direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Woningbouw Op de Baant, Sint Joost
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1711.BP20170906-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Achter de woningen aan de Bosweg en Op de Baant in Sint Joost ligt een locatie waarvoor het plan bestaat om maximaal 14 woningen te realiseren. In dit plan en in de bijlagen wordt gesproken over de ontwikkeling van de locatie aan Op de Baant en aan de Bosweg. Beide straten liggen in de directe nabijheid van het plangebied.

1.2 Doel van het bestemmingsplan

Het doel van voorliggend bestemmingsplan is het opstellen van het juridisch-planologische kader waarbinnen de ontwikkeling van woningen op de planlocatie mogelijk wordt gemaakt en verankerd.

In artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening is bepaald dat in een bestemmingsplan ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening regels dienen te worden gesteld ten aanzien van het (be)bouwen en gebruiken van gronden en opstallen. Om een goede ruimtelijke ordening te waarborgen moet in de toelichting bij een bestemmingsplan een zogeheten ruimtelijke onderbouwing van het voornemen worden opgenomen.

In de ruimtelijke onderbouwing wordt aan de hand van een omschrijving van het planinitiatief aangetoond dat het plan past binnen zijn omgeving en binnen het vigerend beleid van de verschillende overheidsniveaus. Daarnaast moet worden aangetoond dat aan de planologische en milieutechnische randvoorwaarden wordt voldaan. Tot slot moet de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan worden aangetoond. Voorliggende rapportage biedt de ruimtelijke onderbouwing voor het beoogde project en vormt daarmee de toelichting bij het bestemmingsplan.

1.3 Ligging van het plangebied

Het plangebied van dit bestemmingsplan, dat de bouw van maximaal 14 nieuwe woningen mogelijk maakt, ligt aan de oostrand van de bebouwde kom van de kern Sint Joost in de gemeente Echt-Susteren. Sint Joost ligt ten noordoosten van de kern Echt, aan de N276, ten zuiden van de A73. Zie afbeelding hierna.

afbeelding "i_NL.IMRO.1711.BP20170906-VG01_0001.jpg"

Afbeelding 1: Ligging plangebied in ruimer verband

Het plangebied grenst aan de noordzijde aan tuinen van bestaande woningen aan de Bosweg. Aan de westzijde grenst het plangebied aan tuinen van woningen aan de weg Op de Baant. De ligging van het plangebied is aangegeven in de afbeelding hierna.

afbeelding "i_NL.IMRO.1711.BP20170906-VG01_0002.jpg"

Afbeelding 2: Ligging plangebied in Sint Joost


Het plangebied heeft een totale oppervlakte van ruim 6.000 m2.


De locatie was tot in 2016 in gebruik als landbouwgrond. Het gebied ten zuiden en oosten van het nieuwbouwplan is nog steeds in gebruik als landbouwgrond.

1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 wordt nader ingegaan op de huidige situatie in het plangebied. Hierbij komen de ontstaansgeschiedenis van het gebied, de ruimtelijke en de functionele situatie aan bod, maar ook het huidig bestemmingsplankader. In hoofdstuk 3 is een uitgebreide omschrijving van de voorgenomen ontwikkeling opgenomen. De omvang en verschijningsvorm van het project worden behandeld. In hoofdstuk 4 wordt het vigerend beleid behandeld. Hoofdstuk 5 bevat een beschrijving van de milieukundige en planologische (sectorale) aspecten en verantwoordt (al dan niet met behulp van uitgevoerde onderzoeken) de voorgenomen ingreep. Getoetst wordt of de ingreep voldoet aan de sectorale wetgeving, bijvoorbeeld op het gebied van bodem, archeologie of externe veiligheid. Daarnaast wordt beoordeeld of er sprake is van ‘een goede ruimtelijke ordening’. Hoofdstuk 6 behandelt het juridisch kader. Ingegaan wordt op de wijze van bestemmen in de planregels. De toelichting wordt afgesloten met een hoofdstuk waarin de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het planvoornemen worden beargumenteerd.

Hoofdstuk 2 Huidige situatie plangebied

2.1 Algemeen

Het plangebied ligt in de kern Sint Joost en bestaat uit een agrarisch perceel, grenzend aan tuinen / erven van woningen aan de Bosweg en Op de Baant.

2.2 Ontstaansgeschiedenis

Sint Joost is vernoemd naar de heilige Judocus. Het dorp is ontstaan omstreeks 1300, toen er een Caulietenklooster werd gesticht, waarvan de huidige Kloosterhof een restant is.

afbeelding "i_NL.IMRO.1711.BP20170906-VG01_0003.jpg"

Afbeelding 3: Sint Joost anno begin 1900 (bron: Kadaster)

De huidige Heerdstraat en Bosweg zijn beide historische wegen in de kern Sint Joost. Uit oude kaarten blijkt dat de kern van Sint Joost tot omstreeks halverwege de vorige eeuw nagenoeg beperkt bleef tot lintbebouwing aan de west-zijde van de Heerdstraat.

Het lager gelegen gebied ten oosten van de Heerdstraat is van oudsher in gebruik als

akkerland. Door het lager gelegen gebied (waaronder het westelijk deel van het onderzoeksgebied) heen stroomde de ‘Krombeek’ in noordelijke richting naar de kern Brachterbeek, om uiteindelijk bij Linne uit te monden in de Maas. Op korte afstand ten noordoosten van Sint Joost lag destijds een uitgestrekt moerasgebied (toen nog ‘Reigelsbroek‘ en ‘Reggelsbroek’ geheten) dat op korte afstand ten zuidoosten van de plangebied (ter hoogte van het toenmalige gehucht ‘Steil’) op de ‘Krombeek’ afwaterde.


Kaarten vanaf 1945 tonen aan dat het kronkelende verloop van de beek door de kern van Sint Joost gaandeweg is recht getrokken en in de vijftiger jaren zuidelijk van de kern is omgeleid naar de oostelijk gelegen ‘Vlootbeek’. Op kaarten vanaf 1965 staat ter plaatse van het plangebied geen beekloop meer aangegeven.
In de jaren 1970 is op korte afstand ten zuidoosten van de kern Sint Joost de ‘Schrevenhofweg’ (N571) aangelegd, waarbij de voormalige ‘Krombeek’ in oostelijke richting is verlegd en aangesloten op de ‘Vulensbeek’.

Aan de Bosweg was van oudsher (tot omstreeks halverwege de vorige eeuw) slechts sporadisch bebouwing aanwezig. In de tweede helft van de 20e eeuw is de bebouwing geleidelijk aan toegenomen. Het merendeel van de huidige bebouwing aan de Bosweg en de bebouwing aan de weg Op de Baant dateren echter van na 2000.


Het plangebied aan de Bosweg en Op de Baant is altijd (tot voor kort) agrarisch in gebruik geweest.

2.3 Ruimtelijke structuur

Het plangebied grenst aan de noord-, oost- en westzijde aan achtertuinen / achtererven van woningen aan de Bosweg en Op de Baant. Aan de zuidzijde wordt het plangebied begrensd door open agrarisch gebied. Deze gronden en ook het plangebied zijn in de huidige situatie agrarisch in gebruik.

Het plangebied is bereikbaar via Op de Baant en een doorsteek vanaf de Bosweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.1711.BP20170906-VG01_0004.jpg"

Afbeelding 4: Foto omgeving plangebied

2.4 Functionele structuur

2.4.1 Huidig ruimtegebruik

In de huidige situatie is het plangebied agrarisch in gebruik. Het gaat om akkers waar gewassen op worden geteeld.

2.4.2 Vigerend planologisch kader

Ter plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Stedelijk gebied' van de gemeente Echt-Susteren. Dit bestemmingsplan is op 26 mei 2016 vastgesteld door de gemeenteraad.

afbeelding "i_NL.IMRO.1711.BP20170906-VG01_0005.jpg"

Afbeelding 5: Ter plaatse geldende bestemmingen (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)

In dit bestemmingsplan is ter plaatse van het plangebied de bestemming 'Agrarisch' opgenomen. Ook geldt hier de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' en is er een gebiedsaanduiding 'milieuzone - roerdalslenk' opgenomen.

Gronden met de bestemming 'Waarde-Archeologie 3' zijn bestemd voor de bescherming en instandhouding van archeologische waarden van de gronden. Bodemverstoringen boven een bepaalde omvang en grotere diepte dan in de regels bepaald mogen niet plaatsvinden zonder dat vooraf archeologisch onderzoek heeft plaatsgevonden op grond waarvan bevoegd gezag kan beoordelen of de gronden voor wat betreft archeologie vrijgegeven kunnen worden.

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - roerdalslenk' is het niet toegestaan om boorputten en bodemenergiesystemen op te richten tot een zekere diepte.

Binnen deze bestemming en ter plaatse van deze dubbelbestemming is de bouw van maximaal 14 woningen sowieso niet toegestaan. Dit bestemmingsplan maakt juist de realisatie van deze maximaal 14 woningen mogelijk.

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving

3.1 Inleiding

Initiatiefnemer is voornemens op de planlocatie maximaal 14 woningen te realiseren. Daarbij worden acht woningen gebouwd in de vorm van levensloopbestendige woningen en zes vrijstaande woningen voor mensen die zelf bouwen (eigen bouwers). Daarnaast worden verkeers- en parkeervoorzieningen en groenvoorzieningen in het plangebied aangelegd.

3.2 Stedenbouwkundig ontwerp

Het initiatief voorziet in de bouw van maximaal 14 woningen binnen het plangebied. De straten Bosweg en Op de Baant worden als het ware met elkaar verbonden. Aan weerszijden van deze verbinding zijn nieuwe woningen geprojecteerd. De afbeeldingen hierna laten een inrichtingsplan en een visualisatie van het initiatief zijn. Dit inrichtingsplan heeft als basis gediend voor de verbeelding van dit bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1711.BP20170906-VG01_0006.png"

Afbeelding 6: Voorstel toekomstige situatie (bron: Steenbergen van Cauter architectuur)

Het initiatief voorziet ook in ruime mate in groenvoorzieningen. Zo zijn in het oostelijke deel van het plangebied twee grasvelden (groenvoorzieningen) opgenomen zodat er vanaf de Bosweg gezien, sprake is van een groene entree van de straat. Bij de entree aan de Bosweg komen parkeervoorzieningen, gecombineerd met groen. Verder komen er parkeervoorzieningen op eigen terrein en in de vorm van langsparkeren.

3.3 Bebouwing

De levensloopbestendige woningen zijn een combinatie tussen patiowoningen en lage woningen met een kap. Deze woningen worden tweeaaneen gebouwd binnen dit plan. Op het voorste gedeelte van de woning is op de begane grondlaag een schuine kap geprojecteerd. De goothoogte van dit gedeelte van de woningen bedraagt circa 3 meter, de bouwhoogte circa 7 meter.

Het achterste gedeelte van de woning bestaat uit één bouwlaag afgedekt met een plat dak. De goot- en bouwhoogte van dit bouwdeel bedraagt circa 3 meter. Alle woonvertrekken bevinden zich op de begane grondlaag en zijn georiënteerd op een binnentuin. In de kaplaag op de eerste verdieping is ruimte voor een logeerkamer en bergruimte. De afbeelding hierna geeft een indruk van de te realiseren levensloopbestendige woningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1711.BP20170906-VG01_0007.jpg"

Afbeelding 7: voorgevel levensloopbestendige woningen (bron: Steenbergen van Cauter architectuur).

Voor de vrijesector woningen die door particuliere bouwers worden gerealiseerd is nog geen ontwerp beschikbaar. Qua stijl zullen deze aansluiten bij de levensloopbestendige woningen. Dit bestemmingsplan maakt de bouw van vrijesector woningen mogelijk met een goot- en bouwhoogte van respectievelijk 7 en 9 meter. Dit houdt in dat een woning kan bestaan uit 2 volledige bouwlagen met een kap.

In het kader van het verkrijgen van de omgevingsvergunning voor bouwen van de woningen wordt welstandsadvies ingewonnen. Zo wordt ervoor gezorgd dat woningen qua beeld en bouwstijl bij elkaar passen en er een samenhangend straatbeeld ontstaat.

De afbeelding hierna geeft een indruk van de inrichting / opzet van het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.1711.BP20170906-VG01_0008.png"

Afbeelding 8: Vogelvlucht plangebied (bron: Steenbergen van Cauter architectuur).

Hoofdstuk 4 Beleid

4.1 Rijksbeleid

4.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) schetst het Rijk ambities voor Nederland in 2040: een visie hoe Nederland er in 2040 voor moet staan. Uitgaande van de verantwoordelijkheden van het Rijk zijn de ambities uitgewerkt in rijksdoelen tot 2028 en is aangegeven welke nationale belangen daarbij aan de orde zijn. De SVIR is vastgesteld op 13 maart 2012.

Nederland moet concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig zijn in 2040. Dit is het uitgangspunt van de SVIR. Om dit te bereiken moet het roer in het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid om. De ruimtelijke ordening wordt zo dicht mogelijk bij burgers en bedrijven gebracht. Provincies en gemeenten krijgen meer verantwoordelijkheden en beleidsvrijheid (decentraal, tenzij) en de gebruiker komt centraal te staan.

Het Rijk zet zich met name in op de drie hoofddoelen:

Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland.

Het verbeteren en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat.

Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Naast het benoemen van bovenstaande beleidsdoelen onderscheidt het Rijk 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken:

  • Een excellente ruimtelijk-economische structuur van Nederland door een aantrekkelijk vestigingsklimaat en goede internationale bereikbaarheid van de stedelijke regio’s met een concentratie van topsectoren.
  • Ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en de energietransitie.
  • Ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen. Efficiënt gebruik van de ondergrond.
  • Een robuust hoofdnet van wegen, spoorwegen en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio’s inclusief de achterlandverbindingen (ketenmobiliteit en multimodale knooppunten).
  • Betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem.
  • Het in standhouden van het hoofdnet van wegen, spoorwegen en vaarwegen om het functioneren van het mobiliteitssysteem te waarborgen.
  • Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico’s.
  • Ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en kaders voor klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling.
  • Ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten.
  • Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten.
  • Ruimte voor militaire terreinen en activiteiten.
  • Zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten.

De oprichting van maximaal 14 woningen aan Op de Baant in Sint Joost leidt niet tot strijdigheid met de voornoemde nationale beleidsdoelen.

4.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

De AMvB Ruimte wordt in juridische termen aangeduid als Besluit Algemene Regels Ruimtelijke Ordening (Barro). Met uitzondering van enkele onderdelen is het Barro eind december 2011 in werking getreden. In de AMvB zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen. De AMvB Ruimte is gericht op doorwerking van de nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Op 1 oktober 2012 is de eerste wijziging van het Barro in werking getreden.

Het kabinet heeft in de hiervoor genoemde SVIR vastgesteld dat voor een beperkt aantal onderwerpen de bevoegdheid om algemene regels te stellen zou moeten worden ingezet. Het gaat om de volgende nationale belangen:

  • Rijksvaarwegen.
  • Project Mainportontwikkeling Rotterdam.
  • Kustfundament.
  • Grote rivieren.
  • Waddenzee en waddengebied.
  • Defensie.
  • Ecologische hoofdstructuur.
  • Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarden.
  • Hoofdwegen en hoofdspoorwegen. Elektriciteitsvoorziening, Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen.
  • Primaire waterkeringen buiten het kustfundament en IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte).


Aan bovengenoemde onderwerpen zijn in het Barro deels al regels gekoppeld, deels zijn enkele onderwerpen nog open gelaten. De SVIR bepaalt welke kader stellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd dat deze bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Ten aanzien daarvan is een borging door middel van normstelling, gebaseerd op de Wro, gewenst. Die uitspraken onderscheiden zich in die zin dat van de provincies en de gemeenten wordt gevraagd om de inhoud daarvan te laten doorwerken in de ruimtelijke besluitvorming. Zij zijn dus concreet normstellend bedoeld en worden geacht direct of indirect, dat wil zeggen door tussenkomst van de provincie, door te werken tot op het niveau van de lokale besluitvorming, zoals de vaststelling van bestemmingsplannen. Bijvoorbeeld ten aanzien van activiteiten binnen een rivierbed zijn daarom kaderstellende regels opgenomen, die in een bestemmingsplan dienen te worden overgenomen/waaraan een bestemmingsplan dient te voldoen.


De realisatie van de woningen aan de Op de Baant / Bosweg in Sint Joost leidt niet tot strijdigheid met de voornoemde nationale belangen.

4.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking

De ‘ladder voor duurzame verstedelijking’ is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geïntroduceerd en vastgelegd als procesvereiste in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het Bro bepaalt dat voor onder meer bestemmingsplannen die nieuwe woningen mogelijk maken, de treden van deze ladder doorlopen moeten worden. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. In het Bro is voor de ladder (d.d. 1 juli 2017) de onderstaande beschrijving opgenomen:

“ De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Indien in een bestemmingsplan toepassing is gegeven aan artikel 3.6, eerste lid, onder a of b, van de wet kan bij dat bestemmingsplan worden bepaald dat de beschrijving van de behoefte aan een nieuwe stedelijke ontwikkeling en een motivering als bedoeld in het tweede lid eerst wordt opgenomen in de toelichting bij het wijzigings- of het uitwerkingsplan als bedoeld in dat artikel".

Eerst dient te worden bepaald of daadwerkelijk sprake is van een stedelijke ontwikkeling. In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is in artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef onder i opgenomen dat onder stedelijke ontwikkelingen wordt verstaan “ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaven, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen”. Relevant voor voorliggend initiatief is de vraag wat wordt verstaan onder het begrip ‘woningbouwlocatie’. De Raad van State (RvS) heeft zich uitgesproken over de toepassing van de ladder bij het beroep tegen de vaststelling van een bestemmingsplan dat elf nieuwe woningen mogelijk maakt. (Zaaknummer: 201501297/1/R4, datum uitspraak: 16 september 2015). De vraag die de Raad van State zich heeft gesteld was of er sprake is van een ‘stedelijke ontwikkeling’. De bouw van elf woningen, zo wordt door de RvS beoordeeld is gezien haar kleinschaligheid geen ‘woningbouwlocatie’. Daarnaast bestaat er een uitspraak van de Raad van State (Zaaknummer: 201406413/1/R6, datum uitspraak: 17 december 2014) waarin de ontwikkeling van 23 woningen wordt gezien als stedelijke ontwikkeling. Hier betreft het een plan dat voorziet in maximaal 14 woningen en wordt wel expliciet ingegaan op de vraag of er behoefte bestaat aan deze woningen.

De behoefte aan de woningen zoals voorzien binnen het plangebied is onderbouwd / gemotiveerd in paragraaf 4.3.1 van deze toelichting. In deze paragraaf is de inhoud van de vrij recente Structuurvisie Wonen, Zorg en Woonomgeving Midden-Limburg opgenomen. In deze structuurvisie is opgenomen dat er voor de kern Sint Joost een behoefte is aan minimaal 25 woningen voor de periode tot en met 2023. Voorliggend plan maakt maximaal 14 woningen mogelijk en geeft hiermee invulling aan de behoeften zoals omschreven in de Structuurvisie Wonen, Zorg en Woonomgeving Midden-Limburg. Binnen de kern Sint Joost is geen sprake van de ontwikkeling van andere woningbouwlocaties (op dit moment), zodat ook daadwerkelijk invulling wordt gegeven aan de behoefte zoals omschreven in de paragraaf hierna (4.3.1).

Bij voorkeur vindt stedelijke ontwikkeling binnen de kern plaats op eventueel her te ontwikkelen locaties of op nog onbenutte locaties. Het plangebied van dit bestemmingsplan grenst direct aan de bebouwde kom. Op provinciaal niveau is de locatie aangeduid als buitengebied. Op structuurvisieniveau van de gemeente is de locatie al aangemerkt als te ontwikkelen woningbouwlocatie. Hiermee sluit de ontwikkeling aan op het bestaande gemeentelijk beleid. Doordat de locatie aan drie zijden redelijk strak / nauw omsloten is door de achtertuinen van woningen aan de Bosweg en Op de Baant heeft deze een stedelijk / dorps karakter. De ontwikkeling van deze locatie wordt daarom ook als een logische ontwikkeling van het stedelijk gebied gezien.

Daarnaast blijkt uit de onderzoeken die in het kader van dit bestemmingsplan zijn uitgevoerd dat er geen beperkingen zijn voor de ontwikkeling van de locatie en dat de bouw van maximaal 14 woningen niet leidt tot beperkingen ter plaatse en in de directe omgeving.

Uit een behoefte onderzoek dat in Sint Joost is uitgevoerd en naar aanleiding van overleg met belangstellenden is gebleken dat er met name behoefte bestaat aan levensloopbestendige woningen en vrije sector woningen. Zie hiervoor ook paragraaf 7.2.1 van deze toelichting. Voor beide woningtypen is "marktvraag" in Sint Joost.

Op dit moment blijkt dat ouderen zich weer op de woningmarkt durven te begeven. Ouderen willen graag in Sint Joost blijven wonen omdat het dorp een dorp is met een hechte samenleveing en een rijk verenigingsleven.
In zijn algemeenheid geldt dat inwoners van Sint Joost graag in hun dorp blijven wonen. Voorliggend initiatief maakt het voor de verschillende doelgroepen mogelijk om dit te bewerkstelligen.

Vanuit het oogpunt van duurzame verstedelijking wordt de realisatie van maximaal 14 woningen binnen het plangebied aanvaardbaar geacht.

4.2 Provinciaal beleid

4.2.1 Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2014

Het Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2014 (POL 2014) is op 12 december 2014 door Provinciale Staten van de provincie Limburg vastgesteld. Het POL 2014 is vervolgens op 16 januari 2015 in werking getreden.

Het POL2014 heeft vier wettelijke functies, te weten de functie van structuurvisie (op grond van de Wet ruimtelijke ordening), de functie van provinciaal milieubeleidsplan (op basis van de Wet milieubeheer), een regionaal waterplan (gebaseerd op de Waterwet), en een Provinciaal Verkeer- en Vervoersplan (welke zijn grondslag vindt in de Planwet verkeer en vervoer). Het POL 2014 bestaat uit een beleidsdocument en 12 themagerichte kaarten. Voor zover voor de voorgenomen ontwikkeling relevant worden de diverse onderdelen uit het POL 2014 onderstaand nader toegelicht.


Gebiedstypen

In het POL 2014 zijn zeven globaal afgebakende gebiedstypen gekenschetst, waarbij een drietal binnen bebouwd gebied en een viertal in het landelijk gebied. Binnen het stedelijk gebied betreft het respectievelijk stedelijk centrum, bedrijventerrein en overig bebouwd gebied. Het landelijk gebied kent de gebiedstypen goudgroene natuurzone, zilvergroene natuurzone, bronsgroene landschapszone en buitengebied.

Overeenkomstig de aanduidingen in het POL 2014 is het plangebied gelegen in ‘buitengebied’. In het POL 2014 is aangegeven dat ‘buitengebied’ gronden, gronden in het landelijk gebied zijn, vaak met een agrarisch karakter. Hier is sprake van ruimte voor doorontwikkeling van agrarische bedrijven. De begrenzing van het buitengebied is indicatief.

De realisatie van het project past niet binnen deze aanduiding. Op gemeentelijk niveau, in de Structuurvisie 2012 - 2025, Ontwikkelen met kwaliteit, is de locatie reeds opgenomen als te ontwikkelen woningbouwlocatie. Het initiatief tot woningbouw op deze locatie is reeds voorzien in de planvoorraad van de gemeente Echt-Susteren.


In het POL 2014 heeft de provincie gesteld dat de Limburgse woningmarkt kwalitatief en kwantitatief de sprong moet maken naar een nieuwe werkelijkheid. Kwantitatief ligt er een aanzienlijke opgave om ervoor te zorgen dat de woningmarkt aansluit bij de demografische ontwikkeling. De groei eindigt, maar niet in de hele provincie gelijktijdig en op dezelfde manier: de top in de woningbehoefte wordt naar verwachting in Midden- en Noord-Limburg bereikt rond 2028 respectievelijk 2030, terwijl de totale behoefte in Zuid-Limburg vanaf 2017 al daalt, wat in delen van het gebied nu al volop waarneembaar is. Het plangebied is gelegen in Midden-Limburg, daar waar nog ruimte is voor een zekere mate van groei. Overal moet de programmering ‘over de top heen kijken’, ook in de regio’s Noord en Midden, waar de woningbehoefte nog toeneemt. Dat vergt andere benaderingen, als inbreiding in plaats van uitleglocaties, planmatig verdichten en verdunnen. De voorgenomen ontwikkeling grenst direct aan de bebouwde kom van Sint Joost en is op gemeentelijk niveau in de Structuurvisie al opgenomen als te ontwikkelen locatie. Het plangebied valt binnen het bestemmingsplan stedelijk gebied van de gemeente Echt-Susteren. Hieruit blijkt dat het plangebied reeds wordt gezien als stedelijk gebied en niet als landelijk gebied / buitengebied.

4.2.2 Omgevingsverordening

In de Omgevingsverordening worden regels gesteld aan ruimtelijke ingrepen en aan plannen die ruimtelijke ingrepen mogelijk maken (zoals bestemmingsplannen). In artikel 2.2.2 van de Omgevingsverordening worden regels gesteld ten aanzien van woningbouw in het plangebied. Hierin wordt aangesloten bij de ladder voor duurzame verstedelijking. In paragraaf 4.1.3 is hier reeds nadere invulling aan gegeven.


Het plangebied ligt ter hoogte van 'Boringsvrijezone Roerdalslenk II'. In dit gebied is het verboden volgens artikel 4.4.1 van de Omgevingsverordening Limburg 2014 om werken op of in de bodem uit te voeren waarbij ingrepen worden verricht of stoffen worden gebruikt die de beschermende werking van de Bovenste Brunssumklei aan kunnen tasten. De bouw van woningen betreft geen ingreep waarbij dit aan de orde is. Vanuit de boringsvrije zone vloeien geen beperkingen voort ten aanzien van de bouw van de woningen en de aanleg van bijbehorende infrastructuur en groenvoorzieningen.

4.2.3 Provinciale woonvisie 2011 - 2015

Op 1 februari 2011 hebben Gedeputeerde Staten van de provincie Limburgs de Provinciale Woonvisie 2011-2015 vastgesteld. Hierin staat beschreven hoe de woningvoorraadontwikkeling de komende jaren vorm gegeven zou kunnen worden, welke rollen en taken de provincie daarbij kan en wil vervullen en hoe de provincie deze ambities tracht te realiseren.

Een belangrijke aanleiding om het woonbeleid te actualiseren vormen de demografische ontwikkelingen in de provincie. Onder andere hierdoor ontstaat noodzaak tot herstructurering en een andere kwalitatieve samenstelling van de woningvoorraad. Uit de demografische ontwikkelingen komen belangrijke opgaven voort gericht op het veranderen van het aanbod aan woonruimte, voorzieningen en de inrichting van de woon- en leefomgeving.

Lange termijn visie

De provincie is ervan overtuigd dat een omslag van een aanbodgerichte naar een vraag- gerichte woningmarkt noodzakelijk is. Het gaat er om een goed functionerende woningmarkt en leefomgeving te scheppen en in stand te houden, waarin alle betrokkenen in hun behoeften kunnen voorzien, en waarin dat ook in de toekomst voor de toekomstig betrokkenen mogelijk zal zijn.


Korte termijn visie

Op de kortere termijn wordt gestreefd naar een kwalitatief goede en passende woningvoorraad met voldoende betaalbare woningen die voor de betreffende doelgroepen in voldoende mate beschikbaar zijn. De provincie constateert dat de bestaande woningvoorraad mede gezien de demografische ontwikkelingen voor een deel niet meer voldoet aan de huidige en toekomstige woningbehoefte. De provincie ziet hier voor Limburg zowel een kwantitatieve als een kwalitatieve opgave.


Regio Noord- en Midden-Limburg

In de regio Noord- en Midden-Limburg heeft het inwonertal zijn piek bereikt en gaat regiobreed afnemen van ca. 280.000 inwoners in 2010, naar ca. 275.000 in 2030. Na 2030 komt de krimp in een versnelling. Anticiperend op de afnemende bevolkingsomvang en wijzigende samenstelling van huishoudens, mede door de vergrijzing dient de nog resterende groei maximaal te worden ingezet op een tijdige aanpassing van de samenstelling van de woningvoorraad. Binnen de stadsregio’s dienen de nieuwe activiteiten zoveel mogelijk geconcentreerd te worden in de bestaande stedelijke bebouwing. Bij plattelandskernen zijn nog mogelijkheden voor uitleglocaties buiten, maar wel aangrenzend aan de contour. Ook hier blijft overigens de voorkeur bestaan voor inbreiding. De nog te realiseren nieuwe locaties in / bij dorpen buiten de stadsregio’s komen ook in dienst te staan van de transformatieopgave van de plattelandskernen. Voor nieuwe op zichzelf staande clusters van bebouwing buiten de contour geldt een ‘nee, tenzij’-benadering.


In de regio Noord- en Midden-Limburg kan nog een beperkte toename plaatsvinden van het aantal woningen. Uitbreiding van plattelandskernen is mogelijk, waarbij wordt ingezet op inbreiding

4.3 Regionaal beleid

4.3.1 Structuurvisie Wonen, Zorg en Woonomgeving

Inleiding

De samenwerkende gemeenten in Midden-Limburg (Echt-Susteren, Leudal, Maasgouw, Nederweert, Roerdalen, Roermond en Weert) en de provincie Limburg hebben samen het initiatief genomen tot het opstellen van een Structuurvisie Wonen, Zorg en Woonomgeving. In 2014 is deze visie op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) door de gemeenteraden van de genoemde gemeenten vastgesteld.

De Structuurvisie Wonen, Zorg en Woonomgeving is de basis voor het geven van sturing aan en voeren van regie over het in de regio te voeren beleid op het vlak van wonen, zorg en woonomgeving. De visie is een vervolg op de twee regionale woonvisies (Midden-Limburg Oost en Weerterkwartier) voor de periode 2010 tot 2014. De Structuurvisie is een antwoord op de vraag hoe om te gaan met de actuele en te verwachten demografische en economische ontwikkelingen. Ten opzichte van de voorgaande woonvisies gaat deze Structuurvisie breder en dieper in op de gevolgen van afnemende bevolkingsgroei en in sommige gemeenten is zelfs al sprake van krimp.

Regionaal is er sprake van een veranderende kwalitatieve woningbehoefte als gevolg van de veranderende bevolkingssamenstelling. Die demografische transitie vraagt om transformatie van de bestaande woningvoorraad en woonomgeving en nog slechts om beperkte uitbreiding van de woningvoorraad. De planperiode van de Structuurvisie is 2014 tot en met 2017, gelijk aan de collegeperiode. De visie is tevens een basis voor afspraken op de middellange termijn (2018 tot en met 2023).

Beleidsuitgangspunten

Op demografisch gebied is er het nodige aan de hand in het structuurvisiegebied. In de structuurvisie wordt op dit vlak geconstateerd dat de impact van de demografische ontwikkelingen groot is en steeds groter wordt. Enkele gemeenten krimpen al in bevolkingsomvang of gaan dat komend decennium doen. Regionaal is de verwachting dat de bevolking van nu ruim 235.000 inwoners, geleidelijk afneemt naar minder dan 230.000 in 2030 en iets meer dan 203.000 inwoners in 2050. Belangrijker dan verandering in bevolkingsomvang is verandering van verhoudingen naar leeftijd: toenemende ontgroening en vergrijzing. Ter illustratie: in de minst vergrijsde gemeente Nederweert bedraagt het aantal 75-plussers momenteel 7,2%, in de meest vergrijsde gemeente Maasgouw 8,9%. Over tien jaar liggen die percentages al op respectievelijk 12,8% en 15,2%. Voor de gemeente Echt-Susteren wordt de komende jaren een lokale groei van circa 270 huishoudens voorzien, waarbij de piek in 2023 ligt. De structuurvisie Wonen, Zorg en Woonomgeving kent op basis van een herverdeling van de voorziene regionale woningbehoefte aan de gemeente Echt-Susteren een maximale groei toe van 590 wooneenheden in de periode 2014-2023. Van deze 590 wooneenheden moet er 240 gerealiseerd zijn in de periode 2014-2018. Daarnaast heeft de gemeente een saneringsopgave van de planvoorraad van 340 wooneenheden, waarvan 130 in de periode 2014-2018. Aan de saneringsopdracht voor de korte termijn heeft de gemeente inmiddels voldaan.


Wordt gekeken naar kansrijke marktsegmenten voor de periode 2014-2023, dan zijn binnen de gemeente Echt-Susteren in de huursector met name seniorenwoningen als kansrijk segment aangemerkt. In de koopsector betreft het appartementen, twee-onder-een-kap woningen, vrijstaande woningen en seniorenwoningen. Levensloopbestendige woningen zijn tevens inzetbaar als seniorenwoning. De ambities van de structuurvisie zijn opgenomen in tien speerpunten:

  • 1. Goed evenwicht vinden tussen sociaal en fysiek domein;
  • 2. Reduceren van de plancapaciteit, marktbehoefte goed inschatten;
  • 3. Kansen creëren voor nieuwkomers;
  • 4. Transformatieopgave in zorgvastgoed aanwezig, uitwerking nog ongewis;
  • 5. Zorg voor de kwetsbaren: smeden van nieuwe coalities;
  • 6. Transformatie in de huursector vraagt om regionale afstemming;
  • 7. Transformaties afstemmen met ingrepen in publiek domein;
  • 8. Sturen op kwaliteit;
  • 9. Kantelen van het ‘wonen’, ofwel hoe organiseren we leefbaarheid?
  • 10. Bewustmaken van de (oudere) burger, speciaal de eigenaar-bewoner.


De gemeente Echt-Susteren is (grotendeels) gelegen in de zogeheten ‘Woon-werkvallei’, waarbinnen ook de kern Sint Joost is gesitueerd. De ambities alhier zijn gericht op bouwen naar vraag, de groei van de regio faciliteren. Er is een kwantitatief kader als minimale taakstelling. De gemeente heeft de ambitie om ook in de kleinere kernen - bij gebleken behoefte - nog te bouwen. Voor wat betreft de kern Sint-Joost dient gezorgd te worden voor een gedifferentieerd aanbod voor terugkeerders/vestigers in of nabij de hoofdkern en voor andere doelgroepen op geschikte locaties in stedelijk gebied. Daarbij is tot slot als ambitie geformuleerd om kwetsbare segmenten (huur gestapeld) aan te pakken (herstructureren/verdunnen) door inzet van het provinciaal transitiefonds. Men dient terughoudend te zijn in de verkoop van eengezins-huurwoningen.


Er is een afwegingskader voor het beoordelen van de planvoorraad ontwikkeld. Aan de hand hiervan kan worden bepaald hoe de bestaande of potentiële (of nieuwe) plannen geordend gaan worden. Er zijn op diverse criteria punten te vergeven. In het afwegingskader zijn twee thema’s in onderdelen uitgewerkt. In totaal zijn er tussen de 0 en 10 punten toe te kennen aan plannen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1711.BP20170906-VG01_0009.jpg"

Afbeelding 9: Afwegingskader beoordeling planvoorraad (bron: Structuurvisie Wonen, Zorg en Woonomgeving)

Naast het toepassen van de afwegingskaders voor ordening van transformatie-en nieuwbouwplannen is er de nodige aandacht voor kwalitatief sturen. Hiertoe is per gemeente een kwaliteitsenvelop opgesteld. Hierin zitten (op hoofdlijnen) de onderdelen ‘kwantitatieve opgave’ en ‘duiding van woonzone en woonmilieu’ opgenomen. Per onderdeel wordt ‘lokaal’ richting gegeven. Hierin is onder meer op lokaal niveau de additionele toevoeging van woningbouw op korte en langere termijn benoemd en ingedeeld in marktsegmenten.

afbeelding "i_NL.IMRO.1711.BP20170906-VG01_0010.jpg"

Afbeelding 10: kwaliteitsenvelop gemeente Echt-Susteren (bron: Structuurvisie Wonen, Zorg en Woonomgeving)


De kwaliteitsenvelop Echt-Susteren geeft aan dat het marktbeeld voor wonen met zorg voor ouderen een kansrijk beeld geeft voor geclusterd verzorgd wonen en zorg aan huis/geschikt wonen.

De ruimtelijke opgave voor Sint Joost geeft aan dat er gebouwd wordt binnen de contour, dat inbreiding voor uitbreiding gaat, dat hergebruik van bestaand vastgoed nagestreefd wordt en dat uitbreiding gereduceerd wordt.

Sint Joost kent daarin een kwantitatieve nieuwbouwopgave in de periode van 2014-2017 van minimaal 10 woningen en voor de periode van 2018-2023 van minimaal 15 woningen. In totaal is er in de kern Sint Joost voor de periode tot en met 2023 behoefte aan minimaal 25 woningen.

Kwalitatief ligt het accent op koop geschikt voor senioren en koop rijwoningen. Ten aanzien van het onderwerp zorg en welzijn liggen de accenten op ontmoeting en het faciliteren van eigen kracht.


Conclusie

Voorliggend bestemmingsplan maakt een woningbouwinitiatief mogelijk waarmee maximaal 14 woningen worden gerealiseerd, te weten acht levensloopbestendige woningen en zes vrije sectorwoningen. Hiermee wordt de minimale opgave voor de korte termijn volgens de kwaliteitsenvelop behaald en wordt al voor een deel invulling gegeven aan de minimale opgave voor de termijn 2018 - 2023. Gezien de termijn waarop de woningen gerealiseerd worden, kan hier ook reeds invulling aan worden gegeven. Gezien de totale minimale opgaven in de aangehaalde kwaliteitsenvelop wordt de realisatie van maximaal 14 woningen passend binnen de structuurvisie geacht.

Tevens geeft voorliggend plan aan hetgeen voor deze locatie is opgenomen in de structuurvisie van de gemeente. Hier is de locatie immers al opgenomen als uitleggebied (binnen de provinciale stedelijke contour). Ten tijde van het opstellen van de structuurvisie was er al sprake van een initiatief tot de bouw van 8 tot 12 woningen, ten behoeve van de behoefte uit het dorp Sint Joost. Het plangebied ligt ook binnen het bestemmingsplan voor het stedelijk gebied van de gemeente Echt-Susteren. Hiermee lijkt reeds te zijn voor gesorteerd op de ontwikkeling van de locatie.

Ook geeft het initiatief invulling aan het onderwerp ‘ontmoeting’ door de combinatie van levensloopbestendige woningen en vrije sectorwoningen binnen één planlocatie. Het voorliggende initiatief voldoet aan de uitgangspunten van de structuurvisie Wonen, Zorg en Woonomgeving.

4.4 Gemeentelijk beleid

4.4.1 Structuurvisie Echt-Susteren 2025

De gemeenteraad heeft op 12 december 2012 de Structuurvisie Echt-Susteren 2025 vastgesteld. Met de structuurvisie wordt gekozen voor een benadering waar ontwikkelingen worden toegestaan indien de kwaliteiten van het buitengebied en de kernen er per saldo ook op vooruit gaan. In de structuurvisie is voor zowel het buitengebied als het stedelijk gebied een aantal ambities opgenomen. De ambities voor het stedelijk gebied luiden daarbij als volgt:

  • 1. Realisatie van een woningvoorraad die kwantitatief en kwalitatief aansluit op de vraag;
  • 2. Gericht ruimtegebruik voor en door alle type bedrijven;
  • 3. Concentratie van verstedelijking gericht op behoud van een onderscheidend detailhandelsaanbod;
  • 4. Concentratie en combinatie van maatschappelijke voorzieningen;
  • 5. Behoud van (be)leefbare kernen;
  • 6. Optimale bereikbaarheid van stedelijke functies;
  • 7. Het zijn van een veilige en duurzame gemeente.

Met name de eerst benoemde ambitie is relevant vanuit perspectief van de voorliggende ontwikkeling. In paragraaf 4.3.1 is reeds aangegeven dat de voorliggende ontwikkeling zowel kwantitatief als kwalitatief aansluit op de vraag vanuit de markt.

De gemeente heeft in de structuurvisie een aantal leidende principes geformuleerd die bij elke ruimtelijke afweging gehanteerd worden. Deze principes dragen ertoe bij dat de ruimtelijke kwaliteit leidend is bij het dagelijks handelen van de gemeente. Deze principes zijn:

  • Meer aandacht voor de onderste lagen (bodem, water, landschap, natuur, cultuurhistorie en infrastructuur);
  • Zorgvuldig ruimtegebruik (met oog voor beeldkwaliteit én economie);
  • Grensoverschrijdend handelen en denken;
  • Tegengaan van verstening van het buitengebied;
  • Kwaliteit belangrijker dan kwantiteit;
  • Bereikbaarheid belangrijker dan aanwezigheid of nabijheid.

Ten behoeve van de locatiekeuze voor onderhavige ontwikkeling zijn deze principes zoveel mogelijk toegepast. Zo is er sprake van zorgvuldig ruimtegebruik door ontwikkeling op een locatie waar reeds woningbouw voorzien is, direct grenzend aan bestaand stedelijk gebied, binnen de plangrens van het bestemmingsplan stedelijk gebied van de gemeente Echt-Susteren. De locatie Op de Baant / Bosweg is in de structuurvisie benoemd als mogelijke woningbouwlocatie voor de kern Sint Joost.

In het initiatief is duidelijk sprake van een hoog kwaliteitsniveau qua verschijningsvorm, maar tevens qua ligging en sociale cohesie. Tevens wordt een flink gedeelte van de planlocatie ingericht als groenvoorziening, waarbij de kwaliteit binnen het plangebied duidelijk prevaleert boven de kwantiteit van het aantal woningen dat gerealiseerd gaat worden.

Conclusie

Op basis van het vorengaande kan worden geconcludeerd dat voorliggende ontwikkeling past binnen de ambities, uitgangspunten en principes van de structuurvisie.

4.4.2 Uitvoering regionale structuurvisie Wonen Zorg en Woonomgeving

Het is de ambitie van de gemeenteraad om het in de structuurvisie Wonen, Zorg en Woonomgeving beschreven aantal additioneel toe te voegen woningen t/m 2023 , zijnde 590 woningen, te verspreiden over alle kernen in de gemeente Echt-Susteren. Dit in lijn met de in de structuurvisie opgenomen kwaliteitsenveloppen voor Echt-Susteren en de kern St. Joost.

Het plan Op de Baant is reeds onderdeel van de in de structuurvisie beschreven plancapaciteit per 1 janauri 2014. Het plan Op de Baant betreft geen nieuwe toevoeging aan deze plancapaciteit.

Voor het plan Op de Baant zijn 21 contingenten in deze plancapaciteit meegenomen, daarvan worden er thans 14 ingezet. Concreet betekent dit dat de planvoorraad middels dit plan met 7 woningen afneemt.

De saneringsopgave in het kader van het terugdringen van de plancapaciteit voor de periode 2014 tot en met 2018 bedraagt voor de gemeente Echt-Susteren 130 wooneenheden. Op 1 januari 2017 moesten er nog vier woningen geschrapt worden om aan deze opgave te voldoen. Aan deze opgave wordt middels dit plan voldaan. De gemeente Echt-Susteren zal tot 1 januari 2018 zelfs meer wooneenheden uit de planvoorraad saneren dan op grond van de regionale structuurvisie Wonen, Zorg en Woonomgeving is overeengekomen.

Conclusie

Op basis van het voorgaande kan worden geconcludeerd dat voorliggende ontwikkeling aansluit bij de uitvoering van de regionale structuurvisie Wonen Zorg en Woonomgeving.

Hoofdstuk 5 Uitvoeringsaspecten

In de paragrafen hierna komen diverse uitvoeringsaspecten aan de orde. Voor een aantal uitvoeringsaspecten zijn onderzoeken uitgevoerd. Deze onderzoeken zijn opgenomen in separate rapportages die als bijlage bij deze toelichting zijn gevoegd. Voor inzicht in het gehele onderzoek wordt hier verwezen naar de bijlagen. Hierna is een korte samenvatting van deze onderzoeken aangegeven. Voor alle aspecten is de relevantie voor het plan omschreven.

5.1 Bodem

Ten behoeve van de ontwikkeling van het plangebied is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. De rapportage van dit onderzoek is als bijlage 1 bij de toelichting van dit bestemmingsplan gevoegd.

In dit onderzoek zijn de conclusies van de veldwerkzaamheden en het daarop volgende laboratoriumonderzoek opgenomen.

Op basis van het vooronderzoek conform NEN 5725 konden in de boven- en ondergrond (zeer) licht verhoogde gehalten aan zware metalen, PAK, PCB en/of minerale olie worden verwacht. In het grondwater konden (licht tot sterk) verhoogde gehalten aan zware metalen worden verwacht. Er zijn evenwel geen aanwijzingen verkregen voor de aanwezigheid van een lokale chemische verontreiniging in de grond of in het grondwater en ook niet voor de aanwezigheid van een verontreiniging met asbest in de grond.
Met het veldwerk zijn in of aan de grond geen aanwijzingen gevonden voor de aanwezigheid voor chemische bodemverontreiniging of voor asbest in de grond. Met het laboratoriumonderzoek is in de bovengrond van het westelijke deel van de onderzoekslocatie slechts een zeer lichte verontreiniging met lood aangetoond. Daarnaast zijn in de grond geen verhoogde gehalten aangetoond. De hypothese ‘onverdacht’ ten aanzien van de chemische kwaliteit van de grond, wordt door de resultaten van het verkennend bodemonderzoek bevestigd.

In het grondwater zijn evenwel een sterk verhoogd gehalte aan nikkel aangetoond en
daarnaast nog licht verhoogde gehalten aan barium, kobalt, zink en naftaleen. De (licht en sterk) verhoogde gehalten aan zware metalen en barium in het grondwater zijn waarschijnlijk regionaal en diffuus van aard en niet afkomstig van een lokale (antropogene) bron van verontreiniging. Her bemonstering of nader onderzoek naar de
nikkelverontreiniging in het grondwater wordt derhalve niet noodzakelijk geacht. De oorzaak van de lichte verontreiniging met naftaleen in het grondwater is onbekend. De mate van verontreiniging is evenwel van dien geringe aard (0,006x T) dat nader onderzoek naar de oorzaak van de verontreiniging niet noodzakelijk is.

De hypothese ‘onverdacht’ ten aanzien van de chemische kwaliteit van het grondwater, moet door de resultaten van het verkennend bodemonderzoek echter worden verworpen.

Relevantie voor het plan

De chemische kwaliteit van de grond en het grondwater van de onderzoekslocatie aan de Bosweg te Sint Joost vormt geen belemmering voor de wijziging van de bestemming van ‘Agrarisch’ naar ‘Wonen', noch voor de aanvraag van een Omgevingsvergunning voor bouwen. Het aspect bodem staat de realisatie van het initiatief en de planvorming niet in de weg.

5.2 Archeologie

Eind 2016, begin 2017 is op basis van een Archeologisch Bureauonderzoek een inventariserend veldonderzoek door middel van proefsleuven uitgevoerd binnen het plangebied. De rapportage van dit onderzoek is als bijlage bij de toelichting van dit bestemmingsplan gevoegd.

Het inventariserende veldonderzoek heeft uitgewezen dat zich in het plangebied een deel van een urnenveld bevindt uit de Late Bronstijd - Vroege Ijzertijd, de zogenaamde unenveldperiode en een nederzettingsterrein uit de Volle Middeleeuwen.

Dit nederzettingsterrein wordt als behoudenswaardig gezien en is om die reden opgegraven.

Uit het onderzoek volgt de aanbeveling het plangebied vrij te geven voor verdere ontwikkeling. Zoals gezegd is de vindplaats uit de volle Middeleeuwen opgegraven voor zover deze binnen het plangebied lag. Naar verwachting zullen zich in het lagere deel van het plangebied geen archeologische waarden meer bevinden. Daarbij zal het lagere deel van het plangebied worden opgehoogd waardoor mogelijk aanwezige waarden behouden blijven.

Relevantie voor het plan

Aan de hand van de uitgevoerde onderzoeken is het plangebied bij selectiebesluit d.d. april 2017 (brief dd. 25 april 2017) vrijgegeven voor verdere ontwikkeling. Zie hiervoor bijlage 3 bij deze toelichting.

Het aspect archeologie staat de ontwikkelingen binnen het plangebied niet in de weg en heeft ook geen consequenties voor voorliggend bestemmingsplan.

5.3 Water

Om de effecten van de voorgenomen ontwikkeling op de waterhuishouding inzichtelijk te maken, is in januari 2017 een watertoets uitgevoerd. De volledige rapportage van deze watertoets is als bijlage 4 bij de toelichting opgenomen. De conclusies en aanbevelingen van de watertoets zijn hierna opgenomen.


Naar verwachting zijn er binnen het woningbouwplan onvoldoende mogelijkheden voor hergebruik van hemelwater. Voor de planrealisatie heeft het daarom de voorkeur het hemelwater te infiltreren in de bodem. Dit is voor wat betreft de gemeente Echt-Susteren de op één na meest wenselijke oplossing.


Het hemelwater kan geborgen en geïnfiltreerd worden middels een bovengrondse infiltratievoorziening of als alternatief een ondergrondse IT-leiding met lava-omhulling. De ondergrondse voorziening heeft een bergingscapaciteit die gelijk is aan 35 mm neerslag (gerekend over het aan te sluiten verharde oppervlak). De bergingsopgave die ontstaat bij heftigere buien (T=100) wordt bovengronds geborgen en geïnfiltreerd via bergings- en infiltratievoorzieningen in de groenvoorzieningen binnen het plangebied.


Op basis van de bodemsamenstelling in de omgeving is de verwachting dat het vereiste infiltrerend vermogen van 0,17 m/dag voor de bovengrondse voorziening, of 0,48 m/dag voor de ondergrondse voorziening, behaald kan worden. Wanneer het infiltrerend vermogen bij een infiltratieonderzoek onvoldoende blijkt te zijn, kunnen maatregelen worden getroffen om het infiltrerend vermogen te verhogen, zoals het vergroten van het infiltrerend oppervlak. Hierbij dient echter rekening gehouden te worden met de grondwaterstand. De maximale ondergrens van open bergingsvoorzieningen is gelijk aan de GHG (NAP + 25,0 m).


Relevantie voor het plan

Het plan voor de realisatie van de maximaal 14 woningen is vanuit het aspect water uitvoerbaar, mits in de nadere technische invulling van het ontwerp aantoonbaar wordt voldaan aan het gestelde in deze watertoets. Het aspect 'water' staat de realisatie van woningen binnen het plangebied niet in de weg.

5.4 Flora en fauna

Bouwactiviteiten kunnen in beginsel leiden tot negatieve effecten op planten en dieren die beschermd zijn krachtens de Wet natuurbescherming. Dit geldt zowel voor soorten die in als in de directe omgeving van het plangebied aanwezig zijn. Door middel van een veldcontrole is in januari 2017 de geschiktheid van de locatie beoordeeld als groeiplaats en/of leefgebied voor beschermde soorten. De rapportage van deze veldcontrole is als bijlage 5 bij deze toelichting gevoegd.

Uit de via de veldcontrole verkregen gegevens wordt geconcludeerd dat de voorgenomen ontwikkeling in het plangebied mogelijk nadelige effecten heeft voor beschermde soorten. Hierdoor zijn bij de uitvoering van de werkzaamheden mitigerende maatregelen noodzakelijk. Indien de mitigerende maatregelen in acht worden genomen, bestaat er geen ontheffingsplicht en bestaan er vanuit de Flora- en faunawet geen belemmeringen voor vaststelling van het voorliggende bestemmingsplan.

Op grond van de veldcontrole kunnen algemeen voorkomende broedvogels, algemeen voorkomende kleine zoogdieren en algemeen voorkomende amfibieën worden verwacht.

Permanente negatieve effecten als gevolg van de bouw van de woningen worden niet verwacht. Op basis van de resultaten uit dit verkennend flora- en faunaonderzoek, blijkt dat tijdens de werkzaamheden voor de woningbouw aan de Bosweg negatieve effecten kunnen worden veroorzaakt op beschermde diersoorten.

Het plangebied is in potentie geschikt als leefgebied voor kleine, algemeen voorkomende zoogdiersoorten en als landhabitat voor zwervende, algemeen voorkomende amfibieën. De omgeving van het plangebied biedt ruim voldoende alternatief leefgebied voor een gunstige staat van instandhouding van deze soorten. Bovendien wordt een deel van de toekomstige inrichting (groen en tuinen) weer geschikt als leefgebied en landhabitat voor deze soorten.
Permanente negatieve effecten als gevolg van de ingreep worden daarom niet verwacht. De werkzaamheden zelf hebben mogelijk wel een negatief effect op individuen van voorkomende soorten. Kleine zoogdiersoorten en amfibieën worden mogelijk gedood of vaste rust- en verblijfplaatsen worden mogelijk vernield (Wn artikel 3.10.1).

De mogelijk voorkomende zoogdier- en amfibiesoorten zijn in de provinciale verordening van de provincie Limburg vrijgesteld van ontheffing voor het vernielen van vaste rust- en verblijfplaatsen. Het doden van individuen van deze soorten blijft verboden, maar het vangen daarentegen is wel vrijgesteld van ontheffing. Door middel van zorgvuldig handelen tijdens de uitvoering van de werkzaamheden kan daarom een overtreding van de Wet natuurbescherming voorkomen worden. Dit houdt in dat aangetroffen individuen van de soort verjaagd dienen te worden of gevangen en vrijgelaten dienen te worden in het aanliggend gebied, buiten invloed van de werkzaamheden.


Relevantie voor het plan

Het aspect Flora en fauna staat de ontwikkeling van de woningen binnen het plangebied niet in de weg. Wel dient tijdens de uitvoering van de werkzaamheden rekening te worden gehouden met eventueel aanwezige soorten.

 

5.5 Milieu

5.5.1 Akoestiek

Het plangebied ligt binnen de wettelijk vastgestelde geluidzone van de Schrevenhofsweg. Verder ligt het plangebied niet binnen de zone van andere wegen,
industrieterreinen of spoorwegen. Conform de Wet geluidhinder is daarom een onderzoek uitgevoerd naar de geluidbelasting vanwege deze weg. Dit onderzoek is als bijlage 6 toegevoegd aan dit bestemmingsplan.

De geluidbelasting is getoetst aan de voorkeursgrenswaarde en maximale ontheffingswaarde uit de Wet geluidhinder. In het kader van een goede ruimtelijke ordening zijn de relevante 30 km/uur-wegen) in de directe nabijheid van het plan meegenomen. Daarnaast is in het kader van een goede ruimtelijke ordening ook de geluidbelasting ten gevolge van het parkeren in de omgeving inzichtelijk gemaakt.Het onderzoek is uitgevoerd volgens de regels van het Reken- en meetvoorschrift geluid 2012.

Wet geluidhinder
De geluidbelasting ten gevolge van de Schrevenhofsweg bedraagt ten hoogste 34 dB
(inclusief aftrek artikel 110g Wet geluidhinder) ter plaatse van de nieuwe woningen binnen het plangebied. Hiermee wordt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB gerespecteerd.

Goede ruimtelijke ordening

30 km/uur-wegen

De geluidbelasting vanwege de afzonderlijke 30 km/uur-wegen zijn te classificeren als
“goed”. Derhalve is bij de bestaande woningen sprake van een aanvaardbaar akoestisch
woon- en leefklimaat.


Cumulatieve geluidbelasting

De hoogste gecumuleerde geluidbelasting bedraagt 50 dB (exclusief aftrek artikel 110g Wet geluidhinder). Overeenkomstig “methode Miedema” is dit de classificeren als ‘redelijk’ en is er derhalve sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.


Nieuwe ontsluitingsweg

De geluidbelasting ten gevolge van de nieuwe ontsluitingsweg bedraagt ten hoogste 49
dB (exclusief aftrek artikel 110g Wet geluidhinder) ter plaatse van de bestaande woningen. Overeenkomstig de Lden classificering volgens methode Miedema, is de geluidbelasting vanwege de nieuwe ontsluitingsweg te classificeren als “goed”. Derhalve is bij de bestaande woningen sprake van een aanvaardbaar akoestisch woon- en leefklimaat.


Parkeren

Ten gevolge van het parkeren bedraagt het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau ter plaatse van de bestaande woningen ten hoogste 27 dB(A) in de dag-, 28 in de avond- en 22 dB(A) in de nachtperiode (33 dB(A) etmaalwaarde). Hiermee wordt de richtwaarde van 45 dB(A) etmaalwaarde uit stap 2 van de VNG-publicatie “Bedrijven en milieuzonering” gerespecteerd.

Ten gevolge van de optredende piekgeluiden (dichtslaan portieren) bedraagt het maximaal geluidniveau ten hoogste 64 dB(A) in de dag-, avond- en nachtperiode (74 dB(A) etmaalwaarde). Hiermee wordt de richtwaarde van 65 dB(A) etmaalwaarde uit stap 2 van de VNG-publicatie “Bedrijven en milieuzonering” niet gerespecteerd. De richtwaarde van 70 dB(A) etmaalwaarde uit stap 3 van de VNG-publicatie wordt eveneens niet gerespecteerd. Door het plaatsen van een scherm met een hoogte van 1,5 meter nabij de woning Bosweg 26 en een scherm met een hoogte van 4 meter nabij de woning Bosweg 24 respecteert de geluidbelasting de richtwaarde van 70 dB(A) etmaalwaarde van stap 3 uit de VNG-publicatie.

Het plaatsen van schermen met dergelijke afmetingen op deze locatie acht het bevoegd gezag niet aanvaardbaar. Dit doet afbreuk aan de stedenbouwkundige situatie, het straatbeeld en de verkeersveiligheid ter plaatse. In de regels van het bestemmingsplan is geborgd dat parkeervoorzieningen op eigen terrein dienen te worden gerealiseerd. De parkeervoorzieningen ter hoogte van Bosweg 24 en 26, bij de ingang van het plangebied worden met name gebruikt door bezoekers van de woningen in het plangebied en zijn dus niet permanent in gebruik. Gezien het voorgaande wordt het plaatsen van schermen ter hoogte van de entree van het plangebied niet wenselijk geacht.

Relevantie voor het plan

Het aspect geluid vanwege omliggende wegen vormt in het kader van de Wet geluidhinder en in het kader van een goede ruimtelijke ordening geen belemmering voor de realisatie van het plan.

5.5.2 Bedrijven en milieuzonering

In de omgeving van het plangebied kunnen bedrijven en inrichtingen aanwezig zijn waarbij scheiding tussen deze functies en verblijfsfuncties (milieuzonering) ten behoeve van een goed woon- en leefklimaat van belang is. Om dit inzichtelijk te maken is in januari / februari 2017 een onderzoek uitgevoerd in het kader van bedrijven en milieuzonering. Dit onderzoek is als bijlage 7 bij dit bestemmingsplan gevoegd.

De omgeving van het plangebied is aangemerkt als 'rustige woonwijk' overeenkomstig de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (editie 2009). De nieuwe woningen die met de voorgenomen ontwikkeling mogelijk worden gemaakt zijn niet gelegen binnen de richtafstanden van bedrijven in de omgeving van het plangebied. Hiermee kan worden geconcludeerd dat de richtafstanden van deze bedrijven worden gerespecteerd en dat er daarmee voldoende ruimtelijke scheiding is voor het garanderen van een goed woon- en leefklimaat. Vanuit het oogpunt van milieuzonering is er geen belemmering voor realisatie van het plan.

Relevantie voor het plan

Vanuit het oogpunt van bedrijven en milieuzonering zijn er geen belemmeringen of aandachtspunten voor ontwikkeling van woningen binnen het plangebied.

5.5.3 Externe veiligheid

Inleiding

Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico’s voor de omgeving vanwege handelingen met gevaarlijke stoffen. Deze handelingen kunnen zowel betrekking hebben op het gebruik, de opslag en de productie, als op het transport van gevaarlijke stoffen.

Uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) vloeit de verplichting voort om in ruimtelijke plannen in te gaan op de risico’s in het plangebied ten gevolge van handelingen met gevaarlijke stoffen. De risico’s dienen te worden beoordeeld op twee maatstaven, te weten:

  • Het plaatsgebonden risico.
  • Het groepsrisico.


Het plaatsgebonden risico

Het plaatsgebonden risico beschrijft de kans per jaar dat een onbeschermd individu komt te overlijden door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het plaatsgebonden risico wordt uitgedrukt in risicocontouren rondom de risicobron (bedrijf, weg, spoorlijn etc.), waarbij de 10-6 contour (kans van 1 op 1 miljoen op overlijden) de maatgevende grenswaarde is.

Het groepsrisico

Het groepsrisico beschrijft de kans dat een groep van 10 of meer personen gelijktijdig komt te overlijden ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico geeft een indicatie van de maatschappelijke ontwrichting in geval van een ramp. Het groepsrisico wordt uitgedrukt in een grafiek, waarin de kans op overlijden van een bepaalde groep (bijvoorbeeld 10, 100 of 1000 personen) wordt afgezet tegen de kans op overleven. Voor het groepsrisico geldt de oriëntatiewaarde als ijkpunt in de verantwoording (géén norm). Voor elke verandering van het groepsrisico (af- of toename) in het invloedsgebied moet verantwoording worden afgelegd, over de wijze waarop de toelaatbaarheid van deze verandering in de besluitvorming is betrokken. Samen met de hoogte van het groepsrisico moeten andere kwalitatieve aspecten worden meegewogen in de beoordeling van het groepsrisico. Onder deze aspecten vallen zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid.


Plangebied

De provincie Limburg heeft een risicokaart samengesteld waarop de meest belangrijke risico veroorzakende bedrijven, objecten en transportroutes zijn aangegeven. Het gaat hierbij onder meer om risico’s van opslag van patronen, stofexplosies, opslag van gasflessen, ammoniakinstallaties, (LPG)-tankstations, transport van gevaarlijke stoffen enz.

afbeelding "i_NL.IMRO.1711.BP20170906-VG01_0011.jpg"

Afbeelding 11: risico's in de omgeving van het plangebied (bron: www.risicokaart.nl)

Inrichtingen

Het externe veiligheidsbeleid voor handelingen met en opslag van gevaarlijke stoffen binnen inrichtingen is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de bijbehorende Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi), welke in 2004 in werking zijn getreden.
Binnen en in de directe nabijheid van het plangebied zijn geen inrichtingen aanwezig welke vallen onder de werking van het Bevi. De dichtstbij gelegen inrichting waar handelingen met of opslag van gevaarlijke stoffen plaatsvinden is gelegen ten westen van de N276 op een afstand van meer dan 800 meter. Het betreft een opslag van gevaarlijke stoffen aan Fahrenheitweg 1 in Echt, waarvan de plaatsgebonden risicocontour nagenoeg geheel binnen de eigen inrichting ligt. Het plangebied is hiermee niet binnen deze risicocontour gesitueerd.

Transportroutes

Het externe veiligheidsbeleid voor transport van gevaarlijke stoffen over onder meer wegen, spoorlijnen en vaarwegen is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt). Binnen het plangebied zijn geen transportroutes voor gevaarlijke stoffen aanwezig welke vallen onder de reikwijdte van het Bevt. Ten westen van het plangebied ligt de provinciale weg N276. Dit betreft een transportroute voor gevaarlijke stoffen. De plaatsgebonden risicocontour 10-6 van deze weg bedraagt 0 meter. Het plangebied ligt op ruim 500 meter van de provinciale weg, waarmee het buiten het invloedsgebied in het kader van het groepsrisico van deze route ligt. Hiermee vindt er geen toename plaats van het aantal aanwezige personen binnen het invloedsgebied, waardoor het groepsrisico niet wordt beïnvloed.

Buisleidingen

Het externe veiligheidsbeleid voor transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de bijbehorende Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb), welke op 1 januari 2011 in werking zijn getreden. Het Bevb regelt onder andere welke veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden rond buisleidingen met gevaarlijke stoffen. De normstelling is in lijn met het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).

Binnen het plangebied zijn geen buisleidingen, bedoeld voor het transport van gevaarlijke stoffen, gelegen. Uit de afbeelding hiervoor blijkt dat op ruim 250 meter van het plangebied twee ondergrondse hoge druk aardgasleidingen aanwezig zijn. Het gaat om de volgende buisleidingen die op ruim 250 meter van het plangebied liggen:

leidingnaam   diameter (mm)   druk (bar)   100% letaliteit (m)   1% letaliteit (m)   groepsrisico  
A-521   914   66,2   180   430   <0,1 OW  
A-585   1067   66,2   190   490   <0,1 OW  

Tabel 1: transportleidingen

Op grond van het Bevb is de Veiligheidsregio in de gelegenheid gesteld om advies uit te bregen. Dit advies is aangevraagd en voor zover mogelijk in het bestemmingsplan verwerkt. Zie ook bijlage 8 van deze toelichting.

Binnen het plangebied liggen geen PR 10-6 contouren. Van de overige risicobronnen in de omgeving reikt het invloedsgebied niet tot het plangebied. De woningen worden geprojecteerd op ruim 250 meter afstand van de buisleidingen. Verwacht wordt dat, gelet op de afstand tot de buisleidingen, het groepsrisico als gevolg van de ontwikkeling laag blijft ( < 0,1 OW). Het realiseren van de woningen is niet in strijd met de grenswaarde van het plaatsgebonden risico als gevolg van de aardgasleidingen.

Relevantie voor het plan

Vanuit het aspect externe veiligheid wordt er aan de hand van het voorgaande vanuit gegaan dat er geen beperkingen zijn voor de ontwikkeling van realisatie van maximaal 14 woningen binnen het plangebied.

Bij de Veiligheidsregio is advies aangevraagd op grond van het Bevb. Dit advies is voor zover mogelijk in dit bestemmingsplan verwerkt en als bijlage 8 bij dit bestemmingsplan gevoegd.

5.5.4 Luchtkwaliteit

Inleiding

Sinds 15 november 2007 is de Wet luchtkwaliteit in werking getreden en staan de hoofdlijnen voor regelgeving rondom luchtkwaliteitseisen beschreven in de Wet milieubeheer (hoofdstuk 5 Wm). Hiermee is het Besluit luchtkwaliteit 2005 vervallen. Artikel 5.16 Wm (lid 1) geeft weer, onder welke voorwaarden bestuursorganen bepaalde bevoegdheden (uit lid 2) mogen uitoefenen. Als aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan, vormen luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van de bevoegdheid:

  • a. er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
  • b. een project leidt, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • c. een project draagt ‘niet in betekenende mate’ (NIBM) bij aan de luchtverontreiniging;
  • d. een project past binnen het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit), of binnen een regionaal programma van maatregelen.

Het Besluit NIBM Deze AMvB legt vast, wanneer een project niet in betekenende mate (NIBM) bijdraagt aan de concentratie van een bepaalde stof. De achtergrond van het beginsel 'Niet in betekenende mate' een ontwikkeling voor de luchtkwaliteit in een aantal gevallen (beschreven in de ministeriële Regeling NIBM) worden tenietgedaan door de ontwikkeling van bijvoorbeeld schonere motoren in het gehele land.

Op 1 augustus 2009 is het nationaal samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit (NSL) in werking getreden. Hierdoor dient bij plannen die de luchtkwaliteit beïnvloeden niet langer te worden uit gegaan van de normen uit de interim-periode. Nu het NSL in werking is getreden is een project NIBM, als aannemelijk is dat het project een toename van de concentratie veroorzaakt van maximaal 3%. De 3% grens wordt gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2). Dit komt overeen met 1,2 microgram/m3 voor zowel fijn stof en NO2. Als de 3% grens voor PM10 of NO2 niet wordt overschreden, dan hoeft geen verdere toetsing aan grenswaarden plaats te vinden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1711.BP20170906-VG01_0012.jpg"

Tabel 2: nationaal samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit, grensnorm (bron: nationaal samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit)


De NIBM-grens houdt in dat met de bouw tot maximaal 1.500 woningen of 100.000 m2 kantoorruimte beneden het criterium van 3% gebleven wordt. Zodra ontwikkelingen plaatsvinden die deze grens overschrijden dienen de effecten op de luchtkwaliteit onderzocht te worden.

Relevantie voor het plan

Voorliggend bestemmingsplan maakt de ontwikkeling van maximaal 14 woningen met 2 ontsluitingswegen mogelijk. Er wordt daarmee ruim onder de 3% norm van 3.000 woningen gebleven, waarmee geconcludeerd kan worden dat het voorliggende plan niet in betekende mate bijdraagt aan de concentraties van voor luchtkwaliteit relevante stoffen. Een verdere toetsing aan de grenswaarden is daarom niet aan de orde.

5.6 Verkeer

In het plangebied worden acht levensloopbestendige woningen en zes vrije sectorwoningen gerealiseerd. In de CROW-publicatie "Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie" zijn cijfers opgenomen voor de parkeerbehoefte en de verkeersgeneratie van verschillende typen woningen.

Voor de acht levensloopbestendige woningen voor de doelgroep senioren zijn geen exacte normen opgenomen. Wel zijn er normen voor aanleunwoningen en serviceflats bekend, maar dit is niet vergelijkbaar met de woningen zoals die in het plangebied worden gerealiseerd. Er is uitgegaan van de (hogere) kencijfers voor koopwoningen op een hoek. Hiervoor geldt een norm van 1,6 tot 2,4 parkeerplaatsen per woning.
Voor de zes vrije sectorwoningen in de koopsector geldt in een weinig stedelijk gebied, woonomgeving "rest bebouwde kom" een norm van minimaal 1,9 en maximaal 2,7 parkeerplaats per woning.

Voorgaande houdt in dat in het plangebied tussen de 24 en 36 parkeerplaatsen moeten worden aangelegd. In het ontwerp is rekening gehouden met 28 parkeerplaatsen. Gezien de aanname van hogere kencijfers voor de levensloopbestendige (patio)woningen wordt het aantal van 28 parkeerplaatsen voldoende geacht.


Op basis van voornoemde CROW-publicatie alsmede de in het vorengaande gehanteerde woningtypen en woonomgevingen is ook de verkeersgeneratie van de voorgenomen ontwikkeling bepaald. In totaal worden er als gevolg van deze ontwikkeling maximaal 118 verkeersbewegingen per etmaal gegenereerd. Het omliggende wegennet heeft voldoende capaciteit om deze toename aan verkeersbewegingen af te wikkelen.

Relevantie voor het plan

Het plan voorziet in voldoende parkeergelegenheid voor de te realiseren woningen. In de regels van dit bestemmingsplan is opgenomen dat per vrijstaande woningen minimaal 2 parkeerplaatsen op eigen terrein dienen te worden gerealiseerd. Voor de levensloopbestendige woningen is in de regels opgenomen dat er per woning minimaal 1 parkeerplaats op eigen terrein dient te worden voorzien.

Wat betreft verkeersafwikkeling leidt het initiatief niet tot problemen. Vanuit het aspect verkeer wordt het initiatief toelaatbaar geacht.

5.7 Niet gesprongen explosieven

In de Tweede Wereldoorlog hebben in Susteren en omgeving oorlogshandelingen plaatsgevonden. Als gevolg daarvan kan de aanwezigheid van niet gesprongen conventionele explosieven niet worden uitgesloten. Om dit inzicht voorafgaand aan grondwerkzaamheden in het plangebied te verkrijgen, is in het najaar van 2016 een risicoanalyse met betrekking tot de aanwezigheid van niet gesprongen explosieven uitgevoerd. De volledige rapportage van deze risicoanalyse is als bijlage 9 bij deze toelichting opgenomen.

Tijdens de opsporingswerkzaamheden zijn geen conventionele explosieven of restanten hiervan aangetroffen. Wel zijn diverse bodemvreemde materialen aangetroffen welke ijzerhoudend zijn, zoals draad, (rode)baksteen, hoefijzers, etc.

Een klein gedeelte van het totale onderzoeksgebied was niet toegankelijk voor detectie en is derhalve ook niet onderzocht.

Binnen de gedetecteerde gebieden is de kans dat nog conventionele explosieven worden aangetroffen minimaal en verwaarloosbaar. Aangezien er in het gehele projectgebied geen conventionele explosieven of restanten hiervan zijn aangetroffen en slechts een heel klein gedeelte van het complete onderzoeksgebied niet is gedetecteerd is de kans dat binnen deze gebieden nog conventionele explosieven aanwezig zijn ook minimaal en verwaarloosbaar.

Aan de hand hiervan wordt gesteld dat de kans op het aantreffen van conventionele explosieven binnen het plangebied leidt tot een aanvaardbaar risico wat nog kleiner is dan in de rest van (niet verdacht) Nederland.

Relevantie voor het plan

Uit het hiervoor kort omschreven onderzoek blijkt dat de realisatie van het initiatief niet in de weg wordt gestaan door de eventuele aanwezigheid van conventionele explosieven.

Hoofdstuk 6 Juridische verantwoording

6.1 Algemeen

De in deze toelichting beschreven aspecten hebben als basis gediend voor het opstellen van een juridisch plan, dat zoveel mogelijk is afgestemd op de geldende bestemmingsplannen binnen de gemeente Echt-Susteren. Teneinde het voorgenomen initiatief te kunnen realiseren heeft een juridische vertaling van het plan in planregels en verbeelding plaatsgevonden. De planregels zijn gerelateerd aan de verbeelding. Verbeelding en planregels dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast conform de bepalingen in Wro, Bro en SVBP 2012.

6.2 Verbeelding

Op de verbeelding hebben alle gronden binnen het plangebied een bestemming gekregen. Binnen een bestemming kunnen nadere aanduidingen zijn opgenomen. Deze aanduidingen hebben juridische betekenis indien en voor zover deze daaraan in de planregels wordt gegeven. Een aantal aanduidingen heeft geen juridische betekenis en is uitsluitend op de verbeelding aangegeven ten behoeve van de leesbaarheid, zoals kadastrale en topografische gegevens.

6.3 Planregels

De planregels zijn opgesteld op basis van de landelijke standaarden zoals vastgelegd in het rapport Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen. De planregels zijn conform deze standaard verdeeld in vier hoofdstukken, te weten hoofdstuk 1 Inleidende regels, hoofdstuk 2 Bestemmingsregels, hoofdstuk 3 Algemene regels en hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels.


Hoofdstuk 1 bevat de begrippen en de wijze van meten. In hoofdstuk 2 zijn de regels opgenomen behorende bij de bestemmingen die op de verbeelding aan de gronden zijn toegekend. In hoofdstuk 3 zijn algemene regels opgenomen die op het gehele plangebied van toepassing zijn dan wel aanduidingen die betrekking hebben op meer dan één bestemmingsvlak. Hierbij dient gedacht te worden aan aanduidingsregels behorende bij de Roerdalslenk. In hoofdstuk vier zijn de regels opgenomen waarmee het overgangsrecht wordt geregeld en is een artikel opgenomen waarin de formele naamgeving van de planregels is vastgelegd.


Hoofdstuk 1, 3 en 4 zijn vrij algemeen van aard en worden niet nader beschreven in deze paragraaf. Onderstaand zijn de gebruikte bestemmingen toegelicht, zoals opgenomen in hoofdstuk 2 van de planregels.


Artikel 3 ‘Wonen’

De kern van de voorgenomen ontwikkeling betreft de nieuwbouw van woningen. Ten behoeve van de nieuwe woningen zijn bouwvlakken voor de hoofdgebouwen op de verbeelding opgenomen, waarbij in de regels is opgenomen dat hoofdgebouwen uitsluitend ter plaatse van een bouwvlak zijn toegestaan. Tevens zijn per bouwvlak het maximaal aantal woningen en de maximale goot- en bouwhoogte van de nieuwe woningen opgenomen door middel van een aanduiding op de verbeelding en bijbehorende regels. Ook is in de regels het aantal parkeerplaatsen opgenomen dat per woning dient te worden gerealiseerd.

Artikel 4 ‘Verkeer’
De toekomstige verkeersstructuur binnen het plangebied is vastgelegd door het toekennen van de bestemming ‘Verkeer’ aan deze gronden. Binnen ‘Verkeer’ wordt zowel de toekomstige woonstraat opgenomen, evenals de parkeervoorzieningen ten behoeve van de woningen.

Artikel 5 ‘Groen’

In het oostelijke deel van het plangebied wordt een deel ingericht met groenvoorziening. Ten behoeve van het duurzame behoud van deze groenvoorziening is aan deze gronden de bestemming ‘Groen’ toegekend. Binnen de bestemming ‘Groen’ zijn de gebruiks- en bouwmogelijkheden beperkt. Gebruik ten behoeve van groendoeleinden en speelvoorzieningen is toegestaan, evenals kleinschalige bebouwing, onder meer in de vorm van speeltoestellen.

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

7.1 Economische uitvoerbaarheid

De Wet ruimtelijke ordening (artikel 6.12.1) verplicht gemeenten gelijktijdig met een ruimtelijk besluit, zoals een bestemmingsplan een exploitatieplan vast te stellen, indien er sprake is van een bij wet aangewezen bouwplan. De gemeente kan hiervan afwijken door het sluiten van een anterieure overeenkomst met de ontwikkelende partij, op basis waarvan het kostenverhaal anderszins verzekerd is.


De voorliggende ontwikkeling wordt geheel gefinancierd vanuit particuliere middelen. Er is met de ontwikkelende partij een anterieure overeenkomst gesloten, inclusief een planschadeverhaalsovereenkomst. De financiële haalbaarheid is hiermee in voldoende mate gewaarborgd.

7.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

7.2.1 Informeren

Op 9 maart 2017 heeft er een informatie avond plaatsgevonden in Sint Joost. Belangstellenden hebben kennis kunnen nemen van het initiatief en zijn op de hoogte gesteld van de verdere planprocedure.

Gedurende de planvorming is er discussie ontstaan over het type te bouwen woningen en rees de vraag of hiermee invulling wordt gegeven aan de lokale woningbehoefte.

Onder de inwoners van Sint Joost heeft daarom een woonbehoefte onderzoek plaats gevonden. De uitkomsten van dit onderzoek zijn voor de gemeente, de Stichting Gemeenschapsbelangen Sint Joost en BurgtBouw aanleiding geweest om met de geïnteresseerden in gesprek te gaan over de woningen binnen het plan. Deze gesprekken hebben plaatsgevonden op 5 en 6 september en 12 oktober 2017. Mede naar aanleiding van deze gesprekken is het programma binnen het bestemmingsplan gewijzigd. In het ontwerpbestemmingsplan werd voorzien in starterswoningen. Deze zijn nu niet meer opgenomen in het bestemmingsplan, omdat hier minder / geen behoefte aan blijkt te zijn.

7.2.2 Vooroverleg en zienswijzen

Artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening geeft aan dat burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan, waar nodig, overleg dienen te plegen met betrokken instanties. De provincie Limburg heeft in dit kader een aantal opmerkingen geplaatst. Deze komen aan de orde in het zienswijzenrapport dat als bijlage 10 bij deze toelichting is gevoegd.

Het ontwerpbestemmingsplan heeft vanaf 17 maart 2017 gedurende een periode van 6 weken ter visie gelegen. Hierbij is de mogelijkheid geboden binnen deze termijn schriftelijke en/of mondelinge zienswijzen in te dienen bij de gemeenteraad. Een en ander is conform het daartoe in de Wet ruimtelijke ordening en de Algemene wet bestuursrecht bepaalde openbaar bekend gemaakt middels publicatie op 16 maart 2017 in de Nederlandse Staatscourant en 't Waekblaad, alsmede op het gemeentelijk publicatiebord en de gemeentelijke website (www.echt-susteren.nl) en via www.ruimtelijkeplannen.nl. Er zijn 3 schriftelijke zienswijzen binnengekomen. In bijlage 10 van deze toelichting is het zienswijzenrapport opgenomen. In dit zienswijzenrapport zijn de binnengekomen zienswijzen van een reactie voorzien. Indien aan de orde, is aangegeven of het plan is aangepast naar aanleiding van de ingediende zienswijze.

Ook is gesproken met personen die een zienswijze hebben ingediend. Mede naar aanleiding hiervan en het vernieuwde inzicht in behoefte aan woningen is het bestemmingsplan aangepast. Zie ook in de paragraaf hiervoor en in bijlage 10 van deze toelichting.