direct naar inhoud van Regels
Plan: Hofwijk Noord fase 1
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0479.STED3890BP-0301

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

Het bestemmingsplan Hofwijk Noord fase 1 met identificatienummer NL.IMRO.0479.STED3890BP-0301 van de gemeente Zaanstad.

1.2 bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 achtererfgebied

Het erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen.

1.6 bed & breakfast

Verhuur van een deel van een zelfstandige woonruimte voor kort verblijf bij de aanwezigheid van (de vertegenwoordiger van) de hoofdbewoner van de betreffende woonruimte, al dan niet met ontbijt.

1.7 beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis

Het verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig zijn dat de activiteit ter plaatse (in de woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen) kan worden uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie.

1.8 bestaand gebruik

Het gebruik van de gronden en bouwwerken zoals:

a. aanwezig op het moment van het ter inzage leggen van het ontwerp van het plan; of

b. mogelijk op grond van een omgevingsvergunning voor het gebruik.

Hieronder valt niet het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat bestemmingsplan.

1.9 bestaande bebouwing

Bouwwerken die op het tijdstip van het ter inzage leggen van het ontwerp van het plan:

  • a. aanwezig zijn én op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of de Woningwet zijn gebouwd;
  • b. nog kunnen worden gebouwd op grond van een omgevingsvergunning voor het bouwen op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of een bouwvergunning op grond van de Woningwet.
1.10 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.11 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.12 Bevi-inrichting

Inrichtingen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.13 bijbehorend bouwwerk

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.14 bijzondere bouwlaag

Kelder, souterrain, kap of zolder en onderbouw.

1.15 bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.16 bouwlaag

Een gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of nagenoeg gelijke bouwhoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder. Deze zijn aan te merken als bijzondere bouwlaag.

1.17 bouwvlak

Een op de verbeelding door bouwgrenzen omsloten vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waarop gebouwen zijn toegelaten.

1.18 bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.19 culturele voorzieningen

Musea, (muziek)theaters, expositieruimten en de naar aard daarmee vergelijkbare voorzieningen.

1.20 dakkapel

Een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de goot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.

1.21 dakvoet

Laagste punt van een schuin dak.

1.22 detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.23 dienstverlening

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij een onderscheid kan worden gemaakt in:

  • a. zakelijke dienstverlening: het bedrijfsmatig verlenen van diensten gericht op administratief, financieel, ontwerp, advies, juridisch of daarmee gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;
  • b. publieksgerichte dienstverlening: dienst door een bedrijf of instelling dat in hoofdzaak baliewerkzaamheden verricht of andere diensten verleent gericht op het publiek, zoals stomerijen, wasserettes, kappers, pedicures, makelaars, reis- en uitzendbureaus, ateliers en dergelijke.
1.24 duurzame energievoorzieningen

Voorzieningen voor het opwekken, vasthouden en/of distribueren van hernieuwbare energie op basis van waterkracht, windenergie, zonne-energie of aardwarmte.

1.25 erf

Al dan niet bebouwd perceel of een gedeelte daarvan dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en voor zover de regels van dit plan deze inrichting niet verbieden.

1.26 escortbedrijf

het bedrijfsmatig aan een prostituee gelegenheid geven tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen vergoeding door te bemiddelen tussen de prostituee en de derde met het oog op prostitutie die plaats vindt op een ander adres dan de woning van de prostituee of een seksinrichting.

1.27 gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.28 geluidgevoelig object

Een geluidgevoelig object als bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder (Bgh), te weten een:

  • a. woning;
  • b. ander geluidsgevoelig gebouw, in artikel 1.2 Bgh uitgelegd als een;
    • 1. onderwijsgebouw;
    • 2. ziekenhuis of verpleeghuis;
    • 3. verzorgingstehuis;
    • 4. psychiatrische inrichting;
    • 5. kinderdagverblijf;
  • c. geluidsgevoelig terrein, in artikel 1.2 Bgh uitgelegd als een;
    • 1. woonwagenstandplaats;
    • 2. ligplaats voor woonschepen.
1.29 geluidzoneringsplichtige inrichting

Een inrichting als bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht die in belangrijke mate geluidshinder kan veroorzaken.

1.30 hoofdgebouw

Gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.31 horeca

Bedrijfsactiviteiten gericht op het verstrekken van voedsel en/of dranken met de mogelijkheid deze ter plaatse te nuttigen.

1.32 huishouden

Een persoon of groep personen, die een duurzame, gemeenschappelijke huishouding voer(t)(en) en wil(len) voeren. Hierbij moet sprake zijn van onderlinge, met een gezinsverband vergelijkbare, verbondenheid en continuïteit in de samenstelling.

1.33 huisvesting ten behoeve van mantelzorg

Huisvesting in of bij een woning van één huishouden van maximaal twee personen, van wie ten minste één persoon mantelzorg verleent aan of ontvangt van een bewoner van de woning.

1.34 kamergewijze verhuur

Het duurzaam verblijven in een deel van een pand, zonder de bedoeling met de andere bewoners duurzaam in gezinsverband samen te wonen of duurzaam een gezamenlijk huishouden te voeren.

1.35 kampeermiddelen

Een tent, tentwagen, kampeerauto, toercaravan of enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan;

  • a. voor zover geen bouwwerk zijnde; en
  • b. dat gebruikt kan worden voor recreatief nachtverblijf.
1.36 kap

Een uitwendige scheidingsconstructie onder een bepaalde minimale en/of maximale hoek (uitgedrukt in graden) met het horizontale vlak. Een kap kan uitlopen in een nok of voorzien zijn van een platte afdekking.

1.37 kunstobject

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde als uiting van één der beeldende kunsten.

1.38 maatschappelijke voorzieningen

Overheids-, sociale, culturele-, medische, onderwijs-, religieuze en vergelijkbare maatschappelijke voorzieningen en dienstverlening, waaronder mede begrepen kinderopvangvoorzieningen.

1.39 mantelzorg

Intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, voor zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond.

1.40 nutsvoorzieningen

Voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.41 omzetten

Het omzetten van een (gedeelte van een) woning/zelfstandige woonruimte of een (gedeelte van een) gebouw waarin wonen is toegestaan, naar één of meerdere onzelfstandige woonruimte(n).

1.42 onzelfstandige woonruimte

Woonruimte, die geen eigen toegang heeft of welke niet door een huishouden zelfstandig kan worden bewoond, zonder dat dit huishouden daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte.

1.43 overkapping

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde en voorzien van een gesloten dak.

1.44 particuliere vakantieverhuur

Verhuur van woonruimte bij afwezigheid van degene die de woning rechtsgeldig aanbiedt.

1.45 permanente standplaats voor kampeermiddelen

Een in de openlucht gelegen plaats, ingericht om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf.

1.46 prostitutie

Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen vergoeding.

1.47 prostitutiebedrijf

Een bedrijf waar prostitutie het hoofdbestanddeel van de activiteiten vormt.

1.48 seksbedrijf

het bedrijfsmatig gelegenheid geven tot:

- het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen vergoeding (= prostitutiebedrijf); of

- prostitutie in de vorm van bemiddeling tussen klant en prostituee (=escortbedrijf); of

- het verrichten van seksuele handelingen met en voor een derde (niet tegen vergoeding) (=overig seksbedrijf); of

- het aanbieden van fysieke vertoningen van erotisch-pornografische aard (al dan niet tegen vergoeding) (=overig seksbedrijf).

1.49 seksinrichting

Voor een derde toegankelijke besloten ruimte die onderdeel is van een seksbedrijf.

1.50 set back

De bovenste bouwlagen van een appartementengebouw, die gelegen zijn achter de doorgetrokken voorgevel van het gebouw.

1.51 sociale huurwoning

Huurwoning met een aanvangshuurprijs onder de grens als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder a, van de Wet op de huurtoeslag, waarbij de instandhouding voor de in een gemeentelijke verordening omschreven doelgroep voor ten minste tien jaar na ingebruikname is verzekerd.

1.52 speelvoorzieningen

Voorzieningen bedoeld voor kinderen om mee, in of op te spelen, zoals een schommel, glijbaan, wipwap, zandbak of speelweide.

1.53 toeristische verhuur

Een aan de woonfunctie ondergeschikte toeristisch-recreatieve voorziening gericht op het bieden van de mogelijkheid tot logies en ontbijt aan steeds wisselend publiek, dat voor een korte periode, namelijk één tot enkele nachten, ter plaatse in een daarvoor geschikte woning (hoofdgebouw of aangebouwd bijbehorend bouwwerk) verblijft. Daaronder ook begrepen bed & breakfast en particuliere vakantieverhuur.

1.54 verblijfsgebieden

Gebieden waar het doen van verplaatsingen bij het gebruik van de weg of het plein ondergeschikt is aan de verblijfsfunctie.

1.55 verkeersvoorzieningen

Gronden en bouwwerken die als verkeersruimte gebruikt worden zoals rijwegen, parkeervoorzieningen, fiets- en voetpaden en bermen.

1.56 voorgevel

De naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.

1.57 waterbreedte

breedte van een bestaande watergang.

1.58 waterhuishoudkundige voorzieningen

Werken, waaronder begrepen kunstwerken, verband houdend met de waterstaat, zoals dammen, dijken, sluizen, beschoeiingen, remmingswerken, uitgezonderd steigers.

1.59 wezenlijke voorziening

Als wezenlijke voorzieningen worden aangemerkt: keuken en sanitaire voorzieningen.

1.60 wonen

Gehuisvest zijn en duurzaam verblijven in een woning.

1.61 woning

Een complex van ruimten bedoeld voor de huisvesting van één huishouden, niet zijnde kamerverhuur.

1.62 woningsplitsing

Het bouwkundig en/of functioneel splitsen van één woning in twee of meer zelfstandige woningen en/of het toevoegen van een extra woning in een bijbehorend bouwwerk.

1.63 zelfstandige woonruimte

Woonruimte die door een huishouden wordt bewoond zonder dat dit huishouden daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten de woonruimte, waarbij sprake moet zijn van een eigen toegang tot de woonruimte.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 bouwhoogte

De bouwhoogte van een bouwwerk wordt gemeten vanaf het peil tot aan het hoogste punt van het bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen zoals schoorstenen, antennes en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.2 breedte

De breedte van een bijbehorend bouwwerk wordt gemeten over de zijde die het dichtst bij de voorgevel van het hoofdgebouw ligt.

2.3 goothoogte

De goothoogte van een bouwwerk wordt gemeten vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.4 bruto vloeroppervlakte (toeristische verhuur)

De bruto-vloeroppervlakte (BVO) is het vloeroppervlak van de ruimte, dan wel van meerdere ruimten van een vastgoedobject gemeten op vloerniveau langs de buitenomtrek van de (buitenste) opgaande scheidingsconstructie, die de desbetreffende ruimte(n) omhullen (NEN 2580).

2.5 oppervlakte
2.5.1 oppervlakte van een bouwwerk

De oppervlakte van een bouwwerk wordt gemeten tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.5.2 oppervlakte van een activiteit

De oppervlakte van een activiteit is de totale vloeroppervlakte van ruimten die ten dienste staan van die activiteit, met inbegrip van daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten, gemeten tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren.  

2.6 peil

Voor het vaststellen van het peil gelden de volgende regels en uitzonderingen:

  • a. het peil is de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein;
  • b. indien de hoofdtoegang van een bouwwerk direct aan één weg grenst, dan is de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang ten tijde van inwerkingtreding van het plan het peil;
  • c. indien een perceel direct grenst aan meerdere wegen, dan is de hoogte van de laagste weg ten tijde van inwerkingtreding van het plan het peil;
  • d. indien een bouwwerk op of in het water is gebouwd, dan is de waterlijn het peil;
  • e. indien een bijbehorend bouwwerk geen aan- of uitbouw van het hoofdgebouw is, dan is het peil van dat bijbehorend bouwwerk de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein op de plaats van dat bijbehorende bouwwerk.
2.7 straatprofiel

De verticale doorsnede van een straat, gemeten van gevel tot gevel.

2.8 zichtbaarheid dakterras

De lijn die wordt getrokken vanuit het midden van het straatprofiel op ooghoogte (1,50m) langs het snijpunt van het verticale gevelvlak en het horizontale dakvlak. Achter deze lijn mag een dakterras met hekwerk worden geplaatst mits het hoogste punt hiervan zich achter deze lijn bevindt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Gemengd - 1

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

    • 1. medische of paramedische voorzieningen, zoals een gezondheidscentrum, centrum voor dagbehandeling en consultatiebureau, met dien verstande dat een verzorgingstehuis, verpleeghuis, inrichting voor mensen met een verstandelijke en/of lichamelijke beperking en tehuis voor daklozen niet is toegestaan;
    • 2. educatieve voorzieningen, zoals basisonderwijs, voortgezet en wetenschappelijk onderwijs, beroepsonderwijs, kunstonderwijs, muziekschool, volksuniversiteit, cursuscentrum, onderwijsinstituut voor specifiek onderwijs en bibliotheek;
    • 3. voorzieningen voor kinderopvang, zoals een kindercrèche, peuterspeelzaal, kinderdagverblijf en (naschoolse) kinderopvangcentrum; en
    • 4. een buurt- en clubhuis, wijkcentrum, sociëteit;
  • d. horeca, in de vorm van een restaurant, bistro, crêperie, lunchroom, konditorei, koffie-/theehuis, ijssalon, met een totale maximale oppervlakte van 400 m2;
  • e. wonen;
  • f. een parkeergarage ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - parkeergarage 1'; en
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - beeldbepalende zijde' het behoud van het beeldbepalende karakter van de voor- en zijgevels van het voormalige gebouw 'Touwen';

met daaraan ondergeschikt:

  • h. duurzame energievoorzieningen;
  • i. reclameobjecten;
  • j. erven; en
  • k. tuinen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Op deze gronden:

  • a. wordt alleen voor de functies, bedoeld in artikel 3.1, gebouwd; en
  • b. gelden de algemene bouwregels, bedoeld in artikel 15, naast de specifieke bouwregels, bedoeld in artikel 3.2.2 tot en met artikel 3.2.6.
3.2.2 Specifiek: hoofdgebouwen

Voor het bouwen van een hoofdgebouw geldt dat:

  • a. in het bouwvlak wordt gebouwd; en
  • b. de bouwhoogte niet hoger dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte is.
3.2.3 Specifiek: dakterrassen

Voor het bouwen van een dakterras geldt dat:

  • a. het dakterras alleen vanuit de woning wordt ontsloten;
  • b. het dakterras maximaal 4 m uit de achtergevelrooilijn van het oorspronkelijke hoofdgebouw ligt;
  • c. er wordt voldaan aan artikel 5:50 van het Burgerlijk Wetboek;
  • d. het dakterras wordt aangevraagd door de eigenaar van het dak;
  • e. er geen andere bouwwerken worden gebouwd dan:
    • 1. een hekwerk; of
    • 2. bouwwerken ter voorkoming van wind- en geluidshinder als het dakterras de enige buitenruimte van de woning betreft;
  • f. het hekwerk maximaal de hoogte heeft zoals omschreven in het Bouwbesluit;
  • g. zowel het hekwerk als het terras worden geplaatst volgens de zichtbaarheidsregel;
  • h. zowel het hekwerk als het terras 1 m of meer terug liggen ten opzichte van de voorgevel, behalve wanneer:
    • 1. het hekwerk en het terras in het dakvlak zijn verwerkt; of
    • 2. de voorgevel van het hoofdgebouw is doorgetrokken tot 1 m hoogte vanaf het dakvlak; en
  • i. hekwerk en terras gelijk liggen aan of terug liggend van de zijgevel, als de zijgevel aan openbaar toegankelijk gebied grenst.
3.2.4 Specifiek: parkeergarage

Voor het bouwen van een parkeergarage geldt dat deze:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - parkeergarage 1' wordt gebouwd; en
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - verhoogde parkeergarage 1' niet hoger dan 2 m is.
3.2.5 Specifiek: bouwwerken die geen gebouw zijn

Bij het bouwen van een bouwwerk dat geen gebouw is, is de bouwhoogte van:

  • a. een vlaggenmast niet hoger dan 9 m; en
  • b. overige bouwwerken niet hoger dan 3 m.
3.2.6 Voorwaardelijke verplichting geluid

Voor het bouwen van een geluidgevoelig object geldt dat:

  • a. uit akoestisch onderzoek is gebleken dat:
    • 1. de geluidbelasting op de gevels van het geluidgevoelig object voldoet aan de voorkeursgrenswaarde of de vastgestelde hogere grenswaarde;
    • 2. het geluidgevoelig object één of meer geluidluwe gevels heeft; en
    • 3. het geluidgevoelig object niet meer dan één dove gevel heeft;
  • b. als het geluidgevoelig object een appartement betreft lid a, onder 2, niet van toepassing is:
    • 1. als het uitvoeren van ten minste één geluidluwe gevel niet mogelijk is; en
    • 2. het geluidgevoelig object ten minste één gevel met geluidsluw te openen delen grenzend aan een geluidgevoelige ruimte heeft;
  • c. als de geluidbelasting op een gevel hoger is dan de vastgestelde hogere grenswaarde of hoger dan de voorkeurgrenswaarde en geen hogere grenswaarde is vastgesteld, wordt die gevel als dove gevel uitgevoerd waarbij de voorwaarden in lid a, onder 2 en 3, ook van toepassing blijven;
  • d. als een deel van een woning wordt gebruikt voor beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis de voorwaarden in lid a, onder 2 en 3, gelden voor de gehele woning, inclusief de delen die gebruikt worden voor de beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten; en
  • e. de maatregelen als beschreven in dit artikel in stand gehouden worden zo lang het gebouw in gebruik is als geluidgevoelig object.
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Algemeen

Gronden en bouwwerken worden alleen gebruikt voor de functies, bedoeld in artikel 3.1, en artikel 3.3.2 tot en met artikel 3.3.7. Ook de algemene gebruiksregels, bedoeld in artikel 16, gelden.

3.3.2 Gebruik begane grond

De functies, bedoeld in artikel 3.1, onder a tot en met d, zijn alleen toegestaan op de begane grond.

3.3.3 Wonen - uitgesloten vormen

Wonen is alleen toegestaan op de verdiepingen boven de begane grond.

3.3.4 Dienstverlening en culturele- en maatschappelijke voorzieningen

De functies, bedoeld in artikel 3.1, onder a, b en c, zijn alleen direct onder woningen toegestaan als deze zo weinig milieubelastend zijn dat de eisen uit het Bouwbesluit voldoende zijn.

3.3.5 Huisgebonden beroep of bedrijf

Een huisgebonden beroep of bedrijf is toegestaan als:

  • a. de woonfunctie de hoofdfunctie blijft;
  • b. de bewoner het beroep of bedrijf uitoefent;
  • c. in voldoende parkeergelegenheid is voorzien;
  • d. dit geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer heeft;
  • e. dit geen trilling, geur of geluid veroorzaakt die buiten de woning merkbaar is;
  • f. het vloeroppervlak niet meer dan 30% van de oppervlakte van de woning is met een maximum van 65 m2;
  • g. het om detailhandel gaat deze ondergeschikt aan de beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten is; en
  • h. het geen horeca is.
3.3.6 Particuliere vakantieverhuur

Het gebruik van (gedeelten van) woningen en/of bijbehorende bouwwerken ten behoeve van particuliere vakantieverhuur is toegestaan, indien en voor zover niet meer dan 4 personen tegelijkertijd gebruik maken van de toeristische verhuur. Particuliere vakantieverhuur mag niet gerealiseerd worden in vrijstaande bijbehorende bouwwerken.

3.3.7 Bed & breakfast
  • a. Het gebruik van (gedeelten van) woningen en/of bijbehorende bouwwerken ten behoeve van bed & breakfast is toegestaan, indien en voor zover:
    • 1. per woning maximaal 1 bed & breakfast verleend wordt;
    • 2. niet meer dan 4 personen tegelijkertijd gebruik maken van de bed & breakfast;
    • 3. niet meer dan 2 kamers ter beschikking worden gesteld als slaapvertrekken in de bed & breakfast;
    • 4. de bed & breakfast door de hoofdbewoner wordt uitgeoefend;
    • 5. de hoofdbewoner tijdens het nachtverblijf in de bed & breakfast aanwezig is;
    • 6. het vloeroppervlak voor de bed & breakfast niet meer bedraagt dan 35% van de bruto vloeroppervlakte van de woning en aangebouwde bijbehorende bouwwerken met een maximum van 65 m²;
    • 7. de bed & breakfast zich niet aan de straatzijde op de begane grond bevindt; en
    • 8. de bed & breakfast niet gerealiseerd wordt in vrijstaande bijbehorende bouwwerken, zoals tuinhuisjes.
  • b. De bed & breakfast mag met een doorgang naar het hoofdgebouw worden gerealiseerd.

Artikel 4 Gemengd - 2

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. dienstverlening;
  • b. culturele voorzieningen;
  • c. maatschappelijke voorzieningen in de vorm van:
      • medische of paramedische voorzieningen, zoals een gezondheidscentrum, centrum voor dagbehandeling en consultatiebureau, met dien verstande dat een verzorgingstehuis, verpleeghuis, inrichting voor mensen met een verstandelijke en/of lichamelijke beperking en tehuis voor daklozen niet is toegestaan;
      • educatieve voorzieningen, zoals basisonderwijs-, voortgezet en wetenschappelijk onderwijs, beroepsonderwijs, kunstonderwijs, muziekschool, volksuniversiteit, cursuscentrum, onderwijsinstituut voor specifiek onderwijs en bibliotheek;
      • voorzieningen voor kinderopvang, zoals een kindercrèche, peuterspeelzaal, kinderdagverblijf en (naschoolse) kinderopvangcentrum; en
      • een buurt- en clubhuis, wijkcentrum, sociëteit;
  • d. kantoren;
  • e. wonen;
  • f. een parkeergarage ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - parkeergarage 3'; en
  • g. een tijdelijke parkeergarage ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - tijdelijke parkeergarage';

met daaraan ondergeschikt:

  • h. kunstobjecten;
  • i. speelvoorzieningen;
  • j. reclameobjecten;
  • k. duurzame energievoorzieningen;
  • l. inpandige opslag van vervoersmiddelen voor langzaam verkeer;
  • m. erven; en
  • n. tuinen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Op deze gronden:

  • a. wordt alleen voor de functies, bedoeld in artikel 4.1, gebouwd; en
  • b. gelden de algemene bouwregels, bedoeld in artikel 15, naast de specifieke bouwregels, bedoeld in artikel 4.2.2 tot en met artikel 4.2.9.
4.2.2 Specifiek: hoofdgebouwen

Voor het bouwen van een hoofdgebouw geldt dat:

  • a. in het bouwvlak wordt gebouwd;
  • b. de bouwhoogte niet hoger dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte is; en
  • c. artikel 4.2.2, onder a en b, niet geldt voor het bouwen van een tijdelijke parkeergarage ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - tijdelijke parkeergarage'.
4.2.3 Specifiek: kunstobjecten

Voor het bouwen van een kunstobject geldt dat de bouwhoogte niet hoger dan 5 m is.

4.2.4 Specifiek: speelvoorzieningen

Voor het bouwen van een speelvoorziening geldt dat de bouwhoogte niet hoger dan 3 m is.

4.2.5 Specifiek: dakterrassen

Voor het bouwen van een dakterras geldt dat:

  • a. het dakterras alleen vanuit de woning wordt ontsloten;
  • b. het dakterras maximaal 4 m uit de achtergevelrooilijn van het oorspronkelijke hoofdgebouw ligt;
  • c. er wordt voldaan aan artikel 5:50 van het Burgerlijk Wetboek;
  • d. het dakterras wordt aangevraagd door de eigenaar van het dak;
  • e. er geen andere bouwwerken worden gebouwd dan:
    • 1. een hekwerk; of
    • 2. bouwwerken ter voorkoming van wind- en geluidshinder als het dakterras de enige buitenruimte van de woning betreft;
  • f. het hekwerk maximaal de hoogte heeft zoals omschreven in het Bouwbesluit;
  • g. zowel het hekwerk als het terras worden geplaatst volgens de zichtbaarheidsregel;
  • h. zowel het hekwerk als het terras 1 m of meer terug liggen ten opzichte van de voorgevel, behalve wanneer:
    • 1. het hekwerk en het terras in het dakvlak zijn verwerkt; of
    • 2. de voorgevel van het hoofdgebouw is doorgetrokken tot 1 m hoogte vanaf het dakvlak; en
  • i. hekwerk en terras gelijk liggen aan of terug liggend van de zijgevel, als de zijgevel aan openbaar toegankelijk gebied grenst.
4.2.6 Specifiek: tijdelijke parkeergarage

Voor het bouwen van een tijdelijke parkeergarage geldt dat:

  • a. deze ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - tijdelijke parkeergarage' wordt gebouwd; en
  • b. deze niet hoger dan 24 m is.
    .
4.2.7 Specifiek: parkeergarage

Voor het bouwen van een parkeergarage geldt dat:

  • a. deze ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - parkeergarage 3' wordt gebouwd; en
  • b. deze niet hoger dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte is.
4.2.8 Specifiek: overige bouwwerken die geen gebouwen zijn

Voor het bouwen van overige bouwwerken die geen gebouw zijn, geldt dat de bouwhoogte niet hoger dan 3 m is.

4.2.9 Voorwaardelijke verplichting geluid

Voor het bouwen van een geluidgevoelig object geldt dat:

  • a. uit akoestisch onderzoek is gebleken dat:
    • 1. de geluidbelasting op de gevels van het geluidgevoelig object voldoet aan de voorkeursgrenswaarde of de vastgestelde hogere grenswaarde;
    • 2. het geluidgevoelig object één of meer geluidluwe gevels heeft; en
    • 3. het geluidgevoelig object niet meer dan één dove gevel heeft;
  • b. als het geluidgevoelig object een appartement betreft lid a, onder 2, niet van toepassing is:
    • 1. als het uitvoeren van ten minste één geluidluwe gevel niet mogelijk is; en
    • 2. het geluidgevoelig object ten minste één gevel met geluidsluw te openen delen grenzend aan een geluidgevoelige ruimte heeft;
  • c. als de geluidbelasting op een gevel hoger is dan de vastgestelde hogere grenswaarde of hoger dan de voorkeurgrenswaarde en geen hogere grenswaarde is vastgesteld, wordt die gevel als dove gevel uitgevoerd waarbij de voorwaarden in lid a, onder 2 en 3, ook van toepassing blijven;
  • d. als een deel van een woning wordt gebruikt voor beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis de voorwaarden in lid a, onder 2 en 3, gelden voor de gehele woning, inclusief de delen die gebruikt worden voor de beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten; en
  • e. de maatregelen als beschreven in dit artikel in stand gehouden worden zo lang het gebouw in gebruik is als geluidgevoelig object.
4.3 Specifieke gebruiksregels
4.3.1 Algemeen

Gronden en bouwwerken worden alleen gebruikt voor de functies, bedoeld in artikel 4.1, en artikel 4.3.2 tot en met artikel 4.3.5. Ook de algemene gebruiksregels, bedoeld in artikel 16, gelden.

4.3.2 Dienstverlening en culturele- en maatschappelijke voorzieningen

De functies, bedoeld in artikel 4.1, onder a, b en c, zijn alleen direct onder en naast woningen toegestaan als deze zo weinig milieubelastend zijn dat de eisen uit het Bouwbesluit voldoende zijn.

4.3.3 Huisgebonden beroep of bedrijf

Een huisgebonden beroep of bedrijf is toegestaan als:

  • a. de woonfunctie de hoofdfunctie blijft;
  • b. de bewoner het beroep of bedrijf uitoefent;
  • c. in voldoende parkeergelegenheid is voorzien;
  • d. dit geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer heeft;
  • e. dit geen trilling, geur of geluid veroorzaakt die buiten de woning merkbaar is;
  • f. het vloeroppervlak niet meer dan 30% van de oppervlakte van de woning is met een maximum van 65 m2;
  • g. het om detailhandel gaat deze ondergeschikt aan de beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten is; en
  • h. het geen horeca is.
4.3.4 Particuliere vakantieverhuur

Het gebruik van (gedeelten van) woningen en/of bijbehorende bouwwerken ten behoeve van particuliere vakantieverhuur is toegestaan, indien en voor zover niet meer dan 4 personen tegelijkertijd gebruik maken van de toeristische verhuur. Particuliere vakantieverhuur mag niet gerealiseerd worden in vrijstaande bijbehorende bouwwerken.

4.3.5 Bed & breakfast
  • a. Het gebruik van (gedeelten van) woningen en/of bijbehorende bouwwerken ten behoeve van bed & breakfast is toegestaan, indien en voor zover:
    • 1. per woning maximaal 1 bed & breakfast verleend wordt;
    • 2. niet meer dan 4 personen tegelijkertijd gebruik maken van de bed & breakfast;
    • 3. niet meer dan 2 kamers ter beschikking worden gesteld als slaapvertrekken in de bed & breakfast;
    • 4. de bed & breakfast door de hoofdbewoner wordt uitgeoefend;
    • 5. de hoofdbewoner tijdens het nachtverblijf in de bed & breakfast aanwezig is;
    • 6. het vloeroppervlak voor de bed & breakfast niet meer bedraagt dan 35% van de bruto vloeroppervlakte van de woning en aangebouwde bijbehorende bouwwerken met een maximum van 65 m²;
    • 7. de bed & breakfast zich niet aan de straatzijde op de begane grond bevindt; en
    • 8. de bed & breakfast niet gerealiseerd wordt in vrijstaande bijbehorende bouwwerken, zoals tuinhuisjes.
  • b. De bed & breakfast mag met een doorgang naar het hoofdgebouw worden gerealiseerd.
4.3.6 Strijdig gebruik
  • a. De functies, bedoeld in artikel 4.1, onder c, zijn niet toegestaan op de gronden gelegen ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - indicatieve magneetveldzone', indien er langdurig kinderen verblijven.
  • b. De functie wonen, bedoeld in artikel 4.1, onder e, is niet toegestaan op de gronden gelegen ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - indicatieve magneetveldzone'.
4.4 Afwijken van de gebruiksregels
4.4.1 Maatschappelijke voorzieningen, indien er langdurig kinderen verblijven en wonen, ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - indicatieve magneetveldzone

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van artikel 4.3.6 voor het toestaan van maatschappelijke voorzieningen indien er langdurig kinderen verblijven en het toestaan van wonen, ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - indicatieve magneetveldzone', op voorwaarde dat:

  • a. door de aanvrager bij de aanvraag voor de omgevingsvergunning een rapport wordt overlegd, waarin de specifieke magneetveldzone van de hoogspanningsleiding is berekend; en
  • b. deze functies niet zijn gelegen binnen de specifieke magneetveldzone van de hoogspanningsleiding.
4.5 Toetsingscriteria omgevingsvergunning voor het slopen van een garage
4.5.1 Toetsingscriteria

Een omgevingsvergunning voor het geheel of gedeeltelijk slopen van een parkeergarage kan alleen worden verleend als er ook wordt voldaan aan artikel 15.2.

4.5.2 Uitzonderingen

Artikel 4.5.1 geldt niet voor werkzaamheden die het normale onderhoud en herstel betreffen.

Artikel 5 Groen - 1

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. fiets- en voetpaden;
  • c. speelvoorzieningen;
  • d. kunstobjecten;
  • e. een poort of slagboom bij de in- en uitrit van een parkeergarage;
  • f. een loopbrug bij een gebouw ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - loopbrug';
  • g. een terras ter plaatse van de aanduiding 'terras';
  • h. een parkeergarage ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - parkeergarage 1' en 'overige zone - parkeergarage 2';
  • i. een tijdelijke parkeergarage, ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - tijdelijke parkeergarage'; en
  • j. het stallen van fietsen in de buitenlucht.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Op deze gronden:

  • a. wordt alleen voor de functies, bedoeld in artikel 5.1, gebouwd; en
  • b. gelden de algemene bouwregels, bedoeld in artikel 15, naast de specifieke bouwregels, bedoeld in artikel 5.2.2 tot en met artikel 5.2.8.
5.2.2 Specifiek: gebouwen

Voor het bouwen van een gebouw geldt dat:

  • a. de bouwhoogte niet hoger dan 4 m is;
  • b. de oppervlakte niet meer dan 15 m² is per gebouw;
  • c. maximaal 3 gebouwen per bestemmingsvlak mogen worden gebouwd; en
  • d. artikel 5.2.2, onder a en b, niet geldt voor het bouwen van een tijdelijke parkeergarage ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - tijdelijke parkeergarage'.
5.2.3 Specifiek: speelvoorzieningen

Voor het bouwen van een speelvoorziening geldt dat de bouwhoogte niet hoger dan 5 m is.

5.2.4 Specifiek: parkeergarage

Voor het bouwen van een parkeergarage geldt dat:

  • a. deze ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - parkeergarage 1' en 'overige zone - parkeergarage 2' wordt gebouwd; en
  • b. de diepte van de parkeergarages ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - parkeergarage 1' en 'overige zone - parkeergarage 2' minimaal 0,5 m onder maaiveld ligt.
5.2.5 Specifiek: tijdelijke parkeergarage

Voor het bouwen van een tijdelijke parkeergarage geldt dat:

  • a. deze ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - tijdelijke parkeergarage' wordt gebouwd; en
  • b. deze niet hoger dan 24 m is.
5.2.6 Specifiek: loopbrug

Voor het bouwen van een loopbrug geldt dat:

  • a. deze ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - loopbrug' wordt gebouwd; en
  • b. de loopbrug ter hoogte van de tweede bouwlaag van het gebouw wordt gebouwd.
5.2.7 Specifiek: poort of slagboom bij een parkeergarage

Voor het bouwen van een poort of slagboom bij de in- en uitrit van een parkeergarage, zoals bedoeld in artikel 5.1, onder e, geldt dat deze niet hoger is dan 3 m.

5.2.8 Specifiek: bouwwerken die geen gebouw zijn

Bij het bouwen van een bouwwerk dat geen gebouw is, is de bouwhoogte van:

  • a. een vlaggenmast niet hoger dan 9 m;
  • b. een kunstobject niet hoger dan 5 m; en
  • c. overige bouwwerken niet hoger dan 3 m.
5.3 Specifieke gebruiksregels
5.3.1 Algemeen

Gronden en bouwwerken binnen deze bestemming worden alleen gebruikt voor de functies, bedoeld in artikel 5.1. Ook de algemene gebruiksregels, bedoeld in artikel 16, gelden.

5.4 Toetsingscriteria omgevingsvergunning voor het slopen van een parkeergarage
5.4.1 Toetsingscriteria

Een omgevingsvergunning voor het geheel of gedeeltelijk slopen van een parkeergarage kan alleen worden verleend als er ook wordt voldaan aan artikel 15.2.

5.4.2 Uitzonderingen

Artikel 5.4.1 geldt niet voor werkzaamheden die het normale onderhoud betreffen.

Artikel 6 Groen - 2

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. binnentuinen;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. een parkeergarage ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - parkeergarage 1' en 'overige zone - parkeergarage 2'; en
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - beeldbepalende zijde' het behoud van het beeldbepalende karakter van de voor- en zijgevels van het voormalige gebouw 'Touwen';

met daaraan ondergeschikt:

  • e. bergingen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - gebouw met bergingen'.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen

Op deze gronden:

  • a. wordt alleen voor de functies, bedoeld in artikel 6.1, gebouwd; en
  • b. gelden de algemene bouwregels, bedoeld in artikel 15, naast de specifieke bouwregels, bedoeld in artikel 6.2.2 tot en met artikel 6.2.5.
6.2.2 Specifiek: gebouwen

Het is niet toegestaan een gebouw te bouwen, met uitzondering van:

  • a. een parkeergarage ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - parkeergarage 1' en 'overige zone - parkeergarage 2'; en
  • b. een gebouw met bergingen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - gebouw met bergingen'.
6.2.3 Specifiek: parkeergarage

Voor het bouwen van een parkeergarage geldt dat:

  • a. deze ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - parkeergarage 1' en 'overige zone - parkeergarage 2' wordt gebouwd; en
  • b. de diepte van de parkeergarages, bedoeld onder a, minimaal 0,5 m onder maaiveld ligt, behalve
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - verhoogde parkeergarage 1' waar de parkeergarage niet hoger dan 2 m is; en
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - verhoogde parkeergarage 2' waar de parkeergarage niet hoger dan 1 m is.
6.2.4 Specifiek: gebouw met bergingen

Voor het bouwen van een gebouw met bergingen geldt dat:

  • a. deze ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - gebouw met bergingen' wordt gebouwd; en
  • b. de bouwhoogte niet hoger dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte is.
6.2.5 Specifiek: bouwwerken die geen gebouw zijn

Het bouwen van een bouwwerk dat geen gebouw is, is niet toegestaan.

6.3 Specifieke gebruiksregels
6.3.1 Algemeen

Gronden en bouwwerken binnen deze bestemming worden alleen gebruikt voor de functies, bedoeld in artikel 6.1. Ook de algemene gebruiksregels, bedoeld in artikel 16, gelden.

Artikel 7 Tuin

7.1 Bestemmingsomschrijving
  • a. De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
    • 1. tuinen bij hoofdgebouwen;
    • 2. een parkeergarage, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - parkeergarage 1' en 'overige zone - parkeergarage 2';
    • 3. een terras ter plaatse van de aanduiding 'terras'; en
    • 4. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - beeldbepalende zijde' het behoud van het beeldbepalende karakter van de voor- en zijgevels van het voormalige gebouw 'Touwen';

met daaraan ondergeschikt:

    • 1. verharding;
    • 2. erfafscheidingen en privacyschermen; en
    • 3. overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.
  • b. Deze gronden worden niet beschouwd als erf als bedoeld in artikel 1 van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht, zoals dat artikel luidt op het moment van de datum van inwerkingtreding van dit plan.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen

Op deze gronden:

  • a. wordt alleen gebouwd voor de functies, bedoeld in artikel 7.1; en
  • b. gelden de algemene bouwregels, bedoeld in artikel 15, naast de specifieke bouwregels, bedoeld in artikel 7.2.2 tot en met artikel 7.2.6.
7.2.2 Specifiek: gebouwen en overkappingen

Het bouwen van gebouwen en overkappingen, waaronder carports, is niet toegestaan, met uitzondering van een parkeergarage ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - parkeergarage 1' en 'overige zone - parkeergarage 2'.

7.2.3 Specifiek: parkeergarage

Voor het bouwen van een parkeergarage geldt dat:

  • a. deze ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - parkeergarage 1' en 'overige zone - parkeergarage 2' wordt gebouwd; en
  • b. de diepte van de parkeergarages, bedoeld onder a, minimaal 0,5 m onder maaiveld ligt, behalve
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - verhoogde parkeergarage 1' waar de parkeergarage niet hoger dan 2 m is; en
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - verhoogde parkeergarage 2' waar de parkeergarage niet hoger dan 1 m is.
7.2.4 Specifiek: erfafscheidingen

Voor het bouwen van een erfafscheiding geldt dat de bouwhoogte niet hoger dan 1 m is.

7.2.5 Specifiek: privacyscherm

Voor het bouwen van een privacyscherm geldt dat:

  • a. de bouwhoogte niet hoger dan de hoogte van de eerste verdiepingsvloer is;
  • b. de diepte maximaal 1,5 m is; en
  • c. deze alleen aan de achterzijde van een woning is toegestaan.
7.2.6 Specifiek: overige bouwwerken

Het bouwen van overige bouwwerken is niet toegestaan.

7.3 Specifieke gebruiksregels
7.3.1 Algemeen

Gronden en bouwwerken binnen deze bestemming worden alleen gebruikt voor de functies, bedoeld in artikel 7.1. Ook de algemene gebruiksregels, bedoeld in artikel 16, gelden.

7.3.2 Verharding

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van tuin - maximale verharding' is verharding alleen toegestaan als niet meer dan 50% van het bouwperceel ter plaatse van de bestemming Tuin verhard is.

Artikel 8 Verkeer

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verkeersvoorzieningen;
  • b. parkeervoorzieningen;
  • c. een poort of slagboom bij de in- en uitrit van een parkeergarage;
  • d. reclameobjecten;
  • e. voorzieningen voor het openbaar vervoer; en
  • f. kunstobjecten.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Algemeen

Op deze gronden:

  • a. wordt alleen gebouwd voor de functies, bedoeld in artikel 8.1; en
  • b. gelden de algemene bouwregels, bedoeld in artikel 15, naast de specifieke bouwregels, bedoeld in artikel 8.2.2 en artikel 8.2.4.
8.2.2 Specifiek: gebouwen

Voor het bouwen van een gebouw geldt dat:

  • a. de bouwhoogte niet hoger dan 4 m is;
  • b. de oppervlakte niet meer dan 15 m² is per gebouw; en
  • c. maximaal 3 gebouwen per bestemmingsvlak mogen worden gebouwd.
8.2.3 Specifiek: poort of slagboom bij een parkeergarage

Voor het bouwen van een poort of slagboom bij de in- en uitrit van een parkeergarage, zoals bedoeld in artikel 8.1 onder c, geldt dat deze niet hoger is dan 3 m.

8.2.4 Specifiek: bouwwerken die geen gebouw zijn

Voor het bouwen van bouwwerken die geen gebouw zijn, is de bouwhoogte van:

  • a. een kunstobject niet hoger dan 5 m; en
  • b. overige bouwwerken niet hoger dan 3 m.

8.3 Specifieke gebruiksregels
8.3.1 Algemeen

Gronden en bouwwerken binnen deze bestemming worden alleen gebruikt voor de functies, bedoeld in artikel 8.1. Ook de algemene gebruiksregels, bedoeld in artikel 16, gelden.

 

Artikel 9 Verkeer - Verblijfsgebied

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verblijfsgebieden; en
  • b. parkeervoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. ontsluitingswegen voor calamiteitenverkeer;
  • d. een inrit voor een parkeergarage;
  • e. voorzieningen voor het openbaar vervoer;
  • f. reclameobjecten; en
  • g. kunstobjecten.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Algemeen

Op deze gronden:

  • a. wordt alleen gebouwd voor de functies, bedoeld in artikel 9.1; en
  • b. gelden de algemene bouwregels, bedoeld in artikel 15, naast de specifieke bouwregels, bedoeld in artikel 9.2.2 en 9.2.3.
9.2.2 Specifiek: gebouwen

Voor het bouwen van een gebouw geldt dat:

  • a. de bouwhoogte niet hoger dan 4 m is; en
  • b. de oppervlakte niet meer dan 15 m² is per gebouw; en
  • c. maximaal 3 gebouwen per bestemmingsvlak mogen worden gebouwd.
9.2.3 Specifiek: bouwwerken die geen gebouw zijn

Voor het bouwen van bouwwerken die geen gebouw zijn, is de bouwhoogte van:

  • a. een kunstobject niet hoger dan 5 m; en
  • b. overige bouwwerken niet hoger dan 3 m.
9.3 Specifieke gebruiksregels
9.3.1 Algemeen

Gronden en bouwwerken binnen deze bestemming worden alleen gebruikt voor de functies, bedoeld in artikel 9.1. Ook de algemene gebruiksregels, bedoeld in artikel 16, gelden.

Artikel 10 Water

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

met daar aan ondergeschikt:

  • d. kaden;
  • e. oeverstroken;
  • f. scheepsvaartverkeerstekens en andere nautische verkeersvoorzieningen;
  • g. kunstobjecten;
  • h. steigers ter plaatse van de aanduiding 'steiger'; en
  • i. werken voor waterrecreatie en beroepsmatig varen.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Algemeen

Op deze gronden:

  • a. wordt alleen voor de functies, bedoeld in artikel 10.1, gebouwd; en
  • b. gelden de algemene bouwregels, bedoeld in artikel 15, naast de specifieke bouwregels, bedoeld in artikel 10.2.2 tot en met artikel 10.2.6.
10.2.2 Specifiek: gebouwen

Het is niet toegestaan gebouwen te bouwen.

10.2.3 Specifiek: kunstobjecten

Voor het bouwen van een kunstobject geldt dat de bouwhoogte niet hoger dan 5 m is.

10.2.4 Specifiek: steigers

Voor het bouwen van een steiger geldt per steiger dat:

  • a. de maximum lengte van een steiger niet meer dan 8 m is;
  • b. de diepte van een steiger in het water niet meer dan 5,5 m is; en
  • c. de waterbreedte gerekend vanaf de steiger 8 m of meer is.
10.2.5 Specifiek: scheepvaartverkeerstekens en andere nautische verkeersvoorzieningen

Voor het bouwen van scheepvaartverkeerstekens en andere nautische voorzieningen geldt dat de bouwhoogte niet hoger dan 12 m is.

10.2.6 Specifiek: overige bouwwerken die geen gebouw zijn

Voor het bouwen van overige bouwwerken die geen gebouwen zijn, geldt dat de bouwhoogte niet hoger dan 5 m is.

10.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van artikel 10.2.4 voor het bouwen van een steiger met een grotere omvang op voorwaarde dat:

  • a. deze alleen voor openbaar gebruik bedoeld is;
  • b. dit niet kan leiden tot slechtere doorstroming van waterlopen;
  • c. dit het onderhoud van de watergangen en oevers niet hindert;
  • d. dit geen negatieve effecten heeft op de ecologische waarden en de ruimtelijke kwaliteit; en
  • e. vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de waterbeheerder.
10.4 Specifieke gebruiksregels
10.4.1 Algemeen

Gronden en bouwwerken binnen deze bestemming worden alleen gebruikt voor de functies, bedoeld in artikel 10.1. Ook de algemene gebruiksregels, bedoeld in artikel 16, gelden.

10.4.2 Woonschepen

Het is niet toegestaan gronden te gebruiken voor het aan- en afmeren en/of afgemeerd houden van woonschepen.

 

Artikel 11 Wonen

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. begeleid wonen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - begeleid wonen';
  • c. een parkeergarage, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - parkeergarage 1' en 'overige zone - parkeergarage 2';

met daaraan ondergeschikt:

  • d. duurzame energievoorzieningen;
  • e. kunstobjecten;
  • f. speelvoorzieningen;
  • g. inpandige opslag van vervoersmiddelen voor langzaam verkeer;
  • h. erven; en
  • i. tuinen.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Algemeen

Op deze gronden:

  • a. wordt alleen gebouwd voor de functies, bedoeld in artikel 11.1; en
  • b. gelden ook de algemene bouwregels, bedoeld in artikel 15, naast de specifieke bouwregels, bedoeld in artikel 11.2.2 tot en met artikel 11.2.13.
11.2.2 Specifiek: hoofdgebouwen

Voor het bouwen van een hoofdgebouw geldt dat:

  • a. in het bouwvlak wordt gebouwd;
  • b. de bouwhoogte en goothoogte ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' en 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' niet hoger dan de aangegeven hoogte zijn; en
  • c. een set back niet meer dan 4 m diep is.
11.2.3 Specifiek: bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken geldt dat:

  • a. als dit een uitbreiding van het hoofdgebouw binnen het bouwvlak is, voor de uitbreiding artikel 11.2.2 geldt in plaats van de regels voor bijbehorende bouwwerken, bedoeld in artikel 11.2.4 en artikel 11.2.5; en
  • b. hierop een kap is toegestaan als:
    • 1. het hoofdgebouw is voorzien van een kap;
    • 2. het bijbehorend bouwwerk is gelegen:
    • 3. de dakhelling van de kap van het bijbehorend bouwwerk gelijk is aan of kleiner is dan de dakhelling van de kap van het hoofdgebouw;
    • 4. de kap van het hoofdgebouw geen mansardekap is;
    • 5. de goothoogte van het bijbehorend bouwwerk niet hoger is dan de eerste verdiepingsvloer van het hoofdgebouw +0,3 m; en
    • 6. de bouwhoogte van het bijbehorend bouwwerk niet hoger is dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw -1,5 m.
11.2.4 Specifiek: bijbehorend bouwwerk in achtererfgebied

Voor het bouwen van een op de grond staand bijbehorend bouwwerk of het uitbreiden daarvan in het achtererfgebied geldt dat:

  • a. als dit 4 m of minder van het hoofdgebouw is en hoger dan 0,3 m boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw:
    • 1. de afstand 3 m of meer vanaf de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde ervan is;
    • 2. de afstand 3 m of meer is tot het hoofdgebouw van een andere woning die er naast ligt;
    • 3. de hoogte van dakvoet niet meer is dan 0,3 m boven de eerste verdiepingsvloer en niet meer is dan 5 m;
    • 4. deze een kap heeft die is afgeleid van de kap van het hoofdgebouw tenzij het hoofdgebouw een mansardekap heeft;
    • 5. als het hoofdgebouw een mansardekap heeft het bijbehorend bouwwerk een zadeldak heeft, waarbij de hellingshoek van het dakvlak van dat bijbehorend bouwwerk niet groter is dan de hellingshoek van de denkbeeldige lijn tussen goot en nok van het hoofdvolume; en
    • 6. de daknok 1,5 m of lager dan de daknok van het hoofdgebouw ligt.
  • b. als dit meer dan 4 m van het hoofdgebouw is en minder dan 1 m van openbaar toegankelijk gebied:
    • 1. het bouwwerk voldoet aan artikel 2, lid 3, onder a, b, d, e, f, of g, van bijlage ll bij het Besluit omgevingsrecht; en
    • 2. de formule in artikel 2, lid 3, onder b, sub 1, van bijlage ll bij het Besluit omgevingsrecht niet geldt voor de begrenzing van de daknok als de perceelgrens grenst aan openbaar toegankelijk gebied.
11.2.5 Specifiek: maximum bebouwingspercentage achtererfgebied

Voor het bouwen van bouwwerken in het achtererfgebied geldt dat:

  • a. als het achtererfgebied buiten het bouwvlak kleiner is dan 300 m², dan mag maximaal 50 % van het achtererfgebied buiten het bouwvlak bebouwd worden tot een maximum van 75 m²; en
  • b. als het achtererfgebied buiten het bouwvlak groter is dan 300 m², dan mag maximaal 100 m² van het achtererfgebied buiten het bouwvlak bebouwd worden.
11.2.6 Specifiek: dakkapellen
  • a. Voor het bouwen van dakkapellen in een voordakvlak of zijdakvlak geldt dat:
    • 1. dakkapellen op hetzelfde dakvlak op één horizontale lijn met elkaar liggen;
    • 2. het hoogste punt van een dakkapel niet hoger ligt dan 0,5 m onder de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
    • 3. de afstand tussen dakkapellen 0,5 m of meer is; en
    • 4. de zijkanten meer dan 0,5 m van de zijkanten van het dakvlak liggen;
    • 5. de breedte van een dakvlak niet meer dan:
      • 50% van de breedte van de gevel bij een voordakvlak tot een maximum van 4,5 m is; en
      • 50% van de breedte van de gevel bij een zijdakvlak is; en
    • 6. per woning niet meer dan twee dakkapellen op één dakvlak liggen.
  • b. Voor het bouwen van dakkapellen in het achterdakvlak die niet voldoen aan artikel 2, vierde lid, van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht, is onderdeel a ook van toepassing.
11.2.7 Specifiek: erfafscheidingen

Voor het bouwen van een erfafscheiding geldt dat:

  • a. deze niet hoger dan 2 m is;
  • b. als deze voor de voorgevel of een naar openbaar gebied gerichte zijgevel ligt de erfafscheiding niet hoger dan 1 m is; en
  • c. als het straatprofiel van de straat naast de zijgevel breder is dan 20 m in afwijking van onderdeel b vanaf 3 m achter de voorgevel de erafscheiding niet hoger dan 2 m is.
11.2.8 Specifiek: kunstobjecten

Voor het bouwen van een kunstobject geldt dat de bouwhoogte niet hoger dan 5 m is.

11.2.9 Specifiek: speelvoorzieningen

Voor het bouwen van een speelvoorziening geldt dat:

  • a. de bouwhoogte niet hoger dan 4 m is; en
  • b. als deze in het achtererfgebied ligt op 3 m of meer van de erfgrens de bouwhoogte niet hoger dan 3 m is.
11.2.10 Specifiek: dakterrassen

Voor het bouwen van een dakterras geldt dat:

  • a. het dakterras alleen vanuit de woning wordt ontsloten;
  • b. het dakterras maximaal 4 m uit de achtergevelrooilijn van het oorspronkelijke hoofdgebouw ligt;
  • c. er wordt voldaan aan artikel 5:50 van het Burgerlijk Wetboek;
  • d. het dakterras wordt aangevraagd door de eigenaar van het dak;
  • e. er geen andere bouwwerken worden gebouwd dan:
    • 1. een hekwerk; of
    • 2. bouwwerken ter voorkoming van wind- en geluidshinder als het dakterras de enige buitenruimte van de woning betreft;
  • f. het hekwerk maximaal de hoogte heeft zoals omschreven in het Bouwbesluit;
  • g. zowel het hekwerk als het terras worden geplaatst volgens de zichtbaarheidsregel;
  • h. zowel het hekwerk als het terras 1 m of meer terug liggen ten opzichte van de voorgevel, behalve wanneer:
    • 1. het hekwerk en het terras in het dakvlak zijn verwerkt; of
    • 2. de voorgevel van het hoofdgebouw is doorgetrokken tot 1 m hoogte vanaf het dakvlak; en
  • i. hekwerk en terras gelijk liggen aan of terug liggend van de zijgevel, als de zijgevel aan openbaar toegankelijk gebied grenst.
11.2.11 Specifiek: parkeergarage

Voor het bouwen van een parkeergarage geldt dat:

  • a. deze ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - parkeergarage 1' en 'overige zone - parkeergarage 2' wordt gebouwd;
  • b. de parkeergarage ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - verhoogde parkeergarage 1' niet hoger dan 2 m is; en
  • c. de parkeergarage ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - verhoogde parkeergarage 2' niet hoger dan 1 m is.
11.2.12 Specifiek: overige bouwwerken die geen gebouw zijn

Voor het bouwen van overige bouwwerken die geen gebouw zijn, geldt dat:

  • a. de bouwhoogte niet hoger dan 3 m is; en
  • b. verankerde palen en constructies op een hoofdgebouw niet toegestaan zijn.
11.2.13 Voorwaardelijke verplichting geluid

Voor het bouwen van een geluidgevoelig object geldt dat:

  • a. uit akoestisch onderzoek is gebleken dat:
    • 1. de geluidbelasting op de gevels van het geluidgevoelig object voldoet aan de voorkeursgrenswaarde of de vastgestelde hogere grenswaarde;
    • 2. het geluidgevoelig object één of meer geluidluwe gevels heeft; en
    • 3. het geluidgevoelig object niet meer dan één dove gevel heeft;
  • b. als het geluidgevoelig object een appartement betreft lid a, onder 2, niet van toepassing is:
    • 1. als het uitvoeren van ten minste één geluidluwe gevel niet mogelijk is; en
    • 2. het geluidgevoelig object ten minste één gevel met geluidsluw te openen delen grenzend aan een geluidgevoelige ruimte heeft;
  • c. als de geluidbelasting op een gevel hoger is dan de vastgestelde hogere grenswaarde of hoger dan de voorkeurgrenswaarde en geen hogere grenswaarde is vastgesteld, wordt die gevel als dove gevel uitgevoerd waarbij de voorwaarden in lid a, onder 2 en 3, ook van toepassing blijven;
  • d. als een deel van een woning wordt gebruikt voor beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis de voorwaarden in lid a, onder 2 en 3, gelden voor de gehele woning, inclusief de delen die gebruikt worden voor de beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten; en
  • e. de maatregelen als beschreven in dit artikel in stand gehouden worden zo lang het gebouw in gebruik is als geluidgevoelig object.

11.3 Specifieke gebruiksregels
11.3.1 Algemeen

Gronden en bouwwerken binnen deze bestemming worden alleen gebruikt voor de functies, bedoeld in artikel 11.1 en artikel 11.3.2 tot en met artikel 11.3.4. Ook de algemene gebruiksregels, bedoeld in artikel 16, gelden.

11.3.2 Huisgebonden beroep of bedrijf

Een huisgebonden beroep of -bedrijf is toegestaan als:

  • a. de woonfunctie de hoofdfunctie blijft;
  • b. de bewoner het beroep of bedrijf uitoefent;
  • c. in voldoende parkeergelegenheid is voorzien;
  • d. dit geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer heeft;
  • e. dit geen trilling, geur of geluid veroorzaakt die buiten de woning merkbaar is;
  • f. het vloeroppervlak niet meer dan 30% van de oppervlakte van de woning is met een maximum van 65 m2;
  • g. het om detailhandel gaat deze ondergeschikt aan de beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten is; en
  • h. het geen horeca is.
11.3.3 Particuliere vakantieverhuur

Het gebruik van (gedeelten van) woningen en/of bijbehorende bouwwerken ten behoeve van particuliere vakantieverhuur is toegestaan, indien en voor zover niet meer dan 4 personen tegelijkertijd gebruik maken van de toeristische verhuur. Particuliere vakantieverhuur mag niet gerealiseerd worden in vrijstaande bijbehorende bouwwerken.

11.3.4 Bed & breakfast
  • a. Het gebruik van (gedeelten van) woningen en/of bijbehorende bouwwerken ten behoeve van bed & breakfast is toegestaan, indien en voor zover:
    • 1. per woning maximaal 1 bed & breakfast verleend wordt;
    • 2. niet meer dan 4 personen tegelijkertijd gebruik maken van de bed & breakfast;
    • 3. niet meer dan 2 kamers ter beschikking worden gesteld als slaapvertrekken in de bed & breakfast;
    • 4. de bed & breakfast door de hoofdbewoner wordt uitgeoefend;
    • 5. de hoofdbewoner tijdens het nachtverblijf in de bed & breakfast aanwezig is;
    • 6. het vloeroppervlak voor de bed & breakfast niet meer bedraagt dan 35% van de bruto vloeroppervlakte van de woning en aangebouwde bijbehorende bouwwerken met een maximum van 65 m²;
    • 7. bed & breakfast zich niet aan de straatzijde op de begane grond bevindt; en
    • 8. de bed & breakfast niet gerealiseerd wordt in vrijstaand bijbehorende bouwwerken, zoals tuinhuisjes.
  • b. De bed & breakfast mag met een doorgang naar het hoofdgebouw worden gerealiseerd.

Artikel 12 Waarde - Archeologie

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en) ook bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden.

12.2 Bouwregels
12.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken geldt, in aanvulling op de andere bouwregels die gelden voor deze gronden en bouwwerken, dat door de aanvrager bij de aanvraag voor de bouw van een bouwwerk een rapport op basis van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) wordt overgelegd waarin:

  • a. de archeologische waarden van de gronden die door de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
  • b. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
12.2.2 Voorwaarden omgevingsvergunning voor het bouwen

Als uit het rapport, bedoeld in artikel 12.2.1, blijkt dat archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen worden verstoord, kunnen één of meer van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, die voldoen aan bij de vergunning te stellen kwalificaties; en
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg, die voldoet aan bij de vergunning te stellen kwalificaties.
12.2.3 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 12.2.1 en artikel 12.2.2 is niet van toepassing op bouwwerken:

  • a. die al worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan op grond van een omgevingsvergunning voor het bouwen op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of een bouwvergunning op grond van de Woningwet; of
  • b. met een oppervlakte kleiner dan 50 m2; of
  • c. die niet dieper gaan dan 50 cm.
12.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
12.3.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden

Voor het uitvoeren van de volgende werken die geen bouwwerken zijn en de volgende werkzaamheden is een omgevingsvergunning nodig:

  • a. het ophogen van de bodem met meer dan 50 cm;
  • b. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen en verbreden van sloten, vijvers en andere wateren;
  • d. het verlagen of het verhogen van het waterpeil;
  • e. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
  • f. het bebossen van gronden die op het tijdstip van het kracht worden van dit plan niet als bosgrond kunnen worden aangemerkt; en
  • g. het uitvoeren van grondbewerkingen waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen.
12.3.2 Onderzoeksplicht

Een omgevingsvergunning kan pas worden verleend nadat door de aanvrager een rapport op basis van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) is overgelegd waarin:

  • a. de archeologische waarden van de gronden die door de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
  • b. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
12.3.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan worden verleend als geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van de gronden.

12.3.4 Beoordelingscriteria

Voordat de omgevingsvergunning wordt verleend wordt voor de beoordeling van het rapport advies ingewonnen bij iemand die ter zake deskundig is.

12.3.5 Voorwaarden omgevingsvergunning

Als uit het rapport, bedoeld in artikel 12.3.2, blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het uitvoeren van werken of werkzaamheden worden verstoord, kunnen één of meer van de volgende voorwaarden verbonden zijn aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, die voldoen aan bij de vergunning te stellen kwalificaties; en
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij de vergunning te stellen kwalificaties.
12.3.6 Uitzonderingen

Artikel 12.3.1 geldt niet voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden:

  • a. die het normale onderhoud betreffen;
  • b. al worden uitgevoerd op het tijdstip op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. die in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen worden uitgevoerd, mits verricht door een daartoe bevoegde instantie;
  • d. met een oppervlakte kleiner dan 50 m2; of
  • e. die niet dieper gaan dan 50 cm.

Artikel 13 Waterstaat - Waterkering

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn naast de andere daar voorkomende bestemming(en), ook bestemd:

  • a. als dijklichaam; en
  • b. voor water met een functie voor de waterhuishouding, waterberging, waterlopen, waterhuishoudkundige werken en waterstaatkundige werken;

met de daarbij behorende:

  • c. oeverstroken, oevervoorzieningen, kaden en andere vormen van oeververdedigingswerken;
  • d. bruggen, dammen, taluds, duikers en steigers; en
  • e. nutsvoorzieningen.
13.2 Bouwregels
13.2.1 Algemeen

Op deze gronden wordt alleen gebouwd:

  • a. voor de functies, bedoeld in artikel 13.1, en gelden de algemene bouwregels, bedoeld in artikel 15, naast de specifieke bouwregels, bedoeld in artikel 13.2.2 en 13.2.3; en
  • b. voor de functies, bedoeld in de andere daar voorkomende bestemmingen, en gelden de bouwregels bij die bestemmingen.

13.2.2 Specifiek: gebouwen

Het is niet toegestaan gebouwen te bouwen voor de functies, bedoeld in artikel 13.1.

13.2.3 Specifiek: bouwwerken die geen gebouw zijn

Voor het bouwen van bouwwerken die geen gebouw zijn, geldt dat:

  • a. een erfafscheiding niet hoger dan 2,5 m is; en
  • b. overige bouwwerken niet hoger dan 5 m zijn.

13.2.4 Voorwaarden voor verlening

Een omgevingsvergunning voor bouwen voor de functies, bedoeld in artikel 13.1 en voor de functies, bedoeld in de andere daar voorkomende bestemmingen, kan alleen worden verleend als:

  • a. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van de waterkering; en
  • b. vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de waterbeheerder.

13.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
13.3.1 Algemeen

Voor het uitvoeren van de volgende werken die geen bouwwerken zijn en werkzaamheden op deze gronden is een omgevingsvergunning nodig:

  • a. het afgraven, ophogen of egaliseren van deze gronden;
  • b. het aanleggen en/of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheid en het aanbrengen van oppervlakteverhardingen, met een oppervlakte van meer dan 800 m²;
  • c. het verwijderen en/of aanbrengen van bomen en opgaande beplanting;
  • d. het graven, dempen, verbreden of verdiepen van waterlopen, waterpartijen en andere wateren;
  • e. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse energie-, transport- en/of communicatieleidingen;
  • f. het verwijderen van bomen, houtgewas, bodemvegetaties, riet en andere oevervegetatie; en
  • g. het aanbrengen van oeverbeschoeiingen of aanleggelegenheden.
13.3.2 Uitzondering

Artikel 13.3.1 is niet van toepassing op:

  • a. het normale onderhoud van de gronden;
  • b. werken en werkzaamheden die al in uitvoering zijn op het tijdstip van vaststelling van dit plan; en
  • c. werken en werkzaamheden die nodig zijn voor het aansluiten van bouwwerken op het net van openbare nutsvoorzieningen.
13.3.3 Voorwaarden voor verlening

Een omgevingsvergunning kan alleen worden verleend als:

  • a. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van de waterkering; en
  • b. vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de waterbeheerder.

 

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 14 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 15 Algemene bouwregels

15.1 Sociale huurwoningen

20% van het totaal aantal nieuw te bouwen woningen volgens dit plan wordt gebouwd als sociale huurwoning.

15.2 Parkeren
  • a. Bij de uitoefening van de bevoegdheid voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen van een gebouw geldt dat voldoende parkeervoorzieningen voor auto's en fietsen worden gerealiseerd op deze plek of in de directe omgeving daarvan in of buiten het plangebied.
  • b. Voldoende betekent dat het aantal parkeerplaatsen niet meer en niet minder mag zijn dan op basis van de minimale normen is opgenomen in de beleidsregels die zijn neergelegd in de “Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016”.
  • c. Als de beleidsregels tijdens de planperiode worden gewijzigd of vervangen wordt rekening gehouden met de wijziging of met de vervangende beleidsregels.
15.3 Gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen of waterhuishoudkundige voorzieningen

Nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen kunnen worden gebouwd op voorwaarde dat:

  • a. de bouwhoogte van een gebouw niet hoger dan 4 m is; en
  • b. de oppervlakte van een gebouw niet meer dan 15 m2 is.
15.4 Erkers, luifels en balkons

Erkers, luifels en balkons die bij gebouwen horen kunnen worden gebouwd op voorwaarde dat:

  • a. bij het bouwen van een erker aan de voorgevel:
    • 1. de voorgevel van het hoofdgebouw vlak is;
    • 2. de breedte van de erker niet meer dan 66% van de breedte van de voorgevel is;
    • 3. de goothoogte van de erker niet meer is dan de hoogte van de eerste verdiepingsvloer van het hoofdgebouw + 0,3 m; en
    • 4. een afdak boven de voordeur verbonden met de erker is toegestaan tot een maximum van de diepte van de erker;
  • b. bij het bouwen van een zelfstandige luifel:
    • 1. deze wordt aangebracht boven de voordeur en voor een deel aan weerszijden daarvan;
    • 2. de breedte niet meer dan 2 m is;
    • 3. de diepte niet meer dan 1 m is;
    • 4. de hoogte niet meer dan 0,5 m boven de gevelopening van de voordeur is; en
    • 5. bij aanwezigheid van een erker aangesloten wordt op de bouwhoogte van de erker waarbij in afwijking van onderdeel 3 de diepte niet meer is dan die van de erker;
  • c. erkers niet zijn toestaan op de eerste bouwlaag in de bestemming 'Gemengd - 1' en 'Gemengd - 2'; en
  • d. balkons en erkers aan een naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde gevel maximaal 1 m buiten de gevel uitsteken.

Artikel 16 Algemene gebruiksregels

16.1 Strijdig gebruik
  • a. Tenzij de bestemmingsregels nadrukkelijk anders bepalen, worden gronden en gebouwen niet gebruikt voor:
    • 1. seksbedrijven;
    • 2. Bevi-inrichtingen;
    • 3. de productie, opslag of verkoop van vuurwerk;
    • 4. geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
    • 5. opslag anders dan op die plaats nodig is voor de bestemming;
    • 6. het storten van puin en afvalstoffen;
    • 7. opslag van aan het oorspronkelijke gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen;
    • 8. buitenopslag;
    • 9. een permanente standplaats voor kampeermiddelen;
    • 10. het afmeren van woonschepen, woonarken of andere vaartuigen die worden bewoond of worden gebruikt voor het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten;
    • 11. het bewonen van vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet zijnde in het kader van mantelzorg;
    • 12. jacuzzi's en zwembaden.
  • b. Het is niet toegestaan een woning te veranderen in, om te zetten tot en/of te vergroten tot twee of meer zelfstandige woningen.
  • c. Het is niet toegestaan een zelfstandige woning naar meer dan twee onzelfstandige woonruimten in dezelfde woning om te zetten.
16.2 Toegestaan ondergeschikt gebruik

Tenzij de bestemmingsregels nadrukkelijk anders bepalen, kunnen gronden en gebouwen voor de volgende functies worden gebruikt op voorwaarde dat deze functies ondergeschikt zijn aan het hoofdgebruik, bedoeld in de bestemmingsregels:

Artikel 17 Algemene afwijkingsregels

17.1 Afwijking algemeen

Indien niet op grond van een andere bepaling van deze planregels een omgevingsvergunning kan worden verleend, dan kan bij omgevingsvergunning worden toegestaan dat:

  • a. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en elektriciteitsvoorzieningen met een maximum bouwhoogte van 5 m, en een maximale brutovloeroppervlak van 30 m² worden gebouwd;
  • b. wordt afgeweken van de in de planregels voorgeschreven maten, afmetingen, percentages met maximaal 10%;
  • c. wordt afgeweken van de op de verbeelding aangegeven bestemmingsgrenzen, bouwvlakken en aanduidingen;
  • d. bouwwerken ten behoeve van vlucht- en/of noodtrappen worden gebouwd; en
  • e. wordt afgeweken van de in de regels toegestane maximum bouwhoogten, anders dan bedoeld onder b, ten behoeve van lift- en trappenhuizen, centrale verwarmingsinstallaties, glasbewassingsinstallaties, ventilatie-inrichtingen, en vergelijkbare inrichtingen;

mits voldaan wordt aan de volgende regels:

  • f. de afwijking in het belang is van een ruimtelijk, technisch of duurzaam beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein of om te voldoen aan het Bouwbesluit; en
  • g. slechts in geringe mate wordt afgeweken van de bestemmingsgrenzen, bouwvlakken en aanduidingen, met een maximum van:
    • 1. 2 m indien toepassing wordt gegeven aan de afwijkingen, bedoeld in artikel 17.1, onder a tot en met c; en
    • 2. 3 m indien toepassing wordt gegeven aan de afwijking, bedoeld in artikel 17.1, onder e.
17.2 Afwijking ten behoeve van wegen

Een omgevingsvergunning kan worden verleend voor het gedeeltelijk buiten de bestemmingsgrens realiseren van wegen of de aansluiting van wegen op voorwaarde dat:

  • a. dit nodig is voor de verkeersveiligheid of verkeersintensiteit; en
  • b. de leefkwaliteit op de plek van de naastgelegen geluidgevoelige objecten aanvaardbaar blijft.
17.3 Afwijking verbod op woningsplitsing

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van artikel 16.1, onder b, om woningsplitsing toe te staan op voorwaarde dat:

  • a. de oppervlakte van de woning die wordt opgesplitst groter dan of gelijk aan 140 m2 is;
  • b. de oppervlakte van elke zelfstandige woning die door de splitsing ontstaat groter dan 50 m2 is;
  • c. wordt voldaan aan artikel 3.3.1b van de Huisvestingsverordening gemeente Zaanstad 2021 of rechtsopvolgers hiervan; en
  • d. wordt voldaan aan de parkeernormen die voortvloeien uit de 'Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016' of rechtsopvolgers hiervan.
17.4 Afwijking verbod op kamergewijze verhuur

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van artikel 16.1, onder c, om kamergewijze verhuur toe te staan op voorwaarde dat:

  • a. de oppervlakte van de bestaande woning groter dan of gelijk aan 140 m2 is;
  • b. wordt voldaan aan artikel 3.3.1a, tweede lid, van de Huisvestingsverordening gemeente Zaanstad 2021 of rechtsopvolgers hiervan; en
  • c. wordt voldaan aan de parkeernormen die voortvloeien uit de 'Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016' of rechtsopvolgers hiervan.
17.5 Afwijking duurzame energievoorzieningen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van artikel 3.2.2, artikel 4.2.2 en artikel 11.2.2 voor het bouwen van duurzame energievoorzieningen tot maximaal 2 m boven de maximale bouwhoogte van gebouwen, als de ruimtelijke kwaliteit en het stedenbouwkundig beeld zijn gewaarborgd.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 18 Overgangsrecht

18.1 Bouwwerken
  • 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden op grond van een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat bestemmingsplan.
18.2 Gebruik
  • 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • 2. Het is verboden het met het plan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat bestemmingsplan.

Artikel 19 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: regels van het bestemmingsplan 'Hofwijk Noord fase 1'.