direct naar inhoud van Regels
Plan: Jachthaven Dukra
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0479.STED3926BP-0301

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

Het bestemmingsplan "Jachthaven Dukra" met identificatienummer NL.IMRO.0479.STED3926BP-0301 van de gemeente Zaanstad.

1.2 bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 achtererfgebied

Het erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen.

1.6 bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.7 bebouwingspercentage

Een in de (bestemmings)planregels of op de verbeelding aangegeven percentage dat de grootte van een bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

1.8 bedrijf

Onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren en verhandelen van goederen dan wel op het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als niet zelfstandig onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.

1.9 beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten aan huis

Het verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid waarvan de aard omvang en uitstraling zodanig zijn dat de activiteit ter plaatse (in de woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen) kan worden uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie.

1.10 bestaand gebruik

Het gebruik van de gronden en bouwwerken zoals aanwezig op moment van het ter inzage leggen van het ontwerp van het bestemmingsplan of kan worden gebruikt krachtens een omgevingsvergunning voor het gebruik.

Hieronder valt niet het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

1.11 bestaande bebouwing

Bouwwerken die op het tijdstip van het ter inzage leggen van het ontwerp van het bestemmingsplan:

  • a. aanwezig zijn én bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of de Woningwet zijn gebouwd;
  • b. nog kunnen worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of een bouwvergunning op grond van de Woningwet.
1.12 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.13 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.14 bijbehorende bouwwerk

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.15 bijbehorende voorzieningen

Zaken zonder welk het hoofdgebruik niet goed mogelijk is.

1.16 bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.17 (bouw)perceel

Een aaneengesloten stuk grond, samenvallend met een kadastraal perceel of met aan dezelfde eigena(a)r(en) toebehorende kadastrale percelen, waarop krachtens het bestemmingsplan zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.18 bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.19 bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren.

1.20 dakkapel

Een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de goot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.

1.21 detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.22 gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.23 geluidsgevoelig object

Een geluidsgevoelig object als bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder (Bgh), te weten een:

  • a. woning;
  • b. ander geluidsgevoelig gebouw, in artikel 1.2 Bgh uitgelegd als een;
    • 1. onderwijsgebouw;
    • 2. ziekenhuis of verpleeghuis;
    • 3. verzorgingstehuis;
    • 4. psychiatrische inrichting;
    • 5. kinderdagverblijf.
1.24 geluidgevoelig terrein

Een geluidgevoelig terrein als bedoeld in de Wet geluidhinder en (artikel 1.2 van) het Besluit geluidhinder, te weten een:

  • a. woonwagenstandplaats;
  • b. ligplaats voor woonschepen.
1.25 geluidzone - industrie

De zone rond een industrieterrein als bedoeld in hoofdstuk V van de Wet geluidhinder.

1.26 groenvoorziening

Ruimten in de open lucht, waaronder in ieder geval worden begrepen (bos)parken, plantsoenen, groenvoorzieningen en open speelplekken, met de daarbij behorende sloten, vijvers en daarmee gelijk te stellen wateren en ondergrondse infrastructurele voorzieningen.

1.27 havenlodge

Drijvend bouwwerk, in het algemeen niet bestemd of ingericht om te varen, doorgaans voorzien van een betonnen casco met vierkante of rechthoekige opbouw, of dat bestaat uit een casco dat herkenbaar is als van een origine varend schip, waaronder begrepen een dekschuit of ponton, met daarop een gehele of gedeeltelijke opbouw.

1.28 hoofdgebouw

Gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.29 horeca

Bedrijfsactiviteiten gericht op het verstrekken van voedsel en/of dranken met de mogelijkheid deze ter plaatse te nuttigen, het exploiteren van zaalaccommodatie en/of het verstrekken van nachtverblijf.

1.30 huishouden

Een persoon of groep personen, die een duurzame, gemeenschappelijke huishouding voer(t)(en) en wil(len) voeren. Hierbij moet sprake zijn van onderlinge, met een gezinsverband vergelijkbare, verbondenheid en continuïteit in de samenstelling. kamer(ver)huur wordt hieronder niet begrepen.

1.31 jachthaven

Haven met de daarbij behorende grond waarbij overwegend gelegenheid wordt gegeven tot het aanleggen, afmeren of afgemeerd houden van pleziervaartuigen waarin ook recreatief overnacht mag worden.

1.32 kamergewijze verhuur

Het duurzaam verblijven in een deel van een pand, zonder de bedoeling met de andere bewoners duurzaam in gezinsverband samen te wonen of duurzaam een gezamenlijk huishouden te voeren.

1.33 kampeermiddelen
  • a. Een tent, tentwagen, kampeerauto, toercaravan; of
  • b. enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan;
    • 1. voor zover geen bouwwerk zijnde, en;
    • 2. dat gebruikt kan worden voor recreatief nachtverblijf.
1.34 kantoor(ruimte)

Een gebouw of een gedeelte daarvan, dat uitsluitend of in hoofdzaak dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van overheidsinstellingen, semi-overheidsinstellingen, het bankwezen en naar aard daarmee gelijk te stellen instellingen.

1.35 kleinschalig onderhoud

Normaal sober, doelmatig en technisch onderhoud dat is gericht op het behouden van een bouwwerk in een toestand waarin het de vereiste functie kan uitoefenen, zoals schilderwerkzaamheden, herstel hemelwaterafvoer/goten, herstel dakbedekking en dergelijke. Werkzaamheden die gericht zijn op verduurzaming, comfortverbetering, verfraaiing, reconstructie en het vervangen van hele delen van een bouwwerk (bijvoorbeeld vervangen van constructiedelen) vallen hier niet onder.

1.36 kunstobject

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde als uitingen van één der beeldende kunsten.

1.37 kap

Samenstelsel van houten, metalen of betonnen onderdelen waarop de dakbedekking rust, niet zijnde een plat dak.

1.38 maaiveld

De gemiddelde hoogte van het terrein ten tijde van het rechtskracht verkrijgen van het bestemmingsplan.

1.39 nutsvoorzieningen

Voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.40 onderhoudsvlot

Een tijdelijk drijvend platform bedoeld voor het (kunnen) uitvoeren van onderhoudswerkzaamheden, die aanwezig is zolang de werkzaamheden duren.

1.41 plat dak

Min of meer horizontaal vlak, ter afdekking van een gebouw of bijzondere bouwlaag, dat meer dan tweederde van het grondvlak van het gebouw dan wel de bijzondere bouwlaag beslaat.

1.42 plezierbootjes

Een schip, hoofdzakelijk gebruikt en bestemd voor niet-bedrijfsmatige varende recreatie.

1.43 prostitutiebedrijf

Een bedrijf waar prostitutie het hoofdbestanddeel van de activiteiten vormt.

1.44 recreatief overnachten havenlodge

Overnachten in een havenlodge ten behoeve van recreatie, vergelijkbaar met het gebruik van een hotel en/of andere vormen van recreatieve verblijfsaccommodaties.

1.45 recreatief overnachten jachthaven

Overnachten in een eigen pleziervaartuig ten behoeve van recreatie, voor een korte periode van één tot enkele aaneengesloten nachten.

1.46 recreatieve voorziening

Voorzieningen gericht op ontspanning en vrijetijdsbesteding, zoals bioscopen, bowlingbanen, dierentuinen en volkstuinen.

1.47 seksinrichting

Een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden; onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf waaronder begrepen een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.48 speelvoorzieningen

Voorzieningen bedoeld voor kinderen om mee te spelen, zoals een schommel, glijbaan, wipwap, zandbak of speelweide.

1.49 staat van horeca-activiteiten

Staat van Horeca-activiteiten die deel uitmaakt van deze regels.

1.50 tijdelijk verblijf

De tijdelijke bewoning, ook wel short stay genoemd, van (een deel) van een pand voor een periode van tenminste zeven nachten en maximaal zes maanden.

1.51 toeristische verhuur

Het verhuren van een toeristisch-recreatieve voorziening gericht op het bieden van de mogelijkheid tot logies en ontbijt aan steeds wisselend publiek, die voor een korte periode, namelijk één tot enkele nachten, ter plaatse in een daarvoor geschikte gebouw verblijft. Daaronder ook begrepen Bed & Breakfast en particuliere vakantieverhuur.

1.52 verkeersvoorzieningen

Gronden en bouwwerken die als verkeersruimte gebruikt worden zoals rijwegen, parkeervoorzieningen, fiets- en voetpaden en bermen.

1.53 voorgevel

De naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.

1.54 waterkavel

Het watergedeelte van een ligplaats.

1.55 waterhuishoudkundige voorzieningen

Werken, waaronder begrepen kunstwerken, verband houden met de waterstaat, zoals dammen, dijken, sluizen, beschoeiingen, remmingswerken, uitgezonderd steigers.

1.56 wonen

Gehuisvest zijn en duurzaam verblijven in een woning.

1.57 woning

Een complex van ruimten bedoeld voor de huisvesting van één huishouden.

1.58 woonark

Een drijvend object, in het algemeen niet bestemd of ingericht om te varen, doorgaans voorzien van een betonnen casco met vierkante of rechthoekige opbouw(en).

1.59 woonboot

Een drijvend of varend object dat herkenbaar is aan casco, romp en opbouw als een (van origine) varend schip.

1.60 woonschip

Woonark of woonboot, uitsluitend of in hoofdzaak gebezigd als, of te oordelen naar zijn constructie of inrichting, uitsluitend of in hoofdzaak bestemd tot dag- of nachtverblijf van een of meer personen.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 Algemeen
2.1.1 Afstand

De kortste afstand tussen bouwwerken onderling alsmede van bouwwerken tot de perceelsgrens of waterkavelgrens gemeten vanaf het vlak van de gevel.

2.1.2 Bouwhoogte overige bouwwerken

De bouwhoogte van een bouwwerk, niet zijnde een woonschip wordt gemeten vanaf het peil tot aan het hoogste punt van het bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen zoals schoorstenen, antennes en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.1.3 Breedte, lengte of diepte van een bouwwerk

Tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren. De steigerbreedte wordt gemeten ter plaatse van de oever.

2.1.4 Goothoogte

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.1.5 Oppervlakte

oppervlakte van een bouwwerk

De oppervlakte van een bouwwerk wordt gemeten tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

oppervlakte van een activiteit

De oppervlakte van een activiteit is de totale vloeroppervlakte van ruimten die ten dienste staan van die activiteit, met inbegrip van daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten, gemeten tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren.

2.1.6 Peil

Voor het vaststellen van het peil gelden de volgende regels en uitzonderingen:

  • a. het peil is de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
  • b. indien de hoofdtoegang van een bouwwerk direct aan één weg (een steiger wordt daartoe ook gerekend) grenst, dan is de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang het peil;
  • c. indien een perceel direct grenst aan meerdere wegen, dan is de hoogte van de laagste weg het peil;
  • d. indien een bouwwerk op of in een dijk is gebouwd, dan is de hoogte van de kruin van de dijk ter hoogte van de hoofdtoegang het peil;
  • e. indien een bijbehorend bouwwerk geen aan- of uitbouw van het hoofdgebouw is, dan is het peil van dat bijbehorend bouwwerk de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
  • f. in afwijking van bovenstaand geldt voor het bouwen van bouwwerken in of op het water geldt het volgende:
    • 1. drijvend bouwwerk bouwen: de waterlijn is het peil;
    • 2. vaststaand bouwwerk bouwen: de hoogte van de steiger waar de hoofdtoegang van een bouwwerk aan grenst is het peil.
2.2 Woonschepen

Voor woonschepen is lid 2.1 ook van toepassing, maar gelden de volgende afwijkingen:

2.2.1 Lengte

De lengte van een woonschip wordt gemeten op de plaats waar het woonschip het langst is, inclusief bijbehorende voorzieningen zoals stoot-, loop- en dakranden, goten, roer, boegspriet en dergelijke.

2.2.2 Breedte

De breedte van een woonschip wordt gemeten op de plaats waar het woonschip het breedst is, inclusief bijbehorende voorzieningen, zoals toot-, loop- en dakranden, gangboorden, goten, zwaarden en dergelijke;

2.2.3 Bouwhoogte

De bouwhoogte van een woonschip wordt gemeten in meters vanaf de waterlijn tot aan het hoogste punt van de romp, of indien aanwezig, opbouw. Boven de romp of opbouw uitstekende delen en eenvoudig te verwijderen onderdelen, worden niet meegerekend. Hieronder worden ook de eventueel aanwezige masten verstaan.

2.2.4 Diepte

De diepte van een woonschip wordt gemeten vanaf de waterlijn tot het diepst stekende scheepsdeel.

2.2.5 Oppervlakte

De oppervlakte van een woonschip wordt bepaald als product van de lengte en de breedte van een woonschip.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Verkeer

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verkeersvoorzieningen met een primair doorgaand karakter (stroomfunctie);
  • b. laad- en losvoorzieningen;
  • c. manoeuvreerruimtes;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. een openbare hoofdsteiger ter plaatse van de aanduiding 'steiger';
  • f. reclameobjecten;
  • g. groenvoorzieningen; en
  • h. voorzieningen ten behoeve van het openbaar vervoer.

Voor het bovenstaande gebruik gelden ook de algemene gebruiksregels zoals opgenomen in Artikel 11.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen
  • a. Op deze gronden mag uitsluitend gebouwd worden ten dienste van:
    • 1. de functie(s) zoals omschreven in lid 3.1;
    • 2. het specifieke toegestane gebruik zoals omschreven in lid 3.3;
    • 3. het algemeen toegestane gebruik zoals omschreven in Artikel 11.
  • b. Voor het bouwen gelden de algemene bouwregels zoals opgenomen in Artikel 10, aangevuld met de volgende specifieke bouwregels.
3.2.2 Kunstobjecten

In afwijking van het overige bepaalde in dit artikel, gelden voor het bouwen van kunstobjecten alleen de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van een kunstobject mag niet hoger zijn dan 5 meter.
3.2.3 Steiger

In afwijking van het overige bepaalde in dit artikel, gelden voor het bouwen van steigers alleen de volgende regels:

  • a. uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding 'steiger' is een openbare hoofdsteiger toegestaan;
  • b. de breedte van de hoofdsteiger bedraagt minimaal 3 meter.
3.2.4 Overige bouwwerken

In aanvulling op het overige bepaalde in dit artikel, gelden voor het bouwen van overige bouwwerken die niet genoemd zijn in de andere bouwregels van dit artikel de volgende regels:

  • a. het bouwwerk mag geen gebouw zijn; en
  • b. de bouwhoogte van het bouwwerk mag niet hoger zijn dan 3 meter.
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Algemeen
  • a. Gronden en panden binnen deze bestemming mogen uitsluitend gebruikt worden overeenkomstig de functie(s) zoals omschreven in lid 3.1.
  • b. Voor het gebruik gelden de algemene gebruiksregels zoals opgenomen in Artikel 11.

Artikel 4 Verkeer - Verblijfsgebied

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor

  • a. verblijfsgebieden;
  • b. verkeersvoorzieningen voor langzaam verkeer en buurtontsluiting;
  • c. groenvoorzieningen; en
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifeke vorm van verkeer - fietsenberging 1' tevens voor een fietsenberging behorende bij de woonschepen;

met daar aan ondergeschikt:

  • e. reclameobjecten;
  • f. voorzieningen ten behoeve van het openbaar vervoer.

Voor het bovenstaande gebruik gelden ook de algemene gebruiksregels zoals opgenomen in Artikel 11.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen
  • a. Op deze gronden mag uitsluitend gebouwd worden ten dienste van:
    • 1. de functie(s) zoals omschreven in lid 4.1;
    • 2. het specifieke toegestane gebruik zoals omschreven in lid
    • 3. het algemeen toegestane gebruik zoals omschreven in Artikel 11.
  • b. Voor het bouwen gelden de algemene bouwregels zoals opgenomen in Artikel 10, aangevuld met de volgende specifieke bouwregels;
  • c. het bouwen van gebouwen is niet toegestaan, met uitzondering van een fietsenberging ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - fietsenberging 1'.
4.2.2 Fietsenberging

In afwijking van het overige bepaalde in dit artikel, gelden voor het bouwen van een fietsenberging alleen de volgende regels:

  • a. een fietsenberging mag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifeke vorm van verkeer - fietsenberging 1' worden gebouwd;
  • b. een fietsenberging mag uitsluitend onder de brug worden gebouwd;
  • c. de goothoogte bedraagt maximaal 3,5 meter;
  • d. de bouwhoogte bedraagt maximaal 4,0 meter;
  • e. de oppervlakte van een fietsenberging mag niet groter zijn dan de omvang van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - fietsenberging 1'.
4.2.3 Kunstobjecten

In afwijking van het overige bepaalde in dit artikel, gelden voor het bouwen van kunstobjecten alleen de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van een kunstobject mag niet hoger zijn dan 5 meter.
4.2.4 Speelvoorzieningen

In afwijking van het overige bepaalde in dit artikel, gelden voor het bouwen van speelvoorziening alleen de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van een speelvoorziening mag niet hoger zijn dan 5 meter.
4.2.5 Bruggen

In afwijking van het overige bepaalde in dit artikel, gelden voor het bouwen van een brug alleen de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van een brug mag niet hoger zijn dan 5 meter; en
  • b. de doorvaarthoogte van bruggen mag niet minder dan 1,20 meter bedragen.
4.2.6 Overige bouwwerken

In aanvulling op het overige bepaalde in dit artikel, gelden voor het bouwen van overige bouwwerken die niet genoemd zijn in de andere bouwregels van dit artikel de volgende regels:

  • a. het bouwwerk mag geen gebouw zijn;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken mag niet hoger zijn dan 3 meter.
4.3 Specifieke gebruiksregels
4.3.1 Algemeen
  • a. Gronden en panden binnen deze bestemming mogen uitsluitend gebruikt worden overeenkomstig de functie(s) zoals omschreven in lid 4.3.
  • b. Voor het gebruik gelden de algemene gebruiksregels zoals opgenomen in Artikel 11.

Artikel 5 Water

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. beroeps- en recreatievaart;
  • b. water;
  • c. waterstaatkundige werken;
  • d. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'jachthaven' tevens een jachthaven met maximaal 122 aanlegplaatsen;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - lodges' tevens havenlodges voor recreatief gebruik en overnachting;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'horeca' is tevens een horecavoorziening, zoals genoemd in categorie 1a en 1b uit de in de bijlage opgenomen Staat van Horeca activiteiten toegestaan;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - havengebouw' tevens een havengebouw;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'specifeke vorm van verkeer - fietsenberging 2' en 'specifieke vorm van verkeer - fietsenberging 3' tevens fietsenbergingen ten behoeve van de woonschepen;

met daar aan ondergeschikt:

  • j. een terras bij de horecavoorziening ter plaatse van de aanduiding 'horeca';
  • k. kaden;
  • l. oeverstroken;
  • m. scheepsvaartverkeerstekens en andere nautische verkeersvoorzieningen;
  • n. sluizen;
  • o. steigers en andere bouwwerken ten behoeve van waterrecreatie en beroepsmatig varen. Voor het bovenstaande gebruik gelden de specifieke gebruiksregels in 5.4, aangevuld met de algemene gebruiksregels zoals opgenomen in Artikel 11,
5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen
  • a. Op deze gronden mag uitsluitend gebouwd worden ten dienste van:
    • 1. de functie(s) zoals omschreven in lid 5.1;
    • 2. het specifiek toegestane gebruik zoals omschreven in lid 5.4;
    • 3. het algemeen toegestane gebruik zoals omschreven in artikel 11;
  • b. Voor het bouwen gelden de algemene bouwregels zoals opgenomen in artikel 10, aangevuld met de volgende specifieke bouwregels.
5.2.2 Havenlodges

In afwijking van het overige bepaalde in dit artikel gelden voor het bouwen, afmeren en aanleggen van havenlodges alleen de volgende regels:

  • a. havenlodges zijn uitsluitend toegestaan binnen de aanduiding 'specifieke vorm van water - lodges';
  • b. het totale aantal havenlodges binnen het plangebied bedraagt niet meer dan 20;
  • c. de goothoogte bedragt maximaal 3,5 meter;
  • d. de bouwhoogte bedraagt maximaal 5 meter;
  • e. de diepte onder de waterlijn bedraagt niet meer dan 2 meter;
  • f. de oppervlakte bedraagt per havenlodge maximaal 50 m2;
  • g. de afstand tussen de lodges onderling bedraagt niet minder dan 5 meter, tenzij:
    • 1. de in de wanden aanwezige deur- en raamconstructies en mogelijke doorvoeringen een brandwerendheid bezitten van 30 minuten conform de NEN-norm 6068;
    • 2. er in de wanden geen draaiende delen, anders dan zelfsluitende deuren, aanwezig zijn;
    • 3. de wanden een brandvoortplantingsklasse van 2 of minder bezitten conform de NEN-norm 6064.
  • h. de afstand tussen de lodges en omliggende woonschepen bedraagt niet minder dan 5 meter, tenzij:
    • 1. de in de wanden aanwezige deur- en raamconstructies en mogelijke doorvoeringen een brandwerendheid bezitten van 30 minuten conform de NEN-norm 6068;
    • 2. er in de wanden geen draaiende delen, anders dan zelfsluitende deuren, aanwezig zijn;
    • 3. de wanden een brandvoortplantingsklasse van 2 of minder bezitten conform de NEN-norm 6064.
  • i. de afstand tussen de gevels van de havenlodges en de hoofdsteiger, bedraagt niet minder dan 5 meter, tenzij:
    • 1. de in de wanden aanwezige deur- en raamconstructies en mogelijke doorvoeringen een brandwerendheid bezitten van 30 minuten conform de NEN-norm 6068;
    • 2. er in de wanden geen draaiende delen, anders dan zelfsluitende deuren, aanwezig zijn;
    • 3. de wanden een brandvoortplantingsklasse van 2 of minder bezitten conform de NEN-norm 6064.
5.2.3 Horecagebouw

In afwijking van het overige bepaalde in dit artikel, gelden voor het bouwen, afmeren en aanleggen van een drijvend horecagebouw alleen de volgende regels:

  • a. er mag maximaal één drijvend horecagebouw, ten behoeve van één horecavoorziening worden gerealiseerd met een maximaal oppervlakte van 158 m2 bvo;
  • b. de bouwhoogte bedraagt maximaal 4,5 meter;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b. mag de bouwhoogte voor maximaal 20% van het horecagebouw maximaal 5,5 meter bedragen;
  • d. de diepte onder de waterlijn bedraagt niet meer dan 2 meter;
  • e. de afstand tussen het horecagebouw en omliggende woonschepen is minimaal 10 meter.
5.2.4 Fietsenbergingen

In afwijking van het overige bepaalde in dit artikel, gelden voor het bouwen van fietsenbergingen alleen de volgende regels:

  • a. fietsenbergingen zijn uitsluitend toegestaan binnen de aanduidingen 'specifeke vorm van verkeer - fietsenberging 2 en 'specifieke vorm van verkeer - fietsenberging 3';
  • b. het bebouwingspercentage ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - fietsenberging 2' bedraagt maximaal 40% van de oppervlakte van die functieaanduiding;
  • c. het bebouwingspercentage ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - fietsenberging 3' bedraagt maximaal 100% van de oppervlakte van die functieaanduiding;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - fietsenberging 3' bedraagt de bouwhoogte maximaal 2,6 meter;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - fietsenberging 2' bedraagt de goothoogte maximaal 3,5 meter en de bouwhoogte maximaal 6,5 meter.
5.2.5 Havengebouw

In afwijking van het overige bepaalde in dit artikel, gelden voor het bouwen van een havengebouw alleen de volgende regels:

  • a. een havengebouw mag uitsluitend worden gerealiseerd ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van water - havengebouw';
  • b. het bebouwingspercentage bedraagt maximaal 60% van de oppervlakte van de functieaanduiding 'specifieke vorm van water - havengebouw';
  • c. de bouwhoogte bedraagt maximaal 4,5 meter;
  • d. de diepte onder de waterlijn bedraagt niet meer dan 2 meter.
5.2.6 Steigers

In afwijking van het overige bepaalde in dit artikel, gelden voor het bouwen van steigers alleen de volgende regels:

  • a. uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding 'steiger' is een openbare hoofdsteiger toegestaan;
  • b. de breedte van de hoofdsteiger bedraagt minimaal 3 meter;
  • c. bebouwde voorzieningen op, aan of onder een steiger ten behoeve van (droge) blusleidingen of andere brandveiligheidsvoorzieningen zijn toegestaan.
5.2.7 Scheepvaartverkeerstekens en andere nautische verkeersvoorzieningen

In afwijking van het overige bepaalde in dit artikel, gelden voor het bouwen van scheepvaartverkeerstekens en andere nautische voorzieningen alleen de volgende regels:

  • a. het bouwwerk mag geen gebouw zijn;
  • b. de bouwhoogte van scheepvaartverkeerstekens en andere nautische voorzieningen bedraagt maximaal 8 meter.
5.2.8 Overige bouwwerken

In aanvulling op het overige bepaalde in dit artikel, gelden voor het bouwen van overige bouwwerken die niet genoemd zijn in de andere bouwregels van dit artikel de volgende regels:

  • a. het bouwwerk mag geen gebouw zijn;
  • b. de maximale bouwhoogte van tot de jachthaven behorende bouwwerken mag niet hoger zijn dan 8 meter;
  • c. de maximale bouwhoogte van tot de horecavoorziening behorende bouwwerken mag niet hoger zijn dan 3 meter;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken mag niet hoger zijn dan 5 meter.
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Bebouwingspercentage 'specifieke vorm van verkeer - fietsenberging 2'

Met een omgevingsvergunning kan een hoger bebouwingspercentage worden toegestaan dan genoemd in artikel 5.2.4 onder b., mits voldaan wordt aan de volgende regels:

  • a. het toegestane bebouwingspercentage bedraagt maximaal 50% van de oppervlakte van de genoemde functieaanduiding;
  • b. de noodzaak voor een hoger bebouwingspercentage dient te worden aangetoond.
5.3.2 Steigers

Met een omgevingsvergunning kunnen steigers buiten de aanduiding 'steiger' worden toegestaan, in afwijking van het bepaalde in artikel 5.2.6, mits voldaan wordt aan de volgende regels:

  • a. de steiger is noodzakelijk ten behoeve van de ontsluiting, bereikbaarheid en brandveiligheid van de verschillende bouwwerken en functies binnen het plangebied;
  • b. de maximale waterbreedte na aanleg van de steiger bedraagt minimaal 6 meter.
5.3.3 Bouwhoogte scheepvaartverkeerstekens en andere nautische voorzieningen

Met een omgevingsvergunning kan een hogere bouwhoogte worden toegestaan dan genoemd in artikel 5.2.7 onder b. voor scheepvaartverkeerstekens en andere nautische voorzieningen, mits voldaan wordt aan de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte bedraagt maximaal 12 meter;
  • b. de afwijkende hoogte is ten behoeve van een nautische noodzaak.
5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Algemeen

Tot een gebruik dat strijdig is met de bestemmingsomschrijving wordt in elk geval aangemerkt:

  • a. gronden en panden binnen deze bestemming mogen uitsluitend gebruikt worden overeenkomstig de functie(s) zoals omschreven in lid 5.1;
  • b. voor het gebruik gelden de algemene gebruiksregels zoals opgenomen in artikel 11.
5.4.2 Jachthaven

In aanvulling op het overige bepaalde in dit artikel gelden er plaatse van de aanduiding 'jachthaven' de volgende regels:

  • a. een jachthaven met bijbehorende voorzieningen is toegestaan;
  • b. de afstand tussen de boten in de jachthaven en omliggende woonschepen is minimaal 5 meter.
5.4.3 Recreatief nachtverblijf, havenlodges

In aanvulling op het overige bepaalde in dit artikel gelden er plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - lodges' de volgende regels:

  • a. binnen deze aanduiding is recreatief overnachten in maximaal 20 havenlodges toegestaan.
5.4.4 Horecagebouw

In aanvulling op het overige bepaalde in dit artikel geldt voor horeca in het horecagebouw ook de volgende regel:

  • a. de omvang van horeca bedraagt maximaal 158 m2 bvo (exclusief terras).
5.4.5 Terras bij horecagebouw

In aanvulling op het overige bepaalde in dit artikel, gelden voor een terras bij het horecagebouw ook de volgende regels:

  • a. het terras dient tevens binnen de aanduiding 'horeca' te worden gerealiseerd;
  • b. de omvang van het terras bedraagt maximaal 280 m2 bvo.
5.4.6 Havengebouw

In aanvulling op het overige bepaalde in dit artikel, gelden voor een havengebouw ook de volgende regels:

  • a. in het havengebouw is servicepunt met ondersteunende voorzieningen (zoals bijvoorbeeld een wasgelegenheid, afvalinzameling) voor de jachthaven toegestaan;
  • b. in het havengebouw is één kantoor en/of één woning voor de havenmeester toegestaan;
  • c. binnen het havengebouw zijn fietsenbergingen ten behoeve van de woonschepen toegestaan.
5.4.7 Steigers

In aanvulling op het overige bepaalde in dit artikel, gelden voor steigers ook de volgende regels:

  • a. steigers mogen ook worden gebruikt voor (de aanleg van) (droge) blusleidingen en andere voorzieningen ten behoeve van brandveiligheid.
5.4.8 Woonschepen

Het is niet toegestaan gronden te gebruiken voor het aan- en afmeren en/of afgemeerd houden van woonschepen.

5.4.9 Strijdig gebruik

Tot een gebruik dat strijdig is met de bestemmingsomschrijving wordt in elk geval aangemerkt:

  • a. reparatie of onderhoud van schepen;
  • b. een scheepswerf of (andere) mogelijkheid om recreatieve boten voor stalling of onderhoud uit het water te takelen;
  • c. een brandstofvulpunt (tankmogelijkheid) voor de boten;
  • d. opslag van andere gevaarlijke stoffen, zoals bijvoorbeeld onderhoudsmiddelen voor schepen.

Artikel 6 Water - Woonschepen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water - Woonschepen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het afmeren van en het wonen in een woonboot ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - woonboot';
  • b. het afmeren van en het wonen in een woonark ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - woonark';
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'terras' tevens voor een (drijvend) terras behorende bij de naastgelegen woonark;
  • d. het afmeren van plezierbootjes of tijdelijke onderhoudsvlotten, behorend bij een woonschip;
  • e. waterstaatkundige werken;
  • f. waterhuishoudkundige voorzieningen;

met daarbij behorende:

  • g. afmeervoorzieningen en steigers, zonder welke het gebruik van een woonschip als woning niet goed mogelijk is;
  • h. kaden;
  • i. oeverstroken;
  • j. scheepsvaartverkeerstekens en andere nautische verkeersvoorzieningen; en
  • k. sluizen.

Voor het bovenstaande gebruik gelden de specifieke gebruiksregels in 6.4, aangevuld met de algemene gebruiksregels zoals opgenomen in Artikel 11,

6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen
  • a. Op deze gronden mag uitsluitend gebouwd worden ten dienste van:
    • 1. de functie(s) zoals omschreven in lid 6.1;
    • 2. het specifiek toegestane gebruik zoals omschreven in lid 6.4;
    • 3. het algemeen toegestane gebruik zoals omschreven in artikel 11;
  • b. Voor het bouwen gelden de algemene bouwregels zoals opgenomen in artikel 10, aangevuld met de volgende specifieke bouwregels.
6.2.2 Woonboten

In afwijking van het overige bepaalde in dit artikel, gelden voor het bouwen, afmeren en aanleggen van woonboten alleen de volgende regels:

  • a. woonboten mogen uitsluitend binnen de aanduiding 'specifieke vorm van water - woonboot' worden gebouwd, zijn afgemeerd of zijn aangelegd;
  • b. het aantal woonboten binnen elke aanduiding bedraagt maximaal het op de planverbeelding aangegeven 'maximum aantal wooneenheden';
  • c. de bouwhoogte mag niet hoger zijn dan 5,5 meter;
  • d. de breedte mag niet meer zijn dan 7 meter;
  • e. de lengte van een woonboot bedraagt niet meer dan 40 meter, waarbij de maximale lengte wordt bepaald door de maximale diepte van de kavels;
  • f. de diepte onder de waterlijn bedraagt niet meer dan 2 meter;
  • g. De afstand tussen woonboten onderling bedraagt niet minder dan 5 meter tenzij:
    • 1. de in de wanden aanwezige deur- en raamconstructies en mogelijke doorvoeringen een brandwerendheid bezitten van 30 minuten conform de NEN-norm 6068;
    • 2. er in de wanden geen draaiende delen, anders dan zelfsluitende deuren, aanwezig zijn;
    • 3. de wanden een brandvoortplantingsklasse van 2 of minder bezitten conform de NEN-norm 6064.
6.2.3 Woonarken

In afwijking van het overige bepaalde in dit artikel, gelden voor het bouwen, afmeren en aanleggen van woonarken alleen de volgende regels:

  • a. woonarken mogen uitsluitend binnen de aanduiding 'specifieke vorm van water - woonark' worden gebouwd, zijn afgemeerd of zijn aangelegd;
  • b. het aantal woonarken binnen elke aanduiding bedraagt maximaal het op de planverbeelding aangegeven 'maximum aantal wooneenheden';
  • c. de goot- en bouwhoogte mag niet hoger zijn dan 4,5 meter;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder c. geldt dat ter plaatse van de op de planverbeelding opgenomen maatvoeringsaanduiding 'maximum goot- en /of bouwhoogte (m)' de goot- en/of bouwhoogte van de bestaande woonark niet hoger mag zijn dan de aangegeven hoogten. Indien de bestaande woonark wordt vervangen, dient de vervangende woonark te voldoen aan de onder c. bepaalde hoogten;
  • e. de diepte onder de waterlijn bedraagt niet meer dan 2 meter;
  • f. de afstand tussen woonarken onderling bedraagt niet minder dan 5 meter tenzij:
    • 1. de in de wanden aanwezige deur- en raamconstructies en mogelijke doorvoeringen een brandwerendheid bezitten van 30 minuten conform de NEN-norm 6068;
    • 2. er in de wanden geen draaiende delen, anders dan zelfsluitende deuren, aanwezig zijn;
    • 3. de wanden een brandvoortplantingsklasse van 2 of minder bezitten conform de NEN-norm 6064.
6.2.4 Toegangssteigers

In afwijking van het overige bepaalde in dit artikel, gelden voor het bouwen van steigers alleen de volgende regels:

  • a. toegangssteigers, ten behoeve van de ontsluiting en bereikbaarheid van woonboten naar de hoofdsteiger zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - woonboot';
  • b. toegangssteigers, zoals genoemd onder a. hebben een lengte van maximaal 7,5 meter, gemeten vanaf de hoofdsteiger; en
  • c. de breedte van de toegangssteigers bedraagt maximaal 3 meter.
6.2.5 Scheepvaartverkeerstekens en andere nautische verkeersvoorzieningen

In afwijking van het overige bepaalde in dit artikel, gelden voor het bouwen van scheepvaartverkeerstekens en andere nautische voorzieningen alleen de volgende regels:

  • a. het bouwwerk mag geen gebouw zijn;
  • b. de bouwhoogte van scheepvaartverkeerstekens en andere nautische voorzieningen mag niet hoger zijn dan 8 meter.
6.2.6 Overige bouwwerken

In aanvulling op het overige bepaalde in dit artikel, gelden voor het bouwen van overige bouwwerken die niet genoemd zijn in de andere bouwregels van dit artikel de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van een (drijvend) terras behorende bij de naastgelegen woonark ter plaatse van de aanduiding 'terras' bedraagt maximaal de oppervlakte van de aanduiding;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde op het (drijvend) terras zoals genoemd onder a. bedraagt maximaal 1,5 m;
  • c. andere bouwwerken dan genoemd onder a. en b. zijn niet toegestaan.
6.3 Afwijken van de bouwregels
6.3.1 Bouwhoogte scheepsvaartverkeerstekens en andere nautische verkeersvoorzieningen

Met een omgevingsvergunning kan een hogere bouwhoogte worden toegestaan dan genoemd in artikel 5.2.7 onder b. voor scheepvaartverkeerstekens en andere nautische voorzieningen, mits voldaan wordt aan de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte bedraagt maximaal 12 meter;
  • b. de afwijkende hoogte is ten behoeve van een nautische noodzaak.
6.3.2 Overige bouwwerken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 6.2.6 onder c., mits voldaan wordt an de volgende regels:

  • a. het bouwwerk mag geen gebouw zijn;
  • b. de bouwhoogte van het bouwwerk mag niet hoger zijn dan 5 meter;
  • c. het bouwwerk is noodzakelijk voor de waterrecreatie of het beroepsmatig varen.
6.4 Specifieke gebruiksregels
6.4.1 Algemeen

Tot een gebruik dat strijdig is met de bestemmingsomschrijving wordt in elk geval aangemerkt:

  • a. gronden en panden binnen deze bestemming mogen uitsluitend gebruikt worden overeenkomstig de functie(s) zoals omschreven in lid 6.1;
  • b. voor het gebruik gelden de algemene gebruiksregels zoals opgenomen in artikel 11.

6.4.2 Tijdelijke onderhoudsvlotten

In aanvulling op het overige bepaalde in dit artikel, gelden voor tijdelijke onderhoudsvlotten ook de volgende regels:

  • a. tijdelijke onderhoudsvlotten zijn uitsluitend toegestaan binnen de grenzen van de waterkavel;
  • b. tijdelijke onderhoudsvlotten zijn uitsluitend tijdelijk toegestaan tijdens het uitvoeren van kleinschalig onderhoud.
6.4.3 Beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis

In aanvulling op het overige bepaalde in dit artikel, gelden voor het gebruik van een deel van een woning ten behoeve van beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis ook de volgende regels:

  • a. de woonfunctie blijft de hoofdfunctie;
  • b. de beroeps- of bedrijfsmatige activiteit wordt door de bewoner uitgeoefend;
  • c. de beroeps- of bedrijfsmatige activiteit heeft geen verkeersaantrekkende werking;
  • d. de beroeps- of bedrijfsmatige activiteit mag geen, buiten het woonschip waarneembare, trilling, geur of geluid veroorzaken;
  • e. het vloeroppervlak in gebruik voor de beroeps- of de bedrijfsmatige activiteit is niet groter dan 30% van het bruto vloeroppervlak van het woonschip met een maximum van 65 m2;
  • f. de volgende beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten aan huis zijn niet toegestaan:
    • 1. detailhandel, anders dan detailhandel ondergeschikt aan de beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten;
    • 2. horeca.
6.4.4 Strijdig gebruik

Tot een gebruik dat strijdig is met de bestemmingsomschrijving wordt in elk geval aangemerkt:

  • a. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden als afmeervoorziening ten behoeve van plezierbootjes, anders dan voor eigen gebruik en met een maximale breedte van 3 meter en een maximale lengte van 6 m;
  • b. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden en bebouwing ten behoeve van particuliere vakantieverhuur, bed&breakfast en kamerverhuur;
  • c. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden en gebouwen voor de stalling en/of opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik) onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen.

Artikel 7 Wonen

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;

met daarbij behorende:

  • a. tuinen en erven;
  • b. steigers.

Voor het bovenstaande gebruik gelden de specifieke gebruiksregels in lid 7.3, aangevuld met de algemene gebruiksregels zoals opgenomen in Artikel 11.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen
  • a. Op deze gronden mag uitsluitend gebouwd worden ten dienste van:
    • 1. de functie(s) zoals omschreven in lid 7.1;
    • 2. het specifiek toegestane gebruik zoals omschreven in lid 7.3;
    • 3. het algemeen toegestane gebruik zoals omschreven in artikel 11;
  • b. Voor het bouwen gelden de algemene bouwregels zoals opgenomen in artikel 10, aangevuld met de volgende specifieke bouwregels.
7.2.2 Hoofdgebouwen

In afwijking van het overige bepaalde in dit artikel, gelden voor het bouwen van een hoofdgebouw alleen de volgende regels:

  • a. een hoofdgebouw mag alleen binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. per bouwvlak is maximaal één hoofdgebouw toegestaan;
  • c. ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding 'maximum goot- en/of bouwhoogte (m)' mag de goot- en/of bouwhoogte niet hoger zijn dan de aangegeven hoogte;
  • d. het hoofdgebouw mag alleen gebouwd worden met een kap;
  • e. het hoofdgebouw bevat tenminste één geluidsluwe zijde.
7.2.3 Uitbreiding van het hoofdgebouw
  • a. Indien een hoofdgebouw wordt uitgebreid binnen het bouwvlak dan gelden voor de uitbreiding de regels uit lid 7.2.2 in plaats van de regels voor bijbehorende bouwwerken.
  • b. De verplichting om een kap te bouwen, bedoeld in lid 7.2.2 sub c, geldt niet voor de uitbreiding van een hoofdgebouw als die uitbreiding niet hoger is dan de eerste verdiepingsvloer van het hoofdgebouw + 0,3 m.
7.2.4 Bijbehorende bouwwerken

Het is toegestaan om buiten het bouwvlak een bijbehorend bouwwerk of een uitbreiding daarvan te bouwen mits voldaan wordt aan de volgende regels:

  • a. het bijbehorende bouwwerk of uitbreiding staat op een afstand van ten minste 1 meter acher de voorgevel of het verlengde ervan;
  • b. de bouwhoogte van het bijbehorende bouwwerk mag niet hoger zijn dan 3,25 meter.
7.2.5 Dakkapellen

In afwijking van het overige bepaalde in dit artikel, gelden voor het bouwen van dakkapellen de volgende regels:

  • a. een dakkapel is uitsluitend toegestaan in het achterdakvlak (het dakvlak dat niet naar de weg toe gekeerd is) van het hoofdgebouw;
  • b. een dakkapel moet voldoen aan de volgende eisen:
    • 1. voorzien van een plat dak;
    • 2. gemeten vanaf de voet van de dakkapel niet hoger dan 1,75 m;
    • 3. onderzijde meer dan 0,5 m en minder dan 1 m boven de dakvoet;
    • 4. bovenzijde meer dan 0,5 m onder de daknok;
    • 5. zijkanten meer dan 0,5 m van de zijkanten van het dakvlak.
7.2.6 Erfafscheidingen

In afwijking van het overige bepaalde in dit artikel, gelden voor het bouwen van erfafscheidingen alleen de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van een erfafscheiding is niet hoger dan 1 meter.
7.2.7 Steigers

In afwijking van het overige bepaalde in dit artikel, gelden voor het bouwen van steigers alleen de volgende regels:

  • a. de waterbreedte bedraagt minimaal 6 meter of meer;
  • b. de maximum lengte van een steiger mag niet meer zijn dan de maximale lengte van het bouwvlak.
7.2.8 Whirpool of jacuzzi

In afwijking van het overige bepaalde in dit artikel, gelden voor het bouwen van een whirpool of jacuzzi alleen de volgende regels:

  • a. een whirlpool of jacuzzi is alleen toegestaan in het achtererfgebied;
  • b. een whirlpool of jacuzzi mag niet groter zijn dan 20% van het bouwperceel met een maximum van 10 m²; en
  • c. de whirlpool of jacuzzi steekt niet meer dan 1,00 meter boven het maaiveld uit.
7.2.9 Luifel

In afwijking van het overige bepaalde in dit artikel, gelden voor het bouwen van een luifel alleen de volgende regels:

  • a. een luifel is alleen in het achtererfgebied toegestaan;
  • b. de maximale lengte van de luifel mag niet meer zijn dan de maximel lengte van het bouwvlak.
7.2.10 Overige bouwwerken

In afwijking van het overige bepaalde in dit artikel, gelden voor het bouwen van overige bouwwerken alleen de volgende regels:

  • a. het bouwwerk mag geen gebouw zijn;
  • b. de bouwhoogte van het bouwwerk mag niet hoger zijn dan 3 meter.

7.3 Specifieke gebruiksregels
7.3.1 Algemeen

Tot een gebruik dat strijdig is met de bestemmingsomschrijving wordt in elk geval aangemerkt:

  • a. gronden en panden binnen deze bestemming mogen uitsluitend gebruikt worden overeenkomstig de functie(s) zoals omschreven in lid 7.1;
  • b. voor het gebruik gelden de algemene gebruiksregels zoals opgenomen in artikel 11.
7.3.2 Bed & breakfast

In aanvulling op het overige bepaalde in dit artikel, gelden voor het gebruik van (een gedeelte van) woningen ten behoeve van bed & breakfast alleen de volgende regels:

  • a. per woning maximaal 1 bed & breakfast verleend wordt;
  • b. niet meer dan 4 personen tegelijkertijd gebruik maken van de bed & breakfast;
  • c. er niet meer dan 2 kamers ter beschikking worden gesteld als slaapvertrekken in een bed & breakfast;
  • d. de bed & breakfast door de hoofdbewoner wordt uitgeoefend;
  • e. de hoofdbewoner tijdens het nachtverblijf in de bed & breakfast aanwezig is; en
  • f. het vloeroppervlak voor een bed & breakfast niet meer bedraagt dan 35% van het bruto vloeroppervlakte van de woning met een maximum van 35 m2 .
7.3.3 Beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis

In aanvulling op het overige bepaalde in dit artikel, gelden voor het gebruik van een deel van een woning ten behoeve van beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis ook de volgende regels:

  • a. de woonfunctie blijft de hoofdfunctie;
  • b. de beroeps- of bedrijfsmatige activiteit wordt door de bewoner uitgeoefend;
  • c. de beroeps- of bedrijfsmatige activiteit heeft geen verkeersaantrekkende werking;
  • d. het vloeroppervlak in gebruik voor de beroeps- of de bedrijfsmatige activiteit is niet groter dan 30% van het bruto vloeroppervlak van de woning en bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 65 m2; en
  • e. de volgende beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten zijn niet toegestaan:
    • 1. detailhandel, anders dan detailhandel ondergeschikt aan de beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten; en
    • 2. horeca.
7.3.4 Gastouderopvang aan huis

In afwijking op het bepaalde in 7.3.3 gelden voor het gebruik van een deel van een woning ten behoeve van beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis in de vorm van gastouderopvang alleen de volgende regels:

  • a. de woonfunctie blijft de hoofdfunctie;
  • b. de gastouderopvang wordt door de bewoner uitgeoefend;
  • c. er mogen maximaal 6 kinderen tegelijkertijd worden opgevangen, waaronder mede begrepen de kinderen van de gastouder onder de 13 jaar; en
  • d. het vloeroppervlak in gebruik voor gastouderopvang is niet groter dan 30% van het bruto vloeroppervlak van de woning en bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 65 m2.
7.3.5 Zorgwonen

In aanvulling op het overige bepaalde in dit artikel, gelden voor het gebruik van een woning ten behoeve van zorgwonen ook de volgende regels:

  • a. de bewoning vindt nagenoeg zelfstandig plaats;
  • b. de zorg is voornamelijk gericht op de dagelijkse bezigheden van de bewoner(s); en
  • c. er is geen sprake van 24-uurs zorg of therapie aan huis.

Artikel 8 Waarde - Archeologie - 4

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de behoud en bescherming van archeologische waarden.

8.2 Bouwregels
8.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen

Voor de bouw van bouwwerken geldt, in aanvulling op de andere bouwregels die gelden voor deze gronden en panden, dat door de aanvrager een rapport op basis van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) moet worden overgelegd waarin:

  • a. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
  • b. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
8.2.2 Voorwaarden omgevingsvergunning voor het bouwen

Indien uit het in lid 8.2.1 genoemde rapport blijkt dat archeologische waarden an de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische aarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, die voldoen aan bij de vergunning te stellen kwalificaties; en
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg, die voldoet aan bij de vergunning te stellen kwalificaties.
8.2.3 Uitzonderingen
  • a. Het bepaalde in lid 20.2.1 en 20.2.2 is niet van toepassing op bouwwerken met een oppervlakte kleiner dan 50 m2 of die niet dieper gaan dan 80 cm;
  • b. Bij het bouwen van de in lid a bedoelde bouwwerken zijn de regels van de betreffende primaire bestemming onverminderd van toepassing.
8.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.3.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden

Voor het uitvoeren van de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden is een omgevingsvergunning nodig:

  • a. het ophogen van de bodem met meer dan 50 centimeter;
  • b. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen en verbreden van sloten, vijvers en andere wateren;
  • d. het verlagen of het verhogen van het waterpeil;
  • e. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
  • f. het bebossen van gronden die op het tijdstip van het kracht worden van dit plan niet als bosgrond kunnen worden aangemerkt;
  • g. het uitvoeren van grondbewerkingen waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen.
8.3.2 Onderzoeksplicht

Een omgevingsvergunning kan pas worden verleend nadat door de aanvrager een rapport op basis van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) is overgelegd waarin:

  • a. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
  • b. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
8.3.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van de gronden.

8.3.4 Beoordelingscriteria

Alvorens de omgevingsvergunning wordt verleend moet er ten behoeve van de beoordeling van het rapport advies worden ingewonnen bij een ter zake deskundige.

8.3.5 Voorwaarden omgevingsvergunning

Indien uit de in lid 8.3.2 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het uitvoeren van werken of werkzaamheden zullen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden verbonden zijn aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, die voldoen aan bij de vergunning te stellen kwalificaties; en
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij de vergunning te stellen kwalificaties.
8.3.6 Uitzonderingen

Het bepaalde onder 8.3.1 is niet van toepassing voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. onderdeel zijn van een bouwactiviteit bedoeld in lid 8.2;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • d. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen worden uitgevoerd, moet verricht door een daartoe bevoegde instantie;
  • e. een oppervlakte kleiner dan 50 m2 omhelzen of die niet dieper gaan dan 80 cm.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 9 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 10 Algemene bouwregels

10.1 Parkeren
  • 1. Bij de uitoefening van de bevoegdheid voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen van een gebouw geldt dat:
    • a. voldoende parkeervoorzieningen voor auto's en fietsen worden gerealiseerd op de betreffende locatie of in de directe omgeving daarvan in of buiten het plangebied;
    • b. voldoende betekent dat wordt voldaan aan de normen in de beleidsregels die zijn neergelegd in de 'Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016';
    • c. indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met de wijziging.
  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing op het bouwen van een woonschip dat voldoet aan de regels van de bestemming Water - Woonschepen.
10.2 Gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen of waterhuishoudkundige voorzieningen

Het is toegestaan te bouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen of waterhuishoudkundige voorzieningen, mits voldaan wordt aan de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van een gebouw mag niet hoger zijn dan 4 meter;
  • b. de oppervlakteoppervlakte van een gebouw mag niet meer dan 15 m².
10.3 Bouwwerken ten behoeve van duurzame energievoorzieningen

Het is toegestaan te bouwen ten behoeve van duurzame energievoorzieningen mits voldaan wordt aan de volgende regels:

  • a. indien deze voorzieningen op of aan een bouwwerk worden gerealiseerd, mogen deze voorzieningen de in dit bestemmingsplan aangegeven maatvoeringen met maximaal 1,5 meter overschrijden;
  • b. de bouwhoogte van zelfstandige duurzame energievoorzieningen bedraagt maximaal 4,5 meter.

Artikel 11 Algemene gebruiksregels

11.1 Strijdig gebruik
  • a. Tenzij in de bestemmingsregels nadrukkelijk anders is bepaald, is het niet toegestaan gronden en panden te gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven ten behoeve van:
    • 1. seksinrichtingen;
    • 2. de productie, opslag of verkoop van vuurwerk;
    • 3. opslag anders dan ter plaatse noodzakelijk ten behoeve van de bestemming;
    • 4. het storten van puin en afvalstoffen;
    • 5. opslag van aan het oorspronkelijke gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen;
    • 6. het voortdurend afgemeerd houden van woonschepen, woonarken of anderszins vaartuigen die zijn bestemd voor het wonen of het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten danwel daarvoor worden gebruikt anders dan ter plaatse toegestaan ten behoeve van de bestemming.
    • 7. reparatie of onderhoud, anders dan kleinschalig onderhoud, van woonboten en woonarken;
    • 8. opslag en/of aanwezigheid van gevaarlijke stoffen;
    • 9. brandstofvulpunt voor boten;
    • 10. een (reparatie-)werf ten behoeve van stalling, botenlift of onderhoud van boten;
  • b. Het is niet toegestaan een bestaande woning te veranderen in, om te zetten tot en/of te vergroten tot twee of meer zelfstandige woningen.
11.2 Toegestaan ondergeschikt gebruik

Het is toegestaan gronden en panden te gebruiken ten behoeve van de volgende functies, mits deze functies ondergeschikt zijn aan het ter plaatse geldende hoofdgebruik zoals opgenomen in de bestemmingsregels:

  • a. duikers en bruggen boven water;
  • b. laad- en losvoorzieningen;
  • c. bluswatervoorzieningen, vluchtroutes en andere voorzieningen die noodzakelijk zijn in het kader van brandveiligheid;
  • d. manoeuvreerruimtes;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. perceelsontsluitingen;
  • h. speelvoorzieningen;
  • i. verblijfsgebieden;
  • j. voorwerpen van beeldende kunst of kunstuitingen en gedenktekens;
  • k. water;
  • l. waterhuishoudkundige voorzieningen.
11.3 Voorwaardelijke verplichting - bluswater

De woonschepen en havenlodges die conform dit bestemmingsplan zijn toegestaan, mogen enkel in gebruik worden genomen indien in, aan of op de hoofdsteiger een droge blusleiding is aangebracht en de aftakkingen van deze droge blusleiding op de andere steigers langer zijn dan 40 m en deze droge blusleiding ook als zodanig in stand wordt gehouden.

Artikel 12 Algemene aanduidingsregels

12.1 geluidzone - industrie
12.1.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' is gelegen de geluidzone als bedoeld in artikel 40 van de Wet geluidhinder. Hierbinnen:

  • a. is het niet toegestaan gronden en panden te gebruiken als geluidgevoelig object;
  • b. lid b is niet van toepassing op het bestaand gebruik van bestaande bebouwing.
12.1.2 Afwijken van het verbod op geluidgevoelige objecten

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid 12.1.1 sub b om een geluidgevoelig object toe te staan, mits voldaan wordt aan de volgende regels:

  • a. het geluidgevoelig object voldoet aan de andere regels die voor deze locatie gelden;
  • b. de geluidbelasting vanwege het industrieterrein op de gevels van het geluidgevoelig object en/of terrein mag niet hoger zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde als bedoeld in de Wet geluidhinder.
12.2 luchtvaartverkeerzone
12.2.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone' zijn de gronden, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens bestemd voor de bescherming van de belangen van de luchtvaart en luchtverkeersveiligheid.

12.2.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere aangewezen bestemmingen geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone' gebouwen en andere bouwwerken zijn toegestaan mits de bouwhoogte van de betreffende gebouwen en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedraagt dan gesteld in artikel 2.2.2 van het 'Luchthavenindelingbesluit Schiphol' (LIB).

Artikel 13 Algemene afwijkingsregels

13.1 Algemeen

Indien niet op grond van een andere bepaling van deze planregels een omgevingsvergunning kan worden verleend, dan kan bij omgevingsvergunning toegestaan worden, dat:

  • a. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en elektriciteitsvoorzieningen met een maximum bouwhoogte van 5 meter, en een maximale brutovloeroppervlak van 30 m² worden gebouwd;
  • b. wordt afgeweken van de in de planregels voorgeschreven maten, afmetingen, percentages met maximaal 10%;
  • c. wordt afgeweken van de op de verbeelding aangegeven bestemmingsgrenzen en aanduidingen; en
  • d. bouwwerken ten behoeve van vlucht- en/of noodtrappen worden gebouwd;

Mits voldaan wordt aan de volgende regels:

  • a. de afwijking in het belang is van een ruimtelijk, technisch of duurzaam beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein of om te voldoen aan het Bouwbesluit; en
  • b. slechts in geringe mate wordt afgeweken van de bestemmingsgrenzen en aanduidingen met een maximum van 2 meter.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 14 Overgangsrecht

14.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%.
  • c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
14.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 15 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Jachthaven Dukra.