Plan: | Camping Zonnedorp Renesse |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1676.00378BphRE-VA01 |
Camping Zonnedorp, gelegen aan de Korte Moermondsweg in Renesse (gemeente Schouwen-Duiveland), heeft een grootschalige kwaliteitsverbetering ondergaan. Naast de gemeenschappelijke voorzieningen, is ook de oppervlakte van de standplaatsen voor caravans vergroot, zijn 31 nieuwe kampeerhuisjes gerealiseerd en wordt aan de noordzijde van de camping het terrein van de camping vergroot met het aangrenzende bosje, dat is gelegen tussen de camping, de parkeerplaats en de Rampweg. Op deze locatie, langs de Rampweg, zijn 6 nieuwe kampeerhuisjes beoogd. Deze kampeerhuisjes zijn bedoeld voor mindervaliden (hierna miva).
Ten behoeve van de ontwikkeling van de 6 miva-recreatieverblijven buiten het bestaande campingterrein is natuurmitigatie noodzakelijk. Die nieuwe ontwikkeling van natuur wordt gerealiseerd aan de overzijde van de Korte Moermondsweg, aansluitend op het daar al bestaande natuurgebied. Dit gebied is nauw verweven met Camping Zonnedorp zowel qua ligging als extensief recreatief gebruik. Daarnaast dient de aanwezigheid van het parkeerterrein aan de overzijde van de Korte Moermondsweg te worden gelegaliseerd en te worden gemitigeerd. Tot slot overschrijdt het aantal toeristische standplaatsen ter plaatse van de fruitboomgaard het in het geldende bestemmingsplan toegestane aantal. Deze onderdelen maken dan ook onderdeel uit van dit bestemmingsplan.
De bestaande situatie (gedeeltelijk) en de beoogde ontwikkeling passen niet geheel in het geldende bestemmingsplan 'Kop van Schouwen'. Om de genoemde onderwerpen planologisch mogelijk te maken, dient het bestemmingsplan gewijzigd te worden. Met het vaststellen van dit bestemmingsplan wordt de totale ontwikkeling van Camping Zonnedorp planologisch mogelijk gemaakt.
Het plangebied ligt ten noorden van de kern Renesse in de gemeente Schouwen-Duiveland. De locatie ligt tegen de duinen aan, die toegang bieden tot het Noordzee strand. Het plangebied bestaat uit twee delen, die door de Korte Moermondsweg van elkaar worden gescheiden.
Het noordelijke deel bestaat uit het bestaande terrein van Camping Zonnedorp inclusief de beoogde uitbreiding ten behoeve van de zes miva-kampeerhuisjes en de gronden van de voormalige fruitboomgaard.
Langs de noordzijde van Camping Zonnedorp ligt de weg Rampweg met aansluitend het natuurlijk duingebied. Aan de oostelijke zijde van het plangebied ligt Camping International. Aan de westzijde liggen verschillende functies zoals een parkeerterrein, woningen en een tuincentrum. Het terrein van Camping Zonnedorp is volledig in gebruik ten behoeve van het vakantiepark.
In de huidige situatie is het terrein waar de nieuwe kampeerhuisjes zijn beoogd een bosperceel.
Ten zuiden van camping Zonnedorp, aan de overzijde van de Korte Moermondsweg, ligt het tweede onlosmakelijke deel van het gehele plangebied. Dit plangebied bestaat uit een parkeerterrein ten behoeve van camping Zonnedorp, een groen ingericht perceel voor extensief recreatief gebruik ten westen van het parkeerterrein en een perceel dat agrarisch in gebruik is ten oosten van het parkeerterrein. Het groen ingericht perceel wordt gebruikt door verblijfsrecreanten van camping Zonnedorp als ondergeschikt extensief recreatief medegebruik. De locatie wordt omgeven door agrarisch gronden, het natuurgebied van Slot Moermond, een woning en het terrein van Braber Groenvoorziening.
Figuur 1.2.1 geeft de ligging van het plangebied op de luchtfoto weer. Figuur 1.2.2 geeft de situering van het plangebied ten opzichte van de omgeving weer.
Figuur 1.2.1 Ligging plangebied op luchtfoto (bron: basisviewer.rho)
Figuur 1.2.2 Ligging plangebied ten opzichte van directe omgeving (bron: basisviewer.rho)
Het plangebied maakt deel uit van het bestemmingsplan 'Kop van Schouwen' vastgesteld op 27 juni 2013 door de gemeenteraad van Schouwen-Duiveland en is onherroepelijk sinds 24 december 2014 (zie figuur 1.2). Daarnaast is de '1e herziening Kop van Schouwen', vastgesteld op 22 mei 2019 van toepassing.
Het noordelijke deel van het plangebied heeft de bestemmingen 'Recreatie - Kampeerterrein' en aan het bosperceel is de bestemming 'Verkeer' toegekend.
De bestemming 'Recreatie - Kampeerterrein' is bestemd voor recreatie in kampeermiddelen en gebouwen. Binnen de bestemming 'Verkeer' zijn de gronden bestemd voor het gebruik ten behoeve van verkeersdoeleinden zoals wegen, straten en parkeerterreinen. Rond het huidige vakantiepark zijn, waar dat niet grenst aan andere recreatieterreinen, tevens de bestemmingen 'Groen' en 'Groen-Landschappelijk' opgenomen ten behoeve van een groene landschappelijke inpassing van het terrein.
Het zuidelijke deel van het plangebied is bestemd als 'Natuur' en 'Agrarisch met waarden'. De gronden met de bestemming 'Natuur' zijn bestemd voor het behoud, herstel en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden. Binnen dit terrein ligt een bestaand parkeerterrein, dat hoort bij camping Zonnedorp. Binnen de bestemming 'Agrarisch met waarden' zijn de gronden bestemd voor het behoud en herstel van de aan de gronden eigen natuur- en landschapswaarden en/of cultuurhistorische waarden, de bedrijfsvoering van grondgebonden bedrijven en aan de bestemming ondergeschikte extensieve dagrecreatie met bijbehorende recreatieve fiets-, wandel- en ruiterpaden en voorzieningen.
Tevens geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 6'. Hiervoor geldt dat bij bodemverstoringen van meer dan 2.500 m² en een verstoringsdiepte van meer dan 0,50 m een archeologisch onderzoek uitgevoerd dient te worden.
Voor de uitgevoerde kwaliteitsverbetering heeft Camping Zonnedorp een vergunning verkregen. De vergunde activiteiten bestaan uit het realiseren van 206 permanente kampeereenheden en 107 niet permanente kampeereenheden. Deze aantallen zijn binnen het bestemmingsplan 'Kop van Schouwen' vastgelegd middels de volgende aanduidingen: maximum aantal permanente standplaatsen, 206; maximum totaal aantal standplaatsen 313. Daarnaast zijn binnen het plangebied maximaal 5 recreatiewoningen toegestaan en zijn op het gedeelte van de fruitgaardcamping de aanduidingen: 'specifieke vorm van recreatie - kwaliteitseis - 1' en 'maximum totaal aantal standplaatsen, 10' van toepassing. Op deze locatie is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarmee de naastgelegen camping (Zonnedorp) uitgebreid kan worden. Dit is mogelijk indien het totaal aantal standplaatsen op het naastgelegen kampeerterrein niet toeneemt.
Figuur 1.3.1 Geldende bestemmingen
De uiteindelijk gerealiseerde hoeveelheid eenheden bedraagt 237 eenheden, waarvan 31 (permanente) kampeerhuisjes, 137 permanente standplaatsen en 69 niet permanente standplaatsen, zie paragraaf 2.3. Op basis van de beoogde ontwikkeling zal het aantal eenheden uitgebreid worden met 6 kampeerhuisjes, wat een totaliteit van 174 permanente eenheden inhoudt. Camping Zonnedorp blijft zodoende binnen de toegestane hoeveelheid van 206 permanente eenheden op het terrein. Ook de 69 niet permanente standplaatsen blijven met de planologische samenvoeging van de fruitboomgaard binnen het totaal aantal toegestane niet permanente standplaatsen van 117 (107 + 10).
De ontwikkeling past echter niet in zijn geheel binnen de regels van het geldende bestemmingsplan:
Met dit bestemmingsplan wordt de gehele ontwikkeling van Camping Zonnedorp mogelijk gemaakt.
De toelichting op het bestemmingsplan heeft de volgende opzet.
In dit hoofdstuk worden de huidige en beoogde situatie van het plangebied beschreven. De beoogde situatie wordt uitgesplitst in het programma en de ruimtelijke opzet van de inrichting, groen en water en verkeer en parkeren.
Camping Zonnedorp is volledig in gebruik als vakantiepark. Op dit vakantiepark vindt een grootschalige kwaliteitsverbetering plaats. In de huidige situatie is het perceel voor de beoogde uitbreiding begroeid met voornamelijk bomen. Het bosperceel ligt ten noordwesten van camping Zonnedorp. De voormalige fruitboomgaard is reeds ingericht met niet permanente standplaatsen. De gronden ten zuiden van de Korte Moermondsweg zijn deels natuurlijk ingericht en deel agrarisch in gebruik. Hier is tevens een parkeerplaats aanwezig waar bezoekers van camping Zonnedorp kunnen parkeren. In figuur 2.2.1 wordt de huidige situatie van de camping weergeven.
Figuur 2.2.1 Huidige situatie
Het bestaande vakantiepark Camping Zonnedorp is heringericht. Het aantal eenheden en het bebouwde oppervlak neemt af ten opzichte van de vroegere situatie. In 2012 waren op basis van de verleende vergunning maximaal 107 toeristische standplaatsen (niet-permanente standplaatsen) en 206 permanente standplaatsen aanwezig. Deze aantallen zijn voor Camping Zonnedorp in het bestemmingsplan 'Kop van Schouwen' opgenomen. In het bestemmingsplan Kop van Schouwen zijn daarnaast 5 recreatiewoningen toegestaan binnen Camping Zonnedorp. Binnen het plandeel van de voormalige fruitboomgaard zijn maximaal 10 niet-permanente standplaatsen toegestaan. Daarmee zijn in totaal 117 niet-permanente standplaatsen toegestaan.
Met de voltooiing van de herinrichting in 2020 is het totaal aantal recreatieve eenheden teruggebracht tot 237 eenheden, dit is inclusief de eenheden binnen de fruitboomgaard. In de toekomstige situatie wordt het aantal kampeerhuisjes met 6 uitgebreid ten opzichte van de situatie in 2020. Daarmee komt het totaal aantal eenheden binnen Camping Zonnedorp, inclusief de fruitboomgaard en het uit te breiden deel op 243 recreatieve eenheden.
De oppervlakten en aantallen eenheden in 2012, 2020 en de toekomstige situatie (2021) zijn weergegeven in een tabel 2.1. Deze aantallen volgen uit de totaalgegevens van camping Zonnedorp, zie bijlage 9. De indeling en oppervlakte van het terrein in 2012 zijn opgenomen in respectievelijk bijlage 5 en bijlage 6. De indeling en oppervlakte van het terrein in 2020 zijn opgenomen in respectievelijk bijlage 7 en bijlage 8. De indeling/inrichting en oppervlakte van de toekomstige situatie zijn weergegeven in bijlage 1 t/m 4 van deze toelichting.
Tabel 2.1 Uitgangspunten herontwikkeling Camping Zonnedorp
Situatie 2012 | Situatie 2020 | Toekomstige situatie | Verschil t.o.v. 2012 | ||||
Niet-permanente standplaatsen | 117 | 69 | 69 | -48 | |||
Permanente standplaatsen | 206 | 137 | 137 | -69 | |||
Kampeerhuisjes | 0 | 31 | 37 | +37 | |||
Recreatiewoningen | 5 | 0 | 0 | -5 | |||
Totaal aantal eenheden | 328 | 237 | 243 | -85 | |||
Bebouwd oppervlak recreatieverblijven* | 18.288 m2 (26,8%) | 14.804 m2 (21,3%) | 15.404 m2 (15,3%) | -2.884 m2 | |||
Bebouwd oppervlak voorzieningen | 1.112 m2 | 1.112 m2 | 1.112 m2 | 0 | |||
Bebouwd oppervlak totaal* | 19.400 m2 | 15.916 m2 | 16.516 m2 | -2.884 m2 | |||
Oppervlak terrein | 68.211 m2 | 69.492 m2 | 100.615 m2 |
* Inclusief oppervlakte (2.760 m2) aan caravans op niet-permanente standplaatsen
Het totaal van 243 eenheden in de toekomstige situatie betekent een afname van het aantal eenheden. Met het planvoornemen neemt het totaal feitelijk aanwezige aantal eenheden met 85 af ten opzichte van de situatie in 2012 en het momenteel planologisch toegestane aantal.
Binnen dit aantal zijn op de westelijke punt van het terrein, op de voormalige fruitboomgaard, 10 niet-permanente standplaatsen toegestaan. In werkelijkheid zijn hier, reeds vele jaren, 14 niet-permanente standplaatsen aanwezig. De ter plaatse opgenomen wijzigingsbevoegdheid staat een uitbreiding van het aantal standplaatsen toe, indien het totaal aantal standplaatsen op het naastgelegen kampeerterrein (inclusief het voormalige fruitgaardbedrijf) niet toeneemt. Het totaal aantal eenheden neemt niet toe, maar af. Deze locatie maakt bovendien reeds vele jaren onderdeel uit van Camping Zonnedorp. In dit bestemmingsplan worden de niet permanente standplaatsen op de fruitboomgaard dan ook planologisch onderdeel van het totaal aantal niet permanente standplaatsen van Camping Zonnedorp.
Het feitelijk aantal kampeerhuisjes en het planologisch toegestane aantal kampeerhuisjes neemt met 37 toe ten opzichte van 2012. Kampeerhuisje betreffen permanente eenheden op permanente standplaatsen. Het aantal permanente standplaatsen neemt echter niet toe, maar neemt met 32 (69 - 37) af. De toevoeging van 31 kampeerhuisjes in 2020 en de 6 nieuw te realiseren kampeerhuisjes passen dan ook binnen het totaal toegestane aantal eenheden en het totaal toegestane aantal permanente eenheden.
Oppervlakten
In de situatie in 2012 was het bebouwd oppervlakte binnen het projectgebied 19.400 m2, inclusief gebouwde voorzieningen. De bebouwde oppervlakte aan chalets, caravans etc. (inclusief caravans op niet-permanente standplaatsen). betrof 18.288 m2, 26,8% van het totale oppervlak. Door middel van herontwikkeling van het terrein is in 2020 het aantal recreatieve eenheden afgenomen waardoor het totale bebouwd oppervlakte is afgenomen tot 15.916 m2. Exclusief voorzieningen betrof het bebouwde oppervlakte 14.804 m2, 21,3% van het totale oppervlak.
In paragraaf 2.4.1 is de omschreven waarom voor de nieuwe kampeerhuisjes een oppervlakte van 100 m2 per huisje noodzakelijk is. Met de toevoeging van 6 kampeerhuisjes van elk maximaal 100 m2 bedraagt het totaal bebouwd oppervlakte in de toekomstige situatie 16.515 m2. Dit is circa 2.900 m2 minder dan in 2012. Met de uitbreiding van de camping en de toevoeging van het mitigatiegebied als onderdeel van de camping neemt de oppervlakte van het terrein toe tot 100.615 m2. Exclusief voorzieningen bedraagt het bebouwde oppervlakte aan recreatieve eenheden in de toekomstige situatie 15.404 m2, 15,3% van het totale oppervlak. Caravans op niet-permanente standplaatsen zijn slechts tijdelijk aanwezig. Uit bijlage 9 blijkt dat voor caravans 2.760 m2 aan bebouwd oppervlak is opgenomen. Het oppervlak aan recreatieve eenheden bedraagt feitelijk 12.644 m2 (15.404 m2 – 2.760 m2). Het daadwerkelijk bebouwd oppervlak aan recreatieve eenheden valt daarmee lager uit en bedraagt 12,6% van het totale terrein.
In het kader van een grootschalige kwaliteitsimpuls van Camping Zonnedorp, is het gehele terrein herontwikkeld. Daarmee is op het park een strandachtige sfeer gecreëerd met duurzame recreatieverblijven. De standplaatsen voor stacaravans krijgen meer ruimte. Daarbij wordt de infrastructuur op de camping verbeterd en worden aan de noordzijde 31 kampeerhuisjes gerealiseerd. De gehele camping wordt centraal bedrijfsmatig beheerd. Permanente bewoning van de kampeerhuisjes wordt niet toegestaan. Camping Zonnedorp heeft het bosperceel aan de noordzijde van het campingterrein aangekocht, om op deze locatie 6 miva-kampeerhuisjes te realiseren, zie in figuur 2.4.0 rood omcirkelt.
Figuur 2.4.0 Weergave werkzaamheden vernieuwde aanleg Camping Zonnedorp (bron: Camping Zonnedorp, november 2017)
Bestaande camping
De grootschalige kwaliteitsverbetering heeft reeds plaatsgevonden. Uit figuur 2.4.0 blijkt dat bijna het gehele terrein op de schop is gegaan, met uitzondering van de toerplaatsen. De toerplaatsen op de gronden van de voormalige fruitboomgaard zijn reeds jaren als dusdanig in gebruik en maken onderdeel uit van het totaal van 69 toerplaatsen (niet-permanente standplaatsen). Op dit deel vinden dan ook geen wijzigingen plaats. In figuur 2.4.1 is de huidige inrichting van de camping weergegeven met in de linkerbovenhoek de beoogde uitbreiding.
Figuur 2.4.1 Inrichting camping Zonnedorp
Miva-kampeerhuisjes
De nieuwe kampeerhuisjes worden gerealiseerd voor een specifieke doelgroep, namelijk minder validen. De kampeerhuisjes worden uitgevoerd als mindervaliden-kampeerhuisjes (miva-huisjes). Dit betreft een uitbreiding en aanvulling op de reeds aanwezige verblijfstypen op Camping Zonnedorp.
In afwijking van het gemeentelijk beleid, waar voor standaard kampeerhuisjes een maximum oppervlakte van 75 m2 is toegestaan, wordt voor de oppervlakte van de beoogde kampeerhuisjes een uitzondering gemaakt. Deze afwijking geldt expliciet voor onderhavige plansituatie en de specifieke doelgroep van mindervaliden. De miva-kampeerhuisjes hebben een groter grondoppervlakte dan standaard kampeerhuisjes, van maximaal 100 m2, inclusief (aangebouwde/inpandige) berging.
Mindervaliden kunnen geen gebruik maken van voorzieningen die op de verdiepingsvloer zijn gelegen. Het volledige gebruiksprogramma is op de begane grond gerealiseerd. De miva-kampeerhuisjes zijn voorzien van een toilet, badkamer en slaapkamer op de begane grond. Hierbij is sprake van een ruimer toilet en badkamer dan standaard. Ook de slaapkamer heeft een ruime omvang, zodat het bed rondom met een rolstoel bereikbaar is. Daarnaast zijn de miva-kampeerhuisjes onder andere voorzien van brede deuren zonder drempels. Op de bovenverdieping zijn een slaapkamer en badkamer gelegen voor begeleiders/familieleden.
De 6 nieuwe kampeerhuisjes die binnen het plangebied worden gerealiseerd, sluiten aan bij de bouwstijl van de bestaande kampeerhuisjes op camping Zonnedorp. De eenheden worden gerealiseerd als stijlvolle karakteristieke Zeeuwse bebouwing. De bebouwing bestaat uit één laag met een hoge kap, waarbij de wanden zwarte (gepotdekselde) damwandprofielen krijgen en een oranje dakbedekking, zie figuren 2.4.2 en 2.4.3. Bij de bouw wordt bovendien rekening gehouden met de aspecten duurzaam bouwen, klimaatbestendigheid, licht en duisternis en circulair bouwen.
De miva-kampeerhuisjes zijn onderdeel van en blijven onderdeel uitmaken van camping Zonnedorp. Waarbij de kampeerhuisjes voor verhuur en gebruik gericht zijn op mindervaliden. Het centrale beheer, onderhoud, verhuur en eigendom behoort tot de camping. Dit is als zodanig geborgd in de regels van dit bestemmingsplan.
Figuur 2.4.2 Gevels en plattegrond miva-kampeerhuisjes
Figuur 2.4.3 Aanzicht miva-kampeerhuisjes
Inrichting terrein
Door de afname van het bebouwd oppervlak ontstaat meer ruimte voor een groene inrichting. Naast meer groen is binnen het terrein tevens meer ruimte ontstaan voor voorzieningen en speelvoorzieningen. De recreatieve eenheden zijn op grotere percelen gesitueerd. De percelen worden van elkaar gescheiden door middel van een groene afscheiding bestaande uit begroeiingen/hagen en bomen. Per perceel is ruimte voor de stalling van één personenauto.
Figuur 2.4.4 Inrichting rond miva-kampeerhuisjes
Landschappelijke inrichting
Door het bosperceel bij de camping te betrekken, wordt een natuurlijke afronding van het terrein gerealiseerd. Daarbij wordt door de verplaatsing van de aanwezige dijk, aandacht geschonken aan een goede landschappelijke inpassing van de ontwikkeling. De landschappelijke inpassing is weergegeven in figuur 2.4.4 en bestaat uit:
Rond de huidige standplaatsen op de voormalige fruitboomgaard en rond de aangrenzende standplaatsen is dichte begroeiing aanwezig. Bovendien worden de verschillende standplaatsen deels onderling van elkaar gescheiden door een haag. De bestaande landschappelijke inpassing wordt gehandhaafd, onderhouden en beheerd. Een aanvullende landschappelijke inpassing rond de fruitboomgaard kan gezien de beperkte ruimte, ter plaatse niet gerealiseerd worden. Op de grens met naastgelegen recreatieve terreinen is volgens het gemeentelijke beleid bovendien geen landschappelijke inpassing noodzakelijk.
Figuur 2.4.5 Doorsneden inrichting rond miva-kampeerhuisjes
Natuuruitbreiding
Met de beoogde uitbreiding aan de noordzijde van Camping Zonnedorp verdwijnt een bosperceel en neemt de bebouwing toe. Op basis van het provinciaal beleid is voor het te verwijderen groen natuurmitigatie noodzakelijk, zie paragraaf 3.3.2. Ter mitigatie van het bosperceel, ter mitigatie van de legalisatie van het parkeerterrein en ter compensatie van de landschappelijke inpassing rondom de voormalige fruitboomgaard, wordt ten zuiden van de camping, aan de overkant van de Korte Moermondseweg bij het parkeerterrein van camping Zonnedorp, de aanwezige natuur uitgebreid. Dit parkeerterrein heeft de bestemming natuur in het bestemmigsplan "Kop van Schouwen", vastgesteld op 27 juni 2013. In voorliggend bestemmingsplan krijgt het parkeerterrein de bestemming verkeer. Het parkeerterrein bestaat immers al als dusdanig in het bestemmingsplan "Kop van Schouwen". De natuuruitbreiding is ook ter compensatie van deze bestemmingsverandering. De realisatie en instandhouding van de uitbreiding van de natuur wordt als voorwaardelijke verplichting geborgd in de regels van dit bestemmingsplan. De aanwezige natuur wordt door verblijfsrecreanten van camping Zonnedorp gebruikt voor ondergeschikt extensief recreatief gebruik. Voor camping Zonnedorp is het een meerwaarde dat op deze locatie natuuruitbreiding plaatsvindt, omdat deze locatie direct verweven is met de camping zowel qua ligging als voor ondergeschikt recreatief gebruik. Deze ruimtelijke kwaliteitswinst is ten behoeve van alle verblijfsrecreanten van camping Zonnedorp. De bewoners van de miva-kampeerhuisjes profiteren hier dus ook van.
Zoals weergeven in figuur 2.4.6 en bijlage 2 blijft het bestaande bos ten zuiden van de Korte Moermondsweg behouden en wordt het versterkt. Het naastgelegen weiland wordt getransformeerd voor natuurontwikkeling in de vorm van grasland met een waterpartij. Struiken en bomen worden zo geplaatst dat aansluiting met de omgeving ontstaat en dat doorkijk wordt gevormd naar het achtergelegen terrein van Slot Moermond. Door het gebied worden enkele openbare paden aangelegd, waaronder wandelpaden en een ruiterpad die aansluiten op paden in de omgeving. De natuurlijke aanleg van het gebied komt overeen met de omgeving en versterkt de ruimtelijke kwaliteit van de camping en de omgeving. De aan te brengen beplanting zal bestaan uit inheemse soorten, deze zijn opgenomen in het aanleg- en beheersplan in bijlage 4, dat tevens in de regels van dit bestemmingsplan wordt geborgd. Vanwege de openbare toegankelijkheid van de locatie is recreatief medegebruik hier mogelijk. Het terrein sluit daarbij aan op zijn omgeving: Het ruiterpad wordt omgelegd over het terrein.
Figuur 2.4.6 Inrichting mitigatiegebied ten zuiden van de Korte Moermondsweg
Het terrein blijft bereikbaar via de Korte Moermondsweg en de Rampweg. De nieuwe kampeerhuisjes worden ontsloten aansluitend op de bestaande kampeerhuisjes, zie paragraaf 4.8. De nieuwe kampeerhuisjes krijgen daarbij een eigen toegangsweg aansluitend op het pad van de bestaande kampeerhuisjes.
Parkeren vindt plaats nabij elke standplaats. Daarnaast wordt er geparkeerd nabij de entree en aan de overzijde van de Korte Moermondsweg. Deze parkeerplaats is gelegen binnen voor natuur aangewezen gronden. Vanwege de legalisatie van dit parkeerterrein is natuurmitigatie noodzakelijk. Door optimalisatie van de ruimte wordt de oppervlakte van het parkeerterrein kleiner dan de huidige oppervlakte. Het parkeerterrein wordt met doorlatende schelpenlaag uitgevoerd. De kwaliteit van het parkeerterrein zal mede daardoor verbeterd worden. Daarnaast wordt de parkeerplaats omzoomd met een haag, zodat geparkeerde voertuigen (deels) uit het zicht liggen. Op het terrein zijn 61 parkeerplaatsen aanwezig. In paragraaf 4.8 is de parkeerbehoefte berekend.
Door de verschillende overheden is beleid geformuleerd ten aanzien van ruimtelijke ontwikkelingen. Paragraaf 3.2 behandelt het rijksbeleid. Het provinciaal beleid is opgenomen in paragraaf 3.3. Tot slot wordt in paragraaf 3.4 de beoogde ontwikkeling getoetst aan het gemeentelijk beleid.
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 door de minister vastgesteld. Het Rijk laat de ruimtelijke ordening zoveel mogelijk over aan gemeenten en provincies. Het Rijk kiest voor een selectieve inzet van rijksbeleid op slechts 14 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 14 belangen hebben decentrale overheden beleidsruimte voor het faciliteren van ontwikkelingen.
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) stelt regels omtrent een aantal nationale belangen zoals genoemd in de SVIR. Dit plan raakt geen rijksbelangen uit het Barro.
In het Bro (artikel 3.1.6 lid 2) is opgenomen dat bij een ruimtelijk plan, dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, de ladder voor duurzame verstedelijking doorlopen moet worden. De ladder is per 1 juli 2017 aangepast waarmee de ladderbenadering is losgelaten. Wel dient nog te worden aangetoond dat er behoefte is aan de betreffende ontwikkeling en, indien de ontwikkeling plaatsvindt buiten bestaand stedelijk gebied, waarom de betreffende locatie het meest geschikt is.
Toetsing
De ontwikkeling van 6 miva-kampeerhuisje is een ontwikkeling van dusdanig beperkte omvang dat er geen sprake is van een stedelijke ontwikkeling. Bovendien wordt het totaal aantal planologisch toegestane eenheden niet overschreden en neemt het planologisch toegestane aantal eenheden af. Hierdoor is toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking niet noodzakelijk.
Dat laat onverlet dat de nieuwe kampeerhuisjes voorzien in een behoefte. De 6 nieuwe kampeerhuisjes maken onderdeel uit van de grootschalige kwaliteitsverbetering van camping Zonnedorp. Hier worden onder andere de standplaatsen voor caravans vergroot en nieuwe kampeerhuisjes op grote percelen gerealiseerd.
De nieuwe kampeerhuisjes spelen in op de behoefte van:
Door in te spelen op een duidelijke behoefte aan huur-kampeerhuisjes voor een specifieke doelgroep in het kader van de Ladder voor duurzame verstedelijking is met de uitbreiding in oppervlakte van camping Zonnedorp sprake van een goede ruimtelijke ordening.
Conclusie
De realisatie van 6 miva-kampeerhuisjes past binnen de beleidskeuzes en de leidende principes uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en het Barro.
Het planvoornemen past binnen de beleidskeuzes en de leidende principes uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en het Barro.
Op 21 september 2018 hebben Provinciale Staten van Zeeland het Omgevingsplan Zeeland 2018 vastgesteld. Het Omgevingsplan Zeeland 2018 bevat de hoofdlijnen uit alle provinciale beleidsplannen voor de fysieke leefomgeving. Het gaat over de onderwerpen economie, ruimte, mobiliteit, natuur, cultuur, water en milieu.
Verblijfsrecreatieve ontwikkelingen, zoals uitbreiding van eenheden en/of oppervlakte van bestaande verblijfsrecreatiebedrijven, moeten voldoen aan de hoofdlijnen van het ‘ontwikkelkader’ van de Kustvisie. Deze zijn opgenomen in het Omgevingsplan.
Om de potentie van Zeeland te benutten, wordt in het Omgevingsplan ingezet op het stimuleren van herstructurering, kwaliteitsverbetering, innovatie, differentiatie en regionaal onderscheidend vermogen in de recreatiesector. Bestaande verblijfsrecreatiebedrijven worden gestimuleerd te investeren tot het maken van een kwaliteitsslag. Hiervoor is het aanjaagprogramma innovatie opgezet.
Toetsing
De Provincie Zeeland heeft in haar omgevingsplan de kaart Vrijetijdseconomie opgenomen. De locatie van Camping Zonnedorp valt binnen de kustzone. De Provincie streeft naar kwaliteitsverbetering van het verblijfsrecreatieve product.
Het totaal aantal planologisch toegestane eenheden neemt niet toe. Ten opzichte van de huidige situatie neemt het aantal verblijfseenheden met het planvoornemen juist af. Daarmee neemt ook het bebouwd en verhard oppervlakte af. Dit komt ten goede aan de inrichting en kwaliteit van het landschap. Het totaal aantal planologisch toegestane eenheden wordt verlaagd van 328 naar 243, zie paragraaf 2.3.
De ontwikkeling betreft een beperkte uitbreiding in oppervlakte ten behoeve van de kwaliteitsverbetering van de camping, namelijk eenheden op grotere oppervlakten. Er worden kwalitatief hoogwaardige accommodaties op het vakantiepark gerealiseerd. De transformatie speelt in op de behoefte aan luxe accommodaties voor verblijfsrecreatie voor een specifieke doelgroep. Bovendien wordt rekening gehouden met duurzaamheid en energiezuinigheid en hiervoor worden diverse maatregelen getroffen bij de inrichting van het terrein en de bouw van de nieuwe kampeerhuisjes.
Conclusie
De ontwikkeling waarop dit bestemmingsplan ziet, past binnen de uitgangspunten van het Omgevingsplan
Op 21 september 2018 hebben Provinciale Staten van Zeeland de Omgevingsverordening Zeeland 2018 vastgesteld. De Omgevingsverordening Zeeland 2018 is een middel om het beleid uit de Omgevingsvisie juridisch door te laten werken.
In de omgevingsverordening zijn onder andere regels opgenomen voor de nieuwvestiging en uitbreiding (in oppervlakte en eenheden) van bestaande verblijfsrecreatieterreinen. Deze regels zetten onder meer in op behoud en versterking van aanwezige landschappen, landschapselementen en cultuurhistorisch waardevolle elementen. Daarnaast zijn regels opgenomen met betrekking tot centrale bedrijfsmatige exploitatie en een verbod op permanent wonen. Verzekerd dient te worden dat standplaatsen of bouwwerken die bestemd zijn voor recreatief nachtverblijf worden verhuurd in de vorm van een centrale bedrijfsmatige exploitatie. Daarnaast dient duurzaam beheer en onderhoud van het terrein te worden geborgd. Deze regels gelden ook voor herzieningen van bestaande verblijfsrecreatieterreinen, ook wanneer voor deze onderwerpen reeds regels zijn opgenomen.
Artikel 2.10 van de Provinciale Omgevingsverordening 2018 stelt regels met betrekking tot de ontwikkeling van verblijfsrecreatie in de kustzone. Deze regels hebben betrekking op een nieuw verblijfsrecreatieterrein of uitbreiding van een bestaand verblijfsrecreatieterrein.
Voor ontwikkelingen binnen de afwegingszone van Natuurnetwerk Zeeland (NNZ) dient (conform art. 2.27 van de Omgevingsverordening) beschreven te worden dat geen onevenredige aantasting van de kenmerken en waarden van die natuurgebieden plaatsvinden.
Bij een uitbreiding van de oppervlakte van verblijfsrecreatieterreinen in de kustzone is het ontwikkelkader van toepassing zoals opgenomen in bijlage D onder 1 van de Omgevingsverordening. Daarbij gelden de volgende voorwaarden:
Toetsing
Het plangebied is gelegen in het gebied verblijfrecreatie (kustzone). Het totaal aantal verblijfseenheden (bestaand en nieuw) past ruim binnen het toegestaan aantal eenheden, zie paragraaf 1.3. De ontwikkeling betreft een uitbreiding in oppervlakte van het bestaande verblijfsrecreatieterrein, maar geen uitbreiding van eenheden. Het totaal aantal planologisch toegestane eenheden wordt verlaagd van 328 naar 243, zie paragraaf 2.3.
Zoals uit bijlagen 3 en 9 blijkt heeft de totale camping, inclusief beoogde natuurontwikkeling, een oppervlakte van 100.615 m2. Het bebouwd oppervlak op het bestaande deel van het terrein is met de grootschalige kwaliteitsverbetering afgenomen. De standplaatsen voor stacaravans hebben meer ruimte gekregen en de kampeerhuisjes staan op grotere percelen dan in de situatie in 2012, zie bijlage 5.
Het totale bebouwd oppervlakte van recreatieve verblijfseenheden in 2012 bedraagt 18.288 m2, zie paragraaf 2.3. Dit bebouwd oppervlakte is in 2020 verkleind. Met de toevoeging van 6 kampeerhuisjes bedraagt het totaal bebouwd oppervlakte in de toekomstige situatie 15.404 m2. Ten opzichte van de situatie in 2012 is sprake van uitdunning van circa 2.900 m2.
Het uit te breiden deel heeft een oppervlakte van 4.600 m2. Op dit deel wordt voor maximaal 600 m2 aan bebouwing gerealiseerd. In de beoogde situatie betreft het bebouwd oppervlak aan recreatieve verblijfseenheden 13% van het uit te breiden deel van de camping. Daarmee wordt voldaan aan de maximaal toegestane invulling van het uit te breiden deel en de daarmee gepaard gaande noodzakelijke uitdunning op de rest van het terrein.
In de omgevingsverordening wordt de ruimte geboden voor de uitbreiding van verblijfsrecreatieterrein in het kader van kwaliteitsverbetering. In de Omgevingsverordening is geen maximumpercentage uitbreiding opgenomen. In de zienswijze van de provincie Zeeland is aangegeven dat de provincie als stelregel uitgaat van een maximum van 20%. In de volgende tabel is de oppervlakte van de verschillende terreindelen in de bestaande en toekomstige situatie samengevat.
De totale oppervlakte verblijfsrecreatie (inclusief te legaliseren parkeerterrein) neemt daarmee toe met 5,5%. Doordat ten zuiden van de Korte Moermondsweg een aanzienlijke oppervlakte natuurgebied wordt gerealiseerd, bedraagt de totale uitbreiding in oppervlakte 25,3%. Aangezien dit uitbreidingspercentage met name wordt veroorzaakt door de grote oppervlakte nieuwe natuur en er qua verblijfsrecreatie voorzien wordt in slechts een beperkt aantal extra eenheden voor een specifieke doelgroep (minder validen), kan de provincie instemmen met de grote uitbreiding in oppervlakte van de totale ontwikkeling (inclusief natuurontwikkeling).
Wat betreft de voorwaarde van de ruimtelijke kwaliteit en het integraal onderdeel uitmaken van het omliggende landschap en de openbaarheid is het volgende van belang. De uitbreiding van het terrein is beperkt in oppervlakte en aantal eenheden. Het uitbreidingsterrein krijgt een groene inrichting zoals blijkt uit figuur 2.4.4. Daarbij wordt aangesloten bij het bestaande bosperceel. De uitbreiding is zodanig beperkt in omvang dat het - in relatie tot de omgeving - niet zinvol en mogelijk is deze te integreren in het omliggende landschap. Daarbij speelt een rol dat het uitbreidingsterrein wordt ingeklemd door de bestaande camping en een parkeerterrein. Bovendien maken de kampeerhuisjes onderdeel uit van een kampeerterrein, waarvoor de voorwaarde van openbaarheid niet geldt. In dat licht wordt het aansluiten op het omliggende landschap en het toevoegen van openbaar toegankelijk landschap ingevuld ten zuiden van de Korte Moermondsweg. Hier wordt nieuw en toegankelijk landschap gecreëerd, dat aansluit op de omgeving. Met de vormgeving van de kampeerhuisjes wordt gerefereerd aan het karakter van de traditionele Zeeuwse bebouwing, met de bouwvorm (één bouwlaag met zadeldakkap, zwart gepotdekseld met oranje pannendaken).
Wat betreft de economische haalbaarheid is ten behoeve van de ontwikkeling een businessplan opgesteld waaruit blijkt dat sprake is van een haalbare ontwikkeling. Het hele terrein, inclusief de zes nieuwe kampeerhuisjes, wordt voorts centraal bedrijfsmatig beheerd. Dat is ook geborgd in de regels van dit bestemmingsplan overeenkomstig de regels uit het geldende bestemmingsplan Kop van Schouwen. In deze regels is daarnaast bepaald dat permanente bewoning niet is toegestaan.
Wat betreft markt en onderscheidend vermogen is van belang dat met de kwaliteitsverbetering van Zonnedorp wordt voorgesorteerd en aangesloten op de actuele en toekomstige marktvraag. Van belang is dat de zes kampeerhuisjes specifiek op de doelgroep van de minder validen zijn gericht. Daarmee kunnen minder validen met hun gezinnen, familie en begeleiders vakantie vieren op een locatie direct aan de kust, in een groene omgeving. Dit betreft een aanvulling op het verblijfsaanbod van camping Zonnedorp zelf en een onderscheidende toevoeging qua aanbod in de regio. De kampeerhuisjes zijn qua bouw eveneens onderscheidend van andere verblijfseenheden. De kampeerhuisjes hebben een groter grondoppervlak dat volledig is toegespitst op minder validen. De uitvoering is volledig duurzaam en maar wel in een Zeeuwse stijl.
Wat betreft sociaal-maatschappelijke bijdrage wordt Zonnedorp met de kwaliteitsverbetering toekomstgericht gemaakt. Dat betekent dat zowel marktconform aanbod als de werkgelegenheid worden geborgd. Bovendien wordt met het aanbieden van hoogwaardige verblijfsrecreatieve mogelijkheden voor minder validen een duidelijke sociaal-maatschappelijke meerwaarde geboden.
Duurzaam beheer en onderhoud van het terrein is gewaarborgd middels onder meer een centrale bedrijfsmatige exploitatie en het beheerplan voor de instandhouding van de landschappelijke inpassing, zie bijlage 4.
Natuurmitigatie
Binnen het plangebied zijn geen gronden aangewezen als 'Bestaande natuur' of onderdeel van het Natuurnetwerk. Het bosperceel aan de noordzijde maakt echter wel onderdeel uit van het 'Landschap en erfgoed'. Nadelige ingrepen binnen dit gebied dienen conform Bijlage F van de verordening fysiek gecompenseerd te worden, indien sprake is van een significante aantasting van oppervlakte en waarden. Gezien de solitaire ligging van het bosje en aangezien geen sprake van een groot openbaar belang is compensatie op basis van Bijlage F van de Omgevingsverordening niet noodzakelijk. Wel dient het te verwijderen groen te worden gemitigeerd.
Met de beoogde ontwikkeling verdwijnt dit bosperceel deels en neemt de bebouwing toe. Uit de onderbouwing van de landschappelijke waarde van het bosperceel aan de Rampweg blijkt dat het waardevolle deel van het bosperceel is gelegen aan de rand van het plangebied, zie bijlage 10. Ook uit historische luchtfoto's vanaf 1970 (Atlas van Zeeland) ontstaat een duidelijk beeld van de oorsprong van het huidige bosje als randbeplanting. Deze strook groen blijft met de ontwikkeling behouden. Het te verwijderen groen in het middengebied wordt gemitigeerd. Daarnaast is mitigatie noodzakelijk vanwege de aanwezigheid van een te legaliseren parkeerterrein binnen als Natuur bestemde gronden, maar niet als 'Bestaande natuur' volgens de verordening.
Ter mitigatie vindt ten zuiden van de camping aan de overkant van de weg natuurontwikkeling plaats. Deze natuurontwikkeling vindt ter plaatse van de bestaande parkeerplaats en de gronden er omheen plaatst.
In figuur 2.4.6 en bijlage 2 is de beoogde inrichting weergegeven. De inrichtingslocatie bestaat uit een reeds ingericht deel, het westelijk deel, en een nog te realiseren deel, het oostelijk deel. Het bestaande bos op het westelijk deel van de locatie blijft behouden en wordt versterkt. Het naastgelegen weiland, het oostelijk deel van de locatie, wordt getransformeerd naar een waterpartij met grasland en bosschages.
Door het gehele gebied worden openbare paden aangelegd en aangesloten op paden in de omgeving. De natuurlijke aanleg van het gebied komt overeen met de omgeving en versterkt de ruimtelijke kwaliteit van de camping en de omgeving. Deze natuurmitigatie versterkt de ruimtelijke kwaliteit van het gebied.
Afwegingszone natuurgebieden
Het plangebied is gelegen binnen de 100 meter afwegingszone rond natuurgebieden. Met het planvoornemen wijzigt het type verblijfsrecreatie op het terrein niet, maar vindt een beperkte uitbreiding in oppervlakte plaats. Aangezien het aantal eenheden planologisch afneemt en de hoeveelheid verhardingen afneemt, ontstaat meer ruimte voor een landschappelijke en natuurlijke inrichting. Op het perceel waar natuurmitigatie plaatsvindt wordt de aanwezige natuur versterkt. Dit heeft geen negatief effect op het aangrenzende natuurgebied Moermond, maar betekent een aanvulling op en uitbreiding van het aangrenzende natuurgebied. Voor het mitigaitegebied is een inrichtings- en beheerplan opgesteld, zie bijlage 4. Hierin wordt de meerwaarde voor de omgeving omschreven.
Uit de vormvrije m.e.r.-beoordeling, zie bijlage 26, blijkt dat met de transformatie zowel tijdens de aanlegfase als in de gebruiksfase, significant negatieve effecten kunnen worden uitgesloten. Van een onevenredige aantasting van het Natuurnetwerk Zeeland is dan ook geen sprake.
Conclusie
De beoogde ontwikkeling voldoet aan de regels uit de Omgevingsverordening.
De gemeenteraad heeft op 21 juni 2023 de Nota Recreatiebeleid vastgesteld. Tot 2022 beschikte de gemeente over diverse beleidsnota's voor de verblijfsrecreatieve sector. Het actuele recreatiebeleid is in 1 nieuwe beleidsnota opgenomen. De Nota Recreatiebeleid is van toepassing op:
In de Nota staan alle regels waaraan bijvoorbeeld een regulier recreatieterrein als Camping Zonnedorp moet voldoen. Dit betreft bijvoorbeeld de minimale oppervlakte van een standplaats en de maatvoering van een recreatiewoning of een bijgebouw. Ook zijn er voorwaarden met betrekking tot het aantal parkeerplaatsen en voorzieningen. Daarnaast moet het recreatieterrein een natuurlijke uitstraling hebben. Beplantingsstroken rondom het terrein moeten zorgen voor de landschappelijke inpassing.
Voor nieuwe verblijfsrecreatieve ontwikkelingen is er een Ontwikkelkader Verblijfsrecreatief Gebied. Het Ontwikkelkader verschaft helderheid over de gewenste kwaliteit. De ontwikkelingen moeten minimaal voldoen aan de volgende kwaliteitseisen:
A. Ruimtelijke kwaliteit
B. De ontwikkeling moet economisch haalbaar zijn.
C. Markt en onderscheidend vermogen van het concept. De ontwikkeling is innovatief en hoogwaardig.
D. Sociaal en maatschappelijke bijdrage. De ontwikkeling levert een bijdrage aan werkgelegenheid en het voorzieningenniveau.
Toetsing en conclusie
Camping Zonnedorp is een regulier recreatieterrein. Er is ruimte voor kamperen en een recreatiewoning of stacaravan voor het gehele jaar. Voor de oppervlakte van de standplaats en de grootte van de kampeerhuisjes is voor deze ontwikkeling een uitzondering gemaakt op het beleid. De kampeerhuisjes krijgen een omvang van maximaal 100m2 in plaats van 75m2, omdat ze bestemd zijn voor de specifieke doelgroep mindervaliden. Deze ontwikkeling sluit aan op de eerder uitgevoerde kwaliteitsverbetering op het bestaande deel van de camping. Door kampeerhuisjes op ruime percelen te plaatsen, in stijlvolle karakteristieke bebouwing (Zeeuwse stijl) aansluitend op de reeds aanwezige kampeerhuisjes, te combineren met een hoogwaardig inrichtingsniveau ontstaat een kwalitatief hoogwaardig recreatieterrein. De ontwikkeling van de kampeerhuisjes heeft een maatschappelijke meerwaarde. Mindervaliden en hun familie/begeleiders krijgen zo de mogelijkheid samen te recreëren het gehele jaar door. De ontwikkeling maakt alleen verblijfsrecreatieve eenheden mogelijk die centraal bedrijfsmatig zullen worden geëxploiteerd. De economische haalbaarheid is nader omschreven in hoofdstuk 3.2.3.
Er is geen sprake van nieuwvestiging, maar van een beperkte uitbreiding van de bestaande oppervlakte van Camping Zonnedorp. Het totaal aantal verblijfseenheden past ruim binnen het toegestane aantal. De camping wordt uitgebreid met 4.600 m2. Het bebouwd oppervlakte aan nieuwe verblijfseenheden bedraagt 600 m2. Dit betekent dat op het uit te breiden deel wordt voldaan aan de gestelde norm van 13%.
Door de eerdere uitdunning op het terrein van de camping is het bebouwd oppervlak aan recreatieve verblijfseenheden met circa 2.900 m2 afgenomen. Daarnaast is het terrein vergroot. Het gebruik van gronden ten zuiden van de Korte Moermondsweg is noodzakelijk vanwege de parkeerbehoefte, als extra impuls in natuur en landschap en als onderdeel van de landschappelijke inpassing. Het mitigatiegebied is daarmee onderdeel van de camping en van de uitbreiding in oppervlakte van het terrein.
Mede vanwege de uitdunning en de uitbreiding van het terrein neemt het bebouwd oppervlak procentueel af van 26,8% tot 15,3%. Dit percentage is inclusief de bebouwing op niet permanente standplaatsen. Caravans op niet-permanente standplaatsen zijn echter mobiel en slechts tijdelijk aanwezig. Het daadwerkelijk bebouwd oppervlak aan recreatieve eenheden valt daarmee lager uit en bedraagt 12,6% van het totale terrein, zie paragraaf 2.3. Hoewel de norm van 13% volgens de Nota Recreatiebeleid uitsluitend geldt voor het uit te breiden deel, wordt in de toekomstige situatie zodoende ook voor het gehele terrein voldaan aan deze norm.
Het beleid van de gemeente Schouwen-Duiveland ten aanzien van de landschappelijke inpassing ten opzichte van de openbare ruimte vraagt om een minimaal 10 meter brede afschermende beplanting of 5 meter breed met een wal van 2 meter hoog. Tussen recreatieterreinen onderling is geen landschappelijke inpassing vereist.
In het geldende bestemmingsplan 'Kop van Schouwen' is om een deel van Camping Zonnedorp reeds een afzonderlijke groenbestemming ('Groen - Landschappelijk' en deels 'Groen') opgenomen voor de bestaande stroken met landschappelijke inpassing, zie figuur 3.1. Deze huidige landschappelijke inpassing bestaat uit een aarden wal en groene inrichting.
De landschappelijke inpassing wordt aan de zijde van de uitbreiding verlegd naar de buitenrand van de nieuwe buitengrens van camping Zonnedorp. Hier worden de aanwezige bomen ingepast op een strook van circa 10 meter breed. De strook wordt verder ingericht en verdicht met streekeigen begroeiing. Ook blijft een groot deel van de aanwezige bomen buiten deze landschappelijke inpassingsstrook behouden, zie figuren 2.4.4 en 2.4.5 in paragraaf 2.4.2.
De aanwezige sloot aan de zijde van de Rampweg blijft eveneens behouden. Dit sluit aan op de bestaande sloot en landschappelijke inpassing van de camping aan de zijde van de Rampweg. Daar bestaat de bestaande inpassing uit een aarden wal van 5 meter breed met daarop streekeigen begroeiing.
Daarmee wordt voor zover grenzend aan openbaar gebied voorzien in een landschappelijke inpassing conform het gemeentelijk beleid. Dat geldt ook voor de stroken die aanvullend in het bestemmingsplan Kop van Schouwen zijn bestemd als 'Groen' of 'Groen – Landschappelijk'.
Rond de standplaatsen van het fruitgaardbedrijf wordt de bestaande landschappelijke inpassing gehandhaafd, onderhouden en beheerd. Aan de noord- en westzijde is sprake van een robuuste landschappelijke inpassing. Ook aan de zuidzijde in de richting van het tuincentrum is een landschappelijke inpassing aanwezig in de vorm van een haag. Er is sprake van een robuuste landschappelijke inpassing. Qua maatvoering wordt echter niet overal voldaan aan de voorwaarden uit het bestemmingsplan. De landschappelijke inpassing is overigens niet voorzien van de bestemming 'Groen' of 'Groen - Landschappelijk'. Rondom het betreffende terrein is onvoldoende ruimte om de vereiste landschappelijke inpassing mogelijk te maken en als dusdanig te bestemmen. Bovendien is het terrein niet waarneembaar vanuit de openbare ruimte. Ter plaatse van het natuurontwikkelingsterrein ten zuiden van de Korte Moermondsweg zal echter een overmaat aan landschap worden ingericht, waarmee de landschappelijke inpassing qua oppervlakte ruim wordt gecompenseerd. Deze gronden zijn openbaar toegankelijk en bieden tevens aanvullende (ondergeschikte) recreatie en (ondergeschikte) speelmogelijkheden.
De bestemmingen 'Groen - Landschappelijk' en 'Groen' die deel uitmaken van de landschappelijke inpassing rond het recreatieterrein worden opgenomen als 'Groen - Landschappelijk' op de verbeelding van dit bestemmingsplan. Daarnaast wordt de verplichting tot de realisatie van de landschappelijke inpassing binnen deze gronden geborgd in de regels.
De gemeenteraad heeft op 3 oktober 2011 de Strategische Visie 'Tij van de Toekomst' vastgesteld. In de visie is opgenomen hoe de gemeente Schouwen-Duiveland er in 2040 uit zou moeten zien. In de strategische visie staat de volgende ambitie centraal: 'In 2040 kent vakantie-eiland Schouwen-Duiveland een toonaangevende watereconomie die de duurzame verbinding vormt tussen wonen, werken, zorgen en genieten'. In de visie zijn de drie strategische doelen 'werken', 'wonen' en 'verblijven' uitgewerkt. Voor het onderhavige plan zijn met name de strategische doelen voor ‘werken’ en ‘verblijven’ relevant. Hierna zijn deze strategische doelen met bijbehorende ambities voor 2040 beschreven.
Strategische doelen: werken
Strategische doelen: verblijven
Toetsing en conclusie
De kwaliteitsimpuls die gaande is op het terrein van Camping Zonnedorp, alsmede de ontwikkeling van de kampeerhuisjes, past binnen het gemeentelijk beleid. Met name de bestaande kampeerhuisjes en nieuwe kampeerhuisjes dragen eraan bij dat jaarrond de mogelijkheid is tot weersonafhankelijke verblijfsrecreatie.
In de raadsvergadering van de gemeente Schouwen-Duiveland is op 4 juni 2020 de memo 'kengetallen parkeren en verkeer Agenda Toerisme' vastgesteld door de gemeenteraad en daarmee onderdeel gemaakt van het parkeerbeleid van de gemeente. De kengetallen voor parkeren en verkeer uit de Agenda Toerisme komen daarmee te vervallen.
De verdeling van recreatieve subeenheden is ruimer dan op basis van de CROW. Voor recreatieverblijven zijn specifieke kengetallen opgenomen.
Voor recreatieverblijven zoals standplaatsen en kampeerhuisjes wordt een parkeernorm van 1 parkeerplaats per 3 slaapplaatsen gehanteerd. De verkeersgeneratie wordt gekoppeld aan het aantal parkeerplaatsen en betreft 2,2 per parkeerplaats.
Toetsing en conclusie
De totale ontwikkeling betreft een afname van het aantal eenheden. In de huidige situatie is sprake van een totale parkeerbehoefte van 282 parkeerplaatsen. Met de realisatie van 6 kampeerhuisjes met maximaal 4 bedden per verblijf neemt de parkeerbehoefte met 8 parkeerplaatsen toe tot 290 parkeerplaatsen. In paragraaf 4.8 is de volledige parkeerberekening opgenomen. Voor elke verblijfseenheid is een parkeerplaats op het terrein, op het perceel van het kampeerhuisje aanwezig.
Nabij de entree zijn 5 algemene parkeerplaatsen aanwezig. Ten zuiden van de camping aan de andere zijde van de Korte Moermondsweg zijn nog eens 61 parkeerplaatsen aanwezig. Aan de parkeerbehoefte van zowel de nieuwe eenheden als voor de totale situatie wordt voldaan, zie tevens paragraaf 4.8.
De toekomstige verkeersgeneratie neemt met 18 mvt/etmaal toe ten opzichte van de situatie in 2020. Dit aantal is dusdanig laag en zorgt dan ook niet voor belemmeringen, zie paragraaf 4.8. Daarmee past de ontwikkeling binnen de uitgangspunten van de in juni 2020 vastgestelde memo kengetallen parkeren en verkeer.
In 2015 heeft de gemeenteraad van Schouwen-Duiveland het Masterplan Renesse vastgesteld. Hierin is een visie geschetst op de ontwikkeling van Renesse voor de komende 20 tot 30 jaar. Jaarlijks komen veel toeristen naar Renesse om te recreëren. Uitbreiding van verblijfsrecreatie is niet gewenst. De opgave ligt vooral in het verbeteren van de kwaliteit en het comfort van verblijven en de verdere landschappelijke inbedding ervan. Uitbreiding van verblijfsrecreatie bij omvorming/kwaliteitsverbetering wordt in beginsel alleen toegestaan in oppervlakte terrein en niet in aantal eenheden.
Toetsing en conclusie
Deze ontwikkeling ziet op een beperkte uitbreiding in oppervlakte van de camping. De uitbreiding gaat gepaard met de uitgevoerde kwaliteitsverbetering van camping Zonnedorp. De nieuwe eenheden op het uit te breiden deel passen binnen het toegestane maximum aantal eenheden van camping Zonnedorp. De ontwikkeling past binnen de uitgangspunten van het Masterplan Renesse.
Beleid en normstelling
Per 7 juli 2017 is het gewijzigde Besluit milieueffectrapportage in werking getreden. Deze wijziging geldt voor alle aanvragen na 16 mei 2017, omdat er een directe werking van het Europese recht geldt. Een milieueffectrapportage (MER), en de bijbehorende procedure (m.e.r.), is een hulpmiddel om de belangen van het milieu volwaardig te betrekken bij de besluitvormíng omtrent projecten. Het gaat hierbij wel enkel om plannen en projecten die kunnen leiden tot initiatieven waarmee het milieu mogelijk nadelig kan worden beïnvloed. Als uitgangspunt geldt voor plannen, waaronder partiële herzieningen, onderstaande criteria om te beoordelen of een MER noodzakelijk is:
Een plan is kaderstellend voor een toekomstig m.e.r.- (beoordelings)plichtig besluit indien er sprake is van een overschrijding van de grenswaarden uit de C- of D-lijst van het Besluit m.e.r. Onder de grenzen uit de C- en D-lijst van het Besluit m.e.r. geldt nog wel de plicht om een 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' uit te voeren. Dit houdt in dat er bekeken moet worden of bij het initiatief sprake is van dusdanig bijzondere omstandigheden of milieueffecten er toch een MER moet worden opgesteld. In artikel 7.16, tweede tot en met vierde lid van de Wet milieubeheer, staat welke informatie over de voorgenomen activiteit in de mededeling van de initiatiefnemer moet zijn opgenomen. Bij het opstellen van deze informatie moet ook rekening worden gehouden met de relevante criteria van bijlage III bij de Europese mer-richtlijn.
Toetsing en conclusie
De ontwikkeling is op basis van aard en omvang niet (rechtstreeks) mer-plichting. Ook is geen passende beoordeling nodig in het kader van de Wet natuurbescherming. De beoogde ontwikkeling betreft een wijziging van een vakantiedorp (Lijst D10.C) waarvoor dit bestemmingsplan wordt opgesteld. Aangezien de drempelwaarde niet wordt overschreden kan worden volstaan met een vormvrije mer-beoordeling. Een aanmeldnotitie voor de ontwikkeling van camping Zonnedorp is opgesteld, zie bijlage 26.
Aangetoond wordt dat de ontwikkeling geen significant negatieve effecten op de omgeving heeft.
Conclusie
Op 11 april 2023 heeft het college een conform besluit genomen. Op basis van de bijgevoegde aanmeldnotitie - vormvrije m.e.r. beoordeling 'Camping Zonnedorp, Renesse', zie bijlage 26, is besloten dat geen milieueffectrapport (MER) hoeft te worden opgesteld voor de beoogde planontwikkeling.
Beleid en normstelling
Op grond van artikel 3.1.6 van het Bro dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Voor een nieuw geval van bodemverontreiniging geldt, in tegenstelling tot oude gevallen (voor 1987), dat niet functiegericht maar in beginsel volledig moet worden gesaneerd. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur te worden gerealiseerd op bodem die geschikt is voor het beoogde gebruik.
Onderzoek
Het feitelijke gebruik als verblijfrecreatieterrein verandert voor het grootste deel niet. Op grond van de beoogde functiewijziging naar een milieugevoelige functie ter plaatse van de uitbreiding in de noordwest hoek is verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Het onderzoek en de onderzoeksresultaten zijn opgenomen in bijlage 11 en bijlage 12. Op basis van de onderzoeksresultaten wordt geconcludeerd dat de huidige bodemkwaliteit geen belemmering vormt voor de beoogde ontwikkeling. De beoogde ontwikkeling voorziet in een gesloten grondbalans.
Conclusie
Met het uitvoeren van het bodemonderzoek vormt de bodemkwaliteit geen belemmering voor de geplande ontwikkeling.
Op een onbekend aantal plaatsen in Nederland liggen nog bommen, granaten en andere munitie uit de Tweede Wereldoorlog. Wanneer deze explosieven bij werkzaamheden worden aangetroffen, kunnen deze gevaar opleveren voor de publieke veiligheid. Daarnaast kunnen deze vondsten een zware belasting voor het milieu vormen.
Onderzoek
De gemeente Schouwen-Duiveland hanteert een eigen beleidskaart. Volgens de gemeentelijke beleidsnota conventionele explosieven (CE) is het plangebied deels gelegen in een gebied met een hoge trefkans op ontplofbare oorlogsresten, zie figuur 4.3.1. Op grond van deze informatie is vanwege de beoogde bodemroerende activiteiten een onderzoek naar ontplofbare oorlogsresten noodzakelijk. Dit onderzoek is als bijlage 13 bij deze toelichting toegevoegd.
Figuur 4.3.1 Gemeentelijke beleidskaart conventionele explosieven
Uit het bronnenmateriaal blijkt dat er geen aanwijzingen zijn voor een geallieerde beschieting op Renesse. Er is daarom ook geen aanleiding om het verwachtingsgebied te handhaven. De locatie is onverdacht.
Geadviseerd wordt om de voorgenomen werkzaamheden op reguliere wijze uit te voeren en hierbij het processchema onverwachts aantreffen van ontplofbare oorlogsresten te hanteren.
Conclusie
Het aspect ontplofbare oorlogsresten vormt geen belemmering voor de uitvoer van de beoogde ontwikkeling.
Beleid en normstelling
Het cultureel erfgoed van Nederland wordt beschermt met de Erfgoedwet. Om te voorkomen dat de archeologische informatie ongezien verloren gaat, is het noodzakelijk dat gemeenten in het ruimtelijk beleid waarborgen voor de omgang met dit bodemarchief. Dit is een uitvloeisel van het Verdrag van Malta dan in 1992 door Nederland werd ondertekend.
Archeologiebeleid
Op basis van de huidige wetgeving zijn de gemeenten in Nederland verantwoordelijk voor het behoud van het archeologisch bodemarchief. Omdat ruimtelijke ingrepen gevolgen kunnen hebben voor dit bodemarchief, moeten gemeenten bij de besluitvorming archeologie als volwaardige factor meenemen in de belangenafweging. Om dit op een verantwoorde en transparante wijze te kunnen doen is gemeentelijk archeologiebeleid wenselijk. De gemeente beschikt over een vastgestelde beleidsplan archeologie. In 2008 is een archeologische beleidsnota opgesteld op basis van de door RAAP daartoe opgestelde Archeologische beleidskaart van Schouwen-Duiveland - Buitengebied. In de beleidsnota is het buitengebied opgedeeld in gebieden met een vastgestelde of verwachte archeologische waarde waaraan verschillende vrijstellingsgrenzen gekoppeld werden.
Het plangebied is op de beleidskaart gesitueerd in Onderzoeksgebied A: gebieden met een middelhoge of hoge archeologische verwachting. Het gemeentelijk beleid is planologisch vertaald in de meeste bestemmingsplannen, zo ook in het bestemmingsplan 'Kop van Schouwen'.
Onderzoek
Voor het plangebied geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 6'. Indien tijdens werkzaamheden bodemingrepen plaatsvinden groter dan 2.500 m2 en dieper dan 50 cm, is archeologisch onderzoek noodzakelijk. Binnen het huidige terrein van camping Zonnedorp, inclusief fruitboomgaard, vinden geen graafwerkzaamheden plaats. De grootschalige kwaliteitsverbetering heeft hier reeds plaatsgevonden. De 6 nieuwe recreatieverblijven binnen het uit te breiden deel hebben een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 600 m2. Voor dit deel is het dan ook niet te verwachten dat graafwerkzaamheden plaatsvinden met een groter oppervlak dan 2.500 m2. Voor het deel dat als mitigatiegebied wordt betrokken bij het plangebied vinden eveneens geen graafwerkzaamheden plaats met een omvang die de gestelde beperkingen overschrijdt. De dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 6' blijft ter plaatse behouden. De archeologische waarden zijn daarmee afdoende geborgd. Indien graafwerkzaamheden uitgevoerd worden die het oppervlak van 2.500 m2 overschrijden dan zal voorafgaand aan de aanleg alsnog een archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
De kans blijft aanwezig dat archeologische sporen en vondsten in de bodem aanwezig zijn en dat deze in de uitvoeringsfase van de graaf- en inrichtingswerkzaamheden aan het licht komen. Voor dergelijke vondsten bestaat een wettelijke meldingsplicht ex. artikel 5.10 van de Erfgoedwet uit 2016. Bij graafwerkzaamheden dient men dan ook attent te zijn op eventuele vondsten. Opdrachtgever verplicht de aannemers om attent te zijn op eventuele vondsten en/of sporen tijdens de werkzaamheden en verplicht hen archeologische vondsten direct te melden bij de bevoegde overheid.
Conclusie
Het aspect archeologie vormt voor geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling. Voor het plangebied blijft de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 6' behouden.
Beleid en normstelling
Goede ruimtelijke ordening betekent dat er een integrale afweging plaatsvindt van alle belangen die effect hebben op de kwaliteit van de ruimte. Een van die belangen is de cultuurhistorie. Per 1 januari 2012 is in het kader van de modernisering van de monumentenzorg (MOMO) in het Besluit ruimtelijke ordening van het rijk opgenomen dat gemeenten bij het maken van bestemmingsplannen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden. Hiertoe dient middels bestudering van kaarten bepaald te worden of binnen (de invloedsfeer van het plangebied) Rijksmonumenten (historische gebouwen, sluizen, tuinbeelden en grafstenen), Archeologische Rijksmonumenten, Werelderfgoederen en beschermde stads- en dorpsgezichten aanwezig zijn. Ook het voorkomen van gebieden met landschappelijke waarden en beschermde natuurgebieden (Natura 2000-gebieden, Wetlands, Beschermde Natuurmonumenten, Nationale Parken, Nationale Landschappen en de Ecologische Hoofdstructuur dient bepaald te worden.
Onderzoek
Op de uitsnede van de cultuurhistorische waardenkaart van de provincie Zeeland, zie figuur 4.6.1, is te zien dat binnen het plangebied geen cultuurhistorisch waardevolle elementen zijn gelegen. Ook is geen sprake van cultuurhistorische waardevolle structuren in of rond het plangebied. Ten zuiden van het plangebied ligt, grenzend aan het mitigatiegebied het landgoed van Slot Moermond. Dit deel van het plangebied is grotendeels al groen ingericht en sluit aan bij het karakter van een groen landschap. Het landgoed en het plangebied worden niet direct fysiek met elkaar verbonden door wandel-, fiets- of ruiterpaden. De nieuwbouw van de 6 kampeerhuisjes wordt daarnaast uitgevoerd in een Zeeuwse stijl, zie paragraaf 2.4. De beoogde ontwikkeling heeft dan ook geen nadelige effecten op cultuurhistorisch waardevolle objecten en structuren.
Figuur 4.6.1 Fragment cultuurhistorische waardenkaart (bron: Provincie Zeeland)
Conclusie
Ten aanzien van het aspect cultuurhistorie zijn er geen belemmeringen voor de beoogde ontwikkeling.
Toetsingskader
Het is wettelijk verplicht een watertoets uit te voeren. Dit is een procedure waarbij de initiatiefnemer in een vroeg stadium overleg voert met de waterbeheerder over de beoogde ruimtelijke ontwikkeling. De watertoets heeft als doel het voorkomen van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen die negatieve effecten hebben op het duurzame waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Waterschap Scheldestromen en het beheersgebied van Rijkswaterstaat.
Onderzoek
Om na te gaan of het voorliggend plan in strijd is met duurzaam waterbeheer en voldoet aan de waterdoelstellingen c.q. noodzaakt tot waterhuishoudkundige maatregelen, is gebruik gemaakt van het aanmeldformulier Watertoets van het waterschap. Daarin is de beoogde ontwikkeling getoetst aan de criteria uit de Zeeuwse Handreiking Watertoets. Het aanmeldformulier is opgenomen in bijlage 14.
Bij de watertoets is enkel ingegaan op de ontwikkeling van de nieuwe kampeerhuisjes. De bestaande camping inclusief de fruitboomgaard blijven ongewijzigd. Dit geldt ook voor de ontwikkeling ten zuiden van de Korte Moermondsweg. Hier worden geen nieuwe verhardingen gerealiseerd waarbij waterberging noodzakelijk is.
De belangrijkste aandachtspunten betreffen compensatie ten gevolge van de toename van verharding vanwege de nieuwe kampeerhuisjes aan de noordwestzijde van het plangebied. Het hemelwater van de toe te voegen verhardingen kan nabij de nieuwe kampeerhuisjes in de bodem infiltreren door middel van grindputten. Vanwege de indirecte lozing van het hemelwater is geen verdere compensatie noodzakelijk. Daarnaast is voor het bouwen binnen de beschermingszone van de aangrenzende watergangen een vergunning noodzakelijk. Binnen de beschermingszone van de aangrenzende watergangen wordt echter niet gebouwd. Wel is een vergunning noodzakelijk voor het dempen van de secundaire waterloop aan de oostzijde van het perceel en het verruimen en verlengen van de bermsloot langs de Rampweg.
Conclusie
Het aspect waterhuishouding vormt geen belemmering voor de geplande ontwikkeling.
Beleid en normstelling
Met de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb) zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.
Gebiedsbescherming
De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden, te weten:
Natura-2000 gebieden
De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de voor de natuurlijke habitats van soorten (Habitatrichtlijn). Een bestemmingsplan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:
De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.
Natuurnetwerk Nederland (NNN)
Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.
Soortenbescherming
In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:
De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.
Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. Verder kan bij provinciale verordening vrijstelling worden verleend van de verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden.
Onderzoek
Gebiedsbescherming
Het plangebied is niet gelegen in beschermde natuurgebieden. Directe effecten als areaalverlies en versnippering kunnen daarom worden uitgesloten. Vanwege de ligging van het plangebied nabij Natura 2000-gebied zouden andere effecten (zoals verzuring/vermesting, verdroging, licht en geluid) op dit Natura 2000-gebied als gevolg van de ontwikkeling kunnen optreden.
Stikstof
De planontwikkeling ziet in een ontwikkeling met een verandering/toename van functies, zie hoofdstuk 2. Door de wijzigingen in verkeersstromen is er tijdens de gebruiksfase mogelijk sprake van een verandering in stikstofdepositie op het Natura 2000-gebied met meerdere stikstofgevoelige habitats.
Voor de berekening van stikstofdepositie op stikstofgevoelige gebieden wordt onderscheid gemaakt in de gebruiksfase en in de aanlegfase. De 6 nieuwe recreatieve verblijfseenheden verbruiken in de toekomstige situatie geen gas. Derhalve is in de toekomstige situatie alleen sprake van emissie van verkeersbewegingen. Om significante negatieve effecten op de instandhoudingsdoelen van de betreffende Natura 2000-gebieden te kunnen uitsluiten, zijn AERIUS-berekeningen van de realisatiefase en de gebruiksfase uitgevoerd. In de AERIUS-memo, zie bijlage 15, zijn de uitgangspunten van deze berekeningen omschreven. Uit de berekeningen blijkt dat geen sprake is van rekenresultaten die hoger zijn dan 0,00 mol N/ha/jr voor de aanleg- en gebruiksfase van de beoogde ontwikkeling.
De uitbreiding van Camping Zonnedorp zal geen significante effecten hebben op het nabijgelegen Natura 2000-gebied Kop van Schouwen. Voor de aspecten licht en geluid wordt verwezen naar soortenbescherming. Het aspect verdroging is onderbouwd in paragraaf 4.6. De wijziging van stikstofdepositie zal als gevolg van de ontwikkeling niet leiden tot toename van de vermesting/verzuring. De ontwikkeling heeft daarom geen significant negatieve effecten op natuurgebieden.
Soortenbescherming
Om uit te sluiten dat de voorgenomen ontwikkeling nadelige invloed heeft op beschermde dier- en plantensoorten is reeds in 2018 een Quickscan flora en fauna uitgevoerd op het uit te breiden deel aan de noordzijde van het plangebied. Het onderzoek uit 2018 is inmiddels verouderd. In 2021 is een nieuwe Quickscan flora en fauna uitgevoerd voor de bosschage van het uit te breiden deel, zie bijlage 18. Hieruit blijkt dat voor vleermuizen, vogels met vaste verblijfsplaats, grondgebonden zoogdieren en herpetofauna aanvullend onderzoek noodzakelijk is. Dit aanvullende onderzoek is in oktober 2021 afgerond, zie bijlage 20.
Voor de werkzaamheden in het compensatiegebied Korte Moermondsweg te Renesse is aanvullend onderzoek uitgevoerd m.b.t. de rugstreeppad, heikikker en levendbarende hagedis. Deze soorten zijn alle drie beschermd onder de Wet natuurbescherming. Het plangebied is potentieel geschikt leefgebied voor deze soorten, en gezien deze soorten in de omgeving van het plangebied voorkomen, is onderzocht of ze ook in het plangebied zelf aanwezig zijn. Tijdens meerdere uitvoerige veldbezoeken in verschillende weersomstandigheden en op verschillende tijdstippen in juli en augustus zijn de levendbarende hagedis en heikikker niet aangetroffen. Met betrekking tot de rugstreeppad is eind april-begin mei koorroep gehoord in het plangebied op twee locaties. Bij latere bezoeken is de rugstreeppad niet meer gezien/gehoord, maar dit kan verband hebben met de erg droge periode tijdens de zomerbezoeken. Tijdens de veldbezoeken zijn verspreid over het gebied ook nog drie andere amfibieënsoorten waargenomen: groene kikker, bruine kikker en gewone pad. Ook zijn er muizen, konijnen en een groene specht gezien (zie Bijlage 19).
Rugstreeppad
Het leefgebied moet geschikt blijven of geoptimaliseerd worden voor de rugstreeppad. Het plangebied vormt een onderdeel van het totale leefgebied. In de omgeving is de rugstreeppad ook actief. Met het compensatiegebied wordt er extra natuur gecreëerd. De leefomgeving van de rugstreeppad wordt daarmee vergroot en door de aanleg van een ondiepe plas en laagtes die kunnen vollopen met water ook geoptimaliseerd.
Bij de ontwikkeling van het plangebied tot compensatiegebied moet rekening gehouden worden met de functionele leefomgeving van de rugstreeppad. De rugstreeppad moet tijdens de werkzaamheden veilig kunnen vluchten naar een geschikte schuilplaats buiten het bereik van de werkzaamheden. Dit gebeurt door onder andere vegetatie of bodemmateriaal (takken, stronken, steenhopen) gefaseerd te verwijderen. Ook moeten de werkzaamheden overdag uitgevoerd worden. Met in achtneming van de genoemde maatregelen kan er worden geconcludeerd dat er geen strijdigheid is met de Wet natuurbescherming.
Konijn
Het plangebied vormt een onderdeel van het leefgebied van de konijn. Voor het leefgebied van de konijn zijn geen significante negetieve effecten te verwachten (zie bijlage 19). Voor de konijn dient bij de ontwikkeling de zorgplicht in acht genomen te worden.
Zorgplicht
Voor alle plant- en diersoorten (ook de onbeschermde) geldt de zorgplicht. Dit houdt in dat mogelijke nadelige gevolgen voor planten en dieren, voor zover redelijk, zoveel mogelijk vermeden moeten worden. Manieren om aan de zorgplicht te voldoen zijn bijvoorbeeld:
Mitigatiegebied
In het mitigatiegebied worden geen bomen gerooid. Daar wordt de natuurlijke inrichting juist versterkt. De functiewijziging naar deels een parkeerplaats betreft een planologische wijziging van een reeds geruime tijd in gebruik zijnde voorziening. Om negatieve effecten hier uit te kunnen sluiten is begin 2023 een Quickscan flora en fauna uitgevoerd, zie bijlage 21.
Uit het rapport blijkt dat vervolgonderzoek, maatregelen en een mogelijke ontheffing noodzakelijk zijn ten aanzien van de herpetofauna, dit wordt de komende tijd in gang gezet. Ook zal de zorgplicht zoals beschreven in de quickscan in acht genomen worden.
De mitigerende maatregelen aangaande de werkzaamheden op het uit te breiden deel aan de noordzijde van het plangebied dienen te worden beschreven in een ecologisch werkprotocol. Dit werkprotocol is als bijlage 22 toegevoegd. Rekening houdend met de mitigerende maatregelen en zorgplicht voldoet de ontwikkeling aan de vereisten gesteld in de Wet natuurbescherming en het relevante natuurbeleid van de provincie.
Conclusie
De voorgenomen ontwikkeling leidt, rekening houdend met de te nemen maatregelen en zorgplicht zoals opgenomen in het werkprotocol, niet tot significante effecten op beschermde natuurgebieden of effecten op de staat van instandhouding van beschermde soorten. Het aspect ecologie vormt dan ook geen belemmering voor de voorliggende ontwikkeling.
Toetsingskader
Bij een ruimtelijk plan dat nieuwe activiteiten mogelijk maakt, dient onder meer voldoende parkeergelegenheid aanwezig te zijn en mag de eventuele verkeerstoename niet leiden tot knelpunten in de verkeersafwikkeling.
Onderzoek
Parkeren
Op basis van de memo 'kengetallen parkeren en verkeer Agenda Toerisme' hanteert de gemeente Schouwen-Duiveland een kengetal van 1 parkeerplaats per 3 slaapplaatsen voor de parkeerbehoefte.
Omdat de insteek is om voor het gehele terrein, en niet enkel de beoogde uitbreiding, te voldoen aan de parkeernormen, wordt hierna de parkeeropgave getoetst. Het aantal parkeerplaatsen is afhankelijk van het aantal slaapplaatsen. Het aantal slaapplaatsen op niet-permanente standplaatsen en voor permanente standplaatsen bedraagt gemiddeld 3,5 slaapplaatsen per standplaats (conform gegevens camping Zonnedorp). De bestaande en de nieuwe kampeerhuisjes zijn voorzien van 4 slaapplaatsen per kampeerhuisje. De parkeerbehoefte van de toekomstige en huidige situatie is berekend in tabellen 4.9.1 en 4.9.2.
Tabel 4.9.1 Parkeerbehoefte toekomstige situatie
Aantal | slaapplaatsen (s.p.) | norm | parkeerbehoefte | ||||
Niet-permanente standplaatsen (3,5 s.p.) | 69 | 241,5 | 1 p./3 s.p. | 80,5 | |||
Permanente standplaatsen (3,5 s.p.) | 137 | 479,5 | 1 p./3 s.p. | 159,9 | |||
Kampeerhuisjes (4 s.p.) | 37 | 148 | 1 p./3 s.p. | 49,3 | |||
Totaal | 290 |
Tabel 4.9.2 Parkeerbehoefte huidige situatie
Aantal | slaapplaatsen (s.p.) | norm | parkeerbehoefte | ||||
Niet-permanente standplaatsen (3,5 s.p.) | 69 | 241,5 | 1 p./3 s.p. | 80,5 | |||
Permanente standplaatsen (3,5 s.p.) | 137 | 479,5 | 1 p./3 s.p. | 159,9 | |||
Kampeerhuisjes (4 s.p.) | 31 | 124 | 1 p./3 s.p. | 41,3 | |||
Totaal | 282 |
Uit tabel 4.9.1 blijkt dat bij een volledige bezetting van de camping de totale parkeerbehoefte in de toekomstige situatie 290 parkeerplaatsen bedraagt. Dit betreft een toename van de parkeerbehoefte van 8 parkeerplaatsen (290 - 282).
De parkeerbehoefte wordt opgevangen binnen het terrein van Camping Zonnedorp en de parkeerplaats ten zuiden van de Korte Moermondsweg. Bij elke standplaats en bij elk kampeerhuisjes is één parkeerplaats aanwezig. Ook bij de 6 nieuwe kampeerhuisjes wordt bij elk kampeerhuisje één parkeerplaats gerealiseerd. Dit betekent dat bij de recreatieve verblijven in totaal 243 parkeerplaatsen aanwezig zijn. Nabij de entree zijn daarnaast 5 parkeerplaatsen aanwezig. Op de parkeerplaats aan de overzijde zijn 61 parkeerplaatsen aanwezig. In totaal is sprake van 309 parkeerplaatsen. Daarmee wordt voldaan aan de parkeerbehoefte van de huidige en toekomstige situatie.
Verkeersgeneratie
De verkeersgeneratie wordt op basis van de memo 'kengetallen parkeren en verkeer Agenda Toerisme' berekend op basis van 2,2 mvt/etmaal per parkeerplaats. Het aantal parkeerplaatsen per type verblijfseenheid is hiervoor berekend in tabel 4.9.1 en 4.9.2. De verkeersgeneratie van de toekomstige en huidige situatie is berekend in tabel 4.9.3.
Tabel 4.9.3 Verkeersgeneratie toekomstige situatie
parkeerplaatsen | norm | verkeersgeneratie | |||||
Huidige situatie | 282 | 2,2 p/p | 620,4 mvt/etmaal | ||||
Nieuwe kampeerhuisjes | 8 | 2,2 p/p | 17,6 mvt/etmaal | ||||
Toekomstige situatie | 290 | 2,2 p/p | 638 mvt/etmaal |
Uit tabel 4.9.3 blijkt dat de totale verkeersgeneratie in de toekomstige situatie 638 mvt/etmaal bedraagt. Dit betreft een toename van de verkeersgeneratie van 18 motorvoertuigbewegingen per etmaal.
Verkeersafwikkeling
De recreatieverblijven op Camping Zonnedorp worden deels via de zuidzijde en deels via de noordzijde van het terrein ontsloten.
De hoofdentree en de gronden ten zuiden van de Korte Moermondsweg worden ontsloten via de Korte Moermondsweg. De camping en de parkeerplaats hebben beide één aansluiting op de Korte Moermondsweg. Via de Korte Moermondsweg gaat het verkeer in oostelijke richting naar de N652. Via de westelijke zijde is het centrum van Renesse te bereiken.
De kampeerhuisjes op de noordzijde van het terrein worden los ontsloten ten opzichte van het zuidelijke deel. Via de oostzijde is het terrein te bereiken via de Scharendijkseweg. Deze komt aan de noordzijde uit op de Rampweg en aan de zuidzijde op de Korte Moermondsweg. Via de westzijde is het terrein te bereiken via het parkeerterrein aan de Rampweg.
Conclusie
Ten aanzien van de verkeersaspecten zijn er geen belemmeringen voor de beoogde ontwikkeling.
Beleid en normstelling
Langs alle wegen - met uitzondering van 30 km/uur-wegen en woonerven - bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidzones waarbinnen de geluidhinder vanwege de weg getoetst moet worden. De breedte van de geluidzone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van binnen- of buitenstedelijke ligging. De geluidbelasting wordt berekend aan de hand van de Europese dosismaat Lden (L day evening night). Deze dosismaat wordt weergegeven in dB. Deze waarde vertegenwoordigt het gemiddelde geluidsniveau over een etmaal.
Nieuwe situaties
Voor de geluidbelasting aan de buitengevels van woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen binnen de wettelijke geluidzone van een weg geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB. In bepaalde gevallen is vaststelling van een hogere waarde mogelijk. Deze hogere grenswaarde mag de maximaal toelaatbare hogere waarde niet te boven gaan. De maximale ontheffingswaarde in onderhavige situaties bedraagt 63 dB (binnenstedelijk gelegen woning). Kampeerhuisjes worden op basis van de Wet geluidhinder niet aangemerkt als geluidgevoelige functie. Dat laat onverlet dat de ontwikkelaar een goed verblijfsklimaat wil verzekeren. Om die reden worden de kampeerhuisjes getoetst als ware zij een geluidgevoelige functie.
Aftrek ex artikel 110g Wgh
De in de Wgh genoemde grenswaarden aan de buitengevels ten aanzien van wegverkeerslawaai betreffen waarden inclusief aftrek op basis van artikel 110g Wgh. Dit artikel houdt in dat voor het wegverkeer een aftrek mag worden gehanteerd welke anticipeert op het stiller worden van het wegverkeer in de toekomst door innovatieve maatregelen aan de voertuigen. De toegestane aftrek bedraagt: 5 dB voor wegen waarvoor de representatief te achten snelheid van lichte motorvoertuigen minder dan 70 km/u bedraagt. Voor wegen met een representatief te achten snelheid van 70 km/u of meer is de hoogte van de aftrek afhankelijk van de geluidbelasting exclusief aftrek. Bij een geluidbelasting van 56 dB en 57 dB mag een aftrek toegepast worden van respectievelijk 3 dB en 4 dB. Bij overige geluidbelastingen wordt een aftrek van 2 dB toegepast. De aftrek mag alleen worden toegepast bij toetsing van de geluidbelastingen aan de normstellingen uit de Wgh. In voorliggend onderzoek is gebruik gemaakt van een aftrek van 5 dB.
Onderzoek
In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient voor geluidgevoelige objecten binnen de geluidzone van gezoneerde wegen en binnen de zone van de ontwikkelingslocatie, onderzocht te worden of het akoestisch leefklimaat niet wordt belemmerd.
De recreatieverblijven binnen camping Zonnedorp, inclusief de fruitboomgaard, zijn bestaande objecten en hoeven niet als dusdanig te worden onderzocht. Met de realisatie van 6 nieuwe recreatieve verblijfseenheden in de noordwest hoek is echter sprake van de toevoeging van nieuwe geluidgevoelige objecten binnen gronden waar deze voorheen niet waren toegestaan. Voor dit deel is akoestisch onderzoek noodzakelijk.
Uit onderzoek, in 2016 uitgevoerd door Vliex Akoestiek en Lawaaibeheersing, wordt geconcludeerd dat als gevolg van de realisatie van de 6 nieuwe recreatieverblijven, geen verslechtering van het akoestisch leefklimaat optreedt voor geluidgevoelige objecten in de nabije omgeving. Daarnaast kunnen de nieuwe recreatieverblijven mogelijk worden gemaakt in een acceptabel leefklimaat ten gevolge van het wegverkeer op de Rampweg en het geluid vanaf het naastgelegen parkeerterrein, indien op de perceelsgrens met het parkeerterrein een scherm of wal wordt opgericht.
Vanwege onder andere de iets gewijzigde positionering van de bebouwing, ten opzichte van de inrichting uit 2019, is in 2021 een aanvullende notitie opgesteld. Uit de notitie blijkt dat ter plaatse van de nu geprojecteerde uitbreiding de geluidbelasting vanwege de Rampweg, zonder het treffen van maatregelen in de overdracht, niet meer zal bedragen dan 48 dB.
Uit de notitie blijkt verder dat vanwege het gebruik van het parkeerterrein ten zuiden van de Korte Moermondsweg de maximale geluidniveaus op de gevels van woningen van derden niet worden overschreden. Het gebruik van het parkeerterrein vormt dan ook geen belemmering. Afschermende maatregelen op de perceelsgrens zijn dan ook niet noodzakelijk.
Het volledige onderzoek uit 2016 en het uitgevoerde addendum is bijgevoegd in bijlage 23 en bijlage 24. In bijlage 25 is de aanvullende notitie uit 2021 opgenomen.
Geconcludeerd kan worden dat het beoogde planvoornemen niet zal leiden tot een onaanvaardbaar akoestisch klimaat ter plaatse van het plangebied en dat de ontwikkeling geen belemmering vormt voor gevoelige functies in de omgeving.
Conclusie
Het aspect wegverkeerslawaai vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
Beleid en normstelling
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen en recreatiewoningen:
Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid, woningen en recreatiewoningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden.
Voor de beoordeling is het van belang om te weten of het gebied getypeerd kan worden als een rustige woonwijk of een gemengd gebied. Een gemengd gebied wordt als volgt getypeerd: “Een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor, zoals winkels, horeca en kleine bedrijven".
Onderzoek
Binnen het plangebied is sprake van een bestaand recreatieterrein, inclusief fruitboomgaard, een uit te breiden deel, een parkeerterrein en natuurontwikkeling. Omdat binnen het bestaande recreatieterrein, inclusief fruitboomgaard, geen sprake is van planologische wijzigingen, behalve de afname van het totaal aantal eenheden, is toetsing aan de richtafstanden voor dit deel niet noodzakelijk. De 6 nieuwe recreatieverblijven worden echter gerealiseerd binnen het uit te breiden deel. Overeenkomstig de VNG-publicatie geldt voor 'kampeercentra, vakantiecentra' een richtafstand van 50 meter in een rustig buitengebied/rustige woonwijk.
De dichtstbijzijnde woning (Rampweg 9) is gelegen op circa 35 meter van het uit te breiden deel. Aan de richtafstand wordt niet voldaan. De genoemde richtafstand geldt voor grote vakantiecentra en kampeercentra met bijbehorende voorzieningen. Omdat de beoogde ontwikkeling slechts 6 nieuwe kampeerhuisjes omvat zal ter plaatse van de woning geen relevante milieuhinder optreden. Bovendien is het bestaande deel van het vakantiepark reeds dichter bij de woning Rampweg 9 gelegen.
Het parkeerterrein aan de overzijde van de Korte Moermondsweg is gelegen op circa 29m van de bedrijfswoning behorende bij de inrichting, Korte Moermondsweg 5A. De woningen Laone 16 en Korte Moermondsweg 8 zijn gelegen op meer dan 100 meter van het parkeerterrein. De afstand tot de woning Korte Moermondsweg 3 is ruim 60 meter. Voor een parkeerterreinen geldt volgens de VNG-brochure een richtafstand van 30m in een rustig buitengebied/rustige woonwijk en 10 meter voor gemengd gebied. Aangezien de bedrijfswoning van Zonnedorp onderdeel uitmaakt van de inrichting, is de richtafstand niet van toepassing op deze woning. Voor de overige woningen in de omgeving wordt ruim aan de richtafstand voldaan. Bovendien blijkt uit akoestisch onderzoek dat het gebruik van het parkeerterrein geen nadelig effect heeft om omliggende functies, zie paragraaf 4.9.
De nieuwe recreatiewoningen komen op ruim 20 meter van de parkeerplaats aan de Rampweg. Tussen de parkeerplaats en de recreatiewoningen ligt een randbeplanting van 10 meter dat waar nodig aangevuld wordt met streekeigen beplanting. Verschillende functies komen in het gebied bij elkaar; verkeer, recreatie, wonen, horeca en natuur. Het projectgebied ligt dus in een gemengd gebied en daarmee wordt voldaan aan de richtafstand van 10 meter. De parkeerplaats wordt met name gebruikt voor toegang tot het natuurgebied. Bezoekers van het natuurgebied parkeren voor langere tijd waardoor de parkeerplaats overdag en zeker in de avond niet intensief wordt gebruikt. De parkeerplaats staat een kwalitatief woon- en leefklimaat voor de recreatiewoningen niet in de weg.
De verdere ontwikkeling van natuur aan de overzijde van de Korte Moermondsweg betreft geen activiteit met een mogelijke hinder voor gevoelige functies.
Conclusie
Ter plaatse van het plangebied is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Er worden geen bedrijven beperkt in hun bedrijfsvoering.
Beleid en normstelling
De gevolgen voor de luchtkwaliteit worden beoordeeld op basis van de Wet ruimtelijke ordening, de Wet milieubeheer luchtkwaliteitseisen (ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd, Wlk), de AMvB 'Niet in betekenende mate' (het Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM. Er dient, ook na realisatie van het planvoornemen, sprake te zijn van een goede ruimtelijke ordening. Daarbij moet voldaan worden aan de geldende grenswaarden en luchtkwaliteitseisen.
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.1. weergegeven.
Tabel 4.1. Grenswaarden maatgevende stoffen Wm
stof | toetsing van | grenswaarde | |||
stikstofdioxide (NO2)) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | |||
fijn stof (PM10) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | |||
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/m³ | ||||
Fijn stof (PM2,5) | jaargemiddelde concentratie | 25 µg/m³ |
NIBM
In het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:
Onderzoek
De toevoeging van 6 kampeerhuisjes valt ruim onder de grenswaarden en draagt dan ook niet in betekenende mate bij aan de concentraties luchtverontreinigende stoffen.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is daarnaast een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de NSL-monitoringstool 2020 (http://www.nsl-monitoring.nl/viewer/) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. De dichtstbijzijnde maatgevende weg betreft de N57; Dammenweg, op meer dan 2 kilometer ten oosten van het plangebied. Uit de NSL-monitoringstool blijkt dat in de prognose voor 2020 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof langs deze weg ruimschoots onder de grenswaarden lagen. De concentraties luchtverontreinigende stoffen bedroegen in de prognose voor 2020 ten hoogste; 13,0 µg/m³ voor NO2, 16,3 µg/m³ voor PM10 en 8,9 µg/m³ voor PM2,5. Het aantal overschrijdingsdagen van de 24-uur gemiddelde concentratie PM10 bedroeg 6,0 dagen. Omdat direct langs deze weg aan de grenswaarden wordt voldaan, zal dit vanwege de grotere afstand ook ter plaatse van het plangebied het geval zijn.
Figuur 4.9.1 Uitsnede NSL tool (plangebied met paars aangegeven)
Conclusie
Er wordt geconcludeerd dat het aspect luchtkwaliteit de uitvoering van het plan niet belemmert. Uit het oogpunt van luchtkwaliteit is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefmilieu ter plaatse.
Beleid en normstelling
Bij ruimtelijke plannen wordt ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten gekeken, namelijk:
Ten aanzien van deze aspecten moeten de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld tot een aanvaardbaar minimum worden beperkt.
Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
Buisleidingen
Relevant is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). In dat Besluit wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op grond van het Bevb dient bij ontwikkelingen inzicht te worden gegeven in de afstand tot het plaatsgebonden risico en de hoogte van het groepsrisico als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.
Onderzoek
In de huidige en in de toekomstige situatie is sprake van een vakantiepark. Het planologisch toegestane aantal eenheden binnen het plangebied zal in de toekomstige situatie afnemen. Volgens de professionele risicokaart is het plangebied grotendeels gelegen binnen de inrichtingsgrens van Camping Zonnedorp. Zowel de plaatsgebonden risicocontour van 10-6 per jaar als de 1% letaliteitsafstand van Camping Zonnedorp bereiken niet het deel waar nieuwe recreatieve verblijfseenheden worden gerealiseerd. Met het planvoornemen worden verder geen (beperkt) kwetsbare objecten gerealiseerd. Verder zijn in de nabije omgeving ook Strandpaviljoen Kijkduin en Camping Renesse aangegeven als risicovolle inrichtingen. Ook voor deze inrichtingen geldt dat de plaatsgebonden risicocontour van 10-6 per jaar en de 1% letaliteitsafstand niet het plangebied bereiken.
Verder vindt in en nabij het plangebied geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over de weg, spoor, water of door buisleidingen. De N57 maakt onderdeel uit van het Basisnet en heeft een groepsrisicocontour van 73 m, maar ligt op meer dan 2 kilometer van het plangebied.
Conclusie
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
Beleid en normstelling
Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden. Planologisch relevante leidingen zijn leidingen waarin de navolgende producten worden vervoerd:
Met eventueel aanwezige overige (planologische niet relevante) leidingen (zoals rioolleidingen, leidingen nutsvoorzieningen, drainageleidingen) in of nabij het plangebied hoeft in het bestemmingsplan geen rekening te worden gehouden. Dergelijke kabels en leidingen zijn veelal aangelegd langs en/of in combinatie met aanwezige infrastructuur.
De Wet informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken (WIBON, 2018) regelt de wijze van informatie-uitwisseling tussen netbeheerders en degenen die graafwerkzaamheden uitvoeren (particulieren en bedrijven). Doel van deze wet is onder andere de (economische) schade aan bovengrondse en ondergrondse infrastructuur van netten en netwerken te verminderen en de veiligheid van de graver en directe omgeving te bevorderen. Particulieren en bedrijven die de graafwerkzaamheden uitvoeren en ook hun opdrachtgevers moeten de graafwerkzaamheden verplicht melden bij het Kadaster met een KLIC melding en moeten ervoor zorgen dat graafwerkzaamheden zorgvuldig (kunnen) worden uitgevoerd. De WIBON wordt gehandhaafd door het Agentschap Telecom, onderdeel van het ministerie van economische zaken. Het Agentschap bezoekt ook graaflocaties en kan bij overtredingen onder meer boetes opleggen.
Onderzoek en conclusie
In en nabij het plangebied zijn geen planologisch relevante hoogspanningslijnen, buisleidingen of telecomverbindingen aanwezig, waarmee voor voorliggende planontwikkeling bestemmingsplanmatig rekening moet worden gehouden.
Op het moment van daadwerkelijke realisering van de voorgenomen ontwikkeling zal tenminste drie werkdagen voor de aanvang van de graafwerkzaamheden door degene die de graafwerkzaamheden, uitvoert via een Klick-melding (moeten) worden meegedeeld waar en wanneer wordt gegraven.
De ontwikkeling vormt zodoende geen belemmering voor kabels en leidingen.
Beleid en normstelling
Het Bouwbesluit stelt eisen aan energiezuinigheid van nieuwe gebouwen. De maat voor energiezuinigheid heet Energie Prestatie Coëfficiënt (EPC). Hierbij kan op verschillende manieren omgegaan worden met energie zuinigheid.
Onderzoek en conclusie
Voor alle nieuwbouw geldt dat aanvragen van de omgevingsvergunning vanaf 1 januari 2021 moeten voldoen aan de eisen voor energie neutrale gebouwen (ENG). Per 1 juli 2018 is het daarnaast verplicht gasloos te bouwen. De nieuwbouw van de kampeerhuisjes zal hieraan voldoen.
Mede met het oog op de gewenste kwaliteitsslag wordt in de nieuwe situatie duurzaam gebouwd. De te nemen duurzame maatregelen zijn een speerpunt van de ontwikkeling en zijn onder meer:
Duurzaamheid wordt ook nagestreefd in het materialenpaspoort van de bebouwing en de wijze van bouwen (ten minste deels prefab, teneinde zware bouwactiviteiten op het park zelf te voorkomen).
Volgens artikel 6.12 van de Wro dient tegelijk met de vaststelling van een bestemmingsplan een exploitatieplan worden vastgesteld voor de gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen, tenzij het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins verzekerd is.
Het plangebied is eigendom van de initiatiefnemer. De kosten van deze ontwikkeling zijn derhalve volledig voor rekening van de initiatiefnemer. Met de gemeente Schouwen-Duiveland is een anterieure overeenkomst gesloten waarin is vastgelegd dat de kosten van de gehele planontwikkeling, de voorbereiding en de uitvoering daarvan, door de initiatiefnemer worden gedragen. De raad heeft vastgesteld dat de initiatiefnemer een solvabele partij is, die over voldoende financiële draagkracht beschikt om de voorziene ontwikkeling uit te voeren. Op basis van een verrichte raming van de kosten en de financieringsopzet is vastgesteld dat sprake is van een sluitende exploitatie en dat er geen onvoorziene hoge kosten te verwachten zijn. Bovendien is gebleken van een behoefte aan de planontwikkeling. Daarmee is de financiële uitvoerbaarheid van de planontwikkeling die het onderhavig bestemmingsplan mogelijk maakt, afdoende gewaarborgd.
In de Wro en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is geregeld dat alle nieuwe ruimtelijke plannen, waaronder bestemmingsplannen, digitaal moeten worden vervaardigd, met inachtneming van de daartoe wettelijk verplicht gestelde ruimtelijke ordeningsstandaarden (thans SVBP2012, IMRO2012, STRI2012). Op die wijze zijn bestemmingsplannen onderling vergelijkbaar en ook digitaal uitwisselbaar. Ook de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is van belang voor bestemmingsplannen.
Ten aanzien van de opzet van de bestemmingsregeling is het volgende van belang.
Verbeelding
Eisen aan de verbeelding
Belangrijke eis is dat het bestemmingsplan dient te voldoen aan de eis van rechtszekerheid. Dit betekent dat een bestemmingsregeling duidelijk en voor één uitleg vatbaar dient te zijn. In aansluiting hierop en in relatie tot de digitale verplichting verdient het de voorkeur zoveel mogelijk onderdelen van de regeling op de verbeelding zichtbaar te maken en de regels zo transparant mogelijk te houden.
Op de verbeelding wordt met bestemmingen en aanduidingen aangegeven welk gebruik is toegestaan en of er ten behoeve van die bestemmingen mag worden gebouwd. De bestemmingen worden door middel van hoofdletters aangeduid, zoals 'W' voor 'Wonen'. Met aanduidingen kan het gebruik nader worden gespecificeerd en het bouwen worden gereguleerd. Een veel voorkomende bouwaanduiding is die voor de maximum goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen; deze worden aangegeven door middel van een matrix. Naast enkelbestemmingen die met een kleur worden aangeduid, zijn er dubbelbestemmingen die op de verbeelding herkenbaar zijn aan arceringen.
De gehanteerde bestemming
Voor het plangebied is een recreatiebestemming voor het kampeerterrein opgenomen. Voor deze bestemmingsregelingen is aangesloten bij het bestemmingsplan 'Kop van Schouwen' en de '1e herziening Kop van Schouwen'. Naast deze enkelbestemmingen blijft de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 6' behouden.
De randen van het plangebied worden waar nodig ten behoeve van landschappelijke inpassing voorzien van de bestemming 'Groen - Landschappelijk'.
Het natuurgebied krijgt de bestemming 'Natuur', waar het parkeerterrein apart wordt aangeduid.
Regels
Op grond van SVBP2012 hebben de hoofdstukken waarin de regels zijn opgenomen, de volgende vaste volgorde.
Ook bij de opstelling van een bestemmingsbepaling (hoofdstuk 2 van de regels) moet een vaste volgorde gebruikt worden: Een bestemmingsregel behoeft niet alle voorgeschreven elementen te bevatten. Dit is afhankelijk van de aard van de bestemming. Alle bestemmingen bevatten wel een bestemmingsomschrijving en bouwregels.
Voorts is in het Bro een aantal bepalingen opgenomen waaraan de regels van het bestemmingsplan moeten voldoen. Het gaat hierbij om een aantal begrippen, regels ten aanzien van het overgangsrecht en de anti-dubbeltelbepaling.
Groen - Landschappelijk
De landschappelijke inpassing is geborgd in de bestemming 'Groen - Landschappelijk'.
Natuur
De gronden ten zuiden van de Korte Moermondsweg worden bestemd als 'Natuur'. Binnen deze bestemming zijn de gronden bestemd voor het behoud, herstel en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden. Daarnaast zijn ondergeschikte recreatieve voorzieningen mogelijk.
Recreatie - Kampeerterrein
Op het huidige terrein en het uit te breiden deel is de bestemming 'Recreatie - Kampeerterrein' opgenomen. Het totaal aan standplaatsen wordt vastgelegd op 243. Daarbij wordt een maximum aantal van 37 kampeerhuisjes op evenzoveel standplaatsen aangeduid. De aanduidingen voor de voorzieningen worden overgenomen uit het geldende bestemmingsplan.
Verkeer
Het parkeerterrein is bestemd als 'Verkeer'.
Waarde - Archeologie - 6 (dubbelbestemming)
De dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 6' dient ter bescherming van de archeologische verwachting.
Deze algemene regels bestaan uit een aantal algemene, niet aan specifieke bestemmingen gekoppelde, bepalingen.
Anti-dubbeltelregel (Artikel 10)
Deze bepaling is ingevolge artikel 3.2.4 van het Bro vast voorgeschreven. Doel van deze bepaling is te voorkomen dat er meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogt, bijvoorbeeld als (onderdelen van) percelen van eigenaar wisselen. De anti-dubbeltelbepaling voorkomt dat het overgedragen erf nog eens in de beoordeling van de bouwmogelijkheden op het oorspronkelijk deel erf kan worden betrokken.
Algemene bouwregels (Artikel 11)
Dit artikel bevat twee subleden aangaande minimale en maximale maatvoeringen.
Overige regels (Artikel 13)
Dit artikel bevat een bepalingen ten aanzien van de parkeerregeling.
In artikel 14 is het overgangsrecht ten aanzien van het gebruik en het bouwen in strijd met het plan geregeld. In lid 14.1 is de in artikel 3.2.1 Bro voorgeschreven bepaling omtrent het overgangsrecht voor bouwwerken opgenomen. In lid 14.2 is de in artikel 3.2.2 Bro voorgeschreven bepaling omtrent het overgangsrecht voor gebruik opgenomen. Artikel 15 bevat de slotregel.
Op grond van artikel 3.1.1. van het Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro) dient bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg plaats te vinden met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. De ingediende reacties en beantwoording zijn opgenomen in een Antwoordnota, zie Bijlage 27.
Het ontwerpbestemmingsplan ligt gedurende 6 weken ter inzage. In deze periode kan eenieder zienswijzen tegen het bestemmingsplan naar voren brengen.
Na vaststelling wordt het bestemmingsplan voor de tweede maal zes weken ter visie gelegd. Gedurende deze periode kunnen belanghebbenden tegen het vaststellingsbesluit beroep instellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Indien geen beroep wordt ingesteld, is het plan na deze beroepstermijn onherroepelijk en treedt het plan in werking.