direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Noordweg 128 Middelburg
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0687.BPNOWNOORD128-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Doel bestemmingsplan

De eigenaar van de gronden rondom Noordweg 128 in Middelburg, 'Noordweg 128 BV', heeft de wens om op deze gronden 7 rijwoningen te realiseren. Het voornemen past niet binnen het geldende bestemmingsplan 'Noordweg' (2011). Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar paragraaf 1.3. De gemeente Middelburg heeft aangegeven in principe medewerking te verlenen aan de ontwikkeling. Om de woningen mogelijk te maken is het voorliggende bestemmingsplan opgesteld.

1.2 Plangebied

Het plangebied ligt ten noordwesten van de binnenstad van Middelburg en ten westen van de wijk Klarenbeek. De gronden liggen tussen de Noordweg, President Rooseveltlaan en de Willem Arondeusstraat. In figuur 1.1 zijn de ligging en de globale begrenzing van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPNOWNOORD128-VG01_0001.png"

Figuur 1.1 Globale ligging plangebied (bron: bewerking Rho adviseurs)

1.3 Geldend bestemmingsplan

In figuur 1.2 is een uitsnede van de digitale verbeelding van het bestemmingsplan 'Noordweg' weergegeven ter plaatse van het plangebied. In het geldende bestemmingsplan 'Noordweg' uit 2011 hebben de gronden binnen het plangebied de bestemming Wonen, Tuin en Verkeer. Naast de ontsluiting en tuinen die binnen de bestemmingen Verkeer en Tuin toegestaan zijn, zijn binnen de Woonbestemming drie vrijstaande woningen, een bijgebouw en garages mogelijk gemaakt.

In het plangebied gelden daarnaast de dubbelbestemmingen Waarde-Archeologie-3 en Waarde - Beschermd Stadsgezicht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPNOWNOORD128-VG01_0002.png"

Figuur 1.2 Uitsnede bestemmingsplan 'Noordweg', plangebied rood omrand (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)

1.4 Leeswijzer

De opbouw van de ruimtelijke motivering:

  • hoofdstuk 2 gaat in op de huidige en beoogde situatie van het plangebied;
  • hoofdstuk 3 bevat de toetsing van de beoogde ontwikkeling aan het beleidskader;
  • in hoofdstuk 4 worden de milieu- en planologische aspecten getoetst;
  • hoofdstuk 5 gaat in op de juridische planbeschrijving;
  • in hoofdstuk 6 is ingegaan op de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Projectbeschrijving

2.1 Huidige situatie plangebied en omgeving

De locatie ligt ten noordwesten van de binnenstad van Middelburg. Op deze locatie is nu een vervallen boerderijwoning aanwezig, de overige gronden liggen braak. De sterk vervallen en in onbruik geraakte boerderij zal geheel worden gesloopt. De locatie waar de woningen beoogd zijn, wordt omsloten door woningen aan de Noordweg en Willem Arondeusstraat. De locatie is gelegen op een stuk voormalig akkerland te midden van een woongebied gelegen tussen Brigdamme en de President Rooseveltlaan. Het gaat om een gebied van ongeveer 6.400 m2.

Rondom het plangebied zijn aan de oost- en westzijde woningen aanwezig die met de achtertuin aan het plangebied grenzen. Aan de noordzijde is een basisschool aanwezig. Aan de zuidzijde sluit het plangebied aan op de eerder genoemde Willem Arondeusstraat.

In het geldende bestemmingsplan 'Noordweg' uit 2011 zijn reeds plannen opgenomen om de locatie als woningbouwlocatie te ontwikkelen. Deze ontwikkeling is echter nooit gerealiseerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPNOWNOORD128-VG01_0003.jpg"

Figuur 2.1 Weergave plangebied in de huidige situatie (bron: Luchtfoto 2020 kadaster Nederland)

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPNOWNOORD128-VG01_0004.png"

Figuur 2.2 De huidige situatie van het plangebied

2.2 Beoogde ontwikkeling

De initiatiefnemers wensen het plangebied opnieuw in te richten met 7 woningen aan de zuidzijde van het perceel. Aan de noordzijde zijn bergingen aanwezig. De rest van het perceel wordt ingericht als (gemeenschappelijke) tuin en met een schuur. Parkeren zal plaatsvinden aan de zuidzijde van het perceel, hier zijn 20 parkeerplaatsen aanwezig. De hoofdaansluiting is via de Arondeusstraat.

De woningen zijn aaneen gebouwd in twee blokken. In overeenstemming met de bebouwing in de directe omgeving heeft de bebouwing een nokhoogte van 9,5 meter en een goothoogte van maximaal 6 meter.

Het project betreft een Collectief Particulier Opdrachtgeverschap project met verschillende opdrachtgevers met uiteenlopende wensenpakketten. Daardoor krijgen de woningen verschillende beukmaten en woningdieptes. Door toepassing van verschillende rooilijnen en verschillende beukmaten krijgen de woningen een individueel karakter. In overleg met de WARK (Walchers Adviesteam Ruimtelijke Kwaliteit) is het uiteindelijke ontwerp tot stand gekomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPNOWNOORD128-VG01_0005.jpg"

Figuur 2.3 Impressies beoogde ontwikkeling (bron: Architecten Alliantie)

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPNOWNOORD128-VG01_0006.jpg"

Figuur 2.4 plattegrond beoogde ontwikkeling, schetsplan (bron: Architecten Alliantie 26-09-2022)

2.3 Planologische afweging

De essentie van de ontwikkeling is het mogelijk maken van 7 rijwoningen. Deze 7 rijwoningen passen zoals beschreven in paragraaf 2.2 qua vorm en massa goed in haar omgeving. De ontwikkeling past binnen het beleid zoals getoetst in hoofdstuk 3. Daarnaast is de ontwikkeling getoetst aan milieuregelgeving in hoofdstuk 4. De milieuaspecten vormen geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 3 Toetsing aan beleid

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Nationale omgevingsvisie (NOVI)

De Nationale Omgevingsvisie, kortweg NOVI, loopt vooruit op de inwerkingtreding van de Omgevingswet en vervangt op rijksniveau de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.

Uitgangspunt in de nieuwe aanpak is dat ingrepen in de leefomgeving niet los van elkaar plaatsvinden, maar in samenhang. Zo kunnen in gebieden betere, meer geïntegreerde keuzes worden gemaakt.

Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie van het Rijk in beeld.

In wat voor Nederland willen we graag leven in 2050

Als alle wensen naast elkaar worden gelegd, ontstaat het volgende beeld. Het kabinet wil een land:

  • dat gezond en klimaatbestendig is, met schone lucht, schoon water en een schone bodem en veel ruimte voor groen en water;
  • met een uitstekend functionerende economie, die duurzaam en circulair is. Nauw verbonden met onze buurlanden en de rest van de wereld, als onderdeel van de internationale gemeenschap;
  • waar het goed wonen en werken is. Met aangename en vitale steden en dorpen, en een productief en aantrekkelijk platteland;
  • met uitstekende bereikbaarheid, waar iedereen snel en gemakkelijk van A naar B komt, met zo min mogelijk schadelijke uitstoot en overlast;
  • waar we voldoende ruimte hebben om te kunnen bewegen, ontspannen en tot onszelf te komen; zowel in de stad als daarbuiten.
  • dat veilig is en ons beschermt tegen overstromingen en andere gevaren;
  • waar een goede balans is tussen gebouwde omgeving en open landschap, tussen natuur en cultuur, tussen land en water;
  • dat openstaat voor verandering, en waar de kracht van zijn traditie, cultuur en identiteit wordt weerspiegeld in de inrichting van de leefomgeving.

Nationale belangen

Gemeenten, waterschappen, provincies en het Rijk zijn samen verantwoordelijk voor de fysieke leefomgeving. Sommige belangen en opgaven overstijgen het lokale, regionale en provinciale niveau en vragen om nationale aandacht. Dit zijn de 'nationale belangen'. Het Rijk heeft voor alle nationale belangen een zogenaamde systeem verantwoordelijkheid. Voor een aantal belangen is het Rijk zelf eindverantwoordelijk. Maar voor een groot aantal nationale belangen zijn dat de medeoverheden.

De NOVI richt zich op die ontwikkelingen waarin meerdere nationale belangen bij elkaar komen, en keuzes in samenhang moeten worden gemaakt tussen die nationale belangen.

Voor dit project relevante nationale belangen zijn:

  • Bevorderen van een duurzame ontwikkeling van Nederland als geheel en van alle onderdelen van de fysieke leefomgeving.
  • Waarborgen en bevorderen van een gezonde en veilige fysieke leefomgeving.
  • Zorgdragen voor een woningvoorraad die aansluit op de woonbehoefte.

Keuzes

De belangrijkste keuzes zijn:

  • Duurzame energie inpassen met oog voor omgevingskwaliteit
  • Ruimte voor overgang naar een circulaire economie
  • Woningbouw in een stedelijk netwerk van gezonde en groene steden
  • Landgebruik meer in balans met natuurlijke systemen

Wonen is voor dit project het meest relevant. Tot 2030 moeten er ongeveer 1 miljoen woningen gebouwd worden. Dit zal grote impact hebben op de ruimtelijke ordening.

Er wordt zoveel mogelijk gebouwd binnen bestaand stedelijk gebied, zodat open ruimtes en groen tussen steden behouden blijft. De nieuwe woningen moeten betaalbaar en goed bereikbaar zijn. Bewoners moeten tevens een prettige, gezonde en veilige leefomgeving ervaren. Dat vergt grote investeringen in openbaar vervoer, veilige fiets- en wandelpaden, meer groen, ontmoetingsruimte en wateropvang in de stad, en goede verbindingen met recreatiegebieden in de nabijheid van de stad. Met deze aanpak van verstedelijking wordt niet alleen het woningaanbod, maar ook de leefomgevingskwaliteit in de stad verbeterd.

Toetsing en conclusie

Het mogelijk maken van nieuwe woningen in het bestaand stedelijk gebied van Middelburg sluit aan bij de doelen uit het rijksbeleid.

3.1.2 Besluit ruimtelijke ordening (Bro)

Toetsingskader 

In het Besluit ruimtelijke ordening (verder: Bro) is geregeld dat voor stedelijke ontwikkelingen - waaronder het bouwen van woningen - een onderbouwing in het bestemmingsplan noodzakelijk is (artikel 3.1.6. van het Bro). De toelichting bij een bestemmingsplan dat een stedelijke ontwikkeling (zoals woningbouw) mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling. Indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, moet ook worden gemotiveerd waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Toetsing en conclusie

Uit jurisprudentie blijkt dat de grens van een nieuwe stedelijke ontwikkeling ligt vanaf 12 woningen. Dat betekent dat voor de ontwikkeling van 7 rijwoningen niet aan de ladder voor duurzame verstedelijking hoeft te worden getoetst.

3.2 Provinciaal beleid

 

3.2.1 Zeeuwse Omgevingsvisie

De Zeeuwse Omgevingsvisie is een strategische langetermijnvisie voor Zeeland en beschrijft de uitdagingen voor de periode tot 2050, de Zeeuwse ambities voor 2050 en tussendoelen voor 2030.

De Zeeuwse Omgevingsvisie beschrijft vier Zeeuwse Ambities voor 2050:

  • 1. uitstekend wonen, werken en leven in Zeeland;
  • 2. balans in de grote wateren en het landelijk gebied;
  • 3. een duurzame en innovatieve economie;
  • 4. klimaatbestendig en CO2-neutraal Zeeland.

Ambities 1 en 4 zijn van belang bij de ontwikkeling van voorliggend bestemmingsplan.

Uitstekend wonen, werken en leven in Zeeland

Deze ambitie sluit aan bij de NOVI-prioriteit ‘Sterke en gezonde steden en regio’s’ (paragraaf 3.1.1). De Zeeuwse Omgevingsvisie besteedt extra aandacht aan beschikbaarheid van voorzieningen en de kwaliteit van woningen. Sinds 2014 is er in Zeeland sprake van een stabiele tot licht groeiende bevolking, ondanks dat er meer mensen overlijden dan dat er worden geboren. De groei is voornamelijk toe te schrijven aan de toestroom van nieuwe Zeeuwen. De bevolking van Zeeland neemt volgens de Provinciale bevolkings- en huishoudenprognose 2019 nog toe tot 400.000 inwoners. De vraag naar extra woningen manifesteert zich vooral in steden en in andere goed bereikbare kernen met voorzieningen. Per regio en per dorp kan de vraag naar woningen echter sterk uiteenlopen. Bundeling van voorzieningen in combinatie met een goede bereikbaarheid daarvan is een gezamenlijke uitdaging. In regioverband maken gemeenten afspraken waar en hoeveel woningen er worden toegevoegd in de regionale woningmarktafspraken. Omdat de situatie in elke regio anders is, is regionaal maatwerk belangrijk. De behoefteraming van de meest recente Provinciale bevolkings- en huishoudenprognose is daarvoor de basis. Zorgvuldig ruimtegebruik en bouwen binnen het bestaand stedelijk gebied van dorpen en steden is voor iedere stedelijke ontwikkeling, zoals woningbouw, kantoren of bedrijventerreinen, het uitgangspunt. Het Rijk heeft daarvoor de Ladder voor duurzame verstedelijking

opgenomen in landelijke wetgeving (paragraaf 3.1.2). Het doel is beschermen van het landschap, de agrarische functie van het buitengebied, natuurwaarden en andere kwaliteiten die maken dat het in Zeeland goed wonen is.

Klimaatbestendig en CO2-neutraal Zeeland.

De verandering van het klimaat als gevolg van de uitstoot van broeikasgassen heeft ingrijpende gevolgen. De zeespiegel stijgt en weerextremen zoals overvloedige neerslag, lange periodes van hitte en droogte en stormen gaan vaker optreden. Dit resulteert in een groter risico op overstroming, wateroverlast, hittestress en ernstig watertekort/droogte. De gevolgen van klimaatverandering zijn zeker voor Zeeland van belang. Bescherming tegen het water, maar ook het gebruik van het water verdient daarom de continue aandacht. De provincie wil binnen haar mogelijkheden haar bijdrage leveren aan het beperken van het klimaatprobleem; zowel aan de bron als in de gevolgen.

Toetsing

De ontwikkeling betreft een kleinschalig woningbouwproject binnen bestaand stedelijk gebied. Het is een inbreidingslocatie binnen de stad Middelburg en sluit daarmee aan bij het beleid van de provincie om aanvullende woningbouw te concentreren in stedelijk gebied en de ruimtelijke doelen van bundeling en zorgvuldig ruimtegebruik.

De inrichting van het plangebied is klimaatbestendig ontworpen met oog voor de aspecten hittestress en wateroverlast. Er wordt voldoende waterberging gerealiseerd om het hemelwater op te kunnen vangen en er is groen geïntegreerd om hittestress te beperken. Daarnaast worden de woningen uiteraard gasloos en zal worden voldaan aan de duurzaamheidseisen.

Conclusie

De ontwikkeling sluit, gezien het voorgaande aan bij het provinciaal beleid.

3.2.2 Provinciale Omgevingsverordening 2018

Toetsingskader

Een aantal onderwerpen uit het Omgevingsplan Zeeland 2018 is juridisch vertaald in de Provinciale Omgevingsverordening 2018. Voor woningbouw zijn in de Provinciale Omgevingsverordening 2018 alle regels opgenomen voor kleinschalige woningbouw in het buitengebied. Verder zijn er algemene regels opgenomen die betrekking (kunnen) hebben op zowel het buitengebied als het bestaande stedelijke gebied.

Van gemeenten wordt een bijdrage verwacht aan de uitvoering van de beleidsdoelen. Verder streeft de provincie naar realisering van beleidsdoelen met de inzet van andere instrumenten. Daartoe wordt verwezen naar de inhoud van het Omgevingsplan Zeeland 2018.

Toetsing en conclusie

Voor wat betreft de voorgenomen ontwikkelingen zijn geen specifieke regels uit de Provinciale Omgevingsverordening 2018 van belang.

3.2.3 Regionale afstemming woningbouwprogramma

Toetsingskader

Het doel van het Zeeuwse provinciale woningbeleid is te zorgen voor een goed werkende, gezonde woningmarkt waarbij er voldoende en de juiste woningen beschikbaar zijn voor de inwoners van Zeeland. Om dit te bereiken is in het Omgevingsplan 2012-2018 het beleidsinstrument regionale woningmarktafspraken geïntroduceerd en overgenomen in het Omgevingsplan Zeeland 2018. Door middel van deze regionale woningmarktafspraken stemmen de vijf woningmarktregio's van Zeeland hun woningbouwplannen binnen de regio op elkaar af. Door deze afstemming wordt leegstand voorkomen en wordt gestimuleerd dat de juiste woningen op de juiste locatie ontwikkeld worden.

Op 6 maart 2023 is de Zeeuwse Woondeal ondertekend door de minister voor Volkshuisvesting en ruimtelijke ordening, de Provincie Zeeland en de dertien Zeeuwse gemeenten. De bouwsector, woningcorporaties en enkele vertegenwoordigers van marktpartijen hebben hun steun gegeven. Het doel van de Woondeal is het bouwen van 16.500 extra woningen in Zeeland in de periode tot en met 2030.

Toetsing en conclusie

Met het Dashboard Ladderruimte wordt inzicht gegeven in de woningbouwplannen van Zeeuwse gemeenten en in hoeverre deze plannen aansluiten op de behoefte. In dit dashboard (raadpleging 12 mei 2023) is te zien dat er in de gemeente Middelburg een woningbehoefte is van 4.676 woningen en een harde plancapaciteit van 2.416 woningen. Dit betekent dat er een ladderruimte is van 2.785 woningen. Met de realisatie van de 7 woningen wordt een bijdrage geleverd aan de invulling van de behoefte binnen de gemeente.

3.3 Gemeentelijk beleid

 

3.3.1 Kwaliteitsatlas Middelburg

Toetsingskader

De Kwaliteitsatlas is een belangrijk integraal beleidsdocument van de gemeente Middelburg. In deze Kwaliteitsatlas wordt een richting uitgestippeld voor de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente tot het jaar 2030. Voor een groot aantal deelaspecten (waaronder wonen) is vervolgens aangegeven welke veranderingen nodig zijn om in 2030 tot de gewenste situatie te komen. Eind 2009 is een herijking van de 2e en 3e fase van de Kwaliteitsatlas gepresenteerd. Op 18 januari 2010 is een herziening van de Kwaliteitsatlas vastgesteld.

Volgens de Kwaliteitsatlas Middelburg streeft de gemeente naar kwalitatief goede woonmilieus. Goede woningen in een aantrekkelijke omgeving. Middelburg moet zich als woon- en vestigingsplaats onderscheiden door een aantrekkelijke en complete stad te zijn. Door woonmilieus aan te bieden voor alle leeftijdscategorieën in zowel stedelijke als landelijke omgeving blijft Middelburg voor iedereen een aantrekkelijke plaats om zich te vestigen. In de Kwaliteitsatlas wordt onderscheid gemaakt op woningbouw in de periode van 2010 tot 2020 en de periode daarna.

In de periode van 2010 tot 2020

  • Nieuwbouw van 2.400 woningen voorbereiden waarvan ongeveer de helft op herstructurerings- of inbreidingslocaties en de andere helft op uitbreidingslocaties.

In de periode na 2020

  • Herstructureren van bestaande wijken (Dauwendaele, Nieuw Middelburg) en kernen (Arnemuiden);
  • Ruimte reserveren voor nieuwbouw. Voor de periode na 2020 is het van groot belang dat Middelburg tegelijkertijd meerdere ontwikkelingen mogelijk maakt. Hierdoor ontstaan keuzemogelijkheden waarmee kan worden ingespeeld op de woningvraag.

Toetsing en conclusie

Het plangebied ligt binnen het stedelijk gebied van Middelburg. De ontwikkeling draagt bij aan een divers woningaanbod in de gemeente Middelburg. De woningmarkt heeft in 2010 een behoorlijke verandering ondergaan, er zijn tevens nieuwe woningmarktafspraken gemaakt sinds die tijd. In paragraaf 3.2.3 is de ontwikkeling hieraan getoetst.

De locatie is niet opgenomen in de Kwaliteitsatlas, maar sluit wel aan bij de doelstelling om woningen aan te bieden in verschillende woonmilieus voor verschillende leeftijdscategorieën door woningen aan de rand van de stad, maar toch dicht bij het centrum en voorzieningen als scholen en de supermarkt aan te bieden, met als doelgroep starters en gezinnen.

Naar verwachting gaat de 'Omgevingsvisie: Middelburg in 2050' in september naar de raad. Tot het moment van vaststelling is de 'Kwaliteitsatlas Middelburg' van kracht.

3.3.2 Woonvisie 2023-2027

Toetsingskader

In de Woonvisie 2023-2027 wordt het beleid over wonen voor de gemeente Middelburg weergegeven. In de regio Walcheren is de verwachting dat het aantal huishoudens groeit en de bevolking vergrijst. Naast transformatie van de bestaande woningbouw is nieuwbouw van belang om in de behoefte te voorzien. Er wordt ingezet op nieuwbouw van passende woningen op wijkniveau met aandacht voor nultredenwoningen om de doorstroming te bevorderen en zodoende ook meer ruimte te maken voor starters op de woningmarkt. Ook staat de gemeente open voor vernieuwende woonconcepten met toegevoegde waarde voor Middelburg, erfdelen en collectief particulier opdrachtgeverschap zijn daar voorbeelden van. Bij nieuwbouw wordt inbreiding verkozen boven uitbreiding.

Toetsing en controle

De ontwikkeling betreft een nieuwbouwproject op een inbreidingslocatie in Middelburg. De woningen worden door middel van collectief particulier opdrachtgeverschap mogelijk gemaakt, dit heeft als resultaat dat er diverse woningen met een verschillende oppervlakten en prijscategorieën worden ontwikkeld. Dit zorgt voor een aanvulling op de bestaande woningvoorraad in de wijk en bevordert de doorstroommogelijkheden binnen de wijk. De ontwikkeling sluit aan bij de uitgangspunten uit de woonvisie.

3.3.3 Ruimtelijke kwaliteit en welstandsbeleid

Voor een onafhankelijk advies over ruimtelijke kwaliteit wordt het Walchers Adviesteam Ruimtelijke Kwaliteit (het WARK) ingeschakeld.

Het voorheen verplichte advies over ruimtelijke kwaliteit (voorheen welstandsadvies) door een onafhankelijk adviesteam kan ook vervangen worden door een ambtelijke toets. Met het vaststellen van de nieuwe welstandsnota, de Nota Ruimtelijke Kwaliteit 2016 heeft Middelburg gekozen om een deel van de plannen door ambtenaren te laten toetsen.

Het doel is om aanvragers zoveel mogelijk zekerheid te geven over het krijgen van een positief advies op het gebied van ruimtelijke kwaliteit. Bouwplannen die deze standaardoplossingen volgen, zullen in de regel snel afgehandeld kunnen worden. Indien bij de toets blijkt dat een plan niet op de meer concrete flits- en sneltoetscriteria is gebaseerd, wordt dit plan alsnog voorgelegd aan het WARK. Dit gebeurt ook als wordt geconcludeerd dat een beoordeling door het WARK zinvol en/of gewenst is. Het WARK kijkt bij haar beoordeling ook naar specifieke pand- en locatiegebonden aspecten.

Toetsing en conclusie

Het plan is voorgelegd aan het WARK. Deze heeft op 4 februari 2021, 13 oktober 2022 en 5 oktober 2023 een positief advies gegeven over de stedenbouwkundige invulling van het project.

Hoofdstuk 4 Toetsing aan omgevingsaspecten

4.1 Cultuurhistorie

4.1.1 Bouwhistorische waarden

Toetsingskader

In het Bro (artikel 3.1.6 lid 5) is bepaald dat in de toelichting van het bestemmingsplan een beschrijving moet worden opgenomen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.

Toetsing

De cultuurhistorische waardevolle objecten zijn door de provincie aangegeven op de cultuurhistorische waardenkaart. Op de uitsnede is te zien dat in het plangebied geen monumenten zijn gelegen. In de nabijheid zijn meerdere Monumenten Inventarisatie Project (hierna: MIP) objecten en MIP bijzonder 'Noordweg' aanwezig. MIP bijzonder 'Noordweg' is een lintbebouwingstructuur uit de periode 1930-1935 die loopt van de kern Middelburg tot de kern Sint Laurens. De MIP objecten en MIP bijzonder zijn niet van invloed op voorgenomen ontwikkeling. Verder is het plangebied in het geldende bestemmingsplan 'Noordweg' bestemd met de dubbelbestemming 'Waarde - Beschermd Stadsgezicht'. Voor bouwen binnen de grenzen van het 'beschermd stadsgezicht' gelden voor hoofdgebouwen die als monument of beeldbepalend pand zijn aangeduid regels. Dit is niet het geval voor gebouwen binnen het plangebied (zie figuur 4.1).

Wel is het plangebied in het geldende bestemmingsplan aangewezen als beschermd stadsgezicht. Beschermd stadsgezicht Noordweg omvat de lineaire structuur van de Noordweg van Middelburg tot Sint Laurens en de achterliggende groengebieden. De meest waardevolle hoofdkenmerken worden gevormd door de licht kronkelende lineaire structuur van deze oude uitvalsweg, de aan weerszijden daarvan aanwezige vrijwel aaneengesloten lintbebouwing met daarachter open gebieden en enkele veelal loodrecht op de Noordweg aansluitende zijpaden of -dreefjes. Van oorsprong bevinden zich achter de lintbebouwing boerderijen die de overgang vormen tussen het lint en het achterliggende open agrarische gebied. Ter plaatse van het plangebied is een genoemde overgangssituatie niet (meer) aanwezig en is er ook geen directe ruimtelijke relatie met of aansluiting op dergelijke nabije overgangsgebieden. In de omgeving van en direct rondom de projectlocatie is nu sprake van nagenoeg gesloten bebouwingsstructuur: het plangebied ligt ingeklemd tussen het bebouwingslint Noordweg en het woongebied Klarenbeek.

Waarborging van de herkenbaarheid van de lintstructuur is gewenst. De voorgenomen woningbouw vormt een afronding van de Willem Arondeusstraat die dwars op het bebouwingslint van de Noordweg ligt. Hierdoor blijft het bebouwingslint van de Noordweg goed herkenbaar. Met het ontwerp van de woningen is rekening gehouden met de kenmerken en bouwhoogte van de bebouwing langs de Noordweg. In de directe omgeving van het plangebied zijn geen andere cultuurhistorische waardevolle elementen aanwezig waar de ontwikkeling van de beoogde woningen invloed op zou kunnen hebben.

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPNOWNOORD128-VG01_0007.png"

Figuur 4.1 Cultuurhistorische waardenkaart (Bron: Provincie Zeeland)

Conclusie

In het plangebied zijn geen cultuurhistorische waarden aanwezig. Negatieve effecten op deze waarden zijn dan ook uitgesloten. De ontwikkeling heeft geen negatieve invloed op cultuurhistorische waarden in de directe omgeving.

4.1.2 Archeologie

Toetsingskader

In Europees verband is het 'Verdrag van Malta' tot stand gekomen. Uitgangspunt van dit verdrag is het archeologisch erfgoed zo veel mogelijk te behouden. Waar dit niet mogelijk is, dient het bodemarchief met zorg ontsloten te worden. Bij het ontwikkelen van ruimtelijk beleid moet het archeologisch belang vanaf het begin meewegen in de besluitvorming.

De provincie Zeeland en de gemeente Middelburg streven naar een versterking van de relatie tussen archeologie en ruimtelijke ordening. De Erfgoedwet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen. Volgens de wet kan in het belang van de archeologische monumentenzorg bij een bestemmingsplan worden bepaald dat de aanvrager van een aanleg- en bouwvergunning een rapport dient te overleggen, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders voldoende is vastgesteld.

Vooruitlopend op de WAMZ hebben de Walcherse gemeenten een eigen archeologiebeleid geformuleerd en vastgesteld in de Nota Archeologische monumentenzorg Walcheren 2006, die in 2008 is geëvalueerd en in 2016 is geactualiseerd in de Nota Archeologische monumentenzorg Walcheren 2016-2022. Deze laatste nota bevat het vigerende archeologiebeleid binnen de gemeente Middelburg, waardoor het provinciale archeologiebeleid op de tweede plaats komt. Belangrijk onderdeel van het archeologiebeleid vormen de Walcherse archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart. De vrijstellingsregeling behorende bij het Walchers archeologiebeleid gaat uit van deze laatste kaart aangevuld met recent onderzoek.

Toetsing en conclusie

In het bestemmingsplan 'Noordweg' is voor het gehele plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 3' opgenomen. Voor deze gronden geldt dat archeologisch onderzoek noodzakelijk is bij bodemingrepen waarvan de oppervlakte meer dan 500 m2 en dieper dan 40 cm is. Hierdoor zal voor de omgevingsvergunning voor de activiteit 'bouwen' archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.

De verwachting is dat deze grenswaarde door het aantal vierkante meters aan oppervlak bodemingrepen ten behoeve van de beoogde bebouwing wordt overschreden. Op basis hiervan heeft de Walcherse archeologische dienst een verkennend archeologisch onderzoek uitgevoerd. Er geldt op de planlocatie een hoge verwachting op archeologische resten uit de Middeleeuwen. In het verleden waren op de projectlocatie waardevolle schuren gevestigd. Uit het verkennend archeologisch onderzoek blijkt dat de overlap met de verdwenen schuren niet heel groot is. Dit samen met het feit dat er ruim 500 m2 uitgegraven gaat worden, is het advies van de Walcherse archeologische dienst om het uitgraven van de bouwkuil plaats te laten vinden onder een officiële archeologische begeleiding. De begeleiding moet uitgevoerd worden door een gecertificeerd onderzoeksbureau op basis van een programma van eisen dat ruim voor aanvang van graafwerkzaamheden en onderzoek aan de Walcherse archeologische dienst ter goedkeuring wordt voorgelegd. De geldende dubbelbestemming wordt overgenomen in onderliggend bestemmingsplan.

4.2 Ecologie

Ter voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb) en het beleid van de provincie ten aanzien van de bescherming van dier- en plantensoorten en de bescherming van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) de uitvoering van het plan niet in de weg staan. In elk geval moet aannemelijk zijn dat de vergunning of ontheffing van de bij of krachtens deze wet geldende verbodsbepalingen kan worden verkregen voor de activiteiten die met dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt.

Toetsingskader

Bij de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantsoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.

Gebiedsbescherming

De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden: Natuurnetwerk Nederland (NNN) en Natura 2000-gebieden. De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europees netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Voor ieder Natura 2000-gebied zijn instandhoudingsdoelstellingen voor leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en voor natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn) opgesteld. De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.

Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Het NNN is in Zeeland uitgewerkt in het Natuurnetwerk Zeeland (NNZ). Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.

Soortenbescherming

In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn, soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn en de bescherming van overige soorten. De provincie kan ontheffing verlenen van de verboden voor overige soorten.

In de provincie Zeeland worden in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden vrijstellingen verleend ten aanzien van de soorten genoemd in bijlage IV bij deze verordening. Het betreft aardmuis, bastaardkikker, bosmuis, bruine kikker, dwergmuis, dwergspitsmuis, egel, gewone bosspitsmuis, gewone pad, hermelijn, huisspitsmuis, kleine watersalamander, meerkikker, ondergrondse woelmuis, ree, rosse woelmuis, tweekleurige bosspitsmuis, veldmuis, vos , wezel en woelrat. Voor Europees beschermde soorten (Vogel- en Habitatrichtlijn) is er geen beleidsruimte en is de bescherming onveranderd.

Onderzoek

Gebiedsbescherming

Natura 2000/Natuurbeschermingswet

Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied ligt op ongeveer 5,7 kilometer afstand en is het Veerse Meer. Daarnaast liggen op 7 kilometer afstand de Natura 2000 gebieden 'Manteling van Walcheren' (in het noorden) en 'Westerschelde & Saeftinghe' (in het zuiden).

Om te onderzoeken of er sprake is van stikstofdepositie op stikstof gevoelige Natura 2000-gebieden is een Aerius-berekening uitgevoerd, de memo met uitgangspunten en uitkomst is opgenomen in bijlage 2. Uit berekeningen voor de gebruiksfase blijkt dat er geen sprake is van stikstofdeposities die hoger zijn dan 0,00 mol/ha/j op Natura 2000-gebied.

Uit de berekeningen voor de aanlegfase blijkt dat er eveneens geen sprake is stikstofdeposities die hoger zijn dan 0,00 mol/ha/j op Natura 2000-gebied en (zie hiervoor bijlage 2) . Dit betekent dat geen significante gevolgen optreden en dat de instandhoudingsdoelstelling van de omliggende Natura 2000-gebieden niet in gevaar komen. Voor projecten die niet leiden tot een toename van depositie is geen vergunning conform de Wet natuurbescherming nodig. De ontwikkeling heeft geen negatieve effecten op de natuurwaarden Natura-2000 gebieden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPNOWNOORD128-VG01_0008.png"

Figuur 4.2 Ligging van de planlocatie (rood omcirkeld) ten opzichte van Natura 2000-gebied

Natuurnetwerk Zeeland

Het plangebied ligt niet in een gebied dat begrensd is in het kader van het Natuurnetwerk Zeeland (NNZ). Het dichtstbijzijnde gebied is gelegen op circa 500 meter afstand. Dit is het natuurgebied 'Brigdamme'. De geplande activiteit ligt op geruime afstand van dit gebied. Het heeft geen negatief effect op de natuurwaarden van de gebieden die zijn begrensd in het kader van het Natuurnetwerk Zeeland.

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPNOWNOORD128-VG01_0009.png"

Figuur 4.3 Ligging plangebied (rode cirkel) ten opzichte van Natuurnetwerk Zeeland (Bron: Provincie Zeeland)

Soortenbescherming

Voor de ontwikkeling is een quickscan flora en fauna uitgevoerd. Het onderzoek is opgenomen in bijlage 1.

Resultaten quickscan flora en fauna

  • Het plangebied is in potentie geschikt voor beschermde soorten amfibieën, vogels, grondgebonden zoogdieren en vleermuizen.
  • In het plangebied kunnen broedvogels met niet-jaarrond beschermde nesten voorkomen. Voor de verwachte aanwezige broedvogels dienen werkzaamheden waarbij nesten vernield of verstoord kunnen worden, buiten het broedseizoen plaats te vinden. Een vergunning is voor broedvogels dan niet nodig. Het broedseizoen loopt grofweg van half maart tot half juli.
  • Voor het mogelijk incidentele terreingebruik van het plangebied door vogels met jaarrond beschermde nesten (Huismus, Sperwer en Ransuil), wordt geen negatief effect verwacht van de ingreep omdat het plangebied slechts een klein deel uitmaakt van een veel groter leefgebied en in de naaste omgeving veel vergelijkbaar of beter biotoop aanwezig is. Het plangebied biedt geen essentieel leefgebied voor deze soorten en ze kunnen gemakkelijk uitwijken.
  • In het plangebied kunnen beschermde amfibieën en grondgebonden zoogdieren voorkomen die zijn beschermd onder de Habitatrichtlijn of als ‘andere soort’. Het gaat om Rugstreeppad, Haas, Konijn, Steenmarter en kleine marterachtigen (Bunzing, Hermelijn en Wezel). Omdat negatieve effecten door de werkzaamheden niet uit te sluiten zijn, is onderzoek naar voortplantingsplaatsen of rustplaatsen van deze soorten noodzakelijk. Worden tijdens de veldinventarisatie volgens landelijk geldende richtlijnen, protocollen, soortstandaarden en/of kennisdocumenten één of meer van deze soorten aangetroffen, dan dient een vergunningsaanvraag te worden ingediend, waarin passende mitigerende en compenserende maatregelen worden beschreven.
  • In het plangebied kunnen verblijvende vleermuizen voorkomen. Omdat negatieve effecten door de werkzaamheden niet uit te sluiten zijn, is vervolgonderzoek naar voortplantingsplaatsen en rustplaatsen van vleermuizen noodzakelijk. Worden tijdens de veldinventarisatie volgens landelijk geldende richtlijnen, protocollen, soortstandaarden en/of Kennisdocumenten één of meer soorten vleermuizen met verblijfplaatsen aangetroffen, dan dient een vergunningsaanvraag te worden ingediend, waarin passende mitigerende en compenserende maatregelen worden beschreven.
  • Voor de mogelijk aanwezige foeragerende vleermuizen in het plangebied wordt geen negatief effect verwacht van de ingreep omdat het plangebied slechts een klein deel uitmaakt van een veel groter foerageergebied en in de naaste omgeving veel vergelijkbaar of beter biotoop aanwezig is. De vleermuizen kunnen derhalve gemakkelijk uitwijken.

Zorgplicht

Teneinde het naleven van de algemene en specifieke zorgplicht voor kwetsbare en bedreigde soorten kan men gebruikmaken van genoemde passende preventieve maatregelen en passende ontwikkelings- en herstelmaatregelen.

Er is een nader onderzoek noodzakelijk naar de Rugstreeppad, Haas, Konijn, Steenmarter en kleine marterachtigen (Bunzing, Hermelijn en Wezel). Daarnaast is vervolgonderzoek naar voortplantingsplaatsen en rustplaatsen van vleermuizen noodzakelijk.

Conclusie

Gebiedsbescherming

Het plangebied ligt niet binnen Natura 2000-gebied. Uit AERIUS berekeningen voor de aanleg- en gebruiksfase blijkt dat er geen sprake is van relevante stikstofdeposities (hoger dan 0,00 mol/ha/j) in de omliggende Natura 2000-gebieden. Het plangebied maakt geen deel uit van het Natuurnetwerk Nederland (figuur 4.3). Verder ligt het plangebied niet binnen een waterwin-, grondwaterbeschermings- of milieubeschermingsgebied. De Wnb en het beleid van de Provincie Zeeland staan de ontwikkeling niet in de weg.

Soortenbescherming

Dit nader onderzoek zal niet voor vaststelling van het bestemmingsplan afgerond zijn. Aan artikel 10.3 is een voorwaardelijke verplichting opgenomen voor sloop- en bouwwerkzaamheden. In deze voorwaardelijke verplichting is opgenomen dat sloop- en bouwwerkzaamheden pas mogen aanvangen na het afronden van het ecologisch onderzoek en indien eventuele maatregelen dan wel vergunningen nodig blijken, deze zijn uitgevoerd c.q. verleend.

4.3 Water

Toetsingskader

Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Scheldestromen, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Ten behoeve van de beoogde ontwikkelingen is het aanmeldformulier van het waterschap voor de watertoets ingevuld (zie bijlage 3). Dit aanmeldformulier wordt voorgelegd aan het waterschap.

Toetsing en conclusie

Uit het aanmeldformulier blijkt dat er een waterbergingsopgave van 183 m³ is. Om hier aan te kunnen voldoen zal een wadi in het noordoosten van het plangebied worden aangelegd. Voor het overige zijn er geen belangrijke aandachtspunten voor de waterhuishouding.

4.4 Bodemkwaliteit

Toetsingskader

Op grond van het Bro dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.

Ten behoeve van ruimtelijke plannen dient ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, te worden verricht. Indien uit het historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd.

Toetsing en conclusie

Op 27 maart 2020 is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is toegevoegd in bijlage 4. In dit onderzoek wordt geadviseerd nader onderzoek naar lood en asbest uit te voeren.

Naar aanleiding van het verkennend bodemonderzoek is op 30 april 2024 een nader bodemonderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is toegevoegd in bijlage 5.

Resultaten nader bodemonderzoek

Uit het nader onderzoek blijkt dat er geen sprak eis van een matige of sterke verontreiniging met zink in de bodem van de onderzoekslocatie.

Wel is sprake van sterke loodverontreiniging in de bodem op drie locaties van de onderzoekslocatie. Op basis van de analyseresultaten kan gesteld worden dat er op de locatie globaal 3 verontreinigingsvlekken aanwezig zijn verspreid over het plangebied:

  • De meest noordelijke verontreinigingsvlek (sterk verontreinigd) heeft een omvang van circa 29 m³ (30 m2 x 0,5 m + 28 m2 x 0,5 m);
  • De zuidoostelijke verontreinigingsvlek (sterk verontreinigd) heeft een omvang van circa 135 m³ (180 m2 x 0,75 m). Plaatselijk (boring A303, A305, A700 en A701) bevindt de sterke verontreiniging zich tot 1,0 m -mv;
  • De meest westelijk gelegen verontreinigingsvlek (sterk verontreinigd) heeft een omvang van circa 5 m³ (10 m2 x0,5 m).

Conform het beleid van de gemeente Middelburg geldt de Interventiewaarde bodemkwaliteit (en een omvang van < 25 m3) als toetsingswaarde om vast te stellen of sprake is van een toelaatbare bodemkwaliteit voor het oprichten van bodemgevoelige bouwwerken op een bodemgevoelige locatie. Deze eis wordt overschreden.

Er dienen in het kader van de nieuwbouw maatregelen getroffen te worden om blootstelling aan de verontreiniging te voorkomen. Dit kan door de bodemverontreiniging weg te nemen door de grond te ontgraven en af te voeren naar een erkende verwerkingslocatie of door het wegnemen van de contactmogelijkheden door het aanbrengen van een afdeklaag op de verontreinigde bodemlaag. Uit de risicobeoordeling blijkt dat er in de huidige situatie sprake is van onaanvaardbare risico's. Er is derhalve wel noodzaak maatregelen te nemen.

Voor het uitvoeren van saneringswerkzaamheden zijn de regels voor het saneren van de bodem van toepassing.

Verkennend onderzoek asbest in bodem NEN 5707 en puin NEN 5897

Er zijn op het maaiveld asbestverdachte materialen aangetroffen.

In de bodem ter plaatse van asbestgat C03 is asbesthoudend golfplaatmateriaal aangetroffen. De gehaltes overschrijden de helft van de interventiewaarde niet.

Op basis van de onderzoeksresultaten wordt gesteld dat er geen aanleiding bestaat tot het uitvoeren van een nader onderzoek asbest in bodem/puin. In geval van grondwerkzaamheden op de locatie behoeven er ten aanzien van asbest geen specifieke maatregelen te worden getroffen.

Algemeen

Indien er bij werkzaamheden grond vrijkomt zijn de regels van het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal), het 'Handelingskader voor hergebruik van PFAS-houdende grond en baggerspecie' en/of het bestemmingsplan van de gemeente van toepassing. Verschillende soorten en kwaliteitsklassen grond dienen zoveel als mogelijk gescheiden ontgraven, opgeslagen en afgevoerd te worden. Grond die elders wordt toegepast dient voorzien te

zijn van een milieuverklaring bodemkwaliteit.

Conclusie.

De bodem dient op de in het rapport aangegeven locaties te worden gesaneerd alvorens de gronden voor de woonfunctie in gebruik genomen kan worden.

4.5 Verkeer en parkeren

Verkeersafwikkeling op omliggend wegennet

De entree van de parkeervoorziening sluit aan op het bestaande wegennet van de –doodlopende- Willem Arondeusstraat. Er is ter hoogte van het perceel Noordweg 128 geen auto- en fietsverbinding tussen de Willem Arondeusstraat en de Noordweg. Zowel de Willem Arondeusstraat als de Noordweg leiden via de President Rooseveltlaan naar de rijksweg 57. Het autoverkeer vanuit de Willem Arondeusstraat bereikt via de President Rooseveltlaan de noordkant van het centrum van Middelburg. Het fietsverkeer kan via de Willem Arondeusstraat, President Rooseveltlaan, Noordweg de binnenstad bereiken.

Alle wegen in de omgeving met uitzondering van de President Rooseveltlaan en de rijksweg N57 zijn erftoegangswegen met een maximumsnelheid van 30 km/uur.

De verkeersgeneratie van de nieuwe ontwikkeling is inzichtelijk gemaakt op basis van de kengetallen van het CROW (publicatie 381 'Toekomstbestendig parkeren', 2018) Het gaat om 7 rijwoningen (koop). Voor het woningtype 'rijwoningen' binnen een sterk stedelijke omgeving in het restgebied van de bebouwde kom geldt een gemiddelde verkeersgeneratie van 7,1 mvt/weekdagetmaal per woning. Uit de berekening blijkt dat de realisatie van de 7 rijwoningen zorgt voor een toename van 50 motorvoertuigen per etmaal. De verkeersgeneratie zal afgewikkeld worden op de Willem Arondeusstraat en vervolgens op de President Rooseveltlaan. Deze wegen kunnen deze toename aan verkeersgeneratie aan.

Langzaam verkeer en openbaar vervoer

Het plangebied is goed ontsloten voor langzaam verkeer. Aan de voorzijde van de woningen zal een pad voor bestemmingsverkeer worden gerealiseerd om de parkeervakken te bereiken die aan de voorzijde van de woningen op eigen terrein zijn. De dichtstbijzijnde bushalte bevindt zich aan de Sandberglaan. Om het halfuur haltert er een bus die vertrekt naar Middelburg Station.

Parkeren

Voor rijwoningen is op basis van de kengetallen uit CROW (uitgave 381) een parkeerbehoefte van 1,8 parkeerplaats per woning. In totaal zouden er dus (7 x 1,8 = 12,6) 13 parkeerplaatsen nodig zijn.

De woningen worden ontsloten voor autoverkeer, via de Willem Arondeusstraat. Drie bestaande parkeervakken aan deze straat worden verwijderd om een doorgang mogelijk te maken naar de voorzijde van de woningen. Afspraak met de gemeente Middelburg is dat deze drie parkeerplaatsen opnieuw gerealiseerd zullen worden op het perceel van Noordweg 128. Er zullen dus tenminste 16 (13+3) nieuwe parkeerplaatsen moeten worden voorzien om in de parkeerbehoefte van de nieuwe woningen als de vervangende parkeerplaatsen te voorzien. Voor de woningen komt een parkeerplein te liggen. Hier worden 20 parkeerplaatsen aangelegd. Daarmee wordt ruimschoots in de parkeerbehoefte voorzien.

Het perceel van Noordweg 128 ligt op een kreekrug. Om het hoogte verschil te overbruggen, zal een hellingbaan met een middenvlak gemaakt worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPNOWNOORD128-VG01_0010.jpg" Figuur 4.4 Beoogde parkeersituatie aan de voorzijde van de rijwoningen (bron: Architecten alliantie)

Conclusie

Verkeer en ontsluiting

Aan de hand van CROW kencijfers is berekend dat de verkeerstoename als gevolg van de rijwoningen maximaal 50 mvt/etmaal bedraagt. De bestaande infrastructuur in de omgeving heeft voldoende capaciteit om het extra verkeer zonder problemen te kunnen afwikkelen. Negatieve effecten als gevolg van de beoogde ontwikkeling kunnen zodoende worden uitgesloten.

Parkeren

Er worden voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein voorzien om in de parkeerbehoefte voor de beoogde woningen te voorzien. De drie openbare parkeerplaatsen die komen te vervallen worden gecompenseerd. Daarmee wordt er voorzien in de parkeerbehoefte.

4.6 Wegverkeerslawaai

Toetsingskader

Woningen worden door de Wet geluidhinder (hierna: Wgh) als geluidsgevoelige functie aangemerkt. Indien in een bestemmingsplan nieuwe geluidsgevoelige functies mogelijk worden gemaakt, dan is volgens de Wgh akoestisch onderzoek verplicht indien deze worden geprojecteerd binnen de geluidszone van een weg. Daarnaast dient op basis van jurisprudentie in het kader van een goede ruimtelijke ordening aannemelijk te worden gemaakt dat sprake is van een aanvaardbaar geluidsniveau.

Als de Wgh van toepassing is, dan dient een nieuwe geluidsgevoelige functie te voldoen aan bepaalde wettelijke normen. Voor de geluidsbelasting aan de buitengevels van woningen binnen de wettelijke geluidszone van een weg geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB. In bepaalde gevallen is vaststelling van een hogere waarde mogelijk (65 dB voor binnenstedelijke wegen en 53 dB voor een buitenstedelijke autoweg). De geluidswaarde binnen de geluidsgevoelige bestemming (binnenwaarde) dient in alle gevallen te voldoen aan de in het Bouwbesluit neergelegde norm van 33 dB(A). Bovendien zal voor de betreffende geluidsgevoelige functie ten minste altijd één geluidsluwe gevel aanwezig moeten zijn, terwijl er gestreefd wordt het aantal 'dove gevels' per woning tot maximaal één te beperken.

Geluidszones

Langs alle wegen – met uitzondering van 30 km/u-wegen en woonerven – bevinden zich op grond van de Wgh geluidszones waarbinnen de geluidshinder vanwege de weg getoetst moet worden. De breedte van de geluidszone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van binnen- of buitenstedelijke ligging. De geluidsbelasting wordt berekend aan de hand van de Europese dosismaat Lden (L day-evening-night). Deze dosismaat wordt weergegeven in dB. Deze waarde vertegenwoordigt het gemiddelde geluidsniveau over een etmaal.

Toetsing

Om te onderzoeken of er ter plaatse van de nieuwe woningen aan de grenswaarden wordt voldaan is akoestisch onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is toegevoegd in bijlage 6. Hierin is het volgende is geconcludeerd:

President Rooseveltlaan

Als gevolg van het wegverkeer op de President Rooseveltlaan wordt de wettelijke voorkeursgrenswaarde van 48 dB niet overschreden. De maximale berekende geluidbelasting bedraagt 43 dB, inclusief 5 dB aftrek 110g Wgh.

Willem Arondeusstraat

Als gevolg van het wegverkeer op de Willem Arondeusstraat wordt de richtwaarde van 48 dB niet overschreden. De maximale geluidbelasting bedraagt 40 dB, inclusief 5 dB aftrek artikel 110 g Wgh.

Noordweg

Als gevolg van het wegverkeer op de Noordweg wordt de richtwaarde van 48 dB niet overschreden. De maximale berekende geluidbelasting bedraagt 30 dB, inclusief 5 dB aftrek artikel 110g Wgh.

Brigdamseweg

Als gevolg van het wegverkeer op de Brigdamseweg wordt de richtwaarde van 48 dB niet overschreden. De maximale berekende geluidbelasting bedraagt 25 dB, inclusief 5dB aftrek artikel 110g Wgh.

Conclusie

De realisatie van de 7 rijwoningen kent geen belemmering met betrekking tot het aspect wegverkeerslawaai. De woningen worden gerealiseerd in een goed akoestisch woon- en leefklimaat.

4.7 Milieuhinder omliggende functies

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies, zoals woningen:

  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Om een belangenafweging tussen een goed woon- en leefklimaat in de omgeving en de bedrijfsvoering te kunnen maken, is voor dit plan gebruikgemaakt van de systematiek uit de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering. In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Milieuzonering beperkt zich tot de milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof.

In de VNG-publicatie is tevens de mogelijkheid opgenomen te werken met een Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging. Bedrijven die genoemd zijn in deze staat kunnen in een functiemengingsgebied direct naast gevoelige functies aanwezig zijn, zonder dat er richtafstanden in acht genomen moeten worden.

Toetsing

De ontwikkeling vindt plaats in een gebied met voornamelijk woningbouw en maatschappelijke bestemmingen. De voorgenomen ontwikkeling van de woningen heeft geen hinder of negatieve milieueffecten voor omliggende woningen.

Ten noorden van het plangebied is een school aanwezig. De afstand tussen de school en de beoogde woningen is ongeveer 75 meter. De richtafstand voor scholen bedraagt 30 meter. De nieuwe woningen worden ruim buiten de richtafstand mogelijk gemaakt.

Ten zuiden van het plangebied bevindt zich de brandweerkazerne 'Middelburg- Roosevelt'. Voor deze functies geldt op basis van de VNG-uitgave een afstand van 50 meter. De 7 rijwoningen worden op 200 meter afstand van deze functie gerealiseerd. Daarnaast leidt de ontsluitingsweg van deze functie in de richting van de President Roosevelt het verkeer van de woningbouwlocatie af. Hierdoor zal de overlast voor de 7 rijwoningen minimaal zijn.

Conclusie

Geconcludeerd kan worden dat ter plaatse van het plangebied sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Daarnaast zorgen de nieuwe woningen ook niet voor beperkingen voor de bedrijfsvoering van de omliggende functies.

4.8 Externe veiligheid

Toetsingskader

Bij ruimtelijke plannen wordt ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of leidingen.

Risico relevante inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Op basis van het Bevi geldt voor het plaatsgebonden risico (PR) een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of een nieuwe situatie betreft.

Het Bevi bevat geen norm voor het groepsrisico (GR); wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied van de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Basisnet in werking getreden. Het BEVT vormt de wet- en regelgeving voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor of over het water. De concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Met het in werking treden van het BEVT vervalt de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met een uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water.

Het BEVT en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en in nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6-waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6-contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute.

Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Hiermee wordt geanticipeerd op de beperkingen voor ruimtelijke ontwikkelingen die samenhangen met deze plasbrandaandachtsgebieden.

Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.

Buisleidingen

Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. In dat Besluit wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Bevi zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op advies van de minister wordt bij de toetsing van externe veiligheidsrisico's van buisleidingen al enkele jaren rekening gehouden met deze risicobenadering. Op grond van het Bevb dient zowel bij consoliderende bestemmingsplannen als bij ontwikkelingen inzicht te worden gegeven in de afstand tot het PR en de hoogte van het GR als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.

Toetsing

De toekomstige woningen zijn kwetsbare objecten die beschermd moeten worden tegen externe veiligheidsrisico's. Volgens de professionele risicokaart waarop risicobronnen worden getoond, zijn er in de omgeving van het plangebied geen relevante risicovolle bronnen gelegen. Het plangebied ligt op circa 1.429 meter van de N57. Over de N57 vindt vervoer met gevaarlijke stoffen plaats met een invloedsgebied van 1.500 meter voor een ongeval met toxische stoffen. Omdat de afstand tussen het plangebied en de N57 groter is dan 200 meter, wordt volstaan met een beknopte verantwoording.

Het invloedsgebied van Verbrugge is 7.937 meter. De afstand van het plangebied tot Verburgge bedraagt circa 6.200 meter. Het plangebied valt binnen het invloedsgebied van Verbrugge. Vanwege de grote afstand, wordt volstaan met een beknopte verantwoording. Deze afstand is berekend voor de worst case (meest giftige stof, maximale hoeveelheid aanwezig en het weertype F1,5). Aangenomen kan worden dat mogelijke wijzigingen in de rand van het invloedsgebied (op een grotere afstand dan 1.500 meter) geen noemenswaardige veranderingen in het groepsrisico veroorzaken. In de Nota van Toelichting bij de Beleidsvisie Externe Veiligheid van gemeente Middelburg is aangesloten bij het beleid van de provincie Zuid-Holland. Hierin staat beschreven dat de populatie op grote afstand van de bron nauwelijks invloed heeft op de grootte van het groepsrisico.

Op circa 530 meter van het plangebied, aan de Laan der Verenigde Naties, bevindt zich een LPG- tankstation. Volgens het bestemmingsplan Griffioen (vastgesteld op 24-01-2011) is het invloedsgebied van dit tankstation 150 meter. Het plangebied valt hier buiten. Het berekenen of verantwoorden van het groepsrisico is niet noodzakelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPNOWNOORD128-VG01_0011.png"

Figuur 4.5 Ligging plangebied (rood) t.o.v. risicovolle inrichtingen (Bron: www.risicokaart.nl)

Beknopte verantwoording

Bestrijdbaarheid en bereikbaarheid

Voor zowel de bereikbaarheid en bestrijdbaarheid van 'dagelijkse incidenten', zoals brand of wateroverlast, als voor calamiteiten op het gebied van externe veiligheid, is het van belang dat de bereikbaarheid voor de hulpdiensten en bluswatervoorzieningen voldoende geborgd zijn. De bestrijdbaarheid is afhankelijk van de inzetbaarheid van hulpverleningsdiensten. De brandweer moet in staat zijn om haar taak goed uit te kunnen voeren om daarmee verdere escalatie van een incident te voorkomen. Hierbij kan gedacht worden aan het voldoende/adequaat aanwezig zijn van aanvalswegen en bluswatervoorzieningen. Het plangebied wordt op dit moment ontsloten via de Willem Arondeusstraat en de Noordweg in Middelburg. Deze wegen sluiten via de President Rooseveltlaan aan op het verdere wegennetwerk van Middelburg. Dit biedt vluchtmogelijkheden in verschillende richtingen, waardoor altijd van de bron af kan worden gevlucht. Het gedegen netwerk komt de bestrijdbaarheid ten goede.

Zelfredzaamheid

In de toekomstige situatie zullen woningen worden gerealiseerd. De aanwezige kinderen en ouderen worden gezien als verminderd zelfredzame personen. De mogelijkheden voor zelfredzaamheid bestaan globaal uit schuilen en ontvluchten. Als gevolg van een incident met toxische stoffen van een risicovolle inrichting en over de weg geldt dat een toxische wolk zich snel kan ontwikkelen en verplaatsen. Dit effect is vaak niet zichtbaar. Zelfredzaamheid in deze scenario's is alleen mogelijk als er tijdig alarmering plaatsvindt en gebouwen geschikt zijn om enkele uren te schuilen. Denk hierbij aan het sluiten van ramen en deuren en met name het uitschakelen van (mechanische) ventilatiesystemen. Hiermee worden de aanwezigen beschermd tegen de blootstelling aan toxische gassen. Daarnaast dienen, in het kader van effectieve zelfredzaamheid, de gebruikers van de objecten door risicocommunicatie te worden geïnstrueerd over de risico's en de mogelijke maatregelen die zij kunnen nemen. De alarmering van de aanwezigen wordt momenteel nog gerealiseerd middels het waarschuwings- en alarmeringssysteem (WAS). Dit systeem wordt de komende jaren uitgefaseerd. Het waarschuwingssysteem wordt vervangen door een totaal pakket aan alarmeringsmiddelen, waaronder de calamiteitenzenders, de sirenes, crisis.nl, NL-Alert en het gebruik van sociale media.

Conclusie

Uit de beknopte verantwoording komt naar voren dat de zelfredzaamheid, bestrijdbaarheid en bereikbaarheid van het plangebied als voldoende worden beschouwd. De veiligheidssituatie zal met de beoogde ontwikkeling niet significant verslechteren en wordt als aanvaardbaar gezien. Het aspect externe veiligheid vormt dan ook geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

4.9 Luchtkwaliteit

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.1 weergegeven.

Tabel 4.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm

stof   toetsing van   grenswaarde  
stikstofdioxide (NO2)1)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
fijn stof (PM10)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
  24-uurgemiddelde concentratie   max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/m³  
Fijn stof (PM2,5)2)   jaargemiddelde concentratie   25 µg/  

1) De toetsing van de grenswaarde voor uurgemiddelde concentratie NO2 is niet relevant aangezien er pas meer overschrijdingsuren dan het toegestane aantal van 18 per jaar zullen optreden als de jaargemiddelde concentratie NO2 de waarde van 82 g/m³ overschrijdt. Dit is nergens in Nederland het geval.

2) Bij de beoordeling hiervan blijven de aanwezige concentraties van zeezout buiten beschouwing (volgens de bij de Wlk behorende Regeling beoordeling Luchtkwaliteit 2007).

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden, die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit (zoals de vaststelling van een bestemmingsplan), uitoefenen indien:

  • de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden (lid 1 onder a);
  • de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof als gevolg van de uitoefening van die bevoegdheden per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft (lid 1 onder b1);
  • bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, door een met de uitoefening van de betreffende bevoegdheid samenhangende maatregel of een door die uitoefening optredend effect, de luchtkwaliteit per saldo verbetert (lid 1 onder b2);
  • de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht (lid 1 onder c);
  • het voorgenomen besluit is genoemd in of past binnen het omschreven Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of een vergelijkbaar programma dat gericht is op het bereiken van de grenswaarden (lid 1 onder d).

Nibm

In het Besluit niet in betekenende mate (nibm) is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • een project heeft een toename van minder dan 3% van de jaargemiddelde concentratie NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
  • een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen aan één ontsluitingsweg of kantoorlocaties met maximaal 100.000 m² bvo bij één ontsluitingsweg.

Toetsing

De beoogde ontwikkeling (7 rijwoningen) behoort tot een vaste categorie waarvan vooraf bekend is dat deze ontwikkeling 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de concentraties luchtverontreinigende stoffen. Desalniettemin is de bijdrage als gevolg van de verkeersgeneratie (50 mvt/etm) berekend met behulp van de NIBM-tool (figuur 4.6). De maximale bijdrage bedraagt 0.04 µg/m³ voor NO2 en 0.01 µg/m³ voor PM10. De beoogde ontwikkeling zal 'niet in betekende mate' bijdragen aan de concentratie luchtverontreinigende stoffen en is vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden. Negatieve effecten als gevolg van de beoogde ontwikkeling kunnen zodoende worden uitgesloten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPNOWNOORD128-VG01_0012.png"

Figuur 4.6 Berekeningsresultaten luchtkwaliteit NIBM-tool (versie 24-04-2024)

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de NSL-monitoringstool 2018 die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. De dichtstbijzijnde maatgevende weg betreft de President Rooseveltlaan ten zuiden en oosten van het plangebied (zie figuur 4.6). Uit de NSL-monitoring blijkt dat in 2020 de jaargemiddelde concentraties 16.8 µg/m3 voor NO2, 17.1 µg/m3 voor PM10 en 9.6 µg/m3 voor PM2,5 bedragen. Met daarbij 6 overschrijdingsdagen van de 24-uur gemiddelde concentratie PM10. Aangezien direct langs deze weg aan de grenswaarden wordt voldaan, zal dit ook ter plaatse van het plangebied het geval zijn. Concentraties luchtverontreinigende stoffen nemen immers af naarmate een locatie verder van de weg ligt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPNOWNOORD128-VG01_0013.png"

Figuur 4.7 Luchtkwaliteit rondom plangebied (Bron: www. nsl-monitoring.nl)

Conclusie

Er wordt geconcludeerd dat het aspect luchtkwaliteit de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Uit het oogpunt van luchtkwaliteit is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefmilieu ter plaatse.

4.10 Planologisch relevante kabels en leidingen

Toetsingskader

Planologische relevantie

Voor hoofdtransportleidingen en hoogspanningsverbindingen geldt dat deze in een (bestemmings)plan moeten worden geregeld. Deze leidingen hebben namelijk gevolgen voor het gebruik van gronden in de directe omgeving en zijn dus planologisch relevant. Ook niet-hoofdtransportleidingen met veiligheidscontour, kunnen planologisch relevant zijn. Als planologisch relevante leidingen worden aangemerkt (buis)leidingen voor het transport van:

  • elektriciteit met een hoogspanning van meer dan 50 kV;
  • brandbare gassen met een druk van 20 bar en hoger;
  • brandbare vloeistoffen of giftige stoffen met een diameter van 4 inch en hoger;
  • buisleidingen met een diameter van 400 mm en groter.
  • Niet-planologisch relevante leidingen behoeven geen bescherming c.q. regeling in het bestemmingsplan. Deze leidingen kunnen dan ook zonder planologische regeling worden aangelegd.

Grondroeringsregeling

De Wet informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken (WIBON) verplicht gravers (ook wel grondroerders genoemd) tot het melden van elke 'mechanische grondroering' bij het Kadaster. Doel van de wet is gevaar of economische schade door beschadiging van ondergrondse kabels of leidingen (water-, elektriciteit- en gasleidingen, telefoonlijnen en olie- en gasleidingen) te voorkomen. De wet heeft de (vrijblijvende) zelfregulering zoals die bestond in de vorm van het Kabels en Leidingen Informatie Centrum (KLIC) vervangen.

Toetsing

In en nabij het plangebied zijn geen planologisch relevante leidingen, hoogspanningslijnen, straalpaden of telecomverbindingen aanwezig. Met eventueel aanwezige overige planologisch gezien niet-relevante leidingen (zoals rioolleidingen, leidingen nutsvoorzieningen, drainageleidingen) in of nabij het plangebied hoeft in het bestemmingsplan geen rekening te worden gehouden. Voor deze leidingen zal nog wel een melding bij het kadaster worden gedaan.

Conclusie

Het aspect kabels en leidingen vormt geen belemmering voor de uitvoering van het plan.

4.11 Duurzaamheid

Toetsingskader

Visie Klimaatbestendige Middelburgse Samenleving 2018-2050

De gemeente stelt zich tot doel dat Middelburg bewoonbaar blijft en dat de Middelburgers gezond en goed kunnen wonen, leven en werken ondanks de klimaatverandering. De visie gaat in op de vraag hoe de gemeente Middelburg gebouwen, tuinen, openbare ruimte en wellicht ook de mensen zodanig kan veranderen dat de gevolgen van klimaatsverandering beheersbaar blijven. Voor de ontwikkeling zijn onderstaande maatregelen relevant:

  • meer groen en minder verharding;
  • 'water sturen';
  • meer water in de bodem;
  • woningen klimaatbestendig maken.

Middelburgse Visie Milieu 2019-2025 (MVM)

In de MVM is het duurzaamheidsbeleid opgenomen.

Het belangrijkste doel is om te komen tot een gezonde, duurzame samenleving en leefomgeving en een duurzame ontwikkeling van de gemeente. Daarbij voorzien in de behoeften van de huidige generaties, zonder de mogelijkheden van toekomstige generaties te beperken om gezond en goed te kunnen leven. De MVM heeft betrekking op alle milieu thema's met als doel voor 2025 en 2050. De belangrijkste ambities en doelstellingen die voor de ontwikkeling relevant zijn en uitgangspunt moeten zijn worden hierna genoemd, waarbij is uitgegaan van het doel voor 2025.

  • Klimaat en energie: energieverbruik beperken.
  • Duurzaam gebouwde omgeving: realiseren van energieneutraal en duurzaam bouwen bij nieuwbouw.
  • Emissie van geluid en stoffen: huidige geluid- en luchtkwaliteit van Middelburg verbeteren.
  • Duurzame mobiliteit: het op een verantwoorde, veilige en duurzame manier verplaatsen van mensen en goederen
  • Externe veiligheid: voorkomen van onaanvaardbare risico’s voor de bevolking door vervoersbewegingen en bronnen/bedrijven die tijdelijke, dan wel permanente schade aan de leefomgeving toebrengen.
  • Van afval naar grondstof.
  • Klimaatadaptatie en duurzaam watersysteem.

BENG-eisen

Ten behoeve van de energieopwekking is vanuit de overheid de eis gesteld dat bij de bouw van nieuwe gebouwen per 2021 voldaan moet worden aan de eis van bijna energieneutrale gebouwen (BENG-eisen). In de praktijk betekent dit dat de energieprestatie van nieuwe gebouwen wordt vastgesteld aan de hand van de volgende drie BENG-eisen:

  • de maximale energiebehoefte in kWh per m2 gebruiksoppervlakte per jaar;
  • het maximale primair fossiel energiegebruik, eveneens in kWh per m2 gebruiksoppervlakte per jaar;
  • het minimale aandeel hernieuwbare energie in procenten.

Toetsing en conclusie

De 7 rijwoningen zullen voldoen aan alle eisen zoals deze worden gesteld op het gebied van energieprestatiecontract (EPC) en MilieuPrestatie Gebouwen (MPG). De 7 rijwoningen zullen voldoen aan de gestelde BENG-eisen, de Klimaatbestendige Middelburgse Samenleving 2018-2050 en de Middelburgse Milieuvisie 2019-2025 veel van deze eisen zijn uitvoeringsaspecten en worden uitgewerkt in de omgevingsvergunning. Er wordt rekening gehouden met klimaatverandering bij de inrichting van het gebied. Er wordt een wadi aangelegd in het noordoosten van he plangebied. Daarnaast zal hemelwater eerst op eigen terrein opgeslagen worden en pas daarna oppervlakkig afgevoerd. Dit gebied wordt daarnaast groen ingericht om zodoende hittestress tegen te gaan.

Voor het plangebied is de overstromingskans zeer klein, 1/3.000 tot 1/30.000 jaar. In figuur 4.7 is een overzicht gegeven van de overstromingskansen, waarbij de Norm 2050 gehanteerd wordt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPNOWNOORD128-VG01_0014.png"

Figuur 4.8 Overstromingskans (klimaateffectatlas)

4.12 Bezonning

Toetsingskader

Als gevolg van de ontwikkeling is ter plaatse van het plangebied d.d. 23 mei 2024 een bezonningsstudie uitgevoerd naar de beschaduwing c.q. bezonning ten gevolge van de ontwikkeling op de directe omgeving. Daarbij is gekeken naar hoeveel mogelijke bezonningsuren aanwezig zijn in de volgende situaties:

  • situatie conform het huidige bestemmingsplan;
  • situatie conform de voorgenomen aanpassing op het bestemmingsplan.

Hierbij is rekening gehouden met de TNO-norm. De bezonningsstudie is als bijlage 8 bij het plan opgenomen.

Toetsing

Arondeusstraat

  • In de bestaande situatie is er grofweg(hangt af van de peildatum) vanaf halverwege de ochtend (achtertuinen) en begin van de middag(achtergevels) bezonning mogelijk tot en met het begin van de avond (achtertuinen) en halverwege de avond (achtergevels).
  • Vastgesteld is dat er in de geplande situatie gedurende delen van de normperiode vanaf circa later in de middag invloed valt te verwachten ter plaatse van de Willem Arondeusstraat te Middelburg.
    • 1. De invloed op de achtergevel(s) van nr. 15,17 en 19 valt enkel op peildata 19 feb(21 okt) en 21 maart (21 sept) te verwachten en niet of nauwelijks gedurende de resterende 5 peildata.
    • 2. De invloed op de voorgevels van nr. 18 t/m. 38 blijft beperkt tot ca. een half uur tot een uur (enigszins afhankelijk van huisnummer) in de avond. Ter plaatse van nr.18 t/m. 26 is er rond die tijd ook sprake is van schaduwvorming op de voorgevels door de eigen schuren.
    • 3. Ter plaatse van het voor bezonning relevante gedeelte van de buitenruimtes (tussen de schuren en achtergevels) van nr. 15, 17 en 19 zien we schaduwvorming op 21 maart (21 sept). Het gaat dan om ca. 45 minuten (nr.17) a 1,5 uur (nr. 19 en 15) afname op delen van het achtertuin oppervlak. Op 21 april (23 aug) is alleen ter plaatse van nr. 15 nog ca. 1,5 uur invloed. Op de resterende 3 data is er geen invloed meer. Ter plaats van nr. 18 t/m. 38 is er geen invloed in de achtertuinen.

Noordweg

  • In de bestaande situatie is er grofweg(hangt af van de peildatum) vanaf het begin van de ochtend (achtertuinen en gevels) bezonning mogelijk tot en met het begin van de avond (achtertuinen) en het einde van de ochtend (achtergevels).
  • Vastgesteld is dat er in de geplande situatie gedurende een gedeelte van de vroege ochtend invloed valt te verwachten ter plaatse van de Noordweg.
    • 1. De invloed op delen van de achtergevels(138 t/m.162) bedraagt gedurende de normperiode grofweg een uur (enigszins afhankelijk van huisnummer).
    • 2. Ter plaatse van de achtertuinen zien we schaduwvorming op 21 maart (21 sept) in de vroege ochtend ter plaatse van nr. 148 en 146 en 160. Het gaat dan om ca. 30 minuten afname op een minimaal oppervlak van de achtertuin. Op 21 april (23 aug) zien we ter plaatse van nr. 140 t/m. 150, 160 en 162 ten hoogste ca. 1,5 uur (144,146,148) invloed in delen van de tuin. Op 21 mei (21 juli) en 21 juni zien we ter plaatse van nr. 138 t/m. 146 en 160 ten hoogste ca. 2,25 uur invloed in delen van de tuin vanaf de vroege ochtend.

Kwantitatieve uitwerking

Na toetsing van de lichte TNO bezonningsnorm is gebleken dat:

Arondeusstraat 15, 17, 19

  • Alle drie de woningen in zowel de bestaande als geplande situatie voldoen.
  • De bezonningsduur op de meetpunten in de geplande situatie ruim boven de twee uur blijft (ten minste 5 uur).
  • De invloed het grootst is ter plaatse van nr. 19 met een vermindering van 1h40m (van 06h40m naar 05h).

Noordweg 160, 162

  • Alle twee de woningen in zowel de bestaande als geplande situatie voldoen.
  • De bezonningsduur op de meetpunten in de geplande situatie ruim boven de twee uur blijft (ten minste 6 uur).
  • De invloed het grootst is ter plaatse van nr. 160 met een vermindering van 20 minuten op het meetpunt aan de achterzijde.

Conclusie

Het nieuwbouwplan heeft invloed op de Willem Arondeusstraat en de Noordweg te Middelburg.

Echter ter plaatse van de maatgevende woningen aan de Willem Arondeusstraat 15, 17 en 19 blijft de norm voldoen en valt er op 5 van de 9 peildata geen/nauwelijks invloed te verwachten op de gevelopeningen aan de achterzijde. Ter plaatse van de achtertuinen kan geconcludeerd worden dat er gedurende de peildata met afnames er een aanzienlijke hoeveelheid bezonningsuren overblijven. Tevens is er op 3 van de 7 peildata geen invloed.

Ter plaatse van de Noordweg 160 en 162 zien we ook dat de norm ruimschoots blijft voldoen en de vermindering van bezonning op de meetpunten hier laag is. Wat betreft de buitenruimtes kan geconcludeerd worden dat er gedurende de peildata met afnames er een aanzienlijke hoeveelheid bezonningsuren overblijven en de invloed vroeg in de ochtend plaatsvindt.

Daarmee lijkt er geen sprake van onevenredige toename van schaduw rondom het bouwplan.

4.13 Vormvrije m.e.r.-beoordeling

Toetsingskader

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning plan-m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Indien een activiteit onder de drempelwaarden blijft, dient alsnog een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden, waarbij onderzocht dient te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten.

Per 16 mei 2017 is de regelgeving voor de MER en m.e.r.-beoordeling gewijzigd met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling.

Voor de ontwerp-bestemmingsplanfase moet een m.e.r-beoordelingsbeslissing worden genomen, waarin wordt aangegeven of wel of geen MER nodig is, gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten en mogelijke mitigerende maatregelen. Deze beslissing is als bijlage bij het bestemmingsplan opgenomen.

Voor elke aanvraag waarbij een vormvrije m.e.r.-beoordeling aan de orde komt moet de initiatiefnemer een aanmeldingsnotitie opstellen, waarbij ook mitigerende maatregelen mogen worden meegenomen.

Onderzoek

In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject m.e.r.-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op; een oppervlakte van 100 hectare of meer, of een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat, een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer. De beoogde ontwikkeling bestaat uit de ontwikkeling van 7 woningen. De ontwikkeling blijft daarmee ruim onder de drempelwaarde.

Alhoewel de beoogde ontwikkeling onder de drempelwaarde blijft is middels een m.e.r.-beoordelingsnotitie onderzocht of sprake is van belangrijke nadelige milieueffecten. De m.e.r.-beoordelingsnotitie is opgenomen in bijlage 7. De gemeente heeft aangegeven dat voor deze ontwikkeling geen m.e.r.-procedure doorlopen hoeft worden. Zie hiervoor bijlage 9.

Hoofdstuk 5 Juridische planbeschrijving

5.1 Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP)

De Wro bepaalt dat ruimtelijke plannen digitaal en analoog beschikbaar moeten zijn. Dit brengt met zich mee dat bestemmingsplannen digitaal uitwisselbaar en op vergelijkbare wijze gepresenteerd moeten worden. Met het oog hierop stellen de Wro en de onderliggende regelgeving eisen waaraan digitale en analoge plannen moeten voldoen. Zo bevat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) bindende afspraken waaraan het bestemmingsplan moet voldoen. De SVBP kent (onder meer) hoofdgroepen van bestemmingen, een lijst met functie- en bouwaanduidingen, gebiedsaanduidingen en een verplichte opbouw van de regels en het renvooi.

5.2 Opzet van het nieuwe bestemmingsplan

Ten aanzien van de opzet van het bestemmingsplan (verbeelding en regels) is het volgende van belang.

Karakter bestemmingsplan

Dit bestemmingsplan is gericht op een goede borging van de specifieke stedenbouwkundige opzet.

Opzet verbeelding

De verbeelding bestaat uit de bestemmingen: 'Tuin', 'Wonen' en 'Verkeer'. De locatie van de bebouwing is vastgelegd door middel van een bouwvlak. Binnen deze grens is de precieze verkaveling van de woningen niet vastgelegd. Ten aanzien van de opzet van de bestemmingsregeling is het volgende van belang.

Opzet planregels

Volgens SVBP2012 hebben de planregels een vaste hoofdstukindeling, in een vaste volgorde:

  • in hoofdstuk 1 (inleidende regels) worden in de regels gehanteerde begrippen, voor zover nodig, gedefinieerd, en wordt de wijze van meten bepaald;
  • in hoofdstuk 2 (bestemmingsregels) worden alfabetisch de regels gegeven waarmee de bestemmingen die op de verbeelding voorkomen nader worden omschreven;
  • hoofdstuk 3 (algemene regels) bevat een anti-dubbeltelbepaling en een algemene bouwregel;
  • hoofdstuk 4 (slotregel) bevat ten slotte de titel van het plan.

Bestemmingsartikelen hebben ook een standaard opbouw. In het voorliggende plan hebben deze de volgende opbouw.

  • bestemmingsomschrijving;
  • bouwregels (onderverdeeld in toelaatbaarheid van bouwwerken en bouwhoogte, oppervlakte en inhoud);
  • nadere eisen;
  • afwijken van de bouwregels;
  • specifieke gebruiksregels;
  • afwijken van de specifieke gebruiksregels.

5.3 Gehanteerde bestemmingen

Artikel 1 Begrippen

In dit artikel worden begrippen gedefinieerd die in de regels worden gehanteerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan moet worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende woorden toegekende betekenis.

 

Artikel 2 Wijze van meten

Dit artikel geeft aan hoe de hoogte en andere maten, die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.

Artikel 3 Tuin

De tuinen die bij de bestemming Wonen horen zijn bestemd tot Tuin. De betreffende grond mag worden gebruikt als tuin. Binnen deze bestemming zijn alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan. Overkappingen zijn niet toegestaan. Daarnaast mag maximaal 25% van de gronden worden verhard.

Artikel 4 Verkeer

Deze bestemming is opgenomen voor het parkeerterrein en bijbehorende ontsluitingsweg.

Artikel 5 Wonen

De gronden met de bestemming Wonen zijn bestemd voor de huisvesting van personen in een woning en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming. Aansluitend op de standaardregeling voor woningen in Middelburg, mogen in de woningen en/of bijbehorende bouwwerken beroepsmatige en / of bedrijfsmatige activiteiten worden uitgeoefend, mits wordt voldaan aan de voorwaarden die zijn vastgelegd in de betreffende specifieke gebruiksregel. Het aanbieden van logies en ontbijt is niet toegestaan.

Binnen het bouwvlak zijn alleen aaneengebouwde woningen toegestaan, met een maximum van 7 woningen. De beoogde schuur is toegestaan in de het bouwvlak met de functieaanduiding 'specifieke vorm van wonen - berging', hier zijn uit uitsluitend gebouwen met deze functie toegestaan. Door middel van het bouwvlak is aangegeven waar het gebouw mag komen te staan. In de regels is aangegeven dat 100% van het bouwvlak bebouwd mag worden.

De goot- en bouwhoogte van de hoofdgebouwen en de schuur zijn op de verbeelding aangegeven door middel van een maatvoeringsaanduiding.

Er zijn voorwaardelijke verplichtingen opgenomen dat de woningen niet gebruikt mogen worden als er niet voldoende parkeerplaatsen zijn.

Artikel 6 Waarde - Archeologie - 3

De bestemming ‘Waarde – Archeologie – 3’ betreft een dubbelbestemming. De bestemming valt samen met een aantal andere bestemmingen. De regeling heeft tot doel de bescherming en veiligstelling van het archeologisch erfgoed in de bodem. Voordat er ten behoeve van een samenvallende bestemming (bijvoorbeeld de woonbestemming) een omgevingsvergunning voor bouwen kan worden verleend, moet eerst worden nagegaan of daardoor geen onevenredige schade aan de archeologische waarden wordt toegebracht. Bij werkzaamheden dieper dan 40 cm en groter dan 500 m² dient, doormiddel van archeologisch onderzoek, te worden aangetoond dat er geen archeologische waarden worden geschaad.

Artikel 7 Waarde - Beschermd Stadsgezicht

In dit artikel wordt de waarde van het beschermde Stadsgezicht aan de Noordweg 128 beschreven. Het op de verbeelding aangegeven gebied wordt met specifieke bouwregels en een aanlegvergunningstelsel beschermd.

5.4 Toelichting op de algemene regels

 Deze algemene regels bestaan uit een aantal algemene, niet aan specifieke bestemmingen gekoppelde, bepalingen.

Anti-dubbeltelregel (Artikel 8)

Deze bepaling is ingevolge artikel 3.2.4 van het Bro vast voorgeschreven. Doel van deze bepaling is te voorkomen dat er meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogt, bijvoorbeeld ingeval (onderdelen van) percelen van eigenaar wisselen. Om hiervan een voorbeeld te geven: binnen de bestemming Wonen mag een bepaald percentage van het erf worden bebouwd. Indien het absolute oppervlak (uitgedrukt in m²) niet is bereikt, kan door het bijkopen van een stuk erf van het aangrenzend perceel extra bebouwing tot dit maximum worden gerealiseerd. De anti-dubbeltelbepaling voorkomt dat het overgedragen erf nog eens in de beoordeling van de bouwmogelijkheden op het oorspronkelijk deel erf kan worden betrokken.

Algemene bouwregels (Artikel 9)

Dit artikel bevat "Overschrijding bouwgrenzen" (lid 9.1) Dit is een regeling voor beperkte en ondergeschikte overschrijding van de grenzen van bouwvlakken. Deze bouwvlakken zijn op de verbeelding aangeduid met een dikke lijn. Daarnaast is de regeling bestaande maten (lid 9.2) van toepassing, waarin de bestaande maten van aanwezige bebouwing worden beschermd.

Algemene gebruiksregels (Artikel 10)

In dit artikel zijn (verbods)bepalingen opgenomen over het gebruik van in dit plan begrepen gronden. Daarnaast is een voorwaardelijke verplichting opgenomen ten behoeve van het realiseren van voldoende waterberging. Deze voorwaardelijke verplichting is opgenomen en geborgd op basis van de notitie 'Verharding en watertoets Noordweg 128' van Sweco d.d. 19 januari 2024 welke als bijlage 3 is opgenomen.

Ook is een voorwaardelijke verplichting opgenomen ten behoeve van het uitvoeren van sloop- en bouwwerkzaamheden van de planontwikkeling.

Algemene wijzigingsregels (Artikel 12)

In dit artikel (lid 12.1) is een algemene flexibiliteitsbepaling opgenomen om voor bepaalde onderdelen van bestemmingen of gebouwen dan wel bouwwerken af te wijken van de bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. Deze bepaling gaat verder dan die van artikel 9. Vandaar dat hier altijd een wijziging voor nodig is van burgemeester en wethouders. Overigens geldt ook hier dat deze bepalingen als algemene regel gelden voor alle bestemmingen.

Het criterium 'van belang voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken' kan bijvoorbeeld aan de orde zijn als bij nader inzien:

  • open water dat als zodanig is bestemd een andere vorm moet krijgen;
  • een bruggetje dat anders moet worden geconstrueerd of een stukje moet opschuiven;
  • een fietspad iets anders moet aansluiten op een kruising;

Het gaat in de meeste gevallen om de praktische uitvoering van het plan, waarbij geen belangen van derden worden geschaad.

Het criterium 'in verband met de werkelijke toestand van het terrein' is vooral aan de orde in situaties waarbij een terrein of gebied een geheel nieuwe inrichting krijgt en waarbij in het veld maar weinig aanknopingspunten zijn. Bij het uitzetten van het gebied kan blijken dat de afmetingen niet exact gelijk zijn aan de coördinaten op tekening/in het digitale bestand en dat de situering van de nieuwe openbare wegen en de uitgeefbare percelen iets moet worden aangepast. Gezien de nauwkeurigheid van het tegenwoordige kaartmateriaal, gaat het daarbij om centimeters in plaats van meters.

Overige regels (Artikel 13)

Dit artikel bevat de volgende bepaling 'Werking wettelijke regeling'. Dit lid is opgenomen omdat in een (toenemend) aantal gevallen in de regels van bestemmingsplannen wordt verwezen naar een (andere) wettelijke regeling of er wordt een procedure, begrip en / of functie uit die andere regeling van toepassing verklaard). Ook in de begripsbepalingen komen die verwijzingen voor. Op grond van jurisprudentie mag een bestemmingsplan slechts volgens de vereiste procedure van de Wro worden gewijzigd. Het impliciet wijzigen van een bestemmingsplan door wijzigingen in wetgeving in de bepalingen waarnaar wordt verwezen is niet toegestaan. Het is dan ook nodig dat verwijzingen naar toepasbare wettelijke regelingen worden gefixeerd, namelijk naar de tekst ervan zoals die op het moment van vaststelling van het plan gold. Uit praktische overwegingen is er voor gekozen in dit hoofdstuk van de regels een artikel "Wettelijke regelingen" op te nemen, waarin is bepaald dat alle wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luidden op het moment van vaststelling van het plan. Hierdoor behoeft niet meer telkens te worden verwezen naar publicaties in het staatsblad.

5.5 Toelichting op de overgangs- en slotbepalingen

In artikel 14 is het overgangsrecht ten aanzien van bebouwing en gebruik opgenomen en het bouwen in strijd met het plan geregeld. In lid 14.1 is de in artikel 3.2.1 Bro voorgeschreven bepaling omtrent het overgangsrecht voor bouwwerken opgenomen. In lid 14.2 is de in artikel 3.2.2 Bro voorgeschreven bepaling omtrent het overgangsrecht voor gebruik opgenomen.

Ten slotte is in artikel 15 de slotregel opgenomen.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Financiële uitvoerbaarheid

Het terrein is eigendom van de 'Noordweg 128 BV'. Deze eigenaren zullen in een Collectief Particulier Opdrachtgeverschap het voorgenomen aantal woningen realiseren. De kosten voor aankoop en ontwikkeling zullen worden verdisconteerd in de grondprijs. De bouwkosten voor de 7 woningen worden rechtstreeks bij de verschillende opdrachtgevers in rekening gebracht.

Met de gemeente is een anterieure overeenkomst gesloten.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

6.2.1 Participatie

Begin april 2021 heeft de initiatiefnemer een brief huis-aan-huis bezorgd bij meer dan 100 omwonenden waarin informatie is verstrekt over een te houden informatiebijeenkomst over de ontwikkeling. Half april 2021 is een tweede brief huis-aan-huis bezorgd waarin nadere informatie is verstrekt en vragen zijn beantwoord. Ook heeft er veel mailverkeer plaatsgevonden met omwonenden. Voorts heeft de initiatiefnemer diverse persoonlijke gesprekken met omwonenden gehad over het bouwplan.

Door middel van twee informatiebijeenkomsten (6 juli 2021 en 20 juni 2022) zijn omwonenden geïnformeerd over de beoogde ontwikkeling. Zorgpunten die hierbij zijn aangedragen zijn meegenomen in het ontwerp, zo was eerder sprake van een fietsverbinding met de Noordstraat, die is naar aanleiding van zorgen uit de omgeving uit het plan gehaald. Naar aanleiding van de twee informatiebijeenkomsten is de bebouwing aangepast.

Bij een brief van 13 september 2022 heeft de initiatiefnemer een terugkoppeling gegeven over de aanpassingen van het plan naar aanleiding van vragen, suggesties en opmerkingen van omwonenden.

Het verslag van het participatietraject is opgenomen in bijlage 10.

6.2.2 Vooroverleg

In het kader van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening wordt het concept-ontwerpbestemmingsplan toegezonden aan de diverse overleginstanties.

6.2.3 Zienswijzen

Het ontwerp van het bestemmingsplan heeft van 7 december 2023 tot en met 17 januari 2024, na een kennisgeving in het Gemeenteblad en in de Middelburgse Bode, zes weken ter inzage gelegen. Ook is het ontwerpbestemmingsplan gepubliceerd op de website www.ruimtelijkeplannen.nl zodat het digitaal raadpleegbaar was. De ontwerp-omgevingsvergunning met de daarbij behorende bijlagen heeft in het kader van de gemeentelijke coördinatieregeling ex artikel 3.30 van de Wro gelijktijdig met het ontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegen. Gedurende voornoemde termijn van terinzagelegging konden door eenieder zowel mondelinge als schriftelijke zienswijzen naar voren worden gebracht. Er zijn twaalf schriftelijke zienswijzen ingediend. Een aantal (onderdelen van) zienswijzen heeft tot aanpassingen van het ontwerpbestemmingsplan geleid. Een samenvatting van de zienswijzen en de beantwoording daarvan is opgenomen in de “Nota beantwoording zienswijzen en reacties overlegpartners incl. Staat van wijzigingen ontwerp”. Deze nota is als bijlage 11 bij het bestemmingsplan gevoegd.

6.2.4 Beroep

Na vaststelling wordt het bestemmingsplan voor de tweede maal zes weken ter visie gelegd. Gedurende deze periode kunnen belanghebbenden tegen het vaststellingsbesluit beroep instellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Indien geen beroep wordt ingesteld, is het plan na deze beroepstermijn onherroepelijk en treedt het plan in werking.