direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Zevenhuizen - MFC 7huizen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1969.BPZE19HERS1-VA01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Stichting MFC 7huizen (hierna: initiatiefnemer) is voornemens om sport en het verenigingsleven samen te voegen in één multifunctioneel centrum. De afgelopen jaren zijn meerdere sociale voorzieningen uit het dorp verdwenen. Door een multifunctioneel centrum te realiseren op de plaats van de huidige ijsbaan, wil de initiatiefnemer een locatie creëren voor meerdere voorzieningen, om deze binnen het dorp Zevenhuizen te behouden.

De beoogde ontwikkeling is niet mogelijk op basis van het geldende bestemmingsplan Zevenhuizen (zie paragraaf 1.3). Om de ontwikkeling toch juridisch-planologisch te kunnen regelen, is het opstellen van een nieuw bestemmingsplan noodzakelijk. Dit bestemmingsplan voorziet hierin.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied betreft het sportterrein van Zevenhuizen. Vanwege het behoud van de eenheid van het sportterrein en om te voorkomen dat met dit bestemmingsplan uit het sportterrein brokstukken worden gehaald waardoor het sportterrein in twee verschillende planologische documenten wordt ondergebracht, is het gehele sportterrein als plangebied opgenomen. Het multifunctioneel centrum komt op de oostelijke kop van de huidige ijsbaan van Zevenhuizen, aan de zuidzijde van het dorp, te staan. In figuur 1.1 is de ligging van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1969.BPZE19HERS1-VA01_0001.png"

Figuur 1.1 Ligging van het plangebied

1.3 Planologische regeling

Voor het plangebied geldt het bestemmingsplan Zevenhuizen, dat is vastgesteld op 15 juni 2011. In figuur 1.2 is een uitsnede van het geldende bestemmingsplan weergegeven.

Het plangebied heeft hierin de bestemming 'Sport'. Binnen deze bestemming zijn de gronden bestemd voor sport- en speelterreinen, dagrecreatie, een sporthal en gebouwen ten behoeve van kantines en/of kleedruimten, onderhoud en beheer, sociaal-culturele doeleinden en dagrecreatieve doeleinden.

Ondergeschikt zijn ook groen-, nuts-, sport-, spel-, en parkeervoorzieningen, water, wegen, straten en paden en ondergeschikte horeca toegestaan.

Om aan de westzijde van het plangebied aan te sluiten bij de huidige plangrens en zo een overzichtelijk geheel te realiseren, zijn ook de bestemmingen 'Water' en 'Verkeer - Verblijf' opgenomen in het bestemmingsplan, evenals de dubbelbestemming 'Waterstaat'. Deze gronden worden echter niet herontwikkeld.

afbeelding "i_NL.IMRO.1969.BPZE19HERS1-VA01_0002.png"

Figuur 1.2 Uitsnede geldend bestemmingsplan Zevenhuizen

1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 wordt het initiatief nader beschreven. Daarbij komt de huidige situatie aan bod en wordt vervolgens ingegaan op de toekomstige situatie. Hoofdstuk 3 schetst het relevante beleidskader voor het plan. Daarbij wordt ingegaan op het relevante rijks-, provinciaal, en gemeentelijk beleid. In hoofdstuk 4 worden de omgevingsaspecten behandeld, waaraan de beoogde ontwikkeling wordt getoetst. Hoofdstuk 5 beschrijft de juridische aspecten van het plan. In hoofdstuk 6 worden de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van het plan toegelicht.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Huidige situatie

Het plangebied betreft het sportterrein aan de zuidzijde van Zevenhuizen. Op het sportterrein zijn meerdere sportverenigingen en -velden aanwezig om verschillende vormen van sport te beoefenen. In het noorden is de korfbalclub gevestigd. Aan de Molenweg staan de kantine en kleedkamer met hierachter de korfbalvelden. Ten oosten hiervan ligt een groot open veld, dat vrij te gebruiken is voor sport en andere activiteiten. Ten zuiden van de korfbalvereniging ligt in oost-westelijke richting de ijsbaan. Deze is omgeven door bomen. De ijsbaan staat in de zomer droog en wordt in de winter onder water gezet om als ijsbaan dienst te kunnen doen.

Ten zuiden van de ijsbaan liggen de velden, kantine en kleedkamers van voetbalvereniging Zevenhuizen. Het betreft twee wedstrijdvelden en een trainingsveld en, aan de oostzijde, de kantine en kleedkamers. Er loopt een verhard pad naar het parkeerterrein aan de zuidoostzijde van het sportterrein.

Verder in het zuidoosten zijn de tennisvereniging en de fietscross-vereniging gevestigd en is in het zuiden van het plangebied nog sprake van open velden en groenvoorzieningen in de zuidwesthoek.

Ten oosten van het sport- en recreatieterrein zijn woningen gevestigd aan de N979. Ten noorden van het plangebied ligt de woonbebouwing van het dorp Zevenhuizen. Aan de zuid- en westkant van het plangebied bevinden zich voornamelijk agrarische gronden.

Het plangebied wordt ontsloten via de Molenweg aan de noordzijde en de N979 aan de oostzijde. In figuur 2.1 is een luchtfoto weergegeven van de huidige situatie van het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.1969.BPZE19HERS1-VA01_0003.png"

Figuur 2.1 Huidige situatie van het plangebied

2.2 Voorgenomen initiatief

Beschrijving initiatief

Het voornemen is om op een deel van de huidige ijsbaan een nieuw multifunctioneel centrum te realiseren. In het centrum worden naast sportvoorzieningen, als een sporthal, kleedkamers voor de voetbal- en korfbalvereniging en kantines voor beide verenigingen, ook zorgvoorzieningen en het dorpshuis gevestigd. Het multifunctioneel centrum wordt op het oostelijke uiteinde van de huidige ijsbaan gerealiseerd.

Om het multifunctionele centrum wordt het bestaande wandelpad dat vanaf de Molenweg in zuidelijke richting naar de ijsbaan loopt, opgewaardeerd en geschikt gemaakt als calamiteitenontsluiting voor hulpdiensten. Hier wordt het bestaande parkeerterrein met circa 30 plaatsen uitgebreid. Vanwege afbraak van de bestaande bebouwing en ter bevordering van de beeldkwaliteit wordt het parkeerterrein geheel nieuw vorm gegeven.

Na realisatie van het multifunctioneel centrum zijn de kantines en kleedkamers van zowel de voetbal- als de korfbalvereniging niet meer als zodanig in gebruik. Daarop wordt de bebouwing van zowel de voetbalvereniging als de korfbalvereniging gesloopt.

Ruimtelijke inpassing

Het plangebied vormt het zuidelijke uiteinde van het dorp Zevenhuizen. Aan de zuid- en westzijde van het plangebied grenst het plangebied aan het buitengebied en daarmee aan agrarische gronden. Daarom is een goede ruimtelijke inpassing van belang.

In de huidige situatie is al sprake van een goede landschappelijke inpassing van het sportterrein. De buitenranden van het gebied zijn dicht beplant met hoge begroeiing, waardoor het terrein wordt afgeschermd van het buitengebied en vice versa. Deze groenrand loopt langs de gehele westzijde van het sportterrein en ook ten zuiden van de voetbalvelden. Deze groenvoorzieningen blijven ook in de voorgenomen situatie behouden. Daarmee is het plangebied op een goede manier ruimtelijk ingepast.

Verkeer en parkeren

De voorgenomen ontwikkeling leidt tot veranderingen in de huidige verkeers- en parkeerstructuur. Daarom is een mobiliteitstoets uitgevoerd waarin de gevolgen voor het verkeer en het parkeren in en rondom het plangebied nader zijn onderzocht. Deze mobilititeitstoets is opgenomen als bijlage 4. Hieruit wordt geconcludeerd dat de ontsluiting van het plangebied goed is voor de verschillende vervoerswijzen. Het beoogde parkeeraanbod op eigen terrein voorziet in de berekende parkeerbehoefte. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van het huidige parkeerterrein aan de N979 en wordt een nieuw parkeerterrein van circa 30 parkeerplaatsen ontwikkeld aan de Molenweg. Voor de ontsluiting wordt een klinkerweg van de Molenweg naar het MFC aangelegd. De ontwikkeling leidt weliswaar tot een verkeerstoename die merkbaar kan zijn, maar zorgt niet voor knelpunten in de verkeersafwikkeling van de ontsluitingswegen. Het aspect verkeer en parkeren staat de ontwikkeling daarom niet in de weg.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 in werking getreden. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijk beleid. Om de verantwoordelijkheden te leggen waar deze het beste passen draagt het Rijk de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 14 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 14 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) stelt regels omtrent de 14 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.

Toetsing

De beoogde ontwikkelingen binnen het plangebied raken geen van de rijksbelangen. Het Rijksbeleid geeft hierdoor geen uitgangspunten voor dit bestemmingsplan.

Ladder voor duurzame verstedelijking

Zorgvuldig ruimtegebruik is het uitgangspunt van de rijksoverheid. Om die reden is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) 'de ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. Om dit principe te borgen is de ladder ook als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Uit artikel 3.1.6 Bro volgt dat alle ruimtelijke besluiten die een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maken aandacht moeten besteden aan de Ladder. De toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied mogelijk is, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied.

Toetsing

Artikel 3.1.6, tweede lid van het Bro luidt als volgt:

"De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien."

Relevant is of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling in de zin van het Bro. Artikel 1.1.1, lid 1 Bro geeft de volgende definitie aan:

Stedelijke ontwikkeling: ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.

Formeel is er geen ondergrens opgenomen of een project al dan niet een stedelijke ontwikkeling is. De geldende Afdelings-jurisprudentie ten aanzien van dit onderdeel is erg casuïstisch.

De voorziene functies leiden tot nieuw ruimtebeslag binnen het buitengebied. Het bestemmingsplan voorziet in een stedelijke ontwikkeling zoals bedoeld in het Bro.

Met dit plan worden feitelijk geen nieuwe functies binnen het dorp Zevenhuizen mogelijk gemaakt. De sporthal is ter vervanging van de oude sporthallen in het dorp. De kantine en kleedkamers vervangen de huidige kantines en kleedkamers van de korfbal- en voetbalverenigingen en zijn ten behoeve van de sporten in de sporthal. Ook het dorpshuis verhuist van de oude locatie naar het nieuwe multifunctionele centrum. Zo biedt het multifunctioneel centrum een plek aan verschillende functies en voorzieningen die verhuizen vanuit verouderde bebouwing. Zonder het multifunctionele centrum zullen deze voorzieningen noodgedwongen uit het dorp vertrekken. Deze voorzieningen wordt op deze manier een toekomst in het dorp Zevenhuizen geboden. Er is dus behoefte aan het multifunctionele centrum.

Het multifunctioneel centrum valt formeel, op basis van de kaarten van de Omgevingsverordening Groningen, in het buitengebied, maar grenst feitelijk aan bestaand stedelijk gebied. De locatie op het sportterrein is echter de meest logische locatie. Niet alleen biedt dit de mogelijkheid voor de korfbalvereniging en de voetbalvereniging om hun kleedkamers en kantines hierin te realiseren, maar ook past de sporthal in dit gebied. Om alles onder één dak te vestigen, worden ook de overige functies hier gerealiseerd. Een nieuw multifunctioneel gebouw biedt verder de mogelijkheid om het gezamenlijk gebruik te optimaliseren en de kosten voor onderhoud en energie te beperken. Deze locatie, grenzend aan bestaand stedelijk gebied, biedt hiervoor de ruimte, terwijl een dergelijke locatie binnen het stedelijk gebied niet voor handen is. De keuze voor het sportterrein als locatie voor het multifunctioneel centrum is daarmee de meest logische beschikbare locatie. Op grond van het voornoemde wordt geconcludeerd dat er sprake is van een behoefte aan het multifunctionele centrum op deze locatie.

3.2 Provinciaal beleid

Omgevingsvisie Groningen 2016-2020

De Omgevingsvisie Groningen 2016-2020 bevat de integrale lange termijnvisie van de provincie Groningen op de fysieke leefomgeving. De omgevingsvisie is gekomen in plaats van het Provinciaal Omgevingsplan. De provincie wil het aantrekkelijke woon- en leefklimaat verbeteren. Het accent in het beleid ligt op het benutten van de ontwikkelingsmogelijkheden, naast het beschermen van de karakteristieke bebouwde en onbebouwde elementen.

In de Omgevingsvisie is het provinciale beleid dat op een of andere manier raakt aan de fysieke leefomgeving geformuleerd en geordend in vijf samenhangende thema's en elf provinciale belangen.

De provincie Groningen streeft naar een zo hoog mogelijke ruimtelijke kwaliteit in de provincie. Ruimtelijke kwaliteit wordt bepaald door de mate waarin binnen een gebied de gebruikswaarde, de belevingswaarde en de toekomstwaarde in onderlinge verhouding geoptimaliseerd zijn. Gebruikswaarde is gericht op een efficiënte inrichting van het gebied voor uitoefening van de daaraan toegekende of toe te kennen functies. Bij belevingswaarde gaat het om de sfeer en allure van het gebied. Toekomstwaarde draait om de toekomstbestendigheid van de maatregelen die ten behoeve van de gebruiks- en belevingswaarde worden genomen.

Toetsing

In dit plan wordt de realisering van het multifunctioneel centrum Zevenhuizen mogelijk gemaakt. Hiermee wordt ingespeeld op ontwikkelingen in het dorp, waarbij bestaande sportvoorzieningen en het dorpshuis gesloopt worden. Tevens biedt het de korfbal- en voetbalvereniging de kans om hun verouderde bebouwing te verlaten en intrek te nemen in een nieuwe kantine en kleedkamers.

Het multifunctioneel centrum speelt daarmee in op toekomstige ontwikkelingen in het dorp en zorgt voor een grote toekomstwaarde. Tevens gaat de ontwikkeling gepaard met een hoge gebruikswaarde. Het centrum biedt de mogelijkheid voor het dorpshuis om een nieuw onderkomen te vinden. Ook wordt de dorpelingen een plek geboden om binnensport uit te oefenen. Tevens krijgt het gebied een vernieuwde uitstraling met de komst van het multifunctionele centrum. Door meerdere voorzieningen in het plangebied te realiseren, krijgt het gebied meer sfeer en uitstraling. Daarnaast biedt deze ontwikkeling de mogelijkheid om de vrijkomende locaties in het dorp kwalitatief te verbeteren en te versterken met nieuwe bebouwing en/of open ruimtes. Dit is in overeenstemming met de omgevingsvisie van de provincie Groningen.

Omgevingsverordening Groningen 2016-2020

De Omgevingsverordening Provincie Groningen 2016 bevat regels voor de fysieke leefomgeving in de provincie Groningen. Deze regels richten zich op de thema's ruimtelijke ordening, water, infrastructuur, milieu en ontgrondingen. De Omgevingsverordening is nauw verbonden met de Omgevingsvisie Groningen 2016-2020.

Conform de kaart van de Omgevingsverordening ligt het plangebied in het buitengebied, aansluitend op het stedelijk gebied van Zevenhuizen. In artikel 2.13.1 sub 2 is opgenomen dat een bestemmingsplan dat betrekking heeft op het buitengebied alleen in een nieuwe stedelijke ontwikkeling kan voorzien als deze aansluit op bestaand stedelijk gebied, op voorwaarde dat in de plantoelichting is aangetoond dat voor deze ontwikkeling binnen het bestaand stedelijk gebied geen ruimte beschikbaar is of na intensivering, revitalisering en herstructurering kan worden verkregen of als de ontwikkeling een voorziening voor sport al dan niet in combinatie met bijbehorende voorzieningen op het gebied van cultuur, educatie, kinderopvang, verenigingsleven voor zover gesitueerd op of aangrenzend aan een reeds bestaand sportcomplex betreft.

Toetsing

In dit geval wordt het multifunctioneel centrum gerealiseerd op een bestaand sportcomplex. In het centrum worden onder meer voorzieningen voor sport, in combinatie met bijbehorende voorzieningen gerealiseerd. Dit is geheel in overeenstemming met het gestelde in artikel 2.13.1 lid 2 sub b van de provinciale verordening. Daarmee past het voornemen binnen de provinciale regelgeving.

3.3 Gemeentelijk beleid

De gemeente Westerkwartier bestaat sinds 1 januari 2019 en is ontstaan uit een fusie tussen de voormalige gemeenten Leek, Marum, Zuidhorn en Grootegast. De gemeente is bezig met het opstellen van nieuw gemeentelijk beleid. Dit is echter nog niet volledig beschikbaar, waardoor voor dit bestemmingsplan deels wordt teruggegrepen naar het beleid van de voormalige gemeente Leek, waar het plangebied in gelegen is.

Westerkwartier 2019 - 2022 'Samen Westerkwartier maken'

De gemeente Westerkwartier heeft een coalitieakkoord op hoofdlijnen opgesteld. Hier is voor gekozen omdat het Westerkwartier een nieuwe gemeente is, waarin ruimte wordt gegeven aan de inwoners, samenwerkingspartners en ook aan de nieuwe gemeenteraad en het nieuwe college. Het kernthema van de gemeente is noaberschap.

De gemeente geeft in het akkoord aan mee te doen met ideeën en plannen uit de samenleving. De gemeente stelt daar waar nodig te willen aanjagen en plannen te willen faciliteren.

In gemeente Westerkwartier is een uitgebreid aanbod aan voorzieningen. De gemeente vergroot de betrokkenheid van de dorpen en de inwoners bij het in stand houden van voorzieningen. Tegelijkertijd wil de gemeente de samenhang tussen de voorzieningen in de verschillende kernen integraal bekijken en indien noodzakelijk over gaan tot herschikking. Bij de totstandkoming van nieuwe initiatieven wil de gemeente zich graag opwerpen als meedenker, facilitator en soms als aanjager of regievoerder.

Toetsing

Met dit plan wordt een multifunctioneel centrum in Zevenhuizen gerealiseerd, waarbij meerdere maatschappelijke functies met een dorpse reikwijdte worden geconcentreerd in één centrum. Op deze manier is het mogelijk om deze functies binnen het dorp te behouden. Het initiatief is voortgekomen uit een stichting die voornemens is om deze functies in Zevenhuizen te behouden en toekomstbestendig te maken. Dit is in lijn met het gestelde in het coalitieakkoord.

Welstandsnota gemeente Leek

Het doel van de welstandsnota is om een bijdrage te leveren aan het visuele kwaliteitsniveau van bouwwerken in de gemeente Leek. De welstandsnota biedt mogelijkheden om vooraf informatie te ontvangen over de criteria die bij welstandsbeoordeling een rol spelen. Ook vormt de nota een vangnet voor bouwplannen die qua aanzien geweerd zouden moeten worden.

Het plangebied valt binnen het welstandsgebied 'Sportvelden'. Kenmerkend voor dit gebied zijn kleedgebouwen en sportkantines. De bebouwing bestaat over het algemeen uit massa's bestaande uit één laag. Echter komen ook sporthallen in dit gebied voor. Deze hebben een hogere bouwhoogte. Hogere massa's worden dan ook niet uitgesloten, indien zij solitair in het groen worden gesitueerd en plastisch zijn vormgegeven. Gebouwen dienen centraal in het groen gesitueerd te worden en gericht te worden op het openbaar gebied.

Toetsing

Het voornemen dient nog door de welstandscommissie getoetst te worden. Bij het ontwerp wordt rekening gehouden met de geldende welstandscriteria.

Hoofdstuk 4 Milieu- en omgevingsaspecten

Voor de beoogde ontwikkeling is het van belang dat tijdens de uitvoering en in de nieuwe situatie sprake is van een goede omgevingssituatie. Deze omgevingstoets gaat in op de relevante milieuaspecten (bodem, water, milieuzonering en externe veiligheid) en op andere sectorale regelgeving (bijvoorbeeld archeologie en cultuurhistorie, ecologie).

4.1 Milieueffectrapportage

Toetsingskader

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van de omgevingsvergunning planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen de kenmerken en de plaats van de projecten en de kenmerken van potentiële effecten.

Onderzoek en conclusies

In bijlage D van het Besluit m.e.r. (D 11.2) is de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen genoemd. In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer, een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat, of een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer is een projectmer noodzakelijk.

Met dit bestemmingsplan wordt een multifunctioneel centrum mogelijk gemaakt. De voorzieningen die in dit centrum worden geplaatst zijn reeds allemaal in het dorp aanwezig en verhuizen naar het plangebied. De drempelwaarden uit het Besluit m.e.r. wordt hiermee niet overschreden. In het kader van het Besluit m.e.r. is voor de beoogde ontwikkeling dan ook geen sprake van een directe mer(beoordelings)-plicht.

Vormvrije mer-beoordeling

Opgemerkt dient te worden dat voor activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, toch dient te worden nagegaan of er sprake kan zijn van belangrijke gevolgen voor het milieu. Dit wordt een vormvrije mer-beoordeling genoemd.

Gelet op de kenmerken van het project (zoals het kleinschalige karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r.), de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten, zullen geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden. Dit blijkt ook uit de onderzoeken van de verschillende milieuaspecten zoals deze in de volgende paragrafen zijn opgenomen. Daarop is een m.e.r.-aanmeldingsnotitie opgesteld met betrekking tot dit voornemen. Hier heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westerkwartier op besloten dat voor de realisatie van het MFC geen m.e.r.-procedure doorlopen hoeft te worden. Het beoordelingsbesluit is opgenomen als bijlage 1.

4.2 Bodemkwaliteit

Toetsingskader

Op grond van het Bro dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemkwaliteit in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de functie. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt voor de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Voor een nieuw geval van bodemverontreiniging geldt, in tegenstelling tot oude gevallen (voor 1987), dat niet functiegericht maar in beginsel volledig moet worden gesaneerd.

Het Bouwstoffenbesluit en het Besluit Bodemkwaliteit stellen verder regels hoe om te gaan met vrijkomende grond- en materiaalstromen en hoe deze toe te passen.

Toetsing

Bij de geplande werkzaamheden in het plangebied is sprake van een transformatie naar een bodemgevoeliger gebruik en is de bebouwde oppervlakte groter dan 50 m2. Daarom is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd, dat is opgenomen als bijlage 2. Hieruit is het volgende naar voren gekomen:

De bodem bestaat voornamelijk uit zwak tot matig siltig, zeer fijn zand. De bovengrond is bovendien zwak humeus en zwak roesthoudend. De ondergrond is niet humeus. In het opgeboorde materiaal zijn zintuiglijk geen verontreinigingen waargenomen.

Er zijn op basis van het vooronderzoek geen aanwijzingen gevonden, die aanleiding geven een asbestverontreiniging op de locatie te verwachten. Tijdens de veldwerkzaamheden zijn op het maaiveld van de onderzoekslocatie, alsmede in de bodem, geen asbestverdachte materialen aangetroffen. Hierbij wordt opgemerkt dat gelet op de doelstelling van het onderzoek de veldwerkzaamheden niet conform de NEN 5707 ("Bodem - Inspectie, monsterneming en analyse van asbest in bodem en partijen grond") zijn uitgevoerd. De uitkomst van het onderzoek is met betrekking tot de parameter asbest derhalve indicatief.

De bovengrond is plaatselijk licht verontreinigd met PAK. In de bovengrond is in eerste instantie in een mengmonster een sterk verhoogd zinkgehalte aangetoond. Na uitsplitsing is het sterk verhoogde gehalte niet bevestigd. Voor het sterk verhoogde zinkgehalte in het mengmonster heeft Econsultancy geen verklaring. Vermoedelijk betreft het een uitschieter of toevalstreffer. In de ondergrond zijn geen verontreinigingen geconstateerd.

Het grondwater is licht verontreinigd met barium en xylenen. De metaalverontreiniging met barium is hoogstwaarschijnlijk, te relateren aan regionaal verhoogde achtergrondconcentraties van metalen in het grondwater. Voor de lichte xyleenverontreiniging is vooralsnog geen verklaring gevonden.

Conclusie

De vooraf gestelde hypothese, dat de onderzoekslocatie als "onverdacht, niet lijnvormig" kan worden beschouwd wordt, op basis van de lichte verontreinigingen, verworpen. Echter, gelet op de aard en mate van verontreiniging, bestaat er géén reden voor een nader onderzoek en bestaan er met betrekking tot de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem géén belemmeringen voor de bestemmingsplanwijziging en de voorgenomen nieuwbouw van het MFC ter plaatse van de onderzoekslocatie.

4.3 Water

Toetsingskader

De initiatiefnemers van een ruimtelijke ontwikkeling behoren in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over het planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen worden toegelaten die in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Noorderzijlvest, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij onderhavige procedure wordt overleg gevoerd met de waterbeheerder over deze waterparagraaf.

Waterschapsbeleid

Het beleid van waterschap Noorderzijlvest is verwoord in het Waterbeheerprogramma 2016- 2021 en in de Notitie Water en Ruimte 2013. De ruimtelijke zonering van de provincie heeft het waterschap vertaald naar een eigen zonering met water als belangrijkste element. Het waterschap benadrukt in haar functiezonering de volgende aspecten: de hoogte van de waterpeilen en het gewenste grondwaterregime (GGOR), een optimale wateraanvoer en -afvoer (waterkwantiteit), de waterkwaliteit voor verschillende functies en de inpassing van water in het landschap.

Toetsing

Het plan is via de digitale watertoets kenbaar gemaakt bij het waterschap Noorderzijlvest (kenmerk: 20180329-34-17472). Hierop heeft het waterschap Noorderzijlvest een wateradvies aangeleverd die is opgenomen in bijlage 3.

Waterkwantiteit

Door een toename van verhard oppervlak stroomt regenwater sneller af richting oppervlaktewater, waardoor piekwaterstanden en afvoeren toenemen. Dit kan leiden tot wateroverlast. Voor het plangebied geldt dat bij een toenemende verharding van minimaal 2.500 m² compensatie door aanleg van waterberging nodig is. In dit geval is watercompensatie niet noodzakelijk, omdat het plangebied conform de provinciale omgevingsverordening in het buitengebied ligt en de verhardingstoename circa 1.881 m² bedraagt.

Conform het beleid van waterschap Noorderzijlvest is watercompensatie wel noodzakelijk als door toename aan verharding versnelde afvoer ontstaat bij verharde oppervlakten groter dan 750 m2 in stedelijk gebied. Gezien de ligging van het plangebied en het stedelijke karakter ervan adviseert het waterschap daarom om de toename aan versnelde afvoer naar oppervlaktewater wel op te nemen in dit plan. Binnen het plangebied worden daarom maatregelen getroffen in de vorm van watercompensatie en/of het vertragen van de versnelde afvoer door toepassing van open verharding.

Afvalwaterketen en riolering

Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:

  • hemelwater vasthouden voor benutting,
  • (in-) filtratie van afstromend hemelwater,
  • afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater,
  • afstromend hemelwater afvoeren naar RWZI.

In dit geval wordt een gescheiden stelsel aangelegd, waarbij hemelwater wordt afgevoerd naar oppervlakte water. De riolering wordt aangesloten op het bestaande netwerk.

Watersysteemkwaliteit en ecologie

Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem worden duurzame, niet-uitloogbare materialen gebruik, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.

Waterbeheer

Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de "Keur". Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het waterschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Voor de onderhavige ontwikkeling is dan ook een ontheffing noodzakelijk, omdat het hemelwater wordt afgevoerd naar het oppervlaktewater. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de "Keur". Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.

Conclusie

De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.

4.4 Archeologie

Toetsingskader

Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in 2021 in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is. De kern van de wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, archeologische resten intact moeten blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie.

Regionaal archeologiebeleid

De voormalige gemeenten in het Westerkwartier hebben gezamenlijk een archeologiebeleid ontwikkeld. Gezamenlijk is onderzoek gedaan naar de archeologische (verwachtings)waarden in het gebied. Dit is vervolgens verwerkt in het beleidsstuk Archeologie en Cultuurhistorie in de Westerkwartiergemeenten Grootegast, Marum, Leek, Zuidhorn (2013).

Op grond van dit onderzoek naar de ontstaansgeschiedenis van het landschap zijn een archeologische verwachtingenkaart en een archeologische beleidsadvieskaart gemaakt.

De archeologische waarden- en verwachtingskaart voor de gemeente Leek laat zien dat het plangebied in twee verschillende categorieën valt. Op figuur 4.1 is een uitsnede van de beleidskaart weergegeven. De gronden van de huidige ijsbaan betreffen categorie 8. Hier geldt geen archeologische verwachtingswaarde en dus ook geen vergunningplicht. De overige gronden vallen in categorie 5. Hier geldt een middelhoge archeologische verwachting. Voor ontwikkelingen met een minimale oppervlakte van 1.000 m² is een archeologisch onderzoek noodzakelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.1969.BPZE19HERS1-VA01_0004.png"

Figuur 4.1 Uitsnede archeologische beleidskaart

Toetsing

Het grootste deel van het multifunctioneel centrum wordt geplaatst op de gronden die vallen binnen categorie 8. Slechts een deel van de sporthal zal hierbuiten liggen. Dit betreft een relatief klein oppervlakte, die ruim onder de 1.000 m² blijft. Daarnaast wordt een ontsluitingsweg en parkeerterrein aangelegd in gronden met categorie 5. Omdat bij de aanleg van de weg en het parkeerterrein de grond slechts oppervlakkig geroerd wordt, is archeologisch onderzoek niet noodzakelijk. Hier komt bij dat een deel van die parkeerruimte aangelegd wordt op gronden waarop nu bebouwing aanwezig is. Deze bebouwing wordt afgebroken en de vrijkomende ruimte wordt (mede) benut voor de aanleg van parkeerplaatsen. Een deel van de bodemingrepen vindt dus plaats op reeds geroerde gronden. Wel geldt de meldingsplicht waarin is voorgeschreven dat alle archeologische vondsten moeten worden gemeld. Wanneer toch archeologische vondsten worden gedaan tijdens de werkzaamheden, geldt hiervoor een meldingsplicht.

Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

4.5 Cultuurhistorie

Toetsingskader

Goede ruimtelijke ordening betekent dat er een integrale afweging plaatsvindt van alle belangen die effect hebben op de kwaliteit van de ruimte. Een van die belangen is de cultuurhistorie. Per 1 januari 2012 is in het kader van de modernisering van de monumentenzorg (MOMO) in het Besluit ruimtelijke ordening van het rijk opgenomen dat gemeenten bij het maken van bestemmingsplannen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden.

Onderzoek

Het plangebied ligt in het zuidelijk Westerkwartier. Dit gebied kenmerkt zich in het algemeen door een groot contrast tussen een afwisseling van hogere besloten zandruggen en lagere open laagveengebieden. In het besloten landschap liggen houtsingels haaks op de lengterichting van de zandruggen, in de laagtes worden percelen door sloten gescheiden. Door de kenmerkende coulissen structuur van de houtsingels, met lengte singels en dwarssingels, zijn weinig lange zichtlijnen behalve in de in de lengterichting langs de weg. Binnen deze houtsingelstructuur gaan veel in aard uiteenlopende kleinschalige ondernemingen en voorzieningen min of meer op in het landschap. (Bron Kwaliteitsgids Groningen). Het plangebied (contour) ligt aan de rand van het dorp, welke op dit moment ter plaatse al kenmerkend is afgeschermd door een houtsingelstructuur. De landschappelijke- en cultuurhistorische elementen van het plangebied passen hierdoor (nu al) binnen deze vorm van landschappelijke inpassing

afbeelding "i_NL.IMRO.1969.BPZE19HERS1-VA01_0005.png"

Figuur 4.2 Uitsnede cultuurhistorische beleidskaart

Conclusie

Binnen de begrenzing van het plangebied zijn natuurlijke landschappelijke waarden reeds verdwenen door de aanwezige (sport) voorzieningen. De cultuurhistorische waarden zijn niet in het geding en vormen geen belemmering voor dit bestemmingsplan

Het aspect cultuurhistorie vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

4.6 Ecologie

Toetsingskader

Met de Wet natuurbescherming (Wnb) zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving. in de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming.

Daarnaast is in elke provinciale verordening een uitwerking van de Wnb opgenomen. In de provincie Groningen wordt vrijstelling verleend voor het weiden van vee en voor het op of in de bodem brengen van meststoffen. In het kader van ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden worden vrijstellingen verleend ten aanzien van de soorten genoemd in bijlage II bij deze verordening. Per soort worden de handelingen, middelen en methoden genoemd die mogen worden toegepast, slechts voor zover er geen andere bevredigende oplossing bestaat.

Gebiedsbescherming

De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden. De Natura 2000-gebieden zijn door de Minister van Economische Zaken aangewezen gebieden die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden. Daarnaast bestaat het Natuur Netwerk Nederland (NNN) uit gebieden die worden aangewezen in de provinciale verordening. Binnen de NNN-gebieden mogen in beginsel geen ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden.

Het plangebied maakt geen onderdeel uit van Natura 2000-gebieden en NNN-gebieden. Het dichtstbijzijnde Natura 2000 gebied ligt op ruim 3.9 km en betreft de Bakkeveense Duinen. In het kader van de stikstofdepositie is als gevolg van dit plan een AERIUS-berekening uitgevoerd. Een memo met de resultaten van deze berekening is opgenomen als bijlage 5. Uit de stikstofberekening blijkt dat er geen sprake is van significante stikstofdepositie op beschermde natuurgebieden. Uit de berekening komen geen rekenresultaten die hoger zijn dan de drempelwaarde van 0,00 mol/N/ha/jaar. Voor dergelijke projecten geldt een vrijstelling van de Wet natuurbescherming vergunningsplicht. Daarom vormt de stikstofdepositie geen belemmering voor dit plan.

Soortenbescherming

In de Wnb wordt onderscheid gemaakt tussen soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn en daarnaast de overige soorten. De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn.

Om te onderzoeken of sprake is van beschermde soorten is een quickscan flora en fauna uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen als bijlage 6 Hieruit is naar voren gekomen dat:

  • ten aanzien van de algemene broedvogels die kunnen broeden in de bomen en andere opgaande begroeiing wordt geadviseerd om snoei- en/of kapwerkzaamheden buiten het broedseizoen uit het broedseizoen uit te voeren om zo een overtreding van artikel 3.1 van de Wet natuurbescherming (het is verboden nesten te beschadigen, te vernielen of weg te nemen) te voorkomen. Indien toch binnen het broedseizoen wordt gewerkt dient er voorafgaand aan de werkzaamheden een broedvogelinspectie uitgevoerd te worden;
  • indien gehele bomenrijen in de directe omgeving van de voormalige ijsbaan worden gekapt dient er aanvullend onderzoek naar vliegroutes van vleermuizen uitgevoerd te worden. In het geval dat er slechts enkele bomen worden gekapt is dit niet noodzakelijk. Wel dient er geen bouwverlichting tijdens de aanlegfase en (zo min mogelijk) verlichting tijdens de gebruiksfase op de aangrenzende bomenrijen gericht te worden. Dit om een eventuele verstoring van vleermuizen die de bomenrijen gebruiken als vaste vliegroute en daarmee overtreding van artikel 3.5 van de Wet natuurbescherming te voorkomen;
  • voor beschermde soorten zijn overtredingen ten aanzien van de Wet natuurbescherming wegens het ontbreken van geschikt habitat, het ontbreken van sporen en/of vanwege een vrijstelling bij ruimtelijke ontwikkeling niet aan de orde;
  • wel dient er rekening gehouden te worden met de algemene zorgplicht (het onnodig doden, verwonden en/of beschadigen van dieren dient vermeden te worden) ten aanzien van algemene grondgebonden zoogdieren en amfibieën, die incidenteel op de onderzoekslocatie zouden kunnen voorkomen;
  • met betrekking tot beschermde gebieden en houtopstanden worden geen bezwaren voorzien ten aanzien van de voorgenomen realisatie van het multifunctioneel centrum.

Omdat het voornemen is om relatief grote delen van de bomenrijen rondom de ijsbaan te kappen ten behoeve van de realisatie van het MFC, wordt een vervolgonderzoek naar vleermuizen uitgevoerd.

Daarnaast was ten tijde van de eerste quickscan ecologie nog niet bekend dat ook de bebouwing van de korfbalclub gesloopt wordt. Daarom is een tweede quickscan uitgevoerd, die is opgenomen als bijlage 7 en specifiek gericht is op de bebouwing van de korfbalclub. Hieruit is naar voren gekomen dat met betrekking tot algemeen voorkomende broedvogels die in de vegetatie binnen of in de directe omgeving van de onderzoekslocatie zouden kunnen broeden, wordt geadviseerd om snoei- en kapwerkzaamheden buiten het broedseizoen (niet in de periode maart t/m half augustus) uit te voeren. Indien toch binnen het broedseizoen wordt gewerkt, dient er voorafgaand aan de werkzaamheden een broedvogelinspectie uitgevoerd te worden door een ter zake kundige.

Voor overige beschermde soorten zijn overtredingen ten aanzien van de Wet naturbescherming wegens het ontbreken van geschikt habitat, het ontbreken van sporen en/of vanwege een vrijstelling bij ruimtelijke ontwikkeling niet aan de orde.

Wel dient hier rekening te worden gehouden met de algemene zorgplicht ten aanzien van algemene grondgebonden zoogdieren en amfibieën, die incidenteel op de onderzoekslocatie zouden kunnen voorkomen.

Het aspect ecologie vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan, indien geen gehele bomenrijen rondom de ijsbaan worden gekapt.

4.7 Bedrijven en milieuzonering

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals bijvoorbeeld woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd. Hierbij dient rekening gehouden te worden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en (nieuwe) milieugevoelige functies in voldoende mate mee te nemen, wordt in deze rapportage gebruikgemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). Een richtafstand wordt beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten. Voor de richtafstanden wordt onderscheid gemaakt tussen rustige woongebieden/rustige buitengebieden en gemengde gebieden.

Toetsing

Het plangebied wordt zowel aan de noordzijde als aan oostzijde begrensd door woningen. Het is daarom belangrijk dat de nieuwe functies in het plangebied op een verantwoorde afstand ten opzichte van deze woningen worden geplaatst.

In het multifunctioneel centrum komen een sporthal, dorpshuis, zorgvoorzieningen en een sportkantine. Voor zorgvoorzieningen geldt een richtafstand van 10 meter. Een dorpshuis zelf is niet als zodanig in de VNG-brochure opgenomen. Het dorpshuis zal in de toekomst voor evenementen gebruikt worden. Voor een evenementenhal geldt een richtafstand van 30 meter. Tot slot geldt voor de sporthal een richtafstand van 50 meter ten opzichte van bedrijfshindergevoelige objecten.

Het multifunctioneel centrum wordt op het oostelijke deel van de voormalige ijsbaan gerealiseerd en ligt op minimaal 50 meter afstand tot de oostelijk gelegen woningen en ruim 80 meter tot de noordelijk gelegen woningen. Met deze afstanden wordt voldaan aan de richtafstanden voor de functies die in het gebouw gerealiseerd worden. Nader onderzoek naar milieuzonering is niet noodzakelijk.

Gezien de afstanden en het huidige gebruik als sportterrein kan bovendien een aanvaardbaar woon- en leefklimaat worden gegarandeerd.

Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor dit plan.

4.8 Externe veiligheid

Toetsingskader

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Sinds een aantal jaren is er wetgeving over 'externe veiligheid' om de burger niet onnodig aan te hoge risico's bloot te stellen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Toetsing

Uit de risicokaart blijkt dat er in de nabije omgeving van het plangebied geen risicovolle inrichtingen en transportroutes aanwezig zijn die van invloed zijn op de ontwikkeling in het plangebied. Er is wel sprake van een risicovolle buisleiding ten zuiden van het plangebied. Dit betreft een aardgasleiding. Voor deze buisleiding geldt een diameter van 6 inch en een maximale werkdruk van 0,65 bar. De inventarisatieafstand, waarbinnen een inventarisatie moet plaatsvinden, betreft hierbij minder dan 70 meter. Het plangebied ligt op een afstand van circa 340 meter. Er is daarom geen onderzoek naar de externe veiligheid noodzakelijk.

In relatie tot de planontwikkeling is de bereikbaarheid, bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid wel een aandachtspunt. Hierop is door de Veiligheidsregio Groningen een advies afgegeven.

Bereikbaarheid

In de huidige ruimtelijke indeling heeft het plangebied één ontsluitingsweg vanaf de N979 naar de toekomstige MFC. Conform de voorgenomen planvorming wordt een tweede ontsluiting aangelegd vanaf de Molenweg. Deze route wordt geschikt gemaakt voor hulpverleningsvoertuigen en is overigens slechts toegankelijk voor langzaam verkeer (fiets- en voetgangers). Dit is conform het advies van de Veiligheidsregio Groningen, die adviseert een tweede ontsluiting vanaf de Molenweg te realiseren en deze geschikt te maken voor hulpverleningsvoertuigen.

Zelfredzaamheid

Bij zelfredzaamheid gaat het om de mogelijkheden voor personen om zichzelf in veiligheid te brengen. Belangrijk aspect hierbij is, dat zij kunnen vluchten of schuilen zonder daadwerkelijke hulp van de hulpverleningsdiensten. De zelfredzaamheid van de aanwezige personen is beoordeeld op de aspecten

zelfredzaam vermogen, de mogelijkheden tot vluchten of schuilen en de alarmeringsmogelijkheden.

Zelfredzaam vermogen

De gemeente Westerkwartier is voornemens om in het MFC de mogelijkheid te creëren voor een dorpshuis en (beperkte) zorgvoorzieningen ten dienste van de sportverenigingen. Het is hierbij aannemelijk dat deze categorie verminderd zelfredzaam zijn en (enige vorm van) hulp nodig hebben bij een eventuele ontvluchting.

Mogelijkheden tot vluchten of schuilen

De mogelijkheden tot zelfredzaamheid worden bepaald door het type van incident. Er is reeds beoordeeld dat er geen externe risicobronnen met gevaarlijke stoffen aanwezig zijn die effect hebben op de ontwikkeling van de MFC. In geval van een incident binnen in de MFC wordt door de Veiligheidsregio geadviseerd om te vluchten. In geval van een incident buiten de MFC wordt geadviseerd om te schuilen, de mechanische ventilatie handmatig af te sluiten en deuren en ramen te sluiten. Daarnaast wordt door Veiligheidsregio Groningen geadviseerd een BHV organisatie op te richten binnen het MFC.

Alarmeringsmogelijkheden

Het plangebied ligt binnen het sirenebereik van het bestaande Waarschuwing en Alarmering Systeem (WAS-paal 23-575). Het Ministerie van Justitie en Veiligheid heeft bekendgemaakt, vanaf 2017 in fases met de WAS-sirenes te willen stoppen. Eind 2012 is NL-Alert geïntroduceerd. Met NL-Alert kan de overheid mensen in het rampgebied en in de directe omgeving van een (dreigende) noodsituatie met een tekstbericht informeren via de eigen mobiele telefoon. Daarnaast wordt bij grote rampen alarm geslagen via onder meer calamiteitenzenders en sociale media. Hierdoor is een snelle alarmering in het plangebied mogelijk.

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

4.9 Kabels en leidingen

Bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van elektriciteit- en communicatiekabels en nutsleidingen in de grond. Hier gelden beperkingen voor ingrepen in de bodem. Daarnaast zijn zones, bijvoorbeeld rondom hoogspanningsverbindingen, straalpaden en radarsystemen van belang. Deze vragen vaak om het beperken van gevoelige functies of van de hoogte van bouwwerken. Voor ruimtelijke plannen zijn alleen de hoofdleidingen van belang. De kleinere, lokale leidingen worden bij de uitvoering door middel van een Klic-melding in kaart gebracht.

In het plangebied is een middenspanningsleiding aanwezig die mogelijk verplaatst moet worden ten behoeve van dit plan. Hier wordt rekening mee gehouden in de uitvoering. Voor het overige is geen sprake van kabels en leidingen in het plangebied. Er liggen ook geen relevante zones over het plangebied. Wel ligt op circa 340 meter ten zuiden van het plangebied een aardgasleiding NEN3650-leiding van I&M transport. Eerder is in paragraaf 4.8 onderbouwd dat dit geen gevolgen heeft voor de ontwikkeling in het plangebied.

Het aspect kabels en leidingen vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

4.10 Luchtkwaliteit

Toetsingskader

Wet Milieubeheer

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, artikel 5.2 van de Wet milieubeheer. De Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2-jaargemiddelde) en fijn stof (PM10-jaar- en daggemiddelde) van belang.

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de

concentratie in de buitenlucht.

NIBM

In dit Besluit 'niet in betekenende mate' is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden twee situaties onderscheiden:

  • een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouwprojecten met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen.
  • een project heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10)

Toetsing

In dit plan wordt een multifunctioneel centrum gerealiseerd, waarin functies komen die nu al elders in het dorp Zevenhuizen gevestigd zijn. Hierdoor veranderen de verkeersstromen, maar blijft de verkeersgeneratie, op schaal van het dorp, gelijk aan de huidige situatie. Daarom is geen sprake van verslechtering in betekenende mate van de luchtkwaliteit als gevolg van deze ontwikkeling. In de huidige situatie geldt een stikstofdioxide jaargemiddelde van circa 8,8 µg/m3 en een fijn stof PM10 jaargemiddelde van circa 15 µg/m3. Voor beide geldt een grenswaarde van 40 µg/m3. Nader onderzoek naar de luchtkwaliteit is niet noodzakelijk.

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

4.11 Geluid

Toetsingskader

De Wet geluidhinder (Wgh) stelt eisen met betrekking tot de geluidbelasting van geluidsgevoelige gebouwen en terreinen door drie verschillende geluidbronnen: wegverkeer, spoorwegverkeer en industrie. Indien er binnen een geluidzone een geluidgevoelige functie gerealiseerd wordt, dient getoetst te worden aan de voorkeurgrenswaarde uit de Wgh.

Toetsing

In het plangebied wordt een multifunctioneel centrum gerealiseerd. In dit centrum worden geen geluidsgevoelige objecten en voorzieningen gerealiseerd. Hoewel ten oosten van het plangebied de N979/Oudestreek loopt, waar een maximum snelheid van 50 km/uur geldt, hoeft geen akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai te worden uitgevoerd.

Het aspect geluid vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 5 Juridische toelichting

5.1 Inleiding

In voorgaande hoofdstukken zijn de aanwezige functies, de ontwikkelingen daarbinnen en de uitgangspunten ten aanzien daarvan aan de orde geweest. Dit beleid krijgt zijn juridische vertaling in bestemmingen. Deze regelen de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden. Het bestemmingsplan geeft aan voor welke doeleinden de gronden zijn bestemd.

5.2 RO standaarden 2012

Het bestemmingsplan voldoet aan de RO standaarden 2012. Het bestemmingsplan is opgezet als een digitaal raadpleegbaar plan. Deze digitale versie is bedoeld om de burger "online" informatie te verschaffen omtrent het bestemmingsplan. Bovendien is de digitale versie bedoeld voor uitwisseling van gegevens binnen de gemeente en met andere instanties. Het bestemmingsplan is naar aanleiding van de Wet ruimtelijke ordening opgesteld volgens de landelijke Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP 2012), met inachtneming van de aanpassingen die voortvloeien uit de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), die op 1 oktober 2010 in werking is getreden.

5.3 Wet ruimtelijke ordening

De regels zijn vervat in artikelen die onderverdeeld zijn in vier delen.

In de 'Inleidende regels' zijn algemene artikelen opgenomen die voor het gehele plan van belang zijn. In artikel 1 zijn omschrijvingen opgenomen van de in het plan voorkomende relevante begrippen. In artikel 2 is vastgelegd op welke wijze dient te worden gemeten. Door deze vaste omschrijving van de begrippen én van de wijze van meten, wordt eenduidigheid in de bedoelingen van het plan gegeven en wordt de rechtszekerheid vergroot.

In de 'Bestemmingsregels' zijn de bestemmingen en de gebruiks- en/of bebouwingsmogelijkheden van de betreffende gronden aangegeven. De bestemmingen zijn op alfabetische volgorde benoemd.

In de 'Algemene regels' staan artikelen benoemd die voor alle of meerdere bestemmingen gelden. Het betreffen onder andere de voor alle bestemmingen geldende gebruiksregels en de algemeen geldende afwijkingsregels.

In de 'Overgangs- en slotregels' is het overgangsrecht conform het bepaalde in artikel 3.2.1 en 3.2.2 van het Bro opgenomen. Daarnaast bevatten de regels een slotregel met daarin de citeertitel van het bestemmingsplan.

5.4 Toelichting op de bestemmingen

Op grond van de informatie zoals genoemd in paragraaf 2.2 is een inventarisatie uitgevoerd naar de aanwezige functies in het plangebied. De situering en hoogte van de bebouwing behorende bij de functies is vertaald naar de diverse bestemmingen in het plangebied. Onderstaand wordt een verantwoording van de keuzes van bestemmingen weergegeven.

Het plangebied kent vier bestemmingen en een dubbelbestemming.

Maatschappelijk

De gronden binnen de bestemming 'Maatschappelijk' zijn bestemd om het nieuwe multifunctionele centrum te realiseren. In het centrum komen maatschappelijke functies die alleen binnen deze bestemming worden toegelaten. Binnen de bestemming is geen bouwvlak opgenomen, maar een bebouwingspercentage om te voorkomen dat het gehele bestemmingsvlak wordt volgebouwd. Dit is gedaan zodat meer vrijheid voor de situering van het pand ontstaat. Op de verbeelding is de maximum bouwhoogte opgenomen, omdat het gebouw uit verschillende bouwhoogtes bestaat. Bij de maatschappelijke voorzieningen is ondergeschikte bijbehorende horeca en detailhandel mogelijk, zoals de sportkantines, het dorpshuis en horecagebruik tijdens evenementen. Deze horeca en de detailhandel moet altijd ten dienste staan van de voorzieningen. In het centrum mag zich geen zelfstandig horeca- of detailhandelsbedrijf vestigen. Het is wel mogelijk horeca-activiteiten aan derden te verpachten.

Sport

De gronden van het sportterrein die niet worden herontwikkeld of herbestemd, behouden de bestemming 'Sport'. De gronden binnen deze bestemming zijn bestemd voor sportterreinen, dagrecreatie, gebouwen ten behoeve van de tennisvereniging en een klein gebouw ten behoeve van de ijsbaan, paden, parkeervoorzieningen, water, groenvoorzieningen en nutsvoorzieningen. Daarnaast is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen ten behoeve van het houden van incidentele evenementen met uitzondering van de gronden van de ijsbaan. Het gebouw voor de tennisvereniging/fietscrossclub is binnen een bouwvlak begrepen. Het gebouw voor de ijsbaan, waarvan de exacte plaats nog niet bekend is, is binnen de bestemming mogelijk gemaakt.

Verkeer - Verblijf

Binnen de bestemming 'Verkeer - Verblijf' vallen wegen, straten, voet- en rijwielpaden, groen-, speel- en nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen. Parkeerterreinen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein'. Er mogen geen gebouwen en overkappingen op deze gronden worden gerealiseerd, omdat het uitsluitend gaat om verkeersgebied. Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, zijn wel toegestaan zodat straatverlichting aangebracht kan worden.

Water

De waterpartij in het noordwesten van het plangebied is bestemd als 'Water'. Deze gronden worden niet herontwikkeld en blijven onaangeroerd. De gronden binnen deze bestemming zijn bestemd voor waterlopen en -partijen, waterberging, bermen en beplanting en oevers.

Wonen - 1

Het perceel in de zuidoosthoek van het plangebied is bestemd als 'Wonen - 1'. Dit perceel is in gebruik als tuin/erf van de woning ten noorden hiervan. Om het feitelijke gebruik ook een passende planologische regeling te geven is hierbij aangesloten bij de regeling 'Wonen - 1' uit het geldende bestemmingsplan.

Waterstaat

De dubbelbestemming 'Waterstaat' is opgenomen ten behoeve van beheer en onderhoud van de watergang in het noordoosten van het plangebied.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Inspraak en overleg

Het bestemmingsplan is eerst als voorontwerp aan overlegpartners en belanghebbenden ter inzage gelegd. Hierop is één inspraakreactie ingediend en drie overlegreacties. In het eindverslag inspraak en vooroverleg, die is opgenomen als bijlage 8, is uiteengezet hoe met deze reacties is omgegaan. Daarnaast zijn een aantal ambtshalve wijzigingen doorgevoerd die tevens in dit verslag zijn opgenomen.

Zienswijze

Vervolgens is het ontwerpbestemmingsplan mt ingang van 16 januari 2020 gedurende zes weken ter inzage gelegd. Tijdens deze periode werd een ieder in de gelegenheid gesteld om een zienswijze in te dienen (artikel 3.8 Wro). Er zijn echter geen zienswijzen ingediend tijdens deze periode.

Vaststelling

Het bestemmingsplan is vervolgens ongewijzigd vastgesteld. Het besluit tot vaststelling is gepubliceerd en het bestemmingsplan ligt zes weken ter inzage. Tijdens die periode bestaat de mogelijkheid beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in te dienen tegen het besluit en het plan.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

Voor de uitvoerbaarheid van het plan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

Ten behoeve van de realisatie van het MFC c.a. is door de initiatiefnemers een projectplan opgesteld. Een financierings- en investeringsopzet en een exploitatieoverzicht maken deel uit van dit projectplan. De door de gemeente Westerkwartier te leveren financiële bijdrage in de kosten van dit initiatief is op 13 november 2019 door de raad beschikbaar gesteld. Overigens zijn aan de realisatie van het plan geen kosten voor de gemeente verbonden. Het bestemmingsplan wordt op dit punt uitvoerbaar geacht.