Plan: | Helleweg 8, Noordwelle Uitbreiden strandpark de Zeeuwse Kust |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1676.00361BphNW959389-VA01 |
In de Zeeuwse Kustvisie is een gebied tussen de N652, de Rampweg en de Stoofweg aangewezen als 'aandachtsgebied'. Voor de ontwikkeling van dit aandachtsgebied is de Gebiedsvisie Rampweg vastgesteld (20-04-2023). In deze gebiedsvisie wordt invulling gegeven aan de opgaven en afspraken die zijn vastgelegd in het Kustpact en de Zeeuwse Kustvisie. Strandpark De Zeeuwse Kust grenst aan het aandachtsgebied. Het recreatiepark wil graag uitbreiden en daarnaast een kwaliteitsverbetering doorvoeren. De uitbreiding van het recreatiepark valt in het aandachtsgebied. In het uitbreidingsterrein komen 213 standplaatsen (waarvan 32 camperplaatsen). Daarnaast zal een landschap worden aangelegd met een zwemvijver, diverse wandelpaden, duinlichamen en een perceel met natuurlijke inrichting om het bestaande Natuurnetwerk Zeeland met elkaar te kunnen verbinden en uit te breiden.
De beoogde uitbreiding past niet binnen het geldende bestemmingsplan 'Kop van Schouwen', waar de gronden de bestemming Agrarisch hebben. Ook passen enkele van de kwaliteitsverbeteringen op het bestaande park niet binnen de mogelijkheden in het geldende 'Bestemmingsplan Sanering camping Elzenhof, uitbreiding Strandpark De Zeeuwse Kust en natuurontwikkeling De Helle'. Om de ontwikkeling mogelijk te maken, is voorliggend bestemmingsplan opgesteld.
Daarnaast zijn op de naastgelegen camping Renesse een aantal stacaravans vergund met een oppervlakte van 70 m². Deze bebouwingsmogelijkheden zijn door middel van onderliggend bestemmingsplan ook planologisch bestendigd.
Figuur 1.1 Ligging plangebied, uitbreidingsterrein omkaderd in rood, bestaande terrein lichtblauw omrand en camping Renesse donkerblauw omrand (bron: OpenStreetMap)
Het plangebied omvat het gehele terrein van het huidige vakantiepark Strandpark de Zeeuwse Kust, de agrarische percelen 548, 551 en 139 ten zuiden en oosten van het vakantiepark, de percelen 513, 198 en 146 ten noordwesten van het vakantiepark en Camping Renesse (percelen 106, 111, 110 en 109). Het plangebied is circa 33,7 + 2,5 hectare groot.
Het plangebied ligt in het noordwesten van Schouwen-Duiveland, ten westen van de N57 en de Brouwersdam. De locatie bevindt zich tussen de duinen van de Noordzeekust en de Recreatieverdeelweg. Aan de westzijde bevinden zich diverse recreatieterreinen en aan de oostzijde agrarische percelen met daarachter ook een recreatieterrein.
Figuur 1.3 Ligging plangebied omkaderd in rood (bron:OpenStreetMap)
Binnen het projectgebied zijn verschillende bestemmingsplannen van kracht. Op het bestaande recreatieterrein en de gronden ten oosten hiervan geldt het bestemmingsplan 'Sanering camping Elzenhof, uitbreiding Strandpark De Zeeuwse Kust en natuurontwikkeling De Helle' (vastgesteld 27-02-2014). Op de overige gronden geldt het bestemmingsplan 'Kop van Schouwen' en de daarbij horende '1e herziening Kop van Schouwen'. Daarnaast geldt in het plangebied 'Parapluplan parkeernormen Schouwen-Duiveland'.
Bestemmingsplan Sanering camping Elzenhof, uitbreiding Strandpark De Zeeuwse Kust en natuurontwikkeling De Helle
In dit bestemmingsplan zijn de bestemmingen Recreatie - kampeerterrein, Groen - Landschappelijk, Natuur en Agrarisch.
Binnen de bestemming Recreatie - Kampeerterrein zijn 408 standplaatsen toegestaan. Deze zijn onderverdeeld in 228 niet-permanente standplaatsen. In het plan zijn op twee plaatsen kampeerhuisjes toegestaan: aan de noordzijde 50 en in het zuidwesten 15.
Daarnaast is ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - logiesgebouw' in het zuiden van het park een logiesgebouw in de vorm van een kinderhotel met maximaal 40 kamers voor recreatief nachtverblijf en maximaal één kamer voor de tijdelijke huisvesting van personeel toegestaan.
Dienstverlening en beheer is centraal op het terrein toegestaan door middel van een functieaanduiding en twee bouwvlakken. Daarnaast zijn middels de functieaanduidingen 'tennisveld' en 'pannaveld' de tennisbaan en pannakooi toegestaan. In het noorden is binnen de bestemming Recreatie - Kampeerterrein een bedrijfswoning met diverse bijgebouwen en een rijbak toegestaan.
Binnen het plangebied gelden daarnaast de dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie 6 en Waarde - Archeologie 7, waar een vergunningplicht voor grondroerende werkzaamheden dieper dan 50 cm en groter dan respectievelijk 2.500 m² en 5.000 m² geldt.
De beoogde ontwikkeling past op een aantal onderdelen niet binnen de mogelijkheden van het geldende bestemmingsplan.
De beoogde activiteiten binnen de bestemming Natuur veranderen niet en passen binnen het geldende bestemmingsplan, deze worden daarom ook niet meegenomen in het nieuwe bestemmingsplan.
Figuur 1.4 Weergave bestemmingsplan Sanering camping Elzenhof, uitbreiding Strandpark De Zeeuwse Kust en natuurontwikkeling De Helle (bron: ruimtelijkeplannen.nl)
Kop van Schouwen' en de daarbij horende '1e herziening Kop van Schouwen'
De uitbreiding van het verblijfsrecreatieve terrein bevindt zich in het bestemmingsplan Kop van Schouwen (en 1e herziening Kop van Schouwen) waar het de bestemming 'Agrarisch' heeft. De uitbreiding van de verblijfsrecreatie en het daar bijbehorende landschap past niet (volledig) binnen deze bestemming.
In de noordwesthoek van het plangebied waar voorheen de arbeiderswoning aanwezig was, geldt de bestemming Wonen met een bouwvlak. Hier is niet langer een woning gewenst, het bouwvlak zal dan ook verwijderd moeten worden en de bestemming gewijzigd.
Ter plaatste van camping Renesse binnen het plangebied geldt de bestemming Recreatie - Kampeerterrein waar maximum 38 + 43 (permanente) standplaatsen zijn toegestaan en 2 bedrijfswoningen ter plaatse van de functieaanduiding 'bedrijfswoning'. Ook is één recreatiewoning toegestaan. De oppervlakte van de eenheden (70 m²) zijn op basis van het geldende bestemmingsplan niet toegestaan. Hiervoor is momenteel een tijdelijke vergunning verleend.
Binnen het plangebied gelden daarnaast de dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie 6 en Waarde - Archeologie 7, waar een vergunningplicht voor grondroerende werkzaamheden dieper dan 50 cm en groter dan respectievelijk 2.500 m² en 5.000 m².
In het Besluit ruimtelijke ordening is aangegeven waaraan een toelichting op een bestemmingsplan moet voldoen. De in het plan gemaakte keuze van bestemmingen moeten worden verantwoord en er moet inzicht worden gegeven over de uitvoerbaarheid van een plan. In verband hiermee heeft deze toelichting de volgende opzet.
Strandpark De Zeeuwse Kust heeft de afgelopen decennia een enorme ontwikkeling doorgemaakt. Dit heeft tot gevolg dat er een aantal knelpunten is ontstaan. Zo ontstaan er rijen in de supermarkt, zorgt de drukte in het restaurant ervoor dat vooraf gereserveerd moet worden en zijn de parkeervoorzieningen op wisseldagen te krap. Daarnaast wil het bedrijf graag een kwaliteitsslag en duurzaamheidsslag maken om zo een toekomstbestendig bedrijf te behouden. Om dit te kunnen bewerkstelligen, is meer ruimte nodig. Enerzijds voor het uitplaatsen van eenheden naar het uitbreidingsterrein ten behoeve van de kwaliteitsverbetering van het bestaande terrein (voorzieningen en standplaatsen). Anderzijds voor het uitbreiden van het aantal eenheden en de ontwikkeling van een natuurlandschap.
In figuur 2.1 is weergeven waar de verschillende aspecten van de totaalontwikkeling zich bevinden ten opzichte van het bestaande recreatiepark. In rood de locatie van een voormalige arbeiderswoning, in geel de bedrijfswoning, in blauw het huidige recreatiepark, in paars het plangebied van de beoogde uitbreiding van het Strandpark inclusief landschapsontwikkeling en in groen het deel van Camping Renesse.
Figuur 2.1 Schematische weergave onderdelen plangebied (luchtfoto Kadaster Nederland)
Huidige situatie bestaande Strandpark
De entree van het huidige Strandpark bevindt zich aan de Helleweg in het westen. Daar bevindt zich ook het centrale parkeerterrein. Grenzend aan het parkeerterrein liggen voorzieningen op het park. Voor de voorzieningen zijn er diverse gebouwen centraal gelegen op het terrein te vinden. Zo is er een centrumgebouw met daarin de receptie, een zwembad, een café/restaurant en minimarkt. Naast het centrumgebouw ligt ook het animatiegebouw met daarin een binnenspeeltuin en een kinderbioscoop. Ten westen van het centrumgebouw is een dienstgebouw aanwezig met daar ten noorden van een tennis- en pannaveld. Er zijn twee gebouwen voor sanitair aanwezig daarnaast zijn er een aantal standplaatsen met privésanitair.
Het huidige recreatiepark biedt ruimte aan diverse vormen van verblijfsrecreatie. Zo zijn er aan de noordoost- en zuidwestzijde chalets, in de zuidoosthoek niet-permanente standplaatsen en enkele safaritenten, aan de zuidrand is een hotel met gezinskamers en in de uiterste zuidwesthoek zijn camperplaatsen te vinden. In totaal zijn er 448 verblijfsrecreatieve eenheden (408 standplaatsen en 40 hotelkamers).
Tabel 2.1 Overzicht van het huidig aantal eenheden Strandpark De Zeeuwse Kust
In de noordwesthoek is de bedrijfswoning met een rijbak aanwezig. Daarnaast, in de uiterst noordwesthoek was voorheen een arbeiderswoning aanwezig, deze is inmiddels gesloopt. Tussen de bedrijfswoning en het parkeerterrein is een perceel met groene invulling en waterpartij aanwezig.
Figuur 2.2 Luchtfoto huidige situatie Strandpark De Zeeuwse Kust (Luchtfoto Kadaster Nederland)
Huidige situatie uitbreidingsterrein
De percelen waar uitbreiding is voorzien zijn momenteel agrarisch in gebruik. Op de percelen wordt rietzwenkgras, maïs, aardappelen en gras verbouwd. Met name het westelijk deel van het uitbreidingsterrein heeft een lage hoogteligging met circa 0,5 m -NAP.
Figuur 2.3 Luchtfoto huidige situatie uitbreidingsterrein (Luchtfoto Kadaster Nederland)
Camping Renesse
Op Camping Renesse zijn 81 permanente standplaatsen en een recreatiewoning aanwezig. Daarop worden 60 stacaravans met een oppervlakte van 70 m² geplaatst. Hiervoor is een tijdelijke omgevingsvergunning verleend. Daarnaast is op het terrein een bedrijfswoning aanwezig.
Figuur 2.4 Luchtfoto C(Luchtfoto kadaster Nederland)
Programma
Totale ontwikkeling
Om een toekomstbestendig en duurzaam bedrijf te realiseren wordt enerzijds een kwaliteitsslag gemaakt op het bestaande terrein, daarnaast is er een uitbreiding van het recreatiepark met ruimte voor recreatie, landschap en natuur. Om het Strandpark uit te breiden, is de extra benodigde grond aangekocht (zie figuur 2.3). Ten behoeve van de toekomstige ontwikkeling is een kwaliteitsverbeterplan gemaakt. Dit is bijgevoegd in bijlage 1. Veel van de voorzieningen die hierin worden meegenomen zijn tevens voorzieningen die beschikbaar zijn voor de lokale bevolking (o.a. restaurant, zwembad, wellness en binnenspeeltuin), daarmee wordt ook het voorzieningenniveau voor de regio aangevuld.
Aanpassingen bestaand terrein
Op het bestaande terrein bestaat de kwaliteitsverbetering enerzijds uit het verbeteren van de bestaande voorzieningen en anderzijds uit het uitplaatsen van eenheden om meer ruimte op het terrein te maken voor voorzieningen en grotere standplaatsen.
Standplaatsen
De herinrichting van het recreatieterrein bestaat uit de herinrichting van een deel van de standplaatsen op het bestaande terrein en daarnaast uitbreiding met niet-permanente standplaatsen op het uitbreidingsterrein. Een deel van de plaatsen op het bestaande terrein komt door het realiseren van een opstelstrook en de herinrichting van het terrein met niet-permanente standplaatsen te vervallen en wordt op het uitbreidingsterrein geplaatst (79 eenheden).
De beoogde ontwikkelingen ten aanzien van de standplaatsen zijn opgenomen in tabel 2.2. Het feitelijke planologische verschil is dat er 134 niet-permanente standplaatsen worden toegevoegd in de vorm van camperplaatsen en niet-permanente standplaatsen. Dit gelijktijdig met een vergroting van het recreatieve terrein.
Tabel 2.2 Overzicht van het toekomstig aantal eenheden Strandpark de Zeeuwse Kust
Voorzieningen
De kwaliteitsslag en uitbreiding van het recreatieterrein bestaat naast uitbreiding en herstructurering van de standplaatsen ook uit vernieuwing van de voorzieningen. Er wordt een opstelstrook voor het in- en uitchecken gemaakt bij het centrumgebouw, daarnaast wordt het bestaande parkeerterrein bij de entree vergroot om de vergrootte parkeerbehoefte in te vullen.
Het centrumgebouw wordt vergroot en bevat meer dan wel grotere functies:
Begane grond
Kelder
1e verdieping
Het sanitairgebouw aan de oostzijde wordt aan de zuidzijde voorzien van een extra entree en een beperkte uitbreiding van voorzieningen om zo ook de eenheden op het uitbreidingsterrein te bedienen.
Het animatiegebouw en het tennisveld en pannakooi krijgen een plaats aan de zuidzijde van het centrumgebouw. Ook komt hier een grote centrale speeltuin, zo wordt dit het verzamelpunt voor sport en spelvoorzieningen. Het animatiegebouw wordt circa 950 m² groot en wordt met dezelfde materialen en kleuren als het centrumgebouw uitgevoerd (zwarte rabatdelen voor de gevel en een rood dak met witte daklijsten).
Achter het nieuw te bouwen animatiegebouw worden acht bouwwerken voor recreatief nachtverblijf met een oppervlakte van maximaal 55 m² geplaatst, bestemd voor vakantiekrachten en stagiairs. Ieder jaar komen er circa 60 mensen stage lopen of vakantiewerk doen op het recreatiepark. Deze tijdelijke werknemers komen uit andere delen van Nederland, waardoor dagelijks vervoer van de woonplaats naar het recreatiepark niet haalbaar is. Om deze mensen een werkplek te bieden, zijn dan ook goede slaapplaatsen nodig. Deze acht plaatsen worden gebruikt uitsluitende voor de slaapplaatsen voor medewerkers, dit wordt ook zodanig in het bestemmingsplan vastgelegd.
Nieuwe opslagloods op tennisbaan
Op de huidige tennisbaan en het voetbalveld wordt een nieuwe loods gebouwd. Deze loods is vooral voor de technische dienst en de schoonmaakbenodigdheden. Er is inmiddels een enorm hoeveelheid materieel wat de medewerkers met grote regelmaat gebruiken. Om dit op te kunnen slaan, is een overdekte ruimte noodzakelijk. De nieuwe loods staat, gezien vanaf de entree, achter de bestaande bebouwing en is dus niet zichtbaar. De huidige randbeplanting is inmiddels zo hoog dat de loods vanaf de openbare weg ook niet zichtbaar zal zijn.
Ruimtelijke opzet
De huidige oppervlakte van Strandpark De Zeeuwse kust is ruim 17,7 hectare, waarvan 0,5 hectare voor de bedrijfswoning die burgerwoning wordt. Extra benodigde grond om het totale plan te kunnen realiseren, is ruim 15,5 hectare (zie figuur 2.3). De oppervlakte van de camping bedraagt in de toekomst afgerond 32,8 hectare.
Bestaande terrein
Het bestaande recreatieterrein wordt op 10 onderdelen aangepast:
Figuur 2.5 Aanpassingen bestaand terrein
Uitgangspunt van de aanpassingen op het bestaande terrein is meer ruimte te maken voor voorzieningen en standplaatsen passend bij een modern recreatiepark en zodanig de kwaliteit van het park te verhogen. In dit deel van het recreatieterrein is ruimte voor 369 eenheden.
Figuur 2.6 Schematische weergave uitwerking beoogde aanpassingen
Uitbreidingsterrein
Het ontwerp van het uitbreidingsterrein is afgestemd op de Gebiedsvisie Rampweg:
Waarbij landschap A een landschap is, dat zich buiten de verblijfsrecreatieve gronden bevindt. Landschap B is verweven met de verblijfsrecreatie, dit is ook te zien als de hoofd groenstructuur en landschappelijke inpassing van het bedrijf.
In het plan is een netwerk van struinpaden en halfverharde paden aanwezig die een verbinding vormen tussen het recreatiepark, het natuurgebied en omliggende gronden. Aan de westzijde wordt een nieuwe toegang tot het recreatieterrein aangelegd voor autoverkeer. Deze ontsluit op de Lange Moermondsweg, waardoor verkeer snel afgewikkeld kan worden op de Recreatieverdeelweg. Bij deze entree ligt de centrale parkeerplaats.
Aan de oostzijde ligt een grote waterpartij voor waterberging die deels in gebruik komt als zwemvijver, hier komt ook een speelvoorziening op het speelstrand op het westelijke deel van de waterpartij. In het uitbreidingsterrein worden 213 eenheden geplaatst. Dit zijn deels camperplaatsen (in het westen) en voor het overige reguliere niet-permanente standplaatsen. Aan de zuidzijde langs de Recreatieverdeelweg komt een duinlandschap en een aantal glooiende grondlichamen ten behoeve van de inpassing en geluidwering.
Tabel 2.3 Plaatsen uitbreidingsterrein
type | Plaatsen uitbreiding | |||||
Camper plaatsen | 32 | |||||
Glamping | 25 | |||||
Toeristisch met privésanitair | 86 | |||||
Toeristisch overig | 70 | |||||
Totaal uitbreidingsterrein | 213 | |||||
Totaal recreatieterrein | 582 |
Landschap A
Landschap A sluit aan op het bestaande Natuurnetwerk Zeeland en vormt daarnaast de zuidzijde van het plangebied.
Aan de oost- en westzijde is het landschap open met lange zichtlijnen en bestaat het vooral uit graslanden. Hier wordt ook een grote kreek geïntroduceerd en in de kreek komt een eiland en een wateroversteekplaats die onderdeel vormen van de wandelroute. De grote kreek wordt uitgevoerd met een ecologische oever met flauwe helling.
Tussen de kreek en de Recreatieverdeelweg in het zuiden, is een gebied dat zich typeert als een duinlandschap waarin de buffer tussen het landschap en de drukke Recreatieverdeelweg wordt gevormd door een duinlichaam van circa 1,5 m boven maaiveld. Het maaiveld ligt hier wat hoger, +1 m NAP.
Daarnaast maakt het perceel dat tussen de twee losse natuurgebieden ligt, onderdeel uit van Landschap A. Dit zal ingericht en beheerd worden in overleg met Staatsbosbeheer, zodat het optimaal aansluit bij het bestaande Natuurnetwerk Zeeland.
Aansluiting Natuurgebied de Helle
Perceel 139 is momenteel agrarisch in gebruik maar zal ingericht worden als onderdeel van Natuurnetwerk Zeeland gebied 'De Helle'. Dit zal in nauw overleg met Zeeuws Landschap gebeuren. De Helle is een natuurgebied van ruim 10 hectare met een afwisselend landschap van bos, kreek en open gebied. Het gebied is via een struinroute toegankelijk. Het gebied besluit uit in de huidige situatie uit twee percelen, daar zal bij de ontwikkeling één perceel bij komen dat beide percelen verbindt.
Figuur 2.7 Luchtfoto Natuurgebied de Helle met in het midden perceel 319 (bron: luchtfoto Kadaster Nederland)
Landschap B en de verblijfsrecreatie
Het uitbreidingsterrein is een combinatie van landschap B en de camping met niet-permanente standplaatsen. Het terrein is besloten van karakter met veel opgaande beplanting. In deze zone liggen ook geluidswallen die glooiend en gevarieerd zijn vormgegeven en beplant. Er komen 6 deelgebieden met standplaatsen, deze deelgebieden worden gescheiden door brede groene zones en de zwemvijver met een strand.
Tussen de standplaatsen en de begrenzing van Landschap A is er altijd een 5 m brede groene zone (Landschap B). Standplaatsen zijn niet zichtbaar vanaf de Recreatieverdeelweg. Dit door beplanting en het duin. Ook vanaf de Rampweg is er nagenoeg geen zicht op de standplaatsen.
De standplaatsen zijn ruim gedimensioneerd met een oppervlakte tussen de 120 en 175 m². De bedoeling is om de landschappelijke uitstraling van landschap A ook door te zetten op het recreatieterrein. Hier dragen de grote standplaatsen en groene omkadering van de standplaatsgroepen aan bij. In het bestemmingsplan zijn de verschillende typen beplanting opgenomen, daarbij wordt gekozen voor streekeigen beplanting. De inrichting van het terrein zelf gebeurt ook met veel natuurlijke materialen zoals hout en refereert aan het strand en duinlandschap met de typische palen die tevens voor golfbrekers worden gebruikt. Zand en schelpenpaden zijn ook terugkomende materialen die de verbinding met het strand en de duinen markeren.
Figuur 2.8 Referentiebeelden materiaalgebruik Zeeuwse Kust
Ook in de keuze voor verlichting is rekening gehouden met het landschap en omliggende natuur. Zo worden naar beneden gerichte armaturen gebruikt die alleen de paden verlichten. Alleen aan de westzijde bij de hoofdontsluiting worden palen gebruikt. In het overige gebied gaat het om elementen van 0,65 m tot 1,20 m hoog, om uitstraling te voorkomen. Deze verlichting heeft schemersensoren en tijdschakelaars. Gedurende het toeristische seizoen brandt deze verlichting, indien er langere tijd geen bezoekers zijn (bijvoorbeeld in de winter), gaat de verlichting hier uit.
Figuur 2.9 Verlichtingstype (bron: verlichtingsplan Aannemingsmaatschappij van Gelder B.V.)
Voor de inrichting met verblijfsrecreatie wordt voldaan aan de Nota Kamperen 2013 en Agenda Toerisme 2018-2026 daarnaast bedraagt de bebouwing slechts 8,4% van het totale recreatieterrein en voldoet dus ruimschoots aan de maximale 13% bebouwing.
In de regels bij dit bestemmingsplan is geborgd dat het groenbeheerplan en het inrichtingsplan als zodanig worden aangelegd en in stand worden gehouden.
De Nationale Omgevingsvisie, kortweg NOVI, loopt vooruit op de inwerkingtreding van de Omgevingswet en vervangt op rijksniveau de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Uitgangspunt in de nieuwe aanpak is dat ingrepen in de leefomgeving niet los van elkaar plaatsvinden, maar in samenhang. Zo kunnen in gebieden betere, meer geïntegreerde keuzes worden gemaakt.
Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie van het Rijk in beeld.
In wat voor Nederland willen we graag leven in 2050?
Als alle wensen naast elkaar worden gelegd, ontstaat het volgende beeld. Het kabinet wil een land:
Nationale belangen
Gemeenten, waterschappen, provincies en het Rijk zijn samen verantwoordelijk voor de fysieke leefomgeving. Sommige belangen en opgaven overstijgen het lokale, regionale en provinciale niveau en vragen om nationale aandacht. Dit zijn de 'nationale belangen'. Het Rijk heeft voor alle nationale belangen een zogenaamde systeem-verantwoordelijkheid. Voor een aantal belangen is het Rijk zelf eindverantwoordelijk. Maar voor een groot aantal nationale belangen zijn dat de medeoverheden. De NOVI richt zich op die ontwikkelingen waarin meerdere nationale belangen bij elkaar komen, en keuzes in samenhang moeten worden gemaakt tussen die nationale belangen.
Voor dit project relevante nationale belangen zijn:
De belangrijkste keuzes zijn:
Toetsing
Het landelijk gebied is voor de ontwikkeling het meest relevant. Daarbij gaat het in de NOVI vooral over de voorzieningen, bodem en water (milieubelasting) in relatie tot de landbouw en zoetwatertekorten. De aanleg van de uitbreiding van het recreatieterrein gaat gepaard met de ontwikkeling van landschap waar zoetwateropslag en natuurontwikkeling een grote rol in spelen. Daarnaast zal in de eigen energievoorziening van de nieuwe eenheden worden voorzien en op termijn is het de bedoeling om met het aan te leggen zonnepark in de totale eigen energiebehoefte te gaan voorzien. De ontwikkeling sluit aan bij de doelen uit de NOVI.
Het Rijk heeft met het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), de nationale ruimtelijke belangen juridisch vastgelegd. Het gaat om regels voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de bufferzones, nationale landschappen, de kust, grote rivieren en militaire terreinen.
Toetsing
Voor het plangebied geldt dat bij de ontwikkeling van het voorgenomen plan geen nationale belangen uit het Barro in het geding zijn.
In het Bro (artikel 3.1.6 lid 2) is opgenomen dat bij een ruimtelijk plan, dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, de Ladder voor duurzame verstedelijking doorlopen moet worden. Hierbij moet dat er behoefte is aan de betreffende ontwikkeling en, als de ontwikkeling plaatsvindt buiten bestaand stedelijk gebied, waarom de betreffende locatie het meest geschikt is.
Toetsing
Wel of geen nieuwe stedelijke ontwikkeling
De Ladder is van toepassing als een plan wordt aangemerkt als 'nieuwe stedelijke ontwikkeling'. Of er sprake is van een 'stedelijke ontwikkeling' wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving. De huidige planologische mogelijkheden zijn daarbij vertrekpunt. Het geldende bestemmingsplan maakt geen verblijfsrecreatie mogelijk.
Onderliggende ontwikkeling maakt de uitbreiding van 448 naar maximaal 582 eenheden mogelijk (een uitbreiding van 134 plaatsen). Er worden geen gebouwde verblijfsrecreatieve eenheden (bungalows) mogelijk gemaakt, uitsluitend kampeerplaatsen en camperplaatsen. Uit jurisprudentie blijkt dat verblijfsrecreatie op campings niet als stedelijke ontwikkeling wordt beschouwd (ABRvS 28 juni 2017; ECLI:NL:RVS:2017:1724).
Ook als een ontwikkeling niet ladderplichtig is, dient de behoefte te worden aangetoond. Daarom is hierna de behoefte beschreven.
Wel of geen bestaand stedelijk gebied
In de algemene bepalingen van het Besluit ruimtelijke ordening (1.1.1 lid 1 onder h) is de volgende definitie opgenomen voor bestaand stedelijk gebied: 'bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur'. Gelet op deze definitie kan het plangebied niet als bestaand stedelijk gebied worden aangemerkt. Bovendien blijkt uit jurisprudentie dat gebieden met een agrarische bestemming geen onderdeel uitmaken van het bestaand stedelijk gebied. Daarom is hierna de locatiekeuze gemotiveerd.
Beschrijving behoefte
In het kader van de Gebiedsvisie Moermondse Gravelinge (juni 2021) is door ZKA een marktonderzoek uitgevoerd om te bepalen of er behoefte is aan het toevoegen van o.a. de toeristische eenheden bij Strandpark De Zeeuwse Kust. Uit dit onderzoek blijkt dat er ruimte is om maximaal 370 eenheden toe te voegen, waarvan maximaal 130 toeristische standplaatsen (inclusief campers).
Toeristische kampeerplekken zijn typisch voor Zeeland en altijd bijzonder in trek, vooral in de kustzones. Daarbij is er steeds meer behoefte aan luxe en comfort. Kampeerplekken maken steeds meer plaats voor luxere plaatsen met glamping, ecolodges en andere verhuureenheden. De campermarkt is groeiende. Er is dus zeker nog behoefte aan dit type logiesaanbod. In de afgelopen jaren is kamperen zelfs herontdekt onder invloed van goede, warme zomers en de coronacrisis.
Over de aanbevolen mix is het volgende aangegeven: Volume in deze luxere kampeervormen ontbreekt nu nog in het aandachtsgebied zelf, maar ook verder op Schouwen-Duiveland. Luxe kamperen past bij de identiteit van het gebied en bovendien kunnen deze vormen effectief bijdragen aan de landschapsontwikkeling. Overigens wil men ook voor reguliere kampeerplaatsen ruimte laten. Ook voor de campermarkt ziet men ruimte. Dit kan effectief worden ingepast op campings. Er kan ruimte gegeven worden aan ongeveer 27% tot 44% eenheden (incl. glamping en camperplaatsen).
In de voorgestelde mix wordt uitgegaan van maximaal 130 toeristische eenheden. Op basis van de huidige plannen in het gebied is een iets andere mix gekozen met 134 toeristische eenheden op Strandpark De Zeeuwse Kust. Dit aantal valt ruimschoots binnen de totale maximale berekende behoefte in het gebied.
De behoefte aan toeristische plekken in Zeeland blijkt verder uit onderstaande trends en ontwikkelingen.
Toeristische overnachtingen Zeeland
Uit cijfers van het Kenniscentrum kusttoerisme (Terugblik toeristische overnachtingen Zeeland 2022, maart 2023) blijkt dat het aantal geregistreerde overnachtingen in Zeeland in 2022 uitkwam op bijna 12 miljoen. Een stijging van 8% ten opzichte van 2021. Nooit eerder vonden in Zeeland zoveel toeristische overnachtingen plaats. Dit recordaantal overnachtingen heeft Zeeland voornamelijk te danken aan een stijging van 76% in het aantal overnachtingen van buitenlandse toeristen ten opzichte van 2021. Het aantal overnachtingen van Belgen steeg ten opzichte van het jaar ervoor met 54%, het aantal Duitse overnachtingen steeg zelfs met 82%. Het aantal overnachtingen van Nederlandse toeristen in Zeeland bleef echter achter en daalde met 23% ten opzichte van 2021.
Vooral kampeerterreinen werden in 2022 meer bezocht. In 2022 zagen kampeerterreinen in Zeeland een groei van het aantal overnachtingen van 10% ten opzichte van 2021 en 15% ten opzichte van pre-coronajaar 2019.
Figuur 3.1 Overnachtingen in Zeeland per accommodatietype
Verwachting verblijfstoerisme Nederland
Het Nederlands Bureau voor Toerisme & Congressen (NBTC) stelde in januari 2023 een verwachting op voor het verblijfstoerisme in Nederland. NBTC verwacht dat het inkomend toerisme verder doorgroeit ten opzichte van vorig jaar (+ 16% t.o.v. 2022), maar het pré-corona niveau zal naar verwachting nog niet gehaald worden (92% van het niveau in 2019).
Van de Europese herkomstmarkten is Duitsland in 2023 naar verwachting het enige land dat qua aantallen verblijfsgasten uitkomt boven het niveau van 2019. Het niveau vanuit België zal in 2023 ongeveer op het niveau van 2019 liggen.
Het verblijfstoerisme in eigen land groeit in 2023 naar verwachting met 1 à 2 procent ten opzichte van vorig jaar. Alle tekenen blijven erop wijzen dat het inkomend toerisme de komende jaren nog zeer sterk zal groeien.
De verwachtingen voor Nederland en onze buurlanden Duitsland en België zijn het meest positief omdat een deel van de reizigers in economische moeilijke tijden ervoor kiest om dichterbij huis te blijven. Voor Zeeland betekent dit naar alle waarschijnlijkheid een groei in het aantal overnachtingen: de Duitse en Belgische markt zijn de belangrijkste herkomstmarkten.
Specifieke behoefte camperplaatsen
Het aantal campers blijft groeien. Op 1 oktober 2022 zijn er ruim 170.000 kampeerauto's geregistreerd (bron: RDW). In vergelijking met 10 jaar geleden is het aantal verdubbeld. Er is door deze groei in Nederland ook een grote behoefte aan meer camperplaatsen. De coronacrisis heeft deze trend versterkt. In heel Europa staan meer dan 2.500.000 campers geregistreerd. Met als gevolg dat steeds meer buitenlandse bezoekers voor korte trips of langere vakanties ons land per camper bezoeken.
Deze groeiende doelgroep moet ook op passende wijze worden gefaciliteerd. De groei ziet men ook terug in het aantal camperlocaties op de website Campercontact.com, Europa's grootste camperplaatsenwebsite. Campercontact heeft in oktober 2022 de miljoenste gebruiker geregistreerd. Het camperplatform, bestaande uit een app en website, telt inmiddels bijna 39.000 camperlocaties in 58 landen.
Camperaars verwachten een schone, veilige, rustige, comfortabele en mooie camperplaats in een prettige omgeving. Naarmate het overnachtingstarief hoger is, stelt de camperaar uiteraard meer eisen.
De Nederlandse Kampeerauto Club (NKC) heeft goed in beeld wat een campertoerist onderscheidt van een 'gewone' kampeerder: 55% van de camperaars staat graag op een camping, 40% geeft de voorkeur aan een camperplaats, 5% elders.
Motivering locatiekeuze (waarom niet binnen bestaand stedelijk gebied)
Het is niet mogelijk om binnen bestaand stedelijk gebied in deze (recreatie)behoefte te voorzien. Het gaat om een camping en landschapsontwikkeling met een oppervlakte van meer dan 15 hectare. Hiervoor is binnen bestaand stedelijk gebied geen plaats. Campings zijn bovendien verblijfsrecreatieve functies die in het buitengebied thuishoren. De ruimte binnen de bestaande dorpen is in het algemeen bedoeld voor wonen, werken en voorzieningen.
De Zeeuwse Omgevingsvisie is een strategische langetermijnvisie voor Zeeland en beschrijft de uitdagingen voor de periode tot 2050, de Zeeuwse ambities voor 2050 en tussendoelen voor 2030.
De Zeeuwse Omgevingsvisie beschrijft vier Zeeuwse Ambities voor 2050:
De ambitie 'een duurzame en innovatieve economie' is van belang voor de ontwikkeling van Strandpark De Zeeuwse Kust. Voor recreatie is in de Omgevingsvisie de doelstelling: 'Zeeland als toeristische bestemming is in balans met haar omgeving. De vrijetijdssector is toekomstbestendig' geformuleerd. Daarin spelen toekomstbestendige recreatiebedrijven, met voldoende (ruimtelijke) kwaliteit en onderscheidend vermogen een belangrijke rol. Daarnaast is het van belang dat recreatiebedrijven een positieve bijdrage (gaan) leveren voor zowel bezoekers als inwoners.
Toetsing
In de Omgevingsvisie zijn voor de uitvoering afwegingsfactoren geformuleerd, hierna wordt de ontwikkeling daaraan getoetst:
De ontwikkeling sluit aan bij de doelen uit de Omgevingsvisie.
In de Provinciale Omgevingsverordening 2018 (inclusief 1e t/m 9e wijziging) is het beleid uit de Zeeuwse Omgevingsvisie overgenomen. Het plangebied ligt in een aandachtsgebied in de kustzone.
In artikel 2.10 zijn de regels voor verblijfsrecreatie binnen de kustzone benoemd. In lid 3 van artikel 2.10 staat dat bij uitbreiding van een bestaand verblijfsrecreatieterrein buiten de aangeven badplaatsen maar in een aandachtsgebied voldaan moet worden aan de in bijlage D bij de verordening onder 2 opgenomen uitgangspunten.
Hiervoor is de Gebiedsvisie Rampweg opgesteld, waarin een gezamenlijk sfeerbeeld
als uitgangspunt is gehanteerd zie ook paragraaf 3.3.5. De ontwikkeling sluit aan bij
deze gebiedsvisie.
De maximering van 15% eenheden geldt niet, omdat deel A (ruimtelijke kwaliteit) van het ontwikkelkader zoals opgenomen in bijlage D onder 1 niet van toepassing is op ontwikkelingen in aandachtsgebied. Omdat het ontwikkelkader zoals opgenomen in bijlage D integraal is verwerkt en op onderdelen is aangescherpt/aangevuld in de vastgestelde beleidsnota 'Agenda Toerisme 2018-2026' van de gemeente Schouwen-Duiveland en in de Gebiedsvisie Rampweg, is meer informatie hierover opgenomen in paragraaf 3.3.2.
In de gebiedsvisie Rampweg is een verdeling van het aantal eenheden opgenomen en getoetst. Daarin is ook de uitbreiding van Strandpark de Zeeuwse Kust met 134 eenheden meegenomen, daarnaast is uitbreiding beperkt tot maximaal 30% onder voorwaarden. Naar de uitbreiding is ook herstructurering van het bestaande park door het uitplaatsen van eenheden naar de uitbreidingslocatie onderdeel van de ontwikkeling, dit is onderdeel van de kwaliteitsverbetering van het bestaande park.
Conclusie
De ontwikkeling voldoet daarmee aan de Verordening Zeeland.
De Zeeuwse kust is van groot belang voor Zeeland én Nederland vanwege het behoud en de versterking van de waterveiligheid en natuurwaarden, het Zeeuwse DNA in landschap en erfgoed, alsmede de economie en werkgelegenheid. De diversiteit aan functies maakt mede dat er discussie is over de gewenste ontwikkeling van de Zeeuwse kust. Met het opstellen van de Zeeuwse Kustvisie is invulling gegeven aan de opgaven in de kustzone en wordt tegemoetgekomen aan de afspraken in het Nationale Kustpact.
Op basis van de Zeeuws Kustvisie ligt het plangebied binnen het zogenaamde verblijfsrecreatieve gebied en deels binnen aandachtsgebied (zie figuur 3.2).
Figuur 3.2 Uitsnede Zeeuwse Kustvisie, plangebied rood omcirkeld (bron: Provincie Zeeland)
Toetsing en conclusie
In de verblijfsrecreatieve gebieden wordt gestimuleerd tot kwaliteitsverbetering en differentiatie bij bestaande recreatieverblijven. In aandachtsgebieden dient daarbij voldaan te worden aan de voorwaarden uit het ontwikkelkader zoals opgenomen in bijlage D onder B t/m D van de Omgevingsverordening. De beoogde ontwikkeling voldoet hieraan, zie paragraaf 3.2.2.
De aandachtsgebieden zijn gebieden waar de oorspronkelijke ruimtelijke kwaliteiten onder druk staan of al (deels) verdwenen zijn. Deze gebieden worden ontwikkeld op basis van een gezamenlijk streefbeeld, hierbij gaat het om een combinatie van natuur, landschap, verblijfsrecreatie en (nieuwe) recreatieve routes en voorzieningen. De gronden van de beoogde uitbreiding van het recreatiepark zijn opgenomen in het aandachtsgebied. Voor aandachtsgebied Rampweg is een gebiedsvisie vastgesteld. De ontwikkeling sluit aan bij de uitgangspunten uit deze visie (zie ook paragraaf 3.3.5). De uitbreiding bestaat uit een combinatie van natuur, landschap, verblijfsrecreatie en (nieuwe) recreatieve routes en voorzieningen.
De ontwikkeling voldoet daarmee aan de Zeeuwse Kustvisie.
De gemeenteraad heeft op 3 oktober 2011 de Strategische Visie 'Tij van de Toekomst' vastgesteld. In de visie is opgenomen hoe de gemeente Schouwen-Duiveland er in 2040 uit zou moeten zien. In de strategische visie staat de volgende ambitie centraal: 'In 2040 kent vakantie-eiland Schouwen-Duiveland een toonaangevende watereconomie die de duurzame verbinding vormt tussen wonen, werken, zorgen en genieten'. In de visie zijn de drie strategische doelen 'werken', 'wonen' en 'verblijven' uitgewerkt. Voor het onderliggende plan zijn met name de strategische doelen voor 'werken' en 'verblijven' relevant. Hierna zijn deze strategische doelen met bijbehorende ambities voor 2040 beschreven.
Strategische doelen: werken
Strategische doelen: verblijven
Toetsing en conclusie
De herinrichting en uitbreiding van de camping, waarbij een kwaliteitsverbetering in het verblijfsrecreatieve aanbod wordt gerealiseerd en gebruik gemaakt wordt van de kwaliteiten die aanwezig zijn op de locatie en deze kwaliteiten worden versterkt door de ontwikkeling van het landschap, sluit aan op deze strategische doelen.
In de 'Agenda toerisme 2018-2026' heeft de gemeente aangegeven waar ze de komende jaren aan wil werken om het toeristische product op topniveau te houden. De agenda laat zien welke doelen de gemeente wil bereiken, welke keuzes ze daarvoor wil maken en waarom.
Voor de ontwikkeling van Strandpark De Zeeuwse Kust is het thema 'Voortdurend Vernieuwen' van belang. Hier wordt ingegaan op het belang van meebewegen met de markt en permanent investeren in vernieuwing en kwaliteit. Eén van de keuzes daarbij is het stimuleren van herstructurering, kwaliteitsverbetering en productdifferentiatie en het creëren van schaarste door geen nieuwvestiging van verblijfsrecreatieve bedrijven toe te staan.
Een beperkte uitbreiding van bestaande verblijfsrecreatieve bedrijven in oppervlakte en eenheden is mogelijk indien:
Een deel van de plaatsen wordt verplaatst naar het uitbreidingsterrein waardoor er ruimte ontstaat voor kwaliteitsverbetering van het bestaande terrein zoals bijvoorbeeld het centrumgebouw, sport- en speelvoorzieningen en verbetering van de standplaatsen.
In de huidige situatie is er sprake van 448 eenheden. Op basis van de kwaliteitsverbetering is uitbreiding met 15% (67 eenheden) mogelijk. Op basis van de Agenda Toerisme mag aanvullend 15% extra (67 eenheden) worden uitgebreid bij verduurzaming van het kampeerterrein. Met de uitbreiding van 134 eenheden wordt aan deze voorwaarden voldaan. Zie voor de toetsing van de duurzaamheidsstaffel paragraaf 3.3.2.2.
Het gemeentelijk ontwikkelkader is gebaseerd op bijlage D onder 1 A t/m D van het Omgevingsplan Zeeland 2018, maar is op onderdelen aangescherpt/aangevuld. Voor ontwikkelingen in het aandachtsgebied geldt dat voldaan moet worden op onderdelen B t/m D van bijlage D. Daarnaast vindt gebiedsontwikkeling van de aandachtsgebieden plaats op basis van een integrale gebiedsvisie én moet een ontwikkeling in het aandachtsgebied bijdragen aan het oplossen van recreatieve knelpunten.
B. Economische haalbaarheid:
Ontwikkelingen vinden plaats op basis van een businessplan en voorzien in een centrale bedrijfsmatige exploitatie (CBE) conform de 'Algemene kwaliteitscriteria bij uitponding op kampeerterreinen'.
De huidige en toekomstige camping wordt en blijft geëxploiteerd door één eigenaar op basis van een centrale bedrijfsmatige exploitatie.
C. Markt en onderscheidend vermogen van het concept:
Ontwikkelingen zetten qua verschijningsvorm en type accommodatie in op een innovatief en hoogwaardig concept. Hierdoor wordt bijgedragen aan een gedifferentieerd product in de Zeeuwse kust. Het lokale DNA en het principe van LAND IN ZEE! staan hier centraal.
Zoals blijkt uit de behoefte beschrijving (paragraaf 3.1.3) en het onderzoek van ZKA in het kader van de Gebiedsvisie Rampweg en het kwaliteitsverbeterplan (bijlage 1 ) wordt voorzien in een aanbod aan type eenheden waaraan een behoefte is. Er worden geen gebouwde voorzieningen mogelijk gemaakt, wel zal worden aangesloten bij het lokale DNA door gebruik van materialen en groen voor de inrichting van de openbare ruimte, zoals zand en paalhoofden (zie ook beeldkwaliteitsplan in bijlage 4 ). Ook wordt ingezet op verduurzaming waarbij circulair bouwen ook nagestreefd wordt.
D. Sociaal maatschappelijke bijdrage:
Ontwikkelingen leveren een bijdrage aan de werkgelegenheid, behoud van voorzieningen en zijn een toegevoegde waarde voor de (leef)omgeving.
De centrumvoorzieningen dienen in de huidige situatie ook al als werkgelegenheid
voor de inwoners. In de toekomst wordt de centrumvoorziening uitgebreid. Zo
worden de winkel en het restaurant vergroot, komen er twee bowlingbanen, een
binnenspeeltuin, fitnessruimte, wellness en squashbaan. Ook het zwembad wordt
aangevuld met een wildwaterbaan en een buitenzwembad. Deze uitbreiding gaat
gepaard naar een vraag naar nieuw personeel en draagt dan ook bij aan de
werkgelegenheid ter plaatse. Daarnaast zal de toename van het aantal gasten
zorgen voor meer potentiële inkomsten voor andere voorzieningen en bedrijven in
Renesse (supermarkt, horeca e.d.).
In een amendement dat de gemeenteraad op 25 oktober 2018 heeft aangenomen is een toevoeging van de uitvoeringsregeling opgenomen om een uitbreiding van maximaal 15% van het bestaande aantal eenheden toe te kennen op basis van het uitgangspunt om te komen tot een energie-neutraal eiland. In deze toevoeging is opgenomen dat deze regeling niet van toepassing is op recreatiebedrijven in de kustzone, met uitzondering van de aandachtsgebieden (zoals opgenomen in de Zeeuwse Kustvisie). Ook zijn toetsingscriteria opgenomen:
Als er voldaan wordt aan deze eisen bedraagt het extra percentage uitbreiding invulling verblijfsrecreatie maximaal 10% van het bestaande aantal eenheden (eenmalig). Als bestaande bebouwing (nog) niet (volledig) kan worden benut voor de opwekking van duurzame energie, dan heeft initiatiefnemer een inspanningsverplichting om anderszins en aantoonbaar duurzame energie op te wekken. In het kader van maatwerk wordt beoordeeld welke compensatie mogelijk is.
Dan bedraagt het extra percentage uitbreiding invulling verblijfsrecreatie maximaal 15% van het bestaande aantal eenheden (eenmalig).
Toetsing
Op Strandpark De Zeeuwse Kust zijn 448 eenheden aanwezig in de vorm van toeristische standplaatsen, chalets/kampeerhuisjes, camperstandplaatsen en hotelkamers. Als in het kader van de beoogde kwaliteitsverbetering het aantal eenheden met 15% mag uitbreiden, dan zijn dit 67 eenheden. Eenzelfde aantal kan worden verkregen als er sprake is van duurzaamheid en circulariteit. In totaal betreft dit 134 eenheden. Deze eenheden worden gesitueerd op het uitbreidingsterrein met daarnaast een aantal eenheden van het bestaande terrein die verplaatst worden in het kader van de kwaliteitsverbetering. Daarnaast wordt het bestaande terrein deels heringericht en vernieuwd, bijvoorbeeld door vernieuwing van het centrumgebouw en het animatiegebouw, het sanitairgebouw en de herinrichting van de toeristische standplaatsen. De uitbreiding gaat gepaard met de ontwikkeling van natuur en landschap aan de zuid- en oostrand van het uitbreidingsterrein.
Voor de beoogde duurzaamheid is een afzonderlijke rapportage opgesteld (bijlage 14). Hierin is aangegeven dat bij uitwerking van de plannen voor de bebouwing circulariteit het uitgangspunt is. De uitbreiding bestaat voor het overige uit niet-permanente standplaatsen. Voor de energieneutraliteit zijn gronden aangekocht ten behoeve van het opwekken van energie. Zodra er toestemming van gemeente is om hier actief mee aan de slag te gaan, worden hier de nodige procedures voor gevolgd. Op nieuwe bebouwing zal daarnaast zonne-energie worden opgewekt door middel van zonnepanelen om in de energiebehoefte te kunnen voorzien.
Binnen de ontwikkeling waarvoor voorliggende ruimtelijke onderbouwing is opgesteld, zal geen bebouwing worden gerealiseerd. Daarnaast is de energiebehoefte van niet-permanente standplaatsen beperkt en kan deze naar verwachting voorzien worden met de panelen op het bestaande terrein.
De uitbreiding voldoet aan de Agenda Toerisme 2018-2026.
Op 30 juni 2011 heeft de raad de (gewijzigde) Nota Kamperen vastgesteld. Het lange termijn doel van de Nota luidt: 'Schouwen-Duiveland heeft in 2018 kwalitatief hoogwaardige, innoverende en gezonde kampeerbedrijven, waar gasten zoveel mogelijk jaarrond veilig en vraaggericht in een gedifferentieerd kwaliteitsproduct kunnen recreëren'.
Om deze doelstelling in de praktijk gestalte te geven, wordt exploitanten van kampeerterreinen meer ruimte geboden om hun terrein naar eigen inzicht in te richten. In dit kader is exploitanten de mogelijkheid geboden om initiatieven in te dienen om één of meer wijzigingen door te voeren op hun terrein. De uitgangspunten uit deze nota zijn overgenomen in de Nota Kamperen 2013.
Voor privésanitair, landschappelijke inpassing en standplaatsen zijn specifieke uitgangspunten opgenomen. Daarnaast zijn o.a. uitgangspunten opgenomen specifiek voor de wijziging van het aantal standplaatsen.
Toetsing
Belangrijke delen van de Nota Kamperen zijn inmiddels niet meer van toepassing vanwege de 'Agenda Toerisme 2018-2026'. Onderstaand is getoetst aan de delen die nog wel van toepassing zijn.
Landschappelijke inpassing
Het terrein dient rondom voorzien te zijn van een beplantingsstrook met een afschermende struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten met een breedte van ten minste 10 m of 5 m op een aarden wal van minimaal 2 m hoog, gemeten vanaf het maaiveld. Aan de landschappelijke inpassing kan ook op een andere wijze worden voldaan, voorwaarde is dan wel dat dit gebeurt in goed overleg tussen de initiatiefnemer, eventueel de brancheorganisatie, de natuurpartijen en de gemeente. De op basis van dit overleg gemaakte afspraken worden vastgelegd in een privaatrechtelijke overeenkomst tussen gemeente en initiatief nemende ondernemer voor aanleg, beheer en onderhoud.
In de planvorming wordt hier richting de Recreatieverdeelweg, Lange
Moermondsweg en Nieuweweg invulling aan gegeven. Waar de camping grenst aan
de het bestaande (en blijvende) recreatieterrein is geen landschappelijke inpassing
benodigd. In het beplantingsplan, zie bijlage
5
, is opgenomen hoe hier aan voldaan
wordt.
Standplaatsen
De volgende voorwaarden zijn van toepassing:
De toeristische standplaatsen zijn tussen de 120 en 175 m² groot.
De huidige oppervlakte van Strandpark de Zeeuwse Kust is circa 17,5 hectare. Extra
benodigde grond om het totale plan te kunnen realiseren, is ruim 15,5 hectare. De
nieuwe oppervlakte wordt afgerond 33 hectare. Op het uitbreidingsterrein is de
dichtheid 13,7 standplaats per hectare. De dichtheid op het totale terrein is dan 17,6
eenheden per hectare. Er wordt dan ook ruimschoots aan deze voorwaarde
voldaan.
Een groot deel van de standplaatsen bestaat uit niet-permanente standplaatsen.
2% van 33 hectare is 6.600 m². Dit oppervlakte wordt in de huidige situatie reeds
overschreden, met de aanleg van een speelvijver in het uitbreidingsterrein wordt dit
ruimschoots overschreden.
De landschappelijke inpassing wordt zowel publiekrechtelijk (in het
bestemmingsplan) als privaatrechtelijk vastgelegd.
Inmiddels is het parkeerbeleid voor recreatie eenheden aangepast naar een norm
van per drie slaapplaatsen één parkeerplaats. Op basis hiervan is de
parkeerbehoefte bepaald op 290 plaatsen (zie ook paragraaf 4.5), dit aantal wordt
mogelijk gemaakt op eigen terrein.
Bijzettenten
Een bijzettent op een permanente of niet-permanente standplaats mag maximaal 8 m2 groot zijn.
Aan deze voorwaarden wordt voldaan. Dit wordt geborgd in de regels van dit
bestemmingsplan.
Privésanitair
Deze voorwaarden zijn geborgd in de regels van dit bestemmingsplan.
Standplaatsen recreatiepersoneel
Op een kampeerterrein (niet zijnde een kleinschalig kampeerterrein) kunnen standplaatsen worden gecreëerd voor huisvesting van op het kampeerterrein werkzaam recreatiepersoneel. Hiervoor geldt het volgende:
Er zijn 362 niet permanente standplaatsen aanwezig. Dit betekent dat er 3 extra niet permanente standplaatsen op basis van deze regeling mogelijk zijn ten behoeve van recreatiepersoneel. In het plan zijn 8 standplaatsen ten behoeve van de huisvesting van personeel voorzien. De overige eenheden die worden ingezet voor de huisvesting van personeel zijn eenheden die over komen van camping Renesse en daar ook niet langer mogelijk worden gemaakt.
Hier wordt aan voldaan met het inrichtingsplan. De eenheden komen tezamen op één plaats op het terrein.
Hier wordt aan voldaan.
De eenheden worden alleen in het zomerseizoen gebruikt door personeel van het Strandpark.
Hier zal aan voldaan worden.
In de strategische visie 'Tij van de Toekomst'' heeft de gemeenteraad van Schouwen-Duiveland de volgende keuze geformuleerd: 'We gaan zorgvuldig om met landschap, natuur, cultuur en milieu en investeren ook in het verbeteren van deze kwaliteiten'. Met deze welstands-/monumentennota geeft de gemeente vorm en inhoud aan deze keuze. Deze nota stelt de kaders vast waaraan ruimtelijke initiatieven in de gemeente Schouwen-Duiveland worden getoetst.
Een belangrijke pijler van de welstandsnota is het gebieds- en objectgerichte welstandsbeleid. De gebiedsgerichte welstandscriteria kunnen worden gebruikt voor de vergunningplichtige bouwplannen. De objectgerichte welstandscriteria worden gebruikt voor bouwplannen van rijks- en gemeentelijke monumenten. Gebaseerd op de ruimtelijke opbouw is Schouwen-Duiveland onderverdeeld in verschillende gebiedscategorieën, namelijk:
Voor monumenten en alle gebieden is op basis van de aanwezige kwaliteit het gewenste welstandsniveau vastgesteld. Er is onderscheid gemaakt in een viertal welstandsniveaus:
Toetsing
Recreatieterreinen vallen onder welstandsniveau 3, het reguliere welstandsgebied. Voor de binnenterreinen van de recreatieterreinen geldt een uitzondering, deze zijn welstandsvrij. Alle aanvragen om een omgevingsvergunning met de activiteit bouwen, dienen te worden getoetst aan de geldende welstandscriteria die van toepassing zijn per afzonderlijk welstandsniveau.
Het gebied Rampweg is in de Kustvisie en de Provinciale Omgevingsverordening 2018 aangewezen als aandachtsgebied. Met het opstellen van een gebiedsvisie voor het aandachtsgebied Rampweg is invulling gegeven aan de opgaven en afspraken die zijn vastgelegd in het Kustpact en de Zeeuwse Kustvisie. In de gebiedsvisie wordt gestreefd naar een integraal streefbeeld voor het gebied in de vorm van open ruimten, zichtlijnen, beplanting en ontwikkelzones, landen en enkele paden/wegen. Er zijn regels voor het hele plangebied en voor het zogenoemde landschap A, landschap B en verblijfsrecreatie opgesteld. Elk initiatief moet voldoen aan de eisen van:
Waarbij landschap A een landschap is, dat zich buiten de verblijfsrecreatieve gronden bevindt. Landschap B is verweven met de verblijfsrecreatie en is ook te zien als de hoofdgroenstructuur en landschappelijke inpassing van het bedrijf.
Figuur 3.3 Integraal streefbeeld (Gebiedsvisie Moermondse Gravelinge, BoschSlabbers 2021) met daarop geprojecteerd de drinkwatertransportleiding (Evides) en Natuurnetwerk Zeeland (NNZ, Provincie Zeeland), plangebied rood omkaderd (bron: Gebiedsvisie Rampweg)
Binnen het plangebied van de gebiedsvisie dienen drie doorgaande fietsroutes aangelegd te worden, waarvan een route door het plangebied De Zeeuwse Kust van oost naar west dient te lopen. Daarnaast zijn er informele, smalle wandelpaden, die bestaan uit schelpenverharding, zandpad of gemaaid gras en minimaal 1,5 m breed zijn. Verder zijn er regels opgenomen over toepassen van streekeigen beplanting, het hebben van een gesloten grondbalans en waterkwaliteit.
Landschap A
Het landschap A bestaat uit kreken, extensief beheerde weides en beplantingen. Zichtlijnen spelen hier een belangrijke rol. Hier en daar kunnen plukken groen (in de vorm van struweel) aangebracht worden, maar deze zijn nooit dominant aanwezig. In het open landschap zijn wandel- en fietspaden aanwezig, soms voorzien van laanbeplanting. Het is voor de biodiversiteit en het beeld wenselijk dat de akkerranden en (randen van) de weides een bloemrijke invulling krijgen. Verstening is hier niet toegestaan. Voor de kreken geldt dat minimaal 50% van de oevers en kreken landschappelijk en ecologisch vormgegeven dient te worden en dat een waterhuishoudkundig plan moet worden opgesteld. De zichtlijnen uit de visie moeten worden vrijgehouden van opgaande beplanting/opkomend struweel.
Grenzend aan landschap A mogen bovendien uitsluitend toeristische standplaatsen worden gerealiseerd als er geen afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke kwaliteiten. Permanente standplaatsen zijn hier niet toegestaan.
Het landschap B geeft invulling aan de verweving van groen met de verblijfsrecreatie. De voor de ontwikkeling passende landschappelijke dragers (kreken en poelen, recreatieve routes, lanen, zichtlijnen, bos en struweel en (bloemrijk) grasland) worden integraal doorgezet over het terrein en creëren meerwaarde voor recreant, landschap en ecologie. Landschap B is de buffer tussen landschap A en verblijfsrecreatie, zo dient er minimaal een strook van 5 m landschap B tussen landschap A en verblijfsrecreatie bestaan. Ook geluidswallen kunnen een onderdeel zijn van landschap B.
Verblijfsrecreatie
De maximale oppervlakte bebouwing voor accommodaties op het terrein (13%) is geregeld in het ontwikkelkader van de Kustvisie en vormt ook een onderdeel van de Agenda Toerisme. Dit is exclusief centrale voorzieningen maar inclusief sanitair en bergingen. Het betreft het uitbreidingsterrein én de bestaande camping. Verder gelden ook de standaardregels van de gemeente zoals opgenomen in de Nota Kamperen 2013 en goot- en bouwhoogte zoals opgenomen in bestemmingsplan Kop van Schouwen. Per type recreatieve eenheid, zoals vaste standplaatsen en toeristische standplaatsen, is in de Agenda Toerisme 2018-2026 een maximale maatvoering vastgelegd. Parkeren dient op eigen terrein te worden gefaciliteerd.
Toetsing
Het ontwerp van het uitbreidingsterrein is afgestemd op de gebiedsvisie. Daarbij is een verdeling van de oppervlakte in de diverse onderdelen weergegeven in Figuur 3.4. Hiermee wordt voldaan aan de 50/20/30% verhouding uit de gebiedsvisie.
Figuur 3.4 Weergave verhouding gebiedstypen
In het plan is een netwerk van struinpaden en halfverharde paden aanwezig die een verbinding vormen tussen het recreatiepark, het natuurgebied en omliggende gronden. Zichtlijnen uit de gebiedsvisie worden ingevuld met open polderlandschap met graslanden om deze te behouden.
Figuur 3.5 Uitbreiding landschap
Voor de inrichting met verblijfsrecreatie wordt voldaan aan de Nota Kamperen 2013 en Agenda Toerisme 2018-2026. Daarnaast bedraagt de bebouwing slechts 8,4% van het totale recreatieterrein en voldoet dus ruimschoots aan de maximale 13% bebouwing. De berekening van dit percentage is opgenomen in het kwaliteitsverbeterplan (bijlage 1).
In de regels bij dit bestemmingsplan is geborgd dat het groenbeheerplan en het inrichtingsplan als zodanig worden aangelegd en in stand worden gehouden.
Voor de ontwikkeling zijn de volgende plannen gemaakt:
Bij het toepassen van de tweede 15% aan eenheden (of een deel daarvan) op basis van de Uitvoeringsregeling Duurzaamheidsstaffel Agenda Toerisme, is een onderbouwing waarin uiteen is gezet waarom met de toepassing er onverminderd sprake blijft van een bijdrage aan de integrale kwaliteitsverbetering in het aandachtsgebied noodzakelijk. In het geval van de uitbreiding voor de Zeeuwse Kust wordt gebruik gemaakt van de tweede 15% uitbreiding en is deze onderbouwing dan ook noodzakelijk.
De verblijfsrecreatie op het uitbreidingsterrein bevindt zich aan de noordzijde van het projectgebied en is geconcentreerd aan de zijde van het bestaande verblijfsrecreatietieve gebied. Het landschap A vormt zich als een doorlopende buffer om het verblijfsrecreatieve terrein en sluit daarbij aan op het bestaande Natuurnetwerk Zeeland.
Door ook de agrarische gronden tussen de twee als Natuurnetwerk aangewezen percelen mee te nemen in de ontwikkeling wordt een aansluitend gebied gemaakt waarin de natuurwaarden worden opgewaardeerd. Dit zorgt voor een groot leef- en ontwikkelgebied voor flora en fauna en bovendien een doorgaand gebied ten behoeve van extensieve dagrecreatie als wandelen in de vorm van landschapsbeleving.
De invulling van het uitbreidingsterrein met extra eenheden gaat niet ten koste van de grootte van de standplaatsen of oppervlakte Landschap A. Dit komt omdat er geen concessie is gedaan aan de maat van de standplaatsen en omdat de verhouding van verblijfsrecreatie /landschap A/landschap B gelijk blijft. Door de extra eenheden is hierdoor de oppervlakte verblijfsrecreatie groter, waardoor (omdat de verhouding gelijk moet blijven) de oppervlakte van landschap A groter is (dan met 15% uitbreiding). Hierdoor kan deze invulling met een verbindende bufferzone dan ook gedaan worden.
Conclusie
Het inrichtingsplan voor het uitbreidingsplan voldoet aan de gebiedsvisie Rampweg.
Toetsingskader
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.
Ten behoeve van ruimtelijke plannen dient ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, te worden verricht. Indien uit het historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd.
Onderzoek en conclusie
In 2022 is bodemonderzoek naar aanleiding van de eerste schetsen van het plan voor de uitbreiding (bijlage 6). Daaruit blijkt dat het gedeelte van het ontwikkelgebied met de standplaatsen en toegangswegen van het destijds beoogde plan analytisch onverdacht blijkt en dit daarom ook kan worden aangenomen voor het gedeelte dat wordt ontwikkeld tot natuurgebied met waterpartijen.
Het nu voorliggende ontwerp is grotendeels gelijk aan het ontwerp destijds voor wat betreft de locatie van de beoogde standplaatsen en wegen. Gezien voorgaande zijn er vanuit milieukundig oogpunt geen belemmeringen voor de voorgenomen de uitbreiding van het park.
Toetsingskader
Op een onbekend aantal plaatsen in Nederland liggen nog bommen, granaten en andere munitie uit de Tweede Wereldoorlog. Wanneer deze explosieven bij werkzaamheden worden aangetroffen, kunnen deze gevaar opleveren voor de publieke veiligheid. Daarnaast kunnen deze vondsten een zware belasting voor het milieu vormen. Schouwen-Duiveland heeft tijdens de oorlog zwaar geleden onder het oorlogsgeweld. Verspreid over het eiland hebben bombardementen en artilleriebeschietingen plaatsgevonden, hebben er vele verdedigingsstellingen en mijnenvelden gelegen en zijn verschillende vliegtuigen en bommen neergekomen. Deze en andere gebeurtenissen hebben er toe geleid dat er een kans bestaat dat conventionele explosieven (CE) in de bodem zijn achtergebleven. Om inzicht te geven in de acties die nodig zijn met betrekking tot de mogelijke aanwezigheid van conventionele explosieven (CE) is de 'Beleidsnota conventionele explosieven' opgesteld.
De potentiële aanwezigheid van niet gesprongen explosieven (NGE's) kan een bedreiging zijn bij grondroerende werkzaamheden en kan tot vertraging leiden in de planvorming en -uitvoering. De gemeente Schouwen-Duiveland heeft beleid opgesteld over de omgang met NGE's. Op basis van historisch onderzoek is een beleidskaart opgesteld. Deze kaart geeft aan in welk gebied er meer of minder risico is op het aantreffen van niet gesprongen explosieven. Per gebied gelden verschillende voorwaarden. Wanneer een gebied bestemd wordt in een risicogebied, worden ontwikkelingen in dit gebied getoetst aan het beleid.
Figuur 4.1 Aandachtsgebied niet-gesprongen explosieven, blauw omkaderd het plangebied (Bron: Gemeente Schouwen-Duiveland, bewerking Rho Adviseurs)
Toetsing en conclusie
Op basis van de beleidskaart die bij de beleidsnota Niet Gesprongen Explosieven hoort, is er geen reden om nader onderzoek naar dit aspect te doen in het kader van de voorgenomen ontwikkeling.
Toetsingskader
Op grond van de Wro en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) zijn behoud en beheer van het bodemarchief integraal verankerd in de ruimtelijke werkprocessen van de gemeenten. Bij de vaststelling van een ruimtelijk plan moet met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten monumenten rekening worden gehouden. In het belang van de archeologische monumentenzorg kan bij een ruimtelijk plan worden bepaald dat de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen of voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport dient te overleggen, waarin de archeologische waarde van het terrein dat volgens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders voldoende is vastgesteld.
Op basis van de huidige wetgeving zijn de gemeenten in Nederland verantwoordelijk voor het behoud van het archeologisch bodemarchief. Omdat ruimtelijke ingrepen gevolgen kunnen hebben voor dit bodemarchief, moeten gemeenten bij de besluitvorming archeologie als volwaardige factor meenemen in de belangenafweging. Om dit op een verantwoorde en transparante wijze te kunnen doen, is gemeentelijk archeologie beleid wenselijk. De gemeente beschikt over een vastgesteld beleidsplan archeologie. Dit archeologie beleid is voorzien van een gedetailleerde beleidskaart, die een overzicht geeft van gekende en te onderzoeken waarden. Zo zijn de gekende waarden onderverdeeld in: terrein van zeer hoge archeologische waarde, terrein van hoge archeologische waarde en terrein van archeologische waarde. In de te onderzoeken waarden is een onderscheid gemaakt in onderzoeksgebied A en B. De beleidskaart is gedetailleerder dan de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW).
Toetsing
Ter plaatse van de beoogde uitbreiding geldt een dubbelbestemming ten behoeve van archeologie. Onderzoek is verplicht wanneer de werkzaamheden een oppervlakte bedragen van meer dan 2.500 m² en 50 cm diep. In het kader van de voorgenomen ontwikkeling wordt deze onderzoeksgrens overschreden. Daarom is archeologisch onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen in bijlage 7. Hieruit blijkt dat nader onderzoek door middel van proefsleuven noodzakelijk is bij graafwerkzaamheden dieper dan de geadviseerde vrijstellingsgrenzen. Dit proefsleuven onderzoek wordt uitgevoerd voorafgaand aan de graafwerkzaamheden en aan de hand van het ontwerp. In het bestemmingsplan zijn daarom de archeologische dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie 6 en Waarde - Archeologie 7 opgenomen, hieraan zijn voorwaarden voor bouwen en werkzaamheden opgenomen die de mogelijk aanwezige archeologische waarden beschermen.
Figuur 4.2 Advieskaart vrijstellingsdiepte archeologie (bron: Artefact rapport 695, 13-06-2022)
Conclusie
Het aspect archeologie staat de voorgenomen ontwikkeling niet in de weg.
Toetsingskader
Sinds 1 juli 2016 is de Erfgoedwet van kracht. De uitgangspunten uit de modernisering van de monumentenzorg (MOMO) in het Besluit ruimtelijke ordening van het Rijk blijven in de Erfgoedwet de basis van de Nederlandse omgang met cultuurhistorie. Hierin is opgenomen dat gemeenten bij het nemen van ruimtelijke besluiten rekening moeten houden met de aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten. De facetten historische (steden)bouwkunde en historische geografie dienen te worden meegenomen in de belangenafweging.
Toetsing
Op de uitsnede van de cultuurhistorische waardenkaart van de provincie Zeeland, figuur 4.3, is te zien dat in het plangebied een cultuurhistorische boerderij aanwezig is. Dit betreft de boerderij die momenteel als bedrijfswoning is aangewezen en wordt omgezet naar burgerwoning. Hiervoor worden geen wijzigingen aan de woning of bijbehorende gronden gedaan. Voor het overige zijn geen cultuurhistorisch waardevolle objecten in het plangebied aanwezig. De ontwikkeling heeft geen effect op de twee rijksmonumenten in de directe omgeving van het plangebied.
Figuur 4.3 Uitsnede cultuurhistorische waardenkaart
Conclusie
Ten aanzien van het aspect cultuurhistorie zijn er geen belemmeringen voor de beoogde ontwikkeling.
Toetsingskader
Voor ruimtelijke plannen dient met een watertoets aangetoond te worden dat dit geen negatieve gevolgen heeft voor de waterhuishouding. De initiatiefnemer dient in dat kader in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over het ruimtelijke planvoornemen. Hieruit moet blijken of de beoogde functiewijziging strijdig is met waterdoelstellingen c.q. noodzaakt tot waterhuishoudkundige maatregelen. De waterbeheerder is het waterschap Scheldestromen. Deze instantie is verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer binnen het plangebied en de omgeving daarvan. Het waterschap zal het wateradvies geven in het kader van het vooroverleg.
Om na te gaan of het voorliggend plan niet in strijd is met duurzaam waterbeheer, voldoet aan de waterdoelstellingen c.q. noodzaakt tot waterhuishoudkundige maatregelen, is de beoogde ontwikkeling getoetst aan de criteria uit de Zeeuwse Handreiking Watertoets. Deze criteria zijn bijeengezet in de watertoetstabel die door het Waterschap wordt gehanteerd.
Toetsing en conclusie
Uit het aanmeldformulier uit bijlage 8 blijkt dat binnen het plangebied voldoende ruimte is voor de benodigde watercompensatie en dienen twee gedempte te sloten worden gecompenseerd. Hiervoor is een plan opgesteld. Daarnaast is in samenspraak met het waterschap een peilniveau afgesproken dat tussen de peilniveaus van omliggende gronden ligt, om zodoende de waterhuishouding in de omliggende percelen niet te beïnvloeden. Voor het overige zijn er geen belangrijke aandachtspunten voor de waterhuishouding.
Toetsingskader
Op het gebied van verkeer en vervoer bestaat geen specifieke wetgeving die relevant is voor de voorgenomen activiteit. Wel dient in het kader van het ruimtelijk plan dat de activiteit mogelijk maakt te worden onderbouwd dat het geheel voldoet aan een goede ruimtelijke ordening. Dit houdt onder meer in dat er voldoende parkeergelegenheid aanwezig dient te zijn en de eventuele verkeerstoename niet leidt tot knelpunten in de verkeersafwikkeling.
Voor de beoogde ontwikkeling wordt de parkeerbehoefte en verkeersgeneratie berekend op basis van de nota 'Kengetallen parkeren en verkeer Agenda Toerisme' van de gemeente Schouwen-Duiveland. Het plangebied ligt volgens de gebiedsindeling uit het gemeentelijke parkeernormenbeleid in het 'buitengebied'.
Ontsluiting
Gemotoriseerd verkeer
Het plangebied is gelegen aan de zuidzijde van het reeds bestaande strandpark, tussen de Helleweg en de Lange Moermondsweg en sluit aan op de Lange Moermondsweg. De Lange Moermondsweg is ingericht als een erftoegangsweg buiten de bebouwde kom met een maximumsnelheid van 60 km/u. In zuidelijke richting leidt de Lange Moermondsweg naar de N652 een gebiedsontsluitingsweg buiten de bebouwde kom met een maximumsnelheid van 80 km/u. In zuidwestelijke richting leidt de N652 naar Renesse en Burgh-Haamstede en in noordoostelijke richting leidt de weg naar de N57, tussen Brielle en Middelburg, en leidt vervolgens verder naar de kern Scharendijke.
Openbaar vervoer
Het plangebied is niet gelegen in de buurt van een OV-halte. In de autonome situatie is het gebruik van het openbaar vervoer dan ook geen optie om van en naar het plangebied te gaan.
Langzaam verkeer
Voor het langzaam verkeer is aan de westzijde van de Helleweg een voetpad aanwezig, waarmee voetgangers gescheiden van het gemotoriseerde verkeer worden ontsloten in noordelijke richting naar de Rampweg, waar een voetpad aanwezig is aan de noordzijde van de rijbaan. Voor fietsers zijn op de Helleweg geen aparte voorzieningen aanwezig, waardoor fietsers de rijbaan moeten delen met het gemotoriseerde verkeer. Ook op de Rampweg wordt het fietsverkeer gemengd met het gemotoriseerde verkeer afgewikkeld, alhoewel de positie van de fietser op de rijbaan duidelijker wordt aangegeven met behulp van fietsstroken aan weerszijden van de rijbaan. Op de Lange Moermondsweg zijn conform de ontwerprichtlijnen voor erftoegangswegen buiten de bebouwde kom uit het CROW Handboek wegontwerp 2013 geen voorzieningen aanwezig voor voetgangers. Ook voor fietsers zijn er geen vrijliggende voorzieningen aanwezig op de Lange Moermondsweg. In plaats daarvan wordt de positie van het fietsverkeer op de weg aangegeven met behulp van fietssuggestiestroken. Bij het kruispunt tussen de Lange Moermondsweg en de N652 is een vrijliggende oversteek aanwezig voor het fietsverkeer.
Verkeersintensiteiten
Om te bepalen wat de invloed van de beoogde ontwikkeling is op de verkeersdoorstroming en de verkeersveiligheid is inzage in de verkeersintensiteiten van de omliggende wegen noodzakelijk. Hierbij is gebruik gemaakt van beschikbare tellingen uit 2020 voor een seizoensdag en een jaargemiddelde weekdag. Voor de beoogde ontwikkeling wordt uitgegaan van het realisatiejaar 2024. Voor het doorrekenen van de intensiteiten uit het basisjaar (2020) naar het realisatiejaar (2024) is een autonome groei van 1% per jaar toegepast. In tabel 4.1 zijn de intensiteiten weergegeven voor de omliggende wegvakken in het basisjaar en het realisatiejaar.
Tabel 4.1 De intensiteiten op de Lange Moermondsweg in de autonome situatie
Wegvak | Tussen | Basisjaar (2020) | Realisatiejaar (2024) | ||
Jaargemiddelde weekdag (mvt/etm) | Weekdag hoogseizoen (mvt/etm) | Jaargemiddelde weekdag (mvt/etm) | Weekdag hoogseizoen (mvt/etm) | ||
Helleweg | Tussen Korte Moermondsweg en Rampweg | 800 | 1.241 | 833 | 1.291 |
Helleweg | Tussen Korte Moermondsweg en Lange Moermondsweg | 800 | 1.241 | 833 | 1.291 |
Helleweg | Tussen Lange Moermondsweg en Stoofweg | 800 | 1.241 | 833 | 1.291 |
Lange Moermondsweg | Tussen Helleweg en N652 | 1.096 | 1.699 | 1.140 | 1.768 |
Lange Moermondsweg | Tussen Kuijerdamseweg en Helleweg | 1.096 | 1.699 | 1.140 | 1.768 |
N652 | Tussen N57 en Lange Moermondsweg | 2.885 | 3.909 | 3.002 | 4.068 |
N652 | Tussen Lange Moermondsweg en | 3.400 | 4.608 | 3.538 | 4.795 |
Parkeren
Op basis van de gemeentelijke parkeernormen is in tabel 4.2 de parkeerbehoefte van het plangebied na realisatie van de beoogde ontwikkeling berekent.
Tabel 4.2 De parkeerbehoefte van de beoogde ontwikkeling
Functie | Aantal | Bedden per standplaats | Parkeernorm | Parkeerbehoefte (pp) |
Standplaats (toeristisch en permanent) | 458 standplaatsen | 4 | 1 per 3 bedden | 610,67 |
Hotel | 40 kamers | 4 | 12,6 per 10 kamers | 48 |
Kampeerhuisjes | 84 standplaatsen | 6 | 2 per 6 bedden | 168 |
Totaal | 827 |
In totaal bedraagt de parkeerbehoefte van het plangebied in de beoogde situatie 827 parkeerplaatsen. Op het terrein worden 832 parkeerplaatsen gerealiseerd, waarvan 542 parkeerplaatsen op de velden en 290 op gemeenschappelijke terreinen. Hiermee wordt binnen het plangebied voorzien in de parkeerbehoefte van de beoogde ontwikkeling.
Verkeer
Bestaande situatie
Voor het berekenen van de verkeersgeneratie van het plangebied in de bestaande en beoogde situatie wordt gebruik gemaakt van het stappenplan uit de Agenda Toerisme van de gemeente Schouwen-Duiveland. De uitzondering hierbij is de verkeersgeneratie behorende bij één bedrijfswoning binnen het plangebied, aangezien hiervoor geen kencijfers zijn opgenomen in het stappenplan van de gemeente. Daarom wordt voor het bepalen van de verkeersgeneratie van de bedrijfswoning gebruik gemaakt van het kencijfer uit CROW publicatie 381 voor een 'vrijstaande koopwoning'. Hierbij wordt voor het bepalen van het te hanteren kencijfer op basis van CBS data uitgegaan van een stedelijkheidsgraad van 'niet stedelijk'. De ligging van het plangebied is gedefinieerd als 'buitengebied'. Tenslotte wordt op basis van de omgevingsadressendichtheid en het gemiddelde autobezit in de gemeente Schouwen-Duiveland conform het CBS per kencijfer het gemiddelde van de bandbreedte aangehouden. In tabel 4.3 is de verkeersgeneratie van het recreatiepark in de bestaande situatie berekent.
Tabel 4.3 De verkeersgeneratie van de bestaande situatie
Functie | Aantal | Bedden per standplaats | Aantal parkeerplaatsen | Kencijfer verkeersgeneratie | Verkeersgeneratie weekdag |
Standplaats (toeristisch en permanent) | 324 | 4 | 432 pp (1 per 3 bedden) |
2,2 mvt/etmaal per parkeerplaats | 950,4 mvt/etmaal |
Hotel | 40 | 4 | 48 pp (1,2 per kamer) |
3,4 mvt/etmaal per parkeerplaats | 163,2 mvt/etmaal |
Kampeerhuisje | 84 | 6 | 168 pp (1 per 3 bedden) |
2,2 mvt/etmaal per parkeerplaats | 369,6 mvt/etmaal |
Bedrijfswoning | 1 | 8,2 mvt/etmaal per woning | 8,2 mvt/etmaal | ||
Totaal | 1.491 |
In totaal bedraagt de verkeersgeneratie van het recreatiepark in de bestaande situatie 1.491 mvt/etmaal gedurende een gemiddelde seizoensdag. Naast de bovenstaande functies zijn binnen het recreatiepark een aantal onderhevige functies aanwezig, waaronder een zwembad en een restaurant. Deze functies staan volledig ten dienste aan de bezoekers van het recreatiepark en zijn verder niet publiek toegankelijk. Om deze reden wordt aangehouden dat de onderhevige functies geen eigen verkeer genereren losstaand van het reguliere gebruik van het recreatiepark.
Beoogde ontwikkeling
De beoogde ontwikkeling voorziet in de uitbreiding van het park met 134 toeristische standplaatsen, waarbij uit wordt gegaan van 4 slaapplaatsen per standplaats. Daarnaast wordt één bedrijfswoning gerealiseerd. In tabel 4.4 is de verkeersgeneratie van de beoogde uitbreiding berekent.
Tabel 4.4 De verkeersgeneratie van de beoogde uitbreiding
Functie | Aantal | Bedden per standplaats | Aantal parkeerplaatsen | Kencijfer verkeersgeneratie | Verkeersgeneratie weekdag |
Standplaats | 134 | 4 | 179 pp (1 per 3 bedden) |
2,2 mvt/etmaal per parkeerplaats | 393,1 mvt/etmaal |
Bedrijfwoning | 1 | 8,2 mvt/etmaal per woning | 8,2 mvt/etmaal | ||
Totaal | 401 mvt/etmaal |
Ten opzichte van de bestaande situatie zorgt de beoogde ontwikkeling voor een verkeerstoename van 401 mvt/etmaal gedurende een gemiddelde seizoensdag.
Verplaatsing
Naast de bedrijfswoning en de 134 nieuwe standplaatsen voorziet de beoogde ontwikkeling ook in de verplaatsing van 79 van de bestaande standplaatsen naar de beoogde uitbreiding van het terrein. Alhoewel het verplaatsen van reeds bestaande standplaatsen niet leidt tot een verkeerstoename zorgt de verplaatsing er wel voor dat het gegenereerde verkeer via een andere route wordt ontsloten. Daarom is in tabel 4.5 de verkeersgeneratie van de te verplaatsen standplaatsen berekent.
Tabel 4.5 De verkeersgeneratie van de te verplaatsen standplaatsen
Functie | Aantal | Bedden per standplaats | Aantal parkeerplaatsen | Kencijfer verkeersgeneratie | Verkeersgeneratie weekdag |
Standplaats | 79 | 4 | 105 pp (1 per 3 bedden) |
2,2 mvt/etmaal per parkeerplaats | 231,7 mvt/etmaal |
Totaal | 232 mvt/etmaal |
De verkeersgeneratie behorende bij de te verplaatsen standplaatsen bedraagt 232 mvt/etmaal gedurende een gemiddelde weekdag.
Verkeerstoedeling
Voor het bepalen van de toedeling van het gegenereerde verkeer wordt gebruik gemaakt van de navigatietool van Google Maps. De beoogde ontwikkeling voorziet in de realisatie van een nieuwe aansluiting op de Lange Moermondsweg. Vanaf de aansluiting op de Lange Moermondsweg wordt het verkeer in zuidelijke richting ontsloten naar de N652. Vanaf de bestaande aansluiting van het recreatiepark op de Helleweg wordt het gegenereerde verkeer vervolgens ook via de Lange Moermondsweg ontsloten op de N652. In de onderstaande afbeelding is de verkeerstoedeling van het plangebied in de bestaande en beoogde situatie weergegeven, inclusief het verschil.
Figuur 4.3 De verkeerstoedeling in de beoogde situatie
Beoordeling verkeersafwikkeling en verkeersveiligheid
Voor het beoordelen van de invloed van de beoogde ontwikkeling op de verkeersafwikkeling en verkeersveiligheid van het omliggende wegennet dient gekeken te worden naar de maatgevende periode.
Wegens de toeristische karakteristieken van het omliggende gebied vindt het maatgevende moment plaats gedurende het hoogseizoen. Voor het beoordelen van de beoogde ontwikkeling zijn de gevolgen voor de Lange Moermondsweg, tussen de nieuwe aansluiting van de beoogde uitbreiding en de N652 maatgevend. Enkel op dit wegvak is namelijk sprake van een significante verkeerstoename (401 mvt/etmaal), aangezien wordt aangehouden dat de beoogde verkeerstoename opgaat in het heersende verkeersbeeld op de N652. Ten noorden van de aansluiting op de Lange Moermondsweg en op de Helleweg is zelfs sprake van een verkeersafname van 232 mvt/etmaal. Deze afname wordt veroorzaakt doordat een deel van de bestaande standplaatsen worden verplaats naar de beoogde uitbreiding van het recreatiepark, waardoor ook deze standplaatsen via de nieuwe aansluiting op de Lange Moermondsweg worden ontsloten. In tabel 4.6 zijn de verkeersintensiteiten op de Lange Moermondsweg weergegeven in de autonome situatie en na toevoeging van de planbijdrage gedurende het realisatiejaar.
Tabel 4.6 Intensiteiten Lange Moermondsweg met en zonder planbijdrage
Wegvak | Tussen | Intensiteit autonome situatie seizoensdag (mvt/etmaal) | Planbijdrage (mvt/etmaal) | Intensiteit incl. planbijdrage (mvt/etmaal) |
Lange Moermondsweg | Helleweg en aansluiting plangebied | 1.768 | -232 | 1.536 |
Lange Moermondsweg | Aansluiting plangebied en N652 | 1.768 | +401 | 2.169 |
Op basis van de verkeerstellingen bedraagt de verkeersintensiteit op de Lange Moermondsweg in de autonome situatie 1.768 mvt/etmaal.
De hoogste intensiteit op de Lange Moermondsweg na toevoeging van de planbijdrage wordt voorzien tussen de aansluiting van het plangebied en de N652. Op dit wegvak bedraagt de intensiteit na planbijdrage 2.169 mvt/etmaal. De Lange Moermondsweg is ingericht als een erftoegangsweg buiten de bebouwde kom met een rijbaanbreedte van circa 4,6 meter met aan weerszijden van de rijbaan grasbetonstenen van circa 0,5 meter breed. Een aandachtspunt betreffende de rijbaanbreedte van de Lange Moermondsweg is dat naast het recreatieverkeer ook landbouwverkeer gebruik maakt van deze weg. Conform het 'CROW Handboekwegontwerp 2013' vereisen landbouwvoertuigen bij een maximumsnelheid van 60 km/u een verkeersruimte van 3,60 meter. Met behulp van de grasbetonstenen is het mogelijk op de Lange Moermondsweg voor personenauto's om een landbouwvoertuig stapvoets te passeren. De verkeersgeneratie van de beoogde ontwikkeling is echter sterk seizoensgebonden, waarbij het maatgevende moment plaatsvind gedurende het toeristische hoogseizoen. Gedurende deze periode is het aandeel landbouwverkeer aanzienlijk lager dan gedurende het oogstseizoen. Voor het beoordelen van het effect van de beoogde ontwikkeling op de verkeersafwikkeling en de verkeersveiligheid van de weg gedurende de maatgevende periode is de invloed van het landbouwverkeer op de weg niet significant. Voor het bepalen van de capaciteit van erftoegangswegen buiten de bebouwde kom hanteert het CROW de onderstaande tabel.
Tabel 4.7 Capaciteit erftoegangswegen buiten de bebouwde kom (bron: CROW, Handboek wegontwerp 2013)
Uitgaande van een rijbaanbreedte van circa 4,6 meter bedraagt de capaciteit van de Lange Moermondsweg 800 à 1.000 mvt/etmaal. Met een intensiteit van 2.169 mvt/etmaal in de toekomstige situatie wordt de capaciteit van de weg overschreden wat leidt tot bermschade. Op basis van de bovenstaande tabel is voor het verwerken van de beoogde verkeersintensiteit een rijbaanbreedte van minimaal 5,50 meter, waarmee de capaciteit van de weg stijgt naar 3.000 à 4.000 mvt/etmaal. Echter bedraagt de verkeersintensiteit op dit wegvak zonder de beoogde ontwikkeling circa 1.768 mvt/etmaal, waarmee de capaciteit van de Lange Moermondsweg in de autonome situatie wordt overschreden. Al in de autonome situatie zou een rijbaanbreedte van 5,50 meter benodigd zijn om knelpunten in de verkeersafwikkeling te voorkomen. Hieruit wordt geconcludeerd dat alhoewel de rijbaanbreedte van de Lange Moermondsweg een knelpunt vormt op het gebied van verkeersafwikkeling, de beoogde ontwikkeling niet zorgt voor een significante verslechtering van de doorstroming ten opzichte van de autonome situatie.
Langzaam verkeer
Naast de verkeersdoorstroming van het gemotoriseerde verkeer dient ook gekeken te worden naar de afwikkeling van de overige weggebruikers, namelijk voetgangers en fietsers. Als onderdeel van de beoogde ontwikkeling wordt voor voetgangers een vrijliggende verbinding aangelegd naar de Nieuweweg, zodat de voetgangers gescheiden van het gemotoriseerde verkeer worden ontsloten.
Een aandachtspunt is nog wel de ontsluiting van het fietsverkeer. Zoals eerder beschreven worden fietsers ontsloten op de Lange Moermondsweg met behulp van fietssuggestiestroken. De huidige rijbaanbreedte van circa 4,60 meter is breed genoeg voor één personenauto om twee fietsers aan weerszijden van de rijbaan probleemloos. Indien de rijbaan wordt verbreedt naar 5,50 meter leidt dit ertoe dat fietsers en auto's elkaar nog makkelijker kunnen passeren. Het verbreden van de rijbaan maakt het echter ook makkelijker voor personenauto's om elkaar te passeren zonder af te remmen, wat ertoe leidt dat de snelheidsverschillen tussen de verschillende weggebruikers groter worden. Aanbevolen wordt om aanvullende maatregelen toe te passen om de verkeersveiligheid van fietsers te waarborgen. Hierbij kan gedacht worden aan het aanleggen van vrijliggende fietspaden of snelheidsremmende maatregelen. Ook voor de verkeersveiligheid van de fietsers geldt dat dit ook een knelpunt is in de autonome situatie, waarbij de beoogde ontwikkeling niet leidt tot een significatie verslechtering van de situatie.
Conclusie
Als gevolg van de beoogde ontwikkeling stijgt de parkeerbehoefte van het plangebied naar 827 parkeerplaatsen. Binnen het plangebied wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid om de parkeerbehoefte van de beoogde ontwikkeling probleemloos op te vangen. Het aspect parkeren vormt dan ook geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
Ten opzichte van de bestaande situatie zorgt de beoogde ontwikkeling voor een verkeerstoename van 401 mvt/etmaal gedurende het maatgevende moment. De beoogde verkeerstoename wordt volledig via de Lange Moermondsweg ontsloten naar de N652. Op basis van de intensiteiten op de weg wordt de capaciteit van de weg al in de autonome situatie overschreven zonder toevoeging van de planbijdrage. Om dit knelpunt op te lossen dient de weg te worden verbreed. Daarnaast zijn aanvullende maatregelen op de Lange Moermondsweg vereist voor het waarborgen van de verkeersveiligheid van fietsers.
Aangezien er in de bestaande situatie al sprake is van een knelpunt en de beoogde ontwikkeling er niet toe leidt dat de weg verder verbreed moet worden ten opzichte van de autonome situatie, wordt geconcludeerd dat de beoogde ontwikkeling niet leidt tot een significante verslechtering van de verkeersdoorstroming en verkeersveiligheid van de weg.
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer (Wm). Dit onderdeel van de Wm bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.5 weergegeven.
Tabel 4.5 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm
stof | toetsing van | grenswaarde | |
stikstofdioxide (NO2)1) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | |
fijn stof (PM10)2) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | |
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/m³ | ||
fijn stof (PM2,5) | jaargemiddelde concentratie | 25 µg/m³ |
Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de uitoefening van de bevoegdheden/realisatie van de beoogde ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de uitoefening van de bevoegdheden/realisatie van de beoogde ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht van een stof waarvoor grenswaarden zijn vastgesteld.
Besluit niet in betekenende mate bijdragen
In het Besluit niet in betekenende mate bijdragen is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden twee situaties onderscheiden:
Toetsing
De verkeersgeneratie van de beoogde ontwikkeling bedraagt 401 mvt/etmaal op een middelde weekdag (zie paragraaf 4.5), worst case is uitgegaan van 5% vrachtverkeer. Uit de NIBM-tool blijkt dat de maximale bijdrage NO2 0,41 µg/m³ bedraagt en de maximale bijdrage voor PM10 0,07 µg/m³. Hierdoor heeft de beoogde ontwikkeling een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³). De beoogde ontwikkeling draagt dan ook 'niet in betekenende mate' bij aan de concentratie luchtverontreinigende stoffen en is vrijgesteld aan het toetsen aan de grenswaarden. Voldaan wordt aan de luchtkwaliteitswetgeving.
Figuur 4.7 Resultaten NIBM-tool
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van het Centraal Instrument Monitoring Luchtkwaliteit 2022. De dichtstbijzijnde maatgevende weg betreft de Nieuweweg ten oosten van het plangebied. Uit het CIMLK blijkt dat in 2021 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof langs deze weg ruimschoots onder de grenswaarden lagen. De concentraties luchtverontreinigende stoffen voor deze weg bedroegen in 2021; 11,0 µg/m3 voor NO2, 14,3 µg/m3 voor PM10 en 7,0 µg/m3 voor PM2,5. Het aantal overschrijdingsdagen van de 24-uur gemiddelde concentratie PM10 bedroeg 6 dagen. Hierdoor is er ter plaatse van het plangebied sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Conclusie
De ontwikkeling draagt 'niet-in-betekenende-mate' bij aan de concentratie luchtverontreinigende stoffen en voldoet aan de luchtkwaliteitswetgeving, daarnaast is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse. Het aspect luchtkwaliteit staat de ontwikkeling dan ook niet in de weg.
Toetsingskader
Langs alle wegen - met uitzondering van 30 km/uur-wegen en woonerven - bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidzones waarbinnen de geluidhinder vanwege de weg getoetst moet worden. De breedte van de geluidzone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van binnen- of buitenstedelijke ligging. De geluidbelasting wordt berekend aan de hand van de Europese dosismaat Lden (L day evening night). Deze dosismaat wordt weergegeven in dB. Deze waarde vertegenwoordigt het gemiddelde geluidsniveau over een etmaal.
Voor de geluidbelasting aan de buitengevels van woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen binnen de wettelijke geluidzone van een weg geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB. In bepaalde gevallen is vaststelling van een hogere waarde mogelijk. Deze hogere grenswaarde mag de maximaal toelaatbare hogere waarde niet te boven gaan. De maximale ontheffingswaarde in onderhavige situatie bedraagt 63 dB.
Onderzoek
Voor verblijfsrecreatie wordt in de gemeente Schouwen-Duiveland hetzelfde beleid gehanteerd als voor reguliere woningen. Dat betekent dat er uitgegaan moet worden van geluidgevoelige functies en moet worden getoetst aan de normen uit de Wet geluidhinder (Wgh). Het plangebied ligt in de geluidzone van de gezoneerde wegen N652 en de Lange Moermondsweg. Daarom is akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de geluidbelasting van de verschillende wegen op het uitbreidingsterrein. De Nieuweweg is een doodlopende weg en uitsluitend bedoeld voor bestemmingsverkeer. Vanwege de lage verkeersintensiteit zal het geluid van deze weg geen relevante akoestische bijdrage leveren. Daarom is deze weg in het akoestisch onderzoek buiten beschouwing gelaten.
Aan de hand van dit onderzoek zijn de 48 dB contouren bepaald. Het ontwerp van het uitbreidingsterrein is afgestemd op deze contouren, dusdanig dat de verblijfsrecreatie buiten deze contouren is gesitueerd en ter plaatse van de verblijfsrecreatieve objecten voldaan wordt aan de voorkeursgrenswaarde. De onderzoeksresultaten zijn opgenomen in bijlage 9.
Conclusie
De beoogde uitbreiding van het Strandpark De Zeeuwse Kust met toeristische eenheden voldoet aan de geluidbelasting van 48 dB die vereist is op grond van het gemeentelijk geluidbeleid. Het aspect geluid van wegverkeer vormt geen belemmering.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de realisatie van woningen nabij bedrijven of vice versa:
Voor de afstemming tussen milieugevoelige en milieuhinderlijke functies, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. Milieuzonering beperkt zich tot de milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk/rustig buitengebied'.
Voor het omgevingstype 'gemengd gebied' gelden kleinere afstanden. De richtafstanden gelden voor de aangegeven bedrijfsactiviteiten in het algemeen. Op basis van onderzoek naar de specifieke milieusituatie van een bedrijf kunnen kleinere aan te houden afstanden gerechtvaardigd zijn. Hiermee kan dan onderbouwd worden afgeweken van de richtafstanden indien de specifieke bedrijfsvoering van het betreffende bedrijf daar aanleiding toe geeft.
Onderzoek
De ontwikkeling is zowel een milieuhinderlijke als milieugevoelige functies. Er dient getoetst te worden of:
Het plangebied is gelegen in een gebied dat bestaat uit recreatieterreinen en (dienst)woningen en agrarische gronden. Een recreatieterrein valt volgens de VNG brochure 'Bedrijven en milieuzonering' binnen milieucategorie 3.1. Het aspect geluid is hierbij maatgevend. De indicatieve richtafstand tussen de beoogde ontwikkeling en de woningen bedraagt 50 m. De 50 m geldt op basis van het gemeentelijk beleid ruimtelijke zoneringen vanaf de voorzieningen die het meeste geluid veroorzaken (bv. restaurant, parkeerterrein, speeltuin).
Milieuhinder op woningen in de omgeving
Op het uitbreidingterrein zal een speelvoorziening komen aan de recreatieplas, daarnaast is er een centrale parkeerplaats bij de ingang aan de Lange Moermondsweg. Dit zijn voorzieningen die geluid veroorzaken. Deze nieuwe functies hebben geen negatieve invloed op het woon- en leefklimaat van de woningen en verblijfrecreatieve functies in de omgeving. Deze liggen namelijk op geruime afstand (meer dan 300 m) van deze hinderlijke functies.
Het perceel van de bedrijfswoning die wordt omgezet naar burgerwoning grenst aan de perceelsgrens van het recreatieterrein. De afstand van de perceelsgrens van het recreatieterrein tot (maximale bouwmogelijkheden van) de gevel van de woning bedraagt ruim 60 m, de afstand tot de meest dicht gelegen hinderlijke functie op het recreatieterrein, het gebouw voor dienstverlening en beheer bedraagt ruim 100 m.
Aan de westzijde, aan de Helleweg, bevindt zich het parkeerterrein, dit bevindt zich op circa 45 m van het parkeerterrein. Het gaat hier om een bestaande situatie en daarnaast gaat het om recreatieterreinen onderling.
De recreatieve functie heeft geen negatieve invloed op het woon- en leefklimaat van de overige woningen of recreatie in de omgeving. Deze liggen namelijk op geruime afstand van het plangebied.
Beperkingen omliggende bedrijven
In de nabije omgeving van het plangebied zijn geen agrarische of andere bedrijven gelegen. Onderlinge toetsing tussen recreatieve verblijven is niet noodzakelijk. Zodoende is geen sprake van beperkingen voor bedrijven in de omgeving.
Aanvaardbaar woon- en leefklimaat bedrijfswoning en verblijfsrecreatie
Aan de noordwestzijde grenst het uitbreidingsterrein aan een agrarisch perceel. Deze percelen worden gescheiden door een sloot en een 10 m brede akkerrand.
Aan deze zijde van het recreatieterrein bevindt zich de ontsluitingsroute geflankeerd door laanbeplanting (8) en afscherming in de vorm van struweel (7) en een boomgroep (1), zie ook figuur 4.8. Op deze manier wordt rekening gehouden met het tegen gaan van spuitdrift. De afstand tussen de akker en de standplaatsen bedraagt circa 20 m. Er is op naastgelegen perceel geen sprake van een boomkwekerij maar teelt van veelal tarwe, aardappelen, luzerne en/of bieten.
Ook aan de zuid- en oostzijde bevinden zich agrarische percelen. Deze worden van het plangebied gescheiden door een weg. Daarnaast bevindt zich aan de oost- en zuidzijde van het nieuwe recreatieterrein een brede zone met landschapselementen waardoor de afstand tussen de agrarische percelen en de standplaatsen ruim 50 m bedraagt.
Figuur 4.8 Uitsnede beplantingsplan
Conclusie
Er is en blijft sprake van een goed woon- en leefklimaat. Vanuit het aspect milieuhinder bestaan er daarmee geen belemmeringen voor onderliggend bestemmingsplan.
Toetsingskader
Bij ruimtelijke plannen wordt ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten gekeken, namelijk:
In het externe veiligheidsbeleid wordt onderscheid gemaakt in het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Voor het GR geldt een oriëntatiewaarde. De gemeente heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
Risicovolle inrichtingen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Op basis van het Bevi geldt voor het PR een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of een nieuwe situatie betreft. Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied van de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Basisnet in werking getreden. Het BEVT vormt de wet- en regelgeving, en de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Met het in werking treden van het BEVT vervalt de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water.
Het BEVT en het bijbehorende Basisnet maken bij het PR onderscheid tussen bestaande en in nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6-waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6-contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute. Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Hiermee wordt geanticipeerd op de beperkingen voor ruimtelijke ontwikkelingen die samenhangen met deze plasbrandaandachtsgebieden.
Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 meter vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.
Buisleidingen
In het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb, 2011) wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Bevi zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op advies van de minister wordt bij de toetsing van externe veiligheidsrisico's van buisleidingen al enkele jaren rekening gehouden met deze risicobenadering. Op grond van het Bevb dient zowel bij consoliderende bestemmingsplannen als bij ontwikkelingen inzicht te worden gegeven in de afstand tot het PR en de hoogte van het GR als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.
Onderzoek
Op Camping Renesse, gelegen aan de westzijde van de Helleweg, is een propaantank aanwezig. Aan de propaantank is een veiligheidsafstand verbonden van maximaal 10 m. De tank is gesitueerd aan de rand van de camping, langs de Korte Moermondsweg. De afstand tot aan de beoogde uitbreiding van recreatiebedrijf Strandpark De Zeeuwse Kust is daarmee ruim voldoende. Verder is in de nabije omgeving van het projectgebied geen risicovolle inrichting aanwezig.
Ten oosten van het plangebied ligt de N57, een basisnetroute waarover het vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. De N57 ligt op zo'n 825 m afstand van de beoogde uitbreiding van het strandpark en op circa 1.150 m van de te ontwikkelen objecten op het huidige strandpark. Daarmee liggen deze ontwikkelingen binnen het invloedsgebied van ongevallen met giftige stoffen op de N57. Het invloedsgebied voor de maatgevende stofcategorie GF3 bedraagt 355 m. Derhalve is de ontwikkeling van de extra standplaatsen niet relevant voor de hoogte van het groepsrisico. De N57 vormt geen belemmering voor de ontwikkeling.
Hiernaast is de beoogde ontwikkeling alsmede het bestaande vakantiepark, gelegen in een zone welke volgens de Risico Index Natuurbrand van Veiligheidsregio Zeeland als natuurbrandgevaarlijk kan worden bestempeld. Dit betreft met name de duinstrook ten noorden van het plangebied. Gezien de klimaatverandering en de steeds vaker voorkomende periodes van (extreme) droogte verdient het dan ook de aandacht om met dit risico rekening te houden bij de inrichting van het park en de beoogde landschapsontwikkeling.
Rondom het projectgebied vindt verder geen relevant (bulk)vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over de weg, het water, het spoor of door buisleidingen. Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de ontwikkeling.
Conclusie
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de ontwikkeling.
Toetsingskader
Wet natuurbescherming (Wnb)
Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht tot één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.
Gebiedsbescherming
Bescherming van natuurgebieden wordt gewaarborgd door de Wet natuurbescherming (Wnb) en de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Natura 2000-gebieden worden beschermd door de Wnb en het Natuurnetwerk Nederland (NNN) wordt beschermd door de Wro.
Natura-2000 gebieden
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat instandhoudingsdoelstellingen voor het gebied, in ieder geval voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).
Een bestemmingsplan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:
De bescherming van deze gebieden heeft een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.
Soortenbescherming
In het Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:
De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldoen moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen, zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijke verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.
Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden. Bij de voorbereiding van de ruimtelijke onderbouwing moet worden onderzocht of de Wet natuurbescherming de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning of ontheffing ingevolge de wet zal kunnen worden verkregen.
Uitwerking Verordening uitvoering Wet natuurbescherming Zeeland
In de provincie Zeeland worden in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden vrijstellingen verleend ten aanzien van de soorten genoemd in bijlage IV bij deze verordening. Het betreft aardmuis, bastaardkikker, bosmuis, bruine kikker, dwergmuis, dwergspitsmuis, egel, gewone bosspitsmuis, gewone pad, hermelijn, huisspitsmuis, kleine watersalamander, meerkikker, ondergrondse woelmuis, ree, rosse woelmuis, tweekleurige bosspitsmuis, veldmuis, vos, wezel en woelrat.
Binnen het plangebied zijn geen beschermde natuurgebieden aanwezig. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied ligt op circa 50 m ten noorden van het projectgebied en betreft de Kop van Schouwen (figuur 4.9). Grenzend aan het plangebied ligt een gedeelte van het NNN. Dit betreft het gebied De Haard/De Helle (figuur 4.10).
Figuur 4.9 Plangebied ten opzichte van Natura 2000-gebied (bron: kaarten.zeeland.nl/map/atlasvanzeeland)
Figuur 4.10 Plangebied ten opzichte van beschermde natuur NNN (bron: kaarten.zeeland.nl/map/atlasvanzeeland)
Effecten op het Natuurnetwerk Zeeland
Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of het beleid van de provincie ten aanzien van het Natuurnetwerk Nederland de uitvoering van het plan niet in de weg staan.
Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Het NNN is in Zeeland uitgewerkt in het Natuur Netwerk Zeeland (NNZ). Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden. Rond de natuurgebieden van het Natuurnetwerk Zeeland geldt een zone van 100 m waarbij nieuwe ontwikkelingen moeten worden beoordeeld op de gevolgen voor de natuur.
Onderzoek
De beoogde uitbreiding grenst aan het NNZ, waar sprake is van de volgende natuurdoeltypen:
Figuur 4.11 Beoogde uitbreiding (rood) ten opzichte van Natuurnetwerk Zeeland (groen) (bron: Atlas van Zeeland)
De ontwikkeling bestaat uit het uitbreiden van het recreatieterrein, water en (natuur)landschap. Als onderdeel van de ontwikkeling wordt een sloot, waterpartij, zwemvijver gegraven. Daarnaast wordt een watergang verbreed. Hiervoor dient ontgronding plaats te vinden.
Effecten op het Natuurnetwerk
Verstoring door geluid
Tijdens de inrichtingswerkzaamheden wordt geluid geproduceerd. Verstoring door geluid is het best onderzocht ten aanzien van vogels. De effecten op deze groep worden daarom als maatgevend beschouwd voor dit thema.
Op basis van gegevens over de bronsterkte (Lwr) van de in te zetten apparatuur (bron: www.AV-consulting.nl) kan de ligging van de 42 dB(A)-contour worden berekend. Deze contour wordt als drempelwaarde voor verstoring van vogels van besloten (bos)landschappen gehanteerd (Reijnen, 1992) en is derhalve van toepassing op het natuurdoeltype N14.03 Haagbeuken- en essenbos. Voor open leefgebieden (zoals N12.02 Kruiden- en faunarijk grasland) geldt een verstoringscontour van 47 dB(A). De 42 dB(A)-contour is daarom maatgevend voor het verstoringseffect. Maatgevend voor de mate van verstoring is het heien van betonpalen. Hei-installaties produceren vooral piekgeluiden waar vogels anders op reageren dan op het meer continue geluid van bijvoorbeeld graafmachines of vrachtwagens. De vraag is derhalve wat het verstoringseffect is van zowel continue geluiden als van piekgeluiden. Door SOVON is een handreiking opgesteld voor het beoordelen van verstoring door vogels (Foppen, R. (2020): 'Vogels en verstoringsbronnen in de Rotterdamse Haven, Handreiking voor een beoordelingskader'). In het rapport van SOVON wordt het volgende gesteld ten aanzien van verstoring door continue en piekgeluiden:
Tabel 4.6 laat de ligging van de geluidscontouren zien van een aantal installaties, machines en voertuigen. Maatgevend voor de piekgeluiden in dit project is het geluid van een eventueel in te zetten heistelling. Voor de continue geluiden is het gebruik van een graafmachine maatgevend voor deze effectbeschrijving. De daarbij behorende ecologische verstoringscontouren van 42 en 70 dB(A) zijn gemarkeerd.
Tabel 4.6 Geluidscontouren aanlegwerkzaamheden
Activiteit | Lwr (dB(A) | Afstand tot bron (m) | |||||||||
42 dB(A) | 47 dB(A) | 50 dB(A) | 60 dB(A) | 70 dB(A) | |||||||
Heien stalen buispalen | 140 | 3927 | 3020 | 2525 | 1220 | 405 | |||||
Heien damwanden | 130 | 2022 | 1518 | 1200 | 450 | 140 | |||||
Heien betonpalen | 126 | 1615 | 1089 | 840 | 295 | 100 | |||||
Intrillen damwanden | 125 | 1502 | 1003 | 770 | 280 | 95 | |||||
Intrillen buispalen | 121 | 1060 | 680 | 510 | 190 | 70 | |||||
Graafmachine | 107 | 291 | 171 | 123 | 56 | 20 | |||||
Compressor | 100 | 221 | 128 | 92 | 35 | 10 | |||||
Geluidarm aggregaat | 93 | 122 | 70 | 50 | 15 | 4 | |||||
Geluidarme pomp (elektrisch) | 90 | 84 | 48 | 34 | 10 | 3 | |||||
60 vrachtwagenbewegingen per uur | 106 | 62 | 35 | 25 | < 2 | - | |||||
24 vrachtwagenbewegingen per uur | 106 | 25 | 14 | 10 | < 2 | - |
Piekgeluid |
Continue geluid |
Beide geluidscontouren van 291 m respectievelijk 171 m overlappen geheel met de 100-meter zone binnen het NNZ. BIJ12 noemt voor N14.03 Haagbeuken- en essenbos de volgende karakteristieke broedvogels: appelvink, boomklever, boomleeuwerik, fluiter, groene specht, kleine bonte specht, middelste bonte specht, nachtegaal, wielewaal en zwarte specht. Alleen de nachtegaal en groene specht zijn als broedvogel aanwezig binnen de 100-meter zone (bron: www.waarneming.nl). Voor N12.02 Kruiden- en faunarijk grasland worden slechts karakteristieke planten en dagvlinders aangegeven; deze zijn niet geluidsgevoelig.
De nachtegaal kent in Nederland de laatste 30 jaar een stabiele tot licht stijgende populatietrend, met name in de duinen. Bij de groene specht is zelfs sprake van een sterk stijgende populatietrend (bron: www.sovon.nl). Een eventueel tijdelijk verstoringseffect door bouwlawaai tijdens de aanlegfase is voor beide soorten zeer klein en verre van significant. Om de verstoring verder te reduceren kan geluidsarm materieel worden ingezet door bijvoorbeeld heipalen te schroeven of elektrische graafmachines in te zetten. Ook kan overwogen worden om de werkzaamheden nabij het NNZ uit te voeren in de wintermaanden, wanneer de nachtegaal afwezig is.
Verstoring door licht
Het eventueel gebruik van kunstlicht tijdens de aanlegfase dient te worden beperkt door gebruik te maken van speciale armaturen die het licht zo min mogelijk verspreiden en aan de boven- en zijkant goed zijn afgeschermd.
Verstoring door recreatiedruk
Het naast gelegen NNZ-gebeid is niet ontsloten door paden en ook niet toegankelijk. Een toename van het aantal recreanten dat verblijft in het plangebied leidt dus niet tot een toename van de recreatiedruk in het natuurgebied.
Verdroging
Waterpeilen in het plangebied
Het plangebied ligt in twee peilgebieden. Aan de oostelijke en zuidelijke zijde van de camping ligt een watervoerende sloot. ER zijn geen detail gegevens over de ligging van de bodem van deze sloot maar er ligt een duiker met b.o.k. 1.60 mNAP. Dus de bodem zal een verglijkbare ligging hebben of 0,1 m lager liggen.
Het peilgebied aan de oostkant heeft een circa 0,6m hogere ligging en is droogvallend. De duikers hebben een ligging van -0.90mNAP.
peilgebied | Zomerpeil (m NAP) | Winterpeil (m NAP) | watervoering |
GPG1267 westelijk deel l | -1.40 | -1.70 | Watervoerend |
GPG1300 oostelijk deel | -0.80 | -1.00 | Droogvallend |
Figuur 4.12 Waterlopen in en rondom het plangebied (Legger Waterschap Scheldestromen)
Figuur 4.13 Begrenzing peilvakken (Aannemingsmaatschappij van Gelder B.V. )
Ingrepen in het watersysteem
De ingrepen in het watersysteem zijn:
Figuur 4.14 Watersysteem in het plangebied (Aannemingsmaatschappij van Gelder B.V.)
Effect van de ingrepen op mogelijke verdroging van het natuurgebied
Gesteld kan worden dat de beoogde ingreep zeker geen negatief effect zal hebben op het natuurgebied. Dit vanwege:
Gesteld kan worden dat de maatregelen een positief effect zullen hebben in de vorm van minder verdroging en het beter vasthouden van gebiedseigen water.
Vermesting en verzuring
Met het opheffen van ruim 14 hectare gangbare akkerbouw verdwijnt ook de bemesting op dit landbouwareaal en daarmee de ammoniakemissie in de richting van het naastgelegen natuurgebied. Daardoor zullen vermesting en verzuring in het natuurgebied afnemen hetgeen de ontwikkeling van met name het hier beoogde natuurdoeltype N12.02 Kruiden- en faunarijk grasland kansrijker maakt.
Vergiftiging
Met het opheffen van ruim 14 hectare gangbare akkerbouw verdwijnt ook het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen op dit landbouwareaal en daarmee de verwaaiing in de richting van het naastgelegen natuurgebied. Daardoor zal de vergiftiging in het natuurgebied afnemen hetgeen de ontwikkeling van alle natuurdoelen kansrijker maakt.
Conclusie
De ontwikkeling leidt tot licht negatieve ecologische effecten op het naastgelegen NNZ (tijdelijke verstoring door geluid maar ook tot relevante, blijvende positieve effecten (afname vermesting, verzuring en vergiftiging). Per saldo zal de ontwikkeling geen significant negatieve effecten hebben op het NNZ. Het provinciaal beleid ten aanzien van het NNZ staat derhalve de uitvoering van het plan niet in de weg.
Effecten op Natura 2000
Indirecte negatieve effecten op Natura 2000-gebieden kunnen als gevolg van de geplande werkzaamheden niet op voorhand worden uitgesloten.
De aanleg, bouw en het gebruik van de uitbreiding en herinrichting van het recreatieterrein kan tijdens de realisatie- en gebruiksfase mogelijk leiden tot een toename in stikstofemissie. Daarom is een stikstofberekening uitgevoerd voor deze fasen. Uit de verschilberekening in AERIUS Calculator blijkt dat er sprake zal zijn van een afname van de depositie in Natura-2000 gebied, doordat er niet langer sprake zal zijn van bemesting van de agrarische gronden. In bijlage 12 is het stikstofonderzoek opgenomen.
Het projectgebied bevindt zich in de nabijheid van beschermde natuur. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied bevindt zich op voldoende afstand op directe effecten uit te sluiten.
Quickscan beschermde soorten
Om te onderzoeken of de herontwikkeling van het recreatiepark niet strijdig is met de Wet natuurbescherming op het onderdeel soortenbescherming is een quickscan ecologie uitgevoerd (bijlage 10). Deze quickscan is uitgevoerd in 2022 toen de plannen ook het integreren van het Natuurnetwerk Zeeland aan de noordzijde van de uitbreiding behelsde. Inmiddels zijn de percelen die onderdeel uitmaken van het Natuurnetwerk geen onderdeel meer van de plannen. Uit de quickscan is gebleken dat aanvullend onderzoek naar de aanwezigheid van broedvogels, gebouwbewonende vleermuizen, huismus, glad biggenkruid, boomkikker, heikikker, rugstreeppad, levendbarende hagedis, bunzing, haas, hermelijn en de wezel noodzakelijk is om te onderzoeken wat de functie van het plangebied voor deze beschermde soorten is. Daarnaast wordt aanbevolen werkzaamheden buiten het broedseizoen van vogels plaats te laten vinden en de nachtelijke verlichting tijdens de werkzaamheden zo veel mogelijk te beperken op verstoring van foeragerende en passerende vleermuizen en daarmee overtreding van de verbodsbepalingen in de Wet natuurbescherming te voorkomen. Indien in de nieuwe situatie additionele nachtelijke verlichting wordt toegepast, is het wenselijk gebruik te maken van een richtarmatuur zodat strooilicht naar de omgeving wordt voorkomen, met name bij de gras- en akkerlanden en bosschages, welke in de huidige situatie onverlicht zijn.
Nader onderzoek beschermde soorten
Naar aanleiding van de resultaten uit de quickscan is inventariserend veldonderzoek uitgevoerd naar amfibieën, glad biggenkruid, haas, huismus, levendbarende hagedis en kleine marterachtigen (zie bijlage 11). Ook dit onderzoek is uitgevoerd toen de plannen ook het integreren van het Natuurnetwerk Zeeland aan de noordzijde van de uitbreiding behelsde. Uit dit onderzoek is gebleken dat bij het verwijderen van de groenstructuren en het dempen van watergangen respectievelijk landbiotoop en voortplantingswater van de boomkikker verloren kan gaan en daarnaast individuen van de boomkikker kunnen worden gedood.
Daarnaast kan geschikt habitat voor verblijfplaatsen van de haas en wezel in het plangebied verloren gaan, ook hier is ontheffing van de Wet natuurbescherming noodzakelijk (artikel 3.10, lid 1b). Wanneer er voldoende alternatief leefgebied in de omgeving aanwezig is en bij de uitvoering van de werkzaamheden doden van individuen wordt voorkomen, kan hiervoor ontheffing worden verkregen. In het plangebied en in de directe omgeving is voldoende alternatief leefgebied aanwezig.
De nestlocaties van de huismus zijn aanwezig in het animatiegebouw, werkzaamheden aan het animatiegebouw maken geen onderdeel uit van voorliggende aanvraag.
In het projectgebied zijn geen individuen van de heikikker, levendbarende hagedis en de rugstreeppad waargenomen. Direct ten noorden van het projectgebied zijn individuen van de rugstreeppad waargenomen. Ondanks dat de rugstreeppad niet waargenomen is in het projectgebied, kunnen de watergangen in het projectgebied gebruikt worden als voortplantingswater van de rugstreeppad.
In het projectgebied zijn geen exemplaren van het glad biggenkruid of andere beschermde vaatplanten waargenomen.
Vervolg
Voor de werkzaamheden is ontheffing van de Wnb noodzakelijk. Mogelijke maatregelen bestaan onder andere uit.:
Er blijven meer dan genoeg geschikte bosschages over op het recreatieterrein. Bovendien wordt het aanliggende natuurgebied (essentieel leefgebied voor boomkikker) niet aangetast en blijven daar de bosschages gehandhaafd. Zodat eventueel benodigde ontheffing naar verwachting kan worden verleend.
Inmiddels is ontheffing van de Wnb aangevraagd bij de Provincie Zeeland. Diverse mitigerende maatregelen zijn vooruitlopend op de ontheffing al getroffend.
Werkzaamheden dienen buiten het broedseizoen van vogels plaats te vinden en de nachtelijke verlichting tijdens de werkzaamheden dient zo veel mogelijk beperkt te worden op verstoring van foeragerende en passerende vleermuizen. Indien in de nieuwe situatie additionele nachtelijke verlichting wordt toegepast is het wenselijk gebruik te maken van een richtarmatuur. Wel dienen mitigerende maatregelen worden getroffen en ontheffing van de Wnb verleend te zijn.
Toetsingskader
Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden. Planologisch relevante leidingen zijn leidingen waarin de navolgende producten worden vervoerd:
Toetsing
In het projectgebied liggen geen planologisch relevante leidingen. In of in de nabijheid van het projectgebied liggen wel diverse niet-planologisch relevante leidingen, zoals rioolleidingen, leidingen voor nutsvoorzieningen en drainageleidingen. Ook ligt er een drinkwatertransportleiding van Evides op het perceel (zie figuur 4.15). Met deze leiding is rekening gehouden, op en direct langs de leiding wordt geen bebouwing mogelijk gemaakt. Hier is de parkeerplaats en de toegangsweg voorzien. Hierover wordt afstemming gezocht met Evides. De nieuwe eenheden worden geplaatst conform de voorwaarden die Evides stelt aan werken nabij waterleidingen. Het aspect kabels en leidingen vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling. In het voorliggende bestemmingsplan is de dubbelbestemming Leiding - Water opgenomen, hieraan zijn voorwaarden verbonden ter bescherming van de waterleiding.
Figuur 4.15 Uitsnede gebiedsvisie met in blauw de drinkwaterleiding en in rood het plangebied
Op het moment van daadwerkelijke realisering van de voorgenomen ontwikkeling zal tenminste drie werkdagen voor de aanvang van graafwerkzaamheden door degene die de graafwerkzaamheden uitvoert contact (moeten) worden opgenomen met het Kabels en Leidingen Informatie Centrum (KLIC), waarbij gemeld (moet) worden waar en wanneer wordt gegraven.
Conclusie
Het aspect kabels en leidingen staat de ontwikkeling niet in de weg.
Toetsingskader
In de Klimaatadaptatiestrategie voor Zeeland (KasZ) hebben de verschillende overheden vastgelegd hoe in Zeeland aangepast wordt aan het veranderende klimaat en de gevolgen daarvan. Denk hierbij aan wateroverlast en hitteproblematiek in bebouwd gebied, drinkwaterbeschikbaarheid, schade aan kabels en leidingen door zetting en toename van verzilting van de bodem door meer zoute kwel als gevolg van langdurige droogte en zeespiegelstijging. In de KasZ staan per doelgroep opgaven benoemd die moeten worden aangepakt.
Conclusie
In paragraaf 4.7 van de KasZ staan doelen benoemd ten aanzien van recreatie.
In de planvorming is groen (in de vorm van hagen en bomen) als afronding per standplaats onderdeel van het kavelpaspoort. Hiermee wordt schaduwwerking op de standplaatsen bevorderd. Voor het overige worden op het terrein meerdere ruime groenstroken met bomen ingericht. Hemelwater kan vastgehouden worden en geeft verkoeling bij hitte. Ook is er voldoende ruimte voor het opvangen van buien en het zoeken van verkoeling in de zomer door de aanleg van een nieuwe en ruime (speel)vijver.
Toetsingskader
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:
Op 7 juli 2017 is een aanpassing van het Besluit m.e.r. in werking getreden met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling. Zo moet voor de ontwerpbestemmingsplanfase een m.e.r-beoordelingsbeslissing worden genomen, waarin wordt aangegeven of wel of geen milieueffectrapportage nodig is, gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten en mogelijke mitigerende maatregelen.
Toetsing en conclusie
In het Besluit milieueffectrapportage is in categorie D (sectie D 10) opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een permanent kampeer- en caravanterrein m.e.r.-beoordelingsplichtig In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 25 hectare of meer en 250.000 bezoekers of meer per jaar telt. De beoogde ontwikkeling blijft onder deze drempelwaarden. Dit betekent dat kan worden volstaan met een zogenaamde 'vormvrije m.e.r.-beoordeling'. Deze beoordeling is opgenomen in bijlage 15.
In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is geregeld dat alle nieuwe ruimtelijke plannen, waaronder bestemmingsplannen, digitaal moeten worden vervaardigd, met inachtneming van de daartoe wettelijk verplicht gestelde ruimtelijke ordeningsstandaarden (SVBP2012, IMRO2012, STRI2012). Op die wijze zijn bestemmingsplannen onderling vergelijkbaar en ook digitaal uitwisselbaar. Ook de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en de gemeentelijke standaardregels voor de bestemmingsplannen zijn van belang voor bestemmingsplannen.
Op grond van SVBP2012 hebben de hoofdstukken waarin de regels zijn opgenomen, de volgende vaste volgorde.
Bestemmingsregels
In hoofdstuk 2.3 is de beoogde ontwikkeling beschreven. Hierna wordt ingegaan op de regels van de gehanteerde bestemmingen in relatie met de beoogde ontwikkeling. Daarbij zijn de regels van het bestemmingsplan Kop van Schouwen als uitgangspunt genomen, omdat de gemeente Schouwen-Duiveland deze als standaardregels hanteert. Voor een uitgebreide uitleg van de bestemmingsregels wordt verwezen naar de toelichtingen op de bestemmingsplannen Kop van Schouwen en de 1ste herziening daarvan.
Groen (Artikel 3)
Deze bestemming is opgenomen voor landschap A behorende bij het recreatieterrein, uitgezonderd het deel dat tussen het Natuurnetwerk Zeeland ligt dat de bestemming Natuur heeft gekregen. Deze bestemming regelt het behoud, herstel en ontwikkeling van landschaps- en natuurwaarden in de vorm van water, groen en landschapselementen en de aan de bestemming ondergeschikte extensieve dagrecreatie met bijbehorende recreatieve fiets-, wandel- en ruiterpaden, zwemwater en voorzieningen.
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht, zodat er bijvoorbeeld meubilair geplaatst kan worden langs de wandelpaden. Ter bescherming van de hiervoor genoemde waarden zijn bepaalde werken en werkzaamheden alleen met een omgevingsvergunning toegestaan.
Groen - Landschappelijk (Artikel 4)
Deze bestemming is opgenomen voor groene buitenranden van het bestaande deel van Strandpark De Zeeuwse Kust en regelt primair de landschappelijke afscherming van het recreatieterrein door opgaande beplanting van voornamelijk streekeigen soorten en voor geluidwerende voorzieningen, een grondwal inbegrepen. Voor de bestemming is de breedte van het geldende bestemmingsplan overgenomen, deze is ten minste 10 m.
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht. Ter bescherming van de hiervoor genoemde waarden zijn bepaalde werken en werkzaamheden alleen met een omgevingsvergunning toegestaan.
Natuur (Artikel 5)
Deze bestemming is opgenomen voor het perceel tussen de twee percelen Natuurnetwerk Zeeland dat nu agrarisch in gebruik is. De natuurbestemming is overgenomen uit het bestemmingsplan Kop van Schouwen.
Recreatie - Kampeerterrein (Artikel 6)
De gehele camping, exclusief de hiervoor vermelde groenstroken en landschapsontwikkeling, heeft deze bestemming gekregen.
Binnen de bestemming Recreatie - Kampeerterrein zijn diverse specifieke functieaanduidingen opgenomen voor onder andere de bedrijfswoning, de permanente standplaatsen, het kinderhotel, de locaties voor dienstverlening en beheer en de standplaatsen voor het personeel). De aanduidingen die het maximum aantal standplaatsen en het maximum aantal niet-permanente standplaatsen regelen, gelden voor de gehele camping.
In lid 6.2 is bepaald dat gebouwen in het bouwvlak dienen te worden opgericht (gebouwd). In feite geldt dit alleen voor de hoofdgebouwen met centrale voorzieningen (zoals de receptie en horecavoorzieningen van de camping), voor de bedrijfswoning en voor het kinderhotel. Buiten het bouwvlak zijn namelijk gebouwen voor centraal sanitair en gebouwen die op een standplaats thuishoren, zoals kampeerhuisjes en bijgebouwen bij kampeermiddelen toegestaan. Op alle toeristische standplaatsen (niet-permanente standplaatsen) is privésanitair rechtstreeks mogelijk gemaakt met een maximaal oppervlak van 6 m². De maximale oppervlakte en bouwhoogte voor stacaravans en kampeerhuisjes zijn conform het geldende beleid. Voor de oppervlakte van de stacaravans bij Camping Renesse is conform de verleende omgevingsvergunning een afwijkende maat van maximaal 70 m² opgenomen. Ter plaatse van het beoogde speelhuis/vuurtoren aan de speelvijver is een afwijkende bouwhoogte van 8 m opgenomen.
Binnen deze bestemming is het mogelijk lichte, ondersteunende horeca-activiteiten (categorie 1a dan wel 1b van de Staat van Horeca-activiteiten), en detailhandel te exploiteren. Voor de Staat van Horeca-activiteiten is een andere, nieuwere staat opgenomen dan de staat die in het bestemmingsplan Kop van Schouwen wordt gebruikt. De nieuwe staat is ontleend aan de gemeentelijke horecavisie.
Voor horeca geldt een maximum oppervlak van 1.500 m2 (exclusief terras). Voor ondersteunende detailhandel is een maximum maat opgenomen van 500 m².
Het maximum aantal standplaatsen en daarbinnen het maximum aantal permanente standplaatsen zijn met maatvoeringsaanduidingen op de verbeelding vastgelegd. Het gaat daarbij om een maximum totaal aantal van 542 standplaatsen en een maximum van 362 niet- permanente standplaatsen en 180 permanente standplaatsen.
In de specifieke gebruiksregels zijn aanvullende regels opgenomen voor het gebruik. Om te borgen dat aan de regeling uit de gebiedsvisie wordt voldaan is opgenomen dat
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - recreatieterrein Rampweg' de oppervlakte die gebruikt wordt als recreatieterrein ten hoogste 46.804 m² bedraagt. Daarnaast is een een voorwaardelijke verplichting voor het gebruik als recreatieterrein opgenomen. Ter plaatse van het uitbreidingsterrein (waar de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - recreatieterrein Rampweg' is opgenomen) is gebruik ten behoeve van verblijfsrecreatie uitsluitend toegestaan, indien het landschap als bedoeld in artikel 3 lid 3.1 is aangelegd conform bijlage 2 en vervolgens aldus in stand wordt gehouden en het natuurlandschap als bedoeld in artikel 5 lid 5.1 is aangelegd en in stand wordt gehouden.
Wonen ( Artikel 7)
Deze bestemming is opgenomen voor de voormalige bedrijfswoning aan de noordzijde van het terrein. De woning maakt geen deel uit van de camping. De relevante regels uit het bestemmingsplan Kop van Schouwen zijn overgenomen, met als aanvulling dat het hier gaat om een cultuurhistorisch waardevolle voormalige boerderij, waarvoor een sloopbepaling is opgenomen. Daarnaast is de bestaande rijbak toegestaan door middel van een functieaanduiding 'rijbak'.
Dubbelbestemming Leiding- Water (Artikel 8
Gronden met deze bestemming zijn mede bestemd voor een strook ten behoeve van de bescherming van de waterleiding. Op grond van de regels behorend bij deze bestemming mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van deze dubbelbestemming. Daarnaast zijn voorwaarden opgenomen voor het verlenen van een vergunning voor een werk.
Dubbelbestemming Waarde - Archeologie 6 ( Artikel 9 ) en Waarde - Archeologie 7 (Artikel 10)
In het bestemmingsplan zijn twee archeologische dubbelbestemmingen opgenomen. De dubbelbestemmingen zijn met een arcering op de verbeelding weergegeven. De regeling heeft tot doel de bescherming en veiligstelling van het archeologisch erfgoed in de bodem. Hiervoor is het beleid zoals dat is vermeld in paragraaf 4.3.1 leidend. De regeling is gebaseerd op de standaardregels in de gemeentelijke bestemmingsplannen (waaronder ook die in het geldende bestemmingsplan Kop van Schouwen).
Algemene regels
Deze algemene regels bestaan uit een aantal algemene, niet aan specifieke bestemmingen gekoppelde, bepalingen.
Anti-dubbeltelregel (Artikel 13)
Deze bepaling is ingevolge artikel 3.2.4 van het Bro verplicht voorgeschreven. Doel van deze bepaling is te voorkomen dat er meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogt, bijvoorbeeld ingeval (onderdelen van) percelen van eigenaar wisselen.
Algemene bouwregels (Artikel 14)
Dit artikel het lid Bestaande afwijkende maatvoering. Dit is een regeling voor bestaande maten die afwijken van de voorgeschreven maten in deze regels. Het artikel betreft uitsluitend een bouwbepaling en geen gebruiksbepaling. Met deze bepaling wordt voorkomen dat bestaande bouwwerken, die wat betreft afstandsmaten of andere maten afwijken van de maatvoering zoals vastgelegd in dit bestemmingsplan, - onbedoeld - geheel of gedeeltelijk onder het overgangsrecht komen te vallen. In de bepaling is nadrukkelijk vastgelegd dat op de bedoelde bestaande afwijkingen het overgangsrecht niet van toepassing is.
Daarnaast is een lid opgenomen dat verlichte reclame-uitingen geen hinderend licht naar boven mogen uitstralen en tevens skybeamers niet mogelijk maakt.
Algemene gebruiksregels (Artikel 15)
Dit artikel is overgenomen uit de 1ste herziening Kop van Schouwen en bevat een verbod om gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd met de aan de grond gegeven bestemming(en).
Algemene afwijkingsregels (Artikel 16)
Voor ondergeschikte afwijkingen van de bestemmingsplanbepalingen (de bouwregels) is een algemene afwijkingsregel opgenomen.
Algemene wijzigingsregels (Artikel 17)
In dit artikel (lid 17.1) is een algemene flexibiliteitsbepaling opgenomen om voor bepaalde onderdelen van bestemmingen of gebouwen dan wel bouwwerken af te wijken van de bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein.
Het criterium 'van belang voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken' gaat in de meeste gevallen om de praktische uitvoering van het plan, waarbij geen belangen van derden worden geschaad.
Het criterium 'in verband met de werkelijke toestand van het terrein' is vooral aan de orde in situaties waarbij een terrein of gebied een geheel nieuwe inrichting krijgt en waarbij in het veld maar weinig aanknopingspunten zijn. Bij het uitzetten van het gebied blijkt dat de afmetingen niet exact gelijk zijn aan de coördinaten op tekening/in het digitale bestand en dat de situering van de nieuwe openbare wegen en de uitgeefbare percelen iets moet worden aangepast. Gezien de nauwkeurigheid van tegenwoordig, gaat het daarbij om centimeters in plaats van meters.
Overige regels (Artikel 18)
Dit artikel bevat de 'Wettelijke regelingen'
Ten aanzien hiervan wordt het volgende opgemerkt. In de regels van bestemmingsplannen wordt met enige regelmaat verwezen naar een (andere) wettelijke regeling of wordt een procedure, begrip en/of functie uit die andere regeling van toepassing verklaard). Ook in de begripsbepalingen komen die verwijzingen voor. Op grond van jurisprudentie mag een bestemmingsplan slechts volgens de vereiste procedure van de Wro worden gewijzigd. Het impliciet wijzigen van een bestemmingsplan door wijzigingen in wetgeving in de bepalingen waarnaar wordt verwezen, is niet toegestaan. Het is dan ook nodig dat verwijzingen naar toepasbare wettelijke regelingen worden gefixeerd, namelijk naar de tekst ervan zoals die op het moment van vaststelling van het plan gold. Uit praktische overwegingen is er voor gekozen in dit hoofdstuk van de regels een artikel 'Wettelijke regelingen' op te nemen, waarin is bepaald dat alle wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luidden op het moment van vaststelling van het plan. Hierdoor behoeft niet meer telkens te worden verwezen naar publicaties in het staatsblad.
Toelichting op de overgangs- en slotbepalingen
In artikel 19 Overgangsrecht is het overgangsrecht ten aanzien van het gebruik en het bouwen in strijd met het plan geregeld. In lid 19.1 is de in artikel 3.2.1 Bro voorgeschreven bepaling omtrent het overgangsrecht voor bouwwerken opgenomen. In lid 19.2 is de in artikel 3.2.2 Bro voorgeschreven bepaling omtrent het overgangsrecht voor gebruik opgenomen.
In de Wet ruimtelijke ordening is verplicht kostenverhaal door de gemeente opgenomen. De gemeente legt dit kostenverhaal vast in een exploitatieplan. Van een exploitatieplan kan worden afgeweken door in het kostenverhaal anderszins te voorzien (anterieure overeenkomst met alle grondeigenaren in het plangebied of volledig grondeigendom). Er is sprake van kostenverhaal (artikelen 6.2.3. tot en met 6.2.5. Besluit ruimtelijke ordening (Bro)) als een bouwplan zoals aangegeven in artikel 6.2.1 Bro wordt mogelijk gemaakt. Volgens dit laatste artikel gaat het om
Geen exploitatieplan is nodig indien het verhaal van de kosten van grondexploitatie anderszins verzekerd is. Tussen de gemeente en initiatiefnemer is voor deze ontwikkeling een anterieure overeenkomst afgesloten waarin onder meer het kostenverhaal en eventuele planschade zijn geregeld. Een exploitatieplan is om deze reden niet noodzakelijk. Voor de aankoop, planontwikkeling en uitvoering zijn door de initiatiefnemer voldoende middelen gereserveerd.
Voorliggende ontwikkeling wordt geheel bekostigd door Strandpark De Zeeuwse Kust, waaronder ook eventuele planschadeclaims. Voor de gemeente Schouwen-Duiveland zijn er ten aanzien van de uitvoering geen financieel - economische risico's aan het initiatief verbonden. Strandpark De Zeeuwse Kust heeft aannemelijk gemaakt dat de ontwikkeling financieel haalbaar is. Hiermee is de financiële uitvoerbaarheid gewaarborgd.
In het kader van het vooroverleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het concept-ontwerpbestemmingsplan toegestuurd aan de volgende instanties (de wettelijke vooroverlegpartners):
Waterschap Scheldestromen en Veiligheidsregio Zeeland hebben gereageerd. De reacties zijn hieronder samengevat en van beantwoording voorzien.
Waterschap Scheldestromen
Op 13 november 2023 heeft het waterschap Scheldestromen gereageerd.
Waterbeheer
Waterschap geeft aan dat rekening gehouden moet worden met de obstakelvrije onderhoudsstroken langs oppervlaktewater in beheer bij het waterschap. Deze onderhoudsstroken zijn ook langs de N652 5.00m1 breed.
Wegbeheer
Waterschap geeft aan dat ze verwachten dat de verkeersafwikkeling van de toename verkeer op met name de Lange Moermondsweg onvoldoende vlot en veilig kan gebeuren en dat dit om aanpassing van de infrastructuur vraagt. Gezien de toekomstige functie en het gebruik van deze waterschapswegen, binnen het bestaande wegennetwerk, bestaat vanuit het waterschap de nadrukkelijke behoefte om over het toekomstig wegbeheer van deze wegen in gesprek te gaan met de gemeente Schouwen-Duiveland. Daarnaast dient aan een aantal modaliteiten (fiets,voet- en landbouwverkeer) meer aandacht te worden besteed.
Waterberging
Er wordt 8.639m2 water aangelegd wat ruim voldoende watercompensatie geeft voor de toename van het verharde oppervlak van 13.144m2.
Reactie
Naar aanleiding van de het wateradvies is overleg geweest tussen Waterschap en gemeente, daarbij is ook de capaciteit van de weg en bestaande intensiteiten ter sprake gekomen. Vervolggesprekken worden nog gevoerd. Verder de verkeersparagraaf uitgebreid.
Met de eis ten aanzien van de onderhoudsstroken is in de planvorming reeds rekening gehouden.
Veiligheidsregio Zeeland
Samenvatting
Ten oosten van het plangebied ligt de N57, een basisnetroute waarover het vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. De N57 ligt op zo'n 825m afstand van de beoogde uitbreiding van het Strandpark en op circa 1150 meter van de te ontwikkelen objecten op het huidige Strandpark. Daarmee liggen deze ontwikkelingen binnen het invloedsgebied van ongevallen met giftige stoffen op de N57.
Hiernaast is de beoogde ontwikkeling alsmede het bestaande vakantiepark, gelegen in een zone welke volgens de Risico Index Natuurbrand van Veiligheidsregio Zeeland als natuurbrandgevaarlijk kan worden bestempeld. Dit betreft met name de duinstrook ten noorden van het plangebied. Gezien de klimaatverandering en de steeds vaker voorkomende periodes van (extreme) droogte verdient het dan ook de aandacht om met dit risico rekening te houden bij de inrichting, bijvoorbeeld bij het aanplanten van vegetatie.
Mechanische ventilatie dient handmatig te kunnen worden uitgeschakeld om te kunnen schuilen voor een toxisch scenario. Ook dienen noodplannen te worden opgesteld, veiligheidsregio adviseert dit mede op basis van het natuurbrandrisico en het toxisch scenario te doen.
Voor de beoordeling van de beheersbaarheid bij een brand in het plangebied hanteert de Veiligheidsregio de Handreiking Bluswatervoorziening en Bereikbaarheid 2012 van Brandweer Nederland.
Reactie
In het kader van het kwaliteitsverbeteringsplan is bij de aanleg van nieuwe wegen rekening gehouden met de minimale eisen vanuit de Veiligheidsregio Zeeland. Voor opstelplaatsen is ook voldoende ruimte. Het realiseren van primaire bluswatervoorzieningen en het waar mogelijk geschikt maken van de vijver als secundaire bluswatervoorziening zal in de nadere uitwerking van de plannen vorm krijgen.
Provincie Zeeland
Provincie Zeeland heeft een aantal vragen gesteld die relatie houden met de gebiedsvisie Rampweg, het aantal eenheden en de borging van de aanleg van het landschap. Daarnaast vraagt de provincie naar de herkomst van eenheden voor het te huisvesten van personeel.
Reactie
De gebiedsvisie die in nauwe samenspraak met provincie is uitgewerkt geeft de ontwikkelingsmogelijkheden aan in het gebied van de visie. Voorliggend bestemmingsplan is onderdeel van de uitwerking van deze gebiedsvisie. De uitgangspunten, maximale aantallen en andere contouren staan in de visie waarmee rekening wordt gehouden bij het opstellen van die bestemmingsplannen. In voorliggend bestemmingsplan is dit gedaan door een maximum oppervlakte op te nemen voor gronden die ingericht worden als recreatieterrein (46.804 m²) op te nemen. Dit is 30% van het totaal oppervlakte uitbreiding (15.6014 m²). Daarnaast dient 50% van de gronden ingericht worden als 'Natuur A' (78.007 m²). In voorliggend bestemmingsplan zijn die gronden in de bestemmingen Natuur (14.999 m²) en Groen (59.447 m²) en Groen Landschappelijk opgenomen (1.470 m²) opgenomen. Daarnaast is ook de vijver, exclusief oevers (landschap A) in Recreatie opgenomen, omdat hier ook gezwommen kan worden. In het bestemmingsplan wordt een voorwaardelijke verplichting opgenomen, waarin de aanleg van het landschap conform het landschapsplan voor de ingebruikname is geborgd.
Voor wat betreft het aantal eenheden betreft de uitbreiding de 2x 15% regeling waarbij 15% mag worden uitgebreid vanwege ene te maken kwaliteitsslag en de andere 15% wanneer men ook verduurzaamd, conform de mogelijkheden zoals ook in de gebiedsvisie opgenomen. Voor uitvoering van dit soort kostbare werken dienen ook inkomsten gegenereerd te worden. Dit wordt dus o.a. gedaan door uitbreiding.
Voor het aantal eenheden voor huisvesting personeel geldt dat deze noodzakelijk zijn voor de huisvesting van personeel in het hoogseizoen. Hiervoor gelden specifieke regels. In paragraaf 2.3 is aandacht besteed aan de noodzaak hiervan.
Het ontwerpbestemmingsplan 'Helleweg 8, Noordwelle Uitbreiden strandpark de Zeeuwse Kust' heeft van 22 december 2023 tot en met 2 februari 2024 ter inzage gelegen waarbij eenieder in de gelegenheid is gesteld een zienswijze in te dienen op het ontwerpbestemmingsplan. Tijdens deze periode zijn 4 schriftelijke zienswijzen kenbaar gemaakt. Tijdens deze periode zijn 4 schriftelijke zienswijzen kenbaar gemaakt. De zienswijzen zijn samengevat en van beantwoording voorzien in bijlage 16.
Na vaststelling wordt het bestemmingsplan voor de tweede maal 6 weken ter visie gelegd. Gedurende deze periode kunnen belanghebbenden tegen het vaststellingsbesluit beroep instellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Indien geen beroep wordt ingesteld, is het plan na deze beroepstermijn onherroepelijk en treedt het plan in werking.