direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Stadsboulevard Noord
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0106.07BP20131000K-C001

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Algemeen

De gemeente Assen investeert de komende jaren in bereikbaarheid, wonen, werken en toerisme en recreatie. De ambities van de hoofdstad van Drenthe zijn vertaald in het programma de FlorijnAs.

De FlorijnAs voorziet in een breed programma en omvat uiteenlopende ruimtelijke interventies: herontwikkeling, transformatie, revitalisering, intensivering van het ruimtegebruik, infrastructurele ingrepen, een nieuw bedrijventerrein en landschapsontwikkeling.

Het programma FlorijnAs bestaat uit de volgende ruimtelijke projecten:

  • Stadsboulevard en Stationsgebied: herinrichting stationsgebied en ontsluiting door de stad van noord naar zuid;
  • Revitalisering Stadsbedrijvenpark (noordelijk deel);
  • Havenkwartier: transformatie van Stadsbedrijvenpark (zuidelijk deel) naar woon-/werklocaties;
  • Blauwe As tweede fase: het bevaarbaar maken van Het Kanaal als vervolg op het bevaarbaar maken van De Vaart;
  • Assen Zuid: ontwikkeling van een werklandschap, infrastructuur en Toeristisch Recreatieve Zone (TRZ) aan de zuidkant van Assen;
  • Landschapsontwikkeling Assen aan de Aa: het geven van een groene kwaliteitsimpuls aan de oostelijke stadsrand (Drentsche Aa-gebied).

Dit bestemmingsplan is gericht op het noordelijk deel van de Stadsboulevard.

1.2 Een actueel plan

De Stadsboulevard wordt gezien als de verbinding tussen de verschillende ruimtelijke projecten binnen de FlorijnAs. Het betreft de wegverbinding tussen het Stadsbedrijvenpark en het gebied Assen Zuid, waarlangs de overige deelprojecten zijn gesitueerd.

Het is niet de bedoeling dat er een geheel nieuwe weg wordt aangelegd, maar dat de bestaande noord-zuidverbinding wordt opgewaardeerd. Het betreft grofweg de Haarweg, Europaweg Zuid, Overcingellaan en Indrustrieweg. Fysieke ingrepen bestaan onder meer uit (plaatselijke) verdubbeling van rijbanen en aanpassing van kruispunten met afwikkelingsproblemen.

Dit bestemmingsplan voorziet voor een deel van dit gebied in de planologische regeling om de benodigde ontwikkelingen in het kader van deze opwaardering ook daadwerkelijk uit te kunnen voeren.

Het gaat om het noordelijk deel van de Stadsboulevard. Dit gebied betreft grofweg het gebied tussen de Industrieweg even ten noorden van de kruising met de Fokkerstraat en de Overcingellaan net ten zuiden van de kruising met de Rolderstraat.

1.3 Ligging

Hoewel de Stadsboulevard en Stationsgebied in de structuurvisie FlorijnAs als één ruimtelijk project zijn genoemd, worden hiervoor afzonderlijke ruimtelijke procedures doorlopen. Dit mede vanwege de specifieke aard van het Stationsgebied en beoogde herontwikkeling van de spoorzone.

Dit bestemmingsplan heeft betrekking op het noordelijk deel van de Stadsboulevard. Naast het wegtracé en de directe omgeving ervan, is in dit bestemmingsplan ook het gebied meegenomen rond de kruispunten A.H.G. Fokkerstraat - Industrieweg, Industrieweg - Het Kanaal en Overcingellaan - Dr. A.F. Philipsweg waaraan eveneens aanpassingen zijn voorzien.

afbeelding "i_NL.IMRO.0106.07BP20131000K-C001_0001.jpg"

Afbeelding 1. globale begrenzing plangebied 'Stadsboulevard Noord'.

1.4 Vigerende bestemmingsplannen

Het plangebied valt binnen de werkingssfeer van verschillende bestemmingsplannen, te weten:

  • Bestemmingsplan Komplan 1 (vastgesteld d.d. 17 augustus 1939 en goedgekeurd d.d. 1 november 1939);
  • Bestemmingsplan Partieel Komplan 1 (vastgesteld d.d. 21 april 1960 en goedgekeurd d.d. 26 mei 1961);
  • Bestemmingsplan Noord (vastgesteld d.d. 21 september 1972 en goedgekeurd d.d. 10 februari 1973);
  • Bestemmingsplan Industrieterrein (vastgesteld d.d. 21 september 1972 en goedgekeurd d.d. 10 februari 1973);
  • Bestemmingsplan Dichtershof (vastgesteld d.d. 22 september 2005 en goedgekeurd d.d. 25 november 2005);
  • Bestemmingsplan Veemarktterrein (vastgesteld d.d. 20 juli 2006 en goedgekeurd d.d. 10 maart 2007);
  • Bestemmingsplan Wijziging geluidzone Stadsbedrijvenpark (vastgesteld d.d. 20 september 2012).

Het planinitiatief past niet overal binnen de regels van deze vigerende plannen. Mede om deze reden is het voorliggende bestemmingsplan opgesteld dat voorziet in een passende regeling voor het planvoornemen.

1.5 Digitaal uitwisselbare ruimtelijke plannen

Dit bestemmingsplan is opgezet conform de landelijke geldende standaarden. De Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 is gebruikt (SVBP 2012) , met de daarbij behorende bijlagen en de Praktijkrichtlijn Bestemmingsplannen (PRBP2012) en de Standaard voor de Toegankelijke Ruimtelijke Instrumenten (STRI2012).

De gemeente Assen stelt het bestemmingsplan vanaf de fase van ontwerp digitaal beschikbaar op de website www.ruimtelijkeplannen.nl.

1.6 Opzet van de toelichting

In hoofdstuk 2 volgt een beschrijving van de huidige situatie en de met dit bestemmingsplan beoogde situatie. In hoofdstuk 3 is het ruimtelijk beleid op rijksniveau, op provinciaal niveau, op regionaal niveau en op gemeentelijk niveau beschreven. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de resultaten van de verrichte (milieu)onderzoeken. Hoofdstuk 5 geeft een beschrijving van de juridische opzet van het plan. Vervolgens komt in hoofdstuk 6 de financiële uitvoerbaarheid aan bod. In het laatste hoofdstuk komt de procedure aan de orde.

1.7 De bij het plan behorende stukken

Zowel bij de toelichting als bij de regels behoren bijlagen. Het betreft de volgende bijlagen:

Bijlagen bij de toelichting:

  • 1. Ontwerptekening Stadsboulevard Noord;
  • 2. Rekenresultaten luchtkwaliteit (BugelHajema d.d. 30 mei 2013);\
  • 3. Lucht- en grondwateronderzoek Paul Krugerstraat (Tauw, d.d. 16 oktober 2008);
  • 4. BodemonderzoekDr. A.F. Philipsweg (Lankelma, 15 december 2004);
  • 5. QRA Swedish Match (UMEO, d.d. 7 november 2012);
  • 6. Akoestisch onderzoek (bureau Spreen, d.d. 21 juni 2013);
  • 7. Ontwerpbesluit hogere waarde wegverkeerslawaai;
  • 8. Advies archeologie deellocaties Stadsboulevard Assen (Libau, 14 februari 2013);
  • 9. Bureau en verkennend onderzoek Archeologie (Raap, 9 april 2013);
  • 10. Ecologische beoordeling Stationsgebied en Stadsboulevard Assen (Altenburg & Wymenga, d.d. 14 februari 2013);
  • 11. Vooronderzoek conventionele explosieven (T&A Survey, 10 januari 2013);
  • 12. Projectgebonden risicoanalyse conventionele explosieven (Expload, 18 april 2013);
  • 13. PlanMer FlorijnAs (Grontmij, 3 oktober 2011);
  • 14. Staat van wijzigingen ten opzichte van conceptbestemmingsplan;
  • 15. Ingekomen overlegreacties.

Bijlage bij de regels

1. Gronden aangeduid voor verwezenlijking in naaste toekomst

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Huidige situatie en problematiek

2.1.1 Beschrijving huidige situatie

De totale Stadsboulevard loopt vanaf het knooppunt A28 - N33 tot aan de noordelijke oprit van de A28 en omvat (van zuid naar noord) de Haarweg, Europaweg Zuid, Overcingellaan, Industrieweg en Peelo. Deze laatste is door de aanpassing tot een dubbele rijbaan met ongelijkvloerse aansluiting al voldoende gedimensioneerd.

Dit bestemmingsplan heeft betrekking op het tracé globaal tussen de onderdoorgang nabij de Rolderstraat tot enkele honderden meters voorbij de kruising Industrieweg - A.H.G. Fokkerstraat.

De Stadsboulevard Noord doorsnijdt een grote variëteit van stedelijke gebieden en loopt langs de binnenstad, het woongebied Dichtershof en het bedrijventerrein Stadsbedrijvenpark. Het is ook een gebied waar ontwikkelingen zijn gepland zoals het nieuwe Havenkwartier en het bevaarbaar maken van Het Kanaal.

In de huidige situatie bestaat het plangebied voornamelijk uit verharding in de vorm van de wegverbinding Industrieweg - Overcingellaan en de naastgelegen fiets- en wandelpaden. Voor het overige wordt het plangebied gevormd door groenstructuren in de vorm van (midden)bermen met op sommige plaatsen opgaande (laan)beplanting.

Naast het wegtraject en de directe omgeving ervan, is in het voorliggend plan ook het gebied meegenomen rond de kruispunten A.G.H. Fokkerstraat - Industrieweg, Industrieweg - Het Kanaal en Overcingellaan - Abel Tasmanplein waaraan eveneens aanpassingen zijn voorzien.

In dit bestemmingsplan is tevens een perceel opgenomen gelegen tussen het pand Cicero en de Dichtershof. Op grond van het bestemmingsplan Dichtershof is hier een kantorenlocatie voorzien. Momenteel ligt deze locatie braak en wordt deze gebruikt voor parkeerplaatsen en groenvoorzieningen.

2.1.2 Beschrijving problematiek

In de onderstaande paragrafen wordt de noodzaak voor reconstructie van dit gedeelte van de Stadsboulevard beschreven.

2.1.2.1 Verkeerskundige aspecten

2.1.2.1.1 Gemotoriseerd verkeer

Uit de analyse van het verkeer is gebleken dat de bereikbaarheidsproblematiek vooral te wijten is aan de huidige capaciteit van de kruispunten. Op momenten met groter verkeersaanbod, waaronder de ochtend- en avondspits ontstaan er knelpunten. Bij een aantal kruispunten en aansluitingen stokt het verkeer in de ochtend- en avondspits.

De spitsen hebben een aandeel van 14% respectievelijk 16% ten opzichte van het etmaal. Dit komt overeen met de tellingen die de gemeente Assen heeft uitgevoerd. Voor de ontwerpopgave Stadsboulevard en de daaraan ten grondslag liggende verkeerskundige keuzes is een belangrijke afweging of het ontwerp, wat betreft de capaciteit, gebaseerd moet zijn op het drukste half uur of op een iets langere spitsperiode, waarbij de doorstroming gegarandeerd blijft.


Door de overbelaste kruispunten ontstaat er steeds vaker stagnatie op de gehele Stadsboulevard. Door de barrièrewerking vermindert de bereikbaarheid van de aanliggende gebieden.

De toename van het verkeer op de Stadsboulevard wordt vooral veroorzaakt door de toename van het aantal inwoners en arbeidsplaatsen in Assen. Ontwikkelgebieden als het Havenkwartier hebben direct invloed op de verkeersintensiteiten op de Stadsboulevard.

De huidige verkeersintensiteit op de route ligt tussen de 14.000 en 17.000 motorvoertuigen per etmaal. In 2030 wordt een intensiteit verwacht tussen de 20.000 en 26.000 motorvoertuigen per etmaal.


Verkeer vanuit een aan de Stadsboulevard grenzend gebied, zoals het Havenkwartier, moet vrijwel altijd gebruik maken van (een deel van) de Stadsboulevard. De transformatie van het Havenkwartier van bedrijventerrein naar woongebied heeft daarmee een sterke toename van het aantal personenauto’s op de Stadsboulevard tot gevolg. Het vrachtverkeer daarentegen zal op de Stadsboulevard afnemen door het verplaatsen van de bedrijvigheid naar de randen van de stad (Messchenveld of Assen - Zuid).


De verhouding tussen de intensiteit en capaciteit (I/C-verhouding) van de wegvakken op het tracé van de Stadsboulevard voor het geval de huidige infrastructuur niet wordt aangepast, maar het programma (zoals het Havenkwartier, Diepstroeten, Acmesa) wel wordt gerealiseerd, is inzichtelijk gemaakt. Voor wegvakken geldt dat een I/C-verhouding van 0,8 of hoger leidt tot vertraging en opstopping. Dit betekent dat zodra 80% van de capaciteit wordt benut, vertraging gaat optreden. Als wegvakken boven de 0,6 komen wat betreft de I/C-verhouding, dan kunnen op de kruispunten problemen ontstaan als op de kruisende wegen ook hoge I/C-verhoudingen voorkomen. Zowel voor de ochtend- als avondspits geldt dat op vrijwel de gehele Stadsboulevard de I/C-verhouding hoger is dan 0,6 en op meerdere plekken hoger dan 0,8. Dit betekent dat op diverse plekken opstoppingen zullen ontstaan op de kruispunten.

Indien de Stadsboulevard niet wordt aangelegd, zal door de slechte verkeersafwikkeling de bereikbaarheid van aanliggende gebieden zoals het Stadsbedrijvenpark, Centrum en Havenkwartier steeds verder afnemen. Mede gelet op de toenemende verkeersintensiteit staat het verkeerssysteem in de toekomst onder druk en wordt als ontoereikend gezien.

2.1.2.1.2 Langzaamverkeer

Door het plaatselijk ontbreken van fietspaden, dan wel doordat het fietsverkeer gebruik maakt van parallelwegen, laat de kwaliteit van de (huidige) fietsverbindingen langs de Industrieweg te wensen over. Met de toevoeging van stedelijke publiekstrekkers langs de Stadsboulevard wordt de noodzaak voor kwalitatief goed ingerichte fietsverbindingen groter. Om dit te verbeteren, is een continue fietsstructuur aan weerszijden van de Stadsboulevard gewenst.

2.1.2.1.3 Openbaar vervoer

De opstopping van het verkeer heeft negatieve gevolgen voor de doorstroming van het openbaar vervoer en specifiek de bereikbaarheid van het NS- en busstation. Daarnaast heeft de toename van het verkeer en daarmee ook van eventuele opstoppingen negatieve effecten op de geluidshinder en de luchtkwaliteit. In de navolgende paragrafen wordt ingegaan op deze milieuaspecten.

2.1.2.2 Ruimtelijke kwaliteit

Over het gehele traject is de ruimtelijke kwaliteit nu matig. Door gaten in het stedelijke weefsel valt de samenhang tussen Stadsboulevard en de directe omgeving weg. Waar bebouwing is, ligt deze achter groen of op afstand van de weg. Een adressering van bebouwing aan de weg ontbreekt of is weinig representatief. Het secundaire stratennetwerk tussen de gebieden vertoont een gebrek aan samenhang.

De bouwblokken langs de Industrieweg en de Overcingellaan vormen een willekeurige verzameling van gebouwen. Het 'grijs' van de infrastructuur is in dit gebied dominant. De inrichtingskwaliteit en het beheer van de openbare ruimte is matig en de materialisatie is gedateerd.

2.2 Toekomstige situatie

2.2.1 Algemeen

De Structuurvisie Assen 2030 en de Masterstudie FlorijnAs staan aan de basis van de Structuurvisie FlorijnAs waarin de (ruimtelijke) deelprojecten staan beschreven die bijdragen aan de hoofdambities van de gemeente Assen;

  • Verbetering van de bereikbaarheid van Assen;
  • Versterking van de economische ontwikkeling.

De Stadsboulevard wordt ontwikkeld tot één van de belangrijkste ontsluitingswegen van Assen en is tevens de drager van de verschillende deelprojecten van de FlorijnAs.

De Stadsboulevard heeft een verkeersfunctie (ontsluiting van de aangrenzende gebieden). Het wegprofiel wordt zodanig ingericht dat zowel het doorgaand verkeer als het bestemmingsverkeer gefaciliteerd worden. Dit wordt onder andere beoogd met het toevoegen van rijstroken en verbetering van kruispunten. De kruispunten worden gereconstrueerd en voldoende robuust en veilig gemaakt voor de afwikkeling van zowel doorgaand als bestemmingsverkeer.

De samenhang op stadsniveau wordt voornamelijk gezocht in het gebruik van veel groen om de weg door de stad te begeleiden en te zorgen voor eenheid. Per stadsdeel wordt continuiteit van het wegprofiel nagestreefd. Voor het gehele traject is dat echter niet mogelijk. Hiervoor zijn de context, gebruik en verkeersintensiteit te zeer verschillend. Er zijn globaal drie onderdelen te onderscheiden. Van zuid naar noord zijn dit: landschap - laan - parkway. Voor elk is een inrichtingsstrategie op hoofdlijnen geschreven. Dit plangebied heeft betrekking op het onderdeel 'Laan'.

De ruimtelijke samenhang op deelniveau is in het gebied 'Laan' gezocht in zachte overgangen tussen de weg en de stad. Dit sluit aan bij het kleinschalige karakter van de stedelijke omgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.0106.07BP20131000K-C001_0002.png"

Afbeelding 2. Te onderscheiden deelgebieden Stadsboulevard (bron: Integrale visie Stadsboulevard Assen).

2.2.2 De noordelijke Stadsboulevard

De Laan zorgt voor verbinding en samenhang tussen de verschillende ontwikkelingsgebieden en de bestaande stad. Het doel is een hoogwaardig nieuw ingerichte laan met een continue bomenlaan en ruimte voor verblijven en verplaatsen. De Laan sluit aan op het groene netwerk van de stad.

2.2.2.1 Planconcept

Met de inrichting van de FlorijnAs is gekozen om de stad zo weinig mogelijk te verstoren. Dat betekent zoveel mogelijk evenwicht met de omgeving door het optimaliseren van de aantrekkelijke gebieden en het opknappen van minder fraaie stadsdelen. Het aanleggen van de Laan moet zorgen voor nieuwe kwaliteiten in dit deel van de stad. De Laan wordt krachtig vormgegeven als ruggegraat van het gebied. Dit gebeurt onder andere door de weg als eenheid uit te voeren en zo voor de grootst mogelijke continuiteit te zorgen. De laan kent vooral continuiteit met bomenrijen langs de weg. Deze lopen zoveel mogelijk door tot aan de kruispunten, de stationstunnel en de kanaalbrug.

De impact van bruggen en tunnels op de Laan is zoveel mogelijk beperkt door een 'zachte' inpassing. Dit betekent zowel voor de Roldertunnel als de kanaalbrug het beperken van het ruimtebeslag. Dit levert een betere aansluiting met de openbare ruimte op, een betere doorlopende groenstructuur, het creert meer ontwikkelingsruimte en het verkleint de barrierewerking van de weg. Voor de Roldertunnel impliceert het verschuiven van het wegdek in oostelijke richting een verlaging van het wegdek met circa één meter.

Daar waar in het stedelijk gebied vanuit stedenbouwkundige overwegingen gekozen is voor een ligging van de bebouwing direct aan de Stadsboulevard wordt gekozen voor een extra rijstrook per richting. Deze is bedoeld voor bestemmings- en parkeerverkeer.

De toekomstige Stadsboulevard krijgt een inrichting die voldoende robuust is om het verkeer in de toekomst goed af te wikkelen.

2.2.2.2 Profiel

De Stadsboulevard tussen Abel Tasmanplein en Fokkerstraat krijgt een wegprofiel met twee keer twee rijstroken gescheiden door een brede middenberm. In de middenberm is plaats voor linksaf stroken, waarbij de laanbeplanting zo ver mogelijk tot aan het kruispunt kan doorlopen.

De noordelijke stadsboulevard combineert een vier dubbele bomenrij met twee keer twee rijbanen. Naast de open tunnelbak komen aan weerszijden bomenrijen. Het snelheidsregime van het noordelijk deel van de Stadsboulevard is, evenals in de huidige situatie, 50 km/uur.

Voor de eenheid van het ontwerp zijn naast een doorlopende bomenstructuur ook de uniforme inrichting van belang. Aan beide zijden van de laan komen fietspaden en voetgangerszones. Plaatselijk (met name ter hoogte van het Havenkwartier en het Veemarktterrein) worden deze zones uitgevoerd in 'shared space'. De fietspaden en voetgangerszones worden door een brede berm gescheiden van de rijbanen.

Voor de voetganger worden langs de toekomstige Stadsboulevard (veelal grenzend aan de paralelweg of het Veemarktterrein voetpaden aangelegd). Bij de kruispunten wordt voorzien in geregelde en veilige oversteekvoorzieningen.

2.2.2.3 Oversteken

Voor de Stadsboulevard is een goede en vlotte afwikkeling van het verkeer een van de uitgangspunten. Dit geldt ook voor het langzaam verkeer, zoals fietsers en voetgangers. Er wordt ingezet op kwalitatief goede fiets- en voetgangersverbindingen.

Tussen de Dr. A.F. Philipsweg en de A.H.G. Fokkerstraat kunnen fietsers en voetgangers de Stadsboulevard straks veilig oversteken. Op de drie kruisingen bestaat straks de mogelijkheid om door middel van een met een verkeerslicht geregelde oversteek, veilig over te steken.

2.2.2.4 Openbaar vervoer

De Stadsboulevard voorziet in een goede ontsluiting van het stationsgebied inclusief de P+R-voorziening. Op een aantal locaties langs de hele Stadsboulevard komen nieuwe bushaltes.

Om een goede doorstroming van bussen te garanderen, hebben de bussen de mogelijkheid om door middel van Korte Afstands Radio (KAR) in te grijpen op de regeling in de verkeerslichten. Hierdoor heeft het openbaar vervoer de mogelijheid om meer voorrang te krijgen in de verkeersafwikkeling.

2.2.2.5 Parkeren

Daar waar in stedelijk gebied vanuit stedenbouwkundige overwegingen gekozen is voor een ligging van de bebouwing direct aan de Stadsboulevard wordt gekozen voor een extra rijstrook per richting. Deze is bedoeld voor bestemmings- en parkeerverkeer.

Tussen het kruispunt Industrieweg - Abel Tasmanplein en Het Kanaal komen langsparkeerplaatsen.


Door de indeling in twee keer twee rijstroken zijn de parkeerterreinen op het Veemarktterreinen en bij Cicero via een nieuwe aansluiting rechtstreeks vanaf de Stadsboulevard goed te bereiken.

 

2.2.3 Kruising A.H.G. Fokkerstraat - Industrieweg

Bij het kruispunt A.H.G. Fokkerstraat met de Industrieweg maakt de aanwezige rotonde plaats voor een kruispunt met verkeerslichten. De aansluiting van de parallelwegen op het kruispunt komen te vervallen en gaan over in een langzaamverkeersverbinding.

De huidige aansluitingen op de parallelwegen komen te vervallen. De parallelweg ten zuiden van dit kruispunt is te bereiken via de W.A. Scholtenstraat. De noordelijk gelegen parallelwegen zijn te bereiken via de Claes van Gorcumstraat. De oostelijke parallelweg is tevens te bereiken via een nieuw te realiseren afrit van de Stadsboulevard, enkele tientallen meters ten noorden van dit kruispunt. Daarnaast krijgt de westelijke parallelweg, ongeveer ter hoogte van het Dr Nassau College (locatie Penta), een toegang tot de Stadsboulevard.

Door de realisatie van een fietspad en voorsorteerstrook is het noodzakelijk om een deel van de Fokkersingel (oostzijde) over een lengte van circa 150 meter te overkluizen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0106.07BP20131000K-C001_0003.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0106.07BP20131000K-C001_0004.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0106.07BP20131000K-C001_0005.png" Afbeelding 3. reconstructie kruising A.H.G. Fokkerstraat met de Industrieweg.

2.2.4 Kruising Het Kanaal - Industrieweg

Het kruispunt met Het Kanaal wordt gewijzigd in een T-aansluiting met verkeerslichten.

De aansluitingen op de parallelweg komt ter plaatse van de kruising Het Kanaal met de Industrieweg te vervallen. De zuidelijke parallelweg is bereikbaar via de Dr. A.F. Philipsweg, de C.T. Storkweg en de Havenkade. De noordelijke parallelweg is bereikbaar via de W.A. Scholtenstraat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0106.07BP20131000K-C001_0006.png"

Afbeelding 4. reconstructie kruising Het Kanaal met de Industrieweg.

2.2.5 Kruising Abel Tasmanplein - Industrieweg

De aansluitende wegen Abel Tasmanplein en Dr. A.F. Philipsweg worden samengevoegd tot een zo compact mogelijk kruispunt met verkeerslichten. Het samenvoegen van de aansluitingen Dr. A.F. Philipsweg en Abel Tasmanplein tot één kruispunt biedt een maximum aan duidelijkheid voor weggebruikers en voorkomt extra verkeer op de ontsluitende wegen naar het centrum.

De parallelweg blijft door middel van een nieuwe aansluiting via de Dr. A.F. Philipsweg bereikbaar.

afbeelding "i_NL.IMRO.0106.07BP20131000K-C001_0007.png"

Afbeelding 5. reconstructie kruising Abel Tasmanplein, Dr. A.F. Philipsweg met de Overcingellaan/Industrieweg.

2.2.6 Groenvoorzieningen

De Laan wordt middels een heldere groenstructuur verankerd aan de rest van de stad. Het basisprofiel van deze laan wordt bepaald door de vierdubbele bomenlaan. In de middenberm staat een dubbele bomenrij en in de zijbermen een enkele rij. Het continue ritme van de bomen, het gesloten kronendek en een beperkt aantal onderbrekingen versterken het autonome karakter van de laan en maken het tot een sterke structuurdrager van de Stadsboulevard.

De rijbanen worden aan beide zijden geflankeerd door een doorlopende vloer waarin de bomen opgenomen zijn of grasstroken met her en der bolgewassen die de seizoensbeleving versterken.

2.2.7 Ontsluiting Dichtershof en parkeerplaatsen Cicero

Het braakliggende perceel tussen het pand Cicero en de Dichtershof maakt onderdeel uit van dit bestemmingsplan. Met de realisatie van de Stadsboulevard wordt hier een extra ontsluiting van de wijk Cicero gerealiseerd.

Het wordt mogelijk om vanaf de westelijke rijbaan van de Stadsboulevard (vanuit het noorden) de Dichtershof te benaderen. Daarnaast is deze extra af-/oprit geschikt om vanuit de Dichtershof op de westelijke rijbaan van de Stadsboulevard te komen. De middenberm wordt niet onderbroken. Er komt daardoor geen aansluiting op de oostelijke rijbaan van de Stadsboulevard. Hiervoor moet gebruik worden gemaakt van de reguliere wijkontsluitingen.

Opgemerkt wordt dat aan de A.H.G. Fokkerstraat een nieuwe ontsluiting ten behoeve van de Dichtershof gerealiseerd wordt. Dit past echter binnen het vigerende bestemmingsplan en maakt daarom geen onderdeel uit van dit bestemmingsplan.

Het overige deel van het perceel blijft vooralsnog in gebruik voor parkeerplaatsen. De huidige bestemming (kantoren) met het geldende bouwrecht blijft echter gehandhaafd.

Het definitieve ontwerp is opgenomen in bijlage 1 bij deze toelichting.

Hoofdstuk 3 Beleid

3.1 Algemeen

Aan nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen liggen relevante beleidsdocumenten met beleidsuitgangspunten ten grondslag. Daarnaast dienen nieuwe ontwikkelingen passend te zijn binnen het beleid van de verschillende overheidsniveaus.

In de navolgende paragrafen worden de relevante beleidsuitgangspunten op rijksniveau, provinciaal niveau, regionaal niveau en op gemeentelijk niveau beschreven. Een beschrijving van het Europese beleid is hierbij, vanwege het te hoge schaalniveau, achterwege gelaten.

3.2 Rijksbeleid

3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van kracht geworden. De SVIR heeft diverse nota's vervangen, zoals de Nota Ruimte en Nota Mobiliteit.

In de SVIR is de visie van de rijksoverheid op de ruimtelijke- en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 aangegeven. Dit betreft een nieuw, integraal kader dat de basis vormt voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. Gekozen is voor een meer selectieve inzet van het rijksbeleid dan voorheen. Voor de periode tot 2028 zijn de ambities van het Rijk in drie rijksdoelen uitgewerkt:

  • vergroten van de concurrentiekracht door versterking van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • verbeteren van de bereikbaarheid;
  • zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.

Decentrale overheden hebben meer beleidsvrijheid op het terrein van de ruimtelijke ordening gekregen; het kabinet is van mening dat provincies en gemeenten beter op de hoogte zijn van de actuele situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties en daardoor beter kunnen afwegen welke (ruimtelijke) ingrepen in een gebied nodig zijn.

Een goede bereikbaarheid wordt gezien als nationaal belang. De opvang van de mobiliteitsgroei is een belangrijk aspect. Ingezet wordt op het creëren van een robuust en samenhangend systeem waarbij de modaliteiten worden versterkt en beter met elkaar worden verknoopt en waarbij de samenhang met ruimtelijke ontwikkelingen wordt vergroot.

Het rijksbeleid biedt geen concrete kaders voor dit bestemmingsplan. Wel sluit het opwaarderen van de noord-zuid (vervoers)verbinding door Assen, waar het dit plangebied onderdeel van uitmaakt, aan bij de SVIR.

3.2.2 Besluit algemene regels omgevingsrecht

Het kabinet heeft in de SVIR vastgelegd dat voor een beperkt aantal onderwerpen haar bevoegdheid tot het stellen van algemene regels moet worden ingezet. De SVIR bepaalt welke kaderstellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd dat deze bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Ten aanzien daarvan is een borging door middel van normstelling, gebaseerd op de Wet ruimtelijke ordening (Wro), gewenst.

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken. Slechts daar waar een directe doorwerking niet mogelijk is (bij de Ecologische Hoofdstructuur en bij de Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde) is gekozen voor een indirecte doorwerking via het provinciaal medebewind.

Door de nationale belangen vooraf in bestemmingsplannen te borgen, wordt met het Barro bijgedragen aan versnelling van de besluitvorming bij ruimtelijke ontwikkelingen en vermindering van de bestuurlijke drukte.

In het Barro zijn geen regels opgenomen die betrekking op het onderhavig plangebied en/of het voorliggend planvoornemen.

3.2.3 Nationaal waterplan

In december 2009 is het Nationaal Waterplan vastgesteld. Het Nationaal Waterplan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2009 - 2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan vervangt de Vierde Nota waterhuishouding en zet veel van het in de voorgaande nota’s waterhuishouding opgenomen beleid voort waaronder integraal waterbeheer en de watersysteembenadering. Daarnaast kijkt het waterplan verder vooruit om tot een klimaatbestendige aanpak te komen.

Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, voldoende en schoon water en diverse vormen van gebruik van water. Ook worden de maatregelen genoemd die hiervoor worden genomen. Het Nationaal Waterplan heeft betrekking op het gehele watersysteem, zowel oppervlaktewater, grondwater als de bijbehorende waterkeringen, oevers en dergelijke. Het Nationaal Waterplan bevat tevens de stroomgebiedbeheerplannen die op grond van de Kaderrichtlijn Water zijn opgesteld.

Het Nationaal Waterplan vervangt de Vierde Nota waterhuishouding en zet veel van het in de voorgaande nota’s waterhuishouding opgenomen beleid voort waaronder integraal waterbeheer en de watersysteembenadering. Daarnaast kijkt het waterplan verder vooruit om tot een klimaatbestendige aanpak te komen.

In paragraaf 3.4.3 staan de relevante regionale beleidsuitgangspunten voor het aspect water beschreven.

3.3 Provinciaal beleid

3.3.1 Omgevingsvisie en Verordening

Op 2 juni 2010 is de Omgevingsvisie door de Provinciale Staten van de provincie Drenthe vastgesteld. Daarnaast is op 14 april 2011 de Verordening Ruimtelijk Omgevingsbeleid in werking getreden. Deze verordening bevat voorschriften waar ruimtelijke plannen aan dienen te voldoen.

De missie uit de Omgevingsvisie luidt: 'Het koesteren van de Drentse kernkwaliteiten en het ontwikkelen van een bruisend Drenthe passend bij deze kernkwaliteiten'. De kernkwaliteiten zijn:

  • rust, ruimte, natuur en landschap;
  • oorspronkelijkheid;
  • naoberschap;
  • menselijke maat;
  • veiligheid;
  • kleinschaligheid (Drentse schaal).

Voor het bereiken van de missie is onder meer de ruimtelijke kwaliteit van belang. De provincie wil ontwikkelingen stimuleren die een bijdrage leveren aan de ruimtelijke kwaliteit. Deze kwaliteit zit voor de provincie in het zorgvuldig gebruikmaken van de ruimte, het behouden en waar mogelijk versterken van de kernkwaliteiten en het waarborgen van de kwaliteit van het milieu en de leefomgeving.

De provincie ziet het faciliteren van de te verwachten economische en demografische groei met een adequaat verkeer- en vervoersysteem als een hoofdopgave voor de regio Groningen-Assen. Dit systeem moet de bereikbaarheid garanderen van de binnensteden van Groningen en Assen en van de belangrijke woon- en werkgebieden in de regio. Ook moet het de groeiende vervoersvraag opvangen. Daarnaast moet Assen zich complementair aan Groningen kunnen ontwikkelen. De keuze voor verdichting van de stad wordt daarbij onderschreven.

De Verordening Ruimtelijk Omgevingsbeleid is een vertaling van de Omgevingsvisie voor zover het de planologisch relevante aspecten betreft.

Een deel van het onderhavig plangebied ligt in de 'verbodszone diepe boring'; een beschermingsgebied ten behoeve van de drinkwaterwinning. In de omgevingsverordening is bepaald dat binnen dit gebied een verbod geldt op activiteiten of handelingen met een diepte van meer dan 15 meter.

Met betrekking tot dit plan (het plangebied en beoogde ontwikkelingen) gelden verder vanuit de provinciale verordening geen specifieke regels.

3.3.2 Structuurvisie Ondergrond Drenthe

Met de structuurvisie Ondergrond Drenthe (vastgesteld 15 december 2010) worden de provinciale belangen afgewogen bij ingrepen onder het maaiveld. Voor activiteiten op meer dan 500 meter diepte geldt de Mijnbouwwet. De provincie vindt het belangrijk dat naast de nationale economische belangen ook de regionale en lokale omgevingsbelangen worden afgewogen door de provincie. Met de visie kan de provincie haar standpunten over provinciale belangen toetsen en onderbouwen.

De Drentse ondergrond kent vele gebruiksmogelijkheden. Naar de technisch/geologische gebruiksfuncties van de Drentse ondergrond zijn de afgelopen jaren diverse onderzoeken uitgevoerd.

Dit bestemmingsplan legt geen claim op de ondergrond, waardoor geen negatieve effecten optreden in onder meer de grondwaterbescherming en mogelijkheden tot Warmte-Koude Opslag.

3.3.3 Bodemvisie

In de provinciale Bodemvisie (2012) is het vastgestelde omgevingsbeleid uitgewerkt ten aanzien van het aspect bodem en vormt deze visie de basis voor de aanpak en verbetering van de bodemkwaliteit.

De visie reflecteert de missie van de provincie ten aanzien van het aspect bodem voor de periode tot 2050:

"Als regionale overheid ontwikkelen we samen met eigenaren, gebruikers, beheerders en belanghebbenden bodembeleid voor de lange termijn. Respect voor ieders verantwoordelijkheid voor de Drentse bodemkwaliteit staat hierbij voorop. We zorgen als betrouwbare en deskundige partner voor een duidelijk beleidskader en goede informatie. Het benutten en beschermen van de bodem is een voortdurende afweging bij ruimtelijke en economische ontwikkelingen. De bodem wordt toekomstgericht beheerd en benut, waardoor ook voor volgende generaties de bodem zijn culturele, ecologische en economische kracht behoudt (‘people, planet, profit’)."  

Voor de periode tot 2020 zijn een aantal ambities uitgewerkt. De navolgende thema's worden als prioriteit beschouwd:

  • Bodemgezondheid: "Van saneren en beschermen naar goed beheren; meer verantwoordelijkheid voor bodemgebruikers."
  • Bodemarchief: "Bodemwaarden als basis van het rijke Drentse Landschap; bodemschatten bewaren en benutten."
  • Bodemvoorraad: "De ondergrond als basis voor duurzame ontwikkeling: economische en ruimtelijke afweging."
  • Bodemkennis: "De provincie is kennismakelaar voor bodemkwaliteit."

3.3.4 Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan

Het provinciale verkeers- en vervoersbeleid, zoals neergelegd in het Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan (PVVP) Drenthe 2007-2020 (mei 2007) beoogt een optimale en veilige bereikbaarheid in Drenthe. De samenhang en de betrouwbaarheid van de netwerken voor auto, openbaar vervoer, fiets en goederen zijn van provinciaal belang, evenals de verknoping van het regionale netwerk met het (inter)nationale netwerk. Hiermee worden gunstige vestigingsvoorwaarden gecreëerd voor economische ontwikkeling.

In het beleidsdocument wordt aangegeven dat de regio Noord-Drenthe (Assen - Groningen) de grootste potentie heeft voor de groei van werken en wonen in relatie tot de kansen in het verbeteren van de bereikbaarheid. Voor Assen dragen investeringen sterk bij aan een versterking van het multimodale vervoersmilieu. Daarbij wordt aangegeven dat het gebied ten zuidwesten van Assen een goede netwerkpositie heeft voor werkgelegenheid.

3.3.5 Provinciaal fietsplan

Het hoofddoel van het fietsplan Drenthe (december 2005) is om het fietsgebruik in de provincie te stimuleren, zowel in het stedelijk als landelijk gebied. De provincie draagt hierbij zorg voor een bovenlokaal netwerk van veilige en aantrekkelijke fietsroutes.

Daarnaast dienen fietsverbindingen zo rechtstreeks mogelijk naar, binnen en van stedelijke centra en naar OV-knooppunten te lopen. Door het bevorderen van het zogenoemde ketenvervoer (combinatie openbaar vervoer en langzaam verkeer) wordt beoogd de groei van het autogebruik terug te dringen.

3.3.6 Conclusie

Met dit bestemmingsplan wordt invulling gegeven aan de provinciale doelstellingen met betrekking tot het verkeersaspect. Met de nieuwe weginrichting wordt beoogd de verkeerssituatie in Assen te verbeteren door een optimale verbinding c.q. ontsluiting te creëren van de noord-zuidroute en de woon- en werkgebieden grenzend aan de Stadsboulevard. Hierbij wordt een scheiding gemaakt in het gebruik door gemotoriseerd verkeer en het langzaam verkeer waarmee tevens de verkeersveiligheid wordt verbeterd.

Met de reconstructie van de Stadsboulevard vinden ingrepen plaats in de bodem. Voorafgaand aan deze ingrepen worden de waarden in de bodem en de kwaliteit van de bodem veiliggesteld door onderzoek en indien noodzakelijk bescherming.

Overige provinciale belangen zijn niet in het geding.

3.4 Regionaal beleid

3.4.1 Regionaal Specifiek Pakket

In 2007 heeft het Rijk besloten de Zuiderzeelijn niet aan te leggen. In plaats daarvan heeft het Rijk samen met het Noorden, ter versterking van de ruimtelijk-economische kwaliteit, het Regionaal Specifiek Pakket (RSP) opgericht.

Dit pakket bestaat uit de onderdelen Regionaal bereikbaarheidspakket, Ruimtelijk Economisch Programma (REP) en Regionaal mobiliteitsfonds. Voor het Regionaal bereikbaarheidspakket dat bestaat uit de onderdelen 'Concrete projecten infrastructuur' en 'Openbaar vervoer', is door het Rijk 1,1 miljard euro beschikbaar gesteld.

Assen heeft een aanvraag RSP Bereikbaarheid/Concrete projecten infrastructuur en Openbaar vervoer ingediend bij het Rijk en gehonoreerd gekregen. Voor de gehele FlorijnAs is 237 miljoen euro beschikbaar gesteld. De FlorijnAs is hiermee één van de concrete projecten in het kader van het RSP en is ook als zodanig door het toenmalig kabinet ingebracht in de Tweede Kamer op 16 november 2007. Het convenant is in 2008 door Rijk en regio ondertekent.

3.4.2 Regio Assen - Groningen

De Regio Groningen-Assen kiest ervoor de ontwikkeling van het vervoersnet en de ruimtelijke inrichting in de regio zo op elkaar af te stemmen dat beide elkaar ondersteunen in de vorm van de T-structuur met daarbij de volgende actiepunten:

  • de verstedelijking wordt gebundeld in de steden Groningen en Assen en in de schragende kernen Leek/Roden en Hoogezand-Sappemeer. Dit draagt bij aan beheersing van de mobiliteit en het energiegebruik. Het genereert vervoerswaarde voor hoogwaardige systemen en het voorkomt verstedelijking van het landelijk gebied;
  • een regionaal vervoerssysteem van hoge kwaliteit is de drager van de verstedelijking. Dit betekent een beperkt aantal hoogwaardige vervoersassen van hoge kwaliteit tussen de stedelijke centra en binnen de stedelijke centra;
  • binnen de technische en financiële mogelijkheden wordt de capaciteit van de regionale en stedelijke hoofdstructuur vergroot;
  • de verstedelijking wordt maximaal ingepast in het bestaande stedelijke gebied. Verdichting van functies vindt plaats rond goed ontsloten intensiveringszones. Deze worden onderling goed bereikbaar gemaakt met een hoogwaardig openbaarvervoersnet;
  • de ruimtelijke inrichting in de steden wordt afgestemd op het bevorderen van langzaam verkeer, het optimaal toeleiden van verkeer naar de zogeheten OV-knopen en het zo goed mogelijk benutten van een decentrale en duurzame energie-infrastructuur;
  • werk, regionale en bovenlokale voorzieningen en zorgfuncties worden gebundeld bij OV-knopen en in intensiveringszones om de bereikbaarheid te garanderen en mobiliteit te reguleren. Werklocaties zullen in de meeste gevallen ook goed per auto ontsloten moeten zijn.

3.4.3 Waterschapsbeleid

Het plangebied ligt in het beheersgebied van het Waterschap Hunze en Aa's. Het beleid van Waterschap Hunze en Aa's is verwoord in het beheerplan 2010-2015. De ruimtelijke zonering van de provincie heeft het Waterschap vertaald naar een eigen zonering met water als belangrijkste element. Het Waterschap benadrukt in haar functiezonering de volgende aspecten:

  • de hoogte van de waterpeilen en het Gewenst Grond en Oppervlaktewater Regime (GGOR);
  • een optimale wateraanvoer en -afvoer (waterkwantiteit), de waterkwaliteit voor verschillende functies en de inpassing van water in het landschap.

Het Waterschap Hunze en Aa's kent binnen haar beheergebied zeven watersystemen. Voor al deze stroomgebieden zijn integrale watersysteemplannen opgesteld waarin de doelen voor Waterbeheer 21e eeuw (WB21) en de Kader Richtlijn Water (KRW) zijn opgenomen. De KRW omvat regelgeving ter bescherming van alle wateren door middel van het stellen van haalbare doelen die voor de eerste termijn in 2015 worden bereikt. De kaderrichtlijn gaat daarbij uit van een benadering vanuit de stroomgebieden. De uitvoering van de kaderrichtlijn vraagt een grote inspanning van verschillende partijen op internationaal, nationaal en regionaal niveau.

Het waterschap zoekt naar duurzame oplossingen. Zij wil dat het water zoveel mogelijk binnen een plangebied wordt vastgehouden en dat relatief schoon water ook relatief schoon blijft. Een toename van het verharde oppervlak in risicogebieden of beekdalen wordt gecompenseerd met extra waterberging. Regenwater dat op verharde oppervlaktes valt en schoon genoeg is, wordt zoveel mogelijk vastgehouden of geborgen en eventueel hergebruikt. De laatste mogelijkheid is afvoeren via bestaande watergangen.

Het eigendom, beheer en onderhoud van oppervlaktewater en de bijbehorende infrastructuur ligt bij waterschap, gemeente of derden. Veranderingen hierin moeten besproken worden met de betrokkenen. Het waterschap streeft ernaar om het hoofdwatersysteem in eigendom, beheer en onderhoud te hebben.

Langs hoofdwatergangen dient een beschermingszone van 5 meter aan weerszijden van de watergang gevrijwaard te blijven van obstakels. Obstakels kunnen bijvoorbeeld zijn: hagen, afrastering, bomen, schuttingen, schuurtjes en verharde paden. Voor werken binnen de beschermingszone geldt in sommige gevallen een vergunningsplicht op grond van de Waterwet. Daarnaast werkt het waterschap zoveel mogelijk met algemene regels in de keur om het aantal vergunningaanvragen te beperken.

3.4.4 Conclusie

Door de beoogde optimalisatie van de verkeerskundige hoofdstructuur, de scheiding van de verschillende vervoerssoorten (gemotoriseerd- en langzaamverkeer) en met het behoud en de bescherming van de waterhuishouding wordt aangesloten bij het regionaal beleid.

3.5 Gemeentelijk beleid

3.5.1 Structuurvisie Assen 2030

In februari 2010 is de integrale Structuurvisie Assen 2030 door de gemeenteraad vastgesteld. Deze structuurvisie is een belangrijk instrument om vorm te geven aan de toekomst.

In de structuurvisie zijn de gemeentelijke ambities benoemd. Het betreft de navolgende ambities:

  • Assen groei- en toekomstbestendig: Assen telt in 2030 circa 80.000 inwoners. Geprobeerd wordt deze groei zoveel mogelijk binnen de bestaande grenzen te realiseren. Assen blijft overzichtelijk;
  • Assen werkt: Assen is samen met Groningen de motor van de noordelijke economie en biedt voldoende werk en voorzieningen voor de eigen inwoners en regio;
  • Assen is Assen: Assen is een stad met een herkenbare eigen identiteit: de hoofdstad van Drenthe;
  • Assen sociaal: Assen is een stad waar iedereen meedoet en zich kan ontplooien. Een stad waar mensen zich veilig en prettig voelen;
  • Assen woont: Assen biedt voor alle inwoners een passende, gevarieerde huisvesting in een prettige en veilige woonomgeving;
  • Assen leeft: Assen is een dynamische stad met veel activiteiten voor inwoners en bezoekers. De binnenstad is aantrekkelijk en geliefd. De inwoners zijn actief op het gebied van cultuur, sport, uitgaan en recreatie;
  • Assen duurzaam en groen: Assen is een duurzame en groene stad. Duurzaamheid wordt breed opgevat: het gaat over hoe wordt omgaan met de (groene) omgeving en met elkaar. Assen moet ook voor toekomstige generaties mooi en aantrekkelijk blijven. Assen wil daarnaast CO2-neutraal worden. Dat houdt in dat zoveel mogelijk energie wordt bespaard en via duurzame energie in de resterende energiebehoefte wordt voorzien;
  • Assen bereikbaar: Assen is voor iedereen bereikbaar met alle vormen van vervoer. De meeste verplaatsingen gaan per fiets, openbaar vervoer en te voet.

3.5.2 Masterstudie FlorijnAs

Als uitwerking van de Structuurvisie Assen 2030 is een masterstudie opgesteld naar de ontwikkelkansen van de gebieden langs de noordzuidas. Op basis van de uitkomsten van deze masterstudie is besloten verder te gaan met de uitwerking van de deelprojecten binnen het programma FlorijnAs.

In de FlorijnAs zijn zes ruimtelijke projecten te onderscheiden met elk een eigen karakter en specifieke (her)ontwikkelkansen:

  • 1. Assen Zuid;
  • 2. Havenkwartier;
  • 3. Revitalisering Stadsbedrijvenpark;
  • 4. Assen aan de Aa;
  • 5. Stationsgebied en Stadsboulevard;
  • 6. Tweede fase Blauwe As.

De Stadsboulevard is de drager van alle ontwikkelingen rondom de FlorijnAs.

3.5.3 Structuurvisie FlorijnAs en PlanMER

Om de ontwikkelingen binnen de FlorijnAs versneld te kunnen realiseren en daarmee de Noordelijke economie te kunnen stimuleren, heeft de gemeente Assen besloten de FlorijnAs bij het Rijk aan te melden als 'lokaal project met nationale betekenis' op grond van de Crisis- en herstelwet.

De Crisis- en Herstelwet biedt een middel om de werkgelegenheid te versterken en de ambities met een prioriteit te realiseren. Om daadwerkelijk gebruik te kunnen maken van de versnellingsmogelijkheden die de wet biedt, zijn de Structuurvisie FlorijnAs en de bijbehorende PlanMER opgesteld.

De Structuurvisie Assen 2030 en Masterstudie FlorijnAs staan aan de basis van de Structuurvisie FlorijnAs. De gemeente sluit aan bij bestaand beleid en heeft de bestuurlijke afspraken die al zijn gemaakt, vastgelegd in deze structuurvisie.

De structuurvisie FlorijnAs brengt samenhang aan in de deelprogramma’s en biedt het planologisch kader voor het versneld realiseren hiervan. De structuurvisie is concreet op de korte termijn en flexibel op de lange termijn.

Vanwege de Mer-plicht die geldt voor de gehele FlorijnAs (alle projecten samen), is tezamen met de structuurvisie een PlanMER opgesteld. Hierin worden de effecten van het plan op de omgeving onderzocht en beoordeeld.

3.5.4 Integrale visie Stadsboulevard

De gemeenteraad heeft op 26 januari 2012 de integrale visie en de bijbehorende deelgebiedsvisies met betrekking tot de Stadsboulevard vastgesteld.

Deze visies vormen een verdere concretisering van de opgave voortvloeiend uit de Masterstudie en Structuurvisie FlorijnAs. Dit document beschrijft het totale wegontwerp in samenhang met mogelijk flankerende gebiedsontwikkelingen. Er wordt een samenhangend beeld gegeven van de plannen met een toelichting op de integrale overwegingen, motiveringen en keuzes.

Voor de inrichting van de Stadsboulevard gaat het om het vinden van een goede balans tussen de verschillende programmapunten van de FlorijnAs. Alleen door het creëren van synergie tussen de diverse aspecten kan blijvende meerwaarde voor de stad worden bereikt. Dat betekent een toekomstvast verkeerssysteem, een duurzame vormgeving van de openbare ruimte en het in stand houden en versterken van natuur in de stad.

Het doel van de integrale visie is een overkoepelend en samenhangend ontwerpvoorstel voor de Stadsboulevard als geheel en voor de afzonderlijke plandelen. Deze visie vormt de basis voor dit bestemmingsplan.

3.5.5 Convenant Duurzame Stedelijke Bereikbaarheid

Vanuit de strategische agenda van het Samenwerkingsverband Noord Nederland (SNN) en de Regiovsisie Groningen-Assen streven de provincie Drenthe en de gemeente Assen naar een concentratie van wonen en werken in de stedelijke centra. Een goede bereikbaarheid speelt hierbij een belangrijke rol. Een goede bereikbaarheid wordt verzekerd door een combinatie van auto, fiets en OV-maatregelen. De autocapaciteit wordt uitgebreid als dat onontkoombaar is vanuit oogpunt van de verkeersveiligheid, leefbaarheid en economische ontwikkeling.

Dit in ogenschouw nemend, hebben de provincie Drenthe en de gemeente Assen het Convenant Duurzame Stedelijke Bereikbaarheid ondertekend (2005).

3.5.6 Strategienota Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan

In de Strategienota worden de hoofdlijnen van het verkeersbeleid voor de komende jaren vastgesteld. De verkeersvraagstukken kunnen niet los worden gezien van de ruimtelijke en economische vraagstukken, hetgeen vraagt om een samenhangend beleid.

De inrichting van het hoofdwegennet moet worden aangepast ten behoeve van een veilige en vlotte verkeersafwikkeling. Ontsluitingswegen en invalswegen moeten voldoende op elkaar aansluiten. Voorts streeft de gemeente naar het behoud van de leefbaarheid in de woonwijken en terugdringing van de geluidsoverlast.

3.5.7 Groenstructuurvisie

Met de Groenstructuurvisie legt het gemeentebestuur van Assen het groenbeleid voor de gemeente voor langere termijn vast. De gemeente Assen heeft de duurzame ambitie om het groen en blauw te beschermen en waar nodig te verbreden door middel van:

  • Consolidatie: de bestaande groenstructuren beschermen;
  • Kwalitatieve versterking: de groenstructuren, waar nodig uitbouwen, verbinden en versterken;
  • Integratie in het ruimtelijk beleid: de ‘groene’ belangen vroegtijdig in de ruimtelijke planvorming betrekken om daarmee te zorgen voor een evenwichtige inbreng van het groen.

Het Groene Frame is de vertaling van de Groenstructuurvisie naar de praktijk en biedt op basis van inventarisatie en een aanvullende analyse inzicht in de knelpunten, kwaliteiten en ontwikkelkansen voor het groen en blauw. Het Groene Frame van Assen vormt het toetsingskader bij het ontwikkelen van nieuwe initiatieven en toekomstige projecten.

3.5.8 Waterplan

In het waterplan heeft de gemeente een strategische visie geformuleerd omtrent het aspect water. De missie van de gemeente Assen omtrent water is een schoon, heel en veilig watersysteem tegen de laagst mogelijke maatschappelijke kosten.

Bij in- en uitbreidingsplannen geldt dat de functies zo moeten worden geordend en ingericht dat deze passen bij de bestaande grondwaterstanden.

Voor de werking van het watersysteem worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • Water schoonhouden, scheiden, zuiveren;
  • Water vasthouden- bergen- afvoeren;
  • Water zichtbaar maken.

De gemeente hanteert een risicobenadering. Het watersysteem wordt wel ontworpen op basis van een ontwerpnorm met een inundatierisico van eenmaal in de 100 jaar. Vervolgens wordt de kans dat een gebeurtenis plaatsvindt berekend en beoordeeld tot welke schades dit leidt. Plaatselijk en tijdelijk ongemak in extreme situaties is wel acceptabel, maar water in woonruimten en tuinen wordt niet geaccepteerd.

Water moet een duidelijke en zichtbare plaats krijgen in Assen. Door water zichtbaar te maken wordt niet alleen de belevingskwaliteit van de leefomgeving vergroot, maar wordt ook wateroverlast voorkomen en kunnen ecologische verbindingen worden gecreëerd of hersteld.

3.5.9 Conclusie

Uit de vorengaande beschrijving van het gemeentelijk beleid kan worden geconcludeerd dat het planvoornemen, als onderdeel van de FlorijnAs, de feitelijke uitwerking van het gemeentelijk beleid is.

Hoofdstuk 4 Onderzoek

Naast het feit dat een nieuwe bestemmingsplan binnen het van toepassing zijnde beleid van rijk, provincie en gemeente tot stand moet komen, dient tevens rekening te worden gehouden met de aanwezige functies in en rond het gebied. In de volgende paragrafen zijn de randvoorwaarden die voortvloeien uit de fysieke omgeving, beschreven. Hierbij zijn de resultaten gebruikt van het onderzoek naar de milieueffecten in het kader van het, in het kader van de structuurvisie vastgestelde, planMER.

4.1 Bedrijven en milieuzonering

Bij het aspect milieuzonering gaat het om de situering van milieugevoelige objecten ten opzichte van milieuhinderlijke objecten. Hierbij dienen de richtafstanden uit de VNG-Brochure 'Bedrijven en Milieuzonering' (editie 2009) in acht te worden genomen.

Het onderhavig planvoornemen voorziet niet in de oprichting van milieuhinderlijke objecten (wegen worden niet als zodanig aangemerkt in de genoemde VNG-Brochure). Daarnaast worden wegen niet aangemerkt als een milieugevoelig object.

Het bestemmingsplan is met het oog op het aspect bedrijfsmilieuzonering uitvoerbaar.

4.2 Luchtkwaliteit

4.2.1 Toetsingskader

Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer. De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing) en locaties waartoe leden van het publiek gewoonlijk geen toegang hebben.

NSL/NIBM

Op 15 november 2007 is dit deel van de Wet milieubeheer in werking getreden. Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit. De ministerraad heeft op voorstel van de minister van VROM ingestemd met het NSL. Het NSL is op 1 augustus 2009 in werking getreden.

Ook projecten die 'niet in betekenende mate' (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of er voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de AMvB-nibm.

In de AMvB-nibm is vastgelegd dat na vaststelling van het NSL of een regionaal programma een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 µg/m3 NO2 of PM10) als 'niet in betekenende mate' wordt beschouwd.

Regeling beoordeling luchtkwaliteit

In de Regeling beoordeling Luchtkwaliteit 2007 worden de (nauwkeurigheids-) eisen ten aanzien van metingen van de luchtverontreinigende stoffen nader uitgewerkt. Onder andere is in deze regeling de hoeveelheid fijn stof van natuurlijke oorsprong opgenomen welke mag worden afgetrokken van de gemeten of berekende fijn stofconcentraties in de lucht. Dit wordt in de praktijk ook wel de 'zeezout-aftrek' genoemd. Voor de gemeente Assen betekent dit dat de jaargemiddelde concentratie van PM10 mag worden verminderd met 4 µg/m3. Het aantal overschrijdingsdagen mag worden verminderd met zes.

4.2.2 Onderzoeksresultaten

Ten aanzien van het plangebied is voor de vaststelling van de luchtkwaliteit het wegverkeer van belang.

Al het wegverkeer in en rondom het plangebied stoot uitlaatgassen uit. NO2 en fijn stof worden voornamelijk geëmitteerd door wegverkeer. Gezien het feit dat het plangebied bestaat uit relatief drukke wegen welke gelden als de ontsluitingswegen van Assen, is het wegverkeer naast de heersende achtergrondconcentraties bepalend voor de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied. De ontwikkelingen op deze wegen zijn zodanig dat niet zonder meer gesproken kan worden van de nibm-project. Berekeningen van de luchtkwaliteit zijn derhalve noodzakelijk.

Relevante luchtkwaliteitseisen

De meest relevante luchtkwaliteitseisen voor ruimtelijke plannen betreffen stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). De grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) uit de wet zijn opgenomen in de navolgende tabel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0106.07BP20131000K-C001_0008.jpg"

Getoetst dient te worden aan de norm voor NO2 per 1 januari 2015. Vanaf die datum moet blijvend aan de norm van NO2 worden voldaan. Sinds 21 juni 2011 moet aan de grenswaarden voor fijn stof worden voldaan.

Berekeningen
Gewerkt is met het CAR II-rekenmodel versie 11.0, van juni 2012. De immissieconcentraties op leefniveau zijn bepaald door de verspreiding van verkeersemissies met dit model te berekenen.

Het model berekent de bijdrage van het verkeer aan de luchtverontreiniging ten opzichte van de achtergrondconcentraties. Deze achtergrondconcentraties zijn gebaseerd op het Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM). Het RIVM heeft aan de hand van deze meetwaarden de achtergrondconcentraties voor heel Nederland bepaald. Voor de toetsing aan de normen (grenswaarden) uit de Wet milieubeheer wordt de bijdrage van het verkeer bij de achtergrondconcentratie opgeteld om de totale hoeveelheid luchtverontreinigende stoffen te bepalen. Deze totale hoeveelheid luchtverontreiniging wordt getoetst aan de norm.

Bij de bepaling zijn naast de verderop genoemde verkeersintensiteiten de volgende uitgangspunten aangehouden:

  • als weerconditie is de meerjarige meteorologie genomen;
  • het aantal parkeerbewegingen per 100 meter is afhankelijk van de locatie op 0 of 40 gesteld;
  • als snelheidstype is 'normaal stadsverkeer' aangehouden;
  • als wegtype is 2 (standaard) of 3a (weerszijden bebouwing) aangehouden;
  • als bomenfactor is 1,0 aangehouden.

De gemeente heeft de verkeersgegevens aangeleverd (bron: Akoestisch) en deze zijn voor de huidige situatie en de verwachte situatie in 2030 weergegeven in onderstaande tabellen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0106.07BP20131000K-C001_0009.png"

In de onderstaande tabel en afbeelding (inclusief waarneempunten) is de luchtkwaliteit weergegeven van de betreffende locaties. In deze tabel is de berekende jaargemiddelde concentratie uitgedrukt in µg/m3. Bij de uurgemiddelde en 24 uursgemiddelde concentratie is de overschrijding daarvan in uren respectievelijk dagen per jaar weergegeven. De berekeningen zijn opgenomen in bijlage 2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0106.07BP20131000K-C001_0010.png" 

4.2.3 Conclusie

Voor stikstofdioxide blijkt uit de scenarioberekeningen dat in 2013 en 2020 de grenswaarden of plan- en alarmdrempels voor de jaargemiddelde concentratie en de uurgemiddelde concentratie niet worden overschreden.

Voor fijn stof blijkt uit de scenarioberekeningen dat in 2013 en 2020 de grenswaarden voor de jaargemiddelde concentratie en de 24 uursgemiddelde concentratie niet worden overschreden.

De normen zoals die in de Wet milieubeheer zijn weergegeven, worden niet overschreden. Het bestemmingsplan is met het oog op het aspect luchtkwaliteit uitvoerbaar.

 

4.3 Bodem

4.3.1 Specifiek beleid

Nota bodembeheer

De nota Bodembeheer (2009) geeft invulling aan de bodemambities van de gemeente Assen met betrekking tot hergebruik van grond en baggerspecie. De gemeente Assen heeft hierbij voor gebiedsspecifiek beleid gekozen. Het grootste deel van de gemeente Assen heeft een diffuse bodemkwaliteit gelijk aan de achtergrondwaarde (schone grond). Het gebiedsspecifieke beleid houdt in dat binnen bedrijventerreinen categorie wonen grond (LMW2) kan worden toegepast. Binnen woonwijken mag alleen schone grond (achtergrondwaarde, LMW1) worden toegepast.

Voor het noordelijk deel van de Stadsboulevard betekent dit dat grond die voldoet aan LMW1 en LMW2 mag worden toegepast. De navolgende figuur toont de toepassingskaart.

afbeelding "i_NL.IMRO.0106.07BP20131000K-C001_0011.png"

Afbeelding 7. Toepassingskaart bodem.

4.3.2 Onderzoeksresultaten

In het gebied van de noordelijke Stadsboulevard zijn bij diverse bodemonderzoeken verschillende bodemverontreinigingen aangetroffen.

Twee locaties verdienen extra aandacht: de kruising hoek Paul Krügerstraat - Nijlandstraat en de locatie op de hoek Industrieweg - Dr. A.F. Philipsweg. Het gaat hier om zogenaamde spoedlocaties met risico's voor de volksgezondheid. Ze moeten voor 2015 gesaneerd of beheerst zijn.

Paul Krügerstraat - Nijlandstraat

In 2008 is door Tauw een nader onderzoek uitgevoerd naar de grond- en grondwaterverontreiniging op de hoek Paul Krügerstraat en de Nijlandstraat. Het gaat hier om een zeer omvangrijke grond- en grondwaterverontreiniging met Chloorhoudende Koolwaterstoffen door gebruik van ontvettingsmiddelen bij de voormalige chemische wasserij.

Een klein deel van deze grond- en grondwaterverontreiniging heeft betrekking op het plangebied. Het grootste deel van de verontreiniging ligt ten westen van de toekomstige Stadsboulevard (ter plaatse van het veemarktterrein). Bij de werkzaamheden wordt, indien noodzakelijk, deze bodemverontreiniging weggenomen of geisoleerd.

Het nader onderzoek is opgenomen als bijlage 3 bij dit bestemmingsplan.

Hoek Industrieweg - Dr. A.F. Philipsweg

In 2004 is door Lankelma een actualisatie, verkennend en nader bodemonderzoek uitgevoerd naar de grond- en grondwaterkwaliteit op dit perceel. Op de hoek Industrieweg - Dr. A.F. Philipsweg is de grond sterk verontreinigd met asbest, zware metalen en (transformator)olie als gevolg van de bedrijfsactiviteiten. Voorafgaand aan de realisatie van de kruising Abel Tasmanplein - Dr. A.F. Philipsweg zal de bodem ontdaan worden van deze verontreiniging. Het onderzoek is als bijlage 4 bij dit bestemmingsplan gevoegd.

 

4.3.3 Conclusie

Dit bestemmingsplan voorziet niet in nieuwe milieugevoelige functies. Met het bovenstaande in ogenschouw nemend bestaan geen bezwaren tegen de uitvoering van het onderhavig planvoornemen, mits het risico van verspreiding van eventuele vervuiling naar omliggende locaties wordt geborgd.

4.4 Externe veiligheid

4.4.1 Toetsingskader

Inrichtingen

Op 13 februari 2009 is het gewijzigde Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in werking getreden. Dit besluit geeft voorwaarden voor nieuwe en bestaande situaties ten aanzien van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico van inrichtingen waarin bepaalde gevaarlijke stoffen worden gebruikt, opgeslagen of geproduceerd. Het plaatsgebonden risico onderscheidt grens- en richtwaarden voor (beperkt) kwetsbare objecten. Het betreft de berekende kans per jaar dat een persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval bij een risicobron, aangenomen dat hij op die plaats permanent en onbeschermd verblijft. Deze kans mag maximaal 1 op een miljoen (10-6) per jaar zijn.

Het groepsrisico is van toepassing op groepen personen in het invloedsgebied van een inrichting met gevaarlijke stoffen en de kans op overlijden. Dit wordt weergegeven in een Fn-curve en getoetst aan een oriënterende waarde.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Het Rijk is bezig met het opstellen van nieuwe wetgeving rond transportroutes, het Besluit transportroutes externe veiligheid (Btev) met het bijbehorende Basisnet. Dit besluit gaat de huidige circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen vervangen en treedt naar verwachting in 2013 in werking.

Het Besluit transportroutes externe veiligheid sluit aan op de bepalingen uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen omtrent het plaatsgebonden risico en groepsrisico.

Daarnaast wordt het Basisnet voor wegen, spoor en water opgesteld. Dit basisnet omvat alle rijkswegen, spoorlocaties met goederenvervoer en kanalen en rivieren met goederenvervoer, met de bijbehorende (eventueel aanwezige) risicoafstanden.

Buisleidingen

Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden met de bijbehorende Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb). Dit besluit omvat de regelgeving op het gebied van buisleidingen waardoor gevaarlijke stoffen worden vervoerd.

In plaats van de bebouwings- en toetsingsafstanden waar in de oude circulaires van werd uitgegaan, dienen nu de belemmeringenstrook (5 meter bij leidingen met een druk boven de 40 Bar), de plaatsgebonden risicocontour (PR 10-6) en het invloedsgebied van het groepsrisico (1%-letaliteitsgrens) in acht te worden gehouden bij ruimtelijke ontwikkelingen.

4.4.2 Specifiek beleid

Om ruimte te bieden aan de ontwikkeling van Assen en om er voor te zorgen dat er geen onnodige of onacceptabele veiligheidsrisico’s worden gelopen, is het wenselijk om sturing te geven aan ruimtelijke ontwikkelingen binnen bestaande risicocontouren. De gemeente Assen heeft hiertoe de beleidsvisie externe veiligheid ontwikkeld (2008).

Assen kiest voor gebiedsgerichte ambitieniveaus. Voor woonwijken kiest Assen voor een maximaal veiligheidsniveau. Op bedrijventerreinen kiest Assen voor een grotere flexibiliteit om gewenste ontwikkelingen mogelijk te maken.

In onderstaande tabel zijn de ambitieniveaus per type gebied weergegeven.

  Overschrijding grenswaarde PR 10-6 voor kwetsbare objecten   Overschrijding grenswaarde PR 10-6 voor beperkt kwetsbare objecten   Overschrijding oriëntatiewaarde groepsrisico   Toename groepsrisico  
Wonen   Niet acceptabel   - Bestaande objecten: Risico's zoveel mogelijk beperken
- Nieuwe objecten: Niet acceptabel  
Niet acceptabel   Niet wenselijk  
Bedrijven   Niet acceptabel   Acceptabel mits er gewichtige redenen zijn   Acceptabel mits er gewichtige redenen zijn   In beginsel acceptabel  
Transport   Niet acceptabel   - Bestaande objecten: Risico's zoveel mogelijk beperken
- Nieuwe objecten: Niet acceptabel  
Acceptabel mits er gewichtige redenen zijn   In beginsel acceptabel  
Buitengebied   Niet acceptabel   Acceptabel mits er gewichtige redenen zijn   Acceptabel mits er gewichtige redenen zijn   In beginsel acceptabel  

4.4.3 Onderzoeksresultaten

Aanwezigheid risicovolle objecten

In of in de directe omgeving van het plangebied is een aantal risicovolle objecten aanwezig. Afbeelding 8 toont een uitsnede van deze kaart met daarop de (globale) ligging van het plangebied in relatie tot de directe omgeving van het plangebied.

In de nabijheid van het plangebied liggen een aantal onderwijslocaties, woningen en kantoorpanden. Deze (beperkt) kwetsbare objecten zijn inmiddels gerealiseerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0106.07BP20131000K-C001_0012.png"

Afbeelding 8. Uitsnede proffesionele risicokaart met locatie plangebied (bron: www.risicokaart.nl

Dit bestemmingsplan voorziet niet in de aanleg of oprichting van (beperkt) kwetsbare objecten. Wegen worden op grond van het Besluit externe veiligheid inrichtingen niet als zodanig aangemerkt.

Risicovolle inrichtingen

In de omgeving van het plangebied liggen een tweetal risicovolle inrichtingen, namelijk Swedish Match aan de A.H.G. Fokkerstraat en Hapeca BV aan de J.C. van Markenstraat (beide inrichtingen met gevaarlijke stoffen, waarbij Swedish Match onder de werkingssfeer van het Bevi valt).

Voor de inrichting Swedish Match is in november 2012 een kwantitatieve risicoanalyse verricht. Deze risicoanalyse is opgenomen in bijlage 5 bij dit bestemmingsplan.

De plaatsgebonden risicocontour 10-6 van Swedish Match valt over een klein deel van het plangebied, geheel binnen de bestemming Verkeer. Op grond van deze bestemming is de oprichting van (beperkt) kwetsbare objecten niet mogelijk en zullen geen problemen ontstaan met betrekking tot het plaatsgebonden risico. De plaatsgebonden risicocontour is in dit bestemmingsplan voorzien van een passende regeling.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Over dit deel van de Stadsboulevard vindt nu, maar ook in de toekomst, geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Via een convenant heeft de gemeente vastgelegd dat het LPG-transport via het noorden plaatsvindt en niet over wegen gelegen binnen de Stadsboulevard. Met het oog hierop legt de wegverbinding dan ook geen extra risico op de omgeving. Aanvullend wordt ten aanzien van de A.H.G. Fokkerstraat opgemerkt dat deze weg wel in het convenant is opgenomen als onderdeel van de routering, maar het deel binnen het plangebied niet.

Daarnaast ligt het plangebied in de nabijheid van de spoorlijn Assen - Groningen. Over deze spoorlijn worden gevaarlijke stoffen getransporteerd.

De plaatsgebonden risicocontour 10-6 van de spoorlijn Assen - Groningen ligt geheel buiten het plangebied. Het plangebied ligt gedeeltelijk binnen het invloedsgebied (groepsisico) van de spoorlijn Zwolle - Groningen. Ten aanzien van het groepsrisico wordt opgemerkt dat wegen, met het oog op de geringe verblijfstijd van personen, geen significante bijdrage leveren aan de hoogte van het groepsrisico. Een verantwoording van het groepsrisico kan derhalve achterwege blijven.

Buisleidingen

Op een afstand van circa 800 meter ligt de dichtstbijzijnde aardgastransportleiding. Gelet op de afstand tot het plangebied kan een nadere beschouwing achterwege blijven.

4.4.4 Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering ten aanzien van de uitvoering van het planvoornemen.

4.5 Waterhuishouding/watertoets

Dit bestemmingsplan voorziet in de reconstructie van het zuidelijk deel van de Industrieweg; globaal het gedeelte tussen de Fokkerrotonde en de Roldertunnel. Het bestemmingsplan ligt ingesloten tussen de bestemmingsplannen Noord, Dichtershof, Industrieterrein en het Veemarktterrein. Het huidige watersysteem is verdeeld in een noordelijk deel (Fokkerrotonde tot Het Kanaal) en een zuidelijk deel (Het Kanaal tot Roldertunnel).

4.5.1 Toetsingskader

Om invulling te geven aan de sturende rol van water in ruimtelijke ordeningsprocessen is de Handreiking Watertoets opgesteld. Hierin is aangegeven op welke wijze de betrokken partijen tot een betere samenwerking kunnen komen. De watertoets is een procesinstrument waarmee alle belangen ten aanzien van waterhuishoudkundige aspecten kunnen worden afgewogen.

Het doel van een watertoets is om waterhuishoudkundige aspecten vroegtijdig in de ruimtelijke planvorming te betrekken. Waterhuishoudkundige aspecten hebben onder andere betrekking op veiligheid, wateroverlast, waterkwaliteit, volksgezondheid en bodemdaling. Dit heeft betrekking op alle wateren in Nederland. Met ingang van 1 november 2003 is de watertoets wettelijk verankerd in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).

4.5.2 Beoordeling

Het plangebied van dit bestemmingsplan ligt geheel binnen het beheersgebied van het Waterschap Hunze en Aa's. Met het Waterschap wordt intensief overleg gevoerd in het kader van de Watertoets. De inrichting van het plangebied heeft gevolgen voor het bestaande watersysteem en de (oppervlakte)waterkwaliteit. Hiertoe worden in het 'Watertoetstraject' maatregelen afgesproken die eventuele negatieve effecten tegengaan.

4.5.3 Beschrijving watersysteem

In het navolgende volgt een beschrijving van het huidige watersysteem. Hierbij is een onderscheid gemaakt tussen het noordelijk deel (Fokkerrotonde tot Het Kanaal) en een zuidelijk deel (Het Kanaal tot Roldertunnel) van de Stadsboulevard Noord. De gevolgen van de ingreep worden onder 'Planontwikkeling Stadsboulevard' beschreven.

Noordelijk deel: Fokkerrotonde - Het Kanaal zuidzijde

De Fokkersingel stroomt parallel aan de A.H.G. Fokkerstraat vanaf de westzijde het plangebied binnen en watert in oostelijke richting af. Hierna loost deze watergang vrij af op het Havenkanaal.

Het regenwater watert in hoofdzaak af op het Havenkanaal. De aanwezige vijvers en de hoofdwatergangen binnen het plangebied worden benut om regenwater tijdelijk te kunnen bergen. Het aanliggende openbare groen kan hierbij eventueel inunderen (tijdelijk overstromen).

In het plangebied is in hoofdzaak een gescheiden rioolstelsel aangelegd. De wegoppervlakken van de Fokkerstraat en Industrieweg zijn deels afgekoppeld en lozen rechtstreeks op de wegbermen en zijn deels aangesloten op de regenwater riolering.

Er zijn in het algemeen geen klachten betreffende de waterhuishouding (kwaliteit of kwantiteit) binnen het plangebied bekend.

Zuidelijk deel: Het Kanaal - Roldertunnel

In het plangebied is in het verleden een gemengd rioolstelsel aangelegd. De wegoppervlakken van de Industrieweg en het Abel Tasmanplein zijn aangesloten op de gemengde riolering. Het wegoppervlak van de Dr. A.F. Philipsweg is in de huidige situatie afgekoppeld en aangesloten op de regenwater riolering. Met het herstraatproject van het Veemarktterrein (1989) is ter plaatse een gescheiden stelsel aangelegd. Dit systeem watert indirect via de Industrieweg af op het Havenkanaal.

Er zijn in het algemeen geen klachten bekend betreffende de waterhuishouding (kwaliteit of kwantiteit) binnen het plangebied.

Grondwater

Door de lokaal aanwezige keileemlagen komen in het plangebied ondiepe grondwaterstanden voor (< 40 cm -mv). De hoogste grondwaterstanden (GHG) treden lokaal vlak onder het maaiveld op. Het bodemtype zou globaal geclassificeerd kunnen worden als zand op keileem. Zonder extra voorzieningen is lokaal geen infiltratie en voldoende duurzame drooglegging mogelijk.

Bij reconstructie van de openbare infrastructuur zal een drainagestelsel worden aangelegd om voldoende drooglegging (1,10 m -mv) van de wegconstructie te realiseren. De drainage wordt aangesloten op het regenwaterstelsel.

4.5.4 Ontwerpgrondslagen Stadsboulevard

Als beleidsuitgangspunt geldt dat in ieder geval het huidige oppervlaktesysteem gehandhaafd dient te blijven (Stand- still beginsel) en zo mogelijk in geval van herstructurering en revitalisering met bergingscapaciteit wordt uitgebreid in verband met de klimaatveranderingen. Met andere woorden als er bij planontwikkeling sprake is van een herindeling van de openbare ruimte mag er geen verlies aan wateroppervlak optreden. Dit moet dan altijd worden gecompenseerd binnen de grenzen van het watersysteem. De bergingsruimte moet gezocht worden in hetzelfde peilgebied of in een benedenstrooms gelegen peilgebied.

De wegen, parkeerplaatsen en voetpaden worden voor een groot gedeelte in duurzame open elementen uitgevoerd. De hoofdwegen- en fietspadenstructuur hebben een gesloten verharding bestaande uit asfalt. De open elementen verharding bevordert de infiltratie (vasthouden) van het regenwater.

Bij de keuze om oppervlakteverharding af te koppelen van het gemengde rioolstelsel is het van belang om water van voldoende kwaliteit af te voeren naar het oppervlaktewater. Daarom is ervoor gekozen om de kruisingsvlakken rechtstreeks aan te koppelen op het gemengd stelsel en via de rioolwaterzuivering af te voeren. De overige verhardingen worden afgekoppeld. Uitgangspunt is dat het afgekoppelde water van deze wegen via een voorzuivering voorgezuiverd wordt en daarna pas op open water afwatert. Als dat niet mogelijk is wordt rechtstreeks op het oppervlaktewater geloosd.

4.5.5 Planontwikkeling Stadsboulevard

Toename verhard oppervlak

De hoofdstructuren van de Stadsboulevard krijgen met de herinrichting:

  • een rijbaanverdubbeling voor de doorgaande rijweg met verhoogde banden als kantopsluiting;
  • aanliggende parkeervakken, langs het Veemarktterrein;
  • een maximum snelheid van 50 km/uur;
  • kruispunten met verkeersregelinstallatie (VRI) en voorsorteervakken;
  • vrijliggende fiets- en voetpaden.

Hierdoor neemt het verhard oppervlak in het plangebied met circa 7.300 m2 toe. Om de piekafvoer op te kunnen vangen wordt voor het noordelijke deel compensatie gezocht op het Stadsbedrijvenpark. Het afgekoppelde hemelwater van het zuidelijke deel watert af op het Havenkanaal. Hier wordt de opgave aan berging gezocht in het Havenkanaal.

Riolering

De kruisingsvlakken worden in de nieuwe situatie aangekoppeld op het gemengd rioolstelsel. De tussenliggende rijbanen worden afgekoppeld en aangesloten op een regenwaterriool. Dit regenwaterriool voert het water in het noordelijke deel van het plangebied, via een voorzuivering in een vijver, naar het oppervlaktewater af. In het zuidelijk deel is dit niet haalbaar en wordt zonder voorzuivering op het Havenkanaal geloosd.

Overkluizing deel A.H.G. Fokkersingel

De herinrichting van de noordelijke Stadsboulevard gaat over een deel van de Fokkersingel aan de A.H.G. Fokkerstraat heen. Het kruispuntontwerp Industrieweg- Fokkerstraat met een verkeersregelinstallatie, in combinatie met een bushalteplaats in de Fokkerstraat, is de reden dat er meer verhardingsruimte nodig is dan in de huidige situatie met de Fokkerrotonde. Hierdoor komt een deel van de Fokkersingel te vervallen.

Het deel van de Fokkersingel wat moet worden gedempt wordt vervangen door een duikerconstructie van 1,80 x 1,00 m. Met de duikerconstructie blijft de afvoercapaciteit van overtollig regenwater uit bovenstrooms gelegen gebieden gewaarborgd.

Door deze overkluizing gaat circa 660 m3 aan bergingscapaciteit verloren. Deze bergingscapaciteit wordt in hetzelfde watersysteem gecompenseerd.

Realisatie beweegbare brug Het Kanaal - Industrieweg

Een ander project uit de structuurvisie van de FlorijnAs is de Blauwe As. Een van de doelen van het project Blauwe As is het bevaarbaar maken van Het Kanaal. Een deel van dit project kruist de noordelijke Stadsboulevard ter plaatse van Het Kanaal. Uitgangspunt is dat de aanwezige dam geheel wordt verwijderd. Ter plaatse komt een beweegbare brug. Door het vervangen van de dam zal het wateroppervlak met circa 1.395 m2 toenemen. Dit wateroppervlak dient ter compensatie voor het project Blauwe As en draagt niet bij aan de bergingsdoelstellingen van de noordelijke Stadsboulevard.

4.5.6 Drinkwatervoorziening

Het plangebied is gedeeltelijk gelegen binnen de verbodszone diepe boringen (zie provinciaal beleid Omgevingsvisie en Verordening) in verband met de drinkwaterwinning van de Waterleiding Maatschappij Drenthe (WMD). Op circa 70 meter beneden maaiveld liggen de afzettingen die behoren tot de formatie van Urk. Deze afzettingen bestaan uit zeer grove goed doorlatende zanden. In deze bodemlaag wordt grondwater onttrokken door het pompstation Assen van het Waterleiding Maatschappij Drenthe (70-120 m-mv). De WMD heeft een vergunningscapaciteit voor het onttrekken van 5 miljoen m3 grondwater per jaar voor de bereiding van drinkwater. Momenteel wordt echter circa 3 miljoen m3 grondwater per jaar onttrokken. Deze onttrekking bevindt zich stroomafwaarts van dit plangebied.

Naast deze winning vinden er nauwelijks nog grote grondwateronttrekkingen in Assen plaats.

4.5.7 Conclusie

Voor de realisatie van dit project is een waterwetvergunning benodigd. In het kader van deze vergunning worden met het Waterschap Hunze en Aa's concrete afspraken gemaakt over de benodigde bergingscompensatie, compensatie te dempen wateroppervlak en voorzieningen ten behoeve van de voorzuivering van afstromend regenwater.

4.6 Geluid

4.6.1 Toetsingskader

Langs alle wegen (met uitzondering van woonerven en wegen met een 30 km/uur regime) bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidzones waarbinnen de geluidshinder vanwege de weg getoetst moet worden.

Binnen de geluidzone van een weg dient de geluidbelasting op de gevel van geluidgevoelige bestemmingen aan bepaalde wettelijke normen te voldoen. De breedte van de geluidzone is afhankelijk van het aantal rijstroken en of het betreffende wegvak is gelegen binnen of buiten stedelijk gebied. De geluidzone ligt aan weerszijden van de weg (gemeten vanuit de as van de weg). Onder stedelijk gebied wordt verstaan: "het gebied binnen de bebouwde kom, doch met uitzondering van het gebied binnen de bebouwde kom, voor zover liggend binnen de zone van een autoweg of autosnelweg als bedoeld in het Reglement verkeersregels en verkeerstekens" (artikel 1 Wgh). De Industrieweg heeft in de toekomstige situatie een geluidzone van 350 meter, vanwege de binnenstedelijke ligging en het wegprofiel van maximaal 2x2 rijstroken.

De geluidbelasting wordt berekend aan de hand van de Europese dosismaat Lden (L day-evening-night). Deze dosismaat wordt weergegeven in dB. Deze waarde vertegenwoordigd het gemiddelde geluidsniveau over een etmaal.

Op basis van jurisprudentie dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening ook bij wegen met een 30 km/uur regime de aanvaardbaarheid van de geluidbelasting te worden onderbouwd. De normen vanuit de Wet geluidhinder zijn op wegen met een 30 km/uur regime echter niet van toepassing.

4.6.2 Reconstructie

Er is sprake van een reconstructie in de zin van de Wgh indien een fysieke wijziging op of aan een bestaande weg uitgevoerd wordt waarbij als gevolg van deze wijziging de geluidbelasting op geluidsgevoelige objecten met 2 dB of meer toeneemt. Voorbeelden van fysieke wijzigingen aan een weg zijn:

  • Wijziging van profiel, wegbreedte, hoogteligging of wegdek;
  • Wijziging van het aantal rijstroken;
  • Aanleg van kruispunten;
  • Aanleg van aansluitingen;
  • Veranderen snelheidsregime;
  • Verwijderen, plaatsen of wijziging van verkeerstekens.

De akoestische effecten van een fysieke reconstructie dienen inzichtelijk te worden gemaakt door middel van een (akoestisch) reconstructieonderzoek. De periode waarover de geluidbelasting moet worden vergeleken, is die tussen één jaar voor de reconstructie en 10 jaar na de reconstructie.

Als voorkeursgrenswaarde bij een reconstructie dient de geluidbelasting te worden aangehouden van de situatie één jaar voor reconstructie. Indien de geluidbelasting lager is dan 48 dB, bedraagt de voorkeursgrenswaarde 48 dB. Wanneer in het verleden een hogere waarde is vastgesteld, geldt de laagste waarde (de heersende geluidbelasting of de vastgestelde hogere waarde) als voorkeursgrenswaarde.

In eerste instantie dient beoordeeld te worden of tussen 1 jaar voor en 10 jaar na reconstructie de geluidbelasting op geluidsgevoelige objecten niet verder is toegenomen dan 2 dB (afgerond).

Indien de geluidbelasting met meer dan 2 dB (afgerond) toeneemt is sprake van een reconstructiesituatie in de zin van de Wgh. Onderzocht moet worden of maatregelen getroffen kunnen worden die het reconstructie-effect weg kunnen nemen. Hebben geluidreducerende maatregelen onvoldoende effect, zijn deze financieel niet uitvoerbaar of stuit realisatie van maatregelen op stedenbouwkundige bezwaren, dan kan door het bevoegd gezag (onder voorwaarden) een hogere waarde wordt verleend op de gevels van gevoelige bestemmingen met een toename van 2 tot 5 dB. De uiterste vast te stellen grenswaarde mag de waarde van 63 dB niet te boven gaan.

Een toename met meer dan 5 dB is alleen in uitzonderingsgevallen en onder voorwaarden mogelijk.

4.6.3 Uitgangspunten onderzoek

Het zuidelijk deel van de Industrieweg en de daaraan gelegen kruisingen worden gereconstrueerd. Voor de te reconstrueren wegen geldt in de huidige en in de toekomstige situatie een 50 km/uur regime. De Wgh is op deze weg van toepassing.

De te onderzoeken wijzigingen bestaan uit het voornemen om:

  • De rotonde ter hoogte van de A.H.G. Fokkerstraat te vervangen door een kruising met een verkeersregelinstallatie en de bijbehorende voorsorteerstroken;
  • Het aanbrengen van twee beweegbare brugdelen over Het Kanaal;
  • Het verplaatsen en verlagen van het dek over de Roldertunnel;
  • Het verdubbelen van het aantal rijstroken (van 2x1 naar 2x2) en het vervangen van het wegdek over het betreffende tracé van de Industrieweg;
  • Het optimaliseren van de aansluitingen op de Industrieweg ter hoogte van het Abel Tasmanplein, Het Kanaal en de A.H.G. Fokkerstraat.

Op grond van de Wgh moet voor deze voorgenomen wijzigingen een (akoestisch) reconstructieonderzoek worden uitgevoerd. Langs de Industrieweg en de daarop aansluitende wegen liggen namelijk geluidgevoelige bestemmingen (woningen en scholen). Het reconstructieonderzoek geeft inzicht in de akoestische effecten van de voorgenomen maatregelen ten opzichte van de geluidgevoelige bestemmingen.

Voor het reconstructieonderzoek is in 2013 (één jaar voor reconstructie) een verkeerstelling uitgevoerd. Deze gegevens dienen als input voor het akoestisch onderzoek. Voor het prognosejaar 2030 is het verkeersmodel van de gemeente Assen aangehouden.

4.6.4 In het verleden verleende hogere waarden

Indien voor een geluidsgevoelig object reeds eerder een hogere waarde is vastgesteld dient deze verleende hogere waarde in de beoordeling te worden betrokken. De te hanteren geluidsbelasting voor reconstructie bedraagt de laagste waarde van:

  • de reeds verleende hogere waarde;
  • de huidige geluidsbelasting.

Met betrekking tot de geluidsgevoelige bestemmingen binnen het aandachtsgebied zijn voor wegverkeer de onderstaande hogere waarden vastgesteld.

  • woningen Dichtershof : Letm = 49 - 60 dB(A) t.g.v. de Industrieweg Letm = 58 dB(A) t.g.v. de A.H.G. Fokkerstraat;
  • Cicero school : Letm = 60 dB(A) t.g.v. de Industrieweg en Het Kanaal;
  • Appartementen Nijlandstraat : Letm = 62 dB(A) t.g.v. Het Kanaal;

De geluidsbelasting ten gevolge van wegverkeer wordt momenteel uitgedrukt in Lden [dB] in plaats van in Letm [dB(A)]. Conform artikel 3.7 van het Reken- en meetvoorschrift geluid 2012 wordt, indien een ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting vanwege een weg in dB(A) is vastgesteld, die waarde omgerekend tot de waarde van de geluidsbelasting in dB. In deze situatie is Letm [dB] gelijk aan Lden [dB].

4.6.5 Resultaten onderzoek

Reconstructietoets

Door Ingenieursbureau Spreen is een akoestisch onderzoek uitgevoerd (d.d. 21 juni 2013 met kenmerk 20130708-01). Dit akoestisch onderzoek heeft tot doel om inzichtelijk te maken of door de fysieke aanpassingen van de Industrieweg en aansluitende wegen sprake is van een reconstructiesituatie. Het onderzoek maakt als bijlage 6 onderdeel uit van dit bestemmingsplan.

Op de gevels van 37 woningen en 1 appartementengebouw is sprake van een reconstructiesituatie op grond van de Wet geluidhinder. Voor deze woningen is in het verleden nog geen hogere waarde vastgesteld of de in het verleden vastgestelde hogere grenswaarde wordt door de reconstructie overschreden.

Maatregelen

Aan de bron is een aantal maatregelen denkbaar. Hierbij valt te denken aan: het beperken van de verkeersomvang, het wijzigen van de maximum snelheid of het wijzigen van de samenstelling van het verkeer. Het beperken van de verkeersomvang of de samenstelling van het verkeer is niet mogelijk, omdat de Stadsboulevard en de daarop aansluitende wegen een belangrijke ontsluitende functie voor de stad Assen heeft.


Het verlagen van de wettelijke maximumsnelheid is eveneens niet mogelijk. De Stadsboulevard (noord) en de aansluitende wegen hebben een maximumsnelheid van 50 kilometer per uur. Het verlagen van deze maximumsnelheid is gezien de functie van de wegen niet wenselijk, aangezien de doorstromingsfunctie dan in het geding komt.


Het beperken van de verkeersomvang, het wijzigen van de samenstelling van het verkeer of het verlagen van de maximumsnelheid ontmoet derhalve overwegende bezwaren van verkeers- en vervoerskundige aard.


Een andere maatregel aan de bron is het toepassen van een ander wegdektype. Op de te reconstrueren wegen is uitgegaan van het asfalttype SMA-NL8 en SMA-NL5. Een bronmaatregel betreft het aanbrengen van een dunne deklaag A of een dunne deklaag B. De gemeente Assen acht het aanbrengen van een dunne deklaag vanuit verkeerskundig oogpunt niet wenselijk.


Maatregelen in het overdrachtsgebied in de vorm van geluidschermen ontmoeten bezwaren van stedenbouwkundige en financiële aard.

Hogere waarden

Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat na het toepassen van deze bronmaatregelen voor een aantal woningen aan Het Kanaal, de Dr. A.F. Philipsweg, de Oosterparallelweg, de Industrieweg en de Koekoekstraat hogere waarden moeten worden vastgesteld. In de onderstaande tabellen staan de betreffende hogere waarden weergegeven. Deze waarde is inclusief de aftrek artikel 110g Wgh. Hierbij moet aangetoond worden dat het binnenniveau niet meer bedraagt dan Lden = 33 dB.

Voor de appartementen aan de Nijlandstraat 117 tot en met 139 zal een hogere waarde ten gevolge van de Industrieweg moeten worden vastgesteld. Dit is inclusief de aftrek artikel 110g Wgh. Aangezien voor deze objecten reeds een hogere waarde van Lden = 62 dB is vastgesteld ten gevolge van Het Kanaal, zal het binnenniveau niet worden overschreden. Aanvullend onderzoek naar de geluidwering van de gevels kan bij deze appartementen achterwege blijven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0106.07BP20131000K-C001_0013.png"

Ontsluiting parkeerterrein Cicero

Binnen de wijk Dichterhof is een parkeerterrein gelegen. Dit parkeerterrein zal worden ontsloten op de westelijke rijbaan van de Stadsboulevard. Over deze ontsluitingsweg rijden circa 1.000 tot 1.500 motorvoertuigen per dag. Het wegdek bestaat uit klinkers in keperverband. De ligging van de 48 dB(A) contour (voorkeursgrenswaarde m.b.t. wegverkeerslawaai) is weergegeven in afbeelding 10.

afbeelding "i_NL.IMRO.0106.07BP20131000K-C001_0014.png"

Afbeelding 10. 48dB(A) contour ontsluitingsweg parkeerterrein Dichtershof.

Binnen deze contour is geen geluidsgevoelige bestemming gelegen, daarom is het niet noodzakelijk om aanvullend onderzoek uit te voeren.

Cumulatie

In het akoestisch onderzoek is rekening gehouden met de cumulatie van de verschillende geluidbronnen. Conform de regels voor cumulatie zijn de volgens artikel 110g Wet geluidhinder toegestane correcties overigens niet toegepast. De weergegeven geluidwaarden liggen daardoor 5 dB hoger. De maximaal gecumuleerde geluidbelasting bedraagt 68 dB. Geconcludeerd kan worden dat de gecumuleerde geluidbelasting niet leidt tot een onaanvaardbare hoge geluidbelasting.


De aan te vragen hogere waarden voor wegverkeerslawaai voldoen hiermee aan de normen van de Wet geluidhinder.

4.6.6 Conclusie

Uit het akoestisch onderzoek is gebleken dat als gevolg van de fysieke wijziging van de Industrieweg en de daarop aansluitende wegen sprake is van een reconstructiesituatie op grond van de Wet geluidhinder.

Voor 37 woningen, één onbebouwd perceel en 1 appartementengebouw (met 12 appartementen) wordt in het kader van dit bestemmingsplan door het college van burgemeester en wethouders een hogere waarde verleend. Het ontwerpbesluit hogere waarde wegverkeerslawaai is gelijktijdig met het ontwerp van het bestemmingsplan ter visie gelegd. Het ontwerpbesluit is opgenomen in bijlage 7 van dit bestemmingsplan.

4.7 Archeologie

4.7.1 Specifiek beleid

De gemeente Assen heeft als onderdeel van het archeologiebeleid een beleidsadvieskaart opgesteld. Op basis van de archeologische verwachtingskaart, de geïnventariseerde vindplaatsen, het overzicht van alle (archeologisch) onderzochte terreinen en de beleidsrichtlijnen van de provincie Drenthe voor de terreinen die als "provinciaal belang archeologie" zijn aangemerkt, is de beleidsadvieskaart opgesteld.

Op de beleidsadvieskaart zijn de beleidskeuzes van de gemeente Assen weergegeven. Alle (archeologische) elementen hebben een eigen kleurcode gekregen. In de legenda van de kaart zijn hieraan archeologische adviezen gekoppeld. De kaart is dus het instrument om in het geval van ruimtelijke ingrepen te bekijken of archeologisch onderzoek dient plaats te vinden voordat een vergunning kan worden afgegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0106.07BP20131000K-C001_0015.png" 

Afbeelding 11. uitsnede archeologische beleidsadvieskaart. De grens van het plangebied staat in het blauw aangegeven.

Voor het plangebied 'Stadsboulevard Noord' zijn de volgende gebieden van toepassing op basis van het gemeentelijk archeologiebeleid:

  • Lichtgroene aanduiding met rood kader

Ter plaatse van de licht groene aanduiding met een rood kader in het noordelijk deel van het plangebied is sprake van een hoge of middelhoge verwachtingswaarde als gevolg van de oorspronkelijke ligging van een beekdal. Ter plaatse van deze aanduiding is sprake van een provinciaal belang archeologie.

  • Lichtbruine aanduiding

Ter plaatse van de lichtbruine aanduiding in het zuidoosten van het plangebied is sprake van een hoge of middelhoge verwachtingswaarde in algemene zin.

  • Donkergroene cirkel

Deze cirkel heeft betrekking op een bufferzone rond voormalige voordes en bruggen. In het zuidwesten ligt een klein deel van een dergelijke cirkel binnen het plangebied.

  • Cremekleurige aanduiding

De gebieden met een cremekleurige aanduiding (een groot deel van het zuidelijk deel plangebied) hebben een lage verwachtingswaarde ten aanzien van het aspect archeologie.

4.7.2 Onderzoeksverplichtingen

Archeologisch onderzoek en diepte van de ingrepen

De vraag is of bij alle bodemingrepen wel archeologisch onderzoek zou moeten worden uitgevoerd. Bij gebieden met een vrijstellingsgrens van 1.000 m² geldt namelijk dat men naast een minimale omvang ook een bepaalde diepte de grond in moet gaan om de verplichting opgelegd te krijgen. Zo is geen archeologisch onderzoek nodig voor ploegwerkzaamheden op een es met een oppervlakte van meer dan 1.000 m² en met een diepte van 0,25 meter -mv . De bouwvoor is hier immers al eeuwenlang gemengd.

Geen onderzoeksplicht, wel meldingsplicht

In een aantal gevallen geldt geen onderzoeksverplichting. Het gaat om de volgende zones:

  • gebieden met een lage archeologische verwachting;
  • gebieden met een bekende diepe bodemverstoring;
  • gebieden die reeds eerder zijn onderzocht en waar voor het betreffende deelgebied geen vervolgonderzoek nodig werd geacht of waar onderzoek reeds definitief is afgerond;
  • plangebieden waarvan het oppervlak aan ingrepen beneden een vrijstellingsgrens valt.

Archeologisch onderzoek verplicht bij ingrepen groter dan 1.000 m²

Er geldt een onderzoeksvrijstelling van 1.000 m² voor alle gebieden met een hoge of middelhoge verwachting op de archeologische beleidsadvieskaart waar geen andere grenzen gelden door de aanwezigheid van bekende vindplaatsen of andere bijzondere bepalingen. Dezelfde ondergrens geldt voor essen en beekdalen, uitgezonderd de dekzandkopjes die zich daarin bevinden. Onderzoek hoeft niet plaats te vinden bij bodemingrepen ondieper dan 0,30 meter beneden maaiveld, uitgezonderd (natuur) terreinen zonder bouwvoor, zoals heideterreinen. Het ontbreken van een bouwvoor kan betekenen dat de archeologische resten zich direct aan of onder het oppervlak bevinden.

Archeologisch onderzoek altijd verplicht

In een aantal zones is in alle gevallen onderzoek verplicht. De vrijstellingsgrens is daar in principe op 0 m² gelegd. In Assen is in de volgende gebieden archeologisch onderzoek in alle gevallen noodzakelijk:

  • een zone van 50 meter (een buffer met een straal van 50 meter) rond bekende archeologische vindplaatsen;
  • AMK-terreinen van zeer hoge archeologische waarde (waaronder de rijksmonumenten), hoge archeologische waarde en archeologische waarde, inclusief een bufferzone van 50 meter (uitgezonderd de historische kernen, die ook als AMK-terrein zijn aangewezen);
  • een zone van 50 meter rond voordes en bruggen, die potentieel zijn voortgekomen uit voorden;
  • depressies en laagten;
  • dekzandkopjes in beekdalen;
  • celtic fields.

De vrijstelling van archeologisch onderzoek ontslaat iemand niet van de plicht archeologische vondsten te melden conform artikel 53 van de Monumentenwet 1988. Als bij het uitvoeren van de ingrepen toch grondsporen en/of archeologische vondsten worden aangetroffen, dan moet hiervan direct melding gemaakt worden bij de provinciaal archeoloog.

4.7.3 Onderzoeksresultaten

Bureauonderzoek

Door Libau Steunpunt Monumenten is een bureauonderzoek uitgevoerd (Advies archeologie deellocaties Stadsboulevard Assen d.d. 14 februari 2013). Uit dit bureauonderzoek is gebleken dat voor de wijzigingen rondom de kruising Industrieweg - A.H.G. Fokkerstraat, voor zover deze betrekking hebben op een verbreding van het oorspronkelijke profiel, een archeologisch veldonderzoek benodigd is. Het bureauonderzoek is als bijlage 8 bij dit bestemmingsplan gevoegd.

Voor het resterend wegtracé van de noordelijke Stadsboulevard kan geconcludeerd worden dat de bodem in het recente verleden grotendeels verstoord is of een lage verwachtingswaarde heeft. Er hoeft geen nader onderzoek (veldonderzoek) naar de overige deellocaties te worden uitgevoerd.

Veldonderzoek

Door Raap is op 31 mei 2013 een bureauonderzoek en een verkennend veldonderzoek uitgevoerd (RAAP archeologisch vooronderzoek). Uit dit onderzoek is gebleken dat over het algemeen de bodem in het plangebied (redelijk) diepgaand verstoord is. Op de onderzochte locaties is geen sprake van een beekdal. Er is veelal sprake van een bouwvoor of een verstoorde laag op zand. In één enkel geval is sprake van een beperkte veenlaag (dikte 0,05 meter). De kans op het aantreffen van archeologische resten in deze laag is echter zeer klein. Onder het zandpakket of de verstoorde laag bevindt zich soms keileem. Er zijn geen dekzandkoppen of -ruggen aangetroffen waarvan de top intact is. Vermoedelijk is het plangebied te laaggelegen, waardoor het te nat is geweest voor bewoning.

De archeologische verwachting voor de onderzoekslocatie kan naar beneden worden bijgesteld naar een lage verwachting. Het onderzoek is als bijlage 9 opgenomen bij dit bestemmingsplan.

Bestemmingsplan Dichtershof

Ten aanzien van de aan te leggen parkeerplaatsen nabij Cicero, de extra ontsluiting vanaf dit terrein op de Stadsboulevard en de te realiseren waterbergingsvijver in de wijk Dichtershof wordt opgemerkt dat in het kader van het bestemmingsplan Dichtershof (vastgesteld d.d. 22 september 2005 en goedgekeurd d.d. 25 november 2005) ten aanzien van het aspect archeologie contact is opgenomen met de provinciaal archeoloog. Deze verwachtte dat er nauwelijks nog archeologische waarden kunnen worden aangetroffen, gelet op het bebouwde verleden van het gebied (bodemverstoring). Ten aanzien van deze locatie wordt nadere aandacht ten aanzien van archeologie dan ook niet nodig geacht.

Voormalige Tappellocatie (hoek Dr. A.F. Philipsweg - Overcingellaan)

Op deze locatie heeft in het verleden bebouwing gestaan. Deze bebouwing is in het geheel (inclusief fundering) gesloopt. In dit geval wordt ook verwezen naar de boorstaten (bijlage 2 A, B en C) en de zintuigelijke beoordeling van de bodemopbouw welke onderdeel uitmaken van het bodemonderzoek.

Het algemene beeld dat hieruit ontstaat is dat de bodem als gevolg van de sloopwerkzaamheden tot circa 1,00 meter beneden maaiveld uit geroerde grond bestaat.

Er is dan ook voor ons geen reden om aan te nemen dat in de bodem nog archeologische resten aanwezig zijn die de uitvoering van de in dit bestemmingsplan voorgestane ontwikkeling in de weg zouden kunnen staan.

4.7.4 Conclusie

Uit de onderzoeken is gebleken dat in het plangebied geen sprake is van een hoge en/of middelhoge trefkans ten aanzien van eventuele archeologische waarden. In dit bestemmingsplan is daarom geen dubbelbestemming opgenomen ten aanzien van de bescherming van archeologische sporen en resten.

Indien tijdens het uitvoeren van de werkzaamheden archeologische resten worden aangetroffen dient dit gemeld te worden bij de provinciaal archeoloog.

4.8 Cultuurhistorie

Met de uitvoering van het onderhavig plan gaan geen cultuurhistorische waarden verloren. De weg zelf heeft geen cultuurhistorische waarde en ook de gronden die vallen binnen het onderhavig plangebied bevatten geen cultuurhistorisch waardevolle elementen.

4.9 Ecologie

4.9.1 Toetsingskader
4.9.1.1 Natuurbeschermingswet

De gebiedsbescherming is geregeld in de Natuurbeschermingswet (1998). De Natuurbeschermingswet regelt de bescherming van gebieden die in het kader van de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn beschermd moeten worden. Handelingen die leiden tot (significante) negatieve effecten op de natuurwaarden binnen Natura 2000-gebieden mogen niet plaatsvinden zonder vergunning (artikel 19d, eerste lid). Voor alle Natura 2000-gebieden worden beheerplannen opgesteld, waarin wordt vastgesteld hoe en wanneer de doelen voor een gebied behaald worden.

4.9.1.2 Flora- en faunawet

Sinds 1 april 2002 regelt de Flora- en faunawet de bescherming van in het wild voorkomende inheemse planten en dieren. In de wet is onder meer bepaald dat beschermde dieren niet gedood, gevangen of verontrust mogen worden en planten niet geplukt, uitgestoken of verzameld mogen worden (algemene verbodsbepalingen, artikelen 8 t/m 12). Bovendien dient iedereen voldoende zorg in acht te nemen voor in het wild levende planten en dieren (zorgplicht, artikel 2). Daarnaast is het niet toegestaan om hun directe leefomgeving, waaronder nesten en holen, te beschadigen, te vernielen of te verstoren. De Flora- en faunawet heeft dan ook belangrijke consequenties voor ruimtelijke plannen.

Bij ruimtelijke plannen met mogelijke gevolgen voor beschermde planten en dieren is het verplicht om vooraf te toetsen of deze kunnen leiden tot overtreding van algemene verbodsbepalingen. Wanneer dat het geval dreigt te zijn, moet onderzocht worden of maatregelen genomen kunnen worden om dit te voorkomen, of de gevolgen voor beschermde soorten te verminderen. Onder bepaalde voorwaarden geldt een vrijstelling of is het mogelijk van de minister van Economische Zaken ontheffing van de algemene verbodsbepalingen te krijgen voor activiteiten op het gebied van ruimtelijke ontwikkeling en inrichting. Ten aanzien van de criteria die voor vrijstellingen en ontheffingen gelden, kunnen drie groepen soorten worden onderscheiden. Deze groepen sluiten aan bij de indeling in tabellen van de AMvB Flora- en faunawet.

Groep 1: Algemene soorten waarvoor een vrijstelling geldt (Tabel 1 AMvB): 

Voor algemeen voorkomende soorten geldt een algemene vrijstelling van de verboden 8 tot en met 12. Aan deze vrijstelling zijn geen aanvullende eisen gesteld. Wel blijft ook voor deze soorten de zorgplicht van kracht.

Groep 2: Overige soorten waarvoor een vrijstelling geldt wanneer volgens een gedragscode gewerkt wordt (Tabel 2 AMvB; vogels): 

Voor een aantal soorten geldt een vrijstelling mits volgens een door het ministerie goedgekeurde gedragscode wordt gewerkt. Wanneer een dergelijke gedragscode (nog) niet beschikbaar is, kan een ontheffing worden aangevraagd. Deze kan worden verleend indien de beoogde ruimtelijke ingreep geen afbreuk doet aan de gunstige staat van instandhouding van de soort(en). Eventueel moeten hiertoe mitigerende en compenserende maatregelen genomen worden. Voor vogels geldt echter een uitgebreide toets voor een ontheffing (zie onder groep 3).

Groep 3: Habitatrichtlijn bijlage IV-soorten en in AMvB aanvullend aangewezen soorten (streng beschermde soorten) (Tabel 3 AMvB): 

Voor soorten genoemd in bijlage IV van de Habitatrichtlijn en voor de door het ministerie van Economische Zaken per algemene maatregel van bestuur nog aanvullend aangewezen soorten geldt een zwaar beschermingsregime. Voor deze soorten geldt geen vrijstelling voor ruimtelijke ontwikkeling en inrichting. Een ontheffing kan alleen worden verleend wanneer:

  • geen andere bevredigende oplossing bestaat;
  • sprake is van dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, en voor het milieu gunstige effecten;
  • geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.

4.9.2 Specifiek beleid

Ecologische hoofdstructuur

De Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is een samenhangende structuur van gebieden met een speciale natuurkwaliteit (doelen). De Ecologische Hoofdstructuur moet biodiversiteit en duurzame natuurkwaliteit waarborgen.

 

afbeelding "i_NL.IMRO.0106.07BP20131000K-C001_0016.png"

Afbeelding 12. begrenzing provinciale Ecologische Hoofdstructuur ten opzichte van de noordelijke Stadsboulevard.

Op een afstand van circa 650 meter van het plangebied ligt de (provinciale) Ecologische Hoofdstructuur.

Natura-2000 gebied Drentsche Aa

Op een afstand van circa 1.600 meter van het plangebied ligt het Natura-2000 gebied de Drentsche Aa. Het Drentsche Aa-gebied ligt ten oosten van Assen. Het gebied is een van de laatste gave stroomdalen in ons land. Het bestaat uit oud Drents cultuurlandschap met madelanden, bosjes, houtwallen, essen (akkers), heide, jeneverbesstruwelen, esdorpen, hunebedden en landgoederen. Door het gebied lopen een groot aantal beken en beekjes. Het Natura-2000 gebied bestaat, naast de madelanden van de Drentsche Aa, uit de onderdelen Balloërveld, Oudemolen, Gasterse Duinen, Gasterse Holt, Kampsheide, Eexterveld, De Strubben, De Vijftig Bunder en de omgeving van Zeegse. Ten zuiden van dit gebied liggen nog de afzonderlijke bijbehorende terreinen Geelbroek, omgeving van Amen en Andersche Diep.

afbeelding "i_NL.IMRO.0106.07BP20131000K-C001_0017.png"

Afbeelding 13. ligging en begrenzing Natura 2000-gebied Drensche Aa (gele arcering).

Het Natura 2000-gebied Drentsche Aa is onder andere vanuit de Habitatrichtlijn en de Vogelrichtlijn (in concept) aangewezen en kent daarvoor instandhoudingsdoelstellingen. Het gebied is nog niet definitief aangewezen, dit betekent in feite dat het concept instandhoudingsdoelstellingen zijn.

Natura 2000-gebied Witterveld

Op een afstand van circa 3,5 kilometer van het plangebied ligt het Natura 2000 gebied het Witterveld. Dit heide- en hoogveengebied ligt ten zuidwesten van Assen. Het gebied maakte in het verleden onderdeel uit van de uitgestrekte Smildervenen die ooit grote delen van noordwest-Drenthe en aangrenzend Friesland bedekten. Vrijwel het gehele oorspronkelijke hoogveengebied is afgegraven. Dit terrein is echter door een samenloop van omstandigheden gespaard gebleven van ernstige ontwatering en afgraving.

In het gebied worden vochtige en droge heidevegetaties, rustend hoogveen en levende hoogveenvegetaties en plaatselijk opgaand bos, enkele schraalgraslanden en open water aangetroffen. Er is een goed ontwikkelde gradient van hoogveen naar droge heide op zandgrond aanwezig, waarin alle bijbehorende habitatypen goed ontwikkeld voorkomen. In de heide liggen enkele pingoruïnes.

Instandhoudingsdoelstellingen Natura 2000-gebieden

Voor een compleet overzicht van de (concept) instandhoudingsdoelstellingen wordt verwezen naar de Passende beoordeling FlorijnAs (toetsing in het kader van de Natuurbeschermingswet, d.d. 8 juni 2011). Dit document maakt als bijlage 5 onderdeel uit van het PlanMer FlorijnAs.

4.9.3 Onderzoeksresultaten ecologische beoordeling

In het kader van de plannen rond de Stadsboulevard en het Stationsgebied, is een ecologisch onderzoek uitgevoerd (Ecologische beoordeling herinrichting Stationsgebied en Stadsboulevard Assen, Altenburg & Wymenga d.d. 14 februari 2013) in de vorm van een deskstudie. In onderstaande tekst staan de bevindingen uit dit rapport beschreven. Het rapport is opgenomen in bijlage 10 van dit bestemmingsplan.

Gebiedsbescherming

De herinrichting van het noordelijk deel van de Stadsboulevard leidt niet tot significante negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van nabijgelegen Natura 2000-gebieden. Daarnaast leiden de werkzaamheden niet tot een aantasting van de wezenlijke waarden van de nabijgelegen provinciale Ecologische Hoofdstructuur.

Soortenbescherming

Uit de ecologische beoordeling is gebleken dat in het plangebied licht-beschermde soorten voorkomen. Voor deze soorten geldt een vrijstelling van enkele verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet bij projecten in het kader van ruimtelijke ontwikkeling. De herinrichting veroorzaakt daarom geen conflict met de Flora- en faunawet ten aanzien van deze licht beschermde soorten.

Op dit ogenblik is niet uit te sluiten of in het plangebied middelzwaar en zwaar beschermde planten en dieren voorkomen. Het gebied is in principe geschikt als leefgebied voor zwaar beschermde vleermuizen. Ook jaarrond beschermde vogels kunnen mogelijk op bepaalde locaties in het plangebied tot broeden komen. Door de herinchtingswerkzaamheden kunnen verblijfplaatsen van bovengenoemde wettelijk beschermde soorten worden aangetast of verstoord. In dat geval is er een knelpunt met de Flora- en faunawet. Op dit ogenblik is niet duidelijk of bovengenoemde soorten in het plangebied voorkomen of dat bestaande populaties worden aangetast door de herinrichtingswerkzaamheden. Om na te gaan of er een knelpunt optreedt met Flora- en faunawet, wordt nog aanvullend veldonderzoek uitgevoerd naar de aanwezigheid van bovengenoemde soorten in het plangebied.

Mochten er in het plangebied middelzwaar beschermde soorten worden aangetroffen, dan moeten de daadwerkelijke werkzaamheden volgens een goedgekeurde gedragscode worden uitgevoerd om negatieve effecten te voorkomen. De gemeente Assen is in het bezit van een dergelijke gedragscode.

Mochten in het plangebied zwaar beschermde soorten worden aangetroffen en deze worden door werkzaamheden aangetast en/of verstoord, dan dient een ontheffing te worden aangevraagd. In een dergelijke ontheffing worden dan voorwaarden gesteld aan de uitvoering van de werkzaamheden om negatieve effecten op zwaar beschermde soorten te voorkomen of te mitigeren.

4.9.4 Onderzoeksresultaten nader ecologisch onderzoek

Gedurende de tervisielegging van het ontwerp van het bestemmingsplan is door Atlenburg & Wymenga ecologisch onderzoek (veldonderzoek, d.d. 14 november 2013) uitgevoerd. In deze paragraaf zijn de uitkomsten van dit onderzoek opgenomen. Het onderzoek is als bijlage 11 bij dit bestemmingsplan gevoegd.

Natuurbeschermingswet

Mogelijk is sprake van beïnvloeding van de waterhuishouding en/of de grondwaterstand in het Beschermde Natuurmonument Landgoed Overcingel. Geadviseerd wordt om in overleg te treden met het bevoegd gezag (Provincie Drenthe). Op dat moment kan worden bepaald of de uitvoering vergunningplichtig en/of aanvaardbaar is volgens de Natuurbeschermingswet.

Soortenbescherming

Ten aanzien van vogels, amfibieen en zoogdieren kan gesteld worden dat voorgenomen planontwikkeling geen conflict veroorzaakt met de bepalingen van de Flora- en faunawet. Geadviseerd wordt om de werkzaamheden die tot verstoring en aantasting van broedende vogels en hun nesten kan leiden zo te plannen dat dit geen negatieve gevolgen heeft.

Soortenbescherming vleermuizen

Het veldonderzoek is gericht op de gevolgen van voorgenomen planontwikkeling voor de verblijfplaatsen, het foerageergebied en de vliegroutes van vleermuizen.

Verblijfplaatsen

Op basis van het veldonderzoek is vastgesteld dat in het plangebied geen verblijfplaatsen van vleermuizen aanwezig zijn. Het eventueel verwijderen van bomen langs de Industrieweg zal daarom niet leiden tot negatieve effecten op verblijfplaatsen van vleermuizen. Er is daarom ten aanzien van dat aspect geen knelpunt met de Flora- en faunawet.

Foerageergebied en vliegroutes

Uit het veldonderzoek is naar voren gekomen dat in het plangebied foerageergebied en vliegroutes van vleermuizen (Gewone dwergvleermuis en Laatvlieger) aanwezig zijn. Het foerageergebied en de vliegroutes zijn echter niet essentieel voor de functionaliteit van verblijfplaatsen van vleermuizen in de omgeving van het plangebied. Door de herinrichting worden mogelijk (tijdelijk) een deel van het foerageergebied en/of vliegroutes van vleermuizen verstoord. Omdat ondanks deze verstoring de functionaliteit van verblijfplaatsen van vleermuizen in de omgeving blijft gewaarborgd, is er wat betreft die aspecten geen knelpunt met de Flora- en faunawet ten aanzien van vleermuizen.

Soortenbescherming overige zoogdieren

Door de herinrichting kan mogelijk een beperkt deel van het leefgebied van de Eekhoorn en de Steenmarter (tijdelijk) worden verstoord. Omdat genoemde soorten geen verblijfplaatsen in het plangebied hebben en er voldoende alternatief foerageergebied in de omgeving aanwezig is, zal dit niet leiden tot een verlies van de functionaliteit van verblijfplaatsen van deze soorten in de omgeving. Ook worden er geen individuele dieren aangetast. Daarmee is er geen knelpunt met de Flora- en faunawet ten aanzien van voornoemde soorten.

4.9.5 Conclusie

Uit het bovenstaande blijkt dat er vanuit het aspect ecologie geen belemmeringen zijn die de vaststelling van dit bestemmingsplan in de weg staan.

4.10 Niet gesprongen explosieven

Vooronderzoek conventionele explosieven

In de voorbereidingsfase van van het project 'Blauwe As 2e fase' is een vooronderzoek conventionele explosieven uitgevoerd (d.d. 10 januari 2013, kenmerk 1112GPR3388). Het onderzoek is als bijlage 12 bij dit bestemmingsplan gevoegd.

Doel van dit onderzoek is om te bepalen of tijdens gevechtshandelingen of bombardementen in de Tweede Wereldoorlog conventionele explosieven (CE) kunnen zijn achtergebleven. Op basis van dit vooronderzoek is het gebied nabij de kruising Industrieweg - Het Kanaal als verdachte locatie, gelet op de ligging van de loopgraven, aangegeven.

Het gebied nabij de kruising Industrieweg - Het Kanaal is verdacht doordat hier in het verleden loopgraven gegraven zijn. Binnen de conturen van loopgraven dient men rekening te houden met de mogelijke aanwezigheid van CE, vanaf 1 tot 2 meter beneden maaiveld.

Vervolgonderzoek

Door Expload is op basis van het vooronderzoek een Projectgebonden risicoanalyse conventionele explosieven uitgevoerd (18 april 2013). Het onderzoek is als bijlage 13 bijgevoegd.

Om te bepalen of de - in beginsel - als verdacht aangewezen gebieden kunnen worden ingeperkt, is onderzoek gedaan naar de naoorlogse ontwikkelingen. Naar aanleiding van naoorlogse werkzaamheden in het plangebied kan het in het vooronderzoek aangegeven verdachte gebied verkleind worden. Het gaat hierbij voornamelijk om het gebied tussen de Jan Fabriciusstraat en de Industrieweg. De Havenkade blijft een verdachte locatie en is in het onderzoek opgenomen als 'opsporingsgebied'.

Conclusie

Bij de uitvoering van de werkzaamheden ten zuiden en parallel aan Het Kanaal (Havenkade) zal rekening moeten worden gehouden met de mogelijke aanwezigheid van conventionele explosieven. Voorafgaand aan het uitvoeren van de grondwerkzaamheden zal door een gecertificeerd explosieven opsporingsbedrijf aanvullend onderzoek uitgevoerd worden.

4.11 Milieueffectenrapportage (m.e.r.)

De ontwikkelingen zoals beoogd met dit bestemmingsplan zijn meegenomen in het PlanMER voor het gehele programma van de FlorijnAs (FlorijnAs PlanMER Structuurvisie; projectnummer 307643, revisie 04; 08-06-2011).

Uit dit rapport blijkt dat het planvoornemen, vanuit milieu- en natuurwetgeving bezien, haalbaar is. Het PlanMer is als bijlage 14 bij dit bestemmingsplan opgenomen.

Hoofdstuk 5 Toelichting op de regels

5.1 Inleiding

In dit onderdeel van de toelichting wordt nader ingegaan op de wijze waarop de voor het plangebied gewenste ontwikkeling juridisch is vastgelegd.

De opzet van de regels is enerzijds gerelateerd aan de geldende bestemmingsplannen en anderzijds is aangesloten op de Wet ruimtelijke ordening (Wro), de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Bij de vormgeving van de verbeelding en de regels is met de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 gewerkt. Tot slot is zoveel mogelijk het handboek van de gemeente Assen gevolgd.

Met de inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), per 1 oktober 2010, zijn de aanlegvergunning, de sloopvergunning en de binnenplanse ontheffing als instrumenten van het bestemmingsplan onderdeel van de omgevingsvergunning geworden (Wabo). In de Wabo wordt bijvoorbeeld niet meer gesproken van een ontheffing maar van een afwijking. Een bouwvergunning is een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk, en een aanlegvergunning is een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.

5.2 Nadere toelichting op de regels

Het bestemmingsplan kent vijf hoofdbestemmingen:

  • Groen;
  • Maatschappelijk;
  • Verkeer;
  • Verkeer - Verblijfsgebied;
  • Water;

Ook is in het plan een aantal gebiedsaanduidingen opgenomen, te weten 'milieuzone - verbodszone diepe boringen', 'veiligheidszone - bevi' en 'Wetgevingszone - verwezenlijking in naaste toekomst'.

Groen

De tot 'Groen’ bestemde gronden zijn structurele groenvoorzieningen, bermen en beplanting, paden en wegen en waterlopen, watergangen en waterpartijen. Binnen de bestemming zijn in ondergeschikte mate nutsvoorzieningen en dagrecreatieve voorzieningen toegestaan. Tevens zijn verhardingen, terreinen en bebouwing behorende bij de bestemming toegestaan.

Maatschappelijk

De bestemming 'Maatschappelijk' heeft betrekking op een perceel grond langs de Industrieweg. Het betreft hier een vooralsnog ongebruikt bouwrecht dat uit het vigerende bestemmingsplan 'Dichtershof' is overgenomen. Gedeeltelijk is deze bestemming komen te vervallen door de te realiseren ontsluiting. Het resterende deel op particuliere grond wordt met dit bestemmingsplan gehandhaafd.

In dit plan wordt onder maatschappelijke voorzieningen verstaan: "educatieve, informatieve, levensbeschouwelijke, medische, sociaal-medische, sociaal-culturele voorzieningen, zorg- en welzijnsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, als ook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen".

Alle beroepsvelden die binnen deze definitie vallen komen in aanmerking voor vestiging op deze locatie. Te denken valt aan voorzieningen t.b.v. onderwijs, religie, musea, zorg (in de breedste zin van het woord, exclusief zorgwoningen) en semioverheidsinstanties gericht op de openbare dienstverlening. Het is een breed begrip waar veel activiteiten onder vallen. Concreet valt te denken aan alle scholen (basis tot universitair), GGZ, Van Boeijen, dagbesteding gehandicapten, UWV, belastingdienst, kerkgebouwen, etc.”

Het is niet toegestaan om de gronden te gebruiken voor zorgwoningen. Dat heeft te maken met de inpassing van dergelijke functies in de omgeving. Indien bijvoorbeeld zorgwoningen mogelijk gemaakt zouden worden, is niet voldaan aan het daarvoor benodigde onderzoek. Om deze reden is bewoning van de gebouwen aangeduid als strijdig gebruik.

Gebouwen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden opgericht

Verkeer

De bestemming 'Verkeer' heeft betrekking op het overgrote deel van de gronden binnen dit bestemmingsplan en ziet op wegen met een functie voor doorgaand verkeer en alle bijbehorende omliggende infrastructuur. Wegen, straten, voet- en fietspaden, water en watergangen en parkeervoorzieningen zijn op basis van deze bestemming toegestaan.

Ondergeschikt aan deze hoofdfuncties zijn ook waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, dagrecreatieve voorzieningen, groenvoorzieningen en beplantingen toegestaan.

Deze bestemming biedt ruimte om overige bouwwerken (zoals lichtmasten, verkeerslichten, straatmeubilair, etc) te realiseren tot een maximale hoogte van 10 meter.

Binnen deze bestemming is een aantal aanduidingen opgenomen. Ten eerste is ter plaatse van de te realiseren bruggen over Het Kanaal de aanduiding 'brug' opgenomen. Ter plaatse van deze aanduiding is de realisatie van een of meerdere bruggen voor het verkeer toegestaan met een maximale bouwhoogte van 15 meter. Ten tweede is ter plaatse van de Roldertunnel de aanduiding 'onderdoorgang' opgenomen. Ter plaatse van deze aanduiding is een onderdoorgang toegestaan ten behoeve van het verkeer.

Assenregeling 

Binnen de bestemming 'Verkeer' is met een zogenaamde ‘assenregeling’ gewerkt. Deze regeling is gebaseerd op artikel 3.3.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Dit artikel bepaalt dat in een bestemmingsplan uitvoering aan de Wet geluidhinder kan worden gegeven door het op de planverbeelding aangeven van de as van de weg waarmee in het akoestisch onderzoek is gerekend.

Voor de vanuit de Wet geluidhinder relevante wegen is de aanduiding 'as van de weg' op de planverbeelding opgenomen. Het maximum aantal toegestane rijstroken is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal rijstroken'.

In de regels is dit juridisch vertaald in de bestemmingsomschrijving en in de specifieke gebruiksregels van de bestemming 'Verkeer'. In de bestemmingsomschrijving is een onderscheid gemaakt tussen wegen met een belangrijke functie voor het doorgaande verkeer (4.1 sub a) en de straten en paden met hoofdzakelijk een ontsluitingsfunctie voor de aanliggende percelen (4.1 sub b).

In de specifieke gebruiksregels is opgenomen dat ter plaatse van de aanduiding 'as van de weg' maximaal het aantal aangegeven rijstroken mag worden gerealiseerd. Daarnaast mag de gemiddelde positie van de rijstroken ten opzichte van de aangegeven as van de weg niet wijzigen. Het maximaal toegestane snelheidsregime op dit deel van de Stadsboulevard en de aansluitende wegen is 50 kilometer per uur.


Het voordeel van deze assenregeling is dat er enige mate van flexibiliteit met betrekking tot het profiel (o.a. de inrichting van bermen, groenstroken en watergangen) van de Stadsboulevard mogelijk is, zonder dat dit ongewenste akoestische gevolgen heeft.

Verkeer - Verblijfsgebied

De bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' is gelegd op het perceel waar een extra ontsluiting van de wijk Dichtershof is voorzien. Dit gebied heeft geen doorgaande verkeersfunctie en is daarom aangemerkt als een verblijfsgebied. Net als bij de bestemming Verkeer zijn ook bijbehorende voorzieningen als groen- en watervoorzieningen in de bestemming begrepen.

Water

Binnen de bestemming 'Water' is een deel van Het Kanaal opgenomen. Ter plaatse van het kruispunt Het Kanaal - Industrieweg is, mede gelet op het primaire belang van deze verkeersverbinding, de bestemming 'Verkeer' van toepassing.

Gebiedsaanduidingen

De aanduiding ' milieuzone - verbodszone diepe boringen ' betreft de beschermingszone in verband met het grondwaterbeschermingsgebied (provinciaal beleid).

De aanduiding ' veiligheidscontour - bevi ' beslaat het gebied van de plaatsgebonden risicocontour (PR 10-6) van de Bevi - inrichting Swedish Match op het Stadsbedrijvenpark.

Tot slot is de aanduiding 'Wetgevingszone - verwezenlijking in naaste toekomst' opgenomen voor een drietal (deels) nog door de gemeente Assen te verwerven percelen.

Overige regels

Naast de voorgenoemde regels, de begrippen en de wijze van meten zijn nog de anti-dubbeltelbepaling, de algemene, dealgemene, de algemene, overige en de overgangs- en. Deze worden hier niet nader toegelicht.

Hoofdstuk 6 Financiële uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

De gemeente Assen heeft voor het bestemmingsplan 'Stadsboulevard Noord' een investeringsraming gemaakt. De investeringen bestaan uit aankoop van benodigde gronden, bodemsaneringen, aanleg en verbetering van wegen, rotondes en kruisingen, fiets- en voetpaden en aanleg en verbetering van kunstwerken, zoals de Roldertunnel. In de raming is rekening gehouden met kosten aanleg van VRI installaties. Er wordt rekening gehouden met de aanplant van bomen langs de Stadsboulevard en de aanleg van groene bermen. Tevens is rekening gehouden met de planvoorbereidings- en uitvoeringskosten om het plan te realiseren.

Opgemerkt wordt dat de gemeente Assen nog niet alle gronden binnen het plangebied heeft kunnen verwerven, dan wel overeenkomsten heeft kunnen afsluiten met de betreffende eigenaren. De gemeente zal echter alles in het werk stellen om de benodigde gronden te verwerven, zodat de uitvoering van het bestemmingsplan doorgang kan vinden.

Voor de nog te verwerven percelen is op grond van artikel 3.4 Wet ruimtelijke ordening de aanduiding 'Wetgevingszone - verwezenlijking in naaste toekomst' opgenomen. In de bijlage bij de planregels is een kaart opgenomen met meer informatie over de betreffende percelen (kadastrale oppervlakte, kadastraal adres, exacteligging). Op grond van artikel 3.8 lid 1 sub 3 Wet ruimtelijke ordening zijn de eigenaren van de betreffende percelen schriftelijk geinformeerd over de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan.

De investeringsraming is onderdeel van de FlorijnAs. Voor de Stadsboulevard is binnen het totale budget van de FlorijnAs een deelbudget vrijgemaakt om de investeringen van de Stadsboulevard te dekken. Dit deelbudget is net als het totaal budget Florijnas taakstellend en kan niet overschreden worden. De totale investeringskosten van de Stadsboulevard zijn daarmee gedekt uit de totale beschikbare Regio Specifiek Pakket (RSP) middelen die het Rijk, de provincie, de regio Groningen - Assen en de gemeente zijn overeengekomen in het convenant RSP. Het bestemmingsplan 'Stadsboulevard Noord' is daarmee economisch uitvoerbaar.

6.2 Verantwoording over inzet van een exploitatieplan

Binnen het plangebied kunnen geen gebouwen worden opgericht. Er is daarom geen sprake van een bouwplan in de zin van artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Er is ook geen andere reden (op grond van artikel 6.12 Wro) om een exploitatieplan te overwegen. Het opstellen van een exploitatieplan is daarom niet verplicht. De gemeenteraad zal bij de vaststelling van het bestemmingsplan worden voorgesteld om geen exploitatieplan vast te stellen.

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

7.1 Voorontwerp van het bestemmingsplan

7.1.1 Overleg

Het voorontwerp van het bestemmingsplan is op 23 april 2013 conform de gemaakte afspraken in het kader van de structuurvisie FlorijnAs toegezonden aan de bij dit plangebied betrokken leden van de projectcommissie FlorijnAs (Ministerie van I&M, provincie Drenthe en het Waterschap Hunze en Aa's). Daarnaast is de Hulpverleningsdienst Drenthe (HVD) om advies gevraagd met betrekking tot dit bestemmingsplan.

De uitkomsten van het overleg met de projectcommissie en de HVD staan in onderstaande tekst beschreven. De ambtshalve wijzigingen in het ontwerp van het bestemmingsplan worden beschreven in de als bijlage 15 bij deze toelichting opgenomen Staat van wijzigingen.

Door het Ministerie van I&M is aangegeven dat het bestemmingsplan Stadsboulevard Noord voor hen geen aanleiding vormt om een reactie kenbaar te maken.

De HVD heeft aangegeven dat in het kader van dit bestemmingsplan een nadere verantwoording van het groepsrisico achterwege kan blijven.

Door de provincie Drenthe is aangegeven dat, mede gelet op de uitkomsten van de archeologische onderzoeken, de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' kan komen te vervallen. In het ontwerp van het bestemmingsplan is deze dubbelbestemming niet meer opgenomen en is de archeologische verwachting bijgesteld naar 'laag'. Zie hiervoor ook paragraaf 4.7 Archeologie.

Van het Waterschap Hunze en Aa's is geen reactie ontvangen. Reeds in het voortraject is met voor wat betreft het wateraspect uitvoerig gecommuniceerd.

Hiermee is voldaan aan de overlegverplichting op grond van artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening. De ingekomen reacties zijn opgenomen in bijlage 16 van dit bestemmingsplan.

7.1.2 Inspraak

De gemeenteraad van Assen heeft een inspraakverordening vastgesteld waarin is opgenomen dat per ruimtelijk plan kan worden afgewogen of inspraak wordt toegepast.

Ten aanzien van dit bestemmingsplan heeft het college van Burgemeester en Wethouders besloten om geen gelegenheid tot inspraak te bieden en het bestemmingsplan gelijk als ontwerp in procedure te brengen. De structuurvisie FlorijnAs heeft reeds op basis van de inspraakverordening ter inzage gelegen. Dit bestemmingsplan betreft een uitvoering van deze door de gemeenteraad vastgestelde structuurvisie.

7.2 Ontwerp van het bestemmingsplan

Het besluit omtrent de tervisielegging van het ontwerp van het bestemmingsplan is op de gebruikelijke wijze bekend gemaakt via de rubriek 'Berichten van de Brink' van het Asser Journaal, de Staatscourant op 15 augustus 2013.

Het ontwerp van het bestemmingsplan wordt vervolgens op grond van afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht voor een periode van zes weken (van 16 augustus tot en met 26 september 2013) ter visie gelegd. Gedurende deze termijn kon eenieder zijn of haar zienswijze ten aanzien van dit bestemmingsplan bij de gemeenteraad van Assen kenbaar maken.

Van deze mogelijkheid is door zes bedrijven en/of instanties gebruik gemaakt. In de als bijlage bij deze toelichting opgenomen 'Reactienota zienswijzen bestemmingsplan Stadsboulevard Noord' is een gemeentelijke beantwoording ten aanzien van de ingekomen zienswijzen opgenomen. Deze reactienota maakt integraal onderdeel uit van dit bestemmingsplan.

Naar aanleiding van de zienswijzen is de toelichting van het bestemmingsplan op onderdelen aangevuld. Ambtshalve zijn een aantal wijzigingen doorgevoerd waardoor sprake is van een gewijzigde vaststelling. Een overzicht van de wijzigingen is opgenomen in hoofdstuk 4 van de 'Reactienota zienswijzen bestemmingsplan Stadsboulevard Noord'.

7.3 Vastgesteld bestemmingsplan

Onder afweging van de ingediende zienswijzen zal de gemeenteraad het bestemmingsplan gewijzigd vaststellen. Voor de overwegingen die hieraan ten grondslag liggen wordt verwezen naar het vaststellingsbesluit.