direct naar inhoud van Bijlagen bij de toelichting
Plan: Jachthaven Dukra
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0479.STED3926BP-0301

Bijlagen bij de toelichting

Bijlage 1 Beleidskaders

Hoofdstuk 1 Algemene nationale beleidskaders

In dit hoofdstuk staat een samenvatting van de ruimtelijke beleidskaders die van toepassing zijn voor het plangebied. Iedere paragraaf besluit met een conclusie waarin de betekenis van het beleid voor het project en plangebied is opgenomen.

1.1 Nationale omgevingsvisie (NOVI)

De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) bevat de hoofdzaken van het beleid voor de fysieke leefomgeving. Uit de Omgevingswet volgt dat al het strategische beleid uit de bestaande beleidsdocumenten, met en zonder wettelijke grondslag, én het nieuwe strategische beleid op het beleidsterrein van de fysieke leefomgeving worden opgenomen in de NOVI. Het gaat om het strategisch beleid, omdat de NOVI een visie is en de hoofdzaken bevat van het beleid voor de fysieke leefomgeving (artikel 3.2 Omgevingswet).

De NOVI geeft richting en helpt om keuzes te maken; te kiezen voor slimme combinaties van functies; uit te gaan van de specifieke kenmerken en kwaliteiten van gebieden. En er nu mee aan de slag te gaan en beslissingen niet uit te stellen of door te schuiven. Dit gebeurt in nauwe samenwerking met het Rijk, provincies, gemeenten, maatschappelijke organisaties, bedrijven en inwoners van ons land. Zo bouwen we als één overheid aan een mooier en duurzamer Nederland.

1.2 Besluit ruimtelijke ordening (Bro)

In artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) uit 2010, waarin de Wro nader is uitgewerkt, is opgenomen dat per 1 januari 2012 bij het maken van bestemmingsplannen een beschrijving moet worden opgenomen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden. In de toelichting van de Bro staat dat dit betekent dat gemeenten een analyse moeten verrichten van de cultuurhistorische waarden en daar conclusies aan verbinden die in een bestemmingsplan verankerd worden. Dit vermindert de noodzaak tot het aanwijzen van nieuwe beschermde monumenten omdat aan het belang van de cultuurhistorie dan waarde wordt toegekend via het proces van de ruimtelijke ordening. Het cultuurhistorisch onderzoek is te vinden in paragraaf 4.3 en bijlage 4 van voorliggend bestemmingsplan.

Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) bevat een uitwerking van bepalingen uit de Wet ruimtelijke ordening (Wro) met eisen waaraan een bestemmingsplan moet voldoen. In het Bro is onder andere in artikel 3.1.6 lid 2 Bro de ladder voor duurzame verstedelijking verankerd. Deze ladder is gericht op vraaggericht programmeren en het zorgvuldig benutten van ruimte. De ladder bevat drie treden waarmee ruimtelijke besluiten moeten worden gemotiveerd.

De ladder voor duurzame verstedelijking houdt het volgende in:

Trede 1: Er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet ineen actuele regionale behoefte;

Trede 2: Indien uit de beschrijving onder 1 blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;

Trede 3: Indien uit de beschrijving onder 2 blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende manieren van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

In paragraaf 4.11 is de ladder voor duurzame verstedelijking beoordeeld. Het plan is getoetst aan de ladder. Geconcludeerd is dat het plan aan de principes van de ladder voldoet.

1.3 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

De juridische borging van de nationale belangen vindt plaats in het Barro. In het Barro zijn onder andere de regelingen met betrekking tot het Natuurnetwerk Nederland (voorheen de Ecologische Hoofdstructuur (EHS)), Rijksbufferzones, Nationale Landschappen, de Waddenzee en militaire terreinen opgenomen. Een aantal regelingen is ‘getrapt’ vastgelegd. Provincies en gemeenten zijn verplicht het beleid nader uit te werken, wanneer de regeling getrapt is. Wanneer een van deze regelingen geldt voor het plangebied, moeten deze in het bestemmingsplan verplicht worden uitgewerkt.

Het Barro bevat geen verplichtingen specifiek voor dit plangebied. De voorgenomen ontwikkeling is niet in strijd met de voorschriften uit het Barro.

1.4 Luchthavenindelingsbesluit Schiphol (LIB)

Het rijksbeleid voor Schiphol is geformuleerd in de Wet tot wijziging van de Wet luchtvaart ('Wijzigingswet', 2003). De ruimtelijke consequenties van de Wijzigingswet staan in het Luchthavenindelingbesluit (LIB). In dit besluit is een beperkingengebied opgenomen waarbinnen beperkingen worden gesteld ten aanzien van het gebruik en de bestemming van de grond voor zover deze noodzakelijk zijn met het oog op veiligheid en geluidsbelasting. Het plangebied ligt binnen de zone van het LIB Schiphol. Dit betekent dat nieuwbouw van geluidgevoelige bestemmingen zoals woningen getoetst moet worden aan het Luchthavenindelingbesluit (LIB).

Indien uit toetsing blijkt dat nieuwbouw niet mogelijk is binnen de wetgeving van het Luchthavenindelingbesluit kan de Inspectie Leefomgeving en Transport (namens de bewindslieden) voor een beperkt aantal categorieën ontheffing verlenen; de afgifte van een zogenoemde verklaring van geen bezwaar op basis van artikel 8.9 van de Wet luchtvaart.

In paragraaf 4.14 wordt verder ingegaan op de gevolgen van de aanwezigheid van Schiphol en het LIB voor dit bestemmingsplan. De conclusie is dat het plan aan het LIB voldoet. In bijlage 9 is tevens een LIB-rapportage opgenomen.

1.5 Omgevingswet

Door de Omgevingswet wordt het wettelijke kader voor burgers, ondernemers en overheden inzichtelijker en ontwikkeling en beheer van de leefomgeving beter beheersbaar. Onderwerpen die in de nieuwe wet worden geregeld verdwijnen uit de bestaande wetgeving, daartoe worden (delen van) bestaande wetten ingetrokken. De nieuwe wet zal daarmee een aanzienlijke inhoudelijke reductie van regels, wetten en regelingen op het terrein van de fysieke leefomgeving betekenen. De nieuwe wet regelt:

  • het versnellen en verbeteren van besluitvorming in het brede fysieke domein;
  • de integratie van plannen en toetsingskaders; het vergroten van bestuurlijke afwegingsruimte;
  • het doelmatig uitvoeren van onderzoek.

De Omgevingswet omvat een aantal integrale instrumenten als de omgevingsvisie, het omgevingsplan en de omgevingsvergunning. Hierin worden soortgelijke sectorale instrumenten geïntegreerd in één instrument. De omgevingsvisie vervangt de (gebiedsdekkende) structuurvisie voor ruimtelijke ordening, het waterplan, het milieubeleidsplan, het verkeers- en vervoerplan en de ruimtelijke aspecten van de natuurvisie uit de voorziene Wet natuurbescherming. Procedures worden al in de eerste fase geüniformeerd. Het omgevingsplan is een gebiedsdekkend plan voor de leefomgeving. Het vervangt onder meer:

  • bestemmingsplan(nen);
  • algemene plaatselijke verordening(en);
  • bomenverordening; monumentenverordening;
  • reclameverordening.

Het verschil met het bestemmingsplan is dat in het omgevingsplan meer regels kunnen worden opgenomen dan enkel over de bestemming van grond; ook afspraken over natuur en milieu en bijvoorbeeld erfgoed kunnen erin. Gemeenten kunnen het plan zo 'breed' maken, als zij willen: van 'een goede ruimtelijke ordening' tot 'een goede fysieke leefomgeving'.

Op 1 juli 2015 heeft de Tweede Kamer ingestemd met de Omgevingswet De Eerste Kamer heeft vervolgens op 22 maart 2016 ook met een ruime meerderheid ingestemd met de wet. Najaar 2016 worden de reacties op de consultatierondes van de Algemene maatregelen van Bestuur (AmvB's) die bij de Omgevingswet horen, beoordeeld en aangepast.

Hierna volgt nog de publicatie in het Staatsblad en wordt er invoeringsregelgeving gemaakt. Naar verwachting treedt de Omgevingswet met de bijbehorende AmvB's in 2023 in werking.

Het betreft een bestemmingsplan en dus is de omgevingswet niet van toepassing op dit plan. Wel bevat het plan al verschillende elementen ten aanzien van een veilige en gezonde leefomgeving. Het plan is hieraan getoetst in par. 4.16.

1.6 Conclusie rijksbeleid

Het bestemmingsplan is niet in strijd met nationale belangen. Ook voldoet het bestemmingsplan aan de Ladder voor duurzame verstedelijking.

Hoofdstuk 2 Algemene provinciale en regionale beleidskaders

2.1 Omgevingsvisie Noord Holland 2050

De Omgevingsvisie Noord Holland 2050 is vastgesteld op 19 november 2018. De provincie wil balans tussen economische groei en leefbaarheid, is het centrale uitgangpunt van de Omgevingsvisie Noord Holland 2050. Dit betekent dat in heel Noord-Holland een basiskwaliteit van de leefomgeving wordt gegarandeerd. Er zijn randvoorwaarden geformuleerd hoe om te gaan met klimaatverandering. De provincie ontwikkelt zoveel mogelijk natuurinclusief en met behoud van (karakteristieke) landschappen, clustert ruimtelijke economische ontwikkelingen rond infrastructuur en houdt rekening met de ondergrond.

In de visie zijn 5 bewegingen met ontwikkelprincipes beschreven voor de ontwikkeling van de leefomgeving.

  • 1. Dynamisch schiereiland. Hierin is het benutten van de unieke ligging van Noord-Holland, te midden van water, leidend.
  • 2. Metropool in ontwikkeling. Hierin wordt beschreven hoe de metropoolregio Amsterdam steeds meer als één stad functioneert.
  • 3. Sterke kernen, sterke regio's, gaat over de ontwikkeling van centrumgemeenten die de gehele regio waarin ze liggen vitaal houden.
  • 4. Nieuwe energie, benut de economische kansen van de energietransitie.
  • 5. Natuurlijk en vitaal landelijke omgeving, staan het ontwikkelen van natuurwaarden en een economisch duurzame agrarische sector centraal.

De Omgevingsvisie Noord-Holland 2050 (november 2018) zet nadrukkelijk in op het stimuleren van knooppuntontwikkeling in de stationsgebieden. De woningbouwbehoefte wordt vooral in en aansluitend op de bestaande verstedelijkte gebieden gepland, in overeenstemming met de kwalitatieve behoeftes en trends. Nabijheid van functies is een belangrijk duurzaamheidsprincipe. Daarbij wordt in het ontwerp rekening gehouden met voldoende afvoermogelijkheden van (regen)water, voldoende groen in en om de stad, en optimale verkeersontsluiting met multimodale knooppunten.

Wonen en werken worden zoveel mogelijk binnenstedelijk gerealiseerd en geconcentreerd. Steden ontwikkelen zich snel. De vraag naar woonruimte en ruimte voor bedrijven houdt aan, evenals de ruimtevraag voor recreatie en andere functies. Tegelijkertijd wil de provincie de landschappen in de metropoolregio Amsterdam sparen. De bebouwingsopgave moet dan ook zoveel mogelijk binnen de bestaande kernen plaatsvinden, met een voorkeur voor knooppunten van openbaar vervoer. Verdichting vraagt steeds meer inventiviteit en bestuurskracht. De bebouwde omgeving wordt steeds intensiever gebruikt, de plancapaciteit binnenstedelijk blijkt door een andere kijk op stad en stedelijkheid een stuk groter te zijn dan lang is gedacht. En zowel bij bestaande bouw als nieuwbouw moet worden ingezet op besparing van energie, een klimaatadaptieve ruimtelijke inrichting en bij nieuwbouw ook op circulair bouwen. Dit alles moet samen gaan met de verdere verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving. Daarbij onderkent de provincie dat verdichting in de kernen leidt tot toenemende druk op het landschap. In de omgevingsvisie wordt benadrukt dat economische clusters zoals de voedingsmiddelenindustrie en toerisme belangrijke economische factors zijn. Economische kansen van unieke liggingen moeten worden benut voor recreatie en toerisme met goede balans tussen rust en reuring.

Wonen en werken worden binnenstedelijk geconcentreerd (transformeren, bundelen, verdichten). Hierbij houdt de provincie oog voor behoud en versterking van de leefbaarheid in bestaande en nieuwe gebieden. De provincie houdt ook een vinger aan de pols voor wat betreft de kwalitatieve en kwantitatieve ontwikkeling van de vraag. Regionale afspraken over stedelijke ontwikkelingen moeten bij de vraag blijven aansluiten.

Uitgangspunt is – en daarop zal het verkeers- en vervoersnetwerk worden geoptimaliseerd – dat men zich effectief, veilig en efficiënt kan verplaatsen, waarbij de negatieve gevolgen van de mobiliteit op klimaat, gezondheid, natuur en landschap steeds nadrukkelijk meegewogen worden. Daarbij heeft men zo veel mogelijk keuzevrijheid in het bepalen van zijn of haar vervoerswijze.

Programma (OV)-knooppunten

De provincie streeft naar compacte en goed bereikbare steden en dorpen met daartussen groene ruimte. Met als doel een beter leefklimaat. Dit sluit aan bij de hoofdambitie van de Omgevingsvisie: balans tussen economische groei en leefbaarheid. Met het programma OV-knooppunten stimuleert de provincie betere benutting van de bebouwde omgeving en het vervoersnetwerk. Samenwerking tussen gemeenten, vervoerders, bedrijven, instellingen en de provincie is daarbij cruciaal. In Noord-Holland zijn alle zestig treinstations en vier grote busstations aangewezen als OV-knooppunten. Zij zijn de entrees van binnensteden en omliggende wijken of toegangspoorten naar recreatieve gebieden. Stationsomgevingen zijn belangrijke schakels in de reis van mensen op weg naar werk, voorzieningen of recreatieve bestemmingen.

De provincie wil knooppuntontwikkeling stimuleren. Met als doel korte reistijden, groen en voorzieningen dichtbij, snellere routes naar stations, minder uitstoot en behoud van waardevolle cultuurlandschappen. Het programma sluit aan op het generieke ontwikkelprincipe waarbij nieuwe ruimtelijk economische ontwikkelingen zoveel mogelijk worden gesitueerd nabij knooppunten. Verder geeft het programma invulling aan de principes die gelden voor de bewegingen Metropool in ontwikkeling en Sterke kernen, sterke regio's.

Zaanstad is onderdeel van de Deltametropool. Ook in het nieuwe provinciale beleid heeft knooppuntontwikkeling rond alle stations in Noord-Holland prioriteit. De locatie ligt binnen bestaand stedelijk gebied en binnen de invloedssfeer van hoogwaardig openbaar vervoer. De locatie geeft daarmee invulling aan het provinciale beleid om zoveel mogelijk woningen en voorzieningen binnenstedelijk en binnen de invloedssfeer van hoogwaardig OV te realiseren. De geplande horeca, woonboten en verblijfsrecreatie zal de jachthaven aantrekkelijker maken voor toeristen en dagjesmensen. Op die manier worden de economische kansen van de unieke ligging van de jachthaven benut.

2.2 Omgevingsverordening Noord-Holland 2020

Het beleid voor de fysieke leefomgeving zoals opgenomen de Omgevingsvisie Noord Holland 2050 is vertaald in regels die in de omgevingsverordening Noord-Holland 2020 zijn vastgelegd. De omgevingsverordening Noord-Holland 2020 stelt algemene regels aan bestemmingsplannen met als doel het veiligstellen van de provinciale belangen.

De ontwikkelingen zoals met voorliggend plan mogelijk wordt gemaakt, worden volgens de PRV aangemerkt als 'nieuwe stedelijke ontwikkeling'. Deze ontwikkeling moet - gelet op artikel 5a van de PRV en de uitvoeringsregeling regionale afspraken nieuwe stedelijke ontwikkelingen 2017 (28 februari 2017) - in overeenstemming zijn met binnen de regio gemaakte afspraken. Van belang is dat geen sprake is van nieuwe stedelijke ontwikkelingen buiten bestaand stedelijk gebied, dat de woningbouw regionaal is afgestemd en wordt gemonitord. Hier wordt aan voldaan.

2.3 Knooppuntontwikkeling. De beleidsnota "Maak Plaats"

Eén van de uitvoeringsprogramma's van de Structuurvisie Noord-Holland 2040 heeft betrekking op OV-knooppunten. De provincie Noord-Holland heeft met de Vereniging Deltametropool uitgangspunten geformuleerd waarin de kansen voor knooppuntontwikkeling in Noord-Holland centraal staan. Dit is de nota 'Maak Plaats!'.

Een doelstelling is om rondom OV-knooppunten de gebieden beter te benutten voor wonen en andere stedelijke functies. Dit betekent het intensiveren van het ruimtegebruik, het veraangenamen van het verblijf rond het knooppunt, en het verbeteren van de overstapmogelijkheden. In de Structuurvisie staat, dat op basis van onderzoek van alle knooppunten in Noord-Holland, en de mogelijkheden tot betere benutting van de stedelijke gebieden, de provincie zich zal inzetten op de ontwikkeling van de meest kansrijke locaties. De provincie wil steden optimaal benutten en de landschappen open houden, maar wil ook ruimte bieden voor de bouw van woningen, kantoren en voorzieningen. De provincie wil gemeenten helpen om de benutting van bestaand bebouwd gebied te optimaliseren en dit geldt vooral voor de binnenstedelijke ruimte rondom knooppunten van openbaar vervoer. De 60 treinstations en de 4 belangrijke busstations van Noord-Holland zijn op de structuurvisiekaart aangewezen als potentiële locaties voor stedelijke verdichting.

In 'Maak Plaats!' zijn 10 uitgangspunten geformuleerd die cruciaal zijn voor de te ontwikkelen knooppuntenstrategie. Deze zijn:

  • 1. Frequentieverhoging en ruimtelijke ontwikkeling versterken elkaar.
  • 2. Minimaal 50% van de nieuwe woningen rondom OV-knooppunten realiseren.
  • 3. Voorrang voor bestaande plannen binnen BBG (bestaand bebouwd gebied) rondom OV-knooppunten.
  • 4. BBG-contour en OV-knooppuntenstrategie op elkaar afstemmen.
  • 5. Terugdringen van leegstaande kantoren op plekken die niet multimodaal bereikbaar zijn.
  • 6. Inzetten op kwaliteitsverbetering van werkmilieus op de best bereikbare locaties.
  • 7. Regionale voorzieningen bij voorkeur op multimodaal bereikbare locaties.
  • 8. De overstap tussen vervoermiddelen verbeteren.
  • 9. Ontwikkelen van toegangspoorten naar het landschap.
  • 10. Maak Plaats!

De boogde ontwikkeling voorziet in woonboten en overige (horeca)voorzieningen in bestaand bebouwd gebied nabij een OV-knooppunt en het centrum van Zaanstad. Hiermee voldoet het onderhavige bestemmingsplan aan het beleid met betrekking tot de Knooppuntontwikkeling.

2.4 MRA-regio

De MRA-regio is een bestuurlijk samenwerkingsverband van 32 gemeenten de provincies Noord-Holland en Flevoland en bestaat uit zeven deelregio's. Zaanstad maakt deel uit van de deelregio Zaanstreek-Waterland. Voor de regio is de overkoepelende MRA Agenda 2020-2024 opgesteld met vraagstukken en opdrachten die de MRA-samenwerking de komende periode inhoud geven. De agenda is gestoeld op twee leidende principes: toekomstbestendige metropool en evenwichtige metropool. Deze zijn vertaald in vier bestuurlijke opdrachten:

  • 1. De samenwerking versterken;
  • 2. Werk maken van een veerkractige, inclusieve en schone MRA-economie;
  • 3. Bouwen voor de woningbehoefte en met groei de leefkwaliteit van het geheel versterken;
  • 4. Vaart maken met het metropolitaan mobiliteitssysteem, met daaraan gekoppeld een overzicht van opdrachten en uitvoeringslijnen


De ontwikkeling van het plangebied betreft een binnenstedelijke verdichting, met veel aandacht voor een aantrekkelijke en hoogwaardige invulling van het openbaar gebied. Het plan is in overeenstemming met de geformuleerde principes.

2.5 Visie Noordzeekanaalgebied 2040

De visie NZKG, heeft de ambitie om een zo groot mogelijke bijdrage te leveren aan het verbeteren van de internationale concurrentiepositie van de Metropoolregio Amsterdam (MRA) en daarmee ook aan de regionale en nationale economie. Om de belangrijke waarden in het gebied te versterken zijn een aantal opgaven geformuleerd:

Ruimte voor groei van de economie/haven

Zowel de Amsterdamse haven als het Noordzeekanaalgebied bieden door hun specifieke kenmerken ruimte voor economische groei.

Ruimte voor gemengd stedelijke gebieden

De gebieden rond de Zaan en het IJ bieden vanwege de ligging, de nabijheid van Amsterdam, het unieke karakter van het water in de stedelijke gebieden en de ruimte die langzaam ontstaat door transformatie zeer goede kansen voor het aantrekken van (inter)nationale kennismedewerkers.

Ruimte voor natuur, landschap en recreatie

De regio wordt gekenmerkt door een rijke verweving van stedelijke gebieden en groen. Het metropolitaan landschap en de stad wisselen elkaar af. In het Noordzeekanaalgebied en in de directe omgeving liggen zeven Natura2000 gebieden. De veenweidegebieden rond Zaanstad en het strand bij IJmuiden en Beverwijk zijn gebieden die beschermde dier- en plantensoorten herbergen en toegankelijk zijn voor recreanten. Met de verdergaande verstedelijking wordt de waarde van en vraag naar gebruiksmogelijkheid van het groen in de MRA belangrijker. Met de (her)ontwikkeling van groengebieden en verbetering van de beleefbaarheid en bereikbaarheid van natuur en/of landbouwgebieden ontstaan aantrekkelijke nieuwe, aanvullende bestemmingen voor recreanten. Ten noorden van het Noordzeekanaal wordt binnen het project 'Tussen IJ en Z' (IJmond - Zaanstad) het agrarisch gebied geschikt gemaakt voor recreatief medegebruik. Kleinschalige landelijk - recreatieve attractiepunten of voorzieningen kunnen samen met bestaande en uit te breiden verbindingen, de recreatieve waarde verhogen en de ontsluiting tussen verschillende recreatieve en Natura2000 gebieden vergroten.

Leefbaarheid en milieuruimte

Het NZKG is wat betreft milieuruimte (lucht, water, geluid, externe veiligheid) op sommige plekken een zwaar belaste regio met weinig ruimte. Er is een punt bereikt waarop de panning tussen het faciliteren enerzijds en de beschikbare milieuruimte anderzijds groot is en tot impasses leidt. De uitdaging is om deze impasses zodanig op te lossen dat tegelijkertijd de gezondheid en de veiligheid van de bewoners en gebruikers van het gebied worden gegarandeerd en nieuwe knelpunten in de toekomst worden voorkomen door bijvoorbeeld gebruik te maken van schone technologieën en het leveren van maatwerk voor ruimtelijk-economische ontwikkelingen en milieuruimte.

Bereikbaarheid

Bij eventuele havenontwikkeling moet het provinciale wegennet worden aangepast. Er wordt gewerkt aan snelfietsverbindingen tussen Amsterdam - Zaandam en Haarlem. Dit levert ook een bijdrage aan de recreatieve ontsluiting van Spaarnwoude vanuit het oosten. Daarnaast is ook de fietsverbinding door de IJmond (route Velsen - via de pont - Beverwijk tot in Castricum) van belang. De zeewaartse bereikbaarheid van de havens wordt voor de toekomst geborgd door fysieke maatregelen, zoals vervanging en vergroting van de grote sluis in IJmuiden en het brengen van de IJ-geul op diepte. Het gebruik van de oevers voor stedelijke ontwikkeling mag de vaarfunctie niet beperken.

2.6 Conclusie provinciaal en regionaal beleid

Het bestemmingsplan is niet in strijd met provinciale en regionale belangen.

Het plangebied behoort gelet op de bestemming, het huidige gebruik en de locatie tot het bestaand stedelijk gebied. De herontwikkeling van de locatie is niet in strijd met de regels van de Omgevingsverordening.

Hoofdstuk 3 Algemene gemeentelijke beleidskaders

3.1 Toekomstrichting Zaans evenwicht

In 2009 is de Toekomstrichting Zaans Evenwicht door de gemeenteraad vastgesteld. Hierin presenteert het bestuur zijn visie op een evenwichtige toekomstige ontwikkeling van de stad. Het geeft inzicht in wat te doen om ervoor te zorgen dat Zaanstad in 2040 een stad in evenwicht is. Centraal staat 'uitgaan van eigen kracht' en de 'unieke kenmerken van Zaanstad. Hierdoor blijft Zaanstad herkenbaar en draagt tegelijkertijd bij aan een sterke metrapoolregio (MRA).

Die opgaven waar Zaanstad zijn fors, met een aantal fikse onzekerheden voor de toekomst. Hoe gaat de regio de komende decennia om met de groei van de bevolking zonder dat het ten koste gaat van de leefbaarheid van het gebied? Hoe slaagt deze stedelijke regio erin om het idee van de stad als emancipatiemachine overeind te houden. Wat te doen met het bereikbaarheidsvraagstuk? Hoe zorgen we ervoor dat de hardnekkige segregatie tussen sociaaleconomische klassen niet toeneemt en liever nog, wordt doorbroken. En hoe bereiden we ons voor op de opgaven die voortkomen vanuit de verandering van het klimaat, de schaarste aan grondstoffen?

We gaan uit van onze eigen kracht: we verbinden het verleden met het heden en de toekomst. Zaanstad investeert in mensen, in leefkwaliteit en in duurzaamheid door de kernkwaliteiten te benutten. Die laten zich omschrijven als:

  • De Zaankanters: eigenzinnig, loyale anarchisten, ondernemende en hardwerkende bewoners en ondernemers. Innovatief en vernieuwend, soms op een traditionele leest geschoeid.
  • Ruimte voor ondernemerschap
  • Zaans Mozaïk: de grote verscheidenheid en de kleinschaligheid van buurten. Bijna alle buurten kennen een eigen identiteit en trekken om die reden speciale doelgroepen aan. Al deze mozaïekstukjes bij elkaar maakt dat Zaanstad een heel breed en divers spectrum aan vestigingsmogelijkheden biedt.Cultuur historisch landschap: Het cultuurhistorische veenweide landschap functioneert als een oase van rust vlakbij de drukte van het stedelijke gebied.
  • De Zaan: Zaanstad vormt samen met Amsterdam één stedelijk gebied binnen de stelling van Amsterdam. Dit vraagt om meer mee te doen. Een gezamenlijke ontwikkeling van een waterfront bijvoorbeeld.

Zaanstad investeert in de leefkwaliteit door:

  • Kwaliteitsverbetering van de woonvoorraad
  • Reductie van het aantal milieubelaste woningen
  • Verbeteren van het voorzieningenniveau inclusief een passend cultureel aanbod
  • Aanpak van de openbare ruimte - Ontwikkelen van een Waterfront van Zaan tot IJ
  • Versterken van de fysieke en mentale verbinding met Amsterdam
  • Benoemen van specifieke ontwikkellocaties als 'stepping stones' voor de toekomst
  • Terugdringen belemmering van milieucontouren

Het investeren in onderwijs en arbeidsmarkt door:

  • Lokaal onderwijsbeleid richten op optimale kansen voor jongeren
  • In regionaal verband de kloof tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt dichten
  • Versterken van het ondernemerschap en het innovatievermogen

Zaans Evenwicht is richtinggevend voor de ruimtelijke, economische en de sociale structuurvisie en zorgt op een hoger abstractniveau voor samenhang. In de structuurvisies worden de ambities vertaald in strategische agenda's en uitvoeringsprogramma's.

3.2 Omgevingsvisie Zaanstad 2040

Zaanstad heeft met de Omgevingsvisie voor 2040 een nieuw instrument onder de Omgevingswet. In de omgevingsvisie staan de hoofdkeuzes voor de fysieke leefomgeving. De grote lijnen die gaan over identiteit, waarden, kernkwaliteiten en de opgaven waar de stad voor staat.

Hoe ziet Zaanstad er in de toekomst uit? Hoe zorgen we voor economische groei die bijdraagt aan een klimaat-neutrale stad? Hoe richten we de openbare ruimte zo in dat deze uitnodigt tot bewegen en bijdraagt aan de gezondheid van mensen? En hoe realiseren we 20.000 nieuwe woningen en behouden we het unieke karakter van de Zaanstreek?

Zaanstad stelt haar inwoners en het gebied centraal en richt zich op 7 strategische opgaven:

  • Kansengelijkheid
  • Veiligheid
  • Economie
  • Duurzaamheid
  • Verstedelijking
  • Gezondheid
  • Dienstverlening

3.3 Ontwikkelingsplan Zaan/IJ

Zaanstad ziet als opgave voor de toekomst een duurzame en evenwichtige verstedelijking, waaronder de waterfrontontwikkeling van de Zaan- en IJ-oevers van Zaanstad en Amsterdam. De kernbegrippen daarbij zijn intensivering en transformatie. Met 30 kilometer waterfront biedt Zaanstad bijzondere mogelijkheden voor nieuwe karaktervolle woon- en werkgebieden aan het water. De Amsterdamse IJ en Zaanse Zaanoevers vormen het regionale verstedelijkingsproject Zaan/IJ. Totaal gaat het om de bouw van circa 40.000 woningen en het creëren van meer dan 20.000 arbeidsplaatsen. Binnen Zaanstad gaat het om ruimte voor ongeveer 7.000 woningen en 450.000 m2 vloeroppervlak voor bedrijven en voorzieningen.

Het Ontwikkelingsplan is een staalkaart van mogelijke ontwikkelingen langs het totale waterfront van Zaanstad. Het plan maakt de kansen en de belemmeringen zichtbaar en stippelt een ontwikkelingsstrategie uit voor duurzame verstedelijking van de Zaan- en IJ-oevers.

Het ontwikkelingsplan Zaan/IJ bestaat uit:

  • het Ruimteplan op hoofdlijnen;
  • een samenvatting van het Milieuplan;
  • een economische waarde-analyse;
  • een strategie waarin de haalbaarheid van de ontwikkelingen staat beschreven en de instrumenten om het proces, samen met maatschappelijke en bestuurlijke partners, op gang te brengen.

Het Ruimteplan onderscheidt zeven Zanen met verschillende karakteristieken. Die karakteristieken moeten bewaard blijven bij stedelijke ontwikkeling. De bestaande mix van wonen en werken is onderdeel van de identiteit en kwaliteit van Zaanstad. Toch denkt Zaanstad na over de mogelijkheden als zich kansen voordoen voor transformatie naar woon-werklocaties en intensivering, om houvast te geven aan mogelijke herontwikkeling als bedrijven uit zichzelf besluiten te vertrekken. Het ruimteplan moet in die context bezien worden.

Het plangebied valt binnen het deelgebied 'De Baai van Zaandam'. De herontwikkeling van de jachthaven voorziet in een karaktervol woon- en werkgebied aan het water.

3.4 MAAK.Zaanstad

Binnen MAAK.Zaanstad is de gemeente Zaanstad met inwoners, ondernemers en organisaties in gesprek gegaan over de toekomst van Zaanstad. MAAK.Zaanstad is een toekomstbeeld en agenda en is eigendom van de stad. Het heeft tot doel met een investerings- en uitvoeringsagenda te komen die er voor zorgt dat Zaanstad ook op de lange termijn een sociaal duurzame stad is, waar mensen zich thuis voelen en met plezier wonen en werken.

MAAK.Zaanstad is een uitwerking van bestaande visies, zoals Zaans Evenwicht en de Economische- en Ruimtelijke Structuurvisie. Deze visies zijn verrijkt met het gesprek met de stad en majeure ontwikkelingen, waaruit opgaven, richting en ambitie zijn gedestilleerd. De agenda van MAAK.Zaanstad loopt tot 2040, maar kijkt ook op korte termijn: wat moet er nu al gebeuren? Met MAAK.Zaanstad heeft de gemeenteraad een aantal maatregelen vastgesteld.

Voor het plangebied relevante maatregelen zijn:

  • Het streven om in Zaanstad tot 2040 tussen de 15.000 en 20.000 woningen te realiseren. Dit aantal extra woningen kan bereikt worden door nieuwbouw, of door alternatieven zoals transformatie van panden en door splitsing/aan- of bijbouwen bij bestaande woningen. Voor de komende 10 jaar wordt er naar gestreefd de bouwproductie te verhogen naar 1000 woningen per jaar.
  • Dat er binnen de stedelijke contouren wordt gebouwd.
  • Het inzetten op een 'compacte' stad bijdraagt aan draagvlak voor voorzieningen en de stad zodoende sterker maakt. Naast het binnenstedelijk verdichten ingezet wordt op het verkorten en aantrekkelijker maken van de (langzaam verkeers-) routes tussen de verschillende delen van de stad binnen de rode contouren.
  • De stad heeft een grote diversiteit en meer kwaliteit (duurzaam en met een goede fundering) aan bestaande en nieuwe woningen nodig, waarbij speciale aandacht is voor bijzondere doelgroepen.

Zaanstad wil het groene buitengebied sparen en de groei in de komende decennia binnenstedelijk realiseren. De herontwikkeling van de jachthaven voorziet onder andere in een woningbouwontwikkeling (voor woonboten) binnen de stedelijke contouren. Hiermee draagt de herontwikkeling bij aan het realiseren van een 'compacte' stad. In de stadsvisie MAAK.Zaanstad kiest Zaanstad nadrukkelijk voor verdichting rondom knooppunten. Gezien het plangebied zich op circa 650 meter van Station Zaandam bevindt en het een binnenstedelijk ontwikkeling betreft, draagt het bestemmingsplan bij aan de doelstellingen van MAAK.Zaanstad.

Erfgoed en identiteit

MAAK Zaanstad wil het goede versterken, en het minder goede verbeteren. Daarvoor moet wel eerst bepaald worden wat de identiteit en kwaliteit van het te ontwikkelen gebied is.

In de Ergoedstrategie (2019-2030) staat aangegeven dat het behouden en mogelijk versterken van de kwaliteit en identiteit bij (gebieds)ontwikkeling uitgangspunt is en dat erfgoed als basis genomen wordt bij tranformaties en verdichtingsopgaven van ontwikkelgebieden. Ook worden cultuurhistorische waarden in stedenbouwkundige kaders voor ontwikkeling opgenomen.

In het binnenkort vast te stellen beleid "Identiteit van Zaanstad" staat dat de gemeente karakteristieke bebouwing langs de dijken, linten en paden koestert en behoudt en herstel van de historische bebouwing stimuleert.

De identiteit van Zaanstad (Beleid "historische linten, dijken en paden"):

  • Het blootleggen en vervolgens versterken van de verborgen kwaliteiten is uitgangspunt. Cultuurhistorische waarden worden ingezet om deze verborgen kwaliteiten inzichtelijk te maken en om als vertrekpunt te dienen voor nieuwe ontwikkelingen.

De dijk- en lintdorpen gelden als kernkwaliteit geduid. De provincie heeft vervolgens de opdracht gekregen deze kernkwaliteiten voor haar Nationale Landschappen nader uit te werken. Dit heeft in Noord-Holland geresulteerd in een Leidraad Landschap en Cultuurhistorie. Deze is opgesteld om de landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten van het landschap te behouden en versterken met ontwikkelprincipes voor ontwikkelingen. In deze Leidraad zijn de dijken en dorpslinten gekenmerkt als kwaliteit. Zaanstad erkent eveneens deze waarden van de historische dijken, linten en paden en heeft ze daarom aangemerkt als kernkwaliteit binnen de gemeente.

3.5 Verordening fysieke leefomgeving Zaanstad

Zaanstad bereidt zich voor op de Omgevingswet. Daarom zijn de regels over de fysieke leefomgeving uit verschillende Zaanse verordeningen samengebracht in één nieuwe verordening: de Verordening fysieke leefomgeving Zaanstad (VFL). De verordening is vastgesteld door de gemeenteraad. De laatste actualisaties zijn inwerking getreden op 1 januari 2022.

De VFL is een tussenstap naar het omgevingsplan. De regels uit de VFL kunnen onder huidige wetgeving niet worden opgenomen in bestemmingsplannen. Dit kan niet omdat de regels niet over de ruimtelijke ordening gaan, maar over de fysieke leefomgeving in de zin van de Omgevingswet. Uiteindelijk zullen de regels uit de VFL onderdeel uitmaken van het omgevingsplan voor Zaanstad. Nog niet duidelijk is wanneer dit zal zijn.

De volgende verordeningen zijn inmiddels (deels) opgenomen in de VFL, met het gevolg dat een aantal verordeningen (*) zijn ingetrokken en de APV kleiner is geworden en zich duidelijker richt op de openbare orde:

  • Diverse artikelen uit de algemene plaatselijke verordening (APV), zoals artikelen uit: afdeling openbaar water en afdeling houtopstand.
  • Verordening straatnaamgeving en huisnummering
  • Algemene Verordening Ondergrondse Inrastructuur (AVOI).
  • Rioolaansluitingsverordening.
  • Beheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen.
  • Erfgoedverordening 2010 gemeente Zaanstad.
  • Brandbeveiligingsverordening 2012.
  • Verordening Bodemsanering Zaanstad 2017.
  • Bouwverordening Zaanstad 2008.

3.6 Groen en waterplan Zaanstad

De druk op het groen en water neemt toe. Vooral door de grote woningbouwopgave waarmee Zaanstad wil groeien tot 200.000 inwoners, waarbij de woningen binnenstedelijk moeten worden ingepast. Hierdoor neemt de druk op de stad, het ruimtegebruik, het groen en het water toe. Daarom is het belangrijk om het groen en water op een dusdanige manier in te passen, zodat de waarden behouden blijven, passend binnen de eisen en wensen van ecologie, recreatie en klimaat. Zaanstad wil kansen benutten binnen de Metropool Regio Amsterdam, waarbij de kwaliteit van de leefomgeving steeds belangrijker wordt voor het vestigingsklimaat en de concurrentiepositie.

Het klimaat verandert, dit heeft vooral gevolgen voor de stedelijke omgeving. Wateroverlast komt frequenter voor en piektemperaturen bij hittegolven worden langduriger. Het groen en water spelen een belangrijke rol in de stad voor het opvangen van water en het beheersen van het klimaat. Bij de stedelijke verdichting zijn de klimaatadaptieve maatregelen noodzakelijk om te voldoen aan veiligheidseisen bij de verwachte klimaatsverandering.

Kernwaarden

De kernwaarden van het groen en water zijn de belangrijkste kenmerken in de stad en het buitengebied. De kernwaarden zijn tot stand gekomen vanuit de ruimtelijke waarden (stedelijk gebied, landelijk gebied, Noordzeekanaalzone en dijken, linten en paden) en functionele thema’s (recreatie, natuur en klimaatadaptatie).

De voornaamste water- en groenstructuurverbindingen in het stedelijk gebied worden bepaald door de parken en de waterlopen. Veel ecologische verbindingen zijn verbonden aan de landschappelijk ingepaste waterlopen.

Ambitie

Binnen de gemeente Zaanstad zijn veel kwaliteiten aanwezig die bij kunnen dragen aan het versterken van de kernwaarden van groen en water. De kernwaarden vormen de basis voor de ambitie en het beleid. Bij de ambitie is een handreiking opgesteld waarin de stappen staan vermeld waar bij ontwikkelingen rekening mee moet worden gehouden voor wat betreft groen en water.

In het stedelijk gebied wordt de druk op het groen en water steeds groter. De ambitie is om bij ontwikkelingen het groen en water zo efficiënt mogelijk in te richten met ruimte voor waterberging en natuur. Bij toenemende verstedelijking wordt de kwaliteit van de leefomgeving steeds belangrijker voor een prettige woonomgeving. Het beleid is, waar de kwantiteit van het groen of water afneemt, wordt kwaliteit passend bij de aanwezige waarden toegevoegd.

 

3.7 Woonschepenverordening

In de geldende Woonschepenverordening Zaanstad 2022 is het beleid met betrekking tot het afmeren en liggen van woonschepen binnen de gemeente Zaanstad vastgelegd. In de Woonschepenverordening Zaanstad 2022 worden regels gesteld ten aanzien van het gebruik van ligplaatsen voor woonboten in openbaar water. Beide stukken geven regels voor afmetingen en beeldkwaliteit en zijn vertaald in voorliggend bestemmingsplan.

De woonschepenverordening van de gemeente Zaanstad uit 2022 hanteert de volgende definitie van woonboten: woonboten zijn schepen waarop gewoond wordt. Dat kunnen historische schepen zijn, maar ook verbouwde (vracht)schepen. Een woonboot is een drijvend of varend object dat herkenbaar is aan casco, romp en opbouw als een (van origine) varend schip.

In de Woonschepennota van de gemeente Zaandam wordt een woonark gedefinieerd als een drijvend object, in het algemeen niet bestemd of ingericht om te varen, doorgaans voorzien van een betonnen casco met vierkante of rechthoekige opbouw, of dat bestaat uit een casco dat herkenbaar is als van een origine varend schip, waaronder begrepen een dekschuit of ponton, met daarop een gehele of gedeeltelijke opbouw, dat wordt gebruikt als of is bestemd voor woonverblijf.

Kernpunten juridische definitie drijvend bouwwerk en object

Het functioneren van een woonschip ter plaatse is hierin doorslaggevend voor het kunnen definiëren van een woonschip als bouwwerk. Dit is het gevolg van een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uit 2014. Het civielrechtelijke karakter van de ligplaats (gehuurd, eigendom, erfpacht) is niet van belang bij het bepalen of een woonschip al of dan niet een bouwwerk is.

Definitie bouwwerk: ‘Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren.’ Genoemde definitie is afkomstig uit de Modelbouwverordening. Deze definitie wordt ook in de jurisprudentie gehanteerd.

Een woonschip is altijd een object in de zin van de Woonschepenverordening Zaanstad 2022 (hierna: Woonschepenverordening). Of het tevens een bouwwerk is hangt af van de vraag of het woonschip bedoeld is om ter plaatse te functioneren. Wanneer een woonschip een bouwwerk is en ter plaatse gaat functioneren is een omgevingsvergunning nodig en moet het voldoen aan het Bouwbesluit. Bij dit laatste dient te worden opgemerkt dat woonschepen die op 1 januari 2018 ligplaats innamen vrijgesteld zijn van de plicht om te voldoen aan het Bouwbesluit. Wel dienen deze woonschepen te voldoen aan het vangnetartikel 1a van de Woningwet. Daarnaast is een ligplaatsvergunning nodig. De ligplaatsvergunning wordt verstrekt op grond van Woonschepenverordening. De eisen in het Bouwbesluit voor een omgevingsvergunning voor een woonboot (als drijvend bouwwerk) hangen af van de woonboot: is het een bestaande woonboot, is het een vrachtschip verbouwd tot woonboot of is het een geheel nieuw gebouwde woonboot.

Bestaande woonboten zijn zoals hierboven aangegeven vrijgesteld van het Bouwbesluit. Nieuw te bouwen woonboten moeten wel aan het Bouwbesluit voldoen, maar niet aan het gehele Bouwbesluit wegens vrijstellingen die vanuit de wetgever bepaald zijn. De regelgeving van de Rijksoverheid gaat boven regionale regelgeving. In de regel gaat het Bouwbesluit daarom vóór de Woonschepennota en de Woonschepenverordening. Daarnaast is het zo dat de Woonschepenverordening niet voorziet in omgevingsrechtelijke zaken. Daarom zal voor de vraag of een woonschip ruimtelijk inpasbaar is naar het bestemmingsplan moeten worden gekeken. Het bovenstaande is ook de reden dat er voor het plaatsen van een woonschip (tevens zijnde een bouwwerk) zowel een omgevingsvergunning (op basis van het ruimtelijk recht) als een ligplaatsvergunning (op basis van de Woonschepenverordening) nodig is.

Bij bepaalde zaken waarin de eisen in het Bouwbesluit of het Bestemmingsplan afwijken van de Woonschepenverordening is in de Woonschepenverordening voorzien van de volgende uitzondering: wanneer een woonschip een bouwwerk is, gelden slechts bepaalde regels van de Woonschepenverordening. Dit omdat in een dergelijk geval het ruimtelijk recht voorrang heeft en er dus geen ruimte wordt overgelaten om deze zaken in de Woonschepenverordening te regelen. Bijvoorbeeld bij de afstand tussen bouwwerken of bij afmetingen. De afstand tussen woonschepen in de woonschepenverordening geldt dus enkel wanneer het woonschip géén bouwwerk is. Voor woonschepen, tevens zijnde bouwwerken, regelt het ruimtelijk recht deze afstanden. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in een uitspraak in 2017 met zoveel woorden aangegeven dat een drijvend bouwwerk bijna nooit onroerend goed kan zijn. Het bouwwerk moet namelijk duurzaam verenigd zijn met de ondergrond en kan daardoor niet met de waterstand meebewegen.

Een roerend goed kan ook een registergoed zijn (in het kadaster geregistreerd). Op een registergoed kan ook een hypotheek worden gevestigd. De precieze duiding van één en ander kan worden teruggevonden in de stukken en in het Bouwbesluit.

3.8 Conclusie gemeentelijk beleid

Het bestemmingsplan is niet in strijd met gemeentelijke belangen. Het plan geeft met het gemengde programma (wonen, recreatie, horeca) in bestaand stedelijke gebied op gepaste wijze en met oog voor erfgoed en indentiteit invulling aan de gemeentelijke ambities, zoals verwoord in de omgevingsvisie en MAAK. Zaanstad. Het plan levert specifiek een bijdrage aan de economie van Zaanstad en de woonopgave.