direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Almere Poort Oost en Duin
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0034.BP4ABCDEG01-vg01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Een bestemmingsplan

Een bestemmingsplan regelt de bestemming en het gebruik van de gronden voor een bepaald gebied. Een bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridische plan. De regels omvatten de omschrijvingen van de in het plan vervatte bestemmingen, waarbij per bestemming het doel of de doeleinden worden aangegeven. In de toelichting worden de achtergronden en beweegredenen aangegeven die hebben geleid tot de bestemmingen. De plantoelichting heeft geen rechtskracht.

Een bestemmingsplan wordt tijdens de verschillende procedurestappen langs elektronische (digitale) en analoge weg beschikbaar gesteld. Wanneer de inhoud van het digitale en analoge bestemmingsplan verschillend zijn, is de inhoud van het digitale bestemmingsplan beslissend.

1.2 Aanleiding voor dit bestemmingsplan

In artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening is bepaald dat een bestemmingsplan binnen een periode van tien jaar, gerekend vanaf de datum van vaststelling van het bestemmingsplan, telkens opnieuw wordt vastgesteld.

Bestemmingsplan Almere Poort (2007)

De gemeenteraad heeft op 15 maart 2007 het bestemmingsplan Poort vastgesteld. Op 24 juli 2007 is dit bestemmingsplan gedeeltelijk goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Flevoland.

Hierna is beroep ingesteld door stichting Verantwoord Beheer IJsselmeer. De bezwaren van de stichting hadden voornamelijk betrekking op de stedelijke ontwikkelingen aan de kust van het plangebied in relatie tot het IJmeer als natuurbeschermingsgebied.

Op 17 september 2008 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan en is dit beroep ongegrond verklaard. Wel werd door de RvS bepaald dat het bestemmingplan niet in werking trad, omdat geen goedkeuring op grond van de Natuurbeschermingswet was verleend.

Naar aanleiding van deze uitspraak is alsnog goedkeuring gevraagd aan de bevoegde instantie, provincie Noord-Holland.

Eind 2008 is deze goedkeuring verleend. Dit besluit is bekend gemaakt op 4 februari 2009. Het bestemmingsplan is daags na deze bekendmaking onherroepelijk geworden.

Partiële herziening bestemmingsplan Almere Poort (2011)

In 2009 is een partiële herziening van het bestemmingsplan in procedure gebracht. Deze herziening is op 22 maart 2011 in werking getreden en had voornamelijk betrekking op juridisch technische aspecten.

Ontwikkelingsplan Stadstuinen Poort (2016)

Behalve dat het in maart 2017 tien jaar geleden is dat het bestemmingsplan Almere Poort werd vastgesteld zijn er ook ontwikkelingen waardoor een actualisatie van het plan gewenst is. De raad heeft in 2013 besloten om voor het nog grotendeels onbebouwde deel van Poort Oost een nieuw ontwikkelingsplan op te stellen. Dit Ontwikkelingsplan Stadstuinen Poort is op 9 juni 2016 door de raad vastgesteld.

1.3 Begrenzing van het plangebied

Er is voor gekozen om het bestemmingsplan uit 2007 in gedeelten te herzien. Het gaat om de volgende delen:

  • 1. 'Almere Poort Buitendijks', dat betrekking heeft op het buitendijkse gedeelte waar de stranden, de jachthaven en de woon appartementen van Muiderburght zijn gelegen;
  • 2. 'Almere Poort West en Pampushout', dit is het bestaande deel van de wijk;
  • 3. 'Almere Poort Oost en Duin', dit zijn de te ontwikkelen delen van Poort.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP4ABCDEG01-vg01_0002.png"

Afbeelding: begrenzing plangebied Poort Oost en Duin

1.4 Vigerende bestemmingsplannen

Het vigerende bestemmingsplan en partiële herziening

Het bestemmingsplan 'Almere Poort' dat op 15 maart 2007 door de raad werd vastgesteld en op 4 februari 2009 onherroepelijk is geworden.

De partiële herziening van dit bestemmingsplan die op 22 maart 2011 in werking is getreden.

Twee uitwerkingsplannen van kracht

Voor een gedeelte van Duin geldt het uitwerkingsplan 'Almere Poort-Duin, 1e fase'' dat in april 2013 door het college werd vastgesteld.

Voor het bedrijventerrein Lagekant heeft het college op 28 juni 2011 een uitwerkingsplan vastgesteld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP4ABCDEG01-vg01_0003.png"

Afbeelding: kaart met begrenzing vigerende bestemmingsplan en de vigerende uitwerkingsplannen

Overige uitwerkingsplannen

Behalve deze twee vastgestelde uitwerkingsplannen zijn er ook nog uitwerkingsplannen opgesteld die niet in procedure zijn gebracht en is er een uitwerkingsplan ingetrokken.

In 2016, 2017 en 2018 zijn concept uitwerkingsplannen opgesteld voor de volgende gebieden:

  • 1. Concept ontwerp Uitwerkingsplan Almere Poort-Duin, 2e fase (2017)

Voor het plangebied Duin Noord is een concept uitwerkingsplan opgesteld op basis van het vastgestelde Ontwikkelingsplan Duin. Dit concept uitwerkingsplan is niet in procedure gebracht.

  • 2. Concept ontwerp uitwerkingsplan Almere Poort Wereldrestaurant Atlantis (2016)

Voor het plangebied Wereldrestaurant Atlantis in Olympiakwartier Oost is een concept uitwerkingsplan opgesteld op basis van het vastgestelde Ontwikkelingsplan Stadstuinen Poort en het concept Verkavelingsplan voor Olympiakwartier Oost. Dit concept uitwerkingsplan is niet in procedure gebracht.

  • 3. Concept ontwerp uitwerkingsplan Almere Poort ROC (2016)

Voor het plangebied ROC in Olympiakwartier Oost is een concept uitwerkingsplan opgesteld op basis van het vastgestelde Ontwikkelingsplan Stadstuinen Poort en het concept Verkavelingsplan voor Olympiakwartier Oost. Dit concept uitwerkingsplan is niet in procedure gebracht.

  • 4. Concept ontwerp uitwerkingsplan Olympiakwartier West (2017)

Voor het plangebied Olympiakwartier West is een concept uitwerkingsplan opgesteld op basis van het vastgestelde Ontwikkelingsplan Stadstuinen Poort en het concept Verkavelingsplan voor Olympiakwartier West. Dit concept uitwerkingsplan is niet in procedure gebracht.

  • 5. Concept ontwerp Uitwerkingsplan Almere Poort-Duin, Gebouwen F & L (2017)

Voor het plangebied Duin Gebouwen F & L is een concept uitwerkingsplan opgesteld op basis van het vastgestelde Ontwikkelingsplan Duin. Dit concept uitwerkingsplan is niet in procedure gebracht.

  • 6. Concept uitwerkingsplan Baken Poort (2017/2018)

Voor het plangebied Baken Poort in Olympiakwartier Oost is een concept uitwerkingsplan opgesteld op basis van het vastgestelde Ontwikkelingsplan Stadstuinen Poort en het concept verkavelingsplan voor Olympiakwartier Oost. Dit concept uitwerkingsplan is niet in procedure gebracht.

  • 7. Concept uitwerkingsplan 'Kantoor Voiceworks en woningen' (2018)

Voor het plangebied van het dit kantoor en woningen is een concept uitwerkingsplan gemaakt op basis van vastgestelde ontwikkelingsplan DUIN. Dit uitwerkingsplan is niet in procedure bebracht.

  • 8. Concept uitwerkingsplan 'Duinhal en gebouwen J en K'

Voor het gebied van de Duinhal en de gebouwen J. en K. is een concept uitwerkingsplan opgesteld op basis van het vastgestelde ontwikkelingsplan DUIN. Dit uitwerkingsplan is niet in procedure gebracht.

Ingetrokken Uitwerkingsplan Olympiakwartier, 1e fase

Het uitwerkingsplan 'Almere Poort-Olympiakwartier, 1e fase', dat op 21 oktober 2014 door het college werd vastgesteld, is op 10 juni 2015 ingetrokken. Dit uitwerkingsplan maakte de realisatie van een retailpark met thematische detailhandel, leisure en horeca mogelijk. In overleg met de initiatiefnemer is besloten dat dit plan in deze vorm geen doorgang zal vinden. Omdat met het uitwerkingsplan in theorie nog steeds een dergelijk plan gerealiseerd zou kunnen worden, terwijl dit niet meer de bedoeling was heeft het college het uitwerkingsplan, hangende de beroepsprocedure, ingetrokken.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak gesloten en op 5 augustus 2015 een einduitspraak gedaan waarbij de ingediende beroepen niet-ontvankelijk dan wel ongegrond zijn verklaard.

Verleende Omgevingsvergunningen

Verder zijn er in het gebied verschillende omgevingsvergunningen op grond van het bestemmingsplan Almere Poort 2007 verleend.

Het gaat om de gebouwen voor de Internationale School, het Groenhorst (Aeres)college, het Topsportcentrum, het Zwembad met sporthal en bijbehorende kantoorruimten, de Moskee en in het gebied Duin de gebouwen E&D.

Voor een gebouw voor een fysiotherapiepraktijk in het gebied de Voortuin tegenover het Aerescollege en voor de gebouwen van C-Smart in Duin is omgevingsvergunning verleend met afwijking van het bestemmingsplan.

1.5 Leeswijzer

Om de digitale raadpleegbaarheid van het bestemmingsplan te vergroten, is de toelichting opgezet rondom de in het plan gebruikte Bestemmingen. Na een beschrijving van het plangebied en de nieuwe ontwikkelingen (hoofdstuk 2) worden de Bestemmingen beschreven (hoofdstuk 3). Vanuit dit hoofdstuk worden koppelingen gemaakt naar het achterliggende Beleidskader ( hoofdstuk 4) en de Omgevingstoets (hoofdstuk 5). In het hoofdstuk Implementatie (hoofdstuk 6) wordt ingegaan op de uitvoerbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Karakteristieken plangebied

Algemeen

Het gebied van Almere Poort is al in het Structuurplan voor Almere van 1983 opgenomen als toekomstig stedelijk gebied. In 1999 is voor het plangebied het Structuurplan Almere Poort vastgesteld, dat is overgenomen in het Structuurplan Almere (2003). Vanaf 2005 is de ontwikkelingsstrategie vastgelegd in ondernemingsplannen voor Poort en in 2007 is het Bestemmingsplan Almere Poort vastgesteld. De gebiedsontwikkeling van de verschillende deelgebieden van Poort is uitgewerkt in de ontwikkelingsplannen. De ontwikkeling van Almere Poort maakt ook onderdeel uit van de Rijksstructuurvisie Amsterdam – Almere – Markermeer (RRAAM, 2013), waarin de groei van Almere met 60.000 woningen en toename van het aantal banen is opgenomen.

Almere Poort telt inmiddels ruim 11.500 inwoners en bijna 600 bedrijven met ca. 1.900 arbeidsplaatsen. De woonwijken aan de westzijde van het spoor, Europakwartier West, Columbuskwartier en Homeruskwartier, zijn momenteel grotendeels gerealiseerd.

Ook in Duin is gestart met de woningbouw; na de realisering van Duin Zuid volgt de ontwikkeling van Duin Noord en Duinkop Zuid en Noord. Hier heeft zich ook het bedrijf C-Smart gevestigd, dat mede vanwege hun activiteit specifiek voor deze kustlocatie heeft gekozen. Buitendijks liggen de Marina Muiderzand, 3 woontorens van de Muiderburght en het Almeerderstrand en IJmeerstrand. Op de werklocaties Hogekant en Lagekant hebben zich bedrijven gevestigd en is het resterende deel in uitgifte. Ook de woongebieden met mogelijkheden voor functiemenging bevatten ruimte voor het vestigen van (bepaalde typen) bedrijven en voorzieningen.

In het gebied aan de oostzijde van het spoor, dat ook is opgehoogd met zand, zijn enkele voorzieningen gevestigd zoals het Topsportcentrum, het zwembad met sporthal, enkele scholen en het busstation. In 2016 is het nieuwe Ontwikkelingsplan Stadstuinen Poort vastgesteld voor de gebieden Olympiakwartier West en Oost, Olympiakwartier Officepark, Europakwartier Oost, Cascadepark Oost, Middenkant en Lagekant.

Stedenbouwkundige opzet

De stedenbouwkundige hoofdstructuur van Poort bestaat uit een waaierstructuur met een oriëntatie naar de Hollandse Brug. De Hollandse Brug vormt daarmee de “poort” van het plangebied. De infrastructurele lijnen, zoals de Poortdreef, A6 en spoorlijn, zijn aanleiding geweest om het gebied een waaierstructuur te geven.

Aan de oostzijde van het plangebied loopt de Ecozone Pampus, die het Kromslootpark verbindt met de Pampushout en verderop de Lepelaars- en Oostvaardersplassen

2.2 Poort Oost

Het gebied Poort Oost bestaat uit Stadstuinen Poort, Voortuin, Ecozone Pampus en Hogekant. Het plangebied van Stadstuinen Poort is circa 233 hectare groot. Voor dit gebied heeft de raad op 9 juni 2016 het ontwikkelingsplan Stadstuinen vastgesteld en daarmee besloten tot herontwikkeling van het plangebied.

Met de vaststelling van het nieuwe ontwikkelingsplan 'Stadstuinen Poort' en de uitwerking van 'Almere Poort Stadstuinen' zijn de bestaande ontwikkelingsplannen Olympiakwartier, Europakwartier Oost, Cascadepark Oost, Middenkant en Lagekant ingetrokken, omdat de genoemde gebieden niet meer volgens die plannen worden ontwikkeld.

Verder bevatten deze ontwikkelingsplannen een programma dat mede vanwege de economische en financiële crisis niet meer aansluit bij de marktvraag. Vooral de vraag naar kantoren en detailhandel is gewijzigd. Hierdoor waren deze ontwikkelingsplannen niet meer uitvoerbaar.

Met de planherontwikkeling is een plan opgesteld dat ruimte biedt aan een flexibel programma voor wonen en ondernemen, zodat ingespeeld kan worden op de voortdurend veranderende marktvraag, zoals bijvoorbeeld de toenemende vraag naar betaalbare woningbouw.

Hieronder is de ligging van Poort ten opzichte van de aanwezige infrastructuur aangegeven. Het gebied is gelegen rondom het NS station Almere Poort.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP4ABCDEG01-vg01_0004.png"

Bestaande situatie

Het gebied is opgespoten met zand en er is infrastructuur zoals wegen en fietspaden aanwezig.

Er zijn enkele, verspreid gelegen voorzieningen (topsporthal, een sporthal met zwembad, de International School Almere, een moskee en het Groenhorstcollege voor MBO) aanwezig en er zijn een aantal bedrijven op Lagekant gevestigd.

Verder zijn het ROC bij het station en een wereldrestaurant nabij de Topsporthal in gerealiseerd en is de school voor voortgezet onderwijs Baken Poort in aanbouw. .

De nieuwe stedenbouwkundige opzet

Hieronder zijn de hoofdwegen van Poort Oost aangegeven. Er is zoveel mogelijk aansluiting bij de bestaande structuur gezocht, de reeds aangelegde ontsluitingswegen blijven intact. Door handhaving van de bestaande waterstructuur zijn er minder kruisingen met water nodig. De Europalaan wordt doorgetrokken in oostelijke richting en geeft aansluiting op de Elementendreef. Evenwijdig daaraan loopt de Demetrius Vikeaslaan met de daarnaast gelegen busbaan. Verder naar het zuiden verbindt de Olympialaan de Poortdreef met de Elementendreef.

Tenslotte is hier de verbinding met Homeruskwartier aangegeven via de Heliumweg die aansluit op de Elementendreef.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP4ABCDEG01-vg01_0005.png"

Het programma

Het indicatieve woningbouwprogramma dat is opgenomen in het ontwikkelingsplan bestaat uit circa 3.000 – 4.000 woningen, waarvan 50% betaalbaar (hiervan 30% sociaal) en 50% vrije sector.

Op basis van de stedenbouwkundige opzet wordt momenteel uitgegaan van 3.600 woningen. Omwille van de flexibiliteit wordt in het bestemmingsplan het maximum aantal van 4.000 woningen uit het ontwikkelingsplan mogelijk gemaakt.

De verdeling over grondgebonden woningen en appartementen bedraagt 75% / 25%. Het programma is onderbouwd met de Monitor Woningproductie Noordvleugel (2015) en onderzoek naar de markt voor (middel)dure woningbouw in Almere (Fakton, 2015).

Voor de programmering van kantoren en bedrijfslocaties is in 2015 een Behoefteraming Werklocaties opgesteld. De uitkomsten van deze behoefteraming hebben er mede toe geleid dat het bedrijven- en kantorenprogramma fors naar beneden is bijgesteld.

In het ontwikkelingsplan is Lagekant opgenomen als gemengd bedrijventerrein voor bedrijven met een maximale milieucategorie 3.2. Verder is vestiging van bedrijven mogelijk in het woongebied en in het centrumgebied van Olympiakwartier Oost op basis van de Functiemengingslijst. Daarbij gaat het om bedrijfsgebouwen, woon-werk-units en bedrijven aan huis. Vestiging van kantoren vindt alleen plaats wanneer er een concrete marktvraag zich voordoet en realisering niet leidt tot leegstand elders in Almere.

Wat betreft detailhandel bevat het programma de realisering van het stadsdeelcentrum Olympiakwartier Oost voor de bewoners van Poort.

Het gaat hierbij om bevolkingsvolgende voorzieningen met als verzorgingsgebied Poort Oost (wijkniveau) en Poort (stadsdeelniveau), bestaande uit twee supermarkten, overige dagelijkse detailhandel en een beperkte omvang detailhandel in niet-dagelijkse artikelen (stadsdeelgericht).

In de afgelopen jaren is hierover behoefteonderzoek uitgevoerd.

Naar aanleiding van recent behoefteonderzoek is besloten om in Almere Poort behalve de reeds gevestigde supermarkt in Columbuskwartier en supermarkten in het nog te realiseren stadsdeelcentrum, nieuwe supermarkten te vestigen in Homeruskwartier en in Duin als onderdeel van de duinhal.

Verder bevat het programma horeca, leisure en pdv/gdv te vestigen in Olympiakwartier Oost en Olympiakwartier Officepark langs de Elementendreef. Het betreft stadsdeelgerichte en stedelijke voorzieningen, met name ook gerelateerd aan het thema sport, waarmee het functioneren van de gerealiseerde Topsporthal, het zwembad en het Almere Kenniscentrum Talent (AKT) verder versterkt kan worden.

Tenslotte is een programma (maatschappelijke) voorzieningen opgenomen. Dit bevat de reeds gerealiseerde scholen in het gebied, het Topsportcentrum, een zwembad/ sporthal, een moskee en fysiotherapiepraktijk en nog te realiseren voorzieningen als een basisschool, een vestiging voor voortgezet onderwijs (Baken) en een uitbreiding van het ROC Flevoland in Poort. Ook bevat het programma voorzieningen mogelijkheden voor vestiging van een bibliotheek, zorgvoorzieningen, kinderopvang of een fitnessruimte.

Het programma per deelgebied

Olympiakwartier West/ Zandpoort

Olympiakwartier West/Zandpoort is gelegen tussen de Flevolijn en de Poortdreef met het daarachter gelegen woongebied Duin. Hier wordt een programma van circa 550 woningen gerealiseerd volgens de verdeling 70% grondgebonden woningen en 30% gestapelde woningen. In dit deelgebied is ook het NS station Almere Poort gelegen. Aan het plein bij het station is ruimte voor enkele kleinschalige voorzieningen, zoals horeca, een kapsalon of een klein kantoor. In het gebied ten zuiden van de Olympialaan, tussen spoor en Poortdreef, is ruimte voor bedrijven of voorzieningen.

Olympiakwartier Oost/ Stadsdeelcentrum

Olympiakwartier Oost/Stadsdeelcentrum wordt het centrumgebied van Poort. Vanwege de economische crisis is het programma centrumfuncties naar beneden bijgesteld en wordt het geclusterd in Olympiakwartier Oost. Het gebied is gelegen bij het NS-station, tussen de Flevolijn en de Elementendreef en nabij de afslag van de A6. In dit gebied wordt een mix van functies voorzien, de vestiging van winkels, horeca, maatschappelijke en commerciële voorzieningen en wonen. Hier wordt het stadsdeelcentrum gerealiseerd dat een functie heeft voor heel Almere Poort. Ook zijn hier grotere voorzieningen aanwezig zoals het Topsportcentrum en het zwembad.

Er is hier een Wok restaurant geopend en er zijn twee schoolgebouwen ten behoeve van het ROC en scholengemeenschap Het Baken geprojecteerd. Langs de Elementendreef is beperkt ruimte voor stedelijke voorzieningen en stadsdeelgerichte PDV. Behalve dit programma wordt er ook woningbouw gerealiseerd in het gebied. Het gaat om circa 900, grotendeels gestapelde woningen. Het gebied aan de zuidzijde van de Olympialaan biedt tijdelijk ruimte voor parkeren ten behoeve van evenementen op het Almeerderstrand. Bij de Elementendreef ligt een archeologische vindplaats met een groene inrichting en bestemming.

Europakwartier Oost 1

Europkwartier Oost 1 is gelegen tussen de Flevolijn en bedrijventerrein Lagekant. In dit deelgebied zullen voornamelijk woningen worden gerealiseerd. Er is een programma van 1.200 woningen voorzien volgens de verdeling 70% grondgebonden woningen en 30% gestapelde woningen. Verder is er ruimte voor een basisschool, andere voorzieningen en voor bedrijven. Daarbij gaat het om bedrijven aan huis, woon-werkeenheden of bedrijfsruimten. Het gebied wordt doorsneden door de Europalaan, die in het verlengde ligt van het eerder gerealiseerde stedelijke milieu van Europakwartier West.

Europakwartier Oost 2

Dit gebied is gelegen tussen de Flevolijn, Elementendreef en de Ecozone Pampus. Hier is eveneens een programma van circa 1.200 woningen voorzien, waarvan circa 15% gestapelde woningen en 85% grondgebonden woningen. In dit gebied zijn het Groenhorstcollege en de Internationale School gelegen, er zijn reeds bomen aangeplant. Langs de Elementendreef is ruimte voor een meer gemengd milieu.

Bedrijventerreinen Hogekant

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP4ABCDEG01-vg01_0006.png"

Afbeelding: bedrijventerrein Hogekant

Het bedrijventerrein Hogekant heeft een omvang van ongeveer 16 hectare en was in het bestemmingsplan Almere Poort 2007 ook als gemengd bedrijventerrein (bedrijven t/m milieucategorie 3.2) opgenomen.

Het terrein is gelegen tussen de Hogering, Flevolijn en de ecologische verbindingszone. De busbaan die vanaf Literatuurwijk het gebied Poort ingaat loopt over het terrein. Hierdoor is het terrein goed ontsloten zowel met de auto als met openbaar vervoer.

In het gebied zijn diverse bedrijven gevestigd. Deze zijn met name aan de noordzijde van het terrein gevestigd. Aan de Xenonstraat die grenst aan de Flevolijn zijn enkele bedrijfsverzamelgebouwen.

Bedrijventerrein Lagekant

Bedrijventerrein Lagekant heeft een omvang van ongeveer 11 ha en was in het bestemmingsplan Almere Poort (2007) ook als gemengd bedrijventerrein opgenomen. Het terrein is gelegen tussen Europakwartier Oost I en de Elementendreef. Op Lagekant kunnen zich bedrijven vestigen t/m milieucategorie 3.2. Ook is er beperkt ruimte voor kantoren bijv. aan weerszijden langs de Europalaan of langs de Pierre de Coubertinlaan. Verder is de mogelijkheid tot vestiging van perifere detailhandel overgenomen in het nieuwe plan. Op het terrein zijn een aantal grote bedrijven gevestigd.

Aan de oostzijde van het gebied is een gemengde zone voor vestiging van maatschappelijke voorzieningen en bedrijven t/m milieucategorie 2. Dit gebied heeft een bestemming voor maatschappelijke voorzieningen omdat de gronden in eigendom zijn van het Aeres college, aanvankelijk voor de vestiging van de hogeschool of voor uitbreiding van het Groenhorst college.

De Voortuin

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP4ABCDEG01-vg01_0007.png"

De Voortuin is het gebied dat is gelegen tussen de Elementendreef en de A6. Het programma omvat functies ten behoeve van Stadstuinen Poort, zoals sportvelden voor schoolsport, parkeergelegenheid voor parkeren bij evenementen, Topsportcentrum en mogelijk een tennispark. In het noord-oostgedeelte is een fysiopraktijk met bijbehorende sportveld gerealiseerd. Verder wordt hier parkeren ten behoeve van de evenementen op het Almeerderstrand voorzien.

Voordat dit gebied verder in ontwikkeling komt, wordt eerst een visie op De Voortuin opgesteld.

2.3 Duin

Duin is gelegen aan het IJmeer/Markermeer. De ligging aan het water is bepalend voor de stedenbouwkundige opzet van dit gebied. In Almere Duin wordt ingezet op een gevarieerd woongebied in een hoogwaardig duin- of boslandschap met langs de kust een multifunctioneel en levendig recreatiegebied (recreatie, horeca, detailhandel, leisure, wonen, kantoren); een landschappelijke context die onderscheidend en aanvullend is in de regio.

In april 2008 heeft de gemeente de 'ruimtelijke randvoorwaarden kustzone' vastgesteld. Daarop is een prijsvraag uitgeschreven voor een ontwikkelingsvisie voor de kustzone. De keuze is gevallen op de visie van Amvest. Deze visie, onder de naam DUIN, is door Amvest en gemeente verder uitgewerkt tot een ontwikkelingsplan met bijbehorend kwaliteitsboek, die in december 2011 door de gemeenteraad zijn vastgesteld. Het ontwikkelingsplan met bijbehorend kwaliteitsboek vormt het kwaliteitskader voor de ontwikkeling van het plangebied. Het geeft de ruimtelijke hoofdstructuur weer alsmede het globale programma per deelgebied. In 2017 is de raad akkoord gegaan met een aanpassing van het Ontwikkelingsplan Duin, waarbij het stedenbouwkundig plan is aangepast en een continue duinlandschap is opgenomen dat de verbinding vormt tussen het binnendijkse en het buitendijkse gebied.

DUIN vormt het gezicht van Almere aan het IJmeer, op een strategische locatie naast de Hollandse Brug. Het gebied is gunstig gelegen in de Noordvleugel van de Randstad en bovendien uitstekend ontsloten via weg, water en spoor. De kwaliteit van de bestaande landschappen, het nautische karakter, het zicht op Amsterdam versterken het bijzondere profiel van deze plek.

Met DUIN transformeert het gebied naar een nieuw landschap van duinen, bossen en stranden. Zo ontstaan woonmilieus zoals: wonen op een duin, in het kreekbos of in de nieuwe skyline aan de kust.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP4ABCDEG01-vg01_0008.png"

Afbeelding: Duin

In het binnendijkse gedeelte zoals hierboven aangegeven onder A en C zijn zeven deelgebieden te onderscheiden:

In deelgebied A worden de volgende gebieden ontwikkeld:

  • 1. Stranddorp met woningen en een beperkt gemengd programma in een duinlandschap;
  • 2. Kreekbos Noord met woningen in combinatie met bos en water;
  • 3. Duin Noord met woningen in een duinlandschap. In 2017 start de woningbouw in dit deelgebied;
  • 4. Duinkop (Noord en Zuid) met een gemengd en gestapeld programma van wonen, detailhandel (supermarkt) en functiegebonden detailhandel, horeca, leisure, kantoren en maatschappelijke voorzieningen. In dit gebied is C-Smart en woningbouw gerealiseerd en zijn enkele verdere woongebouwen en parkeergarages in aanbouw en ontwikkeling. In de woongebouwen aan de dijk is in de plint een gemengd programma opgenomen.
  • 5. Duin Zuid met woningen in een duinlandschap. Dit gebied met grondgebonden woningen is in 2017 vrijwel gerealiseerd.
  • 6. Kreekbos Zuid met woningen in combinatie met bos en water.

In het plangebied is één uitwerkingsplan opgesteld, genaamd Almere Poort-Duin 1e fase (2013) ten behoeve van de realisatie van 450 woningen, kantoren met een maximum bedrijfsvloeroppervlak van 7.100 m2 , maatschappelijke voorzieningen met een maximum bebouwd grondoppervlak van 750 m2, leisure met een het maximum bebouwd grondoppervlak van 4.200 m2, dienstverlening en functiegebonden detailhandel met een maximum van 660 m2, en horeca met een maximum bebouwd grondoppervlak horeca van 660m².

In het gebied van dit uitwerkingsplan zijn grondgebonden woningen, drie appartementengebouwen met parkeergarage en het project van C-Smart gerealiseerd. Het programma maatschappelijke voorzieningen, leisure, dienstverlening, horeca, functiegebonden detailhandel en kantoren is niet gerealiseerd.

Mede in de plaats daarvan is het project van C-Smart gevestigd, een maritieme bedrijfsopleiding (cruiseschepen) met bijbehorende kantoren en gastenverblijf (procedure afwijking van bestemmingsplan).

De deelgebieden B (Meerstrand), E (Marina Muiderzand) en D (Almeerderstrand) worden niet meegenomen in dit bestemmingsplan. Hiervoor wordt een separaat bestemmingsplan opgesteld: Almere Poort buitendijks.

Deelgebied C, Muiderduin

vervallen, raadsbesluit 20 juni 2019

Het programma

Het gebied Duin bevat een gemengd programma passend bij de locatie gelegen aan het IJmeer, het strand en de jachthaven. In het ontwikkelingsplan is ingezet op een zeer onderscheidend en multifunctioneel woon-, werk- en recreatiegebied in een hoogwaardig landschap.

Duin biedt ruimte aan 3.000 woningen, waarvan ca. 50% grondgebonden en ca. 50 % appartementen. Er is 10% sociale woningbouw opgenomen.

Verder bevat het programma kantoren, 20.600 m2 bedrijfsvloeroppervlak leisure, 19.600 m² bedrijfsvloeroppervlak maatschappelijke voorzieningen (waarvan 14.000 m² uitwisselbaar met kantoren) en 23.200 m² bedrijfsvloeroppervlak horeca, 1.300 m2 detailhandel en 2.500 m2 functiegebonden detailhandel. Hiervan bestaat maximaal 1.300 m2 bedrijfsvloeroppervlak uit reguliere detailhandel (supermarkt, max 1.000 m² verkoopvloeroppervlak).

Het gemengde programma is vooral voorzien in Duinkop Zuid en Duinkop Noord nabij het strand en de jachthaven. De publieksgerichte voorzieningen sluiten aan op het maritieme, sportieve en recreatieve karakter van de locatie. De focus voor voorzieningen in Duin ligt op de regio en een complementaire functie voor Almere, waarbij wordt ingezet op attractiviteit en uniciteit. Het programma biedt flexibele ruimte voor verschillende partijen en bijzondere concepten. Deze functies kunnen autonoom bezoekers uit een groot gebied binden. Deze verschillende functies vragen ook ruimte met uiteenlopende maatvoeringen.

Zo kan worden gedacht aan een kuuroordhotel (5.000 m²), een thermencomplex (5.000 m²), een klimwand (200 m²) of een revalidatiekliniek (1.500 m²).

Bij horeca wordt gedacht aan restaurants, een strandpaviljoen, een hotel of uitgaanshoreca.

De detailhandel zal voornamelijk worden geconcentreerd in de te realiseren Duinhal in Duinkop Zuid. In deze hal wordt een mix van detailhandel en horeca en leisure gevestigd.

Wat betreft detailhandel is met name functiegebonden detailhandel opgenomen, aansluitend op het concept en de reikwijdte van Duin. Dit is detailhandel in niet-dagelijkse artikelen, waarbij de detailhandelsfunctie de leisure-,recreatie-, of maatschappelijke functie binnen het plangebied versterkt of ondersteund, waaronder in elk geval moeten worden begrepen: aan 'outdoor', (water-)sport en strandbezoek gerelateerde detailhandel. Daarbij kan gedacht worden aan een surf- en fietsenwinkel, of meer specifiek een kitesurfwinkel. Detailhandel in verschillende maatvoeringen en vormen, vooral in combinatie met de recreatie-, leisure- en maatschappelijke functie en gericht op beleving.

Verder is de mogelijkheid opgenomen om in de Duinhal een supermarkt van 1.300 m2 bedrijfsvloeroppervlak te realiseren. Dit komt overeen met een supermarkt die een omvang van 1.000 m2  verkoopvloeroppervlak heeft.

Een deel van dit programma, met name woningen, is inmiddels gerealiseerd.

In verband met de vestiging van Carnival Corporation/ C-Smart is een Wabo-procedure in afwijking van het Uitwerkingsplan gevolgd, waarbij dienstverlening in de vorm van een opleidingscentrum met bijbehorende kantoren en gastenverblijf met horeca mogelijk is gemaakt. Deze bestemming wordt in dit bestemmingsplan overgenomen.

Ook bevat het programma van Duin 25 ha bos en 5,2 ha water.

De deelgebieden Duin Zuid en Noord en Duinkop Zuid en Noord vormen het centrale deel van de ontwikkeling. Het is vooral ook dit deel waaraan “DUIN” zijn identiteit ontleent. Hier is het traditionele zandpakket opgehoogd tot een duinlandschap. Het duingevoel wordt nog versterkt door de weg die Duin Noord en Zuid scheidt, de Valleiweg. Deze weg ontsluit het centrale gebied vanaf de Poortdreef (één van de hoofdontsluitingen van Almere Poort) en loopt door tot aan de kust (IJmeerdijk).

De woningen in Duin Noord en Zuid worden in en door het duinlandschap opgenomen. Het programma omvat alleen woningen met een maximale bouwhoogte van 12 meter.

Aansluitend op het woongebied van Zuiderduin kunnen woningen met een maximale bouwhoogte van 12 meter in Kreekbos Zuid worden gerealiseerd. Ook wordt hier de mogelijkheid van de vestiging van een zorginstelling onderzocht. Deze bebouwing zal in totaal maximaal 2,7 ha uitgeefbaar terrein beslaan.

Landschappelijke onderlegger

De basis van het nieuwe landschap bestaat uit een geaccidenteerde 'ondergrond'. Die wordt gevormd door kunstmatige duinen, die in hoogte variëren van circa 3 -NAP tot 10 +NAP. Hierin voegt zich het programma. Hierdoor ontstaat een afwisselend beeld, waarbij de bebouwing van oost naar west wordt geïntensiveerd en het programma meer divers wordt.

Uiteindelijk kan de bouwhoogte aan de kust oplopen tot 80 meter +NAP. De Vallei en de Valleiweg vormt de scheiding tussen het duinlandschap van Duin Noord en van Duin Zuid, en ligt tot aan de Duinkoppen laag (van ca 0 NAP bij de Poortdreef via 1,50-NAP naar 1 meter +NAP).

In de bouwregels wordt de toegestane hoogte van de gebouwen vanaf peil aangegeven. Dit is voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter hoogte van de hoofdingang.

In andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitend afgewerkte terrein, waarbij plaatselijk, niet bij het verdere verloop van het terrein passende, ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven.

Hoofdstuk 3 Bestemmingen

In dit hoofdstuk zijn de bestemmingen omschreven en zijn de planuitgangspunten voor de bestemmingen benoemd. Als de uitgangspunten voortkomen uit een beleidskader of een onderzoek uit de omgevingstoets dan is een koppeling opgenomen naar deze informatie.

3.1 Toelichting op de juridische regeling

Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen

Op 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het bijbehorende Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in werking getreden. Met de invoering van de Wro is de vormgeving van bestemmingen en planregels gestandaardiseerd. De standaarden zijn vastgelegd in de Regeling standaarden ruimtelijke ordening (Rsro). Het voorliggende bestemmingsplan is opgesteld volgens de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012) en voldoet aan de vereisten op het gebied van digitalisering. Het bestemmingsplan voldoet tevens aan de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) die per 1 oktober 2010 in werking is getreden.


Opzet van de planregels

De planregels van dit bestemmingsplan zijn als volgt opgezet:

  • in hoofdstuk 1 zijn de begrippen gedefinieerd en is de wijze van meten bepaald;
  • hoofdstuk 2 bevat de regels voor de verschillende bestemmingen;
  • in hoofdstuk 3 zijn algemene regels opgenomen, die gelden voor meerdere of alle bestemmingen;
  • hoofdstuk 4 bevat de overgangs- en slotbepalingen.

Flexibiliteitsbepalingen

In het bestemmingsplan zijn diverse regels opgenomen waarmee flexibiliteit ten opzichte van de hoofdbestemming wordt ingebouwd.

Afwijkingsregels zijn bedoeld voor afwijkingen binnen de bestemming zelf. Op basis van de afwijkingsregels kan een omgevingsvergunning worden verleend. Met wijzigingsbevoegdheden kan het college van burgemeester en wethouders wijzigingen aanbrengen binnen een bestemming of een bestemming wijzigen in een andere bestemming.

Afwijkings- en wijzigingsregels kunnen worden gekoppeld aan een enkele bestemming, maar kunnen ook gelden voor meerdere bestemmingen (algemene afwijkingsregels of algemene wijzigingsregels). Bij afwijkings- en wijzigingsregels worden verschillende voorwaarden opgenomen die in acht moeten worden genomen. Het gaat bijvoorbeeld om een maximum oppervlakte of het uitgangspunt dat er geen sprake mag zijn van onevenredige afbreuk van de woon- of werksituatie.

3.2 Bestemmingen

In dit hoofdstuk worden de bestemmingen omschreven en de planuitgangspunten voor de bestemmingen benoemd. Voor zover de uitgangspunten voortvloeien uit een beleidsuitspraak of de omgevingsaspecten, is een koppeling naar de bijbehorende paragraaf opgenomen. Via de koppeling in de paragraaf kan worden doorgeklikt naar de planregels. In het bestemmingsplan Almere Poort Oost en Duin zijn de volgende bestemmingen opgenomen:

3.2.1 Bedrijventerreinen Hogekant en Lagekant

Bedrijventerrein Hogekant

De bestemming Bedrijventerrein - 1 is van toepassing op het bedrijventerrein Hogekant dat is gelegen aan de Hogering.

Functionele mogelijkheden

De hoofdactiviteit op Hogekant bestaat uit bedrijfsactiviteiten. Op grond van Gemeentelijke Visie op de Werklocaties (GVW, 2016) is Hogekant een Regulier Werkmilieu, geschikt voor bedrijven (categorie 1 t/m 3.2). Horeca mag onder voorwaarden (goede ruimtelijke ordening) worden gevestigd. Er wordt geen wonen toegestaan. Aangezien er op Hogekant op grond van het bestemmingsplan Almere Poort 2007 reeds horeca was toegestaan, zijn er regels voor het toestaan van horeca opgenomen.

Op grond van het bestemmingsplan Almere Poort 2007 zijn op Hogekant bedrijven tot en met categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten VNG 2009 toegestaan. Dit is overgenomen in het nieuwe bestemmingsplan. Aangezien een eventuele brandweerkazerne niet in deze Staat voorkomt is deze apart genoemd als toegestane vestiging.

kantoren/kantoorhoudendheid

Bedrijven mogen tot maximaal 50% per bedrijf bij het bedrijf behorende kantooractiviteiten verrichten (kantoorhoudendheid). In het bestemmingsplan Almere Poort 2007 was het mogelijk om in bepaalde delen van het bedrijventerrein af te wijken van deze regel voor het toestaan van zelfstandig kantoren. Deze regel is in het nieuwe bestemmingsplan overgenomen.

Afhaalpunten

Afhaalpunten zijn op grond van het beleid (Detailhandelsvisie 2014, uitwerking Afhaalpunten) toegestaan onder de voorwaarde dat de locatie een directe en korte aansluiting heeft op de hoofdwegenstructuur op bedrijventerreinen. Hogekant heeft een korte en directe aansluiting op de hoofdwegenstructuur. Afhaalpunten zijn daarom bij recht mogelijk als bedrijfsactiviteit.

Webwinkels

Een webwinkel is een logistieke bedrijfsactiviteit waarbij geen sprake is van fysiek klantcontact en verkoop en verzending van goederen uitsluitend digitaal en per post geschiedt. Hierbij is geen sprake van detailhandel, maar van een bedrijf. Webwinkels zijn op Hogekant toegestaan als bedrijfsactiviteit. Een internetwinkel, waarbij wel sprake is van fysiek klantcontact of een showroom is daarentegen een vorm van reguliere detailhandel en daarom niet toegestaan binnen het plangebied.

Detailhandel

Reguliere detailhandel is niet toegestaan. Overeenkomstig de Detailhandelsvisie 2014 is detailhandel als ondergeschikte bedrijfsactiviteit alleen nog toegestaan bij productiebedrijven, tot maximaal 20% van het totale bedrijfsvloeroppervlak van de vestiging met een maximum van 100 m² verkoopvloeroppervlak.

Op grond van de Detailhandelsvisie 2014 is perifere detailhandel in ABC-goederen en kringloopwinkels (uitwerking Kringloopwinkels) na afwijking toegestaan onder de voorwaarde dat het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer.

Toestaan Perifere Detailhandel in afwijking van de Detailhandelsvisie Almere 2014 ten behoeve van een sanitair-en tegelbedrijf

Een beslispunt bij de vaststelling van de Detailhandelsvisie Almere 2014 was: 'Perifere detailhandel (PDV) slechts toestaan op locaties op bedrijventerreinen waar dit binnen de bestemmingsplannen nu reeds is toegestaan, naast het toestaan in de retailcentra (Doemere, Retail Park Almere Poort en in de toekomst Twentsekant)'.

De keuze voor de beperking van PDV in 2014 naar een aantal locaties werd ingegeven vanuit het feit dat PDV daardoor tot een betere clustering en concentratie leidt, hetgeen voor consumenten aantrekkelijker is. Daarnaast is concentratie voor de winkeliers aantrekkelijk omdat de bezoekers naar één locatie komen, waardoor combinatiebezoek door de consument kan plaatsvinden.

Inmiddels is het Retailpark Almere Poort van de baan en trekt ook de economie weer aan.

Op te merken is in dit verband is dat Garma BV in haar onlangs verschenen onderzoeksrapport (juli 2017) naar de detailhandel in Almere stelt dat er binnen de PDV sector in de branche 'Wonen' nog voldoende marktruimte is, in de branche 'Doe-Het-Zelf' is er al sprake van een overschot (beiden op stedelijke niveau beschouwd).

De activiteiten van het sanitair- en tegelbedrijf bewegen zich deels tussen deze twee branches, deels er buiten (specifiek sanitair en tegels). Bovendien is een groot deel van de activiteiten te zien als groothandel en niet als (perifere) detailhandel.

Gelet op de aard van de activiteiten van het bedrijf (een vorm van PDV waarin de nadruk ligt op sanitair en tegels met een groot aandeel groothandel), de aantrekkende markt en de gewijzigde omstandigheden sinds de vaststelling van de Detailhandelsvisie is er geen bezwaar tegen het toestaan van PDV op Hogekant tot een maximum van 5.000 m2 bvo en alleen op de kavel waar de aanduiding ten behoeve van het toestaan van PDV is opgenomen.

Horeca

Op grond van de Vestigingsvisie Horeca Almere 2016 is op bedrijventerreinen ondergeschikte horeca bij recht mogelijk. Op Hogekant is -conform het bestemmingsplan Almere Poort 2007- ook horeca op beperkte schaal (maximaal 300m) die genoemd is categorie 3, toegestaan. Nieuwe horeca met een grotere omvang is alleen toegestaan indien dit voldoet aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening en via een afwijking.

Ter plaatse van de kavel waar een kartbaan met bowling, lasergame en restaurant kan worden gevestigd is ook ondergeschikte horeca toegestaan.

Sport

Op Argonweg 140 is een sportschool gevestigd. Hiervoor wordt een aanduiding voor 'sport' opgenomen.

Toestaan van prostitutie

Het is mogelijk om na wijziging van het bestemmingsplan een seksinrichting toe te staan op Hogekant. Deze wijzigingsbevoegdheid was reeds in het bestemmingsplan Almere Poort 2007 opgenomen en is conform het prostitutiebeleid van de gemeente overgenomen in het nieuwe bestemmingsplan.

Parkeren

Er is bepaald dat op eigen terrein moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid en in ruimte voor laden en lossen. Het is mogelijk om van de hoofdregel af te wijken indien uit een parkeerbalans blijkt dat er voldoende parkeerruimte in het openbaar gebied aanwezig is.

Bebouwing

Voor de bouwregels is aansluiting gezocht bij de bouwregels van het bestemmingsplan Almere Poort 2007. Het is mogelijk om, onder voorwaarden, af te wijken van de bouwregels.

Bedrijventerrein Lagekant

De bestemming Bedrijventerrein - 2 is van toepassing op het bedrijventerrein Lagekant in het gebied Stadstuinen.

Functionele mogelijkheden

De hoofdactiviteit op Lagekant bestaat uit bedrijfsactiviteiten, maar er zijn ook kantoren toegestaan, conform het bestemmingsplan Almere Poort 2007. Op grond van Gemeentelijke Visie op de Werklocaties (GVW, 2016) is Lagekant evenals Hogekant een Regulier Werkmilieu, geschikt voor grotere bedrijven (categorie 1 t/m 3.2). Horeca mag onder voorwaarden (goede ruimtelijke ordening) worden gevestigd. Er wordt geen wonen toegestaan.

Op grond van het bestemmingsplan Almere Poort 2007 zijn op Lagekant bedrijven tot en met categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten VNG 2009 toegestaan. Dit is overgenomen in het nieuwe bestemmingsplan.

kantoren/kantoorhoudendheid

Bedrijven mogen tot maximaal 50% per bedrijf bij het bedrijf behorende kantooractiviteiten verrichten (kantoorhoudendheid). In het bestemmingsplan Almere Poort 2007 waren op Lagekant zelfstandige kantoren tot een bedrijfsvloeroppervlak van 30.000 m² toegestaan. Dit is teruggebracht tot maximaal 15.000 m2 op Lagekant waarvan 11.000 m2 op Lagekant( Bedrijventerrein - 2 en Gemengd - 4) en in Olympiakwartier Oost (Gemengd - 2).

Afhaalpunten

Afhaalpunten zijn op grond van het beleid (Detailhandelsvisie 2014, uitwerking Afhaalpunten) onder de voorwaarde dat de locatie een directe en korte aansluiting heeft op de hoofdwegenstructuur op bedrijventerreinen toegestaan. Lagekant heeft een korte en directe aansluiting op de hoofdwegenstructuur. Afhaalpunten zijn daarom bij recht mogelijk als bedrijfsactiviteit.

Webwinkels

Een webwinkel is een logistieke bedrijfsactiviteit waarbij geen sprake is van fysiek klantcontact en verkoop en verzending van goederen uitsluitend digitaal en per post geschiedt. Hierbij is geen sprake van detailhandel, maar van een bedrijf. Webwinkels zijn op Lagekant toegestaan als bedrijfsactiviteit. Een internetwinkel, waarbij wel sprake is van fysiek klantcontact of een showroom is daarentegen een vorm van reguliere detailhandel en daarom niet toegestaan binnen het plangebied.

Detailhandel

Op grond van het bestemmingsplan Almere Poort 2007 en het uitwerkingsplan Lagekant dat het college in 2011 heeft vastgesteld is op een gedeelte van het bedrijventerrein perifere detailhandel toegestaan. In het nieuwe bestemmingsplan is de mogelijkheid tot vestiging van perifere detailhandel overgenomen tot een omvang van 5.000 m2. Qua omvang is er een relatie met de toegestane perifere en grootschalige detailhandel op Hogekant en in het het gebied Olympiakwartier Oost met de bestemming Gemengd - 2.

Op grond van de Detailhandelsvisie 2014 is tevens perifere detailhandel in ABC-goederen en kringloopwinkels (uitwerking Kringloopwinkels) na afwijking op het gehele bedrijventerrein toegestaan onder de voorwaarde dat het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer.

Reguliere detailhandel is niet toegestaan. Overeenkomstig de Detailhandelsvisie 2014 is detailhandel als ondergeschikte bedrijfsactiviteit alleen nog toegestaan bij productiebedrijven, tot maximaal 20% van het totale bedrijfsvloeroppervlak van de vestiging met een maximum van 100 m² verkoopvloeroppervlak.

Horeca

Op grond van de Vestigingsvisie Horeca Almere 2016 is op bedrijventerreinen ondergeschikte horeca bij recht mogelijk en zijn de overige categorieën na afwijking onder voorwaarden (goede ruimtelijke ordening) toegestaan tot een maximum van twee horecavestigingen.

Parkeren

Er is bepaald dat op eigen terrein moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid en in ruimte voor laden en lossen. Het is mogelijk om van de hoofdregel af te wijken indien uit een parkeerbalans blijkt dat er voldoende parkeerruimte in het openbaar gebied aanwezig is.

Bebouwing

Er is aansluiting gezocht bij de bouwregels van het bestemmingsplan Almere Poort 2007 en het uitwerkingsplan Lagekant. De regels zijn echter wel teruggebracht tot regels die betrekking hebben op de bouwhoogte en het bebouwingspercentage. Het is mogelijk om, onder voorwaarden, af te wijken van de bouwregels.

3.2.2 De Gemengde Bestemmingen
3.2.2.1 Olympiakwartier Oost Stadsdeelcentrum

 Artikel 6 Gemengd - 1 

Deze bestemming is van toepassing op het toekomstige Stadsdeelcentrum in Olympiakwartier Oost.

Functionele mogelijkheden

In het gebied dat is gereserveerd voor het Stadsdeelcentrum van Almere Poort is een breed scala aan bestemmingen toegestaan. De regels gaan hier uit van de menging van functies.

Behalve detailhandel zijn ook bedrijven toegestaan tot categorie B van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging, horeca, kantoren en dienstverlening, maatschappelijke voorzieningen en leisure, waaronder het gevestigde zwembad en de topsporthal. De laatste hebben een aparte bestemming voor Sport gekregen.

Voor wat betreft horeca gaat het hier om een functiemengingsgebied op grond van de Gemeentelijk Visie op Werklocaties. Horeca in de categorie A en B die voorkomen in Bijlage 9 Staat van Bedrijfsactiviteiten- Functiemenging horeca zijn toegestaan.

De vestiging van het ROC heeft een bestemming voor Maatschappelijk.

Behalve de centrumvoorzieningen zijn ook woningen toegestaan, voorzover deze kunnen worden gerealiseerd op grond van de regels van de Wet Geluidhinder. Voor de geluidgevoelige bestemmingen in het gebied is een zogenaamde 'gebiedsgerichte Hogere Waarden ' verleend. In de regels is een koppeling gemaakt met de voorwaarden, waaraan moet worden voldaan om gebruik te kunnen maken van deze gebiedsgerichte Hogere Waarden.

Ten aanzien van het parkeren is bepaald dat moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid conform de parkeernormen die in de Lijst van parkeernormen zijn opgenomen en die bij de regels behoord. Gelet op de aard van het gebied is hier niet voorgeschreven dat de parkeerbehoefte op eigen terrein dient te worden opgelost. Hierdoor zijn flexibele parkeeroplossingen mogelijk. Ook dient er te worden voorzien in voldoende ruimte voor het laden en lossen.

Voor het parkeren in Olympiakwartier Oost is de parkeerstrategie Olympiakwartier Oost vastgesteld in de Uitwerking Ontwikkelingsplan Stadstuinen Poort. Deze vormt het uitgangspunt voor het parkeren in Olympiakwartier Oost. Zie hiervoor hetgeen is opgenomen in Regulier parkeren en evenementen pakeren ten aanzien van de Parkeerstrategie centrum Almere Poort.

Bebouwing

De maximale bouwhoogten zijn overgenomen uit het bestemmingsplan Almere Poort 2007 om zoveel mogelijk flexibiliteit te bieden.

Omdat het om een globale bestemming gaat die nog nader ingevuld moet worden, zijn regels opgenomen voor de inrichting en bebouwing van het gebied. Ten aanzien van woningen is bepaald dat er maximaal 900 woningen mogen worden gebouwd in dit gebied Gemengd - 1 en het omringende gebied met de bestemming Gemengd - 2 met een bouwhoogte van 12 meter indien deze als grondgebonden woningen worden gerealiseerd. Indien de woningen in gestapelde vorm worden gebouwd geldt een hogere bouwhoogte.

Ten aanzien van de toegestane voorzieningen is de maximale omvang en bouwhoogte bepaald. Het is mogelijk om -onder voorwaarden- af te wijken van diverse voorgeschreven bouwregels, zoals bouwhoogten. Zie hiervoor het artikellid 6.3 Afwijken van de bouwregels.

3.2.2.2 Olympiakwartier Oost overig

Artikel 7 Gemengd - 2 

Deze bestemming is van toepassing op het overige deel van Olympiakwartier Oost en Olympia-Officepark.

Functionele mogelijkheden

In dit deel van Olympiakwartier Oost is perifere detailhandel en grootschalige detailhandel toegestaan, echter tot een gezamenlijk oppervlakte van 15.000 m². In het overige gedeelte van het gebied zijn deze vormen van detailhandel uitgesloten.

Verder zijn in dit gebied ook bedrijven toegestaan tot categorie C van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging, horeca (onder andere Wereldrestaurant Atlantis) kantoren, dienstverlening en leisure.

In dit deelgebied is ook een benzinestation toegestaan, vanwege de ligging aan de Elementendreef en Poortdreef. Na wijziging van het bestemmingsplan is er ook een benzinestation inclusief de verkoop van LPG mogelijk.

Ook hier zijn buiten de zone met de dubbelbestemming Leiding - Hoogspanningsverbinding en de magneetveldzone woningen toegestaan, voor zover deze kunnen worden gerealiseerd op grond van de regels van de Wet Geluidhinder.

Voor de geluidgevoelige bestemmingen in het gebied is een zogenaamde 'gebiedsgerichte Hogere Waarden' verleend. In de regels is een koppeling gemaakt met voorwaarden waaraan moet worden voldaan om gebruik te kunnen maken van deze Hogere Waarden.

In de regels is ook bepaald dat moet worden voorzien in voldoende mogelijkheden voor parkeren en laden en lossen conform de parkeernorm uit Lijst van parkeernormen bij de regels.

Bebouwing

De toegestane bebouwing komt overeen - met uitzondering van de detailhandel- met de bebouwing die is toegestaan in het gebied met de bestemming Gemengd - 1.

3.2.2.3 De Voortuin

Artikel 8 Gemengd - 3 

Deze bestemming is van toepassing op het gebied dat wordt aangeduid als De Voortuin van Almere Poort. Het gaat om het gedeelte dat is gelegen tussen de A6 en de Elementendreef.

Functionele mogelijkheden

In dit deel kunnen groenvoorzieningen worden gecombineerd met bebouwing ten behoeve van leisure, horeca, sport en sportvelden, en een benzinestation.

Ook kan hier worden voorzien in de aanleg van (ondergrondse) en (on)gebouwde parkeervoorzieningen. Deze parkeervoorzieningen zullen in de toekomst nodig zijn om het parkeren ten behoeve van evenementen op het Almeerderstrand en evenementen in het Topsportcentrum op te vangen.

Na wijziging van het bestemmingsplan kan ook een motorbrandstoffenverkooppunt met de verkoop van LPG worden toegestaan.

Bebouwing

In dit deel is de bouwhoogte conform het bestemmingsplan uit 2007 14 m. Van het totale gebied mag 5% worden bebouwd.

3.2.2.4 Lagekant

Artikel 9 Gemengd - 4 

Deze bestemming is van toepassing op de kavel die is gelegen op het bedrijventerrein Lagekant en grenst aan de vestiging van het Aerescollege waar maatschappelijke doeleinden worden toegestaan.

Functionele mogelijkheden

Op de kavel zijn bedrijven tot en met categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten VNG 2009 toegestaan en maatschappelijke voorzieningen (Aerescollege) en kantoren. De toegestane categorie bedrijven is hier lager vanwege de combinatie met de maatschappelijke voorzieningen, zodat hier een hogeschool kan worden gevestigd.

Bebouwing

De maximale bouwhoogte bedraagt 30 meter en het bebouwingspercentage is 70%, conform het uitwerkingsplan Lagekant. Ook hier zijn afwijkingen van de bouwregels mogelijk.

3.2.2.5 Duinkop Noord en Duinkop Zuid

Artikel 10 Gemengd - 5 

Deze bestemming is van toepassing op het gebied van Duinkop Noord en Duinkop Zuid.

Functionele mogelijkheden

Hier kan het wonen, inclusief parkeervoorzieningen gecombineerd worden met dienstverlening, kantoren, maatschappelijke voorzieningen, horeca, detailhandel en functiegebonden detailhandel.

Op grond van de Gemeentelijke Visie Werklocaties ( zie hiervoor Bijlage 1 Beleidskader onder 3.3 Werk in de stad) is dit gedeelte van Duin een functiemengingsgebied voor wat betreft horeca. Daarom zijn de horecafuncties A en B uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten- Functiemenging horeca toegelaten.

Bijbehorende voorzieningen zoals strand-, duin- en bosgebieden zijn mogelijk voor de inrichting van het duinlandschap.

Wonen

Het woningbouwprogramma in Duin bedraagt in totaal ongeveer 3.000 woningen. Aangezien de verdeling van de woningen tussen de deelgebieden nog niet helemaal vastligt en het wenselijk is om deze verdeling nog te kunnen aanpassen aan de hand van concrete ontwikkelingen is in de regels opgenomen dat dit woningaantal kan worden gerealiseerd in de deelgebieden met de bestemming Woongebied - 2 (het noordelijke deel van Duin), Gemengd - 5 (Duinkop Noord en Duinkop Zuid) en in het gebied van Muiderduin.

Detailhandel

In dit deelgebied is -conform het bestemmingsplan Almere Poort 2007- ten aanzien van toestaan van detailhandel een onderscheid gemaakt tussen reguliere detailhandel en functiegebonden detailhandel.

De detailhandel zal voornamelijk worden geconcentreerd in de te realiseren Duinhal. In deze hal wordt een mix van detailhandel en horeca toegestaan.

Reguliere detailhandel is het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waaronder grootschalige detailhandel, perifere detailhandel, internetwinkel en supermarkt.

Er is een mogelijkheid opgenomen om in de Duinhal een supermarkt van 1.300 m2 bedrijfsvloeroppervlak te realiseren. Dit komt overeen met een supermarkt die een omvang van 1.000 m2 verkoopvloeroppervlak heeft.

De vestiging van deze supermarkt past binnen het vigerende bestemmingsplan Almere Poort 2007 en het Ontwikkelingsplan Duin uit 2011. De supermarkt is in overeenstemming met de Detailhandelsvisie 2014, waarin is opgenomen dat de fijnmazigheid van winkelvoorzieningen één van de belangrijkste uitgangspunten is voor de detailhandelsstructuur van Almere.

De gemeente heeft onderzoek laten uitvoeren naar de marktruimte voor dagelijkse detailhandel in Almere Poort (City Works, 2016). Uit dit onderzoek komt naar voren dat er in Almere Poort ruimte is voor 7.500 m² verkoopvloeroppervlak voor supermarkten. Dit biedt ruimte voor het voortzetten van de mogelijkheid uit het vigerende bestemmingsplan Almere Poort (2007) om in Duin een supermarkt, met een omvang van maximaal 1.000 m² verkoopvloeroppervlak te realiseren.

Op basis hiervan is in afwijking van het advies van City Works door het college van B&W besloten om een supermarkt te vestigen in Homeruskwartier en in Duin. Daarbij is voor deze supermarkten een maximale omvang van 1.000 m² verkoopvloeroppervlak per supermarkt opgenomen.

Actuele regionale behoefte (art 3.1.6 lid 2 Bro)

In 2017 is door onderzoeksbureau Seinpost Adviesbureau BV een ruimtelijk-economische effectstudie voor de detailhandel- en horecafuncties uitgevoerd ten behoeve van de detailhandel in Duin.

Het onderzoek resulteert in de volgende behoefteraming, welke als basis dient voor het nu in het voorliggende bestemmingsplan voorziene programma.:

De Duinhal biedt ruimte aan 1.300 m2 bedrijfsvloeroppervlak detailhandel/supermarkt, 2.000 m2 bedrijfsvloeroppervlak niet-dagelijkse functiegebonden detailhandel en 2.700 m2 horeca (incl. horeca vermaakconcept met detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit, ambachtelijke productie en beleving).

Er is 500 tot 2.000 m2 overige en optionele ruimten voor bijvoorbeeld leisure en in de Duinhal. In het onderzoek van Seinpost is aangetoond dat er voldoende marktmogelijkheden ontstaan voor het functionele concept van de Duinhal. De marktruimte zal er niet gelijk zijn maar die zal de jaren erna nog verder groeien. Een eigen kritische massa is noodzakelijk ten behoeve van de trekkracht van het concept en zal daarmee de eigen vraag creëren.

De detailhandel/supermarkt is in eerste instantie gericht op de particuliere markt; de inwoners van Duin-Midden en –Zuid (exclusief Stranddorp). Ten behoeve van deze bewoners is het belang om de supermarkt tijdig te realiseren. Bij de realisatie medio 2020 zal nog niet de volledige omzet gehaald kunnen worden, maar wel in de periode 2020-2025 als Duin volledig gerealiseerd is.

De horeca en de functiegebonden detailhandel in de niet-dagelijkse sector is met name gericht op de toeristisch-recreatieve markt vanwege het nabij gelegen Almeerderstrand en de jachthaven. De particuliere en de zakelijke markt zijn ondersteunend.

Door het concept van de Duinhal zullen de verschillende functies en doelgroepen van elkaar profiteren. De bewoners uit de regio, inclusief uit Almere zelf, komen hier met name voor hun vrijetijdsbesteding, om te verblijven en te recreëren in een unieke omgeving, voor de bijzondere horeca en detailhandel etc. Dat is een ander motief dan de buurtsteunpunten in Poort, zoals in Homeruskwartier, Columbuskwartier en straks het stadsdeelcentrum in Olympiakwartier-Oost. Die zijn sterk gericht op de dagelijkse aankopen en de frequente niet-dagelijkse aankopen vanuit de eigen omliggende wijken en buurten, ondersteund door de gebruikelijke horeca in dit soort winkelgebieden. Ook als zich een grootschalige PDV/GDV–aanbieder mocht vestigen nabij het station in de sport of leisure dan zal dat bezoekmotief afwijken. Dat is namelijk sterk doelgericht en gericht op de koopfunctie. De functie is afhankelijk van de formule die zich zal vestigen.

De Duinhal is gericht op eigen doelgroepen; de effecten op de detailhandel- en horecastructuur van Almere Poort zijn beperkt. De economische motieven mogen bij het doorlopen van een ruimtelijke procedure voor de Duinhal echter niet leidend zijn. Ofwel de vraag of er eventueel omzetverlies optreedt bij bestaande ondernemers. Wel zijn de ruimtelijke overwegingen leidend. Relevant zijn de effecten op de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving en de (structurele) leegstand in het bijzonder. Daarbij gaat het om de mogelijke aantasting van het woon- en leefklimaat en het ondernemersklimaat. Omdat die leegstand momenteel beperkt is, zullen die effecten gering zijn. Uiteindelijk gaat het om het mogelijke effect dat de inwoners van een bepaald gebied niet langer op een aanvaardbare afstand van hun woning in hun eerste levensbehoeften kunnen voorzien. Mocht dat toch het geval zijn dan is sprake van een duurzame ontwrichting in de detailhandelsstructuur. De uitgevoerde marktonderbouwing toont aan dat dat niet het geval is. Er zullen geen gaten gaan ontstaan in de geplande structuur van dagelijkse winkelvoorzieningen in Almere Poort. De overige detailhandelslocaties in Almere Poort vervullen een functie voor hun eigen doelgroepen, en dat zijn met name de inwoners van de eigen omringende wijken en buurten. Het stadsdeelcentrum krijgt een overstijgende verzorgingsfunctie binnen heel Almere Poort, dus ook voor de inwoners van DUIN. Hiermee is in de koopkrachtbinding en afvloeiing rekening gehouden.

De effecten op de bestaande horeca zullen beperkt zijn. Almere Poort en daarbinnen DUIN hebben maar een heel gering horeca-metrage en het aantal inwoners groeit snel. Nieuw aanbod in de Duinhal zal extra trekkracht genereren en op de eigen doelgroepen inspelen. De effecten op de totale detailhandel- en horecastructuur van Almere zijn gering.

Functiegebonden detailhandel is detailhandel in niet-dagelijkse artikelen, waarbij de detailhandelsfunctie de leisure-, recreatie-, of maatschappelijke functie binnen het plangebied versterkt of ondersteund, waaronder in elk geval moeten worden begrepen: aan 'outdoor', (water-)sport en strandbezoek gerelateerde detailhandel. Bij deze detailhandel is de relatie met de hoofdbestemming van belang. Er kan bijvoorbeeld gedacht worden aan een surf- en fietsenwinkel, of meer specifiek een kitesurfwinkel. Het is detailhandel in verschillende maatvoeringen en vormen, vooral in combinatie met de recreatie-, leisure- en maatschappelijke functie en gericht op beleving. Er is maximaal 2.000 m2 functiegebonden detailhandel toegestaan in de Duinhal en in het overige gebied van Duinkop Noord en Duinkop Zuid maximaal 500 m2 bedrijfsvloeroppervlak.

Er is een afwijking opgenomen in artikel 10.5 onder b voor het toestaan van maximaal 2.500 m² bedrijfsvloeroppervlak functiegebonden detailhandel in het overig gebied van Duinkop Noord en Duinkop Zuid, buiten de Duinhal, onder voorwaarde dat op basis van een marktruimte- en distributieplanologisch onderzoek wordt aangetoond dat dit naar aard en omvang past binnen de vastgestelde detailhandelsstructuur van het stadsdeel Almere Poort.

Er is recent een behoefte onderzoek (uitgevoerd door Bureau Stedelijke Planning) gedaan en waarin ook in wordt gegaan op de ruimtelijk relevante effecten.

“Naar verwachting zijn de ruimtelijk relevante effecten van de beoogde supermarktontwikkeling beperkt, omdat een groot deel van de omzetclaim van nieuwe bewoners van het stadsdeel komt. Daarbij functioneert het huidige aanbod gemiddeld, en is het totale supermarktaanbod ook na realisering van de Duinhal nog steeds aan de lage kant, waardoor het gevestigde en geprojecteerde supermarktaanbod naar verwachting naar behoren zullen (blijven) functioneren”.

Verder blijkt uit dit onderzoek dat de vestiging van de Duinhal in lijn is met gemeentelijk beleid:

“Met de ontwikkeling van de supermarkt in de Duinhal wordt de fijnmazigheid van de boodschappenstructuur versterkt. Ook de inwoners in Duin hebben hierdoor een supermarkt op korte afstand van hun woningen. Daarnaast zal de ontwikkeling de positie van het stadscentrum van Almere als het centrale winkelgebied van de gemeente en dat van het in het Olympiakwartier geprojecteerde stadsdeelcentrum voor Poort niet in gevaar brengen. Voorwaarde is wel dat de geprojecteerde supermarkt niet groter wordt dan de nu beoogde omvang, en hiermee primair een functie zal hebben voor de bewoners en (vooral recreatieve) bezoekers van Duin. Er dient geen autonome aantrekkingskracht van de supermarkt uit te gaan die groter is dan de genoemde doelgroep”.

Maatschappelijke voorzieningen

De maatschappelijke voorzieningen in het gebied zijn deels uitwisselbaar met ruimte voor kantoren en dienstverlening voor zover de gezamenlijke omvang van 19.600 m² bedrijfsvloeroppervlak (bvo) in de gebieden met de bestemming Woongebied - 2 (woongebied Duin), Gemengd - 5 (Duinkop Noord en Duinkop Zuid) en in Muiderduin niet wordt overschreden.

Bebouwing

Er geldt -conform het bestemmingsplan Almere Poort 2007- een algemene bouwhoogte van 45 meter in het gebied voor gestapelde woningbouw en voor de kantoren en voorzieningen.

Van deze bouwhoogte mag -onder voorwaarden- worden afgeweken. De bouwhoogte van 15% van het bestemmingsvlak mag maximaal 60 meter bedragen en 5% van het bestemmingsvlak mag een bouwhoogte van maximaal 80 meter hebben. Eenzelfde regeling is opgenomen voor de bouwhoogte van de voorzieningen.

3.2.2.6 Muiderduin

Artikel 11 Gemengd - 6 

Het gebied Muiderduin is door de raad op 20 juni 2019 bij amendement uit het het vast te stellen bestemmingsplan 'Poort Oost en Duin' geschrapt. Daarmee is de voorgestelde nieuwe bestemming niet vastgesteld en is het bestemmingsplan Almere Poort uit 2007 nog geldig is voor dit gebied.

Het amendement werd raadsbreeds gesteund. De toelichting is hieronder weergegeven.

Toelichting op het amendement
Vis à Vis is Almere, Almere is Vis à Vis. Met deze uitspraak willen de indieners aangeven dat Vis à Vis één van de belangrijkste culturele instellingen is van Almere. De indieners zijn van mening dat we al het mogelijke moeten doen om Vis à Vis te behouden voor Almere op de huidige locatie.

Hieraan liggen meerdere redenen ten grondslag:
- Ruim 15.000 mensen hebben een handtekening gezet onder een petitie om Vis à Vis te behouden voor Almere, op de locatie waar zij nu zit.
- Het heeft er, gezien verschillende uitspraken van voormalige wethouders, alle schijn van dat er in het verleden afspraken zijn gemaakt met Vis à Vis dat de huidige locatie definitief zou zijn.
- Om de gemeente ter wille te zijn is Vis à Vis in het verleden akkoord gegaan met een tijdelijke overeenkomst, hoewel de intentie van beide zijden was om dit langer te regelen.
- De voorgestelde wijziging van de locatie van Vis à Vis in 'Wonen' is in het raadsvoorstel verwerkt als een ambtshalve wijziging.

Het voorliggende gewijzigde bestemmingsplan voorziet in de mogelijkheid om op de huidige locatie van Vis à Vis woningbouw te realiseren. Dit lijkt in strijd met eerdere afspraken. Een andere locatie is voor Vis à Vis niet interessant en dus geen optie. De gemeente Almere loopt hierdoor het risico dat deze gerenommeerde culturele instelling verloren gaat voor Almere. De indieners willen voorkomen dat dit scenario zich voordoet.

Op dit moment is nog onduidelijk wat de gevolgen zijn voor Almere als wordt afgeweken van het raadsvoorstel, waarin op deze locatie de mogelijkheid 'Wonen' wordt toegestaan. Daarom stellen de indieners voor om Muiderduin (inclusief de locatie van Vis à Vis) en alle verwijzigingen uit dit gewijzigde bestemmingsplan te halen totdat die duidelijkheid er wel is. Door dit amendement kan er gewoon besluitvorming plaatsvinden over het raadsvoorstel maar worden er geen onomkeerbare stappen gezet over Muiderduin / de locatie van Vis à Vis.  

3.2.2.7 Het gebied van C-Smart

Artikel 12 Gemengd - 7

Deze bestemming is van toepassing op het gebied ten zuiden van Duinkop Noord en Duinkop Zuid waar C-Smart is gevestigd: de 'Carnival Campus'.

Functionele mogelijkheden

C-Smart is een internationaal opleidingscentrum gericht op maritieme opleidingen voor de cruisevaart. Jaarlijks worden in Almere zo'n 5.000 kapiteins en officieren van cruiseschepen opgeleid.

Hiervoor zijn onder meer simulatoren van de brug van een cruiseschip en van de machinekamers gebouwd.

Voor de -internationale- cursisten is een gastenverblijf inclusief conferentieruimten en sportfaciliteiten gerealiseerd op het terrein. Ook zijn er kantoorruimten behorende bij het trainingscentrum gevestigd.

De kavel is nog niet helemaal bebouwd. Er wordt onder meer nog voorzien in de realisatie van een 'fleet operation center' en een 'watershed' en een tweede gastenverblijf.

Voor deze bebouwing is in 2014 een afwijkingsprocedure doorlopen. Hetgeen destijds is aangevraagd en ook vergund wordt nu opgenomen in het bestemmingsplan.

Toegestane bebouwing en gebruik

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP4ABCDEG01-vg01_0009.png"

Afbeelding: C-Smart (schematisch)

Bebouwing

In het rode vlak is het het opleidingscentrum gerealiseerd. Hier geldt een bouwhoogte van 30 meter.

In het blauwe vlak is het gastenverblijf van het opleidingscentrum gevestigd, met de mogelijkheid tot het realiseren van een tweede gastenverblijf. Hier bedraagt de toegestane hoogte maximaal 80 meter.

Voor de nog te ontwikkelen delen (gele en groene vlakken; plandelen 'Fleet Operation Center' en 'Watershed') geldt een bouwhoogte van maximaal 45 meter.

3.2.3 Bos

Artikel 5 Bos

Functionele mogelijkheden

De strook van Kreekbos Zuid die grenst aan de woningen van Zuiderduin heeft een bestemming voor bos, natuurontwikkeling en recreatief medegebruik. Dit medegebruik is ondergeschikt aan de bestemming Bos.

Bebouwing

Er is geen bebouwing toegestaan met uitzondering van gebouwtjes voor nutsvoorzieningen en bouwwerken die bij de bestemming bos passen.

3.2.4 Groen

Artikel 13 Groen -1

Functionele mogelijkheden

Dit artikel is van toepassing op twee gedeelten in het bestemmingsplan waar scheepswrakken zijn gelegen.

De ligging van deze scheepswrakken is hieronder aangegeven:

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP4ABCDEG01-vg01_0010.png"

Afbeelding: ligging scheepswrakken (rood gekleurd)

Deze vindplaatsen zijn op basis van de Monumentenwet 1988 beschermd en hoeven in het bestemmingsplan niet te worden voorzien van een beschermende regeling.

De vindplaatsen hebben echter wel de bestemming Groen -1, waarbij is aangegeven dat ze tevens bestemd zijn voor archeologisch waardevol terrein.

Zie voor verdere toelichting in paragraaf 5.13 Archeologie en cultuurhistorie.

Bebouwing

Op deze twee locaties zijn geen gebouwen toegestaan. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan voor zover ze ten behoeve van de bestemmingsomschrijving die is opgenomen in lid 13.1 Bestemmingsomschrijving worden opgericht.

Artikel 14 Groen - 2

Functionele mogelijkheden

Dit artikel is van toepassing op het duinlandschap dat tussen de woningen van Zuiderduin en Noorderduin is gelegen en op de Duinvallei die aan de noordzijde van de Duinvalleiweg is gelegen.

Bebouwing

In deze gebieden is beperkt bebouwing toegestaan ten behoeve van nutsvoorzieningen, speelgelegenheid, kunstwerken en kunstobjecten. De instandhouding van het duinlandschap heeft hier prioriteit.

Er is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bestemming beperkt te wijzigen als er tuinvergrotingen worden toegestaan. Voorwaarde is dat de eigendom van de gronden is overgedragen. Door de wijziging mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en gebouwen.

3.2.5 Horeca

Artikel 15 Horeca

Functionele mogelijkheden

De bestemming Horeca is opgenomen ten behoeve van het Wereldrestaurant Atlantis dat aan de Elementendreef is gerealiseerd bij de vindplaats 'Het Kalkschip'. Hier is een 17e eeuwse vrachtvervoerder in de bodem gelegen, het betreft een beschermd rijksmonument.

Aangegeven is dat het restaurant maximaal 650 zitplaatsen mag hebben, zodat een aanvaardbaar ondernemingsklimaat in de omgeving is gegarandeerd en de bezoekersintensiteit en parkeerbehoefte kan worden beheerst.

In de regels is opgenomen dat moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid en in voldoende laad- en losruimte. Bij omgevingsvergunning kan hiervan worden afgeweken indien er voldoende parkeergelegenheid in het openbaar gebied of anderszins aanwezig is. Bij dit restaurant is van deze afwijkingsregel gebruik gemaakt om de parkeerbehoefte in gezamenlijkheid op naastliggende kavels te kunnen oplossen.

Bebouwing

Er geldt een maximale bouwhoogte van 12 meter. Het bebouwingspercentage is 100%. De te bebouwen kavel is op de verbeelding aangegeven.

Er is ook een propaantank aanwezig inclusief de bijbehorende veiligheidszone. Deze is gelegen op de naastliggende kavel.

3.2.6 Maatschappelijk

Artikel 16 Maatschappelijk

Functionele mogelijkheden

De bestemming Maatschappelijk is opgenomen voor kavel waar het Groenhorstcollege is gevestigd, de fysiotherapiepraktijk aan de Elementendreef, de moskee aan de Heliumweg en de aldaar gevestigde Internationale school. Tenslotte geldt deze bestemming voor het nabij NS station Almere Poort gerealiseerde ROC.

Bebouwing

De toegestane bouwhoogten zijn voor de verschillende vestigingen verschillend en als zodanig op de verbeelding aangegeven. Dit geldt ook voor het bebouwingspercentage.

Bij het ROC is aangegeven dat het gebouw moet worden voorzien van een dove gevel aan de geluidzijde.

Bij de toegestane bouwwerken is bepaald dat de minaret van de moskee 20 m hoog mag zijn.

Parkeren

Er wordt uitgegaan van parkeren op eigen terrein, waarbij is bepaald dat er bij het ROC tenminste 65 parkeerplaatsen aanwezig moeten zijn.

3.2.7 Natuur

Artikel 17 Natuur

Functionele mogelijkheden

De bestemming Natuur is opgenomen voor de strook die deel uitmaakt van het 'Nationaal Natuurnetwerk'. Deze strook ligt langs de A6 en verbindt het Kromslootpark met het Pampushout en het verder gelegen natuurgebied van de Lepelaarsplassen. De verbinding met Kromslootpark is gerealiseerd door de aanleg van een passage onder de A6.

De bestemming Natuur is ook opgenomen voor een gebied dat in het zuidwesten van het plangebied, dat nabij de Hollandsebrug, is gelegen. Hier zijn beschermde orchideeën aangetroffen.

De bestemming is gericht op de duurzame instandhouding van de natuurgebieden.

Bebouwing

Er is geen bebouwing (gebouwen en bouwwerken) toegestaan en de opslag van goederen is ook in strijd met de bestemming.

3.2.8 Sport

Artikel 18 Sport

Deze bestemming is opgenomen voor het Topsportcentrum en het daar tegenover gelegen zwembad met sporthal.

Functionele mogelijkheden

Behalve sport, inclusief de daarbij behorende ondergeschikte horeca en detailhandel is in het Topsportcentrum ook leisure toegestaan ten behoeve van uiteenlopende evenementen. In het zwembad met sporthal is ook het gebruik ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen en cultuur en ontspanning conform het huidige gebruik van dit gebouw.

Bebouwing

Voor het zwembad en sporthal is een maximale hoogte van 25 meter opgenomen en voor de topsporthal een maximale hoogte van 19 meter.

Er wordt geen parkeren op eigen terrein voorgeschreven; er wordt vanuit gegaan dat de parkeerbehoefte samen met de overige vestigingen in het gebied wordt opgelost (Parkeerstrategie Olympiakwartier Oost). De beschikbaarheid van parkeergelegenheid dient aan de parkeernormen die in Bijlage 1 Lijst van parkeernormen die bij de Regels is gevoegd, te voldoen.

3.2.9 Verkeer

Artikel 20 Verkeer

Deze bestemming is opgenomen voor de dreven die in het plangebied lopen. Dit zijn de Poortdreef, de Elementendreef en de Godendreef. Deze wegen, die over het algemeen 2x2 rijstroken hebben zijn bestemd voor doorgaand verkeer; er geldt een maximale snelheid van 50 km/uur. Ook overige wegen in het plangebied waar een maximale snelheid van 50 km/uur geldt hebben een 'verkeersbestemming'. De overige wegen binnen de diverse deelgebieden waar een maximale snelheid van 30 km/uur geldt, vallen onder de globale bestemming, die voor het deelgebied geldt of hebben een bestemming 'verkeers-verblijfsgebied'.

De bestemming Verkeer is ook geldig voor de busbanen, inclusief haltevoorzieningen.

Verder is de bestemming Verkeer opgenomen voor diverse gebieden, die zijn gelegen in het zuidwesten van het plangebied grenzend aan de Flevolijn en de A6. Hier is ook ruimte nodig voor de toegangen naar diverse op- en afritten van de A-6. Ook wordt er nog een nieuwe busbaan aangelegd.

Bebouwing

Er zijn alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan die nodig zijn voor de verkeersbestemming.

3.2.10 Verkeer- Railverkeer

Artikel 21 Verkeer - Railverkeer

Functionele mogelijkheden

Deze bestemming is opgenomen voor het gedeelte van de Flevolijn waarvoor geen beheersverordening is vastgesteld en voor gedeelten die grenzen aan de beheerverordening zodat de spoorzone van de Flevolijn overal een breedte heeft van 50 meter om toekomstige verdubbeling van de Flevolijn mogelijk te maken. Hier is spoorwegverkeer, maar ook andere functies zoals wegen, busbanen, fiets- en voetpaden, waterwegen toegestaan;

Bebouwing

Er zijn alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan ten behoeve van de Flevolijn. Ook zijn er geluidschermen toegestaan tot een hoogte van 10 meter.

In artikel 21 zijn de planregels van de bestemming Verkeer-spoorweg opgenomen.

3.2.11 Verkeer-Verblijfsgebied

Artikel 22 Verkeer - verblijfsgebied

Functionele mogelijkheden

De bestemming is opgenomen voor de overige gebieden met een verkeers- of verblijfsfunctie. Binnen deze bestemming is een veelheid aan gebruik toegestaan dat bij openbaar gebied hoort, zoals groen-, speel-, en sportvoorzieningen maar ook parkeervoorzieningen en fietsparkeervoorzieningen.

Bebouwing

Er zijn in principe alleen bouwwerken toegestaan met uitzondering van gebouwen voor nutsgebouwen en jongerenontmoetingsplaatsen die met een afwijking van de bouwregels zijn toegestaan.

In artikel zijn de planregels van de bestemming Verkeer-Verblijfsgebied opgenomen.

3.2.12 Water

Artikel 23 Water

Deze bestemming is opgenomen voor in het gebied aanwezige water.

Functionele mogelijkheden

Binnen de bestemming water zijn aanlegsteigers toegelaten ten behoeve van woningen die aan het water liggen. Verder zijn er alleen functioneel bij water behorende bouwwerken zoals bruggen, sluizen, keermuren, gemalen, duikers en strekdammen.

Bebouwing

Er zijn alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegelaten.

3.2.13 Wonen

Artikel 25 Woongebied - 1 (Stadstuinen);

Artikel 26 Woongebied - 2 (DuinArtikel 27 Woongebied - 3

Artikel 27 Woongebied - 3 (Olympiakwartier West)

Artikel 28 Woongebied - 4 (Kreekbos Zuid)

Artikel 24 Wonen - 1 (Zuiderduin, Noorderduin en Duinkop Noord en Duinkop Zuid)

Artikel 19 Tuin (voortuinen van de woningen in Zuiderduin en Noorderduin)

Functionele mogelijkheden

Stadstuinen

De bestemming opgenomen in Artikel 25 Woongebied - 1 is van toepassing op het woongebied van Stadstuinen. Het is een globale bestemming op grond waarvan het woongebied kan worden ontwikkeld. Behalve wonen zijn ook bestemmingen toegelaten die bij een woongebied horen, zoals bedrijven, dienstverlening en maatschappelijke voorzieningen. Er is in Stadstuinen op beperkte schaal detailhandel toegestaan, met uitzondering van een supermarkt, grootschalige detailhandel en perifere detailhandel.

In de globale bestemming zijn ook de verkeersverbindingen opgenomen, inclusief de verblijfsgebieden, groen met bijbehorende inrichting en water.

Verder is in de regels opgenomen dat de gevelbelasting van de geluidgevoelige bestemmingen moet voldoen aan de Wet Geluidhinder, dat wil zeggen dat de geluidbelasting moet voldoen aan de voorkeursgrenswaarde dan wel aan de afgegeven gebiedsgerichte Hogere Waarden met de daaraan gekoppelde voorwaarde. Deze voorwaarden zijn in een bijlage bij de regels opgenomen.

In het gebied met de bestemming Woongebied - 1 is een aanduiding Milieuzones - zones wet Milieubeheer 1 opgenomen voor het deel dat grenst aan het bedrijventerrein Lagekant. Binnen deze aanduiding zijn geen milieugevoelige functies zijn toegestaan vanwege de ligging in de nabijheid van dit bedrijventerrein.

Duin

De bestemming opgenomen in Artikel 26 Woongebied - 2 is van toepassing op het woongebied van Duin. Ook hier is een globale bestemming opgenomen op grond waarvan het woongebied kan worden ontwikkeld. Hier zijn dezelfde functionele mogelijkheden als in Stadstuinen toegestaan, met uitzondering van detailhandel en bedrijven.

De bestemming opgenomen in Artikel 24 Wonen - 1 is van toepassing op de gerealiseerde woningen en de appartementengebouwen in Duin.

Voor de voortuinen bij de woningen in Zuiderduin en Noorderduin is de bestemming genoemd in Artikel 19 Tuin van toepassing.

Olympiakwartier West

De bestemming opgenomen in Artikel 27 Woongebied - 3 is van toepassing op het woongedeelte van Olympiakwartier West dat is gelegen tussen de Flevolijn, Demetrius Vikelaslaan, Poortdreef en Olympialaan. Hier is het hoofdgebruik wonen. Ter plaatse van de aanduiding 'gemengd' zijn ook in beperkte mate dienstverlening, maatschappelijke voorzieningen en horeca in de eerste bouwlaag toegestaan.

Kreekbos Zuid

De bestemming Artikel 28 Woongebied - 4 is van toepassing op het gedeelte van Kreekbos Zuid waar bebouwing is voorzien. De belangrijkste bestemming hier blijft bosgebied. Voor het wonen en één maatschappelijke voorziening, in de vorm van een zorginstelling mag maximaal 2,7 ha terrein worden uitgegeven. In deze zorginstelling kunnen mensen onder begeleiding wonen en/of worden verzorgd. Ook kan vanuit deze zorginstelling zorg en begeleiding aan huis worden aangeboden. De maximaal toegestane bouwhoogte in Kreekbos Zuid bedraagt 12 meter.

Geluidregeling ten gevolge van de aanwezigheid van het openluchttheater Vis à Vis

Gewijzigd bij Amendement 20 juni 2019

Er geldt nog één milieuzone vanwege het openluchttheater Vis à Vis. Deze zone is gelegen in het gebied met de bestemming Woongebied - 4 . In deze zone dienen de gevels van de woningen een zodanige geluidsisolatie te hebben dat het binnenniveau van 35dB(A) kan worden gegarandeerd. Dit is opgenomen in artikel 37.8 Milieuzone - zones wet Milieubeheer 4. Zie hiervoor ook paragraaf 5.4.4 Geluid Vis a Vis.

De milieuzones Milieuzone - zones wet Milieubeheer 2 en Milieuzone zones wet Milieubeheer 3 zijn vervallen vanwege het vervallen van Artikel 11 Gemengd - 6.

Toestaan beroep en/of bedrijf aan huis

Het is toegestaan om in iedere woning aan huis verbonden beroepen en bedrijfsmatige activiteiten aan huis uit te oefenen.

Hieronder wordt het volgende verstaan:

Vrije beroepen

Het uitoefenen van vrije beroepen in huis is in overeenstemming met de bestemming 'Wonen', tenminste voor zover het vrije beroep vanuit het gebouw waarin wordt gewoond, wordt uitgeoefend. Kenmerk van deze beroepen is een sterke verwevenheid tussen wonen en werken. De in de bestemming 'Wonen' opgenomen bebouwingsmogelijkheden zijn ook van kracht bij het bouwen ten behoeve van een vrij beroep. Traditionele vrije beroepen, zoals een notaris, een huisarts, een tandarts, een accountant e.a. zijn binnen de woonbestemming altijd toegestaan, mits de woonfunctie in overwegende mate intact blijft en het beroepsmatig gebruik zich beperkt tot een vloeroppervlak van maximaal 33%.

Aan-huis-verbonden beroepen en bedrijfsmatige activiteiten

Bij de aan-huis-verbonden beroepen en bedrijfsmatige activiteiten aan huis moet aan de volgende beroepen en bedrijven worden gedacht, zoals opgesomd in de onderstaande lijst. Deze lijst is niet limitatief en is bedoeld als voorbeeld.

Omschrijving   Voorwaarden/toelichting  
Vrije beroepen   bijv. Notaris, huisarts, tandarts, accountant  
Uitgeverijen   Kantoren  
Grafische afwerking    
Reproductiebedrijven opgenomen media    
Vervaardiging van sieraden e.d.    
Reparatie t.b.v. particulieren   bijv. fietsen, maar reparaties van auto's en motorfietsen vallen hier niet onder  
Reisorganisaties    
Verzekeringsbedrijf/kantoor    
Verhuur van en handel in onroerend goed    
Computerservice- en informatietechnologiebureaus e.d.    
Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek    
Hoveniersbedrijven   Bedoeld wordt een eenmanszaak die zijn auto thuis parkeert, kantoor aan huis heeft en eventueel spullen opslaat. Het mag geen kwekerij zijn  
Meubel- en woningstoffeerderijen    
Cursussen    
Workshops    
Internetbedrijven / e-commerce   Max 25 m² verkoopvloeroppervlak verkoop aan huis c.q. afhaalpunt  
Kantoor algemeen    
Schoonheidsspecialisten, pedicures en manicures    
Bed&breakfast   Het gaat om het laten gebruiken van normale slaapkamers in een woning door reizigers/vakantiegangers, waarbij eventueel ook ontbijt mogelijk is. Ten hoogste zijn 5 gasten tegelijk mogelijk. Ook moet de woning wel een woning blijven. Er mag geen complete verbouwing plaatsvinden tot een hotel. De eigenaar/exploitant moet er ook blijven wonen.  
Gastouderschap, niet zijnde kinderdagverblijven   Opvang binnen de eigen woning, geen verbouwingen, geen professionele organisatie  
Wassalons en wasserettes   Geen wasmachines/drogers, alleen inzameling en aflevering van kleding  
Kappers    
Detailhandel   Maximaal 25 m² verkoopvloeroppervlak  
Buiten de hierboven genoemde gevallen   Activiteiten die naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met de bovengenoemde activiteiten  

Aan-huis-verbonden beroepen en bedrijfsmatige activiteiten in een woning zijn onder voorwaarden toegestaan. Deze voorwaarden zijn opgenomen in de specifieke gebruiksregels van de bestemmingen

Detailhandel in de woning

In paragraaf Werk in de stad wordt ingegaan op de Nota detailhandel 2012. Op grond van dit beleid is detailhandel in een woning onder voorwaarden toegestaan. De voorwaarden die in de Nota detailhandel 2012 worden genoemd, zijn:

  • De winkelruimte is zeer kleinschalig in omvang: maximaal 25 m² verkoopvloeroppervlak.
  • De winkelruimte voldoet aan de normen van wet- en regelgeving, zoals op het gebied van (brand)veiligheid, bouw, reclame-uitingen en milieu (milieucategorie 1).
  • Het bedrijf staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. Detailhandelsbedrijven in levensmiddelen zijn tevens verplicht zich te registreren bij de Voedsel en Waren Autoriteit.
  • De aanvrager toont aan dat de woon- en leefsituatie of de openbare orde in de omgeving van de winkel niet op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed door de te vestigen winkel.
  • Het karakter van een woonstraat in een woonwijk moet na de vestiging van de detailhandel behouden blijven.
  • Er zijn voldoende parkeerfaciliteiten.
  • De activiteit wordt door de bewoner zelf uitgeoefend.
  • Horeca wordt niet toegestaan.

Deze voorwaarden zijn verwerkt in de regeling voor aan-huis-verbonden beroepen, bedrijfsmatige activiteiten en detailhandel in de specifieke gebruiksregels van de bestemmingen

Parkeren

In bestemmingsplannen moeten voortaan ook parkeernormen worden opgenomen. In de meeste gemeenten was de parkeerregeling nu opgenomen in de bouwverordening. In de Reparatiewet BZK is bepaald dat de bouwverordening geen stedenbouwkundige voorschriften – waaronder voorschriften mbt parkeren – meer mag bevatten. Voor bestaande bestemmingsplannen geldt een overgangstermijn tot 1 juli 2018. In het bestemmingsplan is nu bepaald dat bij de afgifte van omgevingsvergunningen voldoende parkeergelegenheid aanwezig moet zijn volgens de bij de regels opgenomen parkeernormen.

Bebouwing

In de regels is het maximaal aantal toegestane woningen en het maximale aantal m2 van de verschillende overige functies en de maximum bouwhoogte opgenomen. Hier kan -onder voorwaarde- van worden afgeweken. Deze regeling is opgenomen in Artikel 38 Algemene afwijkingsregels.

3.3 Dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen

Daar waar meerdere functies aanwezig zijn of verbijzondering van de juridische regeling noodzakelijk is, wordt (overeenkomstig de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012) gewerkt met dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen. In het bestemmingsplan zijn de volgende dubbelbestemmingen opgenomen:

3.3.1 Leiding - Hoogspanning

Artikel 29 Leiding - Hoogspanning

Dit artikel bevat de bepalingen die direct verband houden met de op de verbeelding aangegeven dubbelbestemming Leiding - Hoogspanning. Dit is de ondergrondse hoogspanningsverbinding.

In voorliggend bestemmingsplan is de dubbelbestemming opgenomen voor het totale ruimtebeslag van de leiding die 20 meter bedraagt.

Ter plaatse van deze dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanning geldt dat er bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen worden gebouwd ten behoeve van de hoogspanningsverbinding. Voor bepaalde werken en werkzaamheden is een vergunningenstelsel opgenomen.

Via een afwijking van de bouwregels kan, mits de veiligheid van de leiding niet onevenredig wordt geschaad en na overleg en instemming met de netbeheerder, op of in de belemmeringenstrook worden gebouwd of kunnen gronden worden gebruikt ten behoeve van de enkelbestemming.

Er is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarmee de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanning 2' uit het plan kan worden verwijderd, indien het leidingtransport voor hoogspanning ter plaatse is beëindigd. Ook kan de wijzigingsbevoegdheid worden toegepast om de dubbelbestemming te wijzigen indien nieuwe technische inzichten, verandering van wetgeving of nieuwe rekenmodellen daar aanleiding toe geven.

In Artikel 37 Algemene aanduidingsregels zijn de veiligheidszones die in acht moeten worden genomen, opgenomen.

Ook rond ondergrondse hoogspanningskabels bevinden zich magneetveldzones. Conform de memo van het Kennisplatform EMV -  'Omgaan met elektromagnetische velden, 2014', volgt de gemeente Almere hun advies om ook voor ondergrondse elektriciteitskabels van 150 kV hiermee rekening te houden. Afstand houden is de enige maatregel bij bestaande kabels, om blootstelling aan magnetische velden te verminderen. Het is vrijwel onmogelijk om magnetische velden af te schermen.

Voor magneetveldzones van ondergronds hoogspanningskabels houdt de gemeente Almere een generieke breedte aan van 25 m aan weerszijden, gebaseerd op basis van door het Rivm verzamelde meetgegevens in het rapport '' Verkenning van extreem-laagfrequente (ELF) magnetische velden bij verschillende bronnen, 2009''. 

Voor deze zone is een gebiedsaanduiding 'veiligheidszone- magneetveldzone' op de verbeelding opgenomen met bijbehorende planregel Veiligheidszone- magneetveldzone

3.3.2 Leiding-Hoogspanningsverbinding

Artikel 30 Leiding - Hoogspanningsverbinding

Aan de zuidzijde van Stadstuinen loopt een 380 kV hoogspanningsverbinding. Deze verbinding maakt onderdeel uit van de op grond van artikel 2.8.6 van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) aangewezen hoogspanningsverbinding Diemen - Lelystad. De masten hebben een hoogte van 48,7 m.

De dubbelbestemming (belemmeringenstrook)

Bij de ontwikkeling van de in de nabijheid gelegen gronden dient rekening te worden gehouden met deze hoogspanningslijn. Enerzijds betreft dit de bescherming van de bovengrondse hoogspanningsverbinding zelf. Deze heeft een zakelijke rechtstrook van 2 x 36 m vanuit het hart van de hoogspanningslijn, die nodig is voor een ongestoorde bedrijfsvoering. Hierbinnen mag niet gebouwd worden en voor aanleg- en graafwerkzaamheden die van invloed kunnen zijn op de hoogspanningsverbinding moet een omgevingsvergunning worden aangevraagd.

Om de hoogspanningsverbinding te beschermen en het beheer veilig te stellen, zijn ter plaatse van de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding alleen gebouwen en bouwwerken toegestaan ten behoeve van het transport van elektriciteit door een bovengrondse hoogspanningsverbinding. De maximale bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken bedraagt 3 meter. De hoogte van de hoogspanningsmasten mag niet meer dan 65 meter bedragen. Bouwwerken ten behoeve van de andere bestemmingen kunnen alleen worden gerealiseerd indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de hoogspanningsverbinding en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken beheerder van de hoogspanningsverbinding.

Gebiedsaanduiding Veiligheidszone - magneetveldzone

Anderzijds betreft dit het gezondheidsaspect als gevolg van de hoogspanningsverbinding. Op basis van het VROM-advies met betrekking tot hoogspanningslijnen van oktober 2005, dient bij de vaststelling van bestemmingsplannen zo veel als redelijkerwijs mogelijk is, te worden vermeden dat er nieuwe situaties ontstaan waarbij kinderen langdurig verblijven in het gebied rond bovengrondse hoogspanningslijnen waarbinnen het jaargemiddelde magneetveld hoger is dan 0,4 microtesla (de magneetveldzone).

In 2006 is de specifieke magneetveldzone van de hoogspanningsverbinding in het plangebied bepaalt. Deze beslaat 110 m aan de noordzijde en 120 m danwel 125 m aan de zuidzijde van de hoogspanningslijn, te meten vanuit de as van de hoogspanningslijn. Hierbinnen mogen op basis van het voorzorgprincipe ter voorkoming van gezondheidsrisico's, geen functies komen ''waar kinderen langdurig verblijven'', zoals woningen, kinderdagverblijven, scholen, crèches etc, en de daarbij behorende buitenruimten.

Voor functies als sportvelden, speeltuinen, zwembaden vormt de magneetveldzone geen belemmering. In het bestemmingsplan is deze zone opgenomen in artikel 37.3 Veiligheidszone- magneetveldzone.

Er is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarmee de dubbelbestemming Leiding - Hoogspanningsverbinding uit het plan kan worden verwijderd, indien het leidingtransport voor hoogspanning ter plaatse is beëindigd. Ook kan de wijzigingsbevoegdheid worden toegepast om de dubbelbestemming te wijzigen, indien nieuwe technische inzichten, verandering van wetgeving of nieuwe rekenmodellen daar aanleiding toe geven.

Tennet heeft plannen om de capaciteit van de hoogspanningsverbinding te vergroten en aan te passen. Daarmee samenhangend zou er ook een eventuele versmalling van de veiligheidszones aan de orde kunnen zijn. Er is overleg met het ministerie van EZ, maar dat heeft nog niet geresulteerd in een concreet plan.

3.3.3 Leiding-Leidingstrook

Artikel 31 Leiding - Leidingstrook

Ter bescherming van de aardgastransportleiding en andere transportleidingen in de leidingstrook in het plangebied (zie hoofdstuk 5.9 Kabels en leidingen) is een dubbelbestemming 'Leiding - Leidingstrook' opgenomen. Deze gronden zijn mede bestemd voor ondergrondse leidingen, onder andere voor het transport van gas, met de daarbij behorende belemmeringenstrook. De leidingstrook is circa 23 meter breed en moet obstakelvrij blijven.

Om de transportleidingen te beschermen tegen graafschade en het beheer van de leiding veilig te stellen, zijn ter plaatse van de dubbelbestemming alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan ten behoeve van de leidingen en tot een maximale bouwhoogte van 3 meter. Bouwwerken ten behoeve van de andere bestemmingen kunnen alleen worden gerealiseerd indien de veiligheid van de betrokken leidingen niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten in verband met de aanwezigheid van een hogedruk gasleiding.

Ook voor aanleg- en graafwerkzaamheden die van invloed kunnen zijn op de transportleidingen moet een omgevingsvergunning worden aangevraagd.

Er is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor burgemeester en wethouders om de dubbelbestemming 'Leiding - Leidingstrook' uit het plan verwijderen, indien de leidingen ter plaatse zijn verwijderd.

3.3.4 Waarde-Archeologie 6

Binnen het plangebied is een gebied aanwezig dat mogelijk archeologisch waardevol is. Ter bescherming van dit gebied is een dubbelbestemming opgenomen. Dit betekent dat er behalve de basisbestemming van Artikel 20 Verkeer, ook een bestemming voor archeologie geldt.

In Artikel 32 zijn de planregels van de dubbelbestemming Waarde - Archeologie - 6, opgenomen.

3.3.5 Waterstaat-Waterkering

In Artikel 33 zijn de planregels van de bestemming Waterstaat-Waterkering opgenomen.

De Waterkering

De IJmeerdijk heeft een waterkerende functie en daarom de dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering. Gronden met deze bestemming zijn naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, primair bestemd voor een waterkering. Aangrenzend zijn vrijwaringszones opgenomen met aanvullende gebruiksbeperkingen. Dit zijn beschermingszones voor de waterkerende functie van de IJmeerdijk, die gelden op basis van de Keur van het Waterschap Zuiderzeeland (zie voor de uitleg hiervan 5.11 Waterparagraaf ).

In een gedeelte van deze dijk, ter hoogte van het centrum van Duin, is in 2008 een damwand aangebracht. De gemeente en het waterschap hebben op 22 februari 2008 een overeenkomst gesloten ter uitvoering van dit werk.

Daarbij is overeengekomen dat de bouwgrens op 4 meter van de damwand is gelegen. Deze afstand komt overeen met de grens van de bestemming Waterstaat-Waterkering. De overeenkomst waarin dit is geregeld, is in Bijlage 13 Samenwerkingsovereenkomst Almere Poort Kustzone, opgenomen.

Ter hoogte van de damwand is de legger van het waterschap aangepast voor wat betreft de dubbelbestemming Waterstaat-Waterkering en de vrijwaringszones. Deze legger is overgenomen op de verbeelding van het bestemmingsplan. Daar waar de afstand van 4 meter op de verbeelding afwijkt en niet exact 4 meter is, gaat hetgeen is overeengekomen in de samenwerkingsovereenkomst voor, dat wil zeggen dat er een afstand van 4 meter geldt.

Verder gelden er twee vrijwaringszones:

Vrijwaringszone -dijk 1

Om de stabiliteit van de primaire waterkering de IJmeerdijk te garanderen geldt aan weerszijden van de dijk een terughoudend bouwbeleid. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt in twee verschillende beschermingszones. De aanduiding Vrijwaringszone - dijk 1' heeft betrekking op de binnenbeschermingszone en bedraagt 20 meter vanuit de kernzone van de dijk. Deze vrijwaringszone dient onbebouwd te blijven. Op grond van deze aanduiding is voor bepaalde werken en werkzaamheden een omgevingsvergunning nodig. Bebouwing is er niet toegestaan, behalve ten behoeve van waterstaatkundige functies. Voor het verkrijgen van een omgevingsvergunning bouwen of aanleg van werken en werkzaamheden moet eerst advies worden ingewonnen bij de waterbeheerder, het waterschap Zuiderzeeland.

In artikel 37.1 zijn de planregels van de gebiedsaanduiding Vrijwaringszone - dijk 1 opgenomen.

Vrijwaringszone-dijk 2

Ter bescherming van de stabiliteit van de primaire waterkering de IJmeerdijkis aangrenzend aan de beschermingszone Vrijwaringszone - dijk 1 de aanduiding 'Vrijwaringszone dijk - 2' opgenomen. Deze aanduiding wordt de buitenbeschermingszone genoemd. Binnendijks heeft deze zone een breedte van 80 meter, terwijl het buitendijks gaat om een zone met een breedte van 155 meter. In de buitenbeschermingszone geldt geen beperking voor bouwactiviteiten, maar wel een verbod op diepe ontgrondingen.

In artikel 37.1.1 zijn de planregels van de gebiedsaanduiding Vrijwaringszone-dijk 2 opgenomen.

3.3.6 veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen 1

De veiligheidszone is maximaal 6 meter aan weerszijden van de spoorbaan, gemeten uit het hart van de spoorverbinding. Volgens artikel 2 van het (concept) Besluit transport routes externe veiligheid, is in deze zone de bouw, vestiging of aanleg van nieuwe kwetsbare objecten niet toegestaan en van nieuwe beperkt kwetsbare objecten alleen in uitzonderingsgevallen (gewichtige redenen). Het spoor mag niet worden overbouwd als een veiligheidszone is bepaald. Verder worden in deze zone, via het Bouwbesluit 2012 en daarbij behorende ministeriële regeling, aanvullende bouweisen opgelegd met het oog op het veilig kunnen vluchten bij een brand, ontploffing of een drukgolf in een dergelijke zone.


Deze veiligheidszone ligt binnen de minimale spoorbreedte van circa 14 meter voor dit plangebied. Binnen deze zone bevinden zich geen bestaande kwetsbare objecten. Ter plaatse van het station Almere-Centrum bevinden zich binnen deze zone wel een aantal bestaande beperkt kwetsbare objecten: kiosk, bloemenwinkel, grenswisselkantoor, snackbar etcetera, gevestigd in het station onder het spoor. Volgens het Tracébesluit is in dit geval sprake van 'zwaarwegende belangen op het gebied van vervoer, ruimtelijke ordening en economie', omdat de aanwezige objecten vooral gericht zijn op (trein)reizigers en hiermee een onlosmakelijke functionele binding hebben met het station en het spoor. Deze motivering wordt in het kader van dit bestemmingsplan overgenomen.


De veiligheidszone ligt binnen de bestemming 'Verkeer - Railverkeer' en heeft de aanduiding 'veiligheidszone-vervoer gevaarlijke stoffen 1'. Het vestigen van een nieuw kwetsbaar object is binnen deze aanduiding verboden. Vanwege 'zwaarwegende belangen op het gebied van vervoer, ruimtelijke ordening en economie' is ter plaatse van de aanduiding 'openbaar vervoerstation' de vestiging van nieuwe beperkt kwetsbare objecten mogelijk, mits deze objecten vooral gericht zijn op (trein)reizigers en een onlosmakelijke functionele binding hebben met het station en het spoor. Voor deze nieuwe beperkt kwetsbare objecten gelden aanvullende bouweisen (via Bouwbesluit 2012 en daarbij behorende ministeriële regeling). In dit besluit zijn in artikel 2.132 en 2.133 voorschriften opgenomen voor het bouwen in veiligheidszones en plasbrandaandachtsgebieden. Die voorschriften zullen tegelijk in werking treden met de wijziging van de Wet basisnet en het Besluit transportroutes externe veiligheid.

In artikel .37.2 Veiligheidszones-vervoer gevaarlijke stoffen zijn de planregels van de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone-vervoer gevaarlijke stoffen 1' opgenomen.

3.3.7 veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen 2, 3 en 4

Volgens het Basisnet Spoor geldt voor de Flevolijn een plasbrandaandachtsgebied (PAG) van 30 meter aan weerszijden van de spoorbaan, gemeten vanaf de buitenste spoorstaaf. In het PAG dient rekening te worden gehouden met de effecten van een incident met brandbare vloeistoffen. Bij een incident kan de stof uit de ketelwagen vrijkomen en ontbranden (plasbrand). Dit kan in een gebied tot circa 30 meter langs de spoorbaan tot slachtoffers leiden. Voor het PAG geldt volgens artikel 8 van het (concept) Besluit transport routes externe veiligheid een bijzondere verantwoordingsplicht voor nieuwe bouwwerken (aanvullend op de verantwoordingsplicht groepsrisico) speciaal gericht op het effect van een eventuele plasbrand. Verder worden in dit gebied via het Bouwbesluit 2012 en daarbij behorende ministeriële regeling aanvullende bouweisen opgelegd met het oog op het veilig kunnen vluchten bij een brand, ontploffing of een drukgolf in een dergelijk gebied.

Het PAG heeft de aanduiding 'veiligheidszone-vervoer gevaarlijke stoffen 2' gekregen. De vestiging van een nieuw kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object is hier toegestaan via een afwijkingsbevoegdheid, indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • er is sprake van een aantoonbare behoefte vanuit de in de bestemming toegelaten functies om de bouw of vestiging van een kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object mogelijk te maken binnen een plasbrandaandachtsgebied;
  • er is rekening gehouden met de mogelijkheden om het object buiten het plasbrandaandachtsgebied te vestigen;
  • de bestrijdbaarheid van een plasbrand is voldoende gemotiveerd (hulpverlening en zelfredzaamheid mede in relatie tot effectreducerende maatregelen of brandvertragende maatregelen aan het gebouw).

Voor deze nieuwe kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten gelden aanvullende bouweisen (via Bouwbesluit 2012 en daarbij behorende ministeriële regeling). In dit besluit zijn in artikel 2.132 en 2.133 voorschriften opgenomen voor het bouwen in zogenoemde veiligheidszones en plasbrandaandachtsgebieden. Die voorschriften zullen tegelijk in werking treden met de wijziging van de Wet basisnet en het Besluit transportroutes externe veiligheid.

In artikel .37.2.2.. zijn de planregels van de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone-vervoer gevaarlijke stoffen 2' opgenomen.
De veiligheidszones 3 en 4 zijn opgenomen in artike; 37.2.3 en 37.2.4.

3.4 Overige regels

3.4.1 Inleidende regels

Begripsbepalingen

In Artikel 1 Begrippen zijn de begripsbepalingen opgenomen. In dit artikel wordt uitgelegd wat onder bepaalde begrippen moet worden verstaan, die in de regels worden gebruikt. Bijvoorbeeld wat met maatschappelijke voorzieningen wordt bedoeld.

Voor Almere Poort Oost en Duin zijn enkele specifieke begrippen die reeds in het bestemmingsplan Almere Poort 2007 werden gebruikt, opgenomen.

Het gaat om de begrippen:

  • functiegebonden detailhandel: met leisure, recreatie of maatschappelijke voorzieningen samenhangende detailhandel in goederen, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de leisure-, recreatie-, of maatschappelijke functie;
  • leisure :voorzieningen die zijn gericht op ontspanning, amusement, vrijetijdsbesteding, recreatie, vermaak, cultuur, actieve en passieve sportbeoefening, evenementen met de daarmee samenhangende detailhandelsvoorzieningen, dienstverlening en horecavoorzieningen.

Deze begrippen worden niet in andere bestemmingsplan in Almere gebruikt, maar zijn specifiek voor Almere Poort van belang aangezien ze in het programma zijn opgenomen.

Verder is er nog een toelichting nodig op het standaard begrippen bedrijfsvloeroppervlak (bvo) en peil.

Bij de berekening van het bedrijfsvloeroppervlak (bvo) gaat het om de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel, bedrijf of voorziening met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten. Een parkeergarage ten behoeve van het bedrijf wordt niet tot de bvo gerekend.

Bij het bepalen van het peil, geldt dat voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst en in alle andere gevallen (die niet in het begrip worden genoemd) het peil wordt gemeten vanaf de hoogte van het oorspronkelijk, aansluitend afgewerkte maaiveld. Dit betekent dus dat bij het bepalen van het peil buiten beschouwing wordt gelaten het maaiveld dat is verhoogd door het aanleggen van een verhoging of terp of verlaagd door uitgraven.

Als waterlijn wordt bedoeld de grens tussen onder en boven water dan wel de grens tot waar het water komt op bijvoorbeeld een strand of tegen een kade. Ook is het het grens- of snijvlak tussen het gedeelte van het bouwwerk of vaartuig onder water en dat van het gedeelte erboven. Wij houden hiervoor het winterpeil aan zoals opgenomen in het meest recente Peilbesluit van het waterschap Zuiderzeeland dan wel het Peilbesluit IJsselmeergebied van het waterschap.

Wijze van meten

In Artikel 2 Wijze van meten is de wijze van meten opgenomen van de regels. In dit artikel staat hoe bij de toepassing van de regels moet worden gemeten. Bijvoorbeeld hoe de bouwhoogte van een bouwwerk moet worden gemeten. Ook is hier aangegeven hoe de hoogte van het oorspronkelijk, aansluitend afgewerkte maaiveld wordt gemeten.

3.4.2 Algemene regels

Anti-dubbeltelregel, Artikel 34

In Artikel 34 Anti-dubbeltelregel is de anti-dubbeltelregel opgenomen. Deze regel is opgenomen om te voorkomen dat van ruimte die in een bestemmingsplan voor de realisering van een bepaald gebruik of functie mogelijk is gemaakt, na realisatie daarvan, door feitelijke functie- of gebruiksverandering opnieuw (voor een tweede keer) gebruik zou kunnen worden gemaakt. Grond die één keer in beschouwing is genomen voor het toestaan van een bouwplan, mag niet een tweede maal meetellen voor de toelaatbaarheid van andere bouwplannen. De anti-dubbeltelregel is een standaardregel, die is voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening.

Algemene bouwregels

Overschrijding bestemmingsgrenzen/bouwgrenzen

In artikel 35.1 is een regel opgenomen, dat bestemmings- en bouwgrenzen door bepaalde (ondergeschikte) onderdelen van een gebouw (zoals overstekken en afdaken) mogen worden overschreden. De regel biedt flexibiliteit ten aanzien van de situering van ondergeschikte onderdelen aan gebouwen.

Ondergeschikte bouwonderdelen op daken

In artikel 35.2 is een regel opgenomen, dat bepaalde (ondergeschikte) onderdelen van een gebouw (zoals installatie containers en liftschachten) niet worden meegerekend bij het bepalen van de hoogte van een gebouw. De regel biedt flexibiliteit ten aanzien van de situering van ondergeschikte onderdelen op gebouwen.

Algemene Gebruiksregels

In Artikel 36 Algemene gebruiksregels zijn regels opgenomen ter voorkoming van het gebruik van laserstralen die de vliegveiligheid in gevaar kunnen brengen.

Algemene aanduidingsregels

In Artikel 37 Algemene aanduidingsregels zijn de algemene aanduidingsregels opgenomen ten aanzien van een aantal specifieke aspecten waarvoor aanvullende regels gesteld. Dat geldt voor de vrijwaringszone van de dijk, de veiligheidszone van het spoor alsmede de veiligheidszone van het plasbrandaandachtsgebied langs het spoor, de veiligheidszones van de hoogspanningsleiding en de veiligheidszones propaan. Binnen deze zones zijn aanvullende regelingen van kracht voor het bebouwen dan wel het gebruik van de gronden.

De vrijwaringszones van de dijk die zijn opgenomen in de artikelen 37.1 en 37.1.1 zijn ter bescherming van de dijk. De dijk zelf heeft een dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering omdat de IJmeerdijk een waterkerende functie heeft. Gronden met deze dubbelbestemming zijn naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, primair bestemd voor een waterkering. Aangrenzend zijn vrijwaringszones opgenomen met aanvullende gebruiksbeperkingen. Dit zijn beschermingszones voor de waterkerende functie van de IJmeerdijk, die gelden op basis van de Keur van het Waterschap Zuiderzeeland (zie voor de uitleg hiervan 5.11 Waterparagraaf ).

Er zijn ook diverse milieuzones opgenomen.

Er is een Milieuzones - zones wet Milieubeheer 1 in Woongebied - 1 waar geen milieugevoelige bestemmingen mogen worden opgericht omdat op het bedrijventerrein Lagekant bedrijven tot en met categorie 3.2 zijn toegestaan. Zie hiervoor 37.5 Milieuzones - zones wet Milieubeheer 1

Gewijzigd bij Amendement 20 juni 2019

Er geldt nog één milieuzone vanwege het openluchttheater Vis à Vis. Deze zone is gelegen in het gebied met de bestemming Woongebied - 4 . In deze zone dienen de gevels van de woningen een zodanige geluidsisolatie te hebben dat het binnenniveau van 35dB(A) kan worden gegarandeerd. Dit is opgenomen in artikel 37.8 Milieuzone - zones wet Milieubeheer 4. Zie hiervoor ook paragraaf 5.4.4 Geluid Vis a Vis.

De milieuzones Milieuzone - zones wet Milieubeheer 2 en Milieuzone zones wet Milieubeheer 3 zijn vervallen vanwege het vervallen van Artikel 11 Gemengd - 6.

Afwijkingsregels

In Artikel 38 Algemene afwijkingsregels zijn afwijkingsregels opgenomen. Er kan worden afgeweken van de regels voor:

  • het afwijken van maten (maximaal 10 %);
  • het overschrijden van bouwgrenzen (maximaal 3 meter en het bouwvlak maximaal 10% groter);
  • het oprichten van ondergrondse pompgemalen voor riooltransportleidingen;
  • het bouwen van gebouwen voor nutsvoorzieningen met een lagere bouwhoogte of een lager bebouwingspercentage dan is voorgeschreven;
  • het oprichten van kleinschalige windmolens op of aan het hoofdgebouw.

De afwijkingsregels mogen niet worden gebruikt indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de (op grond van de bestemming gegeven) gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

De kleinschalige windmolens zijn te beschouwen als 'overige functioneel met de bestemming verbonden voorzieningen'.

Voor het toestaan van dergelijke windmolens moet worden voldaan aan de volgende randvoorwaarden:

  • de windmolens mogen op het hoofdgebouw of aan de gevel van het hoofdgebouw worden gebouwd:
  • de maximum bouwhoogte voor hoofdgebouwen mag met maximaal 3 meter worden overschreden;
  • de rotordiameter van de windmolens mag maximaal 2 meter bedragen.

Voor horizontale as windturbines (HAT) en verticale as windturbines (VAT) is in de onderstaande figuur weergegeven hoe de rotordiameter wordt gemeten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP4ABCDEG01-vg01_0011.png"

Algemene wijzigingsregels

Artikel 39

In Artikel 39 Algemene wijzigingsregels is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor burgemeester en wethouders om een bestemmingsvlak met maximaal 10% te vergroten. Dit mag indien dit nodig is voor een (steden)bouwkundig betere realisering van bestemmingen of bouwwerken of in verband met de werkelijke toestand van een terrein.

Verder kan de Bijlage 1 Lijst van parkeernormen worden gewijzigd indien ontwikkelingen op parkeergebied daartoe aanleiding geven.

Overige regelingen

Artikel 40

In Artikel 40 Overige regels is aangegeven dat indien in de regels wordt verwezen naar regelingen of verordeningen, dat het dan gaat om de regelingen of verordeningen die gelden op het moment dat het ontwerp bestemmingsplan ter inzage is gelegd.

3.4.3 Overgangs- en slotregels

In Artikel 41 Overgangsrecht is het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik opgenomen. In het overgangsrecht wordt bepaald op welke manier met situaties wordt omgegaan die op basis van het vorige bestemmingsplan wel waren toegestaan, maar niet in het nieuwe bestemmingsplan zijn opgenomen. Het overgangsrecht zijn standaardregels, die zijn voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening.

In Artikel 42 Slotregel is de slotregel opgenomen. Hierin staat onder welke naam de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.

Hoofdstuk 4 Relevante beleidskaders

Het ruimtelijk beleid van rijk, provincie en gemeente werkt door in de manier van bestemmen van gronden en bouwwerken. In tabel 4.1 staat op welke manier de verschillende beleidsdocumenten doorwerken in het bestemmingsplan.

In Bijlage 1 Beleidskader is een uitgebreide beschrijving opgenomen van het beleidskader. In deze bijlage worden ook beleidsdocumenten beschreven die niet direct tot een regeling in het bestemmingsplan leiden.

Deze beleidsdocumenten zijn daarom niet in tabel 4.1 opgenomen.

4.1 Tabel Beleidskader

Beleidsdocument   Beleidsuitgangspunt   Vertaling in het bestemmingsplan  
Rijksbeleid  
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)
 
Drievoudige schaalsprong in het gebied Amsterdam - Almere - Markermeer (woningbouw, infrastructuur en groen/blauw)   Het bestemmingsplan geeft mede uitvoering aan de schaalsprong Amsterdam – Almere – Markermeer; biedt ruimte voor de opgenomen woningbouw.  
Besluit ruimtelijke ordening, artikel 3.1.6 lid 2   Ladder voor duurzame verstedelijking   De bouwmogelijkheden in dit bestemmingsplan waren grotendeels reeds opgenomen in het Bestemmingsplan Almere Poort, 2007. In paragraaf 4.2.wordt nader ingegaan op de Ladder voor duurzame verstedelijking.  
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2012)
Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (20212)  
Radarverstoringsgebieden   Geen mogelijkheid opnemen voor de bouw van windturbines.
Kleinschalige windmolens op gebouwen via afwijking voorwaarden toestaan.  
RAAM-brief   Schaalsprong Almere   Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de RAAM-brief.  
Rijksstructuurvisie Amsterdam-Almere-Markermeer (2013)
Bestuursovereenkomst RRAAM (2013)
Uitvoeringsovereenkomst Almere 2.0 (2013) (IAK2)  
Het toekomstperspectief voor Almere is een westelijk georiënteerde stad met circa 60.000 nieuwe woningen ten opzichte van 2010 en een forse groei van het aantal arbeidsplaatsen. De ambitie is 100.000 arbeidsplaatsen.
Een adaptieve aanpak staat centraal: vraagafhankelijk realiseren van woningen, infrastructuur, economische activiteiten en voorzieningen.  
Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Rijksstructuurvisie en geeft hier mede uitvoering aan.  
Structuurvisie Randstad 2040 (2010)   Randstad in 2040 een duurzame en concurrerende Europese topregio   Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Structuurvisie Randstad 2040.  
Nationaal Waterplan 2016-2021 (2015)   Robuust en toekomstgericht inrichten van het watersysteem.   Grote waterpartijen bestemmen voor water en waterberging.  
Erfgoedwet   Beschermen van archeologische waarden
 
Opnemen van een dubbelbestemming voor gebieden met een hoge archeologische (verwachting-)waarde, die nog niet rechtstreeks via de Monumentenwet worden beschermd.  

Provinciaal en regionaal beleid  
Omgevingsplan Flevoland (2006, laatst herzien 2015)   Provinciaal integraal omgevingsbeleid tot 2015 met doorkijk tot 2030; ruimte voor groei met 70.000 woningen in Almere tussen 2010 en 2030. Almere Poort behoort tot het stedelijk gebied in 2015.   Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het Omgevingsplan Flevoland.  
Verordening op de fysieke leefomgeving Flevoland (2012)   Provinciale verordening m.b.t. de fysieke leefomgeving   Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de verordening op de fysieke leefomgeving Flevoland.  
Structuurvisie werklocaties Flevoland 2011 en Beleidsregel locatiebeleid stedelijk gebied (2011)   Bij vestiging van bedrijven(terreinen) streven zodanige verdeling dat optimale bijdrage wordt geleverd aan vitaliteit van de steden. Per type werklocaties gelden specifieke vestigingsvoorwaarden.   Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Structuurvisie werklocaties Flevoland 2011 en de Beleidsregel locatiebeleid stedelijk gebied.  
RO visie werklocaties Flevoland (2015)   Het doel van de visie is om te komen tot zorgvuldig ruimtegebruik van werklocaties zodat het aanbod passend is bij de behoefte en regionaal is afgestemd. Het maatschappelijk effect dat de provincie daarmee wil bereiken is slim en zuinig ruimtegebruik.   Hogekant en Lagekant zijn werkmilieus, regulier bedrijventerrein en voldoen aan deze Visie.
 
Beleidsregel Windmolens (2008 )& partiële herziening Omgevingsplan Wind (2016)   Opschalen en saneren van windmolens   Geen ruimte bieden aan nieuwe windmolenopstellingen.
Via afwijking wel ruimte bieden aan kleine windmolens op gebouwen.  
Beleidsregel archeologie en ruimtelijke ordening (2008)   Archeologisch aandachtsgebied; beschermen van archeologische waarden.   Opnemen van een dubbelbestemming voor gebieden met een hoge archeologische verwachtingswaarde, die nog niet rechtstreeks via de Monumentenwet worden beschermd.  
Waterbeheerplan Waterschap Zuiderzeeland 2016-2021 (2015)   Bevat lange termijndoelen (zichtjaar 2050), doelen voor de planperiode (2016-2021) en maatregelen die het Waterschap (samen met gebiedspartners) uit gaan voeren. De doelen en maatregelen hebben betrekking op de kerntaken van het waterschap (waterveiligheid, schoon water, voldoende water) en het thma 'water en ruimte'. Hierbij gaat het om reguliere werkzaamheden, zoals peilbeheer, onderhoud aan dijken en het zuiveren van afvalwater en om nieuwe ontwikkeling.   Voor het bestemmingsplan is een watertoets gedaan.  
Ontwikkelingsvisie Noordvleugel Utrecht Eindbalans 2015-2030 (2009)   Tekort aan ruimte voor woningen. Ruimte bieden aan de opgave om 15.000 woningen te bouwen.   Het bestemmingsplan biedt mede ruimte voor de bouw van woningen voor de woonbehoefte vanuit Utrecht.  
Gemeentelijk beleid  
Ruimtelijke ontwikkeling  
Almere Principles (2009)   Zeven stelregels voor een duurzame stadsontwikkeling:
1. Koester diversiteit
2. Verbind plaats en context
3. Combineer stad en natuur
4. Anticipeer op verandering
5. Blijf innoveren
6. Ontwerp gezonde systemen
7. Mensen maken de stad  
Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Almere Principles.  
Omgevingsvisie Almere (2017)   De visie gaat uit van behoud van de moderne tuinstad met stadsdelen in groen-blauw netwerk maar wil ook uitdagingen aangaan op basis van 2 principes: organische groei en adaptief beleid. Er zijn vier uitgangspunten:
1. ontwikkel en onderhoud het goede.
2. naar een growing green city.
3. onderscheidende positie in metropolitaan netwerk.
4. uitnodiging aan iedereen om met goede intiatieven te komen die passen binnen de ruimtelijke hoofdstructuur: polderlaag (water, cultuurhistorie, natuur), netwerklaag (infrastructuur, duurzame energie) en stedelijke laag (wonen, werken, voorzieningen. Hierbij moet met diverse reserveringen rekening worden gehouden.  
Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Omgevingsvisie  
Afspraken Duurzaam Almere 2012-2014 (2012)   Ontwerpen van gezonde systemen voor een duurzame ontwikkeling van de stad.   Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Afspraken Duurzaam Almere 2012-2014  
Energie Werkt! (2015)   Energieneutraliteit in Almere in 2022 door middel van 5 werklijnen   Binnen het plangebied zijn stadsverwarming, zonnepanelen, zonnecollectoren en kleine windmolens op of aan gebouwen (via afwijking) mogelijk.  
Woonvisie Almere 2.0 (2009)   Gemeentelijk woonbeleid; zet in op vijf ambities: 1. wonen is betaalbaar en toegankelijk voor iedereen; uitgangspunt (min.) 30% sociale woningbouw per stadsdeel. 2. Almere wordt gedifferentieerde en complete stad door toevoeging van nieuwe woon- en werkmilieus. 3. Almere is zorgzame en leefbare stad met de mogelijkheid om zelfstandig te wonen en als dat niet meer lukt woon-/zorgvoorzieningen. 4. De eindgebruiker staat centraal: doelstelling (min.) 30% particulier opdrachtgeverschap. 5. Almere wordt proeftuin voor duurzaamheid; bij ontwikkeling, bij beheer en bij groenblauw.
 
Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Woonvisie Almere 2.0.  
Ontwikkelingsplan Duin (2011)
 
Ruimtelijke uitwerking voor de gebiedsontwikkeling in Duin met o.a. programma, stedenbouwkundige, verkeerskundige, water- en groen hoofdstructuur.   Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het Ontwikkelingsplan Duin.  
Ontwikkelingsplan Stadstuinen Poort (2016)
 
Ruimtelijke uitwerking voor de gebiedsontwikkeling in Stadstuinen Poort, met o.a. programma, stedenbouwkundige, verkeerskundige, water - en groenhoofdstructuur.   Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het Ontwikkelingsplan Stadstuinen Poort.  
Uitwerkingsplan Stadstuinen 2017
 
Uitwerking van het Ontwikkelingsplan Stadstuinen Poort m.b.t. de stedenbouwkundige, verkeerskundige, water- en groen hoofdstructuur, parkeerstrategie Olympiakwartier Oost, ontwikkelingsstrategie en fasering van de ontwikkeling.   Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Uitwerking Ontwikkelingsplan Stadstuinen Poort.  
Ondernemingsplan Poort 2009 / 2012
 
Ontwikkelingsstrategie, programma en ruimtelijk beleid voor Almere Poort   Het bestemmingsplan is voor wat betreft Duin, Hogekant en Voortuin in overeenstemming met de Ondernemingsplannen voor Poort.
Voor Stadstuinen is in 2016 het nieuwe Ontwikkelingsplan Stadstuinen Poort vastgesteld.  
Kadernota grondbeleid (2009)   In de nota zijn de doelen van het grondbeleid beschreven en een repertoire aan beleidsinstrumenten, bestaande uit verwervingsbeleid, kostenverhaal, kostenverevening en grondprijs- uitgiftebeleid.   Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Kadernota Grondbeleid  
Welstandsnota Almere 2014 (2015)   Woongebieden in de bestaande stad en bedrijventerreinen zijn welstandsvrij geworden. In nieuwe gebieden, zolas Duin, wordt gewerkt met een Q-team
Welstandstoezicht voor:
- het groenblauwe raamwerk
- de hoofdstructuur (inclusief dijk)
- de centrumgebieden
- bijzondere gebieden
- reclame.  
Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Welstandsnota Almere 2014.  
Beleidsnota kleine bouw 2008 (2010)   Beleidsuitgangspunten voor kleine bouwplannen en uitbreidingen. Regeling voor aan-huis-verbonden beroepen of bedrijfsmatige activiteiten aan huis   Toetsingskader uit de nota overnemen voor de functie wonen.  
Masten en antennes t.b.v. het mobiele telefoonnet (1999)   Plaatsing van masten is niet mogelijk in (toekomstige) woonwijken   Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de nota Masten en antennes t.b.v. het mobiele telefoonnet.  
Beleidslijn tuinvergrotingen 2012 (2013)   Uitgeven van gronden waar dit mogelijk is zonder het algemeen belang aan te tasten.   Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Beleidslijn tuinvergrotingen.  
Aanwijzing en nadere regels ligplaatsen van vaartuigen in de gemeente Almere (2013)   Regels voor vaste ligplaatsen, plaatsen voor recreatievaartuigen en afmeer- en particuliere oevers.   Binnen de bestemming 'Water' geen mogelijkheid opnemen voor ligplaatsen voor woonschepen; wel voor aanleggelegenheid.  
Prostitutiebeleid Almere (2000)   Vestigingsbeleid seksinrichtingen   Opnemen van een verbodsbepaling voor seksinrichtingen in het woon- en centrumgebied en op Lagekant. Op Hogekant onder randvoorwaarden toestaan.  
Coffeeshopbeleid gemeente Almere 2013 (2012)   Vestigingsbeleid coffeeshops   Opnemen van een verbodsbepaling voor vestiging van coffeeshop(s)  
Nota bedrijfswoningen in het buitengebied en groene stedelijke gebieden (2000)   Gemeentelijk beleid over de vestiging van bedrijfswoningen in het buitengebied en groene stedelijke gebieden.   Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de nota bedrijfswoningen in het buitengebied en groene stedelijke gebieden.  
Uitgiftebeleid benzineverkooppunten (2000)   Vestigingsbeleid benzineverkooppunten   In Almere Poort zijn bij de entrees locaties opgenomen voor vestiging van benzineverkooppunten. Deze worden in het nieuwe bestemmingsplan opnieuw opgenomen.  
Bereikbaarheid en mobiliteit  
Nota Mobiliteitsplan Almere (2012)   Hoofd keuzes op het gebied van verkeer, vervoer en parkeren   Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Nota Mobiliteitsplan Almere. Opnemen reservering voor IJmeerverbinding.
Parkeernormen in bestemmingsplan opnemen.  
Werk in de stad  
De Economische Kracht van Almere, economische agenda 2015-2019 (2015)   Gemeentelijk economisch beleid   Het bestemmingsplan is in overeenstemming met De Economische Kracht van Almere, economische agenda 2015-2019.  
GVW
Gemeentelijk Visie op de Werklocaties (2016).  
Bestaat uit een leidraad en kaartbeelden, de Vestigingsvisie Horeca Almere 2016 en het beleid voor Facilitypoints.

De leidraad geeft op hoofdlijnen aan welke soorten economische activiteiten zich in welk soort milieu kunnen vestigen en vormt de basis voor bestemmingsplannen. Doel is om initiatieven zorgvuldig in te kunnen passen. De leidraad geeft richting aan waar wat is toegestaan, maar sluit tegelijk ook niets uit, mits dit geen afbreuk doet aan het milieu dat op die plek van toepassing is. Niet alle aspecten lenen zich daarom voor inpassing in bestemmingsplannen zonder dat er sprake is van concrete initiatieven. In individuele gevallen kan afgeweken worden van het beleid op basis van een goede ruimtelijke onderbouwing.  
Er zijn twee zoekzones woon/werkmilieu, namelijk het Centrumgebied Duin en het Stadsdeelcentrum in Olympiakwartier.
De bedrijventerreinen Hogekant en Lagekant zijn reguliere werkmilieus.

Voor het woonmilieu (woonwijk) geldt dat aan-huis-verbonden beroepen of bedrijf zijn toegestaan.
Binnen de woon/werkmilieus is een grotere mix van de functies wonen en werken mogelijk.

In het plangebied is een facilitypoint mogelijk in de nabijheid van de Poortdreef.  
Vestigingsvisie Horeca Almere 2016
 
Onderdeel van de GVW.
Uitgangspunt is om horeca te concentreren in centrummilieus, wijkcentra, het Floriadegebied en de Kustzone Poort/ Strand Duin en te mengen met andere activiteiten. In andere milieus is horeca alleen toegestaan, mits het inpasbaar is op basis van regelgeving en een goede ruimtelijke ordening.  
Het centrum gebied van Duin is een Functiemengingsgebied waar horeca categorie A en B is toegestaan. In het Stadsdeelcentrum is ook horeca uit categorie A en B mogelijk.
Op het bedrijventerrein Hogekant is ondergeschikte horeca toegestaan. Verder zijn de horecamogelijkheden uit het bestaande plan overgenomen en is een locatie aangeduid waar een hotel zou kunnen worden gevestigd. Op het bedrijventerrein Lagekant is in principe alleen ondergeschikte horeca toegelaten, met een afwijkingsmogelijkheid, onder voorwaarden, voor horeca in de hogere categorieën.  
Detailhandelsvisie Almere 2014 (2014)   Uitgangspunten detailhandelsstructuur:
- Fijnmazigheid winkelvoorzieningen
- Positie van het stadscentrum als hèt centrale (winkel)centrum van Almere.
- Ruimte bieden aan ondernemers.
- E-commerce faciliteren.
- Buurtcentra: dagelijkse en recreatieve detailhandel; supermarkt max. 1.500 m2 wvo; geen doelgerichte detailhandel/PDV; webwinkel, internetwinkel en afhaalpunt toegestaan.
- Stadsdeelcentrum: dagelijkse en enige niet-dagelijkse detailhandel; webwinkel, internetwinkel en afhaalpunt toegestaan.
-Olympiakwartier Oost: enige PDV/GDV, ook gericht op sport en leisure.
- Op bedrijfsterreinen webwinkels, afhaalpunten en max. 1 kringloopwinkel per terrein toegestaan; geen internetwinkels.  
In Ontwikkelingsplan Stadstuinen is opgenomen dat het stadsdeelcentrum wordt gevestigd in Olympiakwartier Oost.In het centrumgebied van Duin is een supermarkt van 1.000m 2 verkoopvloeroppervlakte toegestaan.

 
Afhaalpunten (2014)   Afhaalpunten toestaan in centrumgebieden, buurtwinkelcentra en op alle bedrijventerreinen met uitzondering van De Vaart en Buitenvaart.   Afhaalpunten zijn mogelijk op Hogekant en Lagekant, evenals in het centrumgebied Olympiakwartier. Deze vallen onder het begrip bedrijf.  
Kringloopwinkels (2014)   Kringloopwinkels toestaan op locaties waar detailhandel is toegestaan en op binnenstedelijke en modern gemengde bedrijventerreinen   Op de bedrijventerreien Hogekant en Lagekant kan eventueel een kringloopwinkel, na afwijking, worden toegestaan.  
Werken in de wijk (2005)   Aan-huis-verbonden beroepen en
bedrijfsmatige activiteiten aan huis mogen
maximaal 50% van het woonoppervlak in
beslag nemen. Mogelijkheid tot aanwijzen
van kansenzones waarin woningen volledig kunnen worden omgezet in
bedrijfsruimten.  
Opnemen criteria uit de nota in
woonbestemming.  
Kansenkaart vrijetijdseconomie Almere (2015)   Locaties voor vrije tijd, recreatie, leisure en toerisme   In Poort locaties in Pampushout, Olympiakwartier Oost/Voortuin en Duin binnen- en buitendijks.  
Agenda Toerisme & Recreatie 2016-2022 (2016)

 
Almere biedt volop kansen voor de ontwikkeling van een sterke toeristisch-recreatieve sector. Deze agenda borduurt voort op de Kansenkaart Vrijetijdseconomie door focus te geven en vervolgstappen te maken. Er zijn een drietal strategieën uitgewerkt:
Placemaking;
Thematische versterking;
Samenwerking en organisatie.  
De bestemming Leisure is in de gebieden OlympiakwartierOost, De Voortuin en het Centrumgebied van Duin toelgelaten.  
Groene stad  
Waterplan Almere (2017)
Stad van het zuiverste water 2017-2022  
Het Waterplan geeft aan welke rol het binnendijks water binnen de stad speelt en wat er nodig is om die rol te vervullen. Bij herstructurering van de bestaande stad of nieuwbouw, geeft de watervisie richting aan de omgang met water.
 
De uitgangspunten van het waterplan zijn opgenomen in het watersysteem in Poort.
 
Waterstad Almere
Toeristisch recreatief beleidsplan (1996)  
Gemeentelijk toeristisch recreatief beleid   Het bestemmingsplan is in overeenstemming met dit beleidsplan  
Kleur aan groen (2014)   Spelregels voor een zorgvuldige inpassing van initiatieven in het groenblauwe raamwerk van Almere   De Nota Kleur aan Groen is van toepassing op delen van De Voortuin en de ecozone.
Deze delen zijn op de kaart van het groenblauwe raamwerk aangegeven als 'Moeras en Natte Natuur. Daarbij is aangegeven dat het kenmerkende gebruik bestaat uit moerasgebieden, natte graslanden en bossen. De ecozone heeft de bestemming 'Natuur' gekregen en is bestemd voor de duurzame instandhouding van natuur.  
Ecologisch Masterplan (2005)   In het Ecologisch Masterplan is het beleid opgenomen gericht op de natuur in Almere en er zijn een aantal uitgangspunten benoemd.   Voor het plangebied betekent dit extra aandacht voor Pampushout, delen van de Voortuin en het IJmeer.  
Beleidsplan wandelen en hardlopen 2003-2010 (2003)   Wandel infrastructuur en samenhangende voorzieningen.   Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het Beleidsplan wandelen en hardlopen 2003-2010.  
Veiligheid  
Veiligheid gebouwde omgeving (checklist
veiligheid in ruimtelijke planvormingsprocessen) (2003)  
Checklist voor ontwikkelingen in het openbare en semi-openbare gebied   Bij nieuwe ontwikkelingen rekening houden met de veiligheidsaandachtspunten voor woongebieden, bedrijventerreinen, uitgaansgebieden, verkeersveiligheid, fysieke veiligheid en externe veiligheid.  
Vuurwerknota 2005, ruimtelijke implementatie Vuurwerkbesluit (2005)   Vuurwerkopslag en -verkoop is onder voorwaarden toegestaan op bedrijventerreinen en is niet mogelijk in woongebieden en kleine winkelcentra met woningen erboven   Voor het plangebied betekent dit dat de opslag en verkoop van vuurwerk onder voorwaarden is toegestaan op Hogekant en Lagekant.  
Sociale structuur, onderwijs en cultuur  
Sociale Structuurschets
'Almere mensenwerk' (2004)  
Ambities voor meer sociale dynamiek, sociale diversiteit en sociale samenhang   Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Sociale Structuurschets
'Almere mensenwerk'  
Samenhangend jeugdbeleid 'Jonge stad, stad voor jongeren en
jeugd' (2005)  
Voldoende en tijdig opleveren van
onderwijshuisvesting in
multifunctionele accommodaties
In ruimtelijke planvorming rekening houden met voldoende ruimte voor kinderopvang  
Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het Samenhangend jeugdbeleid 'Jonge stad, stad voor jongeren en
jeugd'  
Toekomstvisie vrije tijd (2008)   Het creëren van een hechte, leefbare samenleving en het versterken van de identiteit van de stad.   Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Toekomstvisie vrije tijd  
Cultuurnota 2009-2012 (2008)   Het realiseren van een zo volledig
mogelijk cultuuraanbod dat past bij de omvang van de stad  
Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Cultuurnota 2009-2012  
Cultuurbrief 2013-2016   Verder bouwen aan een stad met een levendig en inspirerend cultureel leven.   Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Cultuurbrief 2013-2016  
Visie Cultuur 2.0 (2012) RRAAM   Ontwikkelen culturele infrastructuur   Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Visie Cultuur 2.0  
Sportnota 2013-2016 (2013)   Almere: sportieve stad!   Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Sportnota 2013-2016  
Inrichting schoolpleinen (1999)   Beleid voor de inrichting van schoolpleinen   Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de nota Inrichting schoolpleinen.  
Nota Archeologische Monumentenzorg (2016)   Beschermen van archeologische waarden   Onderzoeksplicht opnemen bij de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' t/m 'Waarde - Archeologie 4 en voor ''Waarde - Archeologie 6'  
Archeologieverordening (2009)   Archeologisch waardevolle terreinen op de ABA moeten overeenkomstig de verordening worden beschermd.   Opnemen van een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' t/m 'Waarde - Archeologie 6'.  
Overig gemeentelijk beleid  
Nota Evenementen in Almere (2015)   Spelregels voor evenementen   In het plangebied wordt op het Almeerderstrand voorzien in het houden van evenementen  
Verordening op de speelautomaten en speelautomatenhallen (2003)   Maximaal aantal speelautomatenhallen: 3 in Centrum Almere Stad, 1 in Centrum Almere Haven en 1 in Centrum Almere Buiten   De verordening maakt geen speelhallen mogelijk in Poort.  

4.2 Ladder voor duurzame verstedelijking

4.2.1 Doel en inhoud ladder

Deze paragraaf gaat specifiek in op de toetsing aan de Ladder voor duurzame verstedelijking. Bij een nieuwe stedelijke ontwikkeling is duurzame verstedelijking het uitgangspunt van het rijk. Nieuwe stedelijke ontwikkelingen moeten voldoen aan de uitgangspunten van de Ladder voor duurzame verstedelijking die is vastgelegd in artikel 3.1.6 lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening.

De ladder bestaat uit de volgende drie treden:

  • a. er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
  • b. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel a, blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;
  • c. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel b, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

Het doel van de ladder is: 'een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden'. Hiermee wordt beoogd het landelijk gebied open en vrij van verstedelijking, te houden. Dit principe, het beperken van de ruimtelijke uitbreiding van stedelijke functies in landelijk gebied, is niet nieuw. Al in 1958 werd met de 'Nota Westen des Lands' getracht de verwachte bevolkingsgroei te spreiden over steden in het land om ongebreidelde groei van westelijke steden te voorkomen. Ook de daaropvolgende Eerste en Tweede Nota Ruimtelijke Ordening (1960 en 1966) waren gericht op het opvangen van de verwachte bevolkingsgroei door middel van spreiding van de bevolking en werkgelegenheid, onder de term 'gebundelde deconcentratie'. Aangewezen groeikernen zouden de toename van de bevolking moeten opvangen en tegelijkertijd was het bufferzonebeleid er op gericht om de gebieden tussen de steden vrij te houden van verstedelijking. Later zijn de Vinex-locaties, van de Vierde Nota over de ruimtelijke ordening Extra (1994), ontwikkeld om de verstedelijking binnen aangewezen grenzen te houden. Nu wordt het idee van de compacte stad en duurzame ontwikkeling opnieuw aan elkaar gekoppeld door middel van de ladder voor duurzame verstedelijking.

Wat is een stedelijke ontwikkeling?

De definitie van stedelijke ontwikkeling is opgenomen in artikel 1.1.1 sub i van het Besluit ruimtelijke ordening. Een stedelijke ontwikkeling is een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen. Voor de definitie van 'andere stedelijke voorziening' is de Handreiking Ladder voor duurzame verstedelijking van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu relevant (november 2013). Deze handreiking laat onder de overige stedelijke voorzieningen vallen: accommodaties voor onderwijs, zorg, cultuur, bestuur en indoor sport en leisure.

Wat is de relevante regio?

De relevante regio voor de gebiedsontwikkeling is in dit geval de gemeente Almere gelegen in de Noordvleugel van de Randstad.

Behoefte en regionale afstemming

Bij de vaststelling van het plan dat de stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, moet worden aangetoond dat er sprake is van een actuele regionale behoefte aan de stedelijke ontwikkelingen. Hierbij moet gebruik worden gemaakt van actuele gegevens. De behoefte moet regionaal zijn afgestemd.

Nieuwe ladder

Op 1 juli 2017 is een wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening in werking getreden waarbij een nieuwe Laddersystematiek is gaan gelden. De Ladder als motiveergrond voor goede plannen blijft, maar wordt wel lichter in het gebruik. Gemeenten moeten plannen die een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maken motiveren volgens de Ladder. Op grond van de wijziging komt artikel 3.1.6 lid 2, lid 3 en lid 4 Besluit ruimtelijke ordening als volgt te luiden:

  • 1. De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
  • 2. Indien in een bestemmingsplan als bedoeld in het tweede lid toepassing is gegeven aan artikel 3.6, eerste lid, onder a of b, van de wet kan bij dat bestemmingsplan worden bepaald dat de beschrijving van de behoefte aan een nieuwe stedelijke ontwikkeling en een motivering als bedoeld in het tweede lid eerst wordt opgenomen in de toelichting bij het wijzigings- of het uitwerkingsplan als bedoeld in dat artikel.
  • 3. Een onderzoek naar de behoefte als bedoeld in het tweede lid, heeft, in het geval dat een bestemmingsplan, bedoeld in het tweede lid, ziet op de vestiging van een dienst als bedoeld in artikel 1 van de Dienstenwet en dit onderzoek betrekking heeft op de economische behoefte, de marktvraag of de beoordeling van de mogelijke of actuele economische gevolgen van die vestiging, slechts tot doel na te gaan of de vestiging van een dienst in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening.

In het kort komen de wijzigingen op het volgende neer:

  • De huidige definities worden niet gewijzigd. De uitgezette lijn in de jurisprudentie blijft hiermee in stand.
  • De begrippen 'actuele' en 'regionale' zijn geschrapt.
  • De nieuwe Ladder bevat geen treden meer. De treden 1 en 2 zijn samengevoegd en trede 3 is geschrapt.
  • Voor ontwikkelingen buiten bestaand stedelijk gebied geldt een uitgebreide motiveringsplicht.
  • Er is een nieuw artikellid toegevoegd voor de Laddertoets bij uitwerkings- en wijzigingsplannen. De Laddertoets kan dan worden doorgeschoven naar het moment van vaststelling van het wijzigings- of uitwerkingsplan.

In de onderstaande paragraaf is getoetst aan de Ladder, zoals deze sinds 1 juli 2017 geldt:

4.2.2 Almere Poort Oost en Duin in relatie tot de ladder
  • 1. Het bestemmingsplan Almere Poort Oost en Duin worden de bouwmogelijkheden uit het voorgaande bestemmingsplan Almere Poort 2007 overgenomen. Uit jurisprudentie blijkt dat een bestemmingsplan waarmee niet wordt voorzien in aanvullende bebouwing ten opzichte van het voorgaande onherroepelijke plan, geen nieuwe stedelijke ontwikkeling is.
  • 2. Onbenutte planologische mogelijkheden mogen worden overgenomen in een nieuw plan, zonder dat hoeft te worden voldaan aan de in artikel 3.1.6, tweede lid Bro genoemde voorwaarden. Ook is er geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling indien het conserverende plan gepaard gaat met een minimale wijziging van de positie en het oppervlak van het bestemmingsvlak.
  • 3. Een functiewijziging is niet direct ladderplichtig, voor zover het om een beperkte uitbreiding van de gebruiksmogelijkheden en een kleine uitbreiding van het bouwvlak gaat. Is er sprake van een substantiële functiewijziging die gepaard gaat met nieuw ruimtebeslag, dan moet de Laddertoets wel worden doorlopen.

Almere Duin

Het plangebied van Duin heeft in het bestemmingsplan Almere Poort 2007 de bestemming 'uit te werken gebied voor Wonen, Centrumdoeleinden, Recreatie en Kantoren'.

Het gaat hier om een globale, uit te werken bestemming, die voor één gedeelte van het plangebied is uitgewerkt.

De begrenzing van het plangebied van Duin wordt in het nieuwe bestemmingsplan ongewijzigd overgenomen. Het bestemmingsvlak blijft dus ongewijzigd, maar wordt wel meer gedetailleerder ingevuld aan de hand van het ontwikkelingsplan van Duin. Deze invulling was echter reeds mogelijk op grond van het bestemmingsplan uit 2007.

Ten opzichte van het programma uit het bestemmingsplan van 2007 worden geen nieuwe functies toegevoegd. Er zijn wel wijzigingen in het programma.

Hieronder is het programma van het bestemmingsplan Poort 2007 en het nieuwe bestemmingsplan opgenomen.

programma Duin   2007   2017  
woningen   2.600   3.000  
maatschappelijke voorzieningen   87.500m2,, waarvan 85.000m2 uitwisselbaar met kantoren
 
19.600m2, waarvan 14.000 m2 uitwisselbaar met kantoren.  
horeca   horeca: 17.000m2   23.200 m2 in Duinkop Noord, Duinkop Zuid en Muiderduin  
(functiegebonden) detailhandel   detailhandel: 15.400 m2, waarvan 1.000 m2 reguliere detailhandel en 14.400 m2 functiegebonden detailhandel.   Duinkop Noorden Duinkop Zuid: regulier: 1.300m2 bvo
functiegebonden: 3.000 m2 rechtstreeks, kan na wijziging worden verhoogd naar een totaal van 5.000m2. .
Muiderduin: 4.400m2 functiegebonden detailhandel na wijziging  
bedrijven   45.000 m2   -  
kantoren   120.000 m2 waarvan 85.000 m2 uitwisselbaar met maatschappelijke voorzieningen   87.000 m2  
leisure   76.600 m2   60.600m2 (20.600 rechtstreek en 40.000 na wijziging)  

Uit bovenstaande tabel blijkt dat het programma voor wonen is toegenomen met 400 woningen.

Er is geen sprake van nieuw ruimtebeslag, aangezien het bestemmingsvlak van Duin gelijk blijft.

Er is wel sprake van een functiewijziging van 2.600 naar 3.000 woningen, maar deze gaat niet gepaard met nieuw ruimtebeslag.

Poort Oost

Voor een gedeelte van het gebied Poort Oost waar de gebieden Olympiakwartier, Europakwartier Oost, Cascadepark Oost en de bedrijventerreinen Middenkant en Lagekant zijn gelegen is het ontwikkelingsplan Stadstuinen in de raad vastgesteld.

In het bestemmingsplan wordt het gebied van dit ontwikkelingsplan meegenomen, maar ook het bedrijventerrein Hogekant, het gebied van De Voortuin dat grenst aan de A6 en het gedeelte van het 'natuur netwerk' dat aan de zuidzijde van de Flevolijn is gelegen.

Ook hier is het programma dat mede vanwege de economische en financiële crisis niet meer aansluit bij de marktvraag, gewijzigd.

Het woningbouwprogramma zoals is opgenomen in het ontwikkelingsplan Stadstuinen is onderbouwd met de Monitor Woningproductie Noordvleugel (2015) en onderzoek naar de markt voor (middel)dure woningbouw in Almere (Fakton, 2015).

Voor de programmering van kantoren en bedrijfslocaties is in 2015 een Behoefteraming Werklocaties opgesteld (Buck Consultants). De uitkomsten van deze behoefteraming hebben er mede toe geleid dat het kantorenprogramma naar beneden is bijgesteld.

Wat betreft detailhandel bevat het programma bevolkingsvolgende voorzieningen met als verzorgingsgebied Poort Oost (wijkniveau) en Poort (stadsdeelniveau). In de afgelopen jaren is hierover behoefteonderzoek uitgevoerd.

Verder bevat het programma een beperkte hoeveelheid meters voor stedelijke voorzieningen (PDV/GDV) met name gerelateerd aan het thema sport, waarmee het functioneren van de gerealiseerde Topsporthal, het zwembad en het Almere Kenniscentrum Talent (AKT) verder versterkt kan worden.

In tabelvorm ziet het programma er als volgt uit:

Stadstuinen Poort   2007   2017  
woningen   3.550   4.000  
maatschappelijke doeleinden   122.000 m2   75.000 m2  
detailhandel   50.650 m2 waarvan ondermeer 15.000 m2 stadsdeelcentrum en 30.000 m2 thematisch   30.000 m2,, waarvan 15.000 stadsdeelcentrum en 15.000 PDV/GDV.  
horeca   29.900 m2   17.000 m2  
bedrijven   281.500 m2   55.000 m2  
kantoren   559.500 m2   40.000 m2  
leisure   174.000 m2   20.000 m2  

bedrijventerreinen
Hogekant en Lagekant  
2007   2017  
woningen   -   -  
maatschappelijke doeleinden   20.000 m2   19.000 m2  
detailhandel (PDV)   alleen via afwijking, met uitzondering van pdv op Lagekant   5.000 m² op Lagekant en Hogekant gezamenlijk.  
horeca   950 m2   300 m2 op Hogekant  
bedrijven   359.400 m2   274.842 m2  
kantoren   30.000 m2 (Lagekant)   15.000 m2 (Lagekant), waarvan 11.000 op Lagekant en Olympiakwartier gezamenlijk.  
leisure   -   -  

Ook hier geldt dat het programma, met uitzondering van het woningbouwprogramma en de toegestane horeca op Lagekant en Hogekant naar beneden is bijgesteld.

Het uitgeefbaar terrein blijft ongewijzigd, zij het met een ander programma. Aangezien het zowel in 2007 als in 2017 om een globaal bestemmingsplan gaat waarin de locatie van de diverse bebouwing niet is vastgelegd, kan niet van een functiewijziging worden gesproken. De diverse bestemmingen en functies waren in beide bestemmingsplannen mogelijk.

Er vinden wel accentverschuivingen plaats in het gebied van Poort Oost. In het bestemmingsplan uit 2007 werd nog uitgegaan van een ontwikkeling per deelgebied, terwijl het gebied van Poort Oost nu meer als één stedenbouwkundig geheel wordt beschouwd waarbinnen organische groei mogelijk is.

Wel is er fasering in de uitvoering; eerst Olympiakwartier West, dan Europakwartier Oost I en daarna Europakwartier Oost II.

Het deel Middenkant dat een bestemming had voor 'uit te werken bedrijven en wonen' en primair bestemd was voor een combinatie van werken en wonen (600 woningen in combinatie met Cascadepark Oost) wordt opgenomen in het gebied voor Stadstuinen en zal niet als een apart woon/werk gebied worden ontwikkeld. Het programma van dit deelgebied is opgenomen in het programma van Poort Oost (bovenstaande tabel).

Hetzelfde geldt voor het deel Cascadepark Oost dat een bestemming had voor 'uit te werken gebied voor bedrijven, wonen en park' en primair bestemd was voor bedrijven en kantoren in combinatie met wonen (600 in combinatie met Middenkant), onderwijs en sport- en recreatievoorzieningen in een parkachtige setting.

4.2.3 Onderbouwing toename van het aantal woningen

Almere is onderdeel van de Metropoolregio Amsterdam en wordt aangemerkt als een groeikern binnen deze regio. De Metropoolregio Amsterdam functioneert als een samenhangende woningmarkt. Vanuit heel Nederland en daarbuiten stromen jonge huishoudens (studenten/ jonge afgestudeerden) de regio in, vooral naar Amsterdam. Eenmaal daar gevestigd maken zij een inkomensontwikkeling door, nadat ze zijn afgestudeerd en een baan hebben gevonden. Dat is ook het moment dat een deel van de huishoudens, vaak in de gezinsfase, weer vertrekt naar de regio of daarbuiten.

De gemeente Almere heeft geparticipeerd in een regionaal woningmarktonderzoek , uitgevoerd door Bureau Onderzoek en Statistiek van de gemeente Amsterdam. Uit het onderzoek komt naar voren dat het aantal huishoudens in de regio aanzienlijk is toegenomen. Er zijn 968.000 huishoudens in de regio gevestigd. In 2008 ging het nog om 930.000 huishoudens en het aantal blijft groeien. Een andere belangrijke conclusie uit het rapport is dat in Almere een aanzienlijk deel (circa 30%) van de verhuisgeneigden (mensen die willen verhuizen) aangeeft, dat ze een nieuwbouwwoning willen. Daarnaast geeft 65% van de thuiswonende jongeren uit Almere met een verhuiswens aan, dat ze er de voorkeur aan geven om in Almere te blijven wonen. Het rapport concludeert ook dat Almere nog steeds een sterke 'verhuisrelatie' heeft met Amsterdam. In de jaren 2011/2012 kwamen er meer dan 1.200 huishoudens vanuit Amsterdam naar Almere.

Naast dit onderzoek blijkt uit bevolkingsprognoses dat er de komende jaren een grote woningbehoefte bestaat in Almere. ABF Research (Delft) voert tweejaarlijks landelijk bevolkingsprognoses uit in opdracht van ministeries, regio, provincies en gemeenten: de zogenaamde Primos prognose. In het najaar van 2013 is een nieuwe bevolkingsprognose opgeleverd. De Primos prognose levert informatie over het aantal inwoners, het aantal huishoudens, de daarbij behorende woningvoorraad en de woningbehoefte. De prognose geeft de meest waarschijnlijke toekomstige ontwikkelingen aan, op basis van de huidige inzichten. De belangrijkste landelijke uitkomsten van deze prognose zijn:

  • Tussen 2012 en 2020 neemt het aantal huishoudens toe met 60.000 per jaar: totaal bijna 500.000.
  • Deze groei bestaat voor 80% uit alleenstaanden; het aantal gezinnen zonder kinderen neemt nog licht toe; het aantal gezinnen met kinderen neemt licht af.
  • De huishoudensgroei is omvangrijk in Zuid-Holland (+110.000), Noord-Holland (+100.000) en Noord-Brabant (+70.000).
  • De woningproductie blijft ernstig achter bij de groei van de woningbehoefte. Het woningtekort verdubbelt bijna van 160.000 naar 290.000 in 2020.
  • Vooral in de Randstad loopt het tekort sterk op en zal de woningmarkt verder onder druk komen te staan.

De afbeeldingen hieronder geven de groei van huishoudens per gemeente en per provincie weer. In de laatste afbeelding is het woningtekort in 2020 weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP4ABCDEG01-vg01_0012.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP4ABCDEG01-vg01_0013.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP4ABCDEG01-vg01_0014.png"

Om op tijd op deze geprognosticeerde woningtekorten in te kunnen spelen is op 13 november 2013 de Bestuursovereenkomst Amsterdam Almere Markermeer ondertekend door het Rijk, de provincies Flevoland, Noord-Holland en Utrecht, de stadregio Amsterdam en de gemeenten Amsterdam en Almere (verder RRAAM). In de bijbehorende uitvoeringsovereenkomst wordt aangegeven dat de lange termijn woningbehoefteprognoses voor de Noordvleugel (2040) in het onderzoek 'Houdbaarheid Woningbehoefteprognoses Noordvleugel' (2011) als houdbaar en robuust zijn beschreven. Voor Almere is de behoefte aan extra woningbouwcapaciteit op 60.000 woningen gesteld.

Om de agglomeratiekracht en daarmee de internationale concurrentiepositie van de Noordvleugel te versterken, is het in lijn met de Gebiedsagenda Noord-Holland, Utrecht en Flevoland de opgave om zoveel mogelijk woningen in bestaand stedelijk gebied in de regio's Amsterdam, Utrecht en Amersfoort en langs de bestaande infrastructuur corridors te bouwen op de as Haarlemmermeer-Schiphol-Amsterdam- Almere-Lelystad. Aanvullende verstedelijkingslocaties worden in de directe nabijheid daarvan gezocht. Daarnaast hebben het Rijk en de overheden in de Noordvleugel geconcludeerd dat Almere goede mogelijkheden biedt om een aanzienlijk deel van de woningbehoefte van de Noordvleugel te accommoderen: richtpunt is de eerder genoemde 60.000 woningen (25.000 uit Noord-Holland, 15.000 uit de regio Utrecht en 20.000 woningen voor de autonome ontwikkeling van Almere). Dit toekomstperspectief is in de Rijksstructuurvisie Amsterdam Almere Markermeer opgenomen.

Hierbij wordt tevens aangegeven dat in de huidige economische situatie de groei weliswaar stagneert, maar dat op lange termijn de opgave van 60.000 woningen reëel is, ook bij een extreem laag economisch scenario. Poort is één van de drie locaties waar een deel van de 60.000 woningen gerealiseerd kunnen worden.

Ook wanneer specifiek naar de cijfers voor Almere wordt gekeken, kan worden geconstateerd dat de eerdergenoemde landelijke ontwikkelingen hun weerslag krijgen in Almere. Zo groeit het aantal huishoudens in Almere aanzienlijk, zie onderstaande tabel:

Verwachte aantal huishoudens Almere

Almere   2015   2020   2025   2030   2035   2040  
Huishoudens   84.754   93.581   102.862   112.968   122.548   132.587  

Bron abfresearch.nl/nieuws/primos-prognose-2013-afgerond

Verder valt op dat ook in Almere het tekort op de woningvoorraad oploopt. In de bovenste rij is de huidige ontwikkeling van de woningvoorraad weergegeven. Duidelijk wordt dat de komende periode te weinig woningen worden toegevoegd om gelijke tred te houden met de groei van de bevolking/het aantal huishoudens (onderste rij).

Prognose tekort woningvoorraad

Almere   2015   2020   2025   2030   2035   2040  
Woningvoorraad   78.941   86.297   95.095   105.095   115.095   125.095  
Woningvoorraad gewenst   86.246   95.323   104.785   114.793   124.806   135.009  
Geprognosticeerd tekort   -7.305   -9.026   -9.690   -9.698   -9.711   -9.914  

Bron abfresearch.nl/nieuws/primos-prognose-2013-afgerond

Hoofdstuk 5 Omgevingstoets

Voor de actualisatie van de bestemmingen uit het bestemmingsplan 'Almere-Poort 2007', is onderzocht of er sprake is van een goede omgevingssituatie en of het plan voldoet aan regelgeving op het gebied van milieu, ecologie, archeologie en water.

5.1 Milieu-effectrapportage

5.1.1 Inleiding

Voor plannen en besluiten die ontwikkelingen bevatten die (mogelijk) belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben, geldt de verplichting om de procedure voor milieueffectrapportage te doorlopen of te beoordelen of het doorlopen van een dergelijke procedure noodzakelijk is (een mer-beoordeling). Op die manier krijgt milieu een volwaardige rol in de afweging van belangen. De categorieën van activiteiten waarbij deze verplichting aan de orde is, zijn vastgelegd in het Besluit milieueffectrapportage (Besluit-mer).

Het Milieueffectrapport (MER) is gemaakt voor het totale plangebied van Almere-Poort, waarvoor in 2007 een bestemmingsplan is vastgesteld en dat nu, vanwege de omvang, bij de actualisatie in drie bestemmingsplannen wordt onderverdeeld: 'Poort West en Pampushout', Poort Oost en Duin' en 'Poort Buitendijks'.

Vanwege de samenhang van en de onderlinge relatie tussen deze gebieden is voor het MER het totale gebied beschouwd.

De milieueffectrapportage brengt de milieugevolgen van een plan in beeld voordat er een besluit over is genomen. De initiatiefnemer, in dit geval de gemeente, beschrijft de te verwachte gevolgen voor het milieu in een MER. Het MER is dus het resultaat van de procedure.

Voor de beschrijving van de voorgenomen activiteiten is uitgegaan van de te verwachte autonome ontwikkeling in het referentiejaar 2030 ten opzicht van de huidige situatie in 2017.

Onder m.e.r. wordt verstaan: de procedure van de milieueffectrapportage.

Reeds uitgevoerde milieueffectrapporten voor Almere Poort

Voor de ontwikkeling van Poort is in het verleden een Structuurplan opgesteld. In het kader van dit Structuurplan, waarin de ontwikkeling van Almere Poort ruimtelijk werd vastgelegd, werd in 1998 een eerste MER opgesteld.

Aangezien dit Structuurplan destijds niet werd voorzien van een concrete beleidsbeslissing bij de vaststelling van het Structuurplan in 1999, ontbrak er ook een besluit over dit MER.

Daarom werd in 2002 een (aanvullend) MER opgesteld:

MER 1998

Dit MER werd ontwikkeld aan de hand van een drietal gedachtegangen of leidende principes. Deze drie inrichtingsalternatieven (1.standaard, 2. progressief en 3. ambitieus) gaven een nadere invulling aan het plangebied en zijn toegepast op de milieuthema's:

  • bodem en water;
  • groen en landschap;
  • verkeer en vervoer;
  • energie;
  • woon- en leefmilieu.

Basis voor het meest milieuvriendelijk alternatief (MMA) vormde het ambitieuze alternatief, dat ook uit de effectvergelijking als meest gunstig naar voren kwam. Het voorkeursalternatief dat uiteindelijk in het structuurplan is terechtgekomen, week slechts op enkele punten af van het MMA. Hieraan lagen technische, financiële en functionele overwegingen ten grondslag. Mede op basis van de resultaten van het MER werd het structuurplan in 1999 vastgesteld.

Aanvullend MER 2002

Voortschrijdende inzichten hebben in de periode 1999-2002 geleid tot (lichte) wijzigingen in de invulling van het voorkeursalternatief van 1998. Het betrof hier onder meer wijzigingen in de verkeersstructuur, in de functiemenging van deelgebieden en in het beoogde kantooroppervlak.

Waarom een MER voor het nieuwe bestemmingsplan?

Voor plannen en/of besluiten met mogelijke grote milieugevolgen is het verplicht om in een milieueffectrapportage informatie te verzamelen over die mogelijke milieugevolgen. Deze verplichting staat in hoofdstuk 7 van de Wet Milieubeheer.

De drie nieuwe bestemmingsplannen maken het mogelijk dat er de komende jaren in Almere Poort nieuwe woningen en voorzieningen worden gerealiseerd. Dit betekent ook meer verkeer(sbewegingen). Deze toenemende bewegingen kunnen leiden tot bijvoorbeeld geluidsoverlast of aantasting van de (stikstofgevoelige) natuur.

Voorafgaand aan de milieueffectprocedure is verkend of significant negatieve effecten op het beschermde natuurgebied Natura 2000-gebied Naardermeer op voorhand zijn uit te sluiten. Deze effecten bleken niet uit te sluiten, waardoor het opstellen van een Passende beoordeling en dientengevolge een MER nodig is. De Passende Beoordeling maakt integraal onderdeel uit van het opgestelde MER.

Combinatie m.e.r.-beoordeling, PlanMER en ProjectMER

Voor het bestemmingsplan Poort geldt dus behalve een m.e.r.-beoordeling ook een PlanMER-plicht. Er is daarom besloten om direct een ProjectMER op te stellen en hiervoor de uitgebreide m.e.r.-procedure te doorlopen. Het gaat dus om een gecombineerde PlanMER en ProjectMER, waarvoor de term MER wordt gebruikt.

In een later stadium is besloten het bestemmingsplan Poort op te knippen in drie bestemmingsplannen: 'Almere Poort Oost en Duin', 'Almere Poort West en Pampushout' en 'Almere Poort Buitendijks'. Omdat deze drie bestemmingsplannen onderling verband met elkaar houden is voor de gehele wijk Poort één MER opgesteld.

Het Planalternatief

De ontwikkeling van Almere Poort is reeds vastgelegd in het bestemmingsplan Almere Poort uit 2007 en is in volle gang. De grond is aangekocht en bouwrijp gemaakt door de gemeente, een groot aantal deelprojecten in Poort is al uitgevoerd of is in uitvoering en de hoofdwegen-, water- en groenstructuur is grotendeels aangelegd.

Voor dit MER is daarom gekozen om één alternatief te beschouwen: het planalternatief.

Bij het opstellen van de nieuwe bestemmingsplannen is er rekening mee gehouden dat de vraag naar woningen, kantoren, bedrijven en voorzieningen is veranderd sinds 2007. Uit onderzoeken, is gebleken dat het programma dat is opgenomen in het vigerende bestemmingsplan Almere Poort 2007 op onderdelen niet meer uitvoerbaar is, dat er behoefte is aan meer maar kleinere (goedkopere) woningen en aan minder kantoren, bedrijven en voorzieningen. Om die reden is het programma aangepast.

Het volgende programma is beschouwd:

  Woningen(aantallen)   Bedrijvigheid en voorzieningen (m2 )  
  In bp 2017   Nog te realiseren   In bp 2017   Nog te realiseren1)  
Poort West   7.100.   1.949   135.500   83.185  
Poort Oost   4.000   3.999   234.500   222.895  
Duin   3.000   2.686   190.800   160.546  
Poort Buitendijks   1002)   612)   4.8003)   2.0733)  
Ecologische zone   0   0   0   0  
Hogekant   0   0   161.400   114.705  
Lagekant   0   0   140.442   121.233  
Pampushout 1-3   1.000   1.000   0   0  
Pampushout 2   150   1.50   1.950   1.500  
Totaal   15.390   9.845   869.392   703.762  

¹) Vanwege flexibiliteit programma is het programma hoger dan daadwerkelijk zal worden gerealiseerd.

²) Bij de jachthaven worden mogelijk 20 á 40 extra woningen/appartementen gerealiseerd. In de MER zijn de milieueffecten hiervan beschouwd.

3) Botengerelateerde bedrijvigheid ( in bp geen max m2 opgenomen, wel een maximum % bebouwing).

Poort West = Homeruskwartier, Cascadepark West, Columbuskwartier en Europakwartier West

Poort Oost = Stadstuinen Poort + Voortuin

Gevoeligheidsanalyse scenario's en bestemmingsplan 2007

De Commissie voor de milieueffectrapportage heeft op 20 juli 2016 advies uitgebracht over de onderzoeksopzet voor het MER en heeft daarbij aangeraden om, naast het planalternatief, enkele andere scenario's/alternatieven te onderzoeken (Almere Poort, Advies over reikwijdte en detailniveau van het milieueffectrapport, 20 juli 2016, projectnummer: 3120). "Dit omdat in de voorgaande periode is juist gebleken dat de vraag zich anders kan ontwikkelen dan vooraf ingeschat”. Om die reden zijn er in het MER twee aanvullende scenario's ontwikkeld:

  • 1. Een scenario met veel (economische) groei en een aantrekkende woningmarkt. Hierbij wordt uitgegaan van grotere maar minder woningen en hetzelfde aantal bedrijven en voorzieningen en het uitgangspunt dat er sneller wordt gebouwd en dat het programma dus al binnen 7 jaar in plaats van 10 jaar is gerealiseerd.
  • 2. Een scenario met weinig groei. Hierbij wordt er van uitgegaan dat 70% van het nog te realiseren programma binnen de termijn van het bestemmingsplan wordt gerealiseerd. Ook gaan we er in dit scenario vanuit dat de voor milieu meest kwetsbare gebieden zoveel mogelijk vrij worden gehouden van bebouwing.

Vergelijking met bestemmingsplan Almere Poort 2007

Daarnaast is er in het MER per thema een kwalitatieve vergelijking gemaakt met het vigerende bestemmingsplan uit 2007, zodat duidelijk wordt hoe de verwachte effecten zich verhouden tot de te verwachte effecten op basis van het vigerende bestemmingsplan.

Waar is in het onderzoek aandacht aan besteed

Gezien aard en omvang van de ingrepen richt het MER zich voor een belangrijk deel op de effecten op natuur bijvoorbeeld ten gevolge van de toegenomen stikstofdepositie door het extra verkeer en door de uitbreiding van de stranden in beschermd natuurgebied (Natuurnetwerk Nederland). Daarnaast komen de milieueffecten aan de orde die op kunnen treden op de aspecten zoals woon- en leefmilieu, water, landschap en recreatie.

5.1.2 Stappen in de m.e.r. - procedure

Voor de drie bestemmingsplannen Almere Poort gezamenlijk is de onderstaande procedure van toepassing (uitgebreide m.e.r.-procedure). De stappen in deze procedure worden hieronder toegelicht.

Voorfase

Het college van B&W van Almere heeft op 19 mei 2016 bekendgemaakt dat het een besluit voorbereidt waarvoor de m.e.r.-procedure geldt.

Het startdocument 'Notitie Reikwijdte en Detailniveau m.e.r. bestemmingsplan Almere Poort' is ter inzage gelegd tussen 23 mei en 20 juni 2016 op het stadhuis en op www.almere.nl/ruimtelijkeplanneninprocedure. Een ieder heeft de gelegenheid gekregen om zienswijzen in te dienen. Van de volgende zeven organisaties en bewoners zijn zienswijzen bij de gemeente binnengekomen:

1. Provincie Flevoland

2. Marina Muiderzand

3. Gasunie

4. TenneT

5. Bewoners Muiderburght

6. Rijkswaterstaat

7. Flevolandschap

Daarnaast heeft de gemeente vrijwillig advies gevraagd aan de Commissie voor de m.e.r. over reikwijdte en detailniveau van het MER. De Commissie heeft haar advies uitgebracht op 20 juli 2016. De Commissie geeft aan dat het MER in ieder geval de volgende informatie moet bevatten:

  • Alternatieven/scenario's die inzichtelijk maken hoe de ontwikkeling van de wijk inspeelt op de onzekere vraag naar woningaantallen, woonmilieus, werken en recreatie
  • Inzicht in de ontwikkelingen rond het Natura2000 gebied buitendijks en de effecten daarvan. Inzicht in eventuele stikstofeffecten op gevoelige gebieden als het Naardermeer (Passende beoordeling)
  • Inzicht in de ontwikkelingen binnen bos- en natuurpercelen binnendijks en de effecten daarvan op de leefgebieden van beschermde soorten en op regelgeving (Nationaal Natuur Netwerk-bescherming, eventuele compensatie)
  • De informatie dient op een heldere, toegankelijke manier gepresenteerd te worden.

MER

Het MER is opgesteld aan de hand van de onderzoeksopgave zoals beschreven in de Notitie Reikwijdte en Detailniveau (NRD). Zienswijzen op de NRD (onder andere over de Marina Muiderzand, de waterparagraaf, de stranden en zandwinning en de natuur in Pampushout) zijn bij het tot stand komen van het MER betrokken.

Inspraak

Het ontwerpMER wordt met elk van de drie ontwerpbestemmingsplannen voor Almere Poort ter inzage gelegd. De drie bestemmingsplannen hebben ieder een eigen planning. In een periode van zes weken kan een ieder zienswijzen indienen op het bestemmingsplan en het MER.

Formele zienswijzen op de MER kunnen bij de terinzagelegging van het eerste bestemmingsplan worden ingebracht. Dit is het bestemmingsplan Poort West en Pampushout. Bij de volgende bestemmingsplannen kan formeel alleen op het MER als bijlage van het bestemmingsplan worden ingesproken.

De Commissie voor de m.e.r. brengt verplicht advies uit over het MER en betrekt, indien de gemeente dit wenst, de binnengekomen inspraakreacties in haar advies.

Definitief besluit

De gemeenteraad neemt definitieve besluiten over de drie bestemmingsplannen voor Almere Poort. Daarbij wordt gebruik gemaakt van het MER, de inspraakreacties en de bijbehorende adviezen.

In de bestemmingsplannen wordt aangegeven hoe rekening gehouden is met milieugevolgen, inspraakreacties en adviezen. Het MER vormt een bijlage bij de bestemmingsplannen Poort en gaat als zodanig mee in de (inspraak)procedure van alle bestemmingsplannen. Het MER heeft echter ook een eigen procedure. Deze procedure is in dit geval gekoppeld aan het bestemmingsplan dat als eerste ter inzage gaat.

5.1.3 Beoordeling en resultaten

Beoordelingsschaal

De effecten zijn beoordeel met behulp van plussen en minnen op de volgende vijfpuntsschaal:

Effectbeoordeling   Omschrijving  
--   Negatief  
-   Licht negatief  
0   Nihil of neutraal effect  
+   Licht positief effect  
++   Positief effect  

Referentiesituatie

Het MER vergelijkt de effecten van het planalternatief met de 'referentiesituatie'. Dat is de situatie die in de toekomst zal ontstaan als de voorgenomen activiteit niet wordt ondernomen. Concreet houdt dit in dat de referentiesituatie ervan uitgaat dat vastgesteld overheidsbeleid, zoals het overheidsbeleid van de Rijksstructuurvisie Amsterdam – Almere – Markermeer (RRAAM 2013, het Structuurplan Almere, de Woonvisie Almere en de Gemeentelijke Visie Werklocaties, (en de gevolgen daarvan) zal worden gerealiseerd. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de verbreding van de A6.

In het geval van Almere Poort is de referentiesituatie maatwerk, omdat op basis van het vigerend beleid en vigerende bestemmingsplan al diverse ontwikkelingen hebben plaatsgevonden en binnen afzienbare tijd gaan plaatsvinden.

De referentiesituatie zal daarom in het MER worden vastgesteld op basis van:

  • 1. De huidige, feitelijke situatie: alle vergunde activiteiten die zijn gerealiseerd, uitgezonderd illegale activiteiten (per 1-1 -2016)
  • 2. Toekomstige ontwikkelingen in en buiten het plangebied: dit zijn activiteiten die met enige zekerheid zullen plaatsvinden, ook al gaat de voorgenomen activiteit niet door;
  • 3. Generieke, planoverstijgende ontwikkelingen.

De resultaten samengevat

De belangrijkste conclusie is dat de realisering van de bestemmingsplannen voor Almere Poort voor de meeste milieuthema's niet leidt tot negatieve milieugevolgen en op sommige criteria worden positieve effecten verwacht (parkeercapaciteit, ecologische waterkwaliteit, recreatie, duurzaamheid).
Een uitzondering vormen de (milieu)thema's verkeer, geluid, externe veiligheid, gezondheid en ecologie. Hier worden negatieve milieueffecten verwacht.  

Overzicht van de effecten

Milieucriterium   Beoordeling planalternatief   Toelichting  
Verkeer-Bereikbaarheid
autoverkeer  
-   Door de ontwikkeling van de bestemmingsplannen doet zich één ernstig knelpunt voor. Namelijk een knelpunt in de ochtendspits op de toerit van de A6 richting Amsterdam. Deze gaat terug van 2 naar 1 rijstrook voordat deze bij de A6 komt. De capaciteit van 1 rijstrook op de toerit is onvoldoende. De verhouding tussen de hoeveelheid verkeer en de capaciteit van de weg (I/C-verhouding) is 1,42. Dat is te hoog., en leidt tot congestie. Voor een goede doorstroming dient de I/C-verhouding onder de 0,9 te blijven. Op de toerit na kunnen de ontwikkelingen in de bestemmingsplannen Almere Poort met de geplande infrastructuur goed worden afgewikkeld. De interne infrastructuur in Poort is getoetst en voldoet.  
Verkeer- Bereikbaarheid
openbaar vervoer  
0   De OV-bereikbaarheid is vergelijkbaar met de referentiesituatie, namelijk goed.  
Verkeer- Bereikbaarheid
langzaam verkeer  
0   De bereikbaarheid van de wijk voor fietsers en voetgangers is en blijft goed.  
Verkeer -
Verbetering/verslechtering verkeersveiligheid  
0   De verkeersveiligheid blijft ook in de nieuwe situatie voldoen, o.a. door nieuwe ongelijkvloerse kruisingen voor langzaam verkeer en kruisingen met verkeerslichten voor het auto- en busverkeer.  
Verkeer - Bereikbaarheid
hulpdiensten  
0   De bereikbaarheid voor nood- en hulpdiensten is in Almere geborgd door de te realiseren verkeersstructuur, w.o de vrije busbanen.  
Verkeer - Parkeercapaciteit   +   Er komt meer parkeercapaciteit beschikbaar bij nieuwe ontwikkelingen
omdat in de nieuwe bestemmingsplannen hogere parkeernormen gehanteerd worden dan in de referentiesituatie.  
Verkeer - Bereikbaarheid en parkeren evenementen   0   De bereikbaarheid van de evenementen per openbaar vervoer goed blijft, blijft de totale parkeercapaciteit bij evenementen gelijk en voldoende (6.500 parkeerplaatsen) maar neemt de bereikbaarheid van de evenementen met de auto af. Overall is de beoordeling op dit aspect
neutraal (0).  
Geluid - verkeerslawaai: geluidsbelast oppervlak   -   Het geluidbelasting oppervlak door weg-en/of railverkeerslawaai neemt enigszins toe door weg- en/of railverkeerslawaai: van 1.908.267 m2 (referentiesituatie) naar 2.024.727 m2 in het planalternatief.  
Geluid - verkeerslawaai
aantallen geluidsbelaste woningen en gevoelige bestemmingen  
- -   Het aantal (ernstig) geluidgehinderden door weg- en/of railverkeerslawaai neemt toe. In de zuidwestelijke delen van de wijken Duin en Stadstuinen Poort, die het dichtst bij de A6 en het spoor liggen, ontstaan de meeste knelpunten en kan in veel gevallen niet aan de normen worden voldaan. Dit houdt in dat er in deze delen zonder geluidsreducerende maatregelen geen woningen kunnen worden gerealiseerd. Ondanks de verkeerstoename blijft het aantal geluidgehinderden in bestaande woningen gelijk. Dit komt doordat de huidige woningen op plekken staan waar deze nu en in de toekomst niet geluidgehinderd worden.  
Geluid – verkeerslawaai: aantallen (ernstig) gehinderden en slaapgestoorden   - -   Het aantal slaapgestoorden en (ernstig) gehinderden door weg- en/of railverkeerslawaai neemt toe:
- toename aantal gehinderden bij de nog te realiseren woningen 538 door wegverkeer en 460 door railverkeer;
- toename aantal ernstig gehinderden is respectievelijk 219 en 149;
- toename aantal slaapgestoorden (respectievelijk 257 en 159).  
Geluid – industrielawaai evenementen   --   Voor geluiddragende evenementen worden effecten voor de omgeving door verplaatsing van het strand in de toekomst verbeterd voor de bestaande woningen. Het planalternatief gaat uit van een, weliswaar beperkte, uitbreiding van het aantal evenementen. Doordat er in het planalternatief een grote hoeveelheid nieuwe woningen dichterbij het Almeerderstrand wordt gebouwd, zullen er in het planalternatief meer mensen zijn die geluidsbelasting van evenementen ondervinden. Ook komen er nieuwe woningen dichterbij de geluidscontour van theater Vis à Vis.  
Geluid – industrielawaai: bedrijven   0   Door de zonering in het bestemmingsplan wordt er geen noemenswaardige geluidstoename van de geluidshinder door bedrijven verwacht.  
Luchtkwaliteit (aantal dreigende overschrijdingen en blootgestelden)   0   De invloed van het plan op de omgeving is nihil ten aanzien van de veranderingen in de luchtkwaliteit. De luchtkwaliteit is en blijft ruim binnen de normen.  
Externe Veiligheid – plaatsgebonden risico   0   De wettelijke vereiste basisbescherming wordt geboden, er worden met het bestemmingsplan Almere Poort (bij recht) geen nieuwe kwetsbare en/of beperkt kwetsbare functies mogelijk gemaakt binnen de hiervoor genoemd (basisnet)afstand van 1 meter.  
Externe Veiligheid – groepsrisico en verantwoordingsplicht   -/--   .e beoordeling op het criterium groepsrisico is afhankelijk van het aantal mensen dat zich in de zone direct naast het spoor en/of een snelweg bevindt. Door de flexibiliteit in de bestemmingsplannen is dit aantal echter nog niet bekend. De beoordeling is licht negatief bij een minder intensieve ontwikkeling in deze zone (80 meter van de A6 en/of 30-100 meter van het spoor) en negatief bij een intensieve ontwikkeling (veel personen per oppervlakte eenheid) binnen deze zones.  
Gezondheid (GES)   -   Vanwege de toename van 1.744 blootgestelden in de klassen (6 of hoger) aan een slecht leefklimaat voor geluid. Voor lucht en externe veiligheid is er in het planalternatief geen toename in het aantal blootgestelden aan een slecht leefklimaat.  
Gezondheid (hoogspanning)   0   De bestemmingsplannen bieden geen nieuwe bouwmogelijkheden van kwetsbare functies (woningen) binnen de indicatieve magneetveldzone van de hoogspanningsverbinding.  
Ecologie – Natura 2000:   -   Vanwege het oppervlakteverlies van het Natura 2000-gebied Markermeer en IJmeer (42 ha) door de uitbreiding van de stranden is de beoordeling licht negatief. Uit de Passende Beoordeling (zie bijlage 7) blijkt dat er wel negatieve effecten worden verwacht op de vogelsoorten fuut, kuifeend, zwarte stern en brilduiker maar dat deze niet significant zijn. Dit komt omdat voor deze vogels niet zozeer de oppervlakte die verloren gaat van belang is, maar de lengte van de kustlijn, en die blijft bij de uitbreiding van de stranden ongeveer even groot. De negatieve effecten kunnen worden beperkt door natuur-inclusief ontwerpen, bijvoorbeeld door het aanleggen van (een of meerdere) natuureilandje(s) waardoor de kustlijn wordt verlengd. Zodra de plannen voor de stranden gedetailleerder zijn uitgewerkt en in het bestemmingsplan Poort Buitendijks worden vastgelegd, moet opnieuw getoetst worden aan de ecologische toestand van het Markermeer.
Voor de stikstofdepositie op verzuringsgevoelige N2000-gebieden is voor het project Almere Poort ruimte gereserveerd in het Programma aanpak stikstof (PAS). Dit effect is daarom neutraal  
Ecologie – Natuurnetwerk Nederland (NNN )   -   Door het deels bebouwen van Pampushout 1-3, dat in het vigerende bestemmingsplan Almere Poort (2007) een bestemming 'Wonen en Bos' heeft, vindt binnendijks aantasting plaats van beschermd NNN- gebied. Hiermee is echter ook aantasting van aldaar voorkomende beschermde soorten mogelijk, zoals broedvogels (waaronder een nest van de jaarrond beschermde broedvogelsoort havik). Verder kan het NNN-gebied onderdak bieden aan boombewonende vleermuissoorten (rosse vleermuis en ruige dwergvleermuis). Het te verdwijnen NNN-
gebied kent een oppervlak van meer dan 2 ha.  
Ecologie – Beschermde soorten   -   Vanwege mogelijk negatief effect op de beschermde soort 'grote clausilia' (slak). De grote clausilia komt voor op basaltblokken ten noorden van de Marina. Aanleg van een strand aldaar zorgt ervoor dat het water de basaltblokken niet meer vochtig houdt waardoor het habitat van de soort hier mogelijk verdwijnt.
Effecten op andere soorten, zowel door fysieke aantasting als verstoring, worden uitgesloten.  
Bodem   0   Bij de start van de ontwikkeling van Almere- Poort is het maaiveld voor het overgrote deel van het stedelijk gebied opgehoogd met circa één meter zand. In het deelgebied Duin is extra zand opgebracht om een bijpassend reliëf en woonmilieu te creëren. De weinige delen van het plangebied die nog niet bouwrijp zijn gemaakt, zullen niet integraal opgehoogd worden, maar alleen daar waar nodig voor de nieuwe bebouwing. Het op enkele plekken opbrengen van zand heeft alleen beperkt lokale effecten op de bodem en de grondwaterstand. Ook voor het overige zijn er geen effecten op het aspect bodem.  
Water – ecologische waterkwaliteit   +   Bij het inrichten van de watergangen wordt de doorstroming en circulatie verbeterd.  
Water - oppervlaktewater   0   Door de ontwikkelingen in Almere Poort is sprake van een toename aan verhard oppervlak. Het effect van die toename van verhard oppervlak wordt echter met allerlei maatregelen aan de Galjoottocht gecompenseerd zoals het aanpassen van bestaande duikers en het verbreden van het profiel van de watergang.  
Water - waterveiligheid   0   In het bestemmingsplan zijn geen veranderingen die gevolgen hebben voor de waterveiligheid.  
Archeologie   0   Bij de planuitwerking zal rekening moeten worden gehouden met de aanwezige archeologische waarden. In de bestemmingsplannen is een de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie' opgenomen om de aanwezige archeologische waarden te beschermen.  
Cultuurhistorie   0   Historische geografische en stedenbouwkundige elementen worden niet beïnvloed.  
Landschap   0   De kenmerkende groenstructuur van Almere blijft gehandhaafd. Het plan betreft voor een groot deel verdere afronding van het stadsdeel Almere Poort en past binnen de oorspronkelijk bedachte stedenbouwkundige en landschappelijke opzet van het gebied. De huidige situatie van nog te bebouwen gebieden bestaat voornamelijk uit reeds bouwrijp gemaakt terrein (met uitzondering van delen van Duin, Pampushout 1-3, Pampushout 2 en Voortuin). Belangrijke negatieve of positieve effecten worden niet verwacht.  
Recreatie   +   In het planalternatief zijn diverse ontwikkelingen opgenomen die het bestaande recreatieve aanbod versterken en volmaken.  
Duurzaamheid – meervoudig, intensief en/of flexibel
ruimtegebruik  
+   De bestemmingsplannen kennen een flexibele opzet (o.a. door de diverse afwijkings- en wijzigingsregels, weliswaar met daaraan gekoppelde voorwaarden) en spelen daarmee maximaal in op veranderingen. Zo is bijvoorbeeld het terrein van openluchttheater Vis-à-Vis tijdelijk bestemd en zijn er veel globale bestemmingen (zonder exacte verkaveling) opgenomen die nog nader moeten worden ingevuld. Aan die invulling zijn wel voorwaarden gesteld, bijvoorbeeld met betrekking tot een goed woon- en leefklimaat. Al met al is de beoordeling op dit criterium licht positief.  
Duurzaamheid - energieopwekking   0   De extra woningen, bedrijven, kantoren en voorzieningen die ten opzichte van de referentiesituatie in het gebied gerealiseerd worden, zorgen voor een toename van de energievraag en voor toenemende verkeersbewegingen. Daarmee zal de CO2-uitstoot normaal gesproken toenemen. De toename wordt echter beperkt door de aansluiting op de stadsverwarming en enkele initiatieven voor duurzame energie (zoals zonne-energie onder het hoogspanningstracé). Voor heel Poort is bovendien met Nuon contractueel afgesproken dat Nuon voor alle gebouwen 100% groene stroom inkoopt, ook voor gebruikers die geen elektriciteitscontract met Nuon hebben. Ten slotte is In de uitwerkingsplannen van Duin en Stadstuinen zullen de BENG-eisen (Bijna EnergieNeutrale Gebouwen) van het rijk voor energiezuinige gebouwen die vanaf 1 januari 2021 in werking treden worden meegenomen. Al met al is dit criterium neutraal beoordeeld omdat er in de duurzaamheidsparagraaf van de bestemmingsplannen Poort Oost en Duin en anderzijds Poort West en Pampushout diverse maatregelen, initiatieven en ideeën worden genoemd om de CO2-uitstoot te beperken.  
Duurzaamheid – toets aan Almere Principles   +   Bij het opstellen van de ontwikkelingsplannen voor Almere Poort zijn de Almere Principles richtsnoer geweest. In de bestemmingsplannen worden de ontwikkelingsplannen juridisch/planologisch vastgelegd.  

Mitigerende en compenserende maatregelen

Voor de thema's met negatieve effecten zijn in deze paragraaf mitigerende en compenserende maatregelen benoemd waarmee de negatieve effecten kunnen worden verminderd, verzacht of vermeden.

Verkeer

Bij de autobereikbaarheid is één knelpunt geconstateerd, dat is de toerit vanaf Poort naar de A6 toe richting Amsterdam. Deze gaat van 2 rijstroken terug naar 1. Uit een quick scan die Rijkswaterstaat en de gemeente hebben laten uitvoeren (zie bijlage), blijkt dat er 2 mogelijke mitigerende matregelen zijn. Het is aan te bevelen deze maatregelen verder uit te werken.

Geluid

Voor geluid is de mogelijkheid genoemd om de delen van Duin en Stadstuinen, waar de meeste nieuwe woningen met een te hoge geluidsbelasting zijn gepland, vrij te houden van woningen. Voor geluid hebben mitigerende maatregelen aan de bron de voorkeur, in dit geval kunnen deze bestaan uit het doortrekken van geluidschermen langs het spoor en het realiseren van geluidschermen/wallen langs wegen (scherm langs de Flevolijn doortrekken en schermen/wallen langs de Poortdreef). Ook kunnen maatregelen zoals gevelisolatie en/of geluidsluwe gevels, worden getroffen.

Externe veiligheid

Voor externe veiligheid zijn verschillende mitigerende maatregelen denkbaar. Het gaat dan bijvoorbeeld om: niet bouwen binnen 80 meter van de weg ofwel het treffen van extra maatregelen om personen binnen gebouwen (objecten) te beschermen, geen zeer kwetsbare objecten (scholen voor basisonderwijs, kinderdagverblijven, ziekenhuizen et cetera) binnen de 200 meter van de weg en het plaatsen van het evenemententerrein op minimaal 100 meter afstand van het spoor om effecten voor onbeschermde mensen buiten te beperken, ofwel extra voorzien in hulpverlening en bestrijdbaarheid.

Ecologie

Mitigatie voor de soorten fuut, kuifeend, zwarte stern en brilduiker kan door het uitwerken van de mitigatie in het kader van een vergunning aanvraag voor het project 'aanleggen van het Meerstrand, Marina Muiderzand. Deze mogelijke mitigatie in de vorm van natuureilandjes is uitgewerkt in de Passende beoordeling voor Almere Poort.

Negatieve effecten van licht op meervleermuis zijn eenvoudig te mitigeren door met de plaatsing van armaturen rekening te houden met het te beschijnen oppervlak. Wanneer geen open water wordt beschenen, blijft donkerte voldoende gewaarborgd. Ook de kleur van het licht kan als mitigerende maatregel voor meervleermuis worden overwogen. De vernietiging van locaties van jaarrond beschermde nesten van broedvogelsoorten (havik) vereist maatwerk.

Om het negatieve effect op de grote clausilia (regenslak) te mitigeren kan het beheer in de naburige loofbossen tussen de IJmeerdijk en de Poortdreef extensief worden uitgevoerd. Hierdoor wordt een strooisellaag gegarandeerd waarbij de soort geschikt habitat vindt met veel (oud) hout, takjes, schors en dergelijke.

Voor de fysieke aantasting van het NNN geldt dat elk verlies van areaal leidt tot de verplichting om met he Bevoegd Gezag af te stemmen om de wenselijkheid en de eventuele benodigde compenserende en mitigerende maatregelen te bespreken. Voor de ontwikkelingen van Almere Poort wordt deze afstemming met het Bevoegde Gezag gedaan en wordt een globaal compensatiegebied voor de NNN aangewezen. Binnen dit gebied is het mogelijk het areaalverlies van de NNN te compenseren.

Bodem en water

Mogelijke maatregelen waaraan kan worden gedacht, zijn kruipruimtevrij bouwen of lokale drainage.

Duurzaamheid

Op de locaties binnen Poort die (veel) warmer zijn dan gemiddeld, zoals het centrumgebied van het Homeruskwartier, kan de hitte structureel met enkele graden wordt verminderd door de aanleg van groen, water of fonteinen. Potentiele wateroverlast op de twee knelpunten, de Pierre de Coubertinlaan en de Poortdreef, kan worden beperkt door de aanleg van meer groen en water, maar ook door het simpelweg verlagen (of niet ophogen) van een straat waardoor er meer water tussen de trottoirbanden kan staan.

Gevoeligheidsanalyse scenario's

Effecten scenario 'meer economische groei'

Op een aantal criteria zijn de effecten van dit scenario iets minder negatief dan van het planalternatief. Voor ecologie leidt dit scenario tot iets minder negatieve gevolgen vanwege iets lager woningbouwprogramma. De bouw in natuurgebied (Natuurnetwerk Nederland) en de aanleg van de stranden blijft. Door de lagere dichtheid van de woningbouw is er meer ruimte voor groen (en landschappelijke waarden) en water en is de kans dat archeologische waarden worden geraakt iets kleiner. Dit scenario is iets gunstiger voor het criterium oppervlaktewater dan het planalternatief. Door de lagere dichtheid van de woningbouw is er minder verharding.

Effecten scenario '70% van het programma'

In dit scenario is er een lager woningbouwprogramma en een lager bedrijven-/voorzieningenprogramma en dus minder verkeersgeneratie. De toerit naar de A6 vanaf Poort blijft naar verwachting ook met dit lagere programma een knelpunt.

Op het criterium geluidsbelasting op nieuwe woningen is de beoordeling licht negatief. Dit scenario wordt daarmee minder negatief beoordeeld dan het planalternatief. De reden hiervoor is dat er in dit scenario minder nieuwe woningen worden gerealiseerd op plekken met een hoge geluidsbelasting. Deze locaties (de zuidwestelijke delen van de wijken Duin en Stadstuinen Poort) worden in dit scenario vrijhouden van bebouwing.

De beoordeling groepsgebonden risico (externe veiligheid) wijzigt in dit scenario van (licht) negatief naar neutraal omdat er in dit scenario geen bebouwing is voorzien in de meest kwetsbare gebieden langs de snelweg A6 en het spoor Amsterdam-Lelystad.

De beoordeling op het criterium NNN-gebied is neutraal in plaats van negatief omdat er in dit scenario niet wordt gebouwd in NNN-gebied Pampushout. Voor de criteria Natura 2000 en beschermde soorten geldt dat dit scenario weliswaar iets minder negatieve gevolgen heeft vanwege het iets lagere bouwprogramma (woningen én bedrijven/voorzieningen) maar de belangrijkste oorzaak van de effecten, namelijk de aanleg van de stranden zit ook in dit scenario. Daarom blijft de uiteindelijke beoordeling op die criteria hetzelfde als die van het planalternatief, namelijk licht negatief.

Het scenario is gunstiger voor de criteria op het gebied van archeologie, landschap en cultuurhistorie dan het planalternatief, omdat de landschappelijk en cultuurhistorisch meest waardevolle gebieden (met name Pampushout) worden vrijgehouden van bebouwing. De beoordeling van dit scenario op de criteria 'landschap en cultuurhistorie' is positief in plaats van neutraal. Door het lagere programma is ook de kans dat archeologische waarden worden geraakt kleiner. De beoordeling op het criterium archeologie is licht positief. Voor het thema recreatie zijn er geen onderscheidende effecten.

Ook voor oppervlaktewater is dit scenario gunstiger dan het planalternatief. Er is minder verharding dan in het planalternatief, waardoor eventuele wateroverlast makkelijker kan worden opgevangen in de gebieden die vrij worden gehouden van bebouwing (onder andere Pampushout). De beoordeling van dit scenario is daarom voor het criterium oppervlaktewater licht positief ten opzichte van neutraal in het planalternatief.

Dit scenario is ook gunstiger voor het criterium energievraag en –opwekking en gebruik duurzame energie dan het planalternatief, doordat de energievraag vanwege het lagere programma lager is.

Voor de overige criteria en thema's heeft dit scenario geen onderscheidende effecten ten opzichte van het planalternatief.

Vergelijking met bestemmingsplan 2007

In het MER is ook een kwalitatieve vergelijking gemaakt van de effecten van het planalternatief met de effecten van het vigerende bestemmingsplan uit 2007, zodat duidelijk wordt hoe de verwachte effecten zich verhouden tot de te verwachte effecten op basis van het vigerende bestemmingsplan. De belangrijkste verschillen in het programma van het planalternatief ten opzichte van het bestemmingsplan 2007 betreffen: meer (maar kleinere) woningen (ruim 15.000 ten opzichte van 12.000) en aanzienlijk minder ruimte voor bedrijven, kantoren en overige voorzieningen (869.392 m2 ten opzichte van 2.010.400 m2).

Het ontwikkelprogramma in Poort is de laatste jaren omgevormd van kantoren/retail/leisure naar wonen. Dat heeft een directe invloed op de verkeersstromen. Op basis van het bestemmingsplan 2007 ging er in de ochtendspits meer verkeer Poort in dan Poort uit en 's avonds andersom. Dit komt omdat het vooral verkeer was van en naar de geplande bedrijven en kantoren. De afrit en toerit van de A6 van en naar Poort zijn hierop afgestemd (dubbelstrooks Poort in, en enkelstrooks Poort uit). Op het criterium 'Bereikbaarheid autoverkeer' scoort het bestemmingsplan Almere Poort 2007 neutraal in plaats van licht negatief bij het planalternatief. Dit omdat er geen knelpunt is op de toerit A6 en er ook in de overige delen van Poort geen bereikbaarheidsknelpunten zijn.

Effecten bestemmingsplan 2007

Ten opzichte van de huidige plannen scoort het bestemmingsplan 2007 minder negatief op het criterium geluidsbelasting nieuwe woningen. De reden hiervoor is dat er in het bestemmingsplan 2007 minder nieuwe woningen vlakbij drukke wegen gepland staan.

De aanleg en uitbreiding van de stranden was in het vigerende bestemmingsplan ook al mogelijk. Voor wat betreft het NNN geldt dat er ook in het bestemmingsplan uit 2007 al woningbouw in Pampushout was opgenomen, maar minder dan in het planalternatief. Verder werd in het bestemmingsplan 2007 in Pampushout de vestiging van een biomassacentrale mogelijk gemaakt. Dit is in de nieuwe plannen niet zo. Al met al blijft de beoordeling op het onderdeel NNN negatief, net als de beoordeling van het planalternatief.

De beoordeling van het bestemmingsplan 2007 op het criterium recreatie is neutraal (in plaats van licht positief in het planalternatief), omdat er minder recreatiemogelijkheden in zijn opgenomen. Voor de thema's landschap, cultuurhistorie en archeologie is de beoordeling gelijk aan die van het planalternatief, namelijk neutraal. Dat er minder woningen worden gebouwd en dat er slechts 250 woningen alleen in Pampushout 1-3 worden gerealiseerd, is positief want dan is er meer ruimte voor groen en kunnen er meer bomen/bos in Pampushout behouden worden. Daar tegenover staat dat het bedrijven- en kantorenprogramma veel hoger ligt en de mogelijkheid om de biomassacentrale in het Pampushout te realiseren. Deze positieve en negatieve effecten houden elkaar in evenwicht.

Ook bij de criteria met betrekking tot bodem en water en duurzaamheid geldt dat er onderscheidende effecten zijn maar dat deze zowel positief als negatief zijn. Dat er minder woningen worden gebouwd (en in een lagere dichtheid) en dat er slechts 250 woningen alleen in Pampushout 1-3 worden gerealiseerd, is bijvoorbeeld positief voor de waterhuishouding (minder verharding, meer mogelijkheid voor waterafvoer). Daar tegenover staat dat het bedrijven- en kantorenprogramma veel hoger ligt (meer verharding). Voor duurzaamheid is het positief dat er minder woningen worden gebouwd (lagere energievraag) en dat er een biomassacentrale mogelijk wordt gemaakt maar negatief dat het bedrijven- en kantorenprogramma veel hoger ligt (aanzienlijk hogere energievraag). Deze positieve en negatieve effecten bij bodem en water en duurzaamheid houden elkaar in evenwicht waardoor de uiteindelijke beoordeling van deze thema's hetzelfde is als die van het planalternatief.

5.2 Duurzaamheid en energie

Almere Principles

Almere Poort wordt ontwikkeld conform de in 2008 door de gemeente Almere samen met het Rijk opgestelde 'Almere Principles'. Deze Principles zijn bedoeld 'als inspirerend richtsnoer voor iedereen die in de komende decennia betrokken is bij het ontwikkelen van Almere tot een duurzame stad'. Er zijn zeven uitgangspunten voor duurzame stedelijke ontwikkeling geformuleerd:

  • Koester diversiteit
  • Verbind plaats en context
  • Combineer stad en natuur
  • Anticipeer op verandering
  • Blijf innoveren
  • Ontwerp gezonde systemen
  • Mensen maken de stad

Hieronder wordt per principe aangegeven op welke wijze er in Poort en in Poort Oost en Duin invulling aan wordt gegeven:

Koester diversiteit: de verschillende wijken in Poort krijgen een eigen identiteit op basis van de aanwezige (landschappelijke) kwaliteiten en daarmee wordt Poort een divers stadsdeel.

Verbind plaats en context: de ontwikkelingen in Poort worden afgestemd op de plaats en context; zo krijgen de delen die het dichtst langs de infrastructuur liggen een stedelijke invulling met veel bedrijvigheid, komt het stadsdeelcentrum centraal in het gebied en nabij het station en worden de natuurlijk aanwezige kenmerken in de wijken versterkt, zoals in Duin.

Combineer stad en natuur: de natuurlijk aanwezige kenmerken in en rond Poort worden naar binnen gehaald en in de stedelijke structuur van Poort verweven, zoals in Stadstuinen Poort.

Anticipeer op verandering: het bestemmingsplan voor Poort kent een flexibele opzet en speelt daarmee maximaal in op veranderingen.

Blijf innoveren: de ontwikkelingsplannen Duin en Stadstuinen Poort bevatten innovatieve gebiedsontwikkeling en mogelijkheden voor innovatie voor bewoners en ondernemers.

Ontwerp gezonde systemen: zowel in het ontwikkelingsplan Duin als in het ontwikkelingsplan Stadstuinen Poort vormt gezondheid een thema voor de ontwikkeling van het gebied.

Mensen maken de stad: in Almere Poort is van het begin af aan ruimte geboden aan mensen die hun eigen huis wilden bouwen door middel van particulier opdrachtgeverschap. Ook in Duin en Stadstuinen poort wordt deze ontwikkeling voorgezet. Ook worden bewoners bij de inrichting van de openbare ruimte betrokken.

Energie

Het rijksbeleid voor energiezuinige gebouwen bevat BENG-eisen (Bijna EnergieNeutrale Gebouwen) die aansluiten op de EU regelgeving EPBD, welke op 1-1-2021 in werking treden. Voor woongebouwen zijn de eisen 25 kWh/m² jr voor warmte/koude en 50% hernieuwbare energie. In de uitwerkingsplannen van Duin en Stadstuinen zullen deze toekomstige eisen meegenomen worden bij de fasering van de bouwplannen. Onder andere zal aandacht worden gevraagd voor het maximaliseren van het potentieel aan passief en actief gebruik van zonne-energie (platte daken, zonoriëntatie en bij variatie in de bouwhoogte zo veel mogelijk voorkomen van schaduwwerking).

Met het 'Programmaplan Energie werkt' (2015) wordt gewerkt aan de doelstelling van de gemeente om in 2022 energieneutraal te zijn. Met een doelgroepenaanpak en door het stimuleren van zonne-energie, verduurzaming van het warmtenet en in mindere mate windenergie wordt de energiehuishouding in de gemeente verduurzaamd. Het programma gaat vooral uit van een benadering die partijen uit de stad uitnodigt en uitdaagt om mee te doen aan de energietransitie.

De bestaande woningen in Almere Poort worden verwarmd door stadswarmte van de Diemer Centrale (Nuon), met een hoog percentage CO2-reductie. De energiecentrale in Diemen is gasgestookt; voor Poort wordt grotendeels gebruik gemaakt van restwarmte uit de rookgassen. Voor de elektriciteit worden in het gebied de benodigde kabels en leidingen aangelegd, waarbij in uitwerking rekening wordt gehouden met een hogere uitwisselingsgraad door onder andere zonnepanelen en elektrische voertuigen. Voor heel Poort is tenslotte met de Nuon contractueel afgesproken dat zij voor alle gebouwen 100% groene stroom inkopen, ook voor gebruikers die geen elektriciteitscontract met Nuon hebben.

Ontwikkelingsplan Duin

In het Ontwikkelingsplan Duin gaat het bij duurzaamheid om de aspecten energie (Trias Energetica), milieu (ecologie, materiaal en dergelijke), gezondheid (veiligheid, gezondheid en welzijn), gebruikskwaliteit (zowel in het landschap als de gebouwde omgeving) en toekomstwaarde (waardebehoud, sociaal economische kwaliteit). Om verder invulling te geven aan duurzaamheid is gekozen voor de kernthema's diversiteit, identiteit, zorgvuldige transitie, verbinden met de omgeving en op waarde sturen, thema's die op elkaar aansluiten en een integraal geheel vormen.

Diversiteit heeft in het plan zowel een landschappelijke, stedenbouwkundige en sociaaleconomische component. De diversiteit wordt vergroot door aan het boslandschap een duinlandschap toe te voegen. De bebouwing is divers en aantrekkelijk voor bewoners, ondernemers en recreanten en in staat om langdurig in te spelen op een veranderende wereld. Door de manier waarop wonen, werken, recreëren en stedenbouw zijn verbonden met verschillende landschappen ontstaat een gebied met een zeer eigen identiteit. De architectuur die hierbij hoort zal dit gevoel versterken.

Een eigen identiteit stimuleert betrokkenheid en gedeelde verantwoordelijkheid. Een gebied is niet af als het klaar is, maar zou op elk moment in zijn ontwikkeling waardevol en betekenisvol moeten zijn. Er wordt daarom ingezet op een zorgvuldige transitie van het gebied, van extensief en weinig gebruikt naar het geplande woon-, werk- recreatie- en verblijfsgebied. Belangrijk voor een nieuw woon-werk gebied is de letterlijke verbinding met de omgeving. Verbinden met de kust en het strand, met de omliggende wijken maar ook met het Gooi en Amsterdam. Daarnaast op een natuurlijke wijze "verbinden" met land en water, stad en natuur door de manier waarop het plan, met het bijzondere landschap als drager, is vormgegeven. Ten slotte ook economische en sociale verbindingen met de stad en de regio op het gebied.

Gebiedsontwikkeling gaat uiteindelijk om waardencreatie en waardeontwikkeling in de breedste zin van het woord. Onder dit thema komen zaken als gebruikskwaliteit, gezondheid, energie en toekomstwaarde bij elkaar. Voor woningen en woongebieden betekent dit het inzetten op de gebruikskwaliteit van woningen en ook van hun omgeving: het woongebied. Bereikbaarheid is ook cruciaal in de waardeontwikkeling, via openbaar vervoer, aansluiting op de A6 en goede en efficiënte fietsverbindingen. Energie is een belangrijk en een op zichzelf staand thema. De Trias Energetica is daarbij voor Duin uitgangspunt. Er wordt gekozen voor robuuste maatregelen die naast energiebesparing ook zorgen voor meer comfort en minder woonlasten voor bewoners. De basis is isoleren en dus het beperken van verbruik (in lijn met de BENG-eisen vanaf 2021). Als tweede stap wordt er ingezet op het toepassen van duurzame energiebronnen zoals WKO en 100% groene stroom. Pas in de laatste stap worden, zo efficiënt mogelijk, fossiele brandstoffen ingezet, zoals stadswarmte. Er geldt in heel Poort een aansluitplicht op stadswarmte, waarmee een grote CO2-reductie wordt gerealiseerd.

Ontwikkelingsplan Stadstuinen Poort

In het Ontwikkelingsplan Stadstuinen Poort staat de toepassing van locatie specifieke Growing Green bouwstenen centraal in combinatie met het principe 'Mensen maken de stad'. De natuur rond het gebied wordt naar binnen het gebied gehaald en in de stedenbouwkundige structuur verweven. Het gebied krijgt een heldere basisstructuur, ordenend en flexibel, en wordt optimaal met de omgeving verbonden, onder meer met Poort West. Initiatieven krijgen de ruimte, op grote en kleine schaal, bottom up en top down, door publieke en private partijen. Growing Green Cities draagt bij aan bijzondere en alledaagse initiatieven, aan een leefbare en gezonde stad. De vier onderscheiden programmalijnen, Feeding, Greening, Healthying en Energizing, zijn voor Poort Oost als eerste pilot in Almere uitgewerkt in concrete bouwstenen voor gebiedsontwikkeling, zoals de stadstuinenstructuur, het energiepark en de sporttrack.

'Mensen maken de stad' is een belangrijk uitgangspunt voor Almere. Het is een van de Almere Principles, waarbij ook duurzaamheid, gezond en bewust leven in de breedste zin van het woord speerpunten zijn. Ook in deze Stadstuinen wordt ruimte geboden aan minimaal 25% particulier opdrachtgeverschap. Zowel bewoners als ondernemers kunnen in de wijk hun eigen bedrijf (laten) bouwen. Dit vraagt om een flexibele stedenbouwkundige basisstructuur die dergelijke vrijheden faciliteert.

Gezond en bewuster leven bleek in de uitwerking van de Growing Green City bouwstenen een belangrijke overkoepelende kernwaarde. Een natuurrijke omgeving, die stimuleert tot sport en bewegen en gezonder leven, een omgeving die energiebewust en energieleverend is en vrijheid biedt in wonen en werken dragen hieraan bij.

De randen van het gebied raken elk een ander landschap. Dit omringende duin-, bos- en krekenlandschap wordt naar binnen gehaald en gecombineerd met het bestaande en nieuwe stedelijk weefsel. Iedere plek krijgt zo zijn eigen sfeer. Er groeit een stadslandschap in een groene structuur.

Onder het hoogspanningstracé, de rabbattenzone, is ruimte voor het opwekken van zonne-energie (energiepark). De hakbossen uit de rabattenzone leveren een attractief groenbeeld en leveren grondstoffen voor bijvoorbeeld een biomassacentrale. De groene velden maken stapsgewijs ruimte voor alles wat het stadsleven kenmerkt: de combinatie van leren, sporten, winkelen, werken, ondernemen, recreëren en wonen in allerlei soorten en maten. Poort Oost onderscheidt zich als een plek om stedelijk te leven in een door landschap omringende omgeving, die lokaal comfort biedt voor de dagelijkse beslommeringen en het centrum van Almere en Amsterdam op korte afstand heeft. Tegelijkertijd is het ook een plek die ruimte biedt voor innovatie en experiment, zoals de stadstuinenstrategie, het op slimme wijze transporteren van stroom en warmte, de mogelijkheid om 20% van de woningen door mensen zelf te laten bouwen en de vrijheid voor ondernemers hun eigen bedrijf te bouwen.

5.2.1 Effectenbeoordeling

In het MER zijn drie aspecten ten aanzien van Duurzaamheid beschouwd:

  • 1. De beoordeling ten aanzien van meervoudig, intensief en/of flexibel ruimtegebruik is 'licht positief' van vanwege de flexibele opzet van de bestemmingsplannen waardoor er veel ruimte is voor meervoudig, intensief en/of flexibel ruimtegebruik.
  • 2. De beoordeling ten aanzien van energieopwekking is 'neutraal' omdat de circa 10.000 woningen en de extra bedrijven, kantoren en voorzieningen die ten opzichte van de referentiesituatie in het gebied gerealiseerd worden, zorgen voor een toename van de energievraag en voor toenemende verkeersbewegingen. Daarmee zal de CO2- uitstoot toenemen. Deze toename wordt echter beperkt doordat de aansluiting op de stadsverwarming. Zoals hierboven vermeld is deze stadswarmte afkomstig van de Diemer Centrale (Nuon), met een hoog percentage CO2-reductie. De energiecentrale in Diemen is gasgestookt; voor Poort wordt grotendeels gebruik gemaakt van restwarmte uit de rookgassen. Voor heel Poort is tenslotte met de Nuon contractueel afgesproken dat zij voor alle gebouwen 100% groene stroom inkopen, ook voor gebruikers die geen elektriciteitscontract met Nuon hebben.

Verder zijn er initiatieven voor duurzame energie. Voor de elektriciteit worden in het gebied de benodigde kabels en leidingen aangelegd, waarbij in uitwerking rekening wordt gehouden met een hogere uitwisselingsgraad door onder andere zonnepanelen en elektrische voertuigen.

Met het 'Programmaplan Energie werkt' (2015) wordt gewerkt aan de doelstelling van de gemeente om in 2022 energieneutraal te zijn. Met een doelgroepenaanpak en door het stimuleren van zonne-energie, verduurzaming van het warmtenet en in mindere mate windenergie wordt de energiehuishouding in de gemeente verduurzaamd. Het programma gaat vooral uit van een benadering die partijen uit de stad uitnodigt en uitdaagt om mee te doen aan de energietransitie.

  • 3. De beoordeling ten aanzien van de Almere Principles is 'licht positief'. Bij het opstellen van de ontwikkelingsplannen voor Almere Poort zijn de Almere Principles richtsnoer geweest. In de bestemmingsplannen worden de ontwikkelingsplannen juridisch/planologisch vastgelegd.

Voor de uitgebreide effectenbeoordeling wordt verwezen naar paragraaf 5.1.3 Beoordeling en resultaten , paragraaf 4.2.11 van MER Poort Hoofdrapport en hoofdstuk 4 van MER Poort Effectenbeoordeling.

5.3 Verkeersplan

5.3.1 Aanleiding

Door de raad is op 11 oktober 2018 een motie aangenomen (RG-208/2018) die het college verzoekt:

  • zo spoedig mogelijk een nieuw verkeersplan voor Poort aan de raad aan te bieden, in ieder geval gelijktijdig met verdere planvorming, c.q. besluitvorming ontwikkelingsplan;
  • om bij toekomstige herzieningen van bestemmingsplannen, met substantiële impact op de verkeerssituatie, de raad ook gelijktijdig een verkeersplan ter besluitvorming aan te bieden.

Het bestemmingsplan Poort Oost en Duin voldoet aan beide criteria en daarom is dit verkeersplan gemaakt als bijlage bij het bestemmingsplan.
Eerder is ook al een MER gemaakt die overkoepelend de verkeerseffecten van alle 3 bestemmingsplannen Poort beschrijft.

Inhoud verkeersplan
De volgende zaken komen aan de orde:

  • Beschrijving verkeerssysteem Poort
  • Effect van de ontwikkelingen voorliggend bestemmingsplan op verkeer
  • Regulier parkeren & evenement parkeren
  • Betaald parkeren in Duin
  • Overige aandachtspunten Poort (Achillesstraat, Dettifossstraat, handhaving parkeren eigen terrein)
  • Monitoring & bijsturing

5.3.2 Verkeerssysteem Almere Poort

Auto
Net als in de andere stadsdelen van Almere wordt het autoverkeer in Almere Poort via de dreven afgewikkeld (zie onderstaande kaart). Vanaf de dreven rijdt het verkeer rechtstreeks een woonwijk in of een buurttoegangsweg op zoals de Europalaan of de Pierre de Coubertinlaan. Per wijk zijn er meerdere aansluitingen op de dreven waardoor het verkeer in de wijk zich verdeelt en de woonstraten rustig blijven.
Wat wel anders is dan in de andere stadsdelen is de ligging van de dreven. Waar in de rest van Almere de dreven tussen de wijken liggen, liggen de dreven in Poort om de wijken heen. In Poort is tussen de wijken in een groene doorlopende structuur, het Cascadepark, gemaakt. In de andere stadsdelen zou hier een dreef liggen. Consequentie van deze keuze is dat de afstand die je in de wijk aflegt voordat je op een dreef bent, wat langer kan zijn. Om dit nadelige effect te compenseren zijn voor het bestemmingsverkeer tussen de wijken in een aantal kortsluitschakels gemaakt (de groene wegen op de kaart) te weten Polluxstraat, Odysseestraat & Achillesstraat zodat bestemmingsverkeer niet onnodig hoeft om te rijden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP4ABCDEG01-vg01_0015.jpg"

Openbaar Vervoer
Almere Poort is uitstekend ontsloten met het openbaar vervoer (zie onderstaande kaart). Het heeft een eigen treinstation dat centraal gelegen is. Vanaf het station rijden rechtstreekse treinen naar Amsterdam, Utrecht en Lelystad.
Poort is aangesloten op het hoogfrequente busvervoer met stadslijn M4. Deze buslijn loopt door de wijken Homeruskwartier, Columbuskwartier en Europakwartier. De haltes aan de busbanen liggen op een onderlinge afstand van gemiddeld 600 m en hebben een invloedsgebied van circa 400 m (acceptabele loopafstand). Ook de scholen in Almere Poort liggen in de directe nabijheid van een bushalte.
De wijk Stadstuinen, die mogelijk wordt gemaakt met bijgaand bestemmingsplan, wordt ontsloten met regionale buslijnen 322 en 323. Wanneer de wijk ontwikkeld wordt, zal via deze route ook een stadslijn gaan rijden. Ook naar Duin zal er, binnen een paar jaar, een bus gaan rijden.
Komende jaren wordt er gewerkt aan de realisatie van een busbaan vanaf station Poort langs het spoor richting de Hollandsebrug. Daarmee krijgen de regionale bussen vanaf het station direct vrij baan i.p.v. dat ze een stuk via de weg moeten rijden.
Verder zijn er ruimtelijke reserveringen in Homeruskwartier en Columbuskwartier voor toekomstige doortrekkingen van het bussysteem naar Almere Pampus.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP4ABCDEG01-vg01_0016.png"

Langzaam Verkeer
Almere Poort kent een fijnmazig fietsnetwerk. Zie hiervoor de onderstaande figuur. De fietsverbindingen tussen de stadsdelen zijn rechtstreeks. Met een aantal doorgaande hoofdfietsroutes, de rode lijnen, is Almere Poort verbonden met de andere stadsdelen Stad, Haven en Pampus (toekomst). Ook is er een doorgaande fietsroute over de Hollandse Brug naar het Gooi en Amsterdam toe. Zowel de interne als de externe fietsverbindingen van Almere Poort zijn kwalitatief op goed niveau. Met de ontwikkeling van Stadstuinen wordt ook het Spoorbaanpad op haar definitieve locatie aangelegd.

De dreven kruisen de langzaam verkeer verbindingen op drukke plaatsen ongelijkvloers. Gelijkvloerse oversteken worden alleen toegepast in combinatie met een rotonde. De intensiteiten van het autoverkeer zijn dan lager. Ook ligt de snelheid van het autoverkeer bij een rotonde lager. Enige uitzondering is de oversteek Poortdreef-Europalaan. Daar steken voetgangers over bij verkeerslichten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP4ABCDEG01-vg01_0017.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP4ABCDEG01-vg01_0018.png"

Fietsnetwerk Almere Poort

Fietsers

De routes van het 'hoofdnet fiets' in Almere hebben zo min mogelijk kruispunten en zijn verlicht. Deze hoofdroutes liggen op strategische plaatsen in de woonwijk. De drukke hoofdfietsroutes zijn in beginsel als solitair fietspad uitgevoerd. Bij uitzondering kunnen hoofdfietsroutes ook als fietsstraat worden uitgevoerd. De hoofdfietsroutes zijn 4 meter breed en uitgevoerd in rode verharding. Bij voorkeur in asfalt. Alleen waar asfalt niet kan in verband met kabels & leidingen, kan een ander rood materiaal worden gebruikt. De recreatieve, alternatieve routes worden grotendeels gekenmerkt door het niet hebben van een recht verloop en door de afwezigheid van openbare verlichting.

Voetgangers

Langs dreven wordt niet gewandeld. Een andere wegcategorie waar geen trottoirs zijn is het erf. Hier delen de voetganger, de fiets en de automobilist de openbare ruimte. De openbare ruimte is dan ook zo in gericht dat dit veilig kan. Dit kan ook in verblijfsgebieden waar de verkeersintensiteit laag is.

In de verblijfsgebieden komen zebrapaden in principe niet voor. Alleen in uitzonderingsgevallen, bijvoorbeeld bij scholen, kunnen zebrapaden worden overwogen.

5.3.3 Effect van het bestemmingsplan op het verkeer

Het bestemmingsplan Poort Oost & Duin maakt de ontwikkeling van 7.000 woningen mogelijk en verder de ontwikkeling van voorzieningen zoals een stadsdeelcentrum, ontwikkeling van winkels in Duin, ontwikkeling van de Voortuin en verdere ontwikkeling van bedrijventerrein Lagekant.
Dit hele programma levert een scala aan nieuwe verkeersbewegingen op. Voor alle modaliteiten. In het bestemmingsplan is ruimte opgenomen om deze bewegingen af te wikkelen.
Zo is het binnen de woon- en bedrijfsbestemmingen mogelijk om voet- en fietspaden aan te leggen. Deze zullen in voldoende mate worden aangelegd en aangesloten worden op bestaande routes zodat logische fiets- en wandelroutes ontstaan. De hoofdfietsroute vanuit Haven naar Poort wordt gerealiseerd. In 2020 is deze gereed.

De extra busreizigers die de ontwikkelingen genereren, kunnen op de bestaande businfrastructuur worden afgewikkeld. Hiervoor hoeft in het bestemmingsplan niets geregeld te worden. Afspraken over extra bussen of een nieuwe buslijn worden via de lopende contracten tussen Keolis en de gemeente Almere vastgelegd. Zoals eerder al beschreven wordt de verwachte toename van reizigers opgevangen door een nieuwe stadslijn door Stadstuinen heen en een nieuwe buslijn naar Duin.
De toename van het aantal autobewegingen als gevolg van het bestemmingsplan is berekend met het Almeers verkeersmodel. In onderstaande afbeelding is dat weergegeven. Rood is de toename van het autoverkeer. Hoe dikker de rode balk, hoe groter de toename.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP4ABCDEG01-vg01_0019.png"

Met het verkeersmodel is ook getoetst of de toename van autoverkeer past bij de capaciteit van de wegen die in Poort zijn aangelegd. Hierbij is al rekening gehouden dat de Poortdreef is verbreed (project is nu in uitvoering), dat de Godendreef is doorgetrokken naar de Hogering (eind 2019 gereed) en dat de Hogering verbreed is naar 3 rijstroken per richting.
De toetsing is uitgevoerd voor de maatgevende periodes van de dag, de ochtend- en de avondspits.

Toetsing ochtendspits

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP4ABCDEG01-vg01_0020.png"

Bovenstaande afbeelding geeft de verhouding weer tussen de intensiteit (hoeveelheid verkeer) en de capaciteit op de wegen in de ochtendspits. Bij rood is deze verhouding te hoog (> 0,9) en is sprake van een knelpunt. Alle andere kleuren voldoen en geven een goede doorstroming. Te zien is dat gehele drevenstructuur van Poort voldoet.
Alleen de toerit vanuit Poort naar de A6 geeft een knelpunt.

Toetsing avondspits

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP4ABCDEG01-vg01_0021.png"

De avondspits geeft ongeveer hetzelfde beeld te zien dat, op de toerit Poort naar de A6 na, er geen knelpunten zijn.

Knelpunt toerit A6

Het knelpunt op de toerit naar de A6 toe is een rechtstreeks gevolg van dit bestemmingsplan en de daarmee gepaard gaande wijzigingen in het programma van Poort.
Het programma in Poort is omgekleurd van kantoren, retail & leasure naar wonen. Dat heeft een directe invloed op de verkeersstromen. Ten tijde van het besluit over de verbreding A6 gaven de prognoses aan dat er in de ochtendspits meer verkeer Poort in wilde dan Poort uit. Op basis hiervan is de afrit van de A6 vanaf de Hollandsebrug naar Poort dubbelstrooks aangelegd en de toerit van Poort naar de A6 enkelstrooks.
Op basis van het programma in het nieuwe bestemmingsplan zijn de verkeersstromen omgedraaid. In de ochtendspits is er meer verkeer dat Almere Poort uit wil dan Poort in. In feite net zoals in de rest van Almere. Deze hoeveelheid verkeer past niet op de enkelstrookstoerit. Dat geeft een knelpunt.
Samen met Rijkswaterstaat is reeds een quick-scan uitgevoerd naar mogelijke oplossingen. De quick-scan is als bijlage bij dit verkeersplan gevoegd. Uit de quick-scan volgen 2 kansrijke oplossingen.
In een vervolgonderzoek worden met Rijkswaterstaat deze oplossingen verder uitgewerkt. Terzijnertijd komen we met een investeringsvoorstel voor een definitieve oplossing naar de raad.

Floriade parkeren Voortuin

In het vervoerplan Floriade wordt een deel van het bezoekersparkeren opgelost in de Voortuin. Dit genereert een half jaar lang fors meer verkeersbewegingen via de aansluiting Poort. Om deze stroom goed te kunnen verwerken en tegelijkertijd de bewoners van Poort, is het aan te bevelen om een oplossing voor het knelpunt op de toerit A6 voor de Floriade te realiseren.

5.3.4 Regulier parkeren en evenementen pakeren

Algemeen

In Almere is geen overkoepelend beleidskader op het thema 'Parkeren' aanwezig. Er wordt wel gewerkt aan een Parkeervisie die dit kader moet gaan vormen. Deze zal dit jaar gereed zijn.
Parkeren heeft een belangrijke relatie met ruimte (leefbaarheid), verkeer en vervoer (bereikbaarheid), milieu (duurzaamheid) en economie (aantrekkelijkheid voor vestiging). Daarom wordt in planuitwerkingen gerekend met de meest actuele, voor Almere toegespitste parkeernormen. Uitgangspunt daarbij is dat parkeren alleen plaatsvindt in de vakken (om de leefbaarheid en de beleving van de omgeving goed te houden) en voor een substantieel deel opgelost wordt op eigen terrein.

Almere wil daarbij het toepassen van innovaties op het gebied van mobiliteit optimaal mogelijk maken.

Poort

In Poort zijn veel vragen over parkeren en parkeerdruk. Doordat er nog op veel plekken wordt gebouwd in Poort, kunnen straten nog niet altijd definitief ingericht worden. Als gevolg daarvan is nog niet alle parkeercapaciteit beschikbaar en zijn maatregelen om het gewenste parkeergedrag af te dwingen nog niet altijd mogelijk. De parkeerverbodszone gaat gefaseerd verder ingevoerd en uitgebreid worden.

In de verkavelings- en inrichtingsplannen die we maken, wordt altijd een parkeertoets gedaan. Hiermee wordt gezorgd dat er, op basis van de geldende parkeernormen, voldoende parkeergelegenheid wordt gerealiseerd.

Binnen gebiedsontwikkeling wordt gebruik gemaakt van de “agenda verkeer en parkeren Poort”. Daarmee wordt in één overzicht grip gehouden op alle onderwerpen en ontwikkelingen die spelen rondom het parkeren en de aanleg van de grotere verkeersinfra.

Specifieke parkeervraagstukken

Er spelen binnen het voorliggende bestemmingsplangebied een aantal specifieke vraagstukken die hieronder worden toegelicht.

  • In 2019 wordt de Parkeernormennota van kracht. Dat gebeurt met een paraplu bestemmingsplan dat voor de hele stad geldt. Daarmee hebben we passende normen voor onder andere Poort, die getoetst zijn aan de feitelijke situatie en robuust zijn voor de toekomst. Met deze normen kunnen we beter differentiëren naar gebied en woningtype. In het paraplu bestemmingsplan is een dynamische verwijzing naar de Nota Parkeernormen opgenomen. Dat maakt het mogelijk om de parkeernormen op regelmatige basis te toetsen en indien gewenst aan te passen.
  • Specifieke aandacht is er voor het parkeren in Olympiakwartier Oost (OKO) rondom de topsporthal/P&R. Hier is een parkeerstrategie uitgewerkt om zoveel mogelijk dubbelgebruik te organiseren en parkeerregulering en betaald parkeren te voorkomen of uit te stellen. Met een parkeerbalans wordt actief de vinger aan de pols gehouden bij de planontwikkeling. Tegelijkertijd is er een ingroeimodel gekozen waarbij er geen parkeerregulering plaats vindt en afhankelijk van de functies en gebruik in fasen regulering ingevoerd wordt. Aandachtspunt is de parkeervraag die wordt opgeroepen door treinreizigers. In OKO ligt het P&R-terrein. Deze ligt nu nog wat excentrisch ten opzichte van de woongebieden, maar bij ontwikkeling van OKO komt deze centraal in het gebied te liggen. Er is aandacht hoe we eventuele overlast in de omringende gebieden kunnen tegen gaan (bijvoorbeeld blauwe zone) en hoe we het P&R-terrein zo logisch en aantrekkelijk mogelijk kunnen maken.
  • Evenementenverkeer en parkeren. In combinatie met de Floriade wordt een onderzoek gestart naar de parkeerbehoefte bij evenementen en waar die opgelost kan worden. In het onderzoek moet een antwoord gegeven worden op de vraag hoe een goede 'customer journey' naar en in het gebied geregeld kan worden. Het gaat hierbij om de vraag hoe zowel bewoners, als bezoekers van en naar hun bestemmingen komen. Onderdeel hiervan is ook de looproute van parkeerterreinen naar de evenemententerreinen. De komende jaren zal het evenement parkeren stapsgewijs verschuiven van Olympiakwartier naar de Voortuin.

5.3.5 Betaald parkeren Duin

In het hoogbouwgebied van DUIN wordt een functiemix gerealiseerd waarbij voor wonen, werken en bezoek parkeergelegenheid moet worden gevonden. Door de aandacht voor het landschap is ervoor gekozen het parkeren op te lossen in gebouwde voorzieningen en niet in de openbare ruimte. Voor alle parkeerplaatsen dient betaald te worden door zowel bewoners als bezoekers. Deze parkeerplaatsen worden privaat geëxploiteerd. Dat is relatief nieuw in Almere en vergt de nodige aandacht in de uitwerking zoals voorkomen uitwijkgedrag naar het laagbouwgebied, logische routering, tariefstelling, inrichting openbare ruimte en handhaving. De gemeente is samen met Amvest en gebruikers in gesprek om dat goed vorm te geven.

5.3.6 Overige aandachtspunten Poort

Achillesstraat. In een participatieproces met bewoners is een voorstel gemaakt om een vrijliggend fietspad parallel aan de Achillesstraat te maken vanaf de Europalaan tot aan de Neptunussingel. Hiermee is de discussie over de combinatie fietsers en auto's op dit deel opgelost. De uitvoering staat gepland in 2019.

Dettifossstraat In het Cascadepark wordt woningbouw ontwikkeld. De plannen voor het noord-westelijke deel van het park worden in 2019 in een participatieproces met bewoners vorm gegeven. Onderdeel hiervan is een goede ontsluitingsstructuur, die er zowel zorgt dat de woningen bereikbaar worden, alsook dat er de Dettifosstraat geen doorgaande autoverbinding door het park wordt.

Handhaving parkeren op eigen terrein Er zijn een aantal plekken in Poort waar bekend is dat bewoners niet de geplande parkeerplaats op eigen terrein hebben gerealiseerd/gehandhaafd. Gevolg hiervan is een grotere druk op het openbare parkeren. Binnen de gemeente wordt uitgezocht welke juridische mogelijkheden er zijn om dit aan te pakken en welk proces hiervoor gevolgd moet worden. Zodra dit bekend is zal gestart worden met de aanpak.

5.3.7 Monitoring en bijsturing

Vanuit de gemeente is voor de wijk Poort een tactisch overleg ingericht. Hierin wordt vanuit verschillende disciplines (Gebiedsontwikkeling, Stadsruimte en PBS) de voortgang en ontwikkeling in Poort besproken. Onder andere wordt in dit overleg aandacht besteed aan de verkeerskundige aspecten. Klachten van bewoners worden hierin besproken en van acties voorzien. Maar ook wordt proactief gestuurd op ontwikkelingen. Hiervoor is een monitoringsprogramma in ontwikkeling, wat helpt om een vinger aan de pols te houden en tijdig maatregelen te nemen of vervolgstappen te zetten.

5.4 Geluid

5.4.1 Algemeen

Voor Almere Poort geluidbeleid opgesteld en beschreven in de “Geluidsnota Almere Poort” van juni 2002. Dit geluidbeleid maakt onderdeel uit van het vigerende bestemmingsplan door verwijzing in de planregels. Zodra de nieuwe bestemmingsplannen van kracht zijn, vervalt echter dit beleid.

De Geluidnota is niet meer actueel en bruikbaar voor de nieuwe bestemmingsplannen. Zo komen onder andere de huidige wijk- en buurtindelingen niet meer overeen met de indeling. Het programma voor meerdere gebieden is gewijzigd, de dosismaat voor geluid is gewijzigd en een aantal onderwerpen zijn niet meer relevant.

In het rapport “Akoestisch onderzoek en Ambitie geluid Almere Poort weg- en railverkeerslawaai” wordt het huidige en nieuwe geluidbeleid voor Almere Poort beschreven. Dit rapport is in Bijlage 9 Akoestisch onderzoek weg- en railverkeer bij deze toelichting opgenomen. Het uitgangspunt is dat het beleid voortborduurt op de visie voor geluid zoals vastgelegd in de geluidsnota. Dit betekent dat er per wijk of gebied een geluidambitie is bepaald en dat streefwaarden en maximale afwijkingen van streefwaarden zijn benoemd.

5.4.2 Geluid en globale bestemmingsplannen met 'directe bouwtitel'

Dit nieuwe bestemmingsplan, welke het huidige bestemming Almere Poort vervangt, is een globaal bestemmingsplan met “directe bouwtitel” die ontwikkelingen in het gebied flexibel mogelijk moeten maken. Dit vergt een andere opzet van onderbouwing en regels.

Om te voldoen aan voorwaarden die de Wet geluidhinder en Wet ruimtelijk ordening stellen, is door eisen te stellen aan de invulling, hetzij door het stellen van normen dan wel door het stellen van verplichtingen. Indirecte doorwerking van normen is toegestaan, bijvoorbeeld door het stellen van afstanden of contouren. Als een bepaalde milieukwaliteit wordt beoogd, moet deze ruimtelijk vertaald worden.

Directe doorwerking van normen in planregels is toegestaan, als wordt aangetoond dat indirecte doorwerking niet tot de mogelijkheden behoort. Onderwerpen die in de bestemmingsplanregels worden opgenomen, dienen nodig te zijn vanuit het aspect 'goede ruimtelijke ordening'. Er moet wel een ruimtelijke relevantie aan ten grondslag liggen, anders is dit niet toegestaan.

Als een milieukwaliteitsnorm moet worden opgenomen in het bestemmingsplan om een borgingsdoel te bereiken, dan is sprake van directe doorwerking. Nadeel hiervan is dat pas bij de aanvraag om een omgevingsvergunning, de beoordeling en afweging plaatsvindt. Als er sprake is van enige vorm van rechtsonzekerheid, dient dit te worden opgelost in de planregels.

Het in Bijlage 2 Hogere Waarden besluit is gekoppeld aan het bestemmingsplan en heeft een gebiedsgerichte vorm.

In het vast te stellen bestemmingsplan kan geen voorwaarden worden opgenomen per object, waar een hogere waarde voor nodig is omdat niet bekend is waar en wat er gerealiseerd wordt, de wijze waarop en welke geluidsbron relevant is.

Om gebruik te mogen maken van de gebiedsgerichte ontheffing hogere waarden geluid en om te voldoen aan de Wet geluidhinder en Wet ruimtelijke ordening, moeten in het bestemmingsplan:

  • 1. Voorwaarden worden opgenomen voor de aanleg van geluidgevoelige objecten binnen het plangebied
  • 2. Voorwaarden worden opgenomen voor de aanleg van een weg binnen het plangebied
  • 3. Ontheffingsregels worden opgenomen om een aanvaardbaar woon- en leefklimaat te borgen.

5.4.3 Geluidregeling Almere Poort

In het akoestisch rapport “Akoestisch onderzoek en ambitie geluid Almere Poort weg- en railverkeerslawaai”, opgesteld door de Dienst Stedelijke Ontwikkeling van de gemeente Almere, zijn geluidcontouren bepaald van gezoneerde wegen (weg en rail) in het plangebied Almere Poort. Het akoestisch onderzoek maakt onderdeel uit van het bestemmingsplan.

De voorkeurswaarde op grond van de Wet geluidhinder bedraagt voor wegverkeer 48 dB, voor spoorweglawaai 55 dB voor woningen en 53 dB voor andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen.

Op gevels van toekomstige geluidgevoelige objecten zal vanwege meerdere wegen en de Flevolijn de voorkeurswaarde worden overschreden. Daarnaast worden zonder aanvullende geluidsmaatregelen de ten hoogst toelaatbare geluidsniveaus eveneens overschreden in bepaalde delen van het gebied.

Dit is voor het college aanleiding geweest om hogere waarden vast te stellen, rekening houdend met aspecten als mogelijke bron- en overdrachtsmaatregelen in overeenstemming met artikel 77 van de Wet geluidhinder en artikel 4.3 van het Besluit geluidhinder. Aan de vaststelling is de verplichting gekoppeld om in de bestemmingsplanregels de verplichting op te nemen dat er dient te worden voldaan aan de eisen, zoals opgenomen in de Geluidregeling Almere Poort en de daarbij behorende bijlagen zoals opgenomen in de bijlage van dit bestemmingsplan.

In het Tracébesluit weguitbreiding Schiphol-Amsterdam-Almere van 21 maart 2011 zijn voor de A6 en een gedeelte van de Hogering geluidsmaatregelen onderzocht. De A6 wordt ter plaatse van Almere Poort voorzien van dubbellaags zoab. Hiermee wordt het geluid afkomstig van de A6 deels gereduceerd. Daarnaast is in het Tracébesluit Spooruitbreiding Schiphol-Amsterdam-Almere-Lelystad van 15 december 2011 vastgelegd dat langs het spoor geluidsschermen worden gerealiseerd in het traject door Almere Poort. De dreven in Almere Poort wordt daar waar mogelijk voorzien van een geluidreducerend asfalt met een reductie van ten minste 3 dB ten opzichte van referentieasfalt.

Op grond van de resultaten van het akoestisch onderzoek kan het gebied onderverdeeld worden in drie akoestische zones:

  • Zone 1: de voorkeurswaarden worden niet overschreden;
  • Zone 2: de voorkeurswaarden worden overschreden maar aan de maximale hogere waarde danwel maximale streefwaarde wordt voldaan;
  • Zone 3: maximale hogere waarde wordt overschreden.

Voor Zone 2 en Zone 3 is een akoestisch ontwerp kader opgesteld, omdat geluid in deze gebieden ruimtelijk relevant is en omdat er motiveringsvereisten benodigd zijn om in aanmerking te komen voor een hogere waarde binnen de eisen die de Wet geluidhinder stelt. Het kader en bijbehorende regeling zijn vastgelegd in de “Geluidregeling Almere Poort”.

In de aanvraag om een omgevingsvergunning moet de motivering concreet worden uitgewerkt naar eigen inzicht van de aanvrager. Dit moet om:

  • a. te voldoen aan de eisen van de Wet geluidhinder;
  • b. te voldoen aan het aspect goede ruimtelijke ordening wat betreft geluid en een duurzame akoestische ontwikkeling van het bouwplan en het gebied.
  • c. gebruik te kunnen maken van de mogelijkheid naar beneden af te wijken van de maximale hogere waarde omdat door invulling van het gebied met gebouwen er afscherming kan ontstaat en dus ook een ander akoestische situatie.

Het kader moeten gezien worden als hulpmiddel bij het ontwerpen van een plan of een totaal project. Een object kan gevels hebben die vallen binnen alle drie de zones. Dit is afhankelijk van de bouwhoogte, oriëntatie van het object ten opzichte van geluidsbronnen en het ontwerp.
Voor de hoogste geluid belaste Zone 3 geldt geen bouwverbod, maar zorgt het kader er voor dat toch een goed woon- en leefklimaat wordt bewerkstelligd. Het kader biedt ruimte aan initiatiefnemers om met innovatieve/bouwkundige oplossingen een goed woon- en leefklimaat te creëren.
In de geluidregeling worden de volgende uitgangspunten vastgelegd:

  • a. De gecumuleerde geluidbelasting wordt aanvaardbaar geacht als deze ten hoogste 3 dB hoger is dan de hoogst geldende maximaal toegestane ontheffingswaarde, geldend voor de te toetsen situatie;
  • b. Als sprake is van nieuwbouw van een woning, dan dient er minimaal één geluidsluw geveldeel aanwezig te zijn;
  • c. Als sprake is van woningcomplexen waarvoor bij één of meerdere woningen redelijkerwijs geen geluidsluw geveldeel kan worden gerealiseerd , dan kan voor die betreffende woningen worden afgezien van een geluidsluw geveldeel mits de voorkeurswaarde bij minimaal één geveldeel van de betreffende woning met niet meer dan 5 dB wordt overschreden;
  • d. Als sprake is van niet zelfstandige woonruimten (verpleeg- en verzorgingshuizen, studentenhuisvesting, e.d.) of woningen met een zelfstandig woonoppervlakte van minder dan 30 m2, dan worden op individueel woningniveau geen voorwaarden gesteld. Op gebouwniveau dient echter minimaal 50% van de wooneenheden te zijn gesitueerd aan een gevel met een geluidsbelasting niet hoger dan de voorkeurswaarde plus 5 dB;
  • e. Gestreefd moet worden om slaapvertrekken te situeren aan een geluidsluwe zijde;
  • f. Een buitenruimte op de begane grond – zo die er is – dient zo mogelijk aan de meest geluidsluwe zijde geprojecteerd te zijn dan wel dient (deels) geluidluw te zijn uitgevoerd;
  • g. Een buitenruimte op een verdieping dient tevens aan e. te voldoen, hetzij via gunstige situering van het object t.o.v. de geluidsbron dan wel via bouwkundige maatregelen;
  • h. Op basis van jurisprudentie dient in het kader van 'goede ruimtelijke ordening' voor de volgende bestemmingen/objecten in nieuwe situaties waarbij de geluidsbelasting > waarde van een toetsingszone, gestreefd te worden naar een GES-score van minimaal 'redelijk' voor het akoestisch klimaat:
  • verblijfsgebieden langs 30 km/u –wegen;
  • gebouwen voor de naschoolse opvang van kinderen;
  • recreatiewoningen.

In de regels wordt ook opgenomen waar de wegbeheerder zich aan moet houden bij het ontwerpen van een weg (wegdekmaatregelen, afscherming en dergelijke vs. doelmatigheid, ambitie gebied/wijk) en eisen Wet geluidhinder.

Voor het binnenklimaat geld dat dient te worden voldaan aan de eisen zoals deze gelden op grond van het Bouwbesluit dan wel het Besluit geluidhinder.

Als ontwerper/ architect is het de uitdaging in hoog geluid belaste situaties zoveel als mogelijk Zone 1 gevels te creëren. In Zone 2 geldt als uitgangspunt dat de maximale hogere waarde of maximale streefwaarde wordt gehanteerd als uitgangspunt om de gevelisolatie op te bepalen. Hierdoor wordt uitgegaan van de worst case situatie. Dit brengt echter mogelijk hoge kosten met zich mee. Hiervan kan worden afgeweken en daarvoor zijn regels vastgelegd in de Geluidregeling Almere Poort. De keus is aan de initiatiefnemer zijn/ haar bouwplan door te laten rekenen. De gemeente houdt een dynamisch akoestisch rekenmodel bij en actualiseert zo nodig naar aanleiding van objecten die worden toegevoegd. Het afwijken van de maximale hogere waarde naar beneden wordt dus geregeld via akoestische spelregels.

In de regels wordt ook opgenomen waar de wegbeheerder zich aan moet houden bij het ontwerpen van een weg (wegdekmaatregelen, afscherming en dergelijke vs. doelmatigheid, ambitie per gebied/wijk) en eisen Wet geluidhinder.

Regie gemeente

Voor deze systematiek is enige regie nodig, omdat vooraf niet bekend is wat, waar en wanneer wat komt. Dit vergt extra communicatie over en weer tussen een initiatiefnemer/ontwikkelaar en degene die het dynamisch akoestisch model beheert. Dit model is noodzakelijk omdat door een organische invulling de akoestische situatie in het gebied aan verandering onderhevig is.

In dit bestemmingsplan wordt uitgegaan van een geluidbelasting tot en met de maximale hogere waarde zoals deze is vastgelegd per gebied als maximale afwijking van streefwaarden. Hiermee wordt enige flexibiliteit bewerkstelligd omdat door een organische invulling van het gebied, de akoestische afscherming door bebouwing steeds meer zal worden en dat de akoestische wering van de gevels van de objecten dan niet altijd met de maximale hogere waarden bepaald hoeft te worden.

In het akoestisch onderzoek bij het bestemmingsplan zijn per bron contouren weergegeven voor diverse waarneemhoogtes. Een ontwikkelaar/initiatiefnemer moet in de zones 2 en 3 akoestisch onderzoek uitvoeren om te voldoen aan de eisen van het bestemmingsplan en om te motiveren dat er sprake is van een voldoende woon- en leefklimaat.

Hiermee wordt voorgesorteerd op de uitgangspunten van de nieuwe omgevingswet. Het voordeel van deze gekozen systematiek is dat de initiatiefnemer zelf mag bepalen hoe voldaan kan worden aan de uitgangspunten in technische zin. Er kan gelijk worden gefocust op de ontwerptechnische aspecten van het plan en de akoestische kaders van het bestemmingsplan integreren.

Waarborging binnen geluidsniveau

Voor elk geluidsgevoelig object zal een omgevingsvergunning moeten worden aangevraagd. Het Bouwbesluit waaraan de verschillende bouwplannen moeten voldoen stelt eisen ten aanzien van de geluidwering van de gevels om een geluidsniveau in de woning van 33 dB te waarborgen. Eén van de indieningsvereisten voor de omgevingsvergunning is een akoestisch rapport van het onderzoek, wat zich richt op de noodzakelijke maatregelen om aan het Bouwbesluit te voldoen. Met de bouw moet rekening worden gehouden met de noodzakelijke gevelmaatregelen.

Waarborging in stand houden geluidsmaatregelen

Elke geluidsmaatregel dat voortvloeit uit een akoestisch onderzoek voor een initiatief/plan met geluidsgevoelige objecten, dient in stand te worden gehouden. In het bestemmingsplan zijn hier regels voor opgenomen. Deze regels zijn noodzakelijk om te voorkomen dat in de toekomst bij bv. een verbouwing/wijziging van het object waarbij geen omgevingsvergunning benodigd is, blijvend te kunnen voldoen aan de akoestische uitgangspunten van het bestemmingsplan. Waarborging van een goed woon- en leefklimaat moet te allen tijde van toepassing blijven.

De geluidregeling die is opgenomen in Bijlage 10 Geluidregeling Almere Poort dient conform het daar opgenomen processchema te worden doorlopen.

Zonder advies van de akoestisch modelbeheerder kan het proces voor de omgevingsvergunning niet opgestart worden.

5.4.4 Geluid Vis a Vis

In het gebied Muiderduin is het theatergezelschap Vis à Vis gevestigd op het perceel Muiderzandplaats 1. Het gaat om een locatie waar in de openlucht theatervoorstellingen worden gespeeld. Het gebied Muiderduin maakt geen onderdeel meer uit van dit bestemmingsplan. De geluidcontouren van Vis à Vis reiken tot in het plangebied van het Bestemmingsplan Almere Poort Oost en Duin.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP4ABCDEG01-vg01_0022.jpg"

Figuur 1: locatie Vis à Vis

Voor het tijdelijk plaatsen van een gebouw voor het huisvesten van het theatergezelschap is voor de periode van 10 jaar is op 17 februari 2017 een tijdelijke omgevingsvergunning af wijken van het bestemmingsplan gegeven.

Voor Vis à Vis geldt de avondperiode als maatgevende periode. Op grond van het Activiteitenbesluit geldt voor de avondperiode als norm 45 dB(A) ter plaatse van de gevel van gevoelige objecten. In het gebied tussen de 45 dB(A) en 50 dB(A) contour zijn gevoelige objecten niet zondermeer mogelijk zonder daarmee de bedrijfsvoering van Vis à Vis te beperken.

Op grond van artikel 2.20 van het Activiteitenbesluit is het mogelijk om bij maatwerkvoorschrift ander waarden voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (LAr,LT) en het maximaal geluidsniveau (LAmax) vast te stellen. Dit kunnen zowel lagere als hogere waarden zijn. Als hogere waarden worden vastgesteld dient wat betreft het Activiteitenbesluit de waarde van 35 dB(A) voor het binnenniveau te worden gewaarborgd.

Voor het bestemmingsplan Almere Poort Oost en Duin is een akoestisch onderzoek uitgevoerd waarin is onderzocht in welke mate de realisatie van het bestemmingsplan Theatergezelschap Vis à Vis in zijn bedrijfsvoering beperkt. Daarbij wordt tevens bekeken welke maatregelen en voorzieningen getroffen kunnen worden om een beperking van de mogelijkheden van Vis à Vis te voorkomen.

In het rapport van 25 oktober 2017 zijn de resultaten weergegeven. Er zijn een tweetal afzonderlijke representatieve bedrijfssituaties (RBS) beoordeeld. Te weten:

  • 1. Voorstelling openluchttheater. Deze voorstellingen kunnen in de dagperiode en de avondperiode tot uiterlijk 23.00 uur plaatsvinden.
  • 2. Voorstelling in restaurant (nieuwbouw). Het restaurant in de nieuwbouw wordt zodanig uitgevoerd dat er het gehele jaar voorstellingen uitgevoerd kunnen worden. De voorstellingen vinden plaats tot uiterlijk 23.00 uur (dag- en avondperiode).

De verschillende RBS-en vinden nooit gelijktijdig plaats. De voorstelling in het openluchttheater is maatgevend. Daarom wordt enkel deze situatie in deze beoordeling meegenomen.

Naar aanleiding van het ontwerp bestemmingsplan is door Vis à Vis aangegeven dat er naast de 2 hiervoor genoemde RBS-en ook activiteiten worden geprogrammeerd die vallen onder artikel 2.21 lid 1 van het Activiteitenbesluit. Op grond van dit artikel kan voor een individuele festiviteit ontheffing worden verleend om af te wijken van de geluidgrenswaarden tot een maximaal 12 keer per jaar.

Beoordeling en conclusie akoestisch onderzoek

Om alle geplande geluidgevoelige objecten binnen het ontwikkelgebied Kreekbos Zuid te kunnen realiseren zijn maatregelen nodig om een aanvaardbaar woon- en leefklimaat te waarborgen en om Vis à Vis niet in haar bedrijfsvoering en exploitatiemogelijkheden te beperken op grond van het Activiteitenbesluit

In het onderzoek is de effectiviteit van geluidschermen beoordeeld met een hoogte van 6 of 8 meter aan de noordzijde van het terrein van Vis a Vis. In figuur 2 is de locatie van het geluidscherm weergegeven zoals gehanteerd in het onderzoek.

De geluidbelasting is bepaald in contouren en er zijn rekenpunten gelegd op gevels van geprojecteerde geluidgevoelige bestemmingen zoals deze in Kreekbos Zuid zijn voorzien.

Uitgaande van een geluidscherm met een minimale hoogte van 6 meter, wordt bij alle woningen op de begane grond en de 1e verdieping aan de richtwaarde volgens stap 2 van de VNG-publicatie en de grenswaarden uit het Activiteitenbesluit voldaan. Bij vier beoordelingspunten wordt op hoogtes van 7,5 m (deels) en 10,5 m de grenswaarde overschreden.

Bij een schermhoogte van 8 m wordt de richt-/grenswaarde nog bij twee beoordelingspunten op een hoogte van 10,5 meter overschreden.

De maximale geluidniveaus voldoen bij een schermhoogte van 6 meter op alle beoordelingspunten aan de richtwaarden volgens stap 2 van de VNG-publicatie en de grenswaarden volgens het Activiteitenbesluit.

Gesteld kan worden dat voor de beoordeling van de effectiviteit van de schermen het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau maatgevend is en dat een scherm van 6 m hoog het meest doelmatig is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP4ABCDEG01-vg01_0023.png"

Figuur 2: Voorstel positie geluidscherm aan noordwestzijde en noordoostzijde terrein Vis à Vis

Ligging contouren bij realisatie geluidscherm 6 m hoog

In figuur 3 zijn de maatgevende 45, 50 en 55 dB(A) contouren op een hoogte van 10,5 m weergegeven voor de maatgevende avondperiode na realisatie van een 6 m hoog scherm aan de noordzijde van Vis à Vis.

Omdat de berekende 45 dB(A) contour vanwege de in het model ingebrachte bebouwing een zeer grillig verloop heeft, is deze handmatig aangepast in een cirkelvormige lijn. Hiermee is ook het gebied tussen 45 en 50 dB(A) contour eenduidig.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP4ABCDEG01-vg01_0024.png"

Figuur 3: maatgevende 45, 50 en 55 dB(A) contour op 10,5 m hoogte

Voor te realiseren geluidgevoelige objecten tussen de 45 en 50 dB(A) contour dient een aanvaardbaar woon- en leefklimaat gewaarborgd te worden. Vis à Vis is vooral in de avondperiode actief met haar voorstellingen. Een aanvaardbaar woon- en leefklimaat wordt gewaarborgd door in de geluidgevoelige ruimten van woningen een binnenniveau (LAr,LT) van 35 dB(A) etmaalwaarde (= 30 dB(A) avondperiode) is bewerkstelligd. Hierbij wordt opgemerkt dat conform het Bouwbesluit voor de uitwendige scheidingsconstructies een minimale geluidwering van 20 dB geldt. Uitgaande van deze minimumeis, kan gesteld worden dat geluidbelastingen tot maximaal 50 dB(A) op de gevel in de maatgevende avondperiode een aanvaardbaar woon- en leefklimaat oplevert.

In het ontwerp bestemmingsplan zijn de contouren uit figuur 3 vertaald naar 3 milieuzones:

  • 1. Milieuzone - zones wet Milieubeheer 2

Het gebied tussen de vestiging van Vis à Vis en de 55 dB(A) contour wordt in het bestemmingssplan aangeduid als Milieuzone - zones wet Milieubeheer 2. In deze zone is het niet toegestaan geluidgevoelige objecten te realiseren. Hier is dus geen woningbouw mogelijk in de periode dat Vis à Vis in het gebied aanwezig is en de contouren op de plankaart staan.

  • 2. Milieuzone zones wet Milieubeheer 3

Ten noorden van Vis à Vis is het voornemen om een onderwijsgebouw en een kinderdagverblijf te realiseren. Omdat deze functies alleen in de dagperiode actief zijn, is het mogelijk deze functies te realiseren in het gebied tussen 50 en 55 dB(A). In het bestemmingsplan wordt het gebied tussen 50 en 55 dB(A) contour aangeduid als Milieuzone zones wet Milieubeheer 3.

Ter plaatse van deze aanduiding zijn geen geluidsgevoelige objecten toegestaan (dus ook geen woningen) met uitzondering van een onderwijsvoorziening of kinderdagverblijf onder voorwaarde dat de karakteristieke geluidwering van de uitwendige scheidingsconstructie van een verblijfsgebied niet kleiner is dan het verschil tussen de ten hoogste geluidbelasting, namelijk 55 dB(A) in de dag- en avondperiode, en 35 dB(A) etmaalwaarde.

  • 3. Milieuzone - zones wet Milieubeheer 4

In het bestemmingsplan wordt het gebied tussen de 45 en 50 dB(A) contour aangeduid als Milieuzone - zones wet Milieubeheer 4. In deze zone is het toegestaan geluidsgevoelige objecten te realiseren als de geluidwering van de gevels zodanig wordt uitgevoerd dat het binnenniveau van 35 dB(A) etmaalwaarde is gewaarborgd. Dit gebied strekt zich uit van het zuidelijke deel van Kreekbos zuid tot het noord- oostelijke deel van Muiderduin. In deze zone is dus wel woningbouw mogelijk mits de geluidsisolatie van de gevels voldoende is.

Bij de vaststelling van het bestemmingsplan op 20 juni 2019 heeft de raad bij amendement het gebied Muiderduin uit het bestemmingsplan geschrapt. Daarmee zijn ook Milieuzone - zones wet Milieubeheer 2 en Milieuzone zones wet Milieubeheer 3 vervallen.

In combinatie met het voorgaande dienen voor Vis à Vis op grond van artikel 2.20 van het Activiteitenbesluit maatwerkvoorschriften vastgesteld te worden voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (LAr,LT) en het maximaal geluidsniveau LAmax in afwijking van de waarden zoals genoemd in artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit.

Op deze wijze wordt de bedrijfsvoering van Vis à Vis zoals deze bij de melding op grond van het Activiteitenbesluit is vermeld, niet beperkt.

5.4.5 Geluid van de evenementen

Evenementen op Almeerderstrand

Ten westen van het plangebied van het bestemmingsplan Almere Poort Oost en Duin bevindt zich het Almeerderstrand. Voor dit gebied wordt een apart bestemmingsplan opgesteld met de naam Bestemmingsplan Almere Poort Buitendijks. In dit bestemmingsplan wordt het gebruik van het strand en de evenementen planologisch geregeld. De effecten van de evenementen vinden wel in het bestemmingsplan Almere Poort Oost en Duin plaats.

Het huidige Almeerderstrand wordt naast dag- en waterrecreatie enkele malen per jaar gebruikt voor grote evenementen, zoals de Libelle zomerweek en muziekfestivals, waaronder het eendaags-festival Strand. Tijdens deze evenementen is een deel van het strand niet publiek toegankelijk. Het aantal geluiddragende evenementen is gelimiteerd tot maximaal drie per jaar en maximaal 4 dagen.

In de toekomstige situatie is het de bedoeling dat de locatie waar de geluiddragende evenementen worden gehouden verschuiven naar het nog te vergroten zuidelijk deel van het Almeerderstrand, evenwijdig aan de A6/Flevolijn. Daarnaast is het voornemen om het aantal geluiddragende evenementen uit te breiden naar vijf per jaar en het aantal geluiddagen naar zes.

Door de Omgevingsdienst Flevoland & Gooi en Vechtstreek is een akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de impact van evenementen op het Almeerderstrand op de omgeving. In het onderzoek is rekening gehouden met nieuwe woningbouw en met het verschuiven van het evenemententerrein naar het zuidelijke, nog te vergroten deel van het Almeerderstrand. De resultaten van het onderzoek zijn weergegeven in de rapportage van 10 januari 2018, genaamd 'Akoestisch onderzoek Evenementen Almeerderstrand 2018 en verder'. Zie hiervoor Bijlage 11 Akoestisch onderzoek evenementen Almeerderstrand

In hoofstuk 6 van dit Akoestisch onderzoek evenementen Almeerderstrand is de conlusies opgenomen en de mogelijkheden voor niet-geluiddragende en geluiddragende evenementen op het Almeerderstrand.

5.4.6 Effectenbeoordeling

In het MER zijn 5 aspecten ten aanzien van geluid beschouwd:

  • 1. Geluid – verkeerslawaai: geluidsbelast oppervlak

Dit aspect is licht negatief beoordeel omdat het geluidsbelasting oppervlak door weg- en/of railverkeerslawaai neemt enigszins toe door weg- en/of railverkeerslawaai: van 1.908.267 m2 (referentiesituatie) naar 2.024.727 m2 in het planalternatief.

  • 2. Geluid – verkeerslawaai: aantallen geluidsbelaste woningen en gevoelige bestemmingen

Dit aspect is negatief beoordeel omdat het aantal (ernstig) geluidgehinderden door weg- en/of railverkeerslawaai neemt toe. In de zuidwestelijke delen van de wijken Duin en Stadstuinen Poort, die het dichtst bij de A6 en het spoor liggen, ontstaan de meeste knelpunten en kan in veel gevallen niet aan de normen worden voldaan. Dit houdt in dat er in deze delen zonder geluidsreducerende maatregelen geen woningen kunnen worden gerealiseerd. Ondanks de verkeerstoename blijft het aantal geluidgehinderden in bestaande woningen gelijk. Dit komt doordat de huidige woningen op plekken staan waar deze nu en in de toekomst niet geluidgehinderd worden.

  • 3. Geluid – verkeerslawaai: aantallen (ernstig) gehinderden en slaapgestoorden

Dit aspect is negatief beoordeeld omdat het aantal slaapgestoorden en (ernstig) gehinderden door weg- en/of railverkeerslawaai toeneemt door:

  • toename aantal gehinderden bij de nog te realiseren woningen 538 door wegverkeer en 460 door railverkeer;
  • toename aantal ernstig gehinderden is respectievelijk 219 en 149;
  • toename aantal slaapgestoorden (respectievelijk 257 en 159).
  • 4. Geluid – industrielawaai: evenementen

Dit aspect is negatief beoordeeld. Voor geluiddragende evenementen worden effecten voor de omgeving door verplaatsing van het strand in de toekomst verbeterd voor de bestaande woningen. Het planalternatief gaat uit van een, weliswaar beperkte, uitbreiding van het aantal evenementen. Doordat er in het planalternatief een grote hoeveelheid nieuwe woningen dichterbij het Almeerderstrand wordt gebouwd, zullen er in het planalternatief meer mensen zijn die geluidsbelasting van evenementen ondervinden. Ook komen er nieuwe woningen dichterbij de geluidscontour van theater Vis à Vis.

  • 5. Geluid – industrielawaai: bedrijven

Door de zonering in het bestemmingsplan wordt er geen noemenswaardige geluidstoename van de geluidshinder door bedrijven verwacht.

Mogelijke mitigerende maatregelen

Voor geluid is de mogelijkheid genoemd om de delen van Duin en Stadstuinen, waar de meeste nieuwe woningen met een te hoge geluidsbelasting zijn gepland, vrij te houden van woningen. Voor geluid hebben mitigerende maatregelen aan de bron de voorkeur, in dit geval kunnen deze bestaan uit het doortrekken van geluidschermen langs het spoor en het realiseren van geluidschermen/wallen langs wegen (scherm langs de Flevolijn doortrekken en schermen/wallen langs de Poortdreef). Ook kunnen maatregelen zoals gevelisolatie en/of geluidsluwe gevels, worden getroffen.

Bovendien dienen aanvragen omgevingsvergunning te worden getoetst aan de voorwaaren opgenomen in Bijlage 10 Geluidregeling Almere Poort en zijn er in de regels voorwaarden opgenomen waar de geluidgevoelige bestemmingen aan diene te voldoen. Zie hiervoor de bij de Regels behorende Bijlage 4 Borgingsregels Geluid.

5.5 Trillingen vanwege treinverkeer

Bij beoogde nieuwe woningen dichtbij het spoor kan trillinghinder voor toekomstige bewoners ontstaan als gevolg van treinverkeer. Met name bij hoogbouw kan trillinghinder een impact hebben op de hinderbeleving van bewoners.

Hoewel er geen wettelijke normen bestaan voor trillinghinder in dit soort situaties, heeft ProRail in de vooroverleg reactie aangeraden om het aspect trillingen te betrekken bij de planvorming.

Ten behoeve van het Tracébesluit Spooruitbreiding Schiphol – Amsterdam – Almere – Lelystad, maatregelen korte termijn, traject Weesp-Lelystad, is de huidige situatie onderzocht en vastgelegd en gekeken of trillingshinder een relevant aandachtspunt voor de toekomstige situatie is.

Trillingshinder voor personen in gebouwen (SBR-B)

De hindergrens voor personen, beoordeeld voor woningen, schuift in Almere in de toekomstige situatie circa 3 meter op. In tabel 1 is een samenvatting gegeven van de hinder voor personen in gebouwen gedurende de dag- en nachtperiode. In deze tabel is de afstand weergegeven waar voorbij in de toekomstige (gewijzigde) situatie de hinder voor trillingen voldoet aan de streefwaarden uit tabel 2 van paragraaf 10.5.2 van SBR-richtlijn B.

Deze afstand tot de hindergrens is niet constant voor geheel Almere, omdat de bodemopbouw niet overal gelijk is. Tussen kilometer 7 en 15 is het kleipakket dunner dan tussen kilometer 15 en 22.5. Het grondopbouwplaatje in figuur 1 illustreert het verschil in dikte van de kleilaag. Het dunnere kleipakket geeft minder demping, waardoor de afstand tot hindergrens korter is. De contour ligt daar dan ook dichter bij het spoor. Almere Poort ligt tussen kilometer 7 en 11.

In Almere Poort zijn in het spoortraject geen wissels aanwezig dan wel voorzien. De hindergrens in Almere Poort is volgens tabel 1 voor de vrije baan 14 meter en bij kunstwerken 17 meter.

Het bestemmingsplan Almere Poort Oost en Duin is een globaal bestemmingsplan. Woningen tot aan de grens met de beheersverordening 'Flevolijn (Tracébesluit)', zijn op voorhand niet uitgesloten. Dit betekent dat niet kan worden uitgesloten dat voldaan wordt aan de maatgevende streefwaarde uit tabel 2 van de SBR-richtlijn B (A1).

In een bestemmingsplanregel dient te worden opgenomen dat dient te worden aangetoond dat wordt voldaan aan de maatgevende streefwaarde uit tabel 2 van de SBR-richtlijn B: Hinder voor personen in gebouwen (tabel A1) als woningen worden geprojecteerd binnen 14 meter bij een vrije baan en 17 meter bij een kunstwerk. De afstand geldt vanaf de buitenste spoorbaan.

Tabel : Resultaat trillingspredictie in de toekomstige situatie voor een wijziging aan de bestaande situatie. De afstanden zijn gemeten uit het nieuwe spoor en geven de grens aan waarbuiten geen trillingshinder optreedt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP4ABCDEG01-vg01_0025.png"

Figuur : Bodemopbouw

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP4ABCDEG01-vg01_0026.png"

5.6 Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 zijn de nieuwe Europese luchtkwaliteitseisen opgenomen in titel 5.2 van de Wet milieubeheer (Wijzigingswet Wet milieubeheer). Dat betekent dat dit aspect wettelijk verplicht beschouwd moet worden bij het uitoefenen van een bestuurlijke bevoegdheid. Tevens legt het Rijk een grote nadruk op het principe van een goede ruimtelijke ordening. Dit betekent dat elke situatie beoordeeld moet worden of het aanvaardbaar is om een project op een bepaalde locatie te realiseren. Luchtkwaliteit is een aspect waarmee de leefbaarheid van een gebied deels gekarakteriseerd kan worden.

Toetsingsregels

Het doel van hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer is het beschermen van het milieu tegen de negatieve gevolgen van luchtverontreiniging. De parameters die van belang zijn in Almere zijn met name stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10):

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP4ABCDEG01-vg01_0027.png"

Tevens is in hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer geregeld dat in sommige gevallen de toetsing aan de luchtkwaliteitseisen niet meer hoeft te geschieden. Als aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan, vormen luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van de bevoegdheid:

  • 1. er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
  • 2. een project leidt - al dan niet per saldo- niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • 3. een project draagt 'niet in betekenende mate' bij aan de luchtverontreiniging;
  • 4. een project past binnen het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of binnen een regionaal programma van maatregelen.

Met de wijziging van de Wet milieubeheer zijn de volgende besluiten en regelingen van kracht:

  • 1. Besluit & Regeling 'Niet in betekenende mate' (NIBM);
  • 2. Regeling 'Beoordeling luchtkwaliteit 2007' (RBL), (gewijzigd december 2008, maart 2009);
  • 3. Regeling 'Projectsaldering luchtkwaliteit 2007';
  • 4. Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen).

Naast de Wet milieubeheer geldt ook de Wet ruimtelijke ordening (Wro). De koppeling Wro en luchtkwaliteit wordt via het aspect 'goede ruimtelijke ordening' vorm gegeven. De onderbouwing hiervan kan op basis van vier aspecten geschieden:

  • beschrijven van het blootstellingrisico (hoeveel mensen en in welke mate);
  • scheiden: in hoeverre is milieuzonering toepasbaar;
  • voorkomen van voorzienbare hinder;
  • beschermen: 'meest kwetsbare groep op de minst vervuilde plek'.

Beoordeling situatie

De gemeente Almere doet mee aan het NSL. Het plangebied Almere Poort maakt onderdeel uit van een project zoals dit is opgenomen in het NSL, namelijk projectnummer 105, “Almere Poort”. Projecten die zijn opgenomen in het NSL hoeven niet afzonderlijk te worden getoetst aan de grenswaarden.

Het programma zoals dit in het plangebied mogelijk wordt gemaakt past binnen het programma van het NSL. Hiermee wordt voldaan aan de bestuurlijke bevoegdheid en is er op grond van luchtkwaliteit geen belemmering voor het bestemmingsplan.

In het kader van de MER is er daarnaast een onderzoek uitgevoerd naar de effecten op de luchtkwaliteit. De resultaten van dit onderzoek zijn gerapporteerd in “Onderzoek luchtkwaliteit m.e.r. Almere Poort”, 10 november 2016, kenmerk GAM0679/1609, van Lichtverkeer. In dit onderzoek zijn drie situaties onderzocht:

  • huidige situatie 2016;
  • referentiesituatie 2030;
  • plansituatie 2030.

De berekeningen zijn uitgevoerd met de NSL-Rekentool. De luchtkwaliteit is met behulp van de NSL-Rekentool vastgesteld voor de volgende vier stoffen:

  • stikstofdioxide (NO2);
  • fijn stof (PM10);
  • ultra fijn stof (PM2,5);
  • Elementair Koolstof (EC).

Uit de resultaten blijkt een sterke daling van de concentraties tussen 2016 en 2030. Dit geldt voor alle stoffen en is vooral bij de concentratie NO2 en EC groot en betreft globaal een halvering van de concentraties. De daling van PM10 en PM2,5 is minder groot en ligt rond de 10 respectievelijk 20%. Deze daling is een gevolg van ingezette en voorgenomen nationale in Europese maatregelen. Het plan heeft geen (significante) invloed op deze verbetering van de luchtkwaliteit.

Uit de resultaten blijkt dat de concentraties van alle vier stoffen in de huidige situatie ruim onder de wettelijke grenswaarden liggen. In een groot deel van het plangebied zijn de concentraties zelfs lager dan de huidige WHO-advieswaarden.

Door de bouw van de woningen en overige ontwikkelingen neemt de hoeveelheid verkeer in en rond het gebied toe. Dit leidt er toe dat langs de hoofdwegen de concentraties toenemen. De toename is echter klein en door de lage concentraties in 2030 blijven de concentraties van NO2, PM10 en EC ruim onder de huidige WHO-advieswaarden. De concentraties van PM2,5 veranderen nauwelijks en blijven voor het grootste deel ook onder de WHO-advieswaarde.

De invloed van het plan op de omgeving is ten aanzien van de veranderingen in de luchtkwaliteit nihil en leidt buiten het plangebied niet tot significante toenames van de concentratie.

Conclusie

Het plangebied valt onder project 105 Almere Poort in het NSL en vormt op grond daarvan al geen belemmering voor de luchtkwaliteit. Dit beeld wordt bevestigd door de conclusie uit het onderzoek naar de luchtkwaliteit zoals deze is uitgevoerd vanwege de MER voor Almere Poort.

5.6.1 Effectenbeoordeling

In het MER is de beoordeling ten aanzien van luchtkwaliteit 'neutraal', omdat de invloed van het plan op de omgeving nihil is ten aanzien van de veranderingen in de luchtkwaliteit. De luchtkwaliteit is en blijft ruim binnen de normen.

Hierdoor blijft het aantal dreigende overschrijdingen en blootgestelden ten opzicht van de referentie situatie gelijk.

Voor de uitgebreide effectenbeoordeling wordt verwezen naar paragraaf 5.1.3 Beoordeling en resultaten, paragraaf 4.2.3 van MER Poort Hoofdrapport en hoofdstuk 5 van MER Poort Effectenbeoordeling.

5.7 Externe veiligheid

Er is door de gemeente onderzoek naar externe veiligheid uitgevoerd in het kader van het MER/-bestemmingsplan. De basis vormt het inventariserende 'Onderzoek externe veiligheid MER/bestemmingsplan Almere Poort', december 2016. Het MER (inclusief alle daarbij behorende meer gedetailleerde onderbouwing op gebied van externe veiligheid), betreft vooral een kwantitatieve en kwalitatieve effectbeoordeling van de voorgenomen gebiedsontwikkeling in Poort ten opzichte van de referentiesituatie. Voor het criterium 'het niveau van plaatsgebonden risico van 10-6 per jaar' en voor het criterium 'de verantwoordingselementen hulpverlening, groepsrisico en plasbrandaandachtsgebied'. Deze documenten (inclusief memo met uitgangspunten groepsrisico-berekeningen) zijn opgenomen in de bijlagen bij dit MER.

De gebiedsontwikkeling in het nog nader in te vullen gebied Stadstuinen en de verplaatsing van het evenemententerrein, (evenemententerrein op Almeerderstrand; gelegen in het gebied van het bestemmingsplan Almere Poort Buitendijks) vormt in relatie tot vervoer van gevaarlijke stoffen over de spoorlijn Flevolijn, het belangrijkste aangrijppunt om in het kader van een goede ruimtelijke ordening de omgeving van deze risicobron zo veilig mogelijk in te richten. Het bestemmingsplan legt verantwoording af over de uiteindelijke keuzes die mede op basis van het MER zijn gemaakt, ook in de omgeving van de andere relevante risicobronnen. En borgt deze middels ruimtelijke maatregelen.

Deze verantwoording betreft enerzijds aantonen dat aan de wettelijke milieukwaliteitseis voor het plaatsgebonden risico wordt voldaan en de borging hiervan. Anderzijds een verantwoording groepsrisico, hulpverlening, plasbrandaandachtsgebied en overige aandachtsgebieden en de borging hiervan door middel van ruimtelijke maatregelen. Voor dit laatste is een apart document opgesteld: 'Verantwoording groepsrisico, hulpverlening, plasbrandaandachtsgebied en overige aandachtsgebieden, actualisatie bestemmingsplannen Almere Poort', januari 2018. Dit document is opgenomen in Bijlage 14 Externe Veiligheid van de toelichting van dit bestemmingsplan.

Overeenkomstig de aanvulling op het externe veiligheidsbeleid in het Besluit externe veiligheid transportroutes, voor het toelaten van nieuwe objecten in een plasbrandaandachtsgebied, het effectgericht beleid voor LPG-tankstations uit de "Circulaire effectafstanden externe veiligheid LPG-tankstations voor besluiten met gevolgen voor de externe veiligheid", wordt in dit ontwikkelgerichte bestemmingsplan aanvullend geanticipeerd op de beleidsvernieuwing externe veiligheid, dat wordt aangeduid als Omgevingsveiligheid. Voor een nadere toelichting hierop zie de bijlage in het hiervoor genoemde verantwoordingsdocument.

Conclusies

Een LPG-tankstation, propaantanks, transport van gevaarlijke stoffen over de Flevolijn en de A6/Hogering zijn de voor het plangebied relevante risicobronnen met ruimtelijke consequenties voor externe veiligheid.

Plaatsgebonden risico

De wettelijk vereiste basisbescherming wordt geboden. Er worden met dit bestemmingsplan geen beperkt kwetsbare en kwetsbare objecten mogelijk gemaakt binnen:

  • de wettelijke milieukwaliteitseisen voor het plaatsgebonden risico van 10-6 per jaar en/of de daarmee overeenkomende (basisnet)afstand van Flevolijn en A6/Hogering;
  • binnen de veiligheidsafstanden van de opslag van propaan;
  • binnen de met het plaatsgebonden risico van 10-6 per jaar overeenkomende vaste afstand en de effectafstand plasbrand van het LPG-tankstation;

Tot slot worden ook geen zeer kwetsbare objecten mogelijk gemaakt binnen de effectafstand Bleve van het LPG-tankstation en binnen de veiligheidsafstand voor propaantanks.

Verantwoording groepsrisico, hulpverlening, plasbrandaandachtsgebied en overige aandachtsgebieden

Deze bevat de overwegingen, die hebben geleid tot voorliggende invulling van de verantwoording van de externe veiligheids-elementen: groepsrisico, hulpverlening, plasbrandaandachtsgebied en overige aandachtsgebieden.

Door middel van het document 'Verantwoording groepsrisico, hulpverlening, plasbrandaandachts-gebied en overige aandachtsgebieden', januari 2018, dat in Bijlage 14 is opgenomen, verantwoordt het college van burgemeester en wethouders de bij deze ontwikkeling vastgestelde groepsrisiconiveaus (= kleine-kans-groot-effect risico's).

Uitgaande van een positionering van het evenemententerrein op een afstand van meer dan 100 m van het spoor en een zorgvuldig gebruik van de afwijkingsbevoegdheden binnen de 100 m zone van het spoor, zal het groepsrisiconiveau maximaal tussen de 0,1 en 0,3 keer rond de oriëntatiewaarde liggen.

Door middel van de onderstaande ruimtelijke relevante maatregelen wordt het groepsrisico zo veel als redelijkerwijs mogelijk is gereduceerd, evenals de omvang van de potentiële effecten bij een calamiteit met gevaarlijke stoffen (in termen van doden, gewonden en materiële schade).

De gemeente acht het totale te bereiken externe veiligheidsniveau aanvaardbaar. Zowel qua hoogte van de toekomstige relatief lage groepsrisiconiveaus, als ten aanzien van de bestrijdbaarheid van een calamiteit bij de betreffende risicobronnen en de zelfredzaamheid van de personen in het plangebied op gebiedsniveau.

Incidenten kunnen nu eenmaal gebeuren. Echter, de kans hierop is klein en de effecten voor het plangebied zijn beheersbaar. Dit mede gelet op de in het kader van het Tracébesluit getroffen calamiteitenvoorzieningen bij de Flevolijn.

De Brandweer Flevoland heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om advies uit te brengen ten aanzien van het concept ontwerp bestemmingsplan Almere Poort Oost en DuinDe in dit bestemmingsplan opgenomen maatregelen vormen, na besluitvorming door het college van Burgemeester en Wethouders en de gemeenteraad, de uitgangspunten voor de verdere uitwerking van het plangebied.

Het evenemententerrein aan het Almeerderstrand ligt buiten het plangebied van dit bestemmingsplan. Het is opgenomen in het 'Almere Poort Buitendijks'.

Onderbouwing

Plaatsgebonden risico

Het plangebied ligt binnen de effectafstand Bleve van 160 m, van het net buiten het plangebied gelegen LPG-tankstation langs de Hogering. Er worden met dit bestemmingsplan geen zeer kwetsbare objecten mogelijk gemaakt binnen deze afstand.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP4ABCDEG01-vg01_0028.png"

Dit wordt in dit bestemmingsplan geborgd, via Artikel 17 Natuur van de planregels. Binnen deze bestemming zijn geen bouwwerken, danwel zeer kwetsbare objecten toegestaan.

In het plangebied liggen propaantanks.

Deze bedrijfsactiviteiten vallen onder het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Barim). Met de eventuele voor deze activiteiten geldende veiligheidsafstanden tot buiten de inrichting gelegen (beperkt) kwetsbare objecten en specifiek kwetsbare objecten2 zoals KDV-en, scholen, bejaarden – en ziekenhuizen etc. , zal in het kader van een goede ruimtelijke ordening (vanwege de omgekeerde werking van het Barim) rekening gehouden worden.

Voor deze risicobronnen geldt geen verantwoordingsplicht groepsrisico (en hulpverlening).

Toetsing aan veiligheidsafstanden:

Toetsing aan veiligheidsafstanden opslag van propaan: Op grond van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Barim), geldt voor propaantanks van meer dan 5 m3 een ‘veiligheidsafstand’ van maximaal 25 m3 tot buiten de inrichting gelegen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. En 50 m tot specifiek kwetsbare objecten.

Hieronder zijn deze afstanden op kaart weergegeven. Hieruit blijkt, dat binnen deze afstanden (nog) geen objecten van derden liggen. Hiermee wordt voldaan aan deze veiligheidsafstanden.

Er worden met dit bestemmingsplan geen (zeer) (beperkt) kwetsbare objecten mogelijk gemaakt binnen de buiten de kavelgrens vallende veiligheids-afstanden afstand. Dit wordt in dit bestemmingsplan geborgd in de planregels 37.4 Veiligheidszones - propaan.

Het gaat om de volgende propaantanks:

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP4ABCDEG01-vg01_0029.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP4ABCDEG01-vg01_0030.png"

De wettelijke vereiste basisbescherming wordt geboden. Er worden met dit bestemmingsplan geen beperkt kwetsbare en kwetsbare objecten mogelijk gemaakt binnen de wettelijke milieukwaliteitseisen voor het plaatsgebonden risico van 10-6 per jaar van het LPG-tankstation.

De Hogering heeft geen plaatsgebonden risico van 10-6 per jaar en de hiermee overeenkomende (basisnet)afstand van de A6 ligt geheel en van Flevolijn ligt grotendeels buiten het plangebied. Uitgezonderd het deel van het tracé (ongeveer van de kruising met de Olympialaan) dat buiten de Beheersverordening Flevolijn valt. Er worden met dit bestemmingsplan geen (beperkt) kwetsbare objecten mogelijk gemaakt binnen de basisnetafstand.

In Hoofdstuk 3 Bestemmingen is een beschrijving opgenomen van de verwerking van externe veiligheidsaspecten in de regels.

5.7.1 Effectenbeoordeling

In het MER zijn 2 aspecten ten aanzien van Externe Veiligheid beschouwd:

  • 1. De beoordeling ten aanzien van het plaatsgebonden risico is 'neutraal' omdat de wettelijke vereiste basisbescherming wordt geboden. Er worden in de nieuwe bestemmingsplannen voor Almere Poort (bij recht) geen nieuwe kwetsbare en/of beperkt kwetsbare functies mogelijk gemaakt binnen de genoemde (basisnet)afstand van 1 meter.
  • 2. De beoordeling van het groepsrisico en de verantwoordingsplicht is 'licht negatief/negatief' omdat het planalternatief bebouwing mogelijk maakt in de zone tot 100 meter van het spoor en binnen 80 meter van de A6. Het effect op het groepsrisico is afhankelijk van de intensiteit (hoeveel personen per m2) en de afstand tot het spoor/de A6. Vanwege de flexibiliteit in het bestemmingsplan zijn deze twee aspecten nog niet bekend. De beoordeling op het criterium groepsrisico is licht negatief bij een minder intensieve ontwikkeling in deze zones en negatief bij een intensieve ontwikkeling (veel personen per oppervlakte eenheid) binnen deze zones. Voor wat betreft de in het bestemmingsplan Poort Buitendijks voorziene verplaatsing van het evenemententerrein, is de beoordeling licht negatief bij een verplaatsing van minimaal 100 meter van het spoor af en negatief bij een verplaatsing naar een locatie die binnen de 100 meter van het spoor is gelegen.

Mogelijke mitigerende maatregelen

Voor externe veiligheid zijn verschillende mitigerende maatregelen denkbaar. Het gaat dan bijvoorbeeld om: niet bouwen binnen 80 meter van de A6 en binnen 100 m van het spoor ofwel bij bouwen binnen deze zones door het treffen van extra maatregelen om personen binnen gebouwen (objecten) te beschermen, geen zeer kwetsbare objecten (scholen voor basisonderwijs, kinderdagverblijven, ziekenhuizen etcetera) binnen de 200 meter van de A6/spoor en het plaatsen van het evenemententerrein op minimaal 100 meter afstand van het spoor om effecten voor onbeschermde mensen buiten te beperken, ofwel extra voorzien in hulpverlening en bestrijdbaarheid.

Voor de uitgebreide effectenbeoordeling wordt verwezen naar paragraaf 5.1.3 Beoordeling en resultaten van dit hoofdstuk, paragraaf 4.2.4 van Bijlage 3 MER Poort Hoofdrapport en hoofdstuk 6 vanBijlage 4 MER Poort Effectenbeoordeling.

5.8 Bedrijven en milieuzonering

5.8.1 Algemeen

Volgens vaste jurisprudentie dient de toelaatbaarheid van 'milieubelastende activiteiten' (= bedrijven en overige milieubelastende functies zoals cultuur, sport, recreatie, detailhandel, horeca, dienstverlening en openbare instellingen) in bestemmingsplannen te worden afgestemd op de aanwezigheid van 'milieugevoelige functies' (woningen, ziekenhuizen, scholen,

en verblijfsrecreatie) in de omgeving hiervan.

De in dit bestemmingsplan aangebrachte functiemenging en milieuzonering, is gebaseerd op de publicatie ''Bedrijven en milieuzonering'' van de VNG [Bedrijven en milieuzonering, handreiking voor maatwerk in de gemeentelijke ruimtelijke ordeningspraktijk, VNG, editie 2009] (hierna: publicatie).

Enerzijds is sprake van de actualisatie van een bestemmingsplan van een bestaand gebied, waarin slechts in beperkte mate ontwikkelingen worden toegestaan. Het bestaat overwegend uit bedrijventerrein (Hogekant en Lagekant).

Anderzijds is sprake van de concrete invulling van een groot gebied waarin nog slechts enkele functies liggen. Deels bestaande uit een overwegend woongebied (EQ 1 en 2 en OQ west) met bijbehorende wijkgebonden voorzieningen en verspreid liggende kleinschalige bedrijvigheid.

Tot slot is sprake van een aantal gemengde gebieden: OQ oost, de voortuin en Muiderduin.

Hieronder staat de in dit bestemmingsplan gemotiveerde toepassing van eerder genoemde publicatie.

5.8.2 Milieuzonering bedrijventerreinen Hogekant en Lagekant

De uitgangspunten voor Lagekant zijn:

  • 1. geen nieuwe milieugevoelige functies ((bedrijfs)woningen, KDV-en, ziekenhuizen, scholen, verblijfsrecreatie etc.) toestaan;
  • 2. milieucategorieën: 1 t.m. 3.2 toestaan conform het huidige bestemmingplan;
  • 3. gevestigde bedrijven die niet passen in de genoemde milieuzonering krijgen een specifieke aanduiding om te waarborgen dat de huidige bedrijfsactiviteiten blijvend kunnen worden uitgeoefend;
  • 4. Wgh-inrichtingen ('grote lawaaimakers') niet toestaan;
  • 5. risicovolle bedrijven d.w.z. bedrijven die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) niet toestaan;
  • 6. opslag van consumenten vuurwerk (tot 50 ton) kan hier worden toegestaan, conform Vuurwerkbeleid; Uitgangspunt hierbij is dat bij vestiging van nieuwe bedrijven, de plaatsgebonden risicocontour van 10-6/jaar van deze bedrijven of de daarmee overeenkomende 'veiligheidsafstand' conform het Activiteitenbesluit milieubeheer, op de eigen kavel dient te worden opgelost. Dit ter voorkoming van beperkingen op aangrenzende percelen.

Milieuzonering Lagekant

In de omgeving van bedrijventerrein Lagekant liggen de volgende functies/omgevingstypen:

Naam   Functie & aard van de omgeving   Omgevingstype   Toelichting  
EQ   Binnengebied EQ


Randen EQ  
Rustige woonwijk


Gemengd gebied

 
Omgevingskwaliteit die wordt nagestreefd is die van een rustige woonwijk of een vergelijkbaar omgevingtype.

De buitenranden langs de busbaan, Pierre de Coubertin-laan, Elementendreef en het spoor zijn verhoogd geluidbelast en dus omgevingstype gemengd gebied.  
Gebied ten zuiden van Lagekant aan andere zijde Elementendreef   Rand gebied   Gemengd gebied   De buitenranden langs Elementendreef is verhoogd geluidbelast en dus omgevingstype gemengd gebied.  
OQ oost     Gemengd gebied   Gemengd gebeid met sterke functiemenging van functies zoals sportaccommodaties, winkels, detailhandel, horeca, kleine bedrijven etc.  

De volgende richtafstanden dienen te worden aangehouden tot de in de vorige tabel bepaalde omgevingstypen:

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP4ABCDEG01-vg01_0031.png"

Vanwege de hier toegelaten categorieën, maximaal 3.2, geldt een maximale afstand van 50 m. Gemeten van de grens van de bestemming die bedrijven toelaat, tot de uiterste situering van de gevel van een woning die volgens het bestemmingsplan of via vergunningvrij bouwen mogelijk is. Een uitwaartse zonering van 50 m vanaf de bedrijvengrens (BT-1) ligt deels over de bestemming (WG-1) heen. Waar deze overlapt is een gebiedsaanduiding 'milieuzone - zones wet milieubeheer' opgenomen. Hierin zijn geen milieugevoelige functies als woningen, ziekenhuizen, scholen, kinderdagverblijven en verblijfsrecreatie toegestaan.

Vanwege het feit dat in bestemming GD-4 milieugevoelige functies (onder andere scholen) mogelijk zijn, is vanuit deze functies inwaarts gezoneerd. De afstand tussen de grenzen van de milieugevoelige functies en de bedrijven bedraagt circa 10 m. Dit betekent dat tot een afstand van 30 m alleen milieucategorie 2 en tot afstand van 50 m alleen milieucategorie 3.1 bedrijven zijn toegestaan.

De bestemming GD-3 vanaf de bestemming Leiding Hoogspanning (L-H) ligt op meer dan 50 m zodat een zonering vanuit deze bestemming niet nodig is. Vanwege de hoogspanningleiding mogen in de magneetveldzone in de bestemming GD-3 ook geen milieugevoelige functies. Het deelgebied van OQ Oost met de bestemming GD-2, ligt ook op een afstand van meer dan 50 m, zodat een zonering vanuit deze bestemming ook niet nodig is.

Uit een inventarisatie van de bestaande bedrijven blijkt dat alle al gevestigde bedrijven binnen de toelaatbare milieucategorieën vallen. Het is dus niet noodzakelijk om een specifieke aanduiding of bestemming op de verbeelding op te nemen om te waarborgen dat deze bedrijfs-activiteiten blijvend kunnen worden uitgeoefend.

Milieuzonering Hogekant

In de omgeving van bedrijventerrein Hogekant liggen (hoog geluidbelaste) gebieden met de bestemming Natuur (N). De dichtstbij gelegen bestemming waar milieugevoelige functies mogelijk zijn - de oostzijde van EQ Oost 2(WG-1) - ligt op meer dan 100 m. Dus een inwaartse zonering vanuit deze milieugevoelige functies is niet nodig. Op het hele bedrijventerrein kan milieucategorie 3.2 worden toegestaan.

Uit een inventarisatie van de bestaande bedrijven blijkt dat alle al gevestigde bedrijven binnen de toelaatbare milieucategorieën vallen. Het is dus niet noodzakelijk om een specifieke aanduiding of bestemming op de verbeelding op te nemen om te waarborgen dat deze bedrijfs-activiteiten blijvend kunnen worden uitgeoefend.

Afwijken van de gebruiksregels

De toelaatbaarheid zoals deze hierboven is beschreven, betekent niet dat de uitoefening van activiteiten uit een hogere categorie in alle gevallen onaanvaardbaar is. De Standaard SvB geeft namelijk een vrij grove indeling van de hinderlijkheid van bedrijven. De situatie bij een specifiek bedrijf kan daarvan afwijken. Vooral komt het voor dat een bedrijf als gevolg van de geringe omvang van hinderlijke (deel)activiteiten of door een milieuvriendelijke werkwijze, minder hinder veroorzaakt dan in de Standaard SvB is verondersteld. In dat geval kan bij omgevingsvergunning worden afgeweken van de algemene toelaatbaarheid. Op die manier kan een dergelijk bedrijf voor de desbetreffende activiteit toe worden gelaten. Dit geldt alleen voor bedrijven uit maximaal twee categorieën hoger (dus tot en met milieucategorie 4.2) dan de in het bestemmingsplan toegestane categorie.

Motivering Staat van Bedrijfsactiviteiten

De in dit bestemmingsplan opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten (SvB) is gebaseerd op Lijst 1 Activiteiten van bijlage 1 van de VNG-publicatie. Met het oog op de overzichtelijkheid en de maximaal toegestane milieucategorie 4.2, zijn de activiteiten uit milieucategorie 5.1 en hoger niet opgenomen.

Gemengde deelgebieden Olympiakwartier Oost (OQ Oost), De Voortuin en Muiderduin.

OQ-Oost:

Olympiakwartier Oost is gelegen tussen de Flevolijn en de Elementendreef. In dit gebied wordt de vestiging van maatschappelijke en commerciële voorzieningen voorzien. Hier wordt het stadsdeelcentrum gerealiseerd dat een functie heeft voor heel Almere Poort. Ook zijn hier grotere voorzieningen aanwezig zoals het Topsportcentrum en het zwembad. Binnenkort wordt hier een Wok restaurant gerealiseerd en zijn er twee schoolgebouwen ten behoeve van het ROC en scholen-gemeenschap Het Baken geprojecteerd. Behalve dit programma wordt er ook woningbouw gerealiseerd in het gebied.

De Voortuin:

De Voortuin is het gebied dat is gelegen tussen de Elementendreef en de A6. Het programma omvat functies zoals sportvelden voor schoolsport en mogelijk een tennispark. In het noord-oostgedeelte is een fysiopraktijk met bijbehorende sportvelden gerealiseerd. Verder wordt hier parkeren ten behoeve van de evenementen op het Almeerderstrand voorzien. Voordat het gebied in ontwikkeling wordt genomen zal er nog een visie door de raad worden vastgesteld. Vanwege de hoogspanningslijn en bijbehorende magneetveld zone, mogen hier geen woningen of andere milieugevoelige functies (KDV-en, scholen etc.) komen.

Muiderduin:

Muiderduin (deelgebied C), het zuidelijke deel van plan Duin (deels gerealiseerd). In dit gebied ligt parkeergelegenheid voor het Almeerderstrand en is tijdelijk Vis á Vis gevestigd. Muiderduin bevat een gemengd programma voor wonen en leisure en zal afhankelijk van de vraag verdere invulling krijgen

Dit zijn alle drie gemengde gebieden met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen kunnen andere (milieubelastende) functies voorkomen zoals winkels, horeca, kleine bedrijven, sport- en recreatievoorzieningen etc. De richtafstanden uit bijlage 1 van de publicatie zijn dan niet toepasbaar. Deze vorm van functiemenging dient te worden gefaciliteerd en gestimuleerd.

Functiemenging woongebieden EQ Oost 1 en 2/OQ-West/Duin(deelgebied A):

Deze overwegende woongebieden bestaat naast woningen uit wijkgebonden voorzieningen en verspreid liggende kleinschalige bedrijvigheid. Rondom deze voorzieningen en bedrijven liggen soms op korte afstand woningen, te karakteriseren als een '(deel)gebied met functiemenging'. De richtafstanden uit bijlage 1 van de publicatie zijn dan niet toepasbaar. Deze vorm van functiemenging dient te worden gefaciliteerd en gestimuleerd. Daarom wordt hier uitgegaan van functiemenging, en is de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging uit de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' gemotiveerd toegepast.

Zonering vanuit specifieke milieubelastende activiteiten:

Topsporthal/zwembad (OQ Oost):

Dit zijn volgens bijlage 1 van de publicatie Bedrijven en milieuzonering, milieucategorie 3.1 activiteiten met een maximale afstand van 30 m tot het gemengde gebied EQ 1. De woningen van EQ liggen op een grotere afstand zodat een uitwaartse zonering niet nodig is.

5.8.3 Gezondheidsrisico's magneetvelden

380 kV Hoogspanningslijn

Door het plangebied loopt een bovengrondse 380 kV hoogspanningslijn (zie onderstaande figuur).

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP4ABCDEG01-vg01_0032.png"

Ligging hoogspanningslijn [bron: netkaart Rivm http://geodata.rivm.nl/netkaart.html ]

Voor deze hoogspanningslijn geldt een indicatieve magneetveldzone van 140 meter aan weerzijden, gemeten vanuit het hart van de hoogspanningslijn.

In 2006 is de specifieke magneetveldzone van de hoogspanningsverbinding in het plangebied bepaalt. Deze beslaat 110 m aan de noordzijde en 120 m danwel 125 m aan de zuidzijde van de hoogspanningslijn, te meten vanuit de as van de hoogspanningslijn. Hierbinnen mogen op basis van het voorzorgprincipe ter voorkoming van gezondheidsrisico's, geen functies komen ''waar kinderen langdurig verblijven'', zoals woningen, kinderdagverblijven, scholen, crèches etc, en de daarbij behorende buitenruimten.

Conform beleidsadvies uit 2005 van het toenmalige ministerie van VROM en de bijbehorende verduidelijking uit 2008, mogen geen nieuwe gevoelige functies binnen deze zone worden gevestigd. Als “gevoelige bestemmingen” worden aangemerkt woningen, scholen crèches en kinderopvangplaatsen, inclusief daarbij behorend “buiten” gedeelte. Andere bestemmingen waar kinderen voor (nog) kortere tijd en niet dagelijks verblijven, zoals sportvelden, zwembaden, kinderspeelplaatsen, recreatiegebieden etc.) zijn geen gevoelige bestemmingen

Voor deze zone is een gebiedsaanduiding 'veiligheidszone- leiding' op de verbeelding opgenomen met bijbehorende planregel.

Tennet heeft plannen om de capaciteit van de hoogspanningsverbinding de vergroten en aan te passen. Daarmee samenhangend zou er ook een eventuele versmalling van de veiligheidszones aan de orde kunnen zijn. Er is overleg met het ministerie van EZ, maar dat heeft nog niet geresulteerd in een concreet plan.

Ondergrondse 150 kV hoogspanningskabel

In het plangebied ligt ook een ondergrondse 150 kV kabel. De exacte ligging hiervan was al opgenomen in de 1e partiële herziening van het bestemmingsplan Poort, vastgesteld op 16 december 2010. Zie kopie plankaart hieronder.

Plankaart behorende bij 1e partiële herziening van het bestemmingsplan Poort: in paars het globale tracé van de 150 kV kabel.

Ook rond ondergrondse hoogspanningkabels bevinden zich magneetveldzones. Conform de memo van het Kennisplatform EMV - 'Omgaan met elektromagnetische velden, 2014', volgt de gemeente Almere hun advies om ook voor ondergrondse elektriciteitskabels van 150 kV hiermee rekening te houden. Afstand houden is de enige maatregel bij bestaande kabels, om blootstelling aan magnetische velden te verminderen. Het is vrijwel onmogelijk om magnetische velden af te schermen.

Voor magneetveldzones van ondergronds hoogspanningskabels houdt de gemeente Almere een generieke breedte aan van 25 m aan weerszijden, gebaseerd op basis van door het Rivm verzamelde meetgegevens in het rapport '' Verkenning van extreem-laagfrequente (ELF) magnetische velden bij verschillende bronnen, 2009''.

Voor deze zone is een gebiedsaanduiding 'veiligheidszone- leiding' op de verbeelding opgenomen met bijbehorende planregel in artikel.37.3 Veiligheidszone- magneetveldzone.

5.8.4 Conclusie

In dit bestemmingsplan wordt door toepassing van milieuzonering en functiemenging zorg gedragen voor een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van de in de omgeving van milieubelastende activiteiten/ bedrijven gelegen milieugevoelige functies (onder andere woningen, scholen, kdv-en, verblijfsrecreatie etc.) en worden de milieubelastende activiteiten/bedrijven niet onaanvaardbaar in hun functioneren belemmerd.

5.9 Kabels en leidingen

Nutsvoorzieningen

Het (primaire) hoofdtracé voor kabels en leidingen (K&L) ligt naast de busbaan. Dit tracé vertakt zich naar het gebied van Duin via de Pierre de Coubertinlaan. De secundaire tracés (van waaruit de huisaansluitingen worden aangelegd) die in de lokale straten komen te liggen, worden aangesloten op het voornoemde hoofdtracé. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van diverse nutskasten/huisjes waar primaire tracés worden omgezet in secundair. In Almere Poort Oost zijn al diverse secundiare trace’s aangelegd. Dit geldt voor de Lagekant, de Winterspelenlaan en de Heliumweg (International School/Groenhorst).In Almere Poort Oost worden nog de volgende nutsvoorzieningen aangelegd:

  • Stadsverwarming (Nuon SV)
  • Elektra (Alliander/Liander)
  • Water (Vitens)
  • Kabel (UPC)
  • Glasvezel (Reggefiber)
  • Riolering

De stadsverwarming in Almere Poort wordt gerealiseerd door NUON SV en wordt gevoed door de restwarmte die vrijkomt bij de productie van stroom in de Diemercentrale. Door een pijpleiding via het IJmeer wordt de warmte aangevoerd, niet alleen voor Almere Poort, maar voor een groot deel van de bestaande stad. Door toepassing van stadsverwarming zal er geen gasleiding worden aangelegd.

Riolering

In Almere Poort Oost wordt een gescheiden rioolstelsel aangebracht. Hierbij wordt het regenwater afgevoerd via het HWA-stelsel (HemelWaterAfvoer). Water dat van druk bereden wegen afkomt zal eerst ter plekke worden gezuiverd door toepassing van bijvoorbeeld passages.

Het hemel-water zal uiteindelijk in de waterstructuur van Almere Poort Oost worden geloosd door het HWA-stelsel, dan wel direct van de straat. Via het waterstelsel in Almere Poort zal het water uiteindelijk door de Noorderplassen naar het gemaal Blocq van Kuffeler worden afgevoerd. Om de druk op het gemaal die geheel zuidelijk Flevoland ontwatert te verminderen, wordt getracht de snelheid van de afvoer van het water te verlagen. Dat kan bijvoorbeeld door de opvang van regenwater in het gebied, via groene daken, regentonnen of de toepassing van plasbermen.

Het vuile water (toilet, douche etc.) zal via het DWA-stelsel (DroogWeerAfvoer), worden afgevoerd via een vrij vervalriool naar een plaatselijke rioolgemaal. Vanaf hier gaat het via een persleiding naar het hoofdrioolgemaal in de zuidoosthoek van het Homeruskwartier. Via dit hoofdrioolgemaal zal het water worden afgevoerd via een persleiding naar de afvalwaterzuiveringsinstallatie op bedrijventerrein De Vaart.

Leidingenstrook

Er is een leidingenstrook gelegen aan de noordzijde van de A6 . Deze leidingenstraat volgt de Hogering aan de westzijde. In deze leidingenstrook ligt een

  • een ondergrondse leiding voor het transport van gas met een diameter van ten hoogste 13 inch en een druk van ten hoogste 40 bar;
  • andere kabels en leidingen;

Leiding Hoogspanningsverbinding

In het zuidelijke deel van het plangebied bevindt zich een gedeelte van de bovengrondse 380.000 Volt transportverbinding, te weten het lijngedeelte tussen mast nr. 37 (nabij de gemeentegrens met Gooise Meren) en mast nr. 45 (nabij de Hogering) Van Tennet.

Tennet heeft plannen om de capaciteit van deze hoogspanningsverbinding de vergroten en aan te passen. Daarmee samenhangend zou er ook een eventuele versmalling van de veiligheidszones aan de orde kunnen zijn. Er is overleg met het ministerie van EZ, maar dat heeft nog niet geresulteerd in een concreet plan.

Leiding Hoogspanning ondergronds

Tenslotte ligt er in het zuidelijk deel van het plangebied een ondergrondse 150 KV leiding.

5.10 Wet- en regelgeving natuur

Inleiding

Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming (Wnb) in werking getreden. Hierin zijn de bepalingen van de Boswet, Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet 1998 – deels gewijzigd – opgenomen. De bepalingen van de Natuurbeschermingswet 1998 zijn in hoofdstuk 2 van de Wnb terug te vinden (Natura 2000-gebieden). Hoofdstuk 3 van de Wnb bevat de bepalingen omtrent de bescherming van soorten (voorheen de Flora- en faunawet). Bepalingen van de Boswet zijn opgenomen in hoofdstuk 4 van de Wnb (houtopstanden).

Naast de Wnb is ook de bescherming van het Natuurnetwerk Nederland (NNN; voorheen EHS) van belang. Hiervoor gelden de spelregels en provinciale verordeningen zoals die door het rijk en de provincies zijn opgesteld.

Natura 2000-gebieden (hoofdstuk 2 Wnb)

De gebieden die onder de Wnb zijn beschermd hebben betrekking op de Vogel- en Habitatrichtlijngebieden die Nederland bij de Europese Commissie heeft aangemeld (Natura 2000-gebieden). Ruimtelijke ingrepen die in of nabij deze gebieden plaatsvinden, moeten worden getoetst op hun effecten, zowel direct als indirect, op deze gebieden.

Het plangebied maakt voor een deel onderdeel uit van, en grenst direct aan, het Natura 2000-gebied Markermeer & IJmeer, dat is aangewezen in het kader van zowel de Vogel- als Habitatrichtlijn, zie ook navolgende kaart. Daarmee is het noodzakelijk te beoordelen of als gevolg van ontwikkelingen mogelijk sprake is van significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van dit natuurgebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP4ABCDEG01-vg01_0033.png"

Afbeelding: Ligging plangebied ten opzichte van het Natura 2000-gebied Markermeer & IJmeer = gele arcering (Bron: Kaartmachine Ministerie van EZ).

Soortbescherming (hoofdstuk 3 Wnb)

De soortbescherming van de Wnb heeft betrekking op soorten die genoemd worden in de EU-Vogelrichtlijn, de EU-Habitatrichtlijn en soorten die in Bijlage A van de wet zijn genoemd (“andere soorten”). De Wnb maakt invulling van de wet door de provincies mogelijk, onder andere door de mogelijkheid van het verlenen van vrijstellingen. Met name de categorie “andere soorten” is anders dan onder de Flora- en faunawet waren beschermd. Een groot aantal soorten heeft geen specifieke bescherming meer (maar daar geldt nog wel de zorgplicht voor). Een minder groot aantal soorten zijn onder het nieuwe wettelijke kader juist wel specifiek beschermd. Hierbij gaat het met name om soorten die zeldzaam zijn en doorgaans in natuurgebieden voorkomen.

De Provincie Flevoland heeft per verordening vrijstelling verleend voor de soorten die ook onder het regime van de Flora- en faunawet waren vrijgesteld (vrijstelling voor Ruimtelijke ontwikkelingen en Beheer en onderhoud).

In 2015 is het plangebied door Van der Goes & Groot geïnventariseerd op aanwezigheid van onder de toenmalige Ffwet beschermde plant- en diersoorten. Daarnaast is de Nationale Database Flora en Fauna geraadpleegd. Van de soorten die met de nieuwe wet Natuurbescherming per 1 januari 2017 zijn beschermd, kan op voorhand het voorkomen in Almere worden uitgesloten.

In het navolgende wordt ingegaan op het vóórkomen van soorten die onder de Wnb zijn beschermd en waarvoor geen provinciale vrijstelling geldt.

Amfibieën

De rugstreeppad is aanwezig en komt verspreid binnen het plangebied voor, voornamelijk binnen de ecologische zone in het zuidoosten van het plangebied. Voor deze soort is ontheffing verkregen onder de Flora- en faunawet welke volgens het overgangsrecht van de Wnb geldig is tot en met 31 januari 2019. In 2018 zal een nieuwe ontheffing worden aangevraagd (bevoegd gezag Gedeputeerde Staten). De aanwezigheid van deze soort vormt derhalve geen belemmering voor hetbestemmingsplan.

De aanwezigheid van andere zwaarder beschermde amfibiesoorten kan op basis van habitatgeschiktheid en verspreidingsgegevens worden uitgesloten.

Reptielen

Binnen het plangebied zijn geen ringslangen aangetroffen. De aanwezigheid van andere zwaarder beschermde soorten kan op basis van habitatgeschiktheid en verspreidingsgegevens worden uitgesloten. Wel zijn in de omgeving zwervende dieren gevonden en is het voorkomen in het Kromslootpark mogelijk. Met de recent aangelegde eco-tunnel die het Kromslootpark met de Ecozone Pampus verbindt, is het mogelijk dat de ringslang zich in het plangebied vestigt. De ingerichte Ecozone Pampus zal dan een belangrijke functie voor de soort kunnen hebben waarmee de gunstige staat van instandhouding is gegarandeerd.

Zoogdieren

Binnen het plangebied komen meerdere soorten algemene grondgebonden zoogdieren voor als konijn, egel, mol, (spits)muizen en vos. Voor deze soorten geldt een vrijstelling ten behoeve van ruimtelijke ontwikkelingen.

Vleermuizen

Het gebied is tevens geïnventariseerd op de aanwezigheid van foerageergebied en migratieroutes van vleermuizen (allen zwaar beschermd). Het plangebied blijkt door verschillende soorten vleermuizen te worden gebruikt. De deelgebieden ecologische zone, Pampushout en Almere Strand worden door deze soorten gebruikt als foerageergebied. Daarnaast zijn verschillende vliegroutes binnen het plangebied aanwezig.

Bever

Een andere zwaar beschermde soort welke binnen het plangebied is aangetroffen is de bever. Hiervan zijn waarnemingen en sporen bekend in het oostelijk en noordelijk deel van het plangebied. Voornamelijk de Hoge Wetering vormt geschikt habitat voor de soort en daarnaast de watergang ten zuiden van het Pampushout in het noordwestelijk deel van het plangebied.

Otter

Gezien de populatieontwikkelingen en diverse waarnemingen van Otter in Flevoland en Almere is het denkbaar dat de Ecozone Pampus door deze soort gebruikt zal worden.

Op basis van de (feitelijke en te verwachten) aanwezigheid van voorgenoemde zwaar beschermde soorten kunnen negatieve effecten als gevolg van nieuwe ontwikkelingen niet op voorhand worden uitgesloten.

Wel is duidelijk dat de ecozone Pampus een belangrijk element is in de duurzame bescherming van deze soorten. Op basis van soortgericht onderzoek zal moeten blijken wat de precieze functie van (delen) van het plangebied voor deze soorten is en kunnen aan de hand daarvan passende maatregelen worden getroffen. Mogelijk is het noodzakelijk een ontheffing aan te vragen. Naar verwachting is dit mogelijk in het kader van het bestemmingsplan, en vormt de aanwezigheid van deze beschermde soorten dan ook geen belemmering voor het vaststellen van het bestemmingsplan.

Vogels

Binnen het plangebied is een groot aantal broedvogels vastgesteld. Er zijn territoria van havik, buizerd en sperwer vastgesteld binnen de deelgebieden ecologische zone, Almere strand en Pampushout. De nesten van deze soorten zijn jaarrond beschermd, aantasting is verboden zonder het aanvragen van een ontheffing en het treffen van mitigerende en/of compenserende maatregelen.

Verder zijn territoria en nesten van verschillende overige broedvogelsoorten binnen deze deelgebieden aangetroffen, zoals torenvalk, oeverzwaluw, koekoek, grote bonte specht, grauwe vliegenvanger, boomklever, raaf en wielewaal. In de rest van het plangebied komen soorten voor als: veldleeuwerik, oeverzwaluw, gele kwikstaart, graspieper, zwarte roodstaart, zwarte kraai en kneu. De belangrijkste structuren voor deze vogels zijn de watergangen, groenstructuren en overige beplantingen en de bebouwing zelf waar ook soorten houtduif, kauw, ekster, spreeuw en merel voorkomen.

Bij het verwijderen van bomen, groen, grondwerkzaamheden en werkzaamheden aan watergangen moet rekening gehouden worden met het broedseizoen van vogels om verstoring van broedgevallen te voorkomen, dit geldt ook voor de jaarrond beschermde nesten.

Houtopstanden (hoofdstuk 4 Wnb)

Bij het kappen van bomen die vallen onder het regime van de Wnb dient een melding te worden gedaan. Bovendien is hierbij sprake van een herplantplicht. Onder de Wnb vallen alle houtopstanden die groter zijn dan 10 are of, als het een rijbeplanting betreft, uit meer dan 20 bomen bestaan en die zich buiten de bebouwde kom inzake de Wnb bevinden. Een aantal categorieën houtopstanden valt niet onder de bescherming. Ook wegbeplantingen en éénrijige beplantingen langs landbouwgronden beide voorzover bestaan uit populier en wilg vallen niet onder de bescherming, net als boomgaarden en kwekerijen van kerstbomen of van bosplantsoen.

Het plangebied ligt gedeeltelijk binnen en gedeeltelijk buiten de bebouwde kom. Dit betekent dat de in het plangebied aanwezige laanbeplantingen en houtopstanden vallen onder de meldings- en herplantplicht (tenzij het om soorten gaat die niet onder de wet beschermd zijn).

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP4ABCDEG01-vg01_0034.png"

Vervallen bos en herplant voor het plangedeelte Duin

In het bestemmingsplan Almere Poort 2007 wordt voor dit deelgebied uitgegaan van een minimale oppervlakte aan bos van 31,5 ha.

Naar huidige inzichten en stedenbouwkundige opzet van Duin, die in 2007 nog niet ontwikkeld was, is het noodzakelijk om 6,5 ha extra bos in dit gebied te kappen.

Daarmee wordt in het nieuwe bestemmingsplan minimaal 25 ha bos gehandhaafd. Deze boskap zal plaatsvinden op het moment dat het gebied definitief wordt ontwikkeld. Hiervoor is een post in de grondexploitatie van deelgebied Duin opgenomen.

Waar de compensatie gaat plaatsvinden is nog niet definitief bekend, maar de bedoeling is om het te verwijderen bos van Duin ter compensatie te herplanten in een nieuw aan te leggen natuurgebied ten noorden van bedrijventerrein De Vaart, aansluitend op de Oostvaarderszone langs de IJmeerdijk.

Nationaal Natuurnetwerk (NNN, voorheen EHS)

Het plangebied ligt voor een deel binnen het Nationaal Natuurnetwerk (NNN, voorheen Ecologische Hoofdstructuur).

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP4ABCDEG01-vg01_0035.png"

afbeelding: Plangebied ten opzichte van de EHS = groene arcering en de ecologische verbindingszone = groene stippellijn (Bron: Natuurbeheerplan provincie Flevoland).

Aantasting van het NNN binnen het plangebied is niet aan de orde.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP4ABCDEG01-vg01_0036.png"

5.10.1 Effectenbeoordeling

In het MER zijn drie aspecten ten aanzien van geluid beschouwd:

  • 1. De beoordeling ten aanzien van de fysieke aantasting en verstoring van het Natura-2000 gebied Markermeer en IJmeer is 'licht negatief'. 

Vanwege het oppervlakteverlies van het Natura 2000-gebied Markermeer en IJmeer (42 ha) door de uitbreiding van de stranden en de fysieke aantasting van het NNN-gebied Pampushout (meer dan 2 hectare).

Voor wat betreft stikstofdepositie is er geen negatief effect omdat het project Almere Poort is opgenomen als prioritair project onder het PAS. Dit houdt in dat de benodigde ontwikkelingsruimte voor het project is gereserveerd. Voor de uitvoering van het project kan om die reden aanspraak gemaakt worden op de in het kader van het prioritair project gereserveerde ontwikkelingsruimte. Uitgangspunt voor de gereserveerde ruimte is dat deze het volledige stikstofeffect van Almere-Poort (worst case) afdekt. Daarom vormt stikstofdepositie geen belemmering voor de vaststelling en daarmee uitvoering van het plan en wordt het planalternatief in dit opzicht neutraal beoordeeld.

  • 2. De beoordeling ten aanzien van de fysieke aantasting en verstoring van het NNN (Nationaal Natuur Netwerk) is 'licht negatief'. 

Door het deels bebouwen van Pampushout 1-3, dat in het vigerende bestemmingsplan Almere Poort (2007) een bestemming 'Wonen en Bos' heeft, vindt binnendijks aantasting plaats van beschermd NNN- gebied. Hiermee is echter ook aantasting van aldaar voorkomende beschermde soorten mogelijk, zoals broedvogels (waaronder een nest van de jaarrond beschermde broedvogelsoort havik). Verder kan het NNN-gebied onderdak bieden aan boombewonende vleermuissoorten (rosse vleermuis en ruige dwergvleermuis). Het te verdwijnen NNN-gebied kent een oppervlak van meer dan 2 ha.

  • 3. De beoordeling ten aanzien van de Beschermde soorten is eveneens 'licht negatief'. Vanwege mogelijk negatief effect op de beschermde soort 'grote clausilia' (slak). De grote clausilia komt voor op basaltblokken ten noorden van de Marina. Aanleg van een strand aldaar zorgt ervoor dat het water de basaltblokken niet meer vochtig houdt waardoor het habitat van de soort hier mogelijk verdwijnt.Effecten op andere soorten, zowel door fysieke aantasting als verstoring, worden uitgesloten.

Voor de uitgebreide effectenbeoordeling wordt verwezen naar paragraaf 5.1.3 Beoordeling en resultaten , paragraaf 4.2.6 van MER Poort Hoofdrapport en hoofdstuk 8 van MER Poort Effectenbeoordeling

Mogelijke mitigerende maatregelen

Mitigatie voor de soorten fuut, kuifeend, zwarte stern en brilduiker kan door het uitwerken van de mitigatie in het kader van een vergunning aanvraag voor het project 'aanleggen van het Meerstrand, Marina Muiderzand. Deze mogelijke mitigatie in de vorm van natuureilandjes is uitgewerkt in de Passende beoordeling voor Almere Poort.

Negatieve effecten van licht op meervleermuis zijn eenvoudig te mitigeren door met de plaatsing van armaturen rekening te houden met het te beschijnen oppervlak. Wanneer geen open water wordt beschenen, blijft donkerte voldoende gewaarborgd. Ook de kleur van het licht kan als mitigerende maatregel voor meervleermuis worden overwogen. De vernietiging van locaties van jaarrond beschermde nesten van broedvogelsoorten (havik) vereist maatwerk.

Om het negatieve effect op de grote clausilia (regenslak) te mitigeren kan het beheer in de naburige loofbossen tussen de IJmeerdijk en de Poortdreef extensief worden uitgevoerd. Hierdoor wordt een strooisellaag gegarandeerd waarbij de soort geschikt habitat vindt met veel (oud) hout, takjes, schors en dergelijke.

Voor de fysieke aantasting van het NNN geldt dat elk verlies van areaal leidt tot de verplichting om met he Bevoegd Gezag af te stemmen om de wenselijkheid en de eventuele benodigde compenserende en mitigerende maatregelen te bespreken. Voor de ontwikkelingen van Almere Poort wordt deze afstemming met het Bevoegde Gezag gedaan en wordt een globaal compensatiegebied voor de NNN aangewezen. Binnen dit gebied is het mogelijk het areaalverlies van de NNN te compenseren.

5.11 Waterparagraaf

Aanleiding

Op grond van artikel 3.1.6 lid 1, onder b, Besluit ruimtelijke ordening geldt voor dit bestemmingsplan de verplichting een beschrijving te geven van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding. Om tot een goede beschrijving daarvan te komen is het nodig het proces van de zogenaamde watertoets te volgen. Voor geheel Almere Poort is door Nelen en Schuurmans eind 2016 een waterparagraaf en watertoets opgesteld. Deze watertoets is afgestemd met het Waterschap Zuiderzeeland. Voor het opstellen van het bestemmingsplan voor Almere Poort is echter besloten om het plangebied in drie plandelen op te splitsen, namelijk:

  • Almere Poort Oost en Duin;
  • Almere Poort Buitendijks;
  • Almere Poort Bestaand gebied

Voor deze drie plandelen worden afzonderlijke bestemmingsplannen in procedure gebracht. De waterparagraaf zoals deze in dit hoofdstuk is opgenomen gaat specifiek in op het plangebied voor Almere Poort Oost en Duin. De volledige waterparagraaf van Almere Poort, zoals deze met het Waterschap is afgestemd, is opgenomen in de bijlage van deze toelichting.

Oppervlaktewater en peil

Watersysteem en peil

Het watersysteem in het plangebied maakt onderdeel uit van het watersysteem Hoge Vaart. Het streefpeil van dit watersysteem ligt op -5,20 NAP. Delen van het plangebied hebben een hoger streefpeil. Deze streefpeilen zijn vastgelegd in het peilbesluit Almere Poort 2007. Het plangebied Almere Poort Oost en Duin ligt hoofdzakelijk in het peilgebied AP3 met een streefpeil van -4,40 NAP. Voor een klein deel valt het plangebied in peilgebied AP2 met een streefpeil van -4,70 NAP. Het zuidoostelijk deel van het plangebied, ter hoogte van de A6 en de ecologische verbindingszone, ligt op het streefpeil van de Hoge Vaart (-5,20 NAP). Vanaf de hoger gelegen peilgebieden wordt het water via de Galjoottocht afgevoerd richting de Noorderplassen.

Het peilbesluit Hoge Vaart wordt momenteel herzien. Het ontwerp peilbesluit zal, naar verwachting in maart 2017 gereed zijn waarna deze in de herfst van 2017 wordt vastgesteld. Voor het plandeel 'De Vallei' in het plan Duin wordt door middel van een watervergunning een hoger peil van -3,50 NAP mogelijk gemaakt. Dit peilgebied is aangegeven met een lichtgroene kleur in figuur 1.

Oppervlaktewater (waterkwantiteit)

In de huidige situatie zijn in het plangebied Almere Poort Oost en Duin een aantal watergangen aanwezig welke aansluiten op de 'grachten' van het reeds gebouwde gebied van Almere Poort. Deze watergangen hebben als functie om het bestaande gebied en het reeds bouwrijp gemaakte gebied af te wateren richting de Tocht langs de Poortdreef in het westen en middels een extra aantakking op de Galjoottocht in het oosten van het plangebied.

Het bestemmingsplan voor Almere Poort Oost en Duin maakt de verdere ontwikkeling van Almere Poort mogelijk. Voor het plangebied betekent dit dat de interne waterstructuur verder vorm zal worden gegeven. In het plandeel Almere Poort Oost wordt aangetakt op het huidig aanwezige grachtensysteem. Het plandeel Duin wordt op drie plaatsen met een duiker onder de Poortdreef door aangetakt op het watersysteem van Oost van waaruit ter hoogte van de ecologische verbindingszone een extra aansluiting wordt gecreëerd op de Galjoottocht.

Het verder ontwikkelen van Almere Poort veroorzaakt tevens een toename aan verharding waarvoor waterberging noodzakelijk is. Het water zal voor deze ontwikkeling zoveel mogelijk in het gebied zelf worden vastgehouden door het realiseren van robuuste watergangen met een waterbreedte van minimaal 16 meter, het realiseren van droge bergingen en het situeren van waterelementen in het openbaar gebied welke kunnen fungeren als wateropvang.

Vanwege de opzet van de peilgebieden in Almere Poort is het echter niet mogelijk om het water volledig te bergen in het plangebied. Een deel van het water zal, via de Galjoottocht, afgevoerd worden naar de Noorderplassen welke voor het resterende deel als wateropvang zal fungeren. De afvoercapaciteit van de Galjoottocht is in de huidige situatie niet voldoende om het extra water vanuit de projectsituatie af te kunnen voeren. Ten tijde van de verdere ontwikkeling van Almere Poort zullen aan de Galjoottocht maatregelen worden getroffen zoals het aanpassen van bestaande duikers en het verbreden van het profiel van de watergang. Het moment waarop deze aanpassingen gerealiseerd moeten zijn wordt in overleg met het waterschap nader bepaald. figuur 1 zijn de gewenste toekomstige peilgebieden en het toekomstige watersysteem van Almere Poort weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP4ABCDEG01-vg01_0037.png"

Mogelijk toekomstig watersysteem en streefpeilgebieden Almere (Bron: waterhuishoudingsplan Almere Duin)

Gefaseerd ontwikkelen

De ontwikkelingen in Almere Poort Oost en Duin zullen gefaseerd verder uitgewerkt worden in losse inrichtingsplannen. De gemeente Almere en het Waterschap zijn samen verantwoordelijk dat het watersysteem ten alle tijden voldoet. Tijdens het ontwerpproces vindt dan ook overleg plaats met het waterschap om tot overeenstemming te komen over het inrichtingsplan. In dit overleg worden ook nadere afspraken gemaakt over het beheer en onderhoud van het te realiseren watersysteem. Voor de vaststelling van dit bestemmingsplan worden afspraken gemaakt over de nadere invulling van het overleg met het waterschap en de wijze waarop het waterschap bij het ontwerpproces van de losse inrichtingsplannen wordt betrokken.

Waterveiligheid

Waterkeringen

Het buitenwater is een reële bedreiging voor de veiligheid in Flevoland. Waterkeringen beschermen Flevoland tegen deze bedreiging. De IJmeerdijk ten westen van Almere Poort biedt bescherming tegen het buitenwater van het IJmeer en Markermeer. De IJmeerdijk is in de 'Legger' van het Waterschap Zuiderzeeland aangemerkt als primaire waterkering. Gebieden rondom de IJmeerdijk zijn in de legger voorzien van verschillende beschermingszones, namelijk:

  • 1. Kernzone. Dit is het centrale gedeelte van de waterkering. Dit deel bestaat uit het dijklichaam, het benedenbeloop aan de polderzijde van de dijk en de kwelsloot;
  • 2. Binnenbeschermingszone. Dit is een strook, direct aan weerszijden van de kernzone, die technisch/fysisch een bijdrage levert aan de stabiliteit van de waterkering; en
  • 3. Buitenbeschermingszone. Dit is een strook aan weerszijden van de binnenbeschermingszone.

De kernzone is het gebied met het strengste verbods- en gebodsregime en de buitenbeschermingszone is het gebied met het minst strenge verbods- en gebodsregime. De breedte van deze beschermingszones zijn vastgelegd in de 'Legger' van het Waterschap en zijn weergegeven in figuur 2.

De IJmeerdijk is in het midden ten behoeve van de planontwikkeling van Almere Poort gereconstrueerd. Bij besluit van 3 februari 2015 is de kernzone in de legger voor dit deel van de dijk versmald naar 25 meter. Dit besluit is 1 april 2015 in werking getreden. Het een en ander is op de verbeelding van dit bestemmingsplan vastgelegd.

Voor de ontwikkelingen die in Almere Poort Oost en Duin worden mogelijk gemaakt geldt dat deze geen negatief effect mogen hebben op de wettelijk gestelde veiligheidsnormen van de IJmeerdijk. De dijk dient toegankelijk, robuust en klimaatbestendig te blijven. Dit betekent dat in de beschermingszones beperkingen gelden voor het ontwikkelen van bebouwing. In het bestemmingsplan wordt voor de kernzone de dubbelbestemming Water-Waterkering opgenomen, zie hiervoor Artikel 33 Waterstaat - Waterkering. De binnenbeschermings- en buitenbeschermingszone wordt in het bestemmingsplan voorzien van een vrijwaringszone, zie hiervoor Artikel 37 Algemene aanduidingsregels.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP4ABCDEG01-vg01_0038.png"

uitsnede beschermingszones (Bron: Legger Zuiderzeeland)

Waterkwaliteit

Waterkwaliteit oppervlaktewater

Bronnen voor de wateraanvoer in Almere Poort Oost en Duin zijn neerslag en kwel. Deze wateraanvoer zorgt voor verversing en doorstroming van het oppervlaktewater. Kunstmatige aanvoer van water vanuit andere gebieden (gebiedsvreemd water) wordt niet toegepast, omdat dit een slechtere kwaliteit kan hebben en het een dure en niet duurzame maatregel is.

Kaderrichtlijn Water (KRW)

Het belangrijkste beleidsdossier voor oppervlaktewater is de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW).

De KRW beschermt drinkwaterbronnen, zwemwateren en leefgebieden van dieren en planten.

In het plangebied ligt een KRW waterlichaam (Galjoottocht) dat in het Waterbeheerplan (2016-2021) van Zuiderzeeland is aangemerkt als 'Tochten DE'. Dit zijn watergangen met voedselrijk water.

In verband met de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) is in 2015 de toestand van de waterlopen in het beheergebied van het waterschap Zuiderzeeland vastgelegd (Bron: Achtergronddocument KRW IJsselmeerpolders planperiode 2016 – 2021). Voor de chemische toestand van de Tochten DE is in 2015 een normoverschrijding geconstateerd voor fluorantheen. Fluorantheen overschrijdt in alle waterlichamen in de Noordoostpolder en Zuidelijk en Oostelijk Flevoland de norm. Voor de Tochten DE is verder geconstateerd dat de toestand voor overige waterflora goed is, voor macrofauna en vis matig is.

Het reguleren van waterbeweging en hydromorfologie en aanleg van duurzame/natuurvriendelijke oevers zijn KRW maatregelen die in het waterbeheerplan zijn vastgesteld om de ecologische kwaliteit te verbeteren. In de ecologische verbindingszone waarin de Galjoottocht zich bevindt zijn binnen de grenzen van het plangebied deze maatregelen inmiddels gerealiseerd. Delen van de watergang de Galjoottocht zullen, buiten het plangebied, worden verbreed om de waterafvoercapaciteit van de watergang te vergroten. Bij het verbreden van deze watergang zullen tevens natuurvriendelijke oevers worden aangebracht.

Riolering

De gerealiseerde delen van Almere-Poort zijn in de huidige situatie gescheiden gerioleerd. Dit betekent dat het regenwater afgevoerd wordt naar het oppervlaktewater. Het vuile water wordt naar de rioolwaterzuivering AWZI Almere verpompt.

In het nieuwe gemeentelijke Waterhuishoudingsplan wordt sterk ingezet op 'klimaatbestendig bouwen'. Dat houdt in dat zeer zware regenbuien niet tot schade zullen leiden. Elke wijk wordt dan ook beleidsmatig getoetst op wateroverlast (volgens methode Leidraad Riolering, maar ook met zwaardere buien). Op het gebied van riolering wordt vanuit het gemeentelijke Waterhuishoudings- en duurzaamheidsbeleid in nieuwe wijken zoals Almere Poort gestreefd naar duurzame sanitatie om bij te dragen aan de realisatie van de 'Almere Principles'. Door afvalstromen aan de bron te scheiden kan het transport van afvalwater worden beperkt.

Het bestemmingsplan maakt de verdere ontwikkeling van Almere Poort Oost en Duin mogelijk. Voor de riolering hiervan wordt aangesloten op het bestaande gescheiden stelsel en zal worden ingezet op duurzame sanitatie.

5.11.1 Effectenbeoordeling

In het MER zijn drie aspecten ten aanzien van Water beschouwd:

  • 1. De beoordeling ten aanzien van de ecologische waterkwaliteit 'licht positief' omdat bij het inrichten van de watergangen de doorstroming en circulatie wordt verbeterd.
  • 2. De beoordeling ten aanzien van het oppervlaktewater is 'neutraal'. Door de ontwikkelingen in Almere Poort is sprake van een toename aan verhard oppervlak. Het effect van die toename van verhard oppervlak wordt echter met allerlei maatregelen aan de Galjoottocht gecompenseerd zoals het aanpassen van bestaande duikers en het verbreden van het profiel van de watergang.
  • 3. De beoordeling van de waterveiligheid is 'neutraal'. In de bestemmingsplannen zijn geen veranderingen die gevolgen hebben voor de waterveiligheid.

Voor de uitgebreide effectenbeoordeling wordt verwezen naar paragraaf 5.1.3 Beoordeling en resultaten , paragraaf 4.2.10 van MER Poort Hoofdrapport en hoofdstuk 4 van MER Poort Effectenbeoordeling.

5.12 Bodemkwaliteit

Historie

De bodem van Almere ligt op de bodem van de voormalige Zuiderzee. In de ondergrond komen voornamelijk pleistocene dekzanden voor die tijdens de laatste ijstijd (Weichselien) zijn afgezet als gevolg van verstuivingen en rivierafzettingen. Na de laatste ijstijd is tijdens het Holoceen (ca. 10.000 jaar geleden) een pakket slappe klei-, zavel- en veenlagen op het pleistoceen zandpakket afgezet. Hierna ontstond een zoetwatermeer dat eerst 'Flevo' heette, maar in de Romeinse tijd de naam 'Aelmere' kreeg. Vanaf het begin van onze jaartelling veranderde het zoetwatermeer langzaam in de zoute 'Sudersee' waardoor lokale afzettingen nog steeds veel zout bevatten. Na de aanleg van de Afsluitdijk in 1932 veranderde de Zuiderzee in het zoete 'IJsselmeer'. In 1968 is de zuidelijke IJsselmeerpolder drooggevallen, waarmee de voormalige zeebodem een landbodem werd. Voordat met de bouw van woningen werd begonnen, is de grond met circa 1 meter zand uit het Markermeer opgehoogd. In 1974 is de eerste paal voor de bouw van Almere-Haven de grond in gegaan en vanaf dat moment is Almere ontwikkeld.

Bodemkwaliteit

Met het oog op een goede ruimtelijke ordening, dient in geval van ruimtelijke ontwikkelingen te worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik.

In het gebied Almere Poort Oost en Duin zijn een groot aantal bodemonderzoeken uitgevoerd. Hieruit blijkt dat er onderscheid gemaakt moet worden in onderstaande deelgebieden in het plangebied.

Duin   De grond bevat geen noemenswaardige verhoogde gehalten aan onderzochte stoffen.
Het grondwater bevat plaatselijk licht tot matig verhoogde gehalten, die beschouwd worden als van nature verhoogde waarden.  
Zuidwesthoek ten westen van de Poortdreef   In de grond komen plaatselijk licht verhoogde waarden aan zware metalen, PAK en/of minerale olie voor.
Het grondwater bevat plaatselijk licht verhoogde gehalten aan zware metalen.
Ter plaatse van het parkeerterrein in de zuidwesthoek van het plangebied komen in de bovengrond zeer veel licht verontreinigde bijmengingen voor.  
Zuidwesthoek ten oosten van de Poortdreef ten zuiden van de Spanjestraat   Voor de ontwikkeling van het gebied zijn in de bodem geen verhoogde waarden aangetroffen.
Na de ontwikkeling van het gebied zijn plaatselijk bijmengingen van bodemvreemd materiaal aangetroffen.
In de grond komen plaatselijk licht verhoogde gehalten aan zware metalen, PAK, PCB en/of minerale olie voor.
Het grondwater bevat plaatselijk licht tot sterk verhoogde gehalten aan zware metalen en/of vluchtige aromatische koolwaterstoffen.  
Stadstuinen   Voor de ontwikkeling van het gebied zijn in de grond geen verhoogde waarden aangetroffen.
Het grondwater bevatte plaatselijk licht verhoogde gehalten aan vluchtige aromatische koolwaterstoffen.
Na de ontwikkeling van het gebied zijn in de grond plaatselijk licht verhoogde gehalten aan zware metalen en/of minerale olie aangetroffen.
Het grondwater bevat plaatselijk lichte verhogingen aan zware metalen  
Lagekant   De grond bevat geen verhoogde gehalten aan onderzochte stoffen.
Het grondwater bevat plaatselijk lichte verhogingen aan zware metalen en vluchtige aromatische koolwaterstoffen  
Hogekant   In 2005 hele gebied:
De grond bevat plaatselijk sporen van bodemvreemd materiaal en/of licht verhoogde gehalten aan minerale olie.
Het grondwater bevat plaatselijk lichte verhogingen aan zware metalen en vluchtige aromatische stoffen.  
De Voortuin   De grond bevat geen noemenswaardige verhoogde gehalten aan onderzochte stoffen.
Het grondwater bevat plaatselijk lichte verhogingen aan zware metalen en vluchtige aromatische koolwaterstoffen  

Besluit bodemkwaliteit

Het Besluit bodemkwaliteit (Bbk) stelt regels voor het gebruik van steenachtige bouwstoffen, grond en baggerspecie die in contact kunnen komen met regenwater, grondwater of oppervlaktewater. Het gaat om onder meer asfalt, bitumineuze dakbedekkingen, baggerspecie, ophoogzand, grond, dakpannen, tegels, nieuwe bakstenen, heipalen, straatstenen, beton- en menggranulaat. In sommige gevallen moet de gebruiker die een bouwstof gebruikt dit melden aan het bevoegd gezag. Het bevoegde gezag beoordeelt de meldingen van eigenaren en opdrachtgevers van een werk over de toepassing van bouwstoffen. Ook ziet het bevoegd gezag toe op de naleving van het Besluit bodemkwaliteit.

Elke nieuwe aanvraag voor een omgevingsvergunning moet vergezeld gaan van de resultaten van een bodemonderzoek. Als hieruit blijkt dat de bodem geschikt is of wordt gemaakt voor woningbouw wordt door de Omgevingsdienst Flevoland Gooi- en Vechtstreek een geschiktheidsverklaring afgegeven. Ook bij uitgifte is een bodemonderzoek vereist om de juridische aansprakelijkheid van eventueel aanwezige verontreinigde grond te regelen. Indien er aanwijzingen zijn voor mogelijke aanwezigheid van explosieven, moet onderzoek (explosievenonderzoek) hierover uitsluitsel geven.

Ten aanzien van de geldigheid van bodemonderzoeken wordt door de Omgevingsdienst Flevoland Gooi- en Vechtstreek een termijn aangehouden van vijf jaar, tenzij een vermoeden bestaat van bodembedreigende activiteiten.

Bodemkwaliteitskaart

Uit de bodemkwaliteitskaart van Almere (2013) blijkt dat voor zowel de kwaliteit van ontgraven grond (ontgravingskaart) als de toepassingseisen voor de toe te passen grond (toepassingskaart) in het gebied over het algemeen de bodemkwaliteitsklasse 'Landbouw/ Natuur' van toepassing is.

Vanwege de industriële activiteiten op de Lage- en Hoge Kant en het aangetroffen bodemvreemd materiaal in de zuidwesthoek van Almere-Poort kan de bodemkwaliteitskaart van Almere echter niet zonder meer gebruikt worden als bewijsmiddel voor de kwaliteit van de grond.

Van grond die vrijkomt in dit gebied dient wellicht voor toepassing elders de kwaliteit bepaald te worden. Dit houdt in dat over de hergebruiksmogelijkheden contact moet worden opgenomen met de Omgevingsdienst Flevoland Gooi- en Vechtstreek.

Grondwater en kwel

Bij start van de ontwikkeling van Almere-Poort is het maaiveld voor vrijwel het hele stedelijk gebied opgehoogd met ongeveer 1 meter zand. Dit zand levert een extra belasting van de onderliggende klei, die als gevolg daarvan daalt. Bij start van de bouw en aanleg van het watersysteem is uitgegaan van een resterende zetting van ongeveer 20 centimeter; de drooglegging bedroeg toen 1.7 meter. In de bewoningsfase zal de drooglegging 1.5 meter bedragen ('Water in Poort – Drooglegging en infiltratie', Langenakker et. al, 2000). Alle extra zetting op gemeentelijke grond tot aan 2030 zal worden opgehoogd tot aan de droogleggingsnorm van 1.5 meter. Dat geldt dus zowel voor al ontwikkelde gebieden als nog te ontwikkelen gebieden.

De ontwateringsdiepte is het verschil tussen maaiveld en hoogste grondwaterstand. Deze is in Almere-Poort in beperkte mate afhankelijk van de zettingen, die voornamelijk optreden onder het niveau van drainage (Langenakker et. al, 2000). Om de gewenste 0.7 meter ontwateringsdiepte in Almere-Poort te bereiken wordt in elke wijk (met uitzondering van Duin en Vallei) een drainagesysteem aangelegd ongeveer 1 meter onder maaiveld (Grontmij, 2006).

Zie verder 5.11 Waterparagraaf

Het plangebied ligt niet in een grondwaterbeschermingsgebied waardoor er geen belemmeringen zijn voor mogelijkheden voor warmte- en koudeopslag in de bodem.

Conclusie

Het aspect bodem vormt geen belemmering voor het bestemmingsplan.

5.12.1 Effectenbeoordeling

In het MER is de beoordeling van het aspect Bodem 'neutraal'.

Bij de start van de ontwikkeling van Almere- Poort is het maaiveld voor vrijwel het hele stedelijk gebied opgehoogd met ca één meter zand. In het deelgebied Duin is extra zand opgebracht om een bijpassend reliëf en woonmilieu te creëren. Het opbrengen van deze zandlaag en het vergroten van de stranden heeft geen effect op de grondwaterstand.

Ook voor het overige zijn er geen effecten op het aspect bodem

Voor de uitgebreide effectenbeoordeling wordt verwezen naar paragraaf 5.1.3 Beoordeling en resultaten, en paragraaf 4.2.10 van MER Poort Hoofdrapport.

5.13 Archeologie en cultuurhistorie

Historische-geografische en (Steden)bouwkundige waarden

Historisch-geografische waarden zijn elementen in het landschap die door menselijk handelen zijn ontstaan. Bouwkundige waarden betreft bouwwerken bedoeld voor bewoning, huisvesting of bedrijvigheden. Stedenbouwkundige waarden betreft ingerichte gebieden in het stedelijk gebied, inclusief de openbare ruimte.

In het plangebied “Poort Oost en Duin” zijn geen waardevolle historisch-geografische structuren onderscheiden die in de toekomst een rol zouden kunnen spelen als elementen bij de inrichting van het gebied. De restanten van de Brikweg behoren overigens wel tot de oudste wegenstructuur van Almere.

In het plangebied zijn geen beschermde bouwkundige monumenten aangewezen of stadsgezichten aangewezen. Op basis van de inventarisatie 'Iconen van Almere' (2016) zijn er ook geen potentiële gebouwde of groene monumenten bekend.

Archeologische waarden

Algemeen

Aan het einde van het Paleolithicum (de Oude Steentijd), 11.500 jaar geleden, was Almere al bewoond. Het gebied van Almere bestond toen uit een glooiend zandlandschap waar de rivier de Eem doorheen stroomde. Door het alsmaar natter en warmer wordende klimaat, gepaard gaand met oprukkend veen en een oostwaartse verplaatsing van de kust, was het gebied van Almere rond 3800 voor Chr. veranderd in een uitgestrekt moerasgebied onder invloed van de zee. Wonen werd hier wordt steeds moeilijker en was uiteindelijk niet langer mogelijk. Maar voor die tijd was het goed toeven hier. Een landschap met allerhande voedselbronnen, groot en klein wild, vis, planten en vruchten. Hiervan hebben de mensen destijds gebruik van gemaakt. Zij woonden overal in het landschap en leefden als jagers en verzamelaars. Tijdens de Midden Steentijd en het vroege Jonge Steentijd is men langzaam aan overgegaan op een combinatie van jacht en akkerbouw.

Rond het jaar nul was in het moeras een reeks meren gevormd. In de Romeinse tijd is door aaneensluiting van deze wateren één groot meer ontstaan, dat het Lacus Flevum genoemd werd. Hieruit ontstond later het Aelmere, dat rond 850 na Chr. een feit was en vanaf 1340 Zuiderzee genoemd werd. De Zuiderzee was lange tijd het economisch hart van Nederland. Er in en na de Middeleeuwen druk gevaren, getuige de scheepswrakken die ook in Almere zijn gevonden.

Uit de onderzoeken blijkt dat dekzandkoppen van het oude landschap in de Steentijd zeer geschikte locaties voor bewoning vormden. In het plangebied zijn in het verleden slechts archeologische onderzoeken uitgevoerd (Duin, 2010). Uit het Almeerse vooronderzoek is vast komen te staan dat vindplaatsen uit het Meso- en Neolithicum overal in de Almeerse ondergrond aanwezig kunnen zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP4ABCDEG01-vg01_0039.png"

afbeelding: Uitsnede Archeologische Beleidskaart met (benaderde) begrenzing van het plangebied

Binnen de plangrenzen van Poort Oost en Duin zijn op de Archeologische Beleidskaart Almere (hierna: ABA) veel terreinen vrijgesteld van archeologische verplichtingen. Dit is gebeurd op basis van afspraken met Rijk en Provincie uit 2000, en bestuurlijke afspraken met de provincie in 2014. Deze terreinen zijn op de ABA aangeduid met een donkergrijze kleur.

Waarde-Archeologie 6

In het zuidwesten is een klein buitendijks gebied aangeduid met 'Waarde-Archeologie 6'. Hier moet in het kader van ruimtelijke ontwikkelingen rekening worden gehouden met mogelijk aanwezige archeologische vindplaatsen uit de steentijd, scheepswrakken en vliegtuigwrakken.

Scheepwrakken

Er zijn in het plangebied Poort Oost en Duin twee scheepswraklocaties bekend, en de aanwezigheid van verdere scheepswrakken en –restanten in de ondergrond is niet uit te sluiten. De twee scheepswrakken zijn in 2011 aangewezen als beschermd rijksmonument. Dit betekent dat voor alle bouw- en/of aanlegactiviteiten toestemming en/of een monumentenvergunning van de rijksoverheid nodig is.

Het beleid van de gemeente is dat de vindplaatsen herkenbaar en beleefbaar worden ingericht. Omdat er geen gemeentelijke regels aan zijn verbonden worden rijksmonumenten niet als zodanig op de bestemmingsplankaart weergegeven. De omtrek is wel herkenbaar aan de bestemming Groen -1.

De Werkschuit

In Europakwartier Oost, langs de Flevolijn ligt De Werkschuit. Dit is het wrak van een overnaads gebouwde open werk- of visboot, type “Hollandse boot”, uit de tweede helft van de 19e eeuw. Deze werd in oktober 1972 gevonden bij graafwerkzaamheden. De boot (10,50 m. x 2,60 m.) heeft een platte bodem die naar de voor- en achterkant toe oploopt. Het scheepshout bevindt zich op een diepte van ca. 1,40 m. tot 0,50 m. onder het oorspronkelijke maaiveld. Het wrak is een (late) representant van een type werkschuiten waarvan slechts weinige bewaard zijn gebleven. Uitdroging is voorkomen door het scheepswrak in 1980 fysiek te beschermen met behulp van een 50 cm dikke, afdekkende laag opgebrachte tochtgrond. In het kader van de ruimtelijke planontwikkeling is het terrein eind jaren '90 opgehoogd met een ca. 80 cm dik zandpakket.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP4ABCDEG01-vg01_0040.png"

Afbeelding: De Werkschuit

Het Kalkschip

Naast het geplande Wereldrestaurant in Olmypiakwartier Oost ligt Het Kalkschip. Dit 17e-eeuwse vrachtschip is in 1981 ontdekt. Bij een proefonderzoek is gebleken dat het een schuitje was geladen met kalk. Het wrak heeft een grootste lengte van 13,25 m en een breedte van 2,50 m. Het is onder lichte slagzij over stuurboord in de klei afgezonken. Los achter het schip bevindt zich het roer.

Over het wrak van het Kalkschip is een pakket grond van ca. 1 m dikte aangebracht. Dit is afgedekt met een laag landbouwplastic om verdere uitdroging en oxidatie van bovenaf zoveel mogelijk te voorkomen. Tevens werd rond het schip een verticaal plastic foliescherm aangebracht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP4ABCDEG01-vg01_0041.png"

afbeelding: Het Kalkschip langs de Elementendreef

Veranderingen in inrichting van behoudenswaardige vindplaatsen

Voor ingrepen op de beschermde rijksmonumenten is op grond van artikel 9.1. van de Erfgoedwet (in samenhang met artikel 11 van de Monumentenwet 1988) altijd een monumentenvergunning van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed nodig.

Toevalsvondsten

Het is denkbaar dat er zich binnen het plangebied onder het maaiveld nog onbekende scheepswrakken bevinden. Men dient er dan ook rekening mee te houden dat scheepsresten, evenals andersoortige archeologische resten, aangetroffen kunnen worden bij het uitvoeren van grondwerkzaamheden. Een dergelijk aantreffen dient conform artikel 53 lid 1 van de Monumentenwet 1988 gemeld te worden aan de stadsarcheoloog van de gemeente Almere.

Ter voorkoming van verdere beschadiging dienen de werkzaamheden ter plaatste direct gestaakt te worden. Na vaststelling van de waarde en het belang van de aangetroffen resten, zal in overleg met de stadsarcheoloog besloten worden welke maatregelen nodig zijn.

5.13.1 Effectenbeoordeling

In het MER is de beoordeling van het aspect Arcehologie, Cultuurhistorie en Landschap 'neutraal'.

Bij de planuitwerking zal rekening moeten worden gehouden met de aanwezige archeologische waarden. In de bestemmingsplannen is een de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie' opgenomen om de aanwezige archeologische waarden te beschermen

De historische geografische en stedenbouwkundige elementen worden niet beïnvloed.

De kenmerkende groenstructuur van Almere Poort blijft gehandhaafd. Het plan betreft voor een groot deel verdere afronding van het stadsdeel Almere Poort en past binnen de oorspronkelijk bedachte stedenbouwkundige en landschappelijke opzet van het gebied. De huidige situatie van nog te bebouwen gebieden bestaat voornamelijk uit reeds bouwrijp gemaakt terrein (met uitzondering van delen van Duin, Pampushout 1-3, Pampushout 2 en Voortuin). Belangrijke negatieve of positieve effecten worden dus niet verwacht.

Voor de uitgebreide effectenbeoordeling wordt verwezen naar paragraaf 5.1.3 Beoordeling en resultaten, en paragrafen 4.2.7 en 4.2.8 van Bijlage 3 MER Poort Hoofdrapport.

5.14 Radarverstoringsgebied

Radars voor militaire luchtvaart

Zoals bij de beschrijving van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening is aangegeven (zie Hoofdstuk 1 Rijksbeleid van Bijlage 1 Beleidskader en paragraaf 4.1 Tabel Beleidskader) is op het plangebied het ruimtelijke regime van radars voor militaire luchtvaart van toepassing. Op het plangebied zijn de radarverstoringsgebieden van AOCS Nieuw Milligen, Herwijnen en Soesterberg van toepassing.

Omdat het plangebied op grotere afstand dan 15 km van de daar opgestelde radarantennes ligt, zijn er geen hoogtebeperkingen voor bouwwerken, met uitzondering van windturbines.

De hoogtebeperking voor windturbines is vanwege het radarverstoringsgebied van AOCS Herwijnen 90 m, Nieuw Milligen 118 m en van Soesterberg 128 m. De tippen van de wieken van windturbines mogen deze hoogtes niet overschrijden. Zijn de windturbines wel hoger, dan is een radarverstoringsonderzoek vereist.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP4ABCDEG01-vg01_0042.png"

figuur radars voor militaire luchtvaart

Aangezien het bestemmingsplan Almere Poort Oost en Duin de bouw van windturbines niet mogelijk maakt voldoet het plan aan de eisen van radarverstoringsgebieden.

Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL)

LVNL beheert technische installaties en systemen ten behoeve van de luchtverkeersbeveiliging. Een belangrijk deel hiervan betreft de apparatuur voor communicatie-, navigatie-, en surveillance infrastructuur (cns). CNS apparatuur wordt gebruikt om het radiocontact tussen de verkeersleiding en de piloten te onderhouden, navigatie in het naderingsgebied en en-route mogelijk te maken en de plaatsbepaling van vliegtuigen zeker te stellen.

LVNL is verplicht haar taken te verrichten overeenkomstig het bepaalde in Nederland verbindende verdragen (artikel 5.23, lid 7 Wet luchtvaart), zoals het verdrag van Chicago. Op basis van het verdrag van Chicago, dat Nederland heeft geratificeerd, is de International Civil Aviation Organisation (ICAO) opgericht. ICAO vaardigt internationale burgerluchtvaartcriteria uit die de Nederlandse Staat dient te implementeren. LVNL dient aldus te handelen conform ICAO.

Voor het veilig afwikkelen van vliegverkeer gelden rondom de technische systemen van LVNL maximaal toelaatbare hoogtes voor objecten: de zogenaamde toetsingsvlakken. In dit kader beoordeelt LVNL of de uitvoering van voorgenomen (bouw)plannen inderdaad van invloed zijn op de correcte werking van cns apparatuur.

De afmetingen van de toetsingsvlakken is gebaseerd op berekeningsvoorschriften in de internationale burgerluchtvaartcriteria (ICAO EUR DOC 015).

In onderstaande figuur is het toetsingsvlak voor de VOR/DME PAM opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP4ABCDEG01-vg01_0043.png"
Figuur hoogteradialen luchtvaartverkeer

Binnen een toetsingsvlak moet indien de maximaal aangegeven hoogte dit vlak doorsnijdt, advies worden ingewonnen bij LVNL over het effect hiervan op de correcte werking van de VOR/DME PAM. Het toetsingsvlak kent een 600 meter vrije straal gemeten vanaf de basis van de antenne op maaiveldhoogte.

Vanaf het 0 meter vlak loopt het toetsingsvlak trechtervormig omhoog tot een hoogte van 51,56 m(NAP) op een afstand van 3 km. Vanaf de straal van 3 km geldt een apart windturbinevlak met een toetsingshoogte vanaf 51,56m (NAP) tot een straal van 10 km gemeten vanaf de basis van de antenne. Dit deel van het toetsingsvlak (vanaf 3 km tot 10 km) is enkel van toepassing op windturbines.

Binnen een straal van 3 km vanaf de antenne Muiden geldt een toetsingsvlak voor alle bouwwerken tot een hoogte van 51,56. Dit toetsingsvlak is van toepassing op de buitendijkse bebouwing van Almeerderstarnd en de jachthaven.

Voor het binnendijkse deel van Almere Poort dat op een grotere afstand dan 3km vanaf de antenne Muiden is gelegen geldt het toetsingsvlak alleen voor windturbines met een hoogte vanaf 51,56 m. Indien de windturbines hoger worden, dient advies te worden ingewonnen bij de LVNL over het effect ervan op de correcte werking van de VOR/DME PAM.

Het bestemmingsplan Almere Poort Oost en Duin ligt buiten het toetsingsvlak van 3 km vanaf de antenne in Muiden. In het plangebied zijn geen windturbines geprojecteerd.

Laserstraalvrijegebied Luchthavenbesluit Lelystad

Naast de grenswaarden en gebruiksregels bevat het Luchthavenbesluit de aanduiding van het luchthavengebied en de bestemmingen die daarin gelden. De regels binnen het luchthavengebied beperken zich tot het aanwijzen van de gronden bestemd voor de start- en landingsbanen. Ook bevat het Luchthavenbesluit de beperkingengebieden buiten het luchthavengebied met de daarin geldende ruimtelijke regels in verband met de geluidbelasting en het externe veiligheidsrisico van het luchtverkeer en in verband met de vliegveiligheid. De regels in de beperkingengebieden kennen verschillende regimes. Zo gelden in de beperkingengebieden in verband met de geluidbelasting en het externe veiligheidsrisico van het luchtverkeer regels omtrent de toelaatbaarheid van gebouwen. Er zijn gebieden waar voor bepaalde gebouwen geldt dat ze moeten worden gesloopt en gebieden waar bepaalde nieuwe gebouwen verboden zijn. In de gebieden in verband met de vliegveiligheid leiden de regels onder andere tot hoogtebeperkingen van bestaande objecten (zoals bomen) en nieuwe gebouwen of bouwwerken (zoals windmolens) en daarnaast tot beperking van vogelaantrekkende bestemmingen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP4ABCDEG01-vg01_0044.png"

Zoals uit de bovenstaande figuur blijkt, is het laserstraalvrije gebied niet van toepassing op het plangebied. Dit behoeft dus geen verdere regeling in het plan.

Hoofdstuk 6 Implementatie

6.1 Planning en fasering

In Poort Oost is het gebied met zand opgehoogd en zijn inmiddels een aantal voorzieningen gevestigd zoals het Topsportcentrum, zwembad en het Groenhorstcollege.

Voor Olympiakwartier Oost en West zijn verkavelingsplannen opgesteld en wordt in de komende periode gestart met de realisatie van het gebied.

Daarna gaat de bouw verder in Europakwartier Oost I en daarna in Europakwartier Oost II.

De kavels in de zone in Olympiakwartier Oost langs de Elementendreef worden uitgegeven zodra zich initiatieven aandienen. De realisatie van (de 1e fase van) het stadsdeelcentrum is voorzien in het begin van de jaren '20.

In 2014 is in Duin de woningbouw gestart in Duin Zuid. Verder is het bedrijf C-Smart/Carnival gevestigd. In de komende jaren wordt de woningbouw voortgezet in Duin Noord, Duinkop Zuid en Duinkop Noord. Verder volgen Stranddorp, Kreekdorp Zuid en Kreekdorp Noord. Ook wordt er woningbouw ontwikkeld in Muiderduin.

Bedrijvenpark Hogekant is geheel bouwrijp en voor uitgifte gereed. Het gebied is deels uitgegeven en deels in uitgifte. Volgens planning loopt de uitgifte door tot 2027.

Bedrijvenpark Lagekant is eveneens bouwrijp en voor uitgifte gereed. Ook Lagekant is deels uitgegeven en deels in uitgifte. De uitgifte loopt volgens planning door tot 2025.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

Grondexploitatie

Het plangebied bestaat uit verschillende gebieden waar ook verschillende ontwikkelingsplannen en bijbehorende grondexploitaties voor gelden.

In 2011 heeft de gemeenteraad ingestemd met het Ontwikkelingsplan Duin, in 2016 met het Ontwikkelingsplan Stadstuinen Poort (incl. Lagekant) en in 2001 met het Ontwikkelingsplan Werklocaties, waar Hogekant onderdeel van is. In 2018 heeft de gemeenteraad ingestemd met het Meerjaren Programma Grondexploitaties Almere 2018 (MPGA), waarbij de raad akkoord is gegaan met de grondexploitaties voor Duin, Stadstuinen Poort, Hogekant, Lagekant en de NOGW Poort.

Bij de uitvoering van de plannen worden de kosten verhaald via actieve grondpolitiek.

Hiermee zijn de grondexploitaties sluitend en is het bestemmingsplan Poort Oost en Duin economisch uitvoerbaar.

Het exploitatieplan

Op grond van artikel 6.12 Wro, lid 1 (afdeling 6.4 grondexploitatie) stelt de gemeenteraad bij de vaststelling van een bestemmingsplan een exploitatieplan vast voor gronden waarop een bouwplan is voorgenomen, indien het kostenverhaal niet op een andere wijze is verzekerd. Het moet gaan om een bouwplan, omdat de effectuering van het kostenverhaal op grond van het exploitatieplan altijd gekoppeld is aan de verlening van de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen. In het Besluit ruimtelijke ordening is aangegeven wat onder een bouwplan moet worden verstaan (zie artikel 6.2.1):

  • de bouw van één of meer woningen of één of meer hoofdgebouwen;
  • de uitbreiding van een hoofdgebouw met tenminste 1000 m² of met een of meer woningen;
  • de verbouwing van een of meer aangesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor woondoeleinden, mits tenminste 10 woningen worden gerealiseerd;
  • de verbouwing van een of meer aangesloten gebouwen voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor kantoor- of horecadoeleinden, mits de cumulatieve oppervlakte van de nieuwe functies ten minste 1500 m² bedraagt;'
  • de bouw van kassen met een oppervlakte van ten minste 1000 m².

Op grond van artikel 6.12, tweede lid van de wet kan worden afgezien van het vaststellen van een exploitatieplan indien:

  • i. het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of de vergunning begrepen gronden anderszins verzekerd is;
  • j. het bepalen van een tijdvak of fasering als bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, onder c, 4°, onderscheidenlijk 5°, niet noodzakelijk is, en
  • k. het stellen van eisen, regels, of een uitwerking van regels, als bedoeld in artikel 6.13, tweede lid, onderscheidenlijk b, c of d, niet noodzakelijk is,

of bij algemene maatregel van bestuur aangegeven gevallen (artikel 6.2.1a van het Bro):

  • l. het totaal der exploitatiebijdragen dat met toepassing van artikel 6.19 van de wet kan worden verhaald, minder bedraagt dan €10.000,-;
  • m. er geen verhaalbare kosten zijn als bedoeld in artikel 6.2.4, onderdelen b tot en met f Bro;
  • n. de verhaalbare kosten, bedoeld onder b., uitsluitend de aansluiting van een bouwperceel op de openbare ruimte of de aansluiting op nutsvoorzieningen betreffen.

Een exploitatieplan is niet vereist, indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd, bijvoorbeeld via gronduitgifte, precarioverordening of (exploitatie)overeenkomsten. Uiteraard is een exploitatieplan ook niet noodzakelijk, als realisering van het bouwplan geen kosten vergt van de overheid. Het begrip bouwplan moet bovendien zo worden uitgelegd, dat niet sprake hoeft te zijn van een concrete bouwaanvraag. Het feit dat het nieuwe bestemmingsplan een directe bouwtitel geeft voor een of meer van bovengenoemde bouwplannen, leidt in principe tot verplichting voor de gemeente om zo'n exploitatieplan op te stellen.

Echter, indien het voorgaande bestemmingsplan dezelfde mogelijkheid ook al bood, maar die rechten in de voorgaande planperiode niet zijn benut, hoeft geen exploitatieplan te worden gemaakt. Een plan is economisch uitvoerbaar, indien de te verwachten investeringen die voortvloeien uit het vast te stellen bestemmingsplan worden gedekt uit bijvoorbeeld de verkoop van grond, exploitatiebijdragen van derden (ontwikkelende partijen) dan wel uit overige middelen, zoals subsidie.

In het plangebied Poort Oost en Duin zijn de nog te ontwikkelen gronden eigendom van de gemeente Almere. Het kostenverhaal vindt plaats door middel van de gronduitgifte door de gemeente en is daarmee anderszins verzekerd. Daarnaast is het bepalen van een tijdvak of fasering niet nodig en is het stellen van eisen, regels of een uitwerking van regels niet noodzakelijk. Hiermee is er geen aanleiding voor het vaststellen van een exploitatieplan.

Planschade

Het vaststellen van een bestemmingsplan is op grond van afdeling 6.1 van de Wet ruimtelijke ordening een aangewezen handeling die in aanmerking kan komen voor een tegemoetkoming in de planschade. Deze zogenaamde 'planschade' kan ontstaan door inkomensderving of waardevermindering van onroerende zaken.

Het is raadzaam om bij ieder bestemmingsplan vooraf in te schatten of het bestemmingsplan een oorzaak zou kunnen zijn voor planschade. Ook is het raadzaam om een risico-analyse te maken als schade aan de orde is. Het is ook mogelijk om privaatrechtelijke afspraken te maken over de vergoeding van planschade en voor wiens rekening deze is.

In het plangebied van Poort Oost en Duin zijn bijna alle nog te ontwikkelen gronden in eigendom van de gemeente.

Hierdoor zal mogelijke planschade gering zijn.

Bij het bepalen van planschade wordt de oude planologische regeling vergeleken met de nieuwe planologische regeling. Voor wat betreft de bebouwingsmogelijkheden (bouwhoogte) is in het nieuwe bestemmingsplan aansluiting gezocht bij het bestemmingsplan Almere Poort uit 2007.

6.3 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

6.3.1 Consultatie belanghebbenden

In de stadhuis aan huis pagina van Almere Dichtbij van 21 november 2015 is onderstaande tekst geplaatst:

DENKT U MEE over de actualisatie bestemmingsplan Almere Poort?

De gemeente Almere gaat het komende jaar het bestemmingsplan voor Almere Poort actualiseren. Vanaf het begin van dit proces wil de gemeente de belanghebbenden hierbij betrekken. Er ligt dus nog geen nieuw bestemmingsplan ter inzage, de gemeente wil de wensen voor dit nieuwe bestemmingsplan inventariseren.
Heeft u wensen?

Voordat het bestemmingsplan wordt opgesteld en aan het college en de gemeenteraad wordt voorgelegd wil de gemeente van de bewoners en ondernemers horen of er wensen of opmerkingen zijn waarmee in het nieuwe bestemmingsplan rekening gehouden zou kunnen worden.

Let op! In het bestemmingsplan kan de gemeente niet regelen dat bijvoorbeeld het openbaar groen meer onderhouden wordt of dat een stoep wordt hersteld. Dit soort reacties kunt u via www.almere.nl/melding doorgeven.

Uw wensen kenbaar maken?

U kunt uw opmerkingen en/of wensen kenbaar maken door voor zaterdag 5 december 2015 een reactie te sturen naar de Gemeente Almere, afdeling DSO/ROM, postbus 200, 1300 AE Almere onder vermelding van 'bestemmingsplan Poort'. U kunt ook digitaal reageren via www.almere.nl/contactformulier onder vermelding van 'bestemmingsplan Poort'.
Daarnaast is er gelegenheid om uw wensen mondeling kenbaar te maken op maandag 30 november 2015 van 16.00 tot 20.00 uur in het gebiedskantoor Almere Poort, Najadenstraat 3, in de HomerusMarkt. Vertegenwoordigers van de gemeente zijn dan aanwezig om uw wensen te noteren. Graag aanmelden hiervoor tot en met donderdag 26 november 2015 via het contactformulier op www.almere.nl onder vermelding van 'bestemmingsplan Poort 30 november'.

Uitleg en de volledige tekst van de bekendmaking kunt u vinden op almere.nl/ruimtelijkeplanneninprocedure en www.almere-poort.nl/bewoners.

Naar aanleiding van deze publicatie zijn 19 schriftelijke reacties via www.almere.nl ingediend.

Daarnaast hebben 3 bewoners gebruik gemaakt van de mogelijkheid om opmerkingen/wensen mondeling in te dienen op 30 november 2015. Deze reacties hebben betrekking op het gehele plangebied van Almere Poort.

Ten aanzien van het nieuwe bestemmingsplan voor Poort Oost en Duin hebben bewoners de volgende opmerkingen en/of wensen:

  • 1. Een buitenzwembad en meer sportvoorzieningen in verenigingsverband

Men mist een buitenzwembad voor alle leeftijden, dus ook voor de aller kleinste, men vindt dat hiervoor bij de sporthal en het binnen zwembad voldoende ruimte is hiervoor en heel Almere zou hiervan kunnen genieten! (het plan voor het zwembad in het Weerwater vindt de bewoner te gevaarlijk voor kleinere kinderen).

Men vraagt een voetbalveld en een hockey veld, een sport complex zodat de kinderen in Poort competitie kunnen spelen en niet daarvoor hoeven uit te wijken naar Muiderberg of Almere Stad en daardoor als ze groter zijn zelf op de fiets erheen kunnen en niet altijd maar met openbaarvervoer of gebracht te worden door ouders hun sport kunnen beoefenen!

Een andere bewoner vraagt ook meer sportverenigingen omdat er bijna overal in Almere een wachtlijst is. Er is een mooie playground aangelegd, maar de bewoner is van mening dat Poort meer aan een vereniging heeft  voor meer saamhorigheid! De bewoner vindt een multifunctioneel sportpark met een grote sportkantine wenselijk, zoals het complex in Weesp.

Het topsport centrum in Poort is mooi, maar daar zijn weinig sportfaciliteiten en wordt meer gebruikt als gymzaal. Almere Poort heeft een vereniging nodig waar je samen komt met teams.

In het nieuwe bestemmingsplan worden, met name in het gedeelte van Poort Oost sportvoorzieningen mogelijk gemaakt. In de voorzieningenplanning van de gemeente voor Almere Poort zijn geen gemeentelijke investeringen opgenomen voor een buitenzwembad of een sportcomplex zoals bijv. in Weesp of Almere Haven/Marken. In de ontwikkelingsplannen Stadtuinen Poort en Duin en in dit bestemmingsplan is in overeenstemming hiermee geen ruimte opgenomen voor deze voorzieningen. Het oprichten van sportverenigingen heeft geen relatie met een bestemmingsplan.

  • 2. Sociale voorzieningen

Een bewoner vraagt om meer sociale voorzieningen en horeca.

In het nieuwe bestemmingsplan is ruimte opgenomen voor horeca en voor verschillende sociale voorzieningen, zoals winkels, scholen, een bibliotheek enz. Vestiging hiervan wordt o.m. mogelijk gemaakt in het nog te realiseren stadsdeelcentrum Poort in Olympiakwartier Oost.

  • 3. Aandacht voor tieners

Een bewoner vraagt aandacht in het bestemmingsplan voor kinderen die de komende jaren opgroeien tot tiener en adolescent. Zij kunnen zich nergens vermaken. Het zou een door tieners ontworpen café-, ontmoetingsruimte en/of hangplek kunnen zijn die met name 's avonds open, bereikbaar en veilig is en al dan niet commercieel wordt uitgebaat.

In het nieuwe bestemmingsplan wordt het in zijn algemeenheid mogelijk gemaakt om voorzieningen die bij het wonen behoren, te realiseren. In de voorzieningenplanning van de gemeente is een ontmoetingsruimte opgenomen, te realiseren in Poort Oost.

  • 4. Meer winkels

Men mist supermarkten, een slager, bakker, drogist, een soort winkelcentrum als in Muziekwijk. Aangegeven is dat de Homerusmarkt hier veel te klein voor is.

In het nieuwe bestemmingsplan wordt de mogelijkheid opgenomen voor de realisatie van een stadsdeelcentrum voor Almere Poort in Olympiakwartier Oost, met een winkelcentrum dat groter is dan winkelcentrum Muziekwijk.

  • 5. Benzinestation

Een bewoner mist een benzinestation met carwash.

In het nieuwe bestemmingsplan wordt de mogelijkheid van een benzine station opgenomen nabij de A6. Het huidige bestemmingsplan maakt dit benzinestation ook mogelijk, maar het is nog niet gerealiseerd.

  • 6. Geen sluipverkeer op de  Poortdreef

Een bewoner vraagt om sluipverkeer op de Poortdreef tegen te gaan.

In het nieuwe bestemmingsplan worden de dreven en de hoofdontsluitingen van de buurten vastgelegd. Voor het overige maken de diverse bestemmingen de aanleg van wegen mogelijk.

De hoofdopzet is om een efficiënt verkeerssysteem te hebben en dat sluipverkeer wordt voorkomen. Het huidige sluipverkeer op de Poortdreef hangt nauw samen met de werkzaamheden op de A6. Zodra de doorstroming hier verbeterd is heeft dat positieve effecten op de doorstroming op de Poortdreef.

  • 7. Meer fietspaden en parkeergelegenheid

Men zou graag meer fietspaden zien. Meer parkeer gelegenheid bij de scholen zou beter zijn in verband met toenemende drukte bij de scholen in de ochtend en middag.

In het nieuwe bestemmingsplan worden parkeernormen vastgelegd volgens het beleid van de gemeente, waarbij wordt uitgegaan van een landelijk systeem voor parkeernormen. Het realiseren van de parkeerplaatsen en fietspaden wordt binnen de diverse –globale -bestemmingen mogelijk gemaakt. Indien blijkt dat er meer parkeerplaatsen  nodig zijn dan de landelijke norm kunnen deze, indien hierover positief wordt besloten, via een afwijkingsmogelijkheid worden gerealiseerd

6.3.2 Vooroverleg

Onderdeel van de bestemmingsplanprocedure is het vooroverleg met de wettelijke overlegpartners ex artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).

Het concept ontwerp bestemmingsplan 'Almere Poort Oost en Duin', is in de periode van 25 april tot en met 23 mei 2017 voor het overleg ex artikel 3.1.1. Bro toegestuurd aan de volgende instanties:

  • 1. Brandweer Flevoland
  • 2. Flevolandschap
  • 3. Gemeente Gooisemeren
  • 4. Gemeente Amsterdam
  • 5. GGD Flevoland
  • 6. Hoofd Afdeling RWN van de provincie Flevoland
  • 7. Liander infra west nv
  • 8. KPN
  • 9. LVNL
  • 10. Ministerie EL&I/ energie
  • 11. Ministerie van Defensie voor Flevoland (Noord)
  • 12. N.V. Nederlandse Gasunie
  • 13. Natuur en Milieu Flevoland
  • 14. politie Flevoland District Zuid.
  • 15. ProRail
  • 16. Recron
  • 17. Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed
  • 18. Rijkswaterstaat regio Midden-Nederland
  • 19. RVOB
  • 20. Staatsbosbeheer
  • 21. Tennet bv
  • 22. Vitens
  • 23. Vogel- en natuurwacht Zuid-flevoland;
  • 24. Waterschap Zuiderzeeland
  • 25. Connexxion
  • 26. Flevolandschap

De reacties uit het vooroverleg zijn verwerkt. Zie hiervoor Bijlage 18 Nota beantwoording reacties en vooroverleg concept ontwerp bestemmingsplan Almere Poort Oost en Duin.

6.3.3 Reacties op concept ontwerp bestemmingsplan

Conform de op 1 juli 2015 vastgestelde “Procesbeschrijving bestemmingsplannen en beheersverordeningen” wordt het bestemmingsplan 'Almere Poort Oost en Duin' aangemerkt als een D-plan (i.c. een ontwikkelgericht bestemmingsplan waarin sprake is van grote uitbreidingen met veel nieuwevoorzieningen en functies).

Dit bestemmingsplan bevat ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan vrijwel geen nieuwe voorzieningen en functies. De realisatie hiervan moet merendeels nog plaatsvinden.

Op grond van de procesafspraken is het concept (ontwerp) bestemmingsplan aan belanghebbenden voor consultatie voorgelegd, alvorens het ontwerpplan is voorgelegd aan de raad voor consultatie.

Om belanghebbenden de gelegenheid te bieden nader kennis te nemen van het concept ontwerp bestemmingsplan is op 9 mei 2017 een inloopbijeenkomst gehouden

Voor de beantwoording van de reacties en de aanpassingen van het concept ontwerp bestemmingsplan wordt verwezen naar de reactienota, die is opgenomen in 'Bijlage 18 Nota beantwoording reacties en vooroverleg concept ontwerp bestemmingsplan Almere Poort Oost en Duin

6.3.4 Raadsconsultatie

Het college heeft via een agendaverzoek het ontwerp bestemmingsplan aan de raad voorgelegd op 16 en 23 november 2017 (RG282/2017).

Doel van de bespreking was met de raad in gesprek te gaan over het ontwerp bestemmingsplan voordat wordt gestart met de wettelijke procedure (ter inzage legging conform artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening en afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht). De raad neemt geen besluit over het ter inzage leggen, dat is aan het college. Het college wil wel graag de meningen van de raadsleden vooraf horen en ze actief betrekken bij de voorbereiding.

De vragen die in ieder geval aan de raad werden voorgelegd:

1. Kunt u zich vinden in de wijze waarop de uitgangspunten uit het ontwikkelingsplan Duin zijn verwerkt ten aanzien van omvang van de woningbouw (uitgeefbaar terrein) en de maximale bouwhoogte in Kreekbos Zuid?

Toelichting:

De bestemming van Kreekbos Zuid is naar aanleiding van reacties van bewoners gewijzigd ten opzichte van het concept ontwerp bestemmingsplan:

• de strook bos die aansluit op het woongebied Zuiderduin krijgt de bestemming 'Bos';

• het overige deel van Kreekbos Zuid houdt de globale bestemming 'Woongebied' waarbinnen 2,7 ha mag worden uitgegeven voor woningen met een maximale bouwhoogte van 12 meter.

2. Kunt u zich vinden in de gemengde bestemming voor Duinkop Zuid en Duinkop Noord, w.o. de Duinhal, die o.m. detailhandel (incl. supermarkt), functiegebonden detailhandel, horeca en leisure mogelijk maakt?

Toelichting:

Het oorspronkelijke idee van een boulevard in Duin is verlaten. Hier heeft de raad eerder (dec 2016/jan2017) over besloten. In de plaats daarvan wordt in het centrumgebied van Duin een hal gerealiseerd voor voorzieningen zoals horeca en functiegebonden detailhandel. Onderdeel van de plannen is ook de vestiging van een supermarkt. Bij raadsbrief van 11 juli 2017 over de 'Detailhandelsstructuur Almere Poort' heeft het college u hierover geïnformeerd.

3. Kunt u zich vinden in een bestemming voor Muiderduin waar een mix van woningbouw en leisure wordt toegestaan?

Toelichting:

In het ontwikkelingsplan DUIN zijn voor Muiderduin twee ontwikkelingsvarianten opgenomen gericht op leisure en op leisure en wonen. In het ontwerp bestemmingsplan zijn beide varianten mogelijk, maar ook een combinatie daarvan.

4. Kunt u zich vinden in het ter inzage leggen van het ontwerp bestemmingsplan?

Deze vragen zijn met 'Ja' beantwoord door de raad.

6.3.5 Vaststelling bestemmingsplan 20 juni 2019

Het ontwerp bestemmingsplan heeft van 7 december 2017 tot en met 18 januari 2018 ter inzage gelegen. Tijdens deze inzagelegging werden 7 zienswijzen ingediend, 5 daarvan werden ingediend door bedrijven die gevestigd zijn in Duin of belangen hebben bij de ontwikkeling van het gebied. Er werd één zienswijze ingediend door de bewoners van de Marinaweg (woongebouwen Muiderburght) en één zienswijze door een bewoner van de Beneluxlaan.

Er werden geen zienswijzen ingediend tegen het deel Poort Oost (Stadstuinen).

De raad heeft op 20 juni 2019 besloten over de vaststelling van het bestemmingsplan en heeft daarbij behalve wijzigingen naar aanleiding van de zienswijzen ook bij amendement wijzigingen aangebracht.

Zie hiervoor Bijlage 19 Raadsbesluit 20 juni 2019 en het Amendement dat daarbij werd aanvaard en de Motie die werd aangenomen.

Zowel het amendement als de motie hebben betrekking op het openluchttheater van Vis à Vis. De indieners willen met het amendement en de motie aangeven dat Vis à Vis één van de belangrijkste culturele instellingen is van Almere en dat al het mogelijke moet worden gedaan om Vis à Vis te behouden voor Almere op de huidige locatie in Muiderduin.

Behalve het amendement hebben ook een aantal zienswijzen geleid tot wijzigingen ten opzichte van het ontwerp bestemmingsplan.

Dit zijn de belangrijkste wijzigingen die de raad op 20 juni 2019 bij de vaststelling heeft aangebracht:

  • Bij amendement is artikel 11 Gemengd-6 dat betrekking heeft op het gebied van Muiderduin uit het bestemmingsplan geschrapt. Ook is dit gebied van de plankaart verwijderd.
  • De regeling dat er geluidsisolatie zou moeten worden aangebracht aan de woningen die in Duin worden gebouwd vanwege het geluid van de evenementen voorzover deze nog plaatsvinden op de huidige locatie, is geschrapt.
  • De parkeerregeling is aangepast zodat nu duidelijk is dat deze regeling alleen betrekking heeft op nieuwe situaties en alleen op het bouwen;
  • De regeling die betrekking heeft op de aan te houden afstand tot de aanwezige damwand in Duin is verduidelijkt.
  • De Algemene afwijkingsregels zijn aangepast zodat de afwijkingsmogelijkheid van 10% geen betrekking heeft op een supermarkt.
  • In het gebied van CSMART is een andere verdeling opgenomen van de toegestane bebouwing waardoor het mogelijk wordt een om een tweede gastenverblijf te realiseren naast het bestaande gastenverblijf. Het totaal van de toegestane bebouwing is niet veranderd.

Voor een volledig overzicht van alle wijzigingen wordt verwezen naar het raadsbesluit van 20 juni 2019, waarbij een amendement werd aanvaard en een motie werd aangenomen en de daarbij behorende Nota zienswijzen die in Bijlage 22 Nota zienswijzen ontwerp bestemmingsplan, geamendeerd is opgenomen

Bijlagen

Bijlage 1 Beleidskader

Hoofdstuk 1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van het Rijk is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. Ze schetst de ontwikkelingen en ambities voor Nederland in 2040. Ingezet wordt op het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid voor een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Het Rijk kiest voor een selectieve inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen en laat meer over aan gemeenten en provincies. Deze nationale belangen zijn:

  • 1. Een excellente ruimtelijk-economische structuur van Nederland door een aantrekkelijk vestigingsklimaat in en goede internationale bereikbaarheid van de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren;
  • 2. Ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en de energietransitie;
  • 3. Ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen;
  • 4. Efficiënt gebruik van de ondergrond;
  • 5. Een robuust hoofdnetwerk van wegen, spoorwegen en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio's inclusief de achterlandverbindingen;
  • 6. Betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem;
  • 7. Het instandhouden van het hoofdnetwerk van wegen, spoorwegen en vaarwegen om het functioneren van de mobiliteitssysteem te waarborgen;
  • 8. Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's;
  • 9. Ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en kaders voor klimaatbestendige stedelijke (her) ontwikkeling;
  • 10. Ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten;
  • 11. Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten;
  • 12. Ruimte voor militaire terreinen en activiteiten;
  • 13. Zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele plannen.

Daarnaast blijft het Rijk betrokken bij gebiedsontwikkelingen van nationaal belang, waaronder Schaalsprong Almere, de Zuidas en Rotterdam-Zuid.

Almere maakt onderdeel uit van het MIRT-gebied Noordwest-Nederland. Het MIRT-gebied Noordwest-Nederland beslaat de provincies Noord-Holland en Flevoland en het IJsselmeergebied. De Metropoolregio Amsterdam is binnen dit gebied de grootste stedelijke regio. Een opgaven van nationaal belang in dit gebied is onder meer het mogelijk maken van de drievoudige schaalsprong in het gebied Amsterdam-Almere-Markermeer (woningbouw, infrastructuur en groen/blauw) samen met betrokken overheden (RRAAM).

Het gebied van en rond de Metropoolregio Amsterdam kent een grote ruimtedruk. De regio staat voor een forse woningbouwopgave, zowel kwantitatief als kwalitatief. In het gebied van de Noordvleugel (exclusief het Utrechtse deel) is er tot 2040 vraag naar bijna 290.000 extra woningen om in de groei van het aantal huishoudens te voorzien. Tegelijkertijd is er de opgave om woningen die niet meer voorzien in de behoefte te vervangen (tot 2040 ruim 140.000 woningen).

Verder is in de SVIR de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Het doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Het Rijk wil met de introductie van de ladder vraaggerichte programmering bevorderen. De ladder beoogt een zorgvuldige en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. De ladder is als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro: artikel 3.1.6 lid 2). Hierin is vastgelegd dat provincies en gemeenten die een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maken (in respectievelijk een provinciale verordening of een bestemmingsplan) de ladder moeten doorlopen. Een nieuwe stedelijke ontwikkeling is als volgt gedefinieerd: 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'.

In dit bestemmingsplan worden geen nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk gemaakt. In paragraaf 4.2 wordt nader ingegaan op de ladder. Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de nationale belangen in de SVIR.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening en Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (2012)

In de SVIR is aangegeven dat voor een aantal onderwerpen algemene regels door het Rijk moeten worden gesteld. Deze regels zijn concreet normstellend bedoeld en worden geacht direct of indirect (door tussenkomst van de provincie) door te werken in de ruimtelijke besluitvorming van provincies en gemeenten. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is deze algemene maatregel van bestuur waarin de nationale belangen uit de SVIR juridisch zijn geborgd. De ministeriële regeling die bij het Barro hoort (Regeling algemene regels ruimtelijke ordening) is gelijk met het Barro in werking getreden.

De onderwerpen waar het Rijk in het Barro ruimte voor vraagt zijn:

  • Mainportontwikkeling Rotterdam
  • Bescherming van de waterveiligheid in het Kustfundament
  • Bescherming van de waterveiligheid in en rond de grote rivieren
  • Bescherming en behoud van de Waddenzee en waddengebied
  • Bescherming en behoud van erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde
  • Uitoefening van defensietaken

Op 1 oktober 2012 is het Barro aangevuld met de ruimtevraag voor de volgende onderwerpen (Barro, eerste aanvulling):

  • Veiligheid rond rijksvaarwegen
  • Toekomstige uitbreiding hoofd(spoor)wegennet
  • Elektriciteitsvoorziening
  • Ecologische hoofdstructuur
  • Bescherming van primaire waterkeringen buiten het kustfundament
  • Verstedelijking in het IJsselmeer
  • Toekomstige rivierverruiming van de Maastakken

De wijziging van het Barro ging vergezeld van een wijziging van de Rarro. Ook deze wijziging trad op 1 oktober 2012 in werking. De Rarro bevat een uitwerking van het al eerder in het Barro gepubliceerde ruimtelijke regime rond radars voor militaire luchtvaart.

Op het plangebied zijn de militaire radarverstoringsgebieden van AOCS Nieuw Milligen, Herwijnen en Soesterberg van toepassing. Omdat het plangebied op grotere afstand dan 15 km van de daar opgestelde radarantennes ligt, zijn er geen hoogtebeperkingen voor bouwwerken, met uitzondering van windturbines. De hoogtebeperking voor windturbines is vanwege het radarverstoringsgebied van AOCS Herwijnen 90 m, Nieuw Milligen 118 m en van Soesterberg 128 m. De tippen van de wieken van windturbines mogen deze hoogtes niet overschrijden. Zijn de windturbines wel hoger, dan is een radarverstoringsonderzoek vereist. Het onderhavige bestemmingsplan maakt de bouw van windturbines niet mogelijk.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het Barro en Rarro.

Naast de primaire radars is er apparatuur die de luchtverkeersleiding en de luchtvaartnavigatie ondersteunen, zoals secundaire radars, bakens en landingsinstrumenten. In de omgeving van deze apparatuur gelden bouwbeperkingen. Deze apparatuur en de bouwbeperkingen zijn geen onderdeel van de regeling voor primaire radars in het Barro en Rarro. In paragraaf 5.14 Radarverstoringsgebied wordt ingegaan op het radarverstoringsgebied voor burgerluchtverkeer.

RAAM-Brief

Rijk en regio willen de internationale concurrentiekracht en de duurzaamheid van de Noordelijke Randstad een impuls geven. In het programma Randstad Urgent zijn vijf grote projecten aangewezen die daaraan moeten bijdragen:

  • schaalsprong Almere;
  • verbetering openbaar vervoer tussen Schiphol, Amsterdam, Almere en Lelystad;
  • verbetering van de ecologische kwaliteit van het Markermeer en het IJmeer (toekomstagenda Markermeer-IJmeer, TMIJ);
  • de ontwikkeling van de luchthaven Lelystad in relatie tot de ontwikkeling van Schiphol;
  • verbetering van de bereikbaarheid via de weg en het openbaar vervoer tussen Almere, 't Gooi en Utrecht.

Deze vijf projecten worden bij de uitwerking en besluitvorming in samenhang bezien. Als onderdeel van deze aanpak heeft het Kabinet een aantal principekeuzes vastgesteld voor de ontwikkeling van het gebied tussen Amsterdam, Almere en Markermeer. Deze keuzes zijn gepresenteerd in de RAAM-brief die het Kabinet op 6 november 2009 heeft gepubliceerd. 'RAAM' staat voor 'Randstad-besluiten Amsterdam – Almere – Markermeer'. De RAAM-brief geeft de koers voor de na te streven ontwikkelingen aan. In de RAAM-brief heeft het kabinet ingezet op een westelijke ontwikkeling van Almere en dus niet voor een dominante ontwikkeling in oostelijke richting. Hier is het principe ontstaan dat de stedelijke ontwikkeling aan de westzijde van Almere plaatsvindt. Oosterwold krijgt een meer landelijke invulling.

Met de doorontwikkeling van Almere Poort Oost en Duin wordt voldaan aan het principe uit de RAAM-brief dat de stedelijke ontwikkeling van Almere in westelijke richting de voorkeur heeft.

Rijksstructuurvisie Amsterdam-Almere-Markermeer (2013) (RRAAM)

In het Rijk-regioprogramma Amsterdam-Almere-Markermeer (verder: RRAAM) werken het Rijk, de provincies Noord-Holland, Utrecht en Flevoland en de gemeenten Almere en Amsterdam samen om de drievoudige ambitie op het gebied van woningbouw, bereikbaarheid en ecologie in de Noordelijke Randstad vorm te geven. Binnen RRAAM is onder verantwoordelijkheid van het ministerie van Infrastructuur en Milieu in november 2013 de Rijksstructuurvisie Amsterdam-Almere-Markermeer vastgesteld.

De Noordvleugel van de Randstad is nationaal gezien één van de belangrijkste economische motoren en kan zich meten met andere topregio’s in Noordwest-Europa, zoals Londen, Parijs, het Ruhrgebied en Milaan. De Noordvleugel omvat het samenhangende stedelijke netwerk van het Noordzeekanaalgebied tot en met Utrecht, Amersfoort en Almere, met Amsterdam in het centrum. De regio kent aan de zuidkant een aaneenschakeling van grote functies als de Mainport Schiphol, het zakencentrum de Zuidas, de Jaarbeurs Utrecht en diverse grote woon- en werkgebieden. Met deze Rijksstructuurvisie Amsterdam-Almere-Markermeer wordt ingezet op versterking van de agglomeratiekracht van de Noordvleugel en daarmee op verbetering van de internationale concurrentiepositie van de Randstad als geheel.

Het toekomstperspectief van het Rijk voor de Noordvleugel is een sterke internationaal concurrerende regio, waarin een aantrekkelijk vestigingsklimaat wordt gecreëerd met een goede bereikbaarheid en unieke natuur- en recreatiegebieden in en rond het Markermeer-IJmeer. Daarbij kiest het Rijk ervoor om de verstedelijking in deze regio zoveel mogelijk te concentreren in bestaand stedelijk gebied en langs de bestaande infrastructuurcorridors op de as Haarlemmermeer-Schiphol-Amsterdam-Almere-Lelystad. Zodoende wordt de agglomeratiekracht versterkt. Het betekent een verdere groei van Almere met hieraan gekoppeld een verbetering van de bereikbaarheid tussen Amsterdam en Almere. Ook de infrastructuur tussen Almere en Utrecht dient op orde te zijn. Daarnaast zal er sprake zijn van een vooruitgang van de ecologische kwaliteit in het Markermeer-IJmeer.

Het toekomstperspectief voor Almere is een westelijk georiënteerde stad met circa 60.000 nieuwe woningen ten opzichte van 2010 en een forse groei van het aantal arbeidsplaatsen. Het is hier prettig om te wonen, te werken en te recreëren. Almere is volwaardig onderdeel van het regionale mobiliteitsnetwerk van de Noordvleugel. Een IJmeerverbinding met een hoogstedelijke ontwikkeling van Almere Pampus is hierbij de stip op de horizon. Deze verbinding is een metroachtig systeem dat Almere, in het bijzonder de locatie Pampus en Diemen direct verbindt met Amsterdam. Een deel van de regionale behoefte aan nieuwe woningen kan in Almere worden opgevangen. Dit verbetert de leefomgeving in de Noordvleugel en daarmee het internationale vestigingsklimaat. Voor het Markermeer-IJmeer is het toekomstperspectief een Toekomstbestendig Ecologisch Systeem (TBES), waardoor een kwalitatief hoogwaardige leefomgeving ontstaat met aantrekkelijke natuur- en recreatiegebieden. Het ecologisch systeem van het Markermeer-IJmeer is vitaal, gevarieerd, robuust en biedt, door natuurinvesteringen, juridische ruimte om de gewenste ruimtelijke en recreatieve ontwikkelingen mogelijk te maken.

In de Rijksstructuurvisie staat een adaptieve aanpak centraal. Deze aanpak is gericht op de toekomst: duurzaam en robuust. Daarmee is zij in staat om veranderingen op te vangen. De Rijksstructuurvisie geeft een beschrijving van het toekomstperspectief voor de drievoudige ambitie en hoe die kan worden bereikt. Dit toekomstperspectief met een westelijke ontwikkeling van Almere, een IJmeerverbinding en een TBES, is een gezamenlijk perspectief van het Rijk en de overheden in de Noordvleugel. Het gaat daarbij niet om een blauwdruk voor de toekomst, maar om een perspectief dat richting geeft aan de stappen die tussen nu en de lange termijn genomen moeten en kunnen worden. Ze verbindt daarmee de korte en (middel)lange termijn met elkaar zonder daar van te voren vaste termijnen of data aan te koppelen. De woningbehoefte kan lager of hoger uitvallen dan de huidige berekeningen, afhankelijk van de daadwerkelijke economische en demografische ontwikkelingen. De woningen en de bijbehorende infrastructuur komen daarom in stappen tot stand, reagerend op de behoefte op de woningmarkt en de mobiliteitsontwikkelingen. Ook voor natuur is een stapsgewijze aanpak op zijn plaats. Afhankelijk van het verloop van de ecologische processen zijn er minder of meer natuurmaatregelen nodig.

Overheden, maatschappelijke organisaties en private partijen zijn al volop bezig met het realiseren van het toekomstperspectief. Ter verbetering van de bereikbaarheid binnen de Noordvleugel wordt de komende jaren gewerkt aan de capaciteitsvergroting van de bestaande rijkswegen en spoorlijnen in de corridor Schiphol-Amsterdam-Almere-Lelystad. Voor het spoor wordt aanvullend daarop een investering voor de middellange termijn gedaan, waarmee een kwaliteitssprong naar hoogfrequent spoorvervoer wordt gerealiseerd. De woningbouwontwikkeling in Almere en het commitment van partijen hierop is een voorwaarde voor een succesvolle realisatie van OV SAAL en omgekeerd. Met de realisatie van deze uitbreidingen is de bereikbaarheid ook voor de langere termijn op orde. Verder wordt de bereikbaarheid tussen Almere en Utrecht verbeterd; dit betreft onder andere het verbreden van de A27 tussen Utrecht en knooppunt Eemnes en een pilot met een snelbus tussen Almere en Utrecht De Uithof.

Almere groeit in fasen en organisch op locaties langs de bestaande vervoersassen (A6, A27 en Flevolijn) volgens het bestaande meerkernige stadsconcept. De locaties Poort, Nobelhorst, Centrum Weerwater en Oosterwold bieden ruimte aan een aanzienlijk aantal woningen, voorzieningen en aan bedrijvigheid. De locatie Centrum Weerwater wordt ontwikkeld tot een locatie met (boven-)regionale centrumfuncties. De Floriade in 2022 is een eerste initiatief en hierdoor zal het imago van Almere als aantrekkelijke suburbane stad een internationale impuls krijgen.

Samen met de groei van Almere zal ook de stedelijke infrastructuur en groenblauwe structuur meegroeien. Tegelijkertijd wordt een volwaardig voorzieningenpakket op het gebied van onderwijs, werkgelegenheid, cultuur, sport en duurzaamheid ontwikkeld. Door de verstedelijking langs de bestaande vervoersassen te concentreren, wordt druk opgebouwd die nodig is voor een verdere westwaartse groei van Almere en worden de investeringen in deze vervoersassen maximaal benut.

Om het toekomstperspectief en de stappen daar naartoe te realiseren, hebben het Rijk en de overheden in de Noordvleugel gezamenlijke afspraken gemaakt voor de komende jaren. Die afspraken staan in de realisatieparagraaf van de Rijksstructuurvisie en in de Bestuursovereenkomst RRAAM en de Uitvoeringsovereenkomst Almere 2.0. Tezamen vormen zij de agenda voor de komende jaren. De samenhang tussen de stapsgewijze ontwikkelingen naar het toekomstperspectief wordt geborgd door het monitoren van de voortgang van de maatregelen en de effecten van de ontwikkelingen. Zo kan door het Rijk en de overheden in de Noordvleugel tussentijds worden bijgestuurd.

Om de agglomeratiekracht en daarmee de internationale concurrentiepositie van de Noordvleugel te versterken, is het in lijn met de Gebiedsagenda Noord-Holland, Utrecht en Flevoland de opgave om zoveel mogelijk woningen in bestaand stedelijk gebied in de regio's Amsterdam, Utrecht en Amersfoort en langs bestaande infrastructuurcorridors te bouwen op de as Haarlemmermeer-Schiphol-Amsterdam-Almere-Lelystad. Aanvullende verstedelijkingslocaties worden in de directe nabijheid daarvan gezocht. Daarnaast hebben het Rijk en de overheden in de Noordvleugel geconcludeerd dat Almere goede mogelijkheden biedt om een aanzienlijk deel van de woningbehoefte van de Noordvleugel te accommoderen: richtpunt is 60.000 woningen: 25.000 woningen uit Noord-Holland, 15.000 uit de regio Utrecht en 20.000 woningen voor de autonome ontwikkeling van Almere.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP4ABCDEG01-vg01_0045.png"

Naast het grote aantal woningen dat in Almere wordt toegevoegd, is het van belang ook andere functies mogelijk te maken, zodat een sociale diverse, aantrekkelijke en leefbare stad ontstaat. Hierover wordt in de Structuurvisie aangegeven dat Almere, als 'new town', ruimte heeft voor nieuwe werk- en woonmilieus, experimenten, en vernieuwend ondernemerschap. Door dit mogelijk te maken en te stimuleren, wordt tevens bijgedragen aan de florerende economie van de Noordvleugel en aan een versterking van de internationale concurrentiepositie. De groei van Almere in de drie aangewezen kernen past bij de bestaande meerkernige structuur van de stad.

Met een gefaseerde aanpak wordt toegewerkt naar het toekomstperspectief voor de Noordvleugel, de stip op de horizon. Dit toekomstperspectief geeft invulling aan de drie samenhangende ambities op het gebied van verstedelijking, bereikbaarheid, natuur en recreatie ter versterking van deze regio. Het geeft richting aan het handelen van overheden, bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties en burgers. Het is nu niet nodig om voor de lange termijn definitieve keuzes te maken ten aanzien van verstedelijking en bereikbaarheid. De beoogde woningbouwopgave is gebaseerd op de verwachte vraag naar woningen in de komende decennia. De woningbehoefte kan lager of hoger uitvallen dan de huidige berekeningen, afhankelijk van de daadwerkelijke economische en demografische ontwikkelingen. De woningen en de bijbehorende infrastructuur komen daarom in stappen tot stand in reactie op de behoefte op de woningmarkt en de mobiliteitsontwikkelingen. De aanpak van vraagafhankelijk bouwen geldt niet alleen voor woningen, maar ook voor economische activiteiten en voorzieningen. Zodra de markt of burgers initiatieven ontplooien, wordt hierop gereageerd vanuit de basishouding dat dit mogelijk is. De essentie van vraagafhankelijk bouwen is dat de vragers de ontwikkeling zelf bepalen. Overheden stellen alleen de hoognodige kaders op, waarbinnen initiatiefnemers bepalen wat op welk moment gebouwd wordt.

De economische structuur in Almere ontwikkelt zich verder. Om een vitale stad te ontwikkelen, is vooralsnog een ambitie van 100.000 arbeidsplaatsen gedefinieerd. Met haar jonge bevolking levert Almere human capital aan de economie van de Noordvleugel. Almere heeft als new town ruimte voor nieuwe werk- en woonmilieus, experimenten en vernieuwend ondernemerschap. Hierbij is excellent gastheerschap voor nieuwe en zittende ondernemers belangrijk. In de jonge economie van de stad zijn zelfstandigen zonder personeel (ZZP-ers) en het midden- en kleinbedrijf (MKB) relatief sterk vertegenwoordigd. Zij krijgen alle ruimte om zich verder te ontplooien. Daarnaast ontstaat met de groei van de stad al een forse autonome groei van het aantal banen door bevolkingsvolgende groei. Naast de autonome groei is het de ambitie om banen te creëren in een aantal stuwende sectoren. Deze zijn in het economisch programma “Almere Werkt!” vastgelegd: Duurzaam bouwen & Gebiedsontwikkeling, Health, ICT & Media, Lelystad Airport en Wellness & Life Sciences.

Een goede, complete en kwalitatief hoogwaardige onderwijsinfrastructuur is een zeer belangrijke vestigingsfactor. De eerste kansen zijn al verzilverd door de investeringen van het Rijk, de provincie Flevoland en de gemeente Almere met de komst van Hogeschool Windesheim en de Christelijke Agrarische Hogeschool Vilentum. In samenwerking met het bedrijfsleven moet vooral in het middelbaar en hoger onderwijs een aanbod ontstaan dat aansluit bij de toekomstige behoeften en waarmee bedrijven kunnen worden verleid om zich in Flevoland te vestigen.

Zowel de culturele als de sportieve infrastructuur is van eminent belang voor de sociale samenhang in nieuwe en oudere delen van Almere. Op cultureel gebied wordt ingezet op het koppelen van nationale voorzieningen aan Almeerse kwaliteiten (eigen profiel), het versterken van het cultureel middenveld, het ruimte bieden aan zelforganisatie en ondernemerschap en het besteden van aandacht aan cultuureducatie en talentontwikkeling. Op het terrein van sport ligt de focus op een wijkgericht aanbod aan breedtesport, sectoroverstijgende talentontwikkeling en een gericht aanbod aan topsportevenementen en -voorzieningen.

Bestuursovereenkomst RRAAM (2013)

Op 13 november 2013 is de Bestuursovereenkomst RRAAM ondertekend door het Rijk, de provincies Flevoland, Noord-Holland en Utrecht, de stadregio Amsterdam en de gemeenten Amsterdam en Almere (verder: RRAAM). De Rijksstructuurvisie Amsterdam-Almere-Markermeer is bindend voor het Rijk. Met deze bestuursovereenkomst leggen partijen de afspraken vast om tot uitvoering te komen van de drievoudige ambitie op het gebied van verstedelijking, bereikbaarheid en natuur & recreatie ter versterking van de internationale concurrentiepositie van de Noordvleugel, zoals uitgewerkt in de Rijksstructuurvisie Amsterdam-Almere-Markermeer.

Partijen hebben ten aanzien van de stedelijke ambitie afgesproken dat met de adaptieve aanpak de (markt)vraag naar woningen en bedrijfslocaties van doorslaggevend belang is voor het tempo en de invulling van het ontwikkelen van het toekomstperspectief. Partijen monitoren voor het gebied de Noordvleugel de kwantitatieve en kwalitatieve actuele vraag naar en het aanbod van woningen. Onder duovoorzitterschap van de provincie Noord-Holland en het Rijk (namens deze vertegenwoordigers van de minister voor Wonen en Rijksdienst), wordt deze monitoring vanaf 2014 uitgevoerd. Partijen brengen de gezamenlijke rapportage jaarlijks uit.

Uitvoeringsovereenkomst Almere 2.0 (2013) (IAK2)

Het Rijk, de provincie Flevoland en de gemeente Almere hebben op 20 november 2013 in de Uitvoeringsovereenkomst de afspraken vastgelegd om tot uitvoering te komen van de stedelijke ambitie Almere, zoals uitgewerkt in de Rijksstructuurvisie Amsterdam-Almere-Markermeer. Deze overeenkomst vervangt het eerdere Integraal Afsprakenkader (IAK) uit 2010. De afspraken in de uitvoeringsovereenkomst hebben betrekking op de integrale stedelijke ontwikkeling (Almere 2.0) en heeft betrekking op:

  • de gebieden: Almere Oosterwold, Almere Centrum Weerwater inclusief Floriade, Almere Pampus in samenhang met de IJmeerlijn, Almere Poort, Nobelhorst, alsmede de stedelijke ontwikkeling in het huidige stedelijke gebied van Almere;
  • de thema's stedelijke bereikbaarheid, groenblauw, duurzaamheid, onderwijs, cultuur, sport en economie;
  • het behoud van de concurrentiepositie van het huidige stedelijke gebied (Almere Tafel);
  • de samenwerking tussen het Rijk, de provincie Flevoland en de gemeente Almere alsmede het gezamenlijk financieel kader ten behoeve van de realisatie.

In de overeenkomst hebben partijen afgesproken dat het realiseren van de stedelijke ambitie (60.000 woningen) is gestart op 1 januari 2010. De vraag van de markt is een bepalende factor voor het tempo waarop de gebiedsontwikkelingen in Almere plaatsvinden. De gebiedsontwikkeling Almere Centrum Weerwater kan op basis van de uitvoeringsovereenkomst door de gemeente Almere worden opgestart. De gemeente Almere voert de regie over de afstemming tussen de gebiedsontwikkelingen in Almere middels onder meer de gemeentelijke programmeringscyclus (Meerjaren Programmering Grondexploitatie Almere).

Ten behoeve van de realisatie van Almere 2.0 wordt één gezamenlijk Fonds Verstedelijking Almere ingesteld. Het fonds is bestemd voor investeringen in projecten ten behoeve van de integrale ontwikkeling van Almere 2.0. Het gaat daarbij om projecten op het gebied van de Almere Tafel, Onderwijsstructuur, Culturele infrastructuur, Sportinfrastructuur, Economie en Floriade, Duurzaamheid, Programma groenblauw en Stedelijke bereikbaarheid.

Het toekomstperspectief voor Almere is een westelijk georiënteerde stad met circa 60.000 nieuwe woningen ten opzichte van 2010 en een forse groei van het aantal arbeidsplaatsen. De ambitie is 100.000 arbeidsplaatsen. Een adaptieve aanpak staat centraal: vraagafhankelijk realiseren van woningen, infrastructuur, economische activiteiten en voorzieningen.

Het bestemmingsplan voor Almere Poort Oost en Duin is in overeenstemming met de Rijksstructuurvisie en geeft hier mede uitvoering aan.

Structuurvisie Randstad 2040 (2010)

In de Structuurvisie Randstad 2040 (2010) heeft het kabinet keuzes gemaakt om van de Randstad in 2040 een duurzame en concurrerende Europese topregio te maken waar mensen graag wonen, werken en recreëren. Groene woon- en werkmilieus zijn daarbij nodig om de variatie in vestigingsmilieus te vergroten. Mogelijkheden daarvoor liggen onder meer in Almere. Grootschalige stedelijke ontwikkeling van Almere is noodzakelijk voor het opvangen van de groei in de noordelijke Randstad tot 2040. Ook in deze structuurvisie is aangegeven dat de opgave bestaat om tot 2030 60.000 woningen te bouwen.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Structuurvisie Randstad 2040.

Europese Kaderrichtlijn Water (2000)

De Europese Kaderrichtlijn Water is vastgesteld in 2000. De kaderrichtlijn heeft als doelstellingen:

  • een goede ecologische toestand van de oppervlaktewateren (zoete, kust- en overgangswateren);
  • het tot nul terugbrengen van de lozing van gevaarlijke stoffen;
  • een goede toestand van het grondwater;
  • een duurzaam gebruik van water;
  • afzwakking van de negatieve gevolgen van overstromingen en perioden van droogte.

Sinds 1 november 2003 is er een wettelijke verplichting om een watertoets uit te voeren bij ruimtelijke plannen, waaronder bestemmingsplannen. Bij het opstellen van een bestemmingsplan moet inzichtelijk worden gemaakt wat de gevolgen zijn van een ruimtelijke ontwikkeling voor het waterbeheerssysteem en op welke wijze de ruimtelijke ontwikkeling en het waterbeheer op elkaar worden afgestemd.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Kaderrichtlijn Water. Het aspect water wordt in dit bestemmingsplan uitvoerig behandeld.

Het Nationaal Bestuursakkoord Water (2008)

Dit akkoord is op 25 juni 2008 onder andere in verband met de implementatie van de Europese Kaderrichtlijn Water geactualiseerd. Met de actualisatie van het NBW onderstrepen de betrokken partijen, rijk, provincies, gemeenten en waterschappen nogmaals het belang van samenwerking om het water duurzaam en klimaatbestendig te beheren. In het akkoord staat onder meer hoe met klimaatveranderingen, de stedelijke wateropgave en de ontwikkelingen in woningbouw en infrastructuur moet worden omgegaan. Ook is er meer aandacht voor het realiseren van schoon en ecologisch gezond water. Het NBW heeft tot doel om in de periode tot 2015 het watersysteem in Nederland op orde te brengen en te houden en te anticiperen op klimaatverandering. Het gaat hierbij om de verwachte zeespiegelstijging, bodemdaling en klimaatverandering. Nederland krijgt hierdoor steeds meer te maken met extreem natte en extreem droge periodes.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het Nationaal Bestuursakkoord Water.

Nationaal Waterplan 2016-2021 (2015)

Het Nationaal Waterplan (NPW2) geeft het integrale kader voor het waterbeleid van het Rijk voor 2016 tot 2021 en geeft uitvoering aan de Europese richtlijnen voor waterkwaliteit, de mariene strategie en de overstromingsrisico's. De Stroomgebiedbeheerplannen, het Programma van maatregelen mariene strategie, de Beleidsnota Noordzee en de Overstromingsrisicobeheerplannen maken onderdeel uit van het NWP2. De verschillende NWP2 onderdelen met bijbehorende mijlpalen en onderlinge relaties zijn samengevat in een routekaart. Tegelijk met het NWP2 is het Beheer- en ontwikkelplan voor de rijkswateren 2016-2021 (Bprw) vastgesteld met daarin de operationele uitwerking van het NWP2 voor de rijkswateren: de rollen en taken van Rijkswaterstaat en de hoofdlijnen van het beheer en onderhoud. Het NWP2 geeft de hoofdlijnen, principes en richting van het nationale waterbeleid in de planperiode 2016-2021, met een vooruitblik richting 2050. Met het NWP2 zet het kabinet een volgende ambitieuze stap in het robuust en toekomstgericht inrichten van ons watersysteem, gericht op een goede bescherming tegen overstromingen, het voorkomen van wateroverlast en droogte en het bereiken van een goede waterkwaliteit, een duurzaam beheer en goede milieutoestand van de Noordzee en een gezond ecosysteem als basis voor welzijn en welvaart. Hierbij streeft de overheid naar een integrale benadering door economie, natuur, scheepvaart, landbouw, energie, wonen, recreatie en cultureel erfgoed zo veel mogelijk in samenhang met de wateropgaven te ontwikkelen. Het beleid en de maatregelen in dit Nationaal Waterplan dragen bij aan het vergroten van het waterbewustzijn in Nederland.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het Nationaal Waterplan. Grote waterpartijen worden bestemd voor water en waterberging.

Rijksbeleid en wetgeving cultuurhistorische waarden

Het nationaal beleid voor de archeologische monumentenzorg staat in het teken van het behoud en beheer van het erfgoed. Op gelijke voet staat het streven naar herkenbaarheid van het archeologisch erfgoed voor het publiek door het te gebruiken als inspiratiebron voor de ruimtelijke inrichting van Nederland. Dit beleid geldt voor alle cultuurhistorische waarden, dat wil zeggen voor zowel archeologische, historisch-geografische als bouwkundige waarden. Het beginpunt van dit beleid is gelegen in de Nota Belvedère uit 1999. In deze nota geeft het Rijk te kennen dat de cultuurhistorische identiteit van gebieden sterker richtinggevend moet worden voor de ruimtelijke inrichting. Het Rijk streeft naar het ontwikkelingsgericht inzetten van bestaande cultuurhistorische kwaliteiten, waarbij vervlechting van cultuurhistorie in het ruimtelijke ordeningsbeleid uitgangspunt vormt.

Het beleid is onder meer geworteld in de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz). Via de Wamz is het Verdrag van Malta geïmplementeerd in de Nederlandse wetgeving. Daartoe zijn behalve de Monumentenwet 1988 ook de Woningwet, de wet Milieubeheer en de Ontgrondingenwet gewijzigd. Het beleid is daarnaast geworteld in de Nota Belvedère uit 1999 en de Notitie 'Kunst van leven' hoofdlijnen Cultuurbeleid uit 2007. In 2008 is de Monumentenwet 1988 opnieuw gewijzigd waardoor onder andere de rol van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed (RCE) in het adviestraject voor vergunningverlening is beperkt. In 2007 is het Project Modernisering Monumentenstelsel (MoMo) van start gegaan. Doel hiervan is onder meer een integrale modernisering van de Monumentenwet 1988. Sinds december 2008 heeft de minister van OC en W drie beleidsstukken uitgebracht: De discussienotitie 'Een lust geen last' (2008), de Beleidsbrief Modernisering Monumentenzorg (eind 2009) en de Visie Cultureel Erfgoed 'Kiezen voor karakter' (juni 2011).

Als consequentie van de Beleidsbrief is de Monumentenwet 1988 gewijzigd. Per 1 januari 2012 is de 50-jaren termijn voor wettelijk beschermde monumenten uit de wet gehaald. Ook is op 1 januari 2012 een wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in werking getreden. Op grond van artikel 3.1.6 Bro moeten naast archeologische waarden nu ook bovengrondse cultuurhistorische waarden bij de vaststelling van het bestemmingsplan worden meegewogen.

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is voor het onderwerp 'cultureel erfgoed' aangegeven dat het Rijk verantwoordelijk blijft voor cultureel en natuurlijk UNESCO Werelderfgoed (inclusief voorlopige lijst), kenmerkende stads- en dorpsgezichten, rijksmonumenten en het maritieme erfgoed. Het beleid ten aanzien van het landschap is geen rijksverantwoordelijkheid meer, maar laat zij over aan de provincies.

Op 1 september 2007 is de Monumentenwet 1988 (herziening 2007) van kracht geworden. Uitgangspunten van de wet zijn onder meer:

  • behoud in situ van waardevolle archeologische resten;
  • de verstoorder betaalt;
  • vooronderzoek, zo ver mogelijk voorafgaande aan de planontwikkelingen;
  • het is in de ruimtelijke ordening (bestemmingsplannen) verplicht om rekening te houden met (mogelijke) archeologische waarden;
  • gemeenten worden verantwoordelijk voor de archeologie en de archeologische monumentenzorg;
  • liberalisering van de opgravingsmarkt.

Op 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen en vervangen door de Erfgoedwet. De artikelen 11 t/m 14a uit de Monumentenwet blijven, totdat de Omgevingswet van kracht wordt echter van toepassing op basis van de Erfgoedwet, artikel 9.1, lid 1, sub a. Deze wetswijziging heeft daarom geen consequenties voor de uitgangspunten van het beleid en regelgeving.

De notitie 'Kunst van Leven, hoofdlijnen cultuurbeleid' (juli 2007) is de agenda voor het cultuurbeleid in de komende jaren. Het kabinetsbeleid is in deze notitie uitgewerkt langs de thema's excellentie, innovatie en e-cultuur, participatie, mooier Nederland en een sterke cultuursector.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het rijksbeleid en de wetgeving voor cultuurhistorische waarden.

Overig rijksbeleid

Van een aantal beleidskaders is geen samenvatting opgenomen. De nota's zijn wel beoordeeld, maar niet (direct) van ruimtelijk belang voor het plangebied bevonden. Het betreft de volgende nota's:

  • Structuurvisie buisleidingen 2012-2035 (2012)
  • Structuurvisie Windenergie op land (2014)

Gelet op het voorgaande is het bestemmingsplan in overeenstemming met het rijksbeleid.

Hoofdstuk 2 Provinciaal en regionaal beleid

Omgevingsplan Flevoland 2006 inclusief herzieningen 2008, 2009, 2015

In het Omgevingsplan Flevoland 2006 (Omgevingsplan) is het integrale omgevingsbeleid van de provincie Flevoland voor de periode 2006-2015 neergelegd, met een doorkijk naar 2030. Het Omgevingsplan is een samenbundeling van de vier wettelijke plannen op provinciaal niveau: Streekplan (onder de Wet ruimtelijke ordening nu een Structuurvisie), Milieubeleidsplan, Waterhuishoudingsplan en Provinciaal Verkeer- en Vervoerplan. Het Omgevingsplan bevat tevens de hoofdlijnen van het economische, sociale en culturele beleid. Hoofddoel is het creëren van een goede woon-, werk- en leefomgeving in Flevoland, waarbij de verstedelijking is ingepast in een hoogwaardige landelijke omgeving en past bij de huidige en toekomstige infrastructuur. Creatie van aantrekkelijke woongebieden in een groen-blauwe omgeving maakt Flevoland onderscheidend van andere provincies.

In het kader van de komst van de Wet ruimtelijke ordening per 1 juli 2008 is het Omgevingsplan op onderdelen herzien. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om de juridische doorwerking van het Omgevingsplan na inwerking treden van de Wro.

Een tweede herziening van het Omgevingsplan heeft betrekking op de waterhuishouding. Naar aanleiding van de invoering van de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) is het onderwerp waterkwaliteit in het Omgevingsplan aangepast, Onder meer de waterlichamenkaart en de waterkwaliteitsdoelen en –maatregelen zijn vastgelegd. Het tweede onderwerp is de wateropgave, ook wel bekend onder de naam Waterbeheer 21-ste eeuw. De aanpak en de rolverdeling bij het oplossen van de wateropgave is nader bepaald en vastgelegd. Tenslotte is van de gelegenheid gebruik gemaakt om enkele kleinere zaken te repareren c.q. meer uitvoeringsgericht te maken.

Het plangebied valt in het Omgevingsplan binnen de gebiedsaanduiding 'archeologisch aandachtsgebied'. Archeologische aandachtsgebieden zijn gebieden met een relatief hoge dichtheid aan goed geconserveerde archeologische waarden. De inzet in deze gebieden beperkt zich tot het opsporen en het planologisch beschermen, dan wel – indien niet anders mogelijk – opgraven van individuele archeologische waarden.

Terreinen die op de landelijke Archeologische MonumentenKaart (AMK) staan vallen onder de aandachtsgebieden, met dien verstande dat ze in principe altijd planologische bescherming moeten krijgen. De uitwerking van archeologische aandachtsgebieden is een gemeentelijke verantwoordelijkheid.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het Omgevingsplan.

Verordening op de fysieke leefomgeving Flevoland (2012)

In de Verordening op de fysieke leefomgeving Flevoland zijn in één verordening alle publiekrechtelijke regelingen voor Flevoland opgenomen. De verordening omvat de volgende onderwerpen: stortplaatsen en afvalwater, bodemsanering, watersystemen, grondwaterontrekkingen, wegen en vaarwegen, ontgrondingen, bescherming landschap en ecologische hoofdstructuur. Op 18 december 2012 hebben Gedeputeerde Staten de wijziging van de Verordening voor de fysieke leefomgeving Flevoland 2012 (VFL2012) ten behoeve van de ecologische hoofdstructuur vastgesteld en de bijbehorende aanwijzing van de wezenlijke kenmerken en waarden.

Het bestemmingsplan voldoet aan deze verordening

Structuurvisie werklocaties Flevoland 2011 en Beleidsregel locatiebeleid stedelijk gebied 2011

De Structuurvisie werklocaties Flevoland 2011 is op 28 september 2011 vastgesteld door Provinciale Staten en is een nadere concretisering van het Omgevingsplan Flevoland 2006. De Structuurvisie heeft betrekking op bedrijventerreinen en kantorenlocaties in de stedelijke gebieden van de provincie en geeft invulling aan de programmatische uitwerking van het economisch beleid. In de Structuurvisie wordt een meer vastomlijnd kader gegeven voor een Gemeentelijke Visie op het Vestigingsbeleid (GVV). Dit houdt onder ander het volgende in:

  • er wordt inzicht verlangd in de bestaande en geplande omvang van bedrijvigheid;
  • voor het aanwijzen van vestigingslocaties moet de SER-ladder worden toegepast (eerst intensiveren en herstructureren, dan pas nieuwe locaties ontwikkelen);
  • gemeenten wordt nadrukkelijk gevraagd te overwegen om een herstructureringsfonds en parkmanagement op nieuwe - en zo mogelijk op bestaande - bedrijventerreinen in te stellen en een visie op zorgvuldig ruimtegebruik en ruimtelijke kwaliteit op te stellen;
  • gemeenten wordt aanbevolen om in de GVV grondbeleid en beleid voor het ontwikkelen van duurzame bedrijventerreinen op te nemen;
  • het verdient de voorkeur om de GVV in een structuurvisie neer te leggen;
  • zowel overschotten als tekorten aan bedrijventerreinen moeten worden voorkomen. De omvang van nieuw aan te leggen bedrijventerreinen en kantoorlocaties is neergelegd in de provinciale Visie werklocaties Flevoland 2030+;
  • de provincie wil dat ook ruimte geboden wordt aan informele werklocaties;
  • de provincie hecht nadrukkelijker aan (bestuurlijke) afstemming op bovengemeentelijke schaal.

Naar aanleiding van de Structuurvisie is de Beleidsregel Locatiebeleid Stedelijk Gebied (uit 2008) in 2011 aangevuld. In de Beleidsregel locatiebeleid stedelijk gebied 2011 hebben Gedeputeerde Staten criteria genoemd die worden gebruikt bij het beoordelen van gemeentelijke ruimtelijke plannen. De motivering die aan een ruimtelijk plan ten grondslag ligt dient opgenomen te worden in een Gemeentelijke Visie op het Vestigingsbeleid (GVV) voor zover dit betrekking heeft op vestigingslocaties in het stedelijk gebied van de gemeente. In de GVV wordt voor een periode van telkens 4 jaar, met een doorkijk over 10 en 20 jaar, de concrete kwalitatieve en kwantitatieve uitbreidingsbehoefte vastgelegd voor de gemeente op het gebied van vestigingslocaties en wordt de inzet benoemd voor instandhouding en herstructurering van de bestaande voorraad. De kaders voor het opstellen van de GVV worden gevormd door het Omgevingsplan Flevoland 2006, de Structuurvisie werklocaties Flevoland 2011, de provinciale Visie Werklocaties Flevoland 2030+ (waarmee de gemeenten voor de komende tijd akkoord mee zijn gegaan), het Provinciaal Herstructureringprogramma (PHP), het Convenant Bedrijventerreinen 2010-2020 en de beleidsregel. Gedeputeerde Staten zullen aan de hand van deze beleidskaders beoordelen of een GVV voldoet aan het provinciaal beleid. De beoordeling van een verzoek aan Gedeputeerde Staten om in te stemmen met de GVV zal plaatsvinden op basis van algemene criteria en inhoudelijke criteria.

Met betrekking tot algemene criteria houden de gemeenten het volgende aan:

  • Voor de huidige en toekomstige werklocaties wordt in het plan beschreven tot welke provinciale locatietype(n) deze worden gerekend.
  • Per locatie wordt binnen het provinciale locatietype aangegeven welke typen bedrijven er gevestigd kunnen worden.
  • De voorgestelde locatietype(n) en de hierbinnen bestaande en geplande omvang van de
    bedrijvigheid passen binnen het Omgevingsplan Flevoland 2006 en Structuurvisie werklocaties Flevoland 2011 en daarnaast binnen de herijking van het rapport Visie Werklocaties Flevoland dat een doorkijk geeft naar de komende 10 jaar en gemiddeld om de 3 à 4 jaar wordt herzien.
  • Als een gemeente voor een locatie geheel of gedeeltelijk wil overgaan tot een ander type bedrijvigheid dan in een eerder vastgestelde GVV is mogelijk gemaakt, dan wordt in het ruimtelijk plan ingegaan op de noodzaak, de gevolgen voor het aanbod voor het oorspronkelijke type bedrijvigheid en eventuele compensatie hiervan.
  • De GVV bevat een onderbouwde gemeentelijke opgave op het gebied van werklocaties voor de korte en de lange termijn.
  • Over de planning en programmering van werklocaties heeft afstemming plaats gevonden op
    regionaal niveau.

Met betrekking tot inhoudelijke criteria houden de gemeenten het volgende aan:

  • Bij de aanwijzing van werklocaties dient de SER-ladder onverkort toegepast te worden zodat ligging, omvang en categorie van de locaties conform de SER-ladder wordt afgewogen door te toetsen aan:
    • 1. de behoefte als gevolg van de vervangings- en uitbreidingsvraag;
    • 2. de mogelijkheid om deze behoefte door herstructurering of intensivering van bestaande locaties te ondervangen;
    • 3. clustering binnen of in aansluiting op bestaand bebouwd gebied;
    • 4. de inpasbaarheid ten opzichte van woonbebouwing;
    • 5. het optimaliseren van bereikbaarheid en vervoersaspecten.
  • De herstructureringsopgave is afgestemd op de meest recente versie van het Provinciaal Herstructureringsprogramma (PHP).
  • Intergemeentelijke afstemming vindt plaats ten aanzien van de aanbodzijde (programmering en ontwikkeling van zowel bestaande als nieuwe bedrijven- en kantorenlocaties) en herstructurering van bestaande bedrijven- en kantoren locaties.
  • De GVV wordt bij voorkeur als structuurvisie (een thematische structuurvisie of als onderdeel van een integrale structuurvisie) vastgesteld. Indien de gemeente besluit de GVV niet vast te stellen als thematische structuurvisie of als onderdeel van een integrale structuurvisie dient zij dat nader te onderbouwen hoe het GVV-beleid is afgestemd op het beleid voor andere beleidsterreinen.

De provincie geeft in de beleidsregel aan welke 7 typen werklocaties worden onderscheiden en welke vestigingsvoorwaarden (kantorenomvang, ruimtelijke kwaliteit, bereikbaarheid en leefbaarheid) daaraan worden verbonden.

Als vervolg op de beleidsregel heeft de provincie een nieuwe visie op de werklocaties in voorbereiding genomen: de RO Visie Werklocaties 2015.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Structuurvisie werklocaties.

RO Visie Werklocaties 2015 (2015)

Gedeputeerde Staten van Flevoland hebben op 24 februari 2015 het ontwerp van de RO visie Werklocaties Flevoland 2015 vrijgegeven. De ontwerp visie heeft van 6 maart tot en met 17 april 2015 ter inzage gelegen en is op 28 juni 2016 vastgesteld. Het doel van de visie is om te komen tot zorgvuldig ruimtegebruik van werklocaties zodat het aanbod passend is bij de behoefte en regionaal is afgestemd. Het maatschappelijk effect dat de provincie daarmee wil bereiken is slim en zuinig ruimtegebruik. Om dit te bereiken worden acht leidende principes gehanteerd:

  • 1. Ladder voor duurzame verstedelijking staat centraal. Aangezien de juridische borging van de ladder al sinds 1 oktober 2012 is geregeld in het Bro, gaat de provincie geen aanvullende juridische vereisten toevoegen. De provincie is verantwoordelijk voor het generiek toezicht op de toepassing van de ladder.
  • 2. Echte stappen zetten in creëren van marktspanning en deprogrammeren. Met de (samenwerkende) gemeenten in Flevoland zal de provincie de (regionale) behoefteraming voor bedrijventerreinen, kantoren en winkels uitwerken en confronteren met het aanwezige en toekomstige aanbod. Waar nodig zal de provincie met de gemeenten extra stappen zetten om te komen tot het deprogrammeren van plannen en locaties.
  • 3. Dynamisch voorraadbeheer: centraal hierin staan drie zaken: 1) werken aan de kwaliteit van de bestaande voorraad, 2) waar mogelijk schrappen van plannen die niet de beoogde kwaliteit toevoegen en 3) onder voorwaarden toevoegen en goede, nieuwe voorraad.
  • 4. Aanpak herstructurering en duurzaam beheer: tot eind 2015 kunnen aanvragen voor de PHP-regeling worden ingediend. Verwacht wordt dat de middelen uit het PHP dan ook op zijn. Om de herstructureringsopgave in de toekomst ook aan te pakken ziet de provincie twee sporen: 1) terugbrengen van het overaanbod en 2) met (nieuw) instrumentarium meer private actie op bedrijventerrein stimuleren.
  • 5. Duurzaamheid: de provincie streeft naar energiezuinige en klimaatbestendige werklocaties. Dit wil de provincie bereiken door de energievraag te beperken, duurzame energiebronnen in te zetten en energiebronnen zuinig en efficiënt te gebruiken. Daarnaast streeft de provincie naar duurzame mobiliteit. Voor een goede bereikbaarheid dienen nieuwe werklocaties daarom geaccommodeerd te worden rond multimodale verkeersknooppunten.
  • 6. Grip op de bestaande voorraad en monitoring: doel is het verbreden van de ontwikkeling van het instrument van de kwaliteitskaart naar alle Flevolandse gemeenten en voor de overige segmenten. Mogelijk kan hierbij aangehaakt worden op systemen die in omliggende regio's zijn en worden ontwikkeld, zoals de monitor werklocaties van het Ontwikkelingsbedrijf Noord-Holland Noord.
  • 7. Meer ruimte aan het veld via uitnodigingsplanologie: de komende jaren ligt er een flink aantal opgaven ten aanzien van de ontwikkeling en realisatie van werklocaties. Het is echter niet zo dat de provincie deze problemen alleen gaat oplossen. De rol van de provincie is voornamelijk regisserend en bovenlokaal. De daadwerkelijke aanpak geschiedt in cocreatie met gemeenten, marktpartijen en andere partners. De provincie gebruikt daarbij de 'Ladder van Overheidsparticipatie' om de precieze provinciale rol te bepalen.
  • 8. Stimuleren van pioniers en ruimte voor experiment: de voorliggende veranderopgave roept om creatieve oplossingen. De provincie wil daarom ruimte blijven bieden aan pioniers en 'het experiment'. Per gemeente of regio wil de provincie één of enkele experimenten of voorbeeld projecten starten.

Met het oog op de verschuivende behoefte van formele naar informele locaties neemt de provincie afscheid van de zeven locatietypen uit de beleidsregel 'Locatiebeleid stedelijk gebied 2011'. In het locatiebeleid worden voortaan twee verschillende concepten van werklocaties voor het stedelijk gebied onderscheiden: formele en informele werklocaties. De visie wordt afgesloten met een veranderagenda. Als aanzet voor het noodzakelijke transitieproces dat partijen in de provincie Flevoland de komende jaren moeten ondergaan bij werklocaties. Hierbij ligt de focus op elf agendapunten waaraan inhoudelijke en procesindicatoren zijn gekoppeld om de voortgang hiervan te monitoren. Gemeenten zijn in de 'lead' op de agendapunten die direct raken aan de ontwikkeling en de realisatie van werklocaties. De provincie is in de 'lead' op de agendapunten met een bovenlokale impact.

In het bestemmingsplan zijn de bedrijventerreinen Hogekant en Lagekant opgenomen. De doorontwikkeling van deze bedrijventerreinen voldoet aan de Visie Werklocaties 2015.

Beleidsregel Windmolens (2008)

Het windmolenbeleid is neergelegd in het Omgevingsplan Flevoland 2006. Het voorziet in opschaling en sanering van de huidige situatie gericht op het bereiken van een grotere ruimtelijke kwaliteit van het landschap. Door middel van opschaling kan met minder windmolens meer vermogen gerealiseerd worden en tevens een kwaliteitsverbetering in ruimtelijke en landschappelijke zin gehaald worden. Daarmee kunnen de nadelen van de huidige situatie worden weggenomen en kan ingespeeld worden op ontwikkelingen in de markt. Om de bestaande situatie geleidelijk over te laten gaan in een nieuwe situatie met meer ruimtelijke kwaliteit, is het nodig sanering en ontwikkeling bij het nemen van planologische besluiten aan elkaar te koppelen en gericht ontwikkelingsplanologie te bedrijven. Met het instellen van de tijdelijke stop op de plaatsing van windmolens is de huidige situatie geconsolideerd. De voortzetting van de exploitatie van de windmolens betekent (op termijn) meegaan in de schaalvergroting die de marktontwikkeling oplegt aan de windenergiebranche. Dit bepaalt tegelijkertijd het kader voor de bedrijfsvoering, de herinvesteringen en de acceptatie van de gewenste sanering. In de praktijk zullen de huidige eigenaren hun belangen en verkregen rechten dienen samen te brengen in nieuwe exploitatievormen waarmee minder maar grotere windmolenopstellingen in Flevoland ontstaan. Alleen op deze manier kan de gewenste landschappelijke en ruimtelijke kwaliteitsverbetering worden bereikt. Ook dient aandacht besteed te worden aan uniformering qua type en grootte van de windmolens.

Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe opstellingen windmolens mogelijk. De realisatie van kleine windmolens op gebouwen wordt niet mogelijk gemaakt. Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de beleidsregel windmolens.

Partiële herziening Omgevingsplan Flevoland voor windenergie (2016)

De provincie wil optimaal gebruik maken van de milieuvoordelen en economische potenties van de opwekking van windenergie zonder de landschappelijke kwaliteiten aan te tasten. Daarvoor moet op termijn het aantal windmolens afnemen, maar tegelijk het opgesteld vermogen toenemen en de landschappelijke kwaliteit verbeteren door ordening van molens in lijnopstellingen op een beperkt aantal locaties: principe 'opschalen en saneren'. Nieuwe molens mogen ook alleen voor een bepaalde periode. Uitzondering zijn solitaire windmolens op bedrijventerreinen, kleine windmolens en testwindmolens te Lelystad. Nieuwe molens kunnen alleen na indienen van een projectplan en onder bepaalde voorwaarden.

Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe molens mogelijk. De realisatie van kleine windmolens op gebouwen is wel toegestaan. Het plan is in overeenstemming met deze partiële herziening.

Beleidsregel archeologie en ruimtelijke ordening 2008

In deze beleidsregel hebben Gedeputeerde Staten aangegeven op welke wijze zij omgaan met de uitgangspunten zoals die in het Omgevingsplan Flevoland 2006 zijn geformuleerd met betrekking tot de archeologie.

In de Beleidsregel zijn criteria vastgesteld die Gedeputeerde Staten hanteren bij de toetsing van gemeentelijke ruimtelijke plannen. Het gaat om de volgende criteria: Archeologische waarden en verwachtingen moeten gelokaliseerd, gewaardeerd en begrensd zijn. Archeologisch onderzoek en de producten hiervan moeten voldoen aan de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA).

Voor zover in het plangebied behoudenswaardige archeologische waarden en/of hoge archeologische verwachtingen liggen, mogen deze in principe niet als gevolg van de uitvoering van het ruimtelijk plan worden beschadigd of vernietigd. Met dien verstande dat een archeologische verwachting vervalt op het moment dat de archeologische waarden hierbinnen zijn gelokaliseerd en begrensd.

In bestemmingsplannen, projectbesluiten, wijzigings- en uitwerkingsplannen moeten behoudenswaardige archeologische waarden en hoge archeologische verwachtingen zijn gekoppeld aan het bouwverbod en/of te zijn opgenomen in stelsels van omgevingsvergunningen, waarbij ingrepen die de archeologische waarde of verwachting kunnen beschadigen, vernietigen of ontoegankelijk maken, vergunningplichtig moeten zijn.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de beleidsregel archeologie en ruimtelijke ordening.

Waterbeheerplan Waterschap Zuiderzeeland 2016-2021 (2015)

De Wet op de waterhuishouding verplicht waterbeheerders eens in de vier jaar een waterbeheerplan op te stellen. In dit plan geven zij aan hoe zij het rijks- en provinciebeleid op het gebied van water vertalen naar concrete doelen en maatregelen voor hun beheergebieden. Momenteel is het Waterbeheerplan 2016-2021 van het Waterschap Zuiderzeeland van kracht. Het Waterbeheerplan beschrijft welke doelen het waterschap zichzelf stelt en welke maatregelen worden genomen om die doelen te bereiken in de periode 2010-2015. Voor het waterschap is het Waterbeheerplan een belangrijk strategisch document dat een leidraad voor de organisatie is. Waterschap Zuiderzeeland streeft ernaar om samen te werken aan integraal waterbeheer voor een veilige, kwalitatief goede en aantrekkelijke leefomgeving op een open en verantwoorde werkwijze. Deze missie is vertaald naar vier belangrijke doelen: waterveiligheid, schoon water, voldoende water en water en ruimte

Waterveiligheid

Hoog water is een reële bedreiging voor de veiligheid in Flevoland. De primaire keringen beschermen
Flevoland tegen deze bedreiging. In 2017 komen er nieuwe wettelijke veiligheidsnormen voor primaire waterkeringen. Die houden rekening met de kans op overstromingen en met de schade die daardoor kan ontstaan. Het waterschap wil ook in de toekomst de veiligheid blijven waarborgen door zich voor te bereiden op sociale, ruimtelijke, economische en klimatologische ontwikkelingen. Ook worden de primaire waterkeringen getoetst aan de nieuwe normen en zonodig versterkt. De veiligheid van Flevoland tegen overstromingen wordt binnendijks ondersteund door een compartimenteringsdijk (de Knardijk). Ook de Knardijk wordt onderzocht om te kijken of versterking nodig is. De buitendijkse gebieden worden door middel van regionale keringen beschermd tegen de dreiging van hoog water. Maatschappelijk is er vraag naar bebouwing van of op de waterkeringen aan de randen van de polder. Technisch kan het en daarom werkt het waterschap aan ruimtelijke oplossingen mits de veiligheid gewaarborgd kan worden.

Schoon water

Samen met gebiedspartners wordt gewerkt aan een ecologisch gezond watersysteem in het stedelijk en landelijk gebied. Goede leef, verblijf- en voortplantingsmogelijkheden (structuurdiversiteit) voor de aquatische flora en fauna in het beheergebied zijn noodzakelijk. Zo worden natuurvriendelijke oevers en vispassages aangelegd. Tegelijk wordt vestiging en verspreiding van exoten tegengegaan. Het Waterschap streeft naar een goede oppervlaktewaterkwaliteit waarbij de aanwezigheid van schadelijke stoffen in het water en de waterbodems geen probleem is. Veel menselijke activiteiten hebben een negatief effect op de kwaliteit van het water doordat water wordt verontreinigd. Door goed om te gaan met afvalwater zorgt het Waterschap ervoor dat zo veel mogelijk van deze effecten teniet worden gedaan. Het waterschap zet de 1e stappen naar een duurzaam afvalwatersysteem: door energie en grondstoffen terug te winnen uit afvalwater wordt de uitstoot van broeikasgassen verminderd en wordt zuinig omgegaan met schaarse nutriënten.

Voldoende water

Het Waterschap wil een robuust watersysteem dat voorbereid is op de effecten van toekomstige
klimaatveranderingen. Dit betekent dat het watersysteem zo is ingericht dat wateroverlast wordt
voorkomen tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten. De andere kant van de verwachte
klimaatveranderingen is dat ook extreem droge periodes vaker voor zullen komen. Het robuuste
watersysteem dat het Waterschap nastreeft zal dan ook in staat moeten zijn om te anticiperen op
watertekort tijdens extreme droogte. Daarbij is de feitelijke situatie van het watersysteem ook
daadwerkelijk zoals in de legger is beschreven. Het beheer en onderhoud richt zich op het goed
functioneren van het watersysteem, daarnaast is het ook afgestemd op het ter plekke gewenste ecologische functioneren van de watergang. Grondwaterbeheer (uitgezonderd drinkwaterwinning, grote industriële onttrekkingen van meer dan 500.000 m³ per jaar en koude-warmte opslag) ligt vanaf 2009 bij het Waterschap. De verschillende eisen die gebruiksfuncties stellen aan het peil, de voorraad en de kwaliteit van het grondwater zullen goed moeten worden afgestemd.

Water en ruimte

Samen met gemeenten gaat het waterschap op zoek naar nieuwe maatregelen om overlast van hevige neerslag of extreme droogte te voorkomen. De ruimtelijke ambities zijn groot (uitbreiding in Almere met 60.000 woningen) en het watersysteem biedt prachtige kansen. Daarom wil het waterschap vroeg bij nieuwe ontwikkelingen worden betrokken.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het Waterbeheerplan.

Waterkader (2013)

Om aan te geven wat er voor het waterbeheer in, maar ook ná het watertoetsproces belangrijk is, heeft Waterschap Zuiderzeeland dit Waterkader opgesteld. Het Waterkader geeft richting en houvast voor waterzaken binnen ruimtelijke plannen. Voor het bestemmingsplan is de watertoets doorlopen en is het waterkader toegepast. In Bijlage 12 Watertoets is de watertoets voor het bestemmingsplan opgenomen.

Overig provinciaal en regionaal beleid

Van een aantal beleidskaders is geen samenvatting opgenomen. De nota's zijn wel beoordeeld, maar niet (direct) van ruimtelijk belang voor het plangebied bevonden. Het betreft de volgende nota's:

  • Beleidsregel voor de beoordeling van geurhinder 2008
  • Beleidsregel bescherming landschap 2008
  • Verordening groenblauwe zone
  • Beleidsregel Kleinschalige ontwikkelingen in het landelijk gebied 2008
  • Ontwikkelingsvisie Noordvleugel Utrecht Eindbalans 2015-2030.

Gelet op het voorgaande is het bestemmingsplan in overeenstemming met het provinciaal en regionaal beleid.

Hoofdstuk 3 Gemeentelijk beleid

Het beleidskader van de gemeente Almere en een overzicht van de beleidsdocumenten kan worden geraadpleegd via de website: http://www.almere.nl/bestuur/gemeentelijk-beleid/

3.1 Ruimtelijke ontwikkeling

Almere Principles (2009)

Almere wil in 2030 de meest duurzame stad van Nederland zijn. In 2007 zijn op basis van de Cradle to cradle uitgangspunten zeven Almere Principles ontwikkeld. De principes dienen als leidraad bij de verdere ontwikkeling van de stad en luiden als volgt:

  • 1. Koester diversiteit
  • 2. Verbind plaats en context
  • 3. Combineer stad en natuur
  • 4. Anticipeer op verandering
  • 5. Blijf innoveren
  • 6. Ontwerp gezonde systemen
  • 7. Mensen maken de stad

Almere kent een goede uitgangspositie om de schaalsprong vanuit duurzaamheids principes te benaderen. De keuze is ook niet los te zien van de historie van de stad. Almere is vanaf het begin bedacht en opgebouwd vanuit duurzaamheid. Dat bewijzen de blauwgroene structuur, het meerkernige stadsconcept, het gescheiden verkeerssysteem en de doordachte afvalstructuur. Omdat Almere daarnaast een jonge stad is, is de basiskwaliteit van gebouwen en omgeving hoog. Almere stelt duurzaamheideisen aan zowel de bestaande stad als aan de nieuw te bouwen stadsdelen. Het gaat niet alleen om de gebouwde omgeving, maar ook om de openbare ruimte, om beheer en om duurzame sociale en economische processen.

Almere Poort wordt ontwikkeld conform de in 2008 door de gemeente Almere samen met het Rijk opgestelde 'Almere Principles':

  • 1. Koester diversiteit: de verschillende wijken in Poort krijgen een eigen identiteit op basis van de aanwezige (landschappelijke) kwaliteiten en daarmee wordt Poort een divers stadsdeel.
  • 2. Verbind plaats en context: de ontwikkelingen in Poort worden afgestemd op de plaats en context; zo krijgen de delen die het dichtst langs de infrastructuur liggen een stedelijke invulling met veel bedrijvigheid, komt het stadsdeelcentrum centraal in het gebied en nabij het station en worden de natuurlijk aanwezige kenmerken in de wijken versterkt, zoals in Duin.
  • 3. Combineer stad en natuur: de natuurlijk aanwezige kenmerken in en rond Poort worden naar binnen gehaald en in de stedelijke structuur van Poort verweven, zoals in Stadstuinen Poort.
  • 4. Anticipeer op verandering: het bestemmingsplan voor Poort kent een flexibele opzet en speelt daarmee maximaal in op veranderingen.
  • 5. Blijf innoveren: de ontwikkelingsplannen Duin en Stadstuinen Poort bevatten innovatieve gebiedsontwikkeling en mogelijkheden voor innovatie voor bewoners en ondernemers.
  • 6. Ontwerp gezonde systemen: Zowel in ontwikkelingsplan Duin als in ontwikkelingsplan Stadstuinen Poort vormt gezondheid een thema voor de ontwikkeling van het gebied.
  • 7. Mensen maken de stad: in Almere Poort is van het begin af aan ruimte geboden aan mensen die hun eigen huis wilden bouwen door middel van particulier opdrachtgeverschap. Ook in Duin en Stadstuinen poort wordt deze ontwikkeling voorgezet. Ook worden bewoners bij de inrichting van de openbare ruimte betrokken.

Omgevingsvisie Almere (2017)

Volgens plan is Almere uitgegroeid tot een moderne tuinstad van stadsdelen in een groen-blauw raamwerk. De omgevingsvisie is erop gericht dit te behouden, maar ook de vele uitdagingen aan te kunnen gaan. Deze visie is gebaseerd op twee principes: organische ontwikkeling (spontaan, geen vast eindbeeld) en adaptief beleid (inspelen op verrassingen, geen blauwdrukken). Deze principes liggen ten grondslag aan vier uitgangspunten:

  • 1. ontwikkel en onderhoud het goede.
  • 2. van tuinstad naar growing green city: de bestaande afwisseling van groen-blauw en bebouwing moet worden behouden, maar in de growing green city staan de vele betekenissen van groen centraal: Almere is op termijn een stad die gezond eten, schone energie en zuiver water produceert, waar afval wordt hergebruikt met een grote rijkdom aan planten en dieren.
  • 3. onderscheidende positie in metropolitaan netwerk: Almere levert aan de noordelijke randstad als sterke, aantrekkelijke regio een grote bijdrage met een gedifferentieerd, anders (dan in de regio) woningaanbod én de unieke ligging aan bijzondere landschappen. De as Haarlemmermeer-Schiphol-Amsterdam-Almere staat centraal en de groei met 60.000 inwoners en 100.000 arbeidsplaatsen.
  • 4. uitnodiging aan iedereen: met eigen initiatieven bijdragen aan de ontwikkeling van Almere. De gemeente stimuleert en ondersteunt initiatieven en stelt de kaders waarbinnen initiatieven mogelijk zijn, om prioriteiten te stellen en om opgaven van algemeen belang te kunnen realiseren. Daarvoor is een ruimtelijke hoofdstructuur vastgelegd. Dit toont per laag aan wat waardevol is en welke kaders gelden bij initiatieven:
    • a. polderlaag (water, cultuurhistorie, natuurontwikkeling): kwaliteit water omhoog, meer waterberging, bescherming grondwater, recreatieve waarde van het water verbeteren, optimaal profiteren van de natuur bij projecten, blauw-groene buffers versterken, toegankelijkheid/ herkenbaarheid van de grote bossen verbeteren, aandacht voor de gebieden Oosterwold, Trekwegzone en Duin.
    • b. netwerklaag (wegen, spoor, busbanen, fietsroutes): functionaliteit van infrastructuur (IJmeerlijn, Stichtselijn, nieuw Station centrum en fiets-auto-openbaarvervoer), focus op duurzame energie, kwaliteit ICT-netwerken, 'slimmer maken van de stad (automatische afvalverwerking);
    • c. stedelijke laag (meerkernige opzet, bijbehorende voorzieningen, diversiteit): 'mensen maken de stad': inwoners en bedrijven geven zelf vorm aan de eigen toekomst en met betrekking tot voorzieningen.

- wonen en werken: functiemenging, meer betaalbare woningen voor senioren, kleine huishoudens voor beter evenwicht, transformatie, negen focusgebieden (zie programmaplan wijkgericht werken).

- wonen en zorg: zo lang mogelijk zelfstandig wonen door voldoende geschikte woningen waar zorg geleverd kan worden, bv. (groeps)woningen voor begeleid wonen.

- centrale voorzieningen: versterking Almere centrum, functiemenging in stads(deel)centra

- detailhandel: complementariteit van winkelcentra versterken, met name Poort, Buiten en Haven.

- sociaal-maatschappelijke voorzieningen: in alle stadsdelen gezondheidscentra, basisscholen en buurtontmoetingscentra.

- culturele voorzieningen: bevorderen vraag en faciliteren.

- onderwijs: versterken leer- en werkomgeving, opstellen integraal Huisvestingsplan Onderwijs (stadscentrum als campus, gezamenlijk ruimtegebruik), groenonderwijs.

- toerisme en recreatie: ruimte bieden voor kansrijke initiatieven, versterken kust-Duin en Nationaal Park.

- sport: clusteren van voorzieningen, direct in woonomgeving, uitnodigende groen-blauwe structuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP4ABCDEG01-vg01_0046.png"

figuur: ruimtelijke hoofdstructuur

Ruimtelijke reserveringen

Met deze eerder gemaakte beleidskeuzes dient rekening te worden gehouden bij (ruimtelijke) initiatieven:

  • 1. ontwikkeling Eemvallei: strook in Oosterwold, gereserveerd voor landschapsontwikkeling en landbouw vanwege de vroegere rivier de Eem.
  • 2. Stichtselijn en IJmeerlijn: toekomstige openbaar-vervoerslijnen naar Utrecht en Amsterdam. Dit hangt af van verdere woningbouwontwikkeling en dient nog onderzocht te worden qua haalbaarheid, modaliteiten en grondbeslag.
  • 3. diverse infrastructurele reserveringen: A6, A27, hoogspanningslijn, autowegen, fietspaden.
  • 4. reservelocaties voor ontwikkelingen op de lange termijn: Almere Stad (2F7, Oostkavels, delen Vaart 4), Almere Poort (Pampushout I, II, III), Almere Hout (Overgooi, Stichtsekant, Vogelhorst, Twentsekant).
  • 5. Almere Pampus inclusief buitendijks gebied: voor de lange termijnontwikkeling na 2025-2030, na positief besluit IJmeerlijn en na bouw van 25.000 woningen in Almere.
  • 6. Buitendijkse ontwikkeling Almere Haven.

De gereserveerde locaties of andere gebieden die nog niet ontwikkeld zijn, kunnen tijdelijk gebruikt worden voor bv. het opwekken van duurzame energie (zonnevelden) of verbouw van gewassen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP4ABCDEG01-vg01_0047.png"

figuur: reserveringen

Het bestemmingsplan Poort Oost en Duin is in overeenstemming met de omgevingsvisie.

Ontwikkelingsplan Duin (2011)

Het Ontwikkelingsplan Duin vormt de basis voor de gebiedsontwikkeling in de kustzone en bevat de kaders en de gewenste ontwikkeling voor het binnendijkse en buitendijkse plangebied. Er is een plan ontwikkeld waarbij maximaal gebruik gemaakt wordt van de locatie: water, strand en bos, en waarbij het gebied zowel een woon- en werklocatie wordt als ook een recreatieve bestemming. DUIN is het product van een prijsvraag, waarbij het plan van Amvest, DUIN, is gekozen. Op basis van de visie van de prijsvraag is het ontwikkelingsplan uitgewerkt.

De identiteit en sfeer van Duin is te vatten in vier kernwaarden: Podium van stad en regio, Bijzonder woonlandschap, Vakantiegevoel en Betrokkenheid. Binnen het plangebied van Duin worden binnendiijks acht deelgebieden onderscheiden: Stranddorp, Kreekbos Noord, Duin Noord, Duinkop Noord, Duinkop Zuid, Duin Zuid (incl. Vallei), Kreekbos Zuid en Muiderduin.

In het ontwikkelingsplan zijn de infrastructurele en landschappelijke hoofdstructuren vastgelegd, alsmede de ligging (incl. hoogte) van het landschap en het programma per deelgebied. Het plan voor Duinkop Zuid en Duinkop Noord bevat bebouwing bestaande uit hoogbouw in een landschap van duinen en met een gemengd programma van woningbouw, horeca, leisure, (functiegebonden) detailhandel, maatschappelijke voorzieningen en kantoren. De overige gebieden zijn vooral woongebieden, deels in een duinlandschap en deels in het bos. Plangebied Muiderduin kent twee ontwikkelvarianten, de hoofdvariant met woningbouw en een tweede variant met leisure. Het ontwikkelingsplan is een plan op hoofdlijnen met een bepaalde mate van flexibiliteit die nodig is om een langjarige ontwikkeling te faciliteren. In 2017 is het ontwikkelingsplan gedeeltelijk gewijzigd vastgesteld. Het stedenbouwkundig en landschappelijk plan van Duinkop Zuid en Noord is gedeeltelijk aangepast, waarbij de boulevard is vervangen door een duinlandschap dat over de dijk heen gaat en op deze wijze het binnendijks deel met het strand verbindt.

Op basis van het ontwikkelingsplan is een grondexploitatie vastgesteld waarmee de financiële haalbaarheid inzichtelijk is gemaakt.

Ontwikkelingsplan Stadstuinen Poort (2016)

In 2016 is het Ontwikkelingsplan Stadtuinen Poort vastgesteld voor de gebieden Middenkant, Cascadepark Oost, Lagekant, Europakwartier Oost, Olympiakwartier West en Oost en Olympia-Officepark. Het plan bevat de kaders en de gewenste ontwikkeling voor de gebiedsontwikkeling van dit gebied dat grotendeels is gelegen tussen het spoor en de Elementendreef. Met de vaststelling van dit nieuwe ontwikkelingsplan zijn de eerder opgestelde ontwikkelingsplannen voor deze gebieden ingetrokken. Centraal in het plan voor Stadstuinen Poort zijn de thema's van Growing Green Cities, van de Floriade, een gezonde, productieve, biodiverse en eetbare stad. De natuur die rondom het gebied aanwezig is met riet, bos, duin en water wordt in het gebied naar binnen gehaald. Verder zullen met het plan ontmoetingen worden gestimuleerd, met ontmoetingsplekken in de openbare ruimte, zoals bij scholen, sportvoorzieningen, in het stadsdeelcentrum, bij het station en de winkels. Stadstuinen Poort heeft een programma aansluitend op de huidige vraag en flexibel om op verandering te kunnen inspelen. Het woonprogramma bevat een rijke diversiteit aan woningen met en zonder tuin, met ruimte voor zelfbouw en een grote hoeveelheid betaalbare woningen. Verder bevat het programma ruimte voor de bijbehorende voorzieningen, zoals scholen en een stadsdeelcentrum in Olympiakwartier Oost met winkels, horeca en andere voorzieningen voor zowel de bewoners van Poort Oost als voor het gehele stadsdeel. Ruimte voor bedrijven is er zowel in het woongebied voor bedrijven aan huis en kleinschalige bedrijfsruimten als in Olympiakwartier voor grotere bedrijven, beperkt PDV en GDV en voor leisure. Lagekant biedt ruimte aan de grote bedrijven en aan de Europalaan en aan de randen ook aan kleinere bedrijven en voorzieningen.

In het ontwikkelingsplan is een heldere ruimtelijk structuur vastgelegd, waarbij de bestaande infrastructuur wordt gehandhaafd en goed wordt verbonden met de omgeving, met Poort West en Duin en met de andere delen van Almere. Aansluitend op de thema's van een gezonde, productieve, biodiverse en eetbare stad krijgt Stadstuinen Poort een landschap met groene straten en lanen en een mix van tijdelijke en duurzame bomen en hagen. Aan de zijde van Olympiakwartier West wordt het landschap van strand en duinen naar binnengehaald.

Uitgaande van het ontwikkelingsplan is een grondexploitatie voor het plangebied vastgesteld op basis waarvan het plan financieel uitvoerbaar is.

Afspraken Duurzaam Almere 2012-2014 (2012)

Het gaat hier om een bestuurlijke inspanningsverplichting van het Rijk, de provincie Flevoland, de gemeente Almere en het Waterschap Zuiderzeeland om gezonde systemen te ontwerpen ten behoeve van de duurzame ontwikkeling van de stad. Dit geldt voor zowel de toekomstige stedelijke gebieden als voor de bestaande stad. Systeeminnovaties worden ontwikkeld ter bevordering van duurzame gebiedsontwikkeling. De innovaties hebben betrekking op energie, mobiliteit, water en productief landschap. De doelstellingen in de afspraken zijn:

  • Bij de ontwikkeling van Almere wordt ernaar gestreefd dat de gemeente – met gebruikmaking van de directe omgeving – energieneutraal (exclusief mobiliteit) is vanaf 2025. Hierbij wordt minimaal 40% van de energievraag binnen de gemeente op een duurzame manier opgewekt. De gebiedsontwikkelingen van Almere zijn energieneutraal en zo mogelijk energieproducerend. De energiedoelstelling wordt bereikt door energiebesparing en door toepassing van duurzame vormen van energieopwekking (o.a. zonne-energie, windenergie, groen gas, biogas, warmte-koudeopslag).
  • Bij de groeiopgave worden de mogelijkheden benut om duurzame vormen van mobiliteit uit te breiden. Focus ligt op schone en energiezuinige mobiliteit en voorkomen van milieuproblemen (geluid, fijnstof etc). Ambities zijn dat voor het personenvervoer nieuwe mogelijkheden ontstaan voor de gewenste verschuiving van het traditionele gemotoriseerd vervoer, in de richting van een groter aandeel openbaar vervoer en een groter aandeel elektrisch vervoer.
  • De groenblauwe omgeving wordt waar mogelijk en wenselijk – naast haar traditionele gebruiksvormen t.a.v. cultuur, natuur en recreatie – ingezet om ruimte te bieden aan de gezonde systemen van de stad. Het gaat hierbij om de gezonde systemen van energie, water en mineralen kringloop (o.a. lokale voedselproductie en gft-verwerking). Indien deze nieuwe functies in de groenblauwe omgeving leiden tot exploitatie-opbrengsten, zullen deze mede ingezet worden voor de uitbreiding, kwaliteitsverhoging en beheer van de groenblauwe omgeving.
  • De ontwikkeling van Almere zal gepaard gaan met de ontwikkeling van een bijbehorend duurzaam watersysteem. De opgaven van wateroverlast en droogte worden verbonden met de ruimtelijke opgaven van Almere. Almere wordt een klimaatbestendige stad.

De partijen bieden ruimte aan duurzaamheidinitiatieven die bijdragen aan het realiseren van de duurzaamheiddoelstellingen voor water, energie, mobiliteit en productief landschap conform deze Afspraken Duurzaam Almere.

Het bestemmingsplan is in overenstemming met de Afspraken Duurzaam Almere.

Energie Werkt! (2015)

In Almere wordt vanaf 2008 gewerkt aan de ambitie om in 2025 energieneutraal te zijn. De Almere Principles (2008) vormen de basis van een aantal opvolgende afspraken. Met het Rijk en de Provincie Flevoland zijn energie afspraken vastgelegd in het Integraal Afspraken Kader (IAK Almere 2.0, 2010) en meer specifiek uitgewerkt in de Afspraken Duurzaam Almere 2012-2014. Daarin is onder andere afgesproken dat de gemeente Almere streeft naar energieneutraliteit in 2025.

Almere heeft de ambitie om in 2022 al energieneutraal te zijn (exclusief mobiliteit). Om dit te bereiken is het noodzakelijk om focus te brengen in de vereiste gezamenlijke inspanning met, door en voor de stad, om een versnelling in hernieuwbare energievoorziening te realiseren. Dit is aanleiding geweest om te komen tot (en tevens het doel van) het Programmaplan Energie Werkt! Het programmaplan richt zich op de periode 2015 - 2018.

Het programma bevat een werkwijze langs 5 inhoudelijke werklijnen:

  • Werklijn 1 Zon

In deze werklijn wordt langs vier speerpunten ingezet op het vergroten van hernieuwbare (elektrische) energieopwekking uit zon. Het stimuleren van extra panelen op particuliere daken en daken van gemeentelijk vastgoed, scholen en verenigingen wordt in deze werklijn vormgegeven. Ook wordt gekeken hoe we grootschalige panelen kunnen realiseren op huurwoningen en wordt onderzocht hoe en waar zonnevelden op (braakliggende) gronden kunnen ontstaan.

  • Werklijn 2 Warmte

Deze werklijn legt de focus op het verduurzamen van het bestaande warmtenet en het aanleggen en voeden van eventuele nieuwe warmtevoorziening op hernieuwbare energiebronnen. Voor het bestaande net wordt in het programma een beeld gegeven van de mogelijke opties om het net te verduurzamen en welke investeringen daarbij horen. Er wordt verkend of en hoe met partner Nuon samengewerkt gaat worden. Het bespreken van de hoogte en differentiatie in aansluittarieven maakt deel uit van deze verkenning. Voor nieuwe gebieden wordt ingezet op innovatieve technieken.

  • Werklijn 3 Wind

Windenergie kan zowel binnen als buiten Almere opgewekt worden. De keuze in deze werklijn is dat Almere binnen de gemeentegrenzen initiatieven faciliteert als bewoners of bedrijven daarom vragen. Binnen deze werklijn zijn hiervoor strikte criteria opgesteld en worden initiatieven daarin begeleid. Voor investeringen in windenergie buiten Almere wordt verkend hoe op passende wijze aangesloten kan worden op lopende ontwikkelingen binnen de Provincie Flevoland. In deze werklijn is opgenomen dat in elk nieuw bestemmingsplan kleinschalige windinstallaties mogelijk worden gemaakt via binnenplanse afwijking van de bouwregels, waarbij de windinstallatie op het hoofdgebouw of aan de gevel van het hoofdgebouw geplaatst moet worden. De toegestane bouwhoogte voor hoofdgebouwen mag met maximaal 3 meter worden overschreden en de rotordiameter van de windinstallaties mag maximaal 2 meter bedragen (zie Programmaplan Energie werkt!, juli 2015, pagina 26).

  • Werklijn 4 Scholen en verenigingen

In deze werklijn worden Almeerse scholen en verenigingen aangezet tot het nemen van duurzame energiemaatregelen en worden deze brandpunten in de Almeerse wijken en buurten benut om de ambitie energieneutraal in 2022 onder de aandacht te brengen en zichtbaar vorm te geven. Door inzicht te verschaffen in mogelijke maatregelen en daarbij financieringsarrangementen aan te bieden wil deze werklijn in deze doelgroep hernieuwbare energie als standaard neerzetten.

  • Werklijn 5 Bewoners en bedrijven

Bewoners worden vanuit deze werklijn ondersteund om stappen te (blijven) zetten naar een energieneutraal Almere. Via diverse stimuleringsmaatregelen wordt hierop ingezet. Door inzicht en advies te verschaffen maar ook financieringsmogelijkheden te geven draagt deze werklijn binnen deze doelgroep bij aan een versnelling in de duurzame energietransitie. Voor bedrijven wordt ingezet op meer inzicht in rendabele investeringen en maatregelen die samenhangen met energiebesparing en hernieuwbare energieopwekking.

Binnen het plangebied zijn stadsverwarming, zonnepanelen, zonnecollectoren en kleine windmolens op of aan gebouwen (via afwijking) mogelijk.

Woonvisie Almere 2.0 op weg naar 2030 (2009)

Deze visie geeft het beleid van de gemeente ten aanzien van het wonen weer. In de Woonvisie wordt de opgave van 60.000 nieuwe woningen benoemd. De Woonvisie zet in op vijf ambities:

  • 1. Almere wordt de proeftuin van cradle-to-cradle bouwen: duurzaamheid wordt (nog meer dan voorheen) een leidend principe bij de ontwikkeling en het beheer van de bestaande en de nieuwe stad. Het blauwgroene casco blijft een sturend element.
  • 2. Almere wordt een gedifferentieerde stad: door toe- en invoeging van nieuwe woon- en werkmilieus wordt Almere een complete stad en wordt aantrekkelijk voor 'nieuwe' doelgroepen (bijvoorbeeld studenten, creatievelingen en startende ondernemers). Hierbij denken we onder meer aan woonmilieus 'centrum-stedelijk', 'centrumrand', 'villawijk' en 'landelijk'. Het woningbouwprogramma is gedifferentieerd naar prijs, type en eigendomsverhoudingen. Bovenstaande geldt voor de nieuwe en bestaande stadsdelen. Differentiatie in bestaande stadsdelen heeft tot doel het doorbreken van de eenzijdigheid, het versterken van de concurrentiekracht en het faciliteren van wooncarrières.
  • 3. Wonen is betaalbaar en toegankelijk voor iedereen: Almere blijft functioneren als een emancipatiemachine en biedt dus voldoende betaalbare woningen (koop en huur) aan, goed verspreid over de verschillende stadsdelen. Uitgangspunt is een kernvoorraad van 30% sociale woningbouw per stadsdeel. Van alle nieuwbouw is 35% sociaal, waarvan 25% huur en 10% koop. Deze sociale woningbouw moet ook duurzaam sociaal blijven (bijvoorbeeld door middel van erfpacht). Dit thema wordt nog nader uitgewerkt. Daarnaast is het nieuwe beleid dat elke wijk voor tenminste 35% uit sociale woningbouw moet bestaan. Hoe we hierbij een wijk moeten definiëren is nog niet helemaal duidelijk. Daarnaast moet elke wijk bestaan uit tenminste 30% huurwoningen.
  • 4. Almere is een zorgzame en leefbare stad: mensen de mogelijkheid bieden om zo lang mogelijk zelfstandig te wonen (voldoende rolstoelgeschikte, aanpasbare en gelijkvloerse woningen). Als dat niet meer lukt, zorgen voor voldoende, op de behoefte toegesneden woonzorgvoorzieningen.
  • 5. De eindgebruiker staat centraal: mensen moeten directe zeggenschap krijgen over de bouw van hun eigen woning. Doelstelling is 30% van de woningbouw in de vorm van particulier opdrachtgeverschap. Daarnaast moeten bewoners meer te zeggen krijgen over de woonomgeving. De gemeente Almere wil corporaties en beleggers nog meer bij de stad betrekken (zowel fysiek, sociaal-maatschappelijk als economisch).

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Woonvisie.

Kadernota Grondbeleid (2009)

Voor de periode 2009-2030 formuleert de gemeente Almere de volgende specifieke doelen van het grondbeleid:

  • 1. Het faciliteren van de realisatie van de Almere Principles. Het grondbeleid moet bijdragen aan het realiseren van diversiteit, ecologisch gezonde systemen en de participatie van duurzame stakeholders en met name eindgebruikers en eindbeheerders vanaf de allereerste stadia.
  • 2. Het bevorderen van ruimtelijke kwaliteit. Het grondbeleid moet de basis leggen voor ruimtelijke kwaliteit, aansluitend bij de dynamische vraag van huishoudens en bedrijven.
  • 3. Het faciliteren van de stedelijke economie. Het grondbeleid dient een belangrijke bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van de stedelijke economie door het creëren van ruimte voor een gedifferentieerde bedrijvigheid en werkgelegenheid in het kader van de stedelijke ontwikkeling en herstructurering.
  • 4. Het inspelen op de Schaalsprong. Dat omvat de bouw van 60.000 woningen in twintig jaar (gemiddeld 3.000 woningen per jaar) en de realisatie van de accommodatie voor 100.000 banen (gemiddeld 5.000 banen per jaar). Het grondbeleid moet er dus voor zorgen dat er tijdig aantrekkelijke en gedifferentieerde locaties worden aangeboden die aansluiten op de dynamische vraag van huishoudens en bedrijven. Voorts moet het grondbeleid eraan bijdragen dat de gevolgen voor de Schaalsprong voor de gemeente positief zijn.
  • 5. Het faciliteren van het programma voor de bestaande stad. Het gaat hierbij om het leveren van een bijdrage aan een gebiedsgerichte aanpak, gericht op een duurzame samenleving.
  • 6. Het veiligstellen van de betaalbaarheid van sociale woningen en maatschappelijk vastgoed. Een essentiële component van de stedelijke dynamiek is dat substantiële delen van de huur- en de koopwoningvoorraad betaalbaar en financieel bereikbaar zijn en blijven voor huishoudens met een bescheiden inkomen. De betaalbaarheid van sociale huur- en koopwoningen en maatschappelijk vastgoed is een punt van aandacht, niet alleen in de investeringsfase maar ook in de beheersfase. Dit heeft ingrijpende gevolgen voor het functionele grondprijsbeleid en gronduitgiftebeleid.
  • 7. Het faciliteren van particulier opdrachtgeverschap. Uit het vorige punt vloeit vooral dat het grondbeleid in een deel van de stedelijke ontwikkeling en herstructurering gunstige condities schept voor individueel en collectief particulier opdrachtgeverschap en mede-opdrachtgeverschap.
  • 8. Het beheersen van de financiële risico's en het benutten van financiële kansen. Het grondbeleid gaat noodzakelijkerwijze gepaard met financiële risico's voor de gemeente, marktpartijen en huishoudens. Het grondbeleid dient er mede op gericht te zijn dat de financiële risico's voor de gemeente adequaat worden beheerst, en voorts dat kansen op positieve exploitatieresultaten worden benut.

Naast deze doelen heeft de gemeenteraad ingestemd met een repertoire aan beleidsinstrumenten, bestaande uit verwervingsbeleid, kostenverhaal, kostenverevening en grondprijs- uitgiftebeleid.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met deze nota.

Welstandsnota Almere 2014 (2015)

Met de Welstandsnota Almere 2015 heeft de gemeente Almere een ommezwaai gemaakt in het
welstandsbeleid. De woongebieden en bedrijventerreinen in Almere zijn met het nieuwe beleid
welstandsvrij geworden. In deze gebieden behoeven bouwplannen niet meer preventief getoetst te
worden op het welstandsaspect.

De verplichte welstandstoets blijft gehandhaafd voor de volgende gebieden en thema's:

  • Het groenblauwe raamwerk

Het landschap in Almere vormt het groenblauwe raamwerk waarin de stadsdelen zijn gevat. Voor dit groenblauwe raamwerk geldt een restrictief bouwbeleid: alleen gebouwen die een positieve bijdrage
leveren aan het functioneren van het groenblauwe raamwerk zijn welkom. In de nota 'Kleur aan groen'
(zie Groene stad) is dit beleid vastgelegd en uitgewerkt.

  • De hoofdinfrastructuur

Het stelsel van hoofdwegen, spoorlijnen en vaarten vormt het raamwerk waarlangs mensen zich door Almere voortbewegen. Het betreft zowel het aanzien van de gebouwde bestandsdelen van deze
hoofdinfrastructuur zoals bruggen, viaducten en geluidschermen als de beeldbepalende elementen van de bebouwing langs de hoofdinfrastructuur die het stadsbeeld mede bepalen.

  • De centrumgebieden

De bebouwing in de centra van de kernen Almere Stad, Almere Haven en Almere Buiten bepaalt in belangrijke mate het beeld van deze gebieden, die als voorzieningencentra en ontmoetingsgebieden van collectief belang zijn.

  • Bijzondere gebieden

Een aantal gebieden is van bijzondere betekenis voor het stadsbeeld van Almere. Zij verdienen om die reden extra bescherming. Het gaat dan onder andere om de Bouwrai-gebieden en de prijsvraaggebieden de Fantasie, de Realiteit en de Eenvoud.

  • Reclame

Met het aanbrengen van reclameborden in de openbare ruimte en aan gebouwen zijn grote financiële belangen gemoeid. Het risico van wildgroei bij het vrijlaten van reclame in de openbare ruimte is groot.Beperking is noodzakelijk, om te voorkomen dat de architectuur geheel ondergeschikt wordt aan reclame. Een regulerend beleid beschermt bovendien winkels en bedrijven met een kwaliteitsuitstraling.

Op onderstaande kaart is aangegeven in welke gebieden het welstandsbeleid van toepassing is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP4ABCDEG01-vg01_0048.png"

Wanneer een gebied welstandsvrij is wil dat overigens niet zeggen dat er geen regie is. Voor de
omvangrijkere (her)ontwikkelingsgebieden kan supervisie door kwaliteitsteams worden ingesteld en weer worden opgeheven. Ook kan bewonerswelstand worden ingesteld indien 2/3 meerderheid in een gebied aangeeft dat welstandstoetsing gewenst is. Voor het hele grondgebied van de gemeente geldt verder de excessenregeling. De excessenregeling is het instrument om bouwwerken, die in ernstige mate ontsierend zijn voor de omgeving, te laten aanpassen. De excessenregeling is gericht op het uiterlijk en is niet bedoeld om de plaatsing van bouwwerken tegen te gaan.

Almere Poort Oost en Duin, is met uitzondering van Olympiakwartier en de hoofdinfrastructuur welstandsvrij.

Beleidsnota kleine bouw 2008 (2009, 2010)

In deze nota worden kaders benoemd voor de uitbreiding van woningen, het gebruik van woningen voor beroepen en bedrijven aan huis, bouwwerken nabij woningen en bedrijven, de oprichting van antennemasten e.d. Als een bouwplan aan de voorwaarden uit de nota voldoet, dan wordt medewerking verleend aan een bouwaanvraag, ook als deze niet past in het bestemmingsplan. Voor nieuwe bestemmingsplannen is het uitgangspunt dat de regeling uit de Nota hierin wordt overgenomen. Deze kaders scheppen duidelijkheid voor inwoners en bedrijven.

Samengevat regelt de nota de volgende bouw- en gebruiksmogelijkheden:

  • a. uitbreiding van of een bijgebouw bij woongebouwen;
  • b. uitbreiding van of een bijgebouw bij niet-woongebouwen (bijvoorbeeld winkels, scholen, bedrijfsgebouwen);
  • c. realiseren van gebouwen voor openbaar nut, openbaar vervoer of wegverkeer;
  • d. oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde (bijvoorbeeld schuttingen, kunstobjecten, overkappingen);
  • e. realiseren van een kas of bedrijfsgebouw van lichte constructie;
  • f. regeling met betrekking tot aan-huis-gebonden beroepen of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in huis;
  • g. oprichten van antenne-installaties.

Voor dit plangebied betekent dit dat de uitgangspunten van de nota zijn verwerkt in de regels en op de verbeelding.

Masten en antennes t.b.v. het mobiele telefoonnet (1999)

Naast het nationale en provinciale antennebeleid heeft de gemeente ook een eigen 'antennebeleid'. Dit beleid houdt in dat zendmasten niet in woonwijken en natuurgebieden mogen worden geplaatst. Wel is plaatsing mogelijk op bedrijventerreinen, sportparken en langs hoofdinfrastructuur.

Het is in het plangebied mogelijk, na afwijking van de bouwregels om masten en antennes ten behoeve van het mobiele telefoonnet te plaatsen.

Meerjarenplan Startershuisvesting (2004)

Het is de uitdrukkelijke wens van de gemeenteraad om kleine, zelfstandige en goedkope woningen voor jongeren te bouwen. De aanpak hiervan is beschreven in het meerjarenplan startershuisvesting. In 2004 zijn de eerste 200 (tijdelijke) starterswoningen in Almere Buiten, Stad en Haven opgeleverd. Met het meerjarenplan wil het college ervoor zorgen dat ook in de komende jaren starterswoningen worden gebouwd.

In het bestemmingsplan zijn mogelijkheden om starterswoningen te realiseren.

Plan van aanpak studentenhuisvesting (2011)

Een voldoende en kwalitatief goed aanbod aan huisvesting is samen met een goed aanbod aan Hoger Onderwijs belangrijk voor de ontwikkeling van Almere. Het trekt nieuwe studenten aan en is ook van belang bij het binden van toekomstig hoogopgeleiden aan de stad en het creëren van nieuwe werkgelegenheid. Het draagvlak van voorzieningen wordt groter en studenten dragen bij aan de levendigheid van de stad. Het Plan van aanpak studentenhuisvesting geeft concreet aan wat de opgave is, hoe de organisatie eruit moet zien, welke activiteiten, hoe, met wie en wanneer ontwikkeld moeten gaan worden, met als eindresultaat een divers en flexibel aanbod aan studentenhuisvesting. De toenemende behoefte aan studentenhuisvesting zal de eerstkomende jaren worden opgevangen binnen de bestaande woningvoorraad. Dit in samenspraak met de woningcorporaties die bezit hebben in Almere en particuliere aanbieders. Op langere termijn, vanaf 2014/2015, zullen, naar verwachting, extra studentenwoningen, hetzij in nieuwbouw, dan wel door transformatie van bestaand vastgoed (of een combinatie van beide) ontwikkeld moeten worden.

In het bestemmingsplan zijn mogelijkheden om studentenhuisvesting te realiseren.

Beleidslijn tuinvergrotingen 2012 (2013)

Daar waar mogelijk zal tegemoet worden gekomen aan de wensen van bewoners om (kleine stukjes) gemeentegrond grenzend aan tuinen te verkopen aan de eigenaren van de tuinen. Anderzijds moeten stukken grond die ten onrechte door bewoners in gebruik zijn genomen, weer in gebruik komen als gemeentegrond. Het gaat hierbij immers om publiekbezit, dat de gemeenschap toekomt. Er worden twee aanpakken gehanteerd: de projectmatige en de niet projectmatige aanpak. Bij de projectmatige aanpak neemt de gemeente het initiatief om voor een hele wijk of buurt de mogelijkheden voor tuinvergrotingen te onderzoeken. Dit gaat vrijwel altijd in combinatie met een (groot)onderhoudsproject in hetzelfde gebied. De niet projectmatige aanpak wordt toegepast als een bewoner of een groep bewoners een verzoek tot tuinvergroting indient en er niet binnen een jaar gestart gaat worden met het voorbereiden van een projectmatige aanpak in hetzelfde gebied. Uitgangspunt bij beide aanpakken is het uitgeven van gronden daar waar dit mogelijk is zonder het algemeen belang aan te tasten. Onder het algemeen belang worden in ieder geval de volgende zaken verstaan:

  • 1. (geplande)projecten/reserveringen waarvoor de gronden nodig zijn;
  • 2. Weigering van eigenaren van kabels of leidingen om in te stemmen met verkoop gecombineerd met het vestigen van zakelijk recht (recht van de eigenaar van kabel of leiding om te allen tijde bij de leiding te kunnen);
  • 3. Ontstaan van problemen voor het (gemeentelijk) onderhoud ten gevolge van de uitgifte;
  • 4. Veiligheid (vooral verkeersveiligheid en sociale veiligheid);
  • 5. Voorkomen van aantasting van ruimtelijke kwaliteit (groene kwaliteit en samenhang van de wijk).

Deze beleidsregels is ook van kracht voor Almere Poort Oost en Duin.

Aanwijzing en nadere regels ligplaatsen van vaartuigen in de gemeente Almere (2013)

De regels in de Aanwijzing en nadere regels ligplaatsen van vaartuigen zorgen ervoor dat de watergangen in de stad op een verantwoorde manier gebruikt kunnen blijven worden. In artikel 5:19, eerste lid, van de Algemene plaatselijke verordening 2011 is een verbod opgenomen om met een vaartuig in openbaar water een ligplaats in te nemen, een ligplaats te hebben dan wel beschikbaar te stellen. In de aanwijzing en nadere regels ligplaatsen is geregeld dat dit verbod niet van toepassing is op de aangewezen gedeelten van het openbaar water die als ligplaatsen woonschepen zijn aangegeven op kaart die bij de aanwijzing hoort. Op de kaart bij de aanwijzing zijn ook vaste ligplaatsen, afmeeroevers, passantenligplaatsen, wachtplaatsen, particulier water en particuliere oevers aangegeven.

Binnen het plangebied zijn geen ligplaatsen voor woonschepen aangewezen. De oevers langs de watergangen zijn niet aangewezen als afmeeroever. In de bestemming 'Water' is in de bestemmingsomschrijving aanleggelegenheid opgenomen, waardoor het gebruik als afmeeroever op grond van het bestemmingsplan is toegestaan.

Prostitutiebeleid Almere (2000)

Het beleid is gericht op concentratie van bepaalde vormen van seksinrichtingen (in het uitgaanscentrum met bepaalde dominante functies zoals horeca en uitgaan, waar ruime mogelijkheden zijn m.b.t. sluitingstijden). In de Nota Prostitutiebeleid wordt vestiging van een bedrijf in een woonwijk ontoelaatbaar geacht. Daarnaast wordt het buitengebied uitgesloten omdat dit óf een blijvend recreatiegebied óf een toekomstig woongebied is. Er wordt afgezien van de aanwezigheid van raamprostitutie en straatprostitutie in Almere. Uitgangspunt is dat er enige concentratie is in de stadskernen van Almere-Stad, Almere-Haven en Almere-Buiten van de zichtbare prostitutie (seksclub, sekstheater, seksbioscoop, seksautomatenhal, erotheek en sekswinkel). Het vestigingsbeleid gaat uit van maximaal vijf seksclubs, maximaal vijf erotische massagesalons, maximaal vijf privé-huizen, maximaal vijf bedrijven in de seksbranche waar geen seksuele handelingen plaatsvinden, en maximaal drie parenclubs in de gemeente Almere. Deze kunnen verdeeld worden over de centrumgebieden van de stadskernen van Almere-Stad, Almere-Haven en Almere-Buiten. De mogelijkheid bestaat dat steeds één van de vijf bedrijven zich kan vestigen op een bedrijventerrein. Vestiging op een bedrijventerrein is gebonden aan extra voorwaarden.

Voor het plangebied betekent dit op het bedrijventerrein Hogekant één sekinrichting kan worden toegestaan. Hiervoor is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen.

Coffeeshopbeleid gemeente Almere 2013 (2012)

Het Coffeeshopbeleid gemeente Almere 2013 bevat de uitgangspunten en criteria die worden gehanteerd bij de behandeling van de (aanvragen voor) vestiging van koffieshops in Almere. Binnen de gemeente Almere worden maximaal vier gedoogbeschikkingen afgegeven voor het exploiteren van een coffeeshop. Voor de stadskern Almere Stad maximaal twee, voor de stadskern Almere Haven maximaal één en voor de stadskern Almere Buiten maximaal één. Als dit maximum van vier is bereikt worden verdere aanvragen op grond daarvan afgewezen. Een coffeeshop kan slechts gevestigd worden op een locatie met een horecabestemming. Een coffeeshop valt onder Categorie I “ lichte horeca”. Vestigingscriteria ten aanzien van de locatie zijn onder andere:

  • geen vestiging van coffeeshops in woonwijken;
  • situering ten opzichte van scholen: de loopafstand dient minimaal 350 meter te zijn tussen een school (basis- en voortgezet onderwijs) en een coffeeshop (uitgezonderd Festivalplein)
  • dusdanig gesitueerd dat maatschappelijke controle en controle door controlerende instanties mogelijk is;
  • vestiging aan de rand van bedrijventerreinen is toegestaan, tenzij geen controle mogelijk is;
  • vestiging in het centrum is toegestaan.

Op grond van dit beleid wordt er geen coffeeshop in Poort Oost en Duin toegestaan.

Uitgiftebeleid benzineverkooppunten (2000)

Het uitgiftebeleid benzineverkooppunten gaat uit van de uitgifte van alleen solitaire tankstationlocaties. Daarnaast is in de nota een spreidingskaartje voor benzineverkooppunten opgenomen. Op deze kaart staat aangeven waar benzineverkooppunten gerealiseerd mogen worden.

Voor het plangebied betekent dit dat nabij de Elementendreef in een benzineverkooppunt mogelijk is.

3.2 Bereikbaarheid en mobiliteit

Nota Mobiliteitsplan Almere (2012)

Keuzes op het gebied van verkeer en vervoer zijn in belangrijke mate voorwaardenscheppend voor stedelijke ontwikkelingen. Ze werken ook door in het dagelijks leven op straat. Het gaat dan met name om een goede bereikbaarheid, maar óók om de wijze waarop verkeer en vervoer wordt ingebed in het stedelijk weefsel. De volgende 8 hoofdkeuzes worden gemaakt:

  • 1. Stimuleren economische ontwikkeling door verbeteren regionale bereikbaarheid, handhaven goede interne bereikbaarheid en versterken van wijkeconomie met introductie stadsstraten;
  • 2. Betere inpassing infrastructuur in stedelijk weefsel en aanwenden infrastructuur ter ondersteuning van organische groei;
  • 3. Handhaven van een gezond, verkeersveilig en duurzaam verkeerssysteem met aandacht voor initiatieven uit de markt;
  • 4. Vasthouden kwalitatief hoogwaardig openbaar vervoer waarbij de sociale veiligheid en de inpassing in het stedelijk weefsel verbeteren;
  • 5. Realiseren hoger fietsgebruik door het aanbieden van een kwalitatief hoogwaardig, sociaal veilig en kostenefficiënt hoofdfietsnetwerk;
  • 6. Aanbieden van veilige en prettige looproutes in woonwijken en winkelcentra en openbaar vervoer voorzieningen;
  • 7. Vasthouden van de goede interne bereikbaarheid per auto met aandacht voor inpassing, beleving en oriëntatie;
  • 8. Parkeeroplossingen op maat voor bewoners, bezoekers en werknemers.

Doelstellingen met ruimtelijke betekenis zijn:

  • Meer functiemenging;
  • Maken van stadsstraten: straten of lanen die een meer stedelijke uitstraling hebben door het verkeer niet meer strikt van de omgeving te scheiden; ook ter versterking van de wijkeconomie;
  • Concentratie van voorzieningen rondom knooppunten (m.n. stations);
  • Verbetering sociale veiligheid op fietsroutes (onder andere bundeling met auto-infrastructuur cq langs (woon)bebouwing), looproutes en openbaar vervoer. Tenminste één sociaal veilige fietsroute tussen stadsdelen;
  • In nieuwe gebieden met de gebruikelijke Almeerse dichtheid en hoger wordt het systeem van verkeersscheiding grotendeels doorgezet (eventueel eigen rijstrook, in plaats van aparte infrastructuur). In nieuwe gebieden met lagere dichtheden kan in principe van dit systeem worden afgestapt. In bestaand gebied geen grote ingrepen;
  • Openbaar vervoer en fiets krijgen prioriteit boven de auto;
  • Hoofdfietsnetwerk met ongelijkvloerse kruising van de dreven;
  • Doorgaand autoverkeer weren uit woongebieden;
  • Aandacht voor verkeersveilige schoolomgeving;
  • Capaciteitsvergroting regionale vervoersverbindingen (ov en auto);
  • Op langere termijn een IJmeerverbinding als voorwaarde voor gezonde groei Almere;
  • Bij interne bereikbaarheid krijgen economisch belangrijke gebieden (zoals het Stadscentrum en het centrum van Almere Buiten inclusief Doemere) prioriteit.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de uitgangspunten van dit beleidsplan.

Verkeersveiligheid rond basisscholen   (2001)

De verkeersdrukte rond basisscholen door de auto's van de ouders/verzorgers is een algemeen probleem, dat de veiligheid van de kinderen in gevaar brengt.

De locatie van basisscholen en daarbij de verkeerssituatie rond de school moet daarom in een vroeg stadium in de stedenbouwkundige plannen opgenomen worden. Dit geldt in het bijzonder voor zgn. educatieve steunpunten c.q. de brede school.

Deze nota is van kracht voor het plangebied.

3.3 Werk in de stad

De Economische Kracht van Almere, economische agenda 2015-2019 (2015)

De Economische Kracht van Almere bevat de economische agenda, de programmalijnen en speerpunten, voor de periode 2015-2019. Almere maakt deel uit van de economische topregio Noordvleugel. Dit vraagt om een aantrekkelijk vestigingsmilieu. Almere richt zich op het doorontwikkelen van de eigenheid van Almere en de complementariteit van de stad in de Noordvleugel. De programmalijnen zijn:

  • Excellent gastheerschap via het faciliteren van bestaande en nieuwe bedrijven, door onder meer het contact houden met gevestigde bedrijven en het versterken van aanspreekpunten tussen gemeente en ondernemers;
  • Stimuleren van nieuwe kansen en mogelijkheden van ondernemers, door onder meer het mogelijk maken van bestemmingsverruiming van leegstaande (kantoor)gebouwen;
  • Inspannen om knelpunten op te lossen die ondernemers signaleren;
  • Dienstverlening aan ondernemers via het Ondernemersplein;
  • Inzetten voor heldere en soepele toepassing van regelgeving, door onder meer aanpassing en verruiming van het beleidskader over werklocaties (GVV);
  • Cultuurverandering van de gemeentelijke organisatie gericht op het adequaat en vlot bedienen van ondernemers met snelle en 'to-the-point' dienstverlening;
  • Doorontwikkelen van de clusteraanpak met EDBA 2.0, bedrijven, onderwijs- en kennisinstellingen, gericht op economische structuurversterking in Almere.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met De Economische Kracht van Almere, economische agenda 2015-2019.

Gemeentelijke Visie op de Werklocaties (GVW) (versie oktober 2016)

De Gemeentelijke Visie op Werklocaties (= GVW) vormt het beleidskader voor het vestigen van economische activiteiten. De dynamiek in de huisvesting van economische activiteiten is groot en de GVW geeft de kaders om te bepalen waar initiatieven kunnen komen en welke ruimtelijke randvoorwaarden daarbij gelden. Uitgangspunt is dat overal in Almere gewerkt kan worden. Daarbij passen een optimale flexibiliteit en functiemenging. De GVW bestaat uit een leidraad en kaartbeelden, de Vestigingsvisie Horeca Almere 2016 en het beleid voor Facilitypoints.

De leidraad geeft op hoofdlijnen aan welke soorten economische activiteiten zich in welk soort milieu kunnen vestigen en vormt de basis voor bestemmingsplannen. Doel is om initiatieven zorgvuldig in te kunnen passen. De leidraad geeft richting aan waar wat is toegestaan, maar sluit tegelijk ook niets uit, mits dit geen afbreuk doet aan het milieu dat op die plek van toepassing is. Niet alle aspecten lenen zich daarom voor inpassing in betemmingsplannen zonder dat er sprake is van concrete initiatieven. In individuele gevallen kan afgeweken worden van het beleid op basis van een goede ruimtelijke onderbouwing.

In de GVW worden de volgende milieus onderscheiden:

  • 1. Centrummilieus: mix aan activiteiten met wonen in hoge dichtheid naast elkaar; alleen activiteiten in categorieën A, B of C: winkels, horeca, werken aan huis.
  • 2. Woonmilieus: werken aan huis en kleinschalige, zelfstandige werkplekken in de wijken met beperkte effecten; Indische buurt, Floriadegebied, Olympiakwartier en Duin zijn woon-werkmilieus met mix van wonen en werken (en horeca) onder voorwaarden.
  • 3. Werkmilieus:
    • a. Binnenstedelijk: ruimte voor verkleuren naar diverse activiteiten; binnen de kom van woonbebouwing; qua schaal en maat aansluitend op woonomgeving; vanwege ligging tegen woonmilieus alleen categorieën A, B of C; kantoorhoudendheid tot max 50% per bedrijf en/of 1500 m2 zelfstandige kantoren per kavel met een maximum van 25% van het bebeouwd gebied per bedrijventerrein; voorzieningen mogen onder voorwaarden (goede ruimtelijke ordening); detailhandel niet met uitzondering van bestaande perifere en ondergeschikt; Naar aanleiding van concrete initiatieven kan wonen eventueel aan de randen van het terrein mits voldaan aan de goede ruimtelijke ordening. Horeca, anders dan ondergeschikt, kan eventueel ook naar aanleiding van concrete initiatieven worden toegestaan.
    • b. Regulier: geschikt voor grotere bedrijven (categorie 1 t/m 3.2); voorzieningen en horeca mogen onder voorwaarden (goede ruimtelijke ordening); detailhandel nee met uitzondering van bestaande perifere en ondergeschikt; geen wonen toegestaan.
    • c. Industrie: alleen op De Vaart; grootschalige en zware bedrijven (t/m categorie 5.3); mogelijkheden voor andere functies zijn beperkt; geen wonen toegestaan.
    • d. Kantoren: categorieën A, B of C; voorzieningen mogen; horeca en wonen mogen onder voorwaarden (goede ruimtelijk ordening); detailhandel mag alleen in Centrum Almere Stad.
    • e. Agrarisch: alleen op de Buitenvaart; voorzieningen, horeca (t/m horecacategorie 3) en detailhandel alleen ondergeschikt; wonen alleen in bedrijfswoning of plattelandswoning.
  • 4. Groene milieus: recreëren is de hoofdfunctie; landschap geeft richting aan de vorm en type gebruik van nieuwe initiatieven zodat elke toevoeging het groene milieu versterkt; kleinschalige bedrijven, voorzieningen en horeca zijn mogelijk onder deze voorwaarden.

Naast de GWV en de bestemmingsplannen zijn er andere instrumenten van toepassing voor het zorgvuldig omgaan met de beschikbare ruimte: RRAAM 2013, de Ladder voor duurzame verstedelijking, stedelijk programma, regionale programma afspraken (metropoolregio Amsterdam), beheer bedrijventerreinen en aanpak leegstand/ taskforce wonen met welzijn en zorg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP4ABCDEG01-vg01_0049.png"

Leidraad en Legenda voor werklocaties

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP4ABCDEG01-vg01_0050.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP4ABCDEG01-vg01_0051.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP4ABCDEG01-vg01_0052.png"

Facilitypoints

Voor vestiging van Facilitypoints gelden de volgende uitgangspunten: (snel)weggebruikers als doelgroep, afslagen van A6 en A27 en minimale kavelgrootte is 3.000 m². Er zijn drie concepten: basisconcept (alleen horeca tbv kort doelgericht verblijf), plusconcept (horeca en aanvullende voorzieningen tbv kort en langer verblijf) en truckersconcept (parkeerplaats en voorzieningen voor vrachtwagens tbv kort en langer verblijf). Op negen locaties is een fp mogelijk:

  • 1. Al (min of meer) aanwezige fp (Basis en/ of plusconcept): Gooise Poort (Audioweg 2), Hollandsekant, Weerwater Zuid (Oorweg), Veluwsekant (Strubbenweg), Sallandsekant (Koningsbeltweg), De Vaart (Dukdalfweg). Doorgroei naar truckersconcept kan op Hollandsekant, Sallandsekant en De Vaart (Brugplein indien fp op Dukdalfweg is ontmanteld) . Doorgroei naar plusconcept kan op Veluwsekant, Weerwater Zuid en De Vaart (brugplein indien fp op Dukdalfweg is ontmanteld);
  • 2. Nieuwe fp kunnen op: Stichtsekant, Poort (Elementendreef) en Hout-Noord (A6-park).

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP4ABCDEG01-vg01_0053.png"

Voor het plangebied geldt dat het voornamelijk uit woonmilieu bestaat met twee zoekzones woon/werkmilieu, namelijk het Centrumgebied Duin en het Stadsdeelcentrum in Olympiakwartier.

De bedrijventerreinen Hogekant en Lagekant zijn reguliere werkmilieus.Er zijn geen binnenstedelijke bedrijventerreinen.

Voor het woonmilieu (woonwijk) geldt dat aan-huis-verbonden beroepen of bedrijf zijn toegestaan. Daarvoor zijn in de regels voorwaarden opgenomen. Ook liggen verspreid over de wijk bedrijfsruimten die voor diverse functies gebruikt mogen worden, mits de effecten op de omliggende woningen beperkt zijn.

Binnen de woon/werkmilieus is een grotere mix van de functies wonen en werken mogelijk.

In het plangebied is een facilitypoint mogelijk in de nabijheid van de Poortdreef. Zie hiervoor Artikel 6 Gemengd - 1 en Artikel 8 Gemengd - 3.

Vestigingsvisie Horeca Almere 2016

Uitgangspunt is om horeca te concentreren in centrummilieus, wijkcentra, het Floriadegebied en de Kustzone Poort/ Strand Duin en te mengen met andere activiteiten. In andere milieus is horeca alleen toegestaan, mits het inpasbaar is op basis van regelgeving en een goede ruimtelijke ordening.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP4ABCDEG01-vg01_0054.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP4ABCDEG01-vg01_0055.png"

* Afweging voor 1 categorie hoger is mogelijk (B is hoger dan A, C is hoger dan B)

** Categorie 1 is mogelijk en categorie 2-5 is toegestaan onder voorwaarden van de algemene uitgangspunten

*** De Vaart is geen zelfstandige horeca mogelijk, behalve in combinatie met een eventueel business facility point en Bolderweg 1-2.

**** Kantoorlocaties buiten de centrumgebieden

De Indische Buurt is in dit schema niet opgenomen omdat het een specifiek terrein betreft.

Afwijkende situaties:

  • Deventerpad, Centrum Almere Stad: alleen categorie A toegestaan, met uitzondering van de functie cafés en bars. Een café of bar wordt wel aanvaardbaar geacht voor de percelen Deventerpad 18, 24 en 26, mits kan worden voldaan aan het Activiteitenbesluit milieubeheer en het Bouwbesluit.
  • Brongouw 148, een bestaand café in de Gouwen, Almere Haven; s'-Hertogenboschplein 21 in Stedenwijk, Almere Stad + Hengelostraat 8a in Stedenwijk, Almere Stad: cat. 1-3 + 4 van de Staat van Horeca-activiteiten aanvaardbaar.

Het centrum gebied van Duin is een Functiemengingsgebied war horeca categorie A en B is toegestaan. In het Stadsdeelcentrum is horeca uit categorie A mogelijk.

Op het bedrijventerrein Hogekant is ondergeschikte horeca toegestaan. Verder zijn de horecamogelijkheden uit het bestaande plan overgenomen en is een locatie aangeduid waar een hotel zou kunnen worden gevestigd. Tenslotte is horeca mogelijk bij de kartbaan aan de Xenonweg.

Op het bedrijventerrein Lagekant is in principe alleen ondergeschikte horeca toegelaten, met een afwijkingsmogelijkheid, onder voorwaarden, voor horeca in de hogere categoriën. Zie hiervoor 4.5.

Detailhandelsvisie Almere 2014 (2014)

De Detailhandelsvisie Almere 2014 geeft in hoofdlijnen antwoord op de vraag hoe Almere in de komende jaren met detailhandel in de stad wil omgaan.

De belangrijkste uitgangspunten voor de detailhandelsstructuur zijn:

  • de fijnmazigheid van winkelvoorzieningen;
  • de positie van het stadscentrum als hét centrale (winkel)centrum van Almere;
  • ruimte bieden aan ondernemers;
  • e-commerce faciliteren.

Dit vindt zijn uitwerking in:

  • Concentratie van dagelijkse detailhandel in of aan buurt-, wijk- en stadsdeelcentra
  • Concentratie van niet-dagelijkse detailhandel in of aan stadsdeelcentra
  • Prioriteit voor kansrijke innoverende concepten
  • Verruimen van mogelijkheden voor kleinschalige detailhandel buiten de winkelgebieden
  • Vergroten van de verzorgingsfunctie en complementariteit van warenmarkten
  • Behouden van ruime mogelijkheden winkelopening
  • Handhaven van regels
  • Programmering gericht op kwaliteit
  • Uitvoeringsparagraaf 'samenwerking markt en overheid'

De detailhandelsvisie bevat een aantal relevante begripsbepalingen, waaronder PDV en GDV. Het (toelatings)kader bevat een verdere vertaling van het beleid:

Economische segmenten   Dagelijks   Niet dagelijks   E-commerce  
    Recreatief   Doelgericht (PDV)   web- winkel   internet- winkel   afhaal-punten  
Milieus en Locaties              
stadscentrum en stadsdeelcentra   ja   ja   ja*   ja   ja   ja  
wijk- en buurtcentra   ja, supermarkt van (elk) maximaal 1.500 m² w.v.o.*/**   ja   nee   ja   ja   ja  
retailcentra***   nee   ja, mits passend binnen het thema   ja, mits passend binnen het thema   ja   ja   ja  
woonwijken (inclusief bedrijfs- woningen op bedrijventerreinen)   ja, mits < 25 m² w.v.o. aan huis   ja, mits < 25 m² w.v.o.   nee   ja   ja*   ja****  
binnenstedelijke, modern gemengde bedrijventerreinen   nee   nee, tenzij ondergeschikt maximaal 20% van het aantal m² b.v.o. met een maximum van 100 m² w.v.o.   alleen daar waar het volgens de geldende bestemmings- plannen mogelijk is, met uitzondering van ABC goederen¹)   ja   nee   ja****  
hoogwaardige bedrijventerreinen   nee   nee, tenzij ondergeschikt maximaal 20% van het aantal m² b.v.o. met een maximum van 100 m² w.v.o.   nee   ja   nee   ja****  
logistieke bedrijventerreinen   nee   nee, tenzij ondergeschikt maximaal 20% van het aantal m² b.v.o. met een maximum van 100 m² w.v.o.   nee   ja   nee   ja****  
industrieterreinen (De Vaart 1-3 en 4)   nee   nee, tenzij ondergeschikt maximaal 20% van het aantal m² b.v.o. met een maximum van 100 m² w.v.o.   nee   ja   nee   nee  
agrarische bedrijventerreinen, zoals Buitenvaart   ja, mits < 25 m² w.v.o. in de bedrijfswoning ***** en m.b.t. ondergeschikte detailhandel maximaal 20% van het aantal m² b.v.o. met een maximum van 100 m² w.v.o. *****   nee, tenzij ondergeschikt maximaal 20% van het aantal m² b.v.o. met een maximum van 100 m² w.v.o.*****   nee, met uitzondering van 1 tuincentrum   ja*****   ja*****   nee  

* Mits wordt voldaan aan de randvoorwaarden met betrekking tot bereikbaarheid, parkeren, laden, lossen en milieu-eisen (5 parkeerplaatsen per 100 m² b.v.o.).

** In stadsdeel Haven maximaal 1.200 m² w.v.o.

*** Retailcentra vallen onder het locatietype 'voorzieningenmilieu' uit de Gemeentelijke Visie op het Vestigingsbeleid (GVV, 2010) en Doemere is een voorzieningenmilieu voor PDV en het toekomstig retailpark Poort is een voorzieningenmilieu voor GDV. Ook de eventuele toekomstige detailhandelszone op Twentsekant is aangewezen als een voorzieningenmilieu voor PDV/GDV (pas op zijn vroegst na 2020 in ontwikkeling).

**** Op nog nader te bepalen locaties en onder nog nader te bepalen voorwaarden/criteria.

***** Gelieerd aan de hoofdbestemming (verbreed agrarisch) binnen het nieuwe bestemmingsplan Agrisch gebied Buitenvaart.

¹) ABC-goederen kunnen zich ook vestigen op de binnenstedelijke en modern gemengde bedrijventerreinen als voldaan wordt aan de ruimtelijk relevante criteria als goede bereikbaarheid en ruimtelijke inpassing buiten de PDV zones.

Voor het plangebied betekent dit dat in in het deelgebied Olympiakwartier, wat een zoekzone is voor het centrumgebied van Poort, alle vormen van detailhandel zijn toegestaan.

In het centrumgebied van Duin is tot 1.000m2 vvo reguliere detailhandel toegestaan.

Voor het overige is in Duin functiegebonden detailhandel toegestaan . Dit is met leisure, recreatie of maatschappelijke voorzieningen samenhangende detailhandel in goederen, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de leisure-, recreatie-, of maatschappelijke functie.

In een woning is maximaal 25 m2 verkoopvloeroppervlak aan detailhandel toegestaan waaronder webwinkels en internetwinkels, voor zover wordt voldaan aan randvoorwaarden met betrekking tot parkeren e.d. Deze eisen zijn opgenomen in de bestemmingsregel inzake aan-huis-verbonden beroepen of bedrijfsmatige activiteiten.

Afhaalpunten (2014)

De raad heeft op 6 maart 2014 ingestemd met de beleidskeuzes van de "Detailhandelsvisie Almere 2014". In het raadsvoorstel is aangekondigd dat op twee punten zou worden teruggekomen, namelijk afhaalpunten en kringloopwinkels.

Op basis van de Detailhandelsvisie Almere 2014 worden afhaalpunten bij voorkeur geïntegreerd in de bestaande winkelstructuur. Hoewel afhaalpunten in winkelgebieden kunnen worden opgezet, bestaat er behoefte om pure afhaalpunten ook buiten de winkelgebieden kansen te bieden.

Afhaalpunten worden in de Detailhandelsvisie Almere 2014 niet als detailhandel gezien, maar als een bedrijfsfunctie (logistiek). Een afhaalpunt wordt in de detailhandelsvisie daarom gedefinieerd als "een locatie waar de consument uitsluitend via internet bestelde goederen kan afhalen of retourneren, en waar uitsluitend logistiek en opslag van bestelde goederen gedurende een korte periode plaatsvindt en waarbij geen sprake is van uitstalling ten verkoop en/of overige activiteiten". Doordat pure afhaalpunten ook als een (logistiek) bedrijf gezien kunnen worden, dus niet als een winkelfunctie, ontstaat de mogelijkheid om deze te realiseren op locaties buiten de bestaande winkelstructuur. Afhaalpunten worden toegestaan op alle bedrijventerreinen. De bedrijventerreinen Buitenvaart (agrarisch) en De Vaart (industrieel) worden hiervan uitgesloten.

Voorwaarden voor vestiging van een puur afhaalpunt op bedrijventerreinen zijn:

  • voldoende parkeerplaatsen en ruimte voor laden, lossen en manoeuvreren dienen op eigen terrein te worden gerealiseerd;
  • de locatie van het afhaalpunt dient goed ontsloten te zijn: een directe en korte aansluiting op de hoofdwegenstructuur.

Dit betekent voor het plangebied dat afhaalpunten mogelijk zijn op Hogekant en Lagekant, evenals in het centrumgebied Olympiakwartier en Duin.


Kringloopwinkels (2014)

De raad heeft op 6 maart 2014 ingestemd met de beleidskeuzes van de "Detailhandelsvisie Almere 2014". In het raadsvoorstel is aangekondigd dat op twee punten zou worden teruggekomen, namelijk afhaalpunten en kringloopwinkels.

Volgens de Detailhandelsvisie is detailhandel toegestaan op locaties met een detailhandelsbestemming. Kringloopwinkels vestigen zich in de praktijk echter eerder op bedrijventerreinen vanwege het volumineuze karakter en de relatief lagere huurprijs dan in winkelcentra. Er zijn in Almere drie kringloopwinkels gevestigd: op De Steiger, op Markerkant en op Frezersplaats. De kringloopwinkel op Poldervlak is begin 2014 afgebrand.

In vergelijking met de definitie zoals die is opgenomen in de Detailhandelsvisie Almere 2014 zijn de termen 'breed assortiment' en 'om niet' toegevoegd, mede om het verschil te benadrukken met een 'gewone' tweedehandswinkel.

Door de brede opzet van deze specifieke bedrijfstak is het wenselijk dat hiervoor ook ruimte wordt geboden buiten de winkelcentra.

De typen bedrijventerreinen waar kringloopwinkels zich kunnen vestigen worden beperkt tot die bedrijventerreinen die voor consumenten goed bereikbaar zijn en die relatief dicht bij een woonwijk liggen. Daarnaast komen die bedrijventerreinen in aanmerking waar de bedrijven qua aard van de bedrijfsactiviteiten niet onnodig belemmerd worden in hun bedrijfsvoering met de komst van een kringloopwinkel. Kringloopwinkels moeten geen negatieve ruimtelijke effecten veroorzaken op de bedrijfsomgeving waar deze gevestigd zijn. Daarom komen de binnenstedelijke en modern gemengde bedrijventerreinen (zoals in de GVV van 2010 genoemd) hier voor in aanmerking. De bedrijventerreinen Buitenvaart (agrarisch) en De Vaart (industrieel) en de bedrijventerreinen Stichtsekant, Hollandsekant en Sallandsekant (logistiek) komen hiervoor niet in aanmerking. Elke vestiging dient fysiek en verkeerskundig inpasbaar te zijn. Parkeren, laden, lossen en manoeuvreren dient op eigen terrein plaats te vinden.

Dit betekent voor het plangebied dat op de bedrijventerreien Hogekant en Lagekant eventueel een kringloopwinkel, na afwijking, kan worden toegestaan.

Werken in de wijk (2005)

Het gemeentelijke beleid leidt primair tot meer flexibiliteit ten aanzien van het hebben van een bedrijf aan huis. Hierdoor worden gewenste en inpasbare initiatieven met betrekking tot de uitoefening van een bedrijf aan huis zo goed mogelijk geaccommodeerd.

Het uitgangspunt is dat het percentage bedrijfsruimte van aan huis gebonden beroepen voor heel Almere verhoogd is tot 50% van het oppervlak van een woning ('toegelaten bebouwing') onder meer onder de voorwaarde dat de woning bewoond wordt door diegene die er werkt.

Bij de planontwikkeling voor nieuwe uitleggebieden (bouwfronten) dient te worden uitgegaan van een indicatieve norm van 1 kleinschalige zelfstandige bedrijfsruimte op 50 woningen. In de uitleggebieden kunnen bepaalde straten die zich daarvoor lenen (stedenbouwkundig, functioneel en verkeerskundig), de plinten voor 100% omgezet worden van een woon- in een werkfunctie en vice versa. Daarnaast kan in de uitleggebieden, door bijvoorbeeld reserveruimten (maximaal 1 ha groot) op te nemen en/of bestemmingsplannen flexibeler te maken, bij een aantrekkende vraag adequaat ingesprongen worden met aanbod van extra bedrijfsruimte.

Bij herontwikkelingsgebieden kunnen 'kansenzones' worden aangewezen. In de zgn. 'kansenzones' kunnen in voorkomende gevallen woningen volledig omgezet worden tot bedrijfsruimten.

Voor het plangebied betekent dit dat 50% van het brutovloeroppervlak van een woning gebruikt mag worden voor aan huis gebonden beroepen of bedrijfsmatige activiteiten aan huis. Op grond van de Detailhandelsvisie Almere 2014 mag binnen dit brutovloeroppervlak van 50% , 25 m2 verkoopvloeroppervlak gebruikt voor detailhandel. Tevens is in de bedrijfsunits de vestiging van een bedrijf (max. categorie A) toegestaan.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de nota werken in de wijk.

Kansenkaart vrijetijdseconomie Almere (2015)

Almere heeft de vrijetijdssector veel te bieden en wil de kansen niet laten liggen maar juist benutten. De vrijetijdssector is goed voor de kwaliteit van de stad en het imago. Bovendien trekken vrijetijdsvoorzieningen bezoekers en wordt met de ontwikkeling van de vrijetijdssector de werkgelegenheid vergroot en het investeringsklimaat verbeterd. De kansenkaart is opgesteld in samenwerking met de Stichting Leisurebelang Almere (SLBA) en Almere City Marketing (ACM). In de kansenkaart zijn 16 locaties in de stad aangewezen waar kansen liggen voor de ontwikkeling van vrijetijdsvoorzieningen. De locaties zijn geen volledige opsomming. Op de kaart zijn met name de locaties in het groen en aan het water opgenomen.

Voor het plangebied betekent dit dat er op de locaties in Pampushout, Olympiakwartier Oost/Voortuin en Duin binnen- en buitendijks mogelijkheden zijn voor de vrijetijdseconomie.

Agenda Toerisme & Recreatie 2016-2022 (2016)

Almere biedt volop kansen voor de ontwikkeling van een sterke toeristisch-recreatieve sector. De markt ziet veel mogelijkheden en het is tijd daarop in te spelen. De agenda is gericht op meer bezoekers, bestedingen en grotere naamsbekendheid. De rol van de gemeente is vooral faciliterend maar ook aanvullend en investerend. Deze agenda borduurt voort op de Kansenkaart Vrijetijdseconomie door focus te geven en vervolgstappen te maken. Er zijn een drietal strategieën uitgewerkt:

  • 1. Placemaking: vier gebieden doorontwikkelen tot volwaardige toeristisch recreatieve bestemming: focus leggen, duidelijkheid. Het gaat om Almere Centrum, kustzone Almere Poort, Boswachterij Almeerderhout/ Kemphaan en Oostvaardersplassen.
  • 2. Thematische versterking: bepaalde toeristische thema's beter en slimmer onder de aandacht te brengen. Het gaat om shoppen, architectuur, waterrecreatie, natuurbeleving en evenementen.
  • 3. Samenwerking en organisatie: netwerken optimaal benutten.

Voor het plangebied betekent dit dat de bestemming Leisure (voorzieningen die zijn gericht op ontspanning, amusement, vrijetijdsbesteding, recreatie, vermaak, cultuur, actieve en passieve sportbeoefening, evenementen met de daarmee samenhangende detailhandelsvoorzieningen, dienstverlening en horecavoorzieningen) in de gebieden Olympiakwartier, De Voortuin, het Centrumgebied van Duin en in Muiderduin zijn toegelaten

3.4 Groene stad

Waterplan, Stad van het zuiverste water 2017-2022 (2017)

Dit plan is een samenhangende visie voor alle wateraspecten, opgesteld door gemeente en waterschap met meerdere betrokkenen. De ambitie is om Almere verder te versterken als een 'stad van het zuiverste water': een ondernemende, veelzijdige waterstad. Almere beschikt over een royaal, gezond watersysteem in een groene en waterrijke omgeving, dat door de inwoners wordt gewaardeerd. Maar door klimaatverandering is er vaker extreme neerslag, hitte en droogte, is er overlast door de overmatige waterplantengroei en de biodiversiteit blijft achter bij de potentie. Ook is er vraag naar innovaties op watergebied door de bodemdaling en grondstoffenschaarste. Bovendien biedt elk (bouw)project kansen voor duurzame oplossingen en een aantrekkelijke leefomgeving. Dit is een groeiende stad waardevol. Vanuit vier doelstellingen wordt daarom gewerkt aan:

  • I. Slim waterbeheer;
  • II. Een aantrekkelijke waterstad;
  • III. Levend water: biodiversiteit versterken in en langs het water, waterkwaliteit verbeteren ten behoeve van mens en dier;
  • IV. Een stad zonder afval(water).

Bij de uitvoering richt de gemeente zich op:

  • 4. wat we nu al doen: waterschap en gemeente spannen zich in voor het goed functioneren van alle waterketens middels het beheer en onderhoud van de blauwe infrastructuur (riolen, zuiveringsinstallaties, sloten en gemalen).
  • 5. wat we anders gaan doen: de wereld verandert snel en dat vraagt om nieuwe oplossingen:
  •  Almeerders en hun water: activiteiten organiseren samen met inwoners, ondernemers en organisaties, betere dienstverlening, meer en gerichter contact over actuele onderwerpen en het sluiten van 'blue deals';
  • richtlijnen voor beheer en ontwikkeling: activiteiten om waterbeheer op orde te brengen en water optimaal te integreren in gebiedsontwikkelingen (water is een aantrekkelijk element en de leefomgeving verbetert door de aanwezigheid van water):
  • innovatietrajecten: samen met kennispartners werken aan drie toekomstopgaven: een toekomstbestendige blauwe infrastructuur (riool in een slappe bodem), het innoveren met nieuwe meren (monitoren gebruik) en het verwaarden van de waterkringlopen (vinden van afzetmarkten en experimenteren met nieuwe technologieën).

Voor het plangebied betekent dit dat er tijdens de ontwikkeling van Poort voortdurend overleg is met het Waterschap over het watersysteem in Poort.

Waterstad Almere. Toeristisch recreatief beleidsplan (1996)

Het doel van het toeristisch recreatief beleidsplan is het verder in gang zetten van de toeristisch recreatieve ontwikkeling van Almere. Het aanbod van toeristisch recreatieve voorzieningen dient minimaal evenredig te zijn aan het aantal inwoners van Almere. Er wordt uitgegaan van een ruimtelijke concentratie van voorzieningen en investeringen. De interne en externe bereikbaarheid van gebieden en voorzieningen dient gewaarborgd te zijn. Op plekken waar de stadscorridors overige vormen van verkeer (autowegen, vaarwegen, openbaar vervoer) kruisen, ontstaan knooppunten. Deze knooppunten zijn de aantrekkelijkste vestigingsplaatsen voor toeristisch recreatieve voorzieningen. Zo ontstaat een ruimtelijk spreidingspatroon welke op een kaart is weergegeven in het beleidsplan.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met dit beleid.

Kleur aan Groen (2014)

De nota Kleur aan Groen geeft de spelregels voor een zorgvuldige inpassing van initiatieven binnen het groenblauwe raamwerk. Almere wil het unieke netwerk van natuur en landschap ook in de toekomst koesteren en behouden. De nota legt daarom de hoofdstructuur (het raamwerk) vast op kaart en beschrijft de betekenis ervan (de essentie). De essentie en de groene kwaliteit van de landschappen stellen voorwaarden aan alle ontwikkelingen in het raamwerk. Daarbij biedt Kleur aan Groen bewoners en ondernemers nadrukkelijk de ruimte om hun ideeën in het groen en blauw te realiseren. Op die manier kunnen zij de inrichting en gebruiksmogelijkheden versterken. De basis van de nota is de kaart van het groenblauwe raamwerk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP4ABCDEG01-vg01_0056.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP4ABCDEG01-vg01_0057.jpg"

Op de kaart zijn landschapstypes aangegeven. Zij laten zien dat er verschillende landschappen zijn met elk hun eigen ruimtelijke karakteristieken en kenmerkend gebruik. Er wordt onderscheid gemaakt in: bos, moeras, park, voorzieningenpark, water en identiteitsdragers. Om te kunnen beoordelen of een initiatief een verbetering voor (het gebruik van) het groenblauwe raamwerk oplevert, zijn de kwaliteiten van het raamwerk samengevat in 'de essentie'. Initiatieven zijn uitsluitend mogelijk als ze recht doen aan de essentie. Zo wordt bepaald of het raamwerk de beste plek is voor het initiatief, of dat het beter past op een bedrijventerrein of een centrumlocatie. De volgende essenties zijn opgenomen in de Nota Kleur aan Groen: het groenblauwe raamwerk:

  • 1. heeft een waarde op zichzelf;
  • 2. is voor de stad en haar bewoners;
  • 3. is het fundament van de groene stad Almere;
  • 4. is verbonden met de stad;
  • 5. geeft Almere identiteit.

In aanvulling op de essentie gelden ontwikkelprincipes. Ze geven de condities voor een zorgvuldige inpassing en het bereiken van een optimale kwaliteitsbijdrage aan het groen en blauw.

Deze ontwikkelprincipes zijn:

  • 1. De groengebieden en het water vormen een samenhangend geheel;
  • 2. Het initiatief versterkt de identiteit van het gebied;
  • 3. Het initiatief is verbonden met het gebied;
  • 4. Het initiatief draagt blijvend bij aan het beheer van het gebied. De kwaliteit van het groen staat hierbij centraal, niet de financiering ervan.
  • 5. Er geldt terughoudendheid bij het bouwen in het groen, waarbij ingrepen gericht zijn op de versterking van de kwaliteit van het groenblauwe raamwerk. Voor bebouwing geldt een extra kwaliteitstoets, op basis van de nota kleur aan groen.
  • 6. Het college informeert de raad vooraf per raadsbrief over initiatieven die daadwerkelijk in aanmerking komen voor realisatie, indien deze afwijken van de bepalingen in de nota Kleur aan Groen. Hierbij schetst het college waarom afwijken van de nota meerwaarde heeft.

Door deze spelregels verschuift de aandacht. De functie op zich is niet doorslaggevend. Het gaat om de kwaliteit die een initiatief op een specifieke plek kan toevoegen.

De Nota Kleur aan Groen is binnen het plangebied van dit bestemmingsplan van toepassing op delen van De Voortuin en de ecozone.

Deze delen zijn op de kaart van het groenblauwe raamwerk aangegeven als 'Moeras en Natte Natuur'.Daarbij is aangegeven dat het kenmerkende gebruik bestaat uit moerasgebieden, natte graslanden en bossen. Deze vervullen vooral een rol voor de natuur. Het zijn brongebieden voor planten en dieren. Het belangrijkste gebruik voor de mens is natuurbeleving.

De ecozone heeft in dit bestemmingsplan de bestemming 'Natuur' gekregen en is bestemd voor de duurzame instandhouding van het natuurgebied.

Ecologisch Masterplan (2005)

In het Ecologisch Masterplan is het beleid opgenomen gericht op de natuur in Almere. In het Masterplan zijn de volgende uitgangspunten benoemd.

  • a. De aan water en moeras gebonden natuur wordt in oppervlak vergroot en in kwaliteit versterkt.
  • b. De kwaliteit van het bestaande blauw en groen wordt beter afgestemd op de ontwikkelingen van de stad en de wensen van haar bewoners. Voor toekomstige uitbreidingsgebieden wordt de blauwgroene ontwikkeling tijdig en gelijkwaardig aan nieuwe rode ontwikkelingen gekoppeld.
  • c. Het groen-blauwe casco wordt aangevuld met de drie ontbrekende schakels (ecologische slagaders).
  • d. De brongebieden voor de natuur in de stad worden kwalitatief versterkt en planologisch veilig gesteld. Een brongebied is een gebied van waaruit soorten naast gelegen gebieden bevolken; bijv. de Lepelaarplassen zijn brongebied van vele rietvogels voor de grachten en parken van de stad).
  • e. Op het niveau van de stadsdelen wordt een raamwerk aan leefgebieden gerealiseerd.
  • f. Door in te zetten op het omvormen van regulier beheer naar gedifferentieerd beheer wordt de natuurkwaliteit van het openbaar groen vergroot.
  • g. Initiatieven van bewoners om mee te doen aan het beheer van de directe woonomgeving, worden gefaciliteerd en gestimuleerd.
  • h. De betrokkenheid van alle leeftijdsgroepen bij de natuur van Almere wordt bevorderd.

Het beleid van het Ecologisch Masterplan wordt op integrale wijze benaderd, d.w.z. met oog voor landschappelijke, recreatieve en ruimtelijke ontwikkelingen. Het masterplan betreft de 2e fase in het beleidsproces om te komen tot een sectorale visie op de natuur van Almere. Met het plan zijn de uitgangspunten door de raad vastgesteld die vervolgens richtinggevend zouden worden voor het op te stellen kaderplan. De uitvoering van deze derde fase heeft niet plaatsgevonden.

Voor het plangebied betekent dit extra aandacht voor Pampushout, delen van de Voortuin en het IJmeer/Markermeer.

Beleidsplan wandelen en hardlopen 2003-2010 "stap voor stap door Almere" (2003)

Het beleidsplan 'wandelen en hardlopen 2003-2010' is vastgesteld door de gemeenteraad op 12 juni 2003. Hierin staat aangegeven dat op de eerste plaats de wandelinfrastructuur dient te worden uitgebreid. Daarbij gaat het om het aanleggen van paden in gebieden waar ze ontbreken en in nieuw te ontwikkelen gebieden. Daarnaast gaat de aandacht uit naar het verhogen van de kwaliteit van de paden. Door de groei van de stad neemt de druk op bestaande voorzieningen toe. Om de toegankelijkheid en de begaanbaarheid van de paden jaarrond te garanderen, is het van belang veel gebruikte graspaden te voorzien van (half)verharding. Tot slot is het wenselijk om gebruikersgroepen te scheiden. Op dit moment maken wandelaars op veel plaatsen gebruik van fietspaden. Dat komt noch de verkeersveiligheid, noch de belevingswaarde voor de recreant ten goede. Het aanleggen van specifieke voetpaden naast fietspaden moet nader uitgewerkt worden. Verder is geconstateerd dat verschillende gebruikersgroepen uiteenlopende eisen stellen aan de belevings- en gebruikswaarde van routes en voorzieningen. Er wordt naar gestreefd meer variatie aan te brengen in de gebieden, zodat alle gebruikersgroepen bediend kunnen worden. Er moeten mogelijkheden gecreëerd worden voor liefhebbers van struinnatuur en voor fysiek beperkte wandelaars. Het aantal hardlooproutes kan uitgebreid worden in Buiten en Haven. Naast het realiseren van routes wordt in het plan aandacht besteed aan voorzieningen die hiermee samenhangen. Voorbeelden hiervan zijn horecagelegenheden en uitspanningen, rustpunten, informatievoorzieningen op parkeerplaatsen in buitengebieden etc.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met dit beleidsplan.

3.5 Veiligheid

Veiligheid gebouwde omgeving (checklist veiligheid in ruimtelijke planvormingsproces, 2003)

In de Kader Integraal Veiligheidsbeleid 2002-2005 worden alle facetten van sociale, fysieke en externe veiligheid onderscheiden. Eén van de thema's is de gebouwde omgeving en veiligheid. In de kadernota is gesteld dat de start van veiligheid begint bij de ontwikkeling van de stad, waarbij aangegeven is dat het noodzakelijk is het aspect van veiligheid in de fase van planontwikkeling structureel aan de orde te laten komen. Hoewel veiligheid in het ruimtelijk planvormingsproces van Almere (structuurplan, ontwikkelingsplan, bestemmingsplan, verkavelingsplan, inrichtingsplan) altijd al een aandachtspunt is geweest (direct of indirect), ontbrak een duidelijke checklist die alle aspecten van veiligheid (gericht op de omgeving) omvatte. Een veiligheidschecklist voorkomt dat in het ruimtelijk planvormingsproces bepaalde veiligheidsaspecten over het hoofd worden gezien en maakt eenduidige behandeling van het aspect veiligheid mogelijk. De checklist omvat voor de aspecten sociale veiligheid, fysieke veiligheid en externe veiligheid een overzicht van aandachtspunten waarmee in het ruimtelijk planvormingsproces van Almere rekening gehouden moet worden. Bij de aandachtspunten wordt aangegeven op welke planfase het veiligheidspunt van toepassing is. Hierbij is een onderverdeling gemaakt in structuurplan, ontwikkelingsplan/bestemmingsplan, en verkavelingsplan/inrichtingsplan. De op ontwikkelingsplannen en bestemmingsplannen gerichte veiligheidspunten zijn ook van toepassing op afwijkingen van bestemmingsplannen en kunnen tevens gehanteerd worden voor herontwikkelingsplannen. De input voor de checklist is geleverd door de verschillende gemeentelijke diensten en Politie Flevoland. De veiligheidspunten zijn van toepassing op het openbare en semi-openbaar gebied. Veiligheidspunten die betrekking hebben op het ontwerp van gebouwen vallen buiten de kaders van deze veiligheidschecklist (hiervoor geldt het Bouwbesluit).

Voor het plangebied betekent dit dat bij nieuwe ontwikkelingen rekening dient te worden gehouden met de veiligheidsaandachtspunten voor woongebieden, bedrijventerreinen, uitgaansgebieden, verkeersveiligheid, fysieke veiligheid en externe veiligheid.

Vuurwerknota 2005, Ruimtelijke implementatie Vuurwerkbesluit (2005)

Op 1 maart 2002 is het Vuurwerkbesluit in werking getreden, houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk. De regels hebben betrekking op vervoer, opslag, verkoop en gebruik van vuurwerk. De meeste regels zijn technisch van aard en komen in het vergunningverlenings- of meldingstraject tot uitvoering. Er worden ook regels gegeven die een ruimtelijke betekenis hebben. De ruimtelijke regels van het Vuurwerkbesluit dienen te worden vastgelegd c.q. in acht genomen in nieuwe bestemmingsplannen, herzieningen, wijzigingen en vrijstellingen. Almere is niet aangewezen als opslaggebied voor professioneel vuurwerk. Het beleid geeft aan dat vuurwerkopslag en -verkoop kan plaats vinden in winkelcentra en op bedrijventerreinen. Verkoop en opslag geschiedt niet in woongebieden en kleine winkelcentra met woningen erboven.

Voor het plangebied betekent dit dat de opslag en verkoop van vuurwerk onder voorwaarden is toegestaan op Hogekant en Lagekant.

3.6 Sociale structuur, onderwijs en cultuur

Sociale Structuurschets, 'Almere mensenwerk' (2004)

De kern van de sociale structuurschets vormen de begrippen sociale dynamiek,  sociale diversiteit en sociale samenhang. Centraal staat in de ambitie de ontwikkeling naar meer stedelijkheid en het bieden van ruimte aan sociale diversiteit en sociale dynamiek. Dat betekent een trendbreuk met de eenzijdige suburbane ontwikkeling, die tot op heden plaatsvond. Almere wil ruimte bieden aan en aantrekkelijk zijn voor mensen met verschillende leefstijlen en leeftijden, inkomens van hoog tot laag en voor mensen vanuit verschillende herkomstlanden. Sociale binding van de huidige en inwoners aan de stad is cruciaal voor een duurzame, evenwichtige ontwikkeling van de toekomstige stad. Op basis van de sociale analyse van Almere zijn de volgende zes sociale ambities geformuleerd:

  • 1. meer jongeren in het straatbeeld;
  • 2. oog voor ouderen;
  • 3. meer stedelijkheid;
  • 4. kleur in de stad;
  • 5. aanpak “onvermijdelijke” stadsproblemen;
  • 6. groeimarkt vrije tijd voor stad en regio.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Sociale Structuurschets 'Almere mensenwerk'

Samenhangend jeugdbeleid "Jonge stad, stad voor jongeren en jeugd" (2005)

De notitie “Jonge stad, stad voor jeugd en jongeren” geeft in de vorm van 2 programma's, “jeugdvoorzieningen” en “zorg voor jeugd”, aan wat de doelstellingen zijn voor het samenhangend jeugdbeleid op het gebied van de maatschappelijke voorzieningen in de periode 2005-2009. Een van de ruimtelijk relevante doelstellingen is het voldoende en tijdig opleveren van onderwijshuisvesting in multifunctionele accommodaties. Kern van de gedachte is dat een samenhangend voorzieningenniveau op buurtniveau rond de school moet worden georganiseerd. Sociaal cultureel werk, peuteropvang, buitenschoolse opvang kunnen in een gebouw of samengestelde complexen verzorgd worden. Verder moet in de ruimtelijke planontwikkeling rekening gehouden worden met voldoende ruimte voor kinderopvang.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het Samenhangend jeugdbeleid 'Jonge stad, stad voor jongeren en jeugd'.

Toekomstvisie vrije tijd “De (vrije) tijd van je leven!" (2008)

De Toekomstvisie Vrije tijd Almere geeft richting aan de ontwikkeling van een integraal vrijetijdsbeleid tot 2020, met doorkijkjes naar 2030. De twee elkaar versterkende hoofddoelen van de voorliggende visie zijn:

  • 1. het creëren van een hechte, leefbare samenleving;
  • 2. het versterken van de identiteit van de stad.

De gekozen koers laat zich vertalen in drie speerpunten:

  • 1. Het huis uit, de wijk in;
  • 2. Verbinden en versterken;
  • 3. Volwaardige stad in de regio.

Om een hechte samenleving te bereiken, dient zonder aarzelen te worden gekozen voor het niveau van de wijk en woonomgeving. Het bevorderen van contact en ontmoeting zal in Almere de belangrijkste opgave zijn. Het verfraaien, verbeteren en verlevendigen van die omgeving is daarvoor een middel. Als het gaat om de identiteit van de stad zijn de sleutelwoorden 'versterken' en 'verbinden'. Dit houdt in het aantrekkelijker maken van bestaande voorzieningen, stadsparken en natuurgebieden en het realiseren van een netwerk voor wandelen, fietsen, skeeleren en varen. Daarnaast is op enkele punten een versterking van de stedelijke infrastructuur gewenst. Daarbij kunnen de kwaliteiten die de stad heeft verder worden uitgebouwd en benut. Vanuit een aantal thema's wordt een bovenregionale profilering voorgesteld die Almere op de kaart kan zetten.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Toekomstvisie vrije tijd

Cultuurnota 2009-2012 (2008)

Deze cultuurnota vloeit voort uit een integrale toekomstvisie op vrije tijd. De Visie Vrije Tijd (2008) geeft richting aan de ontwikkelingen in vrijetijdsbeleid tot 2020 en biedt een breder kader voor de langere termijn. De Cultuurnota gaat uit van het versterken van cultuur in de stad op drie niveaus:

  • Eigen woonomgeving: Het is wenselijk dat zoveel mogelijk Almeerders dichtbij huis aan culturele activiteiten kunnen deelnemen. Dit betekent dat er op wijkniveau – waar mogelijk gekoppeld aan (brede) scholen – laagdrempelige activiteiten moeten zijn die aansluiten bij de interesses en wensen van de bewoners ter plekke. Afhankelijk van de locatie en de bevolkingssamenstelling kan het voorzieningenpakket per wijk overigens variëren.
  • Stedelijk niveau: Naast het laagdrempelige aanbod op wijkniveau zal de stedelijke culturele infrastructuur verder versterkt worden. Het gaat hier in de eerste plaats om versterking van de bestaande stedelijke instellingen op bestuurlijk gebied, maar ook op het vlak van marketing en publieksbereik. In de tweede plaats gaat het over de uitbreiding van de culturele infrastructuur om zo een complete stad te worden.
  • (Boven)regionaal niveau: Bij de volwaardige stad die Almere wil worden, hoort een duidelijke identiteit. Een identiteit die aansluit bij de sterke kanten en wervend is naar huidige – maar vooral ook toekomstige – bewoners en bezoekers. De nabijheid van Amsterdam is een sterk punt dat benut kan worden, maar Almere kan niet zonder eigen iconen. Die iconen creëer je echter niet bewust, maar die ontstaan in de loop der tijd. Almere heeft als nieuwe stad de kans anders en innovatief te zijn. Dit betekent dat het vrijetijdsaanbod voor iedereen duidelijk maakt: dáárvoor moet je in Almere zijn. Dat betekent in de eerste plaats dat we meer instellingen van landelijke bekendheid in de stad willen hebben, die publiek van buiten Almere trekken.

Bovenstaande visie leidt tot de volgende hoofddoelstelling van het Almeerse cultuurbeleid 2009-2012: het realiseren van een zo volledig mogelijk cultuuraanbod dat past bij de omvang van de stad. Met dit aanbod dragen wij bij aan de hechte, leefbare samenleving en versterken we de identiteit van de stad.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het bestaande bestemmingsplan.

Cultuurbrief 2013-2016, Modern - zelfbewust - toegankelijk (2012)

In de Cultuurbrief schetsen burgemeester en wethouders de gewenste ontwikkelrichtingen van het
culturele klimaat in Almere, om de komende periode verder te bouwen aan een stad met een levendig en
inspirerend cultureel leven. Het cultuurbeleid moet aansluiten op wat Almere is. Modern, zelfbewust,
toegankelijk. Er wordt gewerkt langs vier programmalijnen:

  • Nationale voorzieningen koppelen aan Almeerse kwaliteiten
  • Versterking van het cultureel middenveld
  • Ik creëer cultuur in Almere
  • Cultuureducatie en talentontwikkeling

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Cultuurbrief 2013-2016

Visie Cultuur 2.0 (2012)

In het kader van het Integraal Afspraken Kader (IAK) is in 2012 onder de titel 'Cultuur 2.0' de visie op cultuur vastgesteld. Dit document geeft een visie op cultuur in Almere in 2030. De ontwikkeling van de culturele infrastructuur vindt plaats langs vier programmalijnen:

  • 1. nationale voorzieningen koppelen aan Almeerse kwaliteiten;
  • 2. versterking van het cultureel middenveld;
  • 3. ik maak mijn eigen cultuur in Almere;
  • 4. cultuureducatie en talentontwikkeling.

De stad besteedt veel zorg en geld aan het behouden en onderzoeken van een groot areaal aan vindplaatsen. Op archeologisch gebied bijvoorbeeld is Almere uniek met de toolbox 'Steentijdwildernis': een inrichtingsconcept waarmee de archeologische vindplaatsen uit de steentijd beleefbaar en bruikbaar worden gemaakt. De gemeente heeft als doelstelling dat in 2030 de Almeerse archeologie onderdeel is geworden van het collectieve geheugen van de Almeerders, onder andere door cultuureducatie.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met deze visie.

Sportnota 2013-2016 (2013)

Deze nota geeft de speerpunten en doelstellingen voor het sportbeleid voor 2013-2016 weer. "Almere: sportieve stad!" is de hoofddoelstelling of missie van het Almeerse sportbeleid voor 2013-2016. Via zeven speerpunten en bijbehorende doelstellingen streeft Almere er naar om de hoofddoelstelling te realiseren. Deze speerpunten zijn:

  • 1. Laagdrempelige sportmogelijkheden dichtbij huis; iedereen kan dichtbij huis in een veilige en plezierige omgeving sporten.
  • 2. Integrale samenwerking sport en andere terreinen; een aantoonbare groeiende sport- en beweegdeelname in alle gebieden van Almere en onder alle bevolkingsgroepen van Almere.
  • 3. Kwalitatief hoogwaardige sportaccommodaties; er is een voldoende en goed aanbod van sportaccommodaties dat voldoet aan de behoefte en omvang van de Almeerse bevolking.
  • 4. Vitale sportverenigingen; versterking van de sportverenigingen in Almere zodat iedereen in Almere de mogelijkheid heeft om bij een vitale sportvereniging te sporten.
  • 5. Talent; iedereen de mogelijheid bieden om het maximale uit zichzelf te halen.
  • 6. Topsportaccommodaties; optimaal benutten van het Topsportcentrum Almere en de overige Almeerse topsportaccommodaties en kansrijke uitbreidingen van het aanbod faciliteren.
  • 7. (Top)sportevenementen; in Almere worden bij de stad passende aansprekende top- en breedtesportevenementen gehouden.

In Almere Poort is het Topsportcentrum gevestigd. Sport is een ontwerp thema in Stadstuinen.

Inrichting schoolpleinen (1999)

Op 30 maart 1999 heeft het college van burgemeester en wethouders kennis genomen van de "Rapportage Werkgroep schoolpleinen". Mede op basis van deze rapportage heeft het college besloten dat schoolpleinen zowel een wijkvoorziening als een voorziening voor de school dienen te zijn. Tevens is een regeling getroffen met de schoolbesturen over de verdeling van de kosten voor aanleg en onderhoud van de schoolpleinen.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met deze nota.

Archeologie

Archeologienota (2016), vastgesteld door de raad op 21 april 2016.

Almere voert een actief beleid inzake de archeologische monumentenzorg, gericht op:

  • het veiligstellen van de meest waardevolle vindplaatsen in de gemeente;
  • het zoveel mogelijk integreren van deze locaties in de diverse inrichtingsplannen;
  • het kenbaar en herkenbaar maken van de bijzondere geschiedenis van Almere aan het publiek.

De hoofdlijnen van het beleid inzake de archeologische monumentenzorg in Almere staan beschreven in de Nota Archeologische Monumentenzorg 2016. Op 21 april 2016 heeft de raad de uitgangspunten van dit beleid vastgesteld, evenals de Archeologieverordening 2016 en de toelichting daarop. Dit beleid, de Archeologieverordening en toelichting zijn op 29 april 2016 in werking getreden. De Archeologische Beleidskaart Almere (ABA) is als onderdeel van de door de raad vastgestelde beleidsuitgangspunten gelijktijdig in werking getreden. Het beleid is een uitwerking van de Monumentenwet 1988.

Het beleid richt zich op het behoud van een representatief deel van behoudenswaardige vindplaatsen (scheepsresten en steentijdvindplaatsen). De vergunningsplichtige gebieden, behoudenswaardige vindplaatsen (waaronder wettelijk beschermde rijksmonumenten) en gebieden die zijn vrijgesteld van archeologische verplichtingen zijn op de ABA aangegeven. Om te zorgen dat het noodzakelijke onderzoek daadwerkelijk plaatsvindt worden daartoe aangewezen gebieden beschermd via het bestemmingsplan (zie paragraaf Waarde-Archeologie 1 t/m 6)

De onderzoeksplicht geldt alleen indien aan twee condities is voldaan: 1. De voorgenomen bouw- en aanlegactiviteiten komen niet in aanmerking voor een vrijstelling, en 2. De betreffende gronden zijn niet eerder bebouwd / overbouwd is geweest met bijvoorbeeld een weg of huizen. De inzet van beschikbare middelen richt zich op gebieden waarin zich representatief te achten prehistorische landschappelijke zones bevinden. De verwachting is dat dit doorgaans de hogere delen van het prehistorisch dekzandlandschap betreffen en oeverwallen die voorkomen binnen de Oude Getijdenafzettingen.

Voor ingrepen of wijzingen die niet in aanmerking komen voor een vrijstelling is een omgevingsvergunning vereist. Deze vergunning kan al dan niet tijdelijk en/of onder voorwaarden worden verleend. De vergunning moet geweigerd worden als de werkzaamheden de archeologische waarden aantasten of risico´s daarop kunnen opleveren.

Bij onderzoek kunnen behoudenswaardige archeologische vindplaatsen worden vastgesteld. De omgang met behoudenswaardige archeologische vindplaatsen is geregeld in de Archeologieverordening 2016 en behelst behoud in situ, door middel van inpassing, inrichting, monitoring en beheer.

Voor de inpassing van behoudenswaardige vindplaatsen geldt dat op het terrein geen andere inrichting is toegestaan dan die het behoud, beheer, onderzoek en beleefbaarheid ten dienste staat. Voor deze terreinen geldt dat er, in bepaalde gevallen, wel kleinschalige ingrepen kunnen worden toegestaan, zolang deze ingrepen recht doen aan de archeologische betekenis van het terrein en de archeologische waarden niet schaden.

Het is altijd mogelijk dat in de bodem niet ontdekte archeologische waarden bij toeval te voorschijn komen (de zogenaamde toevalsvondsten). In Almere zal het dan waarschijnlijk meestal gaan om scheepsresten of vliegtuigwrakken. Indien dergelijke resten buiten het kader van een officieel archeologisch (voor)onderzoek worden aangetroffen, geldt een meldingsplicht op grond van artikel 53 van de Monumentenwet 1988. De meldingsplicht geldt voor heel Almere, dus ook voor gebieden buiten de behoudenswaardige vindplaatsen, evenals in gebieden waar het archeologische vooronderzoek is afgerond.

Gemeentelijke Archeologieverordening (2016), vastgesteld door de raad op 21 april 2016.

In de gemeentelijke Archeologieverordening is vastgelegd hoe het college omgaat met archeologisch waardevolle terreinen en voor welke terreinen een vergunningsplicht dan wel een vrijstelling hiervan geldt. Archeologisch waardevolle terreinen zijn gebieden waarbinnen op basis van onderzoek behoudenswaardige archeologische vindplaatsen vastgesteld zijn. Daar buiten liggen gebieden waarbinnen archeologische vindplaatsen worden verwacht maar nog niet zijn vastgesteld.

In de Archeologieverordening 2016 wordt onderscheid gemaakt tussen “Waarde-Archeologie 1 t/m 6”. Deze waarden zijn gekoppeld aan gebieden op de Archeologische Beleidskaart Almere. Binnen deze gebieden wordt gewerkt met een vergunningsplicht met vrijstellingen. De vergunning kan al dan niet tijdelijk en/of onder voorwaarden verleend. De vergunning moet geweigerd worden indien het project/ de werkzaamheden de archeologische waarden aantast of risico's daarop kan opleveren. Het beleid heeft tot doel aangetroffen Steentijdvindplaatsen en scheepswrakken van voldoende kwaliteit te behouden in situ.

    Archeologisch relevante laag   Horizontale vrijstelling   Verticale vrijstelling  
Waarde 1   Wad-/Kwelderafzettingen / Dekzand   500 m2   150 cm  
Waarde 2   Dekzand   500 m2   100 cm  
Waarde 3   Dekzand   500 m2   50 cm  
Waarde 4   Oeverwallen/rivierduinen   100 m2   50 cm  
Waarde 5   Behoudenswaardige vindplaats   geen   geen  
Waarde 6   Buitendijks   25.000 m²   geen  
Vrijgesteld   nvt   nvt   nvt  


In de Archeologieverordening 2016 is dwingend opgenomen dat de gebieden op de Archeologische Beleidskaart Almere integraal in alle toekomstige ruimtelijke plannen en juridisch-planologische kaders moet worden overgenomen, met een met de verordening overeenkomende bescherming.

In de regels voor bestemmingsplan Poort Oost en Duin is dit uitgewerkt in de dubbelbestemming "Waarde – Archeologie 6" voor de terreinen waar behoudenswaardige archeologische resten kunnen worden aangetroffen.

3.7 Overig gemeentelijk beleid

Nota 'Evenementen in Almere' (2015)

Almere is een evenementenstad: jaarlijks worden diverse evenementen georganiseerd, van buurtbarbecues, straatfeesten tot grootschalige evenementen. De nota is opgesteld om evenementen goed en veilig te kunnen organiseren, rekening houdend met de belangen van omwonenden en economische, sociale en promotionele belangen. De nota geeft het beleidskader over wat op welke locatie georganiseerd mag worden onder welke voorwaarden. Er is een lijst van 18 locaties opgenomen waar met enige regelmaat evenementen plaatsvinden. Deze lijst is niet uitputtend; op andere locaties zijn ook evenementen mogelijk die per geval worden beoordeeld. In het betreffende bestemmingsplan is bepaald of evenementen op een bepaalde locatie planologisch zijn toegestaan. Aspecten die bij de beoordeling van het al dan niet toestaan van evenementen een bepalende rol spelen zijn orde en veiligheid waaronder verkeersveiligheid, geluid, afval en verontreiniging en volksgezondheid. Ten aanzien van geluid is gekozen voor een systematiek van spreiding, normering en handhaving van geluiddragende evenementen. Geluiddragende evenementen zijn nadelig voor het woon- en leefklimaat maar zijn aanvaardbaar indien het incidentele activiteiten zijn, onderscheid wordt gemaakt tussen dag-, avond- en nachtperiode en maatregelen worden genomen om binnen gestelde marges de overlast zoveel mogelijk te beperken. Onderscheid wordt hierbij gemaakt tussen evenementen die een zware belasting vormen voor het woon- en leefklimaat en overige evenementen met geluid.

Direct buiten het plangebied in het buitendijkse deel wordt een evenementenlocatie aangewezen. De parkeerbehoefte dient voor een deel op het grondgebied van Poort Oost en Duin te worden opegelost.r het plangebied betekent dit

Verordening op de speelautomaten en speelautomatenhallen (2003)

Op grond van deze verordening is het verboden om zonder vergunning van de burgemeester een speelautomatenhal te vestigen of te exploiteren. De raad heeft het maximum aantal toe te laten speelautomatenhallen per deel van de gemeente vastgesteld en deze aangegeven op de bij de verordening behorende kaarten.

Voor het plangebied betekent dit dat er geen speelautomatenhallen zijn toegestaan.

Overig gemeentelijk beleid

Van een aantal beleidskaders is geen samenvatting opgenomen. De nota's zijn wel beoordeeld, maar niet (direct) van ruimtelijk belang voor het plangebied bevonden. Het betreft de volgende nota's:

  • Nota bedrijfswoningen in het buitengebied en groene stedelijke gebieden (2000);
  • Economisch Masterplan voor de locatie A6/A27 (2004)

Gelet op het voorgaande is het bestemmingsplan in overeenstemming met het gemeentelijk beleid.

Bijlage 15 Toelichting op de Staat van Bedrijfsactiviteiten

Inleiding

In dit bestemmingsplan wordt de toelaatbaarheid van bedrijven en bedrijfsactiviteiten gekoppeld aan een Staat van Bedrijfsactiviteiten. Dit is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten al naar gelang de te verwachten belasting voor het milieu zijn ingedeeld in een aantal categorieën. Omdat de Staat van Bedrijfsactiviteiten wordt gebruikt voor de milieuzonering in het kader van bestemmingsplannen zijn hierbij alleen de ruimtelijk relevante milieuaspecten van belang:

  • geluid;
  • geur;
  • stof;
  • gevaar (met name brand en explosiegevaar).

De hier gebruikte lijst deelt de bedrijven in in zes gewone categorieën (waarbij twee categorieën nog zijn onderverdeeld in subcategorieën) en drie A categorieën. Categorie 1 heeft betrekking op bedrijven die geen hinder van belang veroorzaken en categorie 6 op zeer zware industrie. De drie A categorieën (categorieën 4.1A/4.2A, 5A en 6A) bevatten de inrichtingen die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken zoals bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder.

Gebruikte bronnen

Als belangrijkste bron bij het opstellen van de Staat van Bedrijfsactiviteiten is gebruikgemaakt van de lijst van bedrijfstypen uit de publicatie "Bedrijven en milieuzonering" van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten van 2007. In deze lijst worden voor een groot aantal bedrijfstypen en activiteiten richtafstanden ten opzichte van een rustige woonwijk gegeven. Daarbij is ervan uitgegaan dat de bedrijven ter voorkoming van hinder en/of gevaar die technieken toepassen, die thans als de meest gebruikelijke worden beschouwd.

De lijst is ten behoeve van de Staat van Bedrijfsactiviteiten met behulp van andere bronnen en praktijkervaringen verder verfijnd (o.a. differentiatie naar grootte). De Staat van Bedrijfsactivieteiten wijkt dus op een aantal punten af van de lijst van bedrijfstypen van de VNG.

In deze Staat van Bedrijfsactiviteiten is voor de indeling van de bedrijven naar activiteiten, net als in de VNG-publicatie, uitgegaan van de Standaard Bedrijfsindeling (SBI) uit 1993.

Categorie-indeling en criteria voor de toelaatbaarheid van bedrijven

In de VNG-publicatie zijn de 10 richtafstanden van de lijst van bedrijfstypen teruggebracht tot zes categorieën. Met het oog op de praktische toepassing zijn in deze Staat van Bedrijfsactiviteiten de categorieën 3 en 4 nader onderverdeeld in elk twee subcategorieën.

De richtafstanden en het aspect verkeersaantrekkende werking zijn vertaald naar de volgende (ruimtelijke) criteria voor de toelaatbaarheid:

categorie 1:bedrijfstypen c.q. bedrijfsactiviteiten die gelet op hun aard en invloed op de omgeving toelaatbaar zijn in woonwijken.

categorie 2: bedrijfstypen c.q. bedrijfsactiviteiten die gelet op hun aard en invloed op de omgeving toelaatbaar zijn tussen of onmiddellijk naast woonbebouwing, echter alleen in gebieden met gemengde functies.

categorie 3: bedrijfstypen c.q. bedrijfsactiviteiten die gelet op hun aard en invloed op de omgeving in enige mate ruimtelijk gescheiden dienen te zijn van woonwijken en dienen te zijn voorzien van een eigen autoverbinding met de hoofd- en/of verzamelwegen:subcategorie 3.1: toelaatbaar aan de rand van woonwijken, echter in het algemeen gescheiden door een weg of een groenstrook;

subcategorie 3.2: gescheiden door een andere niet of weinig gevoelige functie (afstandsindicatie 100 meter).

categorie 4: bedrijfstypen c.q. bedrijfsactiviteiten die gelet op hun aard en invloed op de omgeving op behoorlijke afstand van woonwijken gesitueerd dienen te zijn:

subcategorie 4.1: afstandsindicatie 200 meter;

subcategorie 4.2: afstandsindicatie 300 meter.

categorieën 5 en 6: bedrijfstypen c.q. bedrijfsactiviteiten die gelet op hun aard en invloed op grote afstand van woonwijken gesitueerd dienen te zijn. De aan te houden afstanden dienen per geval te worden bepaald (richtafstanden van bedrijven uit categorie 5: 500 -1.000 meter, categorie 6: 1.500 meter).

Met name bij bedrijven uit categorie 3.1 is er van uitgegaan dat bij de inrichting van het terrein (wijze van ontsluiting, situering van bebouwing) voldoende rekening wordt gehouden met mogelijke hinder in de directe omgeving. Dit kan in voorkomende gevallen worden afgedwongen door middel van de in de voorschriften opgenomen bevoegdheid om nadere eisen te stellen aan onder meer de situering van de bebouwing.

De bedrijven uit categorieën 4.1A/4.2A, 5A en 6A komen voor wat betreft de mate van hinder en gewenste afstand overeen met de categorieën 4.1/4.2, 5 en 6 maar zijn alleen toelaatbaar als op het betreffende terrein een geluidszone ex artikel 41 en verder respectievelijk 53 en verder van de Wet geluidhinder wordt vastgesteld.

Bij de bovenbeschreven criteria voor de toelaatbaarheid is (behalve voor categorie 2) uitgegaan van zonering ten opzichte van een rustige woonwijk. Voor andere omgevingstypen zoals incidentele woonbebouwing, woonbebouwing in een stedelijke omgeving, andere gevoelige functies of stiltebehoevende gebieden met natuurwaarden kunnen, indien de situatie daartoe aanleiding geeft, de richtafstanden worden aangepast. Dit zal per geval beoordeeld moeten worden.

Opzet van de Staat

In de Staat zijn twee verschillende soorten categorie-indelingen toegepast (zie ook de inhoudsopgave):

  • indeling op grond van bedrijfsactiviteiten (hoofdstuk I);
  • indeling op grond van het opgestelde elektromotorisch vermogen (hoofdstuk II).

In beginsel zijn beide indelingen van toepassing.

De indeling van hoofdstuk I is de belangrijkste. Hiervoor is gebruikgemaakt van de SBI. Deze indeling wordt hier gebruikt om bedrijfsactiviteiten in te kunnen delen. Het kan dus voorkomen dat de activiteiten binnen een bedrijf in twee of meer verschillende groepen volgens de SBI-indeling vallen. In die gevallen geldt dan de hoogste categorie van deze Bedrijfsactiviteiten. Indien de bedrijfsonderdelen duidelijk ruimtelijk van elkaar kunnen worden gescheiden, kunnen de bedrijfsonderdelen echter ook apart worden ingedeeld.

Bij sommige activiteiten wordt ook onderscheid gemaakt naar de omvang van de activiteiten. Dit betreft in de eerste plaats de afbakening van de A-categorieën. Daarnaast worden veel voorkomende kleinere bedrijven op grond van hun oppervlak of capaciteit apart ingedeeld om te voorkomen dat dergelijke relatief weinig hinderlijke bedrijven zich alleen op grootschalige bedrijventerreinen kunnen vestigen. Dit oppervlak betreft de bij het bedrijf c.q. voor de betreffende bedrijfsactiviteit in gebruik zijnde gronden, ongeacht of de gronden bebouwd zijn of niet.

De indeling op grond van het opgestelde elektromotorisch vermogen (hoofdstuk II) is altijd aan de indeling volgens hoofdstuk I gekoppeld en is slechts in een beperkt aantal gevallen bepalend voor de uiteindelijke indeling van bedrijven. Het gaat hierbij om inrichtingen die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken, zoals bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder en om bedrijfsactiviteiten die in de indeling volgens hoofdstuk I de aanduiding * hebben gekregen. De laatstgenoemde aanduiding is gebruikt bij bedrijfstypen waar vaak kleinere, weinig hinderlijke bedrijven voorkomen die op deze wijze rechtstreeks in een lagere categorie kunnen worden ingeschaald. Bij deze activiteiten is het aspect geluid bepalend en daarom geeft het elektromotorisch vermogen een betere maat voor de hinderlijkheid dan bijvoorbeeld het bedrijfsoppervlak.

Flexibiliteit

De Staat van Bedrijfsactiviteiten blijkt in de praktijk een relatief grof hulpmiddel te zijn om hinder door bedrijfsactiviteiten in te schatten. Het is bovendien tijdgebonden. Het komt in de praktijk dan ook voor dat een bepaald bedrijf als gevolg van een geringe omvang van hinderlijke deelactiviteiten, een milieuvriendelijke werkwijze of bijzondere voorzieningen minder hinder veroorzaakt dan in de Staat van Bedrijfsactiviteiten is verondersteld. In het bedrijvenartikel van de regels is daarom bepaald dat burgemeester en wethouders een dergelijk bedrijf via een ontheffing een categorie lager kunnen indelen (dus bijvoorbeeld van categorie 3 naar 2 of van categorie 4 naar 3); bij de categorieën met een onderverdeling in subcategorieën wordt daarbij bedoeld dat vrijstelling tot de laagste van de subcategorieën mogelijk is (dus van categorie 4 naar maximaal 3.1). Om een ontheffing te kunnen verlenen moet worden aangetoond dat het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met andere bedrijven uit de desbetreffende lagere categorie. Deze beoordeling dient zich te richten op de in de staat aangegeven maatgevende milieuaspecten.

Voor de bedrijven uit de A categorieën is alleen maar een ontheffing mogelijk voor de indeling in een lagere A categorie.

Bij sommige bedrijfsactiviteiten is bij de indeling uitgegaan van een continue bedrijfsvoering, waarbij de hinderlijke activiteiten ook 's nachts plaatsvinden. Dit is in de staat aangegeven met een "C" in de laatste kolom. Het kan echter voorkomen dat een specifiek bedrijf niet continu werkt. Dit gegeven kan eveneens aanleiding zijn om het bedrijf via bovengenoemde ontheffingsmogelijkheid een categorie lager in te delen.

Daarnaast is het mogelijk dat bepaalde bedrijven zich aandienen, waarvan de activiteiten niet zijn genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Wanneer deze bedrijven wat betreft milieubelasting gelijk kunnen worden gesteld met volgens de bestemmingsregeling toegelaten bedrijven kan voor de vestiging van deze bedrijven eveneens een ontheffing worden verleend.

Ten slotte is het denkbaar dat in de planperiode het algemene beeld van de in de Staat genoemde bedrijven en bedrijfsactiviteiten zich als gevolg van bepaalde technologische ontwikkelingen in positieve zin wijzigt. Om hierop adequaat te kunnen reageren, zijn burgemeester en wethouders in dergelijke situaties bevoegd de Staat van Bedrijfsactiviteiten te wijzigen.

Bijlage 16 Toelichting op de Staat van Bedrijfsactiviteiten Functiemenging

Inleiding

Voor functiemenggebieden geldt een specifieke Staat van Bedrijfsactiviteiten. Bij functiemengingsgebieden kan gedacht worden aan:

stadscentra, dorpskernen en winkelcentra;

horecaconcentratiegebieden;

zones met functiemenging langs stedelijke toegangswegen;

(delen van) woongebieden met kleinschalige cq. ambachtelijke bedrijvigheid.

Het kan daarbij gaan om bestaande gebieden met functiemenging en om gebieden waar bewust functiemenging wordt nagestreefd, bijvoorbeeld om een grotere levendigheid tot stand te brengen. Een specifieke Staat van Bedrijfsactiviteiten is wenselijk omdat de activiteiten in dergelijke functiemengings- gebieden qua schaal sterk kunnen verschillen van de activiteiten op een bedrijventerrein.

Categorie-indeling functiemenging

In de lijst voor functiemenging is gekozen voor een andere categorieaanduiding dan in de algemene lijst van de VNG-uitgave Bedrijven- en Milieuzonering (niet bijgevoegd). De activiteiten in de Staat van Bedrijfsactiviteiten voor gebieden met functiemenging bestaan uit de categorieën A, B of C. De betekenis voor de toelaatbaarheid is als volgt:

Categorie A

Activiteiten die zodanig weinig milieubelastend voor hun omgeving zijn, dat deze aanpandig aan woningen kunnen worden uitgevoerd. De eisen uit het Bouwbesluit voor scheiding tussen wonen en bedrijven zijn daarbij toereikend.

Categorie B

Activiteiten die in gemengd gebied kunnen worden uitgeoefend, echter met een zodanige milieubelasting voor hun omgeving dat zij bouwkundig afgescheiden van woningen en andere gevoelige functies dienen plaats te vinden.

Categorie C

De activiteiten zoals genoemd onder B, waarbij vanwege de relatief grote verkeersaantrekkende werking een ontsluiting op de hoofdinfrastructuur is aangewezen.

Voor de toelaatbaarheid van deze activiteiten gelden de volgende randvoorwaarden:

  • 1. het gaat om kleinschalige, meest ambachtelijke bedrijvigheid;
  • 2. productie en/of laad- en loswerkzaamheden vinden alleen in de dagperiode plaats;
  • 3. de activiteiten (inclusief opslag) geschieden hoofdzakelijk inpandig;
  • 4. activiteiten uit categorie C beschikken daarnaast over een goede aansluiting op de hoofdinfrastructuur.


De Staat-van-bedrijfsactiviteiten bij functiemenging is afgeleid van de richtafstandenlijst uit bijlage 1 in de VNG-uitgave Bedrijven- en Milieuzonering (niet bijgevoegd). Naast de randvoorwaarden 1 tot en met 4 zijn bij de selectie van activiteiten de volgende criteria gehanteerd:

  • Voor categorie A gaat het om activiteiten in milieucategorie 1.
  • Voor categorie B gaat het om activiteiten:

- in categorie 1 voor het aspect gevaar;
- in maximaal categorie 2 voor de aspecten stof en geur;
- in maximaal categorie 3.1 voor het aspect geluid;
- met een index voor verkeer van maximaal 1G (goederen) en 2P (personen).

  • Voor categorie C gaat het om activiteiten zoals bij categorie B, echter met een index voor verkeer van maximaal 2G (goederen) en 3P (personen).

Bij de totstandkoming van de lijst is gekeken of bedrijfsactiviteiten al dan niet in het plangebied thuishoren. Bedrijfsactiviteiten die niet passend zijn voor het plangebied zijn niet in de lijst opgenomen.

Flexibiliteit

De lijst zoals opgenomen in dit plan, is bedoeld om in te spelen op actuele ontwikkelingen. Toch is het tijdgebonden. Het komt in de praktijk dan ook voor dat een bepaald bedrijf als gevolg van een geringe omvang van hinderlijke deelactiviteiten, een milieuvriendelijke werkwijze of bijzondere voorzieningen minder hinder veroorzaakt dan in de lijst wordt verondersteld. In de regels is daarom bepaald dat burgemeester en wethouders een dergelijk bedrijf via een afwijkingsprocedure een categorie lager kunnen indelen (van C naar B). Om de afwijking te kunnen verlenen moet worden aangetoond dat het bedrijf (of anderssoortige voorziening) naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met andere bedrijven uit de desbetreffende lagere categorie. Deze beoordeling dient zich te richten op maatgevende milieuaspecten zoals geluid, stof, geur en verkeer.

Daarnaast is het mogelijk dat bepaalde bedrijven, kantoren of voorzieningen zich aandienen, waarvan de activiteiten niet zijn genoemd in de lijst. Wanneer deze bedrijven, kantoren of voorzieningen wat betreft milieubelasting gelijk kunnen worden gesteld met wat volgens de bestemmingsregeling is toegelaten en (uiteraard) passen binnen de doeleindenomschrijving kan de vestiging van deze bedrijven, kantoren of voorzieningen eveneens via een afwijkingsprocedure mogelijk worden gemaakt.

Bijlage 17 Toelichting op de staat van horeca activitetien

Inleiding

De problematiek van hinder door horecabedrijven onderscheidt zich nauwelijks van de problematiek van hinder veroorzaakt door "gewone" niet-agrarische bedrijven. Bij het opstellen van de in de regels opgenomen Staat van Horeca-activiteiten en het daarmee samenhangende toelatingsbeleid is daarom nauw aangesloten bij de Staat van Bedrijfsactiviteiten die al veel langer in bestemmingsplannen wordt toegepast. Voor horecabedrijven bieden de Wet milieubeheer (Wm) en de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) onvoldoende mogelijkheden om alle relevante vormen van hinder te voorkomen. De milieuzonering van horecabedrijven in het bestemmingsplan richt zich daarom in aanvulling op de Wet milieubeheer en Algemene Plaatselijke Verordening op de volgende vormen van hinder:

  • geluidshinder door afzonderlijke inrichtingen in een rustige omgeving;
  • (cumulatieve) geluidshinder buiten de inrichting(en) en verkeersaantrekkende werking/ parkeerdruk.

Analoog aan de regeling voor "gewone" bedrijven worden bij het ruimtelijk beleid voor hinderlijke horeca-activiteiten drie stappen onderscheiden:

  • het indelen van activiteiten in ruimtelijk relevante hindercategorieën;
  • het onderscheiden van gebiedstypen met een verschillende hindergevoeligheid;
  • het uitwerken van een beleid in hoofdlijnen: in welke gebieden zijn welke categorieën in het algemeen toelaatbaar.

De onderstaande toelichting gaat nader in op de gehanteerde hindercategorieën en het algemene toelatingsbeleid voor deze categorieën. In het bestemmingsplan vindt de nadere ruimtelijke afweging per locatie plaats.

Gehanteerde criteria

Voor een indicatie van de mate van hinder veroorzaakt door horeca-activiteiten biedt de basiszoneringslijst uit de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009) een goed vertrekpunt. De daar gehanteerde, nogal grove benadering behoeft echter voor een in de praktijk bruikbare Staat van Horeca-activiteiten aanvulling en nadere motivering. In aanvulling op de gegevens uit de VNG-publicatie is gebruikgemaakt van de volgende ruimtelijk relevante criteria:

  • de voor verschillende soorten horeca-inrichtingen over het algemeen gebruikelijke openingstijden;
  • de mate waarin een bedrijfstype naar verwachting bezoekers en in het bijzonder bezoekers per auto en/of brommers (scooters) aantrekt.

Categorieën van horeca-activiteiten

Mede op grond van bovengenoemde criteria worden in de Staat van Horeca-activiteiten de volgende categorieën onderscheiden:

  • Categorie 1: "ondergeschikte horeca": een inrichting die gericht is op het verstrekken van dranken of etenswaren en die fungeert als een aan een hoofdfunctie ondergeschikte nevenactiviteit, waarbij het vloeroppervlak niet meer dan 20 % bedraagt van de hoofdfunctie. Het betreft horeca die plaatsvindt binnen een andere hoofdfunctie en die ondergeschikt is aan die hoofdfunctie.
  • Categorie 2: "Logies en zaalaccommodatie": een inrichting die geheel of in overwegende mate is gericht op het verstrekken van logies of zaalaccommodatie, al dan niet met als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden of dranken voor gebruik ter plaatse, zoals een hotel, een pension, een bed & breakfast of vergader- en congresfaciliteiten. Het betreft horeca waarin de mogelijkheid voor een nachtverblijf of zaalverhuur voor vergaderingen of congressen worden geboden, of een combinatie daarvan.
  • Categorie 3 "Lichte horeca": een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht op het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse worden genuttigd, zoals een restaurant, cafetaria, snackbar, afhaalrestaurant, lunchroom of koffie- theehuis, ijssalon of een automatiek. Het betreft horeca waarin vooral maaltijden of etenswaren kunnen worden gekocht en genuttigd en die vooral overdag en 's avonds geopend zijn.
  • Categorie 4 "Middelzware horeca": een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van (alcoholische) dranken voor consumptie ter plaatse, alsmede het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse worden genuttigd, zoals een café of eetcafé. Het betreft horeca waarin vooral (alcoholische) dranken kunnen worden genuttigd en die ook 's nachts geopend kunnen zijn.
  • Categorie 5 "Zware horeca": een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het bieden van vermaak en ontspanning door het bedrijfsmatig ten gehore brengen van muziek, het gelegenheid geven tot dansbeoefening en het verstrekken van (alchoholische) dranken voor consumptie ter plaatse, al dan niet met de verstrekking van etenswaren of maaltijden, zoals een discotheek, bar-dancing, danscafé of een partycentrum. Het betreft horeca waarin vooral gelegenheid wordt geboden voor het luisteren naar muziek, dansbeoefening of het nuttigen van (alcoholische) dranken, etenswaren of maaltijden, of een combinatie daarvan.

Flexibiliteitsbepalingen

De Staat van Horeca-activiteiten is een relatief grof hulpmiddel om hinder door horeca-activiteiten in te schatten en is bovendien tijdgebonden. Het komt in de praktijk voor dat een bepaald horecabedrijf als gevolg van een geringe omvang van hinderlijke deelactiviteiten, een aangepaste werkwijze (bijvoorbeeld geen openstelling noodzakelijk in de nachturen) of bijzondere voorzieningen minder hinder veroorzaakt dan in de Staat van Horeca-activiteiten is verondersteld. Er kan worden afgeweken van de toegestane categorieën van de Staat van Horeca-activiteiten om horecabedrijven toe te staan die één categorie hoger zijn, indien het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de toegestane categorieën van de Staat van horeca-activiteiten. Dit kan bijvoorbeeld van categorie 4 naar 3, maar ook van categorie 5 naar 4. Deze mogelijkheid tot afwijken dient met name te worden getoetst aan de aspecten verkeersaantrekkende werking, bedrijfsvloeroppervlakte en openingstijden.

Daarnaast is het mogelijk dat bepaalde horeca-activiteiten zich aandienen, die niet zijn genoemd in de Staat van Horeca-activiteiten. Er kan worden afgeweken van de toegestane categorieën van de Staat van Horeca-activiteiten om horecabedrijven toe te staan die niet zijn genoemd in de Staat van Horecaactiviteiten, indien het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de toegestane categorieën van de Staat van horeca-activiteiten.

Verder is het denkbaar dat het algemene beeld van de in de Staat van Horeca-activiteiten genoemde horeca-activiteiten zich als gevolg van bepaalde ontwikkelingen wijzigt. Om hierop adequaat te kunnen reageren, is het gebruikelijk om in bestemmingsplannen de bevoegdheid voor burgemeester en wethouders op te nemen om via een wijzigingsplan de categorie-indeling van de bedrijven in de Staat van Horeca-activiteiten aan te passen.