Plan: | Hofwijk Noord fase 1 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0479.STED3890BP-0301 |
Het bedrijventerrein Hofwijk Noord wordt de komende jaren omgevormd tot een nieuwe levendige en dynamische woonwijk. Om de ontwikkeling van Hofwijk Noord op het huidige bedrijventerrein aan de Zaan mogelijk te maken, is dit nieuwe bestemmingsplan opgesteld. Deze ontwikkelingen passen namelijk niet in de geldende bestemmingsplannen. De herontwikkeling van het bedrijventerrein gebeurt in fases. De eerste fase van het plan Hofwijk Noord bevat circa 750 tot 800 woningen. In fase 2 en 3 zijn samen circa 250 woningen mogelijk. In dit bestemmingsplan wordt alleen de eerste fase mogelijk gemaakt. De bestaande woningbouwblokken aan de noordkant van de Pro Patriastraat worden meegenomen in dit bestemmingsplan.
Afbeelding 1: Plangebied fase 1 t.o.v. fase 2 en 3, bron Stedenbouwkundig plan Hofwijk Noord fase 1 - Zaandam
Het plangebied, dat voor het grootste deel op het terrein van Kan Houtverduurzaming en de verffabriek Touwen&Co ligt, ligt tussen Hofwijk aan de zuidkant, het spoor aan de noordkant, de Zaan aan de westkant en al bestaande woonblokken aan de oostkant met daarachter de Heijermansstraat. Aan de zuidelijke zijde staan drie sociale woningbouwblokken.
Met dit bestemmingsplan wordt een nieuw ruimtelijk regime voor het plangebied van kracht, waarmee de woningbouw binnen het plangebied juridisch planologisch mogelijk wordt gemaakt.
Het bestemmingsplan heeft betrekking op het westelijk deel van de Kogerveldwijk in Zaandam. Globaal wordt het plangebied begrensd door:
In onderstaande afbeelding is de ligging van het plangebied opgenomen in een overzichtskaart.
Afbeelding 2: Ligging plangebied
Nu bestaat het plangebied van Hofwijk Noord voornamelijk uit bedrijfspercelen met oude bedrijfspanden. Een van de oude bedrijfspanden aan de westkant van het gebied was in gebruik als verffabriek. Binnen het plangebied bevond zich verder van oudsher een houtimpregneerderij. Op dit perceel vindt momenteel met name opslag plaats. Aan de zuidkant, langs de Pro Patriastraat dat het plangebied aan de zuidkant begrenst, zijn drie woningbouwblokken gesitueerd. De westkant van het plangebied ligt langs de Zaan. De straat Hof van Zaenden begrenst de oostkant van het plangebied. De straat loopt daarna dwars door het noordelijke deel van het plangebied heen. Het noordelijke deel van het plangebied omvat ook bedrijfsgebouwen voor een pallethandel.
Voor het plangebied golden de twee volgende beheersverordeningen:
Naam | Vastgesteld |
Van Spoorbrug tot Sluis | 01-12-2016 |
Zaandam Oost en West | 13-10-2016 |
In de genoemde beheersverordeningen zijn de voorschriften, regels, plankaarten en verbeelding van de volgende bestemmingsplannen van toepassing verklaard:
Naam | Vastgesteld |
Bestemmingsplan Van Spoorbrug tot Sluis | 23-11-2006 |
Bestemmingsplan Rosmolenwijk | 23-11-2006 |
In de volgende afbeelding staat het relevante deel van de plankaart van het bestemmingsplan Van Spoorbrug tot Sluis waarin het plangebied voor het grootste deel ligt. Het plangebied is op de bestemmingsplankaart aangegeven in de volgende afbeelding.
In de volgende afbeelding staat het relevante deel van de plankaart van het bestemmingsplan Rosmolenwijk waarin de drie sociale woningbouwblokken liggen. Het plangebied is op de bestemmingsplankaart aangegeven.
Conclusie
Zoals in de afbeeldingen te zien is, golden voor het plangebied voor het grootste deel bedrijfsbestemmingen en voor een deel de woonbestemming aan de zuidkant bij de Pro Patriastraat. De ontwikkeling van woningbouw paste niet binnen de voorheen geldende beheersverordeningen en daarmee binnen de 'oude' (tot vaststelling van dit bestemmingsplan Hofwijk Noord fase 1) geldende bestemmingsplannen. Met het opstellen van dit bestemmingsplan wordt het juridisch planologisch kader opgesteld voor het ontwikkelen van Hofwijk Noord fase 1.
Deze toelichting maakt deel uit van het bestemmingsplan Hofwijk Noord fase 1. De toelichting van een bestemmingsplan geeft uitleg over en een onderbouwing van de bestemmingsregeling die in de planregels en op de verbeelding is opgenomen. Voor de onderbouwing van de bestemmingsregeling wordt onder meer ingegaan op de geldende beleidskaders en wordt voor het onderzoek naar de haalbaarheid, verslag gedaan van de uitgevoerde onderzoeken. Ook wordt er een verantwoording gegeven voor de gemaakte keuzes.
De beschrijving van de bestaande en de nieuwe situatie van het plangebied staat in Hoofdstuk 2. In Hoofdstuk 3 volgt de verantwoording voor het bestemmingsplan. Daarna beschrijft Hoofdstuk 4 de planonderbouwing. Hoofdstuk 5 gaat over participatie. In Hoofdstuk 6 staat een toelichting op de bestemmingen in het bestemmingsplan.
In de bijlagen bij de toelichting staan in deel A het stedenbouwkundig plan, het beeldkwaliteitsplan en zijn relevante beleidsstukken samengevat. Zowel het algemene rijksbeleid, provinciaal als gemeentelijk beleid op het gebied van de ruimtelijke ordening. Ook wordt thema specifiek beleid verder toegelicht. Per beleidsstuk wordt kort beoordeeld wat de invloed ervan is op het bestemmingsplan. Ook is in deel A van de bijlagen de nota van beantwoording overlegreacties, zienswijzen en ambthalve wijzigingen opgenomen. Verder zijn in deel A van bijlagen de diverse uitgevoerde onderzoeken opgenomen. In deel B van de bijlagen bij de toelichting is het MER Kogerveldwijk opgenomen.
Het plangebied van Hofwijk Noord fase 1 bevindt zich in het noordelijke deel van Zaandam, langs de historische lintstructuur aan de waterloop de Zaan. Dwars op de lintstructuur ligt de kamstructuur van sloten en paden. Het industriële karakter en het schaalcontrast zijn bepalend voor de identiteit van de bebouwing langs de Zaan.
Het plangebied bestaat uit verschillende delen. In het zuiden staan drie sociale woningbouwblokken met in totaal 80 woningen. Aan de westkant staat het gebouw van de verffabriek. Bovendien grenst het plangebied aan de zuidwestkant aan de Zaan. Aan de noordkant bestaat het plangebied uit bedrijfsgebouwen en opslagruimte voor een pallethandel. Naast de pallethandel zit nog een bedrijfsgebouw waarin een bouwbedrijf gevestigd is. Het midden van het terrein was van oudsher de locatie van een houtimpregneerderij, Kan Palen en is in gebruik voor opslag. Hierop staan enkele bomen.
Het plangebied is middels Hof van Zaenden, de Oostzijde en Hof van Holland ontsloten voor verkeer. De Heijermansstraat aan de oostkant is voor het gebied een belangrijke uitvalsweg. Aan de westkant van het plangebied zijn vijf bestaande woningen niet opgenomen in het plangebied. Deze woningen behouden hun huidige bestemming.
In de volgende afbeelding is een overzichtsfoto van het plangebied weergegeven.
Overzichtsfoto plangebied Hofwijk Noord (Bron: Google Maps, 2021)
Het Kan Palen-terrein is sinds het staken van de houtimpregneerderij aan het begin van dit millennium slechts voor opslagdoeleinden gebruikt. De grond van het Kan Palen-terrein is ernstig vervuild. Voor sanering is budget gereserveerd. Ook heeft de verffabriek Touwen een hindercirkel. Een verffabriek valt onder milieucategorie 4.2, met een hindercirkel van 300 meter op basis van de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering'.
In dit hoofdstuk is beschreven vanuit welke achtergrond het bestemmingsplan is opgesteld. Het bestemmingsplan is het juridisch planologisch kader om de transformatie van het bestaande bedrijfsterrein naar een woon-werkgebied mogelijk te maken. Ook worden de al bestaande woningbouwblokken aan de Pro Patriastraat meegenomen in dit bestemmingsplan. Twee van deze woningbouwblokken worden vervangen voor nieuwbouwwoningen, terwijl het westelijke gebouw blijft bestaan.
AI in 2012 was de locatie van het plangebied onderdeel van het Ontwikkelingsplan ZaanIJ, waarin de intensivering en transformatie langs de Zaan en het IJ gezien werd als een stap in de verdere ontwikkeling van de Amsterdamse metropoolregio. In Ontwikkelingsplan ZaanIJ maakt de locatie van het bedrijventerrein deel uit van De Stadse Zaan.
De ambitie om het bedrijventerrein te ontwikkelen, is verder uitgewerkt in het Perspectief Kogerveldwijk 2040. In dit rapport stelt de gemeente Zaanstad dat er een grote vraag is naar woningen in de gehele regio. Dit ontwikkelperspectief vormt een overkoepelende visie over hoe de Kogerveldwijk zal bijdragen aan de woningbouwopgave binnen de gemeente Zaanstad. Om het groene buitengebied te sparen bij de woningbouwopgave, komen de nieuwe woningen in de bestaande stad. In Kogerveldwijk is nog plaats voor woningen door het ontwikkelen op leegstaande bedrijventerreinen, door vertrek van bedrijven en het verplaatsen van sportverenigingen. Ook stelt de gemeente Zaanstad in het Perspectief Kogerveldwijk 2040 dat de wijk een kwaliteitssprong nodig heeft om de kansen voor huidige bewoners ook te vergroten.
Voor het Kan Palen-terrein is al eerder een stedenbouwkundig plan gemaakt. Dit plan ging uit van 150 woningen met voornamelijk grondgebonden rijen woningen in vier verschillende woonblokken. In 2018 is het overleg met de eigenaren van de naastgelegen gronden van de verffabriek Touwen gestart over herontwikkeling en transformatie van het gebied. Door aankoop van het naastgelegen bedrijfsterrein van Touwen en aanpassing van de plannen gaat dit plan nu uit van een groter plangebied en 750 tot 800 woningen in fase 1 en circa 250 woningen in de fasen 2 en 3. Om de ontwikkeling van Hofwijk Noord mogelijk te maken, is op initiatief van de Nederlandse Planontwikkelings Groep door stedenbouwkundig bureau PPHP (in samenwerking met de gemeente Zaanstad) een stedenbouwkundig plan (Bijlage 17 Watertoets van Bijlagen bij toelichting - Deel A) en een beeldkwaliteitsplan (Bijlage 2 Beeldkwaliteitsplan Hofwijk Noord fase 1 van Bijlagen bij toelichting - Deel A) gemaakt.
In 2019 is in een raadsbesluit vastgesteld wat de uitgangspunten zijn voor de anterieure overeenkomst voor het project Hofwijk Noord fase 1. Hierin is onder andere opgenomen dat:
De anterieure overeenkomst tussen de gemeente en de initiatiefnemer is inmiddels gesloten.
De ambitie is om het bedrijventerrein in Hofwijk te transformeren naar een aantrekkelijk woon- en werkgebied. Hierbij is er ruimte voor mensen met verschillende inkomens en leefstijlen. Met maatschappelijke voorzieningen, zoals medische of paramedische voorzieningen (dagbehandeling), kleinschalige horeca, educatieve voorzieningen, voorzieningen voor kinderopvang, en veel groen met speelplekken. De ontwikkeling geeft een flinke impuls aan Hofwijk.
De ontwikkelingen in het gebied kennen meerdere fases. Dit bestemmingsplan gaat alleen in op fase 1 van de transformatie. In deze fase wordt het bedrijventerrein getransformeerd tot een gemengd gebied met 750 tot 800 woningen. Het totale bouwvolume van de woningen bedraagt ca. 78.900 m2 bvo, het bouwvolume met gemengde functies langs de Oostzijde bedraagt ca. 360 m2.bvo (inclusief de plint van Touwen). In principe wordt uitgegaan van ongeveer 750 woningen en nog eens circa 50 woningen aan de noordzijde van het plangebied in een latere fase, nadat de (tijdelijke) parkeergarage daar niet meer nodig is.
Een aantal bedrijfsgebouwen aan de noordkant blijft in fase 1 nog in gebruik. Dit betekent dat er ruimte moet blijven voor vrachtverkeer en dat de huidige weg, Hof van Zaenden, gelijk blijft. Langs het aan de zuidzijde gelegen nieuwe bouwblok zal de rijbaan worden versmald om een tijdelijk trottoir te kunnen maken.
Woningcategorieën
De woningen in het plan bestaan uit een mix van grondgebonden woningen en appartementen waarbij gebruik wordt gemaakt van aaneenschakeling van volumes die onderling verschillen in hoogte en diepte. Het is verplicht 20% van het aantal nieuwe woningen als woningen vallend in de categorie "sociale huur" te bouwen. De initiatiefnemer heeft een inspanningsverplichting om 20% van het aantal nieuwe woningen te bouwen als vallend in de categorie "sociale koop" en "middeldure huurwoning", waarbij minimaal 10% sociale koop dient te zijn. Als de initiatiefnemer aan de gemeente aantoont dat de genoemde categorieën niet rendabel in de markt kunnen worden afgezet treden partijen in overleg over een andere invulling van dit deel van het woningprogramma. Het restant van de woningen valt onder de categorie "vrije sector en/of koop".
Van de voormalige bedrijfsgebouwen is een deel al gesloopt. Het bedrijfspand van verffabriek Touwen is het enige gebouw binnen het plangebied dat nog historische waarde heeft. De zijgevels en voorgevel van Touwen en het plein ervoor hebben een hogere waarde toegekend gekregen en hierdoor wordt de gevel geïntegreerd in het te bouwen woongebouw dat op die plek verrijst (zie ook paragraaf 4.1 Cultuurhistorische waarden en archeologie). Ook het meest westelijke woningbouwblok aan de Pro Patriastraat blijft behouden. De entree van dit woningbouwblok aan de westzijde zal worden verplaatst naar de oostzijde, waarbij de westgevel een nieuw ontwerp krijgt. De overige twee bestaande appartementengebouwen aan de Pro Patriastraat worden vervangen, ook omdat zij technisch verouderd zijn. In het nieuwe ontwerp blijven de huidige stedenbouwkundige principes van de straat behouden.
Stedenbouwkundig ontwerp
Voor het plangebied is een stedenbouwkundig plan en een beeldkwaliteitsplan opgesteld (Bijlage 1
Stedenbouwkundig plan Hofwijk Noord fase 1 en Bijlage 2
Beeldkwaliteitsplan Hofwijk Noord fase 1 van Bijlagen bij toelichting - Deel A).
Op onderstaande afbeelding is de kaart uit het stedenbouwkundig plan weergegeven.
Afbeelding: Stedenbouwkundig plan
In hoofdlijnen is de opzet van de wijk als volgt.
Aan de Zaan
Het lint langs de Zaan heeft een historisch karakter met een mix van fabriekspanden en kleinschalige woonhuisjes. Het stedenbouwkundig plan sluit hierop aan door het lint aan te vullen met zowel grote woonvolumes als kleinschalige bebouwing. Deze bebouwing wordt in de groene open plekken geplaatst met zicht op de Zaan.
Aan de Oostzijde, in blok 5a aan de noordwestzijde van het plangebied, is naast wonen ook ruimte voor horeca en kleinschalige bedrijvigheid. Langs de oever van de Zaan wordt een publieke en toegankelijke ruimte gecreëerd. Hierdoor blijft het 'glop' (open plek tussen de bebouwing langs de Zaan) behouden. De oever krijgt een groene uitstraling en een open karakter. De wind kan door dit open karakter het plangebied in de zomer verkoelen. Het wegprofiel van de Oostzijde wordt aangepast met trottoirs aan weerszijden.
Kamstructuur
Dwars op de Zaan wordt de historische structuur van sloten en paden teruggebracht in de vorm van woonstraten. Deze oost-westverbinding zorgt voor verbinding met de omgeving en loopt uit in groene plekken aan de Zaan. In deze woonstraten is ruimte voor de fiets en de voetganger en zal een mix van grondgebonden woningen en appartementsgebouwen komen. In een latere fase kan de kamstructuur verder worden doorgezet naar de Heijermansstraat.
Groene lens
Centraal door het plangebied loopt een fietsroute die in de toekomst de verbinding zal vormen naar de noordelijk gelegen wijken en aansluit op de doorgaande fietsroute over de Oostzijde. Deze route loopt door een ovale (lensvormige) ruimte. Erom heen staan de appartementengebouwen. Zo ontstaat er ruimte voor groen en een afwisselende beleving van de openbare ruimte.
Voor fietsverkeer wordt er met de aanleg van een fietspad een doorgaande fietsroute aangelegd. In de groene lens ligt de fietsroute langs de oostelijke bebouwing. De route sluit met een trottoir aan op de bebouwing. De fietsroute loopt centraal door het plangebied en sluit aan de noordzijde aan via de in de toekomst aan te leggen spoortunnel richting de Boerejonkerbuurt. Aan de zuidkant sluit het fietspad aan op de Oostzijde waar de route naar het centrum van Zaandam ligt.
Zaanse Paden
Het Zaanse pad is een gedeelde openbare ruimte (een 'shared space zone'), voor fietsers en voetgangers waar de auto te gast is. De groene zones langs de weg dragen bij aan de waterhuishouding in het plangebied. Plaatselijk kunnen in deze zones fietsparkeerplekken voor bezoekers en speelplekken voor jonge kinderen opgenomen worden. Langs de bebouwing van de Zaanse paden ligt een strook (de 'encroachment zone') die voor een deel bestraat is en voor een deel beplant. Het heeft een groene uitstraling door de beplanting. De strook (de 'encroachment zone') die voor de appartementen met een beletage langs loopt, is afwisselend ingericht. Er liggen verhoogde terrassen en trapjes naar de appartementen.
Volume
De verschillende structuren in het plangebied komen samen in de schaal van de openbare ruimte en de opbouw van de volumes. De woonvolumes aan de westzijde van het plangebied kennen de grootste schaal binnen het plangebied en hebben een hoogte van 8 tot 16 lagen. De woongebouwen aan de oostkant hebben maximaal 8 bouwlagen. In de woonstraten zullen de grondgebonden woningen vier bouwlagen bevatten. De zuidzijde van de wijk sluit aan op de schaal van de omgeving.
Om een passende maat en schaal te creëren bestaan de verschillende bouwblokken uit een aaneenschakeling van volumes die onderling variëren in hoogte en diepte.
Afbeelding: Aanzicht plangebied
Door onderscheid te maken tussen hoog- en laagbouw kan er binnen het plangebied een groene openbare ruimte gerealiseerd worden zowel langs de doorgaande fietsroute in het midden van het gebied als langs de Zaan. Het westelijk deel van het plangebied ligt aan het historische lint van de Zaan. Het industriële karakter en het schaalcontrast zijn hier bepalend voor de identiteit van de bebouwing langs de Zaan. De fabrieksachtige woongebouwen vormen door deze opzet de boegbeelden van de wijk, waarbij de voormalige gevel van "Hille Beschuit" wordt behouden als plint van het meest westelijke woongebouw. Dit gebouw kan op basis van het bestemmingsplan een hoogte van maximaal 30 meter krijgen.
De historische structuur van paden dwars op de hoofdweg en dijk, ligt hier -door de bocht in de Zaan- niet haaks op de Oostzijde waardoor de hoge woongebouwen aan de Zaan geen parallel front vormen aan de Zaan; je kunt er schuin langs weg kijken. Door de hogere woongebouwen te positioneren aan de noordwestzijde van het plangebied, grotendeels achter de bestaande bebouwing aan de Oostzijde, wordt mogelijke windhinder en vermindering van daglichttoetreding voor de naastgelegen woonbebouwing beperkt. De bestaande bebouwing aan de oost- en zuidzijde is een kleinschalige woonwijk met een mix van grondgebonden woningen en appartementen tot 4 lagen hoog. De hoogte van de bebouwing in het plangebied sluit hierop aan door vertrapt van noord naar zuid af te lopen tot grotendeels 15 meter aan de Pro Patriastraat met aan de zuidoostelijke zijde langs de Pro Patriastraat een deel van 18 meter.
Parkeren
De bewoners kunnen voor een deel parkeren in parkeergarages in het gebouw. Voor een deel lopen deze parkeergarages door onder de binnenruimte van een wooncomplex. Deze ruimtes worden voorzien van een groen dek voor bewoners met een privé of semi-openbaar karakter. Aan de openbare ruimte zijn parkeren en bergingen zo min mogelijk zichtbaar. Hiervoor zullen woon- en/of commerciële functies worden gebouwd. De commerciële functies krijgen alleen een plek in het complex dat is gelegen aan de westkant van het plangebied, aan de Zaan. Deze bebouwing krijgt een hogere begane grond die geschikt is voor zowel wonen(-werken) als commerciële functies. Ook is er zo voldoende ruimte om het programma op de eerste verdieping aan te sluiten op het parkeerdek.
Ook worden bergingen in het gebouw voor bijvoorbeeld fietsen gecreëerd. In de buitenruimte zullen ook (onoverdekte) stallingsmogelijkheden voor fietsen van bezoekers worden geplaatst.
Aan de noordkant van het plangebied wordt een tijdelijke parkeergarage gebouwd. In deze parkeergarage is ook ruimte gereserveerd voor het parkeren voor de zogenoemde "gemengde" functies, zoals dienstverlening, culturele voorzieningen, bepaalde maatschappelijke voorzieningen en kantoren. Deze parkeergarage wordt na enige jaren vervangen door een woongebouw inclusief beperkte (gebouwde) parkeergelegenheid, op voorwaarde dat in Hofwijk Noord dan voldoende vervangende parkeergelegenheid is gerealiseerd en voldaan kan worden aan de parkeernormen.
Dit bestemmingsplan maakt de ontwikkeling van woningen mogelijk in Hofwijk Noord Fase 1, waar nu bedrijfsbestemmingen zijn toegestaan. Het plan verbetert de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied, doordat het woningen en op kleine schaal commerciële functies mogelijk maakt ter vervanging van bedrijfspercelen en oude bedrijfsgebouwen. Het bestemmingsplan voorziet daarmee in de vraag naar woningen in de stad.
Goede ruimtelijke ordening
Bij het bestemmingsplan wordt voor een goede ruimtelijke ordening een afweging gemaakt over de manier waarop functies ten opzichte van elkaar worden gesitueerd, ook in relatie tot de wenselijkheid van de ruimtelijke ontwikkelingen die in het plan mogelijk worden gemaakt. Belangrijk onderdeel hierbij is de situering van milieubelastende en milieugevoelige functies ten opzichte van elkaar.
Voor dit bestemmingsplan zijn bodem, geluid en externe veiligheid belangrijke milieuaspecten. Uit hoofdstuk 4 blijkt dat in het plangebied sprake zal zijn van een goed woon- en leefklimaat. De overige milieuaspecten kunnen ook niet worden aangemerkt als een belemmerende factor. De aspecten zijn verder uitgewerkt in hoofdstuk 4.
Gebiedskwaliteit
Het bestemmingsplan voorziet in de ontwikkeling van een minder aantrekkelijk stuk stad tot een aantrekkelijk, kwalitatief hoogwaardig woon- en leefgebied op een veelbelovende locatie in Zaanstad. Deze transformatie wordt bereikt door kwaliteit het uitgangspunt te laten zijn bij de huidige en toekomstige ontwikkelingen.
Het plangebied ligt op een cultuurhistorisch waardevolle locatie langs de waterloop de Zaan met basis- en middelbare scholen, sportvoorzieningen en winkelcentra op korte afstand. De locatie is met openbaar vervoer ook zeer goed bereikbaar. Het treinstation Zaandam Kogerveld ligt ten noorden langs het plangebied op nog geen vijf minuten lopen. Het station heeft frequente verbindingen naar Amsterdam en Purmerend/Hoorn/Enkhuizen. De rijkswegen A7 en A8 zijn in twee à drie minuten bereikbaar.
De voorgevel en zijgevels van de verffabriek van Touwen (destijds van Hille Beschuit) hebben cultuurhistorische waarde. Aan die gevels en het plein ervoor is dan ook een hoge stedenbouwkundige en architectuurhistorische waarde toegekend. Het driehoekige voorplein voor het gebouw is ontstaan door de draaiing van de rooilijn ten opzichte van de Oostzijde. Deze gevels zullen worden geïntegreerd in het woongebouw dat op die plek gebouwd wordt. Vlak naast het plangebied ligt het oude fabriekspand van 'Hille Beschuit' langs de Zaan en een Zaans huisje aan de Oostzijde. Deze twee objecten zijn monumentaal en dragen bij aan het historische karakter aan de Zaan en zullen daar blijven staan.
Binnen het plangebied staan aan de Pro Patriastraat drie woningbouwblokken uit de wederopbouwperiode. Het westelijke bouwblok, bestaande uit gestapelde maisonnettes, blijft behouden. De twee overige woningbouwblokken blijven niet behouden, omdat zij technisch verouderd zijn. Wel blijven de rooilijn, de bouwhoogte en het huidige profiel aan de Pro Patriastraat behouden in het plan.
Bij de opzet van het stedenbouwkundig plan en het beeldkwaliteitsplan is uitgegaan van een hoogwaardige kwaliteit. De invulling van het Stedenbouwkundig plan Hofwijk Noord is gemaakt door de verschillende openbare ruimten voor voetganger, fietser en auto, vorm te geven. De openbare ruimte is compact en overzichtelijk, maar telkens anders van maat. De maat hangt af van de functie van de openbare ruimte. Woonstraten zijn bijvoorbeeld smaller dan publieke verblijfsgebieden of routes. In plaats van `gebouwen omgeven door ruimte of gebouwen los in de ruimte’, is er gekozen voor `ruimte omgeven door gebouwen’. Naar de Zaan toe draait dit principe zich geleidelijk om en worden de gebouwen aan de Zaan omgeven door een parkachtige ruimte.
Het totale plan kent in haar hele verschijningsvorm een duidelijk herkenbare verticale en perceelsgewijze opbouw van gevels. Het bestaat daardoor uit herkenbare huizen en gebouwen zoals die ook in de historische binnensteden te vinden zijn. Een bouwblok is een verzameling van panden die allemaal anders zijn. Voor de stedenbouw belangrijke panden worden uitgevoerd als hoogteaccent, die hoger en opvallender worden. Dit komt voor op onder andere straathoeken, bij hoofdentrees en als benadrukking van stedenbouwkundige ruimtes. De voorwaarden die gesteld worden aan de kwaliteit van de gebouwen en de openbare ruimte zijn verder uit gewerkt in het beeldkwaliteitsplan (Bijlage 2 van Bijlagen bij toelichting - Deel A). Het project Hofwijk Noord ligt in de zone 'midden' waarvoor voor MAAK Zaanstad een supervisor is aangesteld. Het supervisieteam heeft de taak ontwikkelingen en de daarin werkende ontwerpers zo te sturen dat zij de overeengekomen gebiedsvisie die de basis vormt voor een ontwikkeling in elke fase van uitwerking doorzetten en versterken. Zij bewaakt de samenhang binnen het gebied waar Hofwijk Noord een deel van is. Welstand is vertegenwoordigd door een gedelegeerde in het supervisieteam. Bij de formele goedkeuring voor welstand bij de omgevingsvergunning zal de eind-advisering door supervisie leidend zijn.
Duurzaamheid
Duurzaamheid speelt een belangrijke rol in de transformatie van het plangebied en is een integraal onderdeel van het plan. Het draagt bij aan een verantwoorde en toekomstbestendige herontwikkeling.
Duurzaamheid komt terug in zowel de woningen zelf als de openbare ruimte en mobiliteit. Zo zijn er voldoende mogelijkheden voor gebruik van openbaar vervoer, omdat er verdichting plaatsvindt in de nabijheid van het treinstation Zaandam Kogerveld. Het plan zet ook in op minder parkeren in openbare ruimte en een plek voor het slim delen van vervoer, zoals deelauto's.
Dit plan spreekt uitdrukkelijk de ambitie uit om een bijdrage te leveren aan het thema duurzaamheid. Er wordt een aardgasvrije woonwijk en een lagere Energie Prestatie Coëfficiënt (EPC) gerealiseerd dan dat het Bouwbesluit op dit moment vraagt. De woningen worden opgeleverd met een gemiddelde EPC-ambitie van < 0,16/m2.
Bij de inrichting van de openbare ruimte wordt rekening gehouden met klimaatbestendigheid van het gebied voor extreme weersomstandigheden, zoals wateroverlast, droogte en hittestress. Ook is het plan gericht op een biodiversiteit verhogende klimaatadaptieve invulling door natuurinclusief te bouwen. De openbare ruimte wordt ingericht met het oog op versterking van de biodiversiteit. Door zoveel mogelijk groen toe te passen in de openbare ruimte, op daken en in binnentuinen wordt hittestress voorkomen. Verder biedt bijvoorbeeld de bouw van vleermuiskasten, huismuskasten en gierzwaluwkasten in bij de nieuw te bouwen gebouwen kansen. Groene daken kunnen de biodiversiteit bevorderen, zorgen voor verkoeling en houden water vast na neerslaggebeurtenissen. Er wordt een plan voor dit plangebied opgesteld, waarin de natuurinclusieve maatregelen worden neergelegd. Voor meer informatie over duurzaamheid en natuurinclusiviteit wordt verwezen naar paragraaf 4.12 Duurzaamheid.
Draagvlak
Voor het rapport 'Perspectief Kogerveldwijk 2040' is een analyse uitgevoerd om samen naar de toekomst te kijken in Kogerveldwijk. Bij het opstellen van de Analyse en het Perspectief Kogerveldwijk is een uitgebreid participatie traject doorlopen. In de Analyse is opgenomen dat de bewoners van Hofwijk graag zien dat het Kan Palen-terrein bebouwd gaat worden. Uitgebreidere informatie over het Perspectief is te lezen in de 'Rapportage participatie gebiedsperspectief Kogerveldwijk'.
De ontwikkelingen in dit plan moeten een impuls zijn voor de omgeving en daarbij voldoende kwaliteit bieden om doorgroei mogelijk te maken voor zowel Zaanse bewoners als voor nieuwe bewoners vanuit de Metropoolregio Amsterdam (MRA). De gemeente Zaanstad kent een hoge druk op de woningmarkt. In MAAK Zaanstad is de doelstelling om de woningvoorraad in de gemeente en directe omgeving te vergroten om zo de druk op de woningmarkt te verlagen. Dit plan draagt aantoonbaar bij aan de verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving van de stad en aan de doelstelling van de gemeente om de druk op de woningmarkt te verlichten. De participatie over het plan wordt in Hoofdstuk 5 beschreven.
Conclusie
Gelet op het voorgaande kan geconcludeerd worden dat het ontwikkelen van Hofwijk Noord een ruimtelijk verantwoorde en ook wenselijke ontwikkeling is. Het bestemmingsplan voorziet sterk in een woningbouwbehoefte en lost ook het probleem van een verontreinigde bodem op. De ontwikkelingen verbeteren de ruimtelijke kwaliteit op die plaats aanzienlijk, met positieve effecten in een veel groter gebied.
Ter voorbereiding van dit bestemmingsplan is onderzocht of de ontwikkelingen effecten hebben op de omgeving. De conclusies van de uitgevoerde onderzoeken zijn in dit hoofdstuk beschreven.
Blokken
Bij diverse onderzoeken wordt verwezen naar bepaalde delen van het plangebied. Er kan nog niet verwezen worden naar straatnamen, want het plangebied is nog niet gerealiseerd. Daarom is gebruik gemaakt van bouwblokken. In de volgende afbeelding zijn de afzonderlijke delen aangegeven, het gaat om de blokken 1 tot en met 6 en 8.
Aantallen woningen
In de onderzoeken die ten grondslag liggen aan dit hoofdstuk, wordt uitgegaan van 750 tot 800 woningen. Het gaat om ongeveer 750 woningen binnen het plangebied en nog eens ongeveer 50 woningen in het noordelijke deel van het plangebied in een latere fase, nadat de (tijdelijke) parkeergarage daar niet meer nodig is.
Historie plangebied
Van oorsprong is het plangebied ontstaan aan de historische lintstructuur langs de Zaan met hier dwars op de kamstructuur van sloten en paden. De oorsprong van deze structuur ligt in de 17e eeuw. Toen groeide de Zaanstreek onder invloed van de bloei van Amsterdam uit tot een enorm industrieel molengebied. De dijken langs de Zaan werden volgebouwd en er kwamen molens aan het water en in het veld te staan. Er werden paden naar de molens aangelegd en bebouwd met woningen. Zo is de voor Zaanstad zo bekende kamstructuur ontstaan.
Eind 19e eeuw werden met de industrialisatie de molens langs de Zaan vervangen voor fabrieken, met name aan de Oostzijde. Diverse industrieën zoals de voedingsmiddelenindustrie en de verfchemie kozen hier hun vestigingsplaats. Dit resulteerde in een groot schaalcontrast tussen de enorme fabriekscomplexen en de kleine Zaanse woonhuizen. Dit schaalcontrast is vandaag de dag nog steeds te zien en van grote invloed op het karakter van het plangebied. Vooral bij de fabriek Touwen is het oorspronkelijke slagenlandschap, de schuine plaatsing van fabrieken en bebouwing, ten opzichte van dijk nog goed te zien
Monumenten en karakteristieke bebouwing
Allereerst bevinden zich binnen Hofwijk Noord, maar buiten het plangebied, twee monumenten. Dit zijn het fabriekspand van Hille Beschuit langs de Zaan en een Zaans huisje aan de Oostzijde. Deze panden dragen bij aan het historische karakter aan de Zaan.
Monumenten buiten het plangebied: links fabriekspand van Hille Beschuit en rechts Zaans huisje op Oostzijde
Binnen het plangebied bevinden zich geen monumenten.
Er zijn cultuurhistorische verkenningen gedaan:
Uit de Cultuurhistorische Verkenning Boerejonkerbuurt Zaandam blijkt dat de twee te slopen flats aan de Pro Patriastraat de stedenbouwkundige waardering positief hebben (maar niet hoog), omdat het sociale woningbouw uit de wederopbouwperiode betreft. Het gaat om strokenbouw, woningbouwstempels in het (openbare) groen. Daargelaten dat deze twee flats technisch en economisch verouderd zijn, is aan de eenzijdige, herhalende architectuur een standaard waarde toegekend. Er is dan ook geen bezwaar tegen sloop van deze flats.
Afbeelding: Voorzijde bedrijfspand Touwen & Co (vroeger Hille Beschuit). Niet alleen iconisch door de architectuur die is toegepast, maar door draaiing van de rooilijn is er een voorplein ontstaan die belangrijke stedenbouwkundige waarde heeft.
Van de voormalige fabriekscomplexen langs de Zaan is het overgrote deel gesloopt, alleen het voormalige bedrijfspand van Touwen (vroeger Hille Beschuit) heeft binnen het plangebied historische waarde. Het voormalige bedrijfspand van Touwen heeft waarde als overblijfsel van het industriële verleden van Zaanstad aan het begin van de 20ste eeuw en als één van de weinige fabrieken die nog over zijn van de vroeg 20ste eeuw fabrieken aan de Oostzijde in Zaandam. De fabriek heeft hoge stedenbouwkundige waarden vanwege de beeldbepalende ligging aan de Oostzijde en de schuine ligging ten opzichte van de Oostzijde door het volgen van de middeleeuwse verkaveling. De fabriek heeft architectuurhistorische waarde als één laags fabriekspand onder plat dak in de Amsterdamse Schoolstijl. Het pand is zorgvuldig ontworpen met mooie detaillering en een goede balans in de geleding en met benadrukte hoekelementen. De fabriek kent een relatief hoge gaafheid en heeft zeldzaamheidswaarde als één van de nog weinig overgebleven fabrieken aan het noorden van de Oostzijde uit het begin van de 20ste eeuw. Aan die gevel en het plein ervoor is een hoge waarde toegekend. Om deze waarde te beschermen zijn de bestaande karakteristieke delen (de voor- en zijgevels, waarvan de voorgevel de meeste waarde heeft) meegenomen in het stedenbouwkundig plan dat ten grondslag ligt aan dit bestemmingsplan. Hierbij wordt een plan gemaakt waarbij de architectonische karakteristieken van het fabriekscomplex de basis vormen. Het toe te voegen volume tezamen met het bestaande complex moeten een krachtig nieuw samenhangend ensemble gaan vormen.
Afbeelding: Behoud van panden (bron Stedenbouwkundigplan Hofwijk Noord Fase 1)
Uit de Cultuurhistorische Verkenning Boerenjonkerbuurt Zaandam (januari 2021) volgen de volgende nadere aanbevelingen voor het plangebied:
In de planontwikkeling zijn uitgangspunten vastgesteld (bekrachtigd in de anterieure overeenkomst tussen de gemeente en de initiatiefnemer) voor de ontwikkeling van het woongebouw Touwen. Dit zijn de volgende uitgangspunten:
Conclusie
In het plangebied komen geen monumenten of beschermde landgoederen voor. Wel zullen de karakteristieke voorzijde en deels de zijgevels van het bedrijfspand van Touwen (vroeger Hille Beschuit) behouden blijven en worden geïntegreerd in de architectuur van het nieuwe woongebouw. Ook het westelijke blok aan de Pro Patriastraat wordt behouden.
Er is een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd (zie Bijlage 7 Archeologie van Bijlagen bij toelichting - Deel A). Daaruit blijkt dat er sprake is van een bepaalde archeologische verwachting. De te beschermen zone met archeologische verwachtingswaarden is aangegeven op de volgende afbeelding:
Blauwomlijnde zone is archeologisch waardevol
Op de plek van de blauw omlijnde zone op de kaart wordt een dubbelbestemming archeologie opgenomen (Artikel 12 Waarde - Archeologie). Daarbinnen ligt de historische kern van Zaandam, de middeleeuwse dijk, en de industriële zone. De dubbelbestemming archeologie dient om eventuele resten en/of sporen uit de Late-Middeleeuwen en Nieuwe Tijd planologisch te beschermen. Archeologisch onderzoek is nodig:
In het plangebied heeft vroeger een molen gestaan. Op de plek van de molen staat een gebouw uit de jaren zeventig of tachtig. De funderingen daarvan hebben de molenresten verstoord.
Conclusie
Er is sprake van een archeologische verwachting en er wordt een dubbelbestemming Waarde - Archeologie opgenomen.
In paragraaf 2.3 is de stedenbouwkundige opzet van de wijk beschreven. De stedenbouwkundige en landschappelijke uitgangpunten staan beschreven in het stedenbouwkundig plan en het beeldkwaliteitsplan (Bijlage 1 Stedenbouwkundig plan Hofwijk Noord fase 1en Bijlage 2 Beeldkwaliteitsplan Hofwijk Noord fase 1 van Bijlagen bij toelichting - Deel A).
De stedenbouwkundige uitgangspunten zijn:
Het stedenbouwkundig plan verdeelt het plangebied in drie zones met elk een eigen beeldkarakteristiek. De drie beeldsferen vormen samen één geheel. De drie zones zijn al aangegeven in paragraaf 2.3 Ontwikkelingen. Dit betreft de lintstructuur langs de Zaan, de kamstructuur (de historische structuur van sloten en paden dwars op de Zaan) naar plekken aan de Zaan en de groene lens (ovale lensvormige ruimte), als begeleiding van de centrale fietsroute.
Voor de openbare ruimte van het plangebied Hofwijk Noord fase 1 zijn een aantal algemene uitgangspunten opgesteld. Dit zijn:
Conclusie
Zaanstad staat voor een enorme woningbouwopgave. Tot 2040 wil de gemeente Zaanstad 15.000 tot 20.000 woningen erbij. Om het groene buitengebied te sparen komen de nieuwe woningen in de bestaande stad. De woningbouwontwikkeling die mogelijk wordt gemaakt in dit bestemmingsplan, draagt bij aan de woningbouwopgave. Door woningen bij te bouwen ontstaan ook kansen voor de huidige bewoners om door te stromen naar een woning in de wijk die past bij de eigen leefsituatie. Ook speelt Zaanstad met nieuwe woningen in op de behoefte van Zaankanters en mensen uit de regio (bron Perspectief Kogerveldwijk 2040).
Het programma van 750 tot 800 woningen bestaat uit een mix van grondgebonden, beneden-bovenwoningen, appartementen en wonen-werken. Daarvan is 20% bedoeld voor sociale huurwoningen. De sociale huurwoningen komen aan de oostzijde van de wijk. Aan de westzijde van de wijk komen de hogere bouwblokken, in de vrije sector. Deze hogere bouwblokken worden in de eerste fase gebouwd. Er is namelijk ruimte voor materieel nodig bij deze grote gebouwen. Er geldt een inspanningsverplichting om 20% van het te bouwen aantal woningen te laten vallen in de categorie "sociale koop" en "middeldure huurwoning", waarbij minimaal 10% sociale koop dient te zijn. Als wordt aangetoond aan de gemeente dat de genoemde categorieën niet rendabel in de markt kunnen worden afgezet, treden de initiatiefnemer en de gemeente in overleg over een andere invulling van dit deel van het woningprogramma.
Het restant van de woningen valt onder de categorie "vrije sector en/of koop".
In actieprogramma 2 'Woningproductie en woonprogrammering nieuwbouw' van de Uitvoeringsagenda Wonen 2019-2024 wordt ingezet op een jaarlijkse toename met 300 sociale huurwoningen. In de besluitnota (uitgangspunten voor anterieure overeenkomst, 12 december 2019) is ten aanzien van sturen op woonprogrammering van dit segment opgenomen:
"We stellen ons terughoudend op met sociale huur in kwetsbare buurten op basis van de leefbarometer BZK (Poelenburg/Peldersveld, delen van Zaandam Zuid en Kogerveldwijk (Hofwijk) en met een bovengemiddeld aandeel sociale huur (Poelenburg, Peldersveld/Hoornseveld, Zaandam-Zuid en Rosmolenwijk). Hofwijk is een sociaal-economisch zwakke buurt met 85% sociale huurwoningen en bedrijvigheid. Hofwijk, als onderdeel van de Boerenjonkerbuurt, scoort onvoldoende in de leefbarometer (bron: https://www.leefbaarometer.nl/kaart)."
Met de plannen wordt aangesloten op de verdichtingsopgave rond het station, er wordt gebouwd in hoge dichtheid.
Conclusie
Het programma van 750 tot 800 woningen bestaat uit een mix van grondgebonden, beneden-bovenwoningen, appartementen en wonen-werken. Daarvan is 20% bedoeld voor sociale huurwoningen. Er geldt een inspanningsverplichting om 20% van het te bouwen aantal woningen te bouwen als vallend in de categorie "sociale koop" en "middeldure huurwoning", waarbij minimaal 10% sociale koop dient te zijn.
Het plangebied ligt op korte afstand van basis- en middelbare scholen, sportvoorzieningen en winkelcentra. In het plangebied zelf wordt binnen de gemengde bestemmingen ruimte geboden voor bepaalde maatschappelijke voorzieningen, namelijk:
Conclusie
Binnen de gemengde bestemmingen is ruimte voor maatschappelijke voorzieningen.
Een zo groot mogelijk deel van de openbare ruimte wordt ingevuld met groen, zowel openbaar als particulier. De openbare ruimte verbindt de verschillende deelgebieden en moet daarom een logisch en samenhangend verloop hebben. Het karakter van de openbare ruimte in de wijk is vooral geïnspireerd op de historische Zaanse paden, waarin maar een deel van het wegprofiel gebruikt werd voor het verkeer en de rest gebruikt werd voor tuinen of algemeen groen. Het pad draagt de openbare ruimte en doorkruist de deelgebieden. Het pad loopt hol en bevat in het midden kolken om het regenwater te kunnen afvoeren. De breedte van het pad is voldoende voor de verschillende verkeerssoorten die samen het pad gebruiken. Naast het pad ligt kwalitatief hoogwaardig groen. Er ontstaat een landschappelijk karakter door een lage, ten hoogste kniehoge begroeiing. De begroeiing doet wild aan of is formeler van karakter. De hoogte van de begroeiing kan vanaf het pad iets oplopen tot ongeveer 70 centimeter aansluitend op tuinen en verhoogde terrassen. Bomen begeleiden de paden. In het Bomenbeleidsplan 2020-2050 en vanuit de MRA basisveiligheidsniveaus dienen langzaam verkeerroutes van minimaal 30% kroonbedekking te worden voorzien.
Waar de maat van de openbare groene ruimte groot is, kan een wat ruimere en volwaardigere begroeiing komen, voorzien van her en der een boom. Door de verbredingen van de groene zones ontstaat een meer parkachtig karakter, bijvoorbeeld in de groene lens of in de parkzone.
Aan de groene zones liggen de voortuinen van grondgebonden woningen. De voortuin vormt de overgang van het openbare groen naar het eigen woonhuis. Het karakter van de voortuinen sluit aan op het openbare groen. Daarom mogen de tuinen maar voor een klein deel worden bestraat en komen er lage tuinafscheidingen tussen tuinen in de vorm van hagen. De appartementen op de begane grond krijgen geen voortuin maar wel een buitenruimte aan het groen, bijvoorbeeld een ondiep tuintje of een verhoogd terras. Op een aantal plekken wordt een pleinachtige ruimte ontwikkeld.
De woningen die aan de openbare ruimte liggen, zullen iets boven de openbare ruimte worden uit getild. Zo is er meer privacy voor de woningen. Ook is er zo beter en dieper zicht op de openbare ruimte vanuit de woningen. Bewoners krijgen daarbij voldoende mogelijkheid de buitenruimte te gebruiken door bijvoorbeeld een Delftse stoep.
Voor entrees en eventuele openbare of commerciële functies in de plint zullen er gelijkvloerse toegangen zijn en zal de zone op bijpassende wijze kunnen worden ingericht.
Een deel van de ruimte kan gebruikt worden voor inrichtingselementen zoals zitelementen of fietsnietjes.
De binnenhoven krijgen een half-openbaar karakter, want ze vormen een gemeenschappelijke tuin voor de omwonenden. De binnentuinen zijn bereikbaar via de trappenhuizen en de appartementen op de bel-etage (de etage boven de parkeergarage of de bergingen). In enkele gevallen ook via een achterom.
De binnentuinen krijgen een groen karakter. De woningen op de bel-etage hebben een privé-buitenruimte die door een groene buffer is afgescheiden van het gemeenschappelijke deel van de binnentuin. Het gemeenschappelijke deel bevat kwalitatief goed zichtgroen, een plekje voor de kinderen om te spelen en zitgelegenheid voor de bewoners van het blok. De binnentuinen liggen deels op de (verhoogde) parkeergarage of de bergingen. Dit stelt randvoorwaarden aan de (groene) inrichting daarvan.
De Zaanoever krijgt een eigen karakter. Deze is vooral groen samen met een steiger of kade. De inrichting blijft laag en doorzichtig. Het doorzicht vanaf de Oostzijde en de wijk wordt hierdoor niet belemmerd. Zitplekken zijn knus en vrij beschut. De plek nodigt uit om te recreëren.
De inrichting van de openbare ruimte, inclusief de stoepen, de binnenhoven en de privé-buitenruimte daarbinnen, is verder uitgewerkt in het beeldkwaliteitsplan (Bijlage 2 Beeldkwaliteitsplan Hofwijk Noord fase 1 van Bijlagen bij toelichting - Deel A).
Voor parkeren zijn twee varianten onderzocht voor dit bestemmingsplan, namelijk:
In dit bestemmingsplan wordt een combinatie van parkeren in de tijdelijke parkeergarage en parkeren deels ondergronds mogelijk gemaakt. Nadere informatie daarover is opgenomen in de paragraaf 4.7 onder het kopje 'Parkeren'. De ondergrondse parkeergarages lopen voor een deel door onder de groene zones. Dat betekent dat er randvoorwaarden voor de inrichting van de groene zones gelden (zie Bijlage 4 Buitenruimte op dak parkeergarage van Bijlagen bij toelichting - Deel A). Zo is bijvoorbeeld een leeflaag voor beplanting nodig. De dikte van een leeflaag is afhankelijk van de soort beplanting die wordt toegepast. Een boom heeft al gauw 0,80 meter nodig en een grote boom zelfs 1 meter. Heesters en hagen ca. 0,60 meter en vaste planten ca. 0,35 meter.
Conclusie
Het plangebied is bedoeld voor woningen en gemengde functies. Deze gemengde functies krijgen een plek aan de westzijde. In dit deel van het plangebied wordt zicht op de Zaan mogelijk gemaakt en is ruimte voor recreatie en ontmoeting. Commerciële functies dragen bij aan ontmoeting. Zo is er in dit deel van het plangebied ruimte voor bijvoorbeeld dienstverlenende bedrijven en culturele bedrijven. Dit is mogelijk gemaakt binnen de gebieden met de bestemming Gemengd - 1 en Gemengd - 2. In Gemengd - 1 is ook een horecagelegenheid mogelijk.
Daarnaast is in woningen ook een beroep of bedrijf aan huis mogelijk.
Conclusie
Binnen de bestemmingen Gemengd - 1 en Gemengd - 2 is ruimte voor commerciële functies.
Fietsers en voetgangers
Centraal door het plan loopt een doorgaande fietsroute. Deze sluit ten noorden van het plangebied aan op een toekomstige verbinding met de Boerejonkerbuurt via een spoortunnel. Ten zuiden van het plangebied voegt de route zich bij de route naar het centrum van Zaandam over de Oostzijde. Samen met de fietsroute langs de Heijermansstraat zijn ze onderdeel van het regionale fietsnetwerk dat de verbinding vormt tussen de omliggende wijken, het centrum van Zaandam en het landelijk gebied. Dwars op de doorgaande routes lopen autoluwe woonstraten die de wijk voor langzaam verkeer verbinden met de kade van de Zaan. De fietsroute die zich centraal door het plan begeeft, functioneert ook als spil tussen de ontsluiting van de wijk voor voetgangers. Vanuit dit centrale pad wordt de wijk ten oosten verbonden met het station Zaandam Kogerveld en wordt de wijk ten westen verbonden met de nieuwe voorzieningen aan de oever van de Zaan.
Aan de noordoostzijde is het plangebied voor de auto ontsloten via de Heijermansstraat met de A7 en A8 binnen handbereik. De parkeervoorzieningen zijn van buitenaf ontsloten, waardoor de woonstraten, dwars op de Zaan, zo ingericht kunnen worden dat de auto er te gast is. Alle straten binnen het plangebied zijn toegankelijk voor hulpdiensten.
De noordzijde van het plangebied ligt aan het spoor met treinstation Zaandam Kogerveld op loopafstand. Aan de Heijermansstraat liggen twee bushaltes van zowel de stadsbus als de regionale buslijn. Met het openbaar vervoer zijn Schiphol en Amsterdam Centraal binnen 25 minuten te bereiken.
Verkeersintensiteiten
In 2021 is door Bureau Goudappel een berekening gemaakt van de verdeling van het verkeer (zie Bijlage 5 Verkeer van Bijlagen bij toelichting - Deel A). In de berekening is uitgegaan van circa 800 nieuwe woningen en ruimte voor voorzieningen (bijvoorbeeld winkels, horeca, dienstverlening) en parkeren deels ondergronds en inclusief de tijdelijke parkeergarage. Er is ook een beoordeling gemaakt waarbij het parkeren geheel ondergronds plaats vindt (november 2022). De enige wijziging die dit met zich meebrengt is dat het verkeer binnen het plangebied (Pro Patriastraat, Hof van Zaenden, Oostzijde) anders verdeeld wordt. De verkeersaantrekkende werking van het plan blijft hetzelfde. Voor het bepalen van de werkdagcijfers is hierbij gebruik gemaakt van het verkeersmodel van de gemeente Zaanstad, versie 2.9. Sinds uitvoering van dit onderzoek is een nieuw verkeersmodel (model 3.0) in gebruik genomen. In het MER Kogerveldwijk is model 3.0 gebruikt en geconstateerd dat dit geen grote verschillen op levert ten opzichte van model 2.9. Om deze reden voldoet het onderzoek uit 2021.
In de berekening zijn planvarianten voor de jaren 2018, 2030 en 2040 referentie- en planvarianten doorgerekend met simultane runs. Voor de grotere wegen berekent het verkeersmodel de verkeersintensiteiten. Kleine buurtwegen zitten echter niet in het model. Voor de kleinere wegen in Hofwijk Noord is op basis van informatie over de huidige en toekomstige bebouwing zo goed mogelijk een schatting van de intensiteiten gemaakt.
Op de volgende afbeelding staan in de gele rechthoeken de intensiteiten (per richting) uit het verkeersmodel, de witte rechthoeken zijn de inschatting voor de intensiteiten van dit verkeer binnen de wijk (beide richtingen samen).
Werkdagetmaalintensiteiten referentiesituatie 2025 (op basis van berekening 2021, zie Bijlage 5 van Bijlagen bij toelichting - Deel A)
Werkdagetmaalintensiteiten referentiesituatie 2035 (op basis van berekening 2021, zie Bijlage 5 Verkeer van Bijlagen bij toelichting - Deel A)
Voorgaande geeft aan hoe de autonome intensiteiten zijn verkregen, namelijk de intensiteiten uit het verkeersmodel, doorgerekend voor de referentiesituatie. Om de effecten van Hofwijk Noord te beoordelen, is het extra verkeer als gevolg van de extra woningen in Hofwijk Noord opgeteld.
In het verkeersmodel is uitgegaan van twee in- en uitgangen voor de wijk:
Voor het parkeren zijn twee varianten beoordeeld:
Parkeren deels ondergronds inclusief de tijdelijke parkeergarage
Parkeren geheel ondergronds
Weekdag-etmaalintensiteiten voor beide varianten
Aangenomen is dat de verdeling over beide in- en uitgangen (20-25% Oostzijde en 75-80% Hof van Zaenden) voor alle parkeerlocaties hetzelfde is. De herkomst/bestemming buiten de wijk bepaalt dus de in- en uitgang, niet de locatie van de parkeerlocaties in de wijk. Het verkeer van beide in- en uitgangen is vervolgens verdeeld op basis van de parkeercapaciteit van de parkeergarages/-plaatsen. Voor de nieuwe wegen in het studiegebied is een wettelijke snelheid van 30 km/h aangehouden. De hiernavolgende figuren tonen de weekdag-etmaalintensiteiten op basis van de uitgangspunten in 2025 en 2035. Op de eerste twee afbeeldingen zijn de intensiteiten zichtbaar bij de variant met parkeren deels ondergronds plus de tijdelijke parkeergarage. Op de tweede twee afbeeldingen zijn de intensiteiten zichtbaar bij de variant met parkeren geheel ondergronds.
Weekdagetmaalintensiteiten 800 woningen plus voorzieningen, parkeren deels ondergronds plus tijdelijke parkeergarage, 2025
Weekdagetmaalintensiteiten 800 woningen plus voorzieningen, parkeren deels ondergronds plus tijdelijke parkeergarage, 2035
Weekdagetmaalintensiteiten 800 woningen plus voorzieningen, parkeren geheel ondergronds, 2025
Ten opzichte van de variant met 'parkeren deels ondergronds plus tijdelijke parkeergarage', neemt het verkeer op de Hof van Zaenden iets toe op een deel van de weg, maar op een ander deel iets af. Aan de Oostzijde nemen de verkeersbewegingen iets toe op één deel. Aan de Pro Patriastraat neemt het verkeer op het oostelijke deel toe.
Weekdagetmaalintensiteiten 800 woningen plus voorzieningen, parkeren geheel ondergronds, 2035
Ten opzichte van de variant met 'parkeren deels ondergronds plus tijdelijke parkeergarage', neemt het verkeer op de Hof van Zaenden iets toe op een deel van de weg, maar op een ander deel iets af. Op de Hof van Zaenden aan de oostkant van het plangebied neemt het verkeer toe. Aan de Oostzijde nemen de verkeersbewegingen toe op één deel.
Conclusie verkeersintensiteiten
Uit de berekeningen blijkt dat op de Hof van Zaenden, de Pro Patriastraat en de Oostzijde de verkeersintensiteiten toenemen ten opzichte van de autonome ontwikkeling. In de paragrafen geluid en luchtkwaliteit is getoetst of dit leidt tot effecten. De wegen in het plangebied kunnen deze verkeersintensiteiten verwerken. Er is echter geconstateerd dat het kruispunt Hof van Zaenden/Heijermansstraat aangepast moet worden ten behoeve van de verkeersafwikkeling.
Parkeren
Het plangebied is wat betreft de parkeernorm gekwalificeerd als 'Zeer sterk stedelijk, Stedelijk zone B'. Deze kwalificatie past bij dit gebied, aangezien zodanig verdicht gaat worden rondom het station dat er een zeer stedelijke omgeving zal ontstaan. Van een huidige functie als bedrijventerrein, met een stedelijkheidsgraad 2 (CBS), oftewel 'Sterk Stedelijk C' , waar de huidige zonering logischerwijs op is gestoeld, is dan zeker geen sprake meer. Dan is het gebied echt hoofdstedelijk geworden. Bij toevoeging van de geplande nieuwe woningen, komt het gebied qua karakteristiek en stedelijkheid in categorie 1 ('Zeer sterk stedelijk B'), want de omgevingsadressendichtheid van het plangebied is na realisatie >2.500. Conform de definitie van het CBS is dat dan 'zeer sterk stedelijk'. Het plangebied is namelijk ca 0,08 km2 groot. De toevoeging van circa 800 woningen / 0,08 km2 = 10.000 (>2.500). Dit uitgangspunt is bevestigd door de gemeente als te hanteren rekenmethode voor het plan. Van de gebruikte parkeernormen is telkens de onderkant van de bandbreedte gekozen (conform gemeentelijk beleid).
Voor het parkeren zijn twee varianten beoordeeld:
Het heeft de voorkeur om het benodigde aantal parkeerplaatsen deels in parkeerkelders in het plangebied op te lossen en deels in de toekomstige bebouwing van Hofwijk Noord Fase 3. In dat geval hoeft de tijdelijke parkeergarage niet te worden gerealiseerd. Er is echter nog geen zekerheid over realisatie van Hofwijk Noord Fase 3. De tijdelijke parkeergarage blijft hierdoor nodig voor de realisatie van fase 1. Om die reden is de variant 'parkeren deels ondergronds inclusief de tijdelijke parkeergarage' onderzocht.
Omdat het perceel voor de tijdelijke parkeergarage nog niet in handen van de gemeente of de initiatiefnemer is, is ook de tweede variant onderzocht, namelijk het parkeren geheel ondergronds, met extra parkeerareaal onder de blokken 1, 2, 3, 4, 5 en 6.
Variant parkeren deels ondergronds inclusief de tijdelijke parkeergarage
Voor de bewoners is het parkeren grotendeels binnen de bouwblokken opgelost. Zoals in de volgende afbeelding zichtbaar is, komt er een parkeergarage onder blok 5. Dit is het blok aan de Zaan, de parkeergarage loopt door onder blok 3. Daarnaast komt er een parkeergarage onder blok 4. Dit is het oostelijke woonblok. Verder komt er een tijdelijke parkeergarage aan de noordzijde van het plangebied. In dit blok is ook ruimte gereserveerd voor het parkeren voor de zogenoemde 'gemengde' functies, zoals dienstverlening, culturele voorzieningen, bepaalde maatschappelijke voorzieningen en kantoren.
In Fase 1 zullen de parkeergarages onder blok 4 en 5 (doorlopend onder blok 3) gemaakt worden. Aanvullend zal een tijdelijke parkeervoorziening worden ingezet om aan de parkeerbehoefte te voldoen. Dit betekent dat de woningen aan de Zaan een parkeerplaats in blok 5 (doorlopend onder blok 3) kunnen krijgen en dat woningen aan de zuidelijke woonstraten de - op korte afstand gelegen - parkeergarage onder het oostelijke woonblok kunnen gebruiken (blok 4). De tijdelijke garage aan de noordzijde kan toegewezen worden aan het resterende deel van de wijk waarbij de woningen zich binnen 150 meter loopafstand van de parkeergarage bevinden;
Een exploitant mag deze tijdelijke parkeergarage exploiteren. Wanneer fase 3 van Hofwijk Noord wordt gerealiseerd, zullen de definitieve parkeerplaatsen hierin geïntegreerd worden en verdwijnt de tijdelijke parkeergarage (deze is in de volgende tabel aangegeven als 'Palletgarage'). Op de plek van de tijdelijke parkeergarage worden dan wooneenheden gemaakt en er is ook ruimte voor functies als dienstverlening, culturele voorzieningen, bepaalde maatschappelijke voorzieningen en kantoren.
Kortom, in fase 1 zijn 643 parkeerplaatsen benodigd op basis van de huidige, geldende parkeernormen. In de regels is verwezen naar de “Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016” of een wijziging of vervanging daarvan (artikel 15.2). Bij de variant parkeren deels ondergronds inclusief de tijdelijke parkeergarage passen de 643 parkeerplaatsen.
Een uitgebreide parkeerberekening is opgenomen in Bijlage 6 Parkeerbehoefte rekenmodel van Bijlagen bij toelichting - Deel A.
Het bezoekersparkeren, onder andere voor de gemengde functies, is opgelost in een openbare garage aan de noordzijde van het plangebied, in P3.
In het plangebied zal sprake zijn van parkeerregulering, waarbij aan de toekomstige bewoners geen parkeervergunning zal worden verstrekt. De (bewoners van de) woningen aan de Pro Patriastraat 1 - 25 zullen worden uitgezonderd van deze regel. Voor hen geldt hetzelfde als de omwonenden van het plangebied. In het gebied rondom het plangebied is de gemeente voornemens onderzoek te doen naar het invoeren van parkeerregulering. Onderdeel hiervan is een draagvlakonderzoek. Deze bewoners hebben recht op maximaal 2 straatvergunningen tegen ongeveer 100 euro per vergunning per jaar. De bewoners van de nieuwe woningen in Hofwijk Noord fase 1 zullen geen recht hebben op een parkeervergunning, waardoor zij niet in de openbare ruimte kunnen parkeren (behalve als zij betalen bij de automaat). Op deze manier wordt voorkomen dat bewoners van het nieuwe plangebied ook in de wijk parkeren.
Er moet bij de aanleg van het openbaar gebied voldoende ruimte gereserveerd zijn voor infrastructuur voor duurzame mobiliteitsvormen zoals elektrische auto's. Het is de verwachting dat de toekomstige bewoners, gezien de goede ontsluiting door openbaar vervoer en de ligging vlakbij Amsterdam, veel gebruik zullen maken van het autodelen. Een 'HUB', in P3, zal vanaf fase 1 verschillende vormen van deelmobiliteit, zoals busjes, auto's, scooters en fietsen, aanbieden.
Voor de bewoners van de appartementen wordt een fietsenstalling onder de appartementengebouwen gemaakt. Bewoners van de grondgebonden woningen parkeren hun fietsen op hun eigen terrein. Bezoekers zijn aangewezen op (niet overdekte) fietsparkeerplekken in de openbare ruimte. Hiermee wordt het fietsparkeren voor bezoekers niet gemengd met de overdekte stallingsplekken voor de bewoners. Er is een fietsparkeernorm van 0,3 per woning aangehouden, met een ruimtereservering in de openbare ruimte voor aanvullend 0,2 fietsplekken per woning, wanneer dit noodzakelijk blijkt.
Variant parkeren geheel ondergronds
Een andere onderzochte variant is om de twee aan te leggen parkeergarages te vergroten en uit te breiden onder de blokken 2a en 1, zodat de capaciteit van de tijdelijke parkeergarage daarin wordt opgevangen. De tijdelijke parkeergarage wordt in deze variant niet gebouwd. In deze variant worden 50 woningen extra gerealiseerd.
Uitgaande van een parkeernorm varierend van 0,5 tot 1 parkeerplaats per woning, afhankelijk van het woningtype (gezien de variatie in parkeernormen in Bijlage 6 van Bijlagen bij toelichting - Deel A) zijn circa 40 parkeerplaatsen extra benodigd. In Bijlage 6 Parkeerbehoefte rekenmodel van Bijlagen bij toelichting - Deel A is aangetoond dat bij een woningaantal van 750 (inclusief bezoekers en commerciele functies) 643 parkeerplaatsen benodigd zijn. Voor 800 woningen zijn er (643+ca. 40) circa 683 parkeerplaatsen benodigd. In de afbeelding 'Variant parkeren geheel ondergronds' zijn deze parkeerplaatsen ingetekend.
Variant parkeren geheel ondergronds. Als studie was ook parkeren onder blok 2c meegenomen met 61 parkeerplaatsen, maar dat blok blijft gehandhaafd.
Omdat de parkeerplaatsen in de parkeerkelders aan bewoners worden toegewezen, is het totale aantal benodigde parkeerplaatsen hoger dan bij dubbel gebruik van de parkeerplaatsen.
Afweging varianten parkeren
Het gebied valt door karakteristiek en stedelijkheid in categorie 1 ('Zeer sterk stedelijk B') van de parkeernormen, zoals opgenomen in de “Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016”. Uit de berekeningen blijkt dat de parkeercapaciteit in beide varianten voldoende is:
1. parkeren deels ondergronds inclusief de tijdelijke parkeergarage - 643 parkeerplaatsen
2. parkeren geheel ondergronds - 683 parkeerplaatsen
Op basis van de onderzoeken en de financiele haalbaarheid, is gekozen voor een middenvariant, namelijk een combinatie van parkeren in de tijdelijke parkeergarage en iets ruimer parkeren ondergronds dan in variant 1. In deze variant ligt het aantal parkeerplaatsen ook op 643 parkeerplaatsen. Dit is voldoende, op basis van de huidige, geldende parkeernormen. Dit wordt in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt. In de regels is ook verwezen naar de “Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016” of een wijziging of vervanging daarvan (artikel 15.2) voor de minimaal te realiseren parkeerplaatsen. Omdat het een binnenstedelijke locatie is, is het niet de bedoeling dat er 'te veel' parkeerplaatsen worden gerealiseerd. Het minimale aantal parkeerplaatsen geldt daarom ook als maximaal aantal te realiseren parkeerplaatsen.
Ondergrondse parkeergarages die mogelijk worden gemaakt in het bestemmingsplan
Conclusie verkeer en parkeren
Op basis van het onderzoek naar de verkeersintensiteiten en de parkeerberekening blijkt:
Voor het bestemmingsplan betekent dit:
Er is een watertoets uitgevoerd (zie Bijlage 17 Watertoets van Bijlagen bij toelichting - Deel A). De huidige en toekomstige situatie is beschreven en er is een advies gegeven over het afval- en hemelwatersysteem van Hofwijk Noord fase 1. Het systeem is getoetst aan het beleid en de uitgangspunten vanuit de Keur van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK). Het doel van de watertoets is het meenemen van waterhuishoudkundige belangen bij ruimtelijke ontwikkelingen.
Historisch gezien lagen er tot de jaren vijftig van de vorige eeuw watergangen in het plangebied, om dit gebied droog te houden. In de jaren zeventig van de vorige eeuw is het gebied verstedelijkt en verdwenen de watergangen.
Watercompensatie
Zeker in een gebied als Hofwijk Noord zonder oppervlaktewater en een hoge ligging ten opzichte van de omgeving, is klimaatadaptatie belangrijk. De afstemming voor een klimaat adaptief ontwerp wordt daarom in nauwe samenspraak met het waterschap en de gemeente gedaan, omdat beide belangen samen moeten opgaan in een dergelijke ontwikkeling.
Vanuit de compensatieplicht wordt er eerst gekeken naar het toepassen van oppervlaktewater. Vanwege de bodemvervuiling is er een negatief advies gegeven om oppervlaktewater te realiseren, om de kans op verspreiding niet te vergroten. Om deze reden wordt er gekeken naar compensatie door middel van alternatieve bergingsvoorzieningen. Als er meer dan 800 m2 verhard oppervlak wordt gerealiseerd, dan dient dit gecompenseerd te worden. Door de ruimte die er is gehouden voor groen én omdat er in de huidige situatie al een hoog percentage verhard oppervlak aanwezig is, bedraagt de compensatie in totaal 83,9 m3 (zie Bijlage 17 van Bijlagen bij toelichting - Deel A).
Hemelwater
Er gelden MRA basisveiligheidsniveaus waarin als richtlijn is opgenomen voor nieuwbouw dat elk particulier perceel tenminste 70 millimeter kan bergen.
De trits 'vasthouden - bergen - afvoeren' is van toepassing. Door de slechte bodemkwaliteit en de kans op verspreiding van de aanwezige verontreiniging is er een negatief advies gegeven om extra hemelwater te infiltreren in het gebied of om oppervlaktewater toe te passen. Beide maatregelen kunnen er voor zorgen dat de verspreiding in de bodem en naar het grondwater toeneemt. Naast de kans op verspreiding moet de leeflaag van minimaal 1 meter in tact blijven om contactrisico te beperken. Door het uitsluiten van deze maatregelen wordt geadviseerd een gescheiden rioleringssysteem aan te leggen en de compensatie van het hemelwater te laten plaatsvinden door het toepassen van groene daken. Met een dakoppervlak in de toekomstige situatie van +/- 15.500 m² is er een ruime mogelijkheid om groene daken of daktuinen toe te passen. Dat betekent dat wel kort kan worden 'vastgehouden' op de daken, maar 'bergen' niet mogelijk is vanwege de bodemverontreiniging.
Het hemelwater in de wijk wordt 'afgevoerd' middels een Hemelwaterafvoer-leiding (HWA). Om onnodige zuivering van hemelwater tegen te gaan, wordt het getransporteerd naar het oppervlaktewater. Door de hoogteligging van de dijk en de Zaan is het afvoeren naar het westen niet mogelijk. De beste locatie om het water naar toe te transporteren is de nieuwe waterpartij bij de sportvelden (nieuwbouwontwikkeling Oostzijderpark) ten oosten van het projectgebied. In een rioleringsplan wordt ingegaan op deze mogelijkheid en wordt het toekomstig rioleringssysteem verder uitgewerkt. Dit rioleringsplan is gereed voor vergunningverlening. Hierbij wordt rekening gehouden met de beperkingen die ondergrondse parkeergarages kunnen opleveren (zie Bijlage 18 Rioleringsadvies i.r.t. ondergrondse parkeergarages van Bijlagen bij toelichting - Deel A). Geconcludeerd wordt dat voor de afvoer van het regenwater een aantal mogelijkheden zijn, waarbij een aantal aandachtspunten gelden.
Afvalwater
Er wordt een gescheiden rioleringssysteem aan gelegd. Het toekomstig afvalwatersysteem (DWA) wordt tezijnertijd verder toegelicht in het op te stellen rioleringsplan. Dit is gereed voor vergunningverlening. Hierbij wordt rekening gehouden met de beperkingen die ondergrondse parkeergarages kunnen opleveren (zie Bijlage 18 van Bijlagen bij toelichting - Deel A). Geconcludeerd wordt dat voor de afvoer van het afvalwater vanuit de appartementencomplexen een aantal mogelijkheden zijn, waarbij een aantal aandachtspunten gelden.
Hofwijk Noord is een risicogebied vanuit de wateroverlastkaart, omdat het vlak naast de Zaan in een lager gebied ligt, waar het water niet vanzelf weg kan stromen.
Voor de ontwikkeling van Hofwijk Noord Fase 1 wordt de actieve grondwateronttrekking stopgezet. Na het beëindigen van de grondwateronttrekking met het drainagesysteem, zal de grondwaterstand stijgen. Doordat de grondwateronttrekking er puur op gericht is om verspreiding van verontreiniging te voorkomen, is de verlaging als gevolg van de grondwateronttrekking op dit moment gering. Stopzetten van de onttrekking brengt daarom hooguit een verhoging van de grondwaterstand van enkele tientallen centimeters met zich mee. Na stop zetten van de onttrekking zal de grondwaterstand in het gebied zich herstellen naar het oorspronkelijk niveau dat ook in de omgeving geldt. Op die plekken is in de huidige situatie ook geen sprake van wateroverlast. In de uitwerking van de sanering moet bovenstaande nader onderzocht worden en moet vastgesteld worden of en welke maatregelen nodig zijn om nadelige gevolgen van het stopzetten van de grondwateronttrekking (zoals wateroverlast) te voorkomen.
Er zijn drie verschillende varianten uitgewerkt om de verspreiding van de verontreiniging zoveel mogelijk in te perken. Deze afweging staat nog niet vast. Voor meer informatie wordt verwezen naar Bijlage 17 Watertoets van Bijlagen bij toelichting - Deel A.
Langs de Zaan in het westen van Hofwijk Noord ligt een regionale kering met een beschermingszone, de Oostzijde. Toekomstige ontwikkelingen kunnen invloed hebben op de stabiliteit van de dijk. Daarom gelden er restricties voor werkzaamheden binnen deze beschermingszone. Bij het binnendijks ophogen van het maaiveld, plaatsen van de steiger en actief de grondwaterstand beheren, moet contact worden opgenomen met het waterschap. Ook is er een watervergunning vereist. In het bestemmingsplan is de waterkering bestemd als Waterstaat - Waterkering.
Onder de randvoorwaarden zoals in deze paragraaf benoemd, is herontwikkeling van het plangebied mogelijk:
De hoogspanningsmasten ten noorden van het spoortalud hebben een hoogspanningscontour. Binnen deze contour mag geen woonprogramma gerealiseerd worden.
De leiding met de bijbehorende zone voor beheer en onderheid ligt buiten het plangebied, zoals aangegeven in de volgende afbeelding.
Voor deze leiding geldt een indicatieve magneetveldzone. De indicatieve magneetveldzone bedraagt op basis van de RIVM Netkaart (http://geodata.rivm.nl/netkaart.html) 110 meter. Deze zone ligt over het noordelijke deel van het plangebied, zoals is aangegeven op onderstaande afbeelding.
In de regels in artikel 4.3.6 zijn maatschappelijke voorzieningen, indien er langdurig kinderen verblijven en wonen, ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - indicatieve magneetveldzone' uitgesloten. Met een omgevingsvergunning kan hiervan worden afgeweken als deze functies niet liggen binnen de specifieke magneetveldzone van de hoogspanningsleiding (artikel 4.4). Hiervoor dient door de aanvrager van de omgevingsvergunning te worden onderzocht wat de breedte van de specifieke magneetveldzone op deze locatie is. Op basis van het advies van de Staatssecretaris van VROM (2005) met betrekking tot bovengrondse hoogspanningslijnen is het uitgangspunt dat in de berekende 'specifieke magneetveldzone' geen of zo weinig mogelijk gevoelige bestemmingen zoals woningen, crèches en kinderopvangplaatsen worden gesitueerd.
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat de technische infrastructuur geen belemmering vormt voor de voorgenomen ontwikkelingen.
De 'ladder voor duurzame verstedelijking' is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geïntroduceerd en vastgelegd als procesvereiste in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het Bro bepaalt dat voor onder meer bestemmingsplannen de treden van de ladder moet worden doorlopen. De ladder voor duurzame verstedelijking is kader stellend voor alle juridisch verbindende ruimtelijke plannen van de decentrale overheden. Hieronder valt het bestemmingsplan.
Artikel 3.1.6. lid 2 van het Bro luidt:
De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, als het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
De ladder bevat drie treden waarmee ruimtelijke besluiten moeten worden gemotiveerd.
De ladder voor duurzame verstedelijking houdt het volgende in:
Indien sprake is van een voorgenomen stedelijke ontwikkeling, dan dient het bieden van ruimte met deze drie opeenvolgende Treden te worden gemotiveerd. Er is sprake van een stedelijke ontwikkeling als er minimaal twaalf woningen worden gerealiseerd. Het project Hofwijk Noord fase 1 betreft 750 tot 800 woningen. Hieronder wordt ingegaan op de drie treden die doorlopen moeten worden om te bepalen of er sprake is van duurzame verstedelijking.
Trede 1: allereerst dient beschreven te worden dat er een actuele regionale behoefte bestaat aan de
voorgenomen nieuwe stedelijke ontwikkeling. Immers, als er geen behoefte bestaat aan de nieuwe
stedelijke ontwikkeling, dan is het niet zinvol daar schaarse ruimte aan op te offeren.
In de Woonvisie Zaanstad 2019-2022 is het volgende opgenomen: het woningtekort in Zaanstad (5%) is opgelopen tot één van de hoogste in de regio. Zaanstad heeft na Amsterdam het hoogste woningtekort in de MRA (bron: monitor woningbouw provincie Noord-Holland). De gemeentelijke ambitie is om de bouwproductie te verhogen van 600 woningen naar 1.000 woningen per jaar. Zoals in paragraaf 4.3
Wonen is aangegeven, staat Zaanstad voor een enorme woningbouwopgave. Tot 2040 wil de gemeente Zaanstad 15.000 tot 20.000 woningen erbij. Om het groene buitengebied te sparen komen de nieuwe woningen in de bestaande stad. De woningbouwontwikkeling die mogelijk wordt gemaakt in dit bestemmingsplan, draagt bij aan de woningbouwopgave. Door woningen bij te bouwen ontstaan ook kansen voor de huidige bewoners om door te stromen naar een woning in de wijk die past bij de eigen leefsituatie. Ook speelt Zaanstad met nieuwe woningen in op de behoefte van Zaankanters en mensen uit de regio (bron Perspectief Kogerveldwijk 2040).
Trede 2: indien sprake is van een actuele regionale behoefte aan de voorgenomen nieuwe stedelijke
ontwikkeling, dan dient beschreven te worden in hoeverre in die behoefte kan worden voorzien in
bestaand stedelijke gebied door benutting van beschikbare gronden door herstructurering,
transformatie of anderszins. Voorkomen moet worden dat nodeloos buiten het bestaande stedelijk
gebied wordt gebouwd, als er binnenstedelijk nog ruimte is.
De locatie van het project Hofwijk Noord fase 1 ligt in het transformatiegebied van Hofwijk / Boerejonkerbuurt, zoals vastgelegd in het Perspectief Kogerveldwijk 2040 dat voor MAAK Zaanstad is opgesteld (raadsbesluit 2019/ 9085).
Trede 3: indien uit de beschrijving van Trede 2 blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet kan
plaatsvinden binnen bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio, dan dient te beschreven
worden in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende
middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.
De ontwikkeling vindt plaats in bestaand stedelijk gebied.
Beoordeling
Onderhavige ontwikkeling past binnen de Ladder voor duurzame verstedelijking.
Conclusie
De ontwikkeling is passend binnen het kader.
Toetsingskader
De gemeente Zaanstad werkt aan de ontwikkeling en geleidelijke transformatie van Kogerveldwijk in Zaandam. De verwachting is onder meer dat er in de Kogerveldwijk tot 2040 tussen 2.000 en 3.000 woningen nieuwe woningen zullen worden gebouwd en circa 74.000 - 83.000 m² bruto vloer oppervlakte (bvo). Tussen de diverse delen van de Kogerveldwijk bestaat zodanig samenhang dat het in termen van de mer-regelgeving lastig verdedigbaar is dat de verschillende ontwikkelingen in de Kogerveldwijk niet zijn aan te merken als één stedelijke ontwikkeling in de zin van onderdeel D-11.2 van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage (hierna: D-11.2). In lijn daarmee is er één integraal MER opgesteld ("MER Kogerveldwijk", hierna: het MER). Het MER is als MER Kogerveldwijk van Bijlagen bij toelichting - Deel B bij dit bestemmingsplan opgenomen. Wanneer een stedelijk ontwikkelingsproject in meerdere, gefaseerd in tijd vast te stellen, bestemmingsplannen wordt bestemd, wordt het MER procedureel gekoppeld aan het eerste vast te stellen bestemmingsplan. Voor de daarna vast te stellen bestemmingsplannen is de project-mer-(beoordelings)plicht ingevolge D-11.2 dan uitgewerkt, waardoor voor die plannen geen mer-(beoordeling) meer hoeft te worden doorlopen1.
Het bestemmingsplan Jonker Juffer is het eerste bestemmingsplan dat voorziet in een deel van de ontwikkeling van Kogerveldwijk. Het MER is daar procedureel aan gekoppeld. Voor het bestemmingsplan Hofwijk Noord fase 1 geldt daarom geen mer-beoordelingsplicht meer.
Milieuspelregels
De ontwikkeling voor woningbouw en andere functies waarvoor dit bestemmingsplan is opgesteld moet wel voldoen aan de uitgangspunten van het MER. Als handreiking voor ontwikkelaars heeft de gemeente het document Milieuspelregels Kogerveldwijk te Zaandam opgesteld. Dit document geeft inzicht in de uitkomst van het MER: de milieuspelregels om de ontwikkelingen en ambities in Kogerveldwijk mogelijk te maken. Het spelregelkader bevat verschillende milieuspelregels die randvoorwaardelijk zijn voor de transformatie van Kogerveldwijk vanuit het belang van de gezonde leefomgeving. De spelregels sturen ontwikkelaars (publiek en privaat) binnen de gestelde kaders voor de transformatie.
In het plan is rekening gehouden met de milieuspelregels. Dat houdt in dat is getoetst aan de randvoorwaarden die de gemeente stelt voor verkeer, geluid, luchtkwaliteit, geur, externe veiligheid, gezondheidsbescherming en -bevordering, ondergrond (bodemkwaliteit), water, ecologie (soortenbescherming, stikstof en natuurinclusief ontwikkelen), archeologie en cultuurhistorie, energie en circulariteit (duurzaamheid). Deze toelichting bevat hiervan een uitgebreide onderbouwing.
Elk ruimtelijk besluit dat uitvoering geeft aan de transformatie van Kogerveldwijk bevat:
Samengevat zijn de milieuspelregels (cursief weergegeven):
Algemeen
Toetsing van de milieuspelregels bij het ruimtelijk besluit
Elk ruimtelijk besluit dat uitvoering geeft aan de transformatie van Kogerveldwijk bevat:
Dit is beschreven in deze paragraaf.
1. Verkeer
1.A Mobiliteitsprogramma van Eisen (MPVE) per ontwikkeling
Bij nieuwe ontwikkelingen wordt een Mobiliteitsprogramma van Eisen (MPVE) opgesteld, waarmee de
ontwikkeling kan voldoen aan de gewenste mobiliteitstransitie (modal shift) door beperking van het
autobezit en autoverkeer, het bevorderen van alternatieve mobiliteitsvormen (OV, fiets en lopen), het
beschikbaar stellen van mobiliteitsservices die voor iedereen bereikbaar en beschikbaar zijn of het
beperken van de parkeerdruk in de wijk.
Het opstellen van een MPVE bij ruimtelijke ontwikkelingen is pas ook als voorwaarde opgenomen in het door de gemeenteraad vastgestelde Zaans Mobiliteitsplan. De voorwaarde geldt niet voor projecten waar voor de vaststelling van het Zaans Mobiliteitsplan een anterieure overeenkomst voor is gesloten, zoals voor Hofwijk Noord. Een MPVE is in dit geval niet aan de orde. In paragraaf 4.7 is nader ingegaan op verkeer.
2. Geluid
2.A Per ontwikkeling toetsen aan de Wet geluidhinder
Voor elke ontwikkeling wordt voor het ruimtelijk besluit een geluidonderzoek uitgevoerd waarin getoetst
wordt aan de grenswaarden uit de Wet geluidhinder. Op basis hiervan kan vastgesteld worden of per
relevante geluidbron wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde of dat het nodig is om hogere waarden
vast te stellen.
Er is een geluidonderzoek uitgevoerd. Uit het onderzoek blijkt dat de geluidsbelastingen door het wegverkeer, het railverkeer en het scheepvaartverkeer hoger zijn dan de voorkeurgrenswaarde. Vanwege de geluidsbelastingen zijn hogere grenswaarden nodig voor 250 woningen. Voor meer informatie zie paragraaf 4.14. Er wordt voldaan aan de spelregel.
2.B Mengbaarheid van bedrijven en woningen garanderen
Kogerveldwijk wordt een gemengd woon-werkgebied waar ruimte blijft voor verschillende bedrijvigheid.
Om te garanderen dat wonen en werken ook echt samen gaan, wordt als uitgangspunt gehanteerd dat:
Zo blijven bedrijven en woningen mengbaar.
In de nieuwe situatie geldt binnen het plangebied op drie percelen een (lage) milieucategorie. Het gaat om de ontwikkeling van een commerciële plint aan de westzijde van het plangebied, waarop een milieucategorie 1 van toepassing is. En om de ontwikkeling van de tijdelijke parkeerplaats, waarop een milieucategorie 2 van toepassing is. De voorgenomen ontwikkelingen hebben geen effect op de omgeving rond het plangebied. Gevoelige bestemmingen eromheen vallen buiten de geldende milieucontouren. Ook binnen het plangebied zorgt dit niet voor problemen, omdat het een gemengd gebied is. deze functies zijn geen bedrijvigheid van milieucategorie 3.1 of hoger. Deze functies zijn gelet op de aard en omvang goed mengbaar met wonen. Zie ook paragraaf 4.18. Er wordt voldaan aan de spelregel.
2.C Voorwaarden voor bebouwing langs de A8 conform Wet geluidhinder
Op één locatie binnen Kogerveldwijk, namelijk langs de A8, komt de geluidbelasting op de bouwkavels
boven de maximale ontheffingswaarde voor industrielawaai en snelweglawaai uit. Dit betekent dat er wel
ontwikkeld mag worden, mits aan de volgende voorwaarde wordt voldaan:
Het plangebied ligt niet langs de A8. De A8 heeft 4 rijstroken en ligt op meer dan 600 meter afstand van het plangebied. De zone voor een weg met 4 rijstroken is 400 meter (op basis van artikel 74 Wet geluidhinder). Het plangebied ligt hierbuiten. De spelregel is niet van toepasing op Hofwijk Noord fase 1.
2.D Afschermende bebouwing langs de A8 realiseren
Langs de A8 is het door het overschrijden van de maximale ontheffingswaarden voor industrielawaai en
wegverkeerlawaai wenselijk om de eerstelijnsbebouwing een afschermende functie te geven die gunstig
is voor de bebouwing erachter in Kogerveldwijk. Dit is effectief wanneer de bebouwing enkele
verdiepingen boven de hoogte van de snelweg uitkomt. Hiermee wordt geluid van de rijksweg en
industrielawaai van het gezoneerd industrieterrein Zetmeelbedrijven Bijenkorf B.V. (ZBB) ten noorden
van Kogerveldwijk tegengehouden. Dit creëert een geluidluw gebied achter deze bebouwing.
Het plangebied ligt niet langs de A8. De A8 heeft 4 rijstroken en ligt op meer dan 600 meter afstand van het plangebied. De zone voor een weg met 4 rijstroken is 400 meter (op basis van artikel 74 Wet geluidhinder). Het plangebied ligt hierbuiten. De spelregel is niet van toepasing op Hofwijk Noord fase 1.
2.E Slaapkamers bij voorkeur aan de stille zijde
Ontwikkelaars situeren de slaapkamer van woningen waarbij de geluidbelasting boven de
voorkeursgrenswaarde komt bij voorkeur aan de stille zijde. Dit ter bevordering van de nachtrust in
geluidbelast gebied.
Er zal worden voldaan aan het geluidbeleid van de gemeente Zaanstad. Het is altijd mogelijk om in elke willekeurige gevel een geluidluw geveldeel te maken. Bij de definitieve invulling van de plattegronden van de gebouwen en de woningen zal hiermee rekening gehouden worden. Aan de spelregel wordt voldaan.
2.F Rekening houden met de positionering van de niet-woonfuncties
De positionering van de niet-woonfuncties wordt verder onderzocht om het wegverkeerlawaai te
beperken. Vooral langs doorgaande wegen ligt de geluidbelasting door wegverkeerlawaai op plintniveau
hoger, dit zijn de ideale plekken om niet-woonfuncties (voorzieningen, kantoren, bedrijvigheid
enzovoort) te vestigen om zo een buffer te creëren tussen het wegverkeerlawaai en de geluidgevoelige
bestemmingen die daarboven worden gesitueerd.
Door het plangebied zelf lopen geen doorgaande wegen. Wel is bijvoorbeeld langs het spoor rekening gehouden met geluid ten gevolge van het spoor, door hier het parkeren te situeren. Er wordt voldaan aan de spelregel.
3. Luchtkwaliteit
3.A Gevoelige bestemmingen niet situeren aan wegen met een intensiteit hoger dan 10.000 mvt/etm
Op de wegvakken met meer dan 10.000 motorvoertuigen per etmaal, zoals de Heijermanstraat, Dr.
H.G. Scholtenstraat en Prins Bernhardweg, zijn gevoelige bestemmingen (zoals kinderdagverblijven en
scholen voor basis- en voortgezet onderwijs) in de eerste lijn niet toegestaan, hier vallen woningen niet
onder. Deze zijn wel mogelijk in de eerste lijn als deze bestemmingen op 50 meter van deze wegen
worden gesitueerd.
Het plangebied grenst niet aan de Heijermansstraat, noch aan een andere weg met een intensiteit hoger dan 10.000 mvt/etm. Dit punt is daardoor niet aan de orde. Er wordt voldaan aan de spelregel.
3.B Goed geventileerde woningen
Nieuwe woningen hebben een gebalanceerd ventilatiesysteem. Dit is een ventilatiesysteem dat er voor
zorgt dat vervuilde en vochtige lucht uit de woning wordt gezogen en schone lucht naar binnen wordt
geblazen.
De woningen krijgen een gebalanceerd ventilatiesysteem. Er wordt voldaan aan de spelregel.
4. Geur
4.A Beperken woningbouw en andere geurgevoelige functies vlakbij Gerkens Cacao Cargill
Dichtbij Gerkens Cacao Cargill is de geurbelasting het hoogst. Hier zijn – ten zuiden van de
Paltrokstraat – voorlopig geen hoge dichtheden gepland. Het is raadzaam om zoveel als mogelijk
afstand tot Gerkens Cacao Cargill te bewaren en niet dichterbij te bouwen dan de nu al bestaande
woonbebouwing. Gerkens Cacao Cargill wordt daarom niet verder beperkt in de normale bedrijfsvoering.
De locatie ligt op afstand van Gerkens Cacao Cargill. Het bedrijf Gerkens Cacao Cargill wordt daarom niet verder beperkt in de normale bedrijfsvoering. Er wordt voldaan aan de spelregel.
4.B Binnen H=-1-contour geurbelasting en aantal geurgehinderden in beeld brengen
Wanneer binnen de H=-1-contour geurgevoelige objecten worden gemaakt, wordt de geurbelasting op
deze geurgevoelige objecten in beeld gebracht, alsmede het aantal te verwachten (ernstig)
geurgehinderden.
Dit bestemmingsplan leidt niet tot bebouwing binnen de H = 1--contour. De spelregel is daarmee niet van toepassing op dit plangebied.
4.C Binnen H=-1-contour gelden aanvullende bouwkundige maatregelen
Wanneer binnen de H=-1-contour geurgevoelige objecten worden gemaakt, worden bouwkundige
maatregelen getroffen om de geurbelasting laag te houden. Hier gaat om het aanbrengen van geurfilters
in de woningen en/of om zorg dragen dat de inpandige luchtverversing afkomstig is van de lijzijde van
het gebouw.
Dit bestemmingsplan leidt niet tot bebouwing binnen de H = 1--contour. De spelregel is daarmee niet van toepassing op dit plangebied.
5. Externe veiligheid
5.A Nieuwe risicovolle inrichtingen niet toelaten
Nieuwe risicovolle activiteiten worden niet toegelaten in Kogerveldwijk, ook niet als deze een
plaatsgebonden risicocontour heeft die niet over kwetsbare objecten of bestemmingen ligt.
Er worden geen risicovolle activiteiten mogelijk gemaakt binnen het bestemmingsplan voor Hofwijk Noord. De huidig aanwezige risicobron (het bedrijf Touwen) zal juist bij de ontwikkeling verdwijnen. Er wordt voldaan aan de spelregel.
5.B Brzo-bedrijven worden in Kogerveldwijk uitgesloten
In Kogerveldwijk worden geen (nieuwe) Brzo-bedrijven toegelaten. Dit zijn bedrijven waar grote
hoeveelheden gevaarlijke stoffen aanwezig zijn boven een bepaalde drempelwaarde, die vallen onder de
werking van het Besluit risico zware ongevallen (Brzo). Deze vormen namelijk in een getransformeerd
werk-woongebied een te groot veiligheidsrisico.
Er worden geen Brzo-bedrijven mogelijk gemaakt binnen het bestemmingsplan voor Hofwijk Noord. Er wordt voldaan aan de spelregel.
5.C Veiligheidsrisico's worden verantwoord
Over de hogedruk aardgastransportleiding en transportroutes gevaarlijke stoffen die door en/of langs
het gebied lopen wordt bij het ruimtelijke besluit dat binnen het invloedsgebied van de risicobron ligt
een verantwoording van het groepsrisico opgesteld. Er wordt rekening gehouden met de
beschikbaarheid van vluchtroutes, bereikbaarheid voor nood- en hulpdiensten en voldoende
bluswatervoorzieningen.
In de omgeving van het plangebied liggen verschillende risicobronnen. Deze bronnen, transportroutes en inrichtingen, zijn beschouwd. Uit de resultaten blijkt dat geen van de risicobronnen een PR 10-6 contour en invloedsgebied heeft binnen het plangebied. De omliggende risicobronnen hebben dus geen invloed op het plangebied voor externe veiligheid. Voor meer informatie wordt verwezen naar Bijlage 14 Externe veiligheid van Bijlagen bij toelichting - Deel A. De spelregel is daarmee niet van toepassing op dit plangebied.
6. Gezondheidsbescherming
6.A Conform gemeentelijk beleid maatregelen treffen om de potentiële hittestress te beperken
Het stedelijk hitte-eilandeffect is het verschijnsel dat de temperatuur in een stedelijk gebied gemiddeld
hoger is dan in het omliggende landelijke gebied. Bij de vormgeving van gebouwen is er aandacht voor
het voorkomen van deze stedelijke hitte-eilanden op het bouwkavel zelf en op de omgeving. De
gebiedsontwikkeling voldoet aan de volgende uitgangspunten conform het Uitvoeringsplan
Klimaatadaptatie 2021-2016 van de gemeente Zaanstad:
Hittestress
De gebiedsontwikkeling voldoet aan de volgende uitgangspunten conform het Uitvoeringsplan Klimaatadaptatie 2021-2026 van de gemeente Zaanstad:
Het basisveiligheidsniveau voor hitte als ontwikkeld in de MRA (zie pagina 14 van het uitvoeringsplan) vormt het uitgangspunt. Gevels en daken worden vergroend. Waar nodig ontwikkelt de gemeente een afwegingskader.
Voor de openbare ruimte wordt een kroonbedekking gemaakt van 20%.
Binnen een afstand van 300 meter is er een plek van koelte met een minimale grootte van 200 m2. Plekken van koelte zijn onderdeel van structuren van koelte en deze sluiten aan op de structuren in de bestaande stad. Op plekken van koelte, op ontmoetingsplaatsen en in de structuren van koelte is er een kroonbedekking van minimaal 30%.
Voor het maken van gezonde en goed groeiende bomen hanteren we de Leidraad bomen, en een minimale drooglegging van 0,8 meter zodat de wortels van bomen voldoende ruimte hebben om te groeien. Zie ook paragraaf 4.12. Er wordt voldaan aan de spelregel.
6.B Windhinderonderzoek laten uitvoeren bij hoge gebouwen
Als een gebouw een hoogte krijgt boven de 30 meter, is het nodig dat er bij het opstellen van het
stedenbouwkundig plan een onderzoek wordt uitgevoerd naar de potentiële windhinder en windgevaar.
Dit gebeurt conform de norm NEN 8100. Als windhinder en/of windgevaar optreedt worden ruimtelijke,
stedenbouwkundige en/of architectonische maatregelen getroffen om dit te voorkomen.
Windhinder is onderzocht, zie ook paragraaf 4.20. De conclusie is:
Op basis van dit onderzoek kan worden geconcludeerd dat het windklimaat op de openbare buitenruimten geschikt is voor de meerderheid van de beoogde activiteiten. Dit geldt ook voor de beoogde speeltuinen voor kinderen tot 12 jaar, mits deze worden voorzien op plekken waar windklasse A of B geldt. Verdere maatregelen worden voor de openbare buitenruimten niet nodig geacht. Voor de private buitenruimten geldt dat de meerderheid goede windcondities kennen en geschikt zijn voor beoogd gebruik. Voor meer informatie wordt verwezen naar Bijlage 19 Windstudie van Bijlagen bij toelichting - Deel A. Er wordt voldaan aan de spelregel.
6.C Beperken lichthinder in de avond- en nachtperiode
Lichthinder moet voor de gesteldheid van mens en dier beperkt te worden. Hoewel
achtergrondverlichting al duidelijk aanwezig is, zijn er maatregelen te nemen die binnen Kogerveldwijk
de bijdragen van de toename van lichthinder beperken. Zo kunnen maatregelen tegen lichtreclame en
het nachtelijk verlichten van gebouwen de nachtelijke lichtinval op woningen drastisch verminderen.
Lichtreclame en het nachtelijk verlichten van gebouwen is bij de gebouwen in het plangebied niet aan de orde. Lichthinder zal daardoor niet toenemen in het plangebied. De spelregel is daarmee niet van toepassing voor dit plangebied.
6.D Geen kwetsbare groepen binnen de 0,4 microtesla-contour van de hoogspanning
Voor kwetsbare groepen, zoals kinderen tot 15 jaar, worden geen gebouwen en/of verblijfsplaatsen
binnen de 0,4 micotesla-contour gemaakt. Dit betekent dat buiten deze contouren ruimte wordt
gezocht voor woningen, kinderdagverblijven, scholen en speeltuinen.
Het plangebied Hofwijk Noord ligt voor een klein deel binnen de 0,4 micotesla-contour (de indicatieve magneetveldzone bedraagt op basis van de RIVM Netkaart 110 meter). Het plangebied ligt buiten de zone uit het bestemmingsplan ten noorden van het plangebied.
In de regels is opgenomen dat maatschappelijke voorzieningen, indien er langdurig kinderen verblijven en wonen, ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - indicatieve magneetveldzone' is uitgesloten (artikel 4.3.6). Daardoor wordt voldaan aan de spelregel. Met een omgevingsvergunning kan van artikel Artikel 4 worden afgeweken als de functies niet liggen binnen de specifieke magneetveldzone van de hoogspanningsleiding. Hiervoor dient door de aanvrager van de omgevingsvergunning te worden onderzocht wat de breedte van de specifieke magneetveldzone op deze locatie is. Op basis van het advies van de Staatssecretaris van VROM (2005) met betrekking tot bovengrondse hoogspanningslijnen is het uitgangspunt dat in de berekende 'specifieke magneetveldzone' geen of zo weinig mogelijk gevoelige bestemmingen zoals woningen, crèches en kinderopvangplaatsen worden gesitueerd.
6.E Onderzoek naar trillingshinder uitvoeren binnen 100 meter van het spoor
Conform de Stichting Bouw Research (SBR) Deel A: 'Schade aan gebouwen' wordt er voorafgaand aan
bouwwerkzaamheden in een zone van 100 meter rondom de spoorlijn een trillingshinderonderzoek
uitgevoerd. Hiermee wordt voorkomen dat de gebruikers van toekomstige bebouwing trillingshinder
ervaren: zowel inpandige hinder als schade aan het gebouw wordt hiermee voorkomen.
Er is een risico- en kansenanalyse voor spoortrillingen uitgevoerd, zie Bijlage 21 Trillingen van Bijlagen bij toelichting - Deel A. Uit de toetsing aan het gestelde in de meet- en beoordelingsrichtlijn SBR-B (SBR richtlijn deel B: Hinder voor personen in gebouwen; meet- en beoordelingsrichtlijn, augustus 2002) kan worden geconcludeerd dat de mate van hinder door spoortrillingen voor de bewoners/gebruikers van de nieuw te bouwen woningen en appartementen voldoet aan deze richtlijn. De te verwachten trillingsniveaus door railverkeer vallen in de categorie 'geen hinder'. Er wordt voldaan aan de spelregel.
7. Gezondheidsbevordering
7.A Realisatie sport- en speelvoorzieningen volgens het maatschappelijke voorzieningenmodel
Een voorwaarde is dat wordt voorzien in de extra sport- en speelvoorzieningen in de openbare ruimte
conform het maatschappelijke voorzieningenmodel.
Er wordt voorzien in dergelijke voorzieningen, conform het maatschappelijke voorzieningenmodel. Het plan voldoet aan de spelregel.
8. Ondergrond
8.A Bodemsanering passend bij de gewenste functie
Als bij een ontwikkeling in Kogerveldwijk bodemverontreiniging wordt aangetroffen dan moet deze
worden gesaneerd (isoleren, gedeeltelijk ontgraven, aanbrengen van een leeflaag of een combinatie),
zodat de bodem geschikt wordt voor de beoogde functie. Daarbij moeten ook eventuele mogelijkheden
van grondverwerking (ook in relatie tot PFAS) worden onderzocht. In plaats van de verontreinigde
gronden komt schone grond terug.
Over de gehele locatie van Touwen en het Kan Palen-terrein wordt een signaleringslaag aangebracht tussen de leeflaag en de ondergrond, zodat de locatie geschikt wordt voor de functie wonen. De al bekende grondwaterverontreinigingen afkomstig van het terrein van Kan Palen worden al gemonitord en beheerst. Er wordt een saneringsplan voor het Kan Palen-terrein en het Touwenterrein opgesteld en uitgevoerd. Het bestemmingsplan is daarmee uitvoerbaar. Voor meer informatie wordt verwezen naar paragraaf 4.16. Het plan voldoet aan de spelregel.
8.B Uitvoeren onderzoek naar niet gesprongen explosieven
Voordat gestart wordt met de ontwikkeling van gronden in Kogerveldwijk wordt een vooronderzoek
uitgevoerd. Als uit het vooronderzoek blijkt dat er mogelijk niet gesprongen explosieven aanwezig zijn
in het gebied, worden deze verwijderd. Na het uitvoeren van het onderzoek en het verwijderen van
mogelijk aanwezige explosieven kan de grond worden vrijgegeven voor ontwikkeling.
Er zijn geen indicaties dat er bombardementen hebben plaatsgevonden. Daarnaast was het plangebied reeds in gebruik en bebouwd. In het verleden zijn daarbij geen 'niet gesprongen explosieven' aangetroffen. Het onderzoek is daardoor niet nodig.
9. Water
9.A Nieuw te ontwikkelen percelen waterneutraal inrichten
De openbare ruimte wordt zo ingericht dat het hemelwater bij extreme buien wordt verzameld op
plekken waar het geen schade kan aanrichten en water kan worden vastgehouden. Bij ontwikkelingen
zijn waterneutrale bouwenveloppen verplicht, waarbij onder meer 70 millimeter hemelwater moet worden
vastgehouden op de kavels en bij aanleg van extra verhard oppervlak wordt er een watercompensatie
geëist van minimaal 10% en bij voorkeur 15%.
Er wordt rekening gehouden met de eis dat 70 millimeter hemelwater moet worden vastgehouden op de kavels en de watercompensatie voor verhard oppervlak. Vanuit de compensatieplicht wordt er eerst gekeken naar het toepassen van oppervlaktewater. Vanwege de bodemvervuiling is er een negatief advies gegeven om oppervlaktewater te realiseren, om de kans op verspreiding niet te vergroten. Om deze reden wordt er gekeken naar compensatie door middel van alternatieve bergingsvoorzieningen. Als er meer dan 800 m2 verhard oppervlak wordt gerealiseerd, dan dient dit gecompenseerd te worden. Door de ruimte die er is gehouden voor groen én omdat er in de huidige situatie al een hoog percentage verhard oppervlak aanwezig is, bedraagt de compensatie in totaal 83,9 m3 (zie Bijlage 17 Watertoets van Bijlagen bij toelichting - Deel A). Er wordt een gescheiden rioleringssysteem aan gelegd en de compensatie van het hemelwater vindt plaats door het toepassen van groene daken. Met een dakoppervlak in de toekomstige situatie van +/- 15.500 m² is er een ruime mogelijkheid om groene daken of daktuinen toe te passen. Dat betekent dat wel kort kan worden 'vastgehouden' op de daken, maar 'bergen' niet mogelijk is vanwege de bodemverontreiniging. Er wordt voldaan aan de spelregel.
10. Ecologie
10.A Bij elke ontwikkeling wordt nader onderzocht of er beschermde soorten aanwezig zijn
Natuuronderzoek voorafgaand aan te verwijderen bebouwing en begroeiing: voordat de werkzaamheden
beginnen moet volledig inzicht bestaan in de aanwezigheid van en effecten op beschermde soorten,
bijvoorbeeld door ecologisch onderzoek, zodat zo nodig maatregelen genomen kunnen worden.
Aanbevolen wordt om de controle ruim voorafgaand aan de geplande werkzaamheden uit te voeren,
zodat rekening gehouden kan worden met de doorlooptijd van het onderzoek (sommige onderzoeken
moeten een jaar rond worden uitgevoerd) en zodat eventuele maatregelen tijdig genomen kunnen
worden.
Er is ecologisch onderzoek uitgevoerd. Uit het onderzoek naar het onderdeel soortenbescherming van de Wet natuurbescherming blijkt dat vleermuizen, huismus, steenmarter, bunzing, wezel en hermelijn aanwezig kunnen zijn. Nader onderzoek naar deze soorten is uitgevoerd in 2021 (zie Bijlage 10 Ecologie van Bijlagen bij toelichting - Deel A). Uit het nader onderzoek blijkt dat er geen verblijfplaatsen van kleine marterachtigen en steenmarters aanwezig zijn in het plangebied. Ook voor huismussen zijn geen verblijfplaatsen of essentieel leefgebied aanwezig. In het plangebied komen echter wel zeven verblijfplaatsen van vleermuizen voor. Het gaat om zomer- en/of paarverblijfplaatsen van de gewone dwergvleermuis. Hiervoor is een ontheffing voor de Wet natuurbescherming aangevraagd. De maatregelen uit het activiteitenplan zijn uitgevoerd. Het bestemmingsplan is daarmee uitvoerbaar. Er wordt voldaan aan de spelregel. Voor meer informatie wordt verwezen naar paragraaf 4.17.
10.B Voorafgaand en tijdens ontwikkelingen verantwoord omgaan met broedvogels
Wanneer broedgevallen aanwezig zijn kan hier eenvoudig rekening mee gehouden worden door
werkzaamheden niet uit te voeren in de broedtijd (ongeveer maart tot en met juli). Als er nesten
aanwezig zijn mogen deze in de broedperiode (en als deze in gebruik zijn) niet verwijderd worden. Als
het niet mogelijk is om buiten het broedseizoen om te werken dan wordt het te transformeren gebied
(waar de werkzaamheden plaatsvinden) vóór het broedseizoen ongeschikt gemaakt voor (broed)vogels.
Mocht dit niet mogelijk zijn, dan wordt vooraf aan de werkzaamheden het te transformeren gebied
gecontroleerd op de aanwezigheid van broedvogels door een erkend ecoloog. Als broedvogels worden
aangetroffen kunnen de bouwwerkzaamheden na de broedperiode worden aangevangen. Op deze wijze
zijn algemene broedvogels geen belemmering vanuit de Wet natuurbescherming.
Bij de sloop- en bouwwerkzaamheden zal rekening worden gehouden met eventueel aanwezige broedvogels. Er wordt voldaan aan de spelregel.
10.C Natuurinclusief bouwen
Bij elke ontwikkeling met potentie voor natuurinclusief bouwen (nieuwbouw en renovatie) wordt
natuurinclusief gebouwd. Hierbij gaat het vaak om relatief kleine en goedkope ingrepen die
verblijfsplekken creëren voor verschillende dieren in het stedelijk landschap. Te denken valt aan het
integreren van nestkasten en zorgen voor verblijfplekken voor vleermuizen en nestgelegenheid voor
huismus, gierzwaluw en andere gebouwbewonende soorten samen met het maken van groene daken
en een groene inrichting.
De openbare ruimte wordt ingericht met het oog op versterking van de biodiversiteit. Ten behoeve hiervan wordt een natuurinclusief ontwerp voor de bebouwing en de openbare ruimte aan het plan toegevoegd, gebaseerd op de aanbevelingen in Bijlage 10 van Bijlagen bij toelichting - Deel A. Er wordt voldaan aan de spelregel.
10.D Per ontwikkeling wordt de stikstofdepositie in beeld gebracht
Voor elk vergunningplichtig project wordt op projectniveau een stikstofonderzoek uitgevoerd. Dit moet
aantonen dat de ontwikkeling geen significant nadelige gevolgen heeft voor Natura 2000-gebieden.
De bijdrage aan de stikstofdepositie van het plan Hofwijk Noord te Zaandam is berekend met de vigerende versie van het rekeninstrument AERIUS Calculator (versie 2022, gepubliceerd in januari 2023). In het onderzoek zijn zowel de beoogde situatie, de aanlegfase en de referentiesituatie meegenomen. Ten opzichte van de referentiesituatie is er in de aanlegfase of in de beoogde situatie op geen enkel relevant hexagoon sprake van een toename in stikstofdepositie. Zie ook paragraaf 4.17. Voldaan wordt aan de spelregel.
11. Archeologie, cultuurhistorie en landschap
11.A Behoud van panden en structuren
De gemeente Zaanstad heeft in de cultuurhistorische verkenning verschillende aanbevelingen
opgenomen voor behoud van structuren en diverse panden in de Boerejonkerbuurt en Hofwijk.
Gemeente en ontwikkelaars geven rekenschap aan deze aanbevelingen voor behoud van structuren en
panden en wegen deze mee in de planvorming.
In het plangebied komen geen monumenten of beschermde landgoederen voor. Wel zullen de karakteristieke voorzijde en zijgevels van het bedrijfspand van Touwen (vroeger Hille Beschuit) behouden blijven en worden geïntegreerd in de architectuur van het nieuwe woongebouw. Ook het westelijke blok aan de Pro Patriastraat wordt behouden. Ook de oorspronkelijke loop van de Oostzijde wordt behouden. Dwars op de Zaan wordt de historische structuur van sloten en paden teruggebracht in de vorm van woonstraten. Aangesloten wordt bij de oorspronkelijke schuine ligging van de bedrijfspercelen ten opzichte van de Oostzijde. Er wordt voldaan aan de spelregel.
11.B Archeologisch onderzoek uitvoeren
Wanneer bodemverstoringen plaatsvinden in de strook van archeologische waarde aan de westkant van
het plangebied, zal de aanvrager van de vergunning voor de bodemverstorende werkzaamheden een
verkennend archeologisch onderzoek moeten laten uitvoeren om de effecten daarvan op mogelijke
archeologische vindplaatsen te bekijken. Wanneer deze potentiële vindplaatsen worden aangetast, kan
het (bouw)plan worden gewijzigd om aantasting hiervan te voorkomen. Is dit niet mogelijk, dan zal de
aanvrager van de vergunning voor de bodem verstorende werkzaamheden de archeologische
vindplaats(en) moeten laten opgraven.
Er is een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd (zie Bijlage 7 Archeologie van Bijlagen bij toelichting - Deel A). Daaruit blijkt dat er sprake is van een bepaalde archeologische verwachting. Op die plek wordt een dubbelbestemming archeologie opgenomen (Artikel 12 Waarde - Archeologie). Er wordt voldaan aan de spelregel.
11.C Bescherming van archeologische waarden
De archeologische verwachtingswaarden binnen Kogerveldwijk, die liggen binnen de strook van de Zaan
zijn als volgt:
- Waarde – Archeologie 1: Als bouw- en graafwerkzaamheden plaatsvinden dieper dan 0,5 meter beneden maaiveld en groter zijn dan 50 m2, wordt met een actueel archeologisch onderzoek nagegaan of archeologische resten aanwezig zijn.
Er is een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd (zie Bijlage 7 van Bijlagen bij toelichting - Deel A). Daaruit blijkt dat er sprake is van een bepaalde archeologische verwachting. Op die plek wordt een dubbelbestemming archeologie opgenomen (Artikel 12 Waarde - Archeologie). Er wordt voldaan aan de spelregel.
12. Energie en circulariteit
12.A Aardgasloze functies
Alle functies, woningen en 'niet-wonen' functies worden zonder een aardgasaansluiting ontwikkeld.
Volgens de wetgeving moet invulling worden gegeven aan deze spelregel in Hofwijk Noord. Daaraan zal worden voldaan.
12.B Maatregelen ter bevordering van circulariteit
Voor Hofwijk Noord zijn deze maatregelen, voor zover zij niet reeds wettelijk zijn vastgelegd (zoals geen gasaansluiting bij nieuwbouw), niet dwingend voorgeschreven. Dit komt omdat de anterieure overeenkomst ruim voor het opstellen van het bestemmingsplan en de MER is ondertekend. Voor urban mining en het inzamelen van reststromen zal onderzocht worden of het mogelijk is om aan te sluiten bij initiatieven elders in de Kogerveldwijk.
Conclusie
De milieuaspecten zijn in hoofdstuk 4 van deze toelichting beoordeeld. De beoordeling van het plan in het licht van het milieuspelregelkader is in deze paragraaf beschreven. Het plan voldoet aan de spelregels. Een aantal spelregels is niet van toepassing voor dit plangebied. .
In het MER zijn de milieueffecten van zowel het basisalternatief als het maximale alternatief weergegeven waarbij de verschillen tussen beide alternatieven beperkt zijn. De (milieu)gevolgen door het bestemmingsplan Hofwijk Noord fase 1 wijken door de aard en omvang van de herontwikkeling niet af van de effecten zoals die in het MER zijn beschreven. Het bestemmingsplan leidt dus niet tot grotere milieugevolgen dan waar in het MER al van uit is gegaan.
Duurzaamheid speelt een belangrijke rol in de transformatie van het plangebied en is een integraal onderdeel van het plan. Het draagt bij aan een verantwoorde en toekomstbestendige herontwikkeling.
Duurzaamheid komt terug in zowel de woningen zelf als de openbare ruimte en mobiliteit. Zo zijn er voldoende mogelijkheden voor gebruik van openbaar vervoer, omdat er verdichting plaatsvindt in de nabijheid van het treinstation Zaandam Kogerveld. Het plan zet ook in op minder parkeren in openbare ruimte en een plek voor het slim delen van vervoer, zoals deelauto's.
Dit plan spreekt uitdrukkelijk de ambitie uit om een bijdrage te leveren aan het thema duurzaamheid. Er wordt een aardgasvrije woonwijk en een lagere Energie Prestatie Coëfficiënt (EPC) gerealiseerd dan dat het Bouwbesluit op dit moment vraagt. De woningen worden opgeleverd met een gemiddelde EPC-ambitie van < 0,16/m2. Deze ambitie realiseert de ontwikkelaar door maximaal energie te besparen. Deze besparing komt tot stand door maatregelen als hoogwaardige isolatie van de woningen en het invullen van de overgebleven elektriciteitsvraag met opwekking van duurzame elektriciteit op gevels en daken. Toepassing van aquathermie nabij de Zaan wordt onderzocht. Ook wordt de overgebleven warmte en koude vraag op duurzame wijze ingevuld. Daarnaast zal onderzoek worden gedaan naar de mogelijkheden van houtbouw en het gebruik van materialen met een lage milieubelasting.
Klimaatadaptatie en klimaatstresstest
Risico's
Bij klimaatadaptatie gaat het om droogte (waterbeschikbaarheid) en hittestress. Ook gaat het om het voorkomen van wateroverlast en overstroming. Daarnaast zou verzilting een rol kunnen spelen. Dit laatste is hier niet aan de orde.
Op de kaartbeelden van de Atlas Leefomgeving is te zien dat het plangebied in de huidige situatie een vrij versteend gebied is, met weinig groen. Ook is er een bepaalde mate van hitte effect, maar kan er ook wateroverlast optreden in delen van het plangebied. Wateroverlast treedt in de Oostzaan polder op bij intense regenbuien (zie Bijlage 17 Watertoets van Bijlagen bij toelichting - Deel A). Langs de Zaan in het westen van Hofwijk Noord ligt een regionale kering met een beschermingszone.
Maatregelen en voorzieningen
Bij de inrichting van de openbare ruimte wordt rekening gehouden met klimaatbestendigheid van het gebied voor extreme weersomstandigheden, zoals wateroverlast, droogte en hittestress. De openbare ruimte wordt ingericht met het oog op versterking van de biodiversiteit. Ten behoeve hiervan wordt een natuurinclusief ontwerp voor de bebouwing en de openbare ruimte aan het plan toegevoegd, gebaseerd op de aanbevelingen in Bijlage 10 Ecologie van Bijlagen bij toelichting - Deel A. Klimaatverandering leidt tot meer hittegolven, vaker extreme neerslag, meer droogte perioden en grotere kans op overstromingen. Het toevoegen van de zogenaamde groene en blauwe maatregelen is daarom zeer gewenst. Voor klimaatadaptatie zijn verschillende uitwerkingen en inrichtingen van de oever mogelijk. Maatregelen voor klimaatadaptatie worden onderzocht en waar mogelijk geïmplementeerd:
Zo dragen de groene zones bij aan de waterhuishouding in het plangebied.
Voor de verdere uitwerking is er in overleg met de gemeente en het Hoogheemraadschap een plan voor de waterhuishouding van het plangebied opgesteld (zie Bijlage 17 Watertoets van Bijlagen bij toelichting - Deel A). Hierin is onder andere het volgende aangegeven:
Door het veranderende klimaat en de verstedelijking is hemelwater, met name bij intense regenbuien, een belangrijk aandachtspunt. Om hier goed rekening mee te houden in ruimtelijke ontwikkelingen moet het watersysteem toekomst robuust worden ontworpen, waarbij aan de normen en eisen uit de Keur van de HHNK en het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) van de gemeente moet worden voldaan. Doordat er in het stedenbouwkundig plan meer dan 800 m2 (aaneengesloten) bebouwing is opgenomen, is het vergunningsplichtig om compensatie te realiseren voor de toename in verhard oppervlak. Vanwege de bodemvervuiling is er een negatief advies gegeven om oppervlaktewater te realiseren, om de kans op verspreiding niet te vergroten. Om deze reden wordt er gekeken naar compensatie door middel van alternatieve bergingsvoorzieningen. Door de ruimte die er is gehouden voor groen én omdat er in de huidige situatie al een hoog percentage verhard oppervlak aanwezig is, bedraagt de compensatie in totaal 83,9 m3. Er wordt geadviseerd een gescheiden rioleringssysteem aan te leggen en de compensatie van het hemelwater te laten plaatsvinden door het toepassen van groene daken. Met een dakoppervlak in de toekomstige situatie van +/- 15.500 m2 is er een ruime mogelijkheid om groene daken of daktuinen toe te passen.
Hittestress
Het plan opent zich naar de Zaan, de openbare ruimte is hier groter en langs de Zaan heeft de oever een open karakter, waardoor verkoeling vanaf de Zaan het gebied kan infiltreren. Het groene karakter van de openbare ruimte zorgt verder voor schaduw en verkoeling op het heetst van de dag. De gebiedsontwikkeling voldoet aan de volgende uitgangspunten conform het Uitvoeringsplan Klimaatadaptatie 2021-2026 van de gemeente Zaanstad:
Natuurinclusief bouwen
Vegetatie heeft een koelende functie door verdamping van groen. Door zoveel mogelijk groen in plaats van verharding toe te passen in de openbare ruimte, op daken en in binnentuinen wordt hittestress voorkomen.
De Gemeente Zaanstad wil graag natuur-inclusief bouwen. Met behulp van eenvoudige maatregelen kan de natuur in de stad versterkt worden en krijgen planten en dieren ook op nieuwe ontwikkelingslocaties de ruimte. In het plangebied zijn er mogelijkheden voor biodiversiteitsherstel. Kansrijk zijn de volgende maatregelen binnen dit plan:
Er wordt een plan voor dit plangebied opgesteld, waarin de natuurinclusieve maatregelen worden neergelegd.
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat klimaatadaptatie en duurzame energievoorzieningen worden toegepast binnen het plangebied.
Binnen het beleidskader externe veiligheid staan twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Hoewel beide begrippen onderlinge samenhang vertonen zijn er belangrijke verschillen. Het plaatsgebonden risico vormt een wettelijke norm voor bestaande en nieuwe situaties. Dit is met een risicocontour ruimtelijk weer te geven. Het groepsrisico is niet in ruimtelijke contouren te vertalen, maar wordt weergegeven in een grafiek. Hierin is weergegeven hoe groot de kans is dat een groep, met een bepaalde grootte, het slachtoffer kan worden van een ongeval met gevaarlijke stoffen.
Het plangebied zelf staat geen nieuwe risicobronnen toe die relevant zijn in het kader van externe veiligheid. De huidig aanwezige risicobron (het bedrijf Touwen) zal juist bij de ontwikkeling verdwijnen. Het plangebied vormt derhalve geen risicobron richting de omgeving in het kader van externe veiligheid.
In de omgeving van het plangebied liggen verschillende risicobronnen. Deze bronnen, transportroutes en inrichtingen, zijn beschouwd. Uit de resultaten blijkt dat geen van de risicobronnen een PR 10-6 contour en invloedsgebied heeft binnen het plangebied. De omliggende risicobronnen hebben dus geen invloed op het plangebied voor externe veiligheid. Voor meer informatie wordt verwezen naar Bijlage 14 Externe veiligheid van Bijlagen bij toelichting - Deel A.
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat externe veiligheid geen belemmering vormt voor de voorgenomen ontwikkelingen. Het bestemmingsplan is daarmee uitvoerbaar bezien vanuit het thema externe veiligheid.
Ter voorbereiding van dit bestemmingsplan is een akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de geluidbelasting op de gevels van de circa 800 nieuwe woningen, waarbij de geluidbronnen uit de Wet geluidhinder zijn beschouwd. Het onderzoek is opgenomen in Bijlage 16 Akoestisch onderzoek van Bijlagen bij toelichting - Deel A. In deze situatie is er sprake van wegverkeer en railverkeer. Het plangebied grenst aan de rivier de Zaan. Het geluid ten gevolge van het scheepvaartverkeer op de Zaan valt niet onder de Wet geluidhinder, maar in het kader van een goede ruimtelijke ordening is de bijdrage van het geluid vanwege de scheepvaart mede onderzocht. De resultaten worden ook meegenomen bij het bepalen van de cumulatieve geluidbelasting op de gevels van de nieuw te bouwen woningen.
Voor het wegverkeer is ook rekening gehouden met de aanleg van parkeergarages. Voor het parkeren zijn twee varianten beoordeeld:
In 2021 is door Bureau Goudappel een berekening gemaakt van de verdeling van het verkeer (zie Bijlage 5 Verkeer van Bijlagen bij toelichting - Deel A). In de berekening is uitgegaan van circa 800 nieuwe woningen en ruimte voor voorzieningen (bijvoorbeeld winkels, horeca, dienstverlening) en parkeren deels ondergronds en inclusief de tijdelijke parkeergarage (variant 1). Er is ook een beoordeling gemaakt waarbij het parkeren geheel ondergronds plaats vindt (november 2022, variant 2). De enige wijziging die dit met zich meebrengt is dat het verkeer binnen het plangebied (Pro Patriastraat, Hof van Zaenden, Oostzijde) anders verdeeld wordt. De verkeersaantrekkende werking van het plan blijft hetzelfde. Dit is verder beschreven in paragraaf 4.7. Op basis van de onderzoeken en de financiele haalbaarheid, is gekozen voor een middenvariant, namelijk een combinatie van parkeren in de tijdelijke parkeergarage en iets ruimer parkeren ondergronds dan in variant 1. Dit wordt in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt.
Daarnaast is in het kader van een goede ruimtelijke ordening ook de verkeersaantrekkende werking onderzocht op de gevels van een aantal bestaande woningen aan de Hof van Zaenden.
Rekenresultaten wegverkeer
Van de gezoneerde wegen laat alleen de Heijermansstraat een overschrijding zien van de voorkeursgrenswaarde. De hoogst optredende waarde inclusief de aftrek bedraagt 52 dB. Deze waarde ligt boven de voorkeursgrenswaarde van 48 dB maar onder de maximale ontheffingswaarde van 63 dB.
Maatregelen voor de Heijermansstraat stuiten in deze situatie op overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige, landschappelijke of financiële aard. Daarom dient het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Zaanstad hogere waarden vast te stellen ten gevolge van het wegverkeer op de Heijermansstraat.
In parkeerscenario I (een beperkte parkeercapaciteit in het plangebied met aanvullend parkeren in blok 8) treden bij de niet-gezoneerde wegen overschrijdingen op van de voorkeursgrenswaarde bij de volgende wegen:
In parkeerscenario II (een volledige parkeercapaciteit in het plangebied) treden bij de niet-gezoneerde wegen overschrijdingen op van de voorkeursgrenswaarde bij de volgende wegen:
Vanuit een goede ruimtelijke ordening dienen hier geluidreducerende maatregelen te worden onderzocht. Overdrachtsmaatregelen zijn hier niet gewenst. Bij de bronmaatregelen kan gedacht worden aan een stiller wegdek of organisatorische maatregelen om de verkeersintensiteit omlaag te brengen.
De geluidbelasting op de gevel bij beide parkeerscenario's vanwege het wegverkeer op de Paltrokstraat overgaand in de Veldbloemenweg en de Prins Bernhardstraat blijft onder de voorkeursgrenswaarde. Het verkeer op de laatstgenoemde twee wegen vormt geen belemmering voor een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Bij de niet-gezoneerde wegen is er bij parkeerscenario I sprake van een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde voor de volgende wegen:
Bij parkeerscenario II komen bij dezelfde wegen overschrijdingen voor van de voorkeursgrenswaarde, waarbij de optredende waarden hoger liggen dan bij parkeerscenario I. Dat komt doordat er meer verkeer door de wegen in het plangebied rijdt.
Hoewel bij deze wegen geen sprake is van een formele overschrijding van grenswaarden (de Wet geluidhinder is niet van toepassing voor wegen met een maximumsnelheid lager dan 50 km/uur), is het met het oog op een goede ruimtelijke ordening wenselijk om maatregelen te onderzoeken. Bij de niet-gezoneerde 30 km/uur-wegen met een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde, te weten de Hof van Zaenden, de Oostzijde, de Pro Patriastraat en de nieuwe ontsluitingsweg, is het mogelijk om de geluidbelasting omlaag te brengen door het vervangen van de elementenverharding in keperverband in de vorm van een stiller wegdek. Het toepassen van glad asfalt (DAB) is onwenselijk, omdat er dan harder zal worden gereden. Het toepassen van een stille elementenverharding is wel mogelijk, maar dat zal naar verwachting vanwege het historische karakter van deze wijk op stedenbouwkundige bezwaren stuiten. Andere mogelijkheden, zoals schermen, zijn hier niet realistisch.
Overigens is basis van de onderzoeken en de financiele haalbaarheid, gekozen voor een middenvariant voor het parkeren, namelijk een combinatie van parkeren in de tijdelijke parkeergarage en iets ruimer parkeren ondergronds dan in variant 1. Dit wordt in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt. De beide onderzochte parkeervarianten zijn worst case scenario's. Het bestemmingsplan maakt een parkeervariant mogelijk met een effect dat ligt tussen de twee onderzochte worst case varianten. Beide worst case varianten zijn uitvoerbaar, rekening houdend met de genoemde maatregelen. Daarmee is ook de in het bestemmingsplan mogelijk gemaakte parkeervariant uitvoerbaar.
Resultaten railverkeer
De maximale geluidbelasting ten gevolge van het railverkeer is met 62 dB hoger dan de voorkeursgrenswaarde van 55 dB, maar lager dan de maximale ontheffingswaarde van 68 dB. Als de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden moeten geluidsreducerende maatregelen worden onderzocht. Het overwegen van geluidsreducende maatregelen zal in overleg moeten gaan met de spoorwegbeheerder ProRail. Het gaat daarbij om het aanbrengen van raildempers, het stiller maken van de spoorbrug of het aanbrengen van geluidschermen langs het spoor. De gemeente is al in contact met ProRail in verband met het bestemmingsplan Oostzijderveld ten oosten van het project Hofwijk Noord fase 1. Bij het bepalen van het effect van geluidsreducerende maatregelen bij dit bestemmingsplan zal het effect op het plan Hofwijk Noord worden meegewogen. Omdat hier nog niet op kan worden geanticipeerd, wordt er vooralsnog van uitgegaan, dat bron- en overdrachtsmaatregelen hier niet zullen worden toegepast en hogere waarden dienen te worden aangevraagd (zie Bijlage 16
Akoestisch onderzoek van Bijlagen bij toelichting - Deel A).
Resultaten scheepvaartlawaai
De maximale geluidbelasting ten gevolge van scheepvaart op de Zaan is met 53 dB(A) hoger dan de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) voor industrielawaai, maar lager dan de maximale ontheffingswaarde van 55 dB(A) voor industrielawaai.
Om het geluid vanwege het scheepvaartverkeer omlaag te brengen zijn er redelijkerwijs geen maatregelen mogelijk. Mogelijkerwijs worden binnenvaartschepen in de toekomst stiller of zelfs (deels) elektrisch voortgedreven (zie Bijlage 16 van Bijlagen bij toelichting - Deel A).
Hogere waarden
Een besluit tot het vaststellen van hogere waarden kan enkel worden genomen, wanneer maatregelen, gericht op het terugbrengen van de geluidsbelasting onvoldoende doeltreffend zullen zijn dan wel overwegende bezwaren ontmoeten van stedenbouwkundige, vervoerskundige, landschappelijk of financiële aard.
De maatregelen die getroffen kunnen worden zijn:
Geconcludeerd wordt dat maatregelen onvoldoende doeltreffend, en/of stedenbouwkundig niet haalbaar zijn. Daarmee wordt voldaan aan de wettelijke voorwaarden.
Als bron- en overdrachtsmaatregelen niet effectief zijn of stuiten op overwegende bezwaren dienen er bij het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Zaanstad hogere waarden te worden aangevraagd. Het 'Ontwerpbesluit vaststelling hogere waarden Wet geluidhinder' heeft tegelijkertijd met het ontwerp bestemmingsplan ter inzage gelegen. Omdat de indelingen van de gebouwen en het aantal woningen nog niet bekend zijn, is met de gemeente Zaanstad afgesproken, dat er per bouwblok per bronsoort weg- of railverkeer 1 hogere waarde wordt verleend. Een overzicht van de aan te vragen hogere waarden is weergegeven in de tabel.
Het aantal woningen waarvoor de hogere waarden moeten worden aangevraagd, is bepaald in overleg met de architect. Daarbij is getracht om te voorkomen dat er te weinig hogere waarden worden aangevraagd. Het gaat in totaal om 250 aan te vragen hogere waarden. Bij het aanvragen van hogere waarden wordt getoetst aan het hogere waardenbeleid van de gemeente Zaanstad. Met name de aanwezigheid van een geluidluwe gevel bij de woningen en de appartementen is een punt van aandacht.
In de volgende afbeelding is met dikke paarse lijnen aangegeven welke gevels de geluidbelaste gevels zijn. Deze gevels zijn geluidbelast vanwege het gezoneerde wegverkeer, het niet-gezoneerde wegverkeer en vanwege het railverkeerslawaai. De geluidbelastingen van de niet-gezoneerde wegen, die boven de voorkeursgrenswaarde liggen, zijn ook meegenomen omdat het geluidbeleid van de gemeente Zaanstad voorschrijft, dat ook die woningen een geluidluwe gevel dienen te hebben.
Overzicht geluidbelaste gevels (bron: Akoestisch onderzoek V1.0, naar de geluidbelasting op de gevels van de 800 nieuwe woningen in het project Hofwijk Noord, Fase 1 te Zaandam, Dethmers geluidadvies, 12 december 2022)
Uit het onderzoek blijkt dat het in dit plan altijd mogelijk is om een geluidluwe gevel te creëren bij een woning. Daarmee kan dan ook altijd worden voldaan aan het hogere waardebeleid van de gemeente Zaanstad. Bij de definitieve invulling van de gebouw- en woningindelingen zal bij de aanvraag van de omgevingsvergunning gecontroleerd moeten worden of deze maatregelen dan ook daadwerkelijk zijn toegepast.
Gecumuleerde geluidbelastingen
De Wet geluidhinder schrijft voor, dat de geluidbelastingen van meerdere bronnen, indien ze de voorkeurswaarde overschrijden, dienen te worden gecumuleerd. In deze situatie wordt de voorkeursgrenswaarde overschreden door het wegverkeer, het railverkeer en het scheepvaartverkeer.
De gecumuleerde geluidbelasting is maximaal 66 dB. In de Wet geluidhinder is opgenomen dat de gecumuleerde geluidbelasting niet mag leiden tot een onaanvaardbare geluidbelasting.
De gemeente Zaanstad hanteert dat er sprake is van een onaanvaardbare geluidbelasting, als de gecumuleerde waarde meer dan 3 dB hoger is dan de maximaal toelaatbare grenswaarde. Railverkeer heeft in dit geval de hoogste toelaatbare grenswaarde, namelijk 68 dB. Dit resulteert in een toetswaarde voor cumulatie van (68+3=) 71 dB. De maximale gecumuleerde geluidbelasting valt dus onder de toetswaarde, waardoor volgens het geluidbeleid sprake is van een aanvaarbare geluidbelasting. De volledige rekenresultaten zijn opgenomen in Bijlage 16 Akoestisch onderzoek van Bijlagen bij toelichting - Deel A.
Hinder door verkeersaantrekkende werking
Voor de Hof van Zaenden wordt het effect van de toename van het geluid ten gevolge van de verkeersaantrekkende werking van het plan op de bestaande woningen inzichtelijk gemaakt. De overige wegen worden buiten beschouwing gelaten omdat er geen relevante toename plaatsvindt of omdat de wegen volgens het geluidbeleid van de gemeente buiten beoordeling kunnen worden gelaten.
De hinder door de verkeersaantrekkende werking van de ontwikkeling is getoetst ter plaatse van de geluidgevoelige bestemmingen nabij de Hof van Zaenden. Het gaat daarbij om de meest noordelijke appartementengebouwen langs de Hof van Zaenden.
Omdat de geluidbelasting op de bestaande woningen door het realiseren van het bouwplan bij beide parkeerscenario’s meer dan 3 dB toeneemt, met name in het meest noordelijike woongebouw, dient het bevoegd gezag zich uit te spreken of er sprake is van een aanvaardbare ruimtelijke ordening. Uitgaande van de gecumuleerde geluidbelasting op de gevel gaat met name bij de twaalf meest noordelijk gelegen woningen de akoestische kwaliteit er op achteruit. Door het kiezen van een stiller wegdek op delen van de Hof van Zaenden, zal de toename ook op de genoemde 12 woningen onder de 3 dB vallen. Daarmee is sprake van een aanvaardbare ruimtelijke ordening.
Bouwbesluit
De geluidwering van de gevels van de woningen dient te worden bepaald met als uitgangspunt de gecumuleerde geluidbelasting op de gevel van het wegverkeer, het railverkeer en het scheepvaartlawaai samen. Deze waarden zijn opgenomen in in Bijlage 16 Akoestisch onderzoek van Bijlagen bij toelichting - Deel A.
Conclusie
Het bestemmingsplan maakt een parkeervariant mogelijk met een effect dat ligt tussen de twee onderzochte worst case varianten. Beide worst case varianten zijn uitvoerbaar en daarmee ook de in het bestemmingsplan mogelijk gemaakte parkeervariant. Bezien van het thema geluid is het bestemmingsplan uitvoerbaar. Wel dient er gelijktijdig met het vaststellen van het bestemmingsplan een besluit hogere waarden vast te worden gesteld. Omdat de geluidbelasting op de bestaande woningen door het realiseren van het bouwplan bij beide parkeerscenario’s meer dan 3 dB toeneemt, met name in het meest noordelijike woongebouw, dient het bevoegd gezag zich uit te spreken of er sprake is van een aanvaardbare ruimtelijke ordening. Uitgaande van de gecumuleerde geluidbelasting op de gevel gaat met name bij de twaalf meest noordelijk gelegen woningen de akoestische kwaliteit er op achteruit. Door het kiezen van een stiller wegdek op delen van de Hof van Zaenden, zal de toename ook op de genoemde 12 woningen onder de 3 dB vallen. Daarmee is sprake van een aanvaardbare ruimtelijke ordening.
De effecten op de luchtkwaliteit worden inzichtelijk gemaakt in het onderzoek in Bijlage 22 Luchtkwaliteit van Bijlagen bij toelichting - Deel A. Het onderzoek is uitgevoerd met de NIBM-tool (‘niet in betekenende mate’) en de NSL-monitoringstool. Met de NIBM-tool, versie 2021, wordt een ‘worst case’ berekening gedaan van het extra effect van de verkeersaantrekkende werking op de concentraties NO2 en PM10 (voor luchtkwaliteit relevante componenten) door de beoogde ontwikkeling. Met de NSL-monitoringstool 2020 ontstaat inzicht in de luchtkwaliteit in de nabijheid van het plangebied voor verschillende referentiejaren. Daarbij wordt inzicht gegeven in de ‘achtergrondconcentraties’ en het effect van het bestaande verkeer. Voor NO2 en PM10 geldt een grenswaarde van 40 µg/m3. Sinds 1 januari 2015 moet ook voldaan worden aan de PM2,5 grenswaarde van 25 µg/m3 jaargemiddeld. Door deze werkwijze te hanteren kan worden vastgesteld of wordt voldaan aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. Tevens wordt inzicht gegeven of er wel of geen sprake is van een niet in betekende mate bijdrage door de ontwikkeling.
De totale verkeersaantrekkende werking van de voorgenomen ontwikkeling is berekend op 5.276 voertuigbewegingen per werkdagetmaal. Dit staat gelijk aan 3.967 voertuigbewegingen per weekdagetmaal. 4.208 voertuigbewegingen per werkdagetmaal zijn het gevolg van de 800 woningen die in het gebied worden gerealiseerd. De overige 1.068 voertuigbewegingen per werkdagetmaal zijn het gevolg van de realisatie van diverse voorzieningen, zoals kantoorruimte. Vanwege de aanwezigheid van kleinschalige bedrijvigheid binnen het plangebied wordt uitgegaan van 0,55 % zwaar vrachtverkeer.
Resultaten
De bijdrage aan de luchtkwaliteit ten gevolge van het project zijn doorgerekend in de NIBM-tool versie 2021. De uitkomst is berekend voor jaartal 2022 met worst case rekenparameters. De berekening laat zien dat het extra verkeer maximaal 2,66 µg/m3 bijdraagt aan de jaargemiddelde concentratie NO2. Voor de concentratie PM10 zal het verkeer maximaal 0,63 µg/m3 bijdragen. Hiermee overschrijdt de planontwikkeling voor de concentratie NO2 de NIBM grens van 1,2 µg/m3.
Aangezien de bijdrage van het extra verkeer mogelijk in betekenende mate is, is nader onderzoek noodzakelijk. Daarom is beschouwd of de gecumuleerde concentraties voldoen aan de grenswaarden uit de Wet luchtkwaliteit wanneer het planeffect wordt opgeteld bij de heersende concentraties. Dit is inzichtelijk gemaakt door middel van de NSL-monitoringstool 2020. Voor het jaartal 2020 bedraagt de heersende concentratie voor NO2 21,1 µg/m3 en voor PM10 18,3 µg/m3. Wanneer het planeffect hierbij op wordt geteld blijven de totale concentraties voor NO2 en PM10 respectievelijk 23,8 µg/m3 en 18,9 µg/m3. De concentraties voldoen daarmee aan de grenswaarde van 40 µg/m3.
De NIBM-tool rekent met de voor luchtkwaliteit relevante stoffen NO2 en PM10. Voor PM2,5 ligt de grenswaarde op 25 µg/m3. De totale concentratie PM2,5 die is opgenomen in de NSL-monitoringstool is 10,3 µg/m3. Gezien de PM10 bijdrage (waar de fractie PM2,5 in is opgenomen) ten gevolge van het plan 0,63 µg/m3 bedraagt, is te verwachten dat de PM2,5 niet hoger zal zijn dan 11 µg/m3. De concentratie PM2,5 voldoet daarmee aan de grenswaarde van 25 µg/m3.
Conclusie
Uit de gecumuleerde concentraties (inclusief het planeffect) blijkt dat de concentraties voldoen aan de grenswaarde van 40 µg/m3. Ook de concentratie PM2,5 voldoet ruim aan de grenswaarde van 25 µg/m3. Het effect van de voorgenomen ontwikkeling is daarom vanuit het oogpunt van luchtkwaliteit wettelijk inpasbaar op basis van artikel 5.16 lid 1a van de Wet milieubeheer. Het plan is op dit punt uitvoerbaar.
Voor de onderzoeksplicht dient onder andere de bodemgesteldheid in het plangebied in kaart te worden gebracht. Onderzocht moet worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan.
Vooronderzoek
Er is een vooronderzoek conform de NEN 5725 uitgevoerd. Hierin wordt een vijftal deelgebieden onderscheiden die zijn onderzocht. Het betreft de volgende deelgebieden:
Samenvattend is de uitkomst van het vooronderzoek als volgt:
Voor meer informatie wordt verwezen naar Bijlage 8 Bodem van Bijlagen bij toelichting - Deel A.
Verkennend bodemonderzoek
Er is een verkennend bodemonderzoek, een verkennend onderzoek naar asbest in de bodem en een verkennend waterbodemonderzoek uitgevoerd op de herontwikkelingslocatie Hofwijk Noord (fase 1) in Zaandam (zie Bijlage 9 Verkennend bodemonderzoek van Bijlagen bij toelichting - Deel A). Deelgebied 1 is door de grootte en de doorkruising van een straat in 2 delen opgesplitst.
In de grond en het grondwater zijn verontreinigingen gevonden. In het verkennend bodemonderzoek wordt geadviseerd om de omvang van de verontreinigingen in de grond en het grondwater volledig in kaart te brengen ten behoeve van het opstellen van een saneringsplan voor het noordelijk terrein van de pallethandel.
In de grond en het grondwater is een aantal verontreinigingen gevonden. In verband met de onbekende herkomst, wordt aanbevolen om de omvang van de PAK en minerale olie verontreiniging in de grond ter plaatse van een tweetal monsterpunten (zie Bijlage 9 van Bijlagen bij toelichting - Deel A) te bepalen. De verontreinigingen overschrijden (hoogst waarschijnlijk) de perceelsgrens aan de oostkant. Als hier sprake is van een ernstig geval van bodem- of grondwaterverontreiniging zal hier ook een saneringsplan moeten worden opgesteld om de locatie geschikt te maken voor het toekomstig gebruik.
In de grond en het grondwater zijn lichte tot sterke immobiele verontreinigingen gevonden (zie Bijlage 9 Verkennend bodemonderzoek van Bijlagen bij toelichting - Deel A) Ook in de sliblaag langs de kade van de Oostzijde zijn sterke verontreinigingen aangetroffen. Indien graaf- en sloopwerkzaamheden zijn voorzien voor de toekomstige ontwikkeling van het terrein behorend tot deelgebied 2 wordt aanvullend bodemonderzoek inclusief asbest aanbevolen. Indien er werkzaamheden in de Achterzaan, langs de kade aan de Oostzijde worden uitgevoerd, waarbij waterbodem/baggerspecie wordt ontgraven dient een waterbodemonderzoek te worden uitgevoerd om een geldig bewijsmiddel Besluit Bodemkwaliteit te verkrijgen. Hierbij dient ook de locatie met de aangetroffen sterk verontreinigde “niet toepasbare” waterbodem nader te worden onderzocht en afgeperkt.
In de grond en het grondwater zijn lichte tot sterke verontreinigingen gevonden. Het terreindeel van het voormalige autoreparatiebedrijf (ter plaatse van de garageboxen) valt binnen de sanering van het terrein van Kan Palen (zie Bijlage 9 Verkennend bodemonderzoek van Bijlagen bij toelichting - Deel A). De aangetoonde verontreinigingen rondom de overige bebouwing (flats) vormen voor huidig en toekomstig gebruik geen belemmeringen.
Deelgebied 2 en 5 zijn geschikt voor de huidige functie maar nog niet voor de functie wonen.
Conclusie
Op basis van het verkennend bodemonderzoek moet nog nader onderzoek worden uitgevoerd in verschillende deelgebieden. Dit dient afgerond te zijn voordat de omgevingsvergunningen verleend kunnen worden. Er wordt voor de deelgebieden 3 en 4 een saneringsplan gemaakt waarbij het brongebied, het deel met de meest verontreinigde bodem, wordt verwijderd. Het is de verwachting dat hiermee de verontreinigingen in het grondwater grotendeels weggehaald zijn en de risico's die hier door ontstaan, worden weggenomen. Over de gehele locatie van Touwen en het terrein van Kan Palen wordt een leeflaag aangebracht, zodat de locatie geschikt wordt voor de functie wonen (met tuin). De al bekende grondwaterverontreinigingen aanwezig op het terrein van voormalig houtverduurzamingsbedrijf Kan Palen worden al gemonitord en beheerst in het kader van de IBC-maatregel zoals beschikt. Voor de toekomstige functie wonen (met tuin) moet er gesaneerd worden. Dit staat los van de huidige monitoring op het terrein. Dat geeft wel aan dat er eerst wat moet gebeuren voordat er gewoond kan worden. Er wordt een saneringsplan voor het noordelijk terrein van de pallethandel opgesteld. Het bestemmingsplan is daarmee uitvoerbaar. In de omgevingsvergunning zal een bepaling worden opgenomen met een uitgestelde inwerkintreding totdat het saneringsplan onherroepelijk en goedgekeurd is.
Voor de Wet natuurbescherming (Wnb) is onderzocht of de ontwikkeling van Hofwijk Noord niet in strijd is met de Wet Natuurbescherming (zie Bijlage 10 Ecologie van Bijlagen bij toelichting - Deel A).
Het plangebied ligt op circa een kilometer afstand van het Natuurnetwerk Nederland (NNN). In de provincie Noord-Holland is externe werking voor NNN-gebieden niet van toepassing. Dat betekent dat als het plangebied buiten het NNN ligt, niet getoetst hoeft te worden aan het NNN. Hierdoor hoeft dit voor het plangebied niet verder te worden onderzocht. Het plangebied valt binnen de bebouwde kom. Een toetsing aan beschermde houtopstanden op basis van de Wet natuurbescherming is daarom niet van toepassing. Dat hoeft alleen als het buiten de bebouwde kom valt.
Effecten op Natura 2000-gebieden zijn door de ligging van het plangebied binnen de bebouwde kom, de afstand tot de dichtstbijzijnde Natura 2000-gebieden en aard van de werkzaamheden uitgesloten. Er is een aparte beoordeling gemaakt voor stikstof.
Stikstof
In de beoogde situatie kunnen er bronnen zijn die stikstofoxiden (NOx) en eventueel ammoniak (NH3) emitteren. De stikstofoxiden en ammoniak in de lucht komen uiteindelijk weer op de grond terecht. Dit heet stikstofdepositie. Vooral in natuurgebieden kan stikstofdepositie een probleem zijn, omdat hierdoor de bodem rijk wordt aan voedingsstoffen waardoor de biodiversiteit afneemt. Wanneer blijkt dat het plan meer dan 0,00 mol/ha/jaar bijdraagt aan de stikstofdepositie op overbelaste stikstofgevoelige natuur in Natura 2000-gebieden is er sprake van een in potentie significant effect en kan het plan niet zondermeer worden vastgesteld. Om die reden is onderzocht of er sprake kan zijn van een significante depositie van stikstof op relevante Natura 2000-gebieden (zie Bijlage 12 Stikstofdepositie-onderzoek van Bijlagen bij toelichting - Deel A). In de berekeningen wordt onderscheid gemaakt tussen de aanlegfase en de gebruiksfase en zijn de NOx en NH3 emissies van alle relevante bronnen meegenomen. Het gaat hierbij om:
Er zijn in dit onderzoek twee berekeningen uitgevoerd om de stikstofdepositiebijdrage van het plan op de Natura 2000-gebieden in kaart te brengen:
Zowel in de aanlegfase als in de beoogde situatie wordt de stikstofdepositiebijdrage op Natura 2000-gebieden vergeleken met de referentiesituatie. De referentiesituatie voor plannen is de feitelijk bestaande, planologisch legale situatie ten tijde van de (beoogde) vaststelling van het bestemmingsplan.
De bijdrage aan de stikstofdepositie van het plan Hofwijk Noord te Zaandam is berekend met de vigerende versie van het rekeninstrument AERIUS Calculator (versie 2022, gepubliceerd in januari 2023). In de bijlagen zijn de AERIUS-uitvoerbestanden opgenomen (zie Bijlage 12 van Bijlagen bij toelichting - Deel A).
In het onderzoek zijn zowel de aanlegfase, de beoogde situatie als de referentiesituatie meegenomen. Ten opzichte van de referentiesituatie is er zowel in de aanlegfase als in de beoogde situatie op geen enkel relevant hexagoon sprake van een toename in stikstofdepositie.
Daarmee zijn er vanwege het plan Hofwijk Noord fase 1 geen negatieve effecten te verwachten op stikstofgevoelige natuur in Natura 2000-gebieden. Het aspect stikstofdepositie vormt daarmee geen belemmering voor het vaststellen van het plan.
Soortenbescherming
Uit het onderzoek naar het onderdeel soortenbescherming van de Wet natuurbescherming blijkt dat vleermuizen, huismus, steenmarter, bunzing, wezel en hermelijn aanwezig kunnen zijn. Nader onderzoek naar deze soorten is uitgevoerd in 2021 (zie Bijlage 11 Nader onderzoek
ecologie van Bijlagen bij toelichting - Deel A).
Uit het nader onderzoek blijkt dat er geen verblijfplaatsen van kleine marterachtigen en steenmarters aanwezig zijn in het plangebied. Ook voor huismussen zijn geen verblijfplaatsen of essentieel leefgebied aanwezig.
In het plangebied komen echter wel zeven verblijfplaatsen van vleermuizen voor. Het gaat om zomer- en/of paarverblijfplaatsen van de gewone dwergvleermuis in beide flats E, in flat H en loods 300 (zie afbeelding). In loods 300 komt ook een kraamverblijf voor van de gewone dwergvleermuis. Voor het slopen van flats E en loods 300 is het nodig om maatregelen te treffen en ontheffing aan te vragen voor het overtreden van artikel 3.5 lid 1, 2 en 4 van de Wet natuurbescherming. Voor meer informatie wordt verwezen naar Bijlage 11 van Bijlagen bij toelichting - Deel A.
In het Nader soortgericht onderzoek (Bijlage 11 Nader onderzoek ecologie van Bijlagen bij toelichting - Deel A) is aangegeven dat het de voorkeur heeft het verwijderen van de vegetatie of de start van de werkzaamheden uit te voeren buiten het broedseizoen. Dit advies zal worden opgevolgd. Vogels die buiten deze periode broeden, zijn ook beschermd.
In (en rond) het broedseizoen is een (periodieke) controle op nesten van broedvogels voorafgaand aan de werkzaamheden nodig om overtreding van de wet te voorkomen.
Voor de zorgplicht is het nodig om rekening te houden met egels. Er dient bij het verwijderen van de vegetatie in één richting opgewerkt te worden om ervoor te zorgen dat er geen egels klem komen te zitten. Het verwijderen van het struweel dient te worden uitgevoerd buiten de kwetsbare periode van egels waarin ze in winterslaap gaan (oktober tot half mei). Deze manier van werken geldt ook voor onder de zorgplicht beschermde amfibieën die mogelijk aanwezig zijn. Compensatie van foerageergebied of verblijfplaatsen is niet nodig.
Activiteitenplan
Door de herontwikkeling van Zaandam Hofwijk Noord fase 1 gaan verblijfplaatsen van gewone dwergvleermuizen verloren. De sloop zorgt voor het vernietigen van verblijfplaatsen van gewone dwergvleermuizen en het verstoren van individuen (overtreding van verbodsbepaling Wet natuurbescherming, artikel 3.5, lid 2 en 4). Het activiteitenplan is opgesteld (zie Bijlage 13
Activiteitenplan van Bijlagen bij toelichting - Deel A) en vormt de basis van de ontheffingsaanvraag. De ontheffingsaanvraag heeft uitsluitend betrekking op de gewone dwergvleermuis. Het activiteitenplan bevat mitigerende maatregelen waardoor negatieve effecten op genoemde soort als gevolg van de werkzaamheden minimaal is.
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat voor vleermuizen een ontheffing voor de Wet natuurbescherming is aangevraagd. De maatregelen uit het activiteitenplan zijn uitgevoerd. Het bestemmingsplan is daarmee uitvoerbaar.
Milieuaspecten zoals geluid, luchtkwaliteit en geur worden in principe geregeld via de daarvoor geldende wet- en regelgeving, zoals de Wet geluidhinder en het Activiteitenbesluit milieubeheer. Als het de ruimtelijke ordening raakt, dient met deze aspecten wel rekening te worden gehouden. Het gaat dan met name om de situering van milieugevoelige functies ten opzichte van milieuhinderlijke inrichtingen. Om te bepalen welke afstanden dienen te worden aangehouden, wordt de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' gehanteerd. In de handreiking zijn richtafstanden van bedrijven tot bebouwing aangegeven. Deze richtafstanden hebben betrekking op de aspecten geluid, stof, geur en gevaar. De gegeven afstanden zijn richtafstanden en geen harde eisen. Dit betekent dat afwijken van de afstanden, mits goed gemotiveerd, is toegestaan. De afstand wordt gerekend van de grens van de bestemming die milieubelastende functies toelaat tot de gevel van de milieugevoelige functies. Naast het omgevingstype 'rustige woonwijk' wordt het omgevingstype 'gemengd gebied' onderscheiden. Een gemengd gebied is een gebied met een matig tot sterke functiemenging. Voor gemengde gebieden kunnen de richtafstanden met één stap terug worden gebracht, oftewel de afstand van 30 meter kan worden terug gebracht naar 10 meter. Het plangebied Hofwijk Noord wordt getypeerd als ‘gemengd gebied’, want er is sprake van een grote diversiteit aan functies, zowel binnen het plangebied als in de directe omgeving. Zo zijn binnen het plangebied functies voorzien als bedrijvigheid en wonen. Ook is het plangebied direct gelegen naast een spoor- en vaarverbinding.
Er is onderzoek uitgevoerd naar de milieuzonering van de bedrijven rondom het plangebied en de geprojecteerde functies in het plangebied (zie Bijlage 15 Milieuzonering van Bijlagen bij toelichting - Deel A).
Bedrijfsactiviteiten in het plangebied
In de nieuwe situatie geldt binnen het plangebied op drie percelen een (lage) milieucategorie. Het gaat om de ontwikkeling van horeca en/of een commerciële plint aan de westzijde van het plangebied, waarop een milieucategorie 1 van toepassing is. En om de ontwikkeling van de tijdelijke parkeergarage, waarop een milieucategorie 2 van toepassing is. Voor die gebieden gelden de bestemmingen Gemengd
- 1 en Gemengd - 2. Daarbinnen worden dienstverlening, culturele voorzieningen, bepaalde maatschappelijke voorzieningen en bepaalde lichte horeca toegelaten. De voorgenomen ontwikkelingen hebben geen effect op de omgeving rond het plangebied. Gevoelige bestemmingen eromheen vallen buiten de geldende milieucontouren. Ook binnen het plangebied zorgt dit niet voor problemen, omdat het een gemengd gebied is. In de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering is aangegeven dat, vanwege de bijzondere kenmerken van gebieden met enige vorm van functiemenging, niet worden gewerkt met een systematiek van richtafstanden en afstandsstappen: vanwege de zeer korte afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies is een dergelijke systematiek niet geschikt voor functiemengingsgebieden. De SvB 'functiemenging' hanteert vier categorieën A, B1, B2 en C met specifieke criteria voor de toelaatbaarheid.
De dienstverlening, culturele voorzieningen, bepaalde maatschappelijke voorzieningen en bepaalde lichte horeca die zijn toegelaten in de bestemmingen Gemengd - 1 en Gemengd - 2 vallen onder categorie A of B1. Het betreft namelijk functies die in de 'Richtafstandenlijst' uit de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering voor alle milieuaspecten een richtafstand van maximaal 30 meter hebben ten opzichte van een rustige woonwijk en voor het aspect gevaar maximaal een richtafstand van 10 meter. De functies zijn daarmee direct naast of beneden woningen/andere gevoelige functies toegelaten.
Bedrijfsactiviteiten rondom het plangebied
In de omgeving van het plangebied zijn bestaande bedrijven gevestigd. Deze bedrijven vallen in een bepaalde milieucategorie. In onderstaande afbeelding is dit weergegeven. Aan de noordzijde van het plangebied vindt op verschillende locaties, waarop woningen worden ontwikkeld, overlap met milieucontouren van bestaande, omliggende bedrijven plaats. Het gaat voor een deel om overlap door de milieucontouren van de percelen A en C, zie onderstaande afbeelding. De contouren gelden vanaf de bestemmingsgrens van de bedrijven.
Milieucategorieën in en om het plangebied
Milieucontouren
Bij de inrichting van het plangebied moet daarom rekening worden gehouden met het exact situeren van de woningen ten opzichte van de bedrijvigheid.
De overlap van percelen A en C met het plangebied zijn minimaal. Bij de inrichting van het plangebied zal rekening worden gehouden met het exact situeren van de woningen ten opzichte van de bedrijvigheid, dan wel worden afspraken gemaakt met de aanwezige bedrijven. Deze percelen worden verder buiten beschouwing gelaten.
De overlap met het perceel ten westen van perceel B (Hof van Zaenden 232) heeft geen effect op de voorgenomen ontwikkelingen, aangezien op dit perceel de (tijdelijke) parkeergarage wordt gerealiseerd. Ook overlapt de milieucontour van perceel B het plangebied aan de noordzijde. Hierdoor is het ontwikkelen van gevoelige functies in dit deel van het plangebied niet direct mogelijk. In het stedenbouwkundig plan voor Hofwijk Noord is op deze locaties namelijk ruimte voor woningbouw. Op dit moment is op deze locatie een bedrijf in een lagere milieucategorie gevestigd, namelijk milieucategorie 1. Milieucategorie 3.1 is al voor een langere periode niet meer de feitelijke situatie voor perceel B. De contour van de bestaande bedrijvigheid in milieucategorie 1 ligt niet over de geprojecteerde woningen. Daarmee is, gezien de feitelijke bedrijfssituatie, woningbouw op deze locatie mogelijk. De ondernemer wordt niet gehinderd in zijn bedrijfsvoering. De voorgestelde woningbouw is hiermee goed afgestemd op de bedrijven in de omgeving. Voor enkele percelen, waaronder de pallethandel, zijn ook voorkeursrechten op de gronden gevestigd. Deze zijn op 13 oktober 2022 bekrachtigd door de raad. Ook is een voorbereidingsbesluit voor Hof van Zaenden 232 (perceel B) op 14 juli 2022 door de raad vastgesteld. Hierdoor is het verboden het feitelijk gebruik van gronden of bouwwerken ter hoogte van Hof van Zaenden 232 zonder omgevingsvergunning te wijzigen. Dit verbod geldt niet als de wijziging van het feitelijk gebruik komt door een activiteit in een milieucategorie die niet hoger is dan 2. Er is een reparatieplan in voorbereiding, waarin de verlaging van de milieucategorie zal worden meegenomen. Dit bestemmingsplan zal naar verwachting in 2023 worden vastgesteld.
Aan de Oostzijde 321 te Zaandam (buiten het plangebied, ten noorden van de spoorlijn) ligt het geurrelevante cacaobedrijf Cargill "De Jonker". De ontwikkeling valt buiten de streefwaarde (H=-1) contour. Het bedrijf veroorzaakt daarmee geen relevante geurhinder in het plangebied. Ook zijn er geen concrete plannen van het bedrijf bekend waarmee relevante geurhinder zal worden veroorzaakt. Met het oog op dit bedrijf is geur daarom geen belemmering voor deze ontwikkeling. Andere bedrijven in de omgeving zijn niet geurrelevant.
Conclusie
De voorgenomen bedrijven in het plangebied hebben geen effect op de omgeving rond het plangebied. De contouren van bedrijven in de omgeving van het plangebied hebben in enkele gevallen overlap met de geprojecteerde woningen. Bij de inrichting van het plangebied zal rekening gehouden worden met het exact situeren van de woningen ten opzichte van deze bedrijven. Aan Hof van Zaenden 232 is een bedrijf van milieucategorie 1 gevestigd, waardoor de contour niet over de geprojecteerde woningen ligt.
Gelet op het voorgaande kan een goed woon- en leefklimaat in een gemengde woonomgeving worden gegarandeerd. De huidige omliggende bedrijven worden door de ontwikkeling niet belemmerd in hun bedrijfsvoering. Er is dus sprake van een verantwoorde milieuzonering.
Er is een risico- en kansenanalyse voor spoortrillingen uitgevoerd (zie Bijlage 21 Trillingen van Bijlagen bij toelichting - Deel A). Het onderzoek bevat een prognose van de te verwachten trillingsbelasting in het plangebied. Doel van het onderzoek is het in kaart brengen van de risico’s door spoortrillingen, de eventuele kans op schade aan de geplande nieuwbouw en hinder voor personen. Een deel van de nieuwbouw wordt op een afstand van minder dan 100 meter tot aan de spoorbaan gerealiseerd. Op basis van het uitgevoerde onderzoek kan worden geconcludeerd dat het verwachte trillingsniveau aan de draagconstructie van de geplande bebouwing voldoet aan grenswaarden uit de SBR-A (SBR richtlijn deel A: Schade aan gebouwen; meet- en beoordelingsrichtlijn, november 2017). De kans op schade aan de geplande bebouwing als gevolg van spoortrillingen is hierdoor verwaarloosbaar klein.
Uit de toetsing aan het gestelde in de meet- en beoordelingsrichtlijn SBR-B (SBR richtlijn deel B: Hinder voor personen in gebouwen; meet- en beoordelingsrichtlijn, augustus 2002) kan worden geconcludeerd dat de mate van hinder door spoortrillingen voor de bewoners/gebruikers van de nieuw te bouwen woningen en appartementen voldoet aan deze richtlijn. De te verwachten trillingsniveaus door railverkeer vallen in de categorie ‘geen hinder’.
De omgerekende Veff,max-waarden, waarmee de toetsing is uitgevoerd, gelden ook voor de vloeren op de hogere verdiepingen. Deze Veff,max-waarden zijn worst-case berekend waarbij de afname van het trillingsniveau als gevolg van verspreiding en demping tijdens de voortplanting door het gebouw niet zijn meegenomen.
Bij het bepalen van de correctiefactoren is ervan uitgegaan dat de nieuwbouw wordt voorzien van een stijve fundering. Tevens is de berekening uitgevoerd met kengetallen voor betonnen vloeren.
Conclusie
De kans op schade aan de geplande bebouwing als gevolg van spoortrillingen is verwaarloosbaar klein. De te verwachten trillingsniveaus door railverkeer vallen in de categorie ‘geen hinder’. Vervolgonderzoek is niet noodzakelijk. Het plan is uitvoerbaar wat betreft trillingshinder.
Wind
Fase 1 van Hofwijk Noord bestaat uit acht verschillende blokken variërend in hoogte van 13 tot 51 meter, en aan de Oostzijde enkele woningen van maximaal 8 meter hoog. De verschillende blokken zijn weergegeven op de volgende afbeelding en zijn genummerd. Deze nummering wordt gebruikt in het onderzoek.
De omvorming van het gebied, en met name de plaatsing van de bouwvolumes en de vegetatie, zullen invloed hebben op het lokale windklimaat. Om deze reden is een studie uitgevoerd om inzicht te geven in het windklimaat en of dit acceptabel is (zie Bijlage 19 Windstudie en Bijlage 20 Bezonningsstudie van Bijlagen bij toelichting - Deel A). De definitie van windhinder is het ondervinden van hinder door wind. Dit zal bij een gemiddeld persoon gebeuren wanneer de lokale uurgemiddelde windsnelheid meer dan 5 m/s bedraagt. Windgevaar is het optreden van een dergelijk hoge windsnelheid waarbij in ernstige mate problemen optreden bij het lopen, zoals evenwichtsverlies, waardoor het onmogelijk wordt zich staande te houden of zich lopend voort te bewegen. Windgevaar vindt vooral tijdens vlagen plaats.
NEN 8100:2006 geeft een indeling voor windhinder naar kwaliteitsklassen. Deze indeling is terug te vinden in onderstaande tabel en wordt gehanteerd in het onderzoek.
In het onderzoek in Bijlage 20 en Bijlage 20 Bezonningsstudie van Bijlagen bij toelichting - Deel A wordt het volgende geconcludeerd:
Voor de analyse is de Nederlandse norm “NEN 8100:2006: Windhinder en windgevaar in de gebouwde omgeving” gebruikt. Hierbij is een geometrisch model van het gebouw en zijn omgeving opgesteld. Een rekenrooster met hoge resolutie is rond deze geometrie opgetrokken als basis voor Computational Fluid Dynamics (CFD)-simulaties van de windstroming.
De resultaten voor de situaties kunnen afzonderlijk samengevat worden:
Huidige situatie
Toekomstige situatie
Toekomstige situatie windhinder - jaargemiddeld (bron: CFD-studie windhinder en windgevaar Hofwijk Noord fase 1 te Zaandam, Actiflow BV, 2022, zie Bijlage 19 Windstudie van Bijlagen bij toelichting - Deel A).
Windcomfort beoordeling per activiteit voor huidige (boven) en toekomstige situatie (onder) (bron: CFD-studie windhinder en windgevaar Hofwijk Noord fase 1 te Zaandam, Actiflow BV, 2022, zie Bijlage 19 van Bijlagen bij toelichting - Deel A)
Toekomstige situatie windgevaar - jaargemiddeld (bron: CFD-studie windhinder en windgevaar Hofwijk Noord fase 1 te Zaandam, Actiflow BV, 2022, zie Bijlage 19 Windstudie van Bijlagen bij toelichting - Deel A)
Op basis van dit onderzoek kan worden geconcludeerd dat het windklimaat op de openbare buitenruimten geschikt is voor de meerderheid van de beoogde activiteiten. Dit geldt ook voor de beoogde speeltuinen voor kinderen tot 12 jaar, mits deze worden voorzien op plekken waar windklasse A of B geldt. Verdere maatregelen worden voor de openbare buitenruimten niet nodig geacht. Voor de private buitenruimten geldt dat het merendeel goede windcondities kent en geschikt is voor het beoogde gebruik. Voor meer informatie wordt verwezen naar Bijlage 19 Windstudie van Bijlagen bij toelichting - Deel A.
Bezonning
Door de realisatie van de nieuwe gebouwen kan in en om het plangebied schaduwwerking ontstaan op gevels, openbare ruimte en tuinen. Bezonningsdiagrammen geven inzicht of er voldoende zonlicht is op bijvoorbeeld gevel, tuin, terras en speelplek. Ook geven deze diagrammen inzicht in toename van schaduw op de omgeving door de nieuwbouw.
Er moet sprake zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat, oftewel, er moet voldoende zon zijn. Bezonningsdiagrammen geven inzicht in de bezonning van gevels van gebouwen en buitenruimte. De gemeente weegt af of er sprake is van een goede ruimtelijke ordening en bezonning is daar een van de onderdelen van.
Bij bezonning gaat het niet om zonlicht in de woning: dat is het onderwerp daglichttoetreding. Hiervoor staan regels in het Bouwbesluit en het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl).
Bezonningsstudie
In de bezonningsstudie is gekeken naar de zon en schaduw in en rond het plangebied op verschillende tijdstippen in het jaar, namelijk op de maatgevende dagen: 19 februari, 21 maart en 21 juni. De bezonningsstudie is bijgevoegd in Bijlage 19 Windstudie van Bijlagen bij toelichting - Deel A.
Er is zoveel mogelijk rekening gehouden met de bezonning van de bestaande en nieuwe bebouwing bij de positionering van de gebouwen. Op bezonning van de relevante bestaande woonbebouwing heeft het initiatief maar beperkt invloed. De bestaande woonbebouwing bevatten, allemaal meerdere gevels waar ook op 19 februari nog meer dan 2 uur zon op valt. Dit betekent dat voor deze woningen nog steeds wordt voldaan aan de lichte TNO-norm. Er is 1 woongebouw aan te wijzen waar de nieuwbouw leidt tot minder bezonning op de gevel en waar mogelijk de lichte TNO-norm in gevaar komt. Dit gaat om het woongebouw met de adressen Hof van Zaenden 158 tot en met 192. Dit betreft een deel van de begane grond waar blinde gevels gesitueerd zijn, maar ook woningen op de eerste verdieping. De gevel van deze woningen aan de noordoostzijde van dit gebouw behaalt voor een groot deel wel de norm van 2 uur bezonning op de gevel. Het is op dit detailniveau echter niet te zeggen of de lichte TNO-norm nog behaald wordt in alle woningen in dit gebouw, in het midden van de vensterbank aan de binnenkant van het raam. Buiten dit woongebouw geldt dat voor alle bestaande woongebouwen die meegenomen zijn in dit onderzoek de lichte TNO-norm nog steeds behaald wordt in de nieuwe situatie.
Een verschuiving van bouwvolumes zou de bezonningssituatie kunnen wijzigen, maar dat zal op andere plekken weer meer schaduw geven. Het programma (de te realiseren aantallen woningen) zal namelijk niet gewijzigd worden. Deze maatregel is daarmee niet doelmatig. Op basis van de bezonningsstudie kan in redelijkheid evenwel worden geconcludeerd dat de zonlichttoetreding op de omliggende bebouwing na realisering van het stedenbouwkundig plan ten opzichte van de bestaande planologische situatie niet zodanig verslechtert dat sprake is van een onevenredige schaduwhinder voor de omliggende bebouwing.
Conclusie
Er is sprake van acceptabele windklassen en daar waar sprake is van een hogere windhinderklasse, zijn maatregelen voorgesteld om het lokale klimaat te verbeteren.
Het aspect bezonning vormt geen belemmering voor het initiatief. De schaduwwerking is beperkt en aanvaardbaar.
Het plan is op deze aspecten uitvoerbaar.
Voor veel mensen is gezondheid een van de belangrijkste dingen in hun leven. Een goede gezondheid is een belangrijke randvoorwaarde voor een plezierig leven. Wanneer iemand zich gezond voelt is deze persoon gelukkiger, actiever, zelfverzekerder, productiever en beter in staat om te participeren in de maatschappij. Met werk, studie of als vrijwilliger, in de wijk en in de stad, op eigen niveau en naar eigen kunnen.
De ambitie is dat Zaankanters zich in 2040 positief gezond(er) voelen en gezonde keuzes kunnen maken, in een omgeving die uitnodigt tot gezond gedrag. Het streven is dat Zaanstad in 2040 minstens net zo gezond is als het gemiddelde van vergelijkbare grote stedelijke gemeenten (G40-gemeenten). Dit staat centraal in de door de gemeenteraad vastgestelde Zaanse Visie op Gezondheid van juli 2019.
Naast leefstijl en sociale omgeving heeft de fysieke leefomgeving, waaronder het milieu en de openbare ruimte, ook veel invloed op gezondheid. Een gezonde en groene omgeving heeft een beschermende invloed tegen milieufactoren, bijvoorbeeld als het gaat om luchtkwaliteit en fijnstof.
Daarom zet Zaanstad onder meer in op een gezonde fysieke omgeving door:
Conclusie
Het plan zorgt voor een combinatie van stedelijk wonen met maatschappelijke voorzieningen, zoals medische of paramedische voorzieningen (dagbehandeling), kleinschalige horeca, educatieve voorzieningen, voorzieningen voor kinderopvang, en veel groen met speelplekken. De plek ligt bij de Zaan. Het bouwplan bestaat uit appartementen met gemeenschappelijke buitenruimten die toegankelijk zijn voor alle bewoners. Centraal door het plan loopt een doorgaande fietsroute. Dwars op de doorgaande routes lopen autoluwe woonstraten die de wijk voor langzaam verkeer verbinden met de kade van de Zaan. Parkeren wordt in parkeergarages opgelost. Het treinstation is op loopafstand. Kortom, dit plan past goed binnen de Zaanse gezondheidsambities.
In de Wro is de Grondexploitatiewet opgenomen. In deze wet is het verplichte kostenverhaal van plankosten door de gemeente geregeld. De gemeente legt dit kostenverhaal vast in een exploitatieplan. Kostenverhaal is aan de orde en dient te worden verzekerd indien op grond van een bestemmingsplan rechtstreeks nieuwe bouwplannen (als genoemd in artikel 6.2.1 Bro) mogelijk worden gemaakt (artikel 6.2.3 t/m 6.2.5 Bro). Een exploitatieplan hoeft niet te worden vastgesteld indien het kostenverhaal anderszins verzekerd is. Bijvoorbeeld doordat met alle grondeigenaren hiertoe een overeenkomst is gesloten of als de gemeente volledig zelf het grondeigendom heeft.
Beoordeling
Voor het ontwikkelingsgebied is met de eigenaar van de grond een anterieure overeenkomst gesloten. De ontwikkelende partij waarmee de overeenkomst is gesloten, is grotendeels eigenaar van alle gronden. In de anterieure overeenkomst zijn onder meer afspraken gemaakt over de plankosten, de bodemsanering en een bovenwijkse bijdrage. In de gemeentelijke begroting is ook rekening gehouden met bepaalde kosten, zoals de bodemsanering en herinrichting van infrastructuur. Het kostenverhaal is daardoor anderszins verzekerd. Het opstellen van een exploitatieplan is in dit geval niet nodig.
Planschade
Het bestemmingsplan maakt een kwalitatieve herontwikkeling van het gebied mogelijk. De nieuwe bebouwing komt in plaats van bestaande, leegstaande panden, maar daarnaast ook in de plaats van de bestaande wooncomplexen en de bestaande bergingen van de huurders van de Bruynzeelflat. Langs de Pro Patriastraat staan daarnaast ook bestaande wooncomplexen en bergingen. Zoals aangegeven, is een anterieure overeenkomst is afgesloten, waarmee kostenverhaal (waaronder dus ook vergoeding van planschade) is verzekerd.
Conclusie
Het plan is economisch uitvoerbaar.
Voor het vaststellen van het bestemmingsplan doorloopt de gemeente Zaanstad niet alleen het reguliere bestemmingsplan-traject, waarin overheden en belangenorganisaties geraadpleegd worden volgens artikel 3.1.1 Bro en belanghebbenden de gelegenheid krijgen om zienswijzen in te dienen. De gemeente Zaanstad hecht waarde aan een breed advies, ook vanuit het gedachtegoed van de Omgevingswet. Voor de participatie is daarom een bredere advisering opgezet, waarin verschillende partijen en belanghebbenden op en rondom het terrein is gevraagd input te leveren voor het plan.
In de onderstaande paragrafen worden de verschillende vormen van participatie toegelicht. Ook worden de verschillende groepen aangehaald met wie contact geweest is in deze periode.
Niet alleen de gemeente Zaanstad, maar ook andere (overheids-) partijen hebben invloed op de ontwikkeling. Het ontwerpbestemmingsplan is in het kader van het wettelijk vooroverleg (artikel 3.1.1 Bro), tegelijkertijd met de ter inzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan, toegezonden aan de volgende instanties:
De Provincie Noord-Holland, de Veiligheidsregio Zaanstreek- Waterland, Tennet en GGD hebben hierop gereageerd. Alleen de reactie van de GGD Zaanstreek-Waterland heeft tot een aanpassing van de toelichting geleid. Er is een paragraaf 4.21 Gezondheid aan de toelichting toegevoegd. Daarnaast is het Beleidskader gezondheid in hoofdstuk 13 van Bijlage 3 Beleidskaders van Bijlagen bij toelichting - Deel A opgenomen.
Verschillende belanghebbenden zijn betrokken geweest bij het opstellen van het Perspectief Kogerveldwijk. Er is regelmatig overleg gevoerd tussen de initiatiefnemer en Rochdale, om hen te informeren over de plannen en afstemming te hebben daarover. Daarnaast is overleg gevoerd met bedrijven in het plangebied, evenals met de eigenaar van de flats aan de Heijermanstraat ten oosten van het plan.
Omwonenden
De initiatiefnemer heeft als doel om te bouwen aan een relatie met de buurt door hen goed te informeren over de laatste stand van zaken. Het participatie-niveau zit op informeren en adviseren.
Hofwijk Noord wordt Kan aan de Zaan: lancering website www.kanaandezaan.nl
Halverwege 2021 is een nieuwe naam van het gebied geïntroduceerd: Kan aan de Zaan. Deze naam met bijpassende huisstijl had als doel om de ontwikkeling Hofwijk Noord fase 1 een eigen identiteit te geven en te positioneren. En had als doel om de omgeving te informeren over de plannen. In september 2021 is de nieuwe website www.kanaandezaan.nl gelanceerd, met informatie over de plannen van de toekomstige nieuwe wijk en contactgegevens (e-mail adres info@kanaandezaan.nl) om mensen in de gelegenheid te stellen contact te zoeken bij vragen.
Informatiemarkt Kogerveldwijk (9 oktober 2021)
Op 9 oktober 2021 was Kan aan de Zaan aanwezig op de informatiemarkt over de Kogerveldwijk. De omwonenden zijn persoonlijk door de initiatiefnemer uitgenodigd voor deze informatiemarkt middels een brief. Tijdens de markt hebben we veel mensen gesproken. Er waren met name vragen over parkeren en verkeer, en vragen over de hoogte van de gebouwen. Bij de informatiemarkt werd de naam Kan aan de Zaan geïntroduceerd.
Bewonersbijeenkomsten (30 november en 1 december 2021)
Omwonenden zijn geïnformeerd over de plannen voor Hofwijk Noord fase 1 tijdens informatieavonden eind 2021. Verder hebben desgewenst individuele gesprekken plaatsgevonden met omwonenden.
Op 30 november 2021 en 1 december 2021 zijn twee online informatiebijeenkomsten georganiseerd voor de directe omgeving. Doel was informeren en vragen beantwoorden van omwonenden. Luisteren naar zorgen en vragen en écht in gesprek gaan. Omwonenden hebben twee weken van te voren een uitnodigingsbrief ontvangen hiervoor. De initiatiefnemer had de sterke wens om een van de bijeenkomsten op locatie te doen, door de toen nog geldende corona-maatregelen was dat helaas niet haalbaar. Wel is er een daarom een oproep gedaan in de uitnodigingsbrief voor één-op-één gesprekken, bijvoorbeeld wanneer men behoefte had aan een extra toelichting op de plannen of vragen had.
Tijdens de bijeenkomst is een presentatie gehouden door architect Soeters van PPHP. En de gemeente Zaanstad gaf een toelichting over het algemene proces en de sanering. Daarna was er ruim tijd voor mensen om vragen te stellen.
Vragen en onderwerpen die tijdens de bijeenkomst bijvoorbeeld naar voren kwamen:
De veelgestelde vragen tijdens de bijeenkomst, de opname van de online bijeenkomst en de presentaties zijn op www.kanaandezaan.nl gepubliceerd. Ook heeft iedere deelnemer een 'bedankt e-mail' ontvangen met een link naar de informatie en verslaglegging op de website.
Voor de bijeenkomsten waren in totaal 90 aanmeldingen, waarvan meerdere bewoners woonachtig op één adres. Met 32 aanmeldingen op 30 november en 58 aanmeldingen op 1 december.
Bewoners Oostzijde
De bewoners aan de Oostzijde wonen in de voortuin van het nieuw te ontwikkelen gebied. In de brief naar deze bewoners is daarom specifiek altijd de vraag gesteld of men behoefte heeft aan een één-op-één keukentafelgesprek. Met enige bewoners aan de Oostzijde zijn hierna gesprekken gevoerd, ofwel telefonisch ofwel op locatie. Ook is gesproken met een tweetal omwonenden over het 'glop', open plekken tussen de bebouwing langs de Zaan. Langs de oever van de Zaan was in het oorspronkelijke stedenbouwkundige plan een horecagelegenheid gepland. Omdat dit het 'glop' zal beperken, is door de omwonenden het belang van het 'glop' onder de aandacht gebracht. Om die reden is het stedenbouwkundige plan aangepast: Langs de oever van de Zaan wordt nu een publieke en toegankelijke ruimte gecreëerd. Hierdoor blijft het 'glop' (open plek tussen de bebouwing langs de Zaan) behouden. De oever krijgt een groene uitstraling en een open karakter.
Bij een vijftal bewoners aan de Oostzijde is ook een bodemonderzoek uitgevoerd. Ook voor een toelichting op de resultaten van het onderzoek zijn bewoners persoonlijk benaderd.
Verdere proces
De initiatiefnemer hecht veel waarde aan een goede relatie met stakeholders en omwonenden, waarbij een transparante communicatie voorop staat. Ook de komende jaren zet de initiatiefnemer daarom in op een zorgvuldig communicatie- en participatieproces met stakeholders en omwonenden. Thema's waarover de initiatiefnemer verder in gesprek wil met omwonenden is groen, speel- en openbare ruimte.
Overeenkomstig het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is het ontwerp bestemmingsplan, met bijbehorende stukken, gedurende 6 weken ter inzage gelegd. Op 8 juni 2022 heeft het college bekend gemaakt dat het ontwerpbestemmingsplan Hofwijk Noord fase 1 van 9 juni tot en met 20 juli 2022 ter inzage lag. De bestanden hebben tijdens die periode digitaal ter inzage gelegen via de website www.ruimtelijkeplannen.nl en analoog bij de gemeente Zaanstad. De stukken zijn voorafgaand aan de ter inzage legging gepubliceerd in het digitale Gemeenteblad, op de website van gemeente Zaanstad en in het Stadsblad (gemeentelijke mededelingen). Tijdens de termijn van terinzagelegging is een informatiebijeenkomst gehouden. Tijdens die bijeenkomst konden er vragen worden gesteld en zijn er vragen beantwoord.
Tijdens de periode van ter inzage legging is aan iedereen de mogelijkheid gegeven om een zienswijze in te dienen (artikel 3.8 Wro). In deze periode zijn 4 inhoudelijk overlegreacties en 17 zienswijzen ontvangen. Van de 17 zienswijzen zijn 16 zienswijzen binnen de gestelde termijn ingediend. Deze zienswijzen zijn beantwoord in de bijgevoegde Nota van beantwoording overlegreacties, zienswijzen en ambtshalve wijzigingen (zie Bijlage 23 Nota van beantwoording van Bijlagen bij toelichting - Deel A). Een zienswijze is te laat ingediend en niet-ontvankelijk.
In de nota is een samenvatting van de zienswijzen opgenomen, de beantwoording daarvan en de eventuele wijzigingen die de zienswijzen tot gevolg hebben. De belangrijkste wijzigingen worden ook hieronder opgesomd.
De zienswijzen richten zich met name op de volgende punten:
a. De hoogte en bouwmassa van blok 5a, dat vlakbij het appartementencomplex De Witte Olifant ligt
Naar aanleiding van de bezwaren die kenbaar zijn gemaakt over de hoogte van de geplande bebouwing in blok 5a (met het art-deco front van de Touwen verffabriek) is nadere studie gedaan naar de zichthoeken vanaf het maaiveld voor de Witte Olifant en ook vanaf verdiepingen in dat gebouw. Dit heeft geleid tot een fundamentele aanpassing van het bestemmingplan. Het volume boven het front van de Touwen verffabriek begint nu laag en wordt terugtrappend hoger. Daarnaast is de maximale hoogte van dit gebouw verlaagd van 47,5 meter naar 30 meter. Ook de 'specifieke bouwaanduiding duurzame energievoorzieningen-1' is vervallen, waardoor de maximale extra bouwhoogte van 5 meter (dus tot en met 52,5 meter) ook is vervallen. Daarvoor in de plaats is een algemene mogelijkheid in artikel 17.5 van de planregels opgenomen om voor het bouwen van duurzame energievoorzieningen de maximale bouwhoogte met maximaal 2 meter te kunnen verhogen. Het wijkende volume zorgt ervoor dat er een gunstiger vrije hoek met zicht op de lucht ontstaat, waarbij de voet lager is en daardoor in verhouding tot omliggende gebouwen en de menselijke maat in de openbare ruimte, terwijl er wel degelijk een hoger gebouw kan worden gerealiseerd, dat programmatisch en ook stedenbouwkundig gezien gewenst is.
Om het plan financieel haalbaar te houden is gezocht naar oplossingen waarbij wel het aantal van 750 tot 800 woningen behouden blijft.
Blok 5a in het ontwerpbestemmingsplan Hofwijk Noord fase 1: blok 5a
Blok 5a in het bestemmingsplan Hofwijk Noord fase 1
b. De beoogde horecagelegenheid met terras in blok 5a
Er bestaan bezwaren tegen de beoogde horecagelegenheid met terras in blok 5a. Dit is bedoeld voor het realiseren van een lichte horecagelegenheid. Hieronder wordt horeca verstaan in de vorm van een restaurant, bistro, crêperie, lunchroom, konditorei, koffie-/theehuis of ijssalon. De maximale oppervlakte voor horeca-activiteiten is niet meer dan 400 m2. Horeca is belangrijk voor het vergroten van de levendigheid van het gebied.
Voor het bepalen van de locatie van de horecagelegenheid en het terras is onder meer gebruik gemaakt van de richtafstanden uit de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009). Hier is vastgelegd dat de richtafstand tussen lichte horeca en een milieugevoelige bestemming minimaal 10 meter moet bedragen. Omdat het plangebied in dit geval aangemerkt wordt als een gemengd gebied, mag de richtafstand één afstandsstap verlaagd worden tot 0 meter. Op basis van deze bevinding kunnen horeca en terras bestaan naast de in de omgeving aanwezige milieugevoelige functies. Er is sprake van een aanvaardbaar woonmilieu.
Hoewel dat in deze fase eigenlijk niet nodig is, is toch een aanvullend akoestisch onderzoek uitgevoerd. In dit rapport zijn de akoestische consequenties bepaald van de aanwezigheid van een horecaterras dat in de dag- en de avondperiode in gebruik is. Het terras ligt voor het woongebouw 5a en heeft een oppervlakte van 120 m2. Alleen in de avondperiode treedt er bij de woningen boven de horeca een overschrijding op van 3 dB. Bij deze woningen en ook bij de woningen van De Witte Olifant treden er overschrijdingen op van de piekniveaus. Door het plaatsen van een scherm rondom het terras en het toepassen van een overkapping kunnen deze overschrijdingen worden voorkomen.
Als zich op deze plek daadwerkelijk een horecagelegenheid zou gaan vestigen, zal overigens nogmaals een akoestisch onderzoek moeten worden uitgevoerd in het kader van de vergunningverlening voor die specifieke activiteit. Hieruit moet blijken dat er wordt voldaan aan de normen uit het Activiteitenbesluit milieubeheer.
c. Veronderstelde foutieve uitgangspunten bij het stikstofonderzoek
Reclamanten stellen dat bij het vaststellen van de referentiesituatie voor het stikstofonderzoek uitgegaan is van verkeerde uitgangspunten. Zo zouden de twee grootste stikstofbronnen (een dieselaggregaat en een diesel aangedreven voertuig) nu niet aanwezig zijn.
Anders dan reclamanten stellen is er op het terrein wel een dieselaggregaat aanwezig dat ook als zodanig wordt gebruikt. Als de dieselaggregaat niet wordt gebruikt, wordt deze ter beveiliging tegen diefstal en beschadiging in een container geplaatst. Ook de John Deere (het diesel aangedreven voertuig) is aanwezig. Deze wordt zeer zeker gebruikt. Maar om diefstal te voorkomen staat deze geparkeerd op het Touwen terrein. Door deze onjuiste veronderstellingen van reclamanten, trekken zij ook verkeerde conclusies. Uit het onderzoek van TAUW (Bijlage 12 Stikstofdepositie-onderzoek van Bijlagen bij toelichting - Deel A) blijkt dat een significant negatief effect op een Natura 2000-gebied valt uit te sluiten.
Overigens is naar aanleiding van de reactie van reclamanten nogmaals beoordeeld of de invoerwaarden correct zijn toegepast. Er is geconcludeerd dat die correct zijn.
In haar rapportage Stikstofdepositie-onderzoek Hofwijk Noord, Zaanstad van januari 2023 concludeert TAUW dat in het onderzoek zowel de aanlegfase, de beoogde situatie als de referentiesituatie zijn meegenomen. Ten opzichte van de referentiessituatie is er in aanlegsituatie en in de beoogde situatie op geen enkel relevant hexagoon sprake van een toename in stikstofdepositie. Daarmee zijn er geen negatieve effecten te verwachten op stikstofgevoelige natuur in Natura 2000-gebieden door het plan. Het aspect stikstofdepositie vormt daarmee geen belemmering voor het vaststellen van het bestemmingsplan.
De uitgangspunten die TAUW heeft gehanteerd zijn juist en haar conclusies zijn ook juist.
d. De beoogde horeca aan de Zaan ter hoogte van het Kleine Glop
De Zaan is een mooie plek om aan te verblijven. Het is dan ook de ambitie dat meer mensen hiervan kunnen genieten. Het idee was om daar invulling aan te geven met de vestiging van horeca aan de oostkant van de Oostzijde met een terras aan de Zaan. Dit was dan ook onderdeel van het ontwerpbestemmingsplan. Gezien de bezwaren is geconcludeerd dat op een andere wijze invulling zal worden gegeven aan het inrichten van een prettige verblijfsplek aan de Zaan. Verder krijgt de locatie tussen Oostzijde 274 en Oostzijde 288 weer een woonbestemming, zoals ook was opgenomen in het plan dat is gepresenteerd tijdens de informatiebijeenkomsten op 30 november en 1 december 2021 aan omwonenden en andere belangstellenden. Dat betekent dat er twee grondgebonden woningen kunnen komen.
De bestemming Horeca wordt aan de oostkant van de Oostzijde dus vervangen door de bestemming Wonen. De mogelijkheid om een steiger te maken in de Zaan blijft bestaan: binnen de bestemming Groen-1 in plaats van de bestemming Horeca. De verdere inrichting van het Kleine Glop als fijne verblijfplek met aandacht voor ecologische elementen zal in samenspraak met reclamanten en omwonenden vorm gegeven gaan worden. Dit traject wordt nog opgestart.
e. Het weg bestemmen van Pallethandel De Boer
In het Perspectief Kogerveldwijk 2040, dat is vastgesteld in 2019, is de ambitie om het noorden van Hofwijk te transformeren naar een nieuw woon- en werkgebied vastgelegd. Uitgangspunt daarbij is het faciliteren van bedrijven die door deze ontwikkelingen vertrekken.
De afgelopen jaren hebben de initiatiefnemer en reclamant diverse malen met elkaar gesproken over de aankoop van de grond van de pallethandel in verband met de beoogde woningbouw. In november 2019 is volgens de initiatiefnemer overeenstemming bereikt over de verkoop van de grond van de pallethandel op voorwaarde dat de pallethandel zich op een andere plek in Zaanstad zou kunnen vestigen. Reclamant is daarmee in de planvorming betrokken. De gemeente heeft ook een brief (2021) van reclamant ontvangen met het verzoek om een grondbieding op Hoogtij nogmaals te overwegen, omdat een eerdere aanvraag niet was toegekend. Hierna is op verzoek van reclamant een kavel op Hoogtij gereserveerd.
Uit de jurisprudentie volgt dat het geen voorwaarde voor de vaststelling van het bestemmingsplan is dat de alternatieve huisvesting al op voorhand helemaal rond is. Ook hoeven de betrokken gronden nog geen eigendom van de initiatiefnemer of de gemeente te zijn voordat het plan wordt vastgesteld. De gemeente heeft voor de zekerheid ook voorkeursrechten op de gronden gevestigd. Deze zijn op 13 oktober 2022 bekrachtigd door de gemeenteraad. De huidige eigendomsverhoudingen zijn niet doorslaggevend. Het is aannemelijk dat de activiteiten van de pallethandel binnen de planperiode worden beëindigd (doordat de initiatiefnemer de gronden in der minne verwerft, de gemeente verwerft over de band van Wet voorkeursrecht gemeenten of via de Onteigeningswet). Op deze wijze is uitvoering binnen de planperiode geborgd.
f. Het ontbreken van overeenstemming met Rochdale
Het is bekend dat er geen definitieve afspraken zijn tussen Rochdale en de ontwikkelaar met wie de anterieure overeenkomst is gesloten. In verband met de gewenste voortgang van het project is gekozen om de vaststelling van het bestemmingsplan niet afhankelijk te maken van deze overeenstemming. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening en jurisprudentie is deze overeenstemming ook niet nodig om het bestemmingsplan vast te laten stellen. De economische uitvoerbaarheid is geborgd op basis van de anterieure overeenkomst met de initiatiefnemer.
Gezien de gesprekken tussen reclamant en de initiatiefnemer en de betrokkenheid van reclamant bij de planontwikkeling is de intentie er om de bestemming te realiseren. Rochdale stelt bereid te zijn haar bezit in te brengen als zij alle sociale woningen binnen het plangebied (20%) kan opnemen.
g. De plannen voor fase 3 zouden moeten worden meegenomen in dit bestemmingsplan
In het Perspectief Kogerveldwijk 2040 is een integrale ontwikkeling naar een nieuw woon- en werkgebied in Hofwijk opgenomen. Gezien het sterk versnipperde grondeigendom en de financiële positie van de gemeente is gekozen voor een strategie waarbij de gemeente de regie voert, faciliteert en daarbij inzet op een geleidelijke ontwikkeling van de buurt. Voor de planontwikkeling is Hofwijk Noord opgedeeld in 3 fases. Fase 2 betreft enkele percelen ten zuiden van Hof van Zaenden die geen onderdeel zijn van fase 1. Fase 3 is de zone ten zuiden van het spoor en ten noorden van Hof van Zaenden. In de loop van de tijd is in samenspraak met de initiatiefnemer gekomen tot het plangebied zoals nu is opgenomen op de verbeelding. Daarbij geldt dat het initiatief om de haalbaarheid van fase 3 te onderzoeken met enthousiasme door de gemeente is ontvangen. Met het oog op de Omgevingswet is voor de noordelijke locatie geen uitwerkingsbevoegdheid opgenomen; die bestaat onder die wet namelijk niet meer. In plaats daarvan is gekozen voor een doorkijk naar het gewenste eindbeeld. Naast het gewenste eindbeeld is het ook mogelijk gemaakt om een (tijdelijke) parkeergarage te bouwen. Voor wat betreft de uitvoerbaarheid is het van belang dat er een kans bestaat dat binnen de geldigheidsduur van het bestemmingsplan realisatie kan plaatsvinden. Dat is in dit geval aan de orde op basis van de verkennende gesprekken met de grondeigenaren van fase 3.
Naast de wijzigingen die voortvloeien uit de zienswijzen, is het bestemmingsplan ook ambtshalve aangepast. Deze zijn ook verwoord in de Nota van beantwoording overlegreacties, zienswijzen en ambtshalve wijzigingen (zie Bijlage 23 Nota van beantwoording van Bijlagen bij toelichting - Deel A)
Na vaststelling van het bestemmingsplan wordt het besluit tot vaststelling gepubliceerd en het bestemmingsplan voor zes weken ter in zage gelegd. Tijdens die periode is er de mogelijkheid beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in te dienen tegen het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan.
Dit bestemmingsplan is opgebouwd uit een toelichting, de regels en een verbeelding. De regels en verbeelding zijn de juridisch bindende onderdelen van het bestemmingsplan en de toelichting vormt de uitleg en onderbouwing van de in de verbeelding en regels vastgelegde mogelijkheden, verplichtingen en verboden.
Het digitale bestemmingsplan 'Hofwijk Noord fase 1' is de verzameling geometrisch bepaalde planobjecten die staan in een GML-bestand (NL.IMRO.0479.STED3890BP-0301) met bijbehorende regels. Het is via elektronische weg uitwisselbaar en op te zoeken via de website www.ruimtelijkeplannen.nl.
De digitale versie van het bestemmingsplan gaat boven de analoge versie. De analoge verbeelding is één kaartblad (genummerd 0479.NL.IMRO.0479.STED3890BP-0301).
Dit bestemmingsplan gaat uit van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP). Ook is de Standaard 2018 van Zaanstad gebruikt die gebaseerd is op eerder genoemde SVBP. Op detailniveau is deze standaard verder uitgewerkt en gedetailleerd, passend bij de ontwikkelingen in het plangebied.
Verbeelding
Alle gronden binnen het plangebied hebben een bestemming gekregen. Welke bestemming er geldt is vastgelegd op de verbeelding. In de regels is daarna vastgelegd welke bepalingen voor deze bestemming gelden: waarvoor mag het worden gebruikt en hoe mag het worden bebouwd. Een bestemming kan op één bepaalde plek voorkomen, maar ook op verschillende plekken binnen het plangebied. Op sommige plekken gelden afwijkende bepalingen of voorwaarden. Deze zijn met een aanduiding op de verbeelding weergegeven en in de regels is bepaald welke specifieke regels er gelden.
Regels
De regels zijn gegroepeerd in vier hoofdstukken:
Toelichting
In de toelichting is in de voorgaande hoofdstukken een uitleg, onderbouwing en verantwoording gegeven van de keuzes die in dit bestemmingsplan zijn vastgelegd. In de volgende paragraaf worden enkele algemene uitgangspunten weergegeven die in dit bestemmingsplan worden gebruikt. Daarna wordt per bestemming samengevat wat met de toegekende bestemming is bedoeld. De toelichting hoort niet bij het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan en heeft daarom geen directe rechtskracht. Wel kan het eventuele onduidelijkheid bij de interpretatie van de regels wegnemen omdat in de toelichting de achtergronden en intentie van de regeling is opgenomen.
Begrippen algemeen
In dit bestemmingsplan is terughoudend omgegaan met het opnemen van begripsbepalingen. Enkel wanneer een begrip gebruikt wordt in de regels en wanneer de 'Dikke van Dale' uitleg van dat begrip onvoldoende rechtszekerheid biedt, is een begripsbepaling opgenomen. Als een begrip in dit plan geen begripsbepaling kent, dan wordt dat begrip gebruikt zoals opgenomen in de Dikke van Dale en de beperktere versie daarvan zoals die benaderbaar is op de website www.vandale.nl.
Een aantal begrippen zijn opgenomen om de regels te verduidelijken of bijvoorbeeld de stedenbouwkundige mogelijkheden binnen dit bestemmingsplan specifiek te kunnen regelen.
Voor de duidelijkheid worden enkele begrippen hier specifiek toegelicht.
bouwlaag
Een bouwlaag wordt gezien als een gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of nagenoeg gelijke bouwhoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met uitsluiting van onderbouw en zolder. Kortom, een zolder en onderbouw worden niet gezien als bouwlaag. Terwijl een set back wel meetelt in het aantal bouwlagen.
culturele voorzieningen
Culturele voorzieningen betreffen musea, (muziek)theaters, expositieruimten en de naar aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen zoals een galerie, atelier, bibliotheek, oefenruimte of bioscoop.
dakkapel
Een dakkapel wordt in de bouwregelgeving Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en het Besluit omgevingsrecht (Bor) niet gedefinieerd. Daardoor ontstaat er nog wel eens onduidelijkheid over de vraag 'is dit nog een dakkapel of niet?'. Om die reden is in het plan een begripsbepaling opgenomen voor een dakkapel.
Een dakkapel is een uitbouw in een schuin dakvlak, waardoor stahoogte op die plaats verkregen wordt, voorzien van een verticaal raamkozijn, een dakvlak en zijwanden. Een dakkapel wordt geplaatst in een schuin dakvlak. Dat wil zeggen dat er rondom de dakkapel sprake moet zijn van een dak (met uitzondering van dakkapellen vanuit de nok). Wanneer een voorgevel voor een deel wordt doorgebouwd boven de goot dan is er geen sprake van een dakkapel maar van een dakopbouw. Ook wanneer het bouwwerk boven de bestaande nok uitkomt is er sprake van een dakopbouw.
seksbedrijf en seksinrichting
Een seksinrichting is een voor derde toegankelijke besloten ruimte die onderdeel is van een seksbedrijf. Binnen een seksbedrijf kunnen één of meerdere seksinrichtingen zijn. Het te hanteren uitgangspunt is dat er sprake is van één seksbedrijf als het een visueel aaneengesloten eenheid met één toegang betreft (dit kunnen meerdere panden betreffen met meerdere werkruimtes (per pand)) met een homogene functie (uitoefening van een seksbedrijf in enigerlei vorm) die tot de beschikking staat van één exploitant. Aan de verschillende seksinrichtingen binnen het seksbedrijf kunnen verschillende vergunningvoorschriften worden verbonden. Als er meerdere exploitanten in één pand zijn gevestigd zal ieder deel waarover één van de exploitanten de beschikking heeft als één afzonderlijke seksinrichting worden gekwalificeerd en ieder seksbedrijf zal apart worden vergund.
Het begrip 'seksbedrijf' wordt als verzamelnaam gebruikt voor prostitutiebedrijven, escortbedrijven en overige seksbedrijven. Daarbij wordt gedoeld op de activiteit, bestaande uit het bedrijfsmatig gelegenheid geven tot:
De elementen 'tegen vergoeding' en 'een derde' zijn gebonden aan seksuele handelingen die op dat moment ('real time') met of voor een derde plaatsvinden.
set back
De set back van een gebouw betreft de bovenste bouwlagen van een appartementengebouw of grondgebonden woning, dat ligt achter de doorgetrokken voorgevel van een gebouw. Deze bovenste bouwlagen van het gebouw liggen daarmee terug van de voorgevel. Ze tellen wel mee in het maximale aantal bouwlagen dat op de verbeelding is opgenomen.
geluidgevoelig object
Dit is een geluidgevoelig gebouw of terrein. Een geluidgevoelig gebouw is een woning, maar kan ook bijvoorbeeld een onderwijsgebouw zijn of een verzorgingstehuis. Een geluidgevoelig terrein is een woonwagenstandplaats of een ligplaats voor woonschepen.
sociale huurwoning
Voor het begrip sociale huurwoning is aangesloten op het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Een sociale huurwoning is een huurwoning met een aanvangshuurprijs onder de grens als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder a, van de Wet op de huurtoeslag. Hierbij blijft de woning een sociale huurwoning voor de in een gemeentelijke (huisvestings)verordening omschreven doelgroep, voor ten minste tien jaar na ingebruikname van de woning. De doelgroep is: de huishoudens die een sociale huurwoning mogen huren op basis van de huisvestingsverordening van de gemeente Zaanstad. Voor woonruimte die onder de grens als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder a, van de Wet op de huurtoeslag valt, zijn dat op basis van de Huisvestigingsverordening Zaanstad (artikel 2.3.4 van de verordening): huishoudens met een inkomen tot maximaal het norminkomen van de huurtoeslag.
Wijze van meten
In de wijze van meten is geregeld hoe de bouwhoogte, breedte, goothoogte, bruto vloeroppervlakte (toeristische verhuur), oppervlakte, oppervlakte van een bouwwerk, oppervlakte van een activiteit, peil en straatprofiel wordt gemeten. Daarnaast is aangegeven hoe de zichtbaarheid van een dakterras wordt gemeten. Deze laatste is opgenomen om de regeling ten aanzien van dakterrassen te verduidelijken. De zichtbaarheid dakterras wordt gemeten vanaf de lijn die wordt getrokken vanuit het midden van het straatprofiel op ooghoogte (1,50 meter) langs het snijpunt van het verticale gevelvlak en het horizontale dakvlak. Achter deze lijn mag een dakterras met hekwerk worden geplaatst mits het hoogste punt hiervan zich achter deze lijn bevindt. Dit is verbeeld op de volgende afbeeldingen (bron: Nota Woonbebouwing, gemeente Zaanstad).
Het hoofdstuk Bestemmingsregels bevat de regels die specifiek gelden voor de bestemmingen in dit plan.
Functie omschrijving (artikel 3.1 Bestemmingsomschrijving)
De bestemming Gemengd - 1 biedt ruimte voor veel verschillende bedrijven, voorzieningen en woningen. In deze bestemming zijn dienstverlening, culturele voorzieningen, maatschappelijke voorzieningen, horeca, wonen en een parkeergarage toegestaan. In de bestemming Gemengd - 1 worden niet alle categorieën maatschappelijke voorzieningen toegelaten. Er is bewust gekozen voor bepaalde typen maatschappelijke voorzieningen die passend zijn in een woongebied. Zo is een verzorgingstehuis, verpleeghuis, inrichting voor mensen met een verstandelijke en/of lichamelijke beperking en tehuis voor daklozen niet toegestaan. Binnen de bestemming zijn mogelijkheden opgenomen voor particuliere vakantiehuur en Bed & Breakfast. De parkeergarage is slechts toegestaan op de plaats van de aanduiding 'overige zone - parkeergarage 1'.
Aan de Oostzijde staat het voormalige gebouw 'Touwen'. In de bestemmingsomschrijving is bepaald dat het beeldbepalende karakter van de voor- en zijgevels van het gebouw in stand dienen te blijven. Ondergeschikt aan het hoofdgebruik zijn duurzame energievoorzieningen, reclameobjecten, erven en tuinen toegestaan.
Horeca als hoofdactiviteit
De geluids- en geuroverlast van zelfstandige horeca kan op gespannen voet staan met een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Daarom is zelfstandige horeca alleen toegestaan in de vorm van een restaurant, bistro, crêperie, lunchroom, konditorei, koffie-/theehuis en ijssalon. Het totaal bruto vloeroppervlak bedraagt maximaal 400 m2. Een restaurant en lunchroom in de bestemming 'Gemengd - 1' mogen samen een bruto vloeroppervlak van 400 m2 hebben.
Wonen algemeen
Wonen is gedefinieerd als 'Gehuisvest zijn en duurzaam verblijven in een woning'. Een woning is gedefinieerd als 'Een complex van ruimten bedoeld voor de huisvesting van één huishouden, niet zijnde kamerverhuur'. Eén huishouden is gedefinieerd als: 'Een persoon of groep personen, die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voer(t)(en) of wil(len) voeren. Hierbij moet sprake zijn van onderlinge, met een gezinsverband vergelijkbare, verbondenheid en continuïteit in de samenstelling."
Bij de vraag of een verblijfsvorm past binnen het hoofdgebruik wonen zijn dus een aantal aspecten van belang: duurzaam en langdurig verblijven, gehuisvest zijn en het houden van één huishouden. Ter verduidelijking zijn enkele verblijfsvormen getoetst aan deze aspecten.
Bouwregels
Er gelden algemene bouwregels, bedoeld in artikel 15, naast de specifieke bouwregels, bedoeld in artikel 3.2.
Hoofdgebouwen (artikel 3.2.2)
Hoofdgebouwen worden gebouwd in het bouwvlak. Het bouwvlak is aangegeven op de verbeelding. De toegestane bouwhoogte van het hoofdgebouw is met een maatvoeringsaanduiding aangegeven op de verbeelding.
Dakterrassen, vlaggenmasten en overige bouwwerken (3.2.3 en 3.2.5)
Ten aanzien van dakterrassen, vlaggenmasten en overige bouwwerken die geen gebouwen zijn, gelden bouwregels ten aanzien van de toegestane hoogte, situering en ontsluiting.
Beeldbepalende zijde
Er is een aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - beeldbepalende zijde' opgenomen (artikel 3.1). Hierbinnen is het behoud van het beeldbepalende karakter van de voor- en zijgevels van het voormalige gebouw 'Touwen' van belang. Het voormalige bedrijfspand van Touwen heeft hoge stedenbouwkundige waarden door de beeldbepalende ligging aan de Oostzijde en de schuine ligging ten opzichte van de Oostzijde door het volgen van de middeleeuwse verkaveling. De fabriek heeft architectuurhistorische waarde als éénlaags fabriekspand onder plat dak in de Amsterdamse Schoolstijl. Het pand is zorgvuldig ontworpen met mooie detaillering en een goede balans in de geleding en met benadrukte hoekelelementen. Aan de voorgevel en het plein ervoor is een hoge waarde toegekend. Om deze waarde te beschermen zijn de bestaande karakteristieke delen (de voor- en zijgevels, waarvan de voorgevel de meeste waarde heeft) aangeduid met als doel de instandhouding van de gevel op de plaats van die aanduiding. De oude gevel mag ook worden vervangen door een nieuwe gevel met dezelfde verschijningsvorm.
Specifiek: parkeergarage
De aanduiding 'overige zone - parkeergarage 1' regelt waar de parkeergarage gerealiseerd kan worden. De parkeergarage wordt verdiept ondergronds aangelegd, maar deels zal de bovenzijde van de parkeergarage boven maaiveld uitkomen. Hiervoor is een maximum hoogte van 2 meter opgenomen. De hoogte wordt gemeten vanaf het peil tot aan het hoogste punt van het bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen zoals schoorstenen, antennes en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen, zie artikel 2.1.
Voorwaardelijke verplichting geluid (3.2.6)
Er is een voorwaardelijke verplichting opgenomen ten aanzien van geluid ter plaatse van geluidgevoelige objecten. De resultaten van akoestisch onderzoek zijn hierbij leidend. Er zijn voorwaarden opgenomen voor het treffen van bepaalde maatregelen, zoals realisatie van een dove gevel. Voor de genoemde maatregelen geldt dat deze in stand moeten worden gehouden zolang het gebouw in gebruik is als geluidgevoelig object. Een geluidluw te openen deel is een ventilatievoorziening die voldoet aan de ventilatievereisten van het Bouwbesluit. Deze laat in geopende toestand niet meer dan de voorkeursgrenswaarde aan geluid door. Hiermee wordt het maximaal toelaatbaar binnenniveau met een etmaalwaarde van maximaal 35 dB(A) (LAr,LT) en 55 dB(A) (LAmax) voor (industrielawaai en bedrijfslawaai) en 33 dB etmaalwaarde voor (weg- en railverkeerslawaai) gewaarborgd.
Specifieke gebruiksregels
De bestemming voegt regels toe om die mix van functies in goede banen te leiden. Deze regels zijn in de specifieke gebruiksregels opgenomen en zijn onderstaand toegelicht.
Algemeen (artikel 3.3.1)
Gronden en bouwwerken mogen alleen worden gebruikt voor de functies zoals die in de bestemmingsomschrijving in artikel 3.1 en in de specifieke gebruiksregels in artikel 3.3 zijn opgenomen. Verder gelden de algemene gebruiksregels (Artikel 16).
Gebruik begane grond en verdiepingen (artikel 3.3.2)
De functies dienstverlening, culturele voorzieningen, maatschappelijke voorzieningen en horeca-activiteiten zijn niet toegestaan op de verdiepingen boven de begane grond.
Wonen - uitgesloten vormen (artikel 3.3.3)
Wonen is niet overal binnen deze bestemming mogelijk. Het onderbreken van een lint van winkels in de plint met een woning kan een negatieve invloed hebben op de aantrekkende werking van de winkels. Wonen is daarom alleen mogelijk op de verdiepingen boven de begane grond.
Dienstverlening en culturele- en maatschappelijke voorzieningen (artikel 3.3.4)
Dienstverlening en culturele- en maatschappelijke voorzieningen direct onder de woningen zijn toegestaan als de activiteiten zo weinig milieubelastend zijn dat de eisen uit het Bouwbesluit toereikend zijn. Voor de geluidwering in gebouwen is met name het Bouwbesluit van belang. Voor de in dit artikel toegelaten functies zijn de eisen uit het Bouwbesluit voor de scheiding tussen wonen en bedrijven voldoende. Functies waarvoor de eisen uit het Bouwbesluit niet toereikend zijn, zijn niet toegelaten. Die functies zijn niet passend binnen het gebouw waarin ook gewoond wordt. Ze kunnen niet worden toegelaten, doordat zij een hogere milieubelasting hebben. Zij hebben een zodanige milieubelasting voor hun omgeving, dat zij bouwkundig afgescheiden van woningen en andere gevoelige functies dienen plaats te vinden.
Huisgebonden beroep of bedrijf (artikel 3.3.5
)
De voorwaarden aan het uitoefenen van een huisgebonden beroep of bedrijf aan huis waarborgen dat het woonklimaat in en buiten de woning behouden blijft. Verder is het belangrijk dat er geen trilling, geur of geluid wordt veroorzaakt die buiten de woning merkbaar is. De hoogte van het geluid of de geur of de intensiteit van de trilling is niet van belang: als trilling, geluid of geur merkbaar is buiten de woning dan wordt de norm overschreden. Het huisgebonden beroep of bedrijf moet passen in een woongebied .
Particuliere vakantieverhuur en Bed & Breakfast (artikel 3.3.6 en 3.3.7)
Ook is toeristische verhuur (particuliere vakantieverhuur en Bed & Breakfast) toegestaan. Binnen de gemeente Zaanstad mogen maximaal vier personen gebruik maken van toeristische verhuur. Er is hiervoor gekozen omdat het bij toeristische verhuur van woonruimte om kleinschalige verhuur van woonruimte gaat. Daarnaast is de woonfunctie bij toeristische verhuur overheersend en mag toeristische verhuur niet leiden tot extra druk op de leefomgeving. Bij toeristische verhuur aan meer dan vier personen wordt er ingeboet aan kleinschaligheid en gaat de accommodatie te veel op een pension of hotel lijken. Indien toeristische verhuur op een pension of een hotel gaat lijken, dan is er sprake van oneerlijke concurrentie ten opzichte van bijvoorbeeld hotels. Toeristische verhuur is alleen toegestaan in bijbehorende bouwwerken voor zover het geen vrijstaande bijbehorende bouwwerken zijn.
Functie omschrijving (artikel 4.1)
Het bouwblok gelegen aan de noordzijde van het plangebied is bestemd als 'Gemengd - 2'. De bestemming 'Gemengd - 2' biedt ruimte voor de bouw van een tijdelijke parkeergarage en voor een permanente parkeergarage. In fase 1 zal een tijdelijke parkeervoorziening worden ingezet om aan de parkeerbehoefte te voldoen. Wanneer fase 3 van Hofwijk Noord wordt gerealiseerd, zullen de definitieve parkeerplaatsen geïntegreerd worden en verdwijnt de tijdelijke parkeergarage. Op die plek worden dan verschillende bedrijven, voorzieningen en woningen toegestaan. In deze bestemming is dan ook dienstverlening, culturele voorzieningen, maatschappelijke voorzieningen, kantoor en wonen toegestaan. Binnen de bestemming Gemengd - 2 worden niet alle categorieën maatschappelijke voorzieningen toegelaten. Er is bewust gekozen voor bepaalde typen maatschappelijke voorzieningen die passend zijn in een woongebied. Zo is een verzorgingstehuis, verpleeghuis, inrichting voor mensen met een verstandelijke en/of lichamelijke beperking en tehuis voor daklozen niet toegestaan. De functies 'maatschappelijke voorzieningen' voor zover er langdurig kinderen verblijven, en 'wonen' zijn niet toegestaan binnen de indicatieve magneetveldzone zoals aangeduid op de verbeelding (Artikel 4.3.6). Door middel van een afwijkingsbevoegdheid kan hiervan onder voorwaarden worden afgeweken. De voorwaarden zijn dat door de aanvrager onderzocht wordt wat de specifieke magneetveldzone rondom de leiding op deze locatie is, en dat aanvrager aantoont dat wonen en maatschappelijke voorzieningen, als er langdurig kinderen verblijven, buiten deze specifieke magneetveldzone liggen.
Binnen de bestemming zijn verder mogelijkheden opgenomen voor particuliere vakantiehuur en Bed & Breakfast.
Ondergeschikt aan het hoofdgebruik zijn toegestaan:
Wonen algemeen
Wonen is gedefinieerd als 'Gehuisvest zijn en duurzaam verblijven in een woning'. Een woning is gedefinieerd als 'Een complex van ruimten bedoeld voor de huisvesting van één huishouden, niet zijnde kamerverhuur'. Eén huishouden is gedefinieerd als: 'Een persoon of groep personen, die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voer(t)(en) of wil(len) voeren. Hierbij moet sprake zijn van onderlinge, met een gezinsverband vergelijkbare, verbondenheid en continuïteit in de samenstelling."
Bij de vraag of een verblijfsvorm past binnen het hoofdgebruik wonen zijn dus een aantal aspecten van belang: duurzaam en langdurig verblijven, gehuisvest zijn en het houden van één huishouden. Ter verduidelijking zijn een aantal verblijfsvormen getoetst aan deze aspecten.
Bouwregels
Er gelden algemene bouwregels, bedoeld in artikel 15, naast de specifieke bouwregels, bedoeld in artikel 4.2.
Hoofdgebouwen (artikel 4.2.2)
Hoofdgebouwen worden gebouwd in het bouwvlak. Het bouwvlak is aangegeven op de verbeelding. De tijdelijke parkeergarage mag ook buiten het bouwvlak worden gebouwd. Onder het kopje 'Tijdelijke parkeergarage (artikel 4.2.6)' wordt dit verder uitgelegd.
De toegestane bouwhoogte van het hoofdgebouw is met een maatvoeringsaanduiding aangegeven op de verbeelding. De hoogte wordt gemeten vanaf het peil tot aan het hoogste punt van het bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen zoals schoorstenen, antennes en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen, zie artikel 2.1.
Kunstobjecten, speelvoorzieningen, dakterrassen en overige bouwwerken die geen gebouwen zijn
(artikel 4.2.3, 4.2.4, 4.2.5,en 4.2.8)
Voor kunstobjecten, speelvoorzieningen, dakterrassen en overige bouwwerken die geen gebouwen zijn, gelden bouwregels voor de toegestane hoogte en situering.
Tijdelijke parkeergarage (artikel 4.2.6)
Een tijdelijke parkeergarage wordt gebouwd op de plek die op de verbeelding is aangeduid als 'overige zone - tijdelijke parkeergarage'. De maximale hoogte van de parkeergarage bedraagt 24 meter.
Parkeergarage (artikel 4.2.7)
Een parkeergarage wordt gebouwd op de plek die op de verbeelding is aangeduid 'overige zone - parkeergarage 3'. De maximale hoogte is aangegeven op de verbeelding.
Voorwaardelijke verplichting geluid (artikel 4.2.9)
Er is een voorwaardelijke verplichting opgenomen ten aanzien van geluid ter plaatse van geluidgevoelige objecten. De resultaten van akoestisch onderzoek zijn hierbij leidend. Er zijn voorwaarden opgenomen voor het treffen van bepaalde maatregelen, zoals realisatie van een dove gevel. Voor de genoemde maatregelen geldt dat deze in stand moeten worden gehouden zolang het gebouw in gebruik is als geluidgevoelig object. Een geluidluw te openen deel is een ventilatievoorziening die voldoet aan de ventilatievereisten van het Bouwbesluit. Deze laat in geopende toestand niet meer dan de voorkeursgrenswaarde aan geluid door. Hiermee wordt het maximaal toelaatbaar binnenniveau met een etmaalwaarde van maximaal 35 dB(A) (LAr,LT) en 55 dB(A) (LAmax) voor (industrielawaai en bedrijfslawaai) en 33 dB etmaalwaarde voor (weg- en railverkeerslawaai) gewaarborgd.
Specifieke gebruiksregels
De bestemming voegt regels toe om die mix van functies in goede banen te leiden. Deze regels zijn in de specifieke gebruiksregels opgenomen en zijn onderstaand toegelicht.
Algemeen (artikel 4.3.1)
Gronden en bouwwerken mogen alleen worden gebruikt voor de functies zoals die in de bestemmingsomschrijving in artikel 4.1 en in de specifieke gebruiksregels in artikel 4.3 zijn opgenomen. Verder gelden de algemene gebruiksregels (artikel 16).
Dienstverlening en culturele- en maatschappelijke voorzieningen (artikel 4.3.2)
Dienstverlening en culturele- en maatschappelijke voorzieningen direct naast of beneden woningen zijn toegestaan als de de activiteiten zodanig weinig milieubelastend zijn, dat de eisen uit het Bouwbesluit toereikend zijn. Voor de geluidwering in gebouwen is met name het Bouwbesluit van belang. Voor de toegelaten functies zijn de eisen uit het bouwbesluit voor scheiding tussen wonen en bedrijven toereikend. Functies waarvoor de eisen uit het Bouwbesluit niet toereikend zijn, zijn niet toegelaten. Die functies zijn niet passend binnen het gebouw waarin ook gewoond wordt. Ze kunnen niet worden toegelaten, doordat zij een hogere milieubelasting hebben. Zij hebben een zodanige milieubelasting voor hun omgeving, dat zij bouwkundig afgescheiden van woningen en andere gevoelige functies dienen plaats te vinden.
Huisgebonden beroep of bedrijf (artikel 4.3.3
)
De voorwaarden aan het uitoefenen van een huisgebonden beroep of bedrijf aan huis waarborgen dat het woonklimaat in en buiten de woning behouden blijft. Verder is het belangrijk dat er geen trilling, geur of geluid wordt veroorzaakt die buiten de woning waarneembaar is. De hoogte van het geluid of de geur of de intensiteit van de trilling is niet van belang: als trilling, geluid of geur waarneembaar is buiten de woning dan wordt de norm overschreden. Immers moet de beroeps- of bedrijfsmatige activiteit inpasbaar zijn binnen een woongebied.
Particuliere vakantieverhuur en Bed & Breakfast (artikel 4.3.4 en 4.3.5)
Ook is toeristische verhuur (particuliere vakantieverhuur en Bed & Breakfast) toegestaan. Binnen de gemeente Zaanstad mogen maximaal vier personen gebruik maken van toeristische verhuur. Er is hiervoor gekozen omdat het bij toeristische verhuur van woonruimte om kleinschalige verhuur van woonruimte gaat. Daarnaast is de woonfunctie bij toeristische verhuur overheersend en mag toeristische verhuur niet leiden tot extra druk op de leefomgeving. Bij toeristische verhuur aan meer dan vier personen wordt er ingeboet aan kleinschaligheid en gaat de accommodatie te veel op een pension of hotel lijken. Indien toeristische verhuur op een pension of een hotel gaat lijken, dan is er sprake van oneerlijke concurrentie ten opzichte van bijvoorbeeld hotels. Toeristische verhuur is alleen toegestaan in bijbehorende bouwwerken voor zover het geen vrijstaande bijbehorende bouwwerken zijn.
Toetsingscriteria omgevingsvergunning voor het slopen van een
parkeergarage
Het geheel of gedeeltelijk slopen van een parkeergarage zonder omgevingsvergunning is verboden. De vergunning kan worden verleend als er wordt voldaan aan de regels voor parkeren die zijn opgenomen in de algemene bouwregels.
Functie omschrijving (artikel 5.1)
De zones rondom de appartementengebouwen zijn bestemd als 'Groen - 1'. Deze gronden worden ingericht voor openbare groenvoorzieningen. Ondergeschikt aan het hoofdgebruik zijn fiets- en voetpaden, een loopbrug, terrassen, een parkeergarage, een tijdelijke parkeergarage en fietsenstallingen toegestaan. Fietsenstallingen zijn slechts toegestaan voor zover het geen gebouwen betreffen. De fietsen mogen gestald worden in de buitenlucht. Een loopbrug is slechts toegestaan op de plaats van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - loopbrug'. Terrassen zijn toegestaan op de gronden naast de bestemming 'Gemengd - 1'. Voor terrassen geldt dat ze zijn toegestaan op de plaats van de aanduiding 'terras'. Voor de inrit van de parkeergarage kan een poort of slagboom worden geplaatst op de plaats van de aanduiding 'overige zone - poort'. De parkeergarage is slechts toegestaan op de plaats van de aanduiding 'overige zone - parkeergarage 1'. De tijdelijke parkeergarage is toegestaan aan de noordzijde van het plangebied naast de bestemming 'Gemengd - 2'. Voor de tijdelijke parkeergarage geldt dat dat is toegestaan op de plaats van de aanduiding 'overige zone - tijdelijke parkeergarage'. Wanneer fase 3 van Hofwijk Noord wordt gerealiseerd, zullen de definitieve parkeerplaatsen geïntegreerd worden en verdwijnt de tijdelijke parkeergarage.
Bouwregels
Specifiek: gebouwen (artikel
5.2.2
)
De regeling voor gebouwen sluit aan op de mogelijkheden van het vergunningsvrije bouwen van nutsvoorzieningen (artikel 2, lid 18, van Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht). De bouwregels van het plan maken niet meer mogelijk dan al is toegestaan op grond van het vergunningsvrije bouwen, namelijk een gebouw van 15 m2.
Specifiek: speelvoorzieningen(artikel 5.2.3)
Speelvoorzieningen mogen maximaal 5 meter hoog zijn.
Specifiek: parkeergarage
(artikel 5.2.4)
De aanduiding 'overige zone - parkeergarage 1' en 'overige zone - parkeergarage 2' regelt waar de parkeergarage gerealiseerd kan worden. De parkeergarage wordt grotendeels verdiept ondergronds aangelegd met een minimale diepte van 50 cm onder maaiveld.
Specifiek: tijdelijke parkeergarage (artikel 5.2.5)
Een tijdelijke parkeergarage wordt gebouwd op de plek die op de verbeelding is aangeduid als 'overige zone - tijdelijke parkeergarage'. De maximale hoogte van de parkeergarage bedraagt 24 meter. Dit is exclusief het trappenhuis en de liftopbouw, die daar met 2 meter boven uit kunnen komen. De hoogte wordt gemeten vanaf het peil tot aan het hoogste punt van het bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen zoals schoorstenen, antennes en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen, zie artikel 2.1.
Specifiek: bouwwerken die geen gebouw zijn (artikel 5.2.8)
Ten aanzien van vlaggenmasten en overige bouwwerken die geen gebouw zijn geldt een maximale toegestane bouwhoogte.
Toetsingscriteria omgevingsvergunning voor het slopen van een parkeergarage (artikel 5.4)
Het geheel of gedeeltelijk slopen van een parkeergarage zonder omgevingsvergunning is verboden. De vergunning kan worden verleend als er wordt voldaan aan de regels voor parkeren die zijn opgenomen in de algemene bouwregels.
Functie omschrijving (artikel 6.1)
De binnentuinen en voorzijdes van de appartementengebouwen zijn bestemd als 'Groen - 2'. Deze gronden worden ingericht voor groenvoorzieningen. Tevens is een parkeergarage toegestaan op de plaats van de aanduiding 'overige zone - parkeergarage 1' en 'overige zone - parkeergarage 2'. De parkeergarages wordt verdiept ondergronds aangelegd met een minimale diepte van 50 cm onder maaiveld, maar op sommige plaatsen zal de bovenzijde van de parkeergarage boven maaiveld uitkomen. De maximale hoogte van de parkeergarage ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - verhoogd parkeergarage 1' is 2 meter. De maximale hoogte van de parkeergarage ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - verhoogd parkeergarage 2' is 1 meter. De hoogte wordt gemeten vanaf het peil tot aan het hoogste punt van het bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen zoals schoorstenen, antennes en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen, zie artikel 2.1. Ondergeschikt aan het hoofdgebruik zijn bergingen toegestaan op de plaats van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - berging'.
De binnenhoven krijgen een semi-openbaar karakter en vormen een gemeenschappelijke tuin voor de omwonenden. De binnentuinen zijn intern bereikbaar via de trappenhuizen en de appartementen op de bel-etage (de etage boven de parkeergarage of de bergingen). In enkele gevallen ook via een achterom. De binnentuinen krijgen een groen karakter. De woningen op de bel-etage hebben een privé-buitenruimte die door een groene buffer is afgescheiden van het gemeenschappelijke deel van de binnentuin. De groene buffer zorgt voor een mooie lage erfafscheiding waardoor de totale ruimte van de binnentuin tot de gevels als buitenruimte gezien wordt. De bewoners behouden zo een direct zicht op de gezamenlijke tuin, waardoor de sociale veiligheid in de gemeenschappelijke tuin blijft gewaarborgd.
Bouwregels
Gebouwen en bouwwerken die geen gebouw zijn (artikel 6.2.2 en 6.2.5)
In de bestemming 'Groen - 2' zijn bouwwerken niet toegestaan, met uitzondering van een parkeergarage en bergingen.
Parkeergarage (artikel 6.2.3)
Een parkeergarage wordt gebouwd op de plek die op de verbeelding is aangeduid als 'overige zone - parkeergarage 1' en 'overige zone - parkeergarage 2'. De parkeergarage wordt grotendeels verdiept ondergronds aangelegd tot minimaal 50 cm onder maaiveld, maar deels zal de bovenzijde van de parkeergarage boven maaiveld uitkomen. Hiervoor is een maximum hoogte opgenomen. De maximale hoogte van de parkeergarage ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - verhoogde parkeergarage 1' is 2 meter. De maximale hoogte van de parkeergarage ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - verhoogde parkeergarage 2' is 1 meter. De hoogte wordt gemeten vanaf het peil tot aan het hoogste punt van het bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen zoals schoorstenen, antennes en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen, zie artikel 2.1.
Gebouw met bergingen (artikel 6.2.4)
Een gebouw met bergingen mag worden gebouwd op de plekken die op de verbeelding zijn aangeduid als 'specifieke vorm van groen - gebouw met bergingen'. Het betreft hier telkens een gebouw met bergingen dat onder en aan het appertementengebouw ligt. De maximale hoogte van het gebouw is op de verbeelding met een maatvoeringsaanduiding aangegeven.
Functie omschrijving (artikel 7.1)
Tuinen bij grondgebonden woningen en voorzijdes van de appartementengebouwen zijn bestemd als 'Tuin'. Tevens is een parkeergarage toegestaan op de locaties waar de aanduiding 'overige zone - parkeergarage 1' en 'overige zone - parkeergarage 2' op de verbeelding ligt. Ondergeschikt aan het hoofdgebruik zijn bergingen toegestaan op de plaats van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - gebouw met bergingen', erfafscheidingen, privacyschermen, parkeren op de plaats van de aanduiding 'overige zone - parkeergarage 1' en 'overige zone - parkeergarage 2' en overige voorzieningen voor de bestemming. Parkeren is daarmee binnen Tuin niet toegelaten. Parkeren vindt plaats in de parkeergarage.
Bouwregels
Gebouwen en overige bouwwerken (artikel 7.2.2 en 7.2.6)
In de bestemming 'Tuin' zijn bouwwerken niet toegestaan, met uitzondering van een parkeergarage, bergingen, erfafscheidingen en een privacyscherm.
Bepaalde gronden zijn uitgezonderd van 'erf'. In artikel 7.1 is daarover opgenomen dat de gronden die vallen onder bestemming Tuin, niet worden beschouwd als erf als bedoeld in artikel 1 van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht, zoals dat artikel luidt op het moment van de datum van inwerkingtreding van dit plan. Dat betekent dat er geen vergunningvrije bouwwerken geplaatst kunnen worden. De binnenhoven krijgen namelijk een semi-openbaar karakter en vormen een gemeenschappelijke tuin voor de omwonenden. Omdat het een gemeenschappelijke tuin is, is het niet wenselijk als daar allerlei erfbebouwing wordt gerealiseerd. Om die reden is deze bepaling opgenomen. De binnentuinen zijn intern bereikbaar via de trappenhuizen en de appartementen op de bel-etage (de etage boven de parkeergarage of de bergingen). In enkele gevallen ook via een achterom. De binnentuinen krijgen een groen karakter. De woningen op de eerste verdieping hebben een privé-buitenruimte die door een groene buffer is afgescheiden van het gemeenschappelijke deel van de binnentuin.
De groene buffer zorgt hier voor een informele lage erfafscheiding, waardoor de totale maat van de binnentuin tot de gevels als buitenruimte ervaren wordt. De bewoners behouden zo een direct zicht op de gezamenlijke tuin, waardoor de sociale veiligheid in de gemeenschappelijke tuin blijft gewaarborgd. Tussen de privé buitenruimtes onderling kan tot 1 meter uit de rooilijn van de gevel een privacyscherm worden geplaatst. Hierdoor wordt de inkijk in de woning minder en blijft de binnentuin als geheel intact.
Parkeergarage (artikel 7.2.3)
Een parkeergarage wordt gebouwd op de plek die op de verbeelding is aangeduid als 'overige zone - parkeergarage 1' en 'overige zone - parkeergarage 2'. De parkeergarage wordt grotendeels verdiept ondergronds aangelegd tot minimaal 50 cm onder maaiveld, maar deels zal de bovenzijde van de parkeergarage boven maaiveld uitkomen. Hiervoor is een maximum hoogte opgenomen. De maximale hoogte van de parkeergarage ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - verhoogde parkeergarage 1' is 2 meter. De maximale hoogte van de parkeergarage ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - verhoogde parkeergarage 2' is 1 meter. De hoogte wordt gemeten vanaf het peil tot aan het hoogste punt van het bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen zoals schoorstenen, antennes en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen, zie artikel 2.1.
Erfafscheidingen en privacyschermen (artikel 7.2.4 en 7.2.5)
Ten aanzien van erfafscheidingen en privacyschermen gelden bouwregels ten aanzien van de toegestane hoogte en situering.
Verharding (artikel 7.3.2)
Er is een aanduiding opgenomen, namelijk 'specifieke vorm van tuin - maximale verharding', waar maximaal 50% van het perceel verhard mag worden. Dit is opgenomen om te voorkomen dat tuinen volledig verhard worden en zo te veel water afstroomt naar de hemelwaterafvoer. Op deze manier kan het water langer in het gebied worden vastgehouden.
Functieomschrijving (artikel 8.1)
De wegen en paden in het plangebied zijn bestemd als 'Verkeer'. In de bestemming 'Verkeer' zijn verkeersvoorzieningen, reclameobjecten, voorzieningen voor het openbaar vervoer en kunstobjecten toegestaan.
Bouwregels
Gebouwen (artikel 8.2.2)
De regeling voor gebouwen sluit aan op de mogelijkheden van het vergunningsvrije bouwen van nutsvoorzieningen (artikel 2, lid 18, van Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht). De bouwregels van het plan maken niet meer mogelijk dan al is toegestaan op grond van het vergunningsvrije bouwen, namelijk een gebouw van 15 m2.
Bouwwerken die geen gebouw zijn (artikel 8.2.4)
Voor kunstobjecten en overige bouwwerken gelden bouwregels ten aanzien van de toegestane bouwhoogte.
Functieomschrijving (artikel 9.1)
De verblijfsgebieden in het plangebied zijn bestemd als 'Verkeer - Verblijfsgebied'. In de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' zijn verblijfsgebieden toegestaan. Hier is niet het verkeer en het verplaatsen de hoofdfunctie, maar het verblijven. Ondergeschikt aan het hoofdgebruik zijn toegestaan ontsluitingswegen voor calamiteitenverkeer (brandweer, ambulance, politie), een inrit voor een parkeergarage en kunstobjecten. een poort of slagboom bij de in- en uitrit van een parkeergarage
Bouwregels
Gebouwen (artikel 9.2.2)
De regeling voor gebouwen sluit aan op de mogelijkheden van het vergunningsvrije bouwen van nutsvoorzieningen (artikel 2, lid 18, van Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht). De bouwregels van het plan maken niet meer mogelijk dan al is toegestaan op grond van het vergunningsvrije bouwen, namelijk een gebouw van 15 m2.
Bouwwerken die geen gebouw zijn (artikel 9.2.3)
Voor kunstobjecten en overige bouwwerken gelden bouwregels ten aanzien van de toegestane bouwhoogte.
Functie omschrijving (artikel 10.1)
Een deel van de Zaan ligt in het plangebied en is bestemd als 'Water'. In de bestemming 'Water' zijn beroeps- en recreatievaart, water en waterhuishoudkundige voorzieningen toegestaan. Ondergeschikt aan het hoofdgebruik zijn kaden, oeverstroken, scheepsvaartverkeerstekens, nautische verkeersvoorzieningen, kunstobjecten, steigers en werken voor waterrecreatie en beroepsmatig varen toegestaan. Steigers zijn alleen toegestaan op de plaats van de aanduiding 'steiger' op de verbeelding.
Bouwregels
Gebouwen (artikel 10.2.2)
In de bestemming 'Water' zijn gebouwen niet toegestaan.
Kunstobjecten, steigers, scheepvaartverkeerstekens en andere nautische verkeersvoorzieningen en
overige bouwwerken die geen gebouw zijn (artikel 10.2.3, 10.2.4, 10.2.5 en 10.2.6)
Ten aanzien van kunstobjecten, steigers, scheepvaartverkeerstekens en andere nautische verkeersvoorzieningen en overige bouwwerken die geen gebouw zijn, gelden bouwregels ten aanzien van de toegestane hoogte en situering. Voor het bouwen van een steiger geldt dat de minimale open waterbreedte 8 m of meer moet zijn. Steigers vallen buiten deze open waterbreedte. De Zaan is ongeveer 100 m breed, waardoor deze minimale waterbreedte gehaald wordt.
Voor het bouwen van een grotere steiger dan 8 bij 5.5 m is een binnenplanse afwijkingsbevoegdheid opgenomen (artikel 10.3).
Specifieke gebruiksregels
In de specifieke gebruiksregels is bepaald dat het aan- en afmeren en/of afgemeerd houden van woonschepen niet is toegestaan.
Functie omschrijving (artikel 11.1)
De bestemming 'Wonen' biedt ruimte voor wonen in grondgebonden woningen en appartementengebouwen. Binnen de bestemming 'Wonen' is, zoals de naam doet vermoeden, wonen het hoofdgebruik. Ondergeschikt aan het hoofdgebruik zijn kunstobjecten, speelvoorzieningen, een parkeergarage, opslag in het gebouw van vervoersmiddelen voor langzaam verkeer, erven en tuinen toegestaan. Een parkeergarage is slechts toegestaan op de plaats van de aanduiding 'overige zone - parkeergarage 1' en 'overige zone - parkeergarage 2'. Binnen de bestemming zijn mogelijkheden opgenomen voor particuliere vakantiehuur en Bed & Breakfast.
Wonen algemeen
Wonen is gedefinieerd als 'Gehuisvest zijn en duurzaam verblijven in een woning'. Een woning is gedefinieerd als 'Een complex van ruimten bedoeld voor de huisvesting van één huishouden, niet zijnde kamerverhuur'. Eén huishouden is gedefinieerd als: 'Een persoon of groep personen, die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voer(t)(en) of wil(len) voeren. Hierbij moet sprake zijn van onderlinge, met een gezinsverband vergelijkbare, verbondenheid en continuïteit in de samenstelling."
Bij de vraag of een verblijfsvorm past binnen het hoofdgebruik wonen zijn dus een aantal aspecten van belang: duurzaam en langdurig verblijven, gehuisvest zijn en het houden van één huishouden. Ter verduidelijking zijn een aantal verblijfsvormen getoetst aan deze aspecten.
Bouwregels
Er gelden algemene bouwregels, bedoeld in artikel 15, naast de specifieke bouwregels, bedoeld in artikel 11.2.
Hoofdgebouwen (artikel 11.2.2)
Hoofdgebouwen worden gebouwd in het bouwvlak. Het bouwvlak is aangegeven op de verbeelding. De toegestane goot- en bouwhoogte is met maatvoeringsaanduidingen aangegeven op de verbeelding. Voor een set back geldt dat deze maximaal 4 meter diep mag zijn.
Uitbreiding van een hoofdgebouw binnen het bouwvlak (artikel 11.2.3 sub a)
Elke uitbreiding van een hoofdgebouw is een bijbehorend bouwwerk, ook wanneer de uitbreiding qua bouwvolume niet te onderscheiden is van het hoofdgebouw. Vergeleken met het (achter)erf is het in het bouwvlak toegestaan om grote bouwvolumes te bouwen. Daarom bevatten de regels een uitzondering voor de uitbreiding van een hoofdgebouw in het bouwvlak. Wanneer een hoofdgebouw wordt uitgebreid in het bouwvlak, dan gelden voor die uitbreiding de regels voor het bouwen van een hoofdgebouw in plaats van de regels voor het bouwen van een bijbehorend bouwwerk.
Bijbehorende bouwwerken in de bestemming Wonen (artikel 11.2.3
,
11.2.4 en 11.2.5)
De regels voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken of uitbreiding daarvan in het achtererfgebied zijn gelijk aan de regels uit de Nota Woonbebouwing Zaanstad 2020 van de gemeente. Deze Nota is niet van toepassing op appartementencomplexen. Er is zoveel mogelijk aangesloten op de Nota Woonbebouwing, en daar waar dit vanuit het het stedenbouwkundig ontwerp nodig was, zijn de regels meer toegespitst op de ontwikkeling van het plangebied met appartementencomplexen. Regels uit de Nota Woonbebouwing Zaanstad 2020 Woonbebouwing die niet van toepassing zijn op de woonbebouwing in het plangebied zijn niet opgenomen. Dit is een uitzondering voor woningen in de vorm van een stolptypologie.
De regels voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken of uitbreiding daarvan in het achtererfgebied voor de zone binnen 4 meter van het hoofdgebouw en daarbuiten verschillen van elkaar doordat er in functie verschillende mogelijkheden zijn.
Binnen de 4 meter grens vanaf het hoofdgebouw is in het achtererfgebied vergunningsvrij een bijbehorend bouwwerk enkel plat afgedekt mogelijk. De gemeente Zaanstad ziet ruimte om hier extra mogelijkheden te bieden ten gunste van de woonkwaliteit zonder dat deze de herkenbaarheid van hoofdgebouw en bijbehorend bouwwerk aantasten. Deze extra ruimte wordt vanaf 3 meter achter de voorgevelrooilijn geboden. Deze 3 meter is vergelijkbaar met de hoogte van een verdieping en waarborgt voldoende onderscheid in hoofd- en bijgebouw, zodat het hoofdvolume als zodanig herkenbaar blijft. Door deze 3 meter is het mogelijk meer te bouwen, zonder dat dit een grote ruimtelijke impact heeft op de openbaar toegankelijke ruimte.
Dit betekent dat tussen 1 meter en 3 meter achter de voorgevelrooilijn (de lijn waarop doorgaans de voorgevel van de woning is geplaatst) enkel de mogelijkheden gelden die vergunningvrij zijn toegestaan en vanaf 3 meter achter de voorgevelrooilijn ruimere mogelijkheden gelden. De ruimere mogelijkheden gelden ook als er reeds gebruik is gemaakt van de vergunningsvrije mogelijkheden.
Voor bijbehorende bouwwerken in het achtererfgebied buiten de 4 meter geldt dan ook de maatvoering die vergunningsvrij mogelijk is, waarbij de gemeente toestaat de ruimte binnen 1 meter vanaf openbaar gebied te bebouwen, mits wordt voldaan aan de overige eisen van de maatvoering.
Dakkapellen, erfafscheidingen, kunstobjecten, speelvoorzieningen en overige bouwwerken die geen
gebouw zijn (artikel 11.2.6, 11.2.7, 11.2.8
, 11.2.9 en 11.2.12)
Ten aanzien van dakkapellen, erfafscheidingen, kunstobjecten, speelvoorzieningen en overige bouwwerken die geen gebouw zijn, gelden bouwregels ten aanzien van de toegestane hoogte en situering.
De regels sluiten grotendeels aan bij de Nota Woonbebouwing Zaanstad 2020. Voor een dakkapel in een voordakvlak of zijdakvlak is niet aangesloten op artikel 8 onder a en b van de Nota Woonbebouwing Zaanstad 2020. Hierin is bepaald dat een dakkapel gemeten vanaf de voet van een dakkapel niet hoger is dan 1,75 meter. Ook is geregeld dat de onderzijde van een dakkapel meer dan 0,5 meter en minder dan 1 meter boven de dakvoet uitkomt. Deze regels zijn niet opgenomen, omdat bij verhoogde borstweringen dan geen dakkapellen mogelijk zouden zijn. De eisen voor dakkappellen in een voordakvlak of zijdakvlak zijn tevens van toepassing bij het bouwen van dakkapellen in het achterdakvlak als die niet vergunningvrij worden gebouwd op grond van artikel 2, vierde lid van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht.
Dakterrassen (artikel 11.2.10)
Een dakterras is altijd een ondergeschikt element van de voorgevel. Daarom is deze altijd terugliggend van de voorgevel, tenzij de gevel als gesloten borstwering (een opgetrokken gevel) wordt ingezet.
Een dakterrasafscheiding is in de zijgevel minder storend. Vaak valt een dakterras aan de zijde van de zijgevel ook meer weg in het geheel van het volume.
Richting openbaar toegankelijk gebied vormen dakterrassen nauwelijks een reeks, doordat deze relatief klein zijn en niet zo zichtbaar zijn. Het belang van een reeksvorming van dakterrassen bij een naast elkaar gelegen zijgevel en voorgevel is in deze daardoor van gering belang.
Dakterrassen zijn alleen toegestaan op een dakvlak dat naast een hoger dakvlak ligt. Dakterrassen dienen vanuit een naastgelegen volume toegankelijk te zijn en de aanvrager van de omgevingsvergunning dient het dak in eigendom te hebben (zie Nota Woonbebouwing). De diepte van een dakterras is maximaal 4 meter.
Er zijn twee regels opgenomen ten aanzien van terrassen die afwijken van de Nota Woonbebouwing Zaanstad 2020 omdat het stedenbouwkundig ontwerp dit nodig maakt. Het gaat hierbij om de regel dat er op het dakterras bouwwerken ter voorkoming van wind- en geluidshinder zijn toegestaan als het dakterras de enige buitenruimte van de woning betreft en de regel dat de voorgevel van het hoofdgebouw mag worden doorgetrokken tot 1 m hoogte vanaf het dakvlak.
Parkeergarage (artikel 11.2.11)
Een parkeergarage wordt gebouwd op de plek die op de verbeelding is aangeduid als 'overige zone - parkeergarage 1' en 'overige zone - parkeergarage 2'. De parkeergarage wordt grotendeels verdiept ondergronds aangelegd tot minimaal 50 cm onder maaiveld, maar deels zal de bovenzijde van de parkeergarage boven maaiveld uitkomen. Hiervoor is een maximum hoogte opgenomen. De maximale hoogte van de parkeergarage ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - verhoogde parkeergarage 1' is 2 meter. De maximale hoogte van de parkeergarage ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - verhoogde parkeergarage 2' is 1 meter. De hoogte wordt gemeten vanaf het peil tot aan het hoogste punt van het bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen zoals schoorstenen, antennes en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen, zie artikel 2.1.
Voorwaardelijke verplichting geluid (artikel 11.2.13)
Er is een voorwaardelijke verplichting opgenomen ten aanzien van geluid ter plaatse van geluidgevoelige objecten. De resultaten van akoestisch onderzoek zijn hierbij leidend. Er zijn voorwaarden opgenomen voor het treffen van bepaalde maatregelen, zoals realisatie van een dove gevel. Voor de genoemde maatregelen geldt dat deze in stand moeten worden gehouden zolang het gebouw in gebruik is als geluidgevoelig object. Een geluidluw te openen deel is een ventilatievoorziening die voldoet aan de ventilatievereisten van het Bouwbesluit. Deze laat in geopende toestand niet meer dan de voorkeursgrenswaarde aan geluid door. Hiermee wordt het maximaal toelaatbaar binnenniveau met een etmaalwaarde van maximaal 35 dB(A) (LAr,LT) en 55 dB(A) (LAmax) voor (industrielawaai en bedrijfslawaai) en 33 dB etmaalwaarde voor (weg- en railverkeerslawaai) gewaarborgd.
Specifieke gebruiksregels
De bestemming voegt regels toe om functies in goede banen te leiden. Deze regels zijn in de specifieke gebruiksregels opgenomen en zijn onderstaand toegelicht.
Algemeen (artikel 11.3.1)
Gronden en bouwwerken mogen alleen worden gebruikt voor de functies zoals die in de bestemmingsomschrijving in artikel 11.1 en artikel 11.3.2 tot en met 11.3.4 zijn opgenomen. Verder gelden de algemene gebruiksregels, bedoeld in artikel 16.
Huisgebonden beroep of bedrijf (artikel 11.3.2)
De voorwaarden aan het uitoefenen van een huisgebonden beroep of bedrijf aan huis waarborgen dat het woonklimaat in en buiten de woning behouden blijft. Verder is het belangrijk dat er geen trilling, geur of geluid wordt veroorzaakt die buiten de woning waarneembaar is. De hoogte van het geluid of de geur of de intensiteit van de trilling is niet van belang: als trilling, geluid of geur waarneembaar is buiten de woning dan wordt de norm overschreden. Het huisgebonden beroep of bedrijf moet namelijk inpasbaar zijn binnen een woongebied.
Particuliere vakantieverhuur en Bed & Breakfast (artikel 11.3.3 en 11.3.4)
Ook is toeristische verhuur (particuliere vakantieverhuur en Bed & Breakfast) toegestaan. Binnen de gemeente Zaanstad mogen maximaal vier personen gebruik maken van toeristische verhuur. Er is hiervoor gekozen omdat het bij toeristische verhuur van woonruimte om kleinschalig verhuur van woonruimte gaat. Daarnaast is de woonfunctie bij toeristische verhuur overheersend en mag toeristische verhuur niet leiden tot extra druk op de leefomgeving. Bij toeristisch verhuur aan meer dan vier personen wordt er ingeboet aan kleinschaligheid en gaat de accommodatie te veel op een pension of hotel lijken. Indien toeristische verhuur op een pension of een hotel gaat lijken, dan is er sprake van oneerlijke concurrentie ten opzichte van bijvoorbeeld hotels. Toeristische verhuur is alleen toegestaan in bijbehorende bouwwerken voor zover het geen vrijstaande bijbehorende bouwwerken zijn.
Dubbelbestemming Waarde - Archeologie (artikel 12)
Een gebied van archeologische waarde is een gebied waarvan vermoed wordt dat er archeologische vindplaatsen in de bodem liggen. Dit vermoeden is gebaseerd op vondsten die op het terrein gedaan zijn, op gegevens van oude kaarten of uit oude geschriften. Ook kan de bodemsoort, of de hoogte of de vorm van een terrein een aanwijzing zijn dat daar vroeger mensen hebben gewoond.
De gronden met een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' zijn primair bestemd voor het behoud en de bescherming van de (potentiële) archeologische waarden van de gronden. Ook zijn ze mede bestemd voor de andere daar voorkomende bestemming. Bebouwing is pas toegestaan nadat een rapport is gemaakt waaruit blijkt dat de archeologische waarden van de gronden die kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld en in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd. Dit is niet nodig voor bouwwerken met een oppervlakte kleiner dan 50 m2 of die niet dieper gaan dan 50 centimeter.
Voor de in het plangebied aanwezige regionale waterkering is een dubbelbestemming opgenomen ter bescherming van de belangen van de waterkering. In de zone Waterstaat - Waterkering staan de gebouwen aan de Oostzijde. Er mogen binnen de dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering alleen gebouwen worden gebouwd voor de enkelbestemmingen die ook gelden, zoals Wonen of Gemengd - 1. Om te beoordelen of de waterkerende functie van de gronden niet wordt geschaad, dient daarvoor eerst advies te worden ingewonnen bij de beheerder van de waterkering (zie artikel 13.2.4).
Algemene regel -
Anti-dubbeltelregel
(artikel
14
)
In het Besluit ruimtelijke ordening is bepaald dat bestemmingsplannen een anti-dubbeltelregel moeten bevatten. In Artikel 14 is deze bepaling opgenomen. Doel van deze regel is te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog een keer meetelt bij het toestaan van een ander gebouw, waaraan een soortgelijke eis kan worden gesteld.
Algemene bouwregel - Sociale huurwoningen (artikel 15.1)
Voor het totaal aantal nieuwe woningen in het plangebied van het bestemmingsplan 'Hofwijk Noord fase 1' is bepaald dat 20% dient te worden gebouwd als sociale huurwoning.
Algemene bouwregel - Parkeren (artikel
15.2
)
Het systeem dat hierbij gehanteerd wordt is dat van de dynamische verwijzing. In de regels wordt verwezen naar de inhoudelijke parkeernormen zoals die geformuleerd zijn in de Nota Ruimte voor Parkeren 2016 of zoals deze nadien worden gewijzigd. Dat betekent dat indien de Parkeernota na de vaststelling van het bestemmingsplan wordt gewijzigd, de daarin opgenomen nieuwe normen moeten worden toegepast.
De tekst van de dynamische bepaling is afgestemd op de voorbeeldtekst van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (uitspraak van 9 september 2015). Er mogen niet minder, maar ook niet meer parkeerplaatsen worden gerealiseerd dan is opgenomen in de normen van de parkeernota voor het minimale aantal benodigde parkeerplaatsen.
Algemene bouwregel - Gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen of
waterhuishoudkundige voorzieningen (artikel 15.3)
Nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen zijn op grond van de algemene gebruiksregels binnen vrijwel alle bestemmingen toegestaan, mits de voorziening ondergeschikt is aan het hoofdgebruik. Om die reden is het ook wenselijk om gebouwen voor die voorzieningen toe te staan. Denk hierbij aan een trafohuisje of een gemaal. Vergunningsvrij zijn deze gebouwen al toegestaan tot een bouwhoogte van 3 meter, maar het komt voor dat trafohuisjes tussen de 3 en 4 meter hoog zijn. In die gevallen is het onwenselijk om voor elk trafohuisje dat hoger is dan 3 meter, maar kleiner is dan 4 meter, af te wijken van het bestemmingsplan.
Volledigheidshalve benoemen wij dat er nog andere regels gelden voor het plaatsen van gebouwen voor nutsvoorzieningen. Zo moet er voor het plaatsen van een trafohuisje ook een vergunning worden aangevraagd op grond van de Algemene verordening infrastructuur Zaanstad (AVOI).
Algemene bouwregel - Erkers, luifels en balkons (artikel 15.4)
Ten aanzien van een erkers, luifels en balkons zijn specifieke bouwregels opgenomen ten aanzien van de toegestane situering. Deze regels zijn opgenomen conform de Nota Woonbebouwing Zaanstad 2020.
In afwijking van de Nota Woonbebouwing Zaanstad 2020 is het niet toegestaan op de begane grond erkers te plaatsen (artikel 16.4 onder c). In de plint is voorzien dat daar geen woonfuncties zullen worden gerealiseerd, maar zal worden gebruikt voor gemengde functies.
Algemene gebruiksregels - uitgesloten gebruik (artikel
16.1
)
Een aantal gebruiksvormen zijn binnen het hele bestemmingsplan uitgesloten. Zo is het onwenselijk om een woning te splitsen tot meerdere woningen, omdat daardoor het woonkarakter van een gebied ingrijpend kan veranderen. Aspecten zoals een toename van de parkeerdruk, verandering van de sociale dynamiek of een te grote belasting van het openbaar gebied spelen hierbij een rol. Het verbod heeft betrekking op woningsplitsing en kamergewijze verhuur. In de algemene afwijkingsregels is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen voor situaties waarin het wel aanvaardbaar wordt geacht.
Aangesloten is bij de 'Paraplubeheersverordening woningsplitsing, kamerverhuur en toeristische verhuur', waardoor het niet toegestaan is een woning te splitsen. Huisvesting voor mantelzorg is wel toegestaan. Tevens is geen vergunning nodig voor het gebruiken van een bestaand bouwwerk indien dit huisvesting in verband met mantelzorg betreft. Het is ook niet de bedoeling om woningen te 'verkameren' om kamerverhuur mogelijk te maken. Het is namelijk niet toegestaan een zelfstandige woning in meer dan twee onzelfstandige woonruimten om te zetten.
Seksbedrijven zijn in de algemene gebruiksregels uitgesloten. De invloed van een seksbedrijf op de leefomgeving kan groot zijn, waardoor deze functie niet standaard toegestaan kan worden op elke locatie waar bedrijven of horeca zijn toegestaan.
Ook zijn enkele vormen van een bedrijf uitgesloten, zogeheten 'Bevi-inrichtingen' en 'geluidzoneringsplichtige inrichtingen'. Dit zijn inrichtingen waarvoor op basis van de milieuregelgeving zwaardere eisen gelden ten opzichte van de omliggende functies. Voor deze inrichtingen moet per gebied worden afgewogen of het ruimtelijk gezien wenselijk is de inrichtingen toe te staan.
Algemene gebruiksregels - toegestaan ondergeschikt gebruik (artikel
16.2
)
Een aantal functies zijn wenselijk binnen vrijwel alle bestemmingen, mits dit gebruik ondergeschikt blijft aan het hoofdgebruik. Denk aan nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen. Het hoofdgebruik is geregeld in de bestemmingen. De ondergeschiktheid van gebruik is in grote mate afhankelijk van de schaal en omvang van het hoofdgebruik. Dit is niet te begrenzen met een maximaal oppervlakte, maar moet gerelateerd worden aan de omvang van het hoofdgebruik. Daarbij mag een ondergeschikt gebruik nooit een omvang krijgen die het hoofdgebruik onmogelijk maakt.
Algemene afwijkingen (artikel
17.1
)
De algemene afwijkingsregels bevatten een aantal mogelijkheden om het doelmatig grondgebruik te bevorderen. Zo is het mogelijk om van de bestemmingsgrenzen, bouwvlakken en aanduidingen af te wijken als dat in de feitelijke situatie logischer is. Dit kan toegepast worden wanneer bijvoorbeeld blijkt dat de bestemmingsgrens op de verbeelding niet overeenkomt met de werkelijke situatie, terwijl er geen aanleiding is aan te nemen dat dit opzettelijk is gebeurd. Daarnaast kan van de maximale bouwhoogten worden afgeweken met maximaal 3 meter voor lift- en trappenhuizen, centrale verwarmingsinstallaties en daarmee vergelijkbare werken. Ook is het mogelijk om af te wijken voor het bouwen van gebouwen voor nutsvoorzieningen, elektriciteitsvoorzieningen met een maximale bouwhoogte van 5 m en een maximaal bruto vloeroppervlak van 30 m2. Er kan verder worden afgeweken van de regels voor het bouwen van bouwwerken voor vlucht- en/of noodtrappen. Tot slot is er een afwijkingsbevoegdheid opgenomen voor het afwijken van de maten, afmetingen en percentages in de planregels met maximaal 10%.
Afwijking ten behoeve van wegen (artikel 17.2)
Dit artikel bevat een algemene afwijkingsbevoegdheid om toe te staan dat wegen of de aansluiting van wegen in geringe mate buiten de bestemmingsgrens of aanduiding worden gerealiseerd.
Afwijking verbod op woningsplitsing (artikel 17.3)
De algemene verbodsbepalingen van het bestemmingsplan bevatten een verbod op woningsplitsing. Met deze afwijkingsmogelijkheid kan woningsplitsing alsnog worden toegestaan, maar alleen voor woningen die van een grotere omvang zijn en wanneer de woningen die overblijven een minimaal aantal m2 aan woonruimte overhouden.
Afwijking verbod op kamergewijze verhuur (artikel 17.4)
De algemene verbodsbepalingen van het bestemmingsplan bevatten een verbod op kamergewijze verhuur. Met deze afwijkingsbevoegdheid kan het omzetten van een zelfstandige woning naar meer dan twee onzelfstandige woonruimten in dezelfde woning worden toegestaan.
Afwijking duurzame energievoorzieningen (artikel 17.5)
Met een afwijking wordt het bouwen van duurzame energievoorzieningen mogelijk gemaakt op de daken. De maximale bouwhoogte mag met maximaal 2 m worden overschreden. Voorwaarde is dat de ruimtelijke kwaliteit en het stedenbouwkundig beeld zijn gewaarborgd.
Overgangsregels (artikel
18
)
De overgangsregels hebben ten doel een rechtstoestand te creëren voor situaties die afwijken van de in het plan opgenomen bepalingen. In principe mogen deze situaties worden gehandhaafd. Indien het gaat om afwijkingen van de bebouwingsregels mag het bouwwerk zelfs worden verbouwd. Alleen als ze door een calamiteit verloren gaan, mogen ze geheel worden herbouwd.
Slotregel (artikel
19
)
De slotregel bepaalt hoe de regels van dit bestemmingsplan genoemd moeten worden.
De NOVI bevat de hoofdzaken van het beleid voor de fysieke leefomgeving. Uit de Omgevingswet volgt dat al het strategische beleid uit de bestaande beleidsdocumenten, met en zonder wettelijke grondslag, én het nieuwe strategische beleid op het beleidsterrein van de fysieke leefomgeving worden opgenomen in de NOVI. Het gaat om het strategisch beleid, omdat de NOVI een visie is en de hoofdzaken bevat van het beleid voor de fysieke leefomgeving (artikel 3.2 Omgevingswet).
De NOVI geeft richting en helpt om keuzes te maken; te kiezen voor slimme combinaties van functies; uit te gaan van de specifieke kenmerken en kwaliteiten van gebieden. En er nu mee aan de slag te gaan en beslissingen niet uit te stellen of door te schuiven. Dit gebeurt in nauwe samenwerking met het Rijk, provincies, gemeenten, maatschappelijke organisaties, bedrijven en inwoners van ons land.
Zo bouwen we als één overheid aan een mooier en duurzamer Nederland.
Beoordeling
Het bestemmingsplan past binnen de beleidsdoelstellingen van de NOVI.
Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) bevat een uitwerking van bepalingen uit de Wet ruimtelijke ordening (Wro) met eisen waaraan een bestemmingsplan moet voldoen. In het Bro is onder andere in artikel 3.1.6 lid 2 Bro de ladder voor duurzame verstedelijking verankerd. Deze ladder is gericht op vraaggericht programmeren en het zorgvuldig benutten van ruimte. De ladder bevat drie treden waarmee ruimtelijke besluiten moeten worden gemotiveerd.
De ladder voor duurzame verstedelijking houdt het volgende in:
Indien sprake is van een voorgenomen stedelijke ontwikkeling, dan dient het bieden van ruimte met drie opeenvolgende Treden te worden gemotiveerd. Er is sprake van een stedelijke ontwikkeling als er minimaal twaalf woningen worden gerealiseerd. Het project Hofwijk Noord fase 1 betreft ca. 700 woningen. Hieronder wordt ingegaan op de drie treden die doorlopen moeten worden om te bepalen of er sprake is van duurzame verstedelijking. Trede 1: allereerst dient beschreven te worden dat er een actuele regionale behoefte bestaat aan de voorgenomen nieuwe stedelijke ontwikkeling. Immers, als er geen behoefte bestaat aan de nieuwe stedelijke ontwikkeling, dan is het niet zinvol daar schaarse ruimte aan op te offeren. In de Woonvisie Zaanstad 2019-2022 is het volgende opgenomen: het woningtekort in Zaanstad (5%) is opgelopen tot één van de hoogste in de regio. Zaanstad heeft na Amsterdam het hoogste woningtekort in de MRA (bron: monitor woningbouw provincie Noord-Holland). De gemeentelijke ambitie is om de bouwproductie te verhogen van 600 woningen naar 1.000 woningen per jaar. Trede 2: indien sprake is van een actuele regionale behoefte aan de voorgenomen nieuwe stedelijke ontwikkeling, dan dient beschreven te worden in hoeverre in die behoefte kan worden voorzien in bestaand stedelijke gebied door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins. Voorkomen moet worden dat nodeloos buiten het bestaande stedelijk gebied wordt gebouwd, als er binnenstedelijk nog ruimte is. De locatie van het project Hofwijk Noord fase 1 ligt in het transformatiegebied van Hofwijk / Boerenjonkerbuurt, zoals vastgelegd in het Perspectief Kogerveldwijk 2040 dat voor MaakZaanstad is opgesteld (raadsbesluit 2019/ 9085). Trede 3: indien uit de beschrijving van Trede 2 blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet kan plaatsvinden binnen bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio, dan dient te beschreven worden in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld. De ontwikkeling vindt plaats in bestaand stedelijk gebied. |
Beoordeling
Onderhavige ontwikkeling past binnen de Ladder voor duurzame verstedelijking.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
De juridische borging van de nationale belangen vindt plaats in het Barro. In het Barro zijn onder andere de regelingen met betrekking tot het Natuurnetwerk Nederland (voorheen de Ecologische Hoofdstructuur (EHS)), Rijksbufferzones, Nationale Landschappen, de Waddenzee en militaire terreinen opgenomen. Een aantal regelingen is ‘getrapt’ vastgelegd. Provincies en gemeenten zijn verplicht het beleid nader uit te werken, wanneer de regeling getrapt is. Wanneer een van deze regelingen geldt voor het plangebied, moeten deze in het bestemmingsplan verplicht worden uitgewerkt.
Beoordeling
Het Barro bevat geen verplichtingen specifiek voor dit plangebied. De voorgenomen ontwikkeling is niet in strijd met de voorschriften uit het Barro.
De Chw beoogt ruimtelijke en infrastructurele projecten versneld te ontwikkelen in verband met de economische crisis. In het besluit uitvoering Crisis- en herstelwet zijn projecten aangewezen als experiment. Voor dergelijke projecten mag worden afgeweken van bepaalde wetten op onder andere het gebied van ruimtelijke ordening en milieu.
Op grond van artikel 2.4 lid 1 Crisis- en herstelwet (Chw) kan bij AMvB bij wijze van experiment worden afgeweken van een aantal planologische en milieuregels. In de AMvB moet onder meer worden bepaald welke afwijkingen van de bedoelde wetten zijn toegestaan en wat de ten hoogste toegestane tijdsduur van die afwijkingen is (artikel 2.4 lid 3 Chw).
De bedoelde AMvB is het Besluit uitvoering Chw. In de zevende tranche van dit besluit (Stb. 2014, nr. 168) is in artikel 7c een wettelijke grondslag gegeven voor experimentele bestemmingsplannen. Met deze pilot wordt geëxperimenteerd met de in de toekomstige Omgevingswet beoogde verbreding van het bestemmingplan tot een omgevingsplan. Zolang de Omgevingswet nog niet is vastgesteld en in werking is getreden, geldt een experimenteel omgevingsplan als een buitenwettelijk en vormvrij plan.
Voor dit experiment mag door de in het besluit aangewezen gemeenten worden afgeweken van de in artikel 7c aangegeven onderdelen van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening, de Wet geluidhinder, het Besluit geluidhinder, de Wet milieubeheer en het Activiteitenbesluit milieubeheer. Het aantal deelnemende gemeenten is bij de latere tranches van het Besluit uitvoering Chw verder uitgebreid.
Beoordeling
Op grond van artikel 2.2 Chw is in artikel 2, lid 1, onder d, Besluit uitvoering Chw het project Zaanstad Midden aangewezen als ontwikkelingsgebied. Het ontwikkelingsgebied Zaanstad Midden omvat de stadsdelen Wormerveer-Zuid, Oud Zaandijk, Oud Koog, 't Kalf, Zaandam West, Kogerveld en Rosmolenwijk. Onderhavig plangebied valt daar dus ook onder. Uit de onderzoeken is gebleken dat voldaan kan worden aan de milieunormen. Er wordt voor dit plan geen gebruik gemaakt van de Chw-status.
Door de Omgevingswet wordt het wettelijke kader voor burgers, ondernemers en overheden inzichtelijker en ontwikkeling en beheer van de leefomgeving beter beheersbaar. Onderwerpen die in de nieuwe wet worden geregeld verdwijnen uit de bestaande wetgeving, daartoe worden (delen van) bestaande wetten ingetrokken. De nieuwe wet zal daarmee een aanzienlijke inhoudelijke reductie van regels, wetten en regelingen op het terrein van de fysieke leefomgeving betekenen. De nieuwe wet regelt:
De Omgevingswet omvat een aantal integrale instrumenten als de omgevingsvisie, het omgevingsplan en de omgevingsvergunning. Hierin worden soortgelijke sectorale instrumenten geïntegreerd in één instrument. De omgevingsvisie vervangt de (gebiedsdekkende) structuurvisie voor ruimtelijke ordening, het waterplan, het milieubeleidsplan, het verkeers- en vervoerplan en de ruimtelijke aspecten van de natuurvisie uit de voorziene Wet natuurbescherming. Procedures worden al in de eerste fase geüniformeerd. Het omgevingsplan is een gebiedsdekkend plan voor de leefomgeving. Het vervangt onder meer:
Het verschil met het bestemmingsplan is dat in het omgevingsplan meer regels kunnen worden opgenomen dan enkel over de bestemming van grond; ook afspraken over natuur en milieu en bijvoorbeeld erfgoed kunnen erin. Gemeenten kunnen het plan zo 'breed' maken, als zij willen: van 'een goede ruimtelijke ordening' tot 'een goede fysieke leefomgeving'.
Op 1 juli 2015 heeft de Tweede Kamer ingestemd met de Omgevingswet De Eerste Kamer heeft daarna op 22 maart 2016 ook met een ruime meerderheid ingestemd met de wet. Najaar 2016 worden de reacties op de consultatierondes van de Algemene maatregelen van Bestuur (AmvB's) die bij de Omgevingswet horen, beoordeeld en aangepast.
Hierna volgt nog de publicatie in het Staatsblad en wordt er invoeringsregelgeving gemaakt. Naar verwachting treedt de Omgevingswet met de bijbehorende AmvB's in 2022 in werking.
Beoordeling
Het betreft een bestemmingsplan en dus is de Omgevingswet niet van toepassing.
De Omgevingsvisie NH 2050 is vastgesteld op 19 november 2018. De provincie wil balans tussen economische groei en leefbaarheid. Dit betekent dat in heel Noord-Holland een basiskwaliteit van de leefomgeving wordt gegarandeerd. Er zijn randvoorwaarden geformuleerd hoe om te gaan met klimaatverandering. De provincie ontwikkelt zoveel mogelijk natuurinclusief en met behoud van (karakteristieke) landschappen, clustert ruimtelijke economische ontwikkelingen rond infrastructuur en houdt rekening met de ondergrond.
In de visie zijn 5 bewegingen met ontwikkelprincipes beschreven voor de ontwikkeling van de leefomgeving.
De provincie Noord-Holland wil steden optimaal benutten en de landschappen open houden, maar ook ruimte bieden aan de economie en woningbouw. De provincie Noord-Holland streeft daarom naar verdere stedelijke verdichting.
Beoordeling
De voorgenomen ontwikkeling voorziet in stedelijke verdichting en optimalisatie van het gebruik. Een van de uitgangspunten om de leefomgevingskwaliteit te verbeteren is dat nieuwe ruimtelijk-economische ontwikkelingen worden zo veel mogelijk ruimtelijk geclusterd op locaties nabij OV-, weg-, energie- en data-knooppunten. Onderhavige locatie ligt nabij het station en sluit hierdoor bij uitstek aan bij het provinciale beleid. Geconcludeerd wordt dat het bestemmingsplan in overeenstemming is met de Omgevingsvisie NH 2050.
De Omgevingsverordening NH2020 van de provincie Noord-Holland is vastgesteld op 22 oktober 2020. De provincie werkt aan de opvolger van de Omgevingsverordening NH2020; de Omgevingsverordening NH2022. Deze zal tegelijk in werking treden met de Omgevingswet.
In de Omgevingsverordening NH2020 zijn regels samengevoegd op het gebied van natuur, milieu, mobiliteit, erfgoed, ruimte en water. De provincie wil met de omgevingsverordening ontwikkelingen, zoals woningbouw en de energietransitie, mogelijk maken en zet in op het beschermen van mooie en bijzondere gebieden in Noord-Holland. Gezocht wordt naar een evenwichtige balans tussen economische groei en leefbaarheid. De belangrijkste belangrijke ambities voor Noord-Holland, zoals omschreven in de Omgevingsvisie, zijn verankerd in de nieuwe Omgevingsverordening Noord-Holland.
Beoordeling
De voorgenomen ontwikkeling in het plangebied, dat in de bestaande situatie al verstedelijkt is, sluit aan bij wens van de provincie voor verdere stedelijke verdichting. Wel betreft de Oostzijde een regionale waterkering, met bijbehorende beschermingszone die over het plangebied ligt.
De MRA-regio is een bestuurlijk samenwerkingsverband van 32 gemeenten de provincies Noord-Holland en Flevoland en bestaat uit zeven deelregio's. Zaanstad maakt deel uit van de deelregio Zaanstreek-Waterland. Voor de regio is de overkoepelende MRA Agenda 2020-2024 opgesteld met vraagstukken en opdrachten die de MRA-samenwerking de komende periode inhoud geven.
De agenda is gestoeld op twee leidende principes: toekomstbestendige metropool en evenwichtige metropool. Deze zijn vertaald in vier bestuurlijke opdrachten:
Beoordeling
De ontwikkeling van het plangebied betreft een binnenstedelijke verdichting, met veel aandacht voor een aantrekkelijke en hoogwaardige invulling van het openbaar gebied. Het plan is in overeenstemming met de geformuleerde principes.
De visie NZKG, heeft de ambitie om een zo groot mogelijke bijdrage te leveren aan het verbeteren van de internationale concurrentiepositie van de Metropoolregio Amsterdam (MRA) en daarmee ook aan de regionale en nationale economie. De gemeenteraad heeft de visie in 2013 vastgesteld.
Om de belangrijke waarden in het gebied te versterken zijn een aantal opgaven geformuleerd:
Zowel de Amsterdamse haven als het Noordzeekanaalgebied bieden door hun specifieke kenmerken ruimte voor economische groei.
De gebieden rond de Zaan en het IJ bieden vanwege de ligging, de nabijheid van Amsterdam, het unieke karakter van het water in de stedelijke gebieden en de ruimte die langzaam ontstaat door transformatie zeer goede kansen voor het aantrekken van (inter)nationale kennismedewerkers.
De regio wordt gekenmerkt door een rijke verweving van stedelijke gebieden en groen. Het metropolitaan landschap en de stad wisselen elkaar af. In het Noordzeekanaalgebied en in de directe omgeving liggen zeven Natura2000 gebieden. De veenweidegebieden rond Zaanstad en het strand bij IJmuiden en Beverwijk zijn gebieden die beschermde dier- en plantensoorten herbergen en toegankelijk zijn voor recreanten. Met de verdergaande verstedelijking wordt de waarde van en vraag naar gebruiksmogelijkheid van het groen in de MRA belangrijker. Met de (her)ontwikkeling van groengebieden en verbetering van de beleefbaarheid en bereikbaarheid van natuur en/of landbouwgebieden ontstaan aantrekkelijke nieuwe, aanvullende bestemmingen voor recreanten. Ten noorden van het Noordzeekanaal wordt binnen het project 'Tussen IJ en Z' (IJmond - Zaanstad) het agrarisch gebied geschikt gemaakt voor recreatief medegebruik. Kleinschalige landelijk - recreatieve attractiepunten of voorzieningen kunnen samen met bestaande en uit te breiden verbindingen, de recreatieve waarde verhogen en de ontsluiting tussen verschillende recreatieve en Natura2000 gebieden vergroten.
Het NZKG is wat betreft milieuruimte (lucht, water, geluid, externe veiligheid) op sommige plekken een zwaar belaste regio met weinig ruimte. Er is een punt bereikt waarop de spanning tussen het faciliteren enerzijds en de beschikbare milieuruimte anderzijds groot is en tot impasses leidt. De uitdaging is om deze impasses zodanig op te lossen dat tegelijkertijd de gezondheid en de veiligheid van de bewoners en gebruikers van het gebied worden gegarandeerd en nieuwe knelpunten in de toekomst worden voorkomen door bijvoorbeeld gebruik te maken van schone technologieën en het leveren van maatwerk voor ruimtelijk-economische ontwikkelingen en milieuruimte.
Bij eventuele havenontwikkeling moet het provinciale wegennet worden aangepast. Er wordt gewerkt aan snelfietsverbindingen tussen Amsterdam - Zaandam en Haarlem. Dit levert ook een bijdrage aan de recreatieve ontsluiting van Spaarnwoude vanuit het oosten. Daarnaast is ook de fietsverbinding door de IJmond (route Velsen - via de pont - Beverwijk tot in Castricum) van belang.
De zeewaartse bereikbaarheid van de havens wordt voor de toekomst geborgd door fysieke maatregelen, zoals vervanging en vergroting van de grote sluis in IJmuiden en het brengen van de IJgeul op diepte. Het gebruik van de oevers voor stedelijke ontwikkeling mag de vaarfunctie niet beperken.
Het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) van de gemeente Zaanstad is op 2 juli 2020 door de gemeenteraad vastgesteld. Het plan heeft betrekking op de periode 2020-2024. Het bestaat uit een regionaal deel en een gemeente specifiek deel. Het regionale deel is door alle gemeenten in Zaanstreek-Waterland samen met hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier opgesteld. Het gemeente specifiek deel is opgesteld door Zaanstad met een terugblik op de afgelopen vijf jaar en een raming van kosten en heffingen. Het GRP is een planinstrument om mee te kunnen bewegen met veranderingen, zoals verandering in wetgeving, meer extreme neerslag door klimaatverandering, een veranderende verhouding tussen overheid en bewoner en een grotere focus op doelmatig beheer. Het GRP geeft invulling aan de natte zorgplichten van de gemeente Zaanstad. Zaanstad heeft de wettelijke taak om zorg te dragen voor de inzameling, verwerking en het transport van afval-, hemel-, en grondwater. Deze zorg is uitgewerkt in drie afzonderlijke zorgplichten in Bijlage A van het GRP.
In 2009 is de Toekomstrichting Zaans Evenwicht door de gemeenteraad vastgesteld. Hierin presenteert het bestuur zijn visie op een evenwichtige toekomstige ontwikkeling van de stad. Het geeft inzicht in wat te doen om ervoor te zorgen dat Zaanstad in 2040 een stad in evenwicht is. Centraal staat 'uitgaan van eigen kracht' en de 'unieke kenmerken van Zaanstad. Hierdoor blijft Zaanstad herkenbaar en draagt tegelijkertijd bij aan een sterke metrapoolregio (MRA). Die opgaven waar Zaanstad zijn fors, met een aantal fikse onzekerheden voor de toekomst. Hoe gaat de regio de komende decennia om met de groei van de bevolking zonder dat het ten koste gaat van de leefbaarheid van het gebied? Hoe slaagt deze stedelijke regio erin om het idee van de stad als emancipatiemachine overeind te houden. Wat te doen met het bereikbaarheidsvraagstuk? Hoe zorgen we ervoor dat de hardnekkige segregatie tussen sociaaleconomische klassen niet toeneemt en liever nog, wordt doorbroken. En hoe bereiden we ons voor op de opgaven die voortkomen vanuit de verandering van het klimaat, de schaarste aan grondstoffen? We gaan uit van onze eigen kracht: we verbinden het verleden met het heden en de toekomst. Zaanstad investeert in mensen, in leefkwaliteit en in duurzaamheid door de kernkwaliteiten te benutten. Die laten zich omschrijven als:
Zaanstad investeert in de leefkwaliteit door:
Het investeren in onderwijs en arbeidsmarkt door:
Zaans Evenwicht is richtinggevend voor de ruimtelijke, economische en de sociale structuurvisie en zorgt op een hoger abstractieniveau voor samenhang. In de structuurvisies worden de ambities vertaald in strategische agenda's en uitvoeringsprogramma's.
Op 7 juni 2012 is de Ruimtelijke structuurvisie Zichtbaar Zaans door de gemeenteraad vastgesteld. De structuurvisie geeft een overzicht van de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen tot 2020. Belangrijk element hierin is de verbinding met Amsterdam en de positie in de Metropoolregio. Dit heeft veel consequenties voor Zaanstad op het gebied van aansluiting openbaar vervoer, de verstedelijkingsopgave en de ontwikkeling van de economie. Ook in Zaanstad zelf zijn veel ontwikkelingen gaande op het gebied van onder andere knooppunten van openbaar vervoer, herstructurering van bedrijventerreinen, industrieel erfgoed en de woningbouwopgave. Het behoud van de kernkwaliteiten van het landschap is een belangrijk onderdeel van de structuurvisie, evenals de wens om de milieubelasting in het gebied terug te brengen.
In de structuurvisie zijn de gebiedsprofielen voor heel Zaanstad weergegeven. Voor dit plangebied geeft de structuurvisie aan het gebied de gebiedstypering 'Gemengd werkgebied' en 'Stadslint'.
Ruimtelijke structuurvisie 'Zichtbaar Zaans'
Beoordeling
Profiel: Stadslint
Het profiel stadslint beschrijft de linten binnen het stedelijk deel van de stad. Deze stadslinten zijn een belangrijk onderdeel van het stedelijke weefsel van de stad. Zij dragen bij aan het historische beeld van de stad. Dit profiel bevat vooral de Westzijde, de Oostzijde, de Hogedijk en een deel van de Zuiddijk in Zaandam. Het lijkt in een aantal opzichten op het profiel van het dorp. Dit profiel kent echter een meer stedelijk beeld. Ook is het dynamischer en kent een op sommige delen een hogere dichtheid. De dichtheid varieert van de dichtheid als bij dorps tussen de 30-50 woningen per hectare tot sommige delen van het Zaanoeverproject die tussen de 70-100 woningen per hectare kennen.
De openbare ruimte is in hoofdzaak gelijk aan het profiel van de dorpen. Bij herstructurering vormen gebouwde parkeer oplossingen een belangrijke opgave om kwaliteit aan de openbare ruimte toe tevoegen.
De linten zijn de aanlooproutes naar het centrum. Ook vormen ze ook de buurtcentra voor de achterliggende buurten. Deze functies zijn doorgaans gelegen aan het lint of zijn daar direct mee verbonden. Hierdoor kennen ze een hoge mate van functiemenging. Van oudsher hebben ze een centrumfunctie en kennen een grotere combinatie van wonen met werkgelegenheid, tussen de 15 en 25 arbeidsplaatsen per hectare.
Bij herstructurering wordt ingezet op:
Profiel: Gemengd werkgebied
Dit profiel gaat uit van arbeidsintensieve werkgelegenheid; dienstverlening en kantoren zijn beperkt toegestaan. Perifere Detailhandel (PDV), maakt deel uit van dit profiel. Dit is alleen toegestaan in Zuiderhout en in het zuidelijke deel van Noorderveld. Binnen dit profiel is, afhankelijk van de geschiktheid van de locatie, ook woningbouw mogelijk. Milieu, bereikbaarheid en nabijheid van voorzieningen zijn bepalend voor de aanwezigheid van woningen. Bedrijven tot en met categorie 3 zijn toegestaan, terwijl ook hier sprake is van een inwaartse zonering. Er is extra aandacht voor representatieve bebouwing en een zorgvuldig materiaalgebruik.
De openbare ruimte dient hier als een verbinding tussen de diverse functies. Daarbij kan de ruimte dienen ter clustering van diverse activiteiten, bijvoorbeeld door de realisatie van verschillende pleinen. De openbare ruimte moet zowel functioneel als ruimtelijk afgestemd zijn op de bedrijfstypen, die zich in het gebied bevinden. Zo krijgt een gebied met kantoorachtige bedrijfsruimten een geheel andere inrichting dan bijvoorbeeld een gebied met perifere detailhandel. De bereikbaarheid is nog hoofdzakelijk op de auto gericht, maar door de ligging meer nabij het stadscentrum is ook het openbaar vervoer een goede optie. Ook is de bereikbaarheid per fiets goed. Bij herstructurering ligt de nadruk op de mogelijkheid om de inrichting van ruimtes samen met water en groen aantrekkelijker en representatiever te maken. Uitgangspunt hierbij is recreatief gebruik en 'pauzegroen'.
Dit profiel gaat uit van arbeidsintensieve werkgelegenheid, waarbij gedacht wordt aan 55-65 arbeidsplaatsen per hectare. Bij herstructurering ligt de nadruk op het behouden van de huidige arbeidsplaatsen. In oudere bedrijfspanden bij (en soms ook na) het transitieproces ruimte bieden aan diverse creatieve en startende ondernemers (broedplaatsen).
Het ontwikkelingsplan Zaan/IJ is door de gemeenteraad vastgesteld op 7 juni 2012. Zaanstad ziet als opgave voor de toekomst een duurzame en evenwichtige verstedelijking, waaronder de waterfrontontwikkeling van de Zaan- en IJ-oevers van Zaanstad en Amsterdam. De kernbegrippen daarbij zijn intensivering en transformatie. Met 30 kilometer waterfront biedt Zaanstad bijzondere mogelijkheden voor nieuwe karaktervolle woon- en werkgebieden aan het water. De Amsterdamse IJ en Zaanse Zaanoevers vormen het regionale verstedelijkingsproject Zaan/IJ. Totaal gaat het om de bouw van circa 40.000 woningen en het creëren van meer dan 20.000 arbeidsplaatsen. Binnen Zaanstad gaat het om ruimte voor ongeveer 7.000 woningen en 450.000 m2 vloeroppervlak voor bedrijven en voorzieningen.
Het Ontwikkelingsplan is een staalkaart van mogelijke ontwikkelingen langs het totale waterfront van Zaanstad. Het plan maakt de kansen en de belemmeringen zichtbaar en stippelt een ontwikkelingsstrategie uit voor duurzame verstedelijking van de Zaan- en IJ-oevers.
Beoordeling
In het Perspectief Kogerveldwijk 2040 is aangesloten op het Ontwikkelingsplan Zaan/IJ. AI in 2012 vormde deze locatie onderdeel van het Ontwikkelplan ZaanlJ, waarin de intensivering en transformatie tangs Zaan en IJ gezien werd als een logische stap in de verdere ontwikkeling van de Amsterdamse metropool. In het Ruimteplan ZaanlJ maakt onderhavige locatie deel uit van De Stadse Zaan (locatie 16, Drieling en omgeving).
Op 30 juni 2016 is MAAK Zaanstad door de gemeenteraad vastgesteld. Binnen MAAK.Zaanstad is de gemeente Zaanstad met inwoners, ondernemers en organisaties in gesprek gegaan over de toekomst van Zaanstad. MAAK.Zaanstad is een toekomstbeeld en agenda en is eigendom van de stad. Het heeft tot doel met een investerings- en uitvoeringsagenda te komen die ervoor zorgt dat Zaanstad ook op de lange termijn een sociaal duurzame stad is, waar mensen zich thuis voelen en met plezier wonen en werken.
MAAK.Zaanstad is een uitwerking van bestaande visies, zoals Zaans Evenwicht en de Economische en Ruimtelijke Structuurvisie. Deze visies zijn verrijkt met het gesprek met de stad en majeure ontwikkelingen, waaruit opgaven, richting en ambitie zijn gedestilleerd.
De agenda van MAAK.Zaanstad loopt tot 2040, maar kijkt ook op korte termijn: wat moet er nu al gebeuren? Met MAAK.Zaanstad heeft de gemeenteraad een aantal maatregelen vastgesteld. Onder meer heeft de gemeenteraad bepaald dat (enkel de maatregelen relevant voor het onderhavig plan zijn opgenomen):
Beoordeling
Het onderhavig plan maakt woningbouw mogelijk binnen de stedelijke contouren. Het plan beoogt een kwalitatieve herontwikkeling van het gehele gebied. Het bestemmingsplan draagt daarmee bij aan de doelstellingen van MAAK Zaanstad.
Zaanstad bereidt zich voor op de Omgevingswet. Daarom zijn de regels over de fysieke leefomgeving uit verschillende Zaanse verordeningen samengebracht in één nieuwe verordening: de Verordening fysieke leefomgeving Zaanstad (VFL). De verordening is vastgesteld door de gemeenteraad. De laatste actualisaties zijn inwerking getreden op 1 januari 2022.
De VFL is een tussenstap naar het omgevingsplan. De regels uit de VFL kunnen onder huidige wetgeving niet worden opgenomen in bestemmingsplannen. Dit kan niet omdat de regels niet over de ruimtelijke ordening gaan, maar over de fysieke leefomgeving in de zin van de Omgevingswet. Uiteindelijk zullen de regels uit de VFL onderdeel uitmaken van het omgevingsplan voor Zaanstad. Nog niet duidelijk is wanneer dit zal zijn.
De volgende verordeningen zijn inmiddels (deels) opgenomen in de VFL, met het gevolg dat een aantal verordeningen (*) zijn ingetrokken en de APV kleiner is geworden en zich duidelijker richt op de openbare orde:
Het Perspectief Kogerveldwijk 2040, met als ondertitel 'Samen bouwen aan een diverse en dynamische Kogerveldwijk', is opgesteld in 2019.
Tot 2040 wil de gemeente Zaanstad 15.000 tot 20.000 woningen erbij. Om het groene buitengebied te sparen komen de nieuwe woningen in de bestaande stad. Er is nog plaats voor woningen in de Kogerveldwijk. Door leegstand op bedrijventerreinen, vertrek van bedrijven en verplaatsing van sportverenigingen komt in de wijk ruimte beschikbaar voor de bouw van circa 2.500 woningen. En op langere termijn mogelijk meer, afhankelijk van wat er met de A8 gaat gebeuren.
De Kogerveldwijk van de toekomst telt meer woningen en is beter bereikbaar. Dat versterkt de basis voor winkels en dienstverleners in de wijk. Het geeft ook een kans om bedrijven en instellingen aan te trekken die banen creëren. Kogerveldwijk heeft een kwaliteitssprong nodig om de kansen voor huidige bewoners ook te vergroten. In het deel van de wijk tussen de Zaan en de Heijermansstraat - Dr. H.G. Scholtenstraat willen we meer verbindingen tussen oost en west, waarbij de straten uitkomen op mooie groene plekken aan de Zaan die openbaar toegankelijk zijn. Hiermee kunnen er straten in oost-westrichting worden gerealiseerd waardoor de kwaliteiten van de Zaan en het historische lint van de Oostzijde beter bereikbaar en beleefbaar worden. Een extra verbinding voor langzaam verkeer tussen Hofwijk en de Paltrokstraat vergroot de fijnmazigheid van het gebied. Deze verbinding koppelt Hofwijk via de Cornelis van Uitgeeststraat met de Boerejonkerbuurt. De spoorbarrière wordt geslecht met een extra tunneltje.
In Hofwijk begint de herontwikkeling naar woningbouw op gang te komen met onderhavig plangebied en de Witte Olifant als vliegwiel. Dit deel zal op termijn niet langer als bedrijventerrein functioneren. De buurt is wel geschikt voor informele werklocaties (o.a. ZZP) en in beperkte mate ook voor ondersteunende horeca en voorzieningen.
Bij deze herontwikkelingen worden niet alleen woningen gerealiseerd, maar ook bijbehorende voorzieningen en ruimte gereserveerd voor kleinschalige bedrijvigheid. Zodat er een goede mix van wonen en werken ontstaat. Met de plannen wordt aangesloten op de verdichtingsopgave rond het station. Bouwen in hogere dichtheid dus.
Beoordeling
Het Perspectief Kogerveldwijk 2040 houdt rekening met onderhavige ontwikkeling.
Sinds 1 juli 2016 is de Wet op de archeologische monumentenzorg vervangen door de Erfgoedwet. In de Erfgoedwet is een bepaling opgenomen dat in elk bestemmingsplan rekening moet worden gehouden met de in de grond aanwezige, dan wel te verwachten archeologische waarden. De uitgangspunten uit het 'Verdrag van Malta' blijven in de Erfgoedwet de basis van de Nederlandse omgang met archeologie. De Erfgoedwet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat op die plaats archeologische waarden aanwezig zijn, dient door de initiatiefnemer voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen daarna volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het belangrijkste doel is de bescherming van het archeologische in de bodem (in situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Er wordt uitgegaan van het basisprincipe de 'verstoorder' betaalt voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort. De Erfgoedwet bevat tevens een verplichting om toevalsvondsten te melden (de zogenaamde meldingsplicht).
Rijksmonumenten en van rijkswege beschermde stads- en dorpsgezichten zijn beschermd via de Erfgoedwet.
Beoordeling
Binnen het plangebied bevinden zich geen rijksmonumenten. Buiten het plangebied liggen de monumenten het fabriekspand van Hille Beschuit langs de Zaan en een Zaans huisje aan de Oostzijde.
In 1999 is de Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW-kaart) van de gemeente Zaanstad door het gemeentebestuur goedgekeurd als beleidsinstrument voor het opstellen van juridisch planologischeplannen. Op de kaart staan alle gebieden binnen de gemeente aangegeven, die van cultuurhistorisch belang zijn, bijvoorbeeld door een historisch stratenpatroon, oude dijken of oude verkaveling.
Verder is een overzicht opgenomen van alle beschermde monumenten binnen Zaanstad (Zaanse huizen, fabrieken, pakhuizen, arbeidershuizen, kantoren, molens, enz.) en gebieden van archeologische waarde (bijvoorbeeld terreinen met resten van prehistorische bewoning, middeleeuwse boerderijen, oude molenplaatsen of voormalige traankokerijen).
De CHW-kaart wordt regelmatig aangepast, omdat gebieden en gebouwen kunnen afvallen door sloop, brand of herinrichting en er komen gebieden of gebouwen bij door archeologische ontdekkingen of door plaatsing op de monumentenlijst.
Het is de bedoeling dat bij het opstellen van plannen voor de fysieke leefomgeving, zwaarwegend rekening gehouden wordt met de aanwezige cultuurhistorische waarden binnen een bepaald gebied. Zo kan bij herstructurering van een woonbuurt een oud stratenpatroon worden gehandhaafd, bij planning van een nieuwbouwwijk kunnen oude dijken, boerderijen of archeologische vindplaatsen in het ontwerp worden opgenomen en kan getracht worden leegstaande fabrieken of pakhuizen voor sloop te behoeden door ze een nieuwe functie te geven (kantoor, woning).
Deze nota dient als plaatsbepaling en omschrijving van de taken van monumentenzorg en archeologie binnen de gemeentelijke organisatie, waarbij wordt ingespeeld op nieuwe ontwikkelingen. Het gaat hierbij om het behoud van de cultuurhistorische waarden en het versterken van de identiteit van de stad en de dorpen. Aandachtspunten zijn naast monumenten, historisch belangwekkende omgevingen en archeologische vindplaatsen, ook bouwhistorisch onderzoek, jongere bouwkunst, historische interieurs en historisch groen. Het monumentenbeleid (incl. archeologie, cultuurhistorie en historische geografie) dient een integraler onderdeel te gaan uitmaken van het gemeentelijke beleid. Dit verlangt een actievere betrokkenheid, waarbij in een vroeg stadium in de planvorming rekening wordt gehouden met - en op beleidsniveau wordt meegewerkt aan - de bescherming van de cultuurhistorische waarden binnen de gemeente.
Een direct uitvloeisel van de monumentennota zijn de Cultuurhistorische Waardenkaart Zaanstad en de (ook) hierop gebaseerde adviezen met betrekking tot cultuurhistorie (chw-adviezen).
In de Erfgoedstrategie (2019-2023) staat aangegeven dat het behouden en mogelijk versterken van de kwaliteit en identiteit bij (gebieds)ontwikkeling uitgangspunt is en dat erfgoed als basis genomen wordt bij transformaties en verdichtingsopgaven van ontwikkelgebieden. Ook worden cultuurhistorische waarden in stedenbouwkundige kaders voor ontwikkeling opgenomen. In het beleid "Identiteit van Zaanstad" staat dat we karakteristieke bebouwing langs de dijken linten en paden koesteren, behoud en herstel van de historische bebouwing stimuleren. Vanuit Inverdan is het blootleggen en daarna versterken van de verborgen kwaliteiten is uitgangspunt. Cultuurhistorische waarden worden ingezet om deze verborgen kwaliteiten inzichtelijk te maken en om als vertrekpunt te dienen voor nieuwe ontwikkelingen. De Zaanse Kwaliteit, de Zaanse identiteit is belangrijk.
Tegelijk met de inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) op 1 oktober 2010 is ook de Erfgoedverordening Zaanstad 2010 van kracht geworden. Voor alle wijzigingen en werkzaamheden aan rijks-, provinciale- en gemeentelijke monumenten is na genoemde datum een omgevingsvergunning nodig.
Omdat de nieuwe verordening ook een archeologisch deel bevat, is gekozen voor de overkoepelende term 'erfgoed' verordening in plaats van monumentenverordening.
In de erfgoedverordening is het mogelijk om op gemeentelijk niveau dorpsgezichten, historisch groen en roerende zaken te beschermen. Tevens kunnen er via de erfgoedverordening monumenten aangewezen worden. Ook regelt de erfgoedverordening de instandhouding van al het Zaanse erfgoed.
Het bestemmingsplan is, voor zover van toepassing, met inachtneming hiervan opgesteld. voor een nadere toetsing wordt verwezen naar paragraaf 4.3.4.
In 2009 heeft de gemeente Zaanstad de Archeologienota Zaanstad 2009 aangenomen. Hierin staat onder andere dat bij ontwikkelingen waarbij de bodem wordt verstoord, rekening moet worden gehouden met de archeologische vindplaatsen. In gebieden die op de bestemmingsplankaart (de verbeelding) staan aangegeven als gebieden van archeologische waarde, kan archeologisch onderzoek verplicht worden gesteld. In gebieden die op de verbeelding niet als gebieden van archeologische waarde staan aangegeven, geldt een meldingsplicht voor archeologische vondsten. Dit laatste is ook gebaseerd op artikel 5.10 van de Erfgoedwet 2016.
Uit de Cultuurhistorische Verkenning Boerejonkerbuurt Zaandam blijkt dat de twee te slopen flats aan de Pro Patriastraat de stedenbouwkundige waardering positief hebben, omdat het sociale woningbouw uit de wederopbouwperiode betreft. Het gaat om strokenbouw, woningbouwstempels in het (openbare) groen. Daargelaten dat deze twee flats technisch en economisch verouderd zijn, is aan de eenzijdige, herhalende architectuur een standaard waarde toegekend. Er is dan ook geen bezwaar tegen sloop van deze flats.
Van de voormalige fabriekscomplexen langs de Zaan is het overgrote deel gesloopt, alleen het voormalige bedrijfspand van Touwen (vroeger Hille Beschuit) heeft binnen het plangebied historische waarde. Het voormalige bedrijfspand van Touwen heeft waarde als overblijfsel van het industriële verleden van Zaanstad. Uit de Cultuurhistorische Verkenning Boerejonkerbuurt Zaandam (januari 2021) volgen de volgende aanbevelingen voor het plangebied:
In de cultuurhistorische Verkenning Historische linten, dijken en paden in de gemeente Zaanstad worden de waarden van de dijken, linten en paden beschreven. De structuur van de dijken, linten en paden vertellen het verhaal van de ontstaansgeschiedenis van onze gemeente. De dijken, linten en paden met de bijbehorende sloten zijn de historische hoofdstructuur van de gemeente Zaanstad, daterend uit de middeleeuwen en de 17e eeuw. Het is een unieke ruimtelijke structuur in Nederland, omdat de het geen vastomlijnde oude kern is die zich in de loop der tijd vanuit die kern heeft uitgebreid, maar een ontwikkeling langs een rivier die geleid heeft tot een circa 10 kilometer lang lint van bebouwing. De ruimtelijke ontwikkeling van Zaanstad is hoofdzakelijk bepaald door het landschap. Kenmerkend is het slagenlandschap met de kenmerkende Zaanse kamstructuur van een dijklint met dwars daarop de sloten en paden. Aan de Oostzijde staan veel fabrieken. Dit zijn vaak gegroeide complexen waardoor er een grote variatie is in volume, goot- en nokhoogten en bouwstijlen. Tegenover de fabrieken staat kleinschalige bebouwing.
Als aanbeveling is onder andere opgenomen:
Eind 2013 is de nieuwe welstandsnota van Zaanstad vastgesteld, als resultaat van een discussie in de gemeenteraad over de te volgen welstandskoers. Het uitgangspunt daarbij was dereguleren en vereenvoudigen, maar met behoud van ruimtelijke kwaliteit in de stad.
Het resultaat van de discussie in de raad is het uitgangspunt voor de Welstandsnota Zaanstad 2013: een gedifferentieerde aanpak met minder en eenvoudigere regels waar het kan en nauwkeurige welstandssturing waar het moet.
Inmiddels is de markt veranderd als gevolg van de economische crisis en ook de rol van de overheid is aan het veranderen. De gemeente moet haar inzet meer gericht inzetten en soms de keuze maken om minder beleid te voeren.
In deze welstandsnota wordt daarom een proef met welstandsvrije gebieden ingevoerd. Dit zorgt voor vermindering van de regeldruk en vormt een bijdrage aan de gemeentelijke hervormingsagenda. De welstandsvrije proef betreft delen van een aantal bedrijventerreinen en naoorlogse woonwijken waar geen grootschalige herstructurering of ontwikkeling loopt vanuit de gemeente. Monumenten zijn hiervan uitgezonderd.
In overige woonwijken, die vaak een gelijksoortige, seriematige opbouw hebben en waar vooral veel kleine uitbreidingen worden aangevraagd, zijn de regels vereenvoudigd en teruggebracht in aantal. In deze gebieden ligt de nadruk op beheer en is het uitgangspunt 'sturen op basiskwaliteit', vooral met een welstandstoets.
In gebieden die typisch Zaans zijn of door andere kwaliteiten vragen om meer sturing op ruimtelijke kwaliteit geldt een gewogen beleid. Dit betekent niet dat er niets kan, maar dat er aan de bestaande eigenschappen van het gebied grote waarde wordt toegekend en dat de bewijslast om met een nieuw plan hiervan af te wijken groter is. De criteria geven aan dat in die gevallen extra zorgvuldigheid en ontwerpdeskundigheid vereist zijn.
Beoordeling
Voor het plangebied geldt voor een deel 'bijzonder' en voor een deel 'eenvoudig'. In de bijzondere welstandsgebieden is extra inspanning voor het behoud en de eventuele versterking van de ruimtelijke kwaliteit gewenst. Het oostelijke deel van de het plangebied heeft een eenvoudig welstandsniveau. In deze gebieden wordt ruimte geboden voor vernieuwing en experimenten, met behoud van sturing op primaire kwaliteiten. De lichte toetsing richt zich op voor-, zij- en achterkanten van een gebouw en heeft betrekking op zowel erf, gevel als dakvlak.
De identiteit van Zaanstad -dijken, linten en paden is door de gemeenteraad vastgesteld op 3 september 2020. Het geeft een algemene visie op het netwerk van linten, dijken en paden in relatie tot enkele grote ruimtelijke opgaven in de stad. Hiervoor is een methodiek opgesteld met cultuurhistorie als fundament voor ontwikkelingen. Het biedt ook concrete richtlijnen (beleidsregels) voor ruimtelijke ontwikkeling. Die staan onder de kop 'beleidsregels' in hoofdstuk 7 van de visie.
Met de visie worden inspiratie, informatie en richtlijnen voor ruimtelijke ontwikkelingen in deze gebieden gegeven. De eerste twee gebiedsuitwerkingen van de visie zijn vastgesteld: voor Westzaan en voor de Stadse Zaan. Westzaan heeft een landelijk karakter en de Stadse Zaan een stedelijk karakter. Bij beiden komt een aantal grote, ruimtelijke opgaven van de stad voor. Voor deze twee gebieden zijn de ruimtelijke kwaliteiten van erfgoed, stedenbouw, landschap en ontwerp van de openbare ruimte & infrastructuur in samenhang geborgd. De onderliggende methodiek vormt de basis om bij nieuwe initiatieven bij andere linten, dijken en paden de 'ruimtelijke waarden' te borgen.
De gestelde richtlijnen zijn beleidsregels in de zin van art. 1:3 lid 4 Awb. Dit betekent dat de beleidsregels worden toegepast bij de uitwerking van de omgevingskwaliteit bij besluiten met betrekking tot bestemming/omgevingsplan of afwijkingen daarvan.
Op 30 oktober 2020 is de Nota Woonbebouwing Zaanstad 2020 (hierna: nota) inwerking getreden. Deze nota is door het college van burgemeester en wethouders vastgesteld. De nota heeft als doel om vanuit het algemeen belang, op een ruimtelijk juiste manier ruimte te bieden aan woningeigenaren voor ontwikkelingen aan de woning. De nota is bedoeld om initiatiefnemers te informeren over de vergunningplichtige bouwmogelijkheden die er zijn. In deze nota wordt uitgelegd hoe de gemeente Zaanstad omgaat met aanvragen voor bouwactiviteiten bij woonbebouwing, die afwijken van regels in bestemmingsplannen. Deze nota bevat regels waaraan initiatieven worden getoetst die afwijken van het bestemmingsplan.
Bij ontwikkellocaties wordt gekeken naar wat voor bebouwing gewenst is en wordt eventueel gemotiveerd afgeweken van de nota woonbebouwing.
Er is gezocht naar een evenwichtige balans tussen deregulering in de zin van meer bouwmogelijkheden enerzijds en het sturen op ruimtelijke kwaliteit anderzijds. Daarnaast is zo veel mogelijk aangesloten bij de regels voor het vergunningvrij bouwen om tegenstrijdige voorschriften te voorkomen en eenduidigheid in het begrippenkader te scheppen. De nota heeft betrekking op:
De nota heeft betrekking op:
De nota is van toepassing op het gehele gemeentelijk grondgebied en dient als basis voor nieuwe bestemmingsplannen.
Beoordeling
In de planregels is rekening gehouden met de nota.
De colleges van de acht gemeenten in Zaanstreek-Waterland (Beemster, Edam-Volendam (per 6 juli), Landsmeer, Oostzaan, Purmerend, Waterland, Wormerland en Zaanstad) en de provincie Noord-Holland zijn op 29 juni 2021 het Woonakkoord 2021-2025 met elkaar aangegaan. Met dit akkoord geven de partijen samen invulling en uitvoering aan het regiospecifieke woonbeleid voor de komende vijf jaar.
De gezamenlijke missie is: een aantrekkelijke en gevarieerde woonregio blijven, toekomstbestendig en met plek voor alle inwoners. Gezamenlijk hebben de gemeenten onderstaande ambities en opgaven geformuleerd.
Dit woonakkoord is de opvolger van het Regionaal Actieprogramma Wonen 2016-2020 (RAP). In het RAP maakten de gemeenten in de regio Zaanstreek-Waterland jarenlang afspraken over het woonbeleid. In tegenstelling tot het RAP in de voorgaande periode zal de provincie partij zijn in de regionale woonafspraken, omdat de provincie hiermee de regionale samenwerking wil bevorderen. In april 2020 heeft de provincie Noord-Holland het woonbeleid uitgewerkt in de Woonagenda provincie Noord-Holland 2020-2025, met doelen zoals het bouwen van voldoende betaalbare en duurzame woningen.
Beoordeling
Bij het zoeken naar nieuwe locaties en de versnelling is binnenstedelijk bouwen en transformeren een belangrijk aandachtspunt. In eerste instantie pogen regiogemeenten het behoud van identiteiten te realiseren door binnenstedelijk te bouwen en door transformatie van gebouwen, zoals ook overeengekomen is in de Regionale Woon-agenda Zaanstreek-Waterland Samen optrekken (2017).Buitenstedelijk bouwen is echter maar in (zeer) beperkte mate mogelijk in de regio door verschillende regimes die het landschap beschermen, zoals vastgelegd in de provinciale Omgevingsverordening. In het Woonakkoord wordt verwezen naar de stedelijke vernieuwing van Zaandam-Oost, met Kogerveld.
De woonvisie Verder met Zaans Mozaïek en het daarbij horende Uitvoeringsprogramma wonen 2015-2019 gaf de afgelopen jaren richting aan het verbeteren van het wonen in Zaanstad. Dit beleid werd gedurende het einde van de crisis vastgesteld. De gemeenteraad van Zaanstad heeft op 11 juli 2019 de woonvisie 'Zaans Mozaïek' geactualiseerd.
Veel van de uitgangspunten en ambities uit de woonvisie van 2015 zijn nog steeds geldend. Hierbij blijft Zaanstad zich inzetten voor gedifferentieerde woonmilieus, kwalitatief goede woningen en goede leefbaarheid in alle Zaanse wijken. De gewijzigde marktomstandigheden en nieuwe uitdagingen vragen echter ook om een actualisering. Deze actualisatie is ook nodig om nieuwe afspraken met de corporaties en huurdersorganisaties voor de periode 2020-2024 te maken. De gemeenteraad heeft via 'omgekeerde besluitvorming', een proces waarbij de raad bij de start meedenkt en beleidsuitgangspunten meegeeft, hieraan richting gegeven.
De gemeenteraad heeft zes belangrijke opgaven benoemd die doorslaggevend zijn voor de verdere groei en ontwikkeling van Zaanstad: verstedelijking, economische ontwikkeling, kansengelijkheid, gezondheid, veiligheid en duurzaamheid. Deze opgaven hebben verschillende dwarsverbanden met de woonvisie en het uitvoeringsprogramma.
De gebiedsontwikkeling van MAAK.Zaanstad creëert kansen om woningen én kwaliteit toe te voegen. Meer verdichting rond openbaarvervoerknooppunten en transformatie van verouderde bedrijventerreinen biedt mogelijkheden voor duurzame verstedelijking en nieuwe woon-werkmilieus. Daarnaast liggen her en der nog kleinere locaties die geschikt zijn voor woningbouw. De stedelijke milieus bieden onder andere ruimte voor jongeren en starters. Het toevoegen van woningen binnen stedelijk gebied legt vanzelfsprekend wel extra druk op het gebruik van ruimte. Deze ruimte is ook nodig om een wijk leefbaar en gezond te houden met oog voor voldoende groen, ontmoeting of ondergrondse infrastructuur. Compact bouwen in stedelijk gebied is daarmee ook complex en vraagt de nodige creativiteit en toekomstgericht denken, bijvoorbeeld ten aanzien van mobiliteit en parkeren, de kwaliteit van de buitenruimte en nieuwe vormen van stedelijk wonen voor gezinnen.
Beoordeling
Het projectgebied is op dit moment een gedateerd bedrijventerrein. De ambitie is om het bedrijventerrein te transformeren naar een aantrekkelijk woon- en werkgebied met ongeveer 750 woningen . Hierbij is er ruimte voor mensen met verschillende inkomens en leefstijlen. Met horeca in een parkrand aan het water, maatschappelijke voorzieningen en veel groen met speelplekken. De ontwikkeling geeft een flinke impuls aan Hofwijk. De woningen in het plan bestaan uit een mix tussen grondgebonden woningen en appartementen waarbij gebruik wordt gemaakt van aaneenschakeling van volumes die onderling verschillen in hoogte en diepte. 20% Van de te ontwikkelen woningen zal bestaan uit sociale huurwoningen. Er geldt een inspanningsverplichting om 20% van het te bouwen aantal woningen te bouwen als vallend in de categorie "sociale koop" en "middeldure huurwoning", waarbij minimaal 10% sociale koop dient te zijn.
Met de voorgenomen ontwikkeling past het plan binnen het gemeentelijk beleid en ook geeft het plan voor Hofwijk Noord invulling aan de woonvisie en het uitvoeringsprogramma.
De woonvisie 'Verder met Zaans Mozaïek' beschrijft de woonambitie van de gemeente Zaanstad voor de komende jaren. Wonen vormt één van de belangrijkste pijlers in het gemeentelijk beleid. Daarom is er gekozen om in de komende jaren een extra impuls geven met de Uitvoeringsagenda Wonen 2019-2024. De uitvoeringsagenda is samengesteld op basis van een programmatische aanpak rond vijf deelthema's:
Een aantal specifieke onderdelen uit deze uitvoeringsagenda vormt de basis voor de nieuwe raamovereenkomst die gemeente en woningcorporaties en huurdersorganisaties op basis van de nieuwe Woningwet in de loop van 2019 met elkaar zullen gaan maken. De gemeente zet in op, nog meer dan vroeger, het werken aan de ambities met co-creatie met ontwikkelaars, ondernemers, corporaties, zorgaanbieders, netbeheerders en inwoners. Het uitvoeringsprogramma is een uitnodiging aan iedereen die in de komende jaren wil investeren in de stad.
Beoordeling
Voor dit plan zijn het Actieprogramma Woningproductie en de Woonprogrammering Nieuwbouw relevant. Hierin staat dat de groei van nieuwbouw van 600 naar 1000 woningen per jaar dient te gaan, waarvan 300 sociale huurwonigen en 100 woningen voor lage middeninkomens. Tevens moeten deze woningen duurzaam en levensloopbestendig zijn. Met dit plan worden ongeveer 750 woningen ontwikkeld in verschillende segmenten, waaronder het sociale huursegment. Het bestemmingsplan draagt daarmee bij aan de gestelde doelen in het Uitvoeringsprogramma Wonen 2019-2024.
De zes Zaanse woningcorporaties, het Huurdersoverleg Zaanstreek (HoZ) en de gemeente Zaanstad werken samen aan een stad waar mensen prettig wonen in leefbare wijken, mensen met een laag inkomen ook een dak boven het hoofd hebben en waar iedereen zich thuis voelt. In de samenwerkingsovereenkomst zijn de volgende punten opgenomen:
Er zijn méér betaalbare huurwoningen nodig, omdat er lange wachttijden zijn en de vraag naar sociale huurwoningen de komende jaren verder zal groeien. Ook is nieuwbouw nodig om de kwaliteit van de woningvoorraad te verbeteren en in te spelen op de wensen van nieuwe doelgroepen. Hierbij spant de gemeente zich in om in overleg met ontwikkelaars te komen tot voldoende aanbod in het middensegment huur en betaalbare koopwoningen. Het streven van de gemeente is dat investeringen in de kwaliteit van bestaande en nieuwbouw hand in hand gaan met de verduurzamingsopgave
Beoordeling
Het plan Hofwijk Noord geeft invulling aan de ambities en afspraken die beschreven staan in de Zaanse samenwerkingsovereenkomst 2020-2024 wat betreft nieuwbouw.
Hoofdstructuur
De visie gaat uit van een hoofdstructuur met drie hoofdwinkelgebieden: stadshart Zaandam, Krommenie-centrum en Wormerveer-centrum, tien ondersteunende centra, twee perifere vestigingen (Noorderveld en Zuiderhout), en een speciaal winkelgebied: de zorgboulevard van het Zaans Medisch Centrum. Deze gebieden krijgen prioriteit waar het gaat om het inzetten van gemeentelijke middelen. Gebieden en locaties die hier niet toe behoren zijn te klein, te geïsoleerd of hebben anderszins niet genoeg toekomstperspectief. Dat betekent niet dat ze onbelangrijk zijn. Maar ze kunnen in het nieuwe beleid, dat gericht is op focus en kwaliteit, geen prioriteit krijgen.
Winkelgebieden in Zaanstad
Het winkelgebied aan het Zilverschoonplein (Kogerveldwijk) bestaat uit een supermarkt en een kleine galerij met gemengde functie (winkel, horeca, retail). Het winkelgebied is te klein en te onvolledig en het verzorgingsgebied Kogerveld te beperkt om tot de hoofdstructuur te behoren.
Hoofdstructuur Winkelgebieden
Nieuwe initiatieven
Nieuwe initiatieven (uitbreiding van de winkelfunctie) binnen de hoofdstructuur zijn van harte welkom, daarbuiten niet. Bij de inzet van gemeentelijke middelen wordt prioriteit gegeven aan initiatieven en winkelgebieden binnen de hoofdstructuur. Winkelgebieden en solitaire locaties buiten de hoofdstructuur zijn niet per definitie onbelangrijk en hebben wel degelijk een functie, ze hebben alleen minder prioriteit.
Er is een specifiek toetsingskader opgesteld voor het beoordelen van supermarktinitiatieven. Dat kader komt neer op het geleiden van nieuwe initiatieven naar de hoofdstructuur en het weren van supermarkten op ongewenste, solitaire locaties. In dit toetsingskader geldt een aparte regeling voor kleine XS-supermarkten (kleiner dan 500 m2 winkelvloeroppervlak, afgekort 'wvo'). Supermarkten die kleiner zijn dan 500 m2 wvo zijn te kenschetsen als bijzondere supermarkten, met een wezenlijk andere ruimtelijke impact dan reguliere supermarkten. Hiertoe behoren zogenaamde gemaks- of convenience-supermarkten als Spar en AH To Go, biologische formules als Estafette en Ekoplaza en kleine etnische supermarkten en toko's. Voor XS-supermarkten gelden dezelfde voorwaarden als voor reguliere supermarkten, in die zin dat deze op solitaire locaties niet gewenst zijn. Vanwege de aanvullende, onderscheidende functie van dit soort supermarkten zijn ze in zowel hoofdwinkelgebieden als in ondersteunende winkelgebieden toegestaan. XS-supermarkten zijn ook geoorloofd op traffic-locaties, buiten de reguliere winkelgebieden, mits het gaat om kleine gemakswinkels, waar geen autonome trekkracht van uit gaat. Traffic-locaties zijn locaties waar grote vervoersstromen samenkomen zoals bij stations, benzinestations, ziekenhuizen, universiteiten, kantoorlocaties, recreatieve centra en transferia.
Beoordeling
In onderhavig geval betreft het een nieuwe woningbouwlocatie. De detailhandelsvisie houdt geen rekening met een nieuwbouwlocatie, maar spreekt over de bestaande hoofdstructuur. In de tijd waarin deze nota werd vastgesteld, was geen sprake van grootschalige transformaties en gebiedsontwikkelingen in Zaanstad. Uiteraard zal de realisatie van deze woonwijk een ondersteuning vormen van het draagvlak voor het niet tot de hoofdstructuur behorende Zilverschoonplein.
Op 4 mei 2021 heeft de gemeenteraad het Uitvoeringsplan klimaatadaptatie 2021-2026 vastgesteld. In het plan staat beschreven hoe Zaanstad zich wapent tegen de gevolgen van klimaatverandering. Klimaatadaptatie is omgaan met extremer weer. In het uitvoeringsplan wordt onderscheid gemaakt in vier vormen van extremer weer en de consequenties daarvan; ernstige wateroverlast, toenemende hittestress, periodes van droogte en bodemdaling en stormen en hoogwater. Zaanstad richt zich hierbij op de inrichting van de openbare ruimte, het landschap, klimaatbestendig bouwen en het betrekken van inwoners en bedrijven. De geformuleerde ambities zijn: klaar voor hevige neerslag, zomerse hitte als kans voor een groenere leefomgeving en grip op droogte.
Het Groen- en waterplan Zaanstad (2021/9290) is op 15 februari 2018 vastgesteld door de gemeenteraad. Het biedt een integrale visie en een afwegingskader voor het groen- en water in en om het stedelijk en het landelijk gebied van Zaanstad. Het geeft sturing aan behoud en versterking van de ruimtelijke kwaliteit maar biedt ook ruimte voor ontwikkelingen. Het plan beschrijft kernwaarden. Die vormen de basis voor de gestelde ambities. Bij de ambitie is een handreiking (kwaliteitsimpulsen bij ontwikkelingen) opgesteld waarin staat op welke manier ontwikkelingen rekening moeten houden met groen en water. Naast de (cultuur)landschappelijke en ecologische waarde van water en groen speelt recreatie, klimaat en gezondheid ook een belangrijke rol.
De uitvoeringsagenda is in 2021 geactualiseerd. De uitvoeringsagenda kent de volgende accenten op basis van actualiteiten, ontwikkeld beleid en thematische kansen: Stikstofaanpak, Integrale Visie Polder Westzaan, Advisering beleidslijnen GWP in het ruimtelijke ordeningsproces, Uitvoeringsagenda Klimaatadaptatie: Natuurinclusief Bouwen en aanpak Groen-Blauwe diensten en Alternatieven Haansloot - waaronder brug Agathapark-Rosariumpark.
Beoordeling
Het plangebied valt volgens de kernwaardekaart uit het groen- en waterplan ten dele onder ''stedelijk groen''. Dit betreft het deel aan de Oostzijde. Ook geldt dat voor de Oostzijde bij de ontwikkeling rekening gehouden moet worden met de volgende punten:
Ook stelt het groen- waterplan dat er onderzoek moet worden uitgevoerd of kwaliteit kan worden toegevoegd met het plan door bijvoorbeeld:
Het (ontwerp) bestemmingsplan is opgesteld met in acht name van dit beleid. Hierbij wordt als uitgangspunt gehanteerd dat alleen bij afwijkingen dit wordt gemeld en gemotiveerd in het bestemmingsplan.
In de openbare ruimte nemen bomen een belangrijke plaats in. Bomen dragen in zeer grote mate bij aan de leefbaarheid van Zaanstad en zorgen voor een gezonde leefomgeving. Ook geven bomen structuur aan de stad en zorgen ze voor ruimtelijke kwaliteit in de stad, die in contrast staat met de ruimtelijke kwaliteit van het open veenweidegebied buiten de stad. Het bomenbeleidsplan 2020-2050 is een plan dat zich richt op de bomen binnen de bebouwde kom en de bijdrage die deze bomen leveren aan een gezond leefklimaat in Zaanstad.
In het bomenbeleidsplan wordt gestreefd naar een kwalitatief hoogwaardig bomenbestand, waarbij geïnvesteerd wordt in het behouden van waardevolle bomen en het versterken van structuren met als doel 'Zaanstad te laten groeien tot een gezonde, leefbare stad in 2050'.
Voor het bevorderen van de biodiversiteit dient ook het bomenbestand over voldoende variatie te beschikken. Hiervoor wordt gewerkt volgens de '10-20-30-regel'. Ook wordt hiermee ingezet op een risicospreiding bij de ziektes en plagen. De 10-20-30-regel houdt in dat binnen een gebied een maximaal aantal bomen van één soort, geslacht of familie mag staan:
Beoordeling
In bijlage E van het bomenbeleidsplan is een lijst met beschermde bomen opgenomen. Geen van deze beschermde bomen komen voor in het plangebied. Een van deze bomen, een moerascipres bij Oostzijde 262 , valt net buiten het plangebied.Uit de Ontwerp-gebiedenkaart 2020 kapvergunning blijkt dat langs het spoor aan de noordzijde van het plangebied een strook met kapvergunningplichtige gronden ligt. Terwijl volgens de boomstructuurkaart is de boomstructuur langs de Heijermansstraat en het spoor een wijk boomstructuur, en omvat de Oostzijde een historisch lint. Ook heeft de richtlijn voor het bevorderen van biodiversiteit consequenties voor het planten van nieuwe bomen in het plangebied.
Het (ontwerp) bestemmingsplan is opgesteld met in acht name van dit beleid. Hierbij wordt als uitgangspunt gehanteerd dat alleen bij afwijkingen dit wordt gemeld en gemotiveerd in het bestemmingsplan.
Gebiedenkaart Kapvergunning 2021
De Gebiedenkaart Kapvergunning 2021/6507 bevat aangewezen gebieden zoals bedoeld in artikel 5.80 lid 1 sub b Verordening fysieke leefomgeving Zaanstad. Voor het kappen van bomen die in de aangewezen gebieden staan is een omgevingsvergunning nodig. Uitzonderingen zoals benoemd op deze gebiedenkaart zijn:
Zaans mobiliteitsplan 2040
Het Zaans Mobiliteitsplan 2040 is het nieuwe, strategische beleidskader voor mobiliteit. Het vervangt het Zaans Verkeer en Vervoersplan (ZVVP). Het plan is door de gemeenteraad vastgesteld in 2021.
Het Zaans mobiliteitsplan 2040 schetst de visie op mobiliteit in Zaanstad tot aan 2040. Het geeft onder meer antwoordt op de vraag: Hoe houden we Zaanstad bereikbaar en leefbaar in 2040. Zeker belangrijk omdat Zaanstad groeit. Wat betekent deze groei in de toekomst voor het verkeer en vervoer in de stad. Het plan gaat uit van 12 hoofdkeuzes die invulling moeten geven aan de mobiliteitstransitie. Ook bevat het een uitvoeringsagenda met gewenste investeringen om de mobiliteit op korte en lange termijn goed te regelen.
Verkeersveiligheidsplan Zaanstad
De gemeenteraad heeft in 2011 het Verkeersveiligheidsplan vastgesteld. Hierin staat hoe Zaanstad verkeersveiliger wil worden. Het verkeersveiliger inrichten van de infrastructuur op aandacht locaties en blackspots is een van de pijlers. Naast aandacht voor verkeerseducatie en gerichtere en scherpere handhaving.
Werkplan Verkeersveiligheid 2018-2020
Het werkplan verkeersveiligheid draagt bij aan het verminderen van het aantal ongevallen en het vergroten van de subjectieve verkeersveiligheid. Het plan beschrijft de ambities en geeft inzichten in de activiteiten die daaraan bijdragen. Het plan is in 2018 vastgesteld door de raad.
Fietsnota 'Bevorderen fietsverkeer Zaanstad'
Op 29 november 2007 heeft de gemeenteraad de fietsnota 'Bevorderen fietsverkeer Zaanstad' vastgesteld. De fietsnota is een uitwerking van het Zaans Verkeer en Vervoerplan. Het beschrijft de richting van het Zaans fietsbeleid. Zaanstad zet in op het verder bevorderen van het fietsgebruik en het versterken van de verkeersveiligheid voor de fietser.
Zaanstad werkt aan de actualisatie van het fietsbeleid.
Nota Ruimte voor Parkeren
Het parkeerbeleid voor Zaanstad komt uit 2016 en bestaat uit twee documenten: de Nota Ruimte voor Parkeren en de Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016. Op 14 juli 2016 is de gemeentelijke parkeernota vastgesteld. De nota is in 2017 gewijzigd.
In deze twee documenten staat op welke manier gemeente Zaanstad haar parkeerbeleid uitvoert. De Nota Ruimte voor Parkeren bestaat uit twee delen:
In dit deel staan een aantal maatregelen die bijdragen aan de (door)ontwikkeling van de stad. Bijvoorbeeld dat er vrijstelling van de parkeernorm wordt gegeven bij een kleine parkeervraag of bij het afzien van een parkeervergunning in Zaandam centrum (gereguleerd gebied);
In dit deel staan de uitgangspunten van het beleid voor situaties waarin knelpunten ontstaan. Zo kan bijvoorbeeld betaald parkeren ingevoerd worden als er sprake is van hoge parkeerdruk. Of dat de gemeente liever geen blauwe zones invoert, omdat langparkeerders niet meer kunnen parkeren en er tegenover de kosten van handhaving geen inkomsten staan.
De parkeernota geeft invulling aan de aspecten autoparkeren, Kiss & Ride, fietsparkeren en laden en lossen. In de nota is onderscheid gemaakt in diverse stedelijke en niet-stedelijke gebieden. Voor elk gebied geldt een aparte
Voor elke norm geldt dat een deel van de parkeerplaatsen in ieder geval openbaar toegankelijk moeten zijn in verband met het 'aandeel bezoek'.
De Beleidsnota Ruimte voor parkeren is uitgewerkt in de Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016. Deze uitvoeringsnota beschrijft in detail hoe de gemeente bouwplannen toetst op het parkeren van auto's en fietsen enz. De uitvoeringsnota is het document waarnaar verwezen wordt in de bouwverordening, bestemmingsplannen en het omgevingsplan en is daarmee onderdeel van het toetsingskader.
Het parkeerbeleid biedt veel mogelijkheden voor maatwerk bij stedelijke ontwikkeling. Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd om in uitzonderlijke gevallen, die nadrukkelijk niet zijn meegewogen in het onderhavige parkeerbeleid, af te wijken van de bepalingen van deze uitvoeringsnota.
Economische structuurvisie 2030
In 2012 is de Economische structuurvisie voor Zaanstad door de gemeenteraad vastgesteld.
De bouwstenen die nodig zijn om de Zaanse toekomstige ambities te realiseren zijn hierin uitgewerkt.
Zaanstad is van oudsher een woon- en werkstad en wil deze positie ook in de toekomst behouden. Het is en blijft een stad is om te wonen, te werken en te recreëren. Dat betekent ruimte voor ondernemerschap in zowel de wijken als op de bedrijventerreinen. Met als belangrijke inzet verbetering van de leefkwaliteit.
Zaanstad werkt aan de Omgevingsvisie. Deze visie komt in ieder geval in de plaats van de economische structuurvisie. De verwachting is dat de omgevingsvisie in de loop van 2022 door de gemeenteraad wordt vastgesteld.
Detailhandelsvisie Zaanstad
De Detailhandelsvisie Zaanstad 2015-2025 is in 2015 vastgesteld door de gemeenteraad. Zaanstad wil een aantrekkelijk woon-, werk- en bezoekstad worden. De visie laat zien op welke manier de detailhandel daar een rol in heeft.
Zaanstad kiest voor een krachtige hoofdstructuur met compacte en kansrijke winkelgebieden. Er zijn drie hoofdwinkelgebieden: stadshart Zaandam, Krommenie-centrum en Wormerveer-centrum, tien ondersteunende centra, twee perifere vestigingen (Noorderveld en Zuiderhout), en een speciaal winkelgebied: de zorgboulevard van het Zaans Medisch Centrum.
Voor elk gebied is een toekomstperspectief beschreven en een strategie om daar te komen. Andere gebieden en locaties krijgen met dit beleid geen prioriteit. Zie ook paragraaf 7.1.
Horeca visie Zaanstad
De Horeca visie Zaanstad is in september 2021 door de gemeenteraad vastgesteld. De visie maakt deel uit van een drieluik, samen met een nieuwe Visie Verblijfsaccommodaties (waaronder hotels) en de nieuwe Toeristische Visie. De Horeca visie Zaanstad is gericht op alle horeca behalve de Hotels (zie daarvoor de Visie Verblijfsaccommodaties).
Het doel van de Horeca visie Zaanstad is om samen met de ondernemers uit de stad te werken aan een divers en duurzaam horeca aanbod van goede kwaliteit. Een aanbod dat aansluit op de behoeften van de bewoners van Zaanstad, dat aantrekkingskracht heeft op bezoekers en past bij de ontwikkeling van stad en maatschappij.
Er is onderscheid gemaakt tussen de onderstaande sectoren.
Per focusgebied en per horecasegment is in kaart gebracht hoe groot de ruimte is voor verdere ontwikkeling. Deze focusgebieden zijn in kaart gebracht binnen de Maak.gebieden: Noord, Midden, Centrum en Zuid.
Om te laten zien waar de kansen liggen voor ondernemers die een nieuwe markt willen openleggen en daarmee een belangrijke rol willen spelen in de ontwikkeling van de stad, bijvoorbeeld in de gebieden die de komende jaren gaan transformeren. Er is onderscheid gemaakt in de volgende focusgebieden:
Beleidsregels ondersteunende horeca
In 2011 zijn de beleidsregels Ondersteunende horeca vastgesteld door de burgemeester. Dit is een uitvloeisel van de nota 'Gezellig en veilig uitgaan in Zaanstad, Integraal horecabeleid 2008-2011'.
Zaanstad wil ruimte bieden aan ondersteunende horeca-activiteiten. De beleidsregel beschrijft hiervoor de kaders en voorwaarden.
Op het gebied van water is er beleid en regelgeving op Europees en rijksniveau, zoals de Kaderrichtlijn Water, het nationaal Bestuursakkoord Water en het Nationaal Waterplan. De doelstellingen en uitgangspunten van dit beleid zijn niet rechtstreeks van toepassing op dit bestemmingsplan, maar krijgen hun doorwerking in het beleid van de provincie Noord-Holland en het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier.
Het actuele beleidsplan in relatie tot oppervlaktewater van de provincie Noord-Holland is " de watervisie 2021" (november 2015) met een uitvoeringsprogramma watervisie 2016-2021.
Het beleid van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier is vastgelegd in het Waterplan 2022-2027. En het hoogheemraadschap hanteert voor de bescherming van waterkeringen, watergangen en bijbehorende kunstwerken de Keur 2016 (september 2016) als basis voor vergunningverlening.
Het (ontwerp) bestemmingsplan is opgesteld met in acht name van dit beleid. Hierbij wordt als uitgangspunt gehanteerd dat alleen bij afwijkingen dit wordt gemeld en gemotiveerd in het bestemmingsplan.
De gemeente
De watertoets is uitgevoerd in overleg met het waterschap, zie paragraf 4.8 en Bijlage 17 Watertoets van Bijlagen bij toelichting - Deel A.
Het 'Groen- en waterplan Zaanstad', met als ondertitel 'Waardevol groen en water in Zaanstad' is vastgesteld in februari 2018. Zaanstad wil een toekomstbestendige gemeente zijn, die voor de huidige en toekomstige bewoners aantrekkelijk is om in te wonen, te werken en recreëren. De aanwezigheid van groen en water speelt daarbij een belangrijke rol. Het doel van het Groen- en waterplan is het verkrijgen van een integrale visie en een afwegingskader voor het groen en water in en om het stedelijk gebied van Zaanstad.
Zaanstad heeft hoge cultuurhistorische waarden zoals de Zaan, de historische waterlopen, weteringen, gouwen, ontwateringssloten en ontginningsloten. Daarnaast zijn de dijken en de historische waterlopen waardevol. In het stedelijk gebied wordt de druk op het groen en water steeds groter. De ambitie is om bij ontwikkelingen het groen en water zo efficiënt mogelijk in te richten met ruimte voor waterberging en natuur.
Het Gemeentelijk Rioleringsplan Zaanstad (Zaanstreek-Waterland) 2020-2024 Samen water Ruimte geven (verder genaamd GRP) van de gemeente Zaanstad is op 2 juli 2020 door de gemeenteraad vastgesteld. Het plan heeft betrekking op de periode 2020-2024. Het bestaat uit een regionaal deel en een gemeente specifiek deel. Het regionale deel is door alle gemeenten in Zaanstreek-Waterland samen met hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier opgesteld. Het gemeente specifieke deel is opgesteld door Zaanstad met een terugblik op de afgelopen vijf jaar en een raming van kosten en heffingen. Het GRP is een planinstrument om mee te kunnen bewegen met veranderingen, zoals verandering in wetgeving, meer extreme neerslag door klimaatverandering, een veranderende verhouding tussen overheid en bewoner en een grotere focus op doelmatig beheer. Het GRP geeft invulling aan de natte zorgplichten van de gemeente Zaanstad. Zaanstad heeft de wettelijke taak om zorg te dragen voor de inzameling, verwerking en het transport van afval-, hemel-, en grondwater. Deze zorg is uitgewerkt in drie afzonderlijke zorgplichten in Bijlage A van het GRP.
Het Rijk draagt zorg voor landelijke wet- en regelwetgeving voor waterhuishoudingen en heeft het hoofdsysteem van de Nederlandse waterhuishouding in beheer. Het algemeen toezicht op de waterhuishouding berust bij de provincie Noord-Holland. Het waterkwaliteits- en waterkwantiteitsbeheer en het keringbeheer binnen het bestemmingsplangebied wordt uitgevoerd door het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. Het rioolbeheer en de grondwaterzorgtaak berust bij de gemeente Zaanstad.
Het overheidsbeleid met betrekking tot basisstations voor UMTS is neergelegd in de nota Nationaal Antennebeleid 2000. De essentie van dit beleid is dat alleen voor antennemasten die hoger zijn dan 5 meter een bouwvergunning is vereist. Afspraken met betrekking tot het plaatsen van de bouwvergunningvrije masten zijn, voor het Nationaal Antennebeleid, uitgewerkt in een convenant tussen de overheid, de VNG en de operators van mobiele technologie.
Hoogspanningslijnen-zakelijk recht
Op de strook grond of water onder de hoogspanninglijnen rust een zakelijk recht (12 maart 1974) tussen de netbeheerder en de eigenaren. De strook, ook wel zakelijkrecht strook, veiligheid strook of belemmerde strook genoemd is 72 m breed ( 2x 36m). Binnen deze strook zijn beperkingen opgelegd waar de eigenaren zich aan moeten houden. Deze beperkingen zijn opgenomen in de "Vestiging zakelijk recht Rep. No. 6438, 12 maart 1974 "en de "Veiligheid- voorschriften voor werken in de nabijheid van hoogspanningsverbindingen" van Tennet.
Hoogspanningslijnen en gezondheid
De stroom die door hoogspanningsleidingen loopt veroorzaakt een elektromagnetisch veld. De sterkte van dit veld is o.a. afhankelijk van de hoeveelheid stroom die wordt getransporteerd en de afstand tot de draden. Voor de maximale sterkte van een magnetisch veld zijn geen wettelijke normen. Het elektromagnetische veld dat rondom de hoogspanningsverbinding bestaat is wellicht schadelijk voor de gezondheid.
Om schade door blootstelling aan bovengrondse hoogspanningsleidingen te voorkomen voert het Rijk voorzorgsbeleid uit. Zij adviseert om zo min mogelijk nieuwe situaties te creëren waarbij kinderen zich langdurig binnen de magneetveldzone van 0,4 microtesla (µT) zijn (afhankelijk van het soort hoogspanningsverbinding een afstand van minimaal 30 tot 200 meter).
Het gaat hierbij bijvoorbeeld om de aanleg van nieuwe hoogspanningsverbindingen in de buurt van bestaande woningen en om de bouw van woningen in de buurt van bestaande hoogspanningsverbindingen. Voor bestaande woningen in de buurt van hoogspanningsleidingen geldt geen advies. Dit schrijft het Rijk in het Advies over hoogspanningslijnen (2005) en in de Brief aan gemeenten met verduidelijking advies hoogspanningslijnen (2008).
Verder hanteert het Rijk een advieswaarde van maximaal 100 µT op maaiveld niveau ter voorkoming van korte termijn effecten. Dit is het door de Europese Unie aanbevolen niveau voor magnetische veldsterkte.
Bij ontwikkelingen binnen een plangebied worden door de gemeente voorwaarden gesteld aan bouwers en ontwikkelaars met betrekking tot de ruimtereservering voor ondergrondse en bovengrondse kabel en leiding voorzieningen. De standaard kabel & leiding dwarsprofielen en regels bij aanleg staan in de "Standaard details "en de "technische voorwaarden" van de gemeente.
Het is gewenst dat bij de ruimtereserveringen voor de verkeersbestemmingen en bouwplannen rekening wordt gehouden met het standaard kabel & leiding dwarsprofielen
Integraal klimaatprogramma 2010-2020 en Zaanse energie agenda (herijkte routekaart)
In 2009 heeft de gemeenteraad het Integraal klimaatprogramma 2010-2020 vastgesteld. Zaanstad wil in 2020 klimaatneutraal zijn. De ambitie is vastgelegd in het Integraal Klimaatprogramma 2010-2020 en uitgewerkt in de vorm van een routekaart. In 2014 heeft er een herijking van de routekaart plaatsgevonden. Deze is omgevormd tot de Zaanse energie Agenda. Het klimaatprogramma is opgebouwd uit drie pijlers:
Een onderdeel van het klimaatprogramma is de routekaart, waarin de activiteiten staan die moeten worden uitgevoerd om klimaatneutraliteit in 2020 te bereiken. De routekaart is niet bedoeld als blauwdruk. Economische, maatschappelijke en technische ontwikkelingen kunnen er toe leiden dat de acties tussentijds worden bijgesteld. De routekaart vormt juist ook een uitnodiging aan andere partijen om zelf of in samenwerking met anderen acties te ondernemen die bijdragen aan een klimaat neutrale gemeente.
Zaans Klimaatakkoord 2.0
Het Zaans Klimaatakkoord 2.0 is in maart 2021 vastgesteld. Het laat zien waar Zaanstad staat en wat de laatste ontwikkelingen zijn. Het doel is om uiterlijk in 2040 klimaatneutraal te zijn. Ook wil Zaanstad in 2050 circulair zijn en aangepast aan een veranderend klimaat. Het akkoord is een groeidocument, waarin elk jaar wordt beschreven wat is gedaan en wat er nog meer nodig is op weg naar een klimaatneutraal, circulair en groen Zaanstad. Verder is beschreven hoe Zaanstad werkt aan o.a.: een duurzame stad, het slim omgaan met grondstoffen, steeds minder afval en opwekken van lokaal duurzame energie. Met een gezonde leefomgeving voor mens en dier en aangepast aan extremer weer juicht Zaanstad nieuwe ontwikkelingen en samenwerking toe.
Uitvoeringsplan klimaatadaptatie 2021-2026
Het plan maakt onderscheid in vier vormen van extremer weer en de consequenties daarvan; ernstige wateroverlast, toenemende hittestress, periodes van droogte en bodemdaling en stormen en hoogwater. De visie om de ambities te realiseren, is samen te vatten in drie onderdelen:
Bij de ontwikkeling van de stad houden we rekening met het veranderende klimaat. Dit vraagt ruimte in de stad en een andere inrichting van stedelijk en landelijk gebied en ook de gebouwen die daarin staan.
Klimaatadaptatie is een brede opgave, waaraan iedereen in de samenleving een bijdrage moet leveren. Het vraagt andere keuzes en ander gedrag van onszelf, van onze inwoners, van andere overheden, van maatschappelijke partners en van bedrijven.
De aanpak van klimaatadaptatie draagt bij aan de maatschappelijke opgaven zoals genoemd in de omgevingsvisie
Klimaatadaptatie maakt integraal onderdeel uit van dit plan- en besluitvormingsproces bij gebiedsontwikkelingen. Het heeft een plek in elke grondexploitatie en anterieure overeenkomst.
Het plan stelt een aantal voorwaarden aan nieuwe gebiedsontwikkelingen, zoals:
Nota kleine windturbines
Op 28 oktober 2008 is de nota kleine windturbines in Zaanstad door het college aangenomen. De nota is daarna ter kennisname aan de raad aangeboden.
De definitie van een kleine windturbine wordt behandeld in paragraaf 2.3 van de deze nota. Voor windturbines die op het maaiveld worden geplaatst geldt dat een turbine klein is als de totale tiphoogte van mast en rotor samen niet hoger is dan 15 meter. Voor kleine windturbines op gebouwen geldt dat de meest ideale masthoogte tussen de 3 en 5 meter ligt. Als maximum geldt hier een totale hoogte van 7,5 meter. De wijze waarop de definitie van kleine windturbines past binnen overig Zaans beleid met betrekking tot hoge objecten wordt beschreven in paragraaf 2.4. De conclusie is dat bestaand beleid met betrekking tot hoge objecten niet van toepassing is voor kleine windturbines.
In hoofdstuk 5 is de ruimtelijke afweging m.b.t. locatiekeuze voor kleine windturbines behandeld. Een nieuw bouwwerk wordt zowel op zichzelf als in samenhang met de omgeving beoordeeld. Dit geldt ook voor het toepassen van kleine windturbines. In paragraaf 5.2 wordt het bestaande (ruimtelijk relevante) beleid behandeld. Met betrekking tot kleine windturbines is dit de welstandsnota en de structuurschets 'Dansen op het Veen'.
In de nota kleine windturbines worden de uitgangspunten voor plaatsing van kleine windturbines per gebiedstype uiteengezet. Voor deze gebiedsgerichte uitgangspunten wordt verwezen naar paragraaf 5.4 van de nota. Verder zijn in paragraaf 5.3 enkele algemene uitgangspunten geformuleerd, die voor alle gebieden gelden.
Zaanstad heeft zich aangesloten bij een 'Green Deal' met het Rijk, waarmee provincies, gemeenten en netbeheerders in staat worden gesteld om woningen op een andere manier te verwarmen dan met aardgas. Wethouder Dick Emmer (Duurzaamheid) ondertekende de overeenkomst woensdag 8 maart samen met minister van Economische Zaken Henk Kamp, twaalf provincies, 29 andere gemeenten en vijf netbeheerders. Door een Green Deal aan te gaan, kan de rijksoverheid helpen om knelpunten op te lossen bij het zetten van duurzame stappen.
De Green Deal-aanpak is gestart in 2011. Op deze manier worden concrete stappen gezet in de uitwerking van de Energieagenda. Daarin schetst het kabinet de route naar een CO2-arme samenleving in 2050.
Woningen verwarmen zonder aardgas
'Het Rijk heeft vorig jaar besloten dat alle woningen van het aardgas af moeten', zegt wethouder Emmer. 'Dit betekent dat de gebouwde omgeving in 2035 voor het grootste deel aardgasvrij moet zijn. Betaalbaarheid, duurzaamheid en openheid van de energievoorziening vinden wij erg belangrijk. Energie is voor onze inwoners nu een behoorlijke kostenpost. Samen kunnen we dat efficiënter en slimmer. Daarom onderzoeken wij de mogelijkheden van een lokaal, open en slim warmtenet dat restwarmte van de industrie met de gebouwde omgeving verbindt.'
Klimaatakkoord Parijs
In het Klimaatakkoord van Parijs is in 2015 afgesproken de opwarming van de aarde te beperken tot ruim onder twee graden Celsius, met het streven de opwarming tot anderhalve graad te beperken. In de Energieagenda vertaalt het kabinet deze internationale ambities naar concrete maatregelen waarmee Nederland in de komende decennia de 'energietransitie' kan realiseren. Zo moeten nieuw te bouwen gebouwen vanaf 2021 (bijna) energieneutraal zijn en de resterende warmtevraag moet zo veel mogelijk zonder aardgas worden ingevuld.
Nieuwe initiatieven worden mogelijk
Een grotere opgave is het veranderen van de warmtevoorziening in de bestaande bouw. De technologie om andere duurzame warmtebronnen voor verwarming te gebruiken is weliswaar beschikbaar, maar nog niet op grote schaal toegepast in bestaande wijken die nu door aardgas worden verwarmd. De verdere ontwikkeling van de technologie, financiële oplossingen en nieuwe samenwerkingsvormen zijn daarvoor nodig. Initiatieven die nu mogelijk worden met deze Green Deal leveren hier een belangrijke bijdrage aan.
In de Zaanse Visie op Gezondheid zoals deze door de gemeenteraad in 2019 is vastgesteld, stippelt de gemeente Zaanstad de belangrijkste uitgangspunten voor haar gezondheidsbeleid tot 2040 uit. Hierin wordt gezondheid voortaan niet langer benaderd als 'niet ziek' zijn maar wordt het begrip 'positieve gezondheid' geïntroduceerd:
het vermogen van mensen om met fysieke, emotionele en sociale levensuitdagingen om te gaan en daarbij zoveel mogelijk eigen regie voeren.
Dat is een combinatie van een gezonde omgeving en gezond gedrag. De gemeente wil die wisselwerking aanmoedigen zodat heel veel Zaankanters zich in 2040 gezond voelen in een omgeving die uitnodigt tot gezond gedrag.
De ontwikkeling in het plangebied bestaat uit een combinatie van stedelijk wonen met maatschappelijke voorzieningen, zoals medische of paramedische voorzieningen (dagbehandeling), kleinschalige horeca, educatieve voorzieningen, voorzieningen voor kinderopvang, en veel groen met speelplekken. De plek ligt bij de Zaan. Het bouwplan bestaat uit appartementen met gemeenschappelijke buitenruimten welke toegankelijk zijn voor alle bewoners. Centraal door het plan loopt een doorgaande fietsroute. Dwars op de doorgaande routes lopen autoluwe woonstraten die de wijk voor langzaam verkeer verbinden met de kade van de Zaan. Parkeren wordt in parkeergarages opgelost. Het treinstation is op loopafstand. Kortom, dit plan past goed binnen de Zaanse gezondheidsambities. Het plan sluit daarmee goed aan bij de uitgangspunten van de Zaanse Visie op Gezondheid.