direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Drachtstervaart - In de Luwte 1 (Eiland 1, 2 en 3 en Parkzoom)
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0090.BP2018SDV007-0401

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Op 3 juli 2001 heeft de gemeenteraad van Smallingerland met de vaststelling van het bestemmingsplan Drachtstervaart een belangrijke stap gezet in de ontwikkeling van de woonwijk Drachtstervaart en het weer open graven van de gedempte Drachtstervaart langs het Moleneind tot in hartje centrum. Sindsdien is in het meer oostelijke deel van het Drachtstervaartgebied woningbouw gerealiseerd en is de Drachtstervaart in zijn geheel bevaarbaar gemaakt.

Dit bestemmingsplan richt zich op het juridische planologisch mogelijk maken van woningbouw met bijbehorend openbaar gebied in het plandeel In de Luwte 1 (Eiland 1, 2 en 3 en Parkzoom). Voor een groot deel van dit gebied was in het op 14 januari 2014 vigerende bestemmingsplan Drachtstervaart uit te werken een uit te werken woonbestemming opgenomen. Een van de voorwaarden hierbij was dat er in de noordzijde van het gebied een afschermende woningbouwplint werd gerealiseerd in verband met de bedrijvigheid op het ten noorden gelegen bedrijventerrein De Haven. Nader onderzoek heeft uitgewezen dat er ook met een meer wenselijke stedenbouwkundige verkaveling (waarbij geen sprake is van een plint) voldaan kan worden aan de milieunormen. Omdat dit de voorkeur heeft, kan niet voldaan worden aan de uitwerkingsregels van het vigerende bestemmingsplan en wordt er in plaats van een uitwerkingsplan een bestemmingsplan opgesteld voor dit gebied. Tevens is het plangebied van dit bestemmingsplan ook ruimer dan het gebied met de uitwerkingsplicht.

Met dit bestemmingsplan worden maximaal 175 woningen in een waterrijke setting gerealiseerd op 3 "eilanden". Ook de bijbehorende openbare ruimte wordt met dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt.

De eerste 45 woningen op het Eiland 1 worden door middel van een uitgebreide omgevingsvergunningprocedure alvast juridisch-planologisch mogelijk gemaakt.

1.2 Ligging plangebied

De ligging van het plangebied in Drachten is weergegeven in het volgende figuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BP2018SDV007-0401_0001.jpg"

De ligging van het plangebied

Het plangebied wordt begrenst door:

  • de Drachtstervaart met daarachter de bedrijfspercelen aan de Tussendiepen of bedrijventerrein De Haven aan de noordzijde;
  • de Zuiderhogeweg aan de oostzijde;
  • de woonpercelen aan de Jelle Plantingstraat en de Lauwers aan de zuidzijde;
  • de woonpercelen aan de Gerben van Manenstraat aan de oostzijde.

1.3 Planologische regeling

Het plangebied is nu grotendeels geregeld in het bestemmingsplan Drachtstervaart uit te werken, dat is vastgesteld op 14 januari 2014. Het plangebied is hierin bestemd met de uit te werken bestemming "Woongebied - Uit te werken". In verband met potentiële archeologische waarden was ook de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie" van toepassing op het plangebied. Voor een hoogspanningsverbinding aan de westzijde en een hogedruk aardgasleiding aan de oostzijde zijn beschermende regelingen opgenomen in de vorm van de dubbelbestemmingen "Leiding - Hoogspanningsverbinding" en "Leiding - Gas". Tevens zijn in het plangebied de gebiedsaanduidingen "geluidzone - afschermende bebouwing-1 en -2" en "geluidzone" van toepassing in verband met bedrijventerrein De Haven. Langs de Zuiderhogeweg zijn daarnaast de aanduiding "jachthaven", "specifieke bouwaanduiding - grotere bouwhoogte toegestaan", "geluidzone - weg", "ontsluiting", "specifieke vorm van verkeer - langzaam verkeer" en "milieuzone - gasleiding" van toepassing. Het zuidoostelijke deel van het plangebied is geregeld in bestemmingsplannen Drachten de Drait - Morrapark (dat op 11 mei 2010 is vastgesteld) en het bestemmingsplan Drachtstervaart (dat op 11 juni 2013 is vastgesteld). Het plangebied heeft in deze bestemmingsplannen de bestemmingen 'Groen', 'Verkeer', 'Verkeer - Verblijf' en de dubbelbestemming 'Leiding - Gas'. Tenslotte is op 23 juni 2020 het wijzigingsplan Archeologie Drachtstervaart - In de Luwte 1 vastgesteld waarmee de archeologische dubbelbestemming is verwijderd. Uit archeologisch onderzoek (zie paragraaf 4.8) is namelijk gebleken dat er zich in gronden geen archeologische waarden bevinden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BP2018SDV007-0401_0002.jpg"

Uitsnede plangebied op www.ruimtelijkeplannen.nl

Ook zijn enkele algemene regeling in de gemeente integraal herzien door middel van paraplubestemmingsplannen. In het plangebied zijn het Parapluplan parkeernormen, het Parapluplan terrassen Smallingerland, het Paraplubestemmingsplan regeling aan- en uitbouwen en bijgebouwen en de Partiële herziening Wonen-werken en Werk aan huis vastgesteld die de regels van de geldende bestemmingsplannen deels herzien.

In de uitwerkingsregels van de uit te werken bestemming "Woongebied - Uit te werken" was onder andere opgenomen dat een plint met afschermende bebouwing gerealiseerd moest worden, zoals in paragraaf 1.1 is aangegeven. Omdat het niet wenselijk is om hieraan te voldoen, kan er geen uitwerkingsplan worden opgesteld. Tevens is dit ook niet mogelijk omdat het plangebied van dit bestemmingsplan groter is dan het uitwerkingsgebied. Voor het overige wordt aan de uitwerkingsregels van de uit te werken bestemming voldaan.

1.4 Leeswijzer

De toelichting van dit bestemmingsplan is als volgt opgezet:

  • In hoofdstuk 2 volgt een beschrijving van de huidige en gewenste situatie;
  • Hoofdstuk 3 bevat een beschrijving van de relevante beleidskaders;
  • In hoofdstuk 4 vindt een toetsing plaats aan de wet- en regelgeving voor de verschillende omgevingsaspecten;
  • Hoofdstuk 5 gaat in op de juridische regeling van het plan;
  • Hoofdstuk 6 beschrijft de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Bestaande situatie

In de bestaande situatie bestaat het plangebied uit braakliggende gronden. In het volgende figuur is dit in een luchtfoto weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BP2018SDV007-0401_0003.jpg"

 Luchtfoto bestaande situatie

In de omgeving van het plangebied zijn de volgende functies aanwezig:

  • het reeds gerealiseerde deel van de wijk Drachtstervaart ten westen;
  • de vaarverbinding Drachtstervaart aan de noordzijde met daarachter bedrijventerrein De Haven;
  • de Zuiderhogeweg aan de oostzijde;
  • het Slingepark met daarachter de wijk De Drait aan de Zuidzijde.

2.2 De voorgenomen situatie

Stedenbouwkundig plan

Voor de ontwikkeling van het gebied is een stedenbouwkundig plan opgesteld, dat te zien is in bijlage 1. De woningen in het plangebied worden ontwikkeld op drie 'eilanden'. Aan de oostzijde van het plangebied worden in het gebied 'Parkhaven' mogelijkheden geboden voor toeristisch-recreatieve functies en horeca. In het verlengde van de bestaande woningen aan de Jelle Plantingstraat worden tenslotte vijf vrije kavels in het gebied Parkzoom ontwikkeld.

Het totale woningbouwprogramma omvat 168 woningen in het middeldure en dure segment (in het bestemmingsplan zijn maximaal 175 woningen mogelijk op basis van de geldende woningbouwafspraken zoals aangegeven in paragraaf 3.3). Deze deelgebieden zijn hierna beschreven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BP2018SDV007-0401_0004.png"

Eiland 1

Op het westelijke 'eiland' zijn 11 vrijstaande, 18 halfvrijstaande en 21 rijenwoningen beoogd. De vrijstaande en halfvrijstaande woningen worden aan het water gesitueerd. Aan de noordzijde van eiland 1 zijn groenstroken voorzien die ingevuld kunnen worden met paden en speelvoorzieningen. Op diverse delen worden parkeerplaatsen gerealiseerd. Bij de plaatsing van de woningen is rekening gehouden met te aan de houden afstand vanuit de hoogspanningsverbinding en de bedrijven op De Haven (hoofdstuk 4 gaat hier nader op in). Voor Eiland 1 wordt een omgevingsvergunning verleend vooruitlopend op de vaststelling van dit bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BP2018SDV007-0401_0005.png"

Eiland 2

Het programma op het middelste 'Eiland 2' omvat 4 vrijstaande, 16 halfvrijstaande en 30 rijenwoningen. Ook hier zijn de (half)vrijstaande aan het water gelegen en de rijenwoningen in het centrale, noordelijke deel. Nabij de rijenwoningen worden in het centrale deel van het gebied openbare parkeerplaatsen gerealiseerd, aan de noordzijde langs de Drachtstervaart een groenstrook met een pad voor langzaam verkeer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BP2018SDV007-0401_0006.png"

Eiland 3

Eiland 3 omvat de realisatie van 4 vrijstaande, 24 halfvrijstaande en 13 rijenwoningen en 17 'Parkhaven' woningen. De rijenwoningen worden in het centrale deel van het eiland gerealiseerd, het merendeel van de vrijstaande en de halfvrijstaande woningen zijn aan het water gelegen. De 'Parkhaven' woningen worden aan het begin van het plangebied aan de centrale ontsluitingsweg gerealiseerd en zijn hoger dan de andere rijenwoningen in het plangebied. De woningen hebben uitzicht op het gebied 'Parkhaven' en zijn afwijkend vormgegeven met een hogere goot- en bouwhoogte.

Doorlopend vanuit Eiland 1 en 2 wordt aan de Drachtstervaart een groenstrook gerealiseerd en ten zuiden van de rijenwoningen in het centrale deel van Eiland 3 openbare parkeergelegenheid.

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BP2018SDV007-0401_0007.png"

Gebied Parkhaven

Het tussen de woningen en de Zuiderhogeweg gelegen gebied Parkhaven biedt in een groene- en waterrijke setting plaats aan een hoogwaardige parkachtige inrichting waarin de thema's ontmoeten, water en ontspannen centraal staan. De bedoeling is dat dit gebied zo open mogelijk blijft en dat er buiten een horecagebouw (met mogelijkheden voor kleinschalige horeca) en enkele bij de passantenhaven behorende voorzieningen geen andere gebouwen worden gerealiseerd die het zicht van de aangrenzende woningen kunnen belemmeren. Het gebied kan ook ruimte bieden aan een passantenhaven, camperstandplaatsen en een pannenkoekenboot.

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BP2018SDV007-0401_0008.png"

Vrije kavels Parkzoom

Buiten het gebied met de eilanden wordt tenslotte in het verlengde van de bestaande woningen in de zuidkant van het gebied ruimte geboden aan 5 vrije kavels. Hierop kunnen vrijstaande woningen worden gerealiseerd.

De vertaling van het stedenbouwkundig plan naar de juridische regeling van dit bestemmingsplan is in hoofdstuk 5 beschreven.

Beeldkwaliteitsplan

Voor het gebied In de Luwte 1 is een beeldkwaliteitsplan opgesteld (zie bijlage 2) waarin een beeld voor de wijk wordt geschetst. Voor de ontwikkeling van In de Luwte 1 wordt ingezet op een aantrekkelijke wijk, waarin een combinatie van woningbouw, water, groen en waterrecreatie te vinden is. In de Luwte 1 is opgedeeld in een drietal aan elkaar verwante eilanden. In het beeldkwaliteitsplan worden gebiedskenmerken en criteria aangegeven over onder meer de plaatsing van de woningen, de hoofdvorm, de aanzichten en materiaal- en kleurgebruik. Verder voorziet het beeldkwaliteitsplan in een aantal referentiebeelden.

Verkeer en parkeren

De eiland zijn met elkaar verbonden door middel van een centrale ontsluitingsweg met een keermogelijkheid op Eiland 1. Haaks daarop worden verschillende woonstraten ontwikkeld waar alle woningen op de eilanden op aansluiten. De centrale ontsluitingsweg mondt uit op de Lauwers nabij de ontsluitingsweg de Zuiderhogeweg. Het bovenliggende wegennet is snel bereikbaar. Via de Lauwers zijn ook de vrije kavels aan de Jelle Plantingstraat bereikbaar, deze straat ontsluit ook de eerdere delen van de wijk Drachtstervaart met De Lauwers.

Voor langzaam verkeer wordt aan de noordzijde van het plangebied parallel aan de Drachtstervaart een pad gecreëerd. Door het gebied Parkhaven kan langzaam verkeer de fietstunnel bij de Zuiderhogeweg bereiken, dit kan uiteraard ook via de Lauwers.

Het merendeel van de vrijstaande en halfvrijstaande woningen wordt voorzien van aanleggelegenheid voor pleziervaartuigen met een direct verbinding naar de Drachtstervaart.

De gemeente Smallingerland heeft zijn parkeerbeleid vastgelegd in de Parkeernormennota 2015. In bijlage 1 is de parkeerbalans van het plangebied opgenomen. Hieruit valt op te maken dat er vanuit de normen 318 parkeerplaatsen nodig zijn en er 320 parkeerplaatsen gerealiseerd worden, waarvan 205 in het openbaar gebied. Hiermee wordt voldaan aan de parkeernormen van de gemeente. In de regels van dit bestemmingsplan is een regeling opgenomen die dit waarborgt (zie hiervoor artikel 19.1).

Hoofdstuk 3 Beleid

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 in werking getreden. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om voor het nationale ruimtelijke beleid. De nieuwe Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vervangt verschillende bestaande nota's zoals de nota Ruimte, de agenda Landschap en de agenda Vitaal Platteland. Om de verantwoordelijkheden te leggen waar deze het beste passen, draagt het Rijk de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 14 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 14 belangen hebben decentrale overheden beleidsruimte voor het faciliteren van ontwikkelingen.

Het besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) stelt regels voor de 14 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR).

Deze belangen zijn niet van toepassing voor het plangebied.

Duurzame verstedelijking

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is 'de ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. De ladder is per 1 oktober 2012 ook als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In 2017 is de Ladder herzien. In de Ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen dat de toelichting van een ruimtelijk plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving bevat van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied.

De ontwikkeling vindt plaats in bestaand stedelijk gebied. Voor dit gebied heeft de gemeente in paragraaf 3.3 uiteengezet dat dit past in het gemeentelijk woningbouwprogramma, dat in regionaal verband door de provincie is geaccordeerd.

Conclusie

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het Rijksbeleid.

3.2 Provinciaal beleid

Het provinciale beleid is uiteengezet in het Streekplan Fryslân 'Om de kwaliteit fan de romte'. De belangrijkste uitgangspunten uit het provinciale beleid zijn in de regelgeving vastgelegd in de Verordening Romte Fryslân.

Streekplan Fryslân 'Om de kwaliteit fan de romte'

Het ruimtelijk beleid van de provincie vormt een belangrijk kader voor het gemeentelijk (bestemmingsplan)beleid. Dit is onder meer neergelegd in het Streekplan Fryslân, vastgesteld op 13 december 2006.

De provincie Fryslân zet meer dan voorheen in op de verhoging van de ruimtelijke kwaliteit bij veranderingen in het gebruik en de inrichting van de ruimte. Ruimtelijke kwaliteit dient zowel voor economische, sociale als culturele belangen en is daarmee voor alle functies in Fryslân essentieel. Met ruimtelijke kwaliteit wordt bedoeld dat in ruimtelijke plannen, in ontwerpen en in de uitvoering expliciet de gebruikswaarde, belevingswaarde en de toekomstwaarde in stand worden gehouden en verder worden ontwikkeld.

De provincie zet in op concentratie van de woningbouw in de bundelingsgebieden van de stedelijke centra Leeuwarden, Drachten, Heerenveen, Sneek, Harlingen en Dokkum.

Dit plan voorziet in de realisatie van woningen binnen Drachten. Dit is in overeenstemming met het provinciale beleid, omdat de woningbouwlocatie binnen het bundelingsgebied van Drachten ligt.

Verordening Romte Fryslân

In 2014 is de Verordening Romte Fryslân vastgesteld en deze is in 2018 partieel herzien. In deze verordening is het beleid, zoals verwoord in het Streekplan, vertaald naar regels voor bestemmingsplannen.

In dit bestemmingsplan maakt het plangebied deel uit van bestaand stedelijk gebied als gedefinieerd in de Verordening Romte. De beoogde ontwikkeling van het realiseren van woningen wordt gezien als stedelijke ontwikkeling. In de Verordening Romte is een aantal regels van toepassing op het plangebied

Met betrekking tot het thema wonen, geldt vanuit de verordening dat een ruimtelijk plan mogelijkheden voor woningbouw kan bevatten indien de aantallen en de kwaliteit van de woningbouw in overeenstemming zijn met een woonplan, dat schriftelijke instemming van Gedeputeerde Staten heeft. In paragraaf 3.3 is uiteengezet dat dit past in het gemeentelijk woningbouwprogramma, dat in regionaal verband door de provincie is geaccordeerd. Daarmee is het plan in overeenstemming met het gestelde in de Verordening Romte Fryslân.

3.3 Gemeentelijke beleid

Structuurvisie gemeente Smallingerland

De gemeenteraad heeft in 2013 de Structuurvisie gemeente Smallingerland opgesteld als ruimtelijke vertaling van de Integrale Visie Smallingerland. Deze visie geeft een verkenning van de ontwikkeling van de gemeente Smallingerland voor een langere periode.

Voor de structuurvisie wordt de lijn van de integrale visie gevolgd. Het beleid van de gemeente richt zich op een aantal pijlers; werken, wonen, sport en recreatie, cultuur, onderwijs en wijken. Binnen deze pijlers wordt een aantal doelen geformuleerd. Voor dit plan is de pijler 'wonen' van belang.

Wonen

De pijler 'Wonen' is evenals de andere pijlers een belangrijk onderdeel van de structuurvisie van de gemeente Smallingerland. Binnen deze pijler worden de volgende doelstellingen geformuleerd:

  • eigen identiteit van buurten, wijken en dorpen behouden en waar mogelijk versterken;
  • geslaagde initiatieven als milieuvriendelijk of energie neutraal wonen mogen niet ten onder gaan aan de wet van de remmende voorsprong;
  • als gekozen wordt voor nieuwe woningbouw ontwikkelingen, dan kunnen deze alleen worden gerechtvaardigd vanuit een kwalitatieve aanvulling op het bestaande;
  • meer dan gemiddelde aandacht voor het wonen in het centrum van Drachten.

De nieuwe woningen in het plangebied zullen qua vorm en uitstraling in overeenstemming met de omgeving worden gerealiseerd, door te voldoen aan de geldende welstandsnormen. Daarmee blijft de identiteit van het gebied behouden. De woningen zullen een kwalitatieve toevoeging op de bestaande woonvoorraad in het gebied vormen. Daarmee is het voornemen in overeenstemming met de structuurvisie van de gemeente Smallingerland.

Actualisatie gemeentelijk woonbeleid en woningbouwprogramma 2016 - 2025

In september 2016 heeft de gemeente Smallingerland haar woonbeleid en het woningbouwprogramma geactualiseerd.

In de actualisatie is een woningbehoefte berekend van 900 woningen voor de periode 2015-2025. Dit komt neer op 90 woningen per jaar. In de nieuwbouwwijken ziet de gemeente een toenemende belangstelling vanuit de woonconsument. De focus ligt hierbij op afronding van de wijken Drachtstervaart en Maartenswouden. Voor het gebied In de Luwte I in Drachtstervaart zijn in het woningbouwprogramma 175 woningen gereserveerd als inbreiding stedelijk gebied. De beoogde woningen in het plangebied passen binnen het gemeentelijke woningbouwbeleid en woningbouwprogramma.

Regionale afspraken Wonen 2016 - 2026, Woonregio Zuidoost Fryslân

Op regionaal niveau zijn afspraken ten aanzien van woningbouw vastgelegd door gemeenten en provincie. De gemeenten Heerenveen, Ooststellingwerf, Opsterland, Smallingerland en Weststellingwerf vormen samen de regio Zuidoost. Op 5 februari 2019 heeft de provincie een brief gestuurd aan de regio Zuidoost met woningbouwafspraken voor de periode 2016 tot 2026. Hierin zijn per gemeente afspraken gemaakt over de maximale binnenstedelijke en buitenstedelijke woningbouwruimte.

Voor de gemeente Smallingerland is er een maximale woningbouwruimte van 1.251 woningen voor 2016 tot 2026, met een aandeel van 40% binnenstedelijk en 60% buitenstedelijk. Daarnaast geldt er binnenstedelijk een extra planologische ruimte van 250 woningen ten behoeve van uitval of vertraging van binnenstedelijke projecten. De woningen die mogelijk worden gemaakt met dit bestemmingsplan, passen binnen de beschikbare binnenstedelijke woningbouwruimte. Daarmee is de behoefte aan de woningen aangetoond en past het voornemen binnen de woningbouwafspraken van regio Zuidoost Fryslân.

Overigens is in het najaar van 2019 gestart met de voorbereiding van een nieuwe gemeentelijke woonvisie, als opvolger van het woonbeleid en woningbouwprogramma uit 2016. Hierin zal een geactualiseerd woningbouwprogramma worden opgenomen, waarin ook de woningen in het plangebied worden opgenomen.

Welstands- en reclamenota 2018 en Beeldkwaliteitsplan

Het welstandsbeleid van Smallingerland is opgesteld vanuit de overtuiging dat de lokale overheid het belang van een aantrekkelijke bebouwde omgeving dient te behartigen. De gevels van gebouwen en andere bouwwerken vormen samen met de openbare ruimte de dagelijkse leefomgeving van de mensen in Smallingerland. Dat betekent dat de verschijningsvorm van een bouwwerk geen zaak is van de eigenaar alleen; elke voorbijganger wordt ermee geconfronteerd, of hij nu wil of niet. Het doel van het welstandstoezicht is om, in alle openheid, een bijdrage te leveren aan de belevingswaarde van de gemeente Smallingerland. Door het opstellen van welstandsbeleid wil de gemeente een helder, controleerbaar en klantgericht welstandstoezicht inrichten.

Een belangrijke pijler van de welstandsnota is het gebiedsgerichte welstandsbeleid. De gebiedsgerichte welstandscriteria worden gebruikt voor de kleine en middelgrote bouwplannen die zich voegen binnen de bestaande ruimtelijke structuur van Smallingerland. Deze criteria zijn gebaseerd op de identiteit van Smallingerland en het architectonische vakmanschap en de ruimtelijke kwaliteit zoals die in de bestaande situatie worden aangetroffen. Op grond van de ruimtelijke ontwikkeling van Smallingerland en op basis van veldwaarnemingen is een indeling gemaakt naar ruimtelijk en functioneel samenhangende gebiedsdelen. In Smallingerland zijn verschillende typen welstandsgebieden onderscheiden.

Voor het plangebied is een specifiek beeldkwaliteitsplan vastgesteld dat is opgenomen in bijlage 2. De te realiseren woningen dienen te voldoen aan de daarin opgenomen criteria.

Hoofdstuk 4 Milieu- en omgevingsaspecten

Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moet aandacht worden besteed aan wet- en regelgeving voor de verschillende omgevingsaspecten. Het gaat hierbij om het minimaliseren van de invloeden vanuit het plangebied op de omgeving en omgekeerd. Dat zijn milieu aspecten (bedrijvigheid, geluid, bodem) en water, archeologie, cultuurhistorie, ecologie, luchtkwaliteit, externe veiligheid, kabels en leidingen.

In de volgende paragrafen worden alleen de relevante omgevingsaspecten en eventueel daaraan verbonden planologische randvoorwaarden behandeld.

4.1 Mer-beoordeling

Toetsingskader

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning plan-m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Indien een activiteit onder de drempelwaarden blijft, dient alsnog een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden, waarbij onderzocht dient te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten.

Per 7 juli 2017 is de regelgeving voor de MER en m.e.r.-beoordeling gewijzigd met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling.

  • Voor de ontwerp-bestemmingsplanfase moet een m.e.r-beoordelingsbeslissing worden genomen, waarin wordt aangegeven of wel of geen MER nodig is, gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten en mogelijke mitigerende maatregelen. Deze beslissing wordt als bijlage bij het bestemmingsplan opgenomen.
  • Voor elke aanvraag waarbij een vormvrije m.e.r.-beoordeling aan de orde komt moet de initiatiefnemer een aanmeldingsnotitie opstellen, waarbij ook mitigerende maatregelen mogen worden meegenomen. Het bevoegd gezag dient binnen zes weken na indienen een m.e.r.-beoordelingsbesluit af te geven. Een vormvrije m.e.r.-beoordelingsbeslissing hoeft echter niet gepubliceerd te worden.

Toetsing

In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject m.e.r.-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer of een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D11.2). In dit bestemmingsplan wordt de mogelijkheid geboden aan de realisatie van maximaal 175 woningen. De beoogde ontwikkeling blijft daarmee ruim onder de drempelwaarde. Dit betekent wel dat een zogenaamde 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' noodzakelijk is.


Hiervoor is een beoordelingsnotitie opgesteld die is opgenomen in bijlage 3. Daaruit blijkt dat, gelet op de kenmerken van het project (zoals het kleinschalige karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r.), de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten, geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden. Mitigerende maatregelen zijn dan ook niet noodzakelijk. De gemeente heeft op basis van de aanmeldingsnotitie voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling besloten dat er geen MER nodig is.

4.2 Geluid

Toetsingskader

Ten aanzien van geluidhinder (anders dan inrichtingsgeluid) is de Wet geluidhinder (Wgh) van kracht. Doel van deze wet is het terugdringen van hinder als gevolg van geluid en het voorkomen van een toename van geluidshinder vanuit wegen, spoorwegen en gezoneerde industrieterreinen in de toekomst. Voor het onderhavige plan is alleen geluidshinder als gevolg van wegverkeerslawaai en industrielawaai van belang omdat er geen spoorwegen in de omgeving van het plangebied voorkomen.

Toetsing

Wegverkeerslawaai
In de wet is bepaald dat elke weg in principe een zone heeft, waar aandacht aan geluidshinder moet worden besteed. De Wgh onderscheidt geluidsgevoelige objecten enerzijds en niet-geluidsgevoelige objecten anderzijds. De voorkeursgrenswaarde van nieuw te bouwen woningen binnen de zone van wegen is 48 dB. Burgemeester en wethouders kunnen ingevolge artikel 83, lid 2 van de Wgh. een hogere waarde vaststellen, indien de nieuw te bouwen woningen, die nog niet zijn geprojecteerd, en zijn gelegen in een stedelijk gebied niet meer bedraagt dan maximaal 63 dB. Voor nieuw te bouwen woningen, die nog niet zijn geprojecteerd, welke dienen ter vervanging van bestaande woningen, geldt in een stedelijk gebied een maximale hogere waarde van 68 dB ingevolge artikel 83, lid 5 van de Wgh.
De wijk Drachtstervaart wordt ingericht als een 30 km/uur-gebied. Op omliggende ontsluitende wegen de Lauwers, de Noorder- en Zuiderhogeweg en de Tussendiepen is een maximumsnelheid van 50 km/uur van toepassing. De beoogde woningen in het plangebied liggen deels binnen de geluidzone van deze wegen.

Om deze reden is akoestisch onderzoek uitgevoerd door de FUMO, Dit onderzoek is in bijlage 4 opgenomen. In het onderzoek is rekening gehouden met cumulatie met industrielawaai. Hieruit blijkt dat voor een deel van de woningen een hogere waarde verleend moet worden. Bronmaatregelen (stiller wegdek) op de Noorder/Zuiderhogeweg zouden de geluidbelasting kunnen doen verminderen, maar het huidige wegdek is nu al voorzien van stiller type. Afscherming door een scherm lijkt stedenbouwkundig niet wenselijk. Het vast stellen van een hogere waarde is dan de enige optie. Hiervoor dient de vereiste procedure te worden gevolgd. Deze wordt gelijktijdig met de ter inzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan gevolgd. Aanvullend dient er in het omgevingsvergunningtraject nog te worden getoetst aan de geluidweringseis uit het Bouwbesluit.

Industrielawaai
Rondom industrieterrein De Haven is, vanwege de aanwezigheid van geluidzoneringsplichtige inrichtingen op het terrein, een geluidzone ex artikel 41 van de Wet geluidhinder vastgesteld. Deze geluidzone is een aantal jaren terug herzien, waarmee op onder andere een deel van De Haven ten noorden van het plangebied geen geluidzoneringsplichtige inrichtingen meer mogelijk zijn. De geluidzone loopt over een groot deel van het plangebied dat om deze reden is voorzien van een regeling hiervoor (paragraaf 5.3 gaat hierop in). Bij de herziening van de zone is onder andere rekening gehouden met het woongebied de Drachtstervaart. Binnen de geluidszone mogen in principe geen nieuwe geluidsgevoelige gebouwen (zoals woningen) worden gebouwd, tenzij hiervoor een hogere waarde is verkregen. Voor de woningbouwmogelijkheden in het plangebied binnen de geluidzone is door de FUMO onderzoek uitgevoerd (bijlage 4), waarbij ook rekening is gehouden met cumulatie. Uit dit onderzoek blijkt dat er voor industrielawaai sprake is van een overschrijding van de voorkeurgrenswaarde. In het verleden zijn hiervoor hogere waarden verleend waarvan gebruik kan worden gemaakt.

4.3 Bedrijven en milieuzonering

Toetsingskader

Tussen bedrijfsactiviteiten en hindergevoelige functies (waaronder wonen) is een goede afstemming nodig. Het doel daarbij is het voorkomen van onacceptabele hinder ter plaatse van woningen, maar ook om te zorgen dat bedrijven niet worden beperkt in de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden. Bij de afstemming wordt gebruik gemaakt van de richtafstanden uit de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering'. Een richtafstand wordt beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder redelijkerwijs is uitgesloten. Deze afstand wordt gemeten tussen de bestemmingen van bedrijven en de gevels van geluidsgevoelige objecten. Bedrijfsactiviteiten zijn daarvoor ingedeeld in een aantal milieucategorieën.

Toetsing

Ten noorden van het plangebied is industrieterrein De Haven gelegen waar aan de Tussendiepen bedrijven uit ten hoogste milieucategorie 3.1 zijn toegestaan. Gezien de omgeving van het plangebied in een geluidzone voor industrie en nabij een drukke ontsluitingsweg kan het plangebied worden gedefinieerd als een "gemengd gebied", waarvoor een aan te houden afstand van 30 meter geldt tussen de bedrijfspercelen en de woningen.

Uit eerder onderzoek blijkt dat het echter nodig is om een afstand van 35 meter aan de houden om te zorgen voor een acceptabel woon- en leefklimaat. Bij het ontwerp en de plaatsing van de woningen wordt hier aan voldaan en tevens worden de wettelijke binnenniveaus in acht gehouden. In bijlage 1 is ingetekend dat hieraan wordt voldaan. De bebouwingsmogelijkheden van het bestemmingsplan zijn hierop afgestemd. Voor sommige bedrijven aan de Tussendiepen is het zinvol om in het kader van het Activiteitenbesluit vast te leggen zodat hiermee de bestaande rechten geborgd zijn.

Vanuit milieuzonering gelden er geen belemmeringen, bovendien hebben de gronden in het geldende bestemmingsplan al een woonbestemming.

4.4 Bodem

Toetsingskader

Bij het aspect 'bodem' staat de vraag centraal of de bodemkwaliteit toereikend is voor het nieuwe gebruik. De bodem kan door eerdere (bedrijfs)activiteiten verontreinigd zijn. Voor de ruimtelijke procedure is het van het belang dat verdachte locaties worden gesignaleerd.

Toetsing

Met dit plan worden bodemgevoelige functies gerealiseerd. In het verleden zijn hiervoor bodemonderzoeken uitgevoerd en in 2017 heeft er een bodemsanering plaatsgevonden. Vanuit het aspect bodem is het bestemmingsplan uitvoerbaar.

4.5 Luchtkwaliteit

Toetsingskader

In de Wet milieubeheer zijn normen voor luchtkwaliteit opgenomen. Deze normen zijn bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, tegen te gaan. Als maatgevend voor de luchtkwaliteit worden de gehalten fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) gehanteerd.

Voor bepaalde initiatieven is bepaald dat deze 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Een plan komt hiervoor in aanmerking als het voor minder dan 3% van de grenswaarden voor NO2 en PM10 bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Voor woningbouwprojecten geldt als grenswaarde bij één ontsluitingsweg 1.500 woningen. Projecten onder dit aantal vallen onder de NIBM-regeling.

Toetsing

In Fryslân zijn geen knelpunten op het gebied van luchtkwaliteit. Op basis van de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten blijkt dat in Drachten en omgeving sprake is van een zeer goede luchtkwaliteit.

Met dit plan worden maximaal 175 woningen mogelijk gemaakt. Daarmee geldt voor dit plan de NIBM-regeling. Het plan is van dermate kleine omvang dat niet in betekenende mate wordt bijgedragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Nader onderzoek is daarom niet noodzakelijk.

4.6 Ecologie

Toetsingskader

Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de natuurwaarden van de omgeving en met beschermde plant- en diersoorten. Bij de bescherming van gebieden gaat het om op Europees niveau aangewezen Natura 2000-gebieden. Verder worden in de provinciale verordening gebieden beschermd die van belang zijn voor het Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen de Ecologische Hoofdstructuur). De bescherming van Natura 2000-gebieden en soorten is geregeld in de Wet natuurbescherming. Om te onderzoeken wat de gevolgen van het voornemen voor beschermde gebieden en beschermde soorten zijn, zijn ecologische onderzoeken uitgevoerd die opgenomen in bijlage 6 en 7.

Toetsing

Gebiedsbescherming

De bescherming van Natura 2000-gebieden en Beschermde Natuurmonumenten is geregeld in de Wet Natuurbescherming. Indien ontwikkelingen (mogelijk) leiden tot aantasting van de natuurwaarden binnen deze gebieden, moet een vergunning worden aangevraagd. Daarnaast moet rekening worden gehouden met het rijksbeleid voor de Natuur Netwerk Nederland (NNN) (voorheen Ecologisch Hoofdstructuur).

Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied, de Alde Feanen, ligt op circa 6 kilometer afstand. Gezien de afstand, aard en de schaal van de ontwikkeling in het projectgebied moet worden onderzocht of er sprake is van stikstofdepositie op stikstofgevoelige natura 2000-gebieden.

Stikstofdepositie

Om te onderzoeken of er sprake is van stikstofdepositie als gevolg van het project op stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden zijn stikstofberekeningen uitgevoerd voor de bouwactiviteiten en het transport in de aanlegfase en voor het wegverkeer in de exploitatiefase (bijlage 5). Uit de berekeningen blijkt dat de stikstofdepositie nergens hoger is dan afgerond 0,00 mol/ha/jaar en er derhalve geen relevant effect is, waarbij nadrukkelijk opgemerkt dat de aanleg- en exploitatiefase in één berekening is meegenomen. Het aandeel verkeer is in de aanlegfase nooit hoger dan tijdens de exploitatiefase.

Soortenbescherming

Ten aanzien van de soortenbescherming blijkt uit de onderzoeken dat de voorgenomen werkzaamheden zonder beperkingen en/of ontheffing op de Wet natuurbescherming kunnen worden uitgevoerd mits aan een aantal voorwaarden wordt voldaan:

  • Vleermuizen. Omdat niet kan worden uitgesloten dat het water grenzend aan het plangebied (de Drachtstervaart) dient als vliegroute dan wel foerageergebied voor vleermuissoorten als de meervleermuis, wordt geadviseerd om te voorkomen dat er tussen zonsondergang en zonsopkomst fel kunstlicht over het water schijnt. Dit met als reden dat fel licht vaak door vleermuizen wordt vermeden waardoor essentiële vliegroute doorbroken en essentiële foerageergebieden onbereikbaar kunnen worden. In de stedenbouwkundige opzet van de woningen is hier rekening mee gehouden door de woningen niet direct aan de Drachtstervaart te plaatsen.
  • Broedvogels. Er kunnen in het plangebied verschillende vogelsoorten tot broeden komen, waaronder soorten waarvan de nesten al dan niet jaarronde bescherming kunnen genieten. In het onderzoek wordt geadviseerd om de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren of voor aanvang van de werkzaamheden een broedvogelcheck uit te laten voeren, zodat verstoring van vastgestelde broedgevallen kan worden voorkomen. Eventueel kunnen maatregelen worden ondernomen om te voorkomen dat vogels in het plangebied tot broeden komen. Bij de verdere uitvoering van het project wordt hier rekening mee gehouden.
  • Zorgplicht. In het plangebied komen talloze niet beschermde of vrijgestelde soorten voor. Zo zijn er tijdens het veldwerk meerdere reeën waargenomen, maar kan vooral ook worden gedacht aan kleinere diersoorten als de veldmuis en de bruine kikker. Op deze soorten is de zorgplicht van toepassing. Deze algemene zorgplicht geldt voor elke soort en elk individu daarvan in Nederland. Mits eventueel aangetroffen dieren de kans krijgen om te vluchten of eventueel aangetroffen dieren worden verplaatst naar een plek in de omgeving die niet onder invloed staat van werkzaamheden, wordt voldaan aan de zorgplicht. Bij de verdere uitvoering van het project wordt hier rekening mee gehouden.

Deze voorwaarden worden bij de uitvoering van het project opgevolgd.

4.7 Water

Toetsingskader

De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijk planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Wetterskip Fryslân, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan is de digitale watertoets doorlopen om Wetterskip Fryslân in te lichten over het voornemen.

Toetsing

Ten behoeve van het bestemmingsplan is de digitale watertoets doorlopen (dossiercode: 20200122-2-22290). Hieruit is naar voren gekomen dat de normale procedure moet worden gevolgd. Dit houdt in dat de aanwezige wateraspecten van invloed zijn op het plan. Het resultaat van de watertoets is opgenomen als bijlage 8. In deze paragraaf wordt ingegaan op de verschillende aspecten die uit de watertoets naar voren zijn gekomen.

Regionale en lokale kering

Het plangebied ligt binnen de zonering van de waterkering, zoals met de groene lijn te zien is op het onderstaande figuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BP2018SDV007-0401_0009.png"

Leggerkaart Wetterskip Fryslân

In de onderliggende bestemmingen ter plaatse van de waterkering zijn geen bebouwingsmogelijkheden opgenomen voor gebouwen, behalve voor gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen. Bij de eventuele realisatie daarvan wordt zo nodig een watervergunning aangevraagd.

Hoofdwateren

Hoofdwateren hebben een belangrijke aan-, af- en doorvoerfunctie. Aan weerszijden van een hoofdwatergang ligt een beschermingszone 5 meter. De beschermingszone is nodig voor de bereikbaarheid voor beheer en onderhoud aan de hoofdwatergang. Het is niet toegestaan om in de beschermingszone bebouwingen en dergelijke te realiseren of opgaande beplanting aan te brengen tenzij dit is geregeld in een Watervergunning,

Vrij voor de boezem

Het plangebied ligt vrij voor de boezem. Dit wil zeggen dat het gebied niet is beschermd tegen hoge waterstanden in de Friese boezem. Wetterskip Fryslân adviseert om hiermee rekening te houden bij het bepalen van de aanleghoogte.

Toename verharding

Door ruimtelijke ontwikkelingen neemt de hoeveelheid verhard oppervlak toe met als gevolg een versnelde afvoer van hemelwater. Het is nodig om deze versnelde afvoer te compenseren om de waterberging in een gebied in stand te houden. Dit geldt ook voor toevoegen van oppervlakteverharding die wel past binnen het bestemmingsplan, maar waarvan de grond al meer dan vijf jaar braak ligt en waar in het verleden niet voor gecompenseerd is.

Het is verboden zonder watervergunning neerslag versneld tot afvoer te laten komen indien daarbij meer dan 200 m2 onverharde grond in stedelijk gebied wordt bebouwd of verhard. De meest voorkomende manier van compenseren is het graven van extra oppervlaktewater zoals in het plangebied wordt gedaan. Uiteraard is het toepassen van alternatieve maatregelen in het plan ook mogelijk. Hiervoor dient afstemming plaats te vinden met Wetterskip Fryslân.

Demping van oppervlaktewater

Voor het dempen van oppervlaktewater is het beleid van Wetterskip Fryslân dat dit voor 100% gecompenseerd moet worden in hetzelfde peilgebied.

Vervolg

Het bestemmingsplan is in het kader van het vooroverleg naar Wetterskip Fryslân verstuurd. De reactie van Wetterskip Fryslân is beantwoord in paragraaf 6.1 en verwerkt in deze paragraaf. Daarmee is de watertoets doorlopen.

4.8 Archeologie

Toetsingskader

Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.

In de wet zijn archeologische resten beschermd. Wanneer de bodem wordt verstoord moeten archeologische resten intact blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie. Om inzicht te krijgen in de kans op het aantreffen van archeologische resten in bepaalde gebieden zijn op basis van historisch onderzoek archeologische verwachtingskaarten opgesteld.

Toetsing

Om te onderzoeken of sprake is van archeologische (verwachtings)waarden in het plangebied is de Friese Archeologische Monumenten Kaart Extra (FAMKE) geraadpleegd. De FAMKE bestaat uit twee advieskaarten, voor de steentijd-bronstijd en de ijzertijd-middeleeuwen.

Ter plaatse van het plangebied gold op basis van het geldende bestemmingsplan een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' die aangaf dat vanaf 5.000 m2 aan bodemingrepen een archeologisch onderzoek nodig is. Deze verplichting kwam voort uit de FAMKE. Om deze reden zijn archeologische onderzoeken uitgevoerd, die zijn opgenomen in bijlage 9 en 10. Uit de onderzoeken blijkt dat de bodem in het plangebied sterk is verstoord. Om deze reden worden geadviseerd om geen nader archeologisch onderzoek te ondernemen of beperkende maatregelen op te leggen. Archeologie vormt geen belemmering voor dit plan.

4.9 Cultuurhistorie

Toetsingskader

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat in een ruimtelijk plan beschreven moet worden hoe met de aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.

Toetsing

Volgens de gemeentelijke erfgoedvisie en -nota wordt uitgegaan van de Cultuur Historische kaart van de provincie Fryslân (CHK), waar ook de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) deel van uit maakt. Op deze kaarten is informatie opgenomen over archeologische en cultuurhistorische waarden.

Volgens de Cultuur Historische kaart is er geen sprake van cultuurhistorische waarden binnen het plangebied. Daarom is geen nader onderzoek noodzakelijk naar het aspect cultuurhistorie.

4.10 Externe veiligheid

Toetsingskader

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). In voornoemde Besluiten is een verantwoordingsplicht bij een toename van het groepsrisico opgenomen.

Het aspect externe veiligheid wordt beoordeeld met het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de berekende kans per jaar, dat een persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval bij een risicobron, aangenomen dat hij op die plaats permanent en onbeschermd verblijft. Het GR is de kans dat een groep mensen overlijdt door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het GR moet worden gezien als een maat voor maatschappelijke ontwrichting. Voor het GR is een oriënterende waarde bepaald. Dit betreft geen harde norm, maar vormt een onderdeel bij de beoordeling van de aanvaardbaarheid van het risico. In algemene zin geldt dat wanneer het GR onder de oriënterende waarde blijft, er sprake is van een acceptabel risiconiveau.

Toetsing

Voor het aspect externe veiligheid is de risicokaart geraadpleegd. Hieruit blijkt dat in en in de omgeving van het plangebied geen sprake is van risicovolle inrichtingen of transportroutes voor gevaarlijke stoffen waarvoor het groepsrisicogebied het plangebied raakt. Het plangebied ligt wel binnen het invloedsgebied van een ondergrondse hogedrukleiding voor het transport van aardgas langs de Zuider- en Noorderhogeweg. De leiding zelf ligt ook deels in het plangebied en is voorzien van een beschermende regeling.

De FUMO heeft een extern veiligheidsadvies opgesteld (bijlage 11) voor het plangebied. In het advies wordt aangegeven dat ondanks maatregelen ter verhoging van de veiligheid risico's nooit volledig kunnen worden weggenomen. Ondanks het nemen van veiligheidsverhogende risico's zal een restrisico blijven bestaan. In het advies van de FUMO zijn diverse aandachtspunten met betrekking tot de externe veiligheid opgenomen. Ten aanzien van de aardgastransportleidingen wordt geadviseerd om de woningen buiten het invloedsgebied (de 1% letaliteitszone) te realiseren. De regeling van het bestemmingsplan maakt het niet mogelijk om woningen in deze zone te realiseren. Over de Zuiderhogeweg vindt lokaal transport van gevaarlijke stoffen plaats. De weg is niet opgenomen in het Basisnet weg. In het onderzoek wordt geconcludeerd dat dit geen belemmering vormt voor het bestemmingsplan. Wel dient in de in de toelichting te worden ingegaan op de aspecten bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid. Dit is in de paragraaf hieronder aangegeven.

In het kader van de externe veiligheid heeft tevens de Brandweer Fryslân advies uitgebracht (zie bijlage 12) waarin de veiligheiddssituatie wordt geoptimaliseerd en wordt ingegaan op de aspecten bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid. Het advies van Brandweer Fryslân is op basis van de onderzoeksaspecten (bijlage 12) een verantwoording van het groepsrisico op te stellen. Op basis van het advies van de FUMO en van de Brandweer zijn er ten aanzien van de opkomsttijden en de bereikbaarheid geen knelpunten te verwachten. Ook is de ontwikkeling in het plangebied bedoeld voor zelfredzame functies. Het groepsrisico wordt daarom verantwoord geacht. Verder wil Brandweer Fryslân betrokken worden bij de inrichting van het plangebied, en dan met name ten aanzien van de locaties van de mogelijk te realiseren brandkranen.

4.11 Kabels, leidingen en zoneringen

Toetsingskader

Bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de aanwezigheid van elektriciteit- en communicatiekabels en nutsleidingen in de grond. Hier gelden beperkingen voor ingrepen in de bodem. Daarnaast zijn zones, bijvoorbeeld rondom hoogspanningsverbindingen, straalpaden en radarsystemen van belang. Deze vragen om het beperken van gevoelige functies of van de hoogte van bouwwerken. Voor ruimtelijke plannen zijn alleen de hoofdleidingen van belang. De kleinere, lokale leidingen worden bij de uitvoering door middel van een Klic-melding in kaart gebracht.

Toetsing

In het plangebied komt aan de oostzijde een gasleiding voor en aan de westzijde een hoogspanningsverbinding.

Voor de gasleiding bij de Zuiderhogeweg geldt een aan te houden afstand van 4 meter aan weerszijden. Voor deze leiding is een toetsing aan de externe veiligheidswetgeving van belang. Paragraaf 4.10 gaat hierop in.

De hoogspanningsverbinding vindt zijn beloop tussen de woonwijk De Drait en het Industrieterrein de Haven en loopt voor een klein deel (langs de Jelle Plantingastraat) over het plangebied. Hiervoor geldt een bebouwingsvrije afstand van 14 meter aan weerszijden van de hoogspanningsverbinding. Binnen deze afstand worden geen woningen gebouwd en is geen woonbestemming aanwezig. De gemeente heeft ook onderzoek gedaan naar de effecten van magnetische straling bij de hoogspanningsverbinding. Dit onderzoek is opgenomen in bijlage 13. Uit het onderzoek blijkt dat de effecten tot een afstand van 35 meter aan weerszijden van de hoogspanningsverbinding reiken. Hier is sprake van een magneetveldzone.

Met de ligging van deze leidingen alsmede de aan te houden afstanden van de bebouwingsvrije zone en de magneetveldzone, is rekening gehouden in het bestemmingsplan. Paragraaf 5.3 gaat hier nader op in.

Hoofdstuk 5 Juridische vormgeving

5.1 Inleiding

In de voorgaande hoofdstukken zijn de kaders van dit bestemmingplan geformuleerd. In dit hoofdstuk zijn de bestemmingen en de bijbehorende regels beschreven.

Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP). De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op dezelfde manier worden verbeeld. De SVBP is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen volgens de Wro en het Bro gemaakt moeten worden. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld volgens deze standaarden, met inachtneming van de aanpassingen die voortvloeien uit de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsbepalingen van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.

Het Bro bepaalt dat een bestemmingsplan vergezeld gaat van een toelichting. Deze toelichting heeft echter geen juridische status, maar is wel belangrijk als het gaat om de onderbouwing van hetgeen in het bestemmingsplan is geregeld.

5.2 Algemeen

Dit bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen volgens de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld volgens deze standaarden.

Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.

5.3 Toelichting op de bestemmingen

Bij de bestemmingen en aanduidingen is aangesloten bij het handboek van de gemeente Smallingerland en de recente paraplubestemmingsplannen en partiële herzieningen die zijn opgesteld. In het bestemmingsplan zijn de volgende (enkel- en dubbel)bestemmingen en aanduidingen opgenomen:

Enkelbestemmingen

Groen

Het openbare groen is onder deze bestemming geregeld. Binnen deze bestemming zijn gebouwen anders dan gebouwen voor openbare nutsvoorzieningen niet toegestaan. Hiermee blijft de beoogde openheid gewaarborgd. In het oosten van het plangebied zijn nabij de Zuiderhogeweg camperstandplaatsen en een pannenkoekenboot mogelijk, deze zijn geregeld door middel van een aanduiding. Binnen deze aanduiding is een pannenkoekenboot met een maximale lengte en breedte van respectievelijk 50 en 7 meter mogelijk.

Naast het groen is ook het oppervlaktewater het zuidoostelijke deel in deze bestemming ondergebracht. De watergangen en -partijen oftewel de delen van het plangebied die voor meer dan 90% uit water (moeten) bestaan, zijn van een aanduiding voorzien. Binnen deze aanduiding wordt de waterhuishoudkundige functie van het oppervlaktewater gewaarborgd. Dit heeft onder meer tot gevolg dat voor werken en/of werkzaamheden die van invloed zijn op dit water, een omgevingsvergunning moet worden aangevraagd bij het bevoegd gezag.

Het doorgaande water in het plangebied is geregeld onder de bestemming “Water”.

Tenslotte is de bestemming een afwijkingsmogelijkheid opgenomen om onder voorwaarden een sanitair gebouw bij de passantenhaven te realiseren.

Horeca - 2

Het beoogde horecagebouw in het noordoosten van het plangebied is geregeld door middel van deze bestemming. Hier zijn lichte vormen van horeca mogelijk zoals omschreven in artikel 1.39 en 1.40. Binnen het bestemmingsvlak is een horecagebouw tot ten hoogste 6 meter mogelijk met een oppervlakte tot ten hoogste 25% van het bestemmingsvlak. Ondergeschikt zijn de gronden ook te gebruiken voor de passanten(jacht)haven zoals hierna beschreven.

Recreatie - 3

De passanten(jacht)haven met bijbehorende voorzieningen is onder de bestemming 'Recreatie - 3' geregeld. Hier zijn maximaal 60 ligplaatsen mogelijk. In verband met de beoogde openheid van deze gronden zijn (net als in de bestemmingen voor de openbare ruimte) alleen gebouwen voor openbare nutsvoorzieningen en enkele bij de jachthaven behorende voorzieningen mogelijk. Andere bouwwerken (zoals bruggen) zijn evenals in de waterbestemming tot 2,5 meter hoogte toegestaan. Op twee locaties in het plangebied zijn ophaalbruggen beoogd voor langzaam verkeer (één daarvan, aan de westzijde van het plangebied, is gelegen in de bestemming 'Water'). Deze bruggen zijn met de aanduiding 'brug' geregeld met een maximale hoogte van 7 meter (ongeopend).

Verkeer - Verblijf

Alle straten in het plangebied die naast de verkeersfunctie in belangrijke mate een verblijfsfunctie herbergen, zijn geregeld onder de bestemming "Verkeer - Verblijf". Net als in de groenbestemming zijn ook in deze verkeersbestemming behalve nutsvoorzieningen gebouwen niet toegestaan.

Water

Het water in het plangebied dat een ontsluitende, doorgaande en recreatieve functies heeft is geregeld door middel van de bestemming "Water". Het betreft het water bij de woonpercelen en bij het beoogde horecagebouw dat in open verbinding staat met de Drachtstervaart. Ook een klein deel van de Drachtstervaart zelf is in deze bestemming geregeld. De plekken waar steigers en/of boothuizen zijn beoogd, zijn geregeld met aanduidingen. Kunstwerken zoals bruggen zijn in zijn algemeenheid tot 2,5 meter hoogte mogelijk, behalve op een locatie aan de westzijde van het plangebied waar net als in de bestemming 'Recreatie - 3' ter plaatse van de aanduiding 'brug' een ophaalbrug van maximaal 7 meter hoogte mogelijk is.

Wonen - 1, - 2 en - 3

De woningen in het plangebied zijn geregeld onder drie verschillende woonbestemmingen. Op basis van de ruimtelijke verschijningsvorm van de woning (vrijstaand, halfvrijstaand en rijen) is de woonbestemming gesplitst in de bestemmingen "Wonen - 1", "Wonen - 2" en "Wonen - 3". Het vanuit de woningbouwafspraken voorkomende aantal woningen van 175 is als maximum vastgelegd in de algemene regels. Op de percelen is onder voorwaarden (zie hiervoor bijvoorbeeld artikel 8.4) werk aan huis en/of bêd en brochje mogelijk en/of een internetwinkel in combinatie met het wonen mogelijk.

De woningen en de erfbebouwing (aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij de woningen) dienen binnen de bouwvlakken gebouwd te worden. De planregeling maakt onderscheid hiertussen. Een uitzondering hierop vormt de beoogde locatie voor erfbebouwing bij de vrijstaande woningen in de noordwestzijde van het plangebied en de mogelijkheid voor overdekte veranda's of overkappingen bij de rijenwoningen aan de noordzijde van het plangebied. Deze uitzonderingen zijn geregeld door middel van aanduidingen. De voorgevels van de woningen zijn leidend voor de ligging van de bouwvlakken. Voor vrijstaande woningen gelden ruimere mogelijkheden dan voor halfvrijstaande woningen en rijenwoningen. Het stedenbouwkundige aanzicht van de woonbebouwing is vooral van belang daar waar het gaat om voor- en zijaanzichten van de woning. Deze aanzichten worden beschermd door de begrenzing van het bouwvlak langs de voorgevel (en in hoeksituaties tevens langs de zijgevel) van hoofdgebouwen te leggen. Op deze manier wordt voorkomen dat erfbebouwing (aan-, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen) het straatbeeld gaat domineren en wordt een heldere begrenzing tussen particuliere en openbare ruimte gewaarborgd. Op basis van het stedenbouwkundig plan is per bouwvlak het maximaal aantal woonhuizen vastgelegd.

Ook zijn door middel van het aangeven van maatvoeringen in de planregeling de verschillen in de uiterlijke verschijningsvorm van de woningen binnen deze bestemmingen tot uiting gebracht. Dit is afgestemd op het stedenbouwkundig plan zoals in paragraaf 2.2 beschreven. Dit is gedaan door minimale en maximale dakhellingen en goot- en bouwhoogten aan te geven waaraan de woningen moeten voldoen. Naast bepalingen ten aanzien van de hoofdbebouwing, zijn in de regels maatvoeringen opgenomen waaraan erfbebouwing op de woonpercelen moeten voldoen. Bij elk type woning is een maximum oppervlakte aan bebouwing binnen de bouwvlakken van toepassing. Ook het bouwperceel mag tot ten hoogste een maximum percentage worden volgebouwd. Zo is het geregeld dat op grotere bouwpercelen bij een woning ruimere mogelijkheden gelden dan voor eenzelfde type woning op een kleiner bouwperceel. Hiermee wordt voorkomen dat bijvoorbeeld kleinere erven volledig bebouwd worden en er op grotere erven een overmaat aan erfbebouwing verschijnt. Om tot slot de ondergeschiktheid in ruimtelijke zin van de erfbebouwing ten opzichte van de hoofdbebouwing zo goed mogelijk te waarborgen, worden maximale hoogtes en dieptes gesteld.

Dubbelbestemmingen
Leiding - Gas en Leiding - Hoogspanningsverbinding

De gasleiding en de hoogspanningsverbinding in het plangebied zijn onder dubbelbestemmingen gebracht, met een bebouwingsvrije afstanden aan weerszijden daarvan (zie ook paragraaf 4.11). Op de hiervoor bestemde gronden mogen geen gebouwen worden opgericht. Afwijkende werkzaamheden mogen alleen worden uitgevoerd op grond van een omgevingsvergunning van Burgemeester en Wethouders. De magneetveldzone buiten de bebouwingsvrije zone van de hoogspanningsverbinding is geregeld door middel van de gebiedsaanduiding 'milieuzone - magneetveldzone'.

Algemene regels

Voor het gehele plangebied geldt een aantal algemene regels, zoals de antidubbeltelregel en algemene gebruiks-, aanduidings-, afwijkings-, en wijzigingsregels.

Algemene gebruiksregels

In de algemene gebruiksregels zijn bepaalde gebruiksvormen uitgesloten omdat deze in strijd zijn met de Wet ruimtelijke ordening. Het betreft gebruik van de gronden in het plangebied voor onder andere prostitutiedoeleinden en seksinrichtingen (waaronder escortbedrijven) en het opslaan of storten van zaken als puin, vuil, afvalstoffen en onklare voer- en vaartuigen.

Geluidzone - Industrie

In verband met de geluidzone van Industrieterrein De Haven (zie hiervoor ook paragraaf 4.2) is op een groot deel van de gronden in het plangebied de aanduiding "geluidzone - Industrie" van toepassing. Op deze plaatsen zijn de gronden, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting vanwege een industrieterrein van geluidsgevoelige objecten. 

Milieuzone - magneetveldzone

Op basis van het onderzoek naar de effecten van magnetische straling vanuit de hoogspanningsverbinding (zie hiervoor paragraaf 4.11) is de aanduiding "milieuzone - magneetveldzone" van toepassing. Hier is het niet toegestaan om gebouwen zoals woningen te bouwen. Mits er is aangetoond dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gezondheid van personen, kunnen Burgemeester en Wethouders met een omgevingsvergunning hiervan afwijken.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan. In dat verband wordt een onderscheid gemaakt tussen de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid.

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Overleg en inspraak

Overleg

Het voorontwerpbestemmingsplan is in het kader van het wettelijk vooroverleg om advies toegezonden aan de overlegpartners. Van Provincie Fryslân, Wetterskip Fryslân en de Gasunie zijn reacties ontvangen. Deze zijn hieronder samengevat en beantwoord.

Provincie Fryslân geeft aan dat de provinciale belangen in het plan op een juiste wijze zijn verwerkt en dat het plan geen aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen.

Reactie gemeente:
De gemeente neemt dit ter kennisgeving aan.

Wetterskip Fryslân constateert dat in de waterparagraaf is aangegeven dat het plan in de zonering van een waterkering ligt. Het is voor hen van belang dat in het bestemmingsplan wordt vastgelegd dat er niet gebouwd mag worden in, op of 5 meter rondom de regionale waterkering. Voor uitzonderingen moet er een watervergunning worden aangevraagd.

Reactie gemeente:
Uit de leggerkaart van Wetterskip Fryslân blijkt dat de waterkering zijn beloop vindt in de bestemmingen 'Verkeer - Verblijfsgebied' en 'Groen'. In deze bestemming zijn geen bebouwingsmogelijkheden opgenomen voor gebouwen, behalve voor gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen. Bij de eventuele realisatie daarvan wordt zo nodig een watervergunning aangevraagd. Het is om deze reden niet nodig om een aanvullende regeling op te nemen in het bestemmingsplan. Paragraaf 4.7 is op dit punt aangevuld.

De Gasunie geeft aan de belemmeringenstrook aan weerszijden van de gasleidingen niet 5 meter maar 4 meter moet zijn.

Reactie gemeente:
De omvang van dubbelbestemming 'Leiding - Gas' op de verbeelding is aangepast van 5 meter naar 4 meter.

Gasunie verzoekt tevens om de regels in artikel 10 'Leiding - Gas' aan te passen naar de interne standaarden van de Gasunie (zoals aangegeven in bijlage 14) met als doel om de leidingen zoveel mogelijk overeenkomstig te bestemmen.

Reactie gemeente:
Artikel 10 is aangepast op de voorstellen die de Gasunie geeft voor artikel 10.3.1, 10.4, 10.4.2, 10.4.3 en 10.4.3. Voor het overige wordt de door de Gasunie voorgestelde regeling voor de dubbelbestemming 'Leiding – Gas' niet afgestemd op het toegestuurde tekstvoorbeeld. De (standaardregeling) die Smallingerland hanteert is namelijk een universele regeling waar de gasleidingen goed mee zijn geregeld en de veiligheid bij gasleidingen mee is gewaarborgd.

Inspraak

In het kader van de inspraak heeft het voorontwerpbestemmingsplan van donderdag 22 oktober 2020 tot maandag 18 november 2020 gedurende zes weken voor iedereen ter inzage gelegen, waarbij de gelegenheid bestond om op het plan te reageren. Er zijn geen inspraakreacties ontvangen.

Ambtshalve aanpassingen

Het bestemmingsplan is daarnaast op een aantal punten aangepast. De aanpassingen betreffen kleinschalige wijzigingen in de bebouwingsregeling, het veranderen van de waterbestemming in de bestemming 'Recreatie - 3' ter plaatse van de passantenhaven en het opnemen van een regeling voor twee ophaalbruggen

Zienswijze

Vervolgens wordt het ontwerpbestemmingsplan gedurende zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode werd een ieder in de gelegenheid gesteld om een zienswijze in te dienen (artikel 3.8 Wro).Tijdens deze periode is één zienswijze door Tennet. Op basis hiervan is het beloop van de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' verkleind naar 14 meter aan weerszijden van het hart van de verbinding en is op een afstand van 14 tot 35 meter de dubbelbestemming gewijzigd naar de gebiedsaanduiding "milieuzone - magneetveldzone".

Vaststelling

Het bestemmingsplan is vervolgens op basis van de hiervoor benoemde zienswijze op 22 juni 2021 gewijzigd vastgesteld. De raadsstukken van de vaststelling zijn in bijlage 15 opgenomen. Het besluit tot vaststelling wordt gepubliceerd en het bestemmingsplan ligt zes weken ter inzage. Tijdens die periode bestaat de mogelijkheid beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in te dienen tegen het besluit en het plan.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

Voor de uitvoerbaarheid van het plan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

Financiële haalbaarheid

Het initiatief betreft de bouw van maximaal 175 woningen in Drachten en de realisatie van openbaar gebied. De initiatiefnemer heeft aangetoond over voldoende financiële middelen te beschikken voor de uitvoering van dit plan. De woningen worden tegen marktconforme prijzen aangeboden.

Grondexploitatie

Doel van de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) opgenomen grondexploitatieregeling is het bieden van ruimere mogelijkheden voor het kostenverhaal en het creëren van meer sturingsmogelijkheden. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de publiekrechtelijke weg via een exploitatieplan en de privaatrechtelijke weg in de vorm van overeenkomsten. In het geval van een exploitatieplan kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden, (woning)bouwcategorieën en fasering. Bij de privaatrechtelijke weg worden dergelijke afspraken in een (anterieure) overeenkomst vastgelegd.

De gemeente en initiatiefnemer hebben een anterieure overeenkomst gesloten, waarin afspraken zijn gemaakt met betrekking tot de plankosten en eventuele planschade. Hiermee is het kostenverhaal voldoende verzekerd.