Plan: | Amstel Business Park Zuid |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0437.ABPZuid-VA02 |
Het Amstel Business Park is een 180 hectare groot bedrijventerrein. Het noordelijke deel van dit bedrijventerrein ligt op het grondgebied van de gemeente Amsterdam en het zuidelijk deel ligt op het grondgebied van de gemeente Ouder-Amstel. Het voorliggende bestemmingsplan heeft betrekking op het laatst bedoelde deel van het bedrijventerrein. Deze gronden zijn grotendeels eigendom van de gemeente Amsterdam.
Er is in de Ruimtelijk-Programmatische Onderlegger Amstel Business Park-Zuid (2008) van de gemeente Ouder-Amstel een verkenning uitgevoerd naar de ontwikkelingsmogelijkheden van het Amstel Business Park-Zuid. Deze onderlegger heeft betrekking op een periode die de bestemmingsplanperiode van 10 jaar ruimschoots overschrijdt. Desalniettemin is het voorliggende bestemmingsplan deels mede gebaseerd op deze onderlegger.
De begrenzing van het plangebied Amstel Business Park Zuid is aangegeven op onderstaande luchtfoto.
------ = grens plangebied
Het plangebied Bedrijventerrein Amstel Business Park Zuid heeft een oppervlakte van circa 80 ha en bevindt zich aan de westkant van de kern Duivendrecht. Het is centraal gelegen in de economische zone tussen Schiphol en Academisch Medisch Centrum. Hierbinnen vallen ook de ontwikkelingen in de Zuidas die mede een uitstraling zullen hebben tot in Amstel Business Park Zuid. Daarnaast bevindt het plangebied zich nabij de ring A10 en op korte afstand van de Amsterdamse binnenstad en het centrum van Ouderkerk aan de Amstel (gemeente Ouder-Amstel).
Het gebied zelf bezit ook kwaliteiten. Het plangebied is zowel per auto, per fiets als per openbaar vervoer goed bereikbaar. Diverse uitvalswegen van en naar de regio Amsterdam liggen in de directe omgeving. Door de korte afstand tot de NS-stations Amstel, Duivendrecht en Bijlmer, maar nog meer door de directe nabijheid van de metrostations Spaklerweg, Van der Madeweg en Overamstel, heeft het plangebied een goede bereikbaarheid per openbaar vervoer.
De recent ingezette ontwikkeling van Overamstel in het noordelijke deel van het Amstel Business Park (grondgebied gemeente Amsterdam) tot een gemengd (grootstedelijk) woon/werkgebied heeft gevolgen voor het gehele bedrijventerrein en dus ook voor het onderhavige plangebied. In tegenstelling tot het noordelijke deel blijft het plangebied Amstel Business Park Zuid primair bestemd voor bedrijvigheid. Wel heeft de ontwikkeling van het noordelijke deel tot gevolg dat het hele Amstel Business Park meer verknoopt raakt met het stedelijke milieu. Dit heeft een grote aantrekkingskracht op bepaalde vormen van bedrijvigheid, zoals ondernemingen uit het creatief productiemilieu en op "leisure". Tevens is er vanwege de schaarste aan grond een druk om het bestaande bedrijventerrein te verdichten.
Het voorliggende bestemmingsplan vervangt hoofdzakelijk het bestemmingsplan "Industriegebied Amstel 1977" (vastgesteld op 18 maart 1980 en besluit omtrent goedkeuring d.d. 20 januari 1981) en voor een kleiner deel het "Uitbreidingsplan Industriegebied Amstel" (vastgesteld op 31 mei 1961; besluit omtrent goedkeuring d.d. 3 juli 1962 ). Voorts vervangt het voorliggende bestemmingsplan deels de "Partiële herziening bestemmingsplannen gemeente Ouder-Amstel (seksinrichtingen, escortbedrijven, sekswinkels)" (vastgesteld op 20 november 2002).
Plankaart bestemmingsplan Industriegebied Amstel (1977)
Er dient ingevolge de Invoeringswet Wet ruimtelijke ordening voor een gebied waarvoor een bestemmingsplan geldt dat meer dan vijf jaar voor het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening onherroepelijk is geworden, binnen vijf jaar na dat tijdstip een bestemmingsplan te worden vastgesteld. Dat betekent dat voor het onderhavige plangebied voor 1 juli 2013 een nieuw bestemmingsplan moet worden vastgesteld. Het voorliggende bestemmingsplan is aangepast aan recent beleid en recente feitelijke ontwikkelingen.
Het nieuwe bestemmingsplan voorziet eveneens in standaardisering, hetgeen inhoudt dat plankaart/verbeelding en planregels in overeenstemming zijn gebracht met de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen.
Het bestemmingsplan wordt in digitale vorm opgesteld en vastgesteld. Ook hierbij geldt dat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen is gevolgd. Het bestemmingsplan zal voor een ieder via internet digitaal beschikbaar zijn.
In het voorliggende bestemmingsplan zijn uitsluitend de reeds vergunde of lopende afwijkingen van het voorgaande bestemmingsplan Industriegebied Amstel opgenomen.
De Amstel, een oude veenrivier, kwam in de 16e eeuw in gebruik als handelsroute. Circa een eeuw later werd het bestaande natuurlijke netwerk van veenrivieren uitgebreid met ringvaarten en trekvaarten. De ringvaarten waren nodig om de droogmakerijen te ontwateren en fungeerden soms eveneens als trekvaart. De Weespertrekvaart diende ook als ringvaart van de Watergraafsmeer. In 1629 werd het Diemermeer (Watergraafsmeer) drooggemaakt. Ten behoeve van de droogmaking was een ringvaart gegraven en nam de boezemcapaciteit af, waardoor het noodzakelijk werd in 1637 de Groot Duivendrechtse polder in te stellen. De polder werd bemalen met molens langs de Amstel en de ringvaart van de Watergraafsmeer. In 1638 werd een deel van de ringvaart van de Watergraafsmeer onderdeel van de Weespertrekvaart. Langs de trekvaart verrezen enkele buitens, waaronder Waschlust en Solitude. Ook langs de Ouderkerkerdijk verrezen enkele uitspanningen en buitens.
Ter bescherming werden dijken, achter- en zijkaden aangelegd. Op deze wijze beschermde de Ouderkerkerdijk de Grote Duivendrechterpolder tegen overstromingen vanaf de Amstel. De dijk is tot op heden nog aanwezig in het landschap. De dijk was tevens een belangrijke verbindingsroute van Ouderkerk aan de Amstel met Amsterdam.
De Grote Duivendrechterpolder was vanaf de 17e eeuw voornamelijk als industrie-, land- en tuinbouwgebied in gebruik. De eerste kleine bedrijfjes vestigden zich op de Omval. Later vestigden zich ook kleine bedrijfjes langs de Weespertrekvaart. Op de Amsteloevers kwamen op strategische plekken parken en buitenplaatsen.
In 1848 werd het Amstel Business Park doorsneden door de Rhijnspoorbaan tussen station Weesperpoort en Utrecht die in de jaren dertig is opgehoogd. Het gebied langs de Weespertrekvaart heeft zich na 1848 apart ontwikkeld.
De huidige verkaveling is opgenomen in het "Uitbreidingsplan Industriegebied Amstel" (1961) van de gemeente Ouder-Amstel met een nieuw oost/west raster tussen de spoorlijn en de rijksweg A2 dat min of meer is doorgezet tot en met het huidige Academisch Medisch Centrum. De aanleg van de Zuidoosttak van de metrolijn in de jaren zeventig en de aanleg van de A2 en de Spaklerweg gaven een grote impuls aan het gebied Overamstel.
Kaart Uitbreidingsplan Industriegebied Amstel (1961)
De sterk verbeterde ontsluiting gaf een grote impuls aan het plangebied en nieuwe bedrijven vestigden zich in het zuiden van het Amstel Business Park. In 1990 werd het gebied nog beter bereikbaar met de voltooiing van de ringweg A10 en in 1997 met de ingebruikneming van de ringlijn van de metro. Twee afslagen vanaf de A10-zuid, S110 en S111, het station Duivendrecht en de metrostations Spaklerweg, Van der Madeweg en Overamstel ontsluiten sindsdien het gebied.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) schetst het Rijk ambities tot 2040 en de ruimtelijke doelen, belangen en opgaven tot 2028. De SVIR heeft als ondertitel "Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig" en vervangt de Nota Mobiliteit, de Nota Ruimte, de Mobiliteitsaanpak en Randstad 2040. De hoofddoelen van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid voor de middellange termijn (2020/2028) zijn:
De versterking van de ruimtelijk-economische structuur richt zich voor een groot deel op de stedelijke regio's rondom de mainports, brainports en greenports. Voor deze gebieden worden gebiedsgerichte programma's opgezet. Maar ook op andere fronten wordt gezocht naar een versterkte ruimtelijk-economische structuur, zoals een verbetering van het hoofdnetwerk voor een (duurzame) energievoorziening en ruimte voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via ondergrondse buisleidingen.
Bereikbaarheid is een ander onderwerp van het rijksbeleid. Daartoe dient onder meer een robuust hoofdnetwerk te worden gerealiseerd. Dit ziet op wegen, het spoor en vaarwegen. Daarbij zet het Rijk tevens in op het beter benutten van onze huidige infrastructuur.
Een veilige leefomgeving blijft ook binnen het nieuwe beleid centraal staan. Daartoe wil het Rijk het milieu verbeteren en ons beschermen tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's. Maar een veilige leefomgeving bestaat uit meer. Daarom richt het Rijk zich bijvoorbeeld ook op bescherming tegen overstromingen en behoud van unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten binnen ons land.
In het ruimtelijk domein zullen beleid en uitvoering voor een nog groter deel dan voorheen de verantwoordelijkheid worden van provincies en gemeenten.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
Het besluit geeft nadere regels waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen. Het besluit is op 30 december 2011 deels in werking getreden. De projecten van rijksbelang waarop het besluit betrekking heeft zijn: mainport Rotterdam, kustfundament, grote rivieren, Waddenzee c.a., defensie en erfgoederen van uitzonderlijke universele waarden. Deze onderwerpen zijn niet aan de orde in het voorliggende bestemmingsplan.
De uitbreiding van de ruimtelijke ordeningsregels Barro is op 1 oktober 2012 in werking getreden. Deze uitbreiding betreft rijksregels ten aanzien van de ecologische hoofdstructuur, de elektriciteitsvoorziening, de toekomstige uitbreiding van het hoofd(spoor)wegennet, de veiligheid rond rijksvaarwegen, de verstedelijking in het IJsselmeer, de bescherming van primaire waterkeringen buiten het kustfundament en de toekomstige rivierverruiming van de Maastakken. Deze uitbreiding van het Barro heeft voor wat betreft het voorliggende plan uitsluitend betrekking op de binnen het plangebied gelegen primaire waterkering.
Nationaal Milieubeleidsplan 4
Het kabinet licht in dit beleidsplan het te voeren milieubeleid toe. Volgens het Nationaal Milieubeleidsplan (NMP4) moet het lukken binnen 30 jaar te zijn overgestapt naar een duurzaam functionerende samenleving. Dan zijn wel ingrijpende maatschappelijke (inter)nationale veranderingen en maatregelen nodig. Het NMP richt zich op onder meer de:
Provinciale Structuurvisie 2040
Provinciale Staten hebben op 21 juni 2010 de Provinciale Structuurvisie 2040 vastgesteld. Er wordt gestreefd naar behoud en versterking van de internationale concurrentiepositie. Duurzame energie en klimaatbestendige ontwikkeling worden noodzakelijk geacht. Er wordt ingezet op bundeling van functies, optimalisering van de (OV-)bereikbaarheid en op ontwikkeling van de verstedelijkingsas Haarlemmermeer-Amsterdam-Almere. Amstel Business Park Zuid wordt aangeduid als "bestaand bedrijventerrein" ten behoeve van concentratie van bedrijvigheid waarbij herstructurering en verdichting kan plaatsvinden. Bovendien ligt Amstel Business Park Zuid nabij een openbaar vervoer-knooppunt waar verdichting geïndiceerd is.
Provinciale ruimtelijke verordening Structuurvisie Noord-Holland
Provinciale Staten van Noord-Holland hebben op 21 juni 2010 op grond van artikel 4.1 van de Wet ruimtelijke ordening de Provinciale ruimtelijke verordening Structuurvisie vastgesteld; deze verordening is op 1 november 2010 in werking getreden. De verordening geeft voorschriften betreffende de inhoud van bestemmingsplannen en de toelichting op bestemmingsplannen. Het voorliggende bestemmingsplan betreft "bestaand bebouwd gebied" in de zin van de verordening.
Provinciaal milieubeleidsplan
Provinciale staten hebben op 21 september 2009 het Provinciaal Milieubeleidsplan voor de periode 2009-2013 vastgesteld. Er worden in het plan voor Noord-Holland twee milieudoelen geformuleerd:
Om die doelen te bereiken voert de provincie activiteiten uit op acht milieuthema's: afval, bodem, externe veiligheid, klimaat en energie, licht en donkerte, geluid, geur en lucht. Bij afval draait het bijvoorbeeld om intensiever toezicht op afvalstromen. Onder geluid valt onder andere het verder terugdringen van geluidhinder, door het opstellen van zonebeheerplannen voor bedrijventerreinen. Het milieubeleidsplan is de basis voor de handhaving en vergunningverlening ingevolge de Wet Milieubeheer. De provincie stelt tweejarige uitvoeringsprogramma's op waarin de uitvoering meer in detail zal worden vastgelegd.
De Stadsregio Amsterdam is een samenwerkingsverband van zestien gemeenten, waaronder Ouder-Amstel. De stadsregio werkt onder meer aan verbetering van de bereikbaarheid, de leefbaarheid en de economische ontwikkeling en heeft in dat kader een aantal beleidsnota's opgesteld.
Regionaal Verkeer & Vervoerplan
Het Regionaal Verkeer & Vervoerplan (RVVP) van de Stadsregio Amsterdam is het beleidskader op het gebied van verkeer en vervoer van de stadsregio Amsterdam. Het is richtinggevend voor de beleidsontwikkeling voor 10 jaar, voor de uitvoering van de exploitatie van het openbaar vervoer en de subsidieverlening op het gebied van infrastructuur en verkeersveiligheid. Dit RVVP is opgesteld binnen de ambities die de stadsregio-gemeenten gezamenlijk hebben geformuleerd: het creëren van een gezonde gedifferentieerde economie, het bieden van een goed sociaal klimaat aan de inwoners en het zorgen voor een duurzame leefomgeving. De hoofdlijnen van beleid zijn samen te vatten in een aantal strategieën: een samenhangend netwerk, gebiedsgerichte aanpak, prijsbeleid, duidelijke keuzes voor leefbaarheid en veiligheid en een slagvaardige samenwerking en financiering (zie verder Hoofdstuk 6 Verkeer en parkeren).
Plabeka
Het Platform Bedrijven en Kantoren (Plabeka) is in 2005 opgericht. In dit regionale samenwerkingsverband stemmen de provincies Noord-Holland en Flevoland samen met de Stadsregio Amsterdam en de gemeenten vraag en aanbod van bedrijfslocaties zo goed mogelijk op elkaar af. In het Plabeka vindt de regionale afstemming plaats over de kwantiteit en kwaliteit van werklocaties. Het doel van het Plabeka luidt als volgt: Het creëren van voldoende ruimte en kwaliteit van werklocaties (kantoren, bedrijventerreinen, zeehaventerreinen) voor een evenwichtige economische ontwikkeling om daarmee een bijdrage te leveren aan de versterking van de (internationale) concurrentiepositie van de Metropoolregio en het verbeteren van het regionale vestigingsklimaat voor het bedrijfsleven.
Het regionale werklocatiebeleid is vastgelegd in de Uitvoeringsstrategie Plabeka 2010-2040 "Snoeien om te kunnen bloeien". Dit document is door de betrokken bestuurders uit de Metropoolregio Amsterdam (MRA) op 23 juni 2011 vastgesteld.
Ondanks de ingrepen, zoals afgesproken in de eerste Uitvoeringsstrategie 2007-2030, bleek uit de monitor dat er op de kantorenmarkt in de MRA nog steeds geen evenwichtige balans tussen vraag en aanbod gerealiseerd was. De leegstand bleef onverminderd hoog en de vraag naar kantoorruimte bleef achter bij de prognoses. Ook de uitgifte van nieuwe bedrijventerreinen bleek lager dan voorzien. Hierdoor is besloten de Uitvoeringsstrategie te actualiseren.
Overschotten aan de aanbodzijde leidden in 2007 reeds tot het schrappen en faseren van 3,5 miljoen m² aan niet op de vraag afgestemde kantoorplannen. Door transformatie vond onttrekking van 0,5 miljoen m² kantoorgebouwen van de kantorenmarkt plaats. Deze ingrepen op de kantorenmarkt waren echter niet genoeg om het tij te keren.
In de Uitvoeringsstrategie 2010-2040 zijn opnieuw afspraken gemaakt om in het planaanbod van kantoren en bedrijventerreinen te schrappen en worden verouderde bedrijventerreinen geherstructureerd en bestaande kantoren herontwikkeld tot duurzame kantoorconcepten of voor andere functies. Het resultaat van deze Uitvoeringsstrategie is dat in de MRA in totaal voor 1,9 miljoen m² planaanbod kantoren en 514 ha planaanbod bedrijventerreinen worden geschrapt of uitgefaseerd tot na 2040.
Structuurvisie gemeente Ouder-Amstel 2007
In de Structuurvisie wordt de regionale economische betekenis van het plangebied onderkend. Het toevoegen van meer bedrijvigheid leidt tot werkgelegenheid voor de regio, zo staat in de Structuurvisie. Amstel Business Park is meer een grootstedelijke aangelegenheid dan een lokale. Het plangebied komt in aanmerking voor versterking van de huidige functie. Er wordt gesteld dat opwaardering en herstructurering voor de hand liggen.
Kenmerkend voor onder meer Amstel Business Park Zuid is de grote diversiteit in gebruik, schaal en maat van de kavels en gebouwtypen. De architectonische en stedenbouwkundige waarde wordt beperkt geacht. De bereikbaarheid van het Amstel Business Park wordt als goed aangemerkt. Via weg en openbaar vervoer (metro en trein) is het gebied bereikbaar.
Zie bijlage 1 Structuurvisie gemeente Ouder-Amstel 2007.
Visie 2020
De gemeenteraad heeft op 14 mei 2009 de Visie 2020 vastgesteld. Er wordt geconstateerd dat Ouder-Amstel vanwege de ligging van het Amstel Business Park met circa 500 actieve bedrijven, een grote partij op het terrein van werkgelegenheid is. Er wordt naar gestreefd in 2020 op het Amstel Business Park een ruimer aanbod van verschillende functies te bieden, waardoor bijvoorbeeld ook de sociale veiligheid verbetert. Daarnaast is een ontwikkeling op gang gekomen om dit belangrijke bedrijventerrein kwalitatief duurzaam en energieneutraal te versterken.
Zie bijlage 2 Visie 2020 gemeente Ouder-Amstel.
Economische visie Ouder-Amstel (december 2006)
De bedrijvigheid en werkgelegenheid op het Amstel Business Park Zuid zorgen voor een breed en sterk economisch profiel van de gemeente. Dit zal nog worden versterkt door de toekomstige invulling van het Duivendrechtse Veld. De invulling moet passen bij de maat en schaal van de gemeente Ouder-Amstel. Daarom wordt gedacht aan een functionele invulling met kleine en middelgrote bedrijven en eventueel aan functies die inspelen op de (OV) reizigers in de omgeving van het station.
De gemeente Ouder-Amstel wil economische groei binnen de gemeente faciliteren. Hierbij hebben de reeds in Ouder-Amstel gevestigde bedrijven een streepje voor. De gemeente wil deze bedrijven en hun werkgelegenheid(sgroei) graag in de gemeente houden. Daarnaast wil de gemeente ruimte bieden aan kleinschalige (ambachtelijke) bedrijven die elders in de Amsterdamse regio geen plek kunnen vinden. Voor alle bedrijven geldt dat zij moeten passen bij de schaal en maat van de gemeente.
Voor publiekaantrekkende functies geldt dat deze alleen op de huidige bedrijventerreinen worden toegestaan als voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
Er is in mei 2012 een economische beleidsambitie opgesteld. Er wordt gestreefd naar het behouden van de sterke werkgelegenheidsfunctie van het Amstel Business Park Zuid. De gemeente heeft de ambitie om van het Amstel Business Park Zuid een toekomstvast bedrijventerrein te maken. Dat wil zeggen een bedrijventerrein dat tot doel heeft om een aantrekkelijke werkomgeving te vormen voor de werknemer. Het Amstel Business Park Zuid dient een bedrijventerrein te worden dat ook op de langere termijn een groot aantal MKB bedrijven huisvest. Op dit moment wordt uitgegaan van de volgende economische sectoren: zakelijke dienstverlening, groothandel, kleinschalige productie- en ICT-bedrijven, creatieve industrie en media-georiënteerde bedrijven. Ook zal de economische structuur de komende jaren worden verbreed met onder meer de toelating van horecabedrijven. Tegelijkertijd zal ook het vestigen van sportaccommodatie en andere ontspanningsmogelijkheden in vrijkomende bedrijfsruimtes worden mogelijk gemaakt. Ook zal er aandacht zijn voor veiligheid en een aantrekkelijke ruimtelijke vormgeving.
Ruimtelijk-Programmatische Onderlegger Amstel Business Park Zuid
Er is (mede in opdracht van de gemeente Ouder-Amstel) ten behoeve van de voorbereiding van dit bestemmingsplan een "ruimtelijk programmatische onderlegger" opgesteld. Deze onderlegger verkent de mogelijkheden tot een intensiever gebruik van het gebied en differentiatie van het programma. Het rapport is ook opgesteld om de ontwikkelingskansen in het gebied voor de langere termijn inzichtelijk te maken voor initiatiefnemers. In de onderlegger is niet onderzocht wat de exacte milieutechnische randvoorwaarden zijn. De onderlegger is vastgesteld door de gemeentebesturen van Ouder-Amstel en Amsterdam.
Met behulp van de onderlegger is inzichtelijk gemaakt hoe uitvoering kan worden gegeven aan het faciliteren van de economische groei op het Amstel Business Park Zuid. In de onderlegger is onderzocht of en zo ja welke ruimte bestaat om te komen tot een verdere functiedifferentiatie en verdichting op het Amstel Business Park Zuid. Er zijn twee varianten onderzocht:
Beide varianten worden ruimtelijk aanvaardbaar geacht. Belangrijk aandachtspunt is dat de ontwikkelingshorizon in de onderlegger circa 40 jaar is. In dit bestemmingsplan is niet voorzien in een groeiscenario voor alle delen van het Amstel Business Park Zuid. In zoverre wordt slechts ten dele uitvoering gegeven aan de onderlegger; dit is mede een gevolg van het feit dat een bestemmingsplan "slechts" voorziet in een ontwikkelingshorizon van tien jaar. Er worden voor de komende tien jaar wel functiewijzigingen en een verdichting van delen van het plangebied verwacht en beoogd.
Er is bij de opstelling van het voorliggende bestemmingsplan uitgegaan van het volgende:
Er wordt voor de Ruimtelijk-Programmatische Onderlegger Amstel Business Park Zuid verwezen naar bijlage 3 Ruimtelijk-Planologische Onderlegger Amstel Business Park Zuid.
Spaklerweg
Het plangebied is gunstig gelegen vanwege de directe verbinding met de rest van de Randstad. Het gebied bevindt zich centraal in de economische zone Schiphol - Academisch Medisch Centrum. Het vormt een onderdeel van de economische ontwikkelingen langs de A10 oost. De centrale positie heeft geresulteerd in de vestiging van diverse types bedrijven, zoals:
Er wordt voor een overzicht van de diverse functies in het plangebied verwezen naar bijlage 4 Overzicht functies plangebied Amstel Business Park Zuid en bijlage 5 Inventarisatie plangebied Amstel Business Park Zuid.
Het gebied is en blijft primair een vestigingsgebied voor reguliere bedrijfsfuncties. Zo zijn bedrijfsverzamelgebouwen en (kleine) startersunits in het gehele plangebied toegestaan. Om vestigingsmogelijkheden voor bedrijfsactiviteiten in het gebied te behouden worden eisen gesteld aan het maximum percentage bedrijfsondersteunende administratieve ruimtes. Er wordt per bouwperceel een maximum percentage bedrijfsondersteunende administratieve ruimtes gehanteerd van 30% van de brutovloeroppervlakte (met uitzondering van creatieve bedrijven waarvoor geen maximaal percentage administratieve ruimtes is bepaald). Inpandige parkeerruimte wordt buiten beschouwing gelaten bij het bepalen van de bedrijfsvloeroppervlakte. Showrooms en bedrijfsateliers maken wel onderdeel uit van de bedrijfsfunctie.
Er komen steeds meer hybride programmavormen van bedrijf, horeca en detailhandel, zoals formules waarbij je kookcursus krijgt en waar je tevens kan eten en ook op beperkte schaal ingrediënten of kookgerei kan kopen (bijvoorbeeld de "Kookfabriek"). Deze hybride programma's vormen nieuwe ontmoetingsplekken die van grote waarde zijn voor zowel de aanwezige bedrijven als nieuw te vestigen bedrijven. Een belangrijke voorwaarde is wel dat het (vloer)aandeel horeca en detailhandel ondergeschikt is aan de hoofdfunctie. Het is van belang dat de hoofdfunctie bedrijvigheid is en blijft.
Om de gebruiksmogelijkheid van de bestaande panden optimaal te benutten worden initiatieven die zien op verruiming daarvan - mits passend in dit plan - niet uitgesloten.
Er is bij het opstellen van het bestemmingsplan gekozen voor functieverruiming. Het gaat daarbij onder meer om het mogelijk maken van creatieve bedrijvigheid. Het “ouderwetse” vervaardigen van gebruiksartikelen gebeurt steeds minder. In de plaats daarvan komen er bedrijfsvormen die meer uitgaan van creatieve (hoofd)arbeid. Hiervoor zijn andere regels nodig. Gebleken is dat er behoefte is om creatieve bedrijvigheid te vestigen op dit bedrijventerrein.
Onder creatieve bedrijvigheid wordt verstaan:
Het gaat daarbij om:
Kunstbeoefening en entertainment: “scheppende kunst”, zoals schilderen, beeldhouwen, het vervaardigen van sieraden en kunstwerken (objecten), of een fotostudio. Ondergeschikt aan deze productie bestaat de mogelijkheid voor een galerie/expositieruimte waar ook verkoop van de vervaardigde producten mogelijk is. Daarnaast kan ook gedacht worden aan podiumkunst, dans(dance)scholen, kunstzinnige vorming van amateurs (cursussen), oefenruimtes en het produceren van podiumkunsten.
Media en automatisering: productie van radio- en televisieprogramma's, ondersteunende activiteiten voor radio en televisie, pers- en nieuwsbureaus, omroeporganisaties, productie van DVD's (geen televisiefilms) en computergames, bouwen van websites.
Creatieve zakelijke dienstverlening: (technische) ontwerp- en adviesbureaus voor stedenbouw en architectuur, tuin en landschap, ruimtelijke ordening en planologie, reclame-, reclameontwerp- en adviesbureaus en ontwerpstudio's, zoals voor interieur en mode.
De begrippen creatieve bedrijvigheid en leisure (zie hieronder) kunnen elkaar soms overlappen gezien de ruime betekenis van leisure, namelijk “netto vrijetijd(sbesteding)”. Bepaalde vormen van creatieve bedrijvigheid kunnen daar ook onder vallen met name in de sector kunstbeoefening en entertainment.
Het Amstel Business Park Zuid is een bedrijventerrein en blijft dat ook. De creatieve functies moeten daarbinnen passen. Er mogen geen activiteiten plaatsvinden die een overmatige verkeersaantrekkende werking hebben. Parkeren dient op eigen terrein te geschieden; daarvoor moet dus ruimte zijn.
Een andere vorm van functieverruiming betreft het toestaan van leisure. Ook in dit verband geldt dat het Amstel Business Park Zuid primair een bedrijventerrein is en moet blijven. Andere functies moeten daarbinnen passen. Er is voor gekozen om leisure alleen ten noorden van de A10 toe te staan. Dit kan worden beschouwd als het overgangsgebied naar Overamstel, waar transformatie plaatsvindt. Het gaat bij leisure om:
Daarnaast zijn er ook nog hybride vormen van bedrijvigheid, horeca en detailhandel die als leisure kunnen worden aangemerkt, zoals de "Kookfabriek" (aan de noordzijde van de De Flinesstraat) waar men een kookcursus krijgt, kan eten en ingrediënten en kookgerei kan kopen. Hierbij dient de horeca en de detailhandel verband te houden met en ondergeschikt te zijn aan de hoofdfunctie. Het is dus van belang de begrippen af te bakenen en deze bedrijvigheid te beperken tot functies die (ook qua omvang) passend zijn op dit bedrijventerrein.
Onder leisure valt dus een zeer ruim aanbod dat varieert van sportschool tot voetbalstadion en van attractiepark tot klimhal. Uitsluitend kleinschalige leisurebedrijven worden aanvaardbaar geacht in het deel van het plangebied ten noorden van de A10, mits de parkeerbehoefte op eigen terrein wordt opgelost. Als criterium voor "kleinschalig" kunnen bij wijze van indicatie de volgende grenzen worden genoemd:
Daarbij kan worden gedacht aan:
Er mogen geen activiteiten plaatsvinden die een overmatige verkeersaantrekkende werking hebben. Parkeren dient op eigen terrein te geschieden; daarvoor moet dus ruimte zijn. Detailhandel (in de vorm van funshopping) is niet toegestaan.
Er is op een aantal plaatsen in het plangebied sprake van detailhandel in volumineuze goederen. Dit betreft met name autobedrijven en bedrijven die handelen in steen, hout en andere volumineuze bouwmaterialen. Detailhandel is hier ondergeschikt aan de andere bedrijfsactiviteiten. Detailhandel mag in het plangebied uitsluitend plaatsvinden als onderdeel van danwel ondergeschikt aan bedrijvigheid zoals omschreven in de planregels. Er is daarom op de plankaart/verbeelding geen specifieke functieaanduiding terzake opgenomen.
Er bevindt zich in het plangebied een aantal groothandels. Dit betreft ondernemingen die goederen verhandelen die buiten de eigen onderneming zijn vervaardigd en die uitsluitend aan bedrijfsmatige afnemers (niet-eindverbruikers) worden afgeleverd. Het begrip "bedrijf" is in de begripsomschrijvingen (artikel 1 van de regels) dusdanig ruim omschreven dat groothandel daaronder wordt begrepen.
Er is in de regio, en dan met name in Amsterdam, sinds de eeuwwisseling zoveel kantoorruimte gebouwd dat inmiddels circa 20 procent van de voorraad leeg staat. Het zal naar verwachting nog diverse jaren duren voordat het marktevenwicht weer hersteld is. Voor marktherstel is het stimuleren van omzetting van kantoren naar andere functies gewenst, in combinatie met een terughoudende opstelling ten aanzien van het in aanbouw nemen van kantoren op huidige bouwlocaties. Gezien het overaanbod aan bestaande kantoorruimte en bouwlocaties is het weglekken van kantoorgebruik naar bedrijventerreinen en omzetting van panden tot kantoorruimte ongewenst. Nieuwe kantoorgebouwen zullen derhalve niet mogelijk worden gemaakt in het Amstel Business Park Zuid. De in het gebied aanwezige kantoorgebouwen worden als "Kantoor (- 1 of - 2)" bestemd.
In het plangebied bevinden zich de volgende (bedrijfs)woningen:
Deze bedrijfswoningen konden worden gerealiseerd op basis van het voorgaande bestemmingsplan Industriegebied Amstel (1977). Deze bedrijfswoningen zullen positief worden bestemd middels de vermelding ervan in de planregels. Nieuwe bedrijfswoningen worden niet toegestaan.
In de loop van tientallen jaren heeft een aantal woonboten ligplaats in het plangebied ingenomen (in de
Duivendrechtse Vaart en een zijarm daarvan). In feite is het gebied niet bedoeld voor woonfuncties,
omdat het een bedrijventerrein is. Het uitgangspunt van dit bestemmingsplan is dan ook dat er geen
nieuwe ligplaatsen voor woonboten zijn opgenomen. Op basis van ruimtelijke uitgangspunten en
opgebouwde rechten is ervoor gekozen om meerdere bestaande woonboten positief te bestemmen. Het
ruimtelijke argument geldt voor de woonschepen aan de Willem Fenengastraat, tussen de metrolijn en
de ringweg A10. Hier ligt een twaalftal woonboten; de meeste liggen er al sinds de jaren zeventig van de
vorige eeuw (voor zover uit luchtfoto's e.d. is te herleiden). Het is een compacte eenheid van bewoning
die ruimtelijk gezien niet als storend wordt ervaren. Vanwege de eenheid van ligplaatsen in één lijn, de
ligging tussen metro en ringweg A10, de lijn die de woonboten vormen met de woonboten langs het
Amsterdamse deel van de Willem Fenengastraat en het ontbreken van hinder vanuit nautisch oogpunt,
is dit een locatie waar het aanwijzen van ligplaatsen voor woonboten kan worden aangemerkt als goede
ruimtelijke ordening.
Sinds de jaren zeventig is in de wisselwerking tussen Ouder-Amstel en Amsterdam de huidige situatie
gegroeid. In sommige gevallen liggen daarom soms al tientallen jaren woonboten op hun huidig locaties.
Als een woonboot al op zijn huidige plek lag op 20 januari 1981 (datum goedkeuring voorgaand
bestemmingsplan door Gedeputeerde Staten) valt de ligplaats onder het overgangsrecht, op grond van
de planregels bij het voorgaande bestemmingsplan. Dit artikel regelde het overgangsrecht voor gebruik
dat strijdig is met het voorgaande bestemmingsplan. Op basis van archiefonderzoek is komen vast te
staan dat een 9-tal ligplaatsen onder het overgangsrecht van het bestemmingsplan Amstel
Industriegebied 1977 valt. Dit betekent dat de boten er al ruim 30 jaar liggen. Niet gebleken is dat dit
grote ruimtelijke problemen heeft opgeleverd. Om die reden is besloten om ook deze ligplaatsen positief
te bestemmen. Het gaat om drie ligplaatsen aan de Spaklerweg (nabij de Pieter Braaijweg), drie
ligplaatsen aan de Van der Madeweg (aan het doodlopende eind van de Duivendrechtsevaart) en drie
ligplaatsen aan de Joan Muyskenweg (nabij het metrostation).
In het bestemmingsplan is op bovengenoemde locaties een strook met de aanduiding
“woonschepenligplaats” opgenomen. Binnen deze aanduidingsstrook mogen woonschepen liggen. Deze
strook omvat deels ook de wal. Deze is al geruime tijd bij de bewoners als erf/tuin in gebruik. Hiertegen
bestaan geen ruimtelijke bezwaren. In het bestemmingsplan is een regeling voor de erfbebouwing
opgenomen. Het bestemmingsplan regelt voorts de maximale hoogte van de woonboten, waarvoor is
aangesloten bij de bestaande toestand. De omlijning van de aanduidingsstrook is aan de wal gelijk aan
de breedte van de woonboot dan wel de bestaande erfgrenzen, en in het water aan de bestaande
situatie. In beide gevallen is uitbreiding niet wenselijk, vanwege de noodzakelijke ruimte voor het auto-
en nautisch verkeer.
Woonboten golden in het verleden niet als geluidgevoelige objecten in de zin van de Wet geluidhinder.
Dit gaat in de toekomst veranderen. Op grond van artikel XI van de Invoeringswet geluidproductieplafonds
geldt dit niet voor woonbootlocaties die zijn opgenomen in een bestemmingsplan dat uiterlijk op 1 juli
2013 ter inzage is gelegd. De positief bestemde ligplaatsen gelden dus niet als geluidgevoelige objecten
in de zin van de Wet geluidhinder / Wet milieubeheer. Hoogstwaarschijnlijk zou het zonder deze
overgangsrechtelijke bepaling niet mogelijk zijn geweest om de locaties positief te bestemmen voor
gebruik als ligplaats voor woonboten.
De andere bestaande locaties waar woonboten liggen (twee aan de Joan Muyskenweg aan de
weerszijden van de A10, twee aan de Pieter Braaijweg) worden niet als zodanig positief bestemd. Het
uitgangspunt is dat het hier een bedrijventerrein betreft waar de woonfunctie ongewenst is. Het toestaan
van woonfuncties in het gebied beperkt nodeloos de mogelijkheden van uitbreiding of wijziging van
bedrijvigheid in de omgeving. Op deze ligplaatsen is het overgangsrecht bovendien niet van toepassing,
omdat de woonboten er nog niet lang genoeg liggen. Ook om andere redenen ziet het gemeentebestuur
geen aanleiding om meer woonboten in het gebied toe te staan dan op basis van bovengenoemde
ruimtelijke argumenten en opgebouwde rechten wenselijk is.
Aan het scheppen van nieuwe ligplaatsen wordt niet meegewerkt. Ook verplaatsingen van woonboten
binnen het gebied, bijvoorbeeld ten behoeve van bouwprojecten, zullen niet plaatsvinden. Het
uitgangspunt is en blijft dat het karakter van bedrijventerrein voorop staat.
Samengevat resulteert dit nieuwe bestemmingsplan in drie regimes voor de bestaande woonboten in het
gebied:
Van der Madeweg
Kenmerkend voor het plangebied is de grote diversiteit in bedrijfssectoren, schaal en maat van kavels en gebouwtypes. Er hebben zich behalve kleinere bedrijven ook diverse meer grootschalige distributie- en groothandelsbedrijven (bijvoorbeeld Hanos en Sligro) gevestigd. Er is ook een aantal garagebedrijven met showroom (bijvoorbeeld BMW en Lexus) gevestigd. Er is ook een vestiging van de Makro c.a. Voorts is er sprake van een aantal solitaire kantoorgebouwen (bijvoorbeeld Nestlé en Blokker) en bedrijfsverzamelgebouwen (bijvoorbeeld Arkesteyn). Een groot deel van de bebouwing bestaat uit bedrijfsgebouwen met maximaal twee lagen. De kantoorgebouwen tellen een groter aantal bouwlagen tot incidenteel zes bouwlagen).
De uitstraling van de openbare ruimte is zoals die van een traditioneel bedrijventerrein (overwegend brede straten en veel verharding). Parkeren is dominant in het straatbeeld en een groot deel van de gevels wordt gekenmerkt door of een entreefunctie of door voorzieningen voor laden en lossen. De groothandels worden gekenmerkt door een gesloten gevel, waardoor ze een introvert karakter hebben. De autoshowrooms hebben echter een zeer open gevel. De Spaklerweg is geherprofileerd en is een sterke ruimtelijke eenheid geworden in het gebied.
De afgelopen decennia is de ontsluiting van het gebied enorm verbeterd, waardoor de wat perifere ligging van het gebied veranderde in een uitstekende positie tussen het centrum van Amsterdam en de economische centra aan de zuidkant van de Amsterdam (Schiphol, Zuidas en Zuidoost). De recent ingezette ontwikkeling van het noordelijk deel van het Amstel Business Park (grondgebied gemeente Amsterdam) tot een gemengd (grootstedelijk) woon/werkgebied, heeft ook gevolgen voor het deel van het gebied op grondgebied van de gemeente Ouder-Amstel.
Het gehele Amstel Business Park gaat aldus meer deel uitmaken van het stedelijk milieu. Dit heeft een grote aantrekkingskracht op bepaalde vormen van bedrijvigheid, zoals ondernemingen uit het creatief productiemilieu. Tevens is er een druk om het bestaande bedrijventerrein te verdichten, vanwege de schaarste aan grond. Er zijn momenteel al diverse initiatieven vanuit de markt voor (her)ontwikkeling van bedrijfspanden
Er wordt voor een uitvoerige stedenbouwkundige verkenning van de ontwikkelingskansen van het plangebied voor de langere termijn verwezen naar de bijgevoegde ruimtelijke planologische onderlegger die is opgesteld in opdracht van het Projectbureau Zuidoostlob (gemeente Amsterdam) en de gemeente Ouder-Amstel (zie bijlage 3 Ruimtelijk-Planologische Onderlegger Amstel Business Park Zuid).
De maximale hoogte is door middel van maatvoeringaanduidingen op de plankaart/verbeelding in beginsel bepaald op 12-20 meter. Het maximale bebouwingspercentage is bepaald op 80%. Daarmee wordt ruimte geboden voor intensivering van de bebouwing.
Daar waar reeds sprake is van een grotere bouwhoogte van bestaande gebouwen is deze conform de bestaande situatie door middel van een maatvoeringaanduiding op de plankaart/verbeelding aangegeven.
Om de aantrekkelijkheid van het bedrijventerrein te vergroten verdient het aanbeveling om op zogenaamde zichtlocaties hogere bebouwing toe te staan. Het gaat daarbij om het gebied aan de weerszijden van de A10 tussen de Willem Fenengastraat en de Spaklerweg. Bij het bepalen van de toegestane bouwhoogte zou kunnen worden aangesloten bij hetgeen op het (Amsterdamse) bedrijventerrein Overamstel is toegestaan. Op die zichtlocaties is een maximale bouwhoogte van 60 meter (tussen de Willem Fenengastraat en het Ascherpad) en van 70 meter (Spaklerweg) toegestaan. Op het nabijgelegen bedrijventerrein Weespertrekvaart mogen hoogteaccenten van 40 meter worden gerealiseerd.
Er zal door middel van planwijziging voor de zichtlocaties langs de A10 hogere bebouwing kunnen worden toegestaan. Bij het bepalen van de via planwijziging daar toelaatbaar geachte maximale hoogte is aangesloten bij hetgeen op het aansluitende (Amsterdamse) bedrijventerrein Overamstel is toegestaan. Op zichtlocaties op het terrein Overamstel is een maximale bouwhoogte van 60 meter (tussen de Willem Fenengastraat en het Asscherpad) en van 70 meter (Spaklerweg) toegestaan. Op het nabijgelegen bedrijventerrein Weespertrekvaart mogen hoogteaccenten van 40 meter worden gerealiseerd. Op het bedrijventerrein Molenkade is op enkele plaatsen 20 meter bij wijziging mogelijk. Voor het plangebied Amstel Business Park Zuid wordt aan beide zijden van de A10 via planwijziging ex artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening onder voorwaarden een bouwhoogte van maximaal 45 meter toegestaan (binnen de gebiedsaanduiding "wetgevingszone - wijzigingsgebied").
De Flinessstraat
Het plangebied ligt aan weerszijden van en derhalve op korte afstand van de ring A10(-zuid), Het gebied wordt daarop ontsloten via de op-/afritten S110 en S111.
De belangrijkste interne ontsluitingswegen zijn de noord/zuid georiënteerde Spaklerweg en de west/oost georiënteerde Van der Madeweg. De Joan Muyskenweg aan de westelijke rand van het plangebied geeft (via de Utrechtsebrug) een directe verbinding naar het centrum van Amsterdam.
Het plangebied wordt doorsneden door (een deel van) de ring A10 zuid. De Minister van Infrastructuur en Milieu heeft bij besluit van 21 maart 2011 het Tracébesluit Weguitbreiding Schiphol-Amsterdam-Almere vastgesteld. Er is beroep ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De Afdeling heeft op 4 januari 2012 uitspraak gedaan. Alle beroepen zijn ongegrond verklaard. Het tracébesluit is daarmee op de genoemde datum onherroepelijk geworden.
Dit tracébesluit heeft ook betrekking op het in het voorliggende bestemmingsplan begrepen deel van de A10 zuid. Er wordt voor het tracébesluit verwezen naar bijlage 6 Tracébesluit Weguitbreiding Schiphol-Amsterdam-Almere.
De gemeenteraad dient ingevolge de Tracéwet een bestemmingsplan overeenkomstig het tracébesluit vast te stellen. Het voorliggend bestemmingsplan voorziet hierin voor zover het het gedeelte van het tracébesluit betreft dat betrekking heeft op het deel van de A10 zuid in het onderhavige plangebied.
Het onderdeel van het Tracébesluit Weguitbreiding Schiphol-Amsterdam-Almere dat van toepassing is op het deel van de A10 zuid binnen de grenzen van het voorliggende bestemmingsplan, voorziet in de volgende werkzaamheden:
Er is bij besluit van de Minister van 21 maart 2013 een herziening van het Tracébesluit vastgesteld (Tracébesluit weguitbreiding Schiphol - Amsterdam - Almere 2013). Deze herziening heeft geen betrekking op het in het voorliggende bestemmingsplan begrepen deel van de A10.
Het plangebied is uitstekend ontsloten via het spoor (NS station Duivendrecht direct ten zuidoosten van het plangebied) en via de metro (metrostation Duivendrecht, metrostation Van der Madeweg aan de oostelijke rand van het plangebied en metrostation Overamstel waarvan de zuidelijke entree nog net binnen de noordelijke grens van het plangebied is gelegen). De buslijnen 41, 46 en 249 bedienen het NS-/metrostation Duivendrecht.
Er liggen vrijliggende fietspaden aan weerszijden van de belangrijkste ontsluitingswegen, de Spaklerweg, de Van der Madeweg en de Joan Muyskenweg.
De gemeenteraad heeft in november 2012 het Parkeerbeleidsplan Ouder-Amstel 2012 vastgesteld met als doel te kunnen sturen op bestaande en nieuwe ontwikkelingen qua parkeren Er is in dat kader ingestemd met de invoering van betaald parkeren in het Amstel Business Park Zuid. Er is vastgesteld dat het invoeren van betaald parkeren de enige manier is om de (ook door de bedrijven) gewenste parkeerdruk te verlagen. Aldus wordt tevens het vestigingsklimaat verbeterd. Het is de bedoeling het betaald parkeren in Amstel Business Park Zuid in 2014 daadwerkelijk in te voeren. Het betaald parkeren zal vooralsnog alleen worden ingesteld op werkdagen en op tijden dat er veel werknemers en bezoekers van bedrijven aanwezig zijn, bijvoorbeeld van 08.00 tot 18.00 uur.
De Dienst Infrastructuur, Verkeer en Vervoer heeft de Rapportage verkeersonderzoek Amstel Business Park Zuid opgesteld (d.d. 8 augustus 2011). Zie bijlage 7 Rapportage verkeersonderzoek Amstel Business Park Zuid.
Er is in het kader van de ontwikkeling van de plannen voor (onder meer) Amstel Business Park - Zuid een studie uitgevoerd naar de effecten van deze ontwikkeling op de verkeersstromen in (onder meer) het plangebied. Doel was het bepalen van de effecten van het plan op de bereikbaarheid van het gebied en op de verkeersintensiteiten ten behoeve van lucht- en geluidberekeningen. De rapportage beschrijft welke invoer er is gebruikt en hoe de resultaten tot stand zijn gekomen. De verkeersintensiteiten worden geleverd voor de wegvakken in het studiegebied in de situatie per 2020 met en zonder ontwikkeling van het bestemmingsplan.
Het plan levert in het studiegebied 697 extra vertrekken en 684 extra aankomsten met de auto op in de avondspits ten opzichte van de situatie zonder plan. Dit is in verhouding tot het aantal bestaande verkeersbewegingen slechts een kleine toename. Er is een indicatie dat de doorstroming in het studiegebied hierdoor uitsluitend slechter wordt op de Burgemeester Stramanweg (richting Ouderkerk aan de Amstel) en op de Karspeldreef (ter hoogte van de Gooiseweg). Beide genoemde wegen liggen buiten het plangebied. Er worden binnen het onderhavige plangebied geen capaciteitsproblemen verwacht.
Ellermanstraat
Het deel van het plangebied ten zuiden van de A10 is een gezoneerd bedrijfsterrein. Er is bij besluit van 26 april 1990 voor het gebied rondom het gezoneerde terrein een geluidszone ex Hoofdstuk V van de Wet geluidhinder vastgesteld dat het deel van het plangebied ten noorden van de A10 omvat; dit is nader geregeld in de Facetherziening uitbreidingsplan Industriegebied Amstel (d.d. 5 juli 2007). De begrenzing van het gezoneerde terrein en de geluidzone zullen voor wat betreft het onderhavig plangebied ongewijzigd blijven.
Het merendeel van de geluidgevoelige functies (i.c. bedrijfswoningen) bevindt zich op het gezoneerde bedrijventerrein. Deze geluidsgevoelige functies hebben, als gevolg van de ligging op het gezoneerde terrein, geen akoestische bescherming op basis van de zonering ingevolge de Wet geluidhinder. Er is wel sprake van enige bescherming ingevolge de Wet Milieubeheer jo. het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer ("Actviteitenbesluit").
Een aantal geluidgevoelige functies ten noorden van de A10 (i.c. woonschepen) ligt binnen de
"geluidzone-industrie" rondom het gezoneerde terrein. Er geldt voor deze functie een maximale
geluidbelasting met dien verstande dat dit (op grond van artikel XI van de Invoeringswet
geluidproductieplafonds) nog niet geldt voor woonbootlocaties die zijn opgenomen in een
bestemmingsplan dat uiterlijk op 1 juli 2013 ter inzage is gelegd. De bestemde/aangeduide
woonschepenligplaatsen aan de Willem Fenengastraat en aan de Joan Muyskenweg gelden dus niet
als geluidgevoelige objecten in de zin van de Wet geluidhinder. De overige bestemde/aangeduide
woonschepen zijn gelegen op het geluidgezoneerde deel van het plangebied en genieten om die reden
geen bescherming uit hoofde van de Wet geluidhinder.
Er wordt verwezen naar Bijlage 8 Akoestisch onderzoek industrielawaai bestemmingsplan Amstel Business Park Zuid, Bijlage 9 Akoestisch onderzoek industrielawaai (bijlage 1) bestemmingsplan Amstel Business Park Zuid, Bijlage 10 Akoestisch onderzoek industrielawaai (bijlage 2) bestemmingsplan Amstel Business Park Zuid en Bijlage 11 Akoestisch onderzoek indirecte hinder bestemmingsplan Amstel Business Park Zuid.
De geluidbelasting op een aantal geluidgevoelige objecten overschrijdt de wettelijke voorkeursgrenswaarde. Er is geen sprake van de realisering van nieuwe geluidgevoelige objecten. Er wordt voor de bestaande geluidgevoelige objecten niet voorzien in veranderingen ten opzichte van de voorgaande bestemming(en).
Er wordt verwezen naar Bijlage 12 Akoestisch onderzoek wegverkeer- en spoorweglawaai bestemmingsplan Amstel Business Park Zuid.
De geluidbelasting op een aantal geluidgevoelige objecten overschrijdt de wettelijke voorkeursgrenswaarde. Er is geen sprake van de realisering van nieuwe geluidgevoelige objecten. Er wordt voor de bestaande geluidgevoelige objecten niet voorzien in veranderingen ten opzichte van de voorgaande bestemming(en).
Er wordt eveneens verwezen naar Bijlage 12 Akoestisch onderzoek wegverkeer- en spoorweglawaai bestemmingsplan Amstel Business Park Zuid
In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient bij het opstellen van een bestemmingsplan uit oogpunt van de bescherming van de volksgezondheid rekening te worden gehouden met de luchtkwaliteit. Vanuit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening kunnen belemmeringen bestaan om een project te realiseren op een locatie waar de luchtkwaliteit slecht is. Ook een verslechtering van de luchtkwaliteit op bestaande locaties kan bezwaarlijk zijn.
Er is in beeld gebracht wat de gevolgen zijn van het voorliggende bestemmingsplan voor de luchtkwaliteit (op basis van de uitgangspunten van het bestemmingsplan). Er is geconcludeerd dat er geen sprake zal zijn van een overschrijding van de grenswaarden; zowel voor NO2 als PM10 wordt voldaan aan de wettelijke grenswaarden.
Er wordt verwezen naar Bijlage 13 Onderzoek luchtkwaliteit bestemmingsplan Amstel Business Park Zuid.
Bij externe veiligheid gaat het om het binnen aanvaardbare grenzen houden van risico's bij de productie, opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen. Bij externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR).
Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen.
Risicobronnen in en nabij plangebied Amstel Business Park Zuid
Arcadis heeft op verzoek van de gemeente Ouder-Amstel onderzoek gedaan naar de externe veiligheid. Er kan worden verwezen naar Bijlage 14 Onderzoek externe veiligheid bestemmingsplan Amstel Business Park Zuid.
Het plangebied wordt doorsneden door de rijksweg A10-oost en aan westzijde deels begrensd door de rijksweg A2. Er worden gevaarlijke stoffen over deze wegen vervoerd. Dit levert externe veiligheidsrisico's op. Het plangebied Amstel Business Park Zuid ligt deels binnen 200 meter van deze rijkswegen. Bij omgevingsbesluiten die betrekking hebben op gronden binnen 200 meter van een weg waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt, moeten risicoberekeningen worden uitgevoerd.
Voor het plaatsgebonden risico gelden de afstanden die in bijlage 5 van de Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen voor de gegeven maximale gebruiksruimte zijn opgenomen (de veiligheidszones). Deze veiligheidszones bedragen voor de beide genoemde wegen 0 meter. Dit betekent dat het plaatsgebonden risico voor wat betreft het vervoer van gevaarlijke stoffen over de genoemde wegen geen beperkingen oplevert voor de ontwikkeling van het plangebied.
De Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen geeft aan dat voor omgevingsbesluiten ook een berekening van het groepsrisico moet worden uitgevoerd voor wat betreft het vervoer van gevaarlijke stoffen over de nabijgelegen rijkswegen. Het groepsrisico is eveneens berekend aan de hand van de in de Circulaire gegeven maximale gebruiksruimte. Het groepsrisico blijft voor wat betreft de A2 en de A10 ruimschoots onder de oriëntatiewaarde. Het groepsrisico levert dus evenmin een beperking op voor de ontwikkeling van het plangebied.
Indien wordt uitgegaan van een "worstcase-scenario" (dat wil zeggen met hogere bouwhoogten aan weerszijden van de A10 tot maximaal 45 meter), dan zal daar sprake zijn van een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico. Uit het bijgevoegde onderzoek betreffende de externe veiligheid blijkt dat er bij een verhoging van de maximale bouwhoogte aan weerszijden van de A10 naar 45 meter sprake zal zijn van een toename van het groepsrisico van 0,14 tot 1,75 ten opzichte van de oriëntatiewaarde vanwege het vervoer van gevaarlijke stoffen. Er kan worden verwezen naar Bijlage 14 Onderzoek externe veiligheid bestemmingsplan Amstel Business Park Zuid, de paragrafen 3.3.1. en 4.1.1.
Het plan voorziet in een wijzigingsbevoegdheid ex artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening met toepassing waarvan burgemeester en wethouders de maximale hoogte ter plekke van een strook grond aan weerszijden van de A10 tussen Willem Fenengastraat en Spaklerweg kunnen verhogen naar maximaal 45 meter (gebiedsaanduiding "wetgevingszone - wijzigingsgebied"). De dan optredende overschrijding van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico wordt verantwoord in bijlage 15 Verantwoording overschrijding oriëntatiewaarde groepsrisico.
Het plangebied wordt aan de oostzijde begrensd door de spoorlijn Amsterdam Amstel - Amsterdam Bijlmer Arena en wordt aan de zuidwestzijde begrensd door de spoorlijn Amsterdam RAI - Amsterdam Bijlmer Arena/Diemen Zuid. Er worden uitsluitend over de eerstbedoelde spoorlijn gevaarlijke stoffen vervoerd. Omdat het bestemmingsplangebied deels binnen 200 meter afstand ligt van het spoortraject Amsterdam Amstel - Amsterdam Bijlmer Arena zijn risicoberekeningen uitgevoerd, waarbij onderscheid is gemaakt tussen het plaatsgebonden risico en groepsrisico. Voor de berekeningen met betrekking tot de spoorlijn is rekening gehouden met de hoeveelheden van de diverse gevaarlijke stoffen die over deze spoorlijn vervoerd worden.
Uit de berekening blijkt dat er geen plaatsgebonden risicocontour van 10-6 per jaar aanwezig is langs deze spoorlijn. Het groepsrisico is berekend aan de hand van het hoogste groepsrisico per kilometer met de huidige vervoerscijfers van 2009 en de vervoersprognoses van 2020. Het groepsrisico van het spoortraject Amsterdam Amstel - Amsterdam Bijlmer Arena blijft onder de oriëntatiewaarde.
Er kan worden verwezen naar Bijlage 14 Onderzoek externe veiligheid bestemmingsplan Amstel Business Park Zuid, de paragrafen 3.3.1. en 4.1.2.
Er liggen buiten het plangebied ten noorden en noordoosten ervan vier hogedruk aardgasleidingen. De hoogte van de externe veiligheidsrisico's wordt beïnvloed door de kenmerken van de leiding (diameter en werkdruk) en het aantal aanwezigen binnen het invloedsgebied van de leiding. Er gelden voor de diverse leidingen verschillende invloedsgebieden, variërend van 70 tot 200 meter. Het invloedsgebied van slechts één van de vier leidingen betreft mede een klein deel van het plangebied, in casu het uiterst noordoostelijke deel ervan. Omdat de ontwikkeling van het bestemmingsplan mogelijk leidt tot een toename van het aantal aanwezigen in het invloedsgebied van de desbetreffende leiding is het plaatsgebonden risico en het groepsrisico van de desbetreffende leiding berekend.
In het Besluit Externe Veiligheid Buisleidingen wordt bepaald dat bij omgevingsbesluiten rekening gehouden dient te worden met de plaatsgebonden 10-6 contour voor (beperkt) kwetsbare objecten. Daarnaast is bebouwing binnen de belemmeringenstrook van vijf meter aan weerszijden van een buisleiding niet toegestaan. Uit de berekeningen blijkt dat de desbetreffende aardgasleiding geen plaatsgebonden 10-6 contour heeft. Het plaatsgebonden risico legt daarom geen beperkingen op aan de ontwikkeling van het plangebied. Het plangebied Amstel Business Park Zuid ligt voorts buiten de belemmeringenstrook van vijf meter.
Bij het bepalen van de groepsrisico's is onderscheid gemaakt tussen het hoogste groepsrisico per kilometer (worstcase-segment) en voor de leidingkilometer ter hoogte van het plangebied. Het worstcase-segment is qua locatie en hoogte van het groepsrisico nagenoeg hetzelfde als de leidingkilometer ter hoogte van het plangebied. Om deze reden volstaat de weergave van het worstcase-segment. Het desbetreffende groepsrisico ligt onder de oriëntatiewaarde.
Er kan worden verwezen naar bijlage Bijlage 14 Onderzoek externe veiligheid bestemmingsplan Amstel Business Park Zuid, de paragrafen 3.3.2. en 4.2.
Er ligt binnen het plangebied bij de Makro aan de De Flinesstraat een tankstation met onder meer LPG. Het invloedsgebied van deze risicobron betreft dus een deel van het plangebied. De gemeente heeft in 2010 de milieuvergunning verleend. Hierin zijn voorschriften opgenomen over het tijdstip van de bevoorrading met LPG. De ongevalscenario's bij de LPG-bevoorrading zijn maatgevend voor de externe veiligheidsrisico's van het tankstation. Hierdoor beïnvloedt het bevoorradingstijdstip de hoogte van de risico's. Er is in de milieuvergunning voorgeschreven dat het Makro-tankstation alleen tussen 23:00 en 06:00 uur bevoorraad mag worden door LPG-tankwagens. Dan zijn in de omliggende bedrijven niet of nauwelijks personen aanwezig. Desalniettemin is er ter plaatse op de plankaart/verbeelding een "veiligheidszone - lpg" opgenomen. Bij een doorzet van meer dan 1000 m3 per jaar dient vanaf het vulpunt een afstand tot kwetsbare objecten van ten minste 110 meter in acht te worden genomen. Binnen de desbetreffende op de plankaart/verbeelding opgenomen "veiligheidszone - lpg" zijn kwetsbare objecten niet toegestaan.
Er kan worden verwezen naar Bijlage 14 Onderzoek externe veiligheid bestemmingsplan Amstel Business Park Zuid, de paragrafen 3.3.3. en 4.3.
Er ligt een LPG vulpunt met opslagtank aan de Joan Muyskenweg; vulpunt en opslagtank behoren bij het op grotere afstand buiten het plangebied gelegen tankstation met onder meer LPG aan de A2 nabij de Utrechtsebrug. Het invloedsgebied van 150 meter rondom het LPG-vulpunt en de LPG-opslagtank, zoals weergegeven in de Regeling Externe Veiligheid Inrichtingen, omvat het noordwestelijke deel van het plan. Om deze reden is het van belang dat de externe veiligheidsrisico's worden onderzocht om te bepalen of deze beperkingen kunnen opleveren.
De afstand van het vulpunt en de opslagtank tot aan de dichtstbijzijnde gronden met de bestemming "Gemengd" bedraagt 50 meter. Bij een doorzet van meer dan 1000 m3 per jaar dient vanaf het vulpunt een afstand tot kwetsbare objecten van ten minste 110 meter in acht te worden genomen. Er is ter plaatse een "veiligheidszone - lpg" op de plankaart/verbeelding opgenomen waarbinnen kwetsbare objecten niet zijn toegestaan.
Het groepsrisico blijft onder de oriëntatiewaarde. Dat wil zeggen dat het groepsrisico van het tankstation in de huidige situatie geen extra risico's met zich meebrengt voor de omgeving.
Er kan worden verwezen naar Bijlage 14 Onderzoek externe veiligheid bestemmingsplan Amstel Business Park Zuid, de paragrafen 3.3.3. en 4.3.
Dit tankstation met LPG ligt ten noordoosten van het plangebied Amstel Business Park Zuid. Het invloedsgebied omvat niet mede het plangebied (zie Bijlage 14 Onderzoek externe veiligheid bestemmingsplan Amstel Business Park Zuid).
Er bevindt zich op het terrein van de golfclub Amsterdam Old Course (ten zuiden van het plangebied) een opslagtank met propaan. De plaatsgebonden risicocontour 10-6 en het invloedsgebied groepsrisico blijven ruimschoots buiten het plangebied Amstel Business Park Zuid (zie Bijlage 14 Onderzoek externe veiligheid bestemmingsplan Amstel Business Park Zuid).
De Brandweer Amsterdam-Amstelland heeft d.d. 17 januari 2013 advies uitgebracht naar aanleiding van het (conceptontwerp) bestemmingsplan. In haar advies gaat de brandweer in op de mogelijke ongevallen die plaats kunnen vinden met het vervoer van gevaarlijke stoffen in en nabij het plangebied en met welke scenario's de hulpverlening rekening moet houden. Het gaat daarbij om het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, over het spoor en door buisleidingen.
Per scenario wordt aangegeven wat de effecten van een ongeval zijn, hoe de bestrijdbaarheid is, waar de hulpverlening rekening mee kan houden en hoe omgegaan kan worden met de zelfredzaamheid van de aanwezige personen in het plangebied.
De hulpverlening kan een ongeval met gevaarlijke stoffen niet voorkomen en richt zich op het veiligstellen van het gevarengebied en het redden van slachtoffers. Het aantal slachtoffers in het plangebied zal toenemen ten opzichte van de huidige situatie ten gevolge van de functieverruiming en verdichting waarin het bestemmingsplan voorziet.
Er kunnen maatregelen worden genomen die de gevaren van een ongeval met gevaarlijke stoffen beperken. Deze worden onderverdeeld in bronmaatregelen, effectmaatregelen en maatregelen ten behoeve van de zelfredzaamheid.
Bronmaatregelen
Bronmaatregelen zijn de meest effectieve maatregelen die kunnen worden genomen om de gevaren voor het plangebied te beperken. Bij het vervoer van gevaarlijke stoffen zijn dat voornamelijk maatregelen die gaan over het verwijderen of beperken van het vervoer en het verbeteren van de omstandigheden waaronder het transport plaatsvindt. Over het nemen van deze maatregelen kan over het algemeen in het kader van deze bestemmingsplan procedure niet worden beslist.
Effectbeperkende maatregelen
Het is ook mogelijk om maatregelen te nemen waardoor de effecten van een scenario op het plangebied beperkt kunnen worden. Het gaat daarbij om maatregelen aan de constructies van (nieuwe) gebouwen en voorzieningen aan gebouwen waardoor bijvoorbeeld snel de toevoer van buitenlucht gestopt kan worden. Ook dit betreft maatregelen die niet in een bestemmingsplan worden geregeld.
Zelfredzaamheid
Zelfredzaamheid geeft aan in welke mate de aanwezigen in het effectgebied in staat zijn om zichzelf op eigen kracht in veiligheid te brengen. Te overwegen maatregelen zijn het zekerstellen dat aanwezigen in het plangebied snel kunnen worden gewaarschuwd bij een (dreigend) ongeval, het geven van goede voorlichting en het opstellen van noodplannen door bedrijven en kantoren. Dit betreft eveneens maatregelen die niet in een bestemmingsplan worden geregeld.
Het volledige advies van de brandweer Amsterdam-Amstelland is bijgevoegd als bijlage 16 Advies Brandweer Amsterdam-Amstelland.
De bodemkwaliteit van Amstel Business Park Zuid is onderzocht om te beoordelen of eventueel aanwezige bodemverontreiniging een belemmering vormt voor de komende stedenbouwkundige ontwikkelingen.
Er is door Geofox-Lexmond in opdracht van DGMR onderzoek gedaan naar de bodemkwaliteit. Daaruit is gebleken dat er in het plangebied locaties zijn waar nader onderzoek naar de bodemkwaliteit gewenst is en dat er locaties zijn die (sterk) zijn verontreinigd. Er wordt verwezen naar bijlage 17 Quickscan bodemverontreiniging Amstel Business Park Zuid, bijlage 18 Kaart knelpunten grond en grondwater en bijlage 19 Kaart kwaliteit grond en grondwater.
Daarmee is er voldoende inzicht in de bodemgesteldheid. Concrete maatregelen zullen zo nodig in het kader van de vergunningverlening voor (bouw)activiteiten worden bepaald.
Pieter Braaijweg
Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet in het kader van een bestemmingsplan een watertoets worden verricht. Het doel van de watertoets is te waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundig relevante ruimtelijke plannen en besluiten. De meerwaarde van de watertoets is dat zij zorgt voor een vroegtijdige systematische aandacht voor het meewegen van wateraspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het gaat daarbij om alle waterhuishoudkundige aspecten, waaronder het systeem van oppervlaktewater, grondwater en waterkeringen en de waterkwaliteit.
De waterparagraaf is het resultaat van het overlegproces met de waterbeheerder (de watertoets) en geeft inzicht in de wijze waarop het geldende waterbeleid is vertaald naar de plankaart/verbeelding en de regels van het bestemmingsplan. Daarbij wordt een beschrijving gegeven van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de gevolgen van toekomstige ontwikkelingen voor de waterhuishouding. De watertoets is bedoeld om de gevolgen van ruimtelijke plannen voor het functioneren van het watersysteem in beeld te brengen. Als negatieve effecten optreden, worden alternatieven voor het voorgestelde plan beschreven en wordt een overzicht gegeven van compenserende en mitigerende maatregelen.
Waterwet
Op 22 december 2009 is de Waterwet in werking getreden, waarmee een achttal wetten is samengevoegd tot één wet. De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. De Waterwet richt zich op de zorg voor waterkeringen, waterkwantiteit, waterkwaliteit en waterfuncties (zoals de drinkwatervoorziening). De wet biedt de basis voor het stellen van normen ten aanzien van deze onderwerpen. Verder bevat de wet regelingen voor het beheer van water. Een belangrijk gevolg van de Waterwet is dat de huidige vergunningstelsels uit de afzonderlijke waterbeheerwetten worden gebundeld. Met als resultaat één vergunning; de watervergunning. Watervergunningen kunnen betrekking hebben op bouw- of aanlegwerkzaamheden bij water en dijken; lozen en onttrekken van water; varen, aanmeren en evenementen en plannen ten behoeve van natuur en recreatie en uitbreidingsplannen.
Minstens zo belangrijk is dat zoveel mogelijk activiteiten onder algemene regels vallen. In de regel komt dit neer op een meldingsplicht in plaats van een vergunningenprocedure. Niet alles is in algemene regels vast te leggen en voor deze activiteiten in, op, onder of over watersystemen is er de watervergunning. Personen die een ligplaats hebben of aanvragen moeten tevens een watervergunning aanvragen bij het bevoegd gezag.
Nationaal Waterplan
Op 22 december 2009 is het Nationaal Waterplan vastgesteld. Dit plan vervangt de Vierde Nota Waterhuishouding en de daarop gebaseerde nota's, zoals de "Nota Anders omgaan met Water" en "Waterbeleid in de 21ste eeuw". Dit plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2009 - 2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer en richt zich op:
Het Nationaal Waterplan is opgesteld op basis van de Waterwet. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie. Het Nationaal Waterplan pleit voor meer samenhang tussen het beleid voor water, ruimtelijke ordening en milieu, gericht op de verschillende belangen zoals veiligheid, landbouw, natuur, drinkwatervoorziening, transport, recreatie en visserij, daarbij ruimte scheppend voor gebiedsgericht maatwerk. Voor dit bestemmingsplan is een watertoets uitgevoerd waarmee het bestemmingsplan in overeenstemming met het rijksbeleid is opgesteld.
Provinciaal Waterplan 2010-2015
Provinciale Staten hebben op 16 november 2009 het Waterplan vastgesteld. Het opstellen van een waterplan is een wettelijke taak van de provincie. In het Waterplan "Beschermen, Benutten, Beleven en Beheren" zijn de hoofdlijnen van beleid geformuleerd voor het beheer van het Noord-Hollandse watersysteem. Het Waterplan geeft als strategische waterdoelen tot 2040 en acties tot 2015 aan:
Een belangrijk middel voor het realiseren van de provinciale waterdoelen is het via integrale gebiedsontwikkeling proactief zoeken naar kansrijke combinaties met veiligheid, economie, recreatie, landbouw, milieu, landschap, cultuur en natuur. Het Waterplan heeft voor de ruimtelijke aspecten de status van een structuurvisie op basis van de Wet ruimtelijke ordening. In het Waterplan staan de ruimtelijke consequenties van het waterbeleid. Alle ruimtelijke opgaven uit het Waterplan zijn integraal afgewogen bij de vaststelling van de Structuurvisie. In het plangebied is Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht actief voor het beheer van de waterkwantiteit en de waterkwaliteit.
Waterbeheerplan Amstel, Gooi en Vecht 2010-2015
Het Algemeen Bestuur van het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht (AGV) heeft op 26 november 2009 het Waterbeheerplan AGV vastgesteld. In het Waterbeheerplan 2010-2015 beschrijft het hoogheemraadschap de huidige ecologische en chemische toestand van de waterlichamen binnen haar beheergebied en de maatregelen die worden genomen om deze toestand te verbeteren.
Keur Amstel, Gooi en Vecht
De Waterschapswet bepaalt in artikel 78 dat het waterschap verordeningen mag opstellen voor de "behartiging van aan het waterschap opgedragen taken". In december 2011 is de Keur van het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht (AGV) vastgesteld.
De Keur van het AGV is gericht op het beschermen van de wateraan- en -afvoer, de bescherming tegen wateroverlast en overstroming en op het beschermen van de ecologische toestand van het watersysteem. De aanleg van verhard oppervlak leidt in beginsel tot een grotere belasting van het oppervlaktewatersysteem en/of rioleringssysteem, omdat pieken in de regenafvoer minder worden afgevlakt door infiltratie. Bij nieuwbouw in stedelijk gebied, verdichting in bestaand stedelijk gebied of de aanleg van wegen is sprake van verharding van gebieden waar voorheen water in de bodem kon worden geborgen. De toename van de belasting van het oppervlaktewatersysteem moet daarom worden gecompenseerd door de initiatiefnemer. Dat betekent dat het watersysteem na de realisering van de verharding niet zwaarder belast mag worden dan voordien. Op grond van artikel 3.13 van de Keur is het verboden om in stedelijk gebied meer dan 1.000 vierkante meter verharding aan te brengen. Het Dagelijks Bestuur van het hoogheemraadschap kan ontheffing verlenen van deze verbodsbepaling.
Veel handelingen in en nabij de kern- en (buiten)beschermingszones van waterkeringen zijn verboden. Sommige handelingen kunnen op basis van de Keur door het bestuur van het Hoogheemraadschap AGV vergund worden.
Beschrijving plangebied
Het oppervlaktewater maakt deel uit van de Amstellandse Boezem (boezempeil NAP -0,4 meter). De waterkering ligt direct langs de oever zodat het plangebied voornamelijk binnen de Duivendrechtse polder valt (peil NAP -2,5 meter). Het gebied binnen de waterkering is momenteel in gebruik als bedrijventerrein. Het maaiveld in het gebied ligt rond de NAP +0,4 meter. De huidige gemiddelde grondwaterstanden in het gebied liggen tussen NAP -0,2 en NAP -0,4 meter en lopen af richting de oevers van de 1e insteekhaven, de Duivendrechtsevaart (met een oppervlaktewaterpeil NAP -0,4 meter) en de watergang langs de Penitentiaire Inrichting Overamstel (met een oppervlaktewaterpeil NAP -2,5 meter).
Toekomstige ontwikkelingen
Door de bouwmogelijkheden ten opzichte van het bestaande bestemmingsplan te verruimen wil de gemeente de markt te stimuleren tot een intensiever gebruik van het gebied en differentiatie van het programma. In de volgende paragrafen worden de relevante wateraspecten ten gevolge van de ontwikkelingen in het gebied in beeld gebracht.
Er kan ook worden verwezen naar bijlage 20 Waterhuishoudkundig onderzoek op hoofdlijnen Amstel Business Park Zuid.
Langs de Duivendrechtsevaart ligt een verholen directe secundaire waterkering. De waterkering is van regionaal belang en biedt voor de Duivendrechtse en Venserpolder (polderpeil NAP-2,5 meter) directe bescherming tegen overstromingen door aangrenzend water van de Amstellands boezem (boezempeil NAP -0,4 meter).
De waterkering bestaat uit een verholen kering; dit betekent dat er geen fysieke kering boven of onder de grond waarneembaar is. De waterkering bestaat uit een, door de waterbeheerder aangewezen, tracé in de ondergrond met een niet-zichtbaar taludlichaam waarbinnen restricties gelden conform de Keur.
De waterkering ligt direct langs de oever van de Tweede Insteekhaven en de Duivendrechtse Vaart. De kering bestaat uit een ondergronds taludlichaam met een drie meter brede kruin (op NAP +0,1 meter) en taluds van 1:3,5. Dit keurprofiel van de waterkering dient vrij te blijven van keringsvreemde objecten. Kelders en wanden worden niet toegestaan binnen het keurprofiel en voor funderingen, kabels en leidingen gelden beperkingen. Rond de waterkering zijn verschillende beschermingszones aanwezig waarbinnen beperkingen gelden. In de 3 meter brede "kernzone" waarbinnen de kruin valt, mag geen bebouwing plaats vinden. Aangrenzend bevindt zich tot 15 meter landinwaarts de "beschermingszone binnendijks". Aan de andere kant van de "kernzone" bevindt zich de "beschermingszone buitendijks". Binnen deze beschermingszones kan alleen gewerkt worden met een keurontheffing van het Waterschap Amstel, Gooi en Vecht.
Bij het eventueel verleggen van woonschepen moet bij het wijzigen van de aansluiting op de
nutsvoorziening (gas en riolering) rekening worden gehouden met de aanwezigheid van de waterkering. Zonder toestemming van het Waterschap Amstel, Gooi en Vecht kunnen geen constructies aangelegd worden of werkzaamheden uitgevoerd worden ter plaatse van de "kernzone" van de waterkering.
Waterkwantiteit
Ruimtelijke ontwikkelingen dienen "waterneutraal" of "waterpositief" te worden uitgevoerd. Hiermee wordt een zodanige inrichting beoogd dat de afwenteling van problemen van (grond)waterkwaliteit of -kwantiteit op de omgeving wordt voorkomen of verminderd. Eventuele problemen moeten, waar mogelijk, opgelost worden in het gebied waar ze ontstaan.
In de Keur staat expliciet dat een initiatiefnemer het dempen van water één op één moet compenseren met oppervlaktewater. Voor een toename van het verharde oppervlak in stedelijk gebied met meer dan 1000 m2 geldt dat een initiatiefnemer 10% van het extra te verharden oppervlak in waterberging moet omzetten.
Alternatieve vormen van waterberging zijn alleen mogelijk wanneer het watersysteem op orde is en aangetoond wordt dat de alternatieve vorm van waterberging ten alle tijden zijn functie behoudt en qua beheer en onderhoud te handhaven is. Dat kan bijvoorbeeld door de ruimte voor water te combineren met andere functies. Als regenwater, afkomstig van een toename van het verharde oppervlak (wegen, daken), zodanig wordt afgevoerd of hergebruikt dat dit niet meer in het oppervlaktewatersysteem terecht komt, dan hoeft de aanleg van deze verharding niet gecompenseerd te worden in de vorm van open water. De wateraan- en afvoer moeten gegarandeerd blijven.
De waterbeheerder heeft aangegeven de watercompensatie integraal voor het gehele gebied Overamstel te beschouwen.
Daarnaast zullen bij de inrichting waar mogelijk maatregelen die de hemelwaterafvoer vertragen (klinker verharding, groene daken, inrichting openbare ruimte en parken) toegepast worden.
Waterkwaliteit
Om verontreiniging van afstromend hemelwater, oppervlaktewater, grondwater en waterbodem tegen te gaan wordt het gebruik van uitlogende materialen tijdens de bouw- en gebruiksfase voorkomen. Ten aanzien van uitloogbare materialen zullen de richtlijnen van Waternet/AGV worden gevolgd (geen gebruik van PAK, lood, zink en koper).
Bij het beheer zal ook zo min mogelijk gebruik worden gemaakt van middelen die kunnen leiden tot verontreiniging van het oppervlakte- of grondwater. De wegen zullen regelmatig worden geveegd.
Neerslag die via drukbereden straten (met meer dan 500 voertuigbewegingen per dag, zoals de Spaklerweg) afstroomt moet afgevoerd worden naar het verbeterd gescheiden rioleringssysteem, of een daaraan gelijkwaardig stelsel. Neerslag die op een niet-verontreinigd oppervlak valt, moet zoveel mogelijk afgevoerd worden naar het oppervlaktewater.
Riolering en regenwaterafvoer
Waternet voert de rioleringstaak uit. Voor het rioolontwerp moet uiteindelijk een "watervergunning" aangevraagd worden. Uitgangspunt voor het ontwerp van het rioolstelsel is dat schoon- en vuilwaterstromen worden gescheiden. Relatief schoon regenwater (daken/buurtwegen) wordt waar mogelijk hergebruikt (toiletspoeling, daktuinen) of kan rechtstreeks naar het oppervlaktewater/grondwater worden afgevoerd. Hemelwater afkomstig van wegen met een relatief lage verkeersintensiteit wordt voorgezuiverd met een lokale voorziening (door middel van een helofitenfilter / bezinkvoorziening / wadi = water afvoersystemen door infiltratie) alvorens het op het oppervlaktewater te lozen. Vervuild regenwater, afkomstig van hoofdwegen, drukke parkeerplaatsen en dergelijken wordt met een verbeterd gescheiden stelsel afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie. Op deze wijze wil Waternet de inzameling van afvalwater (gemeentelijke taak) en het zuiveren en lozen ervan (waterschapstaak) in samenhang benaderen.
In het plangebied zal de riolering slechts zeer beperkt gewijzigd hoeven te worden (in elk geval voor de
woonschepen). In alle straten is reeds een gescheiden rioleringssysteem aanwezig. Een toename van de belasting op de verbeterde gescheiden riolering en op het hemelwaterriool door wijzigingen in het bestemmingsplan wordt niet verwacht.
De te verwachten verkeersintensiteit op de wegen is zodanig dat geen randvoorzieningen worden voorzien voor aansluiting van deze oppervlakken op de hemelwaterafvoer. Probleem bij de lozing op het oppervlaktewater is dat het gebied in de Duivendrechtse polder (peil NAP-2,5 meter) ligt maar dat de omliggende Duivendrechtsevaart (boezempeil NAP-0,4 meter) waarop het HWA-riool loost tot een ander watersysteem hoort. Aansluiting op water van het "eigen" watersysteem (bijvoorbeeld bij de van der Madeweg) vergt zeer lange en grote riolen. De huidige situatie met lozing op de Duivendrechtse Vaart, waarbij de waterkering gekruist wordt, blijft gehandhaafd, waarbij het aantal rioleringsuitlaten wordt geminimaliseerd.
Grondwater
Waternet heeft de grondwaterzorgtaak. Belangrijke doelstelling is dat bij nieuw in te richten gebieden voorkomen wordt dat er problemen met het grondwater ontstaan. Ruimtelijke ontwikkelingen mogen geen verslechtering van de grondwaterstand en -stroming veroorzaken. Grondwateroverlast en/of grondwateronderlast in nieuwe gebieden, maar ook in de omliggende wijken moeten worden voorkomen. De grondwaterstand mag ten opzichte van de huidige situatie niet verslechteren. Ondergrondse werken (kelders, parkeergarages, bergbezinkbassins) moeten waterdicht zijn en mogen de vrije afstroming van grondwater naar het oppervlaktewater niet belemmeren. Waternet verbiedt om nieuw in te richten gebieden met een stedelijke functie permanent te ontwateren middels drainage. Grondwateroverlast kan worden voorkomen door ophoging van het terrein, verbetering van de doorlatendheid van de bodem en door kruipruimteloos te bouwen. Er zijn in dit gebied freatische peilfilters aanwezig die periodiek door Waternet gemeten worden.
De grondwaternorm luidt dat daar waar zonder kruipruimte gebouwd wordt, de grondwaterstand niet vaker dan gemiddeld eens per twee jaar, niet langer dan 5 dagen achtereen minder dan 0,5 meter onder het maaiveld mag staan. Waar met kruipruimtes wordt gebouwd, geldt een norm van 0,9 meter. De initiatiefnemer moet met een grondwaterstandberekening aantonen dat het plan aan de grondwaternorm voldoet.
Ecologie en inrichting van water
Een van ecologische doelen is de natuur in de stad te brengen, onder meer door de realisatie van een keten van natuurvriendelijke oevers. Naast een versterking van de "natte" ecologische functie dragen deze oevers bij aan de verbetering van de waterkwaliteit en aan de natuurbeleving van de stadsbewoner. Om een verbrokkelend karakter van natte ecologische verbindingszones tegen te gaan (hetgeen ten nadele zou zijn voor de migratiemogelijkheden van de fauna) dienen maatregelen getroffen te worden om eventuele barrières te overbruggen en knelpunten op te lossen.
Materiaalgebruik
Het gebruik van uitlogende materialen leidt tot verontreiniging van afstromend hemelwater, oppervlaktewater, waterbodems en grondwater. Het gebruik van dergelijke materialen dient voorkomen te worden gedurende de bouw- en gebruiksfase van bouwwerken maar ook bij inrichting en gebruik van de openbare ruimte. Emissies naar het oppervlaktewater van bitumeuze materialen, geïmpregneerd hout, lood, zink en koper (via regenwaterafvoer) moeten worden tegengegaan. Afhankelijk van de gebruikte (bouw)materialen kan een melding of een vergunning noodzakelijk zijn, vooral wanneer deze materialen in contact (kunnen) komen met (regen)water.
Beheer en onderhoud
Om de stabiliteit van oevers te beschermen moet men langs de wateren een vrijwaringszone vrijhouden van obstakels en van ongewenste activiteiten. Deze toegankelijkheid is noodzakelijk om het onderhoud van het water vanaf de oever uit te kunnen voeren. Deze zone is tevens noodzakelijk om de afzet van baggerslib en maaisel mogelijk te maken. Bij primaire wateren dient dit onderhoudspad minimaal 5 meter breed te zijn.
Afvoer hemelwater en bouwmetalen
Een ontwikkeling voor de komende jaren is het afkoppelen van hemelwaterafvoer van de riolering, waarna het regenwater wordt afgevoerd naar het oppervlaktewater dan wel wordt geïnfiltreerd in de bodem. Dit stelt wel eisen aan de kwaliteit van het hemelwater. Hoewel er slechts beperkte eisen zijn ten aanzien van het gebruik van bouwmetalen, zoals zink en lood, is het streven vooral een restrictief beleid te voeren richting het gebruik van bijvoorbeeld zinken daken of gevels.
De lozingen van hemelwater en grondwater vanuit inrichtingen (met uitzondering van landbouw-inrichtingen en inrichtingen die onder de IPPC-richtlijn vallen) zijn vanaf 1 januari 2008 geregeld in het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Barim) of ook wel het Activiteitenbesluit genoemd.
Duivendrechtse vaart
Algemeen
Artikel 33 ("Energie en duurzaam bouwen") van de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie (die op 1 november 2010 in werking is getreden) bepaalt dat bestemmingsplannen voor (onder meer) bedrijventerreinen en kantoorlocaties dienen te beschrijven op welke wijze invulling wordt gegeven aan energiebesparing, aan inzet van duurzame energiebesparing en aan inzet van duurzame energie.
Duurzame energie is energie (in de vorm van warmte of elektriciteit) uit natuurlijke bronnen die bij de productie per saldo geen CO2 toevoegt aan de atmosfeer. Een bijkomende voorwaarde is dat deze bij de productie of het gebruik geen schade toebrengt aan het (leef)milieu.
Elektriciteit wordt traditioneel opgewekt met fossiele brandstoffen zoals olie, gas, steen- of bruinkool. Hierbij komt veel CO2 vrij. Duurzame varianten zijn wind, zon en waterkracht, waarbij geen CO2 vrijkomt, anders dan bij de productie (van gebruikte en te gebruiken materialen). Ook de elektriciteitsproductie met biomassa (een verzamelnaam voor een heel scala aan plantaardige producten) wordt duurzaam genoemd omdat de CO2 die hiermee vrijkomt relatief kort daarvoor door de planten is opgenomen voor hun groei) en er min of meer sprake is van neutrale situatie.
Voor warmte geldt dat dit traditioneel met gas (en in mindere mate met olie en elektriciteit) gebeurde. Duurzame alternatieven zijn de zon en aardwarmte (met een warmtepomp). Een derde veel voorkomende vorm is het gebruik van warmte uit de lucht. Deze productiemethode gebruikt wel elektriciteit (of gas), maar per saldo is dit energetisch veel minder dan het verstoken van gas.
Voor alle productiemiddelen en brandstoffen geldt dat bij de winning voldaan moet worden aan de geldende regelgeving. Voor biomassa geldt dat dit niet mag leiden tot situaties zoals de onnodige kap van bomen, hier en in tropische wouden of de benadeling van de bevolking. Door het ministerie van VROM is een richtlijn opgesteld waaraan de productie van biomassa moet voldoen. Bij de lokale situatie is het belangrijk dat omwonenden zo min mogelijk hinder ondervinden. Hierbij moet gedacht worden aan zaken zoals geluid, geur, slagschaduw, luchtkwaliteit, veiligheid en dergelijke. Vooralsnog wordt er vanuit gegaan dat de geldende Nederlandse normen hiervoor toereikend zijn.
Gemeentelijk beleid
De gemeente Ouder-Amstel heeft een milieu- en klimaatambitie. Deze is verwoord in het college-programma en krijgt verder vorm via het regionale klimaatbeleid. Op verschillende manieren vindt de uitvoering ervan plaats (zoals het opnemen van een duurzaamheidsparagraaf in ruimtelijke plannen).
Het collegeprogramma en het regionale werkprogramma bevatten geen harde taakstellingen. Wel is als doelstelling voor het regionale beleid vastgelegd dat de regio in 2040 energie-neutraal wil zijn. Invulling daarvan gebeurt op verschillende manieren. Zo is medewerking verleend aan de bouw van een windmolen en wordt koude voor de koeling van apparatuur onttrokken aan de Ouderkerkerplas. Daarnaast vindt regionale samenwerking plaats bij specifieke klimaatprojecten (o.a. biomassa, openbare LED-verlichting, duurzame scholen, het Nieuwe Rijden en dergelijke).
Het milieu- en klimaatbeleid krijgen verder met name vorm via de bestaande (milieu)regelgeving. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om de daadwerkelijke toetsing van de energetische eisen uit het Bouw-besluit en om de naleving van de Wet milieubeheer. Zo moeten energiebesparende maatregelen met een terugverdientijd, korter dan vijf jaar, ook daadwerkelijk uitgevoerd worden. Daarnaast wordt vormgegeven aan de sturende, stimulerende en faciliterende rol van de overheid. Een voorbeeld hiervan is de (extra) ruimte die in ruimtelijke plannen wordt gecreëerd om duurzame energie-opwekking toe te passen. Ook wordt via financiële prikkels (subsidies) getracht de bestaande bouw duurzamer/energiezuiniger te maken.
Daarnaast vindt advisering plaats aan bedrijven over de maatregelen die zij kunnen treffen om energiezuiniger of duurzamer te worden in hun bedrijfsvoering. Met de energiebedrijven zal overleg plaatsvinden over de doortrekking van energienetwerken. Gedacht kan worden aan de benutting van restwarmtecapaciteit en transport van warmte en koude.
Bestemmingsplan
De omschrijving van het begrip "nutsvoorziening" en het bepaalde in de Algemene bouwregels bieden ruimte voor diverse gebruiks- en bouwmogelijkheden ten behoeve van de duurzaamheid (zoals de realisering van koude/warmte-infrastructuur, de realisering van technische installaties zoals koudewiel, drycooler e.d. en de realisering van oplaadpunten ten behoeve van elektrisch vervoer).
Twee wettelijke regelingen zijn van belang:
Daarnaast zijn waardevolle gebieden uit de ecologische hoofdstructuur beschermd op basis van beleid, zoals het Structuurschema Groene Ruimte of het provinciale ecologische beleid. De effecten van de ontwikkeling op beschermde natuurgebieden en beschermde soorten moeten worden onderzocht en getoetst aan de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet.
De Dienst Ruimtelijke Ordening van de gemeente Amsterdam heeft op verzoek van de gemeente Ouder-Amstel in juni 2011 een natuurtoets uitgevoerd.
Er wordt geconcludeerd dat er vanuit de natuurwetgeving weinig belemmeringen zijn voor het voorliggend bestemmingsplan. De natuurwaarden in het plangebied zijn gering. Er is uitsluitend leefgebied voor zoogdieren als mol, konijn en enkele algemene muizensoorten. Er is voor broedvogels nauwelijks broedgelegenheid. Langs de spoorlijn aan de westkant van het plangebied loopt een ecologische verbinding waarlangs dieren zich kunnen verplaatsen. Hiervandaan kunnen soorten als wezel, hermelijn en vos het plangebied bereiken. Gezien het open karakter van het plangebied is het niet aannemelijk dat deze soorten zich in het plangebied zullen vestigen.
Aan de westkant van het plangebied bevinden zich gebouwen die geschikt zouden kunnen zijn als verblijfplaats voor vleermuizen. De aanwezigheid van groen aan de westkant van het plangebied vergroot de kans op aanwezigheid van vleermuizen daar. Alle soorten vleermuizen zijn streng beschermd door de Flora- en faunawet.
Het is mogelijk nieuwe verblijfplaatsen te creëren voor vleermuizen door de spouwmuren en daklijsten in de nieuwe bebouwing deels toegankelijk te laten voor de vleermuizen middels het openlaten van ventilatieroosters en kieren onder de daklijsten. Indien dit niet mogelijk is dan biedt het plaatsen van meerdere vleermuiskasten op de gevels een alternatief.
Het groen in het plangebied biedt slechts beperkt schuilplaats voor vogels. De kwaliteit van het groen in het plangebied kan op diverse - in de natuurtoets aangegeven - manieren worden verbeterd.
Er wordt voor de resultaten verwezen naar bijlage 21 Natuurtoets Amstel Business Park Zuid.
Cultuurhistorie omvat vele aspecten zoals het archeologisch erfgoed, (archeologische) monumenten, landschappelijke elementen en structuren, stedenbouwkundige structuren en delen van de infrastructuur. Het binnen een plangebied aanwezige cultuurhistorische erfgoed moet zo veel mogelijk worden behouden en vormt de basis voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Het gaat niet alleen om de erkende monumenten. De wijze van bescherming via het bestemmingsplan is afhankelijk van de karakteristiek van de cultuurhistorische elementen of gebieden, maar ook van de strategieën: instandhouding, aanpassing en/of vernieuwing. Het gaat om maatwerk.
In gebieden waar archeologische waarden voorkomen, of een reële verwachting bestaat dat zij aanwezig zijn, zal hiermee rekening moet worden gehouden bij het ontwikkelen van gebied. Het archeologisch erfgoed kan zijn:
Er is voor het plangebied door ARC-Rapporten een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd (ARC-Rapporten 2009-67). Hieruit blijkt dat het plangebied deel uitmaakt van een veengebied dat vanaf de 12e eeuw is ontgonnen. Hiervoor was bewoning in de nabijheid van het plangebied voornamelijk mogelijk op de oeverwallen van de Amstel. Er zijn geen aanwijzingen voor bewoning binnen het plangebied van voor de ingebruikname in de jaren '60 van de 20e eeuw. Het gebied is in deze periode met circa 2 meter opgehoogd en geleidelijk bebouwd. Er kunnen aan het oorspronkelijke maaiveld onder het ophoogpakket losse, contextloze vondsten uit de Middeleeuwen en Nieuwe Tijd worden verwacht. De archeologische waarde van dergelijke vondsten is daarom ook beperkt. Alhoewel de verkavelingspatronen en aanwezige wegen al dateren uit de 12e eeuw, is er pas na 1960 sprake van bebouwing binnen het plangebied. De archeologische verwachting van het plangebied is laag.
Uit het rapport volgt dat gezien de lage archeologische verwachtingswaarde geen vervolgonderzoek noodzakelijk is en nadere planologische beschermingsmaatregelen niet nodig zijn. Uiteraard geldt wel onverkort de plicht om eventuele archeologische vondsten terstond te melden.
Er wordt voor het archeologisch bureauonderzoek verwezen naar bijlage 22 Archeologisch bureauonderzoek Amstel Business Park Zuid.
Het Luchthavenindelingbesluit Schiphol betreft onder meer een gebied waarin hoogtebeperkingen zijn vastgelegd. Er mogen geen objecten worden opgericht of geplaatst die hoger zijn dan de in bijlage 4 bij het besluit aangegeven maximale hoogte. Het plangebied ligt binnen een horizontaal hoogtebeperkend vlak op 150 meter + NAP. De toegestane bouwhoogtes in het bestemmingsplan blijven hier ruimschoots onder.
Het uiterst zuidelijke deel van het plangebied ligt binnen de zone waar op grond van het Luchthavenindelingsbesluit beperkingen gelden ten aanzien van bebouwing met gevoelige functies. Hier zijn geen nieuwe woningen, nieuwe woonwagens, nieuwe gebouwen met een onderwijsfunctie of nieuwe gebouwen met een gezondheidszorgfunctie toegestaan. Het bestemmingsplan voorziet niet in dergelijke functies.
Daarnaast kent het Luchthavenindelingsbesluit een "vogelvrijwaringsgebied". Dit is het gebied waar geen grondgebruik of bestemming zijn toegestaan die vogels aantrekken. Dit is ongewenst vanuit veiligheidsoverwegingen. Hierbij moet worden gedacht aan grote wateroppervlakten en moerasgebieden. Het plangebied ligt ver buiten het "vogelvrijwaringsgebied" van Schiphol.
Van Marwijk Kooystraat
Waar de overige paragrafen van deze bestemmingsplantoelichting de achtergronden van het bestemmingsplan belichten, geeft dit hoofdstuk een toelichting op de bestemmingsplanregeling, te weten de bestemmingsplanregels en de plankaart/verbeelding. Uitgelegd wordt wat de bedoeling en strekking is van de verschillende onderdelen van de planregels en de plankaart/verbeelding. Daartoe worden in deze paragraaf de regels per artikel toegelicht. Aangezien alle onderdelen van de plankaart/verbeelding verbonden zijn met één of meer planregels, wordt daarbij ook de plankaart/verbeelding toegelicht.
Het (juridisch deel van het) bestemmingsplan bestaat uit een plankaart/verbeelding en planregels, vergezeld van een toelichting. De plankaart/verbeelding heeft een functie van visualisering van de bestemmingen. De plankaart/verbeelding vormt samen met de planregels het voor de burgers bindende deel van het bestemmingsplan. De planregels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing, regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken.
De toelichting heeft geen bindende werking; de toelichting maakt juridisch ook geen onderdeel uit van het bestemmingsplan, maar heeft wel een belangrijke functie bij de weergave en onderbouwing van het plan en ook bij de uitleg van de bestemming en planregels.
In het eerste hoofdstuk (Inleidende regels) worden de in de bestemmingsplanregels gehanteerde begrippen en de wijze van meten gedefinieerd. Het is de bedoeling begrippen in de regels te verklaren en eenduidige richtlijnen te geven op basis waarvan de bouwmaten dienen te worden vastgesteld.
Deze bestemming is gelegd op het grootste deel van het plangebied ten zuiden van de A10. Deze bestemming voorziet in bedrijvigheid c.a. tot maximaal categorie 3.2 als genoemd in de bij de planregels behorende Bijlage 1 Staat van Inrichtingen Amstel Business Park Zuid. De in ieder geval niet toelaatbare bedrijfssfuncties zijn in deze Staat doorgehaald.
"Grote herriemakers" als aangewezen in het Besluit omgevingsrecht, bijlage I, onderdeel D, en risicovolle bedrijven als bedoeld in artikel 2 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen zijn niet toegestaan. Dat laatste geldt niet voor de gronden met de functieaanduiding "verkooppunt motorbrandstoffen met lpg" ter plekke van het tankstation bij de Makro aan de De Flinesstraat. Er is ter plekke op de plankaart/verbeelding ook een "veiligheidszone-lpg" aangegeven waarbinnen kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen niet zijn toegestaan.
De gronden met deze bestemming zijn tevens bestemd voor creatieve bedrijven. Daaronder worden (in algemene zin) verstaan: ambachtelijke bedrijven, bedrijven op het gebied van kunstbeoefening en entertainment, bedrijven op het gebied van media en automatisering en bedrijven die zich bezighouden met creatieve zakelijke dienstverlening.
Er mag per bouwperceel maximaal 30% van de brutovloeroppervlakte worden gebruikt ten behoeve van bedrijfsondersteunende administratieve ruimtes, met dien verstande dat voor wat betreft de creatieve bedrijven een dergelijke beperking niet geldt.
De maximale bouwhoogtes en maximale bebouwingspercentages staan op de plankaart/verbeelding aangegeven.
Deze bestemming is gelegd op een aantal centraal in het plangebied gelegen percelen. Er is in zoverre een verschil met de planregeling voor de gronden met de bestemming "Bedrijf - 1" tevens veel geluid producerende bedrijven als aangewezen in het Besluit omgevingsrecht, bijlage I, onderdeel D ("grote herriemakers") zijn toegelaten. Ter plekke is dergelijke geluidproducerende bedrijvigheid gevestigd.
Deze bestemming betreft hoofdzakelijk het deel van het plangebied ten noorden van de A10, alsmede het pand van De Kookfabriek aan de De Flinesstraat. Het verschil met de planregeling voor de gronden met de bestemming "Bedrijf -1" is dat hier ook leisurefuncties zijn toegestaan. Onder leisurefuncties worden verstaan vrijetijdsvoorzieningen zoals: sportscholen, fitnessruimtes, squashbanen, dans- en balletstudio's, klimmuur en andere kleinschalige sportieve bedrijven, schoonheidssalon, sauna, pedicure/manicure, kapper en andere kleinschalige health- en wellnessvoorzieningen, podiumkunst, cursussen voor amateurs (bijvoorbeeld schilder,- beeldhouw, boetseer), oefenruimtes en andere kleinschalige voorzieningen op het gebied van kunstzinnige vorming en workshops (bijvoorbeeld koken) die gericht zijn op vrijetijdsbesteding.
Binnen de gebiedsaanduiding "veiligheidszone-lpg", zoals rondom het lpg vulpunt aan de Joan Muyskenweg aangegeven op de plankaart/verbeelding, zijn kwetsbare objecten in de zin van het Besluit externe veiligheid inrichtingen niet toegestaan.
Deze bestemming is gelegd op een aantal stroken langs de A10, langs de spoorlijnen en langs de belangrijkste doorgaande wegen in het plangebied. De gronden met deze bestemming zijn ook aangewezen voor voet- en fietspaden, ontsluitingen van de aanliggende percelen, water, straatmeubilair, nutsvoorzieningen e.d. Er mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gerealiseerd. Een uitzondering geldt voor de strook met deze bestemming en de aanduiding "woonschepenligplaats"
bij de bestemde/aangeduide woonboot aan de Spaklerweg 54. Daarvoor is een erfbebouwingsregeling
opgenomen.
De bestemming "Kantoor - 1" is gegeven aan zes kantoorgebouwen in het plangebied (ten zuiden van de A10). Behalve kantoren is ook creatieve bedrijvigheid toegestaan. Er is voor een aantal vlakken met deze bestemming een bouwvlak opgenomen overeenkomstig de bestaande "footprint" of het bestemmingsvlak is conform de bestaande "footprint". Uitbreiding van de bebouwing is niet mogelijk. De maximale bouwhoogtes staan op de plankaart/verbeelding aangegeven.
Deze bestemming is toegekend aan het kantoorgebouw Zuidpark. Het verschil met de bestemming "Kantoor - 1" is dat er ook leisure is toegestaan, zoals dat ook het geval is op het bijbehorende terrein met de bestemming "Gemengd".
De bestemming "Verkeer - 1" betreft het deel van de A10 binnen het plangebied. De bestemming voorziet tevens in verkeerskundige voorzieningen zoals bermen, taluds, schermen etc.
Het Tracébesluit Weguitbreiding Schiphol-Amsterdam-Almere heeft mede betrekking op dit deel van de A10. Het bestemmingsplan maakt de uitvoering van het desbetreffende deel van tracébesluit mogelijk. Aldus is voldaan aan het bepaalde in de Tracéwet.
Deze bestemming heeft betrekking op de interne ontsluitingswegen. De bestemming voorziet tevens in bijkomende voorzieningen zoals voet- en fietspaden, kunstwerken, parkeervoorzieningen, bermen, water, straatmeubilair en dergelijken. Er mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd. Een uitzondering geldt voor de strook met deze bestemming bij de bestemde/aangeduide
woonboten langs de Willem Fenengastraat, Van der Madeweg, Spaklerweg en Joan Muyskenweg die
zijn voorzien van de functieaanduiding "woonschepenligplaats" Daarvoor is een erfbebouwingsregeling
opgenomen.
De bestemming "Verkeer - 3" is gelegd op de spoorlijnen c.a (zowel het NS spoor als het metrospoor). De bestemming voorziet ook in zaken als stationsvoorzieningen, kunstwerken, lichtmasten, bermen, groenvoorzieningen, geluid- en luchtschermen, water, straatmeubilair etc. Er mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
Deze bestemming betreft de Duivendrechtse Vaart en een aantal watergangen langs de randen van het plangebied. Daarnaast worden een aantal in de Duivendrechtse Vaart gelegen woonschepen in deze
bestemming positief bestemd door middel van de functieaanduiding "woonschepenligplaats". De term
woonschepen wordt hier gebruikt voor alle soorten woonschepen, waaronder ook woonarken. De
woonschepen mogen een maximale hoogte van 5 meter hebben.
Deze dubbelbestemming is gelegd op de secundaire waterkering en bijbehorende de beschermingszone van totaal 20 meter breed. De bestemmingsplanregels omvatten terzake geen nadere regelgeving; dit is voldoende geregeld in de specifieke wetgeving.
De planregeling kent de volgende gebieds- en functieaanduidingen:
gebiedsaanduiding "geluidzone - industrie"
Deze gebiedsaanduiding betreft de geluidzone als bedoeld in Hoofdstuk V van de Wet geluidhinder rondom het gezoneerde deel van het plangebied (i.c. het deel van het plangebied ten zuiden van de A10. De geluidbelasting vanwege het gezoneerde terrein mag ter plekke van de zonegrens (buiten het plangebied) niet meer bedragen dan 50 dB(A).
gebiedsaanduiding "veiligheidszone - lpg"
Deze gebiedsaanduidingen betreffen de veiligheidszones rondom het lpg vulpunt aan de Joan Muyskenweg en die rondom het vulpunt bij het Makro tankstation aan De Flinesstraat. De zones hebben een straal van 110 meter rondom de vulpunten. Binnen deze zones zijn kwetsbare functies in de zin van het Besluit externe veiligheid inrichtingen niet toegestaan.
gebiedsaanduiding "wetgevingszone - wijzigingsgebied"
Deze gebiedsaanduiding is gelegd op gronden aan weerszijden van de rijksweg A10 tussen Willem Fenengastraat en Spaklerweg (met de bestemmingen "Bedrijf - 1", "Gemengd" en "Kantoor - 2"). Burgemeester en wethouders kunnen met toepassing van de wijzigingsbevoegdheid ex artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening de ter plekke geldende maximale bouwhoogte verhogen tot maximaal 45 meter, mits aan een aantal voorwaarden wordt voldaan (met name betreffende de externe veiligheid, luchtkwaliteit en geluid).
functieaanduiding "brug"
Deze functieaanduiding betreft de bruggen in het tracé van de A10 en de tracés van de spoor-/metrolijnen.
functieaanduiding "specifieke vorm van bedrijf"
Deze aanduiding betreft de grootschalige reclamemast aan de westzijde van het plangebied.
functieaanduiding "verkooppunt motorbrandstoffen met lpg"
Deze functieaanduiding betreft het tankstation bij de Makro aan de De Flinesstraat.
functieaanduiding "vulpunt lpg"
Deze aanduiding betreft het LPG vulpunt in de groenstrook ten westen van de Joan Muyskenweg.
functieaanduiding "woonschepenligplaats"
Deze functieaanduiding is gelegd op de binnen de bestemming "Water" aanwezige woonschepen langs
de Willem Fenengastraat en een aantal woonschepen langs de Spaklerweg, de Van der Madeweg en
Joan Muyskenweg en op de bijbehorende erfbebouwing op de oevers met de bestemmingen "Verkeer -
2" en "Groen". De regels bij de bestemming "Water" geven een maatvoering voor de woonschepen. De
planregels bij de bestemmingen "Verkeer- 2" en "Groen" bevatten een bebouwingsregeling voor
bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, op de oeverstroken bij de bovenbedoelde
woonschepen.
Het derde deel (Algemene regels) omvat een aantal regels die niet op een bepaalde bestemming betrekking hebben, maar die van toepassing zijn op het gehele plangebied of betrekking hebben op meerdere bestemmingen. Het gaat daarbij onder meer om algemene bouwregels, algemene gebruiksregels en algemene procedureregels.
Het laatste deel van de regels omvat de overgangsbepalingen (voor wat betreft de met het voorliggende bestemmingsplan strijdige bouwwerken en het met het voorliggende plan strijdige gebruik), alsmede de slotbepaling die de naam vermeldt waaronder het plan kan worden aangehaald.
Spaklerweg
Het grootste deel van de gronden in het plangebied is in eigendom van de gemeente Amsterdam. Dit omvat alle openbare ruimte en percelen die door de gemeente Amsterdam aan de diverse bedrijven in erfpacht zijn uitgegeven. Enkele percelen zijn eigendom van particulieren. Er wordt voor de eigendoms- c.q. erfpachtsituatie verwezen naar bijlage 23 Eigendom- en erfpachtsituatie Amstel Business Park Zuid.
Het plangebied is reeds voor het grootste deel ingericht. De voorzieningen zijn reeds grotendeels aanwezig. Er zal dan ook geen sprake zijn van door de gemeente te verhalen kosten ten gevolge van nieuwvestiging c.q. nieuwbouw. Er worden door de gemeente aan de kostenkant met name planontwikkelings- en onderzoekskosten gemaakt. Artikel 6.2.1a, onder b, van het Besluit ruimtelijke ordening jo. artikel 6.12, lid 2, van de Wet ruimtelijke ordening geeft aan dat in dat geval geen exploitatieplan opgesteld hoeft te worden.
Voorts kan worden geconstateerd dat de bestemmingsregeling voor de onderhavige gronden ingevolge het voorliggende bestemmingsplan (nagenoeg) overeenkomt met die ingevolge het voorgaande bestemmingsplan. Er kan dan ook worden geconstateerd dat er “geen andere bestemmingsregeling is vastgesteld” zoals bedoeld in artikel 9.1.20 van de Invoeringswet Wet ruimtelijke ordening. Het desbetreffende onderdeel van de Wet ruimtelijke ordening betreffende de grondexploitatie kan dan buiten toepassing blijven.
Al met al kan worden geconcludeerd dat een exploitatieplan c.q. een anterieure overeenkomst ten behoeve van het bestemmingsplan niet vereist is.
Handhaving van bestemmingsplannen is de laatste jaren steeds meer in de belangstelling komen te staan. In toenemende mate spreken burgers de gemeente aan op het handhaven van de eigen regels. Ook in de jurisprudentie is een verandering tot stand gekomen. De rechter spreekt zich nadrukkelijk uit over het handhaven van de regelgeving en neemt zelfs in beginsel een plicht tot handhaving aan. Met de inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is een belangrijke rol weggelegd voor integrale handhaving. In het Besluit omgevingsrecht (Bor) staan kwaliteitseisen genoemd waaraan professionele handhavingsorganisaties moeten voldoen.
Handhaving van regelgeving vraagt om geactualiseerde regels. Regels die zijn gebaseerd op inzichten die zijn verlopen, hebben dikwijls hun geloofwaardigheid verloren en kunnen in redelijkheid niet meer afgedwongen worden. Door verouderde regels neemt de kans op misbruik daarvan ook toe. Door de actualisering van de bestemmingsplannen worden de bestaande ruimtelijke kaders aangegeven en daarmee tevens de grenzen bepaald waarbinnen planologische ontwikkelingen mogelijk zijn.
De regels van het bestemmingsplan leggen een ruimtelijk relevante norm vast, met dikwijls een daaraan gekoppelde afwijkingsmogelijkheid die het bestuur de mogelijkheid geeft in te spelen op de dynamiek van de samenleving. Op die wijze wordt ook de gelegenheid geboden een belangenafweging te maken van de individuele belangen ten opzicht van het algemeen belang.
Willem Fenengastraat
De procedures voor de vaststelling van een bestemmingsplan zijn door de wetgever geregeld. Aangegeven is dat tussen gemeente en verschillende instanties waar nodig overleg over het plan moet worden gevoerd alvorens een ontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegd kan worden. Daarnaast is er een gelegenheid om in het voortraject belanghebbenden te laten inspreken conform de gemeentelijke verordening. Pas daarna wordt de wettelijke procedure met betrekking tot vaststelling van het bestemmingsplan gestart (artikel 3.8. Wet ruimtelijke ordening).
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) bevat geen procedurevoorschriften met betrekking tot de inspraak en het is in de Wro zelf niet verplicht gesteld. Dat neemt niet weg dat het de gemeente vrij staat toch inspraak te verlenen, bijvoorbeeld op grond van de gemeentelijke inspraakverordening. In relatie daarmee bepaalt artikel 150 van de Gemeentewet onder meer dat in een gemeentelijke inspraakverordening moet worden geregeld op welke wijze bedoelde personen en rechtspersonen hun mening kenbaar kunnen maken. Inspraak zal in verband met het conserverende karakter ervan niet plaatsvinden voor het onderhavige bestemmingsplan.
Het voorontwerpbestemmingsplan heeft in het kader van de inspraak vanaf 27 december 2012 tot en met 18 januari 2013 voor een ieder ter inzage gelegen. Er is gereageerd door:
Genoemde personen willen een positieve bestemming voor hun woonschepen.
Beantwoording:
De bestemmingsregeling voor de diverse in het bestemmingsplangebied gelegen woonschepen is mede
naar aanleiding van deze reacties nogmaals bezien. Dit heeft geleid tot een aantal aanpassingen in de
(ontwerp)planregeling terzake. Kortheidshalve wordt verwezen naar hoofdstuk 4.9 Woonschepen in deze
toelichting.
De exploitatiemaatschappij is van mening dat de woonboot aan de Spaklerweg (tegenover zijn perceel) dient te worden wegbestemd.
Beantwoording:
De bestemmingsregeling voor de diverse in het bestemmingsplangebied gelegen woonschepen is mede
naar aanleiding van deze reactie nogmaals bezien. Dit heeft geleid tot een aantal aanpassingen in de
(ontwerp)planregeling terzake. Kortheidshalve wordt verwezen naar hoofdstuk 4.9 Woonschepen in deze
toelichting.
Inspreker stelt dat het gedeelte van Zuidpark waar thans onder meer Emesa (met Urban Farming Dak) is gevestigd, alsmede het zogeheten Connectorium, de bestemming "Kantoor" dienen te krijgen (overeenkomstig het voorgaande bestemmingsplan) in plaats van de nu beoogde bestemming "Gemengd". Dit bouwdeel en het hoofdgebouw maken onlosmakelijk deel uit van het concept Zuidpark met het verbindende element in de vorm van het Connectorium en Lounge met starters Labs. Er waren naar de mening van inspreker op grond van het voorgaande bestemmingsplan bedrijven toegestaan die zowel onder de toenmalige Hinderwet vielen, als bedrijven die daar niet onder vielen. Inspreker voert verder aan dat op grond van het voorgaande bestemmingsplan bij bedrijven 100% kantoorbebouwing zou zijn toegestaan. Inspreker is van mening dat de mogelijkheid van zelfstandige kantoren die zijns inziens is opgenomen, in het voorgaande bestemmingsplan nu ten onrechte wordt weggenomen. Deze rechten worden met het voorliggende voorontwerp ingeperkt tot 30% bedrijfsondersteunende administratieve ruimte waardoor er commerciële schade optreedt door inperking van bestaande rechten.
Beantwoording:
Er bevindt zich ter plekke het bedrijf Emesa (een e-commerce bedrijf dat websites maakt in de vrije
tijd sector: vakantie, dagje weg, concert, musical of beauty arrangement). Het gaat hier om
zogenaamde creatieve bedrijvigheid die in het nieuwe bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt (ook
binnen de bestemming "Gemengd").
Voorts is er een Auditorium, een ruimte waarin lezingen, cursussen, congressen en dergelijken worden
gehouden/gegeven. Het auditorium staat ten dienste van de bedrijven die gevestigd zijn/worden op
Zuidpark. Gesteld kan worden dat het auditorium onderdeel uitmaakt van de bedrijfsfunctie. Zolang het
auditorium alleen gebruikt gaat worden door de gebruikers van Zuidpark is het onderdeel van de
bedrijfsvoering en zal het dus passen binnen de bestemming "Gemengd" .
Verder is er een taxibedrijf dat rijdt met elektrische taxi's. Het bedrijf maakt gebruik van het
buitenterrein voor het stallen van de auto's en ten behoeve van oplaadstations. Dit gebruik is in
overeenstemming met het nieuwe bestemmingsplan (de bestemming "Gemengd"). Zie ook hieronder
naar aanleiding van een ander onderdeel van de reactie.
Voorts bevindt zich ter plaatse Co-working waar aan startende ondernemers werkruimtes wordt
geboden. Het gaat om freelancers, kleine zelfstandigen, starters en uittreders in de kunsten,
entertainment en media en de informatie-industrie. Zij delen ruimte waar ze gebruik kunnen maken van
gemeenschappelijke voorzieningen zoals spreekkamers en kopieermachines. Ook kunnen ze gebruik
maken van de algemene voorzieningen die Zuidpark te bieden heeft. Het gaat hier dus om creatieve
bedrijvigheid. Voorts worden cursussen (netwerken en coaching) gegeven. Dit is in overeenstemming
met het nieuwe bestemmingsplan (bestemming "Gemengd").
Op het dak van de laagbouw is “urban farming” gerealiseerd. Het gaat om het verbouwen van groente
en fruit. Hier kunnen de gebruikers ook lunchen (eigen brood opeten, vergaderen en “recreëren” als het
weer het toelaat). Zolang deze daktuin alleen ten dienste staat van de op Zuidpark gevestigde bedrijven
hoeft het niet apart bestemd te worden. Dan is het gebruik in overeenstemming met het nieuwe
bestemmingsplan. Het maakt onderdeel uit van het bedrijf.
Een ruimte van 200 m2 wordt gebruikt voor bedrijfsfitness. Hierbij wordt alleen toegang verleend aan
werknemers van bedrijven die gevestigd zijn op Zuidpark. Zolang dat inderdaad het geval is, is er
sprake van een onderdeel van de bedrijfsvoering en zal het dus passen binnen het nieuwe
bestemmingsplan bestemming. Zelfstandige fitness kan worden toegestaan als kleinschalige leisure
(in beginsel niet groter dan 1500 m2).
De stelling van Zuidpark dat er op grond van het voorgaande bestemmingsplan zelfstandige kantoren
mogelijk waren, wordt door de gemeente bestreden. De bestemming was "Handel en industrie". De
bijbehorende voorschriften luidden: "De op de kaart voor Handel en Industrie aangewezen gronden zijn
bestemd voor bedrijven………….met de daarbij behorende bouwwerken, waaronder kantoren…..".
Zelfstandige kantoren waren dus op grond van deze bestemming niet toegestaan.
De norm van maximaal 30% bedrijfsondersteunende administratieve ruimte zou wellicht kunnen leiden tot beperking van de mogelijkheden van Zuidpark. Het gemeentebestuur heeft er echter welbewust voor gekozen de mogelijkheden voor kantoorbebouwing terug te dringen, ook in het licht van regionale afspraken vanwege de situatie op de kantorenmarkt.
Op grond van het nieuwe plangebied is creatieve bedrijvigheid binnen de bestemming "Gemengd" toegestaan. De door Zuidpark ter plekke gerealiseerde functies zullen overwegend daaronder vallen. Voor deze bedrijvigheid is geen restrictie aan de kantoorfunctie verbonden. Voor andere gevallen biedt het bestemmingsplan de mogelijkheid om af te wijken ten behoeve van maximaal 50% kantooroppervlakte.
Er is naar de mening van het gemeentebestuur al met al geen aanleiding om de bestemming te wijzigen.
Ten slotte kan nog worden opgemerkt dat de Hinderwet inmiddels vervangen door de Wet Milieubeheer met een nieuw regime. Voorts kan worden opgemerkt dat in artikel 17 een afwijkingsmogelijkheid is opgenomen die eventueel kan worden gebruikt ten behoeve van bedrijven die niet voorkomen in de Staat van Inrichtingen en/of voor bedrijven die in een hogere milieucategorie vallen dan in beginsel is toegestaan.
Inspreker merkt op dat het gebouw Zuidpark qua hoogte niet conform de bestaande situatie is aangeduid. Op de verbeelding staat een maximale bouwhoogte van 12 meter, terwijl dit in de bestaande situatie 24 meter is. Inspreker stelt dat - in afwijking van het voorgaande bestemmingsplan - het bestemmingsvlak "Kantoor" ook niet meer voor 100% mag worden gebouwd. Inspreker vraagt zich af of het op de plankaart/verbeelding binnen het bestemmingsvlak "Gemengd" aangegeven maximaal bebouwingspercentage (80 %) betrekking heeft op de gehele kavel van Zuidpark BV.
Beantwoording:
Inderdaad is per abuis een verkeerde hoogtemaat opgenomen. De op de plankaart/verbeelding aangegeven maximale hoogte ter plekke van de bestemming "Kantoor" is gewijzigd in 24 meter. Het ter plekke aangegeven bouwvlak is van de plankaart/verbeelding verwijderd zodat het desbetreffende bestemmingsvlak volledig kan worden bebouwd. Het op de plankaart/verbeelding binnen de bestemming "Gemengd" aangegeven maximale bebouwingspercentage (in casu 80%) betreft inderdaad het gehele kavel van Zuidpark.
Inspreker wijst erop dat in de recente gemeentelijke economische visie is verwoord dat het gewenst is om grotere bedrijven aan te trekken. Hij constateert dat dit met het voorliggende bestemmingsplan niet het geval is. Het is voor de kavel Zuidpark binnen de thans in het voorontwerp voorgestelde bouwmassa en bestemmingen simpelweg niet realistisch om tot een financieel haalbare ontwikkeling te komen. Inspreker verzoekt - gelet op de wens het Amstel Business Park Zuid aantrekkelijker te maken voor grotere bedrijven hetgeen een kernpunt in de economische visie is - in het bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid op te nemen die het mogelijk maakt om tot de in de toelichting genoemde 45 meter bouwhoogte te gaan, of zelfs tot de in de Amsterdamse structuurvisie genoemde gewenste bouwhoogte tot 60 m of meer. Volgens inspreker is bij de toetsing van een dergelijke hogere bouwhoogte op het aspect externe veiligheid uitgegaan van niet reële functies. Er zal naar zijn mening afhankelijk van de functionaliteiten adequaat onderzocht moeten worden wat het risicoprofiel is en hoe daar op adequate wijze mee om te gaan is. Er kunnen mitigerende maatregelen getroffen worden teneinde de risico's te beperken. Door toepassing van een wijzigingsbevoegdheid kan de gemeente vanzelfsprekend nadere eisen stellen, bijvoorbeeld specifiek gericht op externe veiligheid en het nemen van maatregelen terzake. Dit biedt aldus aan de markt meer houvast voor wat betreft de mogelijkheden voor de kavel, op basis waarvan ontwikkelingen in gang gezet kunnen worden voor de door de gemeente gewenste versterking van het profiel van het bedrijventerrein, zoals verwoord in de gemeentelijke economische beleidsvisie.
Beantwoording:
Er staat in de recente economische visie dat het gewenst is om grotere bedrijven aan te trekken. Het beperken van de hoogte op de zichtlocaties aan de A10 staat hiermee op gespannen voet. Door een wijzigingsbevoegdheid voor een bouwhoogte 45 meter op te nemen kunnen ontwikkelingen in gang worden gezet die een versterking van het profiel van het bedrijventerrein betekenen. Deze wijzigingsbevoegdheid kan worden toegepast mits aan (onder meer) de eisen met betrekking tot externe veiligheid, luchtkwaliteit en geluid kan worden voldaan.
Inspreker is van mening dat het bestemmingsplan ten onrechte in de weg staat aan de mogelijkheid om bij het kantoorgebouw te parkeren aangezien de desbetreffende gronden de bestemming "Gemengd" krijgen. Inspreker stelt dat - anders dan in het voorgaande bestemmingsplan - nu uitsluitend parkeerterreinen behorende bij de toegestane functies mogelijk zullen worden gemaakt. Naar zijn mening worden de bestaande rechten hier wederom ernstig beperkt en het is gewenst het huidige gebruik als commercieel te exploiteren parkeerterrein te bestendigen.
Beantwoording:
Er wordt in artikel 7 (bestemming "Kantoor") aangegeven dat er op deze gronden parkeervoorzieningen ten behoeve van de kantoorfunctie kunnen worden gerealiseerd. Voorzover deze reactie betrekking heeft op de (gronden met de) bestemming "Gemengd" kan worden opgemerkt dat het commercieel exploiteren van een parkeerterrein kan worden beschouwd als de uitoefening van een bedrijf (een functie die binnen de bestemming "Gemengd" is toegestaan). Op grond van de Staat van Inrichtingen zijn autoparkeerterreinen en taxistandplaatsen toegestaan.
Inspreker stelt dat het in de toelichting vermelde ten aanzien van de verkeerssituatie in het plangebied niet eenduidig is.
Beantwoording:
De gewraakte passages worden verwijderd.
Inspreker is van mening dat de interne ontsluitingsweg aanpalend A10 ten onrechte niet in het bestemmingsplan is opgenomen ondanks toezeggingen daartoe.
Beantwoording:
Er bestaat uit ruimtelijk oogpunt geen bezwaar tegen de aanleg van de ontsluitingsweg op de groenstrook aan de zuidzijde van het perceel van Zuidpark. De verkeerskundige problemen van de gewenste ontsluiting zijn echter van dien aard dat het opnemen van deze ontsluitingsweg zonder dat een oplossing daarvoor is gevonden in strijd zou zijn met een goede ruimtelijke ordening. Deze is derhalve niet in het voorliggende bestemmingsplan opgenomen.
Inspreker is van mening dat het onderscheid in de bestemmingen "Verkeer-1", "Verkeer-2" en "Verkeer-3" niet helder op de plankaart/verbeelding is opgenomen.
Beantwoording:
Dit onderscheid is in de digitale versie van de plankaart/verbeelding wel duidelijk. De relevante informatie kan daar worden opgeroepen door op de digitale plankaart/verbeelding op het desbetreffende plandeel te "klikken". Deze digitale planversie is leidend.
Inspreker maakt bezwaar tegen de mogelijkheid om binnen het plangebied maximaal twee horecavestigingen mogelijk te maken met ieder maximaal 45 m2 brutovloeroppervlakte. Dit betekent voor Zuidpark een beperking omdat wanneer dit elders gerealiseerd wordt, zij geen gebruik kan maken van deze mogelijkheid. De ratio van de beperking vanuit ruimtelijk opzicht ontbreekt volgens inspreker, evenals de een onderbouwing van de gestelde maximale oppervlakte.
Beantwoording:
Op grond van het voorgaande bestemmingsplan was (zelfstandige) horeca niet toegestaan. De nu opgenomen mogelijkheid betekent derhalve een verruiming en geen beperking. Het is aan Zuidpark om tijdig actie te ondernemen. De maatvoering is opgenomen om de kleinschaligheid van de horecavestiging te waarborgen.
Inspreker constateert dat het voorontwerpbestemmingsplan tevens voorziet in leisure (max 1.500 m2 per vestiging). Er wordt in de toelichting een beperking van 1.000 bezoekers per dag met een lokaal verzorgingsgebied vermeld. Inspreker acht dit niet duidelijk. De voorwaarden leggen zijns inziens een economische beperking op die niet ruimtelijk te rechtvaardigen is. Inspreker vraagt zich ook af hoe dit kan worden gecontroleerd en gehandhaafd.
Beantwoording:
Er is in de toelichting een passage opgenomen over leisure waarin wordt toegelicht wat onder kleinschaligheid wordt verstaan. Er wordt aangegeven hoe de gemeente daarmee wil omgaan. Echter, alleen hetgeen in de regels is opgenomen (artikel 5.4) is bepalend voor wat is toegestaan. Het in de toelichting (hoofdstuk 4.4.) vermelde op het punt van de kleinschaligheid is bedoeld als indicatie.
Inspreker heeft er bezwaar tegen dat de woonschepen aan Willem Fenengastraat - anders dan de andere woonschepen binnen het plangebied - conform de bestaande situatie worden bestemd. Volgens inspreker is dit een regelrechte inbreuk op de ontwikkelingsmogelijkheden van zijn kavel. Er is naar zijn mening sprake van een bewust genegeerde illegale situatie. De situatie is naar de mening van inspreker reeds strijdig met het voorgaande bestemmingsplan. Hij vraagt zich af hoe dit zich verhoudt tot milieu- en verkeersaspecten.
Beantwoording:
Verwezen wordt naar de toelichting waarin wordt ingegaan op het door gemeente te (gaan) voeren woonschepenbeleid (zie hoofdstuk 4.9).
Inspreker constateert dat de bijgevoegde inventarisatie van het plangebied dateert uit 2008. Een recente inventarisatie van de huidige situatie is zijns inziens op zijn plaats. Dit geeft naar zijn mening geen blijk van een gedegen onderzoek.
Beantwoording:
Er is inmiddels een actuele versie van de inventarisatie (februari 2012) opgenomen.
Inspreker constateert verder dat diverse bij het voorontwerp gebruikte rapportages nog de status van concept hebben.
Beantwoording:
Dit is een juiste constatering. Het gaat nu ook om het (voor)ontwerpbestemmingsplan. Bij de vaststelling van het bestemmingsplan door de raad zullen ook de definitieve rapporten worden vastgesteld.
Het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.1) bepaalt dat burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg voeren met de besturen van de betrokken gemeenten en waterschappen en met de diensten van Rijk en provincie die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het bestemmingsplan in het geding zijn. Zowel Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Holland (brief d.d. 19 oktober 2010) als het Ministerie van Infrastructuur en Milieu (brief d.d. 23 december 2011) hebben aangeven dat het overleg niet vereist is als hun belangen niet in het geding zijn. Vanwege het vooral conserverende karakter van het onderhavige bestemmingsplan is daar sprake van en is overleg met deze partijen dus niet nodig.
In het kader van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit op de ruimtelijke ordening is het concept ontwerp bestemmingsplan nog wel verzonden aan:
Tevens is het voorontwerpbestemmingsplan toegezonden aan:
Reactie:
Waternet merkt bij brief d.d. 14 januari 2013 op dat de woonschepen allen aangesloten moeten worden op de riolering. Er wordt voorts geconstateerd dat er woonschepen aan een waterkering liggen. De aansluiting op de riolering mag niet ten koste gaan van de waterkerende functie. Onder bepaalde voorwaarden kan hiervoor een watervergunning worden verleend.
Beantwoording:
Er is kennisgenomen van deze reactie. Er is geen reden naar aanleiding hiervan wijzigingen aan te brengen op de plankaart/verbeelding of in de planregels.
De overige instanties hebben niet gereageerd.
Het ontwerpbestemmingsplan Amstel Business Park Zuid heeft van 28 februari 2013 tot en met 17 april 2013 voor een ieder ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn zijn bij de gemeenteraad 27 zienswijzen ingediend. Er wordt voor een samenvatting van de zienswijzen en van de beantwoording van de zienswijzen (alsmede voor een overzicht van de ambtshalve wijzigingen) verwezen naar Bijlage 24 Nota beantwoording zienswijzen en ambtshalve wijzigingen bestemmingsplan Amstel Business Park Zuid en Bijlage 25 Bijlage bij Nota van beantwoording zienswijzen en ambtshalve wijzigingen.
Er is vervolgens in de vergadering van de gemeenteraad d.d. 20 juni 2013 bij de vaststelling van het onderhavige bestemmingsplan het bijgaand amendement aangenomen (zie Bijlage 26 Amendement woonboten vaststelling bestemmingsplan Amstel Business Park Zuid). Dit heeft ertoe geleid dat - anders dan verwoord in de Nota beantwoording zienswijzen - de in het amendement genoemde woonschepen en bijbehorende oevers alsnog van de aanduiding "woonschepenligplaats" zijn voorzien.