direct naar inhoud van Regels
Plan: Woningbouwontwikkeling Hernesseroord
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1924.MDHHernesseroord-BP30

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Woningbouwontwikkeling Hernesseroord met identificatienummer NL.IMRO.1924.MDHHernesseroord-BP30 van de gemeente Goeree-Overflakkee

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij horende bijlagen.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 achtererfgebied

erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen.

1.6 ander bouwwerk

een bouwwerk, geen gebouw zijnde.

1.7 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.8 bebouwingsgebied

achtererfgebied alsmede de grond onder het hoofdgebouw, uitgezonderd de grond onder het oorspronkelijk hoofdgebouw.

1.9 bed&breakfast

het bieden van recreatief nachtverblijf, kortdurend, in de vorm van logies al dan niet met ontbijt, binnen een oorspronkelijk voor een andere functie gebouwd (deel van een) hoofdgebouw, aan- of uitbouw of bijgebouw.

1.10 bedrijf

elke onderneming of gedeelte van een onderneming, welke een organisatorisch zelfstandige eenheid vormt en als zodanig gericht is op de productie of de afzet van goederen of de verlening van diensten; organisatorisch zelfstandige eenheden als hier bedoeld, welke door of vanwege de overheid worden geleid, worden voor de toepassing van deze regels eveneens als bedrijf aangemerkt.

1.11 bedrijfsmatige activiteiten (in of bij een woning)

het bedrijfsmatig verlenen van diensten – geen detailhandelsbedrijf zijnde – en ambachtelijke bedrijvigheid geheel of overwegend door middel van handwerk, waarbij de aard (voor wat betreft milieuplanologische hinder) en omvang van de bedrijfsactiviteiten zodanig is, dat deze activiteiten in een woning kunnen worden uitgeoefend en de activiteiten geen onevenredige afbreuk doen aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving, zoals een kapper, bloemschikker en meubelmaker.

1.12 bestaand
  • a. t.a.v. bebouwing: bebouwing die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand is gekomen of tot stand zal komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
  • b. t.a.v. gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals legaal aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan.
1.13 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds-, en oppervlaktematen

de afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.14 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.15 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.16 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.17 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.18 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.19 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.20 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel.

1.21 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.22 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren.

1.23 carport/overkapping

een ander bouwwerk voorzien van een gesloten dak en ten hoogste één gesloten wand.

1.24 dakkapel

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie zich onder de noklijn bevindt en de voorzijde van de constructie binnen de gevel van het gebouw is gelegen.

1.25 dakvoet

het laagste punt van een schuin dak.

1.26 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.27 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren, internetwinkels en bankfilialen.

1.28 eerste bouwlaag

de bouwlaag op de begane grond.

1.29 erker

hoekige of ronde uitbouw aan een gevel.

1.30 extensieve dagrecreatie

niet - gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen en natuurobservatie.

1.31 functie

doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen hiervan is toegestaan.

1.32 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.33 gestapelde woning

bebouwing bestaande uit zich in één hoofdgebouw boven en naast elkaar bevindende zelfstandige woningen.

1.34 hoofdgebouw

een gebouw dat, gelet op de functie, constructie en afmetingen, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt.

1.35 horeca

activiteiten die in zijn algemeenheid zijn gericht op het ter plaatse nuttigen van voedsel en dranken en/of op het exploiteren van zaalaccommodatie.

1.36 horeca klasse 1

een horecabedrijf, dat veelal als winkelondersteunend wordt aangemerkt en dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van koffie, thee, frisdranken, kleine maaltijden en dergelijke voor gebruik ter plaatse, zoals een dagcafé, eetcafé, grandcafé, lunchroom, koffie- en theehuis en ijssalon, één en ander met uitzondering van coffeeshops.

1.37 kantoor

een voorziening gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.

1.38 kelder

een geheel ondergronds gelegen ruimte, die is gesitueerd onder een bijbehorend bovengronds bouwwerk.

1.39 maatschappelijke voorzieningen

sociale, culturele, onderwijs-, levensbeschouwelijke en (para)medische voorzieningen, voorzieningen voor sport- en recreatiebeoefening in verenigingsverband en voorzieningen ten behoeve van de openbare dienstverlening, met ondergeschikte detailhandel ten dienste van deze voorzieningen.

1.40 ondergeschikte functie

functie die ondergeschikt is aan de hoofdfunctie.

1.41 peil
  • a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van de kruin van die weg;
  • b. voor gebouwen in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.42 platte afdekking

een min of meer horizontaal vlak, ter afdekking van een gebouw, dat meer dan tweederde van het grondoppervlak van het gebouw beslaat.

1.43 voorgevel

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.44 voorgevelrooilijn

de lijn waarin de voorgevel van het hoofdgebouw is gelegen, alsmede het verlengde daarvan.

1.45 vrijstaand

bebouwing waarbij de hoofdgebouwen aan beide zijden niet in de perceelsgrens zijn gebouwd.

1.46 waterhuishoudkundige voorzieningen

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit, waaronder duikers, stuwen, gemalen, inlaten en voorzieningen ten behoeve van berging en infiltratie van hemelwater.

1.47 wonen

het huisvesten van één huishouden.

1.48 woning of wooneenheid

een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van niet meer dan één afzonderlijk huishouden.

1.49 zorgwoning

zelfstandige woningen, waar zorg op afroep of 24 uurszorg beschikbaar is vanuit een verpleeg- of verzorgingshuis, een woonzorgcentrum of bijvoorbeeld een dienstcentrum.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 afstand tot de zijdelingse perceelsgrens

de kortste afstand van het verticale vlak in de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk.

2.2 bouwhoogte van een antenne-installatie
  • a. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
  • b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.
2.3 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

2.4 de dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.5 de goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.6 de inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.7 de bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. landschappelijke inpassing;
  • b. groenvoorzieningen en water;
  • c. speelvoorzieningen;
  • d. paden;
  • e. in- en uitritten;
  • f. voorzieningen voor langzaam verkeer;
  • g. kunstwerken;
  • h. beeldende kunst;
  • i. nutsvoorzieningen;
  • j. straatmeubilair;
  • k. extensieve dagrecreatie;
  • l. alsmede het beweiden van schapen en/of geiten ten behoeve van de functie kinderboerderij zoals bedoeld onder artikel 4.1 onder f.
  • m. ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting': tevens wegen voor ontsluiting van woongebieden voor gemotoriseerd en niet gemotoriseerd verkeer;
  • n. ter plaatse van de aanduiding 'waterberging': uitsluitend een reinwaterkelder.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen en overkappingen

Gebouwen en overkappingen zijn niet toegestaan.

3.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. De bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan:
    • 1. speeltoestellen: 3m;
    • 2. overig: 2m.
3.3 Specifieke gebruiksregels

Ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting' is een maximale rijbaanbreedte (excl. voet- en fietspaden) van 5,5 meter toegestaan.

3.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 onder m en ook buiten de gronden met de aanduiding 'ontsluiting' wegen voor ontsluiting van de woongebieden toestaan. Voorwaarde is dat dit past binnen het Ruimtelijk raamwerk zoals opgenomen in Bijlage 1 

3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.5.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Groen zonder of in afwijking van een 0mgevingsvergunning de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting;
  • b. het wijzigen van de waterstructuur.
3.5.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 3.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
  • c. nodig zijn voor de realisatie van het bestemmingsplan.
3.5.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 3.5.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de landschappelijke inpassing van de omliggende woongebieden en gebied met maatschappelijke functies niet onevenredig wordt aangetast, geen aantasting plaatsvindt van de groene hoofdstructuur van het gebied, geen aantasting plaatsvindt van de waterstructuur danwel in voldoende mate wordt voorzien in herstel of compensatie binnen het gebied. Hierbij wordt getoetst aan het ruimtelijk raamwerk zoals opgenomen in Bijlage 1.

Artikel 4 Maatschappelijk

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Maatschappelijk aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen;
  • b. zorgwoningen;
  • c. ondergeschikt aan de hoofdfunctie: horeca (horeca klasse 1) ten dienste van de onder a genoemde voorzieningen;
  • d. ondergeschikt aan de hoofdfunctie: kantoor ten dienste van de onder a genoemde voorzieningen;
  • e. ondergeschikt aan de hoofdfunctie: detailhandel ten dienste van de onder a genoemde voorzieningen;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'kinderboerderij': uitsluitend voor een kinderboerderij en speeltuin;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'verkeer': uitsluitend de verkeer- en ontsluitingsstructuur;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'zwembad': tevens een zwembad;
  • i. overige voorzieningen zoals:
    • 1. groen;
    • 2. nutsvoorzieningen;
    • 3. parkeervoorzieningen;
    • 4. ontsluitingswegen;
    • 5. verkeer en wegen, straten en paden;
    • 6. water;
    • 7. waterhuishoudkundige voorzieningen;
    • 8. een kas/kwekerij als dagbestedingsvoorziening.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak.
  • b. Bouwvlakken mogen geheel worden volgebouwd;
  • c. De goothoogte en/of bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' of 'maximale bouwhoogte' is aangegeven op de verbeelding. Indien geen hoogten zijn aangegeven dan geldt een maximum bouwhoogte van 7 meter;
  • d. Ter plaatse van de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - nieuwe bebouwing' geldt tevens dat:
    • 1. gebouwen moeten passen binnen de orthogonale opzet van het gebied;
    • 2. voorzien moeten zijn van een alzijdige oriëntatie;
    • 3. de onderlinge afstand van gebouwen maximaal 15 meter mag bedragen;
    • 4. maximaal twee bouwlagen gerealiseerd mogen worden, waarbij geldt dat in geval van twee bouwlagen, maximaal 50% van de eerste bouwlaag voorzien mag worden van een tweede bouwlaag;
    • 5. nieuwe bebouwing landschappelijk ingepast dient te worden overeenkomstig de kwaliteitsvoorwaarden zoals opgenomen in Bijlage 1.
  • e. In afwijking van het bepaalde onder a mag buiten het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' maximaal 150 m2 per bouwperceel aan bijgebouwen en overkappingen worden bebouwd.
  • f. In afwijking van het bepaalde onder a mogen buiten het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'kinderboerderij' gebouwen worden gebouwd ten behoeve van de kinderboerderij / speeltuin tot een maximum oppervlakte van gezamenlijk 250m².
4.2.2 Andere bouwwerken
  • a. Andere bouwwerken mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.
  • b. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m.
  • c. De bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan 5 m.
4.3 Specifieke gebruiksregels

Ten aanzien van de doeleinden als bedoeld in lid 4.1 onder c, d, en e gelden de volgende maximum bedrijfsvloeroppervlakten:

  • a. kantoor: 2.500m²;
  • b. detailhandel: 125 m²;
  • c. horeca, klasse 1: 1.000m².

Artikel 5 Wonen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen in een woning;
  • b. tuin en erf;
  • c. beroep aan huis;
  • d. bedrijfsmatige activiteiten in of bij een woning (waaronder bed & breakfast);
  • e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • f. verkeer en wegen, straten en paden;
  • g. boven- en ondergrondse parkeervoorzieningen;
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. speelvoorzieningen;
  • j. nutsvoorzieningen;
  • k. overige bij deze bestemming behorende voorzieningen.
5.2 Bouwregels

Ten aanzien van de in lid 5.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:

5.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. hoofdgebouwen worden gerealiseerd conform de gezamenlijke catalogus bouwen zoals opgenomen op pagina 16/17 van Bijlage 1 Ruimtelijk raamwerk.
  • c. ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’ mag het aantal woningen niet meer bedragen dan is aangegeven;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld-1', 'gestapeld-2' en 'gestapeld-3' worden uitsluitend gestapelde woningen gebouwd;
  • e. (parkeer)kelders zijn toegestaan, nadere bouwregels zijn opgenomen in artikel 10.3;
  • f. de afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens mag:
    • 1. bij vrijstaande hoofdgebouwen en gestapelde woningen aan beide zijden van het gebouw niet minder bedragen dan 3m;
    • 2. bij twee-aaneen gebouwde hoofdgebouwen aan één zijde niet minder bedragen dan 3 m;
    • 3. bij aaneen gebouwde hoofdgebouwen ter plaatse van de hoekwoningen aan één zijde niet minder bedragen dan 3m.
  • g. de bouwhoogte van gebouwen binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' is aangegeven;
  • h. in afwijking van het bepaalde onder g zijn ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld-1' maximaal 4 bouwlagen toegestaan;
  • i. in afwijking van het bepaalde onder g zijn ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld-2' maximaal 6 bouwlagen toegestaan;
  • j. in afwijking van het bepaalde onder g zijn ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld-3' maximaal 5 bouwlagen toegestaan;
  • k. in aanvulling op het bepaalde onder h tot en met j is ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' een (bovengrondse) parkeervoorziening van maximum 1 bouwlaag toegestaan.
5.2.2 Bijbehorende bouwwerken

  • a. de oppervlakte van al dan niet met vergunning gebouwde bijbehorende bouwwerken in het bebouwingsgebied bedraagt niet meer dan:
    • 1. in geval van een bebouwingsgebied kleiner dan of gelijk aan 100 m2: 50% van dat bebouwingsgebied;
    • 2. in geval van een bebouwingsgebied groter dan 100 m2 en kleiner dan of gelijk aan 300 m2: 50 m², vermeerderd met 20% van het deel van het bebouwingsgebied dat groter is dan 100 m²;
    • 3. in geval van een bebouwingsgebied groter dan 300 m2: 90 m2 vermeerderd met 10% van het deel van het bebouwingsgebied dat groter is dan 300 m², tot een maximum van in totaal 150 m²;
  • b. de goothoogte van aan- en uitbouwen mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw tot een maximum van 4 m;
  • c. de goothoogte van bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • d. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 5m;
  • e. bijbehorende bouwwerken worden op niet minder dan 1 m achter de voorgevelrooilijn gebouwd.
5.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. andere bouwwerken mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • c. gebouwde erf- en terreinafscheidingen zijn voor de voorgevelrooilijn of aangrenzend aan openbaar toegankelijk gebied niet toegestaan;
  • d. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan 5 m;
  • e. zonnepanelen zijn uitsluitend toegestaan op een gebouw.
5.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2.1 sub b onder voorwaarde dat:

  • a. als gevolg van de wijziging geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige kwaliteit beoordeeld naar de criteria van Bijlage 1 bij deze regels, meer specifiek de situering en de parkeeroplossing.
  • b. als gevolg van de wijziging geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke kwaliteit beoordeeld naar de criteria van de landschapsplannen zoals opgenomen in Bijlage 2 en Bijlage 3 bij deze regels;
  • c. ten aanzien van het bovenstaande advies is ingewonnen bij een deskundige op het gebied van stedenbouw en landschap.
5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis

Het gebruik van hoofdgebouwen alsmede aan- en uitbouwen voor beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis (waaronder bed & breakfast) is toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  • a. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 35% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de (woon)bebouwing tot een maximum van 50 m²;
  • b. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer;
  • c. voorzien moet worden in voldoende parkeergelegenheid conform artikel 14.2;
  • d. detailhandel is niet toegestaan;
  • e. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
5.4.2 Voorwaardelijke bepaling landschappelijke inpassing

De landschappelijke inpassing behorende bij het betreffende deelgebied dient conform Bijlage 2 en Bijlage 3 voor de betreffende deelgebieden uiterlijk binnen 6 maanden na het gereedmelden van de bouw zoals bedoeld in artikel 1.25 lid 2 van het Bouwbesluit 2012 te zijn gerealiseerd en in stand te worden gehouden. Een nadere uitwerking van Bijlage 2 en Bijlage 3 dient voorafgaand aan het realiseren van de landschappelijke inpassing te zijn goedgekeurd door het gemeentelijk kwaliteitsteam.

5.4.3 Voorwaardelijke bepaling watercompensatie

Bij het gereedmelden van de bouw van de eerste woningen zoals bedoeld in artikel 1.25 lid 2 van het Bouwbesluit 2012 in het desbetreffende deelgebied dient tevens voorzien te zijn in voldoende watercompensatie. In voldoende watercompensatie wordt voorzien indien 10% van het nieuw te verharden oppervlak in nieuw oppervlaktewater wordt gerealiseerd, tenzij met het bevoegde waterschap anders is overeengekomen.

5.4.4 Voorwaardelijke bepaling erfafscheiding

Voor de bouwpercelen waarop een woning mag worden gebouwd en die grenzen aan openbaar gebied dient binnen 6 maanden na het gereedmelden van de bouw zoals bedoeld in artikel 1.25 lid 2 van het Bouwbesluit 2012 op de zijdelingse perceelsgrens een erfafscheiding te worden aangelegd en in stand gehouden, bestaande uit opgaande beplanting.

Artikel 6 Wonen - Uit te werken - 1

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Uit te werken - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen in een woning;
  • b. tuin en erf;
  • c. beroep aan huis;
  • d. bedrijfsmatige activiteiten in of bij een woning (waaronder bed & breakfast);
  • e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • f. verkeer en wegen, straten en paden;
  • g. boven- en ondergrondse parkeervoorzieningen;
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. speelvoorzieningen;
  • j. verblijfsgebieden;
  • k. nutsvoorzieningen;
  • l. overige bij deze bestemming behorende voorzieningen.
6.2 Uitwerkingsregels

Burgemeester en wethouders werken de in 6.1 genoemde bestemming nader uit, met inachtneming van de volgende uitwerkingsregels:

  • a. Het aantal woningen bedraagt maximaal 110 woningen, waarvan maximaal 70 wooneenheden uitgevoerd als gestapelde woning;
  • b. Gebouwen mogen alleen binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • c. De bouwhoogte van grondgebonden woningen bedraagt maximaal 10 meter;
  • d. De bouwhoogte van gestapelde woningen bedraagt maximaal 17 meter. Een bouwhoogte van 20 meter is acceptabel indien is aangetoond dat dit geen gevolgen heeft voor de exploitatie of mogelijkheden die bedrijven in de omgeving hebben op grond van het geldende bestemmingsplan;
  • e. Er dient voorzien te worden in voldoende parkeergelegenheid conform artikel 14.2;
  • f. (Parkeer)kelders zijn toegestaan, nadere bouwregels zijn opgenomen in artikel 10.3;
  • g. De ontsluiting van het deelgebied voor gemotoriseerd verkeer vindt plaats via de Industrieweg en niet via de Oosthavendijk;
  • h. De doorgaande functie voor verkeer over de Oosthavendijk dient te worden gewijzigd, zodat de Oosthavendijk meer een verkeersluw karakter krijgt.
  • i. Er dient een door de gemeente goedgekeurd uitgewerkt inrichtingsplan voor de inrichting van de openbare ruimte, stedenbouwkundig plan en beeldkwaliteitsplan te zijn welke passen binnen het Ruimtelijk raamwerk (Bijlage 1) en deze worden aan het uitwerkingsplan gekoppeld;
  • j. Het college van burgemeester en wethouders wint ten aanzien van het inrichtingsplan, stedenbouwkundige plan en beeldkwaliteitsplan als bedoeld in sub h advies in bij een of meer deskundigen op het gebied van landschappelijke kwaliteit, stedenbouw en architectuur;
  • k. Gemotiveerd moet worden dat er sprake is van een akoestisch aanvaardbaar woon- en leefklimaat, al dan niet met een nader onderzoek;
  • l. Nader onderzoek dient te zijn uitgevoerd naar natuuraspecten en rekening moet worden gehouden met eventueel benodigde maatregelen in dit kader;
  • m. Aangetoond wordt dat de milieuhygiënische bodemkwaliteit voldoende is voor het beoogde gebruik.
6.3 Voorlopig bouwverbod
  • a. Op de in lid 6.1 vermelde gronden mogen gebouwen slechts worden gebouwd in overeenstemming met een door het college van burgemeester en wethouders vastgesteld uitwerkingsplan;

Artikel 7 Wonen - Uit te werken - 2

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Uit te werken - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen in een woning;
  • b. tuin en erf;
  • c. beroep aan huis;
  • d. bedrijfsmatige activiteiten in of bij een woning (waaronder bed & breakfast);
  • e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • f. verkeer en wegen, straten en paden;
  • g. boven- en ondergrondse parkeervoorzieningen;
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. speelvoorzieningen;
  • j. verblijfsgebieden;
  • k. nutsvoorzieningen;
  • l. overige bij deze bestemming behorende voorzieningen.
7.2 Uitwerkingsregels

Burgemeester en wethouders werken de in 7.1 genoemde bestemming nader uit, met inachtneming van de volgende uitwerkingsregels:

  • a. Het aantal woningen bedraagt maximaal 53;
  • b. Gebouwen mogen alleen binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • c. Grondgebonden woningen en gestapelde woningen zijn toegestaan;
  • d. De bouwhoogte van zowel grondgebonden woningen als gestapelde woningen bedraagt maximaal 10 meter;
  • e. Er dient voorzien te worden in voldoende parkeergelegenheid conform artikel 14.2;
  • f. De ontsluiting van het deelgebied voor gemotoriseerd verkeer vindt plaats via de Industrieweg en niet via de Oosthavendijk;
  • g. Bij de situering van woningen moet rekening worden gehouden met de geluidcontour van 48dB (voorkeursgrenswaarde bij woningen) ten opzichte van de Industrieweg of er moeten bronmaatregelen aan de weg worden toegepast. Indien geluidgrenswaarden tussentijds zijn gewijzigd kan uitgegaan worden van de dan geldende geluidgrenswaarden;
  • h. Uit bodemonderzoek moet zijn gebleken dat de bodem geschikt is voor de woonfunctie;
  • i. Nader onderzoek dient te zijn uitgevoerd naar natuuraspecten en rekening moet worden gehouden met eventueel benodigde maatregelen in dit kader;
  • j. Er dient een door de gemeente goedgekeurd uitgewerkt inrichtingsplan voor de inrichting van de openbare ruimte, stedenbouwkundig plan en beeldkwaliteitsplan te zijn welke passen binnen het Ruimtelijk raamwerk (Bijlage 1) en deze worden aan het uitwerkingsplan gekoppeld.
  • k. Het college van burgemeester en wethouders wint ten aanzien van het inrichtingsplan, stedenbouwkundige plan en beeldkwaliteitsplan als bedoeld in sub h advies in bij een of meer deskundigen op het gebied van landschappelijke kwaliteit, stedenbouw en architectuur.
7.3 Voorlopig bouwverbod
  • a. Op de in lid 7.1 vermelde gronden mogen gebouwen slechts worden gebouwd in overeenstemming met een door het college van burgemeester en wethouders vastgesteld uitwerkingsplan;

Artikel 8 Waterstaat - Waterkering

8.1 Bestemmingsomschrijving
8.1.1 Algemeen

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor dijken en kaden met een waterkerende functie en de hierbij behorende voorzieningen en inrichtingsaspecten.

8.1.2 Voorrangsregeling

De belangen van deze dubbelbestemming zijn primair ten opzichte van de belangen van de andere daar voorkomende bestemmingen.

8.2 Bouwregels
8.2.1 Bouwregels waterkerende functie

Ten aanzien van de in lid 8.1 bedoelde bestemming gelden de volgende bouwregels:

  • a. gebouwen zijn niet toegestaan;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 m.
8.2.2 Bouwregels overige bestemmingen

Ten aanzien van de in lid 8.1 bedoelde andere daar voorkomende bestemmingen gelden de volgende bouwregels:

  • a. bouwwerken zijn niet toegestaan.
8.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.2.2 voor het toestaan vanin de andere daar voorkomende bestemming genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, conform de bestemmingsregels, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de waterkering en een advies van het waterschap is verkregen.

 

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 9 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 10 Algemene bouwregels

10.1 Overschrijding bouwvlakken/bestemmingsgrenzen ondergeschikte bouwdelen
10.1.1 Toepassing

De in deze regels opgenomen bepalingen ten aanzien van bouwgrenzen zijn niet van toepassing voor wat betreft overschrijdingen met betrekking tot:

  • a. stoepen, stoeptreden, toegangsbruggen en funderingen;
  • b. plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen, schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische ruimten, indien de overschrijding van de voorgevelbouwgrens niet meer dan 12 cm bedraagt;
  • c. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken, overbouwingen, erkers, mits zij de voorgevelbouwgrens met niet meer dan 0,5 m overschrijden;
  • d. voor de bouw van balkons of luifels dan wel, uitsluitend bij woningen op de verdiepingen, van galerijen, mits:
    • 1. de overschrijding niet meer bedraagt dan 2 m;
    • 2. de afstand tot de openbare weg niet minder dan 2 m mag bedragen, met uitzondering van galerijen, waarvan de afstand tot de openbare weg niet minder dan 0,5 m mag bedragen.
  • e. ondergrondse funderingen en ondergrondse bouwwerken, voor zover deze de bouwgrens met niet meer dan 1 m overschrijden;
  • f. hijsinrichtingen aan tot bewoning bestemde gebouwen, voor zover deze hijsinrichtingen in geen enkele stand de voorgevelbouwgrens met meer dan 1 m overschrijden.
10.1.2 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.1.1 voor het overschrijden van de aangegeven bouwgrenzen met ten hoogste 1,5 m, indien het overige ondergeschikte bouwdelen betreft, zoals:

  • a. overbouwingen ten dienste van de verbinding van twee gebouwen;
  • b. toegangen van bouwwerken;
  • c. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen en schoorstenen, luchtkokers, lichtkappen en technische ruimten;
  • d. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
  • e. luifels, reclametoestellen en draagconstructies voor reclame;
  • f. hijsinrichtingen, laadbruggen, stortgoten, stort- en zuigbuizen;
  • g. kelderingangen en kelderkoekoeken.
10.2 Vlaggenmasten, antennemasten en schoorstenen

Vlaggenmasten, antennemasten, schoorstenen en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen, die deel uitmaken van een gebouw, mogen de voor dat gebouw toegestane maximale bouwhoogte met niet meer dan 5 m overschrijden.

10.3 Onderkeldering/ondergronds bouwen
10.3.1 Toepassing

De planregels inzake de toelaatbaarheid, de aard, de omvang en de situering van gebouwen zijn in geval van een kelder van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat deze uitsluitend is toegestaan met inachtneming van de volgende waarden:

  • a. een kelder is uitsluitend toegestaan onder de oppervlakte van bovengronds gelegen gebouwen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' is een kelder ten behoeve van parkeren eveneens toegestaan buiten de oppervlakte van bovengronds gelegen gebouwen.
  • c. gebouwd mag worden tussen peil en 3,5 m onder peil.
10.3.2 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.3.1 ten behoeve van kelders buiten de oppervlakte van bovengronds gelegen gebouwen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. de hoogte van kelders bedraagt ten hoogste 10 cm beneden peil;
  • b. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens en de openbare weg bedraagt ten minste 1 m, met dien verstande dat in geval van kelderbouw in belendende percelen in de zijperceelgrens mag worden gebouwd;
  • c. kelders mogen niet worden voorzien van een dakraam of lichtkoepel, met uitzondering van ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage'.
10.3.3 Uitsluiting

Het bepaalde in artikel 10.3.1 is niet van toepassing op ondergrondse bouwwerken (kelders) ten behoeve van nutsvoorzieningen.

Artikel 11 Algemene gebruiksregels

11.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen;
  • b. het opslaan van goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan;
  • c. het opslaan van onklare voer- en vaartuigen of onderdelen hiervan;
  • d. het gebruik van gronden en bouwwerken voor seksinrichtingen;
  • e. het gebruik van gronden en bouwwerken voor coffeeshops;

met uitzondering van:

    • 1. vormen van gebruik, die verenigbaar zijn met het doel waarvoor de grond ingevolge de bestemming, de bestemmingsomschrijving en/of de overige regels mag worden gebruikt;
    • 2. het opslaan van bouwmaterialen, puin en specie in verband met normaal onderhoud, dan wel ter verwezenlijking van de bestemming.

Artikel 12 Algemene afwijkingsregels

12.1 Afwijkingen

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. de in de planregels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  • b. de planregels en toestaan dat het bouwvlak in geringe mate wordt overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft tot een maximale afmeting van 3 m;
  • c. de planregels en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes en bouwwerken ten behoeve van het openbaar vervoer, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. de inhoud per gebouwtje niet meer dan 100 m³ mag bedragen;
    • 2. de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen;
  • d. de planregels ten aanzien van de maximaal toegestane bouwhoogte van andere bouwwerken en toestaan dat de bouwhoogte van andere bouwwerken wordt vergroot;
    • 1. ten behoeve van vlaggenmast, speelvoorzieningen, een kunstwerk, beeldende kunst en dergelijke tot niet meer dan 15 m;
    • 2. ten behoeve van waarschuwings- en/of communicatiemasten tot niet meer dan 50 m;
    • 3. ten behoeve van overige andere bouwwerken tot niet meer dan 10 m;
  • e. de planregels ten aanzien van maximaal toegestane bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van een overschrijding van deze maximaal toegestane bouwhoogte voor plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische ruimten, met dien verstande dat:
    • 1. de maximale oppervlakte van de vergroting niet meer mag bedragen dan 10% van het betreffende platte dakvlak of de horizontale projectie van het schuine dakvlak;
    • 2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1,25 maal de maximaal toegestane bouwhoogte van het betreffende gebouw.

12.2 Voorwaarden voor afwijken

De onder lid 12.1 genoemde omgevingsvergunningen kunnen uitsluitend worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. de stedenbouwkundige kwaliteit, beoordeeld op basis van Bijlage 1 meer specifiek de situering en het parkeren;
  • b. de landschappelijke kwaliteit beoordeeld op basis van Bijlage 2 en Bijlage 3.

Artikel 13 Algemene wijzigingsregels

13.1 Overschrijden bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen indien de wijziging betrekking heeft op een andere situering en/of begrenzing van de bouwpercelen, dan wel bouwvlakken of bestemmingsvlakken, indien bij de uitvoering van het plan mocht blijken, dat verschuivingen in verband met de ingekomen bouwaanvragen nodig zijn ter uitvoering van een bouwplan, mits de oppervlakte van het betreffende bouwperceel, dan wel bebouwingsvlak, met niet meer dan 10% zal worden gewijzigd.

13.2 Wijziging aantal wooneenheden deelgebieden

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen en het aantal woningen per deelgebied aan te passen, mits het totaal aantal woningen in het plangebied binnen de bestemmingen 'Wonen', 'Wonen - Uit te werken - 1' en 'Wonen uit te werken - 2' niet meer dan 333 bedraagt. Het vergroten van een woningaantal in het ene deelgebied dient altijd gepaard te gaan met het verlagen van het woningaantal in een of meerdere andere deelgebieden.

Artikel 14 Overige regels

14.1 Werking wettelijke regeling

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luidden op het moment van vaststelling van het plan.

14.2 Voldoende parkeergelegenheid
  • a. Een nieuw bouwwerk, verandering van een bouwwerk, verandering van gebruik van een bouwwerk of van gronden, als ook een combinatie daarvan, en waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, mag niet worden gebouwd, resp. is niet toegestaan wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien en in stand wordt gehouden.
  • b. Bij een omgevingsvergunning, dan wel bij de beoordeling of het gebruik in overeenstemming is met het bestemmingsplan wordt aan de hand van de parkeernorm zoals opgenomen in Bijlage 4 bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid.
  • c. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub b en worden toegestaan dat in plaats van de norm minder parkeerplaatsen worden gerealiseerd, mits wordt voldaan aan de minimumnorm bij afwijking zoals opgenomen in Bijlage 4 en indien is aangetoond dat dit geen afbreuk doet aan de parkeersituatie en geen onevenredige extra parkeerdruk in de omgeving oplevert.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 15 Overgangsrecht

15.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot;
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van omgevingsvergunningen voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  • b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  • c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

15.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken, dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 16 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Woningbouwontwikkeling Hernesseroord'