direct naar inhoud van Regels
Plan: Camping Zonnedorp Renesse
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1676.00378BphRE-VA01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Camping Zonnedorp Renesse met identificatienummer NL.IMRO.1676.00378BphRE-VA01 van de gemeente Schouwen-Duiveland.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aan- of uitbouw

een uit de gevel springend, in architectonisch opzicht ondergeschikt deel van een woning dat door haar indeling en inrichting is bestemd hoofdzakelijk te worden gebruikt ten behoeve van de woning.

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 aanduidingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde aanduiding, begrensd door een aanduidingsgrens.

1.7 archeologische deskundige

de provinciaal archeoloog van Zeeland, de Rijksarcheoloog van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed of een ander deskundig archeologisch adviesbureau.

1.8 archeologische waarde

de in het kader van dit plan aan het gebied toegekende waarde gekenmerkt door voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen direct onder het aardoppervlak.

1.9 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.10 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, welke slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van ) een persoon,

  • a. wiens huisvesting daar noodzakelijk is gelet op de bestemming van de grond ter plaatse van het gebouw of het terrein, of
  • b. waarvan het hoofdinkomen afkomstig is van een bedrijf waarvan de bedrijfsactiviteiten gelet op de bestemming van de grond ter plaatse structureel worden uitgeoefend.
1.11 bestaand

ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

1.12 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.de grens van een bestemmingsvlak.

1.13 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.14 bijgebouw

een met het hoofdgebouw verbonden of daarvan vrijstaand gebouw dat ten dienste staat van het hoofdgebouw en door zijn ligging, constructie of afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.15 bordes

verhoogd platform voor de ingang van een gebouw bereikbaar via een aantal treden of een trap.

1.16 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.17 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.18 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.19 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.20 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.21 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.22 brandklasse

het brandgedrag van bouwproducten conform NEN-EN 13501-1.

1.23 brandkraan

een aftappunt van bluswater voor de brandweer.

1.24 bruto-standplaatsgrootte

De totale oppervlakte van een kampeerterrein, inclusief landschappelijke inpassing, gedeeld door het totaal aantal standplaatsen.

1.25 centrale bedrijfsmatige exploitatie

het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon voeren van een gezamenlijk beheer en exploitatie van recreatiewoningen, kampeerterreinen en kampeermiddelen, gericht op het bieden van (permanent wisselende) recreatieve (nacht)verblijfsmogelijkheden.

1.26 dagrecreatie

activiteiten ter ontspanning in de vorm van sport, spel (met uitzondering van casino's ), toerisme en educatie, waarbij geen sprake is van overnachting.

1.27 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, hieronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan diegenen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.28 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen waaronder zijn begrepen reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren, bankfilialen schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en seksinrichting.

1.29 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden.

1.30 erfgrens

de grens van het erf.

1.31 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.32 half verharding

doorlatende verharding bestaande uit een wegdek met een zeer hoge (water)doorlatendheid, zoals graskeien, grasbetontegels, grind, steenslag of schelpen.

1.33 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken.

1.34 horecabedrijf

een bedrijf gericht op het verstrekken van al dan niet ter plaatse bereidde en al dan niet ter plaatse te nuttigen dranken en/of etenswaren en/of het verstrekken van logies en/of het exploiteren van zaalaccommodaties.

1.35 huishouden

een persoon dan wel een aantal personen in een zeker continue samenstelling die met elkaar wonen en tussen de verschillende personen een zekere onderlinge verbondenheid bestaat.

1.36 kampeerhuisje

een op een standplaats voor kampeermiddelen gebouwd gebouw bestemd voor recreatief nachtverblijf, waarbij gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.

1.37 kampeermiddel

tenten, tentwagen, caravans, campers, (sta)caravans of hiermee gelijk te stellen mobiele onderkomens op kampeerterreinen bestemd voor recreatief nachtverblijf, waarbij gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.

1.38 kampeerterrein

een terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen en/of kampeerhuisjes ten behoeve van recreatief nachtverblijf, waaronder begrepen dienstgebouwen en andere voorzieningen ten dienste van het kamperen.

1.39 kantoor(ruimte)

een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig/bedrijfsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, lichaamsverzorgend, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee naar aard gelijk te stellen gebied.

1.40 logeergebouw

een gebouw bestemd voor verblijfsrecreatie door meerdere personen in groepsverband.

1.41 NEN

Door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.

1.42 netto-standplaatsgrootte

De effectieve, vrije standplaatsruimte per kampeerplaats, gemeten zonder beplantingen, wegen, (schouw)paden, sport- en spelvoorzieningen en parkeergelegenheid.

1.43 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van openbaar nut.

1.44 ondersteunende detailhandel

gelegenheid waarbij het doel van de onderneming niet primair gericht op de verkoop van goederen, maar slechts ter ondersteuning is van de hoofdactiviteit.

1.45 ondersteunende horeca

gelegenheid waarbij het doel van de onderneming niet primair gericht is op het verstrekken van consumptieve goederen, maar slechts ter ondersteuning is van de hoofdactiviteit. Deze consumptieve gelegenheid richt zich op het verstrekken van eetwaren voor directe consumptie ter plaatse met daarnaast het afzonderlijk verstrekken van dranken voor directe consumptie ter plaatse. Horecagelegenheden bij sportkantines en clubhuizen vallen hier niet onder.

1.46 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en optioneel één wand.

1.47 passend in straat- en bebouwingsbeeld
  • a. een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
  • b. een goede hoogte-/breedteverhouding tussen de bebouwing onderling;
  • c. een samenhang in bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;
  • d. de cultuurhistorische samenhang van de omgeving.
1.48 peil
  • a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk grenst aan de weg: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. bij ligging in het water: de gemiddelde hoogte van de aangrenzende oevers;
  • c. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afwerkte bouwterrein, ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan.
1.49 permanente bewoning

bewoning van een ruimte als hoofdverblijf.

1.50 permanente standplaats

een standplaats bestemd voor het plaatsen van een kampeermiddel of een kampeerhuisje en twee bijzettentjes van maximaal acht vierkante meter, dat gedurende het gehele jaar aanwezig mag zijn ten behoeve van recreatief nachtverblijf.

1.51 recreatief nachtverblijf

recreatie, niet zijnde permanente bewoning, in ruimten welke zijn bestemd voor recreatief nachtverblijf, zoals een recreatiewoning, kampeerhuisje, logeergebouw, pension of kampeermiddel, door personen die hun hoofdverblijf elders hebben.

1.52 recreatiewoning

een gebouw, geen woonkeet en geen (sta)caravan of andere constructie op wielen zijnde, dat bestemd is voor recreatief nachtverblijf en waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.

1.53 restaurant

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken.

1.54 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.55 Staat van Horeca-activiteiten

de Staat van Horeca-activiteiten die van deze regels deel uitmaakt.

1.56 stacaravan

een kampeermiddel uit één niet-samengesteld geheel, die in zijn geheel zelfstandig (over de weg) vervoerd kan worden met een maximale oppervlakte van 55m2 en maximaal 5 meter hoog, gemeten vanaf het afgewerkt bouwterrein.

1.57 standplaats

het gedeelte van een kampeerterrein aangewezen voor recreatief nachtverblijf in één of meerdere kampeermiddelen of een kampeerhuisje.

1.58 stikstofdepositie

neerslag van stikstofverbindingen uit de lucht op een oppervlakte, uitgedrukt in mol per hectare per jaar.

1.59 straatprostitutie

het zich op de openbare weg respectievelijk op openbare ruimten of in een zich op de openbare weg respectievelijk openbare ruimte bevindend voertuig beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.60 uitlogende materialen

stoffen die langzaam oplossen in lucht of in water die in vaste vorm gebonden zijn in (bouw)materialen, zoals lood, koper en zink.

1.61 verblijfsrecreatie

recreatie in ruimten die zijn bestemd of opgericht voor recreatief nachtverblijf, zoals een recreatiewoning, groepsaccommodatie, logeergebouw, pension, kampeermiddel of kampeerhuisje, door personen die hun hoofdverblijf elders hebben.

1.62 verblijfsrecreatieve voorzieningen

voorzieningen, geen verblijfseenheden zijnde, ten behoeve van de verblijfsrecreatie.

1.63 verhard oppervlak

het gezamenlijk oppervlak van daken, bestrating, kassen etc., waarvan het regenwater wordt afgevoerd.

1.64 vleermuisvriendelijke verlichting

de toepassing van een type verlichting ter beperking van lichthinder voor vleermuizen.

1.65 weg

voor het openbaar verkeer openstaande weg of pad inclusief de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die weg behorende paden en bermen of zijkanten.

1.66 woning

een hoofdgebouw dat dient voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 de afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.3 de bouwhoogte van een antenne-installatie
  • a. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
  • b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 de breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

2.6 de bruto vloeroppervlak

de bruto vloeroppervlakte volgens NEN 2580.

2.7 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.8 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.9 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.10 de vloeroppervlakte

de gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN 2580.

2.11 Ondergeschikte bouwdelen

bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen wordt de overschrijding van de bouwgrens door ondergeschikte bouwdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, gevel- en kroonlijsten, ventilatiekanalen, warmtepompen, schoorstenen, luifels, erkers, balkons en overstekende daken e.d. buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de bouwgrens en/of bouwhoogte niet meer dan 1 meter bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. plantsoenen;
  • b. bermstroken, bermsloten;
  • c. water, taluds, oevers en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm': geluidwerende voorzieningen;
  • e. verhardingen, parkeervoorzieningen, paden, speelvoorzieningen, straatmeubilair, afvalverzamelvoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van openbaar nut, geluidwerende voorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
3.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

3.2.1 Algemeen

Op deze gronden mogen uitsluitend ten dienste van de in lid 3.1 bedoelde bestemming worden gebouwd:

  • a. gebouwen;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.2.2 Gebouwen
  • a. de oppervlakte van gebouwen mag maximaal 15 m2 bedragen;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen mag maximaal 3,50 meter bedragen.

3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 2 meter, met uitzondering van:

  • a. antennes die ten hoogste 5 meter mogen bedragen;
  • b. speeltoestellen die ten hoogste 4 meter mogen bedragen;
  • c. openbare nutsvoorzieningen die ten hoogste 3,50 meter mogen bedragen;
  • d. lichtmasten en vlaggenmasten die ten hoogste 8 meter mogen bedragen;
  • e. geluidwerende voorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm' 3 meter mag bedragen.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Afwijking

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.3, ten behoeve van een geluidscherm dat wordt gebouwd op een geluidwerende grondwal tot een bouwhoogte van maximaal 2 meter ten opzichte van het hoogste punt van de grondwal.

 

3.3.2 Afwegingskader

De in lid 3.3.1 genoemde afwijking kan slechts worden verleend, mits dit noodzakelijk is vanuit het oogpunt van geluidhinder.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruiken, te doen of laten gebruiken van gronden als uitstallings-, opslag-, standplaats voor kampeermiddelen.

 

Artikel 4 Groen - Landschappelijk

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen - Landschappelijk' aangewezen gronden zijn uitsluitend bestemd voor:

  • a. het behoud en/of herstel en ontwikkeling van de aanwezige natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden en de ontwikkeling van potentiële natuurlijke en landschappelijke waarden;
  • b. landschappelijke afscherming van recreatieterreinen door opgaande beplanting van voornamelijk streekeigen soorten en voor geluidwerende voorzieningen, een grondwal inbegrepen;
  • c. water, taluds, oevers en waterhuishoudkundige voorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
4.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de in lid 4.1 bedoelde bestemming worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 2 meter bedragen, met uitzondering van de bouwhoogte van openbare nutsvoorzieningen die ten hoogste 3,50 meter mogen bedragen.
4.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruiken, te doen of laten gebruiken van gronden als uitstallings-, opslag-, standplaats voor kampeermiddelen.

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.4.1 Verbod
  • a. Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
    • 1. het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting en afschermende voorzieningen;
    • 2. het aanbrengen van verharde wegen en/of paden en andere oppervlakteverhardingen.

4.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 4.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud betreffen, waaronder in ieder geval verstaan ploegen, eggen, het uitbaggeren van sloten en greppels;
  • b. noodzakelijk zijn in verband met het op de bestemming gerichte beheer;
  • c. reeds in uitvoering dan wel vergund zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • d. bedoeld zijn in lid 4.4.1 maar de in lid 4.1 omschreven waarden van deze gronden niet aantasten.

4.4.3 Voorwaarden

Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt slechts verleend indien is gebleken dat de in lid 4.4.1 genoemde werken of werkzaamheden direct, hetzij indirect geen aantoonbaar onevenredige aantasting van de in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische waarden alsmede de landschappelijke inpassing tot gevolg hebben, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

Artikel 5 Natuur

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud, herstel en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden;
  • b. aan de bestemming ondergeschikte extensieve dagrecreatie met bijbehorende recreatieve fiets, en wandel- en ruiterpaden en voorzieningen en speelvoorzieningen;
  • c. hierbij horende ondergeschikte voorzieningen zoals waterpartijen, beplanting, taluds, oevers en waterhuishoudkundige voorzieningen.
5.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

5.2.1 Algemeen

Op deze gronden mogen uitsluitend ten dienste van de in lid 5.1 bedoelde bestemming worden gebouwd:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn zowel binnen als buiten het bouwvlak toegestaan;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 2 meter bedragen.
5.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruiken, te doen of laten gebruiken van gronden als uitstallings-, opslag-, stand-, of ligplaats voor kampeermiddelen, voer- en vaartuigen.

5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.4.1 Verbod

Het is verboden gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het college van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden), de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • c. het aanleggen van dijken of andere taluds en het vergraven of ontgraven van reeds aanwezige dijken of taluds;
  • d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • e. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen, kaden en aanlegplaatsen;
  • f. het aanleggen van boven- of ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • g. het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting alsmede het verwijderen van oevervegetaties;
  • h. het beplanten van gronden met houtgewassen.

5.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 5.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • b. reeds krachtens een verleende omgevingsvergunning in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning;
  • d. worden uitgevoerd in verband met een natuurontwikkeling die mogelijk wordt gemaakt.

5.4.3 Voorwaarden

De werken of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar indien daardoor de waarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

Artikel 6 Recreatie - Kampeerterrein

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Kampeerterrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. recreatie in kampeermiddelen en gebouwen welke zijn bestemd of opgericht voor recreatief nachtverblijf door personen die hun hoofdverblijf elders hebben;

en tevens voor:

  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': één bedrijfswoning;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - dienstverlening en beheer': dienstverlening, zwembaden en overige voorzieningen ten behoeve van de verblijfsrecreatie op hetzelfde terrein;
  • d. ondersteunende detailhandel ten behoeve van het recreatiebedrijf tot een vloeroppervlakte van ten hoogste 150 m2;
  • e. ondersteunende horeca ten behoeve van het recreatiebedrijf in de categorie 1a van de Staat van Horeca-activiteiten, zoals bedoeld in bijlage 1 Staat van Horeca-activiteiten tot een vloeroppervlakte van 350 m2 (exclusief terras);
  • f. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, sanitairvoorzieningen, nutsvoorzieningen parkeervoorzieningen en (ontsluitings)wegen, spel-, sport- en speelvoorzieningen en landschappelijke inpassing;
  • g. kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen, voorzieningen voor beheer en onderhoud en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
6.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

6.2.1 Algemeen

Op deze gronden mogen uitsluitend ten dienste van de in lid 6.1 bedoelde bestemming worden gebouwd:

  • a. gebouwen;
  • b. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;
  • c. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

6.2.2 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en overkappingen dienen in het bouwvlak te worden opgericht, met dien verstande dat:
    • 1. gebouwen voor sanitair ook buiten het aangegeven bouwvlak mogen worden opgericht;
    • 2. gebouwen die op een standplaats dienen te worden opgericht, zoals kampeerhuisjes, trekkershutten en bijgebouwen bij kampeermiddelen buiten het bouwvlak mogen worden opgericht;
    • 3. de oppervlakte van gebouwen ten behoeve van dienstverlening en beheer bedraagt ten hoogste 3% van de oppervlakte van de gronden met de bestemmingen 'Recreatie - Kampeerterrein' en 'Groen - Landschappelijk', voor zover deze bij het betreffende recreatiebedrijf horen;
  • b. de oppervlakte, inhoud, goot- en bouwhoogte van gebouwen en overkappingen bedragen ten hoogste de navolgende maten:

  Gebouw   Oppervlakte (m2)
 
Inhoud (m³)   Goothoogte (m)   Bouwhoogte (m)  
1   bedrijfsgebouwen binnen het bouwvlak   -   -   zie aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)'   zie aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)'  
2   centrale sanitairgebouwen   -   -   -   4 m  
3   Kampeerhuisje (inclusief bordes)   75 m2   250 m3   -   5,5 m  
4   Stacaravan (inclusief bordes)   55 m2   -   -   5,0m  
5   vrijstaand bijgebouw per kampeerhuisje   13 m2   -   -   3,5 m  
6   bijgebouw bij permanente standplaats   9 m2   -   -   3,5 m  
7   bedrijfswoning inclusief aangebouwde bijgebouwen   200 m2   750 m3   6 m   10 m  
8   vrijstaande bijgebouwen bij bedrijfswoning   totaal 40 m2   -   3,50 m   7,50 m  
9   kinderspeelhuisjes en huisdierenverblijven   -   -   -   4 m  
10   overige gebouwen ten behoeve van het onderhoud en beheer buiten het bouwvlak   40 m2 gezamenlijke oppervlakte aan overige gebouwen)     4 m   8 m  

  • c. In afwijking van het bepaalde onder sub b.3. zijn ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende oppervlakte' 6 kampeerhuisjes met een oppervlakte van maximaal 100 m2 toegestaan, onder de voorwaarde dat:
    • 1. de kampeerhuisjes worden gebouwd ten behoeve van mindervaliden;
    • 2. een volledig verblijfsprogramma op de begane grond wordt gerealiseerd;
    • 3. de inhoudsmaat bedraagt maximaal 500 m³;
    • 4. de afstand tot de verharding van de Rampweg minimaal 21 meter bedraagt;
    • 5. het gebruik als bedoeld onder 6.4.1 sub i in acht wordt genomen.
  • d. uitsluitend op permanente standplaatsen mogen vrijstaande bijgebouwen per kampeermiddel worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. aangebouwde bijgebouwen niet zijn toegestaan;
    • 2. ten hoogste één vrijstaand bijgebouw en één bordes per standplaats zijn toegestaan;
  • e. stacaravans en kampeerhuisjes zijn uitsluitend toegestaan op een permanente standplaats, met dien verstande dat:
    • 1. de netto standplaatsgrootte ten minste vier maal de oppervlakte van een kampeerhuisje heeft;
    • 2. de netto standplaatsgrootte ten minste 150 m² is ten behoeve van een stacaravan;
  • f. het aantal kampeerhuisjes mag maximaal het aangegeven aantal bedragen ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal kampeerhuisjes', indien geen aanduidingsvlak is opgenomen, bedraagt het aantal maximaal 0;
  • g. de afstand tussen een vrijstaand bijgebouw en de grens van een standplaats bedraagt ten minste 1 meter.

6.2.3 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste de navolgende maten:

overig bouwwerk, geen gebouw zijnde   Bouwhoogte (m)  
bordes op permanente standplaats bij een kampeerhuisje   de goothoogte van het op de standplaats aanwezige kampeerhuisje  
bordes op permanente standplaats bij een stacaravan   de hoogte van op de standplaats aanwezige stacaravan  
lichtmasten   2,5 m  
vlaggenmasten   8 m  
speelvoorzieningen   3 m  
erf- en terreinafscheidingen op gronden die zijn gekeerd naar de openbare weg en die liggen binnen een bouwvlak   1 m  
erf- en terreinafscheidingen elders   2 m  
andere overige bouwwerken geen gebouwen zijnde   2 m  
6.3 Afwijken van bouwregels

6.3.1 Afwijken privé sanitair

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2 om privésanitair te kunnen toestaan, met inachtneming van het volgende:

  • a. privé-sanitair is uitsluitend toegestaan op een niet-permanente standplaats;
  • b. per niet-permanente standplaats is ten hoogste één privé-sanitair toegestaan;
  • c. de totale hoogte van privé-sanitair bedraagt ten hoogste 3,50 m;
  • d. per standplaats bedraagt de oppervlakte van een privé-sanitair ten hoogste 6 m2;
  • e. privé-sanitair mag aaneen worden gebouwd, met dien verstande dat ten hoogste 4 sanitaire eenheden mogen worden gecombineerd in één gebouw van ten hoogste 24 m2;
  • f. het kampeerterrein is rondom voorzien van een afschermende landschappelijke inpassing die bestaat uit een beplantingsstrook met een afschermende struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten, met een breedte van 10 meter of van ten minste 5 meter plus een met streekeigen beplanting beplante aarden wal van ten minste 2 meter hoog, gemeten vanaf het maaiveld;
  • g. afwijken is slechts toelaatbaar als:
    • 1. voor de landschappelijke inpassing een beheersplan is opgesteld en goedgekeurd door het bevoegd gezag;
    • 2. als realisatie, beheer en onderhoud van de landschappelijke inpassing zijn verzekerd.

6.3.2 Afwegingskader

De omgevingsvergunning als bedoeld in 6.3.1 kan slechts worden verleend, mits:

  • a. dit passend is in het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. dit niet leidt tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.
6.4 Specifieke gebruiksregels
6.4.1 Gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden gelden in ieder geval de volgende regels:

  • a. het aantal standplaatsen mag maximaal het aangegeven aantal bedragen ter plaatse van de aanduiding 'maximum totaal aantal standplaatsen', indien geen aanduidingsvlak is opgenomen, bedraagt het aantal maximaal 0;
  • b. het aantal permanente standplaatsen mag maximaal het aangegeven aantal bedragen ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal permanente standplaatsen', indien geen aanduidingsvlak is opgenomen, bedraagt het aantal maximaal 0;
  • c. het aantal standplaatsen voor winterkamperen mag maximaal het aangegeven aantal bedragen ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal standplaatsen winterkamperen', indien geen aanduidingsvlak is opgenomen, bedraagt het aantal maximaal 0;
  • d. de netto-standplaatsgrootte voor een niet-permanente standplaats bedraagt ten minste 100 m²;
  • e. de netto-standplaatsgrootte voor een permanente standplaats bedraagt ten minste 150 m²;
  • f. de netto-standplaatsgrootte bedraagt ten minste vier maal de oppervlakte van een kampeerhuisje met een minimum van 150 m²;
  • g. op een permanente standplaats mogen gedurende het gehele jaar ten hoogste worden geplaatst:
    • 1. één kampeermiddel, en;
    • 2. twee bijzettentjes van elk ten hoogste 8 m2 of;
    • 3. één kampeerhuisje;
  • h. op een niet-permanente standplaats mogen kampeermiddelen worden geplaatst met inachtneming van het volgende:
    • 1. plaatsing is uitsluitend toegestaan gedurende het zomerseizoen;
    • 2. per terrein mogen ten hoogste het met de aanduiding 'maximum aantal standplaatsen winterkamperen' aangegeven aantal niet-permanente standplaatsen voor winterkamperen worden gebruikt;
  • i. het gebruik van kampeerhuisje voor mindervaliden is uitsluitend toegestaan met inachtneming van het volgende:
    • 1. het kampeerhuisje maakt onderdeel uit van het kampeerterrein als bedoeld onder lid 6.1 sub a.;
    • 2. het kampeerhuisje wordt uitsluitend verhuurd;
    • 3. er sprake is van een centraal bedrijfsmatige exploitatie;
    • 4. het gebruik van fossiele brandstoffen en/of hout als energiebron is niet toegestaan.
  • j. de lichtuitstraling naar de omgeving dient te worden beperkt zoveel als technisch mogelijk, daarbij geldt dat:
    • 1. lichtmasten alleen zijn toegestaan rond centrale voorzieningen;
    • 2. op het overige deel van het terrein uitsluitend sprake is van oriëntatieverlichting;
  • k. ten minste 2% van de gronden met de bestemming 'Recreatie - Kampeerterrein' zijn bedoeld ten behoeve van sport- en spelvoorzieningen.

6.4.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. recreatief nachtverblijf in bijgebouwen;
  • b. detailhandel, met uitzondering van ondersteunende detailhandel, voor zover dit een ondergeschikt bestanddeel uitmaakt van de totale bedrijfsuitoefening;
  • c. een hotel;
  • d. horeca, met uitzondering van ondersteunende horeca, voor zover dit een ondergeschikt bestanddeel uitmaakt van de totale bedrijfsuitoefening;
  • e. het gebruiken of te laten gebruiken van gronden en / of bouwwerken als seksinrichting of voor straatprostitutie;
  • f. het gebruiken, te doen of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor permanente bewoning, anders dan bedoeld onder 6.1 onder b;
  • g. het inrichten en/of gebruiken van een aan- of uitbouw of (vrijstaand) bijgebouw als zelfstandige (recreatieve) woonruimte.

6.4.3 Niet strijdig gebruik

Het beroepsmatig of bedrijfsmatig gebruik van een bedrijfswoning en/of bij deze bedrijfswoning behorende bijgebouwen, met dien verstande dat:

  • a. het beroep of bedrijf uitsluitend is toegestaan als nevenfunctie van het wonen;
  • b. het gebruik voor beroep of bedrijf uitsluitend is toegestaan voor de bewoners van de bedrijfswoning;
  • c. ten hoogste 25 m² van de bedrijfswoning en/of de bij deze bedrijfswoning behorende bijgebouwen voor de uitoefening van het aan huis gebonden beroep of bedrijf mag worden gebruikt;
  • d. het gebruik geen horeca mag betreffen;
  • e. geen activiteit plaatsvindt betreffende een inrichting als genoemd in artikel 2.1, lid 1, sub e van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, tenzij voldoende is aangetoond dat de vestiging van de activiteit geen overwegende bezwaren van milieuhygiënische aard zal oproepen, gelet op de ligging, bedrijfsvoering en omvang van het bedrijf ten opzichte van nabijgelegen woningen;
  • f. geen detailhandel is toegestaan tenzij het een webwinkel betreft;
  • g. geen verlichte en/of opvallende reclame-uitingen aan de gevel zichtbaar mogen zijn;
  • h. het gebruik van (een deel van) de gebouwen als seksinrichting niet is toegestaan.

6.4.4 Voorwaardelijke verplichtingen
  • a. Het gebruik als genoemd in artikel 6.1 is uitsluitend toegestaan indien:
    • 1. sprake is van een centrale bedrijfsmatige exploitatie;
    • 2. de verlichting op het kampeerterrein vleermuisvriendelijk is, oranje rood genaamd Amber.
  • b. de bouw van en het gebruik van een kampeerhuisje met een oppervlakte van maximaal 100 m², als bedoeld in artikel 6.2.2 onder c, is uitsluitend toegestaan indien de gronden die deel uitmaken van dit plan en die zijn bestemd als Natuur, zijn aangelegd en ingericht volgens het "Inrichtings- en beheersplan" zoals opgenomen in bijlage 2 en vervolgens duurzaam in stand worden gehouden;
  • c. realisatie en gebruik van de kampeerhuisjes als bedoeld in artikel 6.2.2 onder c is uitsluitend toegestaan indien en voor zover binnen het plangebied ten zuiden van de Korte Moermondsweg wordt voorzien in realisatie en instandhouding van nieuw leefgebied voor de wezel, conform het compensatieplan in bijlage 3;
  • d. het gebruik van kampeerhuisjes zoals bedoeld in artikel 6.2.2 onder c is uitsluitend toegestaan indien en voor zover geen stikstofemissie veroorzakende installaties, zoals gasgestookte verwarmings- of kookinstallaties, open haarden en/of palletkachels aanwezig en/of in gebruik zijn.
6.5 Afwijken van de gebruiksregels
6.5.1 Beroepsmatige en/of bedrijfsmatige activiteiten

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.4.3 voor de uitoefening van beroepsmatige en/of bedrijfsmatige activiteiten in een bedrijfswoning en/of bij de bedrijfswoning behorende bijgebouwen met een oppervlakte van maximaal 50 m², met dien verstande dat:

  • a. het beroep of bedrijf uitsluitend is toegestaan als nevenfunctie van het wonen;
  • b. ten hoogste 50 m2 van de bedrijfswoning en/of de bij deze bedrijfswoning behorende bijgebouwen voor de uitoefening van het aan huis gebonden beroep of bedrijf mag worden gebruikt;
  • c. het gebruik voor beroep of bedrijf uitsluitend is toegestaan voor de bewoners van de bedrijfswoning;
  • d. het gebruik geen horeca mag betreffen;
  • e. geen onevenredige verkeers- en parkeeroverlast voor de omgeving ontstaat;
  • f. de bedrijfswoning blijft voldoen aan het Bouwbesluit;
  • g. geen activiteit plaatsvindt betreffende een inrichting als genoemd in artikel 2.1, lid 1, sub e van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, tenzij voldoende vaststaat dat de vestiging van de activiteit geen overwegende bezwaren van milieuhygiënische aard zal oproepen, gelet op de ligging, bedrijfsvoering en omvang van het bedrijf ten opzichte van nabijgelegen woningen;
  • h. geen detailhandel is toegestaan tenzij als ondergeschikte nevenactiviteit van de bedrijfsmatige c.q. beroepsmatige activiteit;
  • i. geen verlichte en/of opvallende reclame-uitingen aan de gevel zichtbaar mogen zijn;
  • j. het gebruik van (een deel van) de gebouwen als seksinrichting niet is toegestaan.

6.5.2 Afwegingskader

De omgevingsvergunning als bedoeld in 6.5.1 kan slechts worden verleend, mits:

  • a. dit passend is in het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. dit niet leidt tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.

Artikel 7 Verkeer

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen en straten met een profiel van 1x2 rijstroken;
  • b. voet- en fietspaden;
  • c. parkeerterreinen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. speelvoorzieningen;
  • f. straatmeubilair, afvalverzamelvoorzieningen, geluidwerende voorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, taluds, oevers, bruggen, fietstunnels en andere voorzieningen ten behoeve van de bestemming.
7.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

7.2.1 Algemeen

Op deze gronden mogen uitsluitend ten dienste van de in lid 7.1 bedoelde bestemming worden gebouwd:

  • a. gebouwen;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

7.2.2 Gebouwen
  • a. de oppervlakte van gebouwen bedraagt maximaal 15 m²;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal 3,50 meter.

7.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 2 meter, met uitzondering van:

  • a. antennes die ten hoogste 5 meter mogen bedragen;
  • b. speeltoestellen die ten hoogste 3 meter mogen bedragen;
  • c. openbare nutsvoorzieningen die ten hoogste 3,50 meter mogen bedragen;
  • d. lichtmasten die ten hoogste 2,5 meter mogen bedragen.
  • e. vlaggenmasten die ten hoogste 8 meter mogen bedragen.
7.3 Nadere eisen
7.3.1 Eisen

Het bevoegd gezag kan bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen, nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de plaatsing van gebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten opzichte van de bouwperceelsgrens en ten opzichte van elkaar;
  • b. de dakhelling van hellende dakvlakken van gebouwen;
  • c. de plaatsing en vormgeving van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

7.3.2 Voorwaarden

Deze nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en gronden in verband met calamiteiten.

7.4 Afwijken van de bouwregels
7.4.1 Afwijking

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2.3 sub a tot een bouwhoogte van maximaal 10 meter, met uitzondering van overkappingen.

7.4.2 Afwegingskader

De omgevingsvergunning als bedoeld in 7.4.1 kan slechts worden verleend, mits:

  • a. dit passend is in het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. dit niet leidt tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.
7.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruiken, te doen of laten gebruiken van gronden als uitstallings-, opslag-, stand-, of ligplaats voor kampeermiddelen.

Artikel 8 Waarde - Archeologie - 6

8.1 Bestemmingsomschrijving
8.1.1 Bestemming

De voor 'Waarde - Archeologie - 6' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende enkelvoudige bestemmingen.

8.1.2 Gebruik

Op of in deze gronden mogen uitsluitend ten dienste van de in lid 8.1.1 genoemde bestemming bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.

8.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

8.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met inachtneming van de volgende regel: de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 2 meter bedragen.

8.2.2 Andere bestemmingen
  • a. ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag niet worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op een bouwwerk met een oppervlakte groter dan 2.500 m² en waarbij bovendien grond- of graafwerkzaamheden dieper dan 0,50 meter beneden het maaiveld plaatsvinden;
  • b. het bepaalde onder lid 8.2.2, onder a is niet van toepassing indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
8.3 Afwijken van de bouwregels
8.3.1 Afwijking

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.2.2, onder a ten behoeve van het bouwen groter dan 2.500 m² en dieper dan 0,50 meter, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd, waarin wordt aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn of dat de archeologische waarden van het terrein naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate worden veiliggesteld.

8.3.2 Voorwaarden

Indien uit het onder lid 8.3.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen of kunnen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.4.1 Werken en werkzaamheden

Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 0,50 meter, waartoe ook wordt gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage;
  • b. het ophogen van de bodem met meer dan 0,50 meter;
  • c. het aanleggen, vergraven, verruimen en dempen van sloten, vijvers en andere wateren op een grotere diepte dan 0,50 meter;
  • d. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de diepte van de aan te brengen verharding meer dan 0,50 meter bedraagt;
  • e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op één of andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond op een grotere diepte dan 0,50 meter;
  • f. het verlagen of het verhogen van het waterpeil, voor zover dit geen bevoegdheid van het waterschap betreft;
  • g. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd op een grotere diepte dan 0,50 meter;
  • h. het omzetten van grasland in bouwland;
  • i. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur op een grotere diepte dan 0,50 meter.

8.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 8.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 2.500 m²;
  • b. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • d. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
  • e. worden uitgevoerd ten dienste van de bestemming Waterstaat - Waterkering op de gronden die mede zijn voorzien van de bestemming Waterstaat - Waterkering.

8.4.3 Toelaatbaarheid
  • a. De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt verleend, indien is gebleken dat de in lid 8.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal;
  • b. voor zover de in lid 8.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning de volgende regels worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
    • 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties;
  • c. de vergunning kan alleen worden verleend nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
  • d. alvorens de gevraagde omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden te verlenen, vragen burgemeester en wethouders aan de archeologisch deskundige om advies omtrent het criterium als bedoeld in lid 8.4.3, onder a, b en c. Bij een negatief advies verzoeken burgemeester en wethouders de archeologisch deskundige de verder te nemen stappen aan te geven.
8.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
8.5.1 Verbod

Het is verboden bouwwerken die zich op gronden met deze dubbelbestemming bevinden zonder, of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk) te slopen.

8.5.2 Uitzondering

Het verbod als bedoeld in lid 8.5.1 is niet van toepassing indien de sloopwerkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij het bepaalde in lid 8.2.2 onder b in acht is genomen;
  • b. een oppervlakte hebben van minder dan 2.500 m² en de grondlagen dieper dan 0,50 meter beneden het maaiveld niet verstoren;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

8.5.3 Regels

In het belang van de archeologische monumentenzorg kunnen burgemeester en wethouders regels verbinden aan een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk op of in gronden ter plaatse van de bestemming 'Waarde - Archeologie - 6'.

8.5.4 Voorschrift

Aan de omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk voor de gronden, als bedoeld in lid 8.5.1, kunnen burgemeester en wethouders het voorschrift verbinden dat de sloopwerken vanaf 0,30 meter boven het maaiveld en dieper worden begeleid door een gekwalificeerd deskundige, indien de latere verstoringsoppervlakte groter is dan 2.500 m² en de verstoringsdiepte meer is dan 0,50 meter.

8.5.5 Melding

Indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken vondsten van zeer hoge waarde worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij burgemeester en wethouders die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende regels kunnen verbinden aan de omgevingsvergunning voor het slopen.

8.6 Wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan, met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan wijzigen door de bestemming 'Waarde - Archeologie - 6', als bedoeld in lid 8.1 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 9 Waterstaat - Waterstaatkundige functie

9.1 Bestemmingsomschrijving
9.1.1 Bestemming

De voor Waterstaat - Waterstaatkundige functie aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) tevens bestemd voor:

  • a. onderhoud, beheer en instandhouding van de aangrenzende waterkering;
  • b. een duurzame hoogwaterbescherming ten behoeve van de veiligheid;
  • c. waterberging en afvoer van hoogwater, sediment en ijs;
  • d. de zorg voor de waterhuishouding en de daarvoor noodzakelijke werken;
  • e. het functioneren van de vaarweg en de veiligheid van het scheepvaartverkeer.

9.1.2 Toelaatbaarheid

Op of in de de gronden mogen ten behoeve van de in lid9.1.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.

9.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

9.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met inachtneming van de volgende regel: de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 2 meter bedragen.

9.2.2 Andere bestemmingen
  • a. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag met in achtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels uitsluitend worden gebouwd, indien de omgevingsvergunning betrekking heeft op nieuwbouw van een reddingspost of vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder het peil, niet wordt uitgebreid, mits het belang van de waterkering en het vaarwater door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad;
  • b. alvorens omtrent het verlenen van de omgevingsvergunning, als bedoeld in lid 9.2.2 onder a te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de beheerder(s) van de waterkering.
9.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.2.1 ten behoeve van het bouwen van hogere bouwwerken, met inachtneming van het volgende:

  • a. vergunning wordt uitsluitend verleend ten behoeve van de bouw van bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. vergunning wordt verleend, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de waterkering en het vaarwater door bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad;
  • c. alvorens omtrent het verlenen van de omgevingsvergunning te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de beheerder(s) van de waterkering en het vaarwater.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 10 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 11 Algemene bouwregels

11.1 Bestaande afstanden en maten
11.1.1 Maximale maatvoering

In die gevallen dat afstanden tot, en hoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de wet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.

11.1.2 Minimale maatvoering

In die gevallen dat afstanden tot, en hoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de wet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.

11.1.3 Heroprichting

In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in lid 11.1.1 dan wel lid 11.1.2 uitsluitend van toepassing, indien het geschiedt op dezelfde plaats.

11.2 Ruimte tussen bouwwerken

De zijdelingse begrenzing van een bouwwerk moet ten opzichte van de zijdelingse grens van het erf zodanig zijn gelegen dat tussen dat bouwwerk en de op het aangrenzende erf aanwezige bebouwing geen tussenruimten ontstaan die:

  • a. vanaf de hoogte van het erf tot 2,2 meter daarboven minder dan 1 meter breed zijn;
  • b. niet toegankelijk zijn.
11.3 Afwijkingsbevoegdheid Ruimte tussen bouwwerken

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.2 indien voldoende mogelijkheid aanwezig is voor reiniging en onderhoud van de vrij te laten ruimte.

Artikel 12 Algemene aanduidingsregels

12.1 wetgevingzone - natuurgebied
12.1.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - natuurgebied' zijn de gronden, naast de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd als afwegingszone van de aangrenzende natuurgebieden, zoals opgenomen in artikel 2.27 van de Omgevingsverordening Zeeland 2018.

12.1.2 Voorwaarde toepassing afwijkingsbevoegdheid

Indien het bevoegd gezag op grond van de andere ter plaatse geldende bestemming(en) toepassing geeft aan een afwijkingsbevoegdheid van de bouwregels of van de gebruiksregels, geldt naast de in het betreffende artikel genoemde voorwaarden ook de voorwaarde dat de omgevingsvergunning slechts kan worden verleend indien geen onevenredige aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden van het aangrenzende natuurgebied plaatsvindt.

Artikel 13 Overige regels

13.1 Afstemming wet- en regelgeving

Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar een wet, een algemene maatregel van bestuur, een verordening, een richtlijn of een andere (wettelijke) regeling, dan geldt deze wet, algemene maatregel van bestuur, verordening, richtlijn of andere (wettelijke) regeling zoals die luidt dan wel van kracht is op het moment van de tervisielegging van het ontwerp van dit plan

13.2 Voldoende parkeergelegenheid

Bij nieuwbouw en/of uitbreiding van gebouwen dient op eigen terrein in voldoende parkeergelegenheid te worden voorzien en in stand te worden gehouden, overeenkomstig het 'Parkeerbeleid 2017-2020' of het daarvoor in de plaats tredende parkeerbeleid. Hierbij wordt de parkeernorm berekend over het nieuw te bouwen of het te wijzigen gedeelte.

13.3 Afwijkingsbevoegdheid parkeergelegenheid

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.2:

  • a. indien op een andere wijze in de benodigde parkeergelegenheid wordt voorzien, in het geval dat de noodzakelijke parkeergelegenheid in onvoldoende mate op eigen terrein kan worden gerealiseerd;
  • b. door af te wijken van de toe te passen parkeernorm indien voldaan wordt aan de gestelde voorwaarden in het "Parkeerbeleid 2017-2020' of het daarvoor in de plaats tredende parkeerbeleid.
13.4 Voldoende laad- en losruimte

Indien het beoogde gebruik van een bouwwerk aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, wordt een omgevingsvergunning voor het bouwen uitsluitend verleend indien aan of in dat bouwwerk dan wel op het onbebouwde terrein bij het bouwwerk wordt voorzien in die ruimte. Deze bepaling geldt niet:

  • a. voor bestaand gebruik, waarbij de herbouw van een bouwwerk zonder functiewijziging wordt beschouwd als bestaand gebruik;
  • b. voor zover op andere wijze in de nodige laad- of losruimte wordt voorzien.
13.5 Afwijkingsbevoegdheid laad- en losruimte

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 13.4 en worden toegestaan dat in minder dan voldoende laad- en losgelegenheid wordt voorzien indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 14 Overgangsregels

14.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 14.1, sub a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het lid 14.1, sub a met maximum 10%.
  • c. Lid 14.1, sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.
14.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het lid 14.2, sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het lid 14.2, sub a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Lid 14.2, sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.

Artikel 15 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Camping Zonnedorp Renesse.