direct naar inhoud van Regels
Plan: Verkadebuurt
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0479.STED3846BP-0201

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

Het bestemmingsplan Verkadebuurt met identificatienummer NL.IMRO.0479.STED3846BP-0201 van de gemeente Zaanstad.

1.2 bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 achtererfgebied

Het erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen.

1.6 Bed & Breakfast

Verhuur van een deel van een zelfstandige woonruimte voor kort verblijf bij de aanwezigheid van (de vertegenwoordiger van) de hoofdbewoner van de betreffende woonruimte, al dan niet met ontbijt.

1.7 bedrijf

Een onderneming met commerciële doeleinden, die zich bezighoudt met het maken en/of verhandelen van bepaalde goederen, en/of het leveren van bepaalde diensten.

1.8 beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis

Het verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid waarvan de aard omvang en uitstraling zodanig zijn dat de activiteit ter plaatse (in de woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen) kan worden uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie.

1.9 bestaand gebruik

Het gebruik van de gronden en bouwwerken zoals aanwezig op moment van het ter inzage leggen van het ontwerp van het bestemmingsplan of kan worden gebruikt krachtens een omgevingsvergunning voor het gebruik.

Hieronder valt niet het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

1.10 bestaande bebouwing

Bouwwerken die op het tijdstip van het ter inzage leggen van het ontwerp van het bestemmingsplan:

  • a. aanwezig zijn én bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of de Woningwet zijn gebouwd;
  • b. nog kunnen worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of een bouwvergunning op grond van de Woningwet.
1.11 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.12 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.13 Bevi-inrichting

Inrichtingen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.14 bijbehorend bouwwerk

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.15 bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.16 culturele voorzieningen

Musea, (muziek)theaters, expositieruimten en de naar aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen.

1.17 dakkapel

Een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de goot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.

1.18 detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.19 dienstverlening

Het bedrijfsmatig verlenen van zakelijke, consumentverzorgende en maatschappelijke diensten aan derden, al dan niet door middel van een baliefunctie, zoals kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's, reisbureaus, makelaardijen, uitzendbureaus, banken, fysiotherapiepraktijken, fitness en yoga, met uitzondering van een garagebedrijf en seksinrichting, en waarbij de zakelijke diensten zich onderscheiden van kantoorfuncties door het openbare karakter.

1.20 dove gevel

De bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of gebouw scheidt van de buitenlucht, daaronder begrepen het dak, zonder te openen delen en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB onderscheidenlijk 35 dB(A). Alleen bij uitzondering heeft een dove gevel te openen delen, mits de delen niet direct grenzen aan een geluidgevoelige ruimte.

1.21 erf

Al dan niet bebouwd perceel of een gedeelte daarvan dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en voor zover dit de regels van dit plan deze inrichting niet verbieden.

1.22 gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.23 geluidgevoelige ruimte

Een geluidgevoelige ruimte als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder, te weten:

Een ruimte binnen een woning voor zover die kennelijk als slaap-, woon-, of eetkamer wordt gebruikt of voor een zodanig gebruik is bestemd en een keuken van ten minste 11 m².

1.24 geluidgevoelig object

Een geluidgevoelig object als bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder (Bgh), te weten een:

  • a. woning;
  • b. ander geluidsgevoelig gebouw, in artikel 1.2 Bgh uitgelegd als een;
    • 1. onderwijsgebouw;
    • 2. ziekenhuis of verpleeghuis;
    • 3. verzorgingstehuis;
    • 4. psychiatrische inrichting;
    • 5. kinderdagverblijf;
  • c. geluidsgevoelig terrein, in artikel 1.2 Bgh uitgelegd als een;
    • 1. woonwagenstandplaats;
    • 2. ligplaats voor woonschepen.
1.25 geluidluw te openen deel

Een geluidluw te openen deel waarop het geluidsniveau, ter plaatse van de ventilatieopening, niet hoger is dan de voorkeurgrenswaarde voor elk van de te onderscheiden geluidsbronnen als bedoeld in de Wet geluidhinder. Als dit niet mogelijk is dan geldt de verleende hogere waarde minus 10dB.

Een geluidluw te openen deel kan onder andere worden gerealiseerd door het realiseren van een vlies voor het te openen deel, waarbij het te openen deel over voldoende ventilatiecapaciteit moet beschikken conform het bouwbesluit 2012 en de lucht tussen het vlies en het te openen deel moet van buitenluchtkwaliteit zijn.

1.26 geluidluwe gevel

Een gevel waarop het geluidsniveau niet hoger is dan de voorkeurgrenswaarde voor elk van de te onderscheiden geluidsbronnen als bedoeld in de Wet geluidhinder. Als dit niet mogelijk is dan geldt de verleende hogere waarde minus 10dB.

Een geluidsluwe gevel kan onder andere worden gerealiseerd door het realiseren van een vliesgevel, waarbij de te openen delen in de geluidsluwe gevel over voldoende ventilatiecapaciteit moeten beschikken conform het bouwbesluit 2012.

1.27 geluidwerende voorziening

Een gebouwde voorziening met een akoestisch afgeschermende werking.

1.28 geluidzoneringsplichtige inrichting

Een inrichting als bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht die in belangrijke mate geluidshinder kan veroorzaken.

1.29 groenvoorziening

Ruimte in de open lucht, waaronder in ieder geval worden begrepen (bos)parken, bermen, plantsoenen, oever-, groenvoorzieningen en open speelplekken met of zonder speeltoestellen, met de daarbij behorende sloten, vijvers en daarmee gelijk te stellen wateren en ondergrondse infrastructurele voorzieningen.

1.30 hoofdgebouw

Gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.31 horeca

Bedrijfsactiviteiten gericht op: het verstrekken van voedsel en/of dranken met de mogelijkheid deze ter plaatse te nuttigen, het exploiteren van zaalaccommodatie en/of het verstrekken van nachtverblijf.

1.32 huishouden

Een persoon of groep personen, die een duurzame, gemeenschappelijke huishouding voer(t)(en) en wil(len) voeren. Hierbij moet sprake zijn van onderlinge, met een gezinsverband vergelijkbare, verbondenheid en continuïteit in de samenstelling. kamergewijze verhuur wordt hieronder niet begrepen.

1.33 kamergewijze verhuur

Het duurzaam verblijven in een deel van een pand, zonder de bedoeling met de andere bewoners duurzaam in gezinsverband samen te wonen of duurzaam een gezamenlijk huishouden te voeren.

1.34 kampeermiddelen
  • a. Een tent, tentwagen, kampeerauto, toercaravan, of;
  • b. enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan;
    • 1. voor zover geen bouwwerk zijnde, en;
    • 2. dat gebruikt kan worden voor recreatief nachtverblijf.
1.35 kunstobject

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, als uitingen van één der beeldende kunsten.

1.36 maaiveld

De hoogte van het afgewerkte bouwterrein.

1.37 maatsschappelijke dienstverlening

Medische, maatschappelijke en persoonlijke dienstverlening, zoals bijvoorbeeld een (tand)arts- of therapiepraktijk, kruisgebouw, schoonheidssalon of pedicure.

1.38 maatschappelijke voorzieningen

Overheids-, sociale, culturele-, medische, onderwijs-, religieuze en vergelijkbare maatschappelijke voorzieningen en dienstverlening, waaronder mede begrepen kinderopvangvoorzieningen.

1.39 mantelzorg

Intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, voor zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond.

1.40 nutsvoorzieningen

Voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.41 ondergeschikte functie

Functie waarvoor maximaal 20% van de vloeroppervlakte als zodanig mag worden gebruikt;

1.42 prostitutiebedrijf

Een bedrijf waar prostitutie het hoofdbestanddeel van de activiteiten vormt.

1.43 recreatieve voorzieningen

Voorzieningen gericht op ontspanning en vrijetijdsbesteding, zoals bioscopen, bowlingbanen, dierentuinen en volkstuinen.

1.44 seksinrichting

Een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf waaronder begrepen een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.45 speelvoorzieningen

Voorzieningen bedoeld voor kinderen om mee te spelen, zoals een schommel, glijbaan, wipwap, zandbak of speelweide.

1.46 straatmeubilair

De op of bij een weg behorende bouwwerken, zoals verkeerstekens, wegbebakeningen, bewegwijzeringen, verlichting, halteaanduidingen, parkeerregulerende constructies, afvalcontainers, brandkranen, informatie- en reclameconstructies, rijwielstandaarden, papieren plantenbakken, zitbanken, communicatievoorzieningen, gedenktekens, speelvoorzieningen en abri's.

1.47 tijdelijk verblijf

De tijdelijke bewoning, ook wel short stay genoemd, van (een deel) van een pand voor een periode van tenminste zeven nachten en maximaal zes maanden.

1.48 toeristische verhuur

Een aan de woonfunctie ondergeschikte toeristisch-recreatieve voorziening gericht op het bieden van de mogelijkheid tot logies en ontbijt aan steeds wisselend publiek, dat voor een korte periode, namelijk één tot enkele nachten, ter plaatse in een daarvoor geschikte woning (hoofdgebouw of aangebouwd bijbehorend bouwwerk) verblijft. Daaronder ook begrepen Bed & Breakfast en particuliere vakantieverhuur.

1.49 verblijfsgebieden

Gebieden waar het doen van verplaatsingen bij het gebruik van de weg of het plein ondergeschikt is aan de verblijfsfunctie, zoals bijvoorbeeld de inrichting van de openbare ruimte die uitnodigt om in het gebied te verblijven.

1.50 verkeersvoorzieningen

Gronden en bouwwerken die als verkeersruimte gebruikt worden zoals rijwegen, parkeervoorzieningen, fiets- en voetpaden en bermen.

1.51 voorgevel

De naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.

1.52 waterhuishoudkundige voorzieningen

Werken, waaronder begrepen kunstwerken, verband houden met de waterstaat, zoals dammen, dijken, sluizen, beschoeiingen, remmingswerken, uitgezonderd steigers.

1.53 wonen

Gehuisvest zijn en duurzaam verblijven in een woning.

1.54 woning

Een complex van ruimten bedoeld voor de huisvesting van één huishouden, niet zijnde kamververhuur.

1.55 woningsplitsing

Het bouwkundig en/of functioneel splitsen van één woning in twee of meer zelfstandige woningen en/of het toevoegen van een extra woning in een bijbehorend bouwwerk.

1.56 zorgwonen

Wonen met zorg door mensen die vanwege hun leeftijd, gezondheid of beperkingen aangewezen zijn op enige zorg en ondersteuning, ongeacht of deze door een professional, vrijwilliger of mantelzorger wordt verstrekt.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 afstanden

De kortste afstand tussen bouwwerken onderling alsmede van bouwwerken tot de perceelsgrens gemeten vanaf elk deel van het bouwwerk.

2.2 bouwhoogte

De bouwhoogte van een bouwwerk wordt gemeten vanaf het peil tot aan het hoogste punt van het bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen zoals schoorstenen, antennes en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 breedte van een bijbehorend bouwwerk

De breedte van een bijbehorend bouwwerk wordt gemeten over de zijde die het dichtst bij de voorgevel van het hoofdgebouw ligt.

2.4 breedte, lengte of diepte van een bouwwerk

Tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren. De steigerbreedte wordt gemeten ter plaatse van de oever.

2.5 breedte van het straatprofiel

De breedte van het straatprofiel is de kortste afstand tussen (denkbeeldig doorgetrokken) zij- en/of voorgevel van hoofdgebouwen onderling. Ingeval slechts aan één zijde een hoofdgebouw aanwezig is geldt de kortste afstand tussen (denkbeeldig doorgetrokken) zij- en/of voorgevel van hoofdgebouwen tot aan de buitenkant van de rijloper(weg)/voetpad aan de overzijde, loodrecht gemeten.

2.6 dakhelling

Helling langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.7 goothoogte

De goothoogte van een bouwwerk wordt gemeten vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.8 oppervlakte
2.8.1 oppervlakte van een bouwwerk

De oppervlakte van een bouwwerk wordt gemeten tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.8.2 oppervlakte van een activiteit

De oppervlakte van een activiteit is de totale vloeroppervlakte van ruimten die ten dienste staan van die activiteit, met inbegrip van daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten, gemeten tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren.  

2.9 peil

Voor het vaststellen van het peil gelden de volgende regels en uitzonderingen:

  • a. het peil is de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
  • b. indien de hoofdtoegang van een bouwwerk direct aan één weg grenst, dan is de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang het peil;
  • c. indien een perceel direct grenst aan meerdere wegen, dan is de hoogte van de laagste weg het peil;
  • d. indien een bouwwerk op of in een dijk is gebouwd, dan is de hoogte van de kruin van de dijk ter hoogte van de hoofdtoegang het peil;
  • e. indien een bouwwerk op of in het water is gebouwd, dan is de waterlijn het peil;
  • f. indien een bijbehorend bouwwerk geen aan- of uitbouw van het hoofdgebouw is, dan is het peil van dat bijbehorend bouwwerk de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
2.10 straatprofiel

De verticale doosnede van een straat, gemeten van gevel tot gevel.

2.11 voorgevelrooilijn

Indien de voorgevelrooilijn niet op de verbeelding is aangegeven met een bouwaanduiding, dan wordt het volgende als de voorgevelrooilijn gezien:

een lijn die evenwijdig aan de as van de weg, langs een wegzijde met een regelmatige ligging van de voorgevel van de bestaande bebouwing is gelegen, die zoveel mogelijk aansluit aan de voorgevels van de bestaande bebouwing en zoveel mogelijk overeenkomstig de richting van de weg loopt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het bestaande bedrijf met bijbehorende milieucategorie 3.2, zoals legaal aanwezig ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan;
  • b. bedrijven tot maximaal milieucategorie B1, indien zij voorkomen in bijlage 2 Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging;
  • c. ter plaatse van de functieaanduiding 'opslag' is uitsluitend de bedrijfsactiviteit 'opslag' toegestaan;

met daar aan ondergeschikt:

  • d. ondersteunende bedrijfskantines;
  • e. ondersteunende kantoren;
  • f. erven;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. laad- en losvoorzieningen;
  • i. manoeuvreerruimtes;
  • j. parkeervoorzieningen;
  • k. reclameobjecten;
  • l. verkeersvoorzieningen;
  • m. water;
  • n. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • o. overige voorzieningen ten behoeve van de bestemming.

Voor het bovenstaande gebruik gelden de specifieke gebruiksregels in lid 3.3, aangevuld met de algemene gebruiksregels zoals opgenomen in Artikel 14.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen
  • a. Per bestemmingsvlak mogen voor maximaal één bedrijf bouwwerken worden gebouwd;
  • b. Op deze gronden mag uitsluitend gebouwd worden ten dienste van:
    • 1. de functie(s) zoals omschreven in lid 3.1;
    • 2. het specifiek toegestane gebruik zoals omschreven in lid 3.3;
    • 3. het algemeen toegestane gebruik zoals omschreven in artikel 14;
  • c. Voor het bouwen gelden de algemene bouwregels zoals opgenomen in artikel 13, aangevuld met de volgende specifieke bouwregels.
3.2.2 Gebouwen

Het is toegestaan gebouwen te bouwen, mits voldaan wordt aan de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen alleen binnen het bouwvlak gebouwd worden;
  • b. een bouwvlak mag voor 100% bebouwd worden;
  • c. ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte niet hoger zijn dan de aangegeven bouwhoogte.
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

In aanvulling op het overige bepaalde in dit artikel en in Artikel 13, gelden voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde de volgende regels:

  • a. het bouwwerk mag geen gebouw zijn;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt maximaal 9 meter;
  • c. voor het bouwen van erfafscheidingen gelden de volgende regels:
    • 1. een erfafscheiding voor de voorgevel mag niet hoger zijn dan 1 meter;
    • 2. een erfafscheiding achter de voorgevel mag niet hoger zijn dan 1,8 meter;
    • 3. een erfafscheiding binnen de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - erfafscheiding' dient te voldoen aan de regels zoals gesteld in lid 3.2.4
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 3 meter.
3.2.4 Voorwaardelijke verplichting - inpassing

Het bouwen en gebruiken een bedrijfsgebouw binnen de aanduiding 'overige zone - voowaardelijke verplichting 2' is uitsluitend toegestaan indien:

  • a. binnen de gehele aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - erfafscheiding' een erfafscheiding is opgericht;
  • b. de bouwhoogte van de erfafscheiding ter plaatse van en parallel aan het bedrijfsgebouw minimaal en maximaal 8 meter bedraagt;
  • c. de overige bouwhoogte van de erfafscheiding minimaal en maximaal 4 meter bedraagt;
  • d. de erfafscheiding uitsluitend een groene en natuurlijke uitstraling heeft;
  • e. de erfafscheiding uiterlijk binnen 1 jaar nadat het bedrijfsgebouw is gebouwd en in gebruik is genomen, is opgericht;
  • f. de erfafscheiding na realisatie duurzaam wordt beheerd en in stand wordt gehouden.
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Algemeen
  • a. Gronden en panden binnen deze bestemming mogen uitsluitend gebruikt worden overeenkomstig de functie(s) zoals omschreven in lid 3.1;
  • b. per bestemmingsvlak is maximaal één bedrijf toegestaan;
  • c. Voor het gebruik gelden de algemene gebruiksregels zoals opgenomen in artikel 14, aangevuld met de volgende specifieke gebruiksregels.
3.3.2 Bedrijf specifieke regels

In aanvulling op het overige bepaalde in dit artikel, gelden voor het gebruik van panden en gronden ten behoeve van bedrijven ook de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'opslag' mag uitsluitend bedrijfsmatige opslag plaatsvinden ten behoeve van het bijbehorende bedrijf, waarbij buitenopslag tot een maximale hoogte van 4 meter mag plaatsvinden.
3.3.3 Horeca - bedrijfskantines

In aanvulling op het overige bepaalde in dit artikel, gelden voor het gebruik van panden en gronden ten behoeve van horeca dat uitsluitend een bedrijfskantine is toegestaan waarbij ook de volgende regels van toepassing zijn:

  • a. de bedrijfskantine is ondersteunend aan de hoofdactiviteit; en
  • b. de afnemers van de horeca zijn voornamelijk de eigen werknemers van de hoofdactiviteit.
3.3.4 Uitgesloten bedrijfsactiviteiten

Het is niet toegestaan gronden en panden te gebruiken ten behoeve van de volgende bedrijfsactiviteiten:

3.4 Afwijken van de gebruiksregels
3.4.1 Functie komt niet voor in de Staat van Bedrijfsactiviteiten

Met omgevinsgvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.1 om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging in bijlage 2 zijn genoemd, mits voldaan wordt aan de volgende regels:

Artikel 4 Gemengd

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

met daar aan ondergeschikt:

  • g. erven en tuinen;
  • h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • i. parkeren.

Voor het bovenstaande gebruik gelden de specifieke gebruiksregels in lid 4.3 aangevuld met de algemene gebruiksregels zoals opgenomen in Artikel 14.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen
  • a. Op deze gronden mag uitsluitend gebouwd worden ten dienste van:
    • 1. de functie(s) zoals omschreven in lid 4.1;
    • 2. het specifiek toegestane gebruik zoals omschreven in lid 4.3;
    • 3. het algemeen toegestane gebruik zoals omschreven in artikel 14.
  • b. Voor het bouwen gelden de algemene bouwregels zoals opgenomen in artikel 13, aangevuld met de volgende specifieke bouwregels;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' mag slechts worden gebouwd, verbouwd en herbouwd indien de ruimtelijke karakteristiek van het gebouw en de cultuurhistorische waarden niet worden verstoord.
4.2.2 Hoofdgebouwen

Het is toegestaan hoofdgebouwen te bouwen, mits voldaan wordt aan de volgende regels:

  • a. een hoofdgebouw mag alleen binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. een bouwvlak mag voor 100% bebouwd worden;
  • c. ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding 'maximum goot- en /of bouwhoogte (m)' mag de goot- en/of bouwhoogte niet hoger zijn dan de aangegeven hoogte.
4.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Het is verboden om bijbehorende bouwwerken in de vorm van een gebouw te bouwen.

4.2.4 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van een erfafscheiding bedraagt maximaal 1,30 meter;
  • b. de bouwhoogte van een vlaggenmast bedraagt maximaal 9 meter;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet hoger zijn dan 3 meter.
4.3 Specifieke gebruiksregels
4.3.1 Algemeen
  • a. Gronden en panden binnen deze bestemming mogen uitsluitend gebruikt worden overeenkomstig de functie(s) zoals omschreven in lid 4.1.
  • b. Voor het gebruik gelden de algemene gebruiksregels zoals opgenomen in artikel 14, aangevuld met de volgende specifieke gebruiksregels.
4.3.2 Aanbrengen verharding
  • a. De gronden mogen voor maximaal 20% verhard worden (dit is exclusief de bebouwing);
  • b. er wordt bij voorkeur waterdoorlatende verharding gebruikt.
4.4 Afwijken van de gebruiksregels
4.4.1 Bedrijf komt niet voor in de Staat van Bedrijfsactiviteiten

Met omgevinsgvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.1 om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging in bijlage 2 zijn genoemd, mits voldaan wordt aan de volgende regels:

Artikel 5 Groen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen
  • a. Op deze gronden mag uitsluitend gebouwd worden ten dienste van:
    • 1. de functie(s) zoals omschreven in lid 5.1;
    • 2. het specifiek toegestane gebruik zoals omschreven in lid 5.3;
    • 3. het algemeen toegestane gebruik zoals omschreven in artikel 14.
  • b. Voor het bouwen gelden de volgende specifieke bouwregels:
5.2.2 Kunstobjecten

In afwijking van het overige bepaalde in dit artikel, gelden voor het bouwen van kunstobjecten alleen de volgende regel:

  • a. de bouwhoogte van een kunstobject mag niet hoger zijn dan 5 meter.
5.2.3 Overige bouwwerken

In aanvulling op het overige bepaalde in dit artikel, gelden voor het bouwen van overige bouwwerken die niet genoemd zijn in de andere bouwregels van dit artikel de volgende regels:

  • a. het bouwwerk mag geen gebouw zijn;
  • b. ter plaatse van de specifieke vorm van groen - schoren' zijn schoren, stormankers of andere constructies/bouwdelen ten behoeve van het stutten van een erfafscheiding toegestaan met een bouwhoogte van maximaal de bouwhoogte van de betreffende erfafscheiding;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet hoger zijn dan 3 meter.

5.3 Specifieke gebruiksregels
5.3.1 Algemeen
  • a. Gronden en panden binnen deze bestemming mogen uitsluitend gebruikt worden overeenkomstig de functie(s) zoals omschreven in lid 5.1.
  • b. Voor het gebruik gelden de algemene gebruiksregels zoals opgenomen in artikel 14.
5.3.2 Strijdig gebruik

Het is niet toegestaan gronden en gebouwen te gebruiken ten behoeve van:

  • a. laad- en losvoorzieningen;
  • b. manoeuvreerruimtes;
  • c. parkeervoorzieningen.

Artikel 6 Tuin

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. voor- en zijtuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
  • b. geveltuinen of gevelgroen.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen
  • a. Op deze gronden mag uitsluitend gebouwd worden ten dienste van:
    • 1. de functie(s) zoals omschreven in lid 6.1;
    • 2. het algemeen toegestane gebruik zoals omschreven in artikel 14.
6.2.2 Gebouwen
  • a. Het bouwen van of uitbreiden van gebouwen is niet toegestaan;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van tuin - 1' ten behoeve van het waarborgen van de openheid geldt de volgende regel:
    • 1. de gronden binnen deze aanduiding zijn niet aan te merken als 'achtererfgebied' zoals bedoeld in de zin van artikel 1, lid 1 en artikel 2 van bijlage II Besluit omgevingsrecht. Het vergunningvrij oprichten van bijbehorende bouwwerken bij een woning is dan ook niet toegestaan.
6.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
  • a. De bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 0,5 meter.

Artikel 7 Verkeer

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. laad- en losvoorzieningen;
  • b. manoeuvreerruimtes;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. verkeersvoorzieningen;
  • e. voorzieningen ten behoeve van het openbaar vervoer;

en daar aan ondergeschikt:

Voor het bovenstaande gebruik gelden de specifieke gebruiksregels in lid 7.3, aangevuld met de algemene gebruiksregels zoals opgenomen in Artikel 14.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen
  • a. Op deze gronden mag uitsluitend gebouwd worden ten dienste van:
    • 1. de functie(s) zoals omschreven in lid 7.1;
    • 2. het specifiek toegestane gebruik zoals omschreven in lid 7.3;
    • 3. het algemeen toegestane gebruik zoals omschreven in artikel 14.
  • b. Voor het bouwen gelden de algemene bouwregels zoals opgenomen in artikel 13, aangevuld met de volgende specifieke bouwregels;
  • c. in afwijking van het bepaalde in 2.2 wordt de bouwhoogte van een bouwwerk gemeten vanaf de hoogte van de weg.
7.2.2 Gebouwen

Het is toegestaan gebouwen, ten behoeve van nutsvoorzieningen te bouwen, mits voldaan wordt aan de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van een gebouw mag niet hoger zijn dan 4 meter;
  • b. de oppervlakte van een gebouw mag niet meer dan 15m² bedragen.
7.2.3 Kunstobjecten

In afwijking van het overige bepaalde in dit artikel, gelden voor het bouwen van kunstobjecten alleen de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van een kunstobject mag niet hoger zijn dan 5 meter.
7.2.4 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

In aanvulling op het overige bepaalde in dit artikel, gelden voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde die niet genoemd zijn in de andere bouwregels van dit artikel de volgende regels:

  • a. het bouwwerk mag geen gebouw zijn; en
  • b. de bouwhoogte van een overig bouwwerk geen gebouw zijnde mag niet hoger zijn dan 3 meter.
7.3 Specifieke gebruiksregels
7.3.1 Algemeen
  • a. Gronden en bouwwerken binnen deze bestemming mogen uitsluitend gebruikt worden overeenkomstig de functie(s) zoals omschreven in lid 7.1.
  • b. Voor het gebruik gelden de algemene gebruiksregels zoals opgenomen in artikel 14.

Artikel 8 Verkeer - Verblijfsgebied

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

met daar aan ondergeschikt:

  • d. reclameobjecten;
  • e. voorzieningen ten behoeve van het openbaar vervoer;
  • f. ondergrondse en bovengrondse technische infrastructuur;
  • g. water;
  • h. groen;
  • i. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • j. afvalinzameling.

Voor het bovenstaande gebruik gelden de specifieke gebruiksregels in lid8.3, aangevuld met de algemene gebruiksregels zoals opgenomen in Artikel 14.

8.2 Bouwregels
8.2.1 Algemeen
  • a. Op deze gronden mag uitsluitend gebouwd worden ten dienste van:
    • 1. de functie(s) zoals omschreven in lid 8.1;
    • 2. het specifiek toegestane gebruik zoals omschreven in lid 8.3;
    • 3. het algemeen toegestane gebruik zoals omschreven in artikel 14.
  • b. Voor het bouwen gelden de algemene bouwregels zoals opgenomen in artikel 13, aangevuld met de volgende specifieke bouwregels.
8.2.2 Gebouwen

Het is toegestaan gebouwen te bouwen, mits voldaan wordt aan de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van een gebouw mag niet hoger zijn dan 4 meter;
  • b. de oppervlakte van een gebouw mag niet meer dan 15m² bedragen.
8.2.3 Brug

Het is toegestaan om, ter plaatse van de functieaanduiding 'brug' een brug te bouwen, mits voldaan wordt aan de volgende regels:

  • a. de doorvaarthoogte van een brug mag niet minder zijn dan 1,20 meter; en
  • b. de doorvaartbreedte van een brug mag niet minder zijn dan 2,50 meter.
8.2.4 Kunstobjecten

Het is toegestaan kunstobjecten te bouwen, mits voldaan wordt aan de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van een kunstobject mag niet hoger zijn dan 5 meter.
8.2.5 Speelvoorzieningen

In afwijking van het overige bepaalde in dit artikel, gelden voor het bouwen van speelvoorziening alleen de volgende regels:

8.2.6 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

In aanvulling op het overige bepaalde in dit artikel, gelden voor het bouwen van overige bouwwerken die niet genoemd zijn in de andere bouwregels van dit artikel de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van reclameobjecten mag niet hoger zijn dan 1 meter;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet hoger zijn dan 3 meter.
8.3 Specifieke gebruiksregels
8.3.1 Algemeen
  • a. Gronden en bouwwerken binnen deze bestemming mogen uitsluitend gebruikt worden overeenkomstig de functie(s) zoals omschreven in lid 8.1.
  • b. Voor het gebruik gelden de algemene gebruiksregels zoals opgenomen in artikel 14.

Artikel 9 Water

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water;
  • b. beroeps- recreatievaart;
  • c. bruggen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'brug';
  • d. waterhuishoudkundige voorzieningen;

met daar aan ondergeschikt:

  • e. groen;
  • f. kaden;
  • g. oeverstroken;
  • h. sluizen;
  • i. scheepsvaartverkeerstekens en andere nautische verkeersvoorzieningen;
  • j. steigers of vlonders, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'steiger' en 'specifieke vorm van water - vlonder'.

Voor het bovenstaande gebruik gelden de specifieke gebruiksregels in lid 9.3, aangevuld met de algemene gebruiksregels zoals opgenomen in Artikel 14.

9.2 Bouwregels
9.2.1 Algemeen

  • a. Op deze gronden mag uitsluitend gebouwd worden ten dienste van:
    • 1. de functie(s) zoals omschreven in lid 9.1;
    • 2. het specifiek toegestane gebruik zoals omschreven in lid 9.3;
    • 3. het algemeen toegestane gebruik zoals omschreven in artikel 14.
  • b. Voor het bouwen gelden de algemene bouwregels zoals opgenomen in artikel 13, aangevuld met de volgende specifieke bouwregels;
9.2.2 Gebouwen

Het is niet toegestaan gebouwen te bouwen.

9.2.3 Bruggen

Voor het bouwen van bruggen gelden de volgende regels:

  • a. bruggen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'brug';
  • b. de doorvaarthoogte van een brug mag niet minder zijn dan 1,20 meter.
9.2.4 Steigers en vlonders
  • 1. Steigers en vlonders zijn uitsluitend toegestaan binnen de aanduiding 'specifieke vorm van water-vlonder' en 'steiger'.
  • 2. Voor het bouwen van steigers en vlonders ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - vlonder' gelden de volgende regels:
    • a. er is maximaal één steiger of vlonder binnen deze aanduiding toegestaan;
    • b. de steiger of vlonder is bedoeld voor openbaar gebruik;
    • c. de lengte van een steiger of vlonder bedraagt maximaal 30 meter;
    • d. de waterbreedte waarin een steiger of vlonder is toegestaan bedraagt 8 meter of meer.
  • 3. Voor het bouwen van steigers en vlonders ter plaatse van de aanduiding 'steiger' gelden de volgende regels:
    • a. de lengte van de steiger bedraagt maximaal 50% van de breedte van het aangrenzende perceel;
    • b. de waterbreedte waarin een steiger of vlonder is toegestaan bedraagt 8 meter of meer.
9.2.5 Scheepvaartverkeerstekens en andere nautische verkeersvoorzieningen

In afwijking van het overige bepaalde in dit artikel, gelden voor het bouwen van scheepvaartverkeerstekens en andere nautische voorzieningen alleen de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van scheepvaartverkeerstekens en andere nautische voorzieningen mag niet hoger zijn dan 12 meter.
9.2.6 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

In aanvulling op het overige bepaalde in dit artikel, gelden voor het bouwen van overige bouwwerken die niet genoemd zijn in de andere bouwregels van dit artikel de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet hoger zijn dan 5 meter.
9.3 Specifieke gebruiksregels
9.3.1 Algemeen
  • a. Gronden en bouwwerken binnen deze bestemming mogen uitsluitend gebruikt worden overeenkomstig de functie(s) zoals omschreven in lid 9.1.
  • b. Voor het gebruik gelden de algemene gebruiksregels zoals opgenomen in artikel 14.
9.3.2 Woonschepen

Het is niet toegestaan gronden te gebruiken voor het aan- en afmeren en/of afgemeerd houden van woonschepen.

Artikel 10 Wonen

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. uitsluitend maatschappelijke dienstverlening (met ondergeschikte detailhandel) ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk';
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' tevens voor een parkeergarage;

met daarbij behorende:

  • d. erven;
  • e. tuinen;
  • f. parkeervoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen-openbaar gebied' tevens voor de aanleg van openbaar gebied;
  • h. overige voorzieningen ten behoeve van de bestemming.

Voor het bovenstaande gebruik gelden de specifieke gebruiksregels in lid 10.5, aangevuld met de algemene gebruiksregels zoals opgenomen in Artikel 14.

10.2 Bouwregels
10.2.1 Algemeen
  • a. Op deze gronden mag uitsluitend gebouwd worden ten dienste van:
    • 1. de functie(s) zoals omschreven in lid 10.1;
    • 2. het specifiek toegestane gebruik zoals omschreven in lid 10.5;
    • 3. het algemeen toegestane gebruik zoals omschreven in artikel 14.
  • b. Voor het bouwen gelden de algemene bouwregels zoals opgenomen in artikel 13, aangevuld met de volgende specifieke bouwregels;
  • c. het aantal nieuw te bouwen woningen binnen het plangebied met de bestemming Wonen bedraagt maximaal 470.
10.2.2 Hoofdgebouwen

Het is toegestaan hoofdgebouwen te bouwen, mits voldaan wordt aan de volgende regels:

  • a. een hoofdgebouw mag alleen binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - geschakeld' mogen uitsluitend middels een garage geschakelde grondgebonden woningen worden gebouwd;
  • c. de bouwdiepte van de geschakelde grondgebonden woningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - geschakeld' bedraagt maximaal 12 meter;
  • d. ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' en 'maximum bouwhoogte' mag de goot- en/of bouwhoogte niet hoger zijn dan de aangegeven hoogte;
  • e. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - verspringende bouwhoogte' gelden de volgende regels:
    • 1. het hoofdgebouw moet worden gebouwd met verspringende bouwhoogtes;
    • 2. het hoofdgbouw moet worden gebouwd met minimaal 3 hoogtesprongen;
    • 3. voor 60% van het gebouw geldt een minimale bouwhoogte van 10 meter en een maximale bouwhoogte van 13 meter;
    • 4. voor 40% van het gebouw geldt een minimale bouwhoogte van 14 meter en een maximale bouwhoogte van 16 meter;
  • f. ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte niet hoger zijn dan de aangegeven hoogte;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gevel 1' gelden de volgende regels:
    • 1. de naar deze lijn gekeerde gevel moet voor 60% op die gevellijn worden gebouwd;
    • 2. de gevel dient voor 40% een verspringing in de gevel te krijgen;
    • 3. de gevel krijgt minimaal 2 verspringingen;
    • 4. de afstand tussen de verspringen in de gevel en de gevellijn is minimaal 1 meter;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gevel 2'gelden de volgende regels:
    • 1. de naar deze lijn gekeerde gevel moet voor 70% op die gevellijn worden gebouwd;
    • 2. de gevel dient voor 30% een verspringing in de gevel te krijgen;
    • 3. de afstand tussen de verspringingen in de gevel en de gevellijn is minimaal 1 meter.
  • i. ter plaatse van de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - dove gevel' dient de naar deze aanduiding gekeerde gevel als dove gevel te worden uitgevoerd en in stand te worden gehouden en het bepaalde in lid 10.4 onder 1. is tevens van toepassing;
  • j. ter plaatse van de functieaanduiding 'parkeergarage' is het toegestaan om een overdekte parkeergarage van maximaal één bouwlaag, inclusief in- en uitrit ten behoeve van het bijbehorende hoofdgebouw te bouwen;
  • k. de maximale bouwhoogte van de parkeergarage, zoals genoemd onderj. bedraagt de op de planverbeelding aangegeven maatvoeringsaanduiding 'maximum bouwhoogte (m)';
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' gelden de volgende regels:
    • 1. ter plaatse van deze aanduiding is het verplicht om een onderdoorgang in het hoofdgebouw te realiseren;
    • 2. de hoogte van de onderdoorgang bedraagt minimaal 5 en maximaal 6 meter;
    • 3. de breedte van de onderdoorgang bedraagt minimaal 5 en maximaal 10 meter.
10.2.3 Uitbeiding van het hoofdgebouw
  • a. Indien een hoofdgebouw wordt uitgebreid binnen het bouwvlak dan gelden voor de uitbreiding de regels uit lid10.2.2 in plaats van de regels voor bijbehorende bouwwerken.
  • b. De verplichting om een kap te bouwen, bedoeld in lid 10.2.2 sub d, geldt niet voor de uitbreiding van een hoofdgebouw als die uitbreiding niet hoger is dan de eerste verdiepingsvloer van het hoofdgebouw + 0,3 m.
10.2.4 Bijbehorende bouwwerken in het achtererfgebied
  • a. bijbehorende bouwwerken zijn alleen toegestaan in het achtererfgebied;
  • b. bijbehorende bouwwerken zijn alleen toegestaan bij grondgebonden woningen;
  • c. indien het achtererfgebied buiten het bouwvlak kleiner is dan 300 m², dan mag maximaal 50% van het achtererfgebied buiten het bouwvlak bebouwd worden tot een maximum van 75 m²;
  • d. indien het achtererfgebied buiten het bouwvlak groter is dan 300 m², dan mag maximaal 100m² van het achtererfgebied buiten het bouwvlak bebouwd worden;
  • e. tevens gelden de volgende regels:
    • 1. het bijbehorend bouwwerk of uitbreiding daarvan binnen 4 m van het bijbehorend hoofdgebouw wordt gebouwd en hoger dan 0,3 m boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw wordt gebouwd;
    • 2. het bijbehorend bouwwerk of uitbreiding daarvan op een afstand van ten minste 3 m vanaf de voorgevel of het verlengde ervan wordt gebouwd;
    • 3. het bijbehorend bouwwerk of uitbreiding daarvan op een afstand van ten minste 3 m van een naburig hoofdgebouw met woonfunctie wordt gebouwd;
    • 4. de hoogte van de dakvoet maximaal de hoogte van de eerste verdiepingvloer +0,3 m met een maximale hoogte van 5 m is;
    • 5. het bijbehorend bouwwerk of uitbreiding daarvan voorzien is van een kap die is afgeleid van de kap van het bijbehorende hoofdgebouw, met uitzondering van de situatie waarbij het hoofdgebouw voorzien is van een mansardekap;
    • 6. het bijbehorend bouwwerk of uitbreiding daarvan een zadeldak heeft indien het hoofdgebouw een mansardekap heeft, waarbij de hellingshoek van het dakvlak van het bijbehorend bouwwerk niet groter is dan de hellingshoek van de denkbeeldige lijn tussen goot en nok van het hoofdvolume;
    • 7. de daknok van het bijbehorend bouwwerk of uitbreiding daarvan ten minste 1,5 m lager is dan de daknok van het bijbehorend hoofdgebouw.
10.2.5 Garages ter plaatse van de aanduiding 'geschakeld'

In afwijking van het bepaalde onder 10.2.4 gelden voor de garages waarmee de woningen binnen de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - geschakeld' met elkaar geschakeld worden de volgende regels:

  • a. de garage ligt minimaal 6 meter achter de voorste perceelsgrens;
  • b. de garage ligt minimaal 2 meter achter de voorgevellijn;
  • c. de goothoogte van de garage bedraagt maximaal 3 meter;
  • d. de bouwhoogte van de garage bedraagt maximaal 6 meter.
10.2.6 Dakkapellen

In afwijking van het overige bepaalde in dit artikel, gelden voor het bouwen van dakkapellen alleen de volgende regels:

  • a. per dakvlak van een hoofdgebouw zijn maximaal 2 dakkapellen toegestaan;
  • b. dakkapellen op hetzelfde dakvlak liggen op één horizontale lijn met elkaar;
  • c. gemeten vanaf de voet van de dakkapel is de dakkapel niet hoger dan 1,75 meter;
  • d. de bovenzijde van een dakkapel ligt niet meer dan 0,5 meter onder de daknok;
  • e. een dakkapel ligt op een afstand van ten minste 0,5 meter van de zijkant van het dak;
  • f. de afstand tussen dakkapellen moet ten minste 0,5 meter zijn;
  • g. de voet van een dakkapel ligt tussen 0,5 meter en 1 meter boven de goothoogte van het hoofdgebouw of het bijbehorend bouwwerk;
  • h. een dakkapel in het voordakvlak mag niet breder zijn dan 50% van de voorgevel, met een maximum van 4,5 meter;
  • i. een dakkapel in het zijdakvlak mag niet breder zijn dan 50% van het onderliggende geveldeel;
  • j. een dakkapel wordt niet gebouwd op:
    • 1. een gebouw waarvoor in de omgevingsvergunning voor het bouwen daarvan is bepaald dat het alleen voor een bepaalde periode in stand mag worden gehouden; of
    • 2. een bouwwerk voor recreatief nachtverblijf door één huishouden;
  • k. Van het bepaalde onder a tot en met j kan worden afgeweken als op het moment van het indienen van de aanvraag een vergunde trendsetter in hetzelfde bouwblok of bij gelijke architectuur in de nabije omgeving aanwezig is en wordt aangesloten.
10.2.7 Erfafscheidingen

In afwijking van het overige bepaalde in dit artikel, gelden voor het bouwen van erfafscheidingen alleen de volgende regels:

  • a. een erfafscheiding tussen een vergunde berging in het voorerfgebied en het hoofdgebouw is niet hoger dan 2 meter; en
  • b. voor andere erfafscheidingen in het voorerfgebied of grenzend aan openbaar gebied, geldt dat deze niet hoger zijn dan 1 meter.
10.2.8 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

In aanvulling op het overige bepaalde in dit artikel, gelden voor het bouwen van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde die niet genoemd zijn in de andere bouwregels van dit artikel de volgende regels:

  • a. het bouwwerk mag geen gebouw zijn; en
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken gen gebouwen zijnde, mag niet hoger zijn dan 3 meter.
10.3 Voorwaardelijke verplichting klimaatadaptatie

Bij de uitoefening van de bevoegdheid voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen van een gebouw geldt in aanvulling op het bepaalde in lid 10.2 dat een gebouw enkel gebouwd mag worden indien voldaan wordt aan de volgende bepalingen in verband met het bereiken van en het in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en goede omgevingskwaliteit:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' dient het dak van de parkeergarage te worden ingericht als een collectieve daktuin, waarvan minimaal 50% van de oppervlakte van het dak met groen ingericht dient te worden en waarbij het substraatpakket op het dak minmaal 50 cm is en bij bomen minimaal 80 cm, met dien verstande dat de daktuinen ook als zodanig in stand moeten worden gehouden;
  • b. daken van gebouwen met een minimale bouwhoogte van 12 m dienen groen te worden uitgevoerd, tenzij er zonnepanelen op het dak worden gerealiseerd, met dien verstande dat de groene daken ook als zodanig in stand moeten worden gehouden;
  • c. binnen het bouwperceel, het plangebied en/of aangrenzende percelen moet worden voorzien in waterberging met een inhoud waarbij minimaal 65 mm in 1 uur kan worden opgevangen en verwerkt, met dien verstande dat de waterberging in stand dient te worden gehouden;
  • d. gevels met een zuidelijke oriëntatie dienen licht uitgevoerd te worden, om hittestress tegen te gaan.
10.4 Voorwaardelijke verplichting geluid
  • 1. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - dove gevel' is het bouwen van een woning (geluidgevoelig object) binnen de bouwvlakken uitsluitend toegestaan als:
    • a. de gevel die is gericht naar of gebouwd wordt in de genoemde aaanduiding als een dove gevel wordt uitgevoerd, wordt onderhouden en in stand wordt gehouden ;
    • b. in afwijking van het bepaalde onder a. kan de dove gevel per verdieping worden bepaald, mits uit nader akoestisch onderzoek is gebleken dat de grenswaarde voor geluid van 50 dB(A) per verdieping niet wordt overschreden bij een maximale geluidsbelasting van 63 dB(A).
  • 2. Het gebruik en het in gebruik (laten) nemen van gebouwen binnen de aanduiding 'overige zone - voorwaardelijke verplichting 1' als woning (geluidgevoelig object) is uitsluitend toegestaan als de bebouwing binnen het bouwvlak met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - dove gevel' volledig is opgericht en in stand wordt gelaten.
  • 3. Voor het bouwen van een hoofdgebouw dat is aangewezen als een geluidgevoelig objectgeldt dat dit slechts is toegestaan als:
    • a. uit akoestisch onderzoek is gebleken dat:
      • de geluidbelasting op de gevels van het geluidgevoelig object voldoet aan de voorkeursgrenswaarde of de vastgestelde hogere grenswaarde (Wgh) of per maatwerkvoorschrift conform artikel 2.20 Activitietenbesluit vastgestelde hogere geluidgrenswaarde;
      • het geluidgevoelig object één of meer geluidluwe gevels heeft;
      • het geluidgevoelig object niet meer dan één dove geve heeft;
    • b. lid 3. onder bullit 2 is niet van toepassing als het geluidgevoelig object een appartement betreft waarvan:
    • c. als de geluidbelasting op een gevel hoger is dan de vastgestelde hogere geluidgrenswaarde Wgh/Activiteitenbesluit of hoger dan de voorkeursgrenswaarde en er geen hogere geluidgrenswaarde is vastgesteld, wordt die gevel als dove gevel uitgevoerd, waarbij de voorwaarden in lid a. onder bullit 2 en 3, ook van toepassing blijven;
    • d. als een deel van een woning wordt gebruikt voor beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis dan gelden de voorwaarden in lid a, onder 2 en 3, voor de gehele woning, inclusief de delen die gebruikt worden voor de beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten;
    • e. indien voor een gevel van een verblijfsruimte een hogere geluidgrenswaarden is vastgesteld middels een maatwerkvoorschrift conform art 2.20 Activiteitenbesluit voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr,LT) en het maximaal geluidsniveau (LAmax) dan de standaard waarde dan dient de geluidwering van deze gevel dusdanig te zijn dat daarmee een etmaalwaarde van maximaal 35 dB(A) (LAr,LT) en 55 dB(A) (LAmax) wordt gewaarborgd;
    • f. de maatregelen als beschreven in dit lid dienen in stand gehouden te worden zolang het gebouw in gebruik is als geluidgevoelig object.
10.5 Specifieke gebruiksregels
10.5.1 Algemeen
  • a. Gronden en panden binnen deze bestemming mogen uitsluitend gebruikt worden overeenkomstig de functie(s) zoals omschreven in lid 10.1.
  • b. het aantal nieuw te bouwen woningen binnen de bestemming Wonen bedraagt maximaal 470.
  • c. Voor het gebruik gelden de algemene gebruiksregels zoals opgenomen in artikel 14, aangevuld met de volgende specifieke gebruiksregels.
10.5.2 Openbaar gebied

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen-openbaar gebied' is tevens de aanleg van openbaar gebied toegestaan ter hoogte van de verspringende gevels in de vorm van verhardingen en/of openbaar groen.

10.5.3 Beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis

In aanvulling op het overige bepaalde in dit artikel, gelden voor het gebruik van een deel van een woning ten behoeve van beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis ook de volgende regels:

  • a. de woonfunctie blijft de hoofdfunctie;
  • b. de beroeps- of bedrijfsmatige activiteit wordt door de bewoner uitgeoefend;
  • c. de beroeps- of bedrijfsmatige activiteit heeft geen verkeersaantrekkende werking;
  • d. het vloeroppervlak in gebruik voor de beroeps- of de bedrijfsmatige activiteit is niet groter dan 30% van het bruto vloeroppervlak van de woning en bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 65 m2;
  • e. de volgende beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten zijn niet toegestaan:
    • 1. detailhandel, anders dan detailhandel ondergeschikt aan de beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten;
    • 2. horeca.
10.5.4 Gastouderopvang aan huis

In afwijking op het bepaalde in lid 10.5.3 gelden voor het gebruik van een deel van een woning ten behoeve van beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis in de vorm van gastouderopvang alleen de volgende regels:

  • a. de woonfunctie blijft de hoofdfunctie;
  • b. de gastouderopvang wordt door de bewoner uitgeoefend;
  • c. er mogen maximaal 6 kinderen tegelijkertijd worden opgevangen, waaronder mede begrepen de kinderen van de gastouder onder de 13 jaar; en
  • d. het vloeroppervlak in gebruik voor gastouderopvang is niet groter dan 30% van het bruto vloeroppervlak van de woning en bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 65 m2.
10.5.5 Dakterrassen

Voor het gebruik van gronden en gebouwen voor een dakterras gelden de volgende regels

  • a. het dakterras wordt alleen vanuit de woning ontsloten;
  • b. het dakterras ligt maximaal 4 meter uit de achtergevelrooilijn van het oorspronkelijke hoofdgebouw;
  • c. er wordt voldaan aan artikel 5:50 van het Burgerlijk Wetboek;
  • d. het dakterras wordt aangevraagd door de eigenaar van het dak;
  • e. er worden geen andere bouwwerken dan een hekwerk gebouwd;
  • f. het hekwerk is maximaal de hoogte zoals omschreven in het Bouwbesluit;
  • g. zowel het hekwerk als het terras worden geplaatst achter de zichtbaarheidslijn;
  • h. zowel het hekwerk als het terras liggen 1 meter of meer terug ten opzichte van de voorgevel, of zijn in het dakvlak verwerkt;
  • i. hekwerk en terras liggen gelijk aan of terug liggend van de zijgevel, als de zijgevel aan openbaar toegankelijk gebied grenst;
  • j. Van het bepaalde onder a t/m i kan worden afgeweken als op het moment van het indienen van de aanvraag een vergunde trendsetter in hetzelfde bouwblok of bij gelijke architectuur in de nabije omgeving aanwezig is en wordt aangesloten.
10.5.6 Zorgwonen

In aanvulling op het overige bepaalde in dit artikel, gelden voor het gebruik van een woning ten behoeve van zorgwonen ook de volgende regels:

  • a. de bewoning vindt nagenoeg zelfstandig plaats;
  • b. de zorg is voornamelijk gericht op de dagelijkse bezigheden van de bewoner(s);
  • c. er is geen sprake van 24-uurs zorg of therapie aan huis.
10.5.7 Ondergeschikte detailhandel

In aanvulling op het overige bepaalde in dit artikel, gelden voor het gebruiken van panden en gronden ten behoeve van detailhandel ondergeschikt aan maatschappelijke dienstverlening ook de volgende regels:

  • a. de detailhandel is niet toegestaan als de hoofdactiviteit van een bedrijf of voorziening;
  • b. de oppervlakte van de detailhandelsactiviteiten mag niet groter zijn dan 20% van het totale oppervlakte van een bedrijf of voorziening, met een maximum van 250 m2; en
  • c. de volgende detailhandel is niet toegestaan:
    • 1. een supermarkt;
    • 2. de verkoop van vuurwerk; en
    • 3. detailhandel in volumineuze goederen.

Artikel 11 Waarde - Archeologie 1

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde-Archeologie 1' (Aw-1 op de verbeelding) aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

11.2 Bouwregels
11.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen

Voor de bouw van bouwwerken, waarbij een grondverstoring dieper dan 1,50 meter plaatsvindt geldt, in aanvulling op de andere bouwregels die gelden voor deze gronden en panden, dat door de aanvrager een rapport op basis van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) moet worden overgelegd waarin:

  • a. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden

verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en

  • b. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
11.2.2 Voorwaarden omgevingsvergunning voor het bouwen

Indien uit het lid 11.2.1 genoemde rapport blijkt dat archeologische waarden an de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, die voldoen aan de bij de vergunning te stellen kwalificaties;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg, die voldoet aan bij de vergunning te stellen kwalificaties.
11.2.3 Uitzonderingen
  • a. Het bepaalde in lid 11.2.1 en 11.2.2 is niet van toepassing op het bouwen van bouwwerken binnen de begrenzing van de gebieden met de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - 1' met een oppervlakte kleiner dan 50 m2 of die niet dieper gaan dan 1,50 m;
  • b. bij het bouwen van de lin lid a bedoelde bouwwerken zijn de regels van de betreffende primaire bestemming onverminderd van toepassing.
11.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
11.3.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden

Voor het uitvoeren van de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden, waarbij een grondverstoring dieper dan 1,50 meter plaatsvindt, is een omgevingsvergunning nodig:

  • a. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanleggen en verbreden van sloten, vijvers en andere wateren;
  • c. het verlagen of het verhogen van het waterpeil;
  • d. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
  • e. het bebossen van gronden die op het tijdstip van het kracht worden van dit plan niet als bosgrond kunnen worden aangemerkt;
  • f. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen.
11.3.2 Onderzoeksplicht

Een omgevingsvergunning kan pas worden verleend nadat door de aanvrager een rapport op basis van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) is overgelegd waarin:

  • a. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
  • b. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
11.3.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van de gronden.

11.3.4 Voorwaarden omgevingsvergunning

Indien uit de in lid 11.3.2 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het uitvoeren van werken of werkzaamheden zullen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden verbonden zijn aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, die voldoen aan de bij de vergunning te stellen kwalificaties;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologidsche monumentenzorg die voldoet aan bij de vergunning te stellen kwalificaties.
11.3.5 Uitzonderingen

Het bepaalde onder 11.3.1 is niet van toepassing voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud betreffen, of
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen worden uitgevoerd, moet verricht door een daartoe bevoegde instantie;
  • d. vallen binnen de begrenzing van de gebieden met de aanduiding 'archeologische waarden 1' en een oppervlakte hebben kleiner dan 50 m² of niet dieper gaan dan 1,50 m, met uitzondering van beschermde rijks-, provinciale- of gemeentelijke monumenten.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 12 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 13 Algemene bouwregels

13.1 Parkeren
13.1.1 Voldoende parkeervoorzieningen

Bij de uitoefening van de bevoegdheid voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen van een gebouw geldt dat:

  • a. voldoende parkeervoorzieningen voor auto's en fietsen worden gerealiseerd en in stand worden gehouden op de betreffende locatie of in de directe omgeving daarvan in of buiten het plangebied;
  • b. voldoende betekent dat wordt voldaan aan de parkeernormen in de beleidsregels die zijn neergelegd in de “Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016”; en
  • c. indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, herzien of vervangen rekening wordt gehouden met de wijziging, herziening of vervangende beleidsregels.
13.1.2 Afwijken van de parkeernormen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de normen in 13.1.1, mits voldaan wordt aan de volgende regels:

  • a. de ontbrekende parkeervoorzieningen worden anderszins voldoende gecompenseerd;
  • b. anderszins voldoende gecompenseerd betekent dat wordt voldaan aan de ontheffings- of afwijkingsmogelijkheden in de beleidsregels die zijn neergelegd in de "Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016"; en
  • c. indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, herzien of vervangen rekening wordt gehouden met de wijziging, herziening of vervangende beleidsregels.
13.2 Toegelaten overschrijdingen

Het is toegestaan de in dit plan aangegeven bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen en/of hoogtematen te overschrijden:

  • a. ten behoeve van toegangen van bouwwerken, luifels, overstekken, stoepen, stoeptreden, reclame-uitingen, trappen(huizen), balkons en galerijen (al dan niet ondersteund door kolommen), gaanderijen en funderingen en daarmee gelijk te stellen onderdelen van gebouwen, voor zover de bouwgrens met niet meer dan 3,50 meter wordt overschreden en deze onderdelen van gebouwen niet worden opgericht op gronden bestemd voor verkeer;
  • b. ten behoeve van plaatselijke verhogingen op gebouwen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, trappenhuizen en lichtkappen, alsmede technische voorzieningen, mits:
    • 1. de oppervlakte van de vergroting niet meer dan 25% van de oppervlakte van het dak(vlak) bedraagt;
    • 2. de hoogte niet meer dan 5 meter boven op de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw bedraagt.
13.3 Afwijking van de toegelaten overschrijdingen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in 13.2 voor luifels en overstekken die uitsteken over de openbare ruimte indien:

  • a. het gebruik van de openbare ruimte niet onevenredig wordt geschaad (veiligheid);
  • b. de luifels en overstekken noodzakelijk zijn in het kader van oververhitting in woningen.

Artikel 14 Algemene gebruiksregels

14.1 Strijdig gebruik
  • a. Tenzij in de bestemmingsregels nadrukkelijk anders is bepaald, is het niet toegestaan gronden en panden te gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven ten behoeve van:
    • 1. seksinrichtingen;
    • 2. Bevi-inrichtingen;
    • 3. de productie, opslag of verkoop van vuurwerk;
    • 4. geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
    • 5. opslag anders dan ter plaatse noodzakelijk ten behoeve van de bestemming;
    • 6. het storten van puin en afvalstoffen;
    • 7. permanent bewonen van vrijstaande bijbehorende bouwwerken, niet zijnde mantelzorg;
    • 8. opslag van aan het oorspronkelijke gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen;
    • 9. een permanente standplaats voor kampeermiddelen;
    • 10. het voortdurend afgemeerd houden van woonschepen, woonarken of anderszins vaartuigen die zijn bestemd voor het wonen of het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten danwel daarvoor worden gebruikt.
14.2 Toegestaan ondergeschikt gebruik

Tenzij de bestemmingsregels nadrukkelijke anders bepalen, kunnen gronden en gebouwen ook voor de volgende functies worden gebruikt als deze functies ondergeschikt zijn aan het hoofdgebruik, bedoeld in de bestemmingsregels:

14.3 Woningsplitsing en kamergewijze verhuur
  • a. Het splitsen van een woning in twee of meer woningen is niet toegestaan;
  • b. Het omzetten van een zelfstandige woning naar meer dan twee onzelfstandige woonruimten in dezelfde woning is niet toegestaan.
14.4 Afwijken ten behoeve van kamerverhuur of woningsplitsing

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in 14.3 voor kamerverhuur of woningsplitsing, indien:

  • a. de oppervlakte van de bestaande woning groter is dan of gelijk blijft aan 140 m2;
  • b. de oppervlakte van elke zelfstandige woning als gevolg van woningsplitsing groter is dan 50 m2;
  • c. wordt voldaan aan de Huisvestingsverordening gemeente Zaanstad 2021 en;
  • d. voldaan wordt aan de parkeernormen die voortvloeien uit de 'Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016' of rechtsopvolgers hiervan.
14.5 Toeristische verhuur en bed & breakfast
  • a. Het gebruik van een gedeelte van een woning en/of bijbehorende aangebouwde bouwwerken ten behoeve van particuliere vakantieverhuur is toegestaan, indien en voor zover niet meer dan 4 personen tegelijkertijd gebruik maken van de toeristische verhuur.
  • b. Het gebruik van (gedeelten van) woningen en/of bijbehorende aangebouwde bouwwerken ten behoeve van Bed & Breakfast is toegestaan, indien en voor zover:
    • 1. per woning maximaal 1 Bed & Breakfast verleend wordt;
    • 2. niet meer dan 4 personen tegelijkertijd gebruik maken van de Bed & Breakfast;
    • 3. er niet meer dan 2 kamers ter beschikking worden gesteld als slaapvertrekken in een Bed & Breakfast;
    • 4. een Bed & Breakfast op de begane grond is niet toegestaan aan de straatzijde;
    • 5. een Bed & Breakfast is niet toegestaan in vrijstaande bij de woning bijbehorende bouwwerken zoals tuinhuisjes e.d.;
    • 6. Een Bed & Breakfast is toegestaan in een aan het hoofdgebouw gebouwd bijbehorend bouwwerk met een doorgang naar het hoofdgebouw;
    • 7. de Bed & Breakfast door de hoofdbewoner wordt uitgeoefend;
    • 8. de hoofdbewoner tijdens het nachtverblijf in de bed & breakfast aanwezig is;
    • 9. het vloeroppervlak voor een Bed & Breakfast niet meer bedraagt dan 35% van het bruto vloeroppervlakte van de woning en aangebouwde bijbehorende bouwwerken met een maximum van 65 m².

Artikel 15 Algemene aanduidingsregels

15.1 Aanduiding 'overige zone - voorwaardelijke verplichting 1'

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - voorwaardelijke verplichting 1' gelden de regels zoals genoemd in 10.4. sub 2.

15.2 Aanduiding 'overige zone - voorwaardelijke verplichting 2'

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - voorwaardelijke verplichting 2' gelden de regels zoals genoemd in 3.2.4.

Artikel 16 Algemene afwijkingsregels

16.1 Afwijking algemeen

Indien niet op grond van een andere bepaling van deze planregels een omgevingsvergunning kan worden verleend, dan kan bij omgevingsvergunning worden toegestaan dat:

  • a. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en elektriciteitsvoorzieningen met een maximum bouwhoogte van 5 meter, en een maximale brutovloeroppervlak van 30 m² worden gebouwd;
  • b. wordt afgeweken van de in de planregels voorgeschreven maten, afmetingen, percentages met maximaal 10%;
  • c. wordt afgeweken van de op de verbeelding aangegeven bestemmingsgrenzen en aanduidingen; en
  • d. bouwwerken ten behoeve van vlucht- en/of noodtrappen worden gebouwd;

mits voldaan wordt aan de volgende regels:

  • e. de afwijking in het belang is van een ruimtelijk, technisch of duurzaam beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein of om te voldoen aan het Bouwbesluit; en
  • f. slechts in geringe mate wordt afgeweken van de bestemmingsgrenzen en aanduidingen, met een maximum van 2 meter.
16.2 Afwijking ten behoeve van wegen

Indien niet op grond van een andere bepaling van deze planregels een omgevingsvergunning kan worden verleend, dan kan bij omgevingsvergunning afgeweken worden van deze planregels en worden toegestaan dat wegen of de aansluiting van wegen voor maximaal 3 m buiten de bestemmingsgrens of aanduiding worden gerealiseerd, mits voldaan wordt aan de volgende regels:

  • a. de verkeersveiligheid en/of verkeersintensiteit en/of de invulling van de openbare ruimte hier aanleiding toe geven;
  • b. de leefkwaliteit ter plaatse van nabijgelegen geluidgevoelig objecten aanvaardbaar blijft.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 17 Overgangsrecht

17.1 Bouwwerken
  • 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
17.2 Gebruik
  • 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 18 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: regels van het bestemmingsplan Verkadebuurt van de gemeente Zaanstad.