direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Woningbouwontwikkeling Hernesseroord
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1924.MDHHernesseroord-BP30

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Algemeen

De locatie Hernesseroord staat al geruime tijd op de planning om grotendeels in te vullen als woongebied. Daartoe is in 2011 een gedetailleerd bestemmingsplan opgesteld, dat later is geactualisserd in het nu geldende bestemmingsplan 'Middelharnis'. Het geldende bestemmingsplan staat de bouw van 333 nieuwe woningen in dit gebied toe. Dit bestemmingsplan is te gedetailleerd van opzet en beperkt daardoor de flexibiliteit in de uitvoering van een gewijzigd plan. De gewijzigde marktomstandigheden vragen om een gewijzigde opzet en uitvoering van het oorpronkelijke plan. Hiertoe is door de projectontwikkelaar een nieuw ontwikkel- en kwaliteitsplan opgesteld dat een kans biedt voor nieuwe woonmilieus. Dit nieuwe ontwikkel- en kwaliteitsplan vormt de basis voor dit bestemmingsplan. De bedoeling is om een uitnodigend gebied te maken voor bewoners, recreanten en omwonenden.

Met dit nieuwe bestemmingsplan blijft het bouwen van 333 nieuwe woningen in het gebied mogelijk, maar wordt het plangebied anders ingericht. De kaders waarbinnen de woningbouw kan plaatsvinden worden opnieuw vastgesteld. Omdat de uitvoering van het plan een langere looptijd kent (planhorizon 10 jaar) en gefaseerd wordt uitgevoerd is gekozen voor een bestemmingsplan met een globalere opzet voor meer flexibiliteit in de toekomst. Binnen het plangebied ligt versnipperd terrein en gebouwen van zorgorganisatie Zuidwester. Vandwege de nauwe verwevenheid van het terrein van Zuidwester met de gewenste planontwikkeling maakt het deel uit van het bestemmingsplan.

1.2 Plangebied

Het plangebied ligt aan de noordzijde van Middelharnis, tussen de kern en het bedrijventerrein Oostplaat. Aan de noordoostzijde wordt het terrein begrensd door de Heuvelweg en het bedrijventerrein Oostplaat. Aan de zuidoostzijde ligt de Industrieweg. Aan de zuidwestzijde ligt een groengebied en wordt eveneens een nieuw woningbouwplan (adres Oosthavendijk 18) gerealiseerd. Aan de noordwestzijde ligt de Oosthavendijk met daarnaast het havenkanaal.

afbeelding "i_NL.IMRO.1924.MDHHernesseroord-BP30_0001.png"

Afbeelding 1 | Luchtfoto met plangrens (bron: PDOK, bewerking Juust)

1.3 Doel

Het doel van dit bestemmingsplan is het gewijzigde ontwikkelplan planologisch mogelijk te maken en daarbij tevens flexibiliteit te bieden in de uitvoering. Het vaststellen van dit bestemmingsplan vormt de basis om met meerdere omgevingsvergunningen de uitvoering van het plan mogelijk te maken.

1.4 Leeswijzer

Dit bestemmingsplan bestaat uit deze toelichting, regels en een verbeelding. Deze toelichting bestaat naast dit inleidende hoofdstuk uit zes hoofdstukken. In hoofdstuk 2 wordt het initiatief toegelicht en de daarbij horende juridische regeling. Hoofdstuk 3 beschrijft het geldende beleidskader. Vervolgens worden in hoofdstuk 4 de verschillende omgevingsaspecten beoordeeld. In hoofdstuk 5 wordt tot slot de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid beschreven.

Hoofdstuk 2 Het project

2.1 Beschrijving project

2.1.1 Huidige situatie

Het plangebied bestaat momenteel uit een openbaar groen-/bosgebied met paden met in het midden daarvan een terrein met diverse bebouwing van zorginstelling Zuidwester (organisatie voor mensen met een verstandelijke beperking). In de noord- en westhoek is eveneens bebouwing van de zorginstelling aanwezig. Tevens is er een kinderboerderij die momenteel wordt opgewaardeerd en waarbij een speeltuin wordt gerealiseerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1924.MDHHernesseroord-BP30_0002.png"

Afbeelding 2 | Huidige situatie plangebied (bron: PDOK, bewerking Juust)

2.1.2 Toekomstige situatie

Door BVR Adviseurs ruimtelijke ontwikkeling is namens de ontwikkelaar een ontwikkel- en kwaliteitsplan gemaakt. Deze beide plannen zijn bijgevoegd (Bijlage 1 en Bijlage 2). Het plan is opgezet met zoveel mogelijk behoud van de waardevolle bestaande groenstructuur (zie afbeelding 3). Evenals in het eerder uitgewerkte plan zijn in dit plan in totaal maximaal 333 woningen voorzien. Deze worden gerealiseerd in 4 deelgebieden. Tussen de verschillende deelgebieden worden brede ruimtes opengelaten voor een overwegend groene openbare ruimte. De kwaliteit van het groen zal door dunning verbeteren. Het plan omvat meer dan alleen het realiseren van een nieuw woongebied. Zo is ook het realiseren van een uitnodigende kanaalzone en een rondje centrum een van de uitgangspunten. Binnen het gebied wordt een doorlopende water- en groenstructuur gerealiseerd en de verschillende deelgebieden worden intern via paden en wegen met elkaar verbonden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1924.MDHHernesseroord-BP30_0003.png"

Afbeelding 3 | schetsontwerp Hernesseroord (bron: BVR)

Binnen het plangebied zijn 4 ontwikkelgebieden aangewezen welke gezamenlijk met de bestaande bebouwing van de zorginstelling een eenheid zullen vormen:

  • 1. deelgebied 1: het open vizier
  • 2. deelgebied 2: aan de kreek
  • 3. deelgebied 3: het laantje van Hernesse
  • 4. deelgebied 4: de bostuin.

Deze deelgebieden samen bieden ruimte aan een mix van woningtypen en doelgroepen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1924.MDHHernesseroord-BP30_0004.png"

Afbeelding 4 | Ontwikkelgebieden (bron: BVR )

Deze ontwikkelgebieden samen hebben een omvang van ca. 10,2ha. De in te richten gebieden van openbare ruimte, water en wegen liggen deels binnen en deels buiten deze ontwikkelgebieden.

Deelgebied 1 - het open vizier

Het programma voor deelgebied 1 bestaat uit maximaal 74 appartementen. Dit deelgebied zal als fase 1 worden uitgevoerd en heeft zijn ontsluiting op de Oosthavendijk. De ontwikkeling wordt uitgevoerd in de vorm van 3 appartementengebouwen met deels eronder en deels eromheen parkeerfaciliteiten. Deze worden zoveel mogelijk aan het zicht onttrokken door bezien vanaf de Oosthavendijk een meer glooiend landschap te realiseren. De 3 gebouwen variëren in hoogte zodat een speelse uitstraling aan de entree van het gebied ontstaat. Bovenop een gebouwde parkeervoorzieningen worden 4 tot 6 woonlagen voorzien.

Deelgebied 2 - aan de kreek

In dit deelgebied zijn 110 woningen voorzien, waarvan ongeveer de helft uitgevoerd als appartement en de helft als grondgebonden woning. De uitvoering van dit deelgebied zal plaatsvinden in fase 3. Het plan voor dit deelgebied is daarom nog niet concreet uitgewerkt. Dit deelgebied is in dit bestemmingsplan als uitwerkingsgebied aangeduid. Voordat dit deelgebied uitgevoerd kan worden dient er eerst een uitwerkingsplan gemaakt te worden. Voorwaarden voor uitwerking zijn onder andere dat de ontsluiting niet plaatsvindt op de Oosthavendijk.

Deelgebied 3 - het laantje van Hernesse

Dit deelgebied biedt ruimte aan maximaal 96 grondgebonden woningen, bestaande uit twee-onder-een-kap-woningen en geschakelde/rijwoningen. Dit deelgebied wordt als tweede fase gerealiseerd. De woningen worden gebouwd langs een laan met 3 verschillende hoven, waartussen doorkijken aanwezig zijn in het landschap. De woningen kennen een maximum bouwhoogte van 10 meter, daardoor kunnen er per woning maximum 3 bouwlagen worden gerealiseerd. Een plat dak is mogelijk. Binnen dit bouwvolume is het eveneens mogelijk een gestapelde woning (appartement) te realiseren.

Deelgebied 4 - de bostuin

In dit deelgebied zijn maximaal 53 woningen voorzien. De uitvoering van dit deelgebied wordt als laatste opgepakt (fase 4). Er is nog geen sprake van een nadere uitwerking van het plan. Vooralsnog blijven de bestaande functies in het plangebied (maatschappelijke voorzieningen) gehandhaafd.

Voor een nadere toelichting op het plan en de deelgebieden wordt verwezen naar het ontwikkelplan en het kwaliteitplan.

2.2 Juridische regeling

2.2.1 Geldend bestemmingsplan

Ter plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Middelharnis' van de gemeente Goeree-Overflakkee. Dit bestemmingsplan is op 25 april 2013 door de gemeenteraad vastgesteld. De gronden hebben in dit bestemmingsplan diverse bestemmingen: Wonen, Tuin, Maatschappelijk, Gemengd - 2, Groen, Water en Verkeer-Verblijfsgebied.

Wonen

Deze bestemming is niet gerealisserd. Bouwvlakken zijn gedetailleerd op de verbeelding aangegeven conform het plan dat ooit bedacht was voor ontwikkeling van het gebied. Ieder bouwvlak heeft ook een specifieke aanduiding waarbij is aangegeven hoeveel woningen minimaal en maximaal mogen worden gebouwd. In totaal is er een maximum van 333 woningen van toepassing.

Tuin

Deze bestemming geldt alleen ter plaatse van een aantal geprojecteerde woningen langs de Oosthavendijk. Deze bestemming is niet gerealiseerd. De gronden zijn bestemd voor bij woningen behorende tuinen, dan wel voor onbebouwde erven, toegangspaden tot de gebouwen, parekren en andere verhardingen met de daarbij behorende andere bouwwerken alsmede voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding.

Maatschappelijk

Deze bestemming is van toepassing op een deel van het terrein en de gebouwen van Zuidwester. Ter plaatse zijn maatschappelijke voorzieningen en zorgwoningen toegestaan met daarbij behorende functies zoals ondergeschikte horeca en ondergeschikte recreatieve voorzieningen. Er is een aanduiding opgenomen voor de bestaande kinderboerderij en het zwembad.

Gemengd - 2

Deze bestemming is eveneens opgenomen ter plaatse van een deel van de gronden en gebouwen van Zuidwester. Hier zijn maatschappelijke voorzieningen en zorgwoningen toegestaan en voorzieningen die hier ten dienste van staan, zoals detailhandel, kantoor en horeca (cat. 1). Hiermee wijkt deze bestemming weinig af van de bestemming 'Maatschappelijk'. Specifiek is een locatie aangeduid als 'karakteristiek'.

Groen

Deze bestemming is vooral van toepassing ter plaatse van de bestaande groenstructuur. Deze gronden zijn bedoeld voor groenvoorzieningen en water, paden, speelvoorzieningen, nutsvoorzieningen etc. Specifiek is een openluchttheater aangeduid.

Water

Deze gronden zijn bedoeld voor water, waterhuishoudkundige en waterstaatkundige doeleinden en is op dit moment van toepassing op de locatie van bestaande waterpartijen. Deze bestemming is ook van toepassing op geprojecteerde waterpartijen in het vorige plan. Ook ondergeschikte functies zoals bruggen, kunstwerken, aanlegsteigers en groenvoorzieningen zijn toegestaan.

Verkeer - Verblijfsgebied

Een deel van de bestaande wegen, paden en parkeervoorziening van Zuidwester en ook de eerder geprojecteerde wegen hebben deze bestemming. De gronden zijn bedoeld voor wegen ten behoeve van bestemmingsverkeer, verblijfsgebied, voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen, groen, water en bijbehorende voorzieningen (bruggen, kunstwerken, speelvoorzieningen etc.).

In de zuidwesthoek van het plangebied geldt voor een beperkt gebied de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering'. De waterkerende functie van de Oosthavendijk wordt hiermee gewaarborgd.

Ter plaatse van de adressen Krammer 6 en Oosterschelde 1 t/m 11 h (gelegen op het terrein van Zuidwester) is op 16 juni 2016 een omgevingsvergunning verleend waarmee is afgeweken van het geldende bestemmingsplan. Deze vergunning had betrekking op het bouwen van 6 groepswoningen en een dagbestedingsgebouw (Het Keeten). De strijdigheid bestond uit het bouwen buiten het bouwvlak en binnen de aanduiding 'karakteristiek'.

 afbeelding "i_NL.IMRO.1924.MDHHernesseroord-BP30_0005.png"

Afbeelding 5 | Uitsnede geldend bestemmingsplan (bron: ruimtelijkeplannen.nl, bewerking: Juust)

2.2.2 Planuitwerking

Woningbouw

De verschillende deelgebieden krijgen allemaal een flexibele regeling met de hoofdbestemming 'Wonen'. Deelgebied 2 en 4 zijn nog onvoldoende concreet, voor die locaties geldt in beginsel een bouwverbod. Om dat verbod op te heffen moeten burgemeester en wethouders eerst het plan nader uitwerken in een uitwerkingsplan. Het bestaand gebruik van de gebouwen in deelgebied 4 is positief bestemd. Hiervoor is de aanduiding 'gemengd' opgenomen. In de uitwerkingsverplichtingen zijn een aantal voorwaarden ten aanzien van de uitvoering ervan opgenomen. Maximum aantallen en hoogten zijn per deelgebied vastgelegd. Uitsluitend ter plaatse van de appartementengebouwen (deelgebied 1) is ook de typologie vastgelegd. Om te waarborgen dat de inpassing van de deelgebieden plaatsvindt conform de landschapsplannen is een voorwaardelijke bepaling opgenomen.

Groen en openbare ruimte

Het gebied ontleend zijn kracht aan de bestaande bossen. Deze worden zoveel als mogelijk gerespecteerd. De groene hoofdstructuur is vastgelegd met de bestemming 'Groen'. Hieraan is een vergunningstelsel gekoppeld dat waarborgt dat er ook sprake blijft van landschappelijke inpassing en een robuuste groenstructuur. Bij vergunningverlening wordt getoetst aan het Ruimtelijk raamwerk Hernesseroord (Bijlage 1 bij de regels). In het plan is veel water voorzien waarmee de kwaliteit van het woongebied wordt verbeterd. Water is toegestaan binnen de bestemming 'Groen'. De ontsluiting vindt plaats in de groene hoofdstructuur, maar is daaraan ondergeschikt. Om die reden is gekozen voor een aanduiding binnen de bestemming 'Groen'. Binnen die aanduiding mag de hoofdrijbaan worden gerealiseerd met een rijbaanbreedte van maximaal 5,5 meter (uitgegaan wordt van 4,5 meter asfaltverharding en daarnaast doorgroeistenen). Overige paden voor langzaam verkeer zijn binnen de gehele groenbestemming mogelijk.

Maatschappelijke functie

Ter plaatse van het terrein van Zuidwester wordt uitsluitend de bestemming 'Maatschappelijk' opgenomen. De daarin mogelijk gemaakte functies komen overeen met de functies die zijn toegestaan binnen de geldende bestemming 'Maatschappelijk' en 'Gemengd'. Het gehele terrein waarop de zorgfuncties zijn gevestigd krijgt de bestemming 'Maatschappelijk'. Bouwvlakken zijn opgenomen conform het geldende plan. Daaraan is een bouwvlak toegevoegd op een locatie die eerder was wegbestemd. De hoofdstructuur van de wegen is vastgelegd omdat deze mede de structuurdrager vormen van het gehele gebied. Dit dient gewaarborgd te worden. De goothoogten komen overeen met de geldende goothoogten. De aanduiding 'karakteristiek' zoals in het geldende bestemmingsplan op 2 plaatsen is opgenomen komt te vervallen, gebouwen met deze aanduiding zijn reeds gesloopt. Ter plaatse van de kinderboerderij en speeltuin geldt een specifieke aanduiding. Overige functies zijn daar niet toegestaan.

De bebouwing in de meest noordelijk gelegen hoek van het plangebied langs de Oosthavendijk krijgt, conform de bestaande situatie ook de bestemming 'Maatschappelijk'. Voor bestaande bebouwing in de meest oostelijk gelegen hoek (gebouw 'de Hoge Delta') is ook de bestaande maatschappelijke bestemming voorzien. In die hoek worden ook de bestaande ontwikkelmogelijkheden van Zuidwester positief bestemd, waarbij een bouwvlak wel iets anders is gepositioneerd.

2.2.3 Juridische planbeschrijving

In de Wet ruimtelijke ordening met bijbehorende Besluit ruimtelijke ordening heeft het bestemmingsplan een belangrijke rol als normstellend instrument voor het ruimtelijk beleid van de gemeente, provincies en het rijk,. In de ministeriële 'Regeling standaarden ruimtelijke ordening' hierna (Rsro) is vastgelegd dat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (hierna SVBP 2012) de norm is voor de vergelijkbaarheid van bestemmingsplannen, die tot doel heeft om te komen tot een geüniformeerde en gestandaardiseerde opzet van bestemmingsplannen in Nederland. Deze methodiek is onverkort gevolgd. Het bestemmingsplan is daarbij tevens digitaal vervaardigd en is daarom ook digitaal raadpleegbaar via internet.

Naast het feit dat de bestemmingen, aanduidingen en weergave van de verbeelding gestandaardiseerd zijn, vloeit de redactie van de regels ten aanzien van het overgangsrecht en de anti dubbeltelbepaling rechtstreeks voort uit het Besluit ruimtelijke ordening. De beleidsmatige inhoud van het bestemmingsplan is niet gestandaardiseerd. De gemeente behoudt haar vrijheid ten aanzien van de inhoud en vormgeving aangaande de toelichting.

Verbeelding

De verbeelding geeft de bestemmingen weer. Binnen de bestemmingsvlakken kunnen bouwvlakken, bouw-, gebieds-, functie-, en maatvoeringsaanduidingen aangegeven worden, waarbinnen een aantal specifieke bouwregels en functies kunnen worden aangegeven. Deze hebben juridische betekenis, omdat daar in de regels naar wordt verwezen. De topografische ondergrond die gebruikt is als basis voor de verbeelding heeft geen juridische status.

Regels

Algemeen

De regels bevatten bepalingen over het gebruik van de gronden, over de toegelaten bebouwing en bepalingen betreffende het gebruik van op te richten bouwwerken. De regels zijn, conform de wettelijk verplicht gestelde SVBP 2012, onderverdeeld in vier hoofdstukken:

- Hoofdstuk 1 Inleidende regels

- Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

- Hoofdstuk 3 Algemene regels

- Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Inleidende regels

Begripsbepalingen en Wijze van meten

De inleidende regels omvatten de begripsbepalingen en de bepalingen omtrent de wijze van meten. De begripsbepalingen geven de definities over de in de regels gehanteerde begrippen met betrekking tot bouwen en functies. De wijze van meten geeft uitsluitsel over de wijze waarop afstanden, hoogtes, oppervlakte etc. moeten worden gemeten.

Bestemmingsregels

Groen

De drager van het gebied is de robuuste groenstructuur. Binnen deze bestemming zijn geen gebouwen toegestaan. Voor het kappen van opgaand groen is een vergunning nodig, tenzij dit normaal onderhoud betreft.

Maatschappelijk

Maatschappelijke voorzieningen zijn gedefinieerd in de begripsbepalingen. Aan de functie verbonden voorzieningen zijn toegestaan, zoals groenvoorzieningen, wegen en parkeren. Ondergeschikt is ook horeca toegestaan welke gerelateerd is aan de hoofdfunctie.

Wonen

Er is sprake van een flexibele regeling. Uitsluitend ter plaatse van de appartementengebouwen is het woningtype vastgelegd. Met deze regeling kan naar behoefte worden ingespeeld op de markt.

Wonen - Uit te werken - 1 en Wonen - Uit te werken - 2

Het beoogde gebruik wordt rechtstreeks geregeld. Bestaand gebruik door de zorgorganisatie is ook positief bestemd via de aanduiding 'gemengd'. Er geldt een bouwverbod voor nieuwe functies totdat het plan is uitgewerkt. Het bestaande gebouw kan wel - ondergeschikt - worden verbouwd en beperkt worden uitgebreid (maximaal 50 m²).

Waterstaat - Waterkering

Met deze bestemming wordt de werking van de waterkering gewaarborgd. Dit betreft een standaardregeling.

Algemene regels

Anti-dubbeltelregel

Deze bepaling is ingevolge artikel 3.2.4 van het Besluit ruimtelijke ordening vast voorgeschreven. Doel van deze bepaling is te voorkomen, dat er meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogd, bijv. ingeval (onderdelen van) percelen van eigenaar wisselen.

Algemene bouwregels
Dit artikel bevat een aantal algemene bepalingen ten aanzien van het overschrijden van de bouwgrenzen van verschillende bij gebouwen horende elementen zoals galerijen, afdaken en erkers. Specifiek zijn regelingen opgenomen over dakopbouwen, vlaggenmasten en onderkeldering. Onderkeldering is onder voorwaarden toegestaan.

Algemene gebruiksregels 
In dit artikel zijn algemene regels opgenomen ten aanzien van het gebruik van gronden en bouwwerken.

Algemene afwijkingsregels
In deze regels zijn een aantal algemene afwijkingsmogelijkheden opgenomen die voornamelijk betrekking hebben op afmetingen en hoogten. Dergelijke afwijkingen zijn ondergeschikt van aard.

Algemene wijzigingsregels
In dit artikel is een de mogelijkheid om bestemmingsgrenzen te overschrijden mogelijk te maken. Het betreft een standaardregeling die het mogelijk maakt om bij de uitvoering van bouwplannen beperkte afwijkingen toe te staan. Verder is specifiek geregeld dat aantallen wooneenheden onderling kunnen worden uitgewisseld, zolang het maximum van 333 woningen binnen het totale plangebied niet wordt overschreden.

Overige regels

In dit artikel is aangegeven dat voor zover verwezen is naar wettelijke regels, dit de regels zijn ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan. Verder zijn hier de parkeerregels opgenomen waarin is vastgelegd dat in beginsel aan de gemiddelde parkeernorm moet worden voldaan. Hiervan kan - met redenen omkleed - worden afgeweken naar de minimale parkeernorm. Hierover dient het bevoegd gezag in voorkomende gevallen een afweging te maken.

Overgangs- en slotregels

In deze regels is het overgangsrecht vastgelegd in de vorm zoals in het Besluit ruimtelijke ordening is voorgeschreven. Als laatste is de slotbepaling opgenomen, welke bepaling zowel de titel van het plan als de regels bevat.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

 

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur & Ruimte

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur & Ruimte vastgesteld (SVIR). Het Rijk streeft naar een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Hiernaar wordt gestreefd middels een krachtige aanpak die gaat voor een excellent internationaal vestigingsklimaat, ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt.

Belangrijk thema in deze structuurvisie is de ladder voor duurzame verstedelijking. De ladder voor duurzame verstedelijking is ingericht voor een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten waardoor de ruimte in stedelijke gebieden optimaal benut wordt. De ladder is verankerd in het Besluit ruimtelijke ordening en luidt als volgt:

De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Voor het antwoord op vraag of sprake is van een stedelijke ontwikkeling die een bestemmingsplan mogelijk maakt, ook een nieuwe stedelijke ontwikkeling is in de zin van artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro is, moet in onderlinge samenhang worden beoordeeld in hoeverre het plan, in vergelijking met het voorgaande bestemmingsplan, voorziet in een functiewijziging en welk planologische beslag op de ruimte het nieuwe plan mogelijk maakt in vergelijking met het voorgaande bestemmingsplan.

Een bestemmingsplan dat bij recht een stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, maar ten opzichte van het voorgaande planologische regime niet voorziet in een groter planologisch beslag op de ruimte en niet voorziet in een functiewijziging, voorziet niet in een nieuwe stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro (ABRvS 25 juni 2014, ECLI:NL:RVS:2014:2294).

Tegen deze achtergrond, en hoewel de bouw van 333 woningen zoals mogelijk gemaakt met dit plan een stedelijke ontwikkeling betreft, is geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro. Ten opzichte van het geldende bestemmingsplan worden met het plan namelijk geen extra woningen mogelijk gemaakt. Ook het ruimtebeslag is vergelijkbaar met de regeling in het geldende bestemmingsplan, en is in ieder geval niet groter dan het huidige plan. Daarmee is er met dit plan geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling en hoeft geen toetsing van het plan aan de ladder voor duurzame verstedelijking plaats te vinden.

Wel dient gelet op artikel 3.1.6, eerste lid, van het Bro onderbouwd te worden dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Bij de toets of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening dient onder meer beoordeeld te worden of de mogelijk gemaakte ontwikkeling voorziet in een behoefte (ABRvS van 5 april 2017, ECLI:NL:RVS:2017:943). Die behoefte dient met het oog op de uitvoerbaarheid van het plan te zijn onderbouwd.

Het plan past zoals onderbouwd in par. 3.3 van de toelichting binnen de gemaakte woningbouwafspraken, welke afspraken zijn gebaseerd op de woningbouwbehoefte in onder meer Middelharnis.

Voor het overige zijn geen regels opgenomen die specifiek op deze situatie van toepassing zijn. Het project is lokaal en kleinschalig. Het rijksbeleid verzet zich niet tegen de ontwikkeling.

3.2 Provinciaal beleid

Omgevingsvisie Zuid-Holland en Omgevingsverordening Zuid-Holland
In de 'Omgevingsvisie Zuid-Holland' en 'Omgevingsverordening Zuid-Holland' beschrijft de provincie Zuid-Holland haar doelstellingen en provinciale belangen.

Met het omgevingsbeleid van Zuid-Holland streeft de provincie naar een optimale wisselwerking tussen gewenste ruimtelijke ontwikkeling en een goede leefomgevingskwaliteit. De provincie zet in de Omgevingsvisie in op veel thema`s welke niet allemaal relevant zijn in het kader van dit bestemmingsplan. De volgende thema`s zijn relevant:

Behouden en versterken landschappen

De provincie zet in op een betere, gebiedsgerichte verweving van de verschillende ‘klassieke’ functies in de groene ruimte (landbouw, natuur, recreatie, water, cultuurhistorie) en een betere relatie tussen stad en land. Daarmee wil de provincie gebruikswaarde, toekomstwaarde en belevingswaarde van de verschillende Zuid-Hollandse landschappen behouden en versterken. De klimaat- en energie-efficiënte samenleving stelt nieuwe eisen aan de groene ruimte. Deze worden zo veel mogelijk ingepast met behoud of zelfs verbetering van bestaande functies. De provincie wil samen met haar partners een kwaliteitsslag maken in de groene ruimte binnen en buiten de stad, zodanig dat de intrinsieke waarden worden beschermd en versterkt, en dat de groene ruimte aansluit bij de vraag van de gebruikers en bewoners, toekomstbestendig is en bijdraagt aan de identiteit en ruimtelijke kwaliteit van Zuid-Holland.

Het plan Hernesseroord betreft wonen in het groen. Tevens zal het gebied meerwaarde gaan bieden aan de omgeving omdat ook een wandelrondje met het centrum wordt gerealiseerd/versterkt en de kwaliteit van het bosgebied en daarmee ook de biodiversiteit van het gebied wordt verbeterd. Het plan past perfect in deze beleidsdoelstelling van de provincie waarbij de relatie groen en stad wordt verbeterd. Ook door een herinrichting van de Oosthavendijk zal ook dit gebied een karakter krijgen dat meerwaarde biedt voor de inwoners van de kern.

Versterking groenblauwe structuur

De groenblauwe structuur is een samenhangend stelsel van verschillende groene ruimtes en routes die stad en land met elkaar verbinden: de grote parken en groenblauwe dooradering in de stad, recreatieve stad-land verbindingen en poorten, recreatiegebieden om de stad, de groene buffers en belangrijke recreatieve routes in het landelijk gebied. Er ligt een opgave om deze structuur te behouden en waar nodig te versterken, zodat er voldoende ruimte is voor groen en water binnen steden en dorpen en er voldoende verbindingen zijn met groen en water in het landelijk gebied.

De ontwikkeling van Hernesseroord tot woongebied biedt de kans om het overwegend groene gebied te versterken en beleefbaar te maken. Weliswaar moet voor de woningbouwontwikkeling een deel van het bos worden gekapt, echter door het gebied opener en toegankelijker te maken kan het groengebied in de toekomst wel meer beleefd worden dan nu. Naast versterking van het groen is er ook sprake van het toevoegen van waterelementen welke zowel woonkwaliteit als belevingskwaliteit voor de recreant/ de omgeving bieden.

Verstedelijking en wonen
De provincie hecht waarde aan de vestigingswens van haar inwoners en hanteert het uitgangspunt dat woningen daar worden gerealiseerd waar de behoefte zich manifesteert. Het uitgangspunt daarbij is dat de juiste woning op de juiste plek (op het juiste moment) wordt gerealiseerd. Dat gaat allereerst over dat gebouwd wordt naar behoefte. De bouw van nieuwe woningen moet bijdragen aan de bestaande woningvoorraad, de (sub)regionale schaal van woningmarkt en de lange termijn in ogenschouw nemend. Daarnaast gaat het over woningen zo te bouwen, in samenhang met investeringen in infrastructuur, werklocaties en een aantrekkelijke groenblauwe leefomgeving dat dit bijdraagt aan de maatschappelijke opgaven en transities waar de provincie voor staat. Woningbouw als de enige of primaire oplossing voor de sociaal-economische vitaliteit is in de ogen van de provincie geen duurzame lange termijn strategie.

De woningen worden gefaseerd gebouwd. De eerste twee fase zijn rechtstreeks geregeld in dit bestemmingsplan. Voor de fasen 3 en 4 is een uitwerkingsverplichting opgenomen, zodat gedurende de planontwikkeling de realisatie gemakkelijk kan worden afgestemd op de behoefte.

Kwaliteitskaart
In de gehele provincie, zowel in het stedelijk gebied als in het landelijk gebied, beoogt het kwaliteitsbeleid een ‘ja, mits-beleid’: ruimtelijke ontwikkelingen zijn mogelijk, met behoud of versterking van de ruimtelijke kwaliteit (waarborg ruimtelijke kwaliteit). Op het gebied van wonen zet de provincie in op voldoende (bouwen naar behoefte) en passende woningen voor verschillende doelgroepen, bij voorkeur naar nieuwe woningbouw binnen bestaand stads- en dorpsgebied.

In het kader van het ruimtelijk kwaliteitsbeleid wordt getoetst aan de kwaliteitskaart. Deze bestaat uit een viertal lagen met bijbehorende richtpunten. Om te kunnen bepalen of een ontwikkeling past bij de gebiedskwaliteit, onderscheidt de provincie de kwaliteit van gebieden in categorieën en onderscheidt de ruimtelijke ontwikkelingen naar hun mate van impact op de omgeving.

De ruimtelijke ontwikkeling past binnen de bestaande gebiedsidentiteit, maar voorziet in een wijziging op structuurniveau (aanpassen). Hierdoor wordt deze uitsluitend toegestaan mits de ruimtelijke kwaliteit per saldo ten minste gelijk blijft door:

  • zorgvuldige inbedding van de ontwikkeling in de omgeving, rekening houdend met de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart; en
  • het zo nodig treffen van aanvullende ruimtelijke maatregelen,

Laag 1 - De ondergrond

Rivierdelta complex
Zoals overal in Zuid-Holland heeft het water en het menselijk handelen grote invloed gehad op de geomorfologie van dit deel van de provincie. Het land in de delta is vergroot door aanleg van dijken rond droogvallende gronden.

Jonge zeeklei
De gronden in het deltacomplex bestaan overwegend uit kleigronden. Dit zijn voedselrijke, draagkrachtige gronden. De deltawateren zijn onderdeel van het deltacomplex. De estuariene dynamiek is een belangrijk natuurlijk gegeven. Nauw verbonden met de deltawateren zijn de niet ingepolderde, buitendijkse kleigronden. Dit betreft de slikken, (bekade) gorzen, grienden, wilgenbossen en de uiterwaarden langs de rivieren. Het zijn natuurlijke landschappen waar ruimte is voor dynamische processen.

Richtpunt:

  • Ontwikkelingen dragen bij aan behoud of vergroting van ruimte voor dynamische natuurlijke processen en zoet-zoutovergangen in de Deltawateren en natuurlijke buitendijkse gebieden.

Dit richtpunt is niet van toepassing op het plangebied. Het plangebied is niet in de Deltawateren of buitendijks gebied gelegen.

Bijzonder reliëf en aardkundige waarden
Zuid-Holland is, uitgezonderd de duinen en de dijken, relatief plat. Binnen dit platte land is nog een aantal bijzondere, natuurlijke hoogteverschillen te vinden. Het betreft strandwallen in de kustzone, oude stroomruggen, kreken en geulafzettingen, rivierduinen met donken en oude bovenlanden met restveen. Vanwege de hogere ligging waren deze plekken aantrekkelijk voor (pre)historische bewoning. Het zijn vaak plekken van grote archeologische en aardkundige waarde. Behoud van dit reliëf houdt de leesbaarheid van de ontstaansgeschiedenis van het gebied in stand. Op de Kwaliteitskaart zijn de genoemde aardkundige structuren met archeologische waarde globaal aangegeven. Voor een gedetailleerd kaartbeeld: zie de Cultuurhistorische Atlas van Zuid-Holland (www.zuid-holland.nl/chs).

De komgronden en oeverwalgebieden van het rivierengebied in Zuid-Holland zijn opgebouwd uit rivierklei en liggen vooral in het oosten van de provincie. Ze zijn vermengd met de veenondergrond. De oeverwallen vormen plaatselijk hogere/drogere delen binnen het veengebied. Dit is terug te zien in het landschap.

Richtpunten:

  • Ontwikkelingen houden de onregelmatige patronen en het reliëf in het landschap herkenbaar en in stand.
  • Waar mogelijk worden de archeologische waarden van deze structuren meer herkenbaar gemaakt bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.

Archeologische waarden zijn in dit gebied niet aan de orde. In het landschappelijk raamwerk is rekening gehouden met bestaande patronen en herkenbaar landschap. Daar waar mogelijk wordt dit versterkt.

Laag 2 - De cultuur- en natuurlandschappen

Zeekleipolders met veenkern

Een zeekleipolder is qua oorsprong een ronde opwaspolder (oorspronkelijk opgeslibde en daarna ingepolderde eilandjes in getijdenwater) of langgerekte aanwaspolder (aangeslibd en ingepolderd land tegen bestaande polders) en daarna omgeven door dijken.

De kreken in deze polders (herkenbaar door microreliëf en een kronkelige loop) en beplante dijken zijn belangrijke structurerende elementen. Er is een grote mate van openheid met contrasten tussen buitendijkse natuur en strak verkavelde agrarische polders. De dorpen liggen als compacte kernen in het landschap, veelal op het kruispunt van een dijk en een kreek aan de rand van een polder. Overige bebouwing ligt langs de dijken en spaarzaam in de polders zelf.

Kenmerkende contrasten tussen de regelmatige patronen in de polder van wegen en verkaveling en de kronkelige kreken. Havenkanalen vormen plaatselijk bijzondere elementen, waarbij ontwikkelingen langs de kanalen de ruimtelijke en recreatieve relatie tussen dorp en open water versterken.

Richtpunten:

Zeekleipolders algemeen:

  • Ontwikkelingen dragen bij aan het versterken van de karakteristieke kenmerken van de eilanden en de verschillen daartussen.
  • Ontwikkelingen aan de rand van de eilanden passen bij de maat en schaal van de dijk en de deltawateren.
  • Herkenbaar houden van het patroon van (ronde) opwas- en (langgerekte) aanwaspolders door behouden en versterken van de (beplante) dijk als herkenbare landschappelijke structuurdrager in contrast met de grootschalig, open polder.
  • Versterken van de kreek als herkenbare landschappelijke structuurdrager van het zeekleilandschap.
  • Bebouwing concentreert zich in of bij compacte kernen, niet in het open middengebied van de polders.
  • Behoud van het contrast tussen de binnendijkse akkerbouwpolders en buitendijkse natuur.

Zeekleipolders met veenkern:

  • Ontwikkelingen dragen bij aan het herkenbaar houden van het kleinschalige dijkenpatroon en de relatief onregelmatige verkaveling.

Met deze ontwikkeling wordt de interactie tussen het groenblauwe ontwikkelgebied en het havenkanaal versterkt. Structuren van polders worden niet aangetast.

Laag 3 - De stedelijke occupatie

Stads- en dorpsranden
De stads- en dorpsrand is de zone op de grens van bebouwd gebied en landschap. Het is het deel van stad of dorp met potentie voor een hoogwaardig en geliefd woonmilieu, doordat hier de genoegens van stedelijk en buiten wonen bij elkaar komen; de nabijheid van voorzieningen gecombineerd met het vrije zicht en het directe contact met het buitengebied. De relatie tussen bebouwd gebied en landschap is afhankelijk van de karakteristieken van de bebouwingsrand en die van het aangrenzende landschap. Daarbij onderscheiden we drie typen ‘overgangskwaliteiten’. Het front, het contact en de overlap. Op kaart vinden we de hoogwaardige en bijzondere fronten terug. Daar waar recreatiegebieden voorkomen langs stads- of dorpsrand is veelal sprake van overlap. Uitgangspunt bij ontwikkelingen aan dorpsranden is de contactkwaliteit waarbij onderscheid wordt gemaakt in front, contact en overlap.

  • 1. De kwaliteit van het front (contrast)
    Een scherpe rand tussen bebouwing en land, waarbij de bebouwing en landschap ‘met het gezicht naar elkaar’ zijn gekeerd. Er zijn verschillende situaties denkbaar, waarbij landschappelijke grenzen zorgen voor een scherp contrast tussen bebouwing en landschap. De stad aan de rivier of aan zee (waterfront, zeefront), appartementsgebouwen langs de duinrand of de bebouwingsrand rond een (verder vrij onbebouwde) droogmakerij. Stad en buitengebied brengen hun eigen eigenschappen maximaal tot expressie. Vormen van hoogbouw kunnen hier aan het karakter bijdragen. Bij water- en zeefronten bieden combinaties met de waterkering kansen voor kwaliteit. Het ‘wegfront’ vraagt om extra aandacht voor verbindingen tussen stad en ommeland. Hier is het vaak niet het geval dat bebouwing en landschap met het gezicht naar elkaar zijn gekeerd. De grens is scherp, maar men mist de kwaliteiten van het ‘zicht op elkaar’.
  • 2. Contactkwaliteit
    Bebouwd gebied en landschap zijn verbonden door zichtbare en begaanbare doorlopende structuren, zoals wegen, paden, dijken, lanen, linten of waterlopen. De structuur die stad en land verbindt, kan een herkenbare landschappelijke onderlegger hebben als een strandwal of rivier. In andere situaties is het kavelpatroon doorlopend. Stad en ommeland blijven beide in hun eigen hoedanigheid herkenbaar en onderscheidend, maar worden in staat gesteld in elkaar door te dringen. Deze soort overgang is typisch voor dorpen of buitenwijken, waarbij de stedenbouwkundige opzet bijvoorbeeld geënt is op het oorspronkelijke landschappelijke (kavel)patroon.
  • 3. De kwaliteit in de overlap
    Tussen bebouwd gebied en landschap is een geleidelijke overgang. Stedelijke en landelijke programma’s vloeien in elkaar over. Het zijn gebieden met een hybride uitstraling en betekenis: recreatiegebieden, sportvelden, volkstuincomplexen, golfbanen, enzovoorts. Er wordt een geïntegreerde ontwikkeling ontworpen van woon-, werk-, productie- en vrijetijdslandschappen die zoveel mogelijk aansluiten bij de ruimtelijke kwaliteiten van het omringende landschap en met een goede dooradering van recreatieve routes.

Richtpunt

  • Ontwikkelingen aan de stads- of dorpsrand dragen bij aan het realiseren van een rand met passende overgangskwaliteit (front, contact of overlap).

Aan de zijde van de industrieweg wijzigt het karakter van het plangebied nauwelijks. Ter plaatse blijft een dichte groenstructuur aanwezig zoals in de bestaande situatie. Aan de zijde van de Oosthavendijk wordt meer interactie gezocht met het havenkanaal. Aan die zijde wordt meer landschap gecreerd en wordt de beleving van zowel het kanaal als andersom de beleving van het gebied Hernesseroord verbeterd.

Steden (en dorpen) 

Kenmerken als de identiteit van de plek (historische, culturele, toeristische en ruimtelijke kenmerken), de geografische strategische ligging in het stedelijk netwerk en de aanwezige en nieuwe economische dragers maken van iedere stad en ieder centrum in het systeem een unieke plek met een eigen (ruimtelijke) karakteristiek. Een brede waaier aan woon- en werkmilieus is een belangrijke voorwaarde voor een aantrekkelijk vestigingsklimaat. Als herstructurering, transformatie of verdichting plaatsvindt binnen de stad, dan draagt dit bij aan de versterking van de ruimtelijke karakteristiek. Bij nieuwe ontwikkelingen wordt gebruik gemaakt van de groen- en waterstructuur als onderdeel van het stads- en dorpsontwerp. De hoogstedelijke centrumgebieden kennen een hoge bereikbaarheid en sterke identiteit. Ze bieden plaats aan (inter)nationale voorzieningen en bijzondere stedelijke woonmilieus.

Richtpunten:

  • Ontwikkelingen dragen bij aan de karakteristieke kenmerken/identiteit van stad, kern of dorp.
  • Hoogteaccenten (waaronder hoogbouw) vallen zoveel mogelijk samen met centra (zwaartepunten) en interactiemilieus in de stedelijke structuur.
  • Daar waar hoogbouw niet samenvalt met “zwaartepunten” in de stedelijke structuur geeft een beeldkwaliteitsparagraaf inzicht in de effecten, invloed en aanvaardbaarheid van hoogbouw op de (wijde) omgeving.
  • Ontwikkelingen dragen bij aan versterking van de stedelijke groen- en waterstructuur.
  • Een nieuwe uitbreidingswijk bouwt voort op het bestaande stads- en dorpsgebied en versterkt de overgangskwaliteit van de stadsrand (zie stads- en dorpsranden).
  • Cultuurhistorisch waardevolle gebouwen en stedenbouwkundige patronen worden behouden door ze waar mogelijk een functie te geven die aansluit bij de behoeften van deze tijd.
  • Het eigen karakter van het historisch centrum wordt versterkt.
  • Historische centra en kernen blijven ervaarbaar vanuit het omringende gebied.
  • Bij bedrijventerreinen krijgt de beeldkwaliteit van de randen, een goede ontsluiting en de samenhang met de omgeving extra aandacht.

Met de ontwikkeling van Hernesseroord wordt het bestaande dichte bosgebied beleefbaar gemaakt. Nadrukkelijk is de interactie met het landschap onderdeel van het plan. In de landschapsplannen (Bijlage 2 en Bijlage 3 bij de regels) is dit nader uitgewerkt. Door een diversiteit aan woningtypen aan te bieden binnen een groene en ruime setting wordt een aantrekkelijk vestigingsklimaat gerealiseerd.

Laag 4- Laag van de beleving
Deze laag is niet van toepassing op de onderhavige locatie.

Het onderhavige plan past binnen het provinciaal beleid.

3.3 Gemeentelijk beleid

Woonvisie Goeree-Overflakkee 2018-2024

Op 7 november 2017 heeft de gemeente Goeree-Overflakkee haar woonvisie 2018-2024 vastgesteld. De woonvisie is een belangrijke basis voor de gemeentelijke beleidsuitvoering. Belangrijke thema`s zijn betaalbaarheid van woningen, wonen met zorg en duurzaamheid. De volgende onderwerpen spelen een grote rol bij de woonvisie:

  • Goeree-Overflakkee is een aantrekkelijk eiland om te wonen. De regionale visie Smart Water geeft Goeree-Overflakkee een duidelijke focus voor de ontwikkeling en het stimuleren van de lokale economie.
  • De groei van de bevolking en de daling na 2030.
  • De vergrijzing en ontgroening en de daarbij horende uitdagingen voor het leefbaar en vitaal houden van de kernen.
  • Het passend wonen voor de meest kwetsbare inwoners van Goeree-Overflakkee.
  • De verduurzaming van de woningvoorraad.

De gemeente Goeree-Overflakkee biedt aantrekkelijke woonmilieus in grote en kleine kernen, met een kenmerkende hoge ruimtelijke en sociale kwaliteit. De komende jaren verandert de bevolking van Goeree-Overflakkee echter naar omvang en samenstelling. Dit heeft een belangrijke betekenis voor het woon- en leefklimaat in de kernen. De gemeente Goeree-Overflakkee wil met haar woonbeleid deze demografische ontwikkelingen begeleiden.

Per woonkern wordt er gekeken naar de grootte van een kern, het type en groei van het aantal huishoudens. Op basis van deze uitgangspunten zijn er per kern verschillende typen ambities geformuleerd. Deze ambities zijn richtinggevend. De groei van de woningvoorraad is gebaseerd op de woningbehoefteraming en betreft dus een minimum voor de lokale behoefte. Bij een kwalitatief goede invulling is extra nieuwbouw haalbaar:

  • In de grote kernen met nog een groeiende bevolking en veel jonge huishoudens zal er voornamelijk worden geïnvesteerd en kunnen planmatige uitbreidingen plaatsvinden;
  • In de wat kleinere kernen zal er voornamelijk inzet worden op het behouden van de basisvoorzieningen en het versterken van de lokale woningmarkt;
  • In de kleine kernen met een oudere bevolking zal voornamelijk geïnvesteerd worden in het behouden en verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit.

Voor het cluster Middelharnis wordt tot 2031 op basis van de groei van het aantal huishoudens een toename in de woningvoorraad van 500 tot 525 woningen verwacht. In Middelharnis mag gebouwd worden voor de eigen behoefte, voor senioren en ook voor vestigers van buiten de gemeente. In de periode 2018-2030 is in het woningbouwprogramma voor de locatie Hernesseroord rekening gehouden met 325 woningen. Gelet op de fasering in de planontwikkeling, de voorziene 333 woningen zullen geleidelijk in de periode 2021-2031 worden gebouwd, past het plan binnen de woningmarktafspraken.

Eilandvisie Goeree-Overflakkee
Op 12 februari 2015 heeft de gemeenteraad van Goeree-Overflakkee de toekomstvisie voor de gemeente vastgesteld. Centraal in de visie staan behoud en versterking van de leefbaarheid en van de identiteit van het eiland, de eilanditeit. De visie schetst Goeree-Overflakkee als eiland van rust en ruimte waar mensen naar volle tevredenheid wonen werken en recreëren. Vanuit de visie zijn zes strategische kernthema's geformuleerd als de leidraad voor de toekomst. Deze thema's hebben elk een toetsvraag. Deze kernthema's fungeren als zeef voor alle beleidsplannen, beleidsvoornemens en initiatieven, zodat toekomstige plannen altijd binnen de Eilandvisie vallen.

  • a. De eilanditeit, het behoud van de unieke identiteit van het eiland.

Toetsvraag: Past het voorstel of plan bij onze identiteit?

  • b. De maatschappelijke balans, de versterking van de sociaaleconomische vitaliteit en het behoud van een voldoende zorg- en voorzieningenniveau.

Toetsvraag: Draagt het voorstel of plan bij aan de sociale structuur op ons eiland?

  • c. De kwaliteit, van leven en van groei.

Toetsvraag: Heeft het voorstel of plan het hoogst haalbare en betaalbare kwaliteitsniveau?

  • d. Duurzaamheid, Goeree-Overflakkee kan en wil het meest duurzame eiland worden.

Toetsvraag: is het plan of voorstel duurzaam en levert het daarmee een bijdrage aan de ambities van Energy Island?

  • e. Innovatie, de vestigingsvoorwaarde voor bedrijven en onderwijs en dus als bron voor werkgelegenheid.

Toetsvraag: Is het plan of voorstel zo innovatief dat we het kunnen uitdragen en het uiteindelijk ook banen oplevert?

  • f. Verbindingen, de versterking daarvan op het eiland en met de metropolen Rotterdam en Antwerpen, zowel sociaal, fysiek als digitaal.

Toetsvraag: Verbindt het plan of voorstel mensen op het eiland met elkaar of verbindt het ons eiland met de (stedelijke) omgevingen?

De ontwikkeling van 333 nieuwe woningen creert een nieuw woonmilieu in Middelharnis in een groenblauwe setting. Daarbij worden de kansen die zich voordoen om het groen toegankelijker te maken voor de kern benut, door bijvoorbeeld ook nieuwe paden aan te leggen die een wandelrondje vanuit het centrum mogelijk maken. Tevens kan door een andere inrichting van de Oosthavendijk ook het havenkanaal meer beleefbaar worden gemaakt. De verbinding tussen de bestaande kern en het groene gebied verbetert. Hoewel een deel van het bosgebied gekapt moet worden vanwege de nieuwbouw zal het deel dat in stand blijft kwalitatief verbeteren. Door dunning, een goed onderhoud en de combinatie met grote waterpartijen zal ook de biodiversiteit toenemen.

Richtinggevende startnotitie Omgevingsvisie

In oktober 2019 is een richtinggevende startnotitie voor het opstellen van een Omgevingsvisie vastgesteld. De Omgevingsvisie zal de Eilandvisie vervangen. De doelen van de hierboven genoemde Eilandvisie zijn geconcretiseerd naar drie thematische ontwikkelingsperspectieven, namelijk:

  • 1. Duurzaam-innovatief eiland;
  • 2. Aantrekkelijk eiland
  • 3. Vitaal eiland

Er zijn diverse bouwstenen vastgesteld waarmee gewerkt wordt naar een integraal af te wegen Omgevingsvisie voor Goeree-Overflakkee. De ambities zijn nog steeds gericht op welvaart en welzijn. Het voorliggende plan draagt bij aan het realiseren van een aantrekkelijk wooneiland waarop rustig en ontspannen gewoond kan worden in een groenblauwe oase en past binnen de voorgenomen beleidslijnen.

Hoofdstuk 4 Kwaliteit van de leefomgeving

4.1 Inleiding

Er bestaat een duidelijke relatie tussen milieubeleid en ruimtelijke ordening. De laatste decennia groeien deze beleidsvelden dan ook naar elkaar toe. De milieukwaliteit vormt een belangrijke afweging bij de ontwikkelingsmogelijkheden van ruimtelijke functies. Bij de besluitvorming over het al dan niet toelaten van een bepaalde ruimtelijke ontwikkeling wordt dan ook onderzocht welke omgevingsaspecten daarbij een rol (kunnen) spelen. Het is van belang om milieubelastende functies (zoals bepaalde bedrijfsactiviteiten) ruimtelijk te scheiden ten opzichte van milieugevoelige functies zoals woningen. Andersom moet in de ruimtelijke ordening nadrukkelijk rekening gehouden worden met de gevolgen van ruimtelijke ingrepen voor het milieu. Milieubelastende situaties moeten voorkomen worden.

4.2 Archeologie en cultuurhistorie

Archeologie
In Europees verband is het zogenaamde 'Verdrag van Malta' tot stand gekomen. Uitgangspunt van dit verdrag is het archeologisch erfgoed zo veel mogelijk te behouden. Waar dit niet mogelijk is, dient het bodemarchief met zorg ontsloten te worden. In juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden. Deze wet vervangt diverse wetten en regels voor behoud en beheer van cultureel erfgoed in Nederland. In de Erfgoedwet staat wat cultureel erfgoed is, hoe Nederland omgaat met roerend cultureel erfgoed, wie welke verantwoordelijkheden heeft en hoe Nederland daar toezicht op houdt.
Voor het plangebied geldt op dit moment geen archeologische dubbelbestemming. Op basis van het gemeentelijk archeologiebeleid is er geen verwachtingswaarde voor het gebied Hernesseroord. Het uitvoeren van archeologisch onderzoek is niet nodig en ook in dit bestemmingsplan is het opnemen van een dubbelbestemming ter bescherming van waarden niet aan de orde.

Cultuurhistorie
Met de Erfgoedwet beschermt de overheid het cultureel erfgoed in Nederland. De Erfgoedwet heeft zes wetten en regelingen op het gebied van cultureel erfgoed vervangen waaronder de Monumentenwet 1988. Op basis van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het wettelijk verplicht om in de toelichting van een bestemmingsplan een beschrijving op te nemen van de wijze waarop met in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden of monumenten rekening is gehouden.

De provincie Zuid-Holland heeft de cultuurhistorische Atlas vastgesteld. Cultuurhistorisch waardevolle objecten in of in de directe omgeving van het plangebied, waarmee in het plan rekening moet of kan worden gehouden, zijn niet aanwezig. Er is geen sprake van rijks- en/of gemeentelijke monumenten in het plangebied. In het geldende plan is op 2 locaties nog wel de aanduiding 'karakteristiek' van toepassing. De desbetreffende bebouwing is echter reeds gesloopt, waardoor deze aanduiding geen doel meer treft. Deze aanduiding is niet overgenomen in het plan.

4.3 Bedrijven en milieuzonering

Een goede ruimtelijke ordening voorziet in het voorkomen van voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten. Sommige activiteiten die planologisch mogelijk worden gemaakt, veroorzaken milieubelasting voor de omgeving. Andere (gevoelige) functies moeten juist beschermd worden tegen milieubelastende activiteiten. Door bij nieuwe ontwikkelingen voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en gevoelige functies (zoals woningen) worden hinder en gevaar voorkomen en wordt het bedrijven mogelijk gemaakt zich binnen aanvaardbare voorwaarden te vestigen. Het doel van milieuzonering is om te komen tot een optimale kwaliteit van de leefomgeving.

Aan de oostzijde van het plangebied grenst het bedrijventerrein Oostplaat. Bij de vaststelling van het bestemmingsplan voor Oostplaat en de vaststelling van het oorspronkelijke bestemmingsplan voor ontwikkeling van Hernesseroord is onderzoek gedaan naar de afstemming tussen bedrijvigheid en woningen. Op basis daarvan is een maatwerkregeling opgenomen in het bestemmingsplan 'Oostplaat', waarmee wordt gewaarborgd dat er een aanvaardbaar woon- en leefklimaat aanwezig is binnen het woongebied Hernesseroord. Specifiek zijn regels opgenomen om ervoor te zorgen dat er geen geluidoverlast optreedt. De afstand van de bestemming 'Bedrijventerrein - 1', waar categorie 3.1-bedrijven zijn toegestaan bedraagt 39,5 meter ten opzichte van de grens van het nieuwe uitwerkingsgebied (deelgebied 2). Deze afstand is gelijk aan de afstand tussen de bestaande woonbestemmingen en het bedrijventerrein. Bestaande afspraken en maatregelen worden daardoor gerespecteerd met dit plan.

De richtafstand van een categorie 3.1-bedrijf ten opzichte van een rustige woonwijk bedraagt conform de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' in beginsel 50 meter waarbij het aspect geluid maatgevend is. De richtafstand wordt gemeten ten opzichte van de uiterste situering van de gevel van een woning. Hoewel deze richtafstand niet wordt gehaald is met de maatregelen zoals die zijn vastgelegd in het bestemmingsplan 'Oostplaat' wel gewaarborgd dat er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Hierdoor wordt gemotiveerd afgeweken van de richtafstand. (zie ook onder Geluid in paragraaf 4.6). De bouwhoogten in het nieuwe bestemmingsplan worden concreet vastgelegd bij het toepassen van de uitwerkingsverplichting en zijn vergelijkbaar met bouwhoogten zoals in het geldende plan zijn vastgelegd (in het geldende plan zijn goothoogten van 7 en 13 meter toegestaan in deelgebied 2, nu worden bouwhoogten van 10 en 20 meter toegestaan). De juridische situatie ten aanzien van de bestaande bedrijven op het bedrijventerrein Oostplaat wijzigt daardoor niet. Bij nadere uitwerking kan dit indien nodig nader worden bezien. In een uitwerkingsplan zal gemotiveerd worden in hoeverre er sprake is van een aanvaardbaar akoestisch woon- en leefklimaat aan de hand van een concrete uitwerking. Dit is als voorwaarde aan de uitwerkingsverplichting gekoppeld.

Aan de westzijde van het plangebied is aan de overzijde van het havenkanaal ook bedrijvigheid toegestaan. Deze bedrijvigheid mag uitsluitend in de vorm van watersportbedrijven en een laad- en loswal (adres Westhavendijk 10, categorie 3.1). De afstand ten opzichte van de dichtstbij gelegen woonbestemming bedraagt 70 meter. Daarmee wordt voldaan aan de richtafstand van 50 meter ten opzichte van deze bedrijfsbestemming.

De waterzuiveringsinstallatie aan de Westhavendijk 11 ligt op een afstand van ruim 300 meter van het plangebied en ook andere kleinschaliger bedrijvigheid langs de Westhavendijk ligt op zodanige afstand dat een nadere beoordeling niet noodzakelijk is.

Binnen het plangebied moet rekening worden gehouden met interne zonering: de afstand tussen de maatschappelijke functies en de woningen. De richtafstand voor een zorginstelling tot de uiterste situering van een gevel bedraagt 30 meter. De richtafstand van een kinderboerderij bedraagt 30 meter en de richtafstand van een zwembad bedraagt 50 meter. Aan deze richtafstanden wordt ten opzichte van de uiterste situering van gevels van woningen voldaan.

4.4 Bodem

Om het risico uit te sluiten, dat mensen gezondheidsproblemen krijgen als gevolg van een langdurig verblijf op verontreinigde grond, dient aangetoond te worden dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde functie.

Voor het gebied zijn door SMA diverse bodemonderzoeken uitgevoerd, welke zijn bijgevoegd (Bijlage 3):

  • 1. Verkennend bodemonderzoek, 13 februari 2017, rapportnummer 2317006
  • 2. Nader bodemonderzoek, 7 maart 2017, rapportnummer 23170031
  • 3. Verkennend bodemonderzoek, 14 december 2017, rapportnummer 23170209
  • 4. Verkennend bodemonderzoek, 22 februari 2018, rapportnummer 2318007
  • 5. Verkennen land- en waterbodmeonderzoek, 17 juli 2020, rapportnummer 23200062

De diverse uitgevoerde onderzoeken hebben allen betrekking op verschillende deelgebieden. Voor deelgebied 1 tot en met 3 zijn met deze onderzoeken alle gronden onderzocht waar een woonbestemming is voorzien. In deelgebied 2 zijn in ieder geval maatregelen nodig om de stortplaats te isoleren / af te dekken. In dat deelgebied kunnen geen grondgebonden woningen of tuinen gerealiseerd worden. Appartementengebouwen zijn wel mogelijk, mits ook daarvoor voldoende maatregelen worden getroffen. In deelgebied 1 dient rekening te worden gehouden met een kleine aanvullende sanering. Deze kan bestaan uit het opbrengen van 1 meter grond. Dit is in de ontwerpen reeds voorzien. Hiervoor zal een saneringsplan worden opgesteld, evenals voor het afdekken van de stortplaats in deelgebied 2.

In de omgeving van deelgebied 3 dienen bestaande paden voor de uitvoering nader onderzocht te worden op teerhoudendheid. Tevens zal voor het slib, dat vrijkomt bij het aanpassen van de waterpartij, ook een sanering moeten plaatsvinden, in overleg met DCMR.

Voor deelgebied 4 is nog geen bodemonderzoek uitgevoerd omdat dit deelgebied pas in de laatste fase wordt uitgevoerd en er eerst nog een uitwerkingsplan moet worden gemaakt. Bij de vaststelling van het uitwerkingsplan moet aangetoond worden dat de bodemkwaliteit voldoende is.

Bij de uitvoering wordt rekening gehouden met maatregelen vanwege het werken in de nabijheid van voormalige stortplaatsen. Voorts zijn er enkele aandachtspunten waaraan aandacht moet worden besteed voor de uitvoering, enkele paden moeten bijvoorbeeld nader geanalyseerd worden. Verwezen wordt naar de diverse onderzoeken.

4.5 Externe veiligheid

De doelstelling van het externe veiligheidsbeleid is het realiseren van een veilige woon- en leefomgeving door het beheersen van risico's van activiteiten met gevaarlijke stoffen (zoals het gebruik, de opslag, de productie als het transport). Het beleid is erop gericht te voorkomen dat er dichtbij gevoelige bestemmingen activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden. Bij nieuwe (ruimtelijke) ontwikkelingen dient rekening te worden gehouden met risicobronnen in de omgeving.

In de omgeving van het plangebied zijn diverse bedrijven met risicobronnen aanwezig, zoals Taale Gas aan de Mercatorweg 4, Koninklijke De Kuyper aan de Oosthavendijk 38, TinQ aan de Industrieweg 50, Zeilmakerij Van Vliet aan de Westhavendijk 10, Graveland aan de Westhavendijk 9, de rioolwaterzuiveringsinstallatie aan de Westhavendijk 11 en Offerhaus aan de Westhavendijk 44.

Binnen het plangebied zijn conform het geldende bestemmingsplan 333 woningen toegestaan. Met dit nieuwe bestemmingsplan worden woningen anders gesitueerd en zijn deels andere woningtypen voorzien, echter het aantal personen binnen het plangebied wijzigt niet ten opzichte van de geldende planologische situatie. De woningen worden niet dichterbij risicobronnen gebouwd dan waarin in de huidige situatie woningen of andere kwetsbare bestemmingen zoals maatschappelijke voorzieningen mogelijk zijn ten opzichte van de genoemde risicobronnen. Een nadere beoordeling van het aspect externe veiligheid is daarmee niet aan de orde.

4.6 Geluid

Geluid kan hinderlijk en schadelijk voor de gezondheid zijn. Zo kunnen hoge geluidsniveaus het gehoor beschadigen. Maar ook verstoring van de slaap kan op de lange duur slecht zijn voor de gezondheid. In Nederland zijn afspraken gemaakt over wat acceptabele geluidsniveaus zijn en wat niet (de geluidsnormen). Bij ruimtelijke plannen kan akoestisch onderzoek nodig zijn om geluidhinder bij geluidgevoelige objecten (scholen, woningen, etc.) te voorkomen. De Wet geluidhinder (Wgh) bevat geluidnormen en richtlijnen over de toelaatbaarheid van geluidniveaus als gevolg van rail- en wegverkeerslawaai, industrielawaai en luchtvaartlawaai.

Een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd als een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling een geluidgevoelig object mogelijk maakt binnen een geluidzone van een bestaande geluidbron of indien het plan een nieuwe geluidbron mogelijk maakt.

Omdat de planontwikkeling voldoet aan de richtafstanden zoals bedoeld in de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (zie paragraaf 4.3), daarvan deels gemotiveerd is afgeweken en niet gelegen is binnen een geluidzone is een onderzoek naar industrielawaai niet nodig. In het verleden hebben wel onderzoeken plaatsgevonden in het kader van de voorgaande planontwikkeling. Meest recent is een notitie van DCMR (d.d. 5 januari 2015) in het kader van een beroepsprocedure tegen het bestemmingsplan Oostplaat (NL.IMRO.1924.MDHoostplaat2013-BP40). In bijlage 5 bij dat bestemmingsplan is deze notitie opgenomen. Daaruit blijkt dat een goed woon- en leefklimaat gewaarborgd is op de afstand zoals bepaald in dat bestemmingsplan. In het nu voorliggende plan wordt er niet dichterbij gebouwd dan in het geldende bestemmingsplan is toegestaan. Ook de bouwhoogtes zijn grotendeels vergelijkbaar met de nu geldende regelingen. Uitsluitend ter plaatse van deelgebied 2 kan met de gestapelde woningen ca. 3 meter hoger gebouwd worden dan nu mogelijk is (bouwhoogte nieuwe situatie is maximum 20 meter, geldend plan staat goothoogte van 13 meter toe, waarbij een bouwhoogte van ca. 17 meter kan worden bereikt). Dit plan wordt niet rechtstreeks, maar via een uitwerkingsverplichting toegestaan. Op het moment van uitwerking kan nader worden onderzocht of maatregelen nodig zijn op de bovenste verdieping om het woon- en leefklimaat te waarborgen en kan met de situering rekening gehouden worden met een eventuele geluidsbelasting. Een en ander is ook beschreven in paragraaf 4.3 Op deze manier is een goed woon- en leefklimaat vanwege industrielawaai in het plan gewaarborgd en wordt de omliggende bedrijvigheid niet beperkt in de bedrijfsvoering.

Door Kraaij Akoestisch Adviesbureau is een onderzoek naar wegverkeerslawaai uitgevoerd (Bijlage 6, rapportage 20 mei 2020). Daaruit blijkt dat ter plaatse van deelgebied 1 (de 3 appartementengebouwen in fase 1) de hoogst berekende geluidbelasting 53dB bedraagt. De voorkeursgrenswaarde van 48dB wordt daarmee overschreden. Vooralsnog is het noodzakelijk om een hogere grenswaarde Wet Geluidhinder te verlenen voor de appartementen in fase 1. In deelgebied 2 wordt de voorkeursgrenswaarde niet overschreden. De reden daarvoor is dat bij realisatie van deelgebied 2, de functie van de Oosthavendijk zal wijzigen. Deze wordt op dat moment verkeersluw gemaakt. Op termijn zal de geluidsbelasting in deelgebied 1 daardoor ook fors afnemen.

In deelgebied 3 is sprake van een beperkte overschrijding (49dB) van de voorkeursgrenswaarde als gevolg van de Industrieweg, over een zeer beperkt deel van het plangebied. In het voorlopige inrichtingsplan is op deze plaats geen bebouwing voorzien. In de regels is opgenomen dat uitsluitend gebouwd mag worden buiten de contour van 48dB ten opzichte van de Industrieweg. Eveneens is er sprake van een overschrijding vanwege de Industrieweg in deelgebied 4. Ook op dit deel van de ontwikkeling zijn uitsluitend tuinen voorzien. Als voorwaarde in de uitwerkingsregel is gesteld dat de uiterste situering van de gevel buiten de 48dB-contour moet liggen. In het uitwerkingsplan dient rekening te worden gehouden met deze voorwaarde in de bestemmingslegging. Alternatief is het toepassen van een geluidreducerend wegdektype op een deel van de Industrieweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.1924.MDHHernesseroord-BP30_0006.png"

Afbeelding 6 | geluidcontour vanwege de Industrieweg op deelgebied 3 en 4 (bron: Kraaij Akoestisch Adviesbureau)

De wegen in het plangebied zelf betreffen 30km-uur wegen. Deze dienen in het kader van de Wet geluidhinder niet te worden beoordeeld. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is wel gekeken naar de geluidbelasting binnen de wijk. Gebleken is dat er sprake is van een redelijk woon- en leefklimaat, bij een afstand van 9 tot 17 meter tot de wegas. Hoe groter de afstand, hoe beter het woon- en leefklimaat.

4.7 Geur

Geur kan in de leefomgeving hinder veroorzaken en brengt om die reden ook gezondheidsrisico's met zich mee. Bij geur van bedrijven gaat het om de geuruitstoot (emissie) van bedrijven die zich verspreidt via de lucht en een geurbelasting veroorzaakt op de woon- en leefomgeving. De afstand tussen geuremitterende bedrijven en geurgevoelige bestemmingen is daarbij van grote invloed. Geur van bedrijven heeft dus gevolgen voor het leefklimaat van mensen en voor het gebruik van de ruimte.

Ten aanzien van het aspect geur is in dit geval van belang dat de afstand tot een geurrelevant bedrijf (Fleuren) voldoet aan de richtafstanden zoals deze zijn genoemd in de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering'. Specifiek voor Fleuren, een fouragehandel / mestverwerker gevestigd aan de Oostplaatseweg 2a, geldt een richtafstand van 200 meter tot gevoelige functies. De afstand van het bedrijf tot aan de dichtstbijgelegen woonfunctie bedraagt ca. 270 meter. De afstand tussen de (nieuwe) woonbestemming en de bedrijfslocatie wijzigt ten opzichte van het geldende plan niet, waardoor de situatie voor het bedrijf niet verslechtert en er ook geen aanleiding is voor nader onderzoek.

4.8 Kabels en leidingen

In het bestemmingsplan worden uitsluitend kabels en leidingen (gas, water, elektra, rioolpersleidingen) opgenomen die ruimtelijke relevantie hebben, of van belang zijn in het kader van externe veiligheid, beheer of gezondheidsrisico. Voor deze kabels en leidingen geldt een waarborgzone omdat deze wellicht een risico met zich meebrengen. Het gaat hier met name om een verhoogd risico als ze bij werkzaamheden worden geraakt.

In of in de nabijheid van het plangebied liggen geen planologisch relevante kabels en/of leidingen.

4.9 Luchtkwaliteit

In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient rekening te worden gehouden met luchtkwaliteit. Als het een ruimtelijk project of (te vergunnen) activiteit betreft, waarvan de bijdrage aan de luchtverontreiniging klein is, is geen toetsing aan de grenswaarden luchtkwaliteit nodig. Beoordeeld moet worden of de ontwikkeling 'Niet In Betekende Mate' (NIBM) bijdraagt aan de concentraties van diverse verontreinigende stoffen, waaronder stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) in de buitenlucht.

Als een project tot een toename voor NO2 en PM10 leidt die lager is dan de NIBM grens van 1,2 µg/m3 hoeft het project niet getoetst te worden aan de grenswaarden. Vanzelfsprekend moet er wel sprake zijn van een goede ruimtelijke ordening.

In de regeling NIBM is aangegeven, dat een woningbouwlocatie met maximaal 1.500 woningen en één ontsluitingsweg is aan te merken als een ontwikkeling die NIBM bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.

In dit geval is er sprake van een woninbouwlocatie met maximaal 333 woningen. Volgens de regeling is er in dat geval dus geen sprake van een in betekenende mate bijdrage aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Dit is gestaafd met invoer in de rekentool NIBM. Het aantal verkeersbewegingen dat is ingevoerd is het aantal verkeersbewegingen na volledige planrealisatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.1924.MDHHernesseroord-BP30_0007.png"

Aan de hand van de NSL-monitoringstool kan de heersende luchtkwaliteit in beeld worden gebracht. Ter plaatse van het dichtstbijzijnde rekenpunt (Oudelandsedijk) bedraagt de concentratie NO2 16,72ug/m3, de concentratie PM10 17,81 ug/m3 en de concentratie PM2,5 10,46 ìg/m3. Daarmee blijven de concentraties (inclusief toename) ruim onder de grenswaarde van 35 ug/m3.

4.10 Natuur

De Wet natuurbescherming zorgt voor bescherming van gebieden, diersoorten, plantensoorten en bossen. De beschermde flora en fauna mag niet worden verstoord, verjaagd of worden gedood. Voorafgaand aan een ontwikkeling moet worden onderzocht of er beschermde dieren- of plantensoorten in het plangebied leven en kunnen worden verstoord en eventuele effecten op beschermde gebieden moeten in beeld worden gebracht.

Door ATKB is een quickscan Wet natuurbescherming uitgevoerd (Bijlage 4, rapportage 7 april 2020).

Gebiedsbescherming

De locatie ligt niet in of nabij Natura 2000-gebied, Natuur Netwerk Nederland of binnen belangrijk weidevogelgebied. Directe negatieve gevolgen op beschermde gebieden kunnen worden uitgesloten vanwege de grote afstand tussen het plangebied en beschermde gebieden. Een nadere ecologische beoordeling vanwege gebiedenbescherming is niet nodig.

Wel is het nodig om de effecten vanwege stikstofdepositie te bepalen. Met AERIUS-calculator (versie 2020) is berekend of er sprake is van een relevante emissie op Natura 2000-gebieden. De stikstofberekening is opgenomen in bijlage 7. Daaruit blijkt dat er geen bijdrage hoger dan 0,00mol/ha/jaar is als gevolg van zowel de aanleg- als de gebruiksfase. Dit aspect staat planvaststelling niet in de weg.

Soortenbescherming

Uit het onderzoek is gebleken dat de diverse deelgebieden functies hebben voor verschillende beschermde soorten, zoals algemene broedvogels, broedvogels met jaarrond beschermde nesten, vleermuizen en kleine wolfsmelk. Verstoring, vernietiging of beschadiging van die beschermde soorten kan in alle deelgebieden optreden. Om dit nader te beoordelen is nader onderzoek nodig. Tevens zijn er voorzorgsmaatregelen nodig.

Nader onderzoek naar verblijfplaatsen en vliegroutes van vleermuizen in deelgebied 1 en rust- en broedlocaties van cat. 4 broedvogels en verblijfplaatsen en foerageergebied van vleermuizen in deelgebied 3 is uitgevoerd, Dit onderzoek is bijgevoegd (Bijlage 5). Tijdens de veldinventarisaties zijn vijf verschillende soorten vleermuizen waargenomen. Het is niet aannemelijk dat er sprake is van verblijfplaatsen, maar er wordt wel gefoerageerd. Daarnaast zijn ransuilen en een sperwer waargenomen, van beide kon de nestlocatie niet worden vastgesteld.

Geconcludeerd is dat de vijver in deelgebied 3 van essentieel belang is voor de watervleermuis en gewone dwergvleermuis. Voor de werkzaamheden binnen een straal van 10 meter rond die watergang is een ontheffing nodig van de Wet natuurbescherming. Maatregelen moeten worden genomen om te zorgen dat geen dieren worden verstoord en dat de functionaliteit van het foerageergebied behouden blijft of wordt gecompenseerd. De maatregelen zijn beschreven in het onderzoek. Ook voor het verwijderen van bosschages is een ontheffing noodzakelijk. In verband met mogelijke verstoring van slaap/rustplekken van de ransuil is een activiteitenplan nodig waarbij mitigerende en compenserende maatregelen genomen moeten worden.

Voor de deelgebieden 2 en 4 wordt het nader onderzoek (eveneens betrekking op vleermuizen, maar ook de kleine wolfsmelk) uitgesteld totdat het plan nader wordt uitgewerkt. Dit kan enkele jaren duren, in die periode kunnen veranderingen in de ecologische situatie optreden, een nader onderzoek zal snel verouderen. In de uitwerkingsregels wordt als voorwaarde opgenomen dat nader onderzoek moet worden gedaan voordat het uitwerkingsplan wordt vastgesteld. Indien nodig kunnen maatregelen worden getroffen om ervoor te zorgen dat natuurwaarden niet worden geschaad.

Voor alle deelgebieden geldt zoveel mogelijk werken buiten het broedseizoen. Het uitvoeren van alle werkzaamheden buiten het broedseizoen is niet mogelijk. In dat geval dienen in ieder geval de struiken en bomen voorafgaand aan de werkzaamheden en buiten het broedseizoen te worden gerooid. Voorafgaand dient contact opgenomen te worden met een ecoloog. Als rooien buiten het broedseizoen niet mogelijk is dan is een broedvogelcontrole noodzakelijk. In het onderzoek zijn nog enkele aanvullende voorzorgsmaatregelen opgenomen, welke genomen moeten worden bij de planrealisatie. Als deze maatregelen worden toegepast dan is voor algemene broedvogels geen ontheffing van de Wet Natuurbescherming nodig.

4.11 Verkeer en parkeren

Een goede ontsluiting en voldoende parkeerfaciliteiten zijn belangrijk voor een goed functionerende ontwikkeling. In deze paragraaf wordt aandacht besteed aan de verkeersgeneratie, de wijze waarop voldoende parkeergelegenheid in het plan is gewaarborgd, de interne verkeerscirculatie en ontsluiting en de gevolgen van het plan op de verkeerssituatie in de omgeving.

Voor de aspecten parkeren en verkeersgeneratie is de CROW-publicatie 381 'Toekomstbestendig parkeren' gehanteerd. De gemeente Goeree-Overflakkee is aangeduid als 'weinig stedelijk' gebied. De locatie is gelegen in de 'rest bebouwde kom'. Binnen de gemeente Goeree-Overflakkee wordt daarbij uitgegaan van het gemiddelde van de bandbreedte die in de norm is opgenomen. Hoewel de uitgangspunten voor het plan zijn vastgelegd is niet exact vast te leggen hoeveel woningen in welk type gerealiseerd worden. Daarom is in deze paragraaf uitgegaan van een realistische aanname per woningtype, uitgaande van een mix aan woningen in de verschillende deelgebieden 2, 3 en 4. Wat de appartementen in deelgebied 1 en 3 betreft is uitgegaan van koopappartementen. De normen voor huurappartementen liggen, zowel voor parkeren als verkeersgeneratie, lager dan voor koopappartementen. Indien ook huurappartementen worden aangeboden, dan is de invloed op de omgeving in werkelijkheid kleiner dan hetgeen is doorgerekend. Er zijn in het plan geen vrijstaande woningen voorzien. In de deelgebieden 2, 3 en 4 is voor de grondgebonden woningen uitgegaan van 50% twee-onder-een-kap en 50% tussenwoningen/hoekwoningen/huurwoningen in de vrije sector.

Parkeren

Deelgebied   Woningtype   Aantal woningen   Norm minimaal   Norm maximaal   Norm gemiddeld   Uitkomst o.b.v. gemiddeld (afgerond)  
1   Koop appartement midden   64   1,5   2,3   1,9   122  
  Koop appartement duur   10   1,7   2,5   2,1   21  
Totaal dg 1     74         143  
2   Twee-onder-een-kap   28   1,8   2,6   2,2   62  
  Tussen/hoek/huur vrije sector   27   1,6   2,4   2,0   54  
  Koop appartement midden   55   1,5   2,3   1,9   105  
Totaal dg 2     110         221  
3   Twee-onder-een-kap   48   1,8   2,6   2,2   106  
  Tussen/hoek/huur vrije sector   48   1,6   2,4   2,0   96  
Totaal dg 3     96         202  
4   Twee-onder-een-kap   27   1,8   2,6   2,2   60  
  Tussen/hoek/huur vrije sector   26   1,6   2,4   2,0   52  
Totaal dg 4     53         112  
Eindtotaal     333         678  

Tabel 1 | parkeernormen op basis van CROW-publicatie 381 'Toekomstbestendig parkeren'.

Het parkeren wordt binnen het plangebied van het bestemmingsplan opgelost. Dit gebeurt zoveel mogelijk uit het zicht in garages, parkeerkoffers omgeven door groen en op het eigen terrein. In de planregels van dit bestemmingsplan is opgenomen dat een omgevingsvergunning pas verleend kan worden indien in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien. In voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien als bij vergunningverlening aangetoond kan worden dat minimaal de norm uit de tabel 1 wordt gehanteerd. Dit betreffen de kengetallen uit de CROW-publicatie 381. Indien minder dan het toegestane aantal woningen wordt gerealiseerd zijn ook minder parkeerplaatsen nodig. In de planregels is opgenomen dat afwijken naar de minimale norm mogelijk is, mits is onderbouwd waarom een lagere parkeernorm in het betreffende geval gerechtvaardigd is en hiervoor ook waarborgen zijn opgenomen. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als andere vormen van mobiliteit voor de hand liggen of bijvoorbeeld wanneer veelvuldig gebruik wordt gemaakt van deelauto's. Ook indien sprake is van specifieke doelgroepen kan hiervan gebruik worden gemaakt. Voor deelgebied 1 kan niet aan de gemiddelde parkeernorm worden voldaan, maar wel (ruimschoots) aan de minimale parkeernorm.

Voor vrijstaande woningen en twee-onder-een-kapwoningen geldt dat op eigen terrein in de parkeerbehoefte moet worden voorzien. Daarbij moet rekening worden gehouden met het volgende:

Parkeervoorziening   Theoretisch aantal   Berekeningsaantal   Opmerking  
Enkele oprit zonder garage   1   0,8   Oprit minimaal 5,0 meter diep  
Lange oprit zonder garage of carport   2   1,0   n.v.t.  
Dubbele oprit zonder garage   2   1,7   Oprit minimaal 4,5 meter diep  
Garage zonder oprit (bij woning)   1   0,4   n.v.t.  
Garagebox (niet bij woning)   1   0,5   n.v.t.  
Garage met enkele oprit   2   1,0   Oprit minimaal 5,0 meter diep  
Garage met lange oprit   3   1,3   n.v.t.  
Garage met dubbele oprit   3   1,8   Oprit minimaal 4,5 meter diep  

Tabel 2 | berekeningsaantal parkeervoorzieningen

Voor de overige woningen kan en mag dit plaatsvinden in de openbare ruimte. In het inrichtingsplan is rekening gehouden met voldoende en goed ingepaste parkeervoorzieningen. Parkeren voor de appartementengebouwen in deelgebied 1 vindt deels inpandig plaats op de begane grond, de woonlagen zitten daarboven. Voor de deelgebieden 2 en 4 is nog geen concreet plan beschikbaar. Om die reden is een uit te werken bestemming in het bestemmingsplan opgenomen. In de voorwaarden voor uitwerking wordt opgenomen dat aangetoond moet zijn dat voldoende parkeermogelijkheden in het plan aanwezig zijn en deze ook op kwalitatief goede wijze worden ingepast.

Verkeersgeneratie

Deelgebied   Woningtype   Aantal woningen   Norm minimaal   Norm maximaal   Norm gemiddeld   Uitkomst op basis van gemiddeld  
1   Koop appartement midden   64   5,6   6,4   6,0   384  
  Koop appartement duur   10   7,0   7,8   7,4   74  
Totaal dg 1     74         458  
2   Twee-onder-een-kap   28   7,4   8,2   7,8   218  
  Tussen/hoek/huur vrije sector   27   7,0   7,8   7,4   200  
  Koop appartement midden   55   5,6   6,4   6,0   330  
Totaal dg 2     110         748  
3   Twee-onder-een-kap   48   7,4   8,2   7,8   374  
  Tussen/hoek/huur vrije sector   48   7,0   7,8   7,4   355  
Totaal dg 3     96         730  
4   Twee-onder-een-kap   27   7,4   8,2   7,8   211  
  Tussen/hoek/huur vrije sector   26   7,0   7,8   7,4   192  
Totaal dg 4     53         403  
Eindtotaal     333         2339  

Tabel 3 | verkeersgeneratie

De verkeersgeneratie in bovenstaande tabel is gebaseerd op het realiseren van het maximaal aantal te bouwen woningen. Indien in een deelgebied minder dan het genoemde aantal woningen wordt gebouwd dan zal de verkeersgeneratie ook minder zijn. Het gehanteerde aantal is daarmee worst case.

Verkeersafwikkeling

Het verkeer van deelgebied 1 wordt ontsloten op de Oosthavendijk. Dit betreffen 458 verkeersbewegingen. De Oosthavendijk is nu nog een erftoegangsweg buiten de bebouwde kom met een snelheidsregime van 60km/u. Zodra deelgebied 2 (fase 3) wordt gerealiseerd zal de Oosthavendijk een ander karakter krijgen. De bedoeling is dat de Oosthavendijk ter hoogte van de bestaande aansluiting naar Zuidwester meer verkeersluw wordt gemaakt en de ontsluiting van de deelgebieden 2, 3 en 4 plaatsvindt - via een nieuwe rotonde - op de Industrieweg. Op de industrieweg komen er als gevolg van het de woningbouwontwikkeling 1881 verkeersbewegingen (licht verkeer) bij. Verkeer van en naar het bedrijventerrein Oostplaat zal dan ook niet meer via de Oosthavendijk, maar via de Industrieweg plaatsvinden. De Oosthavendijk zal meer ingericht worden als een verblijfsgebied en het snelheidsregime wordt afgewaardeerd naar 30km/u. Zuidwester behoudt wel de bestaande aansluiting op de Oosthavendijk, maar zal ook een aansluiting met de Industrieweg krijgen. De Industrieweg zal dus meer verkeer te verwerken krijgen.

Inzichtelijk is gemaakt wat de verkeerseffecten op de wegen rondom het plangebied richting de doorgaande route zijn. In bijlage 8 is de bestaande en autonome groei op de wegen afgezet tegen de toename vanwege de planontwikkeling. Gebleken is dat alle betrokken wegen voldoende capaciteit hebben om de toename aan verkeersbewegingen in de toekomst te kunnen opvangen.

In afbeelding 7, is de interne verkeersinfrastructuur binnen het plangebied indicatief aangeduid.

afbeelding "i_NL.IMRO.1924.MDHHernesseroord-BP30_0008.png"

Afbeelding 7 | indicatieve verkeersafwikkeling (bron: ontwikkelplan Hernesseroord, BVR)

4.12 Water

Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) stelt een watertoets in ruimtelijke plannen verplicht. Beschreven moet worden op welke wijze in het plangebied met water en watergerelateerde aspecten wordt omgegaan. Voorkomen moet worden dat ontwikkelingen in het ruimtegebruik ongewenste effecten hebben op de waterhuishouding. Een goede afstemming tussen beiden is derhalve noodzakelijk om problemen, zoals bijvoorbeeld wateroverlast, slechte waterkwaliteit, verdroging, etc., te voorkomen.

In onderstaande tabel wordt ingegaan op de mogelijke waterthema's die spelen bij de planontwikkeling. De waterparagraaf is afgestemd met het Waterschap Hollandse Delta. Per e-mail van 11 maart 2021 heeft het waterschap aangegeven geen ruimtelijk bezwaar te zien tegen de ontwikkelingen. In het kader van de uitvoering dient wel nadere afstemming plaats te vinden en is een watervergunning nodig.

Thema en water(beheer)doelstelling   Uitwerking  
Veiligheid waterkeringen
Waarborgen van het veiligheidsniveau en rekening houden met de daarvoor benodigde ruimte.  
Aan de westzijde van het plangebied is een waterkering gelegen. Voor een beperkt deel maakt deze deel uit van het plangebied. De bebouwing wordt conform het beleid bouwen in waterkeringen buiten de begrenzing van de waterkering gerealiseerd.
Binnen de waterkering zullen grondwerkzaamheden plaatsvinden om het geheel landschappelijk in te richten. De bestaande sloot in de waterkering zal worden omgelegd. Nadat de uitvoeringstekening gereed is kan het bevoegd gezag beoordelen of stabiliteitsberekeningen nodig zijn.  
Voorkomen overlast door oppervlaktewater
Het plan biedt voldoende ruimte voor het
vasthouden, bergen en afvoeren van water.
Waarborgen van voldoende bouwpeil om
overstroming vanuit oppervlaktewater in
maatgevende situaties te voorkomen. Rekening houden met de gevolgen van klimaatverandering en de kans op extreme weersituaties.  
De benodigde watercompensatie is berekend. Zie hiervoor Bijlage 9. Daaruit blijkt dat door de aanleg van grote waterpartijen voorzien wordt in voldoende compensatie conform de 10%-compensatieregel die het Waterschap Hollandse Delta daarvoor hanteert.







 
Voorkomen overlast door hemel- en afvalwater
Waarborgen optimale werking van de zuiveringen/ RWZI's en van de (gemeentelijke) rioleringen.
Afkoppelen van (schone) verharde oppervlakken in verband met de reductie van hydraulische belasting van de RWZI, het transportsysteem en het beperken van overstorten.  
Hemelwater wordt deels afgekoppeld naar de nieuw te realiseren waterpartijen. De exacte uitvoering hiervan moet nog nader worden uitgewerkt. Tevens is er een ambitie om 50% van het hemelwater te infiltreren. Bekeken wordt wat de mogelijkheden voor infiltratie zijn. Voor het afvalwater wordt een nieuw rioleringssysteem aangelegd.  
Grondwaterkwantiteit en verdroging
Voorkomen en tegengaan van grondwateroverlast
en -tekort. Rekening houdend met de gevolgen
van klimaatverandering. Beschermen van infiltratiegebieden en –mogelijkheden.  
De inrichting van het plangebied is afgestemd op de verwachte grondwaterstanden en de zoetwaterbeschikbaarheid tijdens droogte. In het plangebied wordt 50% van de jaarlijkse neerslag geïnfiltreerd.
Er is geen sprake van permanente grondwateronttrekking. Mogelijk is tijdelijke bemaling noodzakelijk voor aanleg van het rioolstelsel. Daarvoor wordt in dat geval een afzonderlijke vergunning aangevraagd / melding gedaan.  
Grondwaterkwaliteit
Behoud of realisatie van een goede grondwaterkwaliteit. Denk aan grondwaterbeschermingsgebieden.  
Er zijn geen activiteiten voorzien die schade doen aan de kwaliteit van het grondwater. Er worden geen uitlogende materialen gebruikt.  
Oppervlaktewaterkwaliteit
Behoud of realisatie van goede oppervlaktewaterkwaliteit. Vergroten van de veerkracht van het watersysteem. Toepassing van de trits schoonhouden, scheiden, zuiveren.  
De waterkwaliteit van het bestaande watersysteem voldoet. Ook voor de nieuwe waterpartijen kan gelet op de omvang en onderlinge verbindingen een goede waterkwaliteit worden gewaarborgd.  
Volksgezondheid
Minimaliseren risico watergerelateerde ziekten en plagen. Voorkomen van verdrinkingsgevaar/-risico's via o.a. de daarvoor benodigde ruimte.  
Op het terrein van de zorginstelling zijn kwetsbare personen aanwezig. Voorkomen moet worden dat deze zelfstandig de nieuwe waterpartijen kunnen bereiken. Met de bereikbaarheid en/of inrichting van deze waterpartijen zal hiermee rekening worden gehouden, bijvoorbeeld door natuurlijke barrières en flauwe taluds.  
Bodemdaling
Voorkomen van maatregelen die (extra)
maaiveldsdalingen in zettinggevoelige gebieden kunnen veroorzaken.  
Er is geen sprake van bodemdaling als gevolg van het plan.  
Natte natuur
Ontwikkeling/bescherming van een rijke gevarieerde en natuurlijk karakteristieke aquatische natuur.  
Het aanleggen van de nieuwe waterpartijen heeft niet alleen een landschappelijke functie, maar zeker ook een positief effect op ontwikkeling van natuurwaarden. De groenblauwe structuur wordt met het plan versterkt. Zie ook de landschapsplannen (Bijlage 2 en Bijlage 3 bij de regels).  
Onderhoud oppervlaktewater
Oppervlaktewater moet adequaat onderhouden
worden. Rekening houden met obstakelvrije
onderhoudsstroken vrij van bebouwing en opgaande (hout)beplanting.  
In deelgebied 3 zijn diverse kavels langs oppervlaktewater gesitueerd. Er is gelet op de ruime opzet van het plan, in ieder geval aan een zijde, voldoende ruimte voor schouwstroken en onderhoudspaden. Het nieuwe oppervlaktewater moet waarschijnlijk gelet op de omvang deels vanaf het water zelf worden onderhouden, waardoor op onderdelen een onderhoudspad niet noodzakelijk is.  
Andere belangen waterbeheerder  
Relatie met eigendom waterbeheerder
Ruimtelijke ontwikkelingen mogen de
werking van objecten (terreinen, milieuzonering)
van de waterbeheerder niet belemmeren.  
In of in de nabijheid van het plangebied zijn geen werkterreinen of andere eigendommen van het Waterschap Hollandse Delta, anders dan de sloten aan de rand van het plangebied.  
Wegen in beheer bij het waterschap   In of rondom het plangebied zijn er geen wegen in eigendom / beheer bij het Waterschap.  

4.13 M.e.r.-beoordeling

In onderdeel D van de bijlage van het Besluit m.e.r. zijn diverse activiteiten opgenomen waarvoor een m.e.r. - beoordelingsplicht geldt. Hierbij moet beoordeeld worden of er sprake van (mogelijk) belangrijke nadelige milieu gevolgen. Als deze niet uitgesloten kunnen worden geldt een m.e.r. plicht.

In onderdeel D is per activiteit de drempelwaarde benoemd. Als een activiteit voorkomt in onderdeel D en boven de drempelwaarde komt, geldt voor het te nemen besluit een m.e.r.-beoordelingsplicht. Indien er activiteiten plaatsvinden die in onderdeel D zijn opgenomen, maar onder de drempelwaarde blijven, dient er nagegaan te worden of het project grote milieugevolgen heeft. Deze toets dient plaats te vinden aan de hand van de criteria uit bijlage III van de Europese richtlijn m.e.r..

De hoofdcriteria waaraan getoetst moet worden zijn: kenmerken van het project, plaats van het project en kenmerken van het potentiële effect. Het bevoegd gezag dient vervolgens voor de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan een besluit te nemen of er een MER moet worden opgesteld. De grondslag hiervoor is een vormvrije m.e.r.-beoordeling.

In onderdeel D van het Besluit m.e.r. is de activiteit 'stedelijk ontwikkelingsproject' opgenomen met een drempelwaarde van 100 hectare of 2000 of meer woningen. In onderhavig plan worden 333 nieuwe woningen mogelijk gemaakt, het plan blijft daarmee onder de drempelwaarden. Reeds eerder is een kaderstellend plan vastgesteld voor dit aantal woningen in dit gebied. Er is nu alleen sprake van een gewijzigde inrichting van het gebied en een andere situering van woningen waarbij de effecten op de omgeving niet anders zijn dan in het plan zoals dat reeds is vastgesteld. Omdat ten tijde van de vaststelling van het nu geldende plan andere regels golden ten aanzien van m.e.r.-regelgeving en met dit bestemmingsplan een nieuwe afweging wordt gemaakt is het wel nodig om een notitie vormvrije m.e.r.-beoordeling (aanmeldnotitie) op te stellen, waarover een afzonderlijk besluit genomen dient te worden door het college van burgemeester en wethouders.

De aanmeldnotitie is bijgevoegd (Bijlage 10).

4.14 Conclusie

Omgevingsaspecten zijn onderzocht en vormen geen belemmering voor de ontwikkeling. Planologische medewerking aan het initiatief ligt dan ook in de rede.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Financiële uitvoerbaarheid

Voor bouwplannen zoals die zijn aangewezen in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het uitgangspunt dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt. Van de verplichting een exploitatieplan vast te stellen kan onder andere worden afgeweken als het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd, bijvoorbeeld door een anterieure overeenkomst of doordat de verplicht te verhalen kosten zijn verdisconteerd in de grondprijs.

Dit plan voorziet in de bouw van 333 woningen. Dit betreft een bouwplan, zoals dat hierboven is benoemd. In voorkomende gevallen sluit de gemeente Goeree-Overflakkee met de initiatiefnemer een overeenkomst waarin onder andere het kostenverhaal is geregeld. De kosten die gemaakt worden bij de uitvoering van ontwikkeling zijn voor rekening van de initiatiefnemer. Ook eventuele planschade wordt op de initiatiefnemer verhaald. In dit geval worden ook nadere afspraken gemaakt over de inrichting en het beheer en onderhoud van de openbare ruimte en de fasering en nadere uitwerking van het plan. Het is niet nodig om een exploitatieplan op te stellen. Voor het verkrijgen van een omgevingsvergunning zullen de gebruikelijke leges in rekening worden gebracht.

5.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Vooroverleg 

Vooroverleg zoals bedoeld in artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening is voor dit plan van toepassing. In het kader van dit bestuurlijke vooroverleg is het plan in ieder geval toegezonden aan de provincie, het waterschap en de veiligheidsregio.

Ter inzage legging ontwerpbestemmingsplan

Gelet op het bepaalde in artikel 3.8 Wro in combinatie met afdeling 3.4 Awb wordt een ontwerpbestemmingsplan, na voorafgaande bekendmaking, gedurende een periode van zes weken ter inzage gelegd. Een ieder is dan in de gelegenheid zijn of haar zienswijze mondeling of schriftelijk kenbaar te maken bij de gemeenteraad.

Van de mogelijkheid een zienswijze in te dienen hebben verschillende partijen gebruik gemaakt. In de antwoordnota zienswijzen is uitvoerig ingegaan op hetgeen is ingebracht. Deze leiden op onderdelen tot een aanvulling in de toelichting en regels. De antwoordnota is als Bijlage 11 bijgevoegd.