toelichting op de aspecten geluid en geur.
Verkadefabriek
De uitgave bedrijven- en milieuzonering is een richtlijn hoe om te gaan met die onderwerp. In dit bestemmingsplan hebben is er in nauw overleg met Verkade voor gekozen om maatwerk te leveren tussen de nieuwe ontwikkeling en Verkade. In de onderdelen geur en geluid is ingegaan op hoe maatwerk wordt geleverd en hoe ervoor gezorgd wordt zowel bij het bedrijf als bij de nieuw te bouwen woningen geen hinder ontstaat. Door het beperken van de milieuhinder door het nemen van aanvullende maatregelen op het gebied van geur en bouwen buiten een contour van 35 meter rondom de verkade fabriek wordt maatwerk geleverd. Uit de onderzoeken blijkt dat er zo een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ontstaat en het bedrijf op een goede manier kan functioneren.
Dit geldt ook voor het bedrijf Goglio. Door op het terrein van Goglio, dat het dichtstbij de nieuw te bouwen woningen is gelegen enkel opslag toe te staan, is er ter plaatse van de nieuwe woningen een goed woon- en leefklimaat te garanderen.
Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het onderhavige bestemmingsplan.
De 'ladder voor duurzame verstedelijking' is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geïntroduceerd en vastgelegd als procesvereiste in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het Bro bepaalt dat voor onder meer bestemmingsplannen de treden van de ladder moet worden doorlopen. De ladder voor duurzame verstedelijking is kaderstellend voor alle juridisch verbindende ruimtelijke plannen van de decentrale overheden. Met het doorlopen van de ladder voor duurzame verstedelijking wordt een goede afstemming van de vraag woningen, bedrijven, hotels, etc. aan de actuele behoefte voorzien.
Artikel 3.1.6. lid 2 van het Bro luidt:
"De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien."
De ladder voor duurzame verstedelijking is van toepassing op nieuwe stedelijke ontwikkelingen. Nieuwe stedelijke ontwikkelingen zijn ontwikkelingen die de drempelwaarden uit tabel 4.1 overschrijden.
Als er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkelingen, dan is een beschrijving van de behoefte nodig binnen het voor de functie relevante ruimtelijke verzorgingsgebied. Voor ontwikkelingen buiten bestaand stedelijk gebied is een uitgebreidere motivering vereist waarin wordt ingegaan op de vraag waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in de behoefte kan worden voorzien. In de navolgende paragrafen wordt voor de ontwikkelingen die in dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt uiteengezet wat het ruimtelijk verzorgingsgebied is. Allereerst wordt overigens bepaald wat het bestaand stedelijk gebied is.
Beoordeling
Bestaand stedelijk gebied
In artikel 1.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het bestaand stedelijk gebied als volgt gedefinieerd:
"Bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur."
In de Provinciale Ruimtelijke Verordening van februari 2019 is deze definitie overgenomen. In de verordening is geen bestaand stedelijk gebied aangeduid op een kaart.
Het gehele plangebied van dit bestemmingsplan maakt onderdeel uit van het bestaand stedelijk gebied zoals bedoeld in artikel 1.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Dit omdat het plangebied zich kenmerkt door een menging van diverse functies (waaronder woningen, bedrijven, horeca, detailhandel, kantoren en een station voor trein en bus) al dan niet met een sociale (gemeentehuis) of culturele (Zaantheater) component. Het geheel aan voorzieningen is ingekaderd door infrastructuur (wegen, spoorwegen en waterwegen) en groenvoorzieningen. Alle voorgenomen ontwikkelingen vinden daarmee plaats in het bestaand stedelijk gebied.
In het plangebied van dit bestemmingsplan worden ten aanzien van de onderstaande functies ontwikkelingen mogelijk gemaakt:
De ontwikkelingen kunnen bestaan uit nieuwbouw of transformatie van functies. Per functie wordt ingegaan op de behoefte en het verzorgingsgebied. De behoefte en het verzorgingsgebied zijn onderbouw op basis van het rapport 'Ladderbouwstenen voor Zaanstad: Wonen, werklocaties, detailhandel, hotels en globaal bestemmen' d.d. 28 februari 2019 van de Stec Groep.
Behoefte
De Verkadebuurt is onderdeel van de schil rondom het centrumgebied van Zaandam. Het centrum van Zaandam en de schil eromheen eromheen vervult als centrumstedelijk gebied een regionale rol, maar ook een rol als 'overloopgebied' van Amsterdam. Het plangebied valt ook binnen het Regionaal Actieprogramma voor de Stadsregio Amsterdam. Door de toenemende woningbehoefte in Amsterdam is de druk op de woningmarkt in Zaanstad groot. Uit het Regionaal Actieprogramma Wonen 2016 t/m 2020 (RAP Wonen) van de gemeenten in de Stadsregio Amsterdam (SRA) blijkt dat er in de marktregio Zaanstreek Waterland (inclusief Amsterdam) voor de periode 2015 - 2025 wat woningbehoefte betreft een tekort aan harde plancapaciteit van 10.890 woningen is. Zowel stedelijk als suburbaan is sprake van een aanzienlijk capaciteitstekort
Dit bestemmingsplan maakt de ontwikkeling van in totaal 466 woningen mogelijk. Dit aantal past in de beschikbare behoefte. En daarmee wordt voor deze functie voldaan aan de eisen die de ladder voor duurzame verstedelijking stelt.
Veel van deze woningen die worden gebouwd in het plangebied worden appartementen. Uit het rapport van de Stec Groep blijkt dat in het gehele verzorgingsgebied een sterke behoefte is aan appartementen (55-75%). Deze behoefte is voor een groot deel afkomstig uit Amsterdam. Vanuit het plangebied is Amsterdam goed bereikbaar via openbaar vervoer. Daarnaast is in de Zaanstreek een grote behoefte aan grondgebonden woningen, deze zijn ook onderdeel van de voorgenomen ontwikkeling.
Conclusie
Er wordt voldaan aan de vereisten van de Ladder voor duurzame verstedelijking.
Klimaatverandering leidt tot meer hittegolven, vaker extreme neerslag, meer droogte perioden en een grotere kans op overstromingen. Dit heeft invloed op de gezondheid, leefbaarheid van buurten, comfort in gebouwen, de arbeidsproductiviteit, en kan tot economische schade leiden. Oplossingen meeontwerpen is goedkoper dan later reageren. De kwetsbaarheid varieert binnen het stedelijk gebied, wat betekent dat het vergroten van de klimaatbestendigheid het meest efficiënt kan gebeuren door veel relatief kleine en lokale maatregelen. Wateroverlast is nu al een terugkerend probleem. Meer tropische dagen gecombineerd met niet klimaatadaptieve inrichtingen kunnen voor hittestress zorgen. Hittestress kan leiden tot ziekte en extra sterfte onder gevoelige bevolkingsgroepen zoals ouderen en chronische zieken, maar ook tot verminderde arbeidsproductiviteit en slaapstoornissen.
In het vastgestelde Groen- en waterplan Zaanstad (2018) is de ambitie geformuleerd dat Zaanstad is voorbereid op klimaatverandering door klimaatadaptieve inrichting, bebouwing en beheer. Dit leidt tot een aantal randvoorwaarden voor alle nieuwbouw in de stad.
Hittestress
Droogte
Overkoepelend
Conclusie
Bovenstaande randvoorwaarden worden meegenomen in de stedenbouwkundige uitwerking. De woningen worden gasloos gebouwd. Hierdoor speelt de wijk in op klimaatverandering.
Per 1 april 2011 is het Besluit m.e.r. gewijzigd. De belangrijkste aanleidingen hiervoor zijn de modernisering van de m.e.r. wetgeving in 2010 en de uitspraak van het Europese Hof van 15 oktober 2009. Uit deze uitspraak volgt dat de omvang van een project niet het enige criterium mag zijn om wel of geen m.e.r.-beoordeling uit te voeren. Ook als een project onder de drempelwaarde uit lijst C en D zit, kan een project belangrijke nadelige gevolgen hebben, als het bijvoorbeeld in of nabij een kwetsbaar natuurgebied ligt.
Gemeenten en provincies moeten daarom per 1 april van 2011 ook bij projecten die kleiner zijn dan de drempelwaarden uit lijst C en D beoordelen of een m.e.r.-beoordeling nodig is. Achterliggende gedachte hierbij is dat ook deze projecten het milieu relatief zwaar kunnen belasten en ook bij kleine projecten van geval tot geval moet worden beoordeeld of een MER nodig is.
Een m.e.r.-beoordeling is een toets van het bevoegd gezag om te beoordelen of bij een project belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen optreden. Wanneer uit de toets blijkt dat er belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen optreden moet er een m.e.r.-procedure worden doorlopen. Met andere woorden dan is het opstellen van een MER nodig. Voor deze toets wordt ook wel de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd. Deze vormvrije m.e.r.-beoordeling kan tot twee conclusies leiden:
Op 7 juli 2017 is het Besluit m.e.r. weer gewijzigd. Bij deze wijziging is een nieuwe procedure opgenomen voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling. Voor elke aanvraag waarbij een vormvrije m.e.r.- beoordeling aan de orde is, moet het bevoegd gezag een m.e.r.-beoordelingsbesluit nemen. Dit besluit hoeft niet in de Staatscourant gepubliceerd te worden.
Ten behoeve van het project is een vormvrije m.e.r.-beoordeling opgesteld. De voorgenomen ontwikkeling is geen hinder veroorzakende activiteit voor de omgeving van het projectgebied. Uit de toets aan de verschillende ruimtelijke- en milieutechnische aspecten in deze toelichting blijkt dat geen significant negatieve effecten ontstaan door de voorgenomen ontwikkeling.
Gelet op de vormvrije m.e.r.-beoordeling is voor de verdere planvorming geen milieueffectrapportage vereist.
Ten aanzien van de vorm vrije m.e.r. beoordeling zijn er geen belemmeringen voor het voorgenomen initiatief. Er is geen sprake van significant negatieve effecten.
Dit gebiedsaspect behandelt de planologisch relevante kabels en leidingen die in het plangebied aanwezig zijn. Dergelijke kabels en leidingen moeten aangeduid worden op de verbeelding van het bestemmingsplan en beschermd worden door regels in het bestemmingsplan.
Geen van de kabels en leidingen in het plangebied zijn planologisch relevant. Daarom zijn er geen kabels en leidingen opgenomen in dit bestemmingsplan. Dit gebiedsaspect werpt daarmee geen belemmeringen voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan op.
De SUCCES klimaattoets is een integrale quick-scan waarmee snel de klimaatbestendigheid van nieuwbouw of herontwikkelingen wordt getoetst aan de hand van regionale klimaatconvenanten. SUCCES ondersteunt de projectontwikkelaar om te toetsen of het opgestelde stedenbouwkundig plan voldoet aan de gestelde klimaatadaptieve eisen. Daarnaast geeft SUCCES de gemeente de gelegenheid om het plan kwantitatief te toetsen. De landelijke maatlat klimaatbestendige nieuwbouw is momenteel in ontwikkeling, en is naar verwachting binnenkort afgerond. Klimaatadaptief ontwikkelen wordt dan de norm in heel Nederland.
Op basis van het stedebouwkundig plan en openbare data wordt de ontwikkeling getoetst aan de betreffende klimaateisen. De SUCCES klimaattoets toetst per eis of de ontwikkeling voldoet. Er zijn 3 scores mogelijk:
1. “SUCCES”: betekent dat het ontwerp voldoet aan de eis.
2. “Bijna SUCCES”: betekent dat het ontwerp nog niet aan de eis, maar dat dit relatief makkelijk op te waarderen is naar SUCCES.
3. “Nog geen SUCCES”: betekent dat het ontwerp nog niet voldoet aan deze eis en een grotere inspanning nodig is om dit op te waarderen tot een SUCCES.
De output geeft een helder inzicht in de klimaatbestendigheid van het plan. Het eindproduct is een beoordeling, toelichting en advies per eis in combinatie met een begeleidende rapportage (Bijlage 22).
De SUCCES klimaattoets toetst het stedenbouwkundig plan van juni 2023 voor het plangebied Verkadebuurt, tussen de Provincialeweg en de Verkadefabriek in Zaanstad, aan de eisen voor klimaatadaptatie in het klimaatconvenant: Klimaatbestendige Nieuwbouw: Basisveiligheidsniveau Metropoolregio Amsterdam.
Wateroverlast
In het plan is veel ruimte voor groen en oppervlaktewater opgenomen. Door hoogteverschillen aan het maaiveld is lokale afwatering naar de watergangen geborgen. Met een hydraulisch model (2D, Infoworks) zijn de gevolgen van extreme regenval gemodelleerd. Een bui van 70 mm in 1 uur leidt waarschijnlijk tot schade bij de directeurswoning, als hier geen voorziening voor wordt getroffen. Behalve verlaagd groen zijn er geen infiltratievoorzieningen waar water verzameld en geïnfiltreerd kan worden, ook de afwatering van de daktuinen zijn nog niet uitgewerkt. Water wordt op veel plekken snel afgevoerd in plaats van vastgehouden. Elektrische installaties zijn nog niet aan locaties toegewezen. Bij een minimale hoogte van 20 cm boven wegpeil voldoen deze eveneens zonder aanvullende maatregelen.
Hitte
In het ontwerp zijn met 47,7% genoeg schaduwvoorzieningen opgenomen. Alle panden zijn op loopafstand van koele, schaduwrijke verblijfsplekken. Het totale percentage koele oppervlakken komt op 51% als minimaal 30% van de verticale en 61% van de horizontale oppervlakten verkoelend zijn. Twee eisen kunnen nog niet volledig getoetst worden in het huidige stadium. In een later stadium moet rekening worden gehouden met genoeg warmtewerende of verkoelende gevels, inpandige koelsystemen en het voorkomen van warmtelozingen op verblijfsplekken.
Droogte
Het plangebied ligt voornamelijk in een braakliggend terrein wat eerder al opgehoogd is. Het plangebied moet worden ingericht op zoveel mogelijk water vasthouden en lokaal te infiltreren aangezien grondwater wegzijgt en er geen kwel is. In het plan wordt geen onnodig hemelwater afgevoerd. In het plan gebied zijn geen vitale en kwetsbare functies die gevoelig zijn voor droogte. In de daktuinen worden voorzieningen aangebracht om een neerslagtekort van 300 mm mee te overbruggen. Het droogterisico voor de daktuinen is hiermee voldoende afgevangen.
Overstromingen
Alle eisen voor overstromingen zijn niet van toepassing vanwege de lage overstromingsdieptes in het plangebied (huidige situatie: 0,66 m waterstand (gemiddeld) eens per 1.000 jaar ). Na ophoging van minimaal 70 cm zijn er geen overstromingseisen waaraan voldaan moet worden.
Conclusie
Het plan heeft op alle eisen van Basisveiligheidsniveau Klimaatbestendige nieuwbouw MRA een SUCCES of Bijna SUCCES. Bij de inrichting van het plangebied is daarmee voldoende rekening gehouden met klimaatadaptatie.
In de Wro is de Grondexploitatiewet opgenomen. In deze wet is het verplichte kostenverhaal van plankosten door de gemeente geregeld. De gemeente legt dit kostenverhaal vast in een exploitatieplan. Kostenverhaal is aan de orde en dient te worden verzekerd indien op grond van een bestemmingsplan rechtstreeks nieuwe bouwplannen (als genoemd in artikel 6.2.1 Bro) mogelijk worden gemaakt (artikel 6.2.3 t/m 6.2.5 Bro).
Artikel 3.1.6 bepaalt dat bij vaststelling van een bestemmingsplan inzicht geboden moet worden in de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Ontwikkelingen die met het bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt moeten in dat verband economisch uitvoerbaar zijn.
De gemeente is deels eigenaar van de grond, de kosten worden middels een koop/verkoopovereenkomst gedekt. Met de andere eigenaar van de gronden in het plangebied is een anterieure overeenkomst gesloten en zijn de kosten voor de gemeente gedekt en is het plan economisch uitvoerbaar.
Ten behoeve van het vaststellen van het van het bestemmingsplan doorloopt de gemeente Zaanstad niet alleen het reguliere bestemmingsplantraject, waarin overheden en belangenorganisaties geraadpleegd worden conform artikel 3.1.1 Bro en belanghebbenden de gelegenheid krijgen om zienswijzen in te dienen. De gemeente Zaanstad hecht waarde aan deze bredere consultatie, ook vanuit het gedachtegoed van de aankomende Omgevingswet en de wijze waarop plannen vanuit deze wetgeving vormgegeven zullen moeten worden. Voor de participatie wordt daarom een bredere consultatie opgezet, waarin verschillende partijen en belanghebbenden op en rondom het terrein worden gevraagd input te leveren ten behoeve van het plan.
In de onderstaande paragrafen worden de verschillende vormen van participatie toegelicht. Tevens worden de verschillende groepen aangehaald met wie contact geweest is in deze periode.
Niet alleen de gemeente Zaanstad, maar ook andere (overheids-) partijen hebben invloed op de ontwikkeling. Om deze partijen –wettelijke overlegpartners– in een vroeg stadium om een reactie te vragen over het toen nog af te ronden ontwerpbestemmingsplan is de gemeente Zaanstad gesprekken gestart. Er is vooroverleg gepleegd met het Waterschap en de provincie.
In de gebruikelijke procedure van een bestemmingsplan wordt aan belanghebbenden gevraagd om mee te denken over de mogelijke invulling van het terrein en daarmee de vormgeving van het bestemmingsplan. Voor het gebied zijn omwonenden en gebruikers betrokken geweest bij verschillende stappen die genomen zijn vóór het maken van het bestemmingsplan. Ook is deze diverse groep belanghebbenden van het gebied voor het bestemmingsplan vroegtijdig betrokken.
Bij het opstellen van het stedenbouwkundig plan zijn omwonenden en een klankbordgroep (bewoners, GroenZaans, Verkade, Goglio, Partion, HSB, HHNK en Fietsersbond) geraadpleegd. Naar aanleiding van het stedenbouwkundig plan is een openbare ruimteplan opgesteld. Ook dit plan is besproken met omwonenden en andere belanghebbenden.
Uit de laatste bijeenkomst is door GroenZaans gevraagd of de bomen langs de provinciale weg, bij de fietstunnel en het bosje langs de vaart behouden kunnen worden. Vanwege deze ontwikkeling is dat niet mogelijk. Maar twaalf bomen kunnen wel verplaatst worden binnen het plangebied.
Er volgt nog een informatiebijeenkomst om omwonenden en belanghebbenden op de hoogte te stellen van de laatste stand van zaken over de ontwikkeling van de Verkadebuurt en het openbare ruimteplan.
Het ontwerpbestemmingsplan heeft - overeenkomstig de bepalingen in de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) - met de daarbij behorende stukken ter inzage gelegen. Op [INVULLEN] is de terinzagelegging van de stukken gepubliceerd in de digitale Staatscourant en op de website van de gemeente Zaanstad, alsmede in het Stadsblad (gemeentelijke mededelingen).
Het ontwerpbestemmingsplan heeft met ingang van d.d. [INVULLEN] gedurende zes weken voor een ieder op het gemeentehuis ter inzage gelegen en was tevens digitaal raadpleegbaar via www.ruimtelijkeplannen.nl en de website van de gemeente Zaanstad. Tijdens de termijn van terinzagelegging is op d.d. [INVULLEN] een informatiebijeenkomst gehouden waar vragen konden worden gesteld en zijn beantwoord.
In de periode van terinzagelegging zijn bij de gemeente Zaanstad [INVULLEN] zienswijzen ingediend, waarvan [INVULLEN] unieke zienswijzen. Deze zienswijzen zijn ieder beantwoord in de bijgevoegde Nota van zienswijze in Bijlage [INVULLEN] bij deze toelichting van het bestemmingsplan. De zienswijzen hebben wel/niet tot een wijzigingen geleid in het bestemmingsplan.
Tevens is een aantal ambtshalve wijzigingen in de stukken doorgevoerd. Deze zijn eveneens verwoord in de nota van zienswijzen (na de beantwoording van de zienswijzen). De ambtshalve wijzigingen bestaan voornamelijk uit tekstuele wijzigingen. Daarnaast zijn vier wijzigingen doorgevoerd:
[invullen]
Een nadere uitleg hiervan is terug te vinden in de besluitstukken rondom de vaststelling van het bestemmingsplan.
Dit bestemmingsplan is opgebouwd uit een toelichting, regels en verbeelding. De regels en verbeelding zijn de juridisch bindende onderdelen van het bestemmingsplan en de toelichting vormt de uitleg en onderbouwing van de in de verbeelding en regels vastgelegde mogelijkheden, verplichtingen en verboden.
Het digitale bestemmingsplan 'NL.IMRO.0479.STED3852BP-0201 ' is de verzameling geometrisch bepaalde planobjecten, vervat in een GML-bestand (NL.IMRO.0479.STED3852BP-0201) met bijbehorende regels. Het is via elektronische weg uitwisselbaar en raadpleegbaar via de website www.ruimtelijkeplannen.nl.
De digitale versie van het bestemmingsplan gaat boven de analoge versie. De analoge verbeelding omvat één kaartblad (genummerd 0479.STED3852BP-0201).
Onderhavig bestemmingsplan gaat uit van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP).
Verbeelding
Alle gronden binnen het plangebied hebben een bestemming. Welke bestemming er in een bepaald gebied geldt is vastgelegd op de verbeelding. In de regels is vervolgens vastgelegd welke bepalingen voor deze bestemming gelden: waarvoor mag het worden gebruikt en hoe mag het worden bebouwd. Een bestemming kan op één bepaalde plek voorkomen, maar ook op verschillende locaties binnen het plangebied. Op sommige locaties gelden afwijkende bepalingen of voorwaarden. Deze zijn met een aanduiding op de verbeelding weergegeven en in de regels is bepaald welke specifieke regels er gelden.
Regels
De regels zijn gegroepeerd in vier hoofdstukken:
In de toelichting is in de voorgaande hoofdstukken een uitleg, onderbouwing en verantwoording gegeven van de keuzes die in dit bestemmingsplan zijn vastgelegd. In de volgende paragraaf worden enkele algemene uitgangspunten weergegeven die bij dit bestemmingsplan zijn gehanteerd. Daarna wordt in paragraaf 7.2 per bestemming samengevat wat er beoogd is met het toekennen van die bestemming. De toelichting behoort niet tot het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan en heeft daarom geen directe rechtskracht. Wel kan het eventuele onduidelijkheid bij de interpretatie van de regels wegnemen omdat in de toelichting de achtergronden en intentie van de regeling is opgenomen.
In dit bestemmingsplan is terughoudend omgegaan met het opnemen van begripsbepalingen. Enkel wanneer een begrip gebruikt wordt in de regels en wanneer de 'Dikke van Dale' uitleg van dat begrip onvoldoende rechtszekerheid biedt, is een begripsbepaling opgenomen. Als een begrip in dit plan geen begripsbepaling kent, dan wordt dat begrip gebruikt zoals opgenomen in de Dikke van Dale en de beperktere versie daarvan zoals die benaderbaar is op de website www.vandale.nl.
De bestemming Bedrijf biedt in de hoofdregel ruimte voor bedrijven. Echter enkel het bedrijf Goglio heeft deze bestemming gekregen, er is dan ook maar één bestemmingsvlak opgenomen. Binnen dat bestemmingsvlak is slechts één bedrijf toegestaan. Op het gedeelte van het terrein dat grenst aan de Verkadebuurt zijn alleen opslagactiviteiten (aanduiding 'opslag') toegestaan om een goed woon- en leefklimaat voor de woningen in de Verkadebuurt te garanderen. De overige bedrijfsactiviteiten van Goglio dienen elders binnen het bestemmingsvlak uitgevoerd te worden. Voor het overige is aangesloten bij de huidige milieucategorie van Goglio, milieucategorie 3.2, drukkerijen (vlak- en rotatie-diepdrukkerijen)', (SBI-2018:1812). Indien Goglio zal stoppen op deze locatie, zijn uitsluitend nog bedrijven in milieucategorie B1, conform de Staat van bedrijfsactiviteiten - functiemenging toegestaan.
De bouwvlakken en de toegestane bouwhoogten zijn zoveel mogelijk conform de huidge situatie opgenomen.
Op de perceelsgrens aan de zijde van de Verkadebuurt moet een erfafscheiding worden gerealiseerd van 4 meter hoog om de buitenopslag te verbergen en van 8 meter hoog om de stedenbouwkundige kwaliteit van een nieuw te bouwen loods te garanderen. Deze verplichting is als een voorwaardelijke verplichting opgenomen in het bestemmingsplan en is gekoppeld aan de realisatie van de nieuw te bouwen loods. De schoren van deze erfafscheiding mogen geplaatst worden binnen de bestemming 'Groen', ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen-schoren'.
De bestemming Gemengd biedt in de hoofdregel ruimte voor een breed scala aan bedrijven (milieucategorie 1), maatschappelijke voorzieningen, dienstverlening, horeca en detailhandel. Er hoeft geen sprake te zijn van één hoofdgebruik.
Deze bestemming is enkel toegekend aan de monumentale directievilla. Het bijbouwen bij deze villa is beperkt tot het vergunningvrij bouwen. De monumentale waarden worden beschermd via de monumentenverordening.
In het kader van klimaatadaptatie (wateroverlast) is tevens bepaald dat de gronden met deze bestemming maar voor maximaal 20% (exclusief gebouwen) mag worden verhard. Bij voorkeur wordt waterdoorlatende verharding toegepast.
De bestemming Groen is bedoeld voor groenvoorzieningen met eventueel daaraan ondergeschikt fiets- en voetpaden. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen-schoren' zijn schoren voor een erfafscheiding binnen de naastgelegen bedrijfsbestemming toegestaan.
De bestemming is bedoeld voor tuinen behorende bij de woningen. Het zijn voornamelijk voortuinen waarin, vanwege de beperkte ruimte geen bijbehorende bouwwerken mogen worden opgericht en de standaard erker/serre-regeling is dan ook niet opgenomen. Bij de geschakele woningen is ook een strook achtertuin bestemd met deze bestemming en is tevens de functieaanduiding 'specifieke vorm van tuin - 1' opgenomen. De achtertuinen grenzen direct aan het water. Om de openheid richting het water te garanderen is binnen deze aanduiding bepaald dat niet mag worden gebouwd, ook niet vergunningvrij.
De bestemming Verkeer is bedoeld voor laad- en losvoorzieningen, manoeuvreerruimtes, parkeervoorzieningen, reclameobjecten, verkeersvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbaar vervoer. Deze bestemming is toegekend aan de provinciale weg. Deze weg kenmerkt zich door de stroomfunctie.
De bestemming Verkeer - Verblijfsgebied is bedoeld voor verblijfsgebieden, daaraan ondergeschikt zijn reclameobjecten, standplaatsen, verkeersvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van het openbaar vervoer toegestaan. Deze bestemming is toegekend aan de wegen binnen het plangebied. Deze wegen zijn gelegen in een gebied waar de verblijfsfunctie overheerst.
De Vaart aan de oostzijde van de Verkadebuurt en de waterloop binnen de Verkadebuurt hebben de bestemming Water gekregen. Binnen deze bestemming zijn gebouwen niet toegestaan. Bruggen zijn enkel toegelaten indien de locatie aangeduid is op de planverbeelding.
In het water aan de kant van de Verkadefabriek is een aanduiding 'specifieke vorm van water - vlonder' opgenomen. Deze steiger of vlonder mag maximaal 30 meter lang zijn en is bedoeld als verlengde van het openbaar verblijfsgebied. De diepte vande steiger of vlonder wordt bepaald door de afmeting van de functieaanduiding. Ter plaatse van de achtertuinen van de geschakelde woningen mogen ook steigers of vlonders worden aangelegd binnen deze bestemming, binnen de aanduiding 'steiger', als verlengde van de achtertuin. De steiger of vlonder heeft een lengte van maximaal 50% van de breedte van het bijbehorende perceel. De diepte van de steiger of vlonder wordt ook hier bepaald door afmeting van de de functieaanduiding.
Binnen de bestemming Wonenis wonen het hoofdgebruik. Wonen is gedefinieerd als 'Gehuisvest zijn en duurzaam verblijven in een woning'. Een woning is gedefinieerd als 'Een complex van ruimten bedoeld voor de huisvesting van één huishouden. Eén huishouden is gedefinieerd als: 'Een alleenstaande, dan wel twee of meer personen, die een duurzame (gemeenschappelijke) huishouding voer(t)(en) of wil(len) voeren, waar bij een gemeenschappelijke huishouding sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan.'. Die verbondenheid kan bestaan uit een gezinsverband, maar ook uit een met een gezinsverband vergelijkbaar samenlevingsverband.
Zorgwonen
Of de functie zorgwonen binnen het hoofdgebruik wonen past, is afhankelijk van de benodigde zorg en mate van zelfstandigheid van de bewoner. Indien de bewoning nagenoeg zelfstandig plaatsvindt en de zorg voornamelijk gericht is op de dagelijkse bezigheden van de bewoners, past het zorgwonen binnen het hoofdgebruik wonen. Zorgcomplexen en zorgwoningen waarin andere of meer zorg wordt verleend, vallen binnen het hoofdgebruik maatschappelijk.
Beroep en bedrijf aan huis
De voorwaarden aan het uitoefenen van beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten aan huis waarborgen dat het woonklimaat in en buiten de woning behouden blijft. Verder is het belangrijk dat er geen trilling, geur of geluid wordt veroorzaakt die buiten de woning waarneembaar is. De hoogte van het geluid of de geur of de intensiteit van de trilling is niet van belang: als trilling, geluid of geur waarneembaar is buiten de woning dan wordt de norm overschreden. Immers moet de beroeps- of bedrijfsmatige activiteit inpasbaar zijn binnen een woongebied.
Gastouderopvang aan huis
Tegenwoordig brengen ouders hun kinderen vaak naar een kinderdagverblijf, buitenschoolse opvang (BSO) of gastouder. Gastouderopvang aan huis is als andere vormen van kinderopvang opgenomen in de wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (Wko).
Gastouderopvang zoals beschreven in de Wko past binnen de definitie van beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis. gastouderopvang aan huis is binnen deze bestemming rechtstreeks toegestaan, mits voldaan wordt aan de voorwaarden. De voorwaarden waarborgen dat het woonkarakter van de woning behouden blijft. Met andere woorden, de woning blijft op de eerste plaats om in te wonen.
Het maximum van 6 kinderen zorgt ervoor dat de geluidsbelasting in overeenstemming blijft met die van een woonomgeving. De Raad van State heeft eerder overwogen (ECLI:NL:RVS:2018:950) dat er geen harde geluidsnormen zijn wat betreft gastouderopvang, maar dat met een maximum van 6 kinderen in redelijkheid aansluiting kan worden gezocht bij de geluidsbelasting die wordt veroorzaakt door een gezin van 6 kinderen.
Gastouderopvang die niet in de eigen woning wordt uitgevoerd, maar in de woning van de vraagouders én met de aanwezigheid van andere kinderen dan die van de vraagouders zelf, valt niet onder de regeling voor beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis, omdat de bewoner van het huis niet zelf het beroep uitoefent. Aangezien dit wel mogelijk moet zijn, kan dit geregeld worden via een afwijking van het bestemmingsplan. Hierbij kan per situatie beoordeeld worden of medewerking te verantwoorden valt. Benadrukt wordt dat deze uitzondering uitsluitend geldt voor kleinschalige kinderopvang.
Tot slot blijft gelden dat een houder dient te voldoen aan de voorschriften met betrekking tot de kwaliteitseisen van hoofdstuk 1, afdeling 3 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen en de Beleidsregels kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen.
Stedenbouwkundige kwaliteit
Binnen deze bestemming zijn diverse aanduidingen, bouwvlakken en gevellijnen opgenomen ten behoeve van het waarborgen van de stedenbouwkundige kwaliteit. Voor het lange gebouw aan de zijde van de Verkadefabriek (oostzijde van het plangebied) gelden specifieke bouwregels voor de realisatie van verspringende gevels (specifieke bouwaanduiding - gevel 1') en verspringende bouwhoogten (specifieke bouwaanduiding -verspringende bouwhoogte). Deze regels zijn zó opgesteld dat het aantal verspringingen en het aantal hoogteverschillen zijn gewaarborgd, maar er is nog ontwerpvrijheid om te bepalen wáár die exact in het gebouw terug zullen komen. Binnen dit gebouw moeten twee onderdoorgangen gerealiseerd worden ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang'. Deze aanduiding is niet strak neergelegd. Echter binnen die aanduiding dient een onderdoorgang van minimaal 5 en maximaal 6 meter hoog en minimaal 5 meter en maximaal 10 meter breed te worden gerealiseerd.
Binnen een aantal andere bouwvlakken moeten gebouwen ook worden uitgevoerd met een verspringende gevel (specifieke bouwaanduiding - gevel 2).
Ter hoogte van de verspringingen is straks bij het definitief bepalen en realiseren van die verspringingen tevens ook de aanleg van en het gebruik als openbaar gebied toegestaan (specifieke vorm van wonen - openbaar gebied). Dit omdat nu nog niet exact is bepaald waar de verspringingen zullen komen.
In het plangebied moet ter plaatse van de aanduiding 'geschakeld', geschakelde grondgebonden woningen worden gerealiseerd. Deze woningen worden geschakeld met een garage. Om te waarborgen dat aan de voorzijde van de garage nog een opstelplaats voor een auto aanwezig is, dient de garage 6 meter achter de voorste perceelsgrens te worden gerealiseerd en minimaal 2 meter achter de voorgevel van de woning.
Binnen de functieaanduiding 'parkeergarage' mag een overdekte bovengrondse parkeergarage worden aangelegd met maximaal één bouwlaag.
Klimaatadaptatie
In het kader van klimaatadaptatie zijn enkele voorwaardelijke verplichtingen gesteld aan gebouwen. Ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' dient het dak van de parkeergarage als collectieve daktuin te worden uitgevoerd met minimaal 50% groen. Daarvoor is een substraatpakket nodig van minimaal 50 cm en bij bomen minimaal 80 cm. Hoge daken (vanaf 12 m en hoger) dienen ook groen te worden uitgevoerd, tenzij er gekozen wordt voor zonnepanelen op dak. De gevels met een zuidelijke oriëntatie dienen licht uitgevoerd te worden om hittestress tegen te gaan. Tot slot dient er waterberging te worden gerealiseerd met een inhoud waarbij minimaal 65 mm in 1 uur kan worden opgevangen en verwerkt.
Geluid
In het kader van geluid moeten de gevels ter plaatse van de aanduiding 'dove gevel' de gevel doof uitgevoerd te worden. Daarnaast geldt ook dat eerst het lange gebouw aan de oostzijde van het plangebied ter hoogte van de Verkadefabriek gerealiseerd moet te zijn (en in stand moet worden gehouden), voordat de woningen binnen de aanduiding van de voorwaardelijke verplichting in gebruik genomen mogen worden. Dit omdat het lange gebouw als een geluidscherm werkt voor de 'achterliggende' woningen.
De bestemming Waarde - Archeologie 1 is opgenomen ter bescherming van mogelijk aanwegzie archeologische waarden. Vanwege de ophoging van het gebied ligt de grens voor het doen van archeologisch onderzoek op 1,5 m voor bodemverstorende activiteiten.
Algemene regel - Anti-dubbeltelregel
In het Besluit ruimtelijke ordening is bepaald dat bestemmingsplannen een anti-dubbeltelregel moeten bevatten. In de anti-dubbeltelregel is deze bepaling opgenomen. Doel van deze regel is te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog een keer meetelt bij het toestaan van een ander gebouw, waaraan een soortgelijke eis kan worden gesteld.
Parkeren
Het systeem dat hierbij gehanteerd wordt is dat van de dynamische verwijzing. In de regels wordt verwezen naar de inhoudelijke parkeernormen zoals die geformuleerd zijn in de Nota Ruimte voor Parkeren 2016 of zoals deze nadien worden gewijzigd. Dat betekent dat indien de Parkeernota na de vaststelling van het bestemmingsplan wordt gewijzigd, de daarin opgenomen nieuwe normen moeten worden toegepast.
De tekst van de dynamische bepaling is afgestemd op de voorbeeldtekst van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (uitspraak van 9 september 2015).
De Parkeernota bevat ook mogelijkheden om af te wijken van de parkeernormen of om een ontheffing te verkrijgen. Die mogelijkheden zijn opgenomen in het bestemmingsplan als een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid. Binnenplans afwijken is alleen mogelijk voor zover de afwijking past binnen de afwijkings- en ontheffingsmogelijkheden van de Parkeernota. De afwijkingsmogelijkheid biedt het bevoegd gezag beoordelings- en beleidsvrijheid, binnen de kaders van de Parkeernota.
Toegelaten overschrijdingen
Deze bepaling is opgenomen dat voor bepaalde ondergeschikte bouwdelen het is toegestaan dat de in dit bestemmingsplan opgenomen grenzen en/of maten mogen worden oversreden.
Van het toegestane ondergeschikte gebruik kan het bevoegd gezag afwijken voor de realisatie van overhangende delen zoals luifels en uitstekken, indien deze toch over de openbare ruimte hangen, mits het gebruik van de openbare ruimte (m.n. veiligheid) niet onevenredig wordt geschaad en de luifels/overstekken noodzakelijk zijn om oververhitting in woningen te voorkomen.
Algemeen
Een aantal gebruiksvormen zijn binnen het hele bestemmingsplan uitgesloten, dit omdat deze vormen van gebruik absoluut niet passen binnen een woonbuurt.
Seksinrichtingen zijn in de algemene gebruiksregels uitgesloten. De invloed van een seksinrichting op de leefomgeving kan groot zijn, waardoor deze functie niet standaard toegestaan kan worden op elke locatie waar bedrijven of horeca zijn toegestaan.
Daarnaast zijn ook enkele vormen van een bedrijf uitgesloten, zogeheten 'Bevi-inrichtingen' en 'geluidzoneringsplichtige inrichtingen'. Dit zijn inrichtingen waarvoor op basis van de milieuregelgeving zwaardere eisen gelden ten opzichte van de omliggende functies. Voor deze inrichtingen moet per gebied worden afgewogen of het ruimtelijk gezien wenselijk is de inrichtingen toe te staan. Indien dit het geval is, dan kan van de algemene uitsluiting worden afgeweken door een specifiek gebied aan te wijzen waarbinnen deze wél zijn toegestaan.
Kamerverhuur/woningsplitsing
Er geldt een verbod op woningsplitsing en kamerverhuur, maar er is tevens een afwijkingsmogelijkheid opgenomen. Met deze afwijkingsmogelijkheid kan woningsplitsing alsnog worden toegestaan, maar alleen voor woningen die van een grotere omvang zijn en wanneer de woningen die overblijven een minimaal aantal m2 aan woonruimte overhouden.
Toeristische verhuur / bed & breakfast
Toeristische verhuur of een bed & breakfast als een bedrijf aan huis is onder voorwaarden toegestaan. Echter de exploitant moet tevens de hoofdbewoner van de woning zijn.
Toegestaan ondergeschikt gebruik
Een aantal functies zijn wenselijk binnen vrijwel alle bestemmingen, mits dit gebruik ondergeschikt blijft aan het hoofdgebruik. Denk aan nutsvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, etc. Het hoofdgebruik is geregeld in de bestemmingen. De ondergeschiktheid van gebruik is in grote mate afhankelijk van de schaal en omvang van het hoofdgebruik. Dit is niet te begrenzen met een maximaal oppervlakte, maar moet gerelateerd worden aan de omvang van het hoofdgebruik. Daarbij mag een ondergeschikt gebruik nooit een omvang krijgen die het hoofdgebruik onmogelijk maakt.
Algemene afwijkingen
De algemene afwijkingsregels bevatten een aantal mogelijkheden om het doelmatig grondgebruik te bevorderen. Enerzijds is het mogelijk om van de bestemmingsgrenzen af te wijken als dat in de feitelijke situatie logischer is. Dit kan toegepast worden wanneer bijvoorbeeld blijkt dat de bestemmingsgrens op de verbeelding niet overeenkomt met de werkelijke situatie, terwijl er geen aanleiding is aan te nemen dat dit opzettelijk is gebeurd. Daarnaast is het mogelijk om met 10% af te wijken van de maten in het plan. Deze afwijking is niet beoogd om meteen in het tekenen van het bouwplan bij de maximum maten te betrekken. Deze regeling is een vangnet voor afwijkingen van de bouwmaten die tijdens de realisatie kunnen ontstaan. Zo is het niet ondenkbaar dat een woning net iets hoger wordt dan vooraf was gepland, waardoor in zo'n geval strijdigheid met de maten in het bestemmingsplan kan ontstaan. De algemene afwijkingsmogelijkheid biedt in dat geval de mogelijkheid deze fout op te vangen.
Afwijking voor wegen
Indien bij het definitieve inrichtingsplan blijkt dat het profiel van beoogde wegen niet geheel passend is binnen de verkeersbestemmingen, kan hiervoor afgeweken worden. Wel dient daarbij getoetst te worden of de leefkwaliteit van nabij gelegen geluidgevoelige gebouwen niet wordt aangetast.
Overgangsregels
De overgangsregels hebben ten doel een rechtstoestand te creëren voor situaties die afwijken van de in het plan opgenomen bepalingen. In principe mogen deze situaties worden gehandhaafd. Indien het gaat om afwijkingen van de bebouwingsregels mag het bouwwerk zelfs worden verbouwd. Alleen als ze door een calamiteit verloren gaan, mogen ze geheel worden herbouwd.
Slotregel
De slotregel bepaalt hoe de regels van dit bestemmingsplan genoemd moet worden.