direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Uitbreiding De Meerkamp
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0362.17A-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doelstelling

De gemeente Amstelveen wil het zwembad De Meerkamp uitbreiden. Vanwege de groei van de bevolking is het huidige zwembad te klein geworden. Er is op 7 juli 2021 door de raad besloten om een extra zwembad bij De Meerkamp te realiseren. Voor de uitbreiding is gezocht naar de meest ideale locatie om het extra zwemwater toe te voegen. Er is gekozen voor de locatie ten zuiden van de huidige sporthal. Het programma bestaat, behalve een binnenzwembad, uit onder meer kantoorruimte voor Amstelveensport, maatschappelijke functies, kinderdagverblijf en buitenschoolse opvang, en bijbehorende facilitaire voorzieningen.

De beoogde ontwikkeling is niet toegestaan binnen de regels van het huidige bestemmingsplan (zie paragraaf 1.3). Zodoende is het nu voorliggende bestemmingsplan opgesteld om de nieuwe bebouwing en het nieuwe gebruik mogelijk te maken.

1.2 Ligging en begrenzing

Het plangebied van het nieuwe bestemmingsplan omvat uitsluitend de gronden waar de uitbreiding op is geprojecteerd. Het gaat om de gronden direct ten zuiden van de bestaande sporthal tot aan de zuidelijke grens van het terrein (zie afbeelding 1.1). Tot 1 januari 2021 was hier kinderopvangorganisatie Boon gevestigd. In paragraaf 2.1. is de bestaande situatie nader beschreven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0362.17A-VG01_0001.png"

afbeelding 1.1. ligging plangebied (met een rode stippellijn aangeduid)

1.3 Geldende bestemmingsplan

De locatie ligt in het bestemmingsplan 'Amstelveen Midden West' (2009) en heeft de bestemming Sport – Zwembad (art. 17). Er is in de hoek tegen de sporthal aan voor een klein deel van het plangebied een bouwvlak opgenomen. Dit bouwvlak is echter te klein voor de gewenste nieuwbouw. Qua gebruik is een zwembad of aan de bestemming ondergeschikte kantoorruimte wel toegestaan, maar een kinderdagverblijf, buitenschoolse opvang of zelfstandige kantoorruimte zijn niet toegestaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0362.17A-VG01_0002.jpg" afbeelding 1.2: uitsnede vigerend bestemmingsplan Amstelveen Midden West 2009 (het plangebied is met een rode stippellijn aangeduid)

Na vaststelling vervangt dit bestemmingsplan geheel of gedeeltelijk de volgende plannen:

  • Bestemmingsplan Amstelveen Midden West - vastgesteld op 18 februari 2009;
  • Paraplubestemmingsplan wonen - vastgesteld 26 maart 2019;
  • Paraplubestemmingsplan Archeologie en Cultuurhistorie - vastgesteld 28 maart 2018;
  • Paraplubestemmingsplan Schipholparkeren en Parkeernormen - vastgesteld 22 maart 2017;
  • Paraplubestemmingsplan Herziening Begripsbepaling Peil (Digitaal) - vastgesteld 1 oktober 2014.

1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk is het plangebied en de voorgenomen ontwikkeling beschreven. In hoofdstuk drie komt de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan aan bod. Hoofdstuk 4 beschrijft de relevante beleidskaders waar het plan aan is getoetst en in in hoofdstuk 5 is ingegaan op de beoordeling van de milieu- en omgevingsaspecten. Hoofdstuk zes bevat een toelichting op de juridische componenten van het bestemmingsplan. Hierin is beschreven welke regelingen in het plan zijn opgenomen om de ontwikkeling mogelijk te maken en om rekening te houden met de eisen uit het beleidskader en de toets op de omgevingsaspecten.

Hoofdstuk 2 Het plan

2.1 Bestaande situatie

Het sportcomplex De Meerkamp is gelegen aan de Van der Hooplaan in het zuidelijke deel van de wijk Keizer Karelpark. In het complex is het zwembad en de sporthal gevestigd. Ook is aan de westzijde twee buitenbaden en een ligweide aanwezig. De bebouwing is gemiddeld twee lagen hoog met schilddaken en is op enige afstand van de Van der Hooplaan gelegen. De entree bevindt zich aan de straatzijde (oostzijde), waar ook het parkeerterrein en de fietsenstallingen te vinden zijn.

Het plangebied waar de uitbreiding is voorzien, is gelegen aan de zuid- en oostzijde van de huidige sporthal. Tot 1 januari 2021 was aan de zuidzijde van de sporthal de kinderopvangorganisatie Boon gevestigd. Binnen het plangebied vallen de bestaande fietsenstallingen, de toegang tot het buitenbad met kleedruimtes, sanitaire ruimten en kluisjes ten behoeve van het buitenbad. Ook de watergang en de groenzone ten zuiden van het zwembadterrein zijn meegenomen in het plangebied. Het zuidelijke deel van het plangebied is onbebouwd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0362.17A-VG01_0003.png"

afbeelding 2.1: bestaande situatie

2.2 Gewenste ontwikkeling

2.2.1 Noodzaak en locatiekeuze

Het complex 'Zwembad De Meerkamp' en 'Sporthal De Meerkamp' dateert uit 1994 en kent een zeer hoge bezettingsgraad. Er is sprake van een tekort aan badwater, met name voor instructiezwemmen. Eind 2019 is een haalbaarheidsonderzoek uitgevoerd naar renovatie dan wel nieuwbouw van een zwemvoorziening in Amstelveen. De onderzoeksresultaten geven inzicht in de behoefte naar zwemwater en de uitwerking hiervan in verschillende varianten voor renovatie en vervangende nieuwbouw. Uit het haalbaarheidsonderzoek kwam naar voren dat om in de huidige en toekomstige behoefte aan zwemwater te voorzien dat uitbreiding nodig is met één bassin van 25 bij 21 meter. Met dit extra bassin kan worden voorzien in de vraag naar instructiezwemmen om de wachtlijsten weg te werken en kunnen doelgroepen en verenigingen beter worden gefaciliteerd. Vervolgens is in mei 2021 vervolgonderzoek uitgevoerd naar hoe en waar het extra zwemwater te realiseren is en zijn de mogelijkheden onderzocjht voor combinaties met aanvullende functies.

Voor de uitbreiding van het zwembad zijn vier opties onderzocht:

  • Locatie A: nieuwbouw aan achterzijde huidige gebouw ter plaatse van ligweide.
  • Locatie B: nieuwbouw ter plaatse van huidige sporthal.
  • Locatie C: nieuwbouw aan huidige sporthal, ter plaatse van huidige fietsenstalling.
  • Locatie D: nieuwbouw naast huidige sporthal, ter plaatse van huidige kinderopvang.

afbeelding "i_NL.IMRO.0362.17A-VG01_0004.png"

afbeelding 2.2. Onderzoekslocaties nieuwbuw 25x21 zwembad en aanvullende functies

Uit het onderzoek bleek locatie D de beste optie voor extra zwemwater. De kosten voor locaties A en C lagen beduidend hoger dan de locatie B en D. Ook is locatie C geprojecteerd op de huidige fietsenstallingen, wat betekent dat daar weer een nieuwe locatie voor moet worden gevonden. Locatie B leidt tot sloop van de sporthal, wat kapitaalvernietiging is en er is ook geen ruimte meer voor groei van binnensport. Locatie D heeft het voordeel dat deze locatie direct beschikbaar is en de sporthal behouden kan blijven. Ook is er ruimte voor uitbreiding in de toekomst. En de locatie leidt het minst tot hinder tijdens de bouw voor het functioneren van de rest van het zwem- en sportcomplex. Zodoende is gekozen voor locatie D voor de uitbreiding met een bassin van 21 bij 25 meter. Wel is locatie D op grotere afstand van de centrale hal gelegen, wat tot langere looproutes leidt.

Op basis van het vervolgonderzoek is door de raad gekozen voor locatie D om de uitbreiding op te realiseren. Ook is op basis van het onderzoek door de raad besloten om het bassin te combineren met anders functies, zoals kantoren voor AmstelveenSport en een gezondheidscentrum. Tevens is besloten om de keuze voor renovatie of nieuwbouw van het zwembad De Meerkamp voorlopig uit te stellen tot 2025/2026 (raadsbesluit van 7 juli 2021).

2.2.2 Programma en bouwmassa

Voor de gewenste nieuwbouw is het Programma van Eisen De Meerkamp Amstelveen opgesteld (17 februari 2022). In het PvE zijn de kaders voor de nieuwbouw beschreven op functioneel, technisch en ruimtelijk vlak.

Het programma voor de nieuwbouw bestaat primair uit:

  • Nieuwbouw 25x21 meter zwembassin met bijbehorende faciliteiten;
  • Nieuwbouw 650 m2 zelfstandig kantoor voor Amstelveensport en 200 m2 bvo magazijn/bergingen;

Om de exploitatiemogelijkheden te vergroten, is behalve zwemmen, ruimte geboden allerlei vormen van binnensport (denk aan dans, yoga, judo, etc.), en zijn aanvullend aan het primaire programma ook maatschappelijke functies en een kinderdagverblijf toegevoegd aan het toegestane programma. Ook is in het raadsbesluit aangegeven dat het wenselijk is om de mogelijkheid voor een gezondheidscentrum te bieden. In bredere zin is dit mogelijk gemaakt door het toestaan van maatschappelijke functies.

De huidige kleedruimten, sanitaire ruimten, kluisjes en de techniekruimte van het buitenbad dienen in de nieuwbouw te worden geïntegreerd. Ook zullen voor de nieuwe functies kleedruimten en toiletvoorzieningen nodig zijn, evenals technische ruimten. Ondersteunende horecafaciliteiten danwel verenigingsruimten komen er niet bij het nieuwe bassin, daarvan is voldoende beschikbaar in de bestaande accomodatie van De Meerkamp.

Het definitieve ontwerp voor de nieuwbouw is nog niet bekend. Zodoende is er voor gekozen om in het bestemmingsplan een flexibele regeling op te nemen met ruimte aan meerdere ontwerpuitwerkingen. Er wordt in dit nieuwe plan ruimte gegeven aan een gebouw met een footprint van 2.500 m2 en een bouwhoogte van 15 meter.

De nieuwbouw dient een gebouw te worden met een open uitstraling, dat uitnodigt tot betreding. De oost- en zuidzijde vormen zichtlocaties en vragen om extra aandacht. Er dient ingezet te worden op het verzachten van de overgang tussen landschap en gebouw. Het gebouw dient een 'losse' vormentaal te krijgen waardoor het pand zich qua maat, schaal en vormgeving voegt in de stedenbouwkundige opzet van 'de Groene long' en breekt met grote, kolossale zwembadcomplexen uit het verleden.

Gemeentelijke ambities op het gebied van klimaatadaptatie, duurzaamheid en mobiliteit dienen een vertaling te krijgen in het gebouw en daarmee bij te dragen aan het versterken van de identiteit. Het ontwerp van het buitenterrein van het zwembad is onlosmakelijk aan deze opgave verbonden. Uitgangspunt voor de uitwerkingen op het gebied van duurzaamheid is het ambitiedocument PLECK 3.0 (Plan voor Energietransitie, Circulaire economie en Klimaatadaptatie) van de gemeente Amstelveen De nieuwbouw dient te voldoen aan de 'Leidraad duurzaam bouwen' en het 'Actieplan klimaatadaptatie' waarin de ambities van Amstelveen worden beschreven als het gaat om klimaatadaptatie en natuurinclusief bouwen. Bestaande bomen worden zoveel mogelijk behouden en geïntegreerd in het ontwerp.

Als het gaat om de materialisatie streeft de Amtelveense gemeenteraad voor het toepassen van meer houtbouw in de gemeente. Houtbouw bij zwembaden is reeds een zeer succesvolle en kwalitatieve combinatie gebleken bij andere gerealiseerde baden. De mogelijkheden van houtbouw voor deze opgave moeten nader worden onderzocht.

Verkeer en parkeren

De bevoorrading van het gebouw zal aan de zuidzijde plaats gaan vinden. Hiervoor zal een nieuwe aansluiting nodig zijn op de Startbaan, welke het water en de groenzone hier zal doorkruizen.

De bestaande fietsenstallingen binnen het plangebied zullen plaats gaan maken voor de nieuwe bebouwing. Hiervoor wordt ruimte gezocht rond de huidige entree. De precieze plek en inrichting is nog onderwerp van studie. Het uitgangspunt is dat er voldoende fietsparkeerplekken komen om de bestaande te vervangen plus de extra fietsparkeerplekken die nodig zijn vanwege de uitbreiding.

Hoofdstuk 3 Uitvoerbaarheid

3.1 Nieuwe stedelijke ontwikkeling

In artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening is de verplichting opgenomen om in het geval van nieuwe stedelijke ontwikkeling in de toelichting een onderbouwing op te nemen van de behoefte aan die ontwikkeling en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Het nieuwe bestemmingsplan maakt een nieuw bassin mogelijk met ruimte voor overige binnensportactiviiteiten, kantoren, maatschappelijke voorzieningen en een kinderdagverblijf. Daarmee is sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Het plangebied is gelegen binnen het bestaand stedelijk gebied.

3.1.1 Ladder voor duurzame verstedelijking

Met ingang van 1 oktober 2012, is in artikel 3.1.6, tweede en derde lid, van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de Ladder voor Duurzame Verstedelijking (hierna: de Ladder) opgenomen. Het doel van de ladderplicht is dat een bevoegd gezag bij het nemen van een planologisch besluit aandacht besteed aan zorgvuldig ruimtegebruik en het voorkomen van onaanvaardbare leegstand. Het is de bedoeling dat bij het toepassen van de Ladder wordt beschreven welke behoefte aan de ontwikkeling bestaat, en als de ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied plaatsvindt, een motivering waarom niet binnen het bestaande stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

De twee treden van de Ladder schrijven vooraf geen bepaald resultaat voor, omdat het optimale resultaat moet worden beoordeeld door het bevoegd gezag dat de regionale en lokale omstandigheden kent. Dit gezag draagt de verantwoordelijkheid voor de ruimtelijke afweging over die ontwikkeling.

Onderbouwing van de behoefte

Zoals in paragraaf 2.2.1 is beschreven, is er in de huidige situatie al sprake van een tekort aan badwater. Uitgaande van de toekomstige groei van Amstelveen wordt dit tekort alleen maar groter. Dit volgt uit het haalbaarheidsonderzoek dat in 2019 is uitgevoerd. Er is een nieuw bassin nodig bij het huidige zwembadcomplex. Hiermee kan worden voorzien in de vraag naar instructiezwemmen om de wachtlijsten weg te werken en kunnen doelgroepen en verenigingen beter worden gefaciliteerd. Ook biedt het nieuwe zwemwater kansen om binnen het bestaande zwembadwater de roosters te herschikken en aanvullende activiteiten aan te bieden in het warmere water waar nu geen ruimte voor is (denk aan specifieke doelgroepen, therapeutisch zwemmen enz.).

De nieuwe kantoren zullen ruimte bieden aan AmstelveenSport. Dit dient ter vervanging van de huisvesting op Sportlaan 25 en de interne ruimten in De Meerkamp en enige ruimte voor doorgroei van de organisatie.

Om de exploitatiemogelijkheden te vergroten, zijn aanvullend aan het primaire programma ook andere binnensportactiviteiten, educatieve en maatschappelijke functies en een kinderdagverblijf toegevoegd aan het toegestane programma. Hiermee worden de gebruiksmogelijkheden vergroot van de nieuwbouw en wordt flexibiliteit geboden, mocht er in de toekomst behoefte zijn aan deze functies.

Een eerste inventarisatie onder huisartsen heeft geresulteerd in de conclusie dat locatie De Meerkamp een aantrekkelijke locatie is voor realisatie van een gezondheidscentrum. In de huidige situatie is er een tekort aan prakijken. Bovendien is er een onevenwichtige verdeling van praktijken over de verschillende wijken. De wijk waarin De Meerkamp ligt heeft nu en in de toekomst behoefte aan extra praktijken. De (synergie)voordelen van vestiging naast een sportcentrum worden gedeeld

Conclusie

Het plangebied is gelegen binnen het bestaand stedelijk gebied, er is geen sprake van nieuw ruimtebesluit buiten het bestaand stedelijk gebied. Er is een grote behoefte aan het zwemwater binnen de gemeente en ook aan de andere functies. Daarmee is sprake van zorgvuldig ruimtegebruik en wordt voldaan aan de Ladder voor duurzame verstedelijking.

3.2 Economische uitvoerbaarheid

Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in de toelichting van een bestemmingsplan minimaal inzicht te worden gegeven in de economische uitvoerbaarheid van het plan. Tevens is met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) de verplichting ontstaan om, indien sprake is van ontwikkelingen waarvoor de gemeente redelijkerwijs kosten moet maken, bijvoorbeeld voor de aanleg van voorzieningen van openbaar nut, en de plankosten, deze moeten kunnen worden verhaald op de initiatiefnemer c.q. de ontwikkelaar. Een en ander dient te worden vastgelegd in privaatrechtelijke overeenkomsten met iedere grondeigenaar. Als er met een grondeigenaar geen overeenkomst is gesloten en het kostenverhaal niet anderszins is verzekerd, dient een exploitatieplan te worden opgesteld welke tegelijkertijd met het bestemmingsplan moet worden vastgesteld.

In het geval van het voorliggende plan zijn de gronden in eigendom van de gemeente. Er is geen sprake van verhaalbare kosten voor aanleg van voorzieningen van openbaar nut of aanpassing van infrastructuur. Er is geen exploitatieplan nodig.

Tevens is in het kader van het Vervolgonderzoek haalbaarheid extra zwemwater (21 mei 2021) een Beheer en exploitatiebegroting gemaakt voor de uitbreiding van het zwembadcomplex met een extra bassin en is onderzoek verricht naar de investering en exploitatiekosten voor de invulling met o.a. kantoren en maatschappelijke functies (gezondheidscentrum). Op basis van de begroting is voor de realisatie van het extra zwemwater budget opgenomen in de gemeentelijke begroting. Voor de kantoren wordt een privaatrechtelijke overeenkomst (anterieure overeenkomst) gesloten tussen de gemeente en de toekomstige gebruiker AmstelveenSport. Uit de berekeningen volgt dat de realisatie van een gezondheidscentrum winstgevend is.

Conclusie

Gelet op bovenstaande wordt het voorliggende initiatief financieel uitvoerbaar geacht. Ook is geen sprake van verhaalbare kosten en is geen exploitatieplan nodig.

3.3 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Ten behoeve van het Haalbaarheidsonderzoek in 2019 en het Vervolgonderzoek in 2021 hebben overleggen plaatsgevonden met diverse stakeholders en shareholders.

Bro-overleg

In het kader van het wettelijk vooroverleg op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is een concept van het ontwerp bestemmingsplan toegezonden aan de overlegpartners. In de Nota van beantwoording vooroverlegreacties (augustus 2022) zijn de ingekomen reacties beschreven (zie bijlage 1). Geen van de ingekomen reacties heeft geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan.

Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan en bijbehorende stukken (inclusief het ontwerpbesluit hogere waarden) heeft van 16 december 2022 tot en met 26 januari 2023 voor zes weken voor een ieder ter inzage gelegen. Tijdens de terinzagelegging zijn er geen zienswijzen ingediend. Ook zijn er geen ambtshalve wijzigingen aangebracht.

3.4 Handhaving

3.4.1 Uitvoerings- en handhavingsbeleid

Handhaving op het gebied van ruimtelijke ordening spitst zich toe op het gebruik van de gronden en opstallen, de maatvoering van bouwwerken en het uitvoeren van werken en werkzaamheden waarvoor een omgevingsvergunning nodig is. Handhaving kan kortweg worden omschreven als: elke handeling die er op is gericht de naleving van rechtsregels te bevorderen of een overtreding te beëindigen. Handhaving is geen doel op zich maar draagt bij aan de realisatie van de ruimtelijke doelstellingen die met het bestemmingsplan worden beoogd en de bescherming van de verschillende belangen die worden gewaarborgd.

Een bestemmingsplan bevat daarom een handhavingsparagraaf. Hierin wordt een toelichting gegeven op de wijze waarop de gemeente het juridische normenkader van het bestemmingsplan handhaaft, dat door middel van de planregels in samenhang met de planverbeelding in het leven is geroepen.

Het niet naleven van een bestemmingsplan komt neer op het ondergraven van één van de meest waardevolle en invloedrijkste instrumenten van de gemeentelijke overheid.

Daarnaast is het een inbreuk op en aantasting van de belangrijkste waarborgen die de burger en bedrijven op gemeentelijk niveau hebben. De maatschappij mag immers verwachten en eisen van de gemeentelijke overheid dat zij de regelgeving die zij in het bestemmingsplan heeft opgenomen ook zal handhaven. Het niet naleven en handhaven van het bestemmingsplan tast de geloofwaardigheid van de gemeente in het algemeen aan. Om deze redenen is het noodzakelijk het bestemmingsplannen te handhaven en te blijven handhaven.

De gemeente is verplicht om uitvoerings­ (vergunningverlening) en handhavingsbeleid vast te stellen in een of meer documenten, waarin gemotiveerd wordt aangegeven welke doelen wij onszelf stellen bij de uitvoering en handhaving en welke activiteiten we daarvoor zullen uitvoeren. Deze verplichting is nu al opgenomen in het Besluit omgevingsrecht en komt ook in de Omgevingswet terug.

De gemeente heeft aan deze verplichting invulling gegeven in het actuele VTH beleidsplan, waarin zowel het uitvoerings­ als het handhavingsbeleid is opgenomen. Deze nota beschrijft de visie, doelstellingen, prioriteiten, uitgangspunten en strategieën op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving. Het is gebaseerd op een analyse van de problemen die zich kunnen voordoen met betrekking tot de naleving van de geldende wetgeving, waaronder dit bestemmingsplan. Een andere belangrijk uitgangspunt zijn de toepasselijke algemeen verbindende voorschriften, de beleidskaders en een analyse van inzichten, technieken en werkwijzen die gebruikt kunnen worden voor de uitvoering.

Het gehele uitvoerings­ en handhavingsbeleid geeft ten minste inzicht in:

  • De prioriteiten bij de uitvoering van voorgenomen activiteiten.
  • De methodiek die de gemeente gebruikt om te bepalen of gestelde doelen worden bereikt.
  • De objectieve criteria voor het beoordelen van aanvragen voor en beslissingen over een omgevingsvergunning en het afhandelen van meldingen.
  • De werkwijze bij vergunningverlening en het afhandelen van meldingen.
  • De afspraken die door de gemeente met de Omgevingsdienst en met de organen die belast zijn met de strafrechtelijke handhaving zijn gemaakt.
  • De wijze waarop het toezicht op de naleving van het bij of krachtens de betrokken wetten bepaalde wordt uitgeoefend om de gestelde doelen te bereiken.
  • De wijze waarop bestuurlijke sancties en de termijnen die bij het geven en uitvoeren daarvan worden gehanteerd en de strafrechtelijke handhaving onderling worden afgestemd, waarbij tevens aandacht wordt besteed aan de aard van de geconstateerde overtredingen.
  • De wijze waarop de gemeente handelt na overtredingen die zijn begaan door of in naam van de eigen gemeente of van andere organen behorende tot de overheid.

In de jaarlijkse uitvoeringsprogramma’s worden deze prioriteiten vertaald in daadwerkelijke activiteiten. Jaarlijks evalueren we de uitgevoerde inspanningen en toetsen we de bijdrage aan de beleidsdoelstellingen. Doen we nog de juiste dingen op de juiste wijze of signaleren we ontwikkelingen die een aanpassing van het (ruimtelijke) beleid vragen? Het uitvoeringsprogramma, jaarverslag en de evaluatie worden toegestuurd aan de gemeenteraad.

Hoofdstuk 4 Beleidskader

4.1 Rijksbeleid

4.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

In 2023 treedt naar verwachting de nieuwe Omgevingswet in werking. De Omgevingswet bundelt alle huidige wetten over de leefomgeving. Daarbij hoort ook één rijksvisie op de leefomgeving. Het Rijk heeft op 11 september 2020 de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) vastgesteld. De NOVI biedt een langetermijnperspectief op de ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland tot 2050.

Het doel van de Omgevingswet is het bereiken van een balans tussen: '(a) bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit en (b) doelmatig beheren, gebruiken en ontwikkelen van de fysieke leefomgeving ter vervulling van maatschappelijke behoeften'. Deze dubbele doelstelling uit de Omgevingswet is vertaald in een omgevingsinclusieve benadering van de leefomgeving: ontwikkeling van de leefomgeving gaat samen met versterking van te beschermen waarden als gezondheid, landschap, waterveiligheid, natuur, cultureel erfgoed, leefomgevingskwaliteit en milieukwaliteit.

In de NOVI zijn de maatschappelijke opgaven samengevat in vier prioriteiten:

  • ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie
  • duurzaam economisch groeipotentieel
  • sterke en gezonde steden en regio's
  • toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

Met betrekking tot 'sterke en gezonde steden en regio's' is in de NOVI aangegeven dat vooral in steden en stedelijke regio's nieuwe locaties nodig zijn voor wonen en werken en voorzieningen. Het liefst binnen de bestaande stadsgrenzen, zodat de open ruimten tussen stedelijke regio's behouden blijven.

Tegelijk streeft men naar een verbetering naar de leefbaarheid en klimaatbestendigheid in steden en dorpen. Schonere lucht, voldoende groen en water en genoeg publieke voorzieningen waar mensen kunnen bewegen (wandelen, fietsen, sporten, spelen), ontspannen en samenkomen.

Betekenis voor het plan

De uitbreiding van het zwembad is nodig vanwege de grote behoefte aan extra zwemwater in de gemeente. Daarmee draagt het plan bij aan het voorzieningennniveau en zodoende sluit het goed aan bij het beleidsdoel 'sterke en gezonde steden en regio's' uit de NOVI. En voor het gebouw worden hoge eisen gesteld op het gebied van duurzaamheid en klimaatbestendigheid.

4.1.2 Luchthavenindelingbesluit Schiphol

Het oorspronkelijke Luchthavenindelingbesluit Schiphol (LIB) stamt uit 2002, en is op 31 augustus 2004 gewijzigd in werking getreden. Het LIB is een Algemene Maatregel van Bestuur (AmvB), die gebaseerd is op artikel 8.4 van de Wet luchtvaart. Met het LIB wordt in kaartmateriaal een zogenaamd beperkingengebied vastgesteld. Het LIB bevat voor dat beperkingengebied regels waarbij beperkingen zijn gesteld ten aanzien van de bebouwing en het gebruik van gronden, voor zover die beperkingen noodzakelijk zijn met het oog op de veiligheid en de geluidsbelasting in verband met de nabijheid van de luchthaven Schiphol.

Per 4 november 2015 is een wijziging van het Luchthavenindelingbesluit (LIB) in werking getreden. Doel van deze wijziging is om de vliegveiligheid rondom Schiphol in afdoende mate te borgen. Hiervoor zijn de zogenaamde toetshoogtes in de omgeving van Schiphol aanzienlijk verlaagd. Bestemmingsplannen dienen deze verlaagde toetshoogtes in acht te nemen. Gebouwen hoger dan de toetshoogtes kunnen alleen toegestaan worden indien het Rijk hiervoor een verklaring van geen bezwaar (vvgb) heeft afgegeven of een positief radar advies heeft afgegeven. Het instrument "radar advies" is een nieuw instrument naast het reeds bestaande vvgb. Voor de radartoets gelden afzonderlijke toetshoogtes; deze zijn opgenomen in een nieuwe kaart in bijlage 4a bij het LIB.

De procedures voor een vvgb en een radaradvies gelden allebei afzonderlijk van elkaar maar kunnen ook samenvallen wanneer verschillende toetsvlakken worden doorsneden. De genoemde beperkingen betreffen:

  • de bestemming en het gebruik van grond in verband met het externe­veiligheidsrisico vanwege het luchthavenverkeer;
  • de bestemming en het gebruik van grond in verband met de geluidbelasting vanwege het luchthavenluchtverkeer;
  • de maximale hoogte van objecten in, op of boven de grond, in verband met de veiligheid van het luchthavenluchtverkeer;
  • een bestemming die, of van een gebruik dat, vogels aantrekt, in verband met de veiligheid van het luchthavenluchtverkeer.

Bij de eerste twee van de bovengenoemde typen beperkingen zijn in ieder geval gronden aangewezen die niet gebruikt dan wel bebouwd mogen worden ten behoeve van woningen, of andere in het besluit aangewezen gebouwen.

Op 1 januari 2018 is het LIB gewijzigd in werking getreden. De regelwijziging ziet op een eigen bevoegdheid voor het lokaal bestuur om binnen bestaand stedelijk gebied woningen toe te voegen. In het gebied binnen zone 4 blijft de grens van 25 woningen per bouwplan gehandhaafd en mogen bestaande geluidgevoelige gebouwen vervangen worden door een nieuw geluidgevoelig gebouw. In het bestaand stedelijk gebied tussen de grens van zone 4 en de 20 Ke­contour gelden nu en ook onder het regime van het nieuwe LIB geen kwantitatieve beperkingen aan woningbouw. In het landelijk gebied is een verbod verankerd in het LIB op nieuwe woningbouwlocaties.

Betekenis voor het plan

Het voorliggende plan maakt een zwembad met binnensportruimten en kantoorruimte mogelijk. Aanvullend staat het plan ook maatschappelijke functies en een kinderdagverblijf toe. Het plangebied ligt buiten beperkingen ten aanzien van geluidgevoelige objecten. Hierdoor is er geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

4.2 Provinciaal en regionaal beleid

4.2.1 Omgevingsvisie NH2050

De "Omgevingsvisie NH2050 ­ Balans tussen economische groei en leefbaarheid" is op 19 november 2018 door Provinciale Staten van Noord­Holland vastgesteld. De Omgevingsvisie NH2050 betreft een structuurvisie op grond van de Wet ruimtelijke ordening. In de Omgevingsvisie heeft de provincie haar ruimtelijke toekomstvisie vastgelegd en heeft zij tevens aangegeven hoe zij deze visie denkt te zullen realiseren.

Het uitgangspunt van de omgevingsvisie is dat Noord­Holland een relatief hoog welvaarts­ en welzijnsniveau heeft. Om deze ook voor de toekomst vast te kunnen houden, richten de provincie zich op een goede balans tussen economische groei en leefbaarheid. Zodanig dat bij veranderingen in het gebruik van de fysieke leefomgeving de doelen voor een gezonde en veilige leefomgeving overeind blijven.

In de omgevingsvisie worden ambities genoemd op het gebied van de leefomgeving, het gebruik van de leefomgeving en de energietransitie. De ambities ten aanzien van de leefomgeving luiden als volgt. Een klimaatbestendig en waterrobuust Noord­Holland. In het kader van gezondheid en veiligheid, het behouden en waar mogelijk verbeteren van de kwaliteit van de fysieke leefomgeving. Het vergroten van de biodiversiteit van Noord­Holland.

Voor het gebruik van de leefomgeving gelden de volgende ambities. Een duurzame economie met innovatie als belangrijke motor, daardoor is er ruimte voor ontwikkeling van circulaire economie, duurzame landbouw, energietransitie en experimenten. we de agglomeratiekracht. De provincie zet in op sterke kernen en sterke regio’s. Dit gaat over de ontwikkeling van centrumgemeenten die daarmee het voorzieningenniveau in de gehele regio waarin ze liggen vitaal houden en de kernen hun herkenbare identiteit behouden.

Verder wil de provincie vraag en aanbod van woon­ en werklocaties beter afstemmen (kwantitatief en kwalitatief). Daarbij moet woningbouw, in overeenstemming met de kwalitatieve behoeftes en trends, vooral in en aansluitend op de bestaande verstedelijkte gebieden worden gepland. De derde ambitie binnen deze categorie is het effectief, veilig en efficiënt kunnen verplaatsen van inwoners, bedrijven en producten van Noord­Holland, waarbij negatieve gevolgen van de mobiliteit op klimaat, gezondheid, natuur en landschap steeds nadrukkelijk worden meegewogen. Als laatste geldt het behouden en versterken van de unieke kwaliteiten van de diverse landschappen en de cultuurhistorie.

Voor energietransitie is de overkoepelende ambitie dat Noord­Holland in 2050 volledig klimaatneutraal is en gebaseerd op hernieuwbare energie. Daarom is er ruimte voor de noodzakelijke energietransitie en daarvoor benodigde infrastructuur. Dit alles rekening houdende met de ambities voor verstedelijking en landschap.

Betekenis voor het plan

De voorgenomen ontwikkeling draagt bij aan het op peil houden van het hoogwaardige voorzieningenniveau in de gemeente Amstelveen voor nu en in de toekomst en sluit daarmee aan bij de doelen uit de provinciale omgevingsvisie. Er worden hoge duurzaamheidseisen gesteld aan de nieuwbouw, zie hiervoor paragraaf 5.9

4.2.2 Omgevingsverordening

De Omgevingsverordening NH2020 is op 22 oktober 2020 door Provinciale Staten vastgesteld. In de Omgevingsverordening 2020 zijn de eerste stappen gezet om in het de geest van de Omgevingswet naar nieuwe regels te streven die zien op het 'hoe': 'hoe kom je tot een goede fysieke leefomgeving'. De belangrijkste onderwerpen uit de Omgevingsvisie zijn verankerd in de nieuwe Omgevingsverordening Noord­Holland. Deze vervangt alle bestaande verordeningen die betrekking hebben op de leefomgeving zoals de Provinciale Ruimtelijke Verordening, de Provinciale Milieuverordening, de Waterverordeningen en de Wegenverordening.

Betekenis voor het plan

Voor het bestemmingsplan is de geconsolideerde versie van de Omgevingsverordening geraadpleegd van maart 2022. Het plangebied is gelegen in het bestaand stedelijk gebied van Amstelveen en is niet gelegen in een gebied met een beschermingsregime in verordening, zoals het landelijk gebied, bijzonder provinciaal landschap, natuurnetwerk nederland of een grondwaterbeschermingsgebied. De ontwikkelng is niet in strijd met de provinciale verordening.

4.3 Gemeentelijk beleid

4.3.1 Structuurvisie Amstelveen 2025+

De gemeenteraad van Amstelveen heeft op 21 september 2011 de Structuurvisie Amstelveen 2025+ vastgesteld. Het is op de eerste plaats een ruimtelijke visie, maar ondersteunt ook maatschappelijke ontwikkelingen. Het biedt daarmee helderheid aan inwoners, ondernemers, instellingen en andere overheden over de gewenste ontwikkeling van Amstelveen en de prioriteiten die het bestuur hierbij stelt. De wettelijk verplichte structuurvisie vormt de grondslag voor bindende bestemmingsplannen en exploitatieplannen.

Amstelveen is in een aantal decennia stormachtig gegroeid door zijn gunstige ligging en door ondernemend op het juiste moment kansen te grijpen. Inmiddels staat de concurrentiepositie van de metropoolregio Amsterdam onder druk. De tijd dat Amstelveen kon meeliften op de groei van de regio is voorgoed voorbij. Dat vraagt om een andere instelling. Vraag is nu meer wat Amstelveen kan betekenen voor de regio.

Versterken bestaande kwaliteiten

Amstelveen wil dat allereerst doen door haar bestaande kwaliteiten te behouden en waar mogelijk te versterken. Dit zijn een uitstekend woonklimaat, een ondernemend werkklimaat en een meer dan gemiddelde bereikbaarheid. Dit laatste is het grootste punt van zorg, zowel de bereikbaarheid van de stad als binnen de stad zelf. Dit vergt grote investeringen in hoofdwegen en openbaar vervoerssystemen. Voor de stedelijke ontwikkeling van Amstelveen op langere termijn is dit thema van doorslaggevend belang.

Sport en cultuur op een hoog niveau

Amstelveen heeft een groot aanbod aan sportfaciliteiten, veelal binnen bestaand bebouwd gebied gelegen. Dat laatste is vanuit het oogpunt van sociale veiligheid en het minimaliseren van verkeersbewegingen uiterst waardevol. De hoogwaardige kwaliteit van maatschappelijke voorzieningen wordt door veel bewoners gekoesterd. Amstelveen is daarmee een betrokken stad waar iedereen mee kan doen. En waar men zelf een bijdrage aan kan leveren. Het is zeker niet zo dat alles door de overheid wordt aangeboden. De burgers zelf en hun organisaties vormen de kracht waar de stad op draait, de kracht die de stad levendig maakt.

Betekenis voor het plan

Door het uitbreiden van het zwembad met een extra bassin kan worden voorzien in de huidige en toekomstige behoefte aan zwemwater. Dit draagt bij aan het op peil houden van het voorzieningenniveau in de gemeente. Dit geldt ook voor maatschappelijke voorzieningen zoals een gezondheidscentrum. Zodoende sluit het plan aan bij het doel uit de structuurvisie om een hgoogwaardig voorzieningenniveau aan te kunnen bieden aan de inwoners van de gemeente Amstelveen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0362.17A-VG01_0005.png"

afbeelding 4.2. Structuurvisiekaart Amstelveen 2025+

4.3.2 Mobiliteitsvisie Amstelveen

De Gemeenteraad heeft op woensdag 12 februari 2020 de Mobiliteitsvisie Amstelveen vastgesteld. De Mobiliteitsvisie Amstelveen wordt één van de bouwstenen voor de Omgevingsvisie van Amstelveen. De visie bevat nieuw beleid om de bereikbaarheid van Amstelveen de komende decennia te kunnen garanderen en om te kunnen gaan met (brede) ontwikkelingen die op de gemeente afkomen.

De komende decennia groeit het aantal inwoners van Amstelveen naar verwachting fors. Dit geldt ook voor de regio waartoe Amstelveen behoort. Dit leidt tot een verdere toename van de verkeersdrukte. Ook komen er allerlei nieuwe vervoermiddelen als de elektrische auto en de e­bike en wordt het delen van auto’s, scooters en fietsen steeds populairder.

In de stadslogistiek nemen pakketdiensten steeds meer ruimte in. In de stedelijke omgeving, waar de gemeente Amstelveen toe behoort, wordt de rol van het openbaar vervoer steeds belangrijker.

De belangrijkste speerpunten van de visie zijn:

  • Werken aan een mobiliteitssysteem voor iedereen. Alle Amstelveners moeten zich van, naar en in de stad kunnen bewegen;
  • Bereikbaar voor Amstelveners met OV, auto, fiets en andere vervoersmiddelen in samenhang met elkaar, met ruimtelijke plannen en met regionale ontwikkelingen;
  • Auto­ en vrachtverkeer zonder herkomst of bestemming Amstelveen om de stad heen leiden en betere ontsluiting van Zuidwest Amstelveen op de A9 via de Bosrandweg/Fokkerweg;
  • Proactief verkeersveiligheidsbeleid;
  • Goede verbindingen met NS­stations Schiphol, Zuid en Bijlmer ArenA met comfortabele overstap;
  • Beter fijnmazig OV binnen de stad en zorgen voor een goede bereikbaarheid van belangrijke voorzieningen zoals gezondheidscentra, ouderencomplexen en het ziekenhuis;
  • Mobiliteitshubs waar verschillende vervoerswijzen samenkomen;
  • Betere en snelle (regionale) fietsverbindingen;
  • Verduurzaming van stadslogistiek, faciliteren van elektrificering van vervoer en deelmobiliteit.

Betekenis voor het plan

Het plangebied is goed bereikbaar met de auto, ov en fiets. Er is in paragraaf 5.11 nader ingegaan op het parkeerbeleid van de gemeente en de toekomstige parkeersituatie.

4.3.3 Sportnota Amstelveen 2013-2020

De gemeente Amstelveen stimuleert haar inwoners de komende jaren meer te bewegen en sporten. Sport is goed voor de gezondheid, de sociale contacten en het vestigingsklimaat van de stad. Na een periode van investeren in binnen- en buitensportaccommodaties zal de sportnota voor de periode tot 2020 vooral ingaan op het inhoudelijk sportbeleid en het formuleren van nieuwe ambities. Aanleiding hiervoor zijn veranderingen in de beoefening en beleving van sport, nieuwe behoeften en ambities van sportverenigingen en ontwikkelingen op andere beleidsterreinen.

De sportnota heeft een beperkte ruimtelijke relevantie. Gemeentelijk sportbeleid stond lange tijd gelijk aan sportaccommodatiebeleid. Dat ligt nu anders. Sportbeleid is meer dan accommodatiebeleid. Sportbeoefening is niet langer het primaat van de sportvereniging. Daarom is het ook niet langer vanzelfsprekend dat het accommodatiebeleid uitsluitend op sportverenigingen is toegesneden. De toename van het aantal anders georganiseerde sporters stelt andere eisen aan de inrichting van zowel accommodaties als de openbare ruimte. De gemeente beoogt een voldoende kwalitatief, hoogwaardig aanbod aan binnen- en buitensportaccommodaties in stand te houden dat toegankelijk is voor alle doelgroepen en gericht is op multifunctioneel gebruik. Dit multifunctionele gebruik bevordert de zelfredzaamheid van de bedrijfsvoering van de ondernemers op de sportparken. Tot slot vindt er een doorlopende monitoring van de behoefte naar accommodaties plaats.

Betekenis voor het plan

Zoals in paragraaf 2.2.1 is beschreven, is er in de huidige situatie al sprake van een tekort aan badwater. Uitgaande van de toekomstige groei van Amstelveen wordt dit tekort alleen maar groter. De uitbreiding van het zwembad De Meerkamp is in overeenstemmig met het gemeentelijk sportbeleid.

Hoofdstuk 5 Omgevingskwaliteit

5.1 Bodem

5.1.1 Wettelijk- en Beleidskader

Het bodembeleid heeft tot doel een balans te vinden tussen bodemgebruik en bescherming van bodemfuncties. Met bescherming wordt bedoeld dat een bodemgebruik duurzaam, veilig en gezond is. Bescherming is niet alleen tegen verontreiniging gericht, maar in principe tegen elke aantasting die het gebruik benadeeld.

Het beleid voor bodembescherming kent drie sporen. Het eerste spoor bestaat uit het oplossen van de knelpunten die zijn ontstaan door historische verontreinigingen. Hiervoor is een programmatische aanpak opgesteld, die in de Wet bodembescherming is opgenomen. Het doel, om in 2015 geen locaties meer te hebben waar acute gezondheidsrisico optreden, is in Aalsmeer/Amstelveen bereikt. Het 2e spoor richt zich op het voorkomen van nieuwe aantasting door het stellen van regels aan activiteiten in en op de bodem. De Wet Milieubeheer vormt hiervoor de basis. Het 3e en laatste spoor is het ruimtelijke spoor (Wro) dat tot doel heeft te komen tot een ‘goede ruimtelijke ordening. Dit gebeurt door nieuwe gebruiksfunctie (bv. wonen) alleen te bestemmen op gronden met voldoende bodemkwaliteit. Bij bestaand bodemgebruik worden natuurlijk momenten aangegrepen om de bodemkwaliteit zo nodig te verbeteren. Als ijkpunt kunnen de bodemnormen uit de Regeling bodemkwaliteit worden toegepast.

In gebieden met intensief bodemgebruik is het niet altijd mogelijk om de juiste bodemkwaliteit tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten te bereiken. Het Besluit bodemkwaliteit (Bkk) biedt dan de mogelijkheid om op projectniveau af te wijken van de generieke normen, mits op gebiedsniveau de kwaliteit niet verminderd en dit beleid door lokaal bestuur wordt vastgesteld. In Amstelveen is wel gebiedspecifiek beleid opgenomen in de Nota bodembeheer(2013), maar er zijn geen regels opgenomen die het bestemmen van gebruiksfuncties beperken. Daar is ook weinig aanleiding voor, omdat de chemische bodemkwaliteit over het algemeen geen knelpunt vormt voor bestaand en toekomstig bodemgebruik.

De 3 sporen komen te zijner tijd samen in de Omgevingswet. De uitgangspunten van de Nota bodembeheer worden dan vertaald in de omgevingsvisie en resp. omgevingsplannen.

5.1.2 Betekenis voor het plan

Voor het bestemmingsplan is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd door Aveco de Bondt. De bevindingen staan in het rapport 'Verkennend bodem- en verhardingsonderzoek uitbreiding zwembad De Meerkamp te Amstelveen', d.d. 26 april 2022. De rapportage is opgenomen als Bijlage 2 Verkennend bodemonderzoek bij de toelichting. Hieronder is de conclusie opgenomen.

Asfalt

De asfaltverharding ter plaatse van het basketbalveld is 12 centimeter dik, bestaande uit een deklaag van dicht asfalt beton (DAB) met daaronder een laag van steenslag asfalt beton (STAB). Onder de asfaltverharding is geen funderingslaag aanwezig. Direct onder de asfaltverharding bevindt zich een zandlaag.

Gezien het feit dat de hergebruikwaarde van 75 mg/kg d.s. in de onderzochte kernen van de asfaltverharding niet wordt overschreden, kan geconcludeerd worden dat het onderzochte asfalt niet-teerhoudend is en in aanmerking komt voor hergebruik indien deze vrijkomt.

Bodem

Ter plaatse van de voormalig gedempte watergang is geen afwijkende bodemopbouw aangetroffen die kan duiden op demping met bodemvreemd materiaal. Op basis van de aangetroffen bodemopbouw is het aannemelijk dat de voormalige watergang is gedempt met gebiedseigen grond.

In algemene zin is de bodem niet of maximaal licht verontreinigd met enkele zware metalen (kobalt, lood en zink), minerale olie, PAK en PCB. PFAS-verbindingen zijn niet aangetroffen in gehalten boven de detectielimiet in de bodemlagen dieper dan 1,0 m-mv.

De in dit onderzoek vastgestelde bodemkwaliteit komt overeen met de bodemkwaliteit in voorgaand onderzoek. Er zijn in het vooronderzoek ook geen (nieuwe) activiteiten naar voren gekomen die geleid kunnen hebben tot een verslechtering van de bodemkwaliteit. De aangetroffen licht verhoogde gehalten geven geen aanleiding tot nader onderzoek.

Het grondwater bevat geen verhoogde concentraties.

5.1.3 Conclusie

Met het uitgevoerde verkennend bodemonderzoek is de bodemkwaliteit tot de onderzochte diepte voldoende vastgesteld. De op de locatie aangetroffen maximaal licht verhoogde gehalten geven geen aanleiding om aanvullend onderzoek uit te voeren.

5.2 Archeologie

5.2.1 Wet- en regelgeving en beleid

Wet op de archeologische monumentenzorg

De Erfgoedwet vormt samen met de Omgevingswet het wettelijke fundament voor de archeologie in Nederland. Onderdelen van de voormalige Monumentenwet over archeologie worden overgeheveld naar de Omgevingswet. Voorbeelden daarvan zijn de verplichting om rekening te houden met archeologie bij het opstellen van bestemmingsplannen (straks omgevingsplannen) en de vergunningverlening voor het verstoren van archeologische rijksmonumenten. Dit houdt in dat de gemeente bij de voorbereiding van een nieuw bestemmingsplan moet onderzoeken of de grond een archeologische waarde of verwachting bezit. In het bestemmingsplan kunnen archeologische voorschriften worden opgenomen wanneer de gemeente de grond bestemd heeft als archeologisch waardevol of onderzoeksgebied.

De basis van de bescherming van archeologisch erfgoed in de Erfgoedwet is het verdrag van Valletta (ook wel het verdrag van Malta) uit 1992. Dit gaat uit van de bescherming van het archeologische erfgoed als bron van het Europese gemeenschappelijke geheugen en als middel voor geschiedkundige en wetenschappelijke studie. Om dat doel te bereiken moet de wetgever het archeologisch erfgoed betrekken bij de ruimtelijke ordening. Tevens dient de financiering van het archeologisch onderzoek en het behoud in de bodem te worden geregeld. Kern van de wet is dat gemeenten verantwoordelijk worden voor de archeologische monumentenzorg binnen de gemeentegrenzen. De bescherming heeft als doel om archeologisch erfgoed zoveel mogelijk in situ, dus in de grond, te behouden. Dankzij het principe van 'de verstoorder betaalt', dat ervan uitgaat dat de aanvrager van een omgevingsvergunning en een omgevingsvergunning voor aanlegactiviteiten zelf de kosten moet dragen voor het voldoen aan de archeologische voorschriften, worden meer archeologische resten in situ behouden.

Het principe dat de veroorzaker betaalt geldt uitsluitend wanneer de wet uitdrukkelijk bepaalt dat er een archeologisch voorschrift aan de vergunning kan worden verbonden. De volgende archeologische voorschriften worden in de wet genoemd:

  • Het treffen van maatregelen waardoor de archeologische resten in situ behouden blijven;
  • De verplichting tot het doen van opgravingen;
  • Het werk laten begeleiden door een deskundige.

Het rijk is het bevoegd gezag bij toevalsvondsten, waarvan sprake is wanneer er bij werkzaamheden onverwacht archeologische resten worden aangetroffen (paragraaf 5.4 Erfgoedwet). Vondsten met archeologische waarde dienen te worden aangegeven bij het provinciaal depot voor archeologie van de provincie Noord-Holland.

Archeologiebeleid gemeente Amstelveen

Erfgoednota Amstelveen

De Erfgoednota beschrijft het erfgoed van Amstelveen en de beoogde omgang ermee in drie delen. Het eerste deel beschrijft de ambitie en de visie van de gemeente op de omgang met haar culturele erfgoed. Het tweede deel beschrijft Amstelveen in al haar (ruimtelijke) facetten; van de historische groei en de wijkopbouw tot het aanwezige waardevolle culturele erfgoed. In het derde deel wordt het instrumentarium beschreven: welke middelen zijn er om de visie en ambitie waar te maken.

Met de Erfgoednota wordt ingegaan op de actualiteiten: het opnemen van cultuurhistorie in bestemmingsplannen, het actualiseren van het archeologiebeleid, de omschakeling van 'objectgericht' naar 'gebiedsgericht' denken en het credo 'behoud door ontwikkeling'.

De monumentenlijst van de gemeente bestaat momenteel uit:

37 Rijksmonumenten

1 Provinciaal monument

128 Gemeentelijke monumenten

1 Rijksbeschermd stads- of dorpsgezicht

11 Gemeentelijke beschermde stads- of dorpsgezichten

Hiermee zijn de meest waardevolle gebouwen, objecten en parken afdoende beschermd. Monumenten zijn bij wet beschermd: zonder omgevingsvergunning mag er niets wijzigen aan het uiterlijk aanzien. Andere zaken met cultuurhistorische waarden, maar zonder monumentale bescherming hebben beleidsmatig een stuk minder bescherming. Sloop van bijvoorbeeld karakteristieke panden is niet tegen te gaan, en vergunningsvrij kan er op van alles worden op-, aan- en bijgebouwd. Een monumentale bescherming mag enerzijds geen keurslijf zijn waarbinnen de tijd stil staat, en een karakteristiek pand of cultuurhistorisch waardevol gebied moet anderzijds beeldbepalend zijn en blijven en inspiratie bieden bij nieuwe ontwikkelingen.

De prioriteit in de Erfgoednota ligt niet meer in het inventariseren en aanwijzen van monumenten. De Erfgoedverordening maakt dat altijd nog mogelijk, maar veel meer zal er ingestoken worden op het behoud van structuren en ensembles. De omgang met het lokale cultureel erfgoed in meer algemene zin, zal in deze nota onder de loep worden gelegd. Er wordt niet lager gefocust op een strikt en statisch behoud van objecten, maar vooral op de ontwikkeling van gebieden, structuren, ensembles en gebouwen, waarbij cultuurhistorie en erfgoed wordt ingezet als inspiratiebron en verrijking.

Actualisatie archeologiebeleid gemeente Amstelveen

In opdracht van de gemeente Amstelveen heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau in 2015 een actualisatie van de bestaande gemeentelijk archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart gemaakt. Om tot een dergelijk bruikbaar instrument te komen is een vertaalslag gemaakt naar een beleidsadvieskaart. De bekende vindplaatsen en de verschillende verwachtingsgebieden zijn op deze kaart voorzien van voorschriften. Ook de gebieden waar reeds enige vorm van archeologisch onderzoek heeft plaatsgevonden zijn hierop ter informatie weergegeven. Bij het opstellen van het beleid wordt onderscheid gemaakt tussen zones met vastgestelde en met te verwachten archeologische waarden.

Onder de eerste categorie wordt verstaan terreinen van archeologische waarde (AMK-terreinen), historische kernen en vindplaatsen zonder status. Gebieden waarvoor op basis van bekende archeologische vindplaatsen, geomorfologie en landschap een archeologische verwachting is geformuleerd worden gekenmerkt als archeologische verwachtingsgebieden. Op de archeologische verwachtings(waarden)kaart wordt de archeologische verwachting met de termen hoog, middelhoog, laag en geen/onbekend weergegeven. De verschillende vindplaatsen worden indien mogelijk naar categorie onderscheiden en ook staan de historische kernen en AMK-terreinen met de daarvoor geldende status vermeld. In de voorschriften wordt aangegeven welke randvoorwaarden er gelden vanuit de bekende archeologische waarden en archeologische verwachtingsgebieden ten aanzien van de ruimtelijke ordening. Hier wordt dus aangegeven welke ondergrens voor onderzoek geldt.

5.2.2 Betekenis voor het plan

In het Paraplubestemmingsplan Archeologie en Cultuurhistorie geldt voor het plangebied de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie 5'. Hierbinnen is archeologisch onderzoek nodig voor ingrepen met een oppervlakte groter dan 10.000 m2 en dieper dan 30 cm. Het plangebied is veel kleiner en de grondroerende werkzaamheden blijven zodoende onder de drempelwaarde van 10.000 m2, wat betekent dat geen archeologisch onderzoek nodig is.

In het nieuwe bestemmingsplan is de geldende dubbelbestemming overgenomen. Daarmee wordt voldaan aan het gemeentelijk archeologiebeleid.

5.2.3 Conclusie

De grondroerende werkzaamheden blijven onder de drempel van 10.000 m2. Er is geen archeologisch onderzoek nodig. In het nieuwe bestemmingsplan is de geldende dubbelbestemming overgenomen. Daarmee wordt voldaan aan het gemeentelijk archeologiebeleid.

5.3 Water

5.3.1 Wet- en regelgeving en beleid

Op het gebied van water is er beleid en regelgeving op Europees en rijksniveau, zoals de Kaderrichtlijn Water, het Nationaal Bestuursakkoord Water en het Nationaal Waterplan. De doelstellingen en uitgangspunten van dit beleid zijn niet rechtstreeks van toepassing op dit plan, maar krijgen hun doorwerking in het beleid van de provincie en meer concreet het beleid van het Waterschap Amstel, Gooi en Vecht en het beleid van de gemeente Amstelveen. Hieronder is ingegaan op het beleid van het waterschap en de gemeente.

Waterbeheerprogramma 2022 – 2027 (Waterschap Amstel, Gooi en Vecht)

Het waterschap Amstel, Gooi en Vecht heeft in het Waterbeheerprogramma 2022 – 2027 haar plannen voor de nabije toekomst staan. In het waterbeheerprogramma legt het waterschap beleidsdoelen, maatregelen en kosten op hoofdlijnen vast. Het waterschap streeft op een duurzame en kosteneffectieve wijze naar optimale bescherming tegen overstromingen, beschikbaarheid van schoon water en efficiënte zuivering van afvalwater. Daarnaast draagt het waterschap op het gebied van recreatie, landschap en cultuurhistorie bij aan verbetering van de beleving.

Belangrijke doelen van het waterschap voor de lange termijn (tot 2030) zijn een klimaatbestendig en daarmee waterrobuust beheersgebied, dat beter bestand is tegen extreme regenbuien, wateroverlast, overstromingen, hitte en droogte.

Voor het plangebied zijn de volgende drie thema's relevant:

  • Gezond water
  • Voldoende water
  • Waterveiligheid

De betekenis voor het plan is in paragraaf 5.3.2 beschreven.

Watergebiedsplan Westeramstel

Waterschap Amstel, Gooi en Vecht heeft naast haar Waterbeheerprogramma voor verschillende gebieden aparte Watergebiedsplannen opgesteld met als doel gebiedsgerichte maatregelen te formuleren om het watersysteem te verbeteren. Daarvoor is zowel het grond- als oppervlaktewater kwalitatief en kwantitatief in beeld gebracht. Tevens is de ecologische toestand onderzocht met het oog op het behalen van de Kaderrichtlijn Water doelen. Het hoofddoel van het watergebiedsplan is het nemen van een peilbesluit voor de polders in het Westeramstelgebied. De Meerkamp ligt binnen het Watergebiedsplan Westeramstel.

Het watergebiedsplan focust op de volgende aandachtsgebieden:

  • een peilbesluit voor de vier polders in het Westeramstelgebied;
  • de kans op wateroverlastsituaties en eventuele maatregelen;
  • de waterkwaliteit in het hele gebied en maatregelen voor de korte en lange termijn om de KRW doelen te halen;
  • actualiseren van de legger;
  • gebiedsgerichte maatregelen van reguliere waterschapstaken.

Keur Waterschap Amstel, Gooi en Vecht 2019

In de Keur 2019 staan de regels die gelden voor activiteiten in en rond het water, zoals regels ten aanzien van het dempen van water, compenseren van toename aan verhard oppervlak of het bouwen in een beschermingszone van een dijk. In de Keur (met het bijbehorende Keurbesluit en de Beleidsregels voor de Keur) is aangegeven voor welke activiteiten een vergunningsplicht geldt en onder welke voorwaarden een vergunning te verkrijgen is.

Actieplan Klimaatadaptatie 2021-2026

De gemeente Amstelveen heeft als doel om in 2050 klimaatbestendig te zijn. De benodigde opgaven hiervoor zijn beschreven in het Actieplan Klimaatadaptatie 2021-2026. Klimaatadaptatie is voor de gemeente Amstelveen een belangrijke transitie. Het is essentieel om de leefomgeving aan het veranderende klimaat aan te passen.

Via klimaatstresstesten heeft de gemeente Amstelveen de lokale impact voor de vier klimaattrends op hoofdlijnen en knelpuntlocaties in kaart gebracht. De ambities zijn op hoofdlijnen:

  • 1. Wateroverlast: het inrichten van de stad op extreme buien.
  • 2. Hitte: het beperken van de impact op de gezondheid en de leefomgeving.
  • 3. Droogte: het vergroten van de sponswerking van de stad en de bodem.
  • 4. Waterveiligheid: het regionaal samenwerken aan gevolgbeperking en dijkversterking.

Bij nieuwbouwprojecten dienen de ambities uit het Actieplan opgevolgd te worden. Hieronder zijn enkele relevante uitgangspunten genoemd.

Wateroverlast

Ambitie: bij een bui van 70 mm in één uur (die gemiddeld 1x per 100 jaar voorkomst) stroomt er vanuit de openbare ruimte geen water gebouwen in; daarnaast blijven nutsvoorzieningen en vitale objecten functioneren bij een bui van 90 mm in één uur. Op openbaar en privaat terrein streeft de gemeente ernaar dat regenwater als waardevol product wordt gezien. De gemeente streeft ernaar dat regenwater zoveel mogelijk opgevangen wordt waar het valt, hergebruikt wordt (groen, grondwater, toilet) of vertraagd wordt afgevoerd.

Specifiek voor nieuwbouw geldt een waterbergingseis van 70 mm voor het te ontwikkelen gebied. Deze waterberging moet primair een plaats vinden in oppervlaktewater (minimaal 10% van het plangebied). De openbare ruimte en privaat terrein moeten zo zijn ontworpen en ingericht dat de resterende berging hier plaatsvindt en het water zonder schade kan worden vastgehouden, geborgen en afgevoerd. Dit moet worden aangetoond in het ontwerp.

Hitte

Ambitie: de hitte impact is in 2050 niet erger dan in 2020; knelpunten van kwetsbare groepen uit de stresstest zijn onderzocht en waar nodig maatregelen getroffen. De negatieve gezondheidsimpact op kwetsbare groepen wordt verkleind; de openbare ruimte, gebouwen, nutsvoorzieningen en vitale functies worden hittebestendiger ingericht.

Specifiek voor nieuwbouw streeft de gemeente naar een zodanige inrichting van het gebied dat de gevoelstemperatuur binnen aanvaardbare normen blijft. Koele verblijfsplekken van minimaal 200 m2 zijn aanwezig op maximaal 300 m loopafstand om (de gevolgen van) hitte voor mens en natuur te beperken. Verblijfsplekken worden met minimaal 50% groen en 30% schaduw ingericht (bomen tellen voor beide). Daarbij is het van belang dat er rekening wordt gehouden met de bestaande Flora en Fauna en voor nieuwe beplanting keuzes worden gemaakt voor gebiedseigen Flora en Fauna.

Droogte

Ambitie: Droogte leidt niet tot onomkeerbare schade aan gebouwen, infrastructuur en natuur

Specifiek voor nieuwbouw dient een gebied bij een nieuwbouwontwikkeling neerslag bergend en afvoer vertragend ingericht te woren. Zodanig dat bij droogte bomen, groen, (dak)tuinen of andere voorzieningen van water worden voorzien. Daarom wordt het principe van de verdringingsreeks gehanteerd: vasthouden, bergen en afvoeren.

Maatregelen die schade door bodemdaling tegengaan en kostenefficiënt zijn over de levensduur van 30 jaar, worden in het ontwerp opgenomen, zoals langdurige voorbelasting om restzetting te beperken.

Overstroming

Ambitie: Om de waterveiligheid blijvend te borgen draagt de gemeente actief bij aan de regionale samenwerking. Het waterschap is leidend bij dijkversterkingen en de Veiligheidsregio bij gevolgbeperking van overstromingen.

Specifiek voor nieuwbouw geldt de voorwaarde dat de inpassing van waterkeringen en gevolgbeperking van overstromingen onderdeel zijn van het ontwerpproces van de gebouwen en nieuwe inrichting.

Gemeentelijk rioleringsplan (GRP) 2015-2020

Vanuit de Wet milieubeheer en de Waterwet heeft de gemeente een verbrede zorgplicht voor afvalwater, voor hemelwater en grondwater. De functie van riolering is het beschermen van de volksgezondheid door het inzamelen en afvoeren van afvalwater, het tegengaan van wateroverlast en het beschermen van milieu. In het gemeentelijk rioleringsplan wordt uiteengezet hoe deze zorg wordt ingevuld.

5.3.2 Betekenis voor het plan

Oppervlaktewater

De Legger van het waterschap is geraadpleegd voor het plan, zie afbeelding 5.1. Aan de oostzijde grenst het plangebied aan een watergang. De watergang aan de zuidzijde is binnen het plangebied gelegen. De nieuwe bebouwing komt niet op of tegen het water aan. Er wordt geen oppervlaktewater gedempt, behalve mogelijk voor de nieuwe ontsluiting aan de zuidzijde. Deze nieuwe ontsluiting zal het water kruisen met een dam en duiker of mogelijk met een brug. Voor het gedeeltelijk dempen van het water is een watervergunning nodig conform artikel 2.31 van de Keur Waterschap Amstel, Gooi en Vecht 2019. Hierover vindt in het kader van de realisatie afstemming met het waterschap over plaats. Ook dient de omvang van de demping volledig te worden gecompenseerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0362.17A-VG01_0006.jpg"

afbeelding 5.1: uitsnede Legger AGV

Een deel van het plangebied is nu bebouwd en verhard, ongeveer 3.300 m2. Het plan leidt tot een toename aan bebouwd en verhard oppervlak. Dit is ongeveer 1.700 m2, gemeten op basis van het laatste ontwerp. Op grond van artikel 2.4 van de Keur 2019 geldt een compensatienorm voor toename aan verhard oppervlak. De toename van de afvoer van hemelwater vanaf het verhard oppervlak op het watersysteem dient in beginsel gecompenseerd te worden door open water met een omvang van 10% van de uitbreiding van het verhard oppervlak. Dit komt neer op 170 m2 extra water. In het kader van de verdere uitwerking van het ontwerp wordt de benodigde compensatieopgave meegenomen. In de regels van de bestemmingen is de aanleg van nieuw water toegestaan, zodat een mogelijke verbreding een van de watergangen mogelijk is.

Het ontwerp zal voldoen aan de ambities uit het Actieplan Klimaatadaptatie ten aanzien van wateroverlast, hitte, droogte en overstroming. Zie ook paragraaf 5.9.2 over hoe is omgegaan met de ambities op het gebied van duurzaamheid en klimaatadaptatie.

5.3.3 Watertoets

In het kader van het vooroverleg wordt het concept ontwerp bestemmingsplan toegezonden aan het Waterschap Amstel Gooi en Vecht. De reactie op het concept wordt verwerkt in het bestemmingsplan.

5.3.4 Conclusie

De voorgenomen uitbreiding van het zwembad leidt tot een toename aan verharding. De compensatieopgave wordt meegenomen in de verdere uitwerking van het ontwerp van de nieuwbouw. Het concept bestemmingsplan wordt voorgelegd aan het waterschap.

5.4 Bedrijven en milieuzonering

5.4.1 Inleiding

De ruimtelijke ordening stelt zich tot doel een goede kwaliteit van leefomgeving te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van voldoende afstand tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen anderzijds. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast.

Voor het bepalen van de aan te houden afstanden gebruikt de gemeente de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie.

Onderstaande tabel geeft de relatie weer tussen milieucategorie, richtafstanden en omgevingstype. De richtafstanden van de richtafstandenlijst zijn vermeld voor het omgevingstype 'rustige woonwijk en het omgevingstype 'gemengd gebied'. Een gemengd gebied is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen, behoren eveneens tot een omgevingstype gemengd gebied. Hier kan de verhoogde milieubelasting voor geluid de toepassing van kleinere richtafstanden rechtvaardigen.

Milieu-
categorie  
Richtafstand rustige woonwijk   Richtafstand gemengd gebied  
1   10 m   0 m  
2   30 m   10 m  
3.1   50 m   30 m  
3.2   100 m   50 m  
4.1   200 m   100 m  
4.2   300 m   200 m  
5.1   500 m   300 m  

Tabel 5.1: Bedrijven en milieuzonering (bron: VNG, Brochure Bedrijven en milieuzonering, 2009)

5.4.2 Betekenis voor het plan

Het bestemmingsplan maakt een nieuw bassin mogelijk. Een zwembad wordt gezien als milieucategorie 3.1. Hiervoor geldt een richtafstand van 50 meter in het gebiedstype rustige woonwijk. De andere functies die het bestemmingsplan mogelijk maakt, te weten de ruimten voor binnensport, de kantoren en de maatschappelijke voorzieningen zijn gelijk hieraan of van een lichtere milieucategorie. De meest nabijgelegen gevoelige functie betreft de woningen ten zuiden van het plangebied.

Voor het bestemmingsplan is onderzoek gedaan naar de geluidbelasting van het plan op geluidgevoelige bestemmingen in de omgeving en op het kinderdagverblijf dat binnen het plangebied wordt gerealiseerd (Akoestisch onderzoek geluiduitstraling zwembad, Noorman Bouw- en milieu-advies, 20 september 2022). het onderzoek is opgenomen als bijlage 4 bij de toelichting.

De geluidbelasting op de bestaande omliggende bebouwing bedraagt ten hoogste 44 dB(A) in de dagperiode, 44 dB(A) in de avondperiode en 40 dB(A) in de nachtperiode (rekenpunt 03a_D, Woontoren de connectie, bovenste verdiepingen). Ter plaatse van het (binnen de nieuwbouw) te realiseren mogelijke kinderdagverblijf is deze lager.

Uit het onderzoek volgt dat ter plaatse van de omliggende woningen en appartementen en het kinderdagverblijf kan worden voldaan aan de richtwaarden als opgenomen in de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' en aan de algemene grenswaarden als vastgelegd in het Activiteitenbesluit milieubeheer. Daarmee is er sprake van een goede ruimtelijke ordening.

5.4.3 Conclusie

Uit het uitgevoerde onderzoek volgt dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Vanuit milieuzonering is er geen belemmering ten aanzien van de voorgenomen ontwikkeling in het plangebied.

5.5 Geluid

5.5.1 Wet- en regelgeving en beleid

De Wet geluidhinder (Wgh) vormt het juridische kader voor het Nederlandse geluidsbeleid en bevat een stelsel van bepalingen ter voorkoming en bestrijding van geluidhinder door onder meer wegverkeer, spoorwegverkeer en industrie.

De Wet geluidhinder beschermt de volgende objecten:

  • woningen
  • andere geluidsgevoelige gebouwen
  • geluidsgevoelige terreinen

Het besluit geluidhinder (Bgh) wijst volgens art. 1 Wgh een "ander geluidsgevoelig gebouw" aan. Art. 1.2 Bgh wijst onderstaande gebouwen aan als "ander geluidsgevoelig gebouw":

  • onderwijsgebouwen
  • ziekenhuizen en verpleeghuizen
  • verzorgingstehuizen
  • psychiatrische inrichtingen
  • kinderdagverblijven

De aanwijzing als "ander geluidsgevoelig gebouw" geldt niet voor de delen van een gebouw die een andere bestemming hebben dan de verblijfsruimten zoals genoemd in art. 1.1 lid 1 onder d Bgh.

Alle objecten die niet onder bovenstaande categorieën zijn te scharen, zijn op basis van de Wet geluidhinder niet beschermd tegen geluidhinder. In twijfelgevallen (valt een bepaalde bestemming onder een bepaalde categorie) is een goede motivering van belang.

5.5.2 Betekenis voor het plan

Het bestemmingsplan maakt geen 'grote lawaaimakers' mogelijk en zal dan ook geen geluidzone bevatten. Het plangebied ligt in de geluidzone van onder andere de Van der Hooplaan. Sportfuncties en kantoren zijn geen geluidgevoelige functie, wat betekent dat voor deze functies geen onderzoek nodig is naar de geluidbelastingen op de gevels vanwege wegverkeerslawaai of industrielawaai.

Kinderdagverblijf

Een kinderdagverblijf is wel een geluidgevoelige functie. Er is een akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de geluidbelastingen vanwege omliggende wegen (Nieuwbouw kinderdagverblijf sportcomplex De Meerkamp te Amstelveen - Akoestisch onderzoek weg- en luchtvaartverkeer, Noorman Bouw- en milieu-advies, 2 september 2022). Het onderzoek is opgenomen als bijlage 3 bij de toelichting.

Uit het onderzoek volgt dat vanwege de Van der Hooplaan de geluidbelasting ten hoogste 51 dB bedraagt in de dagperiode. De in de Wet geluidhinder opgenomen voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt overschreden. Vanwege de andere wegen (Beneluxlaan, Startbaan) wordt de voorkeursgrenswaarde niet overschreden.

Uit het het onderzoek blijkt dat er geen realistische mogelijkheden zijn om de geluidbelasting invallend op het kinderdagverblijf met bron- en/of overdrachtsmaatregelen te beperken. Ook bouwkundige maatregelen zoals loggia's en schermen aan het pand zijn niet realistisch.

Voor het kinderdagverblijf is een hogere waarde vastgesteld. De hogere waarde bedraagt 51 dB voor de Van der Hooplaan (na correctie conform artikel 110g Wgh). Het besluit Hogere Grenswaarde is opgenomen als bijlage 13 bij de toelichting.

Cumulatie met luchtvaartverkeer

De cumulatieve geluidbelasting vanwege het weg- en luchtvaartverkeer samen is bepaald en bedraagt ten hoogste Lcum = 61 dB. Om een in akoestische zin acceptabel leefklimaat binnen het te realiseren kinderdagverblijf te waarborgen moet worden voldaan aan een binnenniveau Lden 33 dB. De karakteristieke geluidwering dient tenminste 61 - 33 = 28 dB te bedragen. Dit zal een eis zijn aan de bouwaanvraag en er zal middels een nader gevelgeluidweringsonderzoek aangetoond moeten worden dat hieraan wordt voldaan.

5.5.3 Conclusie

Het bestemmingsplan maakt een geluidgevoelige functie mogelijk, te weten een kinderdagverblijf. Er is een akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de geluidbelasting en op basis daarvan is een hogere waarde vastgesteld voor het kinderdagverblijf. Er zal bij de bouwaanvraag rekening worden gehouden met de uitkomsten van het akoestisch onderzoek en de voorwaarden uit het besluit hogere waarde.

5.6 Luchtkwaliteit

5.6.1 Wet- en regelgeving en beleid

Sinds 15 november 2007 zijn de hoofdlijnen voor regelgeving van de luchtkwaliteitseisen vastgelegd in de Wet milieubeheer (Wm). Artikel 5.16 Wm geeft weer onder welke voorwaarden de bestuursorganen bepaalde bevoegdheden (zoals wijzigingen van een bestemmingsplan) mogen uitoefenen. Als aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan, vormen luchtkwaliteitseisen in principe geen belemmering:

  • er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
  • een project leidt per saldo niet tot verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • een project draagt 'niet in betekenende mate' (NIBM) bij aan de luchtverontreiniging;
  • een project past binnen het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of binnen een regionaal programma van maatregelen.

Vanaf 1 augustus 2009 is het NSL in werking getreden. In het NSL zijn alle maatregelen opgenomen die de luchtkwaliteit moeten verbeteren en tevens zijn ruimtelijke ontwikkelingen opgenomen die de luchtkwaliteit verslechteren. Overheden zijn gehouden de in het NSL opgenomen maatregelen uit te voeren en kunnen het NSL gebruiken als onderbouwing bij plannen voor de NSL-projecten. Met het NSL laat de Nederlandse overheid zien hoe zij aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit gaat voldoen.

Grenswaarden

Voor de beoordeling van de situatie in de omgeving van het plan zijn met name de volgende grenswaarden uit de Wet milieubeheer relevant:

  • de jaargemiddelde concentraties voor stikstofdioxide (NO2) moeten vanaf 2015 voldoen aan de grenswaarde van 40 µg/m3;
  • voor fijn stof (PM10) geldt vanaf 2011 een grenswaarde van 40 µg/m3 voor de jaargemiddelde concentratie;
  • de 24-uurgemiddelde waarde voor PM10 mag niet vaker dan 35 keer per jaar overschreden worden (39 keer als rekening wordt gehouden met de zogenoemde zeezoutaftrek);
  • voor PM2,5, deeltjes nog kleiner dan PM10, zijn ook grenswaarden vastgesteld. Deze zijn niet strenger dan de huidige norm voor daggemiddelde concentraties van PM10.

Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen)

Met het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen) wordt de vestiging van zogeheten 'gevoelige bestemmingen' - zoals een school of kinderopvang - in de nabijheid van provinciale wegen (binnen 50 meter) en rijkswegen (binnen 300 meter) beperkt. Dat geldt voor nieuwe situaties en bestaande situaties die worden uitgebreid, waarbij sprake is van een (dreigende) overschrijding van de grenswaarden voor NO2 of PM10. Binnen dit bestemmingsplan bevinden zich geen gevoelige bestemmingen.

Besluit en Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)

In het Besluit niet in betekenende mate (NIBM) bijdragen (luchtkwaliteitseisen) is vastgelegd wanneer een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Een project is NIBM als het niet meer dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde voor NO2 en PM10 bijdraagt; concreet betekent dit een bijdrage van maximaal 1,2 µg/m3. Met name NO2 en PM10 zorgen in Nederland nog voor overschrijdingen van grenswaarden, vandaar dat deze grens is gekozen.

In de Regeling NIBM is een aantal categorieën met maximale groottes aangewezen die NIBM zijn, waaronder woningbouw, kantoren en bepaalde inrichtingen. Als een project binnen de grenzen van deze Regeling valt, is verdere toetsing aan de grenswaarden niet nodig. Zo vallen bijvoorbeeld woningbouwlocaties met 1.500 woningen of kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlakte tot 100.000 m2 en één ontsluitingsweg onder deze categorieën.

5.6.2 Betekenis voor het plan

In algemeenheid kan worden gesteld dat de luchtkwaliteit in Amstelveen voldoet aan de maximale grenswaarden. Gezien de huidige concentraties luchtverontreinigende stoffen nabij de planontwikkeling is het niet aannemelijk dat de uitbreiding van het zwembad leidt tot een overschrijding van de grenswaarden zoals vastgesteld in bijlage 2 van de Wet Milieubeheer.

Het bestemmingsplan maakt geen ontwikkelingen mogelijk groter dan de opgenomen categorieen in de Regeling NIBM. De maximale bijdrage van het extra verkeer als gevolg van de planontwikkeling zal niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtkwaliteit in de omgeving. Op basis hiervan is te stellen dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.

5.6.3 Conclusie

In algemeenheid kan worden gesteld dat de luchtkwaliteit in Amstelveen voldoet aan de maximale grenswaarden. De maximale bijdrage van het extra verkeer als gevolg van de planontwikkeling zal niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtkwaliteit in de omgeving. Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.

5.7 Externe veiligheid

5.7.1 Wet- en regelgeving en beleid

Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport ervan. Op basis van de criteria, zoals onder andere gesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (verder: Bevi) worden bedrijven en activiteiten geselecteerd die een risico van zware ongevallen met zich mee (kunnen) brengen.

Het beleid voor externe veiligheid heeft tot doel zowel individuele burgers als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om dit doel te bereiken zijn gemeenten en provincies verplicht om bij de besluitvorming rondom ruimtelijke plannen de invloed van een risicobron op zijn omgeving te beoordelen. Daartoe wordt in het externe veiligheidsbeleid het plaatsgebonden risico en het groepsrisico gehanteerd.

Plaatsgebonden risico

Het plaatsgebonden risico (PR) is de kans dat een persoon zich gedurende een jaar onafgebroken onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit risico wordt per bedrijf vastgelegd in contouren. Er geldt een contour waarbinnen die kans 10-6 (één op 1.000.000) bedraagt. Binnen deze plaatsgebonden risicocontour mogen geen kwetsbare objecten mogelijk worden gemaakt.

Groepsrisico

Het groepsrisico (GR) is een berekening van de kans dat een groep personen binnen een bepaald gebied overlijdt ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De oriëntatiewaarde geeft hierbij de indicatie van een aanvaardbaar groepsrisico, mede bepaald door het aantal personen (dichtheid) binnen het te beschouwen gebied. Indien een ontwikkeling is gepland in de nabijheid van een risicobron geldt afhankelijk van de ontwikkeling een verantwoordingsplicht voor het toelaten van gevoelige functies.

5.7.2 Betekenis voor het plan

Voor het bestemmingsplan is onderzocht of de beoogde ontwikkeling gevolgen heeft op het risico van zware ongevallen (Beschouwing externe veiligheid wijziging bestemmingsplan t.b.v. uitbreiding De Meerkamp, Kuiper & Burger, 15 september 2022). Het onderzoek is opgenomen als bijlage 5 bij de toelichting. De risicokaart is geraadpleegd voor het plan (zie afbeelding 5.2). Rond het plangebied zijn de volgende risicobronnen aanwezig:

  • buisleiding van Gasunie op 270 m.
  • inrichting All Sports aan de Van der Hooplaan 237 (categorie overig) op 90 m.
  • inrichting zwembad De Meerkamp aan de Van der Hooplaan 239 (categorie overig) direct tegen het plangebied aan.

Nabij het plangebied is een aantal kwetsbare objecten (woningen en scholen) en beperkt kwetsbare objecten (sportgelegenheden /kantoren) gesitueerd. Uit de uitgevoerde beschouwing blijkt dat er geen invloed is te verwachten van het plangebied op nabij gelegen (beperkt) kwetsbare objecten of bestemmingen. En omdat er geen plaatsgebonden risicocontouren (PR10-6) of invloedgebieden reiken tot over het plangebied, worden door het plan nabijgelegen bestemmingen eveneens niet in de gebruiksmogelijkheden beperkt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0362.17A-VG01_0007.jpg"

afbeelding 5.2: uitsnede risicokaart

5.7.3 Conclusie

Vanuit het oogpunt van externe veiligheid is er geen belemmering vopor de vaststelling van het bestemmingsplan.

5.8 Natuurwaarden en houtopstanden

5.8.1 Wet- en regelgeving en beleid

Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming in werking getreden. Doel van deze wet is de bescherming van soorten en leefgebieden. De wet is een implementatie van Europeesrechtelijke en internationale verplichtingen (Habitatrichtlijn, Vogelrichtlijn, Verdrag van Bern en Verdrag van Bonn).

De wet kent een beschermingsregime voor soorten van de Vogelrichtlijn, voor soorten van de Habitatrichtlijn en voor andere soorten. Het komt er onder andere op neer dat soorten niet opzettelijk gedood, gevangen of verstoord mogen worden. Ook het beschadigen of vernielen van voortplantingsplaatsen en rustplaatsen is verboden. Gedeputeerde Staten kunnen in sommige gevallen ontheffing verlenen van de verbodsbepalingen.

Vrijwel alle vogels zijn beschermd ingevolge de Vogelrichtlijn. Habitatrichtlijnsoorten zijn bijvoorbeeld alle vleermuissoorten. Onder andere soorten vallen onder andere de ringslang en de grote modderkruiper.

De gemeente Amstelveen adviseert om de gedragscodes van Stadswerk te gebruiken. Er is een code voor bestendig beheer en onderhoud en een code voor ruimtelijke ingrepen.

5.8.2 Betekenis voor het plan

Voor het bestemmingsplan zijn de volgende onderzoeken uitgevoerd:

  • Quickscan Zwembad de Meerkamp Amstelveen, ECO-logisch, 2 maart 2022 (bijlage 6);
  • Natuuronderzoek Zwembad de Meerkamp kleine marterachtigen en vleermuizen, ECO-logisch, 26 september 2022 (bijlage 7);
  • Ontheffing Wnb voor de gewone dwergvleermuis, Omgevingsdienst Noord-Holland Noord, 9 januari 2023 (bijlage 8);
  • Onderzoek stikstofdepositie Bestemmingsplan Uitbreiding De Meerkamp, Sweco, 3 februari 2023 (bijlage 9);
  • Bomeneffectanalyse Uitbreiding Zwembad 'De Meerkamp' te Amstelveen, Pius Floris Boomverzorging, 23 september 2022 (bijlage 10).

Hieronder is eerst ingegaan op de soortenbescherming, daarna op de gebiedsbescherming en als laatste op de effecten op de bomen.

Soortenbescherming

In de uitgevoerde quickscan is ingegaan op effecten op beschermde gebieden en beschermde soorten. De bebouwing in het projectgebied biedt mogelijk verblijfplaatsen voor gebouwbewonende vleermuizen. In het projectgebied kunnen mogelijk algemene amfibieën, broedvogels en zoogdieren voorkomen. Het struweel rond het projectgebied biedt mogelijk verblijfplaatsen van kleine marterachtigen. Overige beschermde soorten worden door het ontbreken van geschikt habitat niet verwacht in het projectgebied voor te komen.

Zodoende is het aanvullend ecologisch onderzoek uitgevoerd naar het gebruik van het projectgebied door kleine marterachtigen en vleermuizen. Uit het nader onderzoek blijkt dat het projectgebied geen onderdeel uitmaakt van het leefgebied van kleine marterachtigen. Wel is een baltsterritorium van de gewone dwergvleermuis vastgesteld, waarvan de bijbehorende paarverblijfplaats in de bebouwing in het projectgebied verwacht kan worden. De exacte locatie van deze paarverblijfplaats kon niet worden vastgesteld.

Er zijn geen vaste vliegroutes voor vleermuizen vastgesteld. Het projectgebied wordt in beperkte mate door de gewone dwergvleermuis en de laatvlieger gebruikt als foerageergebied. Het foerageergebied is echter niet van essentieel belang voor de lokale populaties vleermuizen.

Als gevolg van werkzaamheden kan de verblijfplaats verloren gaan of ongeschikt raken. Er is een ontheffing op de Wet natuurbescherming verleend voor de werkzaamheden ten behoeve van de uitbreiding van het zwembad de Meerkamp. Aan een ontheffing hangen voorwaarden waar bij de uitvoering rekening mee wordt gehouden.

Zorgplicht en aandachtspunten bij de uitvoering van werkzaamheden

Het is aan te bevelen het gebruik van additionele nachtelijke verlichting zo veel mogelijk te voorkomen om verstoring van foeragerende en passerende vleermuizen te voorkomen. Tijdens nachtelijke werkzaamheden dient gebruik gemaakt te worden van een gericht armatuur om strooilicht naar de omgeving te voorkomen.

Het is aan te bevelen het verwijderen van bomen buiten het broedseizoen van vogels (globaal maart - augustus) uit te voeren. De vermelde periode is niet leidend, elk broedgeval is beschermd. Ook broedgevallen buiten deze periode mogen niet worden verstoord. Indien de geplande werkzaamheden tijdens het broedseizoen plaats moeten vinden dient een aanvullende inspectie op broedvogels door een ecoloog te worden uitgevoerd om overtredingen te voorkomen.

Tijdens grondverzet kunnen mogelijk individuen van algemene amfibieën en zoogdieren worden gedood.

Voorafgaand aan de werkzaamheden dient een melding te worden gedaan bij de Omgevingsdienst NoordHolland Noord, omdat er gebruik wordt gemaakt van de provinciale vrijstelling. Er dienen maatregelen te worden getroffen om het doden van algemene amfibieën en zoogdieren te voorkomen.

Gebiedsbescherming

In de quickscan is beoordeeld wat de effecten van het plan zijn op beschermde natuurgebieden. Er zijn geen natuurgebieden in de directe omgeving van het plangebied. Nadelige effecten als gevolg van de geplande ontwikkeling op Natura 2000-gebieden of NNN-gebieden worden niet verwacht.

Stikstofdepositie

Tijdens de gebruiksfase kan de uitbreiding van het zwembad mogelijk leiden tot een jaarlijkse toename in stikstofemissie. Er wordt geen significant effect op stikstofgevoelige habitats in Natura 2000-gebieden verwacht. Zodoende is een stikstofberekening middels de AERIUS Calculator uitgevoerd. Uit de berekening volgt dat in de gebruiksfase geen sprake is van een toename van de stikstofdepositie groter dan 0,00 mol/ha/jaar. Hiermee zijn significante effecten op stikstofgevoelige habitattypen en/of leefgebieden van soorten ten gevolge van stikstofdepositie uitgesloten.

Voor de aanlegfase (bouwfase) is in een indicatieve berekening inzichtelijk gemaakt wat de maximale

inzet/maximale emissie van het materieel in de bouwfase kan zijn en waarbij er geen toenamen van de depositie plaatsvinden op Natura-2000 gebieden. Afhankelijk van hoeveel transportbewegingen plaatsvinden is in de bouwfase ongeveer 1.500 draaiuren van diesel aangedreven mobiele werktuigen mogelijk. Binnen deze randvoorwaarden is het aannemelijk dat de werkzaamheden kunnen worden uitgevoerd en kunnen in de bouwfase significante effecten op stikstofgevoelige habitattypen en/of leefgebieden van soorten ten gevolge van stikstofdepositie uitgesloten worden en kan het plan worden vastgesteld.

Bomeneffectanalyse

Uit de uitgevoerde Bomeneffectanalyse blijkt dat voor wat betreft de bomen 1 t/m 4, 7 en 59 t/m 76 (zie afbeelding 5.1) die ter hoogte van het projectlocatie staan kan worden gesteld dat deze niet duurzaam te behouden zijn. In verband met de boomgrootte en kwaliteit valt een verplanting van de bomen 1 t/m 4 en 7 af te raden en zullen de bomen verwijderd moeten worden. De bolesdoorns die bij de fietsenstalling staan (bomen 59 t/m 76) kunnen middels een eenvoudige verplanting worden verplaatst.

afbeelding "i_NL.IMRO.0362.17A-VG01_0008.png"

afbeelding 5.3. Overzichtskaart van de projectlocatie met de onderzochte bomen (bron: Bomeneffectanalyse

In verband met de aan te leggen bouwbrug en permanente brug richting de Startbaan zullen deze door de aanwezige groenstrook moeten komen. Afhankelijk van de breedte zullen meer of minder bomen moeten worden verwijderd. Het ligt voor de hand om ter hoogte van bomen 28 en 29 de brug te realiseren. Boom 28 bestaat uit twee stammen en boom 29 heeft een matige conditie. Eventueel kan in verband met de benodigde breedte van de bouwbrug bomen 30 en 32 worden meegenomen. Boom 31 betreft een dode boom. Er zullen ter hoogte van de bouwbrug ook struiken verwijderd moeten worden. De aangeduide locatie bevat enkele struiken. De bouwweg kan diagonaal richting het bouwterrein worden aangesloten, waardoor de aanrijdroute directer richting het bouwterrein ligt.

De locatie van de permanente brug komt ter hoogte van bomen 5 en 6 te liggen. Deze locatie moet goed afgebakend worden om schade aan het overblijvende groen en bomen te voorkomen. Het plaatsen van palen ter hoogte van de inritten draagt bij aan het voorkomen van schade. Een exacte inmeting van de bomen ter hoogte van beide bruggen is hier noodzakelijk. Dit wordt gedaan in het kader van de verdere uitwerking van de ontsluiting en positie van de brug.

afbeelding "i_NL.IMRO.0362.17A-VG01_0009.png"

afbeelding 5.4. Mogelijke locatie van de bouwbrug ter hoogte van bomen 28 en 29 (bron: Bomeneffectanalyse)

Geadviseerd wordt om geen uitgegraven grond te verspreiden over het terrein. Het is noodzakelijk het huidige gras gescheiden af te graven ter voorkoming van anaerobe omzetting. Ook dienen oppervlakkige wortels zo min mogelijk te worden beschadigd.

De overige bomen (8 t/m 15) staan buiten de projectgrens en kunnen middels boombeschermende maatregelen (plaatsen bouwhekken) behouden blijven. Binnen dit beschermd boomgebied mogen geen werkzaamheden plaatsvinden of bouwmaterialen worden opgeslagen.

In verband met de zorgplicht dienen er snoeiwerkzaamheden te worden uitgevoerd bij de bomen met een verhoogd risico. Dit valt buiten het normale snoeiregime.

5.8.3 Conclusie

Uit de ecologische quickscan is naar voren gekomen dat er aanvullend onderzoek nodig is naar de aanwezigheid van functies voor vleermuizen alvorens men met de geplande werkzaamheden kan beginnen. Dit onderzoek wordt uitgevoerd.

Uit de bomeneffectanalyse is gebleken dat de bomen 1 t/m 4 en 7 niet te behouden zijn. In verband met de boomgrootte en kwaliteit valt een verplanting af te raden en zullen de bomen verwijderd moeten worden. De overige bomen kunnen middels boombeschermende maatregelen (plaatsen bouwhekken) behouden blijven. Binnen het boombeschermd gebied mogen geen werkzaamheden plaats vinden of bouwmaterialen worden opgeslagen.

5.9 Duurzaam bouwen, energie en klimaatadaptatie

5.9.1 Wet- en regelgeving en beleid

De kaders betreffende duurzaamheid (PLECK, Plan voor Energietransitie, Circulaire economie en Klimaatadaptatie) zijn vastgesteld door de gemeenteraad op 1 mei 2019. Hiermee heeft de gemeenteraad aangegeven dat Amstelveen streeft naar duurzaam beleid in alle keuzes die hij maakt.

  • De gemeentelijke organisatie is in 2030 onafhankelijk van fossiele brandstoffen en werkt CO2 uitstootvrij
  • Amstelveen is een fossielonafhankelijke stad in 2040;
  • Amstelveen is een circulaire stad (circulaire economie) in 2050;
  • In 2050 is de stad klimaatrobuust ingericht.

Leidraad Duurzaam bouwen en gebiedsontwikkeling

De gemeente Amstelveen heeft hoge ambities om duurzaam te bouwen en duurzame gebieden te ontwikkelen. De ambities zijn genoemd in de Leidraad Duurzaam bouwen en Gebiedsontwikkeling (november 2021) en gaan verder dan strikt noodzakelijk en liggen hoger dan wat in het bouwbesluit wordt geëist.

Op vijf thema’s gaat de gemeente bij elke ontwikkeling kijken wat de mogelijkheden zijn om een project of gebied zo duurzaam mogelijk te realiseren: mobiliteit, energie, circulair bouwen, klimaat adaptief en groen en ecologie. De doelstellingen en ambities zijn in onderstaand overzicht getoond.

afbeelding "i_NL.IMRO.0362.17A-VG01_0010.png"

afbeelding 5.5: thema's uit de Leidraad Duurzaam bouwen en gebiedsontwikkeling Amstelveen (nov. 2021)

De doelstellingen en ambities komen voort uit verschillende onderliggende beleidsstukken. Op gemeentelijk niveau gaat het onder andere om de Transitievisie Warmte, de Visie op zonne-energie, Pleck 3.0, het Actieplan Klimaatadaptatie, het Groenstructuurplan, de Mobiliteitsvisie en de Nota Parkeernormen. Het ontwerp dient aan te sluiten op al deze ambities en doelstellingen uit de Leidraad en het onderliggende beleid.

Specifiek vermeldenswaardig zijn de volgende uitgangspunten die voor de planontwikkeling worden gehanteerd:

Uitgangspunt: All-electric

Uitgangspunt voor de nieuwbouw is 'van het gas af' / all-electric. Ervaringen met vergelijkbare accommodaties wijzen uit dat dit als stand-alone functie te realiseren is, binnen de financiële kaders en technische mogelijkheden.

Ambitie: energieneutraliteit

Een energiezuinige accommodatie is vereist, zowel uit overwegingen van duurzaamheid als exploitatie. Een energieneutraal gebouw is naar verwachting, met name voor het zwembad, niet mogelijk. Hiervoor is het dakoppervlak te gering om de benodigde elektriciteit met PV panelen zelf op te wekken. De ambitie is echter wel om zover mogelijk te streven naar een energieneutraal (op jaarbasis een neutraal energieverbruik) gebouw. Het ontwerp dient energieneutraliteit binnen de financiële kaders zover als mogelijk te bereiken, mogelijk met onderscheid naar de verschillende functies.

5.9.2 Betekenis voor het plan

In de nieuwbouw wordt ingezet op een totaalconcept met hoge ambities op het gebied van duurzaamheid, klimaatadaptatie, circulariteit en toekomstbestendigheid.

Er komt een 'all electric' zwembad, met zonnepanelen op het dak, energeizuinige verlichting, goede isolatie en centrale warmte-opwekking met lucht-water-warmtepompen.Hemelwater wordt opgevangen en hergebruikt en er komt ruimte voor groene dakbedekking. Tevens wordt ingezet op het aanbrengen van nestmogelijkheen voor vogels, insecten en vleermuizen en mogelijk bijenkasten op het dak.

Daar waar het kan, wordt gewerkt met waterpasserende verhardingen en groene terreininrichting met bleomrijke beplanting. Bij de materiaalkeuze wordt gezocht naar zoveel mogelijk circulaire en demontabele houten constructies (FSC keurmerk) en hoogwaardige, duurzaam geproduceerde en onderhoudsarme gevelpanelen. En in de afwerkingen van de vaste inrichting wordt ingezet op het toepassen van gerecyclede materialen. Al deze maatregelen zullen bijdragen aan het realiseren van de doelstellingen van de gemeente Amstelveen zoals beschreven in de Leidraad Duurzaam bouwen en gebiedsontwikkeling, PLECK 3.0 en de overige onderliggende beleidskaders.

afbeelding "i_NL.IMRO.0362.17A-VG01_0011.png"

5.9.3 Conclusie

De nieuwbouw zal voldoen aan de eisen van de gemeente op het gebied van energietransitie, ciculaire economie en klimaatadaptatie. Er wordt voldaan aan de eisen en doelstellingen van de Leidraad Duurzaam bouwen en gebiedsontwikkeling, PLECK 3.0 en de overige onderliggende beleidskaders.

5.10 Besluit milieueffectrapportage (m.e.r.)

5.10.1 Wet- en regelgeving en beleid

Sinds de wijziging van het Besluit m.e.r. per 1 april 2011 zijn er twee vormen van m.e.r.-beoordelingen: 1.) projecten die vallen onder bijlage D van het Besluit m.e.r. en 2.) de vormvrije m.e.r.-beoordeling ook wel vergewisplicht genoemd. Achterliggende gedachte hierbij is dat ook kleine projecten het milieu relatief zwaar kunnen belasten.

Voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling gelden twee voorwaarden:

  • het gaat over één of meer activiteiten die voorkomen op de D-lijst van het Besluit m.e.r.
  • de omvang van al die activiteit(en) ligt onder de drempelwaarde (kolom 2 van de D-lijst).
5.10.2 Betekenis voor het plan

Het project valt te beschouwen als activiteit onder D11.2 ' De aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen' van het Besluit m.e.r.. De drempelwaarden – 2.000 woningen, 100 ha. grondoppervlak of 200.000 m2 vloeroppervlak – worden niet overschreden. Dit betekent dat een (vormvrije) m.e.r. beoordeling noodzakelijk is.

Er is een vormvrije m.e.r. beoordeling uitgevoerd voor het bestemmingsplan (Kuiper & Burger, 14 oktober 2022). De beoordeling is opgenomen als Bijlage 12 Vormvrije m.e.r. beoordeling bij de toelichting. Hieronder is de conclusie beschreven.

Uit de effecten die in deze vormvrije m.e.r.-beoordeling zijn beschreven, kan worden geconcludeerd dat de beoogde uitbreiding van het Zwembad De Meerkamp, inclusief de aanvullende functies, niet leidt tot belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. Dit geldt ook indien rekening wordt gehouden met cumulatie. Om deze reden wordt geconcludeerd wordt dat een MER niet noodzakelijk is.

Op grond van de uitgevoerde vormvrije m.e.r. beoordelingsnotitie heeft het college van B&W op 18 oktober 2022 besloten dat het bestemmingsplan Uitbreiding de Meerkamp niet leidt tot (significante) nadelige gevolgen voor het milieu en dat er geen milieueffectrapport of m.e.r.-beoordeling hoeft te worden opgesteld.

5.10.3 Conclusie

Het plan leidt niet tot belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. Er is geen volledige m.e.r.-procedure nodig.

5.11 Verkeer en parkeren

5.11.1 Nota Parkeernormen Amstelveen

Voldoende parkeergelegenheid is een belangrijke voorwaarde voor elke ruimtelijke ontwikkeling. Om ervoor te zorgen dat er voldoende parkeergelegenheid wordt gerealiseerd voor nieuwe ontwikkelingen wordt in de regels verwezen naar de geldende 'Nota Parkeernorm Amstelveen'. Op grond van artikel 3.1.2. tweede lid Bro mogen parkeernormen worden neergelegd in een beleidsregel (Nota Parkeren). In een planregel dient dan tot uitdrukking worden gebracht dat bij de toets op het onderdeel parkeren, de beleidsregel betrokken moet worden. Dit mag een dynamische verwijzing zijn. Dat betekent dat in de planregel tot uitdrukking kan worden gebracht dat te allen tijde wordt getoetst aan de meest actuele versie van het beleid. Tussentijdse wijzigingen van het beleid zijn dus hangende de planperiode van het bestemmingsplan mogelijk. Hierdoor kan elke initiatief waarvoor een omgevingsvergunning wordt ingediend getoetst worden aan de meest actuele parkeernormen.

Bij het toepassen van de parkeernorm worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • 1. Elke initiatiefnemer van (bouw)plannen dient zorg te dragen voor het realiseren van voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein.
  • 2. Een bouwinitiatief of wijziging van functie van een locatie mag geen parkeerproblemen en verkeersveiligheidsproblemen in de openbare ruimte veroorzaken of vergroten.
  • 3. De Nota parkeernormen is van toepassing op ruimtelijke plannen voor nieuwbouw, verbouw, uitbreiding of wijziging van functie(s) voor zover zij van invloed zijn op het parkeren.
  • 4. Een initiatiefnemer kan een gemotiveerd voorstel indienen om af te wijken van de vastgestelde parkeernorm, onderbouwd door een goed mobiliteits- en bereikbaarheidsplan en een goed verhaal waarom met minder parkeerplaatsen kan worden volstaan en hoe overlast voorkomen wordt. Burgemeester en wethouders kunnen op basis hiervan gemotiveerd afwijken van de parkeernorm.

In de volgende paragraaf wordt uiteengezet hoe aan de parkeernorm wordt voldaan.

5.11.2 Betekenis voor het plan

Voor het plan is een onderzoek uitgevoerd naar de parkeerbehoefte (Parkeerbalans en inventarisatie De Meerkamp Amstelveen, Sweco, 11 april 2022). Het rapport is opgenomen als Bijlage 11 Parkeeronderzoek bij de toelichting. In de notitie is in kaart gebracht wat het effect is van een aantal ruimtelijke ontwikkelingen rondom De Meerkamp op de parkeersituatie. De notitie beperkt zich niet uitsluitend tot de parkeeropgave van de uitbreiding van het zwembad, maar beschouwt de totale parkeersituatie inclusief nabijgelegen sportvoorzieningen. Dit betekent ook dat verder is gekeken dan het parkeerterrein voor De Meerkamp. Ook de parkeervoorzieningen ten behoeve van de sportvelden langs Sportlaan, Startbaan en Wimbledonpark vallen binnen de scope van dit onderzoek. Hierbij is rekening gehouden met openbaar beschikbare parkeerplaatsen; parkeerplaatsen uitsluitend bestemd voor bewoners zijn buiten beschouwing gelaten.

Er is ingegaan op het autoparkeren en het fietsparkeren.

Autoparkeren

In de toekomstige situatie worden een aantal functies toegevoegd. In tabel 5.2 is weergegeven wat deze functies precies inhouden en welke normatieve parkeervraag ze extra opleveren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0362.17A-VG01_0012.png"

Tabel 5.2. Normatieve parkeerbehoefte toekomstige situatie conform Nota Parkeernormen 2021

In de tabel is te zien dat de parkeerbehoefte in de toekomstige situatie bestaat uit een vraag van 777 autoparkeerplaatsen. Voor de fiets zijn 751 parkeerplekken benodigd. Maar: ook in de nieuwe situatie is er sprake van de mogelijkheid tot dubbelgebruik van de parkeerplaatsen. Wanneer rekening wordt gehouden met dubbelgebruik, bedraagt de parkeerbehoefte in de toekomstige situatie 680 autoparkeerplaatsen en 731 parkeerplaatsen voor de fiets. Zie hiervoor tabel 6 uit het onderzoek.

De conclusie voor wat betreft het autoparkeren is als volgt:

  • In de huidige situatie is er op zaterdagmiddag, het drukste moment, een normatieve vraag van 605 parkeerplaatsen;
  • In de nieuwe situatie is zaterdagmiddag óók het drukste moment. Er is dan
    een vraag van 680 parkeerplaatsen;
  • De nieuwe ontwikkelingen verhogen de parkeervraag met 75 extra
    parkeerplaatsen op het drukste moment.
  • Op zaterdagmiddag is het totaal aantal benodigde parkeerplaatsen (680) lager dan het totaal aantal geïnventariseerde parkeerplaatsen (743) binnen acceptabele loopafstand van de sportvelden. Hoewel er geen sprake is van een tekort, zorgt de hoge parkeerdruk voor zoekverkeer en een verhoogd risico op foutparkeren.

Het is daarom van belang om de huidige parkeersituatie (voor Corona) te beoordelen. Het parkeeronderzoek uit 2018 wijst op een beduidend lagere bezetting in de praktijk (614 parkeerplaatsen) dan de parkeerbalans op basis van de parkeernormen (655 parkeerplaatsen). Dit komt neer op 41 minder bezette parkeerplaatsen. Het parkeeronderzoek toont dus aan dat de theoretische parkeervraag veel hoger is dan de gemeten parkeervraag in 2018.

Met deze marge is voor het totale gebied sprake van een acceptabele verkeerssituatie. De voorwaarde hierbij is dat de looproutes (de hekken) vanaf Startbaan, Wimbledonpark en Sportlaan op zaterdagmiddag geopend zijn. Aandachtspunt blijft dat veel van de voorzieningen met een hoge parkeervraag (zwembad, sportschool en sporthal) primair gebruik maken van het parkeerterrein bij De Meerkamp. Op hele drukke momenten zal een deel van de bezoekers een langere loopafstand moeten accepteren.

Fietsparkeren

Voor het fietsparkeren betekenen de uitbreidingen rondom De Meerkamp het volgende:

  • In de huidige situatie bedraagt de vraag op het drukste moment 618 fietsparkeerplaatsen;
  • De nieuwe ontwikkelingen leiden tot een totale vraag van 731 op het drukste moment, een toename van 113;
  • Het aantal beschikbare fietsparkeerplaatsen is in 2020 geïnventariseerd. Het aanbod fietsparkeerplaatsen op het terrein van De Meerkamp bedroeg toen 194.

Afgaande op bovenstaande cijfers is er op dit moment in in de toekomstige situatie een groot, theoretisch tekort aan fietsparkeerplaatsen. Dit beeld strookt echter niet met de uitgevoerde fietstellingen in 2020 en de beleving van de gemeente. Aanbevolen wordt om het fietsparkeren regelmatig te blijven monitoren. Dit maakt bijtijdse bijsturing mogelijk, wanneer blijkt dat de capaciteit niet toereikend is.

5.11.3 Conclusie

Uit het parkeeronderzoek volgt dat er voor autoparkeren en fietsparkeren een theoretisch tekort is aan plaatsen. Uit de uitgevoerde tellingen (2018 voor de auto en 2020 voor de fiets) blijkt echter dat in de praktijk sprake is van een lagere bezetting. Op basis daarvan zou er voldoende capaciteit zijn. Wel zullen bezoekers met de auto op hele drukke momenten een langere loopafstand moeten accepteren. Het fietsparkeren wordt regelmatig gemonitord, om bijtijds te kunnen sturen op extra capacitei mocht dit nodig zijn.

Hoofdstuk 6 Planopzet

6.1 Algemeen

In dit hoofdstuk wordt inzicht gegeven in de wijze waarop de gewenste ruimtelijke en functionele ontwikkeling van het plangebied juridisch is vertaald. In het voorgaande hoofdstuk is beschreven welke ontwikkelingen in het plangebied plaatsvinden. In dit hoofdstuk wordt aangegeven welke juridisch-planologische instrumenten daarbij worden ingezet.

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) die per 1 juli 2008 in werking is getreden verplicht gemeenten tot het opstellen van een bestemmingsplan voor het gehele grondgebied. In de Wro en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is nader uitgewerkt uit welke onderdelen een bestemmingsplan in ieder geval moet bestaan.

Het juridische deel van het bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding en de regels. Deze onderdelen zijn bindend. De regels bevatten samen met de verbeelding het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en gebouwen en bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing. De toelichting is niet juridisch bindend, maar wordt als handvat en beleidskader/interpretatiekader voor het bestemmingsplan gebruikt.

6.2 De bestemmingen

6.2.1 Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Begrippen (artikel 1)

In dit artikel zijn de begrippen gedefinieerd die in de planregels worden gebruikt.

Wijze van meten (artikel 2)

In dit artikel is aangegeven hoe de diverse maten worden gemeten en de inhoud en oppervlakte van bouwwerken worden berekend om zo een eenduidige toepassing van de bebouwingregeling te bewerkstelligen.

6.2.2 Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Groen (artikel 3)

De zuidelijke groenstrook langs de Startbaan heeft de bestemming 'Groen' gekregen. Deze gronden zijn bestemd voor groenvoorzieningen en wegen en paden ter ontsluiting van aangrenzende bestemmingen. Daarmee is het mogelijk om een ontsluiting te realiseren op de Startbaan. De exacte locatie is echter nog niet vastgelegd.

Sport - Zwembad (artikel 4)

De belangrijkste bestemming in het plan is de bestemming 'Sport - Zwembad'. In deze bestemming is ruimte voor een zwembad. Om de exploitatiemogelijkheden te vergroten, is ruimte geboden allerlei vormen van binnensport en zijn aanvullend aan het primaire programma ook maatschappelijke functies en een kinderdagverblijf toegevoegd aan het toegestane programma. Ook is in het raadsbesluit aangegeven dat het wenselijk is om de mogelijkheid voor een gezondheidscentrum te bieden. In bredere zin is dit mogelijk gemaakt door het toestaan van maatschappelijke functies. Hiervoor zijn onder andere de functieaanduidingen 'specifieke vorm van sport - sportcentrum' en 'kinderdagverblijf' opgenomen. Daarnaast zijn zelfstandige kantoren toegestaan (kantoren Amstelveen Sport). En bijbehorende functies zijn toegestaan zoals facilitaire voorzieningen, bergingen en magazijnen, kleedruimten en dergelijke.

Er is een ruim bouwvlak opgenomen, waarbinnen de nieuwe bebouwing dient te komen. De maximum bouwhoogte bedraagt 15 meter. Met de vormgeving van het bouwvlak is rekening gehouden met een bebouwingsvrije zone aan de zuid- en oostzijde langs het water.

Water (artikel 5)

Het bestaande water aan de zuidzijde van het zwembadterrein heeft de bestemming 'Water' gekregen. Binnen de bestemming is de aanleg van dammen en bruggen toegestaan, zodat de zuidelijke ontsluiting op de Startbaan te realiseren is. Drijvende steigers en ligplaatsen voor woonboten zijn niet toegestaan.

Waarde - Archeologie 5 (artikel 6)

De dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5' is opgenomen op basis van het Paraplubestemmingsplan Archeologie en Cultuurhistorie. De primaire bestemming mag de belangen welke worden behartigd binnen de dubbelbestemming niet onevenredig schaden. Hiervoor is in de planregels een regeling opgenomen. Er is archeologisch onderzoek nodig voor ingrepen met een oppervlakte groter dan 10.000 m2 en dieper dan 30 cm.

6.2.3 Hoofdstuk 3 Algemene regels

Anti-dubbeltelregel (artikel 7)

Deze bepaling dient om te voorkomen dat bijvoorbeeld een grondoppervlak dat in een bepaald geval al eens als berekeningsgrondslag voor de toelaatbare oppervlakte aan bebouwing heeft gediend, later nog eens als berekeningsgrondslag voor een ander bouwwerk wordt gebruikt, maar dat dan tot gevolg heeft dat in het eerste geval een situatie ontstaat die afwijkt van het plan.

Algemene bouwregels (artikel 8)

In dit artikel (toegelaten overschrijdingen) wordt aangegeven in welke gevallen de in dit plan aangegeven bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen en/of hoogtematen overschreden mogen worden. Dit betreffen bijvoorbeeld liftkokers, schoorstenen en balkons.

Algemene gebruiksregels (artikel 9)

In dit artikel is aangegeven wat onder strijdig gebruik wordt gezien, voor het geval dit niet al blijkt uit de enkelbestemming.

Algemene afwijkingsregels (artikel 10)

In dit artikel wordt bepaald in het kader van welke algemene afwijkingen in het plangebied gebruik gemaakt kan worden.

Algemene aanduidingsregels (luchtvaartverkeerszones - LIB in artikel 11)

Hier wordt aangegeven welke restricties er gelden ter plaatse van de gebiedsaanduidingen die zijn opgenomen in verband met de luchtvaartverkeerzones uit het Luchthavenindelingsbesluit.

6.2.4 Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Overgangsrecht (artikel 12

Samengevat wordt hierin gewaarborgd dat bouwwerken en gebruiksvormen die bij de totstandkoming van het plan reeds bestaan, maar nu in strijd raken met het plan, mogen blijven bestaan. Daarbij wordt het hierin mogelijk gemaakt om op te treden tegen eerder ontstaan illegaal gebruik.

Slotregel (artikel 13)

Voor de duidelijkheid, o.a. bij benoeming en verwijzing, is hierin een eenduidige naam voor het gehele plan inclusief de toelichting aangegeven.