direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Velp-Noord 2016, locatie Arnhemsestraatweg 29
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0275.BPVN20-VA01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

Leeswijzer

De toelichting op een bestemmingsplan wordt binnen de gemeente volgens een vast stramien opgebouwd, en wel als volgt.

hoofdstuk   inhoud
 
1 Inleiding    Kort wordt ingegaan op de aanleiding en de besluitvorming die vooraf ging aan de start van de actualisering van de bestemmingsplannen voor de dorpen  
2  Gewenste situatie   Hier wordt het plangebied aan de hand van diverse aspecten de huidige stand van zaken beschreven.
Toegelicht wordt hoe is omgegaan met de geldende waarden en wanneer een bepaalde bestemming is gebruikt  
3  Beleidskaders   Aangegeven wordt binnen welke beleidskaders en regels van het rijk, provincie, waterschap en de gemeente het bestemmingsplan is opgesteld.
 
4 Haalbaarheid    Hier vindt de toets plaats aan beleid en regelgeving  
5 Juridische aspecten   Beschreven wordt de procedure die een bestemmingsplan doorloopt en wordt een toelichting gegeven op de regels van het bestemmingsplan, een aantal verschillen ten opzichte van het geldende bestemmingsplan komen aan bod  
6 Economische uitvoerbaarheid   Toegelicht wordt of uitvoering van het bestemmingsplan voor de gemeente haalbaar is  
7 Maatschappelijke uitvoerbaarheid    Hier wordt beschreven hoe de procedure is verlopen tot de vaststelling van het bestemmingsplan  

1.1 Algemeen

In een bestemmingsplan worden de gebruiks- en bouwmogelijkheden van gronden en opstallen vastgelegd. Een bestemmingsplan bestaat uit een digitale verbeelding (de kaart) en regels. Uit het samenspel van de verbeelding en de regels blijkt wat het bestemmingsplan juridisch toelaat.

Door het perceel op te zoeken waarover informatie wordt gewenst, kan worden afgelezen welke bestemming het heeft en wat de mogelijkheden zijn.

Het digitale plan is bij een verschil ten opzichte van de papieren versie leidend.

Een bestemmingsplan gaat vergezeld van een toelichting. De toelichting heeft geen juridische status, echter is deze wel relevant voor de onderbouwing van de gemaakte keuze en de interpretatie van het bestemmingsplan. Gemeenten zijn volgens de Wet ruimtelijke ordening verplicht om voor hun hele grondgebied bestemmingsplannen vast te stellen. Het bestemmingsplan is bindend voor zowel overheid als burgers en bedrijven

1.2 Aanleiding bestemmingsplan

Aan het gemeentebestuur is verzocht om medewerking te verlenen aan een herontwikkeling van het perceel Arnhemsestraatweg 29 te Velp (kadastraal bekend als E652). De locatie betreft het voormalige kantoor van Vitens. Het kolossale kantoorpand staat leeg. De vraag naar kantoorruimte is afgenomen en het pand is gedateerd. Door de leegstand ligt verloedering op de loer. Renovatie en hergebruik van het huidige gebouw behoort niet tot de mogelijkheden. Sloop en nieuwbouw is een voor de hand liggende optie. Het college van B&W heeft aangegeven woningbouw een voorstelbare ontwikkeling te vinden voor deze locatie. Om de ontwikkelingen planologisch mogelijk te maken is een herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk.

1.3 Doelstelling

Het bestemmingsplan heeft het doel om voor de beschreven ontwikkeling het juridisch-planologische kader te bieden. De locatie is bestemd voor woningbouw, met de daarbij behorende voorzieningen.

Uitgangspunt is een flexibel bestemmingsplan waarin de bouwmogelijkheden zijn afgestemd op de gewenste ruimtelijke kaders, welke zijn vastgelegd in het document 'Randvoorwaarden woningbouwontwikkeling Arnhemsestraatweg 29 Velp', waarmee het college in augustus 2016 heeft ingestemd.

Met dit bestemmingsplan is aansluiting gezocht bij recent tot stand gekomen bestemmingsplannen binnen de gemeente, om de uniformiteit van bestemmingen en regelgeving te bevorderen. Ook is gebruik gemaakt van de laatste digitale randvoorwaarden.

1.4 Ligging plangebied

Het bestemmingsplan heeft betrekking op het perceel gelegen aan de Arnhemsestraatweg 29 te Velp, kadastraal bekend als Velp E 652.

De ligging van het plangebied is op onderstaande kaart aangegeven met een rode cirkel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPVN20-VA01_0001.jpg"

Het plangebied is momenteel aan twee zijde ontsloten, te weten via de noordzijde de Arnhemsestraatweg (ventweg) en aan de zuidzijde het Zaalbospad. Tegenover de locatie aan de noordzijde van de Arnhemsestraatweg grenst Park Daalhuizen. Aan de westzijde van de locatie staat een aantal authentieke grote villa's, aan de oostzijde van de locatie een blok met 4 vrijstaande vooroorlogse woningen en een aantal geschakelde naoorlogse woningen.

Op onderstaande afbeelding is de begrenzing van het plangebied globaal weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPVN20-VA01_0002.jpg"Het plangebied en de directe omgeving zijn op onderstaande uitsnede uit de GBKN met daarop de kadastrale grenzen aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPVN20-VA01_0003.jpg"

Uitsnede uit GBKN met kadastrale percelen

1.5 Geldende bestemmingsplannen

De locatie Arnhemsestraatweg is gelegen in bestemmingsplan Velp 2016, Woongebieden-Noord. Dit bestemmingsplan is vastgesteld door de gemeenteraad op 21 februari 2017 en in werking getreden op 29 april 2017. Het plan is,na behandeling door de Raad van State op 13 december 2017, onherroepelijk.

Het terrein heeft de bestemming 'Kantoor' (op onderstaande afbeelding aangegeven in paars). Er zijn twee bouwvlakken aangegeven, met verschillende bouwhoogtes variërend van 6 meter tot 26 meter. Voor het grootste bouwvlak geldt tevens de aanduiding 'aantal bouwlagen onbeperkt'. Het kleinere bouwvlak is op dit moment niet bebouwd en wordt als parkeerterrein gebruikt.

Naast de bestemming 'Kantoor' is de dubbelbestemming 'Waarde Archeologie 2' van toepassing (op onderstaande afbeelding aangegeven met kruizen). Deze gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen mede bestemd voor gronden met een middelhoge archeologische verwachtingswaarde. Op basis hiervan is voor het oprichten van een bouwwerk groter dan 250 m² en waarbij dieper wordt gegraven dan 30 cm een onderzoeksrapport naar de archeologische waarden van de gronden nodig.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPVN20-VA01_0004.jpg"

Hoofdstuk 2 Gewenste situatie

2.1 Planbeschrijving

De eigenaar van de locatie Arnhemsestraatweg 29 te Velp is voornemens de locatie te herontwikkelen ten behoeven van woningbouw. Binnen het in werking zijnde bestemmingsplan 'Velp 2016, Woongebieden-Noord' is dit niet toegestaan. Een herziening van het bestemmingsplan is noodzakelijk. Voorliggend bestemmingsplan dient daartoe als planologisch kader.

Momenteel bevindt zich op het perceel een groot pand, welke al enige tijd leeg staat. Rondom is verharding aanwezig, welke diende als parkeerterrein. Aan de zijde van de Arnhemsestraatweg is een kunstwerk aanwezig. De wens is om dit kunstwerk te behouden en te herplaatsen. De vraag naar kantoorruimte is afgenomen en het pand is gedateerd. Door de leegstand ligt verloedering op de loer. Een herontwikkeling van het terrein is wenselijk en een programma met grondgebonden woningen past functioneel binnen het woonbeleid van de gemeente. Tevens worden woningen stedenbouwkundig passend geacht binnen de ruimtelijke context van de locatie.

2.2 Uitgangspunten

Op 2 augustus 2016 heeft het college van B&W ingestemd met randvoorwaarden voor de ontwikkeling van deze locatie. De randvoorwaarden voor planontwikkeling resulteren in onderstaand beeld. Vervolgens worden de aspecten uit de afbeelding nader toegelicht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPVN20-VA01_0005.png"

Indeling plangebied

Een belangrijk uitgangspunt bij de nieuwe verkaveling is een zorgvuldige inpassing van het programma binnen de bestaande stedelijke omgeving van de locatie. Zo wordt aan de noordzijde van het terrein een afronding van het bebouwingslint van villa's aan de Arnhemsestraatweg nagestreefd met een robuust volume in een groene setting. Aan de zuidzijde sluit het programma aan bij het woonbuurtje van het Zaalbospad, Zaalboslaan en Rozehagelaan met rijtjes woningen van twee bouwlagen met kap. De woningen zijn voorzien van voor- en achtertuinen. In de achtertuinen wordt ruimte geboden voor het toevoegen van kleine schuurtjes en bergingen.

Woningbouwprogramma

Het woningbouwprogramma bedraagt 27 grondgebonden woningen variërend van twee-onder-één-kap tot rijwoningen. Door middel van een marktonderzoek is aangetoond dat 17 koopwoningen zowel in kwantitatief als in kwalitatief opzicht passend bij de bestaande marktvraag en de woningbouwplannen die op dit moment in voorbereiding of uitvoering zijn.

De overige 10 woningen dienen in de sociale huursector gerealiseerd te worden, bij voorkeur in samenspraak met een woningbouwcorporatie. Realisering van sociale huurwoningen past bij de doelstelling van de Woonvisie 2014-2020 om de beschikbaarheid van deze woningen te verbeteren. Deze sociale sectorwoningen dienen tenminste 10 jaar vanaf in gebruikname als zodanig beschikbaar te blijven voor de doelgroep. Dit is in de regels behorende bij dit bestemmingsplan juridisch vastgelegd.

Ontsluiting en parkeren.

Door het plangebied, in noord-zuid richting loopt een nieuwe ontsluiting die de (ventweg van de) Arnhemsestraatweg verbindt met het Zaalbospad. Dit vergroot de herontwikkelingsmogelijkheid van onderhavig perceel enerzijds en verbetert de ontsluiting van de bestaande woonbuurt ten zuiden van de locatie anderzijds. Deze nieuwe zijweg van de ventweg markeert tevens de beëindiging van het villa lint welke nog eens wordt versterkt door de open ruimte gevormd door het plantsoen met de daaraan gesitueerde woonbebouwing welke is teruggelegen. De huidige aansluiting van de parallelweg op de hoofdrijbaan van de Arnhemsestraatweg wordt losgekoppeld van de kruising en komt buiten de toekomstige rotonde op de kruising Arnhemsestraatweg-Daalhuizerweg-Nordlaan te liggen.

Binnen het plangebied moet voorzien worden in de eigen bruikbare parkeerbehoefte waarbij een compensatie geldt voor eventueel verlies van bestaande parkeercapaciteit. Parkeren direct aansluitend op de parallelweg Arnhemsestraatweg is niet toegestaan. Op enkele percelen wordt de mogelijkheid geboden voor een overdekte parkeerplaats. De overige parkeerruimte die is benodigd als gevolg van het programma wordt op de herontwikkelingslocatie zelf ingepast en maakt na realisatie onderdeel uit van het openbare gebied. In aansluiting op het bestemmingsplan Velp 2016 Woongebieden-Noord wordt aan de bestemming 'Tuin' op de percelen in de noordwesthoek van het plangebied (de afronding van het villa lint) een stedenbouwkundige waarde toegekend die er op toeziet dat de voorterreinen groen worden ingericht waarbij verharding ten behoeve van het parkeren van auto's op de voorterrein vóór de hoofdbebouwing niet is toegestaan.

Hoogteverschil

Het terrein overbrugt een hoogteverschil tussen de Arnhemsestraatweg en het Zaalbospad van zo'n 4 meter. Dit hoogteverschil wordt benadrukt door de wijze waarop de aan de nieuwe verbindingsweg gelegen woningen in het terrein zijn ingepast en architectonisch worden vormgegeven.

Het hoogteverschil brengt tevens een opgave met zich mee ten aanzien van de opvang/berging van (afstromend) regenwater. Daar waar de nieuwe verbindingsweg overgaat in het bestaande Zaalbospad is daarom ruimte ingepast voor wadi's waaraan de bestemming 'Groen' is toegekend.

Groen

Het plantsoen aan de noordzijde doet eveneens dienst als waterberging. Daarnaast verhoogt het de woonkwaliteit van de aangrenzende woningen, benadrukt het (zoals gezegd) de beëindiging van het villa lint, zorgt het voor een koppeling met de groene karakter van het park Daalhuizen aan de noordzijde van de Arnhemsestraatweg en biedt het voldoende ruimte om de twee bestaande bomen met een beschermde status (Oosterse Plataan en Esdoorn) te behouden. Binnen de kroonprojectie van deze bomen is geen bebouwing toegestaan. Verharding door aanleg voetpaden is wel mogelijk, mits dit niet nadelig is op de vitaliteit van de bomen.

kunstwerk

Op de locatie is op dit moment een kunstwerk aanwezig van Piet Slegers. Het is de nadrukkelijke wens om voor het kunstwerk elders een passende locatie te vinden.

verbeelding

De schets van 26 juni 2017( Bijlage 5) dient als basis voor dit bestemmingsplan.

2.3 Afweging

Naar aanleiding van bovenstaande ruimtelijke uitgangspunten is een afweging gemaakt of medewerking verleend kan worden aan woningbouw op deze locatie. Na toetsing is gebleken dat het plan voldoet aan de gestelde uitgangspunten.

In hoofdstuk 3 is vervolgens het verzoek getoetst aan de verschillende beleidskaders. Vervolgens komen in hoofdstuk 4 de uitgevoerde onderzoeken aan de orde.

Geconcludeerd kan worden dat uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening geen argumenten voorhanden zijn die het leggen van de gewenste bestemming belemmeren.

Het gemeentebestuur wil derhalve meewerken aan de gewenste situatie. Daarvoor is onderhavig plan in procedure gebracht.

2.4 Beschrijving bestemmingsplan

2.4.1 Systematiek

Onderhavig bestemmingsplan betreft maatwerk. Ten aanzien van de systematiek is aansluiting gezocht met de nota's: Nota Standaardplanmethodiek bestemmingsplannen dorpen Rheden 2015; Nota Milieuzonering Rheden 2015; Nota Parkeernormen Rheden 2015.

De regels van het in werking zijnde bestemmingsplan Velp 2016, Woongebieden-Noord dienen als basis voor onderhavig plan. Het aantal woningen; type woningen; bouwhoogtes en regelingen voor bijgebouwen zijn juridisch vastgelegd. Binnen de woonbestemming zijn mogelijkheden voor beroep of bedrijfsactiviteiten aan huis opgenomen. Bij de woningen is een gebied aangegeven waar tuinen gerealiseerd kunnen worden met de bijbehorende regelingen voor erf- en perceelafscheidingen. Naast tuinen is ook openbaar groen van belang, met daarbij aandacht voor waterberging. Tevens zijn ruimtes voor ontsluitingswegen en parkeren bestemd.

Maatvoering

Bouw- en goothoogte

In de recent opgestelde actualisatieplannen voor de dorpen in de gemeente Rheden, waaronder 'Velp 2016, Woongebieden-Noord' , is gewerkt met bouw- en goothoogtes. Derhalve is in onderhavig plan tevens gewerkt met bouw- en goothoogtes. Op deze wijze is het schetsontwerp specifiek vastgelegd in het bestemmingsplan, gebaseerd op het ontwerp van de woningen.

Wijze van meten

Gezien het hoogteverschil in het terrein zijn per bouwvlak aanduidingen 'specifieke bouwaanduiding - hoogtemaatvoering (sba-hm nummer)' opgenomen. Hiermee is aangeven vanaf welke 'maaiveldhoogte' de goot- en bouwhoogtes gemeten moeten worden in dat specifieke bouwvlak. In de regels is dit juridisch vastgelegd door 7 verschillende hoogtemaatvoeringen (+ N.A.P) op te nemen.

Aantal woningen

In de bestemming Wonen is het aantal toegelaten woningen in een bouwvlak aangegeven. Aldus ligt de ruimte die geboden wordt om nieuwe woningen te bouwen in het bestemmingsplan vast en kan op een goede wijze invulling worden gegeven aan de toets aan de ladder voor duurzame verstedelijking die op grond van het Bro moet worden gedaan als -in een op te stellen bestemmingsplan- nieuwe stedelijke ontwikkelingen aan de orde zijn.

Parkeernormen

Gezien de regelgeving met betrekking tot het vervallen van de stedenbouwkundige bepalingen in de Bouwverordening, zijn de parkeernormen thans vastgelegd in het bestemmingsplan. Ook deze zijn bezien op hun actualiteit en vloeien voort uit de Nota Parkeernormen Rheden 2015. Binnen de relevante bestemmingen is het gebruik gekoppeld aan parkeernormen. Deze normen, waaraan moet worden voldaan, zijn opgenomen in een bijlage bij de regels.

2.4.2 Toedeling bestemmingen en aanduidingen

In onderstaande paragraaf zijn de bestemmingen uit onderhavig plangebied toegelicht.

Bestemming Wonen

De bestemming Wonen is gelegd om ter plaatse een woning met daarbij behorende bijgebouwen te realiseren. Hier is behalve de activiteit wonen, geen andere activiteit, uitgezonderd een beroep of bedrijf aan huis toegestaan.

Voor het uitoefenen van een beroep of bedrijf aan huis door de bewoner gelden voorwaarden. De aan huis gebonden beroepen zijn krachtens jurisprudentie standaard toegestaan; in de begripsbepalingen is aangegeven om welke beroepen het gaat (artikel 1.9 beroep aan huis). De bedrijfsactiviteiten aan huis vormen een aanvulling hierop. In de lijst van toegelaten bedrijfsactiviteiten aan huis - opgenomen als Bijlage 1 Lijst van bedrijfsactiviteiten aan huis bij de regels van dit plan - is na te lezen welke bedrijven dit betreft. Als een beroep niet past binnen de begripsbepaling dan wel een bedrijf niet voorkomt op deze lijst is afwijking eventueel mogelijk mits voldaan wordt aan de aangegeven criteria. Opgemerkt wordt dat ten aanzien van de vereiste parkeergelegenheid op het bijbehorende terrein, derhalve ook bij de uitoefening van een bedrijf of beroep aan huis, in de Parkeernormen voorwaarden zijn gesteld. In deze bijlage zijn onder andere bruikbaarheidsvereisten en de normen per functie vastgelegd. Wat voldoende is, wordt op basis van deze bijlage bepaald bij de beoordeling van een aanvraag voor een omgevingsvergunning dan wel bij een functiewijziging.

Er is een onderscheid gemaakt tussen hoofdgebouwen en bijgebouwen. De hoofdgebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, de bijgebouwen (en overkappingen) mogen daarnaast ook gebouwd worden op de gronden buiten het bouwvlak. Van belang is dat het verschil met het hoofdgebouw bestaat uit een bouwkundige/architectonische ondergeschiktheid. Functionele ondergeschiktheid is op basis van het bestemmingsplan uitdrukkelijk niet aan de orde. Dit volgt uit de begripsbepaling van 'bijgebouw' zoals neergelegd in artikel 1.13 bijgebouw.

Nieuw is de regeling met betrekking tot kamerbewoning. Dit wordt in beperkte mate toegelaten. Bij een woning mogen maximaal 2 kamers verhuurd worden aan personen die niet tot het huishouden behoren (waaronder niet begrepen bed-en breakfast). Kamerverhuur aan meerdere personen is niet toegestaan. Dit volgt uit de begripsbepaling van 1.52 woning . Met deze regeling krijgt het bepaalde in de APV ook ruimtelijk zijn beslag en wordt dit voorzien van een duidelijk kader.

Buiten het bouwvlak binnen de bestemming 'Wonen' zijn bijgebouwen toegestaan. Voor de bijgebouwen en overkappingen geldt een maximaal bebouwingspercentage van het bouwperceel en een maximale goot- en bouwhoogte. Onder voorwaarden mogen de (vrijstaande) bijbehorende bouwwerken worden gebruikt ten behoeve van de uitoefening van een beroep of een bedrijfsactiviteiten aan huis.

Bestemming Tuin

De bestemming Tuin is toegekend aan perceelsgedeelten (bij woningen) waarvoor bebouwing met gebouwen/overkappingen vanwege de ruimtelijke uitstraling aldaar uitdrukkelijk niet gewenst wordt gevonden. Door de bestemming Tuin wordt nadrukkelijker in beeld gebracht dat de betreffende gronden vrij van gebouwen dienen te blijven. Opgemerkt wordt dat inherent aan het gebruik als tuin is dat daarin mag worden geparkeerd, uitgezonderd de aangegeven zone 'Overige zone - stedenbouwkundig waardevol"

Aanduiding overige zone - stedenbouwkundig waardevol

De stedenbouwkundige waarden van gebouwen worden in het voorliggende bestemmingsplan beschermd door restricties ten aanzien van de goot- en bouwhoogtes. De stedenbouwkundige waarden van diverse onbebouwde gronden (tuinen) worden beschermd door restricties ten aanzien van parkeren en van bebouwing op deze gronden.

Hiertoe is aan de voorzijde van het woonblok aan de Arnhemsestraatweg aan (een gedeelte) van de bestemming Tuin een de aanduiding 'overige zone - stedenbouwkundig waardevol' toegekend. Deze zone betreft (voor- en deels zij-)tuinen die bepalend zijn voor de stedenbouwkundige hoofdstructuur van het dorp Velp en waarbij een belangrijke mate van ruimtelijke representativiteit wordt nagestreefd. Het toekennen van deze aanduiding heeft tot doel het representatieve beeld in stand te houden en te versterken door behalve lage erfafscheidingen, geen bebouwing in de zone toe te staan, ook niet vergunningsvrij, teneinde een verdichting/samenklontering van het straat- en/of bebouwingsbeeld te voorkomen. Daarnaast wordt de representatieve waarde van het straatbeeld dat mede bepaald wordt door de (voor)tuinen hier extra gewaardeerd door het tegengaan van verharding vóór de voorgevel van het hoofdgebouw. Dit gebeurt door het parkeren van auto's vóór de voorgevel(lijn) in deze zone niet mogelijk te maken. Dit past binnen de randvoorwaarden gesteld voor deze ontwikkeling en sluit aan op de in de structuurvisie geformuleerde doelstellingen.

Bestemming Groen

Doordat het openbare gebied niet meer dezelfde bestemming krijgt als de aan- grenzende gronden zoals in het geldende bestemmingsplan ontstaat de mogelijkheid om groenvoorzieningen apart te bestemmen. Daar waar sprake is van structureel groen worden deze functies in het voorliggende plan afzonderlijk bestemd. Hierdoor wordt het structurele karakter beter geborgd. Overigens zijn doorsnijdende voetpaden rechtstreeks mogelijk.

Bestemming Verkeer

Wegen zijn ondergebracht in de bestemming Verkeer. Daarmee is de voorgestelde verkeersstructuur uitgangspunt. Binnen deze bestemming mag worden geparkeerd.

Ook binnen deze bestemming is groen en water mogelijk, echter hier vindt geen borging plaats van deze functies.

Hoofdstuk 3 Beleidskaders

In dit hoofdstuk komt vooral het ruimtelijke beleid aan de orde. Bij de beoordeling van de haalbaarheid in Hoofdstuk 4 wordt ingegaan op specifiek beleid.

3.1 Rijk

Kader

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Het ruimtelijke beleid is op rijksniveau verwoord in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) die op 13 maart 2012 in werking is getreden. In de SVIR zijn diverse beleidsnota's geactualiseerd en geïntegreerd, waaronder de nota Ruimte uit 2006 en de nota Mobiliteit. In de SVIR schetst het rijk de ambities voor concurrentiekracht, bereikbaarheid, leefbaarheid en veiligheid tot 2040 (lange termijn) en doelen, belangen en opgaven tot 2028 (middellange termijn).


De hoofddoelen van het ruimtelijke en mobiliteitsbeleid voor de periode 2020 - 2028 zijn:

  • het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van het land;
  • het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid, waarbij de gebruiker voorop staat;
  • het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Daartoe worden 12 nationale belangen geformuleerd. Provincies en gemeenten worden meer verantwoordelijk. Voor een aantal onderwerpen is geconcludeerd dat het rijk zijn bevoegdheid tot het stellen van algemene regels zou moeten inzetten.

In de SVIR is de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Doel van de ladder is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. De ladder beoogt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij ruimtelijke en infrastructurele besluiten. Op 1 oktober 2012 is het Besluit ruimtelijke ordening gewijzigd en is de ladder voor duurzame verstedelijking daarin als procesvereiste opgenomen.

In de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, dient aangegeven te worden dat voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
  • b. indien uit de beschrijving blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;
  • c. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel b, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

Aanpassingen Ladder voor duurzame verstedelijking

Met ingang van 1 juli 2017 wordt het Besluit ruimtelijke ordening gewijzigd in verband met de aanpassing van de ladder voor duurzame verstedelijking. De belangrijkste wijzigingen zijn:

  • een vereenvoudiging door het loslaten van de afzonderlijke 'treden' en,
  • het vervangen van het begrip 'actuele regionale behoefte' door behoefte. Zowel voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen binnen als buiten bestaand stedelijk gebied moet de behoefte worden beschreven.
  • het doorschuiven van de toepassing van de Ladder naar het uitwerkings- of wijzigingsplan.

Uitgangspunt voor de wijziging is dat met het oog op een zorgvuldig ruimtegebruik, een nieuwe stedelijke ontwikkeling in beginsel in bestaand stedelijk gebied wordt gerealiseerd. Indien de nieuwe stedelijke ontwikkeling voorzien wordt buiten het bestaand stedelijk gebied, dient dat nadrukkelijk te worden gemotiveerd in de toelichting. Dit aspect komt aan de orde in paragraaf 4.1.

Barro
In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is vastgesteld welke nationale belangen moeten worden betrokken bij het vaststellen van een bestemmingsplan.

Nationaal Natuurnetwerk

De uitwerking van de het Nationaal Natuurnetwerk, voorheen de Ecologische Hoofdstructuur, welke in onderhavig plangebied van belang zou kunnen zijn, vindt plaats via de provincie. Dit aspect komt in hoofdstuk 3.2 aan de orde.

Conclusie

De geformuleerde nationale belangen zijn evenals het gestelde in het Barro, niet van toepassing. Onderhavig bestemmingsplan is niet in strijd met deze rijkskaders. Met betrekking tot de voorgenomen ontwikkeling wordt in hoofdstuk 4.1 . nader ingegaan op de ladder voor duurzame verstedelijking.

3.2 Provincie

Op provinciaal niveau worden hier enige voor het plangebied relevante documenten aangehaald.

Omgevingsvisie Gelderland

De Omgevingsvisie Gelderland zoals die op 9 juli 2014 door provinciale staten is vastgesteld bestaat uit een visiedocument en een verdiepingsdocument. De hierop gebaseerde Omgevingsverordening Gelderland is op 24 september 2014 door provinciale staten vastgesteld. De verordening is 16 oktober 2014 gepubliceerd en daags daarna in werking getreden. Op dezelfde dag trad ook de Omgevingsvisie in werking. De Omgevingsvisie wordt regelmatig geactualiseerd. Voor onderhavig plan is gebruikt gemaakt van de op 28 juni 2017 vastgestelde versie.


In de Omgevingsvisie benoemt de provincie als hoofddoelen:

  • Een duurzame economische structuur, waarbij niet meer moet worden gedacht in de termen van 'groei' maar meer in termen van 'beheer en ontwikkeling van het bestaande'.
  • Het borgen van de kwaliteit en veiligheid van de leefomgeving; hierbinnen staat het waarborgen en verder ontwikkelen van een goede kwaliteit en beleving van natuur en landschap, een gezonde en veilige leefomgeving en een robuust bodem- en watersysteem centraal.

Het onderdeel Visie is opgebouwd rond de invalshoeken Divers Gelderland, Dynamisch Gelderland en Mooi Gelderland. Daarin worden de hoofddoelen vertaald in ambities. Per ambitie is de aanpak op hoofdlijnen beschreven. Voor een goed begrip is het nodig om de invalshoeken in samenhang te beschouwen.

De nadere invulling van de hoofdlijnen vindt plaats in door gedeputeerde staten vast te stellen uitvoeringsprogramma's.


In het onderdeel Verdieping worden de regio's en thema's nader beschouwd. Beschreven worden onder andere de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik, het wonen, kantoren, detailhandel, bedrijventerreinen, demografische ontwikkeling, energietransitie, vrijetijds economie, land- en tuinbouw, mobiliteit, cultuur en erfgoed, natuur en landschap alsook water en ondergrond.

De gemeente Rheden maakt hierin onderdeel uit van de regio Arnhem-Nijmegen. Belangrijkste opgaven voor deze regio zijn:

  • versterking van de basiseconomie en de topsectoren;
  • versterking van het stedelijk kerngebied;
  • realisatie van een aantrekkelijk regionaal vestigingsklimaat voor wonen en werken;
  • behouden en verbeteren van de leefbaarheid in steden en omringende kernen;
  • verbeteren van de interne en externe bereikbaarheid;
  • behouden en benutten van de gebiedskwaliteiten.

Ten opzichte van de vorige visie valt voor het landelijke gebied op dat de woningbouwcontouren rond de dorpen zijn vervallen. Ook hiervoor wordt nu bij de afweging de ladder voor duurzaam ruimtegebruik gebruikt.

In de Omgevingsverordening Gelderland is het ruimtelijke beleid zoals dat in de Omgevingsvisie Gelderland is verwoord, deels verankerd. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van het provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen. De verordening is voor de gemeente bindend.


Voor onderhavig bestemmingsplan is het volgende onderwerp(en) uit de

Omgevingsverordening Gelderland van toepassing:

  • nieuwe woonlocaties.

Over 'wonen' wordt gesteld dat in een bestemmingsplan nieuwe woonlocaties en de daar te bouwen woningen slechts worden toegestaan wanneer dit past in de vigerende door Gedeputeerde Staten vastgestelde Regionale woonagenda's successievelijk de door Gedeputeerde Staten vastgestelde kwantitatieve opgave wonen voor de betreffende regio.
De kwantitatieve vraag blijkt onder meer uit recente bevolkings- en huishoudens- prognoses van Primos (2015)

In subregionaal verband (de subregio Arnhem en omstreken, bestaande uit de gemeenten Arnhem, Lingewaard, Overbetuwe, Renkum, Rozendaal en Rheden) bestaat (oktober 2016) tot 2025 nog een behoefte aan 9.098 woningen. De provincie heeft inmiddels ingestemd met de door de subregio voorgestelde planhorizon tot 2025 en het bijbehorende aantal op basis van Primos.


Bij het wonen wordt niet alleen gekeken naar de kwantitatieve vraag maar ook naar de kwalitatieve vraag. Vraag en aanbod van typen woningen en verschillende prijsklassen moet op elkaar worden afgestemd. In die benadering staan onder andere ook de kwaliteiten van de woonomgeving centraal die kunnen worden vertaald naar woonmilieus. Uit het woningmarkt onderzoek 2014-2020 uitgevoerd door Atrivé in opdracht van de regio, blijkt een (sub)regionale kwalitatieve vraag naar woningen in het centrum-dorpse woonmilieu. In de handreiking bij de Ladder voor duurzame stedelijke ontwikkeling wordt onder regionale vraag ook verwezen naar de lokale behoefte.

Binnen de provinciale kaders zijn op regionaal niveau afspraken gemaakt. In het regionale structuurplan van het voormalige Knooppunt Arnhem-Nijmegen wordt niet verder ingezoomd op het dorp en de voorgenomen ontwikkeling.

Gelders Natuurnetwerk en Groene Ontwikkelingszone
Onderdeel van de Omgevingsvisie zijn thematische kaarten, waarop per thema een gebiedsindeling is weergegeven. Het landelijke Nationaal Natuurnetwerk (voorheen de Ecologische Hoofdstructuur, EHS) is binnen de provincie beschermd. Veel natuurgebieden en voor planten en dieren waardevolle cultuurlandschappen maken onderdeel uit van het Gelders Natuurnetwerk en de Groen Ontwikkelingszone. Het  Gelders Natuurnetwerk wordt gevormd door de bestaande natuurgebieden uit de voormalige Ecologische Hoofdstructuur. De gebieden in de Groene Ontwikkelingszone zijn waardevol voor de natuur maar hebben daarnaast tevens een andere functie. Veel kleinschalige cultuurlandschappen met landschapelementen zijn aangewezen als Groene Ontwikkelingszone. Daarnaast worden in de Omgevingsverordening beschermd het Waardevol open gebied en het Nationaal Landschap.

In paragraaf 4.10 worden deze aspecten nader behandeld.

bodembescherming

Uit de Omgevingsverordening Gelderland blijkt dat het plangebied niet in of in de nabijheid van een grondwaterbeschermingsgebied; waterwingebied; koude warmteopslagvrije zones of boringsvrije zones grondwater is gelegen.

Wel is het plangebied gelegen in een intrekgebied voor grondwater. In een intrekgebied mogen geen bestemmingen gelegd worden die de winning van fossiele energie zoals aardgas, aardolie, schaliegas en steenkoolgas, mogelijk maakt.

Op onderstaande afbeelding uit de provinciale verordening die beschikbaar is op www.gelderland.nl/drinkwater is een en ander weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPVN20-VA01_0006.jpg"

3.3 Waterschap

Het waterschap heeft de zorg voor de waterkeringen, is verantwoordelijk voor het grond- en oppervlaktewater in het landelijke gebied en in het stedelijk gebied voor het oppervlaktewater. Daarnaast heeft het waterschap als taak het zuiveren van het afvalwater.

In de Keur geeft het waterschap regels ten aanzien van waterkeringen en oppervlaktewateren. In de Legger geeft het waterschap de gewenste staat van de watergangen en waterkeringen aan.


Onderhavig deel van de gemeente is gelegen binnen het beheersgebied van waterschap Rijn en IJssel. In het Waterbeheerplan 2016-2021 (van kracht sinds begin 2016) geeft het waterschap haar doelen aan. Voor het bestemmingsplan is van belang dat nieuwe ontwikkelingen en de benodigde ruimte voor waterbeheer op elkaar worden afgestemd.

De visie voor de lange termijn zoals die in 2013 is opgenomen in de Watervisie 2030 is vertaald in het Waterbeheerplan 2016-2021.

Beoordeling

Het plangebied is niet gelegen in een grondwaterbeschermingsgebied. Of een bestemmingsplan het belang van het waterschap raakt, wordt door het waterschap getoetst.

Conclusie
In de Waterbeheerplannen van het waterschap Rijn en IJssel zijn geen projecten beschreven die nopen tot een regeling in onderhavig plangebied. De belangen van het waterschap zijn binnen het watertoetsproces mee gewogen. Uit het vooroverleg blijkt dat het Waterschap geen op- of aanmerkingen heeft op onderhavig bestemmingsplan.

3.4 Gemeente

Voor onderhavig plangebied is het volgende gemeentelijke beleid van belang.

3.4.1 Vastgesteld beleid

Cultuurhistorie

De gemeenteraad heeft op 30 mei 2017 de Erfgoednota Verbindend Verleden vastgesteld.

In deze nota is het integraal erfgoedbeleid over de jaren 2017-2021 vastgelegd waarin niet alleen de zorg voor monumenten maar ook de zorg voor archeologie, het historisch landschap en het immaterieel erfgoed centraal staat, alles in nadrukkelijke relatie tot het ruimtelijk beleid van de gemeente.

Om de bijzondere identiteit van Rheden te behouden, is in de nota de volgende visie geformuleerd:

"Het cultuurhistorisch erfgoed is van cruciaal belang voor de ruimtelijke en sociale karakteristiek van de gemeente Rheden. In het verleden wordt de basis gezocht voor de toekomst. Het doel van het erfgoedbeleid is dan ook het in goede staat doorgeven van het cultuurhistorisch erfgoed aan volgende generaties. Dit doel wordt nagestreefd door het behoud van het erfgoed als onlosmakelijk onderdeel in het ruimtelijk beleid te integreren en door erfgoed als inspiratiebron, motor en toetssteen in een vroegtijdig stadium te betrekken bij het ruimtelijke beleid en andere relevante beleidsvelden.

Waar nieuwe ontwikkelingen daarom vragen, zal worden ingezet op functieverandering en herbestemming met behoud van de belangrijkste historische karakteristieken. Voor erfgoed dat volgens het Erfgoedplan essentieel is voor de ruimtelijke identiteit van de gemeente wordt de hoogste prioriteit gegeven aan instandhouding. Waar instandhouding van erfgoed niet mogelijk of om zwaarwegende redenen niet wenselijk blijkt, zal dit in ieder geval niet ongekend verloren gaan. De gemeente zal een platform bieden voor het verzamelen van het immateriële erfgoed. Het beleid wordt praktisch en gemakkelijk hanteerbaar vormgegeven met een minimum aan regels en binnen de al aanwezige wettelijke kaders. Bij de uitvoering van het beleid staat het belang van het erfgoed en de eigen verantwoordelijkheid van de eigenaar daarvan centraal en wordt waar mogelijk de samenwerking gezocht met andere partners en beleidsvelden."

De visie is voor de dragende delen van het erfgoed: het historisch landschap, de archeologie, de historische stedenbouw en het immateriële erfgoed aan de hand van drie thema's nader uitgewerkt in beleidsvoornemens voor de periode 2012-2016. Nagestreefd wordt voor ieder van deze onderdelen:

  • behoud en ontwikkeling van het erfgoed;
  • de vermeerderen en delen van kennis over erfgoed;
  • promotie en beleving.

Een overzicht van de voornemens is opgenomen in de bij de nota opgenomen uitvoeringsagenda. Het betreft de voornemens binnen de huidige personele en financiële capaciteit alsmede een aantal voornemens dat extra capaciteit zal vragen.

De gemeenteraad heeft in 2008 de archeologienota Uitgediept vastgesteld. Hierin wordt een aantal beleidsvoornemens ten aanzien van archeologie verwoord.

Archeologie wordt op grond van deze nota voortaan beschermd via de bestemmingsplannen. Dit laat onverlet dat mogelijke (toevals-) vondsten bij het verrichten van werkzaamheden in de bodem altijd zijn beschermd. Er geldt een meldingsplicht bij het vinden van (mogelijke) waardevolle zaken. Dat melden dient terstond te gebeuren. Of een vondst van archeologische resten uiteindelijk moet leiden tot behoud van deze resten of een opgraving wordt door burgemeester en wethouders bepaald op basis van het advies van de regioarcheoloog die zijn advies opstelt aan de hand van de in de archeologienota uitgewerkte selectiemethode.

In 2013 heeft de gemeenteraad de geactualiseerde archeologische verwachtings- en beleidskaarten met toelichting die bij de nota horen vastgesteld. Deze kaarten dienden als basis voor het geldende bestemmingsplan Parapluplan Archeologie Rheden 2013 en aanpassing regeling Buitenplaatsen.

Milieuzonering

In de Nota Milieuzonering Rheden 2015 die op 26 mei 2015 door de gemeenteraad is vastgesteld, is vastgelegd hoe de gemeente omgaat met milieuzonering. De hoofdlijn is als volgt. Ten aanzien van dit aspect wordt de VNG-uitgave Bedrijven en Milieuzonering gehanteerd. In nieuwe situaties wordt getoetst aan de richtafstanden. Afwijken van die afstand is mogelijk mits gemotiveerd (met een onderzoek). In het kader van een goede ruimtelijke ordening worden ook bestaande situaties beoordeeld.

Geluidhinder

De Wet Geluidhinder stelt regels aan de geluidsbelasting die wordt veroorzaakt door gezoneerde wegen, spoorwegen en industrieterreinen op geluidgevoelige functies in nieuwe situaties. Op welke wijze burgemeester en wethouders in verschillende omstandigheden invulling geven aan hun bevoegdheid om hogere waarden vast te stellen dan de voorkeurswaarden, heeft het college op 27 april 2015 vastgelegd in de Nota Hogere waarden wet geluidhinder Rheden 2015. Een benodigde hogere grenswaarde moet zijn verleend voordat een bestemmingsplan wordt vastgesteld.

Bodemkwaliteit

De nota Bodembeheer en de achterliggende bodemkwaliteitskaart zijn op 31 mei 2011 door de gemeenteraad vastgesteld. Op de kaart is de mate van diffuse bodemverontreiniging aangegeven. Deze diffuse bodemverontreiniging is niet toe te wijzen aan een specifieke bron zoals een tankstation of een smederij. In de nota Bodembeheer is vastgelegd hoe met deze diffuse bodemverontreiniging dient te worden omgegaan.

De wijze waarop met bodemverontreiniging wordt omgegaan bij het opstellen van bestemmingsplannen is door de gemeenteraad op 26 mei 2015, vastgelegd in de Nota standaardplanmethodiek dorpen Rheden 2015. Deze werkwijze is gebruikt bij de beoordeling van de aanvaardbaarheid van de gegeven bestemmingen.

Niet-gesprongen explosieven

In opdracht van de gemeente is in 2014 een historisch vooronderzoek uitgevoerd naar de mogelijke aanwezigheid van explosieven afkomstig uit de Tweede Wereldoorlog. Een verfijning van dit onderzoek is in voorbereiding. De resultaten voor het plangebied zijn in beeld gebracht. De wijze waarop met de mogelijke aanwezigheid van niet-gesprongen explosieven wordt omgegaan is vastgelegd in de Nota Standaardplanmethodiek dorpen Rheden 2015.

Verkeer

In het gemeentelijke Verkeerscirculatieplan wordt een wegcategorisering beschreven bestaande uit stroomwegen, gebiedsontsluitingswegen en verblijfsgebieden.

Onderhavig plangebied is gelegen aan een gebiedsontsluitingswegen. Dit zijn de wegen binnen de bebouwde kom waar een snelheidslimiet van 50 km geldt en die hoofd- zakelijk een doorstroom karakter hebben.


Voor het parkeren vormen de bepalingen uit de Nota Parkeernormen Rheden 2015 de grondslag. Het beleid is vastgelegd bij de vaststelling door de gemeenteraad op 26 mei 2015.

Landschapsontwikkelingsplan (LOP) Rheden Rozendaal

De gemeente Rheden en Rozendaal hebben gezamenlijk een landschapsontwikkelingsplan een landschap met dynamiek (LOP) opgesteld. Het LOP bestaat uit vier delen:

  • inventarisatie en analyse;
  • scenario's en landschapsvisie;
  • uitvoeringsprogramma;
  • communicatieproces.

De landschapsvisie beschrijft hoe de gemeente met het landschap om wil gaan. Het landschap waarin gewerkt, gewoond en gerecreëerd wordt. Het LOP heeft als algemeen doel de kwaliteit van het landschap en de identiteit van de dorpen in de gemeente te behouden en te versterken. Een belangrijk uitgangspunt is het behouden van het landelijke en open karakter tussen de dorpen en het behouden van de zichtlijnen tussen kernen en het landelijk gebied.

De Arnhemsestraatweg 29 maakt weliswaar geen onderdeel uit van het plangebied van het LOP, maar de locatie grenst wel aan het deelgebied Landgoederenzone rond Velp en Rozendaal. Voor dit plan is van belang te benoemen dat een van de doelstellingen gericht is op het vergroten van de relaties met aangrenzende gebieden.

Groen

In het gemeentelijke Groenstructuurplan uit 2002 en de Beleidsnota Bomen uit 2005 is de leidraad dat de groene kenmerken en karakteristieken in de dorpen en deelgebieden worden versterkt. De dorpenroute tussen Velp en Dieren is een belangrijke verbindingsas die zich kenmerkt door een ligging tussen bossen en open landbouwgebieden. Markant zijn de linten met bomen die haaks op de dorpenroute zijn gesitueerd. Bomenlanen die vanaf de Veluwe richting IJssel voeren, vormen het bindende element - het raamwerk - in het geheel. Om deze karakteristiek optimaal in stand te houden geldt als uitgangspunt dat langs deze dorpenroute geen rijen met laanbomen worden geplant. De tussen De Steeg en Ellecom gelegen Middachterallee vormt hierop een uitzondering.


Water

Het huidige Gemeentelijke Rioleringsplan (GRP) heeft een planperiode van 2014 tot en met 2017. Met dit GRP voldoet de gemeente Rheden aan de planverplichting voor de rioleringszorg die rechtstreeks voortkomt uit de Wet milieubeheer. In dit plan heeft de gemeente samen met Waterschap Rijn en IJssel het rioleringsbeleid vastgelegd.

De strategie bij de inzameling van afvalwater is afgestemd op rijks- en provinciaal beleid.

Ook de zorgplicht voor afstromend hemelwater en grondwater, binnen het stedelijke gebied, zijn geborgd in het GRP.

Omgaan met hemelwater en grondwater is geregeld in de gemeentelijke verordening Afvoer hemelwater en grondwater 2015.

Klimaatadaptatie

In juni 2016 is het gemeentelijk klimaatbeleid 'De Rhedense Klimaataanpak 2016-2020' vastgesteld. Klimaatadaptatie vormt een belangrijk onderdeel van dit beleid. Hieronder wordt verstaan het zodanig inrichten en beheren van openbare ruimte dat effecten van klimaatverandering hierin opgevangen kunnen worden zonder dat dit tot ernstige overlast of schade leidt. Het gaat hierbij om de effecten zoals meer en extremere buiten, langere perioden van droogte en hitte en de stijging van de zeespiegel en de daarna gerelateerde stijging van de rivierstanden. Directe gevolgen uiten zich onder andere in meer overlast van water op straat, erosie, bodemdaling, een toenemende kans op natuurbranden en afname van biodiversiteit. Dit beleid sluit aan op eerder genoemd beleid ten aanzien natuur, groen en water.

duurzaamheid

De gemeente heeft in 2013 'Het Groene akkoord: de nieuwe uitdaging in duurzaam bouwen' ondertekend. Ook heeft de gemeente vastgelegd GPR (Gemeentelijke praktijkrichtlijnen) toe te passen in woningbouwproject.

- nieuw te bouwen woningen dienen derhalve energiezuinig te zijn en gebruik te maken van duurzame energiesystemen;

- het gebruik van minder milieubelastende materialen is gewenst;

- duurzaamheidspresentaties moeten inzichtelijk zijn;

- het plan moet in aansluiting zijn met de klimaatopgave en de structuurvisie voor het dorp Velp waarin wordt gezocht naar extra ruimte voor waterafvoer op de lange termijn.

Wonen

Op 30 juni 2015 heeft de raad de Woonvisie 2014-2020 vastgesteld. Daarin ligt de focus op kleinschalige en binnen de karakteristiek passende nieuwbouwplannen. Geconstateerd wordt dat bouwen voor de behoefte de inzet is. Daarnaast zal worden ingezet op de aanpak van de bestaande voorraad door middel van woningverbetering en herstructurering teneinde beter aan de toekomstige woningvraag te voldoen.

De kwantitatieve woningbehoefte in de gemeente bedraagt zo'n 50 woningen per jaar tot het jaar 2025. Gezien de huishoudenprognoses gaat het de komende jaar om rond de 80 woningen per jaar. Na 2020 om 20 woningen per jaar. Daarbij blijft het 'nee, tenzij' beleid bij plannen voor meer dan 5 woningen van toepassing.

Ten aanzien van de kwalitatieve behoefte wordt geconcludeerd dat er behoefte is aan huurwoningen, zowel sociale huurwoningen als vrije sector huur. Bij grotere nieuwbouw- of ontwikkelingslocaties wordt ingezet op ten minste 35% huurwoningen (in de sociale en vrije sector). Het accent zal binnen de gemeente moeten liggen op grondgebonden woningen. In de gemeentelijk woonvisie blijkt dat geen aanleiding wordt gezien om te sturen op sociale koopwoningen.

In verband met het voorkomen van te veel plancapaciteit is sinds 2011 een restrictief beleid ten aanzien van nieuwe woningbouwplannen van kracht bij de gemeente Rheden. Aan woningbouwplannen met per saldo meer dan 5 woningen, wordt in principe geen medewerking verleend tenzij word aangetoond dat het plan aantoonbaar tegemoet komt aan de woningbehoefte of een specifiek maatschappelijk belang dient.

Op 21 februari 2017 is de Verordening sociale woningbouw gemeente Rheden vastgesteld en op 1 maart 2017 in werking getreden. Op basis van deze verordening kunnen eisen gesteld worden aan het aandeel goedkope, sociale huurwoningen. In deze verordening is onder andere vastgelegd dat sociale huurwoningen gedurende een termijn van ten minste tien jaar na ingebruikname voor de doelgroep beschikbaar blijven. Daarnaast is het begrip sociale huurwoning vastgelegd. De verordening is verwerkt in dit bestemmingsplan en daarmee juridisch voor onderhavige locatie vastgelegd.

Kamerverhuur

Het kunnen gebruiken van een pand voor kamerverhuur is in de APV gekoppeld aan een exploitatievergunning als het meer dan 2 kamers betreft. Het kunnen gebruiken van een pand voor kamerverhuur is in de APV gekoppeld aan een exploitatievergunning als het meer dan 2 kamers betreft. In de op 22 augustus 2017 door burgemeester en wethouders vastgestelde Beleidsnota Exploitatie kamerverhuurpanden, vergunningverlening, toezicht en handhaving is vastgelegd onder welke voorwaarden zij vergunning verlenen.

Grondgebonden woningen komen niet in aanmerking voor een vergunning als deze in het geheel voor kamerverhuur worden aangewend. Wordt kamerverhuur

gecombineerd met een zelfstandig huishouden of in het geval dat geen sprake van een grondgebonden woning, dan wordt een onderscheid gemaakt tussen overwegend monofunctionele woonwijk en een functioneel gemengde wijk.

Dit onderscheid vloeit voort uit de constatering dat in zijn algemeenheid kan gesteld worden dat aan het bewonen van kamers een andere ruimtelijke uitstraling is verbonden dan de bewoning door een huishouden. Gezien de leeftijdssamenstelling en het levensritme van de bewoners en een mogelijke toename van de parkeerdruk wordt gekozen voor een zeer restrictieve benadering voor nieuwe kamerverhuur in een rustige woonwijk. Kamerverhuur kan daar slechts worden toegestaan indien dit op zo'n ondergeschikte schaal is, dat de ruimtelijke uitstraling van de woonbuurt hierdoor niet wijzigt. Incidenteel bestaat ruimte voor enige kamerverhuur.

Ter invulling van het ondergeschikte, incidentele karakter is gekozen voor een norm van 1% van het aantal woningen in een rustige woonwijk. Om ongewenste klontering van deze 1% te voorkomen is het gewenst om een afstandsmaat te hanteren tussen de panden waar kamerverhuur plaatsvindt. Een onderlinge afstand van 50 m wordt daarbij acceptabel geacht.

In de nota wordt voorts geconstateerd dat in functioneel gemengde wijken de komst van kamerbewoners met hun eigen ruimtelijke uitstraling minder impact heeft. Dit blijkt ook uit het gegeven dat thans geen overlast wordt gemeld ten gevolge van kamer- bewoning die met name in deze wijken is geconstateerd. Kamerbewoning kan in deze wijken zelfs bijdragen aan de levendigheid en dynamiek die dergelijke gebieden eigen zijn. Dit leidt derhalve tot de conclusie dat thans geen behoefte bestaat aan beheersmaatregelen in functioneel gemengde wijken. Zodat in die gemengde gebieden (nog steeds met uitzondering van het in zijn geheel gebruiken van grondgebonden woningen voor kamerverhuur) een ruimer beleid is geformuleerd. Gesteld is dat in het bestemmingsplan wordt aangewezen in welk gebied sprake is van een gemengde wijk.

In dit bestemmingsplan wordt het ruimtelijk relevante onderscheid tussen een rustige woonwijk en een functioneel gemengde woonwijk vastgelegd. In hoofdstuk 4 wordt dit bij de beschrijving van de bestemming Wonen nader verklaard.

3.4.2 Structuurvisie

Met de ontwerpstructuurvisie voor het dorp Velp heeft in de zomer van 2017 ter inzage gelegen. Op 31 oktober 2017 heeft de gemeenteraad deze structuurvisie vastgesteld. De structuurvisie is voor zover relevant vertaald in onderhavig bestemmingsplan. Onder andere is in de structuurvisie genoemd dat de gemeente het beleid heeft voor grondgebonden woningen; meer gemeleerde plekken; opnemen sociale woningbouw bij nieuwlocaties ; bij nieuwbouw grip houden op de bouwhoogte.

De voorheen geldende structuurvisie uit 2006 Een droom om in te wonen heeft een tijdshorizon tot 2020 en een doorkijk naar 2030. Ook deze aandachtspunten bij concrete ontwikkelingen zijn stedenbouwkundige kwaliteit van de dorpen, de architectonische kwaliteit van gebouwen, landschappelijke en cultuurhistorische waarden en duurzaamheid blijven van belang.

3.4.3 Welstand

In het kader van de omgevingsvergunning dient het plan te worden getoetst op 'redelijke eisen van welstand'. Het gemeentelijke welstandsbeleid vormt hierbij het uitgangspunt en de toets wordt uitgevoerd door de onafhankelijke welstandscommissie. Het welstandsbeleid is vervat in de welstandsnota 2016 die op 30 mei 2017 geactualiseerd is vastgesteld door de gemeenteraad.

Ter plaatse worden bouwplannen getoetst aan de toetsingscriteria behorende bij welstandsgebied T1 Hoogbouw. Dit regime is ingegeven door de huidige bestemming op het terrein (kantoor).

Het huidige welstandsbeleid is niet toereikend voor de beoogde herontwikkeling met woningbouw en is daarom herzien. Deze notitie (zie Bijlage 6) dient als toetsingskader van de toets op 'redelijke eisen van welstand' ter vervanging van de welstandsnota en het welstandsniveau voor het betreffende terrein. Voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen wordt het niveau 'bijzonder' gehanteerd; tijdens de realisatie wordt de beeldkwaliteit zwaar getoetst. Na de realisatie kan het welstandsniveau weer worden 'afgeschaald' tot 'regulier' en 'soepel/vrij'. Het herziene welstandsbeleid voor deze locatie wordt tegelijk met het ontwerpbestemmingsplan voor inspraak ter inzage gelegd en ter zijner tijd door de gemeenteraad vastgesteld.

Hoofdstuk 4 Haalbaarheid

Wanneer een bestemmingsplan wordt vervaardigd, dient dit plan binnen de planperiode uitvoerbaar te zijn. De uitvoerbaarheid wordt mede onderzocht door het te toetsen aan regelgeving, beleid van de gemeente en van andere overheden (zie hoofdstuk 3) en aan de uitkomsten van onderzoeken. In dit hoofdstuk worden de beoogde ontwikkelingen die onderhavig bestemmingsplan bevat, daaraan getoetst. Hier wordt de afweging beschreven die gemaakt is bij het leggen van de toepasselijke bestemmingen. Indien noodzakelijk bij nieuwe ontwikkelingen, wordt ingegaan op het opgestelde rapport

4.1 Wonen

kader

In Hoofdstuk 3 is het beleidskader aangegeven waaraan getoetst dient te worden.

beoordeling

Toetsing aan het provinciale beleid wijst uit dat het aantal nieuw te bouwen woningen is opgenomen in de planningslijst van de provincie en past binnen de kwantitatieve opgave voor de gemeente Rheden. Door grondgebonden woningen te bouwen in de middeldure en dure koopsector wordt er ook voldaan aan de kwalitatieve opgave. De bouw van sociale huurwoningen is gewenst als vervanging van de sociale huurwoningen, die worden gesloopt bij herstructurering in Velp-Zuid.

Het gemeentelijke beleid geeft aan dat nieuwbouw van woningen plaats moet vinden binnen de kom van de dorpen. De behoefte aan nieuwe woningen is onderzocht waarbij de resultaten zijn weergegeven in 'Business Case Velp, Arnhemsestraatweg 29, marktonderzoek'. Dit onderzoek, uitgevoerd door 'Bleijenberg, vastgoedcommunicatie, gedateerd 8 mei 2013 is als Bijlage 7 toegevoegd. In het onderzoek is nader ingegaan op de vraag of deze locatie geschikt is voor een herontwikkeling in met name grondgebonden woningbouw. Voor het woningbouwproject zijn de sterke en zwakke punten en de kansen en bedreigingen waarmee tijdens positionering en de verhuur of verkoop rekening gehouden dient te worden. Samenvattend kan gesteld worden dat als er op locatie een evenwichtige mix van kwalitatief goed geprijsde producten ontstaat (sociaal en vrije sector), er vanuit met name Velp voldoende potentieel moet zijn.

Uit het onderzoek is tevens gebleken dat in Velp veel appartementen zijn opgeleverd, terwijl de vraag zich meer toespitst op grondgebonden woningen. Voor Velp geldt specifiek dat het accent bij nieuwbouwplannen ligt op grondgebonden (eengezins) woningen.

conclusie

De beoogde woningbouw past binnen de gestelde beleidskaders. De ontwikkeling van deze locatie in grondgebonden woningen in de duurdere koopsector en woningen in de sociale huursector past binnen het provinciale en subregionale beleid.

4.2 Bodem

kader

Daar waar het bestemmingsplan mogelijkheden bieden die uitstijgen boven de standaardmogelijkheden op een locatie die verdacht wordt van de aanwezigheid van een (ernstige) bodemverontreiniging, dient een bodemonderzoek te worden uitgevoerd. Bodemonderzoeken welke als onderbouwing dienen voor een bestemmingsplanherziening mogen niet ouder zijn dan 5 jaar.

beoordeling

bodemonderzoek

Op onderhavig plangebied is er sprake van een evidente functiewijziging van 'kantoor' naar 'wonen'. Op basis van historisch vooronderzoek is de locatie als een van sterke bodemverontreiniging verdachte locatie aangemerkt. Derhalve is het noodzakelijk om een bodemonderzoek uit te voeren. Op de locatie zijn twee onderzoeken uitgevoerd:

  • 1. 'Verkennend bodemonderzoek Arnhemsestraatweg 29 te Velp', uitgevoerd door Tauw, projectnummer ROO3 - 1246779, gedateerd op 16 februari 2017, is toegevoegd als Bijlage 19;
  • 2. 'Verkennend bodemonderzoek en nader asbestonderzoek Arnhemsestraatweg 29 te Velp' uitgevoerd door Tauw, projectnummer ROO4 - 1246779, gedateerd op 10 april 2017, is toegevoegd als  Bijlage 20.

Uit het verkennend onderzoek uit februari bleek dat vrijwel het gehele perceel niet of licht verontreinigd is. Ook bleek dat er op het noordwestelijke gedeelte van het terrein een puinverharding aanwezig is. Hier is dan ook geen onderzoek gedaan. Dit terreindeel met puinverharding is in april apart onderzocht.

Tijdens het verkennend en nader asbest onderzoek van april is de puinlaag onderzocht op asbest en is de onderliggende grond onderzocht. Hieruit bleek dat de puinlaag geen asbest bevat en dat deze herbruikbaar is als 'niet vormgegeven bouwstof'. De grond onder de puinlaag bleek, daar waar nog sprake is van bijmenging met puin, ster verontreiniging te zijn met lood en zink. De verontreiniging is aanwezig over een oppervlakte van circa 850m² en heeft een globale dikte van circa 0,5 meter. Deze sterke verontreinigde grond dient gesaneerd te worden.

conclusie

Ten behoeve van de bestemmingsplan procedure moet duidelijk worden of de aangetroffen verontreiniging een (financiële) belemmering vormt voor het realiseren van het plan. Een door Gedeputeerde Staten (GS) van Gelderland in behandeling genomen en door de gemeente goedgekeurde BUS-melding geeft de gemeente voldoende indicatie om er vanuit te gaan dat de realisatie van het plan en dus de noodzaak tot het meewerken aan de bestemmingsplan wijziging reëel is. Deze BUS melding is in juni 2017 bij GS in behandeling genomen. De gemeente heeft tevens geen bezwaar tegen de voorgenomen wijze van sanering.

Het aspect bodem vormt geen belemmering voor het in procedure brengen van onderhavig bestemmingsplan.

4.3 Milieuzonering

kader

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door middel van milieuzonering. Onder milieuzonering wordt verstaan het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding, afstand, tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds.

beoordeling

Het plangebied is gelegen binnen een stedelijk gebied, waar geen milieubelastende bedrijven of inrichtingen aanwezig zijn. Een onderzoek is derhalve niet noodzakelijk.

conclusie

Het aspect milieuzonering vormt geen belemmering voor het vaststellen van onderhavig bestemmingsplan.

4.4 Milieueffect rapportage

kader

Bepaalde activiteiten kunnen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu hebben.

Welke activiteiten dat zijn is vastgelegd in het Besluit milieueffectrapportage (Besluit

m.e.r.). De activiteiten zijn onderverdeeld in:

  • activiteiten die belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu (onderdeel C van de bijlage bij Besluit m.e.r.);
  • activiteiten ten aanzien waarvan het bevoegd gezag moet beoordelen of zij belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben milieu
    (onderdeel D van de bijlage bij Besluit m.e.r.).

Aan het merendeel van de activiteiten zijn drempelwaarden gekoppeld:

  • Wanneer het bestemmingsplan een activiteit mogelijk maakt die is opgenomen in onderdeel C van de bijlage bij het Besluit m.e.r. en de activiteit de drempelwaarde overschrijdt, geldt een m.e.r.-plicht.
  • Wanneer het bestemmingsplan een activiteit mogelijk maakt die is opgenomen in onderdeel D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. geldt een m.e.r.-beoordelingsplicht.

Een m.e.r.-beoordeling is in ieder geval verplicht als de drempelwaarde wordt overschreden. De verplichting geldt (sinds 1 april 2011) ook als de drempelwaarde niet wordt overschreden maar toch niet kan worden uitgesloten dat de activiteit belangrijke nadelige gevolgen kan hebben voor het milieu.

Gevolg van dat laatste is dat in een bestemmingsplan voor een activiteit die voorkomt

in onderdeel D maar waarbij de omvang onder de drempelwaarde ligt, gemotiveerd

moet worden of een m.e.r.-beoordeling nodig is. Deze motivering moet zijn gebaseerd

op een toets die qua inhoud aansluit bij de verplichte m.e.r.-beoordeling. Voor deze

toets gelden geen vormvereisten en daarom wordt de term vormvrije

m.e.r.-beoordeling gehanteerd.

In onderdeel D.11.2 is opgenomen: De aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen. De nota van toelichting van het Besluit m.e.r. (Stb. 2011, 102) zegt hierover dat het kan gaan om bouwprojecten als woningen, parkeerterreinen, bioscopen, theaters, sportcentra, kantoorgebouwen e.d. of combinatie daarvan. Wat stedelijke ontwikkeling inhoudt kan van regio tot regio verschillen. Wat van belang bij de vraag of er sprake is van een stedelijk ontwikkelingsproject is of er per saldo aanzienlijke gevolgen voor het milieu kunnen zijn.  

In dit bestemmingsplan is er sprake van een wijziging van een functie van kantoorpand naar woningen in een gemengd gebied waardoor er per saldo geen aanzienlijke gevolgen voor het milieu zijn.

beoordeling

De beoordeling is dat het kan worden uitgesloten dat het bestemmingsplan belangrijke nadelige gevolgen kan hebben voor het milieu. Er geldt daarom geen m.e.r-plicht, geen m.e.r.-beoordelingsplicht en ook is het niet noodzakelijk een vormvrije m.e.r.-beoordeling uit te voeren.


conclusie

Het aspect milieueffectrapportage vormt geen belemmering voor het vaststellen van onderhavig bestemmingsplan.

4.5 Luchtkwaliteit

kader

De eisen voor de kwaliteit van de buitenlucht zijn vastgelegd in de Wet milieubeheer (Wm). Deze wet kent grenswaarden en voor enkele stoffen ook plandrempels. De Wm heeft tot doel het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging, onder andere als gevolg van het verkeer. Indien het uitoefenen van bevoegdheden, zoals het vaststellen van bestemmingsplannen, gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit, kunnen bestuursorganen die bevoegdheden uitoefenen wanneer aannemelijk is gemaakt dat sprake is van één van onderstaande gevallen (artikel 5.16 Wm):

  • het bestemmingsplan leidt niet tot het overschrijden van de in de wet genoemde grenswaarden;
  • de luchtkwaliteit verbetert per saldo als gevolg van het bestemmingsplan blijft ten minste gelijk;
  • het bestemmingsplan draagt niet in betekende mate bij aan de concentratie van een stof waarvoor in de wet grenswaarden zijn opgenomen;
  • de ontwikkeling is opgenomen in een vastgesteld programma, zoals het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL)
  • Bij ministeriële regeling (de Regeling niet in betekende mate bijdragen) zijn categorieën van gevallen aangewezen, waarin (o.a.) het vaststellen van een bestemmingsplan dan wel het verlenen van een omgevingsvergunning voor een projectafwijking in ieder geval niet in betekende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Wanneer een ontwikkeling valt onder de categorieën van gevallen is het niet nodig luchtkwaliteitsonderzoek uit te voeren. Voor onder meer woningbouwlocaties en kantoorlocaties zijn categorieën van gevallen aangewezen.

beoordeling

De ontwikkeling valt onder de AMvB, niet in betekende mate. Derhalve is onderzoek voor dit aspect niet noodzakelijk.


conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor het vaststellen van onderhavig bestemmingsplan.

4.6 Geluid

kader

De Wet geluidhinder (Wgh) heeft betrekking op nieuwe ontwikkelingen. De wet noemt geluidsbronnen die in de ruimtelijke ordening van belang zijn. Binnen de gemeente zijn dit: wegverkeer, railverkeer en gezoneerde industrieterreinen. Deze bronnen hoeven niet binnen het plangebied te liggen. Nieuwe geprojecteerde geluidgevoelige functies binnen de zone van een bron moeten op het aspect geluidbelasting getoetst worden. Wegen die deel uitmaken van een woonerf of van een 30 km-gebied zijn hiervan uitgezonderd.

De Wgh benoemt functies die gevoelig zijn voor geluidsbelasting van deze bronnen. Zo zijn bijvoorbeeld woningen en scholen 'geluidgevoelige bestemmingen'.


De Wgh kent voorkeursgrenswaarden waarbinnen een geluidgevoelige bestemming altijd kan worden gerealiseerd. Onder voorwaarden kan een ontheffing van de voorkeursgrenswaarde worden verleend ('hogere waarde'). Maatregelen om de geluidsbelasting aan de gevel terug te dringen moeten dan onvoldoende doeltreffend zijn of overwegende bezwaren ontmoeten van landschappelijke, stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige of financiële aard.

Bij een geluidsbelasting boven de maximale ontheffingswaarde zijn geluidgevoelige bestemmingen niet toegestaan. Hierop kan een uitzondering worden gemaakt indien er gebruik wordt gemaakt van 'dove gevels'.

De grenswaarden zijn voor wegverkeer 48 dB tot en met 53 dB in buitenstedelijk gebied en in stedelijk gebied van 48 dB tot 63 dB en voor spoorweglawaai 55 dB tot en met 68 dB.

Bij een geluidsbelasting tussen de voorkeursgrenswaarde en de maximale ontheffingswaarde dient akoestisch onderzoek uitsluitsel te geven over de te verwachten geluidsbelasting en de doeltreffendheid van maatregelen om een overschrijding van grenswaarden te voorkomen.

In de op 27 april 2015 vastgestelde Nota Hogere Waarden Wet geluidhinder Rheden 2015 hebben burgemeester en wethouders vastgelegd hoe zij omgaan met het verlenen van hogere grenswaarden.

beoordeling

Het plangebied ligt binnen de wettelijke geluidzone van de rijksweg A12, de Arnhemsestraatweg, de Daalhuizerweg, de Nordlaan en de spoorweg traject Arnhem-Zutphen.

De wegen het Zaalbospad, de Zaalboslaan en de Van Berckstraat zijn 30 km/h wegen die wettelijk gezien geen geluidzone hebben. In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt de geluidsbelasting ten gevolge van deze wegen op het plangebied wel beschouwd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPVN20-VA01_0007.png"

Om de geluidsbelasting ten gevolge van de omliggende wegen en de spoorweg op het plangebied inzichtelijk te maken zijn akoestische onderzoek uitgevoerd. Deze onderzoeken uit januari 2017 en april 2017 zijn als bijlage bij de toelichting gevoegd. Het onderzoek uit april is specifieker aangezien deze op basis van de inrichtingstekening (26 juni 2017) is.

Op onderstaande afbeelding zijn de beoogde woningen genummerd om aan te geven waar welke geluidsbelasting van toepassing is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPVN20-VA01_0008.jpg"

Rijksweg A12

De geluidbelasting ten gevolge van het verkeer op de rijksweg A12 vormt voor woningbouw geen belemmering voor een goed woon- en leefklimaat.

Arnhemsestraatweg (onderzoek januari 2017)

De geluidbelasting van de Arnhemsestraatweg (maximale snelheid 50km/uur) is op woning met nummers 1 t/m 4 en 10 t/m 14 hoger dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB maar lager dan de maximale

ontheffingswaarde van 63 dB. Vanwege de overschrijdingen conform de Wet geluidhinder en het gemeentelijk beleid inzake is bekeken of het toepassen van bron- en of overdrachtsmaatregelen zinvol is. Indien de

maatregelen niet voldoende effectief zijn, kan een hogere waarde worden verleend.  

De Arnhemsestraatweg wordt dit jaar voorzien van een ander (geluidsreducerende) asfalt. Hierdoor zal de feitelijke geluidsbelasting lager zijn dan is berekend. Het toepassen van overdrachtsmaatregelen zoals schermen is niet inpasbaar bij deze locatie. Voor deze locatie worden hogere waarden verleend.

Daalhuizerweg en Nordlaan

Op deze wegen geldt een maximale snelheid van 50 km/uur. De geluidbelasting ten gevolge van deze wegen zijn lager dan de voorkeurswaarde. Hiermee vormt de geluidbelasting geen belemmering voor een goed woon- en leefklimaat.

Zaalbospad, Zaalboslaan en de Van Berckstraat

Dit zijn binnenstedelijke wegen waar een maximale snelheid van 30 km/uur toegestaan is. De geluidbelasting is hier lager dan de voorkeursgrenswaarde van

48 dB voor gezoneerde wegen. Derhalve vormt de geluidbelasting geen belemmering voor een aanvaardbaar woon en leefklimaat.

railverkeer

De geluidsbelasting van het railverkeer op de spoorlijn Arnhem-Zutphen is lager dan de voorkeurswaarde. Derhalve vormt dit geen belemmering voor een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.


conclusie

Uit het onderzoek blijkt dat bronmaatregelen en overdrachtsmaatregelen niet mogelijk zijn. Omdat er wordt voldaan aan de voorwaarden uit het gemeente beleid inzake geluid is het mogelijk om hogere waarde aan te vragen. Deze dienen te worden verleend en vastgesteld door B&W.

Gelet op het voorgaande en de bepalingen uit de Wet geluidhinder en de Algemene wet bestuursrecht, hebben burgemeester en wethouders op 4 december 2017 de hogere waarde(n) voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting in het kader van het bestemmingsplan Velp-Noord 2016, locatie Anrhemsestraatweg 29 op grond van artikel 3.1 Wro, en kadastraal bekend als gemeente Velp, sectie E, nummer 652 vast te stellen als volgt:

Betreft   Aantal woningen   Vastgestelde geluidsbelasting in dB   Geluid afkomstig van  
Arnhemsestraatweg 29 Velp. woningen met nummer 01, 02 en 03  
3  

56  

Arnhemsestraatweg, Velp  
Arnhemsestraatweg 29 Velp.
Woningen met nummer 10,11, 12, 13 en 14
 


5  


54  


Arnhemsestraatweg, Velp  
Arnhemsestraatweg 29 Velp. Woningen met nummer 04  
1  

49  

Arnhemsestraatweg, Velp
 

De maatregelen aan de gevel die tot gevolg hebben dat voldaan moet worden aan het binnenniveau dienen gebaseerd te zijn op de berekende geluidsbelasting zonder rekening te houden met de genoemde aftrek ex artikel 110g Wet geluidhinder. Het college van B&W heeft op 24 april 2018 het besluit vastgesteld.

Gezien de verlening van de hogere grenswaarde vormt het aspect geluid geen belemmering voor het vaststellen van dit bestemmingsplan.

4.7 Water

kader

Het aspect water is van groot belang binnen de ruimtelijke ordening. Door verstandig om te gaan met het water kan verdroging en water(over)last voorkomen worden en kan ook de kwaliteit van het water hoog gehouden worden. Daarom is het noodzakelijk dat gebiedseigen water zo lang mogelijk in het gebied zelf blijft. Dit gebeurt door middel van het afkoppelen van het schone hemelwater (regen) wat op verhardingen valt zoals bijvoorbeeld de daken.

Aan de hand van de Handreiking Watertoets is het aspect water in onderhavig plan meegenomen. Doel van het watertoets proces is te waarborgen dat waterhuishoud- kundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze meewegen bij alle ruimtelijke plannen en besluiten die relevant zijn voor de waterhuishouding.

Het beleid omtrent lozing van hemelwater is aangegeven in de 'Verordening afvoer hemelwater en grondwater Rheden 2015' en het Activiteitenbesluit. Slechts indien geen voorziening op het eigen terrein mogelijk is, kan van deze verplichting ontheffing worden verleend. Dan kan, na instemming van de eigenaar (waterschap) bijvoorbeeld hemelwater geloosd worden op een vijver. Een andere mogelijkheid is dat, na instemming van de gemeente, het hemelwater wordt geloosd op ons gescheiden rioolstelsel indien dit aanwezig is.

beoordeling infiltratie

Op het terrein is sprake van een aanzienlijk hoogteverschil. Het maaiveld aan de voorzijde bevindt zich op circa 21 meter plus NAP. Het maaiveld aan de achterzijde bevindt zich op circa 17,5 meter plus NAP. De verwachte grondwaterstand is circa 16 meter plus NAP.

In de regio waar onderhavige locatie in is gelegen bestaat de bodem tot 10 meter min maaiveld uit zand met leemlagen. De regionale grondwaterstroming is zuidoostelijk gericht. De onderzoekslocatie bevindt zich in een intrekgebied voor grondwater. De bestemmingen in onderhavig plan zijn geen belemmering hiervoor.

Om te beoordelen of infiltratie mogelijk is, is er een infiltratieonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek Infiltratieonderzoek Arnhemsestraatweg 29 Velp, kenmerk 1652301W PJ Milieu BV, opdrachtgever Evers, adviesbureau voor civieltechnisch bv te Leuvenheim, gedateerd op 16 augustus 2016 is bijgevoegd als Bijlage 10 bij deze toelichting. Het doel van dit onderzoek is inzicht te verkrijgen in de bodemopbouw, de bodemsamenstelling en de doorlatendheid van de bodem ter plaatse van de geplande infiltratievoorzieningen.

Uit het onderzoek zijn geen doorlatendheden gemeten die een belemmering vormen voor het infiltreren van hemelwater. Wel zijn diverse silthoudende lagen en een leemlaag aangetroffen. Deze zijn gevoeliger voor verslemping. Bij de keuze van het type en de dimensionering van het infiltratiesysteem moet rekening gehouden worden met de heterogeniteit en samenstelling van de bodem.

beoordeling waterhuishouding en riolering

Voor de uit te werken waterhuishoudkundige aspecten en de riolering in het gebied is een rapport opgesteld. Dit rapport 'Waterhuishoudings- en rioleringsplan Voormalig Vitens-terrein, Arnhemsesweg 29 te Velp' uitgevoerd door Evers adviesbureau civiele techniek, met documentnummer 16025-WHPL, gedateerd 7 april 2017 is als bijlage Bijlage 11 toegevoegd deze toelichting.

Per 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening in werking getreden. Ook in deze wet is afstemming van ruimtelijke ontwikkelingen en water voor ruimtelijke plannen opgenomen. In de onderstaande tabel wordt aangegeven welke waterthema's voor het bestemmingsplan relevant zijn. Na de tabel volgt een toelichting op de relevante aspecten.

Thema   Toetsvraag   Relevant  
Hoofdthema's      
Veiligheid   1. Ligt in of nabij het plangebied een primaire of regionale waterkering?
2. Ligt in of nabij het plangebied een kade?  
1. nee

2. nee  
Riolering en afvalwaterketen   1. Is er toename van het afvalwater (DWA)?
2. Ligt in het plangebied een persleiding van WRIJ?  
1. ja
2. nee
 
Wateroverlast (oppervlaktewater)   1. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak?
2. Is er kans op wateroverlast vanwege de (lage) ligging van het plangebied?
3. Bevinden zich in of nabij het plangebied natte en laag gelegen beekdalen en overstromingsvlaktes?  
1. ja

2. nee
 
3. nee  
Grondwateroverlast   1. Is in het plangebied sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond?
2. Bevindt het plangebied zich in de invloedzone van de Rijn of IJssel of Veluwemassief?
3. Is in het plangebied sprake van hoge grondwaterstanden?
4. Beoogt het plan dempen van slootjes of andere wateren?  
1. ja

2. ja, Veluwemassief

3. nee

4. nee  
Oppervlaktewaterkwaliteit   1. Wordt vanuit het plangebied water op oppervlaktewater geloosd?
2. Ligt in of nabij het plangebied een HEN of SED water?
3. Ligt het plangebied geheel of gedeeltelijk in een Strategisch actiegebied?  
1. nee

2. nee
 
3. nee  
Grondwaterkwaliteit   Ligt het plangebied in de beschermingszone van een drinkwateronttrekking?   nee  
Volksgezondheid   1. Bevinden zich in of nabij het plangebied overstorten uit het gemengde of verbeterde gescheiden stelsel?
2. Bevinden zich, of komen er functies, in of nabij het plangebied die milieuhygiënische of verdrinkingsrisico's met zich meebrengen (zwemmen, spelen, tuinen aan water)?  
1. nee


2. nee  
Verdroging   Bevindt het plangebied zich in of nabij beschermingszones voor natte natuur?   nee  
Natte Natuur   1. Bevindt het plangebied zich in of nabij een natte EVZ?
2. Bevindt het plangebied zich in of nabij beschermingszones voor natte natuur?  
1. nee

2. nee  
Inrichting en Beheer   1. Bevinden zich in of nabij het plangebied wateren die in eigendom of beheer zijn bij het waterschap?
2. Heeft het plan herinrichting van watergangen tot doel?  
1. nee


2. nee  

De uitkomsten van de tabel geeft aanleiding voor de volgende toelichting:

Ad. Riolering en afvalwaterketen en Wateroverlast:

De nieuw te maken (weg)verhardingen en daken worden niet aangesloten op de riolering. Het hemelwater wordt geloosd op wadi's en infiltratiegebieden. De voorzieningen zijn zodanig gepositioneerd dat geen wateroverlast optreedt.

conclusie

In het infiltratieonderzoek zijn geen doorlatendheden gemeten die een belemmering vormen voor het infiltreren van hemelwater.

Vanuit het aspect water bestaan geen belemmeringen voor het vaststellen van dit bestemmingsplan.

4.8 Niet gesprongen explosieven

kader

In opdracht van de gemeente is in 2016 een historisch vooronderzoek uitgevoerd naar de mogelijke aanwezigheid van explosieven afkomstig uit de Tweede Wereldoorlog. De resultaten voor het plangebied zijn in beeld gebracht. De wijze waarop met de mogelijke aanwezigheid van niet-gesprongen explosieven wordt omgegaan is vastgelegd in Nota standaardplanmethodiek bestemmingsplannen dorpen Rheden 2015.

beoordeling

Uit het historisch vooronderzoek blijkt dat onderhavig perceel niet gelegen is in een van explosieven verdacht gebied. Een vervolgonderzoek naar dit aspect is dan ook niet noodzakelijk.

conclusie

Het aspect niet gesprongen explosieven vormt geen belemmering voor de vaststelling van onderhavig bestemmingsplan.

4.9 Externe veiligheid

kader

Externe veiligheid gaat over het beperken van de blootstelling van mensen aan een verhoogd gevaar als gevolg van activiteiten met gevaarlijke stoffen. Denk aan de productie, het behandelen of het transport van gevaarlijke stoffen. De daaraan verbonden risico's moeten aanvaardbaar blijven. Dat kan door voldoende afstand aan te houden tussen deze activiteiten en kwetsbare objecten. Dat zijn woningen, scholen, gezondheidscentra en dagverblijven. Beperkt kwetsbare objecten zijn gebouwen/voorzieningen zoals kantoren, winkels en bedrijven.

Voor transportassen dat wil zeggen verkeerswegen, spoorwegen en vaarwegen, zijn de regels vastgelegd in het Besluit externe veiligheid transportroutes, voor buisleidingen in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en voor bedrijven in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Daarnaast wordt in deze paragraaf ook aandacht besteed aan gasdruk regel- en meetstations.

Al die besluiten hanteren dezelfde risico benadering. Daarbij worden twee soorten risico beschouwd. Het gaat in de eerste plaats over de persoonlijke veiligheid van de individuele burger, oftewel het plaatsgebonden risico. De veiligheidszone / plaatsgebonden risico (PR) is de berekende kans per jaar dat een persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval bij een risicobron, aangenomen dat hij op die plaats permanent en onbeschermd verblijft. De veiligheidszone wordt gebruikt bij de toetsing of een risicovolle activiteit op een bepaalde plek mag plaatsvinden, en of in de directe omgeving mag worden gebouwd.

In de tweede plaats gaat het om het groepsrisico (GR). Het GR is een maat om de kans weer te geven op een ongeval met een bepaald aantal dodelijke slachtoffers. Tevens wordt het GR als maat voor de maatschappelijke ontwrichting beschouwd die kan ontstaan ten gevolge van een ongeval.

Daarnaast kan er bij het vervoer van gevaarlijke stoffen sprake zijn van een plasbrandaandachtsgebied. Dit is het gebied waarin bij het realiseren van kwetsbare objecten rekening gehouden dient te worden met de effecten van een zogenaamde plasbrand. Deze plasbrand kan ontstaan door de ontsteking van uitgestroomde brandbare vloeistof uit een schip of tankwagen. Het plasbrandaandachtsgebied wordt gemeten vanaf de rechterrijstrook in het geval van een weg of de oeverlijn in het geval van een rivier.

beoordeling

Gezien de ligging van de locatie ten opzichte van de spoorlijn Arnhem - Zutphen waarover gevaarlijke stoffen (kunnen) worden vervoerd, dienen de eventuele gevolgen hiervan op het groepsrisico te worden onderzocht. De resultaten zijn weergegeven in de Inventarisatie Externe veiligheid Arnhemsestraatweg 29 te Velp, uitgevoerd door Tauw, met projectnummer 1246779, gedateerd op 27 januari 2017, welke als Bijlage 15 bij deze toelichting is gevoegd.

Risicoveroorzakende activiteiten

In en direct rond het plangebied is een inventarisatie gedaan naar risicoveroorzakende activiteiten. Dit heeft het volgende risicokaart opgeleverd:

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPVN20-VA01_0009.png"

Het plangebied is aangegeven met het rode kader. Het spoortraject Arnhem - Zutphen is aangegeven met een groene lijn; de gele stook met de zwarte omlijning is de Rijksweg A12 en de rode lijn is een buisleiding.

  • a. Bedrijven die vallen onder het Bevi
    Binnen het plangebied bevinden zicht geen Bevi inrichtingen. Ook buiten het plangebied bevinden zich geen Bevi bedrijven die van invloed zijn op het plangebied.
  • b. Vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen
    Op 600 meter van het plangebied ligt een aardgasleiding van de Gasunie. Gezien deze afstand vormt de leiding geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
  • c. Vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoorwegen en water
    weg
    Op circa 550 meter afstand ligt de Rijksweg A12. Gezien deze afstand kan volstaan worden met een algemene verantwoording van het groepsrisico. De aanwezigheid van de basisnetroute A12 vormt dan ook geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

spoorwegen

Ten zuiden van de locatie, op een afstand van 190 meter, bevindt zich het spoortraject Arnhem - Zutphen. De contouren voor gevaarlijke stoffen voor dit spoortraject zijn vastgesteld op maximaal 111 meter. Gezien de afstand van 190 meter tot de ontwikkeling is een berekening van het groepsrisico dan ook niet noodzakelijk. De aanwezigheid van de spoortraject vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

Het bestemmingsplan geeft de VGGM wel reden om een nader advies uit te brengen. Dit is voor zover van toepassing verwerkt in dit plan en het gehele advies als Bijlage 4 toegevoegd.

Verantwoordingsplicht

Hieronder staat per risicobron de verantwoordingsplicht.

Risicobron   Beperkte en uitgebreide verantwoording?   Onderdelen verantwoordingsplicht   Verantwoording  
Rail   Beperkte verantwoordingsplicht:   Mogelijkheden rampenbestrijding




















Mogelijke zelfredzaamheid  
Bij een calamiteit zal de brandweer zich inzetten om de effecten ten gevolge van het incident te beperken. Deze inzet zal voornamelijk plaatsvinden dicht bij de bron. De mate van bestrijdbaarheid wordt vooral bepaald door de veiligheidsvoorzieningen en het aantal aanwezigen dichtbij de risicobron.

Voor het vermogen om jezelf en/of anderen in veiligheid te brengen bij de dreiging van, of het bestaan van een gevaarlijke situatie wordt de term zelfredzaamheid gebruikt. Bij het bepalen van de mate van zelfredzaamheid van de aanwezigen, de alarmeringsmogelijk-heden en vluchtmogelijkheden een rol. Uit het advies van de VGGM blijkt dat de aanwezigen mits tijdig gewaarschuwd, voldoende zelfredzaam zijn. Daarnaast kunnen mensen gericht worden gewaarschuwd middels NL-Alert.
 

Conclusie

Gelet op het voorgaande wordt het groepsrisico als aanvaardbaar beschouwd. Vanuit het aspect externe veiligheid bestaan geen belemmeringen voor het vaststellen van dit bestemmingsplan.

4.10 Natuur en Landschap

kader

De bescherming van gebieden is vastgelegd de Wet Natuurbescherming en de Omgevingsverordening Gelderland (Gelders Natuurnetwerk, Groene ontwikkelingszone, Waardevol open gebied, Nationaal landschap). Voor de bescherming van soorten (flora en fauna) geldt de Wet Natuurbescherming.

Gebiedsbescherming

Op grond van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn zijn speciale beschermingszones aangewezen. Samen vormen zij Natura 2000, een Europees netwerk van beschermde natuurgebieden. De bescherming van de Natura 2000 gebieden is geregeld in de Wet natuurbescherming. De Veluwe en Rijntakken zijn aangewezen als Natura 2000-gebieden. Binnen deze gebieden mag de kwaliteit van de natuurlijke habitat en leefgebieden van aanwezige soorten niet verslechteren en mogen er geen storende factoren optreden die een significant negatief effect hebben. Dit geldt niet alleen voor de activiteiten en ingrepen in het gebied zelf, maar ook voor activiteiten en ingrepen daar buiten die invloed kunnen hebben op het gebied.

Gelders Natuurnetwerk (GNN)

Het GNN bestaat uit alle bestaande natuur en een zoekgebied voor nog te realiseren nieuwe natuur. In het GNN geldt: in de basis hier geen nieuwe initiatieven. Er zijn enkele uitzonderingen mogelijk, hiervoor gelden specifieke regels die garanderen dat het GNN in stand blijft.

Groene Ontwikkellingszone (GO)

De GO is een gebied waar partners en partijen worden uitgenodigd om actief 'groen' doelen mee te helpen realiseren. Er is in dit gebied ruimte voor de verdere ontwikkeling van bestaande en bij het gebied behorende bedrijvigheid of bewoning.

Het landelijk Natuurnetwerk Nederland, voorheen de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is binnen de provincie beschermd. Veel natuurgebieden en voor planten en dieren waardevolle cultuurlandschappen maken onderdeel uit van het Gelders Natuurnetwerk en de Groene Ontwikkelingszone. Het Gelders Natuurnetwerk wordt gevormd door de bestaande natuurgebieden uit de voormalige Ecologische Hoofdstructuur. De gebieden in de Groene Ontwikkelingszone zijn waardevol voor de natuur maar hebben daarnaast tevens een andere functie. Veel kleinschalige cultuurlandschappen met landschapelementen zijn aangewezen als Groene ontwikkelingszone. Daarnaast worden in de Omgevingsverordening beschermd het Waardevol open gebied en het Nationaal landschap.

Soortenbescherming

Ook de bescherming van soorten is geregeld in de Wet Natuurbescherming (Wnb). Bij nieuwe ontwikkelingen moet onderzocht worden welke gevolgen dit heeft voor de aanwezige beschermde soorten en/of hun leefomgeving. Als een plan (in)direct kan leiden tot de verstoring van een beschermde soort of vernietiging van het leefgebied, een vast rust- of verblijfplaats, kan het project strijdig zijn met de Wnb.

De wet kent drie verschillende beschermingsregimes:

  • alle van nature in het wild levende vogels: de bescherming is gebaseerd op de bepalingen uit de Vogelrichtlijn;
  • soorten opgenomen in bijlage IV van de Habitatrichtlijn, bijlage I en II van het Verdrag van Bern en bijlage II van het Verdrag van Bonn: de bescherming is gebaseerd op de bepalingen uit de Habitatrichtlijn;
  • andere soorten genoemd in bijlage A van de Wnb: de bescherming van deze soorten, die veelal op de rode lijst staan, is iets minder stringent dan die van de Vogel- en Habitatrichtlijn;

De provincie heeft in de Omgevingsverordening aangegeven voor welke algemeen voorkomende soorten een vrijstelling geldt voor ruimtelijke ontwikkelingen.

beoordeling

In 2014 en 2017 zijn onderzoeken in het kader van gebiedsbescherming en soortenbescherming uitgevoerd. Deze dienen als basis voor de beoordeling van deze aspecten in het kader van de bestemmingsplanherziening voor onderhavige locatie. In Bijlage 12 is het onderzoek 'Quickscan Flora en Fauna, Arnhemsestraatweg 29 te Velp, uitgevoerd door Ecoconsultancy, met rapportnummer 3268.001 gedateerd op 13 januari 2017 toegevoegd aan deze toelichting. In Bijlage 9 is het onderzoek 'Ecologisch onderzoek, subtitel Velp, met projectnummer 14.031, uitgevoerd door Ekoza ecologisch advies, gedateerd op 15 december 2014 toegevoegd.

Gebiedsbescherming

Het plangebied ligt buiten de Natura 2000-gebieden Veluwe en Rijntakken. De Veluwe ligt op een afstand van circa 880 meter en de Rijntakken op circa 2300 meter. Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk die een mogelijk effect hebben op de beschermde habitattypen en leefgebieden van soorten binnen deze Natura 2000 gebieden.

Het plangebied omvat geen gebieden die zijn aangeduid als Gelders Natuurnetwerk of Groene ontwikkelingszone. Ook ligt er geen aanduiding van een Waardevol landschap in de buurt van dit perceel. Het perceel valt binnen de bebouwde kom en die liggen buiten de contour van het Nationaal Landschap de Veluwe, het Gelders Natuurnetwerk en de Groene Ontwikkelingszone. Het plan maakt ook geen nieuwe functies mogelijk een effect zouden kunnen zijn op de kernkwaliteiten van het GNN of GO.

Soortenbescherming

Om in te kunnen schatten of er op de onderzoekslocatie planten- en diersoorten aanwezig of te verwachten zijn, die volgens de Wet natuurbescherming een beschermde status hebben en die mogelijk negatieve invloed kunnen ondervinden door de voorgenomen ingreep, is een quickscan flora en fauna uitgevoerd.

In onderstaande tabel is weergegeven of maatregelen noodzakelijk zijn om overtreding van de Wet Natuurbescherming voor bepaalde soortgroepen te voorkomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPVN20-VA01_0010.png"

Ten aanzien van algemene broedvogels kunnen overtredingen worden voorkomen door rekening te houden met het broedseizoen. Daarnaast dient voor aanvang van de sloop van de bebouwing en de werkzaamheden met betrekking tot de woningen tijdig duidelijk te zijn of hier verblijfplaatsen van een vleermuis aanwezig zijn. De mogelijk aanwezige verblijven van vleermuizen vormen echter geen belemmering voor de bestemmingsplanherziening. Middels het tijdig treffen van de juiste maatregelen en het eventueel aanvragen van een ontheffing kan de voorgenomen ontwikkeling alsnog worden uitgevoerd.

Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient altijd onderzocht te worden of zich ter plaatse beschermde soorten zouden kunnen bevinden en of de voorgenomen activiteit zou kunnen leiden tot overtreding van de bepalingen uit de Wet Natuurbescherming. Volledigheidshalve wordt hier nog opgemerkt dat ten alle tijde rekening moet worden gehouden met de zorgplicht die voortvloeit uit de Wet Natuurbescherming.

conclusie

Gelet op de gevonden en te verwachte ecologische waarden en de beoogde planontwikkeling is de verwachting dat de herziening van het bestemmingsplan uitvoerbaar is. Echter dient er wel tijdig bekeken te worden of er verblijfplaatsen van vleermuizen aanwezig zijn. Dit kan tot vertraging van de uitvoering van het project leiden.

Het aspect natuur en landschap vormt geen belemmering voor het vaststellen van het bestemmingsplan.

4.11 Groen

kader

Bomen die op de 'lijst van bijzondere bomen van de gemeente Rheden' staan hebben een beschermde status sinds 2006, vanwege hun beeld bepalende waarde. Uitgangspunt is het handhaven van deze bomen. De Arnhemsestraatweg maakt deels onderdeel uit van het groene raamwerk van Velp.

beoordeling

Aan de Arnhemsestraatweg staan twee bomen, plataan en esdoorn, welke zijn opgenomen in de lijst van bijzondere bomen. In het kader van onderhavige bestemmingsplanherziening is een inspectie naar de huidige status van de bomen uitgevoerd. Het rapport van deze inspectie is als Bijlage 21 toegevoegd aan deze toelichting. In het rapport is aangegeven dat beide bomen beoordeeld zijn qua conditieindeling met 'voldoende' (geen noemenswaardige afwijkingen).

Het voorterrein aan de Arnhemsestraatweg kent een groene uitstraling. Hier vindt nauwelijks verharding plaats en kan eventueel dienst doen als waterberging. De beschermde bomen staan binnen dit gebied.

conclusie

De beschermde bomen zijn opgenomen in onderhavig plan. De groene uitstraling van de Arnhemsestraatweg wordt gehandhaafd.

4.12 Archeologie en Cultuurhistorie

kader

Vanaf 2012 geldt de verplichting dat bij de vaststelling van een bestemmingsplan rekening gehouden moet worden met de cultuurhistorische (waaronder de archeologische) waarden in het plangebied. Op 1 juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden die onder andere de Monumentenwet 1988 vervangt.

Archeologie

Ten aanzien van archeologie blijven belangrijke punten:

  • nadruk op 'behoud in situ'; archeologische resten moeten zoveel mogelijk in de bodem zelf bewaard blijven;
  • toepassing van het principe dat de verstoorder betaalt. De initiatiefnemer/ projectontwikkelaar betaalt de kosten voor het noodzakelijk archeologisch onderzoek;
  • het vergunningenstelsel voor opgravingen is echter vervangen door een certificering stelsel. Alleen conform de bepalingen van de Erfgoedwet gecertificeerde bedrijven en overheidsinstanties mogen opgravingen verrichten. In de wet is voorzien in een overgangsbepaling.

Daarnaast dient in deze toelichting beschreven te worden de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.

beoordeling archeologie

De mate waarin een verwachting op het aantreffen van relicten bestaat, is vastgelegd in een paraplubestemmingsplan. Dat recente bestemmingsplan is in onderhavig bestemmingsplan geïncorporeerd.

Voor onderhavig plangebied is een archeologisch vooronderzoek verricht: een bureau- en inventariserend veldonderzoek (verkennend booronderzoek), uitgevoerd door RAAP archeologisch adviesbureau, vastgelegd in RAAP- notitie 2807, gedateerd 23 januari 2017. Met onderhavig onderzoek is ingestemd. In Bijlage 16 van deze toelichting is het onderzoek toegevoegd. De regioarcheoloog heeft ingestemd met dit onderzoek en de conclusies. Deze beoordelingsbrief is toegevoegd in Bijlage 18.

Op het perceel rust in het geldende paraplubestemmingsplan de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie 2'. Hierbij geldt dat bij (bouw)werken groter dan 250m² en waarbij dieper wordt gegraven dan 30 cm-mv rekening gehouden dient te worden met mogelijke archeologische resten in de bodem. Dat betekent dat archeologisch vooronderzoek verplicht is.

Doel van het bureauonderzoek was het verwerven van informatie over bekende en verwachte archeologische waarden teneinde een gespecificeerde verwachting op te stellen. Doel van het veldonderzoek was het aanvullen en verfijnen van die gespecificeerde archeologische verwachting. In de boringen zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen. In de stuwwalafzettingen zijn geen restanten van een podzol B-horizont aangetroffen. Hieruit kan worden geconcludeerd dat de ondergrond verstoord is tot in de C-horizont. Hieruit volgt dat er geen beperking is in diepte voor toekomstige graafwerkzaamheden. Het gehele plangebied is tot onbeperkte diepte vrijgegeven voor wat betreft archeologie. Op basis van de onderzoeksresultaten en de aard en de omvang van de voorgenomen bodemingrepen is vervolgens een advies geformuleerd.

conclusie

Gezien de verstoringsgraad van de ondergrond, zowel ter plaatse van de bebouwing als het gebied om de bebouwing heen, kan de archeologische verwachting worden bijgesteld. Het gehele gebied is tot onbeperkte diepte vrijgegeven voor wat betreft archeologie. Derhalve is geen bestemming 'Archeologie' aan het gebied gegeven.

Volledigheidshalve wordt hier nog opgemerkt dat (toevals)vondsten bij het verrichten van werkzaamheden in de bodem altijd beschermd zijn. Er geldt een meldingsplicht bij het vinden van (mogelijk) waardevolle relicten. Dat melden dient terstond te gebeuren bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (vondstmelding via ARCHIS)

Cultuurhistorie

Uit de historie blijkt dat rond 1915 de bebouwing op het terrein aan de Anrhemsestraatweg ruimte bood aan 'Villa Arcadia'. De villa had een enorme tuin die doorliep tot aan het spoor. Na de oorlog was er een pension in de villa gevestigd. Later is in de 'achtertuin' een woonwijk gerealiseerd. De villa werd in 1958 afgebroken en werd een kantoorgebouw gebouwd. In Bijlage 17 is een cultuurhistorische analyse opgenomen.

conclusie

Voor de aspecten archeologie en cultuurhistorie bestaan er geen belemmering om tot vaststelling van onderhavig plan over te gaan.

4.13 Verkeer en parkeren

kader

parkeren

Voor het parkeren vormen de bepalingen uit de Nota Parkeernormen Rheden 2015 de grondslag. Het beleid is vastgelegd bij de vaststelling door de gemeenteraad op 26 mei 2015. Voor rijwoningen en appartementen geldt een parkeernorm van 1,4 parkeerplaats per woning voor twee-onder-één kap en vrijstaande woningen bedraagt de parkeernorm 1,6 parkeerplaats per woning. Tevens is de bruikbaarheid van de parkeervoorzieningen van belang.

verkeer/infrastructuur

Voor deze planontwikkeling dienen alle afmetingen van de rijbaan, parkeervakken , bochtstralen en dergelijk te worden gebuikt die genoemd worden in 'Richtlijnen voor het verkeerstechnisch ontwerp Bouwplannen in Rheden'. Het plan dient aan te sluiten op de bestaande infrastructuur.

beoordeling

parkeren

De planopzet voldoet aan de parkeernormen zoals gesteld. Deze is op een ruimtelijk verantwoorde wijze ingepast. In het kader van de omgevingsvergunning zal op basis van het uiteindelijke bouwplan de definitieve toets plaatsvinden.

Verkeer/infrastructuur

In noord-zuid richting wordt het terrein doorgestoken ten behoeve van een verkeersverbinding, waardoor een betere ontsluiting ontstaan voor de gehele woonwijk. Tevens is hierom een verkeersplateau op de aansluiting van de verbindingsweg en het Zaalbospad ingepast. Dit kruispuntplateau zorgt voor een betere ontsluiting maar geldt ook als verbetering in het algemeen belang doordat de verkeersmaatregel bijdraagt aan de algehele herkenbaarheid van de bestaande 30 km zone. In het kader van de omgevingsvergunning zal op basis van het uiteindelijke bouwplan de definitieve toets plaatsvinden wat betreft de maatvoering.

conclusie

Het aspect verkeer en parkeren vormen geen belemmering voor het vaststellen van onderhavig bestemmingsplan.

Hoofdstuk 5 Juridische aspecten

5.1 Algemeen

Een bestemmingsplan is een juridisch instrument en bestaat uit een verbeelding en regels en gaat vergezeld van een toelichting. De verbeelding en regels leggen de bouw- en gebruiksmogelijkheden vast van de grond en de opstallen. Het plan is voor iedereen juridisch bindend: burger, bedrijf of overheid.


In de digitale omgeving zijn de bestemming en de daarbij geldende regels reeds gekoppeld. Daarnaast kan gebruik worden gemaakt van een verbeelding op papier. Nadat op de verbeelding de locatie is opgezocht waarover informatie wordt gewenst, kan in de regels worden nagelezen welke mogelijkheden zijn vastgelegd. Uit het samenstel van de verbeelding en de regels blijkt wat wordt toegelaten. De digitale versie is bindend bij een verschil met de papieren versie.

De toelichting is een beschrijving van de keuzes die in het bestemmingsplan zijn gemaakt en vervat de resultaten van het overleg met gemeenten, waterschappen en diensten van de provincie en rijk wiens belangen in het plan in geding zijn.

Per 1 januari 2010 geldt de verplichting dat bestemmingsplannen volgens een landelijke digitale opzet (digitale standaarden) worden opgesteld. De Wro geeft voorts een aantal verplichtingen, die bij de totstandkoming van een bestemmingsplan gevolgd moeten worden.

5.2 Procedure bestemmingsplan

De tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan met de daarbij behorende stukken en het ontwerpbesluit, moeten worden gepubliceerd waarbij de gelegenheid wordt geboden om zienswijzen in te dienen bij de gemeenteraad. Nadat de gemeenteraad een besluit over de vaststelling van dit bestemmingsplan heeft genomen, ligt het plan wederom ter inzage. Belanghebbenden die een zienswijze hebben ingediend, evenals belanghebbenden die niet kunnen worden verweten geen zienswijze te hebben ingediend, kunnen dan in beroep gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Tegen de wijzigingen die bij de vaststelling in het bestemmingsplan zijn aangebracht, kan iedere belanghebbende beroep instellen.

De herziening treedt vervolgens daags na afloop van de tervisielegging in werking als geen beroep is ingesteld.

Is wel beroep ingesteld dan treedt de herziening ook in werking, tenzij naast het indienen van een beroepschrift ook om een voorlopige voorziening is gevraagd. De schorsing van de inwerkingtreding eindigt indien de voorlopige voorziening wordt afgewezen. De procedure eindigt met het besluit van de Afdeling bestuursrechtspraak op het beroepschrift.

In dit bestemmingsplan is sprake van het realiseren van meer dan 11 woningen in een aaneengesloten gebied. Dit is een aspect waardoor de Crisis- en herstelwet van toepassing is op de procedure van het bestemmingsplan. Dit betekent onder andere dat na afloop van de beroepstermijn geen beroepsgronden meer kunnen worden aangevoerd.

5.3 Verbeelding en regels

De verbeelding en de planregels vormen tezamen het juridisch bindend deel van het bestemmingsplan. Ze moeten in samenhang worden bezien en toegepast. De wijze waarop een bestemmingsplan vorm krijgt, is vastgelegd in landelijke standaarden.

5.3.1 Verbeelding

Op de verbeelding wordt aangegeven welke bestemmingen de gronden hebben. Dit gebeurt via een bestemmingsvlak. Ter nadere invulling c.q. verbijzondering van deze bestemmingen is de verbeelding voorzien van aanduidingen. Op basis van de aanduidingen worden functies aan de bestemming toegevoegd of verwijderd, of worden aanwijzingen gegeven ten aanzien van aantallen of maatvoeringen. De verbeelding moet worden bezien in samenhang met de regels. Voor de verdere uitleg hiervan wordt verwezen naar onderstaande uitleg onder 5.3.2. Voor de beschrijving van het bestemmingsplan wordt verwezen naar 2.4.

5.3.2 Regels

De bestemmingsplanplanregels zijn verdeeld over vier hoofdstukken. Deze worden kort beschreven. Daarna volgt een toelichting op deze regels.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

In dit hoofdstuk worden begrippen verklaard die in de planregels worden gebruikt (artikel 1). Dit gebeurt om een eenduidige uitleg en toepassing van de planregels te waarborgen. Ook is de wijze waarop gemeten moet worden bij het toepassen van de regels bepaald (artikel 2).

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

In dit tweede hoofdstuk zijn de bepalingen van de bestemmingen opgenomen. Dit gebeurt in alfabetische volgorde. Eerst de bestemmingsregels en vervolgens de dubbelbestemmingen.

Ieder artikel kent een vaste opzet. Eerst wordt het toegestane gebruik geformuleerd in de bestemmingsomschrijving. Vervolgens zijn bouwregels opgenomen. Aansluitend worden de (eventuele) afwijkingsmogelijkheden ten aanzien van het bouwen en het gebruik omschreven. Daarna de specifieke gebruiksregels en de vergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde (aanlegvergunningenstelsel), voor zover dit aan de orde is.


Belangrijk om te vermelden is dat naast de bestemmingsregels ook in andere regels relevante informatie staat die mede gelezen en geïnterpreteerd moeten worden. Alleen zo ontstaat een volledig beeld van hetgeen is geregeld.


Hoofdstuk 3 Algemene regels

In dit hoofdstuk zijn regels opgenomen met een algemeen karakter. Ze gelden dus voor het hele plan. Denk aan de anti-dubbeltelregel en de regels met betrekking tot mogelijke binnenplanse afwijkingen. Een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid is, zoals het woord het al zegt, een mogelijkheid in het bestemmingsplan zelf om af te wijken van de regels uit datzelfde bestemmingsplan. Dit in tegenstelling tot 'buitenplanse' afwijkingsmogelijkheden.

De (bestemmings)regels moeten altijd in samenhang met de algemene regels worden gelezen vóórdat op basis van de bestemmingsregels interpretaties worden verricht.

In dit hoofdstuk worden ook regels gegeven over het ondergronds bouwen. Daarbij zal in voorkomende gevallen door middel van een geohydrologisch onderzoek aangetoond moeten worden dat grondwaterstromen niet worden verstoord.

De oppervlakte van een ondergrondse ruimte wordt niet meegeteld indien een maximum is gesteld.


Ten aanzien van de vereiste parkeergelegenheid op het bijbehorende terrein, wordt verwezen naar de bijlage Parkeernormen bij onderhavig plan. Wat voldoende is, wordt op basis van deze normen niet alleen bepaald bij de beoordeling van een aanvraag omgevingsvergunning, maar ook bij een wijziging in het gebruik.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

In het laatste hoofdstuk wordt het overgangsrecht geregeld en wordt bepaald hoe het bestemmingsplan heet (de slotregel).

Toelichting regels

Voor zover relevant worden de regels hierna nog artikelsgewijs nader toegelicht. De voor dit bestemmingsplan relevante bestemmingen en aanduidingen zijn reeds nader toegelicht in 2.4.

Begrippen

Voor een goede uitleg van de regels moeten de begripsbepalingen correct worden toegepast. Zij bieden uitsluitsel over de gebruikte termen en zijn doorslaggevend bij de interpretatie van de regels.

Ten aanzien van het begrip 1.13 bijgebouw kan nog worden opgemerkt dat expliciet niet is gekozen voor de term 'bijbehorend bouwwerk' waar in de Wabo van wordt gesproken. Dit vloeit voort uit de keuze om in beginsel geen functieonderscheid voor te schrijven tussen hoofd- en bijgebouw.

Opgemerkt wordt dat een carport onder het begrip overkapping valt.

Wijze van meten  

Dit artikel geeft aan hoe dient te worden gemeten. Bij het toepassen van de betreffende regels (zoals opgenomen in de algemene aanduidingsregels van dit plan) dient dus te worden gemeten conform de aangegeven meetmethodiek.

Anti-dubbeltelregel

Deze regel is opgenomen om een ongewenste verdichting van de bebouwing te voorkomen. Deze zou zich kunnen voordoen indien een deel van een bouwperceel dat al bij de berekening van een maximaal bebouwingspercentage was betrokken wederom bij een dergelijke berekening, doch nu ten behoeve van een ander bouwperceel wordt betrokken.

Algemene bouwregels

Voor diverse geringe bouwonderdelen geldt, dat deze bij de toets aan de planregels als zodanig buiten beschouwing worden gelaten. Daarnaast is een regeling voor ondergronds bouwen opgenomen. Hoofdregel is, dat hetgeen bovengronds is toegestaan, ook ondergronds kan worden toegestaan. Daarnaast zijn enkele verbijzonderingen opgenomen. De tekst van de regeling volgt uit het Bro.

Algemene gebruiksregels

Voor de redactie van dit artikel is de algemene formulering aangehouden. Deze gaat uit van de gedachte dat het gebruik uitsluitend mag plaatsvinden in overeenstemming met de bestemming. In beginsel is de bestemmingsomschrijving van de betreffende bestemming bepalend.

Verder wordt nog voorzien in een regeling ten aanzien van het parkeren en de parkeernormen. De parkeernormen zijn voor alle bestemmingen van toepassing. Zij zijn als bijlage bij de regels opgenomen en maken als zodanig onderdeel uit van de regels van het voorliggende bestemmingsplan.

Algemene aanduidingsregels

Het plan kent de aanduiding Overige zone - stedenbouwkundig waardevol. Binnen deze zone mag niet worden geparkeerd vóór de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan. Van belang is, dat het gaat om de feitelijke voorgevel. Dus niet het bouwvlak, maar de voorgevel zelf, en het verlengde van deze voorgevel. In de wijze van meten (artikel 2.7 het verlengde van de voorgevel van een gebouw is aangegeven hoe dit gemeten wordt. Mocht het door de feitelijke situering van het hoofdgebouw niet mogelijk zijn om te komen op voldoende parkeergelegenheid op het perceel, dan kan hiervoor worden afgeweken als dit past binnen de daarvoor opgenomen criteria.

Van belang is dat de tuinen welke zich binnen deze zone bevinden niet worden gezien als erf bij woning. Daarom kunnen hier geen vergunningvrije bouwwerken worden geplaatst. Overige bouwwerken zijn op deze gronden wél toegestaan, omdat het verbieden hiervan als te beperkend wordt gezien. Om het waardevolle karakter te kunnen borgen, kunnen aan de overige bouwwerken nadere eisen worden gesteld, waarbij onder meer gedacht moet worden aan de mate van transparantie van een bouwwerk, zodat geen gesloten zicht ontstaat en het mogelijk blijft de aanwezige openheid te ervaren.

Algemene afwijkingsregels

Aan burgemeester en wethouders wordt hier de bevoegdheid gegeven om af te wijken van de bestemmingsregels. Evident is dat niet alle afwijkingsregels op alle bestemmingen van toepassing zijn. Voorts is van belang dat het bestaan van de bevoegdheid niet mag leiden tot een automatisme in het afwijken: conform de Algemene wet bestuursrecht (Awb) moeten burgemeester en wethouders de rechtstreeks bij het besluit betrokken belangen afwegen. Overigens is de bevoegdheid beperkt in die zin dat geen omgevingsvergunning voor afwijken mag worden verleend indien onevenredige afbreuk wordt gedaan aan een aantal met name genoemde belangen.

Algemene procedureregels

Op het stellen van nadere eisen zijn de algemene procedureregels van toepassing. Het is nodig deze in het bestemmingsplan te regelen omdat de Awb hierin niet voorziet.

Overgangsrecht

De redactie van dit recht volgt uit het Bro. Bij het overgangsrecht wordt onderscheid gemaakt naar bouwwerken en gebruik.

Bij bouwwerken gaat het er om of ze op de peildatum in enigerlei opzicht afwijken van het plan. Doorgaans betreffen die afwijkingen de bouwregels. Ze mogen gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd of na een calamiteit worden herbouwd, mits de bestaande afwijkingen naar hun aard niet worden vergroot. Bij de vraag of de afwijking wordt vergroot kan ook het gebruik relevant zijn. Van de mogelijkheid tot gedeeltelijke vernieuwing of verandering zijn uitgesloten de illegale bouwwerken. Daaronder worden verstaan de bouwwerken die zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning - voor zover vereist - zijn gebouwd in strijd met het toen geldende bestemmingsplan.

Voor een vergroting van de inhoud van een bouwwerk met niet meer dan 5% kan met een omgevingsvergunning eenmalig worden afgeweken. Peildatum voor bouwwerken is het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan.

Ten aanzien van het gebruik is bepaald dat bestaand, met het plan strijdig gebruik mag worden voortgezet. Een uitsluitingsclausule is opgenomen voor gebruik dat al in strijd was met het voorheen geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. Deze regel laat de wrakingsjurisprudentie onverlet.

5.4 Reikwijdte bestemmingsplan

Om te beoordelen of een ontwikkeling kan worden gerealiseerd, is het soms niet voldoende om alleen af te gaan op de inhoud van het bestemmingsplan. Ook indien het bestemmingsplan een ontwikkeling toestaat, kan het voorkomen dat andere regelgeving of dat gesloten verdragen de daadwerkelijke uitvoering verhinderen of pas na bijvoorbeeld vergunningverlening of onderzoek mogelijk maken.


De kaders die het bestemmingsplan biedt ten aanzien van nieuwe bouwmogelijk- heden/bouwplaninitiatieven, bieden geen garantie voor de te verlenen omgevings- vergunning voor het bouwen. Bouwplannen zullen naast de toets aan onderhavig bestemmingsplan tevens worden getoetst aan, en dienen te voldoen aan, zowel het landelijke Bouwbesluit als de bouwverordening (vastgesteld door de gemeenteraad). Waarbij de (onafhankelijke) welstandscommissie adviseert of het bouwplan op basis van de Welstandsnota zoals die op 30 mei 2017 is vastgesteld door de gemeenteraad voldoet aan redelijke eisen van welstand.

5.5 Handhaving

Het bestemmingsplan maakt op een eenvoudige wijze duidelijk wat is toegelaten en is daarmee goed handhaafbaar.

Burgemeester en wethouders kunnen bestuursrechtelijk optreden tegen activiteiten die strijdig zijn met het bestemmingsplan. Daartoe is beleid vastgesteld.

Daarnaast kan ook via de strafrechtelijke weg worden opgetreden. Een overtreding van de regels is een strafbaar feit waarop de Wet op de Economische Delicten van toepassing is.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

kader

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient de economische uitvoerbaarheid te worden onderzocht in het kader van het bestemmingsplan. De Wet ruimtelijke ordening verplicht de gemeente tot het verhaal van kosten die tot de grondexploitatie behoren op basis van een exploitatieplan.

De gemeente kan hiervan afzien indien:

  • a. het verhaal van de kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd, en
  • b. het bepalen van een tijdvak of fasering niet noodzakelijk is, en
  • c. het stellen van eisen, regels of een uitwerking van regels aan het bouwrijp maken, de aanleg van nutsvoorzieningen, en het inrichten van de openbare ruimte en woningbouwcategorieën niet noodzakelijk is, of
  • d. één van de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen van toepassing is, te weten:
    • 1. het totaal der wettelijk te verhalen exploitatiebijdragen bedraagt minder dan € 10.000,00, of
    • 2. er geen verhaalbare kosten in de zin van het Besluit ruimtelijke ordening aan de orde zijn, of
    • 3. de verhaalbare kosten in de zin van het Besluit ruimtelijke ordening uitsluitend de aansluiting van een bouwperceel op de openbare ruimte of de aansluiting op de nutsvoorzieningen betreffen.

De Wet ruimtelijke ordening kent voorts een regeling welke voorziet in een tegemoetkoming in schade indien deze boven het normale maatschappelijke risico uitstijgt. Burgemeester en wethouders hebben ter zake van planschade een verordening vastgesteld.

beoordeling

Het betreft hier een particuliere ontwikkeling. Uitgangspunt is dat deze ontwikkeling voor de gemeente financieel neutraal is. Dit wil zeggen dat er voor de gemeente geen kosten aan verbonden zijn. Aanpassingen in het openbaar gebied komen in principe voor rekening van de ontwikkelende partij, mits er andere afspraken hieromtrent zijn vastgelegd. Wanneer door de gemeente kosten in het openbaar gebied worden gemaakt of er sprake is van schade in het openbaar gebied, zal de gemeente deze kosten verhalen op de ontwikkelende partij. 

De ontwikkelende partij zal met het ontwikkelen van het plan de verwervingsprijs van de locatie terugverdienen. De verwervingsprijs is namelijk bepaald aan de hand van het (maximaal) te realiseren woningbouwprogramma voor deze locatie en hiermee dus de opbrengstpotentie van deze locatie. De financiële haalbaarheid om het plan te realiseren is hiermee gegarandeerd.

conclusie

Gelet op het vorenstaande is de economische uitvoerbaarheid verzekerd. In het kader van de vaststelling van het bestemmingsplan kan worden afgezien van het vaststellen van een exploitatieplan.


Hoofdstuk 7 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

7.1 Inspraak

kader

De gemeente kent op grond van de Gemeentewet een inspraakverordening. Deze verordening verplicht niet tot het geven van inspraak bij de voorbereiding van bestemmingsplannen. Het geven van inspraak valt dus buiten de wettelijke procedure. Indien hiertoe aanleiding bestaat, kan in een voorkomend geval besloten worden om in aanvulling op de wettelijke procedures inspraak te geven.


beoordeling

Over de herontwikkeling van dit terrein is met regelmaat goed en constructief contact geweest met de omgeving, zowel door de initiatiefnemer als de gemeente. De mogelijkheid voor het geven van inspraak wordt derhalve niet nodig geacht.


conclusie

Volstaan is met de wettelijke procedure zoals opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening.

7.2 Vooroverleg

kader

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening wordt vooroverleg gepleegd met de besturen van de betrokken gemeenten, waterschappen en met diensten van provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor een goede ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in geding zijn.

Van de kant van de provincie Gelderland en het rijk is bericht in welke gevallen zij vooroverleg nodig vinden.


beoordeling

Het voorontwerpbestemmingsplan is in het kader van het vooroverleg gezonden aan het waterschap Rijn en IJssel en de Veiligheids- en Gezondheisregio Gelderland Midden. De ingekomen reacties zijn Bijlage 3 en Bijlage 4 bij deze toelichting opgenomen. Hierna worden de ingekomen reacties samengevat weergegeven en voorzien van een gemeentelijke standpunt.

  • a. Waterschap Rijn en IJssel

Opmerkingen

Het Waterschap geeft aan dat er geen op- of aanmerkingen zijn op het plan en de opgenomen waterparagraaf.

Reactie gemeente

Omdat de reactie in het kader van het vooroverleg niet strekt tot aanpassing van het plan, wordt deze voor kennisgeving aangenomen.

  • b. Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden (VGGM)

Fysieke veiligheid

Opmerkingen

De realisatie van de woningen leidt tot een toename van het aantal aanwezigen. In de omgeving van het plangebied liggen een aardgastransportleiding, de spoorlijn Arnhem-Zutphen en de autosnelweg A12. Over de laatste twee vindt vervoer van gevaarlijk stoffen plaats waarmee incidenten kunnen plaatsvinden. Het ligt in de verwachting dat de aanwezige personen, mits tijdig gewaarschuwd, zichzelf in veiligheid kunnen brengen. De woningen en de infrastructuur is daarbij dusdanig in te richten dat het gebied goed vna de risicobron af te ontvluchten is.

De afstand tot de aardgastransportleiding is dusdanig groot dat deze minder relevant is.

Voor het verbeteren van de zelfredzaamheid en rampbestrijdign zijn adviezen aangegeven om bij de uitwerking van het plan rekening mee te houden. Zoals de ontvluchtbaarheid, risicocommunicatie, bluswatervoorzieningen en opkomsttijden.

Reactie gemeente

Bij de omgevingsvergunning en realisatie van het plan zal bekeken worden of de aangegeven adviezen meegenomen zijn.

Gezondheid

Opmerkingen

Op de locatie is geluid een punt van aandacht in relatie tot de gezondheid van bewoners. Daarbij dient rekening mee te worden gehouden. Een groene omgeving en eventueel een speelplek voor kinderen draagt bij aan een goede gezondheid door vermindering van stress en meer bewegen.

Reactie gemeente

Aan de voorzijde van het plangebied, grenzend aan de Arnhemsestraatweg is veel ruimte voor groen aanwezig. Daarbij is het tevens mogelijk om speelvoorzieningen te realiseren.

conclusie

De reacties van het vooroverleg zijn in de voorliggende plantoelichting verwerkt en hebben niet geleid tot een aanpassing van de planopzet.

7.3 Zienswijzen

kader

bestemmingsplanprocedure

Het Besluit ruimtelijke ordening voorziet erin dat, voordat de formele procedure wordt gestart met de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan, wordt kennis gegeven van het voornemen om een bestemmingsplan te vervaardigen.

De vooraankondiging is op 23 augustus 2017 geplaatst in de Regiobode, een huis-aan- huisblad. En is daarnaast gepubliceerd in het elektronische Gemeenteblad op de website www.overheid.nl. Deze website is ook bereikbaar via een link op de gemeentelijke website.


De tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan met het ontwerpbesluit is ingevolge de Wet ruimtelijke ordening op 31 januari 2018 bekend gemaakt in de Regiobode, de Staatscourant en in het elektronische Gemeenteblad. Op de gemeentelijke website is voor de in procedure zijnde bestemmingsplannen een link geplaatst die doorleidt naar de officiële bekendmakingen op de website www.overheid.nl.

Gedurende de termijn van terinzagelegging van 1 februari 2018 tot en met 14 maart 2018 heeft een ieder de mogelijkheid gehad zienswijzen omtrent het ontwerpbestemmingsplan bij de gemeenteraad naar voren te brengen.

In deze periode was het bestemmingsplan met het ontwerpbesluit via www.ruimtelijkeplannen.nl digitaal te raadplegen. De analoge versie lag ter inzage in het gemeentehuis.


In de Nota van Zienswijzen zoals die behoort bij het raadsbesluit omtrent de vaststelling van het bestemmingsplan, worden de zienswijzen samengevat en voorzien van een antwoord door de gemeenteraad. Hieruit blijkt of aanleiding is gevonden voor een gewijzigde vaststelling van het bestemmingsplan.

De wijzigen ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan worden vastgelegd in de Nota van Wijzigingen zoals die bij het raadsbesluit omtrent de vaststelling hoort.

Herziene welstandsbeleid

Het herziene welstandsbeleid voor onderhavige locatie heeft tegelijktertijd met het ontwerpbestemmingsplan voor inspraak ter inzage gelegen.

Beschikking hogere grenswaarden

Het Besluit tot verlening van de hogere grenswaarden heeft tegelijkertijd met het ontwerpbestemmingsplan voor zienswijzen ter inzage gelegen.


beoordeling

Bestemmingsplan

Tijdens de terinzage legging van het ontwerpbestemmingsplan zijn 5 zienswijzen ingediend. De ingebrachte zienswijzen hebben voornamelijk betrekking op onderstaande aspecten:

  • Parkeren: aanntal parkeerplaatsen en parkeeroverlast in de buurt
  • Groen: de hoeveelheid groen en de twee te behouden bomen
  • Water: locatie en werking van de wadi'
  • Planopzet: stedenbouwkundige opzet van het plan en de situering van de verschillende woningtypen.

Afweging zienswijzen:

Voorop staat dat de opzet van het plan het resultaat is van een afweging van de inbreng van de verschillende beleidsterreinen (groen, verkeer, water, stedenbouw etc.). Diverse elementen en functies moeten een plek in het plan krijgen. De huidige planopzet komt tegemoet aan de eisen/wensen van de verschillende beleidsterreinen.

Aspect Verkeer

Na realisatie van het bouwplan is er sprake van een kleine overcapaciteit aan parkeerplaatsen. De verwachting is dat er voldoende parkeergelegenheid in de omgeving overblijft.

Aspect Groen

De twee te behouden bomen zijn beschermd en kunnen nog jaren mee waardoor behoud het uitgangspunt is. In de openbare ruimte zijn bomen van groot belang. Het aantal bomen is, rekening houdend met de eisen en wensen van andere disciplines, acceptabel.

Groen in een wijk wordt ingegeven door openbaar groen en particulier groen.

De twee beschermde bomen zijn geïnspecteerd door een deskundige. Het rapport met de bevindingen van deze inspectie wordt toegevoegd aan het bestemmingsplan. Tevens wordt in de toelichting de paragraaf 'groen' op dit punt aangepast.

Aspect Water

In het plangebied worden om het water op te vangen, binnen de bestemming 'Groen' drie wadi's gesitueerd. Door een wadi te situeren in de groenstrook aan de Arnhemsestraatweg wordt veel water daar reeds opgevangen. Dit water 'stroomt' hierdoor niet verder de wijk in. De wadi's in het zuiden van het plan vangen de resterende hoeveelheid water goed op. In het kader van de aanvraag omgevingsvergunning vindt geohydrologisch onderzoek plaats waaruit het optimale ontwerp van de wadi's zal volgen. De wadi's worden aangelegd om wateroverlast te voorkomen.

Aspect Planopzet

Ruimtelijk/stedenbouwkundig wordt de gekozen opzet op zich en in aansluiting op zijn omgeving passend geacht. Het behoud van de beschermde bomen aan de Arnhemsestraatweg heeft een belangrijke invloed op de stedenbouwkundige opzet. Het aantal sociale woningen maakt een passende clustering mogelijk, wat ook voor het onderhoud en beheer (te verrichten door de verhuurder) voordelen biedt.

In de Nota van Zienswijzen, bijlage I van bij het raadsbesluit, zijn de zienswijzen samengevat en voorzien van een antwoord van de gemeenteraad.

Herziene welstandsbeleid

Tegen het herziene welstandsbeleid zijn geen inpraakreacties ontvangen. Het herziene welstandsbeleid is tegelijk met het bestemmingsplan vastgesteld door de gemeenteraad.

Beschikking hogere grenswaarden

Tegen dit besluit zijn geen zienswijzen ontvangen. De beschikking is op 24 april 2018 vastgesteld oor het college van B&W. De beschikking hogere grenswaarden, locatie Arnhemsestraatweg 29 te Velp heeft een aparte planologische procedure, maar is voor de volledigheid in Bijlage 2 toegevoegd aan deze toelichting.


conclusie

De zienswijzen geven aanleiding om tot een gewijzgide vaststelling van het bestemmignsplan over te gaan. De wijzigingen betreffen het toevoegen van het inspectierapport inzake de 2 beschermde bomen en een aanpassing van de toelichting op dit aspect.

De gemeenteraad heeft op 28 juni 2018 besloten tot een gewijzigde vaststelling van het bestemmingsplan. Het vastgestelde bestemmingsplan kan met inachtneming van de wijzgigingen voor beroep ter visie worden gelegd.