direct naar inhoud van Toelichting
Plan: De Meent en Schoonhovens College, Schoonhoven
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1931.BP2009DK026-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel bestemmingsplan

Het gebied Schoonhoven Noord (gemeente Krimpenerwaard) kenmerkt zich door de aanwezigheid van het bedrijventerrein langs de Bergambachterstraat, een schoollocatie van het Schoonhovens College en de sporthal de Meent. Al langere tijd is er sprake is van leegstand en verloedering in dit gebied tussen Schoonhoven en het landelijk gebied aan de noordzijde van de kern. Gelet op de huidige kwaliteit van het gebied in combinatie met de vraag naar woningen is besloten om het gehele gebied Schoonhoven Noord gefaseerd te herontwikkelen.

Allereerst wordt de sporthal de Meent gesloopt om plaats te maken voor nieuwbouw van het schoolgebouw voor het Schoonhovens College en een nieuwe sporthal. De sporthal voldoet niet meer aan de huidige richtlijnen voor sport en is aan vervanging toe. Doordat de gemeente de wettelijke plicht heeft om te zorgen voor adequate huisvesting voor scholen, kan de herontwikkeling en de verplaatsing van het Schoonhovens College en de nieuwe sporthal in een keer worden uitgevoerd. Voorliggend bestemmingsplan maakt de herontwikkeling planologisch mogelijk.

1.2 Begrenzing van het plangebied

Het plangebied betreft een gedeelte van de huidige locatie van het Schoonhovens College (Vlisterweg 22). De sporthal De Meent ligt naast deze schoollocatie, gesitueerd aan de 's-Heerenbergstraat 126.

Het plangebied is kadastraal bekend als percelen 359 en 2537 sectie A Schoonhoven. Het plangebied bevindt zich in het noorden van de kern Schoonhoven, gemeente Krimpenerwaard.

Het plangebied wordt begrensd door:

  • bestaand bedrijventerrein Schoonhoven-Noord aan de noordzijde;
  • de Edelsmidsdreef aan de aan de westzijde;
  • de Vlisterweg aan de oostzijde;
  • de Weideveld, 's-Heerenbergstaat en woningen aan de Sint Eloystraat aan de zuidzijde.

Aan de west-, zuid- en oostzijde van het plangebied zijn bestaande woningen gesitueerd. Hier moet in de planvorming rekening mee worden gehouden wegens de hindercontour van de beoogde functies ten opzichte van de woningen.

De ligging en de begrenzing van het plangebied is op onderstaande afbeelding weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1931.BP2009DK026-VG01_0001.jpg"

Afbeelding ligging en begrenzing van het plangebied

1.3 Vigerende plannen

Ter plaatse van het plangebied vigeert het bestemmingsplan "Schoonhoven-Noord" van de gemeente Krimpenerwaard, vastgesteld op 30 mei 2013. Het plangebied is hierin bestemd voor ''Sport'', ''Groen'', ''Verkeer'' en ''Maatschappelijk''. Ter plaatse van de bestemmingen ''Sport'' en ''Maatschappelijk'' zijn bouwvlakken opgenomen met een maximum bouwhoogte van 10 meter en geldt voor de bestemming ''Maatschappelijk'' de functieaanduiding ''Onderwijs''.

De voor ''Sport'' aangewezen gronden zijn bestemd voor sport, gebouwde sportvoorzieningen zoals sporthallen en bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groenvoorziening, water- en waterhuishoudelijke voorzieningen en nutsvoorzieningen.

De voor ''Groen'' aangewezen gronden zijn bestemd voor, groenvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, geluidwerende voorzieningen, fiets- en voetpaden, speelvoorzieningen, straatmeubilair en nutsvoorzieningen.

Daarnaast gelden in het plangebied de dubbelbestemmingen ''Waarde - Archeologie 4'' en ''Waarde - Archeologie 6''. Aangewezen gronden met deze dubbelbestemmingen zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Archeologisch onderzoek is nodig indien de werkzaamheden een oppervlakte van meer dan 10.000 m2 beslaan en 0,3 meter beneden maaiveld plaatsvinden.

Parapluplan Cultuurhistorie en Archeologie en parapluplan Parkeren

Voor de regeling aangaande cultuurhistorie, archeologie en parkeren zijn parapluplannen opgesteld teneinde te borgen dat voor elk bestemmingsplan een en dezelfde regeling geldt.


De regels van deze parapluplannen worden overgenomen in dit bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1931.BP2009DK026-VG01_0002.png"

Afbeelding uitsnede vigerend bestemmingsplan

Voorbereidingsbesluit

Het voorbereidingsbesluit betekent dat de gemeente bij het behandelen van een aanvraag omgevingsvergunning (bijvoorbeeld om iets te mogen bouwen) rekening moet houden met de ambities zoals neergelegd in de ruimtelijke uitgangspunten. Zo wordt voorkomen dat het gebied minder geschikt wordt voor de uitvoering van de ambities.

In het raadsbesluit van oktober 2019 zijn de ruimtelijke uitgangspunten voor de herontwikkeling van Schoonhoven Noord vastgesteld te weten woningbouw en maatschappelijke voorzieningen. Sindsdien wordt gewerkt aan de uitwerking van de uitgangspunten in een masterplan ter voorbereiding van een bestemmingsplan. Met het oog op de uitvoering van de ambities moeten mogelijke strijdige ontwikkelingen worden voorkomen. Hiertoe is reeds een voorkeursrecht op enkele panden gevestigd maar dat verhindert niet dat binnen de huidige bestemmingen aanvragen omgevingsvergunning voor activiteiten en bouwwerken kunnen worden gedaan en (indien ze voldoen aan de regels) moeten worden afgegeven. Daarom is er in dit gebied een voorbereidingsbesluit aanwezig.

Het planvoornemen past binnen het masterplan waardoor het voorbereidingsbesluit de ontwikkeling niet in de weg staat.

1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 wordt het planvoornemen toegelicht. In hoofdstuk 3 wordt het relevante beleid behandeld. In hoofdstuk 4 worden de resultaten van de onderzoeken en beoordelingen van verscheidene milieuaspecten toegelicht. In hoofdstuk 5 wordt de juridische planvorm beschreven. Tot sloten worden in hoofdstukken 6 en 7 de uitvoerbaarheid van het plan beschreven.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Huidige situatie

In de huidige situatie zijn in het plangebied een bestaande middelbare school (Schoonhovens College) en sporthal (de Meent) aanwezig. De sporthal dateert uit het jaar 1973 en de school uit het jaar 1960.

In het plangebied zijn verschillende bebouwingstypologieën aanwezig. De sporthal is een zeer functionalistisch en opvallend robuust gebouw van weinig historische waarde, bestaande uit een bakstenen plint en een sportzaal met metalen gevelbekleding. De entree bevindt zich aan de 's Heerenbergstraat met voor de entree en aan de Weideveld een parkeerplaats. Aan de achterkant aan de Edelsmidsdreef bevindt zich een verhard basketbalveld en een grasveld met een speeltuin. Het perceel van de sporthal wordt grotendeels omringd door lage struiken en een rij plataanbomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1931.BP2009DK026-VG01_0003.png"

Afbeelding: ingang sporthal 's Heerenberstraat (bron: Streetsmart)

afbeelding "i_NL.IMRO.1931.BP2009DK026-VG01_0004.png"

Afbeelding, parkeerplaats aan Weideveld (bron: Streetsmart)

afbeelding "i_NL.IMRO.1931.BP2009DK026-VG01_0005.png"

Afbeelding: verhard basketbalveld met grasveld aan Edelsmidsdreef (bron: Streetsmart)

De school is in dezelfde stijl gebouwd als de sporthal en is zeer typisch voor de periode rond 1960. Het hoofdgebouw aan de Vlisterweg is drie verdiepingen hoog en heeft een gevel bestaande uit een bakstenen frame met daarin grote raampartijen. Aan de noordkant van het hoofdgebouw zit een lange hal met een sheddak. Tevens staan er aan de 's Heerenbergstraat naast het hoofdgebouw een aantal noodlokalen met metalen golfplaten als gevelbekleding. De parkeergelegenheden voor de school is de parkeerplaats van de sporthal en het haaks parkeren langs de Vlisterweg. De fietsenstalling bevindt zich aan de zuidkant van het hoofdgebouw aan de 's Heerenbergweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.1931.BP2009DK026-VG01_0006.png"

Afbeelding: Ingang Vlisterweg Schoonhovens College (bron: Streetsmart)

afbeelding "i_NL.IMRO.1931.BP2009DK026-VG01_0007.png"

Afbeelding: noordzijde Schoonhovens College (bron: Streetsmart)

afbeelding "i_NL.IMRO.1931.BP2009DK026-VG01_0008.png"

Afbeelding: noodlokalen (bron: Streetsmart)

2.2 Toekomstige situatie

De gemeente heeft het voornemen om het huidige bedrijventerrein Schoonhoven-Noord te transformeren naar een gemengd gebied met daarin onder andere woningbouw. Het gebied Schoonhoven-Noord is in de gemeentelijke visie aangewezen als een mogelijk te herstructureren gebied vanwege grote leegstand in het gebied, de grote woningbouwopgave die er ligt in Zuid-Holland en de noodzaak om de bestaande school en sporthal te herhuisvesten.

De school het Schoonhovens College functioneert goed, maar de gebouwen zijn niet meer van deze tijd en zijn toe aan vernieuwing. Dit geldt ook voor de sporthal De Meent. Om deze reden gaan de twee locaties samengevoegd worden tot een locatie. In de visie voor het gehele gebied is beoogd om de school dan te verhuizen naar de locatie sporthal De Meent.

Het planvoornemen is daarmee om de bestaande sporthal De Meent te slopen en op hetzelfde perceel een nieuwe sporthal tezamen met nieuwbouw voor het Schoonhovens College te realiseren.

2.2.1 Planopzet

Om de gecombineerde functie te huisvesten beslaat het plangebied, naast het perceel van de sporthal, een stuk van het perceel van de huidige school waar nu het hoofdgebouw staat. Door hier gezamenlijk perceel van te maken vervalt het gedeelte van de weg 's Heerenbergstraat, ter hoogte van de sporthal De Meent en het Schoonhovens College.

Door het school/sportgebouw aan de westzijde te situeren is het mogelijk om de bestaande platanen voor een groot deel te behouden en wordt er tevens beantwoord aan de sterke wens van het Schoonhovens College voor het behoud van de huidige school tijdens de bouwperiode en een kwalitatief groene openbare ruimte.

De verschillende functies vertalen zich in drie hoofdvolumes; het Schoonhoven College, de sportzaal en de nevenfuncties van sporthal De Meent. Met het samenstellen van deelvolumes sluit de massa beter aan op het schaalniveau van de wijk. Door deze positionering kan de gevel richting de woonwijk een open karakter krijgen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1931.BP2009DK026-VG01_0009.png"

Afbeelding, situatietekening beoogde situering bebouwing en indicatieve inrichting buitenterrein (bron: Geurst & Schulze)

2.2.2 Programma

De school en sporthal worden gehuisvest in één nieuw gebouw op de plek van de bestaande sporthal. De sportfunctie bevindt zich in aan de westkant, richting de woningen. De school is aan de oostzijde richting de Vlisterweg gesitueerd.

Het schoolgebouw bestaat uit 3 verdiepingen. Het programma van het Schoonhovens College is gevormd rondom het atrium, dat ook fungeert als aula. De praktijklokalen zijn gelegen op de begane grond en de eerste verdieping en zijn met elkaar verbonden door de hoge werkruimten. Op de tweede verdieping bevinden zich de theorielokalen. De oostgevel aan het plein reageert op de flauwe hoek-verdraaiing van de Vlisterweg die afwijkt binnen het stedelijk weefsel.

Tussen de school en de Vlisterweg is er een deels verharde buitenruimte in een open parkachtige setting gesitueerd, dat het plein wordt genoemd. Hier bevinden zich een fietsenstalling en een verhard en onverhard sportveld. Het plein fungeert tevens als verzamelpunt voor de verschillende ingangen vanaf de omgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.1931.BP2009DK026-VG01_0010.png"

Afbeelding sfeerbeeld entree Schoonhovens College (bron Geurst & Schulze)

2.2.3 Duurzaamheid

Het ontwerpen van een duurzaam gebouw met een hoogwaardig binnenklimaat begint bij het architectonisch ontwerp, de hele goede bouwfysische eigenschappen als goede gevelisolatie, goede luchtdichtheid en goed geïsoleerd triple glas. Een goede gevel maakt dat het gebouw in de basis al comfortabel is. Werkplekken aan de gevel zijn comfortabel zonder koude straling of tocht. Het gebouw staat 50 jaar en de installaties moeten na een levensduur van 15 jaar worden vervangen. Deze visie zorgt voor comfortabele en installatie-arme gebouwontwerpen.

De warmtevraag wordt beperkt door de gevelisolatie hoog te houden. Er wordt gekozen voor een goede isolatiewaarde voor de school en sporthal en wordt er gekozen voor een eenduidig bouwsysteem om de kosten laag te houden. Zowel de sporthal de Meent als het Schoonhovens College zijn ontworpen als zeer compacte gebouwen met een optimale presterende gebouwschil zodat er zo min mogelijk energieverlies optreedt en het gebruik van bouwmaterialen wordt beperkt.

De opgave vraagt een gebouw waarbij beide onderdelen school en sport voldoen aan de ambitie van BENG en ENG.

Er wordt overwogen een energiezuinig verwarmings- en koelsysteem te installeren waarbij door het verschil in temperatuureisen in de school en de sportzalen goede duurzame combinaties kunnen worden gevonden.

Scholen hebben tegenwoordig door de goede isolatie van gevels en hoge personele bezetting vaak een warmte overschot. De energie die over is van de school kan door de sporthal worden gebruikt. Bijvoorbeeld: wanneer er een warmtepomp toegepast wordt voor het maken van warmwater voor de douches dan blijft koud water over die kan worden gebruikt om de school te koelen. De warmte uit de school die over is kan worden gebruikt om in de winter de ventilatie van de sportzalen voor te verwarmen en, de leerlingen uit de school verwarmen zo de sportzaal. Er is gezocht naar technische oplossingen die de synergie brengen in de gebouwen door energie uit te wisselen en beide bouwdelen comfortabel te houden. Door het monitoren van energie-installaties worden onderhoudskosten laag gehouden en klachten gereduceerd.

Er wordt een gesloten bodemcollectorensysteem toegepast. Met de energie uit de bodem wordt het gebouw verwarmd en gekoeld. Om dit relatief dure bodemsysteem betaalbaar te houden en om een optimaal rendement te realiseren, wordt het systeem met PV-T panelen gecombineerd. Deze wekken elektra en warmte of koude op uit de omgevingslucht. Zo wordt er automatisch voor gekozen of het dienstiger is om energie uit de bodem te halen of uit de buitenlucht. In een koude winter is het bodemsysteem energetisch beter, in het tussenseizoen het PV-T paneel. De panelen worden op de sheddaken geplaatst en geïntegreerd in het bouwkundig ontwerp.

Het gebouwontwerp is daardoor duurzaam en gasloos / CO2 neutraal.

Het plan beoogt ook voor de omliggende terreininrichting tot een kwalitatieve invulling te komen waarbij rekening wordt gehouden met de verandering van het klimaat. Het behoud van de laansopstelling van bomen langs noord-, west- en zuidzijde van het plangebied en diverse bomen in het oostelijk deel dragen bij aan schaduw en een aangenaam verblijfsklimaat in het gebied. Daarnaast zal alleen functioneel verharding worden toegepast en waar mogelijk uitgevoerd in halfverharding. Voor verdere uitwerking op het gebied van waterhuishouding en de verharding wordt verwezen naar paragraaf 4.9.2.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijks- en provinciaal beleid

Het bestemmingsplan heeft een ontwikkelingsgericht karakter. Echter wordt er niet meer bebouwing gerealiseerd ten behoeve van de school- en sportfunctie dan reeds aanwezig zijn op de locatie. Daarnaast worden geen nieuwe functies gerealiseerd anders dan nu op de locatie zijn toegestaan.

Gelet daarop wordt gesteld dat de ontwikkeling, die geheel plaats vindt binnen bestaand stads- en dorpsgebied, het beleid van het rijk en de provincie niet raakt. Het rijksbeleid en het provinciaal beleid worden verder niet nader toegelicht.

Wel wordt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening de ladder voor duurzame verstedelijking onderbouwd.

Laddertoets

In het Bro is met ingang van 1 oktober 2012 is de verplichting 'ladder voor duurzame verstedelijking' opgenomen (artikel 3.1.6). In het geval van een nieuwe stedelijke ontwikkeling is het verplicht in de toelichting een onderbouwing op te nemen van nut en noodzaak van de nieuwe stedelijke ruimtevraag en de ruimtelijke inpassing. De kernbepaling van de Ladder, artikel 3.1.6 lid 2 Bro luidt als volgt:

De toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied.

De functies maatschappelijk en sport zijn op grond van het vigerende bestemmingsplan reeds toegestaan. Het plan voor de realisatie van school en de sporthal voorziet niet in de toevoeging van een nieuwe stedelijke functie waarvoor een laddertoets noodzakelijk is. Daarnaast wordt door de herontwikkeling van deze twee functies het aantal vierkante meters verminderd doordat de functies en bebouwing samengevoegd worden. Hierdoor wordt gesteld dat dit geen nieuwe stedelijke ontwikkeling is waarvoor een laddertoets noodzakelijk is. In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt wel toegelicht dat er een behoefte is aan de realisatie van de samengevoegde nieuwbouw voor het Schoonhovens College en sporthal De Meent.

Uit de toelichting van het integraal huisvestingsplan in subparagraaf 3.2.2 blijkt dat er behoefte is aan herbouw van het Schoonhovens College. De behoefte om de maatschappelijke functies samen te voegen van de functies blijkt uit subparagraaf 3.2.1. Hieruit volgt dat het planvoornemen voorziet in een behoefte dat geheel binnen bestaand stads- en dorpsgebied wordt gerealiseerd.

Het plan is getoetst aan de ladder en voldoet hieraan.

3.2 Gemeentelijk beleid

3.2.1 Omgevingsvisie 2021

Op 14 juli 2021 heeft de gemeente Krimpenerwaard de omgevingsvisie vastgesteld. Het streven van de gemeente is in de toekomst een vitaal leefbaar gebied zijn, waar de inwoners van de gemeente in goede gezondheid en met plezier wonen, werken en genieten van de unieke omgeving. De kernen worden gezien als het hart van de gemeenschap in de Krimpenerwaard, waar mensen wonen, werken en elkaar ontmoeten. Voor de toekomst wil de gemeente dat het aangenaam in de kernen blijft.

Om de kernen vitaal te houden wordt er onder andere ingezet op passende en bereikbare maatschappelijke voorzieningen. Voor de leefbaarheid en aantrekkelijkheid van de Krimpenerwaard is een passend aanbod van bereikbare maatschappelijke voorzieningen van belang. De nabijheid en bereikbaarheid van voorzieningen zoals winkels, sport, cultuur, zorg en welzijn en onderwijs, is belangrijk.

In de Krimpenerwaard zijn veel sport- en cultuurverenigingen. Het verenigingsleven is van groot belang voor de leefbaarheid van een kern. Deze staat op enkele plekken onder druk. Het slim combineren van functies, gebouwen en voorzieningen draagt bij aan een passend voorzieningenniveau. Het streven is om op basis van realisme en maatschappelijke meerwaarde een dekkende combinatie van voorzieningen te realiseren. Hierbij gaat de gemeente mee in ontwikkelingen die dit bevorderen en behoudt wat goed gaat.

Het planvoornemen past binnen de omgevingsvisie, doordat de sport- en schoolvoorzieningen op de locatie worden gecombineerd, door het realiseren van de nieuwbouw waarbinnen beide functies worden gehuisvest. Dit draagt bij aan een goed voorzieningenniveau en de leefbaarheid van de kernen. Daarnaast houdt het planvoornemen de sport- en schoolvoorzieningen voor de komende decennia weer duurzaam in stand, ook gelet op de grotere ontwikkeling waar dit plan onderdeel vanuit maakt.

3.2.2 Integraal Huisvestingsplan Onderwijs

De gemeente Krimpenerwaard heeft in november 2017 een Integraal Huisvestingsplan Onderwijs vastgesteld (IHP). In dit Integraal Huisvestingsplan legt de gemeente Krimpenerwaard vast op welke wijze zij om wil gaan met onderwijshuisvesting tot aan 2040.

In het beleid is onder meer genoemd dat nieuwbouw voor het Schoonhovens College, locatie Vlisterweg gerealiseerd moet worden.

De herstructurering van dit plangebied past binnen het integraal huisvestingsplan onderwijs. De school en sporthal worden samen in een nieuw gebouw gehuisvest, gebruikmakend van het terrein van de huidige sporthal en een deel van het huidige schoolperceel.

3.2.3 Groenbeleids- en beheerplan 2020-2030

De gemeente Krimpenerwaard heeft in 2019 het Groenbeleids- en beheerplan 2020-2030 vastgesteld. Hierbij is de relatie tussen water en groen nog sterker vastgelegd dan voorheen. Speciale aandacht gaat uit naar robuust en toekomstbestendig groen. Zo wordt er ingespeeld op actuele thema's rondom klimaat(verandering), de druk op de (natuurlijke) buitenruimte en de waarde van groen hierin. In het kernbeleid zijn de huidige beleidsrichtlijnen meegenomen uit het vorige beleid en geactualiseerd. Daarnaast volgt nieuwe beleidsuitwerking op basis van de maatschappelijke thema’s:

  • Ecologie, biodiversiteit en exotenbeheersing;
  • Klimaat;
  • Duurzaamheid;
  • Beleefbaarheid.

Het planvoornemen past binnen het Groenbeleids- en beheerplan. Het planvoornemen wordt zo gerealiseerd dat zoveel mogelijk van de bestaande groeninrichting behouden kan blijven. Door het school/sportgebouw aan de westzijde te situeren is het mogelijk om de bestaande platanen langs de Wijdeveld, Edelsmitdreef en Bergambachterstraat te behouden. Ter plaatse van het te slopen schoolgebouw ontstaat ruimte voor een nieuwe, duurzame en groene inrichting van de (openbare) ruimte. Verder wordt nieuwe gebouw zo duurzaam en klimaatbestendig gebouwd.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Bedrijven- en milieuzonering

In het kader van een goede ruimtelijke ordening moet worden beoordeeld of bedrijven in de omgeving worden belemmerd door de ontwikkeling en of er ter plaatse van gevoelige functies, zoals wonen, sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Voor de beoordeling is gebruik gemaakt van de Handreiking Bedrijven en milieuzonering (VNG, editie 2009). Per milieucategorie geldt een minimaal gewenste afstand, de richtafstand. Deze richtafstand geldt tussen enerzijds de grens van de bestemming die bedrijven (of andere milieubelastende functies) toelaat en anderzijds als uiterste situering van de gevel van een woning die volgens het bestemmingsplan of via vergunningsvrij bouwen mogelijk is. De in de handreiking opgenomen afstanden zijn indicatief en kunnen per gebiedstype, waarin de ontwikkeling zal plaatsvinden, verschillen. Hierbij is het uitgangspunt dat deze afstanden gemotiveerd worden toegepast.

De richtafstanden zijn afhankelijk van het omgevingstype waarbinnen de milieugevoelige bestemming ligt. De VNG-handreiking gaat uit van de omgevingstypes rustige woonwijk/rustig buitengebied of gemengd gebied.

4.1.1 Beoordeling bedrijf en milieuzonering

Econsultancy heeft een onderzoek 'bedrijven en milieuzonering' uitgevoerd ten behoeve van het plan. Het onderzoek is als Bijlage 1 toegevoegd. Het plangebied ligt aan de rand van een woonkern, maar in de nabijheid van een bedrijventerrein. Omdat het bedrijventerrein in de nabije toekomst mogelijk ook wordt herbestemd, wordt vooralsnog uitgegaan van een rustig gebied.

Bestemmingen binnen 300 meter

Binnen dorpskernen of aan de randen daarvan kunnen normaliter bestemmingen tot en met milieucategorie 4.2 aanwezig zijn. De bijbehorende richtafstand bedraagt 300 meter. Inrichtingen in hogere milieucategorieën horen doorgaans thuis op bedrijventerreinen of krachtens de Wet geluidhinder gezoneerde industrieterreinen.

In onderstaande afbeelding zijn de richtafstanden tot en met 300 meter rondom het plangebied geprojecteerd. De genummerde bestemmingen worden nader toegelicht.

Ten noorden van de Bergambachterstraat is een bedrijventerrein gelegen (2). De bestemming 'bedrijventerrein' staat enkel inrichtingen tot ten hoogste milieucategorie 2 toe, waarvoor een richtafstand van 30 meter van toepassing is. Uitzondering zijn enkel percelen waar een bestaande inrichting in milieucategorie 3.1 of 3.2 is gevestigd (3 en 4). In richtingen van milieucategorie 3.1 zijn op meer dan 50 meter afstand gelegen en liggen derhalve buiten de richtafstand. Inrichtingen in milieucategorie 3.2, met een richtafstand van 100 meter (rustig gebied), zijn op meer dan 200 meter afstand gelegen.

Formeel liggen de percelen Bergambachterstraat 1, 3 en 5 binnen de richtafstand en is nader onderzoek gewenst. Bij de gebiedstypering is gekozen voor ‘rustig gebied’ op grond van het feit dat het bedrijventerrein wordt herbestemd. Blijft het bedrijventerrein alsnog in de huidige vorm voortbestaan, dan is voor het plangebied eerder een typering ‘gemengd gebied’ gerechtvaardigd. De richtafstanden mogen dan met 1 stap worden verkleind. Dientengevolge bedraagt de richtafstand voor het bedrijventerrein slechts 10 meter. Het plangebied is gelegen buiten deze afstand. Daarom wordt geconcludeerd dat nader onderzoek niet noodzakelijk is.

De bestemming ‘bedrijf’' op circa 300 meter ten noordwesten van het plangebied (5) is specifiek bestemd als ‘Gasontvangststation’. Deze is alleen mogelijk relevant in relatie tot gevaar. In 4.3 wordt hier nader op ingegaan.

Op meer dan 100 meter in noordelijke richting zijn agrarische bestemmingen aanwezig in bestemmingsplannen Buitengebied (6) en Landelijk Gebied (7). Hierin zijn grondgebonden veehouderijen en ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan bestaande intensieve veehouderijen toegestaan. Uit de beschikbare informatie is niet te herleiden of ook daadwerkelijk veehouderijen binnen relevante afstand tot het plan zijn gelegen. Eerder lijkt sprake te zijn van het hobbymatig houden van dieren. Eventuele veehouderijen worden niet belemmerd door de realisatie van het plan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1931.BP2009DK026-VG01_0011.png"

Afbeelding relevante bestemmingsplannen binnen 300 meter tot het plangebied

Bestemmingen op meer dan 300 meter

Inrichtingen tot milieucategorie 4.2 kennen een richtafstand tot ten hoogste 300 meter. Op grotere afstand zijn derhalve alleen inrichtingen vanaf categorie 5.1 potentieel belemmerend in relatie tot het plangebied. De grootste richtafstand uit de VNG-publicatie bedraagt 1.500 meter. In onderstaand figuur is deze zone rond het plangebied weergegeven.

Binnen 1.500 meter afstand tot het plan zijn diverse bedrijfsbestemmingen gelegen. De bestemmingen op bedrijventerrein Schoonhoven-Noord zijn eerder behandeld. Ten zuidoosten van het plangebied is bedrijventerrein Zevender (8) gelegen. Dit bedrijventerrein is inwaarts gezoneerd ten opzichte van de woningen rond de noordelijk gelegen Lopikerweg. Het bedrijventerrein vormt daarmee geen belemmering voor de invulling van het plan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1931.BP2009DK026-VG01_0012.png"

Afbeelding relevante bestemmingsplannen op meer dan 300 meter tot het plangebied

4.1.1.1 Conclusie beoordeling bedrijven- en milieuzonering

In het kader van de voorgenomen ontwikkeling is door middel van een QuickScan onderzocht of in de nabijheid van het plangebied bestemmingen aanwezig zijn die het leefklimaat nadelig kunnen beïnvloeden.

Nader onderzoek naar de bedrijventerreinen Schoonhoven-Noord wordt om diverse reden niet noodzakelijk geacht. Hierdoor zijn er geen belemmeringen aanwezig die het woon- en leefklimaat nadelig kunnen beïnvloeden.

4.1.2 Nader onderzoek industrielawaai

De school- en sporthal betreffen een geluidshinderlijke functies. Econsultancy heeft derhalve een akoestisch onderzoek industrielawaai uitgevoerd. Het onderzoek is als Bijlage 2 toegevoegd. Het akoestisch onderzoek heeft als doel het bepalen van de geluidsbelasting op de omgeving als gevolg van de activiteiten van de school en sporthal en deze te toetsen aan de richtwaarden uit de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009) en de grenswaarden uit het Activiteitenbesluit.

Langtijdgemiddeld beoordelingsniveau

Het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau als gevolg van de activiteiten van de sporthal bedraagt ten hoogste 41 dB(A) in de dagperiode, 40 dB(A) in de avondperiode en 31 dB(A) in de nachtperiode. Hiermee wordt ter plaatse van alle omliggende gevoelige bestemmingen voldaan aan de richtwaarde uit stap 2. Ook wordt in alle perioden voldaan aan de grenswaarden uit het Activiteitenbesluit.

Ter plaatse van 3 woningen is het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau als gevolg van de activiteiten van de school hoger dan de richtwaarde volgens stap 2 uit de VNG-publicatie. De hoogste berekende waarde bedraagt 50 dB(A) en treedt op ter plaatse van de woning Sint Eloystraat 80. Hiermee wordt wel voldaan aan de richtwaarde uit stap 3.

Maximale geluidniveau

Activiteiten met betrekking tot de sporthal leiden tot een maximaal geluidsniveau van ten hoogste 51 dB(A) in elke periode. Hiermee wordt voldaan aan de richtwaarden uit stap 2.

Het maximale geluidniveau als gevolg van de school overschrijdt ter plaatse van 2 woningen de richtwaarde van 65 dB(A). Ter plaatse van de woning Sint Eloystraat 80 bedraagt het maximale geluidniveau zelfs 73 dB(A) en wordt de richtwaarde uit stap 3 overschreden.

Indirecte hinder

De geluidsbelasting als gevolg van de verkeersaantrekkende werking van de sporthal bedraagt ten hoogste 49 dB(A). De verkeersaantrekkende werking van de school leidt tot een geluidsbelasting van ten hoogste 34 dB(A). In beide gevallen wordt voldaan aan de richtwaarden.

4.1.2.1 Nadere afweging

Het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau als gevolg van de school overschrijdt ter plaatse van 3 woningen de richtwaarde uit stap 2. Het betreft de woningen aan het Weideveld 2, Sint Eloystraat 80 en ’s-Heerenbergstraat 63. Bij alle woningen is het stemgeluid in de fietsenstalling maatgevend. De fietsenstalling is echter in de bestaande situatie reeds in grote lijnen aanwezig en wordt uitgebreid in de richting waar in de bestaande situatie het schoolgebouw staat, dus van de woningen af.

Het maximale geluidniveau als gevolg van de school overschrijdt ter plaatse van 2 woningen de richtwaarde uit stap 2. Ter plaatse van 1 woning wordt tevens de richtwaarde uit stap 3 overschreden. Maatgevend is het gebruik van het sportveldje.

Het treffen van bronmaatregelen wordt niet mogelijk geacht. Het College kent reeds een redelijk strikt surveillancebeleid, maar incidentele uitroepen van sportende leerlingen kunnen niet altijd worden voorkomen. Een mogelijke afschermende maatregel is het plaatsen van een hard scherm over een lengte van 45 meter aan de rand van de fietsenstalling, waar nu een haag aanwezig is. Bij een schermhoogte van 1,5 meter wordt het maximale geluidniveau gereduceerd tot ten hoogste 71 dB(A) aan de Sint Eloystraat 80. Het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau bedraagt dan ten hoogste 47 dB(A).

Om het maximale geluidniveau terug te brengen tot ten hoogste 70 dB(A) is een schermhoogte van 1,7 meter nodig. Het scherm is alleen effectief bij de woningen Sint Eloystraat 80 en ’s-Heerenbergstraat 63. Overige woningen worden niet afgeschermd.

4.1.2.2 Conclusie nader onderzoek industrielawaai

Het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau als gevolg van de sporthal voldoet in alle etmaalperioden aan de richtwaarde uit stap 2 van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009). Ook het maximale geluidniveau en de geluidsbelasting als gevolg van de verkeersaantrekkende werking (indirecte hinder) voldoen aan de richtwaarden.

Het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau als gevolg van de school is bij een aantal woningen hoger dan de richtwaarde uit stap 2, maar voldoet aan de richtwaarde uit stap 3. De richtwaarde voor het maximale geluidniveau uit stap 2 wordt ter plaatse van 2 woningen overschreden, bij 1 woning is het maximale geluidniveau hoger dan de richtwaarde uit stap 3. De indirecte hinder voldoet aan de richtwaarde.

Het treffen van bronmaatregelen wordt niet mogelijk geacht. Een mogelijke afschermende maatregel is het plaatsen van een hard scherm over een lengte van 45 meter aan de rand van de fietsenstalling, waar nu een haag aanwezig is. Bij een schermhoogte van 1,5 meter wordt het maximale geluidniveau gereduceerd tot 71 dB(A). Om aan de richtwaarde uit stap 3 voor het maximale geluidniveau te kunnen voldoen, dient het scherm minimaal 1,7 meter hoog te zijn. De locatie waar dit scherm opgericht moet worden is aangeduid op de verbeelding. Gekoppeld aan deze aanduiding is een voorwaardelijke verplichting opgenomen, waarbij verplicht is gesteld dat dit scherm opgericht moet worden en in stand gehouden moet worden.

Bij toetsing aan het Activiteitenbesluit wordt het stemgeluid in de open ruimte uitgezonderd van toetsing. Daarom kan ook zonder het treffen van de afschermende maatregel worden voldaan aan de grenswaarde. De keuze is gemaakt om het scherm wel te realiseren en ook verplicht te stellen in de regels van dit bestemmingsplan.

4.1.3 Conclusie

Het planvoornemen kan gezien vanuit dit aspect gerealiseerd worden. In de verdere uitwerking van het plan wordt onderzocht welke geluidsmaatregelen worden getroffen. Dit is geborgd door middel van een voorwaardelijke verplichting in de regels van het bestemmingsplan. Voor het bestemmingsplan is aangetoond dat het plan uitvoerbaar is omdat het treffen van geluidsmaatregelen mogelijk is waardoor wordt voldaan aan stap 3.

De keuze is gemaakt om het scherm wel te realiseren en ook verplicht te stellen in de regels van dit bestemmingsplan.

4.2 Akoestiek

Econsultancy heeft een akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai uitgevoerd. Dit onderzoek is als Bijlage 3 toegevoegd.

Het onderzoek industrielawaai is toegelicht in 4.1.2.

4.2.1 Kader

In de Wet geluidhinder is bepaald dat, met uitzondering van een weg binnen een woonerf of met een maximumsnelheid van 30 km/uur, elke weg van rechtswege een zone heeft. De breedte van deze zone is afhankelijk van het aantal rijstroken en de ligging van de weg. Indien het plangebied gelegen is in de zone van de weg, is een akoestisch onderzoek noodzakelijk en dient de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting in acht te worden genomen.

In de directe omgeving van het plan zijn meerdere wegen met een toegestane maximumsnelheid van 30 km/uur gelegen. Dergelijke wegen hebben volgens de Wet geluidhinder geen zone. In het kader van een goede ruimtelijke ordening en op basis van jurisprudentie is een akoestisch onderzoek naar het woon- en leefklimaat ten gevolge van deze wegen benodigd. Voor de beoordeling van het woon- en leefklimaat wordt aangesloten bij de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting uit de Wet geluidhinder als zijnde een richtwaarde. Voor de nabijgelegen 30 km/uur wegen kunnen vanwege het ontbreken van een zone geen hogere waarden worden vastgesteld.

Normstelling

Voor de realisatie van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen met als bestemming een onderwijsgebouw geldt de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting en maximaal te ontheffen waarde in onderstaande tabel.

afbeelding "i_NL.IMRO.1931.BP2009DK026-VG01_0013.jpg"

Tabel voorkeurs- en maximale grenswaarde onderwijsgebouwen

Bij een hogere waarde van meer dan 53 dB voor wegverkeerslawaai dient de woning of het geluidgevoelige gebouw gerealiseerd te worden met een geluidluwe gevel.

4.2.2 Onderzoek

De berekeningen zijn verricht aan de hand van het Reken- en meetvoorschrift geluid 2012 en met behulp van het programma Geomilieu, versie 2020.2. Alle resultaten zijn inclusief een aftrek conform artikel 110g van de Wet geluidhinder weergegeven. Hoewel de Wet geluidhinder niet van toepassing is voor wegen met een maximumsnelheid van 30 kilometer per uur, mag bij de bepaling van de geluidsbelasting als gevolg van deze wegen wel worden aangesloten bij art.110g en het Reken- en meetvoorschrift geluid (2012) wat betreft de toe te passen aftrek. De berekende geluidsbelastingen zijn per toetspunt beknopt in onderstaande tabel weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1931.BP2009DK026-VG01_0014.jpg"

Tabel geluidsbelasting a.g.v. het wegverkeer (LDEN [dB])

4.2.3 Conclusie

De geluidsbelasting op het nieuw te bouwen gebouw bedraagt ten hoogste 42 dB. Er vindt geen overschrijding van de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting van 48 dB plaats. Er gelden vanuit akoestisch oogpunt geen belemmeringen voor de realisatie van het plan.

4.3 Externe veiligheid

Econsultancy heeft een onderzoek naar externe veiligheid uitgevoerd. Dit onderzoek is als Bijlage 4 toegevoegd.

4.3.1 Inventarisatie

Met behulp van de risicokaart kan een eerste indruk van de risicobronnen in de omgeving van een plangebied worden gemaakt. In onderstaande afbeelding is een uitsnede weergegeven van de risicokaart.

afbeelding "i_NL.IMRO.1931.BP2009DK026-VG01_0015.jpg"

Afbeelding: Uitsnede risicokaart met aanduiding locatie

Transport

Op ten minste 420 meter ten zuiden van het plangebied worden gevaarlijke stoffen vervoerd via de provinciale weg N210 (1). De exacte samenstelling van deze transporten is niet bekend, maar niet wordt uitgesloten dat ook giftige stoffen worden vervoerd. Bij calamiteiten kan dit leiden tot toxische wolken. Het invloedsgebied bedraagt 4 kilometer. In het rapport (hoofdstuk 4, Bijlage 4) wordt hier nader op ingegaan. Gelet op de afstand wordt voldaan aan de grenswaarde voor het plaatsgebonden risico, heeft het plan geen invloed op het groepsrisico en zijn andere calamiteitenscenario’s niet van toepassing.

Buisleidingen

Op circa 270 meter ten noordwesten van het plangebied eindigt een hogedruk aardgastransportleiding (2) in een gasontvangststation. Het plan ligt alleen binnen de inventarisatieafstand indien de diameter van de leiding circa 18 inch of meer bedraagt. Uitgangspunt is dat hier sprake is van een kleinere leiding. Daarom wordt een kwantitatieve risicoanalyse vooralsnog niet noodzakelijk geacht.

Inrichtingen

De meest nabijgelegen mogelijk relevante inrichting is gelegen op ten minste 650 meter in noordelijke richting (3). Het betreft een agrarische inrichting. Gezien de afstand zijn deze inrichtingen niet van invloed op aanwezigen in het plangebied.

Op circa 1,8 kilometer in zuidelijke richting is te Groot-Ammers de inrichting Akzo Nobel Decorative Coatings gelegen. Het plaatsgebonden risico is op enkele meters buiten het terrein van de inrichting lager dan 10-6/jaar en is geen belemmering voor het plan. De afstand tot de grens van het invloedsgebied voor de verantwoording van het groepsrisico bedraagt ruim 2.700 meter. In het volgend hoofdstuk wordt ingegaan op het maatgevend scenario.

Verantwoording groepsrisico

In relatie tot het plan is enkel het vrijkomen van toxische wolken relevant. Deze kunnen vrijkomen bij calamiteiten op de N210 en bij de inrichting van Akzo Nobel. In het geval dat de wolk zich richting plangebied beweegt moeten aanwezigen direct worden gewaarschuwd, bijvoorbeeld met behulp van sirenes en NL-Alert. Ramen en deuren moeten worden gesloten en aanwezigen moeten inpandig schuilen tot het gevaar is geweken. Geadviseerd wordt de gebouwen uit te rusten met ventilatievoorzieningen die eenvoudig centraal uitgeschakeld en/of dichtgezet kunnen worden. Personeel van zowel de school als de sporthal moeten worden geïnstrueerd hoe te handelen bij calamiteiten.

Gelet op de afstanden tot risicobronnen en mogelijke calamiteiten zal de nadruk van beheersing en bestrijding bij de bron liggen, ook wat betreft zorgverlening.

De gebouwen zijn niet specifiek bedoeld voor aanwezigen met een beperkte zelfredzaamheid. Aanwezigen met een beperkte zelfredzaamheid kunnen in geval van een calamiteit door andere aanwezigen worden geholpen om een veilige plaats te bereiken. In de bestaande situatie zijn beide bestemmingen bovendien al aanwezig. Door de realisatie van het plan zal de dichtheid van personen gezien de aanwezige omliggende bebouwing niet noemenswaardig toenemen. In geval van calamiteiten zal een eventuele toxische wolk gelet op de afstand tot de bron zeer waarschijnlijk breed verspreid zijn. Daarom wordt geadviseerd inpandig te schuilen tot de omgeving wordt vrijgegeven of evacuatie door bevoegd gezag in gang wordt gezet.

4.3.2 Conclusie

Het planvoornemen kan gezien vanuit dit aspect gerealiseerd worden mits de maatregelen in acht worden genomen zoals zijn beschreven in deze paragraaf.

Advies veiligheidsregio

Om de kans op incidenten te verkleinen, de effecten te beperken en / of de zelfredzaamheid van de aanwezigen en het optreden van de hulpdiensten te verbeteren heeft de veiligheidsregio advies uitgebracht, zie hiervoor Bijlage 5. Niet alle geadviseerde maatregelen kunnen worden opgenomen in dit bestemmingsplan. Het advies is daarom integraal opgenomen als bijlage bij de plantoelichting. De maatregel ten aanzien van mechanische ventilatie is wel geborgd in het bestemmingsplan.

4.4 Verkeer en parkeren

4.4.1 Verkeer

De locatie wordt met name benaderd vanuit het centrum van Schoonhoven vanaf de Vlisterweg en 's-Heerenbergstraat en vanaf het oosten vanaf de Bergambachterstraat. Omdat het stuk van de 's-Heerenbergstraat binnen het plangebied wordt verwijderd, moet het verkeer dat deze route neemt om het plangebied heen, via de Vlisterweg of de Edelsmidsdreef. Dat betreft echter geen grote aantallen.

Omdat er wezenlijk geen functies worden toegevoegd ten opzichte van de huidige situatie zal er geen toename zijn in de totale verkeersbehoefte. Dit wordt onderschreven door het uitgevoerde verkeersonderzoek voor Schoonhoven-Noord (bron: Verkeersonderzoek Schoonhoven-Noord, Iv-Infra, 23-1-2021). Uit dit onderzoek volgt dat de school- en de sporthal gelijk blijven qua oppervlakte en gebruik. Derhalve is geen sprake van een wijziging in het aantal voertuigbewegingen. Wel is er mogelijke herinrichting nodig van de verkeersontsluiting, ook vanwege de ontwikkeling Schoonhoven-Noord. Dit aspect wordt meegenomen in de verdere planuitwerking.

4.4.2 Parkeren

Mobycon heeft in het najaar van 2020 onderzoek verricht naar de parkeercapaciteit in en om het plangebied en de parkeerbehoefte van de nieuwe ontwikkeling. In 2022 is een herhaalmeting van de parkeerdruk uitgevoerd. Het meest recente onderzoek is als Bijlage 6 toegevoegd. De conclusie van het onderzoek luidt:

'Als gevolg van de uitbreiding van de sporthal zijn er 21 extra parkeerplaatsen nodig. In de huidige situatie is er sprake van een parkeerterrein met 45 openbaar toegankelijke parkeerplaatsen en in het ontwerp van de toekomstige sporthal worden 45 openbare parkeerplaatsen in de openbare ruimte voorzien. In feite verandert de parkeercapaciteit dus niet.


Naar aanleiding van de herhaalmetingen wordt geconstateerd dat er op 100 meter rondom de sporthal een restcapaciteit is van 54 parkeerplaatsen. Hier is voldoende ruimte om de extra parkeervraag van 21 plaatsen als gevolg van de ontwikkeling op te vangen, er blijft dan een restcapaciteit van 54 - 21 = 33 parkeerplaatsen over. De parkeervraag van de school is 23 parkeerplaatsen, ook hiervoor is dus voldoende ruime binnen 100 meter van de ontwikkeling.'


Op basis van de parkeerdrukmeting kan derhalve gesteld worden dat er vanuit het aspect parkeren geen belemmeringen vormt voor de ontwikkeling.

4.4.3 Conclusie

Het plan kan gezien vanuit deze aspecten gerealiseerd worden.

4.5 Luchtkwaliteit

De ontwikkeling betreft de herontwikkeling van een school en een sporthal, deze ontwikkeling is onder de grens van de regeling NIBM. Het plan kan derhalve onderbouwd worden door middel van de NIBM-regeling.

Met behulp van de Monitoringstool van het NSL (versie 2020) zijn de totale concentraties stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) en ultra fijn stof (PM2,5) langs de wegen rondom de planlocatie bepaald. De wegen rondom het plangebied zijn de Beneluxlaan, de Opweg, de Vlisterweg en de H.A. Schreuderstraat.

Uit de beoordeling volgt dat de achtergrondconcentratie NO2 rondom het plangebied maximaal 15,7 ug/m3 bedraagt. Dit is een punt aan de H.A. Schreuderstraat ter hoogte van de N210. De achtergrondconcentraties stikstofdioxide voldoen langs alle wegen aan de geldende wettelijke norm van maximaal 40 ug/m3. De planlocatie voldoet daarmee zowel in de huidige situatie als in de plansituatie aan de wettelijke norm.

Uit de beoordeling volgt dat de achtergrondconcentratie PM10 rond het plangebied maximaal 16,9 ug/m3 is. Dit voldoet (ruim) aan de wettelijke norm van maximaal 40 ug/m3. Daarmee voldoet de planlocatie zowel in de huidige situatie als in de plansituatie ruim aan de wettelijke norm voor fijn stof.

Uit de beoordeling volgt dat de achtergrondconcentratie PM2,5 rondom het plangebied maximaal 9,4 ug/m3 is. Dit voldoet (ruim) aan de wettelijke norm van maximaal 25 ug/m3. De planlocatie voldoet daarmee zowel in de huidige situatie als in de plansituatie ruim aan de wettelijke norm voor ultra fijn stof.

Conclusie

Uit de monitoringtool van het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit) blijkt dat de luchtkwaliteit ter plaatse voldoende is voor de gewenste ontwikkeling.

4.6 Ecologie

Regelink heeft een ecologische QuickScan uitgevoerd. Het rapport is als Bijlage 7 toegevoegd.

4.6.1 Beoordeling gebiedsbescherming

NNN

Het plangebied ligt op 1,2 kilometer afstand van het NNN (rivier Lek). De ingreep vindt niet plaats binnen het NNN. In de provincie Zuid-Holland zijn geen bepalingen opgenomen voor toetsing aan externe werking. Hierdoor is het afwegingskader Ecologische Hoofdstructuur niet van toepassing.

Natura 2000

Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is ‘Uiterwaarden Lek’. Dit gebied ligt op een afstand van 4 kilometer van het plangebied. Door de aard en omvang van de ingreep en de tussenliggende afstand en bebouwing is het uitgesloten dat negatieve effecten door trilling, geluid of visuele verstoring zullen optreden.

Stikstof

Voor het planvoornemen is een onderzoek stikstofdepositie uitgevoerd. Het rapport is als Bijlage 9 bijgesloten. In Bijlage 10 is de actualisatie van de AERIUS berekening opgenomen, zowel de aanleg- als de gebruiksfase.

Het beoogde plan mag in beginsel geen negatieve effecten veroorzaken op de omliggende Natura 2000-gebieden. Met het voorgeschreven programma AERIUS Calculator wordt de depositie van stikstofverbindingen in de vorm van ammoniak (NH3) en stikstofoxiden (NOx) op het oppervlak van de omliggende Natura 2000-gebieden inzichtelijk gemaakt. Bij een projecteffect kleiner dan of gelijk aan 0,00 mol/ha/jaar zorgt het beoogde plan niet voor een significante toename in stikstofdepositie en kunnen negatieve effecten worden uitgesloten.

Uit de actualisatie van de AERIUS-berekening voor de aanlegfase en de beoogde situatie tijdens de permanente gebruiksfase blijkt dat het planvoornemen niet leidt tot een toename van stikstofdepositie op beschermde Natura 2000-gebieden. Bij een dergelijk projecteffect zal het beoogde plan niet voor een significante toename in stikstofdepositie zorgen en kunnen negatieve effecten worden uitgesloten. Op basis van het onderzoek blijkt dat er geen vergunning benodigd is voor het aspect stikstof.

4.6.2 Onderzoek soortenbescherming
4.6.2.1 QuickScan

In de QuickScan is onderzocht of er beschermde soorten aanwezig zijn in het plangebied. In onderstaande tabel zijn de soorten of soortgroepen weergegeven die in het plangebied aanwezig zijn of hun aanwezigheid kan niet worden uitgesloten.

afbeelding "i_NL.IMRO.1931.BP2009DK026-VG01_0016.jpg"

Tabel Soort(groepen) (potentieel) aanwezig (X) met functie en beschermingsregime: VR= Vogelrichtlijn, HR= Habitatrichtlijn, AS= Andere Soorten

Uit de effectbeoordeling volgt voor welke soorten/soortgroepen de ingreep wel of geen negatieve effecten heeft op beschermde soorten. In onderstaande tabel is aangegeven of er negatieve effecten zijn en of de effecten en daarmee de overtredingen zijn te voorkomen door middel van aangepaste werkwijze (met Ja aangegeven).

afbeelding "i_NL.IMRO.1931.BP2009DK026-VG01_0017.jpg"

Tabel samenvatting effectbeoordeling en overtreding van Wet natuurbescherming (Wnb). VR= Vogelrichtlijn, HR= Habitatrichtlijn, AS= Andere Soorten.

Uit de QuickScan volgt dat nader onderzoek nodig is naar de vleermuizen, rugstreeppad en poelkikker. Dit wordt toegelicht in subparagraaf 4.6.2.2 Aanvullend onderzoek.

4.6.2.2 Aanvullend onderzoek

Naar aanleiding van de ecologische QuickScan is er een aanvullend onderzoek uitgevoerd door Regelink. Dit onderzoek is toegevoegd als Bijlage 8.

Aanvullend onderzoek vleermuizen

Door de sloop van de sporthal verdwijnt een paarverblijfplaats van ruige dwergvleermuis. Door de sloop van de school verdwijnen twee zomer- en twee paarverblijfplaatsen van gewone dwergvleermuis. Het vernietigen van verblijfplaatsen van vleermuizen leidt tot een overtreding van artikel 3.5 (doden, verstoren, verblijfplaatsen vernielen) van de Wet natuurbescherming. De sloop kan ook leiden tot het doden, verwonden en verstoren van vleermuizen. Dit zijn overtredingen op respectievelijk. art. 3.5 lid 1 en lid 2 van de Wet natuurbescherming. Er dient een ontheffing van de Wet natuurbescherming te worden aangevraagd.

Rugstreeppad en poelkikker

Uit het nader onderzoek volgt dat het plangebied geen functie heeft voor poelkikker en rugstreeppad. De sloop van de panden en de herontwikkeling heeft dan ook geen effect op de beide soorten.

4.6.3 Conclusie

Geconcludeerd wordt vanuit het onderdeel gebiedsbescherming het planvoornemen gerealiseerd kan worden. Vanuit het onderdeel soortenbescherming was aanvullend onderzoek nodig naar de vleermuizen, rugstreeppad en de poelkikker. Dit onderzoek is uitgevoerd en daaruit volgt dat ontheffing nodig is voor de vleermuizen.

Vervolgstappen - ontheffing vleermuizen

Voordat de werkzaamheden uitgevoerd kunnen worden, dient een activiteitenplan opgesteld te worden. In dit plan staat beschreven op welke manier de negatieve effecten worden verzacht dan wel worden voorkomen en op welke manier de verloren gegane verblijfplaatsen worden gecompenseerd.

Er dient een ontheffing van de Wet natuurbescherming te worden aangevraagd. Het activiteitenplan dient als onderbouwing bij de ontheffingsaanvraag. Na het verkrijgen van de ontheffing moet een ecologisch werkprotocol worden opgesteld. Gelet op de mogelijkheden om in het gebeid mitigerende maatregelen te nemen en natuurinclusief te bouwen is het de verwachting dat de ontheffing verkregen kan worden.

4.7 Archeologie

In het plangebied wordt de bestaande bebouwing worden gesloopt en het Schoonhovens College en de sporthal samengevoegd worden in één gebouw. Voor dit plan geldt een archeologische onderzoeksplicht. Het archeologisch onderzoek is noodzakelijk om te bepalen of er archeologische waarden aanwezig zijn binnen het plangebied en of deze door de voorgenomen bodemingrepen kunnen worden aangetast. Econsultancy heeft een archeologisch bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek uitgevoerd. Het rapport is als Bijlage 11 bijgesloten.

De gespecificeerde archeologische verwachting, zoals die is weergegeven tijdens het bureauonderzoek, is door het booronderzoek grotendeels ontkracht. In de bodem is de verwachtte stroomgordel aangetroffen maar het plangebied is waarschijnlijk te nat geweest om geschikt te zijn voor bewoning.

4.7.1 Conclusie

Op grond van de resultaten van het bureau- en veldonderzoek wordt geadviseerd om het plangebied vrij te geven. De resultaten van onderhavig onderzoek zijn beoordeeld door de bevoegde overheid (gemeente Krimpenerwaard). De bevoegde overheid heeft vervolgens een besluit genomen dat het plangebied vrijgegeven kan worden.

Als tijdens de werkzaamheden blijkt dat (toch) archeologische resten aanwezig zijn, dan moet het bevoegd gezag (de gemeente Krimpenerwaard meteen op de hoogte gesteld worden en moet ze een beslissing nemen over hoe om te gaan met de resten. Dit conform paragraaf 5.4, artikel 5.10 van de Erfgoedwet.

4.8 Bodem

RPS advies- en ingenieursbureau bv heeft een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Het rapport is als Bijlage 12 bijgesloten. Met het onderzoek is de milieuhygiënische bodemkwaliteit van de locatie vastgesteld.

4.8.1 Verkennend bodemonderzoek

Op basis van het veld- en laboratoriumonderzoek kan worden geconcludeerd dat de grond aan de ’s-Heerenbergstraat 26-32 en Vlisterweg 22 in Schoonhoven maximaal licht verontreinigd is met diverse zware metalen (cadmium, koper, kwik, lood, molybdeen en zink), PAK en/of PCB.

In het grondwater is maximaal een licht tot matig verhoogde concentratie aan barium en een licht verhoogde concentratie aan som 1,2- dichloorethenen aangetoond. De licht tot matig verhoogde concentratie aan barium wordt beschouwd als een regionaal verhoogde achtergrondconcentratie. De bron/oorzaak van de licht verhoogde concentratie aan som 1,2- dichloorethenen is niet bekend.

De aangetoonde lichte verontreinigingen aan diverse zware metalen, PAK en PCB in de grond en de licht (tot matig) verhoogde concentraties aan barium en som 1,2- dichloorethenen geven geenaanleiding tot het instellen van een vervolgonderzoek.

De milieuhygiënische kwaliteit van de bodem is door middel van dit bodemonderzoek in voldoende mate in beeld gebracht. De resultaten van dit bodemonderzoek vormen geen belemmering voor de voorgenomen werkzaamheden.

Op basis van de analyseresultaten wordt gesteld dat bij uitvoering van graafwerkzaamheden geen aanvullende arbeidshygiënische veiligheidsmaatregelen genomen hoeven te worden (CROW 400).

4.8.2 Conclusie

De onderzoeksresultaten vormen geen belemmering voor de voorgenomen bestemmingswijziging. Het plan kan vanuit het aspect bodem worden gerealiseerd.

4.9 Watertoets

4.9.1 Beleid Hoogheemraadschap Schieland en de Krimpenerwaard

Het plangebied valt binnen het beheersgebied van hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard.

Waterbeheerprogramma Schieland en de Krimpenerwaard 2022 - 2027

Het Waterbeheerplan bevat de hoofdlijnen van het beleid voor de taken van het hoogheemraadschap met betrekking tot de waterveiligheid, het oppervlaktewater- en grondwaterbeheer, het beheer van afvalwaterketen en emissies, en het wegenbeheer in de regio Midden-Holland. HHSK zorgt voor bescherming tegen overstromingen, een passend waterpeil, schoon oppervlaktewater, de zuivering van afvalwater en de wegen, opdat mensen hier kunnen wonen, werken en recreëren.

De veranderende maatschappelijke en fysieke omstandigheden geven richting aan de accenten binnen het waterbeheer. Deze accenten vormen de rode draad voor het werk van het hoogheemraadschap in de komende planperiode: HHSK staat voor doelmatig en duurzaam waterbeheer en staat daarbij in directe verbinding met de omgeving. Zo blijft het mogelijk bij het uitvoeren van de waterschapstaken soepel mee te bewegen met de klimatologische, technische en maatschappelijke ontwikkelingen. Duurzaam financieel beheer blijft de basis.

4.9.2 Onderzoek

Om te bepalen wat de effecten zijn van de planontwikkeling op de waterhuishuidkundige situatie is een wateronderzoek uitgevoerd, zie Bijlage 13 en Bijlage 14. Voor het waterhuishoudkundig onderzoek is onder andere de digitale watertoets doorlopen. De resultaten van de watertoets gaan in op verharding, hemel- en vuilwaterafvoer en kwaliteit. De resultaten ten aanzien van deze onderwerpen luiden:

Verharding

Voor het plan is een berekening (zie Bijlage 14) uitgevoerd waarbij de oppervlakte aan verharding in de bestaande- en nieuwe situatie is bepaald. Uit deze berekening volgt de oppervlakte aan verharding met 1307 m2 afneemt. Door de afname van het verhard oppervlak geldt er geen compensatieplicht vanuit het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard. De gemeente Krimpenerwaard sluit aan bij de regelgeving van het Hoogheemraadschap

Hemel- en vuilwaterafvoer

In de toekomstige situatie zal het schone hemelwater (zogenaamde hemelwaterafvoer; HWA) gescheiden van het vuilwater (zogenaamde droogweerafvoer; DWA) worden ingezameld en (deels) vertraagd worden afgevoerd op het gescheiden riool. Het riool wordt aangesloten op het vuilwaterriool in de omliggende wegen.

Kwaliteit

Geadviseerd wordt om geen uitloogbare materialen te gebruiken. Evenals het gebruik van bestrijdingsmiddelen in de buitenruimte en het wassen van auto's wordt afgeraden.

4.9.3 Conclusie

Op basis van voorgaande paragraaf worden vooralsnog geen waterhuishoudkundige belemmeringen verwacht.

4.10 Niet Gesprongen Explosieven

Circa 10 tot 15% van de munitie uit de Tweede Wereldoorlog is als blindganger in de bodem achtergebleven.

Voor voorliggend plan heeft de ODMH aangegeven dat uit eerder uitgevoerd grootschalig vooronderzoek blijkt dat het plangebied onverdacht is op ontplofbare oorlogsresten. Verder onderzoek naar ontplofbare oorlogsresten is dan ook niet noodzakelijk.

Hoewel er geen indicaties zijn voor de aanwezigheid van ontplofbare oorlogsresten, kan ODMH niet met zekerheid stellen dat die er niet zijn. Als men bij graafwerk stuit op een verdacht object, zijn passende maatregelen nodig.

4.11 M.e.r.-beoordeling

4.11.1 Kader

Voor het voorliggende bestemmingsplan wordt onderzocht of de activiteiten(en), die het plan mogelijk maakt, m.e.r.-plichtig zijn. In het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen in onderdeel C (m.e.r.-plicht) en onderdeel D (m.e.r.-beoordelingsplicht). Daarnaast dient het college van Burgemeester en Wethouders bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen;

  • de kenmerken van de projecten;
  • de plaats van de projecten;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.

In onderdeel C zijn activiteiten, plannen en besluiten opgenomen waarvoor het maken van een milieueffectrapportage verplicht is. In onderdeel D zijn de activiteiten, plannen en besluiten waarvoor een m.e.r.-procedure van toepassing is.

De vormvrije m.e.r.-beoordeling is te beschouwen als een eenvoudige, compacte versie van de m.e.r.-beoordeling. De vraag die beantwoordt moet worden is of, gelet op de omvang (waarvoor de drempelwaarde een indicatie geeft), én de aard en de ligging van het project, sprake kan zijn van aanzienlijke milieueffecten, waardoor het opstellen van een m.e.r.-beoordeling noodzakelijk is.

4.11.2 beoordeling

Het planvoornemen betreft het samenvoegen van een sporthal en een school. Het plan bevat een activiteit die genoemd wordt in onderdeel D van de bijlage behorende bij het Besluit milieueffectrapportage. In onderdeel D is onder D 11.2 de volgende activiteit opgenomen; de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen valt onder onderdeel D in de bijlage van het Besluit Milieueffectrapportage.

In de volgende gevallen waarop de activiteit betrekking heeft op is een aparte m.e.r.-beoordeling nodig;

  • een oppervlakte van 100 hectare of meer;
  • een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat; of
  • een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m² of meer.

De omvang van het planvoornemen blijft ver onder de drempelwaarden genoemd in onderdeel D.11.2 in bijlage van het Besluit Milieueffectrapportage. De activiteit betreft een oppervlakte van minder dan 1 hectare en zit daarmee ruim onder de drempelwaarde van 100 hectare waarvoor een aparte m.e.r.-beoordeling moet worden uitgevoerd. Wel is het nodig om voor het te nemen besluit kort uit te leggen dat er geen significante milieugevolgen voor de omgeving zijn. Dit heet een vormvrije m.e.r.-beoordeling.

Voor het planvoornemen is een aanmeldnotitie opgesteld voor de vormvrije m.e.r.. Deze is als bijlage 15 bijgesloten.

4.11.3 Conclusie

Op basis van de vormvrije m.e.r.-beoordeling wordt geconcludeerd, gelet op de aard en relatieve omvang van het project, de plaats hiervan en de kenmerken van de potentiële effecten, dat er geen negatieve milieugevolgen aan de orde zijn. Daarmee hoeft er geen m.e.r.-procedure te worden doorlopen. Op basis van de vormvrije m.e.r.-beoordeling in dit plan heeft het college van B&W een besluit genomen of eenmilieueffectrapport al dan niet opgesteld moet worden. Dit m.e.r.-beoordelingsbesluit is als Bijlage 16 toegevoegd aan de bijlage van de toelichting.

Hoofdstuk 5 Juridische planopzet

5.1 Planvorm

Ten aanzien van de planmethodiek is zoveel mogelijk aangesloten bij de planmethodiek van het 'Schoonhoven-Noord'. Het bestemmingsplan is opgesteld conform de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012 (Rsro 2012). Dit houdt onder andere in dat het bestemmingsplan wordt opgesteld volgens de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012).

Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld.

De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Ook is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan. Tot slot maakt een eventuele bijlage onlosmakelijk onderdeel uit van het bestemmingsplan.

5.2 Systematiek bestemmingen

De planregels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken.

5.2.1 Hoofdstuk Inleidende regels

In Hoofdstuk 1 is een aantal begrippen verklaard dat wordt gebruikt in de regels. Dit voorkomt dat er bij de uitvoering van het plan onduidelijkheden ontstaan over de uitleg van bepaalde regelingen. Daarnaast is het Artikel 2 Wijze van meten opgenomen waarin bepaald is hoe de voorgeschreven maatvoering in het plan gemeten moet worden.

5.2.2 Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

In Hoofdstuk 2 zijn de in het plan voorkomende bestemmingen geregeld. In ieder artikel is per bestemming bepaald welk gebruik van de gronden is toegestaan en welke bouwregels er gelden. In de volgende paragraaf wordt een toelichting gegeven op de in het plan voorkomende bestemmingen en per artikel kort aangegeven wat de gebruiks- en bouwmogelijkheden zijn.

5.2.3 Hoofdstuk 3 Algemene regels

In Hoofdstuk 3 worden, in aanvulling op de bestemmingsbepalingen, aanvullende regels gesteld. Het zijn de volgende algemene regels:

Artikel 4 Anti-dubbeltelregel

In deze regel is vastgelegd dat grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 5 Algemene bouwregels

In dit artikel is een aantal aanvullende bouwregels opgenomen dat voor alle bestemmingen kan gelden. Het gaat bijvoorbeeld om extra bouwmogelijkheden voor ondergeschikte bouwdelen. Ook is geregeld dat in de bestemmingen, zoals genoemd onder hoofdstuk 2 van de regels, moet zijn voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Getoetst dient de worden aan de parkeernormen zoals deze zijn opgenomen in de CROW-publicatie 318. Als regel wordt uitgegaan van de gemiddelde parkeerkencijfers. Voorts is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen om te kunnen afwijken van de parkeerkencijfers uit de CROW-publicatie 318. Om hiervan gebruik te maken wordt eerst advies van een verkeerskundige gevraagd.

Artikel 6 Algemene gebruiksregels

In de algemene gebruiksregels is een algemeen verbod op strijdig gebruik opgenomen dat ziet op prostitutie en seksinrichtingen en de opslag van diverse materiaalsoorten.

Artikel 7 Algemene afwijkingsregels

Dit artikel is een aanvulling op de afwijkingsregels uit de bestemmingen. In het artikel is een aantal algemene afwijkingen opgenomen, dat middels een omgevingsvergunning kan worden verleend. Het betreft een standaardregeling die het mogelijk maakt om bij de uitvoering van bouwplannen beperkte afwijkingen van het plan bij een omgevingsvergunning mogelijk te maken. Het gaat bijvoorbeeld om een geringe overschrijding van de toegestane bouwhoogte of het mogelijk maken van de bouw van schakelkastjes (nutsgebouwtjes) in het openbare gebied.

5.2.4 Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

In Hoofdstuk 4 is een regeling opgenomen voor bebouwing en gebruik dat al bestond bij het opstellen van het plan, maar dat strijdig is met de opgenomen regeling. Onder bepaalde voorwaarden mag deze strijdige bebouwing en/of strijdig gebruik worden voortgezet of gewijzigd. In de slotregel is de officiële naam van het plan bepaald. Onder deze naam kan het bestemmingsplan worden aangehaald.

5.3 Bestemmingen

Ter plaatse van het plangebied geldt de enkelbestemming 'Gemengd'

Gemengd

Er is gekozen voor één globale gemengde bestemming voor het gehele plangebied. Hierbinnen kunnen zowel de beoogde school, schoolplein, parkeerplaatsen voor fietsers en auto's en de sportvoorzieningen worden gerealiseerd.

Met deze bestemming worden de gemengde functies binnen het plangebied bestemd. Het betreft hier in hoofdzaak onderwijs en sport.

Daarnaast is een voorwaardelijke verplichting opgenomen. Hierin is vastgelegd dat voor het gebruik van het gebouw van de school- en sporthal, door middel van een (nader) akoestisch onderzoek, moet worden aangetoond dat het woon- en leefklimaat van de omliggende woningen niet wordt aangetast. Indien uit het akoestisch onderzoek blijkt dat er maatregelen getroffen moeten worden, dan moeten deze maatregelen worden getroffen en in stand worden gehouden.

De maatregel die in elk geval gerealiseerd moet worden betreft een geluidsscherm ter plaatse van de aangeduide locatie. Dit scherm moet ook in stand worden gehouden.

Ook is in verband met de aanvraag ontheffing voor de vleermuizen een voorwaardelijke verplichting opgenomen.

Deze voorwaardelijke verplichting is opgenomen voor het borgen van mitigerende en/of compenserende maatregelen met het oog op de gunstige staat van instandhouding van de vleermuizen, waarvoor een ontheffing aangevraagd moet worden.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

In de raadsvergadering van 1 juni 2021 is de gemeenteraad akkoord gegaan met het beschikbaar stellen van het benodigde krediet voor de nieuwbouw voor het Schoonhovens College en sporthal de Meent.

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

7.1 Bestemmingsplanprocedure

Bij de voorbereiding van een (voor)ontwerp bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6 lid 1 Wro sub c overleg te worden gevoerd als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro. Op basis van het eerste lid van dit artikel wordt overleg gevoerd met waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.

Een ontwerpbestemmingsplan dient conform afdeling 3.4 Awb gedurende 6 weken ter inzage gelegd worden. Hierbij is er de mogelijkheid voor eenieder om zienswijzen in te dienen op het plan. Na vaststelling door de Raad wordt het vaststellingsbesluit bekend gemaakt. Het bestemmingsplan ligt na bekendmaking 6 weken ter inzage. Gedurende deze termijn is er de mogelijkheid beroep in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State. Het bestemmingsplan treedt vervolgens daags na afloop van de tervisielegging in werking als er geen beroep is ingesteld. Is er wel beroep ingesteld dan treedt het bestemmingsplan ook in werking, tenzij naast het indienen van een beroepschrift ook om een voorlopige voorziening is gevraagd. De schorsing van de inwerkingtreding eindigt indien de voorlopige voorziening wordt afgewezen. De procedure eindigt met het besluit van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is een coördinatieregeling (Art 3.30 en 3.31 Wro) opgenomen. Op basis hiervan kan besluitvorming die nodig is voor de realisatie van ontwikkelingen en projecten in één voorbereidingstraject gebundeld worden. Hiermee is het mogelijk om de benodigde uitvoeringsbesluiten, zoals omgevingsvergunningen Wabo, te coördineren met het vaststellingsbesluit van het bestemmingsplan.

Bij voorliggend plan wordt gebruik gemaakt van de coördinatieregeling. Het besluit van het vaststellen van het bestemmingsplan om de bebouwing van de school en sporthal mogelijk te maken is gekoppeld met het besluit op omgevingsvergunning voor het bouwen.

7.2 Overleg ex. artikel 3.1.1 Bro

Het concept ontwerp van het bestemmingsplan 'De Meent en Schoonhovens College, Schoonhoven' is in het kader van het wettelijke vooroverleg aangemeld bij de provincie en verstuurd aan Gasunie, Dunea, Hoogheemraadschap Schieland en Krimpenerwaard (HHSK), OASEN, Veiligheidsregio Hollands Midden, Stedin, GGD Hollands Midden en Tennet.

Ontvangen reacties

Uit de aanmelding bij de provincie kwam naar voren dat er geen provinciale belangen zijn betrokken. Het Hoogheemraadschap Schieland en Krimpenerwaard (HHSK), OASEN N.V., de Veiligheidsregio Hollands Midden, Tennet, Dunea en de Gasunie N.V. hebben een reactie gestuurd. Deze reacties zijn samengevat, voorzien van een reactie en aangegeven is of dit leidt tot planaanpassing. Als gevolg van de reacties is de toelichting van het bestemmingsplan op de onderdelen water en externe veiligheid aangevuld.

De nota van beantwoording vooroverleg is als Bijlage 17 bijgevoegd aan dit bestemmingsplan.

7.3 Participatie

In deze paragraaf wordt een samenvatting gegeven van de participatiemomenten voor het plan Schoonhovens College en sporthal De Meent

Participatie omgeving

Vanaf maart 2019 zijn omwonenden van het project actief geïnformeerd over het project door middel van nieuwsbrieven en persoonlijke brieven. Door middel van deze brieven zijn bewoners op de hoogte gehouden van de voortgang van het project, het ontwerp en de procedures.

Daarnaast zijn er 5 informatiebijeenkomsten geweest (zowel fysiek als digitaal) waarbij omwonenden in de gelegenheid zijn gesteld om hun vragen te stellen en hun zienswijzen kenbaar te maken. Van deze bijeenkomsten is veelvuldig gebruik gemaakt. De gestelde vragen zijn beantwoord en waar mogelijk zijn gemaakte opmerkingen verwerkt in het ontwerp. Hiermee is getracht zo goed mogelijk naar de omwonenden te luisteren binnen de gestelde kaders.

7.4 Zienswijzen

Het ontwerp bestemmingsplan heeft ter inzage van 7 september 2022 tot en met 19 oktober 2022. Gedurende de inzagetermijn kon een ieder een schriftelijke zienswijze indienen. Gedurende deze termijn zijn er geen zienswijzen ingediend. Echter zijn er wel een beperkt aantal ambtshalve wijzigingen doorgevoerd en deze bedragen:

  • actualisatie van het stikstofonderzoek;
  • nieuwe versie akoestisch onderzoek industrielawaai; toegevoegd;
  • actualisatie vormvrije m.e.r. beoordeling.

7.5 Coördinatieregeling

De raad heeft besloten op 6 juli 2022 om de coördinatieregeling toe te passen in verband met de nieuwbouw van het Schoonhovens College en de sporthal De Meent in Schoonhoven. De coördinatieregeling zorgt voor een versnelde gecoördineerde behandeling van de procedures en schept tegelijkertijd transparantie over het proces.

De verleende omgevingsvergunning is toegevoegd aan het Vaststellingsbesluit en omgevingsvergunning.