direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Landgoed en uitbreiding Schore
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0678.landgoedschore-VAST

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Algemeen

Het voornemen is om de kern Schore aan de zuidoostzijde en zuidzijde uit te breiden door het realiseren van 8 à 10 woningen in het verlengde van de Boomweidelaan. Dit zullen met name levensloopbestendige woningen worden. Daarnaast worden drie vrijstaande woningen aan de achterzijde van het perceel Zandweg 6 gerealiseerd. Tevens is een herontwikkeling voorzien van het landgoedplan: het voorgenomen plan voor een landhuis met 8 wooneenheden/appartementen is gewijzigd in drie losse percelen met elk één landhuis. Ter plaatse van het landgoed wordt natuur aangelegd met een wandelpad die aansluit op de Boomweidelaan.

Het plangebied is gelegen binnen het bestemmingsplan 'Buitengebied 2e herziening' en het bestemmingsplan 'Kom Schore' van de gemeente Kapelle. Het plangebied heeft binnen deze bestemmingsplannen de bestemming 'Bos', 'Wonen', 'Agrarisch' en 'Groen'. De landhuizen worden gerealiseerd buiten de bestaande bestemming 'Wonen' en binnen de bestemming 'Agrarisch' en 'Bos'. De overige woningen woningen worden gerealiseerd op gronden met de bestemming 'Groen' en 'Agrarisch'. De gewenste ontwikkeling past niet binnen de geldende bestemmingsplannen. Om het plan te realiseren is een herziening van de geldende bestemmingsplannen noodzakelijk. Voorliggend bestemmingsplan voorziet in het planologisch-juridisch mogelijk maken van de gewenste ontwikkeling.

1.2 Plangebied

Het plangebied is gelegen aan de zuidoostzijde en zuidzijde van de kern Schore. Het plangebied bestaat uit de volgende kadastrale percelen:

  • KPL01, sectie M, perceelnummer 2428 (6.646 m2) - weidegrond
  • KPL01, sectie S, perceelnummer 809 (5.920 m2) - fruitboomgaard
  • KPL01, sectie S, perceelnummer 325 (39.990 m2) - bos met waterpartij
  • KPL01, sectie S, perceelnummer 480 (18.880 m2) - waterpartij en bos
  • RMW00, sectie S, perceelnummer 41 (130 m2) - agrarische grond

Het plangebied heeft daarmee een totale oppervlakte van 71.566 m2. Het plangebied bestaat uit het deel dat nu bestemd is als landgoed (wijzigingsplan 2011), het aangrenzende agrarisch perceel dat omgezet wordt in natuur met één van de drie landhuizen en 3 vrijstaande woningen en het perceel met een groenbestemming ten behoeve van de realisatie van 10 woningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0678.landgoedschore-VAST_0001.png"

Afbeelding 1 | Luchtfoto met plangrens (bron: ruimtelijkeplannen.nl; bewerking: Juust B.V.)

1.3 Doel

Het doel van dit bestemmingsplan is het voorgenomen plan planologisch mogelijk te maken. Het vaststellen van dit bestemmingsplan vormt de basis om met één of meer omgevingsvergunningen de uitvoering van het plan mogelijk te maken.

1.4 Leeswijzer

Dit bestemmingsplan bestaat uit deze toelichting, regels en een verbeelding. Deze toelichting bestaat naast dit inleidende hoofdstuk uit vier hoofdstukken. In hoofdstuk 2 wordt het initiatief toegelicht en de daarbij horende juridische regeling. Hoofdstuk 3 beschrijft het geldende beleidskader. Vervolgens worden in hoofdstuk 4 de verschillende omgevingsaspecten beoordeeld. In hoofdstuk 5 wordt tot slot de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid beschreven.

Hoofdstuk 2 Het project

2.1 Beschrijving project

2.1.1 Huidige situatie

Het plangebied is grofweg gelegen tussen de Maarten Broersweg, de Boomweidelaan en de Zandweg. De noordzijde van het plangebied grenst direct aan het dorp Schore. De overige zijden van het plangebied worden begrensd door agrarische percelen in het buitengebied. Het noordelijke deel van het plangebied bestaat uit weidegrond en een fruitboomgaard (afbeelding 2). Het zuidelijke deel van het plangebied bestaat uit bos en twee waterpartijen (afbeelding 3). De waterpartijen zijn reeds aangelegd in het kader van het toenmalige landgoedplan. In 2011 is voor het zuidelijke deel van het plangebied een landgoedplan opgesteld. Dit plan bestond uit de aanleg van meerdere bosdelen en een landgoedhuis bestaande uit meerdere gebouwen (hoofdhuis en bijgebouwen) waarin 8 wooneenheden gerealiseerd zouden worden. Om dit plan planologisch mogelijk te maken is in 2011 het bestemmingsplan gewijzigd door middel van het vaststellen van een wijzigingsplan. De realisatie heeft echter geen doorgang meer gevonden.

Over het plangebied loopt een hoogspanningsverbinding. Deze komt te vervallen zodra de nieuwe 380 kV-verbinding is gerealiseerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0678.landgoedschore-VAST_0002.png"

Afbeelding 2 | Huidige situatie noordzijde plangebied - bezien vanaf de Boomweidelaan (bron: Google Street View)

afbeelding "i_NL.IMRO.0678.landgoedschore-VAST_0003.png"

Afbeelding 3 | Huidige situatie zuidzijde plangebied - bezien vanaf de Maarten Broersweg (bron: Google Street View)

2.1.2 Toekomstige situatie

De voorgenomen ontwikkeling bestaat enerzijds uit de woningbouwontwikkeling aan de zuidzijde van de kern Schore en anderzijds uit de realisatie van een landgoed.

Uitbreiding Schore

In de toekomstige situatie wordt de zuidoostzijde van de kern Schore uitgebreid. De uitbreiding bestaat uit de realisatie van maximaal 10 woningen (met name levensloopbestendige woningen) in het verlengde van de Boomweidelaan. Verderop worden 3 percelen ten behoeve van vrijstaande woningen aan de achterzijde van het perceel Zandweg 6 aangelegd. De woningen in het verlengde van de Boomweidelaan worden gerealiseerd op twee bouwkavels en worden ontsloten op de Boomweidelaan. De vrijstaande woningen worden via de zuidzijde ontsloten op de Zandweg. Hier is reeds een bestaand kavelpad gelegen ten behoeve van de ontsluiting van de agrarische percelen. Voor de woningen is nog geen concreet bouwplan aanwezig. Wel is er een beeldkwaliteitsplan opgesteld waarin de criteria voor de openbare ruimte zijn vastgelegd en ook de welstandscriteria voor de geschakelde bebouwing en vrijstaande bebouwing is opgenomen. Dit beeldkwaliteitsplan wordt gelijktijdig met het bestemmingsplan vastgesteld en is als Bijlage 1 bij de toelichting en regels van dit bestemmingsplan gevoegd.

Landgoed

Het bestaande landgoed wordt herontwikkeld. Het noordelijke deel tot aan de geplande vrijstaande woningen wordt toegevoegd aan het landgoed. Op het landgoed worden drie vrijstaande landhuizen gerealiseerd. Elk landhuis bevat één woning. Twee landhuizen zijn gelegen in het zuidelijke deel van het plangebied. Eén landhuis zal halverwege het landgoed worden gerealiseerd, ongeveer ter hoogte van de speeltuin achter de woningen aan de Boomweidelaan. Vanaf de Zandweg wordt een weg aangelegd, die de percelen ontsluit. De bebouwing is zodanig op het terrein gesitueerd dat er zichtlijnen zijn naar het polderlandschap en de dijkstructuur. Ten behoeve van de landhuizen is een beeldkwaliteitsplan opgesteld waarin de stedenbouwkundige uitgangspunten en welstandscriteria zijn vastgelegd. Ook zijn een aantal referentiebeelden opgenomen voor de landhuizen. Het beeldkwaliteitsplan is als Bijlage 2 bij de toelichting en regels van dit bestemmingsplan gevoegd. De natuurontwikkeling op het landgoed bestaat uit grasland, waterpartijen, hoogstam fruitgaard en bospercelen. De inrichting van het landgoed is uitgewerkt in een landschapsplan. Dit landschapsplan (Inrichtings- en beheersplan) is opgenomen Bijlage 3. Over het landgoed komt een openbaar toegankelijk wandelpad dat aansluit op de Boomweidelaan, de ontsluiting via de Zandweg en Maarten Broersweg. Hierdoor ontstaan er vanuit de kern Schore meer mogelijkheden om een ommetje te maken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0678.landgoedschore-VAST_0004.png"

Afbeelding 3 | Verkavelingstekening toekomstige situatie (bron: Juust)

2.2 Juridische regeling

2.2.1 Geldend bestemmingsplan

Voor het grootste deel van het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Buitengebied, 2e herziening' van de gemeente Kapelle. Het bestemmingsplan 'Buitengebied, 2e herziening' is op 24 februari 2015 door de gemeenteraad vastgesteld. Ten behoeve van de landgoedontwikkeling is destijds het wijzigingsplan 'Wijzigingsplan Landgoed Schore' vastgesteld. Dit wijzigingsplan is meegenomen in de 2e herziening van het bestemmingsplan 'Buitengebied'. De gronden van het plangebied zijn in het geldende bestemmingsplan bestemd voor 'Agrarisch', 'Bos' en 'Wonen'. Daarnaast geldt ter plaatse de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' en de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4'. Verder is er ter plaatse van de woonbestemming de functieaanduiding 'landhuis' opgenomen. Ter plaatse is het mogelijk om een landgoed met landhuis te realiseren met maximaal 8 zelfstandige wooneenheden/appartementen. Voor de hoofdgebouwen geldt een maximale inhoudsmaat van 4.500 m3.

Daarnaast geldt in de noordwesthoek van het plangebied het bestemmingsplan 'Kom Schore' van de gemeente Kapelle. Dit bestemmingsplan is op 20 december 2011 door de gemeenteraad vastgesteld. De gronden zijn in dit bestemmingsplan bestemd voor 'Agrarisch' en 'Groen'. Verder geldt ter plaatse de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie 2' en de gebiedsaanduiding 'wro-zone-wijzigingsgebied 1'. Deze wijzigingsbevoegdheid maakt het mogelijk om de groenbestemming te wijzigen in onder andere een woonbestemming ten behoeve van de realisatie van 5 woningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0678.landgoedschore-VAST_0005.png"

Afbeelding 4 | Uitsnede geldende bestemmingsplannen (bron: ruimtelijkeplannen.nl, bewerking: Juust)

2.2.2 Planuitwerking

Ter plaatse van de woningen in het verlengde van de Boomweidelaan is de bestemming 'Wonen' opgenomen. Hier geldt een maximum goothoogte van 4 meter. Ter plaatse mogen maximaal 5 wooneenheden gerealiseerd worden per bouwkavel. In de regels is opgenomen dat er uitsluitend grondgebonden woningen zijn toegestaan. Tussen deze bouwkavels is de bestemming 'Verkeer' opgenomen ter plaatse van de ontsluiting. Grenzend aan de meest noordelijk gelegen bouwkavel wordt de bestemming 'Groen' opgenomen. De kavels voor de drie vrijstaande woningen aan de noordzijde van het plangebied zijn bestemd als “Wonen”. Hier geldt de bouwaanduiding 'vrijstaand' en een maximum goothoogte van 4 meter. Ter plaatse mogen maximaal drie wooneenheden gerealiseerd worden.

Voor de realisatie van het landgoed is de bestemming 'Natuur-landgoed' opgenomen. De kavels voor de drie landhuizen zijn bestemd als 'Wonen - Landgoed'. Per bouwkavel is het toegestaan om maximaal 1 landhuis te realiseren en geldt een maximum bouwhoogte van 10 meter. Voor de landhuizen geldt een minimale inhoudsmaat van 750 m3 en een maximale inhoudsmaat van 1.500 m3. De afstand van het hoofdgebouw tot de perceelsgrens bedraagt minimaal 3 meter. Aan de oostzijde van het landgoed is de aanduiding 'ontsluiting' opgenomen. Ten behoeve van de borging van de uitvoering van het landschapsplan en instandhouding daarvan, is een voorwaardelijke bepaling opgenomen. Het landschappelijk inpassingsplan is als Bijlage 3 bij de regels van dit bestemmingsplan gevoegd. De dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie 4' wordt behouden. De hoogspanningsverbinding komt te vervallen, maar de dubbelbestemming geldt nog wel voor zover de hoogspanningsverbinding in gebruik is. De gebiedsaanduiding 'Vrijwaringszone – hoogspanningsverbinding te vervallen' is conform het inpassingsplan Zuid-West 380 kV West overgenomen.

Voor de realisatie van de landhuizen is door de raad een beeldkwaliteitsplan vastgesteld. Voor de overige delen wordt gelijktijdig met het vaststellen van het bestemmingsplan een beeldkwaliteitsplan vastgesteld. In de regels van de bestemming 'Wonen' en 'Wonen - Landgoed' is een voorwaardelijke bepaling opgenomen, dat bij de realisatie van de gebouwen voldaan moet worden aan het beeldkwaliteitsplan. De beeldkwaliteitsplannen zijn als Bijlage 1 en Bijlage 2 bij de regels van dit bestemmingsplan gevoegd.

2.2.3 Juridische planbeschrijving

In de Wet ruimtelijke ordening met bijbehorende Besluit ruimtelijke ordening heeft het bestemmingsplan een belangrijke rol als normstellend instrument voor het ruimtelijk beleid van de gemeente, provincies en het rijk,. In de ministeriële 'Regeling standaarden ruimtelijke ordening' hierna (Rsro) is vastgelegd dat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (hierna SVBP 2012) de norm is voor de vergelijkbaarheid van bestemmingsplannen, die tot doel heeft om te komen tot een geüniformeerde en gestandaardiseerde opzet van bestemmingsplannen in Nederland. Deze methodiek is onverkort gevolgd. Het bestemmingsplan is daarbij tevens digitaal vervaardigd en is daarom ook digitaal raadpleegbaar via internet.

Naast het feit dat de bestemmingen, aanduidingen en weergave van de verbeelding gestandaardiseerd zijn, vloeit de redactie van de regels ten aanzien van het overgangsrecht en de anti dubbeltelbepaling rechtstreeks voort uit het Besluit ruimtelijke ordening. De beleidsmatige inhoud van het bestemmingsplan is niet gestandaardiseerd. De gemeente behoudt haar vrijheid ten aanzien van de inhoud en vormgeving aangaande de toelichting.

Verbeelding

De verbeelding geeft de bestemmingen weer. Binnen de bestemmingsvlakken kunnen bouwvlakken, bouw-, gebieds-, functie-, en maatvoeringsaanduidingen aangegeven worden, waarbinnen een aantal specifieke bouwregels en functies kunnen worden aangegeven. Deze hebben juridische betekenis, omdat daar in de regels naar wordt verwezen. De topografische ondergrond die gebruikt is als basis voor de verbeelding heeft geen juridische status.

Regels

Algemeen

De regels bevatten bepalingen over het gebruik van de gronden, over de toegelaten bebouwing en bepalingen betreffende het gebruik van op te richten bouwwerken. De regels zijn, conform de wettelijk verplicht gestelde SVBP 2012, onderverdeeld in vier hoofdstukken:

- Hoofdstuk 1 Inleidende regels

- Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

- Hoofdstuk 3 Algemene regels

- Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Inleidende regels

Begripsbepalingen en Wijze van meten

De inleidende regels omvatten de begripsbepalingen en de bepalingen omtrent de wijze van meten. De begripsbepalingen geven de definities over de in de regels gehanteerde begrippen met betrekking tot bouwen en functies. De wijze van meten geeft uitsluitsel over de wijze waarop afstanden, hoogtes, oppervlakte etc. moeten worden gemeten.

Bestemmingsregels

Groen
Het openbaar groen in het noorden van het plangebied heeft de bestemming 'Groen'. Hiermee is aangesloten op de huidige functie en bestemming van dit gebied. De gronden ter plaatse van deze bestemming zijn bestemd voor groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, plantsoen, speelvoorzieningen, wandel- en fietspaden en water. Ten aanzien van het bouwen mogen uitsluitend nutsgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.

Natuur - Landgoed
Het openbare gebied behorende bij het landgoed is bestemd als 'Natuur - Landgoed'. De gronden ter plaatse van deze bestemming zijn bestemd voor natuur, bos, water, fiets-, wandel- en overige (recreatieve) wandelpaden, perceelsontsluitingen en extensief recreatief medegebruik. De gronden zijn tevens bestemd voor de bescherming en ontwikkeling van de actuele en potentiële landschappelijke waarden. Ten behoeve van de ontsluiting van de drie vrijstaande woningen aan de oostzijde is de aanduiding 'ontsluiting' opgenomen. Hier mag een weg worden aangelegd. Ten aanzien van het bouwen zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen, toegestaan, zoals terreinafscheidingen. Ten behoeve van de bescherming van de (potentiële) landschappelijke en natuurlijke waarden mogen bepaalde werken niet zonder vergunning worden uitgevoerd (aanlegvergunningstelsel). Omdat het gebied wordt heringericht conform een landschappelijk inpassingsplan zijn de werken die daarvoor uitgevoerd moeten worden, uitgezonderd. Evenals de aanleg van de weg en perceelsontsluitingen.

Tuin
Aan de oostzijde van het plangebied is tussen de nieuwe woonpercelen en de aangrenzende percelen een tuinbestemming opgenomen. Hierbij is aangesloten op de tuinbestemming uit het bestemmingsplan 'Kom Schore', zodat er een eenduidige regeling geldt als op de aangrenzende percelen met een tuinbestemming.

Verkeer
De straat ten behoeve van de ontsluiting van de woningen in het verlengde van de Boomweidelaan is als 'Verkeer' bestemd. De gronden ter plaatse van deze bestemming zijn naast wegen ook bestemd voor bermen, bermsloten, fiets- en voetpaden, parkeerplaatsen, nutsleidingen en andere bij deze bestemming behorende voorzieningen. Binnen de bestemming mogen uitsluitend nutsgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.

Wonen
De woonpercelen die niet tot het landgoed behoren, zijn bestemd als 'Wonen'. Omdat er nog geen concrete bouwplannen zijn, is gekozen voor een globale bestemmingsmethodiek. Ter plaatse van de bestemmingsvlakken is met een aanduiding aangegeven hoeveel woningen er maximaal gebouwd mogen worden en wat de maximale goothoogte is. In de regels is onder andere vastgelegd dat de inhoud van een woning maximaal 750 m3 bedraagt en welke afstanden tot de perceelsgrenzen moet worden aangehouden.

Wonen - Landgoed
De woonpercelen die tot het landgoed behoren zijn bestemd als 'Wonen - Landgoed'. Per bouwvlak mag een landhuis worden gebouwd met een maximale inhoud van 1.500 m3 en een maximale bouwhoogte van 10 meter. In de regels is tevens vastgelegd welke afstand tot de perceelsgrenzen moet worden aangehouden.

Waarde-Archeologie 4
Het plangebied heeft een archeologische verwachtingswaarde. Hiertoe is conform het archeologiebeleid de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' opgenomen. Grondroerende werkzaamheden met een oppervlakte groter dan 250 m2 en dieper dan 40 cm zijn niet toegestaan, zonder dat vooraf met een onderzoek is aangetoond dat er geen archeologische waarde aanwezig is.

Algemene regels

Anti-dubbeltelregel

Deze bepaling is ingevolge artikel 3.2.4 van het Besluit ruimtelijke ordening vast voorgeschreven. Doel van deze bepaling is te voorkomen, dat er meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogd, bijv. ingeval (onderdelen van) percelen van eigenaar wisselen.

Algemene bouwregels
Dit artikel bevat een aantal algemene bepalingen ten aanzien van het overschrijden van de bouwgrenzen van verschillende bij gebouwen horende elementen zoals afdaken en erkers. Tevens is een regeling opgenomen die waarborgt dat er geen bouwwerken hoger dan 113 meter boven NAP kunnen worden gebouwd in verband met het radarverstoringsgebied.

Algemene aanduidingsregels

Vanwege het op termijn vervallen van de hoogspanningsverbinding is ter plaatse van deze verbinding de aanduiding 'vrijwaringszone - hoogspanningsverbinding te vervallen' opgenomen. Vanaf het moment dat de nieuwe hoogspanningsverbindingen in gebruik zijn genomen, komt de huidige hoogspanningsverbinding met bijbehorende dubbelbestemmingen te vervallen.

Algemene afwijkingsregels
In deze regels wordt aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om bij omgevingsvergunning af te wijken van de maximum toegestane bouwhoogte en voor het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bouwgrenzen voor zover dit voor een praktische uitvoering van het plan noodzakelijk is.

Algemene wijzigingsregels
In dit artikel is een aantal algemene wijzigingsregels opgenomen. Het betreft een standaardregeling die het mogelijk maakt om bij de uitvoering van bouwplannen beperkte afwijkingen van het plan mogelijk te maken die niet met een omgevingsvergunning voor afwijken geregeld kunnen worden, zoals het overschrijden van bestemmingsgrenzen. Daarnaast is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bestemmingen te wijzigen in de bestemming 'Verkeer', 'Groen' en 'Water' en om de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' te wijzigen.

Overige regels
In dit artikel is een regeling opgenomen ten aanzien van de geldigheid van de wettelijke regelingen waarin de regels naar verwezen kan worden.

Overgangs- en slotregels

In deze regels is het overgangsrecht vastgelegd in de vorm zoals in het Besluit ruimtelijke ordening is voorgeschreven. Als laatste is de slotbepaling opgenomen, welke bepaling zowel de titel van het plan als de regels bevat.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

 

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur & Ruimte

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur & Ruimte vastgesteld (SVIR). Het Rijk streeft naar een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Hiernaar wordt gestreefd middels een krachtige aanpak die gaat voor een excellent internationaal vestigingsklimaat, ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt.

Belangrijk thema in deze structuurvisie is de ladder voor duurzame verstedelijking. De ladder voor duurzame verstedelijking is ingericht voor een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten waardoor de ruimte in stedelijke gebieden optimaal benut wordt. De ladder is verankerd in het Besluit ruimtelijke ordening en luidt als volgt:

'De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.'

In welke gevallen er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling is niet concreet vastgelegd. De jurisprudentie geeft op het gebied van woningbouw wel een constante lijn aan. Bouwplannen met minder dan 12 woningen zijn geen stedelijke ontwikkeling. In dit geval is er sprake van de ontwikkeling van 10 met name levensloopbestendige woningen, 3 vrijstaande woningen en 3 landhuizen. In totaal 16 woningen. In het woningbouwprogramma 'Agenda Wonen in 'De Bevelanden 2025' is voor de kern Schore de ontwikkeling Landgoed Schore opgenomen met 8 woningen. Daarnaast zijn voor de kern Schore nog 9 woningen in het woningbouwprogramma opgenomen. Het totaal van de realisatie van (maximaal) 16 woningen past binnen de het aantal van 17 dat in het woningbouwprogramma is opgenomen. Daarmee is de behoefte aangetoond.

Als de stedelijke ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied is gepland, moet volgens artikel 3.1.6 lid 2 Bro worden gemotiveerd waarom niet binnen bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien. De Provincie Zeeland heeft met het Omgevingsplan Zeeland 2018 en de Omgevingsverordening Zeeland 2018 gekozen voor een verbale aanduiding van het bestaand stedelijk gebied en geen op de kaart aangegeven begrenzing. Daarmee wordt ruimte geboden aan lokaal maatwerk en wordt voorkomen dat de provinciale verbeelding slechts een momentopname laat zien die geen recht doet aan wijzigingen die voortdurend optreden in de begrenzing van bestaand stedelijk gebied.

Begripsomschrijving bestaand stedelijk gebied: bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur.

De locatie is bestemd als 'Agrarisch', 'Bos' en 'Groen'. Bebouwing is niet mogelijk, met uitzondering van het vlak met de woonbestemming ten behoeve van het landgoed. De ontwikkeling vindt buiten bestaand stedelijk gebied plaats. De met name levensloopbestendige woningen worden echter direct grenzend aan het bebouwde gebied van Schore gebouwd. Het vormt een logische uitbreiding op de reeds aanwezige woningbouw aan de Boomweidelaan. Ter plaatse was reeds een wijzigingsbevoegdheid opgenomen ten behoeve van de realisatie van woningbouw. Binnen het bestaand stedelijk gebied van Schore is geen ruimte aanwezig om de voorziene woningen te realiseren. Dit geldt ook voor de drie kavels voor de vrijstaande woningen. De landgoedontwikkeling was reeds voorzien en planologisch mogelijk gemaakt. De opzet hiervan is gewijzigd om beter in te spelen op de huidige behoefte naar ruimere woningen op een ruime kavel in plaats van appartementen. Overigens was reeds voorzien in een ontwikkeling met een bouwvolume van 4.500 m3 voor de hoofdgebouwen. Onderhavig bestemmingsplan maakt drie landhuizen van maximaal 1.500 m3 mogelijk. De bebouwingsmogelijkheden nemen daarmee niet toe.

Voor het overige zijn geen regels opgenomen die specifiek op deze situatie van toepassing zijn. Het rijksbeleid verzet zich niet tegen de ontwikkeling.

Nationale Omgevingsvisie

Gemeenten, provincies en het Rijk worden verplicht om een omgevingsvisie op te stellen vanuit de nieuwe Omgevingswet. Vooruitlopend op de invoering van de Omgevingswet heeft het Rijk de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) opgesteld. De NOVI kent onder meer de volgende vier prioriteiten:

  • Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie;
  • Duurzaam economisch groeipotentieel;
  • Sterke en gezonde steden en regio's;
  • Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

Het beleid uit de NOVI bevat geen specifieke zaken die betrekking hebben op de ontwikkeling die deze ruimtelijke onderbouwing mogelijk maakt. Het rijksbeleid verzet zich niet tegen de ontwikkeling.

3.2 Provinciaal beleid

Omgevingsplan Zeeland 2018

Op 21 september 2018 heeft het college van Gedeputeerde Staten het Omgevingsplan 2018 vastgesteld. Het Omgevingsplan geeft de provinciale visie en provinciale belangen op Zeeland weer, waar de Provincie Zeeland een (groot) belang aan hecht. Alle hoofdlijnen voor de fysieke leefomgeving zijn opgenomen. Zowel op het gebied van ruimtelijke ontwikkeling, maar ook economie, mobiliteit, natuur, cultuur, water en milieu.

Wonen

Binnen bestaand bebouwd gebied heeft de gemeente grote vrijheid bij de regie van ruimtelijke ontwikkelingen. In de woningmarkt is er steeds meer vraag naar stedelijk wonen. Door aanvullende woningbouw te concentreren in stedelijk gebied wordt gebouwd waar de markt om vraagt en wordt draagvlak voor voorzieningen in de directe omgeving behouden.

Woningbouwprojecten hebben een gemeentegrensoverschrijdende impact. Ten aanzien van het thema 'Wonen' is het provinciaal belang dat de regionale woningmarkten goed functioneren. Gestreefd moet worden naar een woningvoorraad die qua omvang, locatie en type is afgestemd op de woonwensen van de Zeeuwse huishoudens. Om die reden is regionale afstemming nodig over woningbouwplannen. Dit is vormgegeven door vaststelling van de regionale woningmarktafspraken (zie onder Regionaal beleid). Om de provinciale ambitie van een toekomstbestendige woningvoorraad in 2040 te kunnen halen heeft de provincie, in samenwerking met alle Zeeuwse gemeenten, een uitgebreide woningmarktanalyse laten uitvoeren door Stec-groep. Dit betreft het Kwalitatief Woningmarkt Onderzoek Zeeland 2019 (KWOZ). De belangrijkste conclusies uit het KWOZ die relevant zijn voor de voorliggende planontwikkeling luiden voor de regio Kapelle als volgt:

  • Tot 2040 wordt er een groei verwacht in de groep 65+ en 80+-huishoudens. Ook het aantal gezinnen groeit nog relatief licht.
  • Er is een sterke verschuiving gesignaleerd in behoefte van reguliere grondgebonden woningen naar nultredenwoningen als gevolg van aanhoudende vergrijzing. Binnen het nultredensegment gaat het indicatief vooral om ruimere sociale huur, vrijesectorhuur en ruimere koopappartementen. Er zal een overschot ontstaan in de kleine reguliere grondgebonden sociale huurwoningen, kleine goedkope koopwoningen en ruime, dure grondgebonden koopwoningen.

Bij het toevoegen van woningen aan de woningmarkt moet rekening gehouden worden met deze conclusies. In het onderhavige plan zijn 10 met name levensloopbestendige woningen en 3 vrijstaande woningen voorzien. Het plan voorziet in de gewenste kwalitatieve behoefte. Het plan past binnen het Omgevingsplan Zeeland.

Nieuwe landgoederen en buitenplaatsen

Uitgangspunt voor een nieuw landgoed of buitenplaats vormt de door de particuliere sector betaalde aaneengesloten natuur- en of landschapsontwikkeling (bijv. aanleg van bos). Subsidie voor de realisatie van een landgoed of buitenplaats is niet mogelijk. Om aanleg, onderhoud en beheer te kunnen financieren mag bebouwing worden gerealiseerd. Toegestane functies voor het gebruik van deze bebouwing zijn wonen, verblijfsrecreatie en zorg.

De volgende randvoorwaarden zijn van toepassing:

  • De maximale omvang van bebouwing bedraagt 4500 m3 bij een oppervlakte van 5 ha. Als een qua oppervlak groter of kleiner landgoed wordt gerealiseerd neemt de maximale omvang van de bebouwing verhoudingsgewijs toe of af;
  • De minimale oppervlakte van een landgoed of buitenplaats bedraagt 1,5 ha (het maximale bouwvolume bedraagt dan 1350 m3). Om in aanmerking te komen voor de fiscale voordelen die een landgoed of buitenplaats biedt moet voldaan worden aan aanvullende voorwaarden die op basis van de Natuurschoonwet worden gesteld;
  • Op een landgoed of buitenplaats kunnen meerdere gebouwen worden gerealiseerd. Het maximale bebouwingspercentage bedraagt 3% van de totale oppervlakte;
  • Een landgoed of buitenplaats is openbaar toegankelijk. Maximaal 20% van de totale oppervlakte mag aan de openbaarheid worden onttrokken;
  • De te realiseren landschapswaarden worden planologisch en privaatrechtelijk vastgelegd.

Het landgoed heeft een oppervlakte van meer dan 5 hectare (circa 6,5 hectare), waardoor de maximale omvang van de bebouwing maximaal 4.500 m3 mag bedragen. Deze inhoud is verdeeld over de drie kavels (maximaal 1.500 m3 per kavel). Het landgoed is openbaar toegankelijk voor wandelaars door het realiseren van een wandelpad over het terrein. De drie kavels behorende bij de woningen blijven privé-kavels. Deze kavels hebben een totale oppervlakte van 0,9 hectare. Het landgoed heeft een totale oppervlakte van circa 6,5 hectare. Daarmee wordt minder dan 20% (1,3 hectare) aan de openbaarheid onttrokken. Voor de inrichting en het beheer van het landgoed is een Inrichtings- en beheersplan gemaakt. Deze is te vinden in Bijlage 3.

Omgevingsverordening Zeeland 2018

De Omgevingsverordening Zeeland 2018 gaat net als het Omgevingsplan ook over de fysieke leefomgeving van de provincie. Bij de beoordeling van ruimtelijke plannen is vooral hoofdstuk 2 welke gaat over het ruimtelijk domein van belang. Er zijn in de omgevingsverordening geen specifieke regels opgenomen die dit plan raken.

Provinciaal beleid staat de vaststelling van het plan niet in de weg.

3.3 Regionaal beleid

Agenda Wonen

In 2013 hebben de vijf gemeenten Borsele, Goes, Kapelle, Noord-Beveland en Reimerswaal binnen het samenwerkingsverband De Bevelanden afspraken gemaakt over het wonen in de regio. De afspraken en het programma die toen gemaakt zijn, zijn in de Agenda Wonen in De Bevelanden 2025 geactualiseerd. Dit programma heeft een looptijd tot 2025 en is afgestemd op de huishoudensprognose en de woonvoorkeuren. De kernthema's die de basis vormen voor de woningmarktafspraken zijn:

  • 1. realistische woningbouwproductie;
  • 2. bundeling op basis van de lange termijn behoefte in de markt, de vraagkant dus;
  • 3. kwaliteit voor kwantiteit;
  • 4. aanpak bestaande woningvoorraad, ook particuliere koopvoorraad;
  • 5. wonen en zorg;
  • 6. regionale prestatieafspraken met corporaties;
  • 7. arbeidsmigranten;
  • 8. grondprijzen voor woningbouw;
  • 9. monitoring.

Voornamelijk thema 3 is relevant voor de voorgenomen ontwikkeling. In de Agenda Wonen in De Bevelanden wordt gesteld dat de Bevelanden staat voor een bescheiden groei van de woningbehoefte die bovendien vraagt om (deels) andere producten, type locaties en productmarktcombinaties dan voorheen. Het gaat om de combinatie woningtype, type locatie, milieu en productmarktcombinatie. Het moet gaan om kwaliteit die op lange termijn wat toevoegt aan de bestaande voorraad. Een kansrijke productmarktcombinatie is o.a. een levensloopbestendig appartement in centrumdorps milieu.

Het plan voorziet in 3 vrijstaande woningen en in de realisatie van maximaal 10 met name levensloopbestendige woningen. Het plan zet hierdoor in op het toevoegen van kwaliteit in plaats van kwantiteit en een mix van verschillende woningtypes waardoor doorstroming op de woningmarkt kan plaatsvinden. De woningbouwontwikkeling is in het woningbouwprogramma van de gemeente opgenomen.

PM regionale woningmarktafspraken

3.4 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie 2012-2030

Deze structuurvisie is op 26 maart 2013 door de gemeenteraad van de gemeente Kapelle vastgesteld. In dit beleidsstuk is de gemeentelijke visie op de ruimtelijke ontwikkeling uitgewerkt. Als hoofddoel geldt hier het behoud en verdere ontwikkeling van de gemeente Kapelle. De twee belangrijkste gemeentelijke ambities zijn gericht op behoud en versterking van de kernkwaliteiten en daarnaast ruimte voor kwaliteit (het juiste initiatief op de juiste plaats).

Wonen

Dit initiatief sluit aan bij de kernkwaliteit 'een uitstekend woon- en leefklimaat' te hebben waarbij Kapelle aantrekkelijk is voor bewoners, ondernemers en recreanten. De ontwikkeling vindt plaats op gronden die zijn aangewezen als 'agrarische ontwikkeling'. Deze gronden zijn bedoeld voor de ontwikkeling van grondgebonden landbouw in combinatie met behoud en versterking van de landschapswaarden. Het plangebied is gelegen aansluitend aan de kern van Schore. In de structuurvisie is opgenomen dat het beleid gericht is op de ontwikkeling van inbreidingslocaties op kleine locaties binnen de kern ter versterking van de structuur:

  • Boomweidelaan;
  • Smederij;
  • Garage Steenweg;
  • Kerk.

Onderhavige ontwikkeling is weliswaar niet aan te merken als een inbreidingsproject, maar voorziet wel in de realisatie van maximaal 10 met name levensloopbestendige woningen aan de Boomweidelaan. Daarnaast draagt de realisatie van zowel de met name levensloopbestendige woningen als de vrijstaande woningen bij aan het 'uitstekend woon- en leefklimaat' van de gemeente Kapelle.

Mogelijkheden landgoedwonen

Het afwisselend landschap en de differentiatie in woonmilieus kunnen versterkt worden door mogelijkheden te bieden voor landgoedwonen. Dit landgoedwonen kan in het gehele buitengebied worden toegestaan, met uitzondering van de Willem-Annapolder, de zone tussende Kapelse Moer en Kapelle en de Stelhoek. Landgoedwonen wordt alleen toegestaan op bestaande erven/bouwvlakken. Eventueel mag bij sanering van een bestaand erf een nieuw landgoed op een nieuwe locatie worden gerealiseerd. Een landgoed heeft een oppervlakte van minimaal 1,5 ha bos of natuur, waarvan minimaal 80% openbaar toegankelijk is. De volgende voorwaarden worden gehanteerd voor de ontwikkeling van het landgoedwonen:

  • Het landgoedwonen lost een bestaand ruimtelijk kwaliteitsprobleem op of heeft een duidelijke toegevoegde waarde voor natuur, landschap en/of recreatieve gebruiksmogelijkheden
  • Landgoedwonen mag geen nadelige effecten hebben voor landbouw (in vergelijking met een gewone woonfunctie).
  • Naast de woonfunctie kunnen ook nieuwe landgoederen worden gerealiseerd voor verblijfsrecreatie en/of zorg.
  • Nieuwe natuur- en landschapsontwikkeling wordt zorgvuldig afgestemd op en ingepast in de omgeving.

Met betrekking tot de bouwmogelijkheden wordt aangesloten bij het provinciaal beleid uit het Omgevingsplan (maximaal 4.500 m3, bij een oppervlakte van 5 hectare; bij een grotere of kleinere oppervlakte van het landgoed neemt de maximale inhoudsmaat van de bebouwing evenredig toe of af; maximaal 3% van de totale oppervlakte mag bebouwd worden).

De voorgenomen ontwikkeling van het landgoed voldoet aan bovenstaande uitgangspunten en voorwaarden. Het ontwikkelen van een landgoed op deze locatie betekent een ruimtelijke kwaliteitsverbetering in de vorm van openbaar toegankelijke natuur, in de nabijheid van de kern Schore. Op de locatie was reeds de ontwikkeling van een landgoed planologisch mogelijk gemaakt. Het gewijzigde besluit sluit beter aan op de de huidige behoefte.

Nota Ruimtelijke Kwaliteit

De gemeente Kapelle heeft de nota Ruimtelijke Kwaliteit vastgesteld (januari 2016). In deze nota ligt de ontwikkelingslocatie voor het landgoed Schore in het gebied 4.6 Landelijk gebied. Dit gebied is door de gemeente gewaardeerd met het welstandsniveau "bijzonder".

Het beleid is vooral gericht op een zorgvuldige inpassing, rekening houdend met de landschappelijke uitstraling en de zichtbaarheid van bebouwing over een grote afstand. De situering van de bebouwing op de kavel en de relatie met de openbare weg is hier richtinggevend.

In de welstandsnota zijn voor het Landelijk gebied de volgende uitgangspunten opgenomen:

  • Waarborgen van de aanwezige landschappelijke setting.
  • Bij iedere toevoeging of verandering is de bestaande landschappelijke structuur, de karakteristiek van de gebouwen en de detaillering, het kleur- en materiaalgebruik het uitgangspunt.
  • Behouden van de bestaande oriëntatiemogelijkheden en zichtrelaties met het landschap.
  • Bijzondere functies kennen een zorgvuldige landschappelijke inpassing.

Voor deze ontwikkeling zijn twee beeldkwaliteitsplannen opgesteld. Het beeldkwaliteitsplan voor de landgoederen is reeds door de raad vastsgesteld. Het beeldkwaliteitsplan voor het overige terreindeel is door het college vastgesteld en wordt gelijktijdig met het bestemmingsplan door de raad vastgesteld. De beeldkwaliteitsplannen zijn als bijlage bij de toelichting en regels toegevoegd. Daarnaast is voor de landgoederen een landschappelijke inpassingsplan opgesteld. De terreininrichting van de landhuizen met de bijbehorende bouwmogelijkheden is integraal onderdeel van de ontwerpopgave.

Woonvisie gemeente Kapelle 2017+

De woonvisie is in mei 2017 vastgesteld. De gemeente benoemt hier belangrijke kansen en uitdagingen voor de woningmarkt van Kapelle en daarnaast de ambities en koers op lange termijn. De woonvisie sluit aan bij de ambities uit de structuurvisie; behouden en versterken van dat wat Kapelle definieert, namelijk een aantrekkelijke woon- en leefomgeving. De voorgenomen ontwikkeling draagt bij aan het behouden en versterken van een aantrekkelijke woon- en leefomgeving door het realiseren van een mix van woningen bestaande uit levensloopbestendige woningen of reguliere woningen, vrijstaande woningen en landhuizen. De landhuizen voegen een extra woonbeleving toe binnen de gemeente Kapelle. De ontwikkeling past binnen het gemeentelijk beleid.

Hoofdstuk 4 Kwaliteit van de leefomgeving

4.1 Inleiding

Er bestaat een duidelijke relatie tussen milieubeleid en ruimtelijke ordening. De laatste decennia groeien deze beleidsvelden dan ook naar elkaar toe. De milieukwaliteit vormt een belangrijke afweging bij de ontwikkelingsmogelijkheden van ruimtelijke functies. Bij de besluitvorming over het al dan niet toelaten van een bepaalde ruimtelijke ontwikkeling wordt dan ook onderzocht welke omgevingsaspecten daarbij een rol (kunnen) spelen. Het is van belang om milieubelastende functies (zoals bepaalde bedrijfsactiviteiten) ruimtelijk te scheiden ten opzichte van milieugevoelige functies zoals woningen. Andersom moet in de ruimtelijke ordening nadrukkelijk rekening gehouden worden met de gevolgen van ruimtelijke ingrepen voor het milieu. Milieubelastende situaties moeten voorkomen worden.

4.2 Archeologie en cultuurhistorie

Archeologie
In Europees verband is het zogenaamde 'Verdrag van Malta' tot stand gekomen. Uitgangspunt van dit verdrag is het archeologisch erfgoed zo veel mogelijk te behouden. Waar dit niet mogelijk is, dient het bodemarchief met zorg ontsloten te worden. In juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden. Deze wet vervangt diverse wetten en regels voor behoud en beheer van cultureel erfgoed in Nederland. In de Erfgoedwet staat wat cultureel erfgoed is, hoe Nederland omgaat met roerend cultureel erfgoed, wie welke verantwoordelijkheden heeft en hoe Nederland daar toezicht op houdt.

Ter plaatse van de Bomenweidelaan geldt de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie 2'. Hiervoor geldt dat er geen archeologisch onderzoek nodig is wanneer de bodemingrepen een kleinere oppervlakte beslaan dan 100 m2 en niet dieper reiken dan 30 centimeter. Ter plaatse van het landgoed geldt de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie 4'. Hiervoor geldt dat er geen archeologisch onderzoek nodig is wanneer de bodemingrepen een kleinere oppervlakte beslaan dan 250 m2 en niet dieper reiken dan 40 centimeter. Aangezien de vrijstellingswaarden van zowel de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie 2' als de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie 4' door de ontwikkeling overschreden wordt, is archeologisch onderzoek benodigd.

Door Artefact is een archeologisch bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek uitgevoerd ter plaatse van de bouwvlakken (zie Bijlage 11). Hieruit komt naar voren dat in delen van het plangebied (middel)hoge verwachtingen gelden voor de Late IJzertijd en Romeinse tijd in de top van het (goeddeelse intacte) Hollandveen Laagpakket en de Middeleeuwen en/of Nieuwe Tijd in/op het Laagpakket van Walchteren. In het advies van OAS (Oosterschelderegio Archeologisch Samenwerkingsverband) is aangegeven in te stemmen met het advies uit het onderzoeksrapport (zie Bijlage 12). Vervolgonderzoek is noodzakelijk en wordt in het kader van de aanvraag omgevingsvergunning uitgevoerd.

Cultuurhistorie
Met de Erfgoedwet beschermt de overheid het cultureel erfgoed in Nederland. De Erfgoedwet heeft zes wetten en regelingen op het gebied van cultureel erfgoed vervangen waaronder de Monumentenwet 1988. Op basis van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het wettelijk verplicht om in de toelichting van een bestemmingsplan een beschrijving op te nemen van de wijze waarop met in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden of monumenten rekening is gehouden.

Cultuurhistorisch waardevolle objecten in of in de directe omgeving van het plangebied, waarmee in het plan rekening moet of kan worden gehouden, zijn niet aanwezig.

Het aspect 'archeologie en cultuurhistorie' vormt geen belemmering voor het planologisch mogelijk maken van de voorgenomen ontwikkeling.

4.3 Bedrijven en milieuzonering

Een goede ruimtelijke ordening voorziet in het voorkomen van voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten. Sommige activiteiten die planologisch mogelijk worden gemaakt, veroorzaken milieubelasting voor de omgeving. Andere (gevoelige) functies moeten juist beschermd worden tegen milieubelastende activiteiten. Door bij nieuwe ontwikkelingen voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en gevoelige functies (zoals woningen) worden hinder en gevaar voorkomen en wordt het bedrijven mogelijk gemaakt zich binnen aanvaardbare voorwaarden te vestigen. Het doel van milieuzonering is om te komen tot een optimale kwaliteit van de leefomgeving.

Bij nieuwbouw van woningen dient onderbouwd te worden dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Beoordeeld moet worden of voldaan wordt aan de richtafstanden van de VNG-brochure 'Bedrijven en Milieuzonering'. Het plangebied is, gezien de woonbestemmingen en de agrarische bestemmingen in de omgeving, gelegen binnen het omgevingstype 'rustig woongebied' en 'rustig buitengebied'. Relevant in dit geval zijn de boomgaarden aan de Zandweg. De richtafstand tot een boomgaard (SBI2008 011, milieucategorie 2) betreft 30 meter tot het omgevingstype 'rustig woongebied'. Daarnaast hanteert de Raad van State een indicatieve afstand van 50 meter tussen percelen waar gewasbeschermingsmiddelen worden ingezet en gevoelige (woon)functies om daarmee zoveel mogelijk drift uit te kunnen sluiten.

Doordat de boomgaard achter de kavels Zandweg 6 en 8 omgevormd wordt tot natuur en onderdeel wordt van het landgoed, vormt dit perceel geen belemmering meer voor de te realiseren woonkavels. Het meest zuidoostelijk gelegen kavel van de vrijstaande woningen is op een afstand van 50 meter van de boomgaard aan het zuidelijk deel van de Zandweg gesitueerd. Hiermee wordt voldaan aan de afstand van 50 meter die gebruikelijk is om te hanteren en waarbij doorgaans sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Tevens worden tussen dit woonperceel en de boomgaard bomen aangeplant. Zodoende vormt dit een extra buffer ten behoeve van de spuitzone. Ook het landgoedkavel ten zuiden van de vrijstaande woningen is op een afstand van 50 meter van de boomgaard gesitueerd. Ten aanzien van de twee zuidelijke landgoedkavels bedraagt de afstand van de spuitzone binnen het plangebied 25 meter, omdat met de eigenaar van de boomgaard overeen is gekomen dat binnen een zone van 25 meter de bomen in de boomgaard niet bespoten wordt. Een deel van de spuitzone ligt daarmee ook buiten het plangebied. De landgoedkavels zijn gesitueerd op een afstand van 25 meter tot het bestemmingsvlak van de boomgaard. Ten opzichte van de zuidelijke en oostelijke boomgaarden bedraagt de afstand tot de landgoedkavels meer dan 50 meter. Hiermee wordt voldaan aan de richtafstand. Nader onderzoek is niet benodigd.

In het landschapsplan is voor het noordelijke deel ook een boomgaard voorzien. Dit betreft echter een hoogstamboomgaard die niet bedoeld is voor de productie en in dat kader ook niet bespoten zal worden.

Op het perceel Steenweg 23 is een intensieve veehouderij (pluimveehouderij) aanwezig. Voor een pluimveehouderij (milieucategorie 4.1) geldt, conform de VNG-brochure 'Bedrijven- en milieuzonering' een richtafstand van 200 meter. Hierbij is geluid het maatgevend aspect. Het plangebied is gelegen op een afstand van circa 220 meter. Er wordt voldaan aan de richtafstand. In het wijzigingsplan Landgoed Schore is aangegeven dat voor de landgoedontwikkeling reeds een geuronderzoek is uitgevoerd. Uit dit onderzoek blijkt dat de pluimveehouderij ter hoogte van de destijds beoogde locatie van de woningbouw een geurbelasting heeft van 3,6 ouE /m³. Dit is ruim beneden de grenswaarde van 8 ouE /m³ die de Wet geurhinder en veehouderij aangeeft als beoordelingskader voor geurgevoelige objecten gelegen in het landelijk gebied. De huidige woningbouw is op nagenoeg dezelfde locatie gesitueerd. Daarnaast is de eigenaar van de pluimveehouderij voornemens twee stallen te vervangen voor stallen met minder geuremissie.

Het aspect 'bedrijven- en milieuzonering' vormt geen belemmering voor het planologisch mogelijk maken van de voorgenomen ontwikkeling.

4.4 Bodem

Om het risico uit te sluiten, dat mensen gezondheidsproblemen krijgen als gevolg van een langdurig verblijf op verontreinigde grond, dient aangetoond te worden dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde functie.

De gronden hebben in de huidige situatie de bestemming 'Agrarisch', 'Bos' en 'Groen' en worden gewijzigd in een gevoeligere bestemming. Aangetoond moet worden dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde functie. Hiertoe dient een verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd ter plaatse van de woonkavels aan de Boomweidelaan, de drie kavels voor vrijstaande woningen en ter plaatse van het bouwkavel voor het landhuis.

Op 9 november 2021 is door ATKB een verkennend bodemonderzoek (Bijlage 5) uitgevoerd ter plaatse van de woonkavels aan de Boomweidelaan. Uit het onderzoek blijkt dat de bodem op de locatie tot de maximale boordiepte bestaat uit klei en veen. De stijghoogte van het grondwater is vastgesteld op 0,75 m-mv. In de bodem zijn bijmengingen met baksteen aangetroffen. Op het maaiveld is geen asbestverdacht materiaal waargenomen. In het opgeboorde materiaal is wel (een bijmenging met) bodemvreemd materiaal vastgesteld. Bodemvreemd materiaal (met name puin en ander sloopafval) kan duiden op aanwezigheid van asbest(verontreiniging). Om aan- of afwezigheid van asbest in grond met enige zekerheid vast te stellen, is een onderzoek conform NEN 5707 (grond) of NEN 5897 (puin) altijd noodzakelijk. De behaalde resultaten dienen daarom als indicatief te worden beschouwd. De bijmenging met baksteen maakt de bodem niet asbestverdacht. In de bovengrond zijn licht verhoogde gehalten molybdeen en lood aangetoond. In de ondergrond zijn licht verhoogde gehalten minerale olie en kobalt aangetoond. Het grondwater is licht verontreinigd met barium en xylenen. Nader onderzoek wordt in het kader van de doelstelling van het onderzoek niet noodzakelijk geacht.

Uit het verkennend bodemonderzoek ter plaatse van de vrijstaande woningen (Bijlage 6) blijkt dat de bodem tot de maximale boordiepte bestaat uit klei en veen. De stijghoogte van het grondwater is vastgesteld op 1,0 m-mv. In de bodem zijn bijmengingen met baksteen aangetroffen. Op het maaiveld is geen asbestverdacht materiaal waargenomen. In het opgeboorde materiaal is wel (een bijmenging met) bodemvreemd materiaal vastgesteld. Bodemvreemd materiaal (met name puin en ander sloopafval) kan duiden op aanwezigheid van asbest(verontreiniging). Om aan- of afwezigheid van asbest in grond met enige zekerheid vast te stellen, is een onderzoek conform NEN 5707 (grond) of NEN 5897 (puin) altijd noodzakelijk. De behaalde resultaten dienen daarom als indicatief te worden beschouwd. De bijmengingen met enkel baksteen maakt de bodem niet asbestverdacht. In de bovengrond zijn licht verhoogde gehalten zware metalen aangetoond. In de ondergrond zijn geen verhoogde gehalten aangetoond. In het grondwater zijn licht verhoogde concentraties barium aangetoond. Nader onderzoek wordt in het kader van de doelstelling van het onderzoek niet noodzakelijk geacht.

Uit het verkennend bodemonderzoek ter plaatse van de bouwkavel voor het landhuis halverwege het landgoed (Bijlage 7) blijkt dat de bodem tot op de maximale boordiepte bestaat uit klei en veen. De stijghoogte van het grondwater is vastgesteld op 1,0 m-mv. In de bodem zijn bijmengingen met grind aangetroffen. Er is in één boring een stukje dakpan aangetroffen. Op het maaiveld is geen asbestverdacht materiaal waargenomen. In het opgeboorde materiaal is wel (een bijmenging met) bodemvreemd materiaal vastgesteld. Bodemvreemd materiaal (met name puin en ander sloopafval) kan duiden op aanwezigheid van asbest(verontreiniging). Om aan- of afwezigheid van asbest in grond met enige zekerheid vast te stellen, is een onderzoek conform NEN 5707 (grond) of NEN 5897 (puin) altijd noodzakelijk. De behaalde resultaten dienen daarom als indicatief te worden beschouwd. De bijmengingen met grind maken de bodem niet asbestverdacht. In de bovengrond is een licht verhoogd gehalte PAK aangetoond. Het grondwater is licht verontreinigd met nikkel en barium. Nader onderzoek wordt in het kader van de doelstelling van het onderzoek niet noodzakelijk geacht.

De overige twee kavels voor de landhuizen zijn grotendeels gesitueerd binnen de geldende woonbestemming. In het kader van het wijzigingsplan Landgoed Schore is in 2009 reeds een bodemonderzoek uitgevoerd. Aangezien er geen sprake is van een functiewijziging ter plaatse is, in het kader van het bestemmingsplan, een verkennend bodemonderzoek voor deze zuidelijk gelegen landgoedkavels niet nodig.

4.5 Externe veiligheid

De doelstelling van het externe veiligheidsbeleid is het realiseren van een veilige woon- en leefomgeving door het beheersen van risico's van activiteiten met gevaarlijke stoffen (zoals het gebruik, de opslag, de productie als het transport). Het beleid is erop gericht te voorkomen dat er dichtbij gevoelige bestemmingen activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden. Bij nieuwe (ruimtelijke) ontwikkelingen dient rekening te worden gehouden met risicobronnen in de omgeving.

Risicobronnen

Kwetsbare objecten (woningen) moeten bij ruimtelijke planvorming beschermd worden tegen externe veiligheidsrisico's. Op een afstand van circa 430 meter, gemeten vanaf 'landgoed 1', en op een afstand van circa 290 meter vanaf 'kavel 3', is het Kanaal door Zuid-Beveland gelegen waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. De transportroute gevaarlijke stoffen vormt, gezien de grote afstand, geen onaanvaardbaar risico voor de gebruikers van de woonpercelen. Het plangebied is ook gelegen binnen de invloedsgebieden van de Westerschelde, de spoorlijn Vlissingen - Bergen op Zoom en de A58. Over deze routes vindt eveneens transport van gevaarlijke stoffen plaats. Omdat de risicobronnen op een zodanige grote afstand van de woonkavels zijn gelegen, is er geen sprake van een onaanvaardbaar risico. Ten zuiden van het plangebied is op een afstand van circa 150 meter een leidingtracé met twee buisleidingen aanwezig (zie afbeelding 5). De maximale PR 10-6 contour van het leidingtracé bedraagt circa 75 meter. Deze contour ligt op een afstand van 75 meter van het plangebied en loopt daarmee niet over het plangebied. Het plangebied is wel gelegen binnen het invloedsgebied van de hogedruk gasleiding die aanwezig is in het leidingtracé. Vanwege de ligging binnen het invloedsgebied van de hogedruk aardgasleiding is een verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk.

Verantwoording groepsrisico leidingtracé

Het groepsrisico wordt bepaald door de afstand van woningen tot het leidingtracé, de aanwezigheidsdichtheid in het gebied, de aard van de vervoerde stoffen en de aantallen van de vervoerde stoffen. Aan de hand van de vuistregels uit de Handleiding Risicoanalyse Transport (HART) en het Basisnet Weg is het aannemelijk dat het groepsrisico als gevolg van de hogedruk aardgasleiding ter hoogte van het plangebied onder de waarde 0,1 x OW (oriëntatiewaarde) blijft. Ter plaatse is sprake van een lage personendichtheid. Omdat de oriëntatiewaarde van het groepsrisico niet wordt overschreden kan worden volstaan met een beknopte verantwoording. In deze verantwoording wordt ingegaan op de aspecten bereikbaarheid, bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid. In het kader van het wettelijk vooroverleg zal aanvullend advies gevraagd worden aan de Veiligheidsregio.

Bestrijdbaarheid en bereikbaarheid
De bestrijdbaarheid is afhankelijk van de inzetbaarheid van hulpverleningsdiensten, in hoeverre zij in staat zijn hun taken goed uit te voeren en om daarmee verdere escalatie van een incident te voorkomen. Hierbij kan gedacht worden aan het voldoende/ adequaat aanwezig zijn van aanvalswegen en bluswatervoorzieningen, maar ook de brandweerzorgnorm wordt hier onder geschaard. Ten aanzien van de aspecten bereikbaarheid en bluswatervoorziening hanteert de regionale brandweer de richtlijnen zoals beschreven in de NVBR publicatie “Handleiding bluswatervoorziening en bereikbaarheid”.

Uit bovengenoemde handreiking volgt dat het plangebied goed bereikbaar moet zijn voor de hulpverleningsdiensten via twee van elkaar onafhankelijke aanvalswegen, waardoor ook in geval van werkzaamheden of calamiteiten het plangebied goed bereikbaar is. De woningen in het verlengde van de Boomweidelaan worden ontsloten op de Boomweidelaan, de vrijstaande woningen worden via de zuidzijde ontsloten op de Zandweg en de bouwkavels van de landhuizen worden ontsloten via de weg vanaf de Zandweg. De (nood)uitgangen worden voornamelijk van de risicobron (hogedruk aardgasleiding) af gericht. Gelet op bovenstaande zijn de bestrijdbaarheid en bereikbaarheid voor hulpdiensten goed te noemen. De locatie is vanuit zowel de noordwestelijke als vanuit noordoostelijke richtingen via de N289 uitstekend bereikbaar voor hulpdiensten.

Zelfredzaamheid
Groepen ouderen en kinderen worden gezien als minder zelfredzaam. De ontwikkeling voorziet in de realisatie van een combinatie van levensloopbestendige woningen en/of reguliere woningen, vrijstaande woningen en landhuizen. De levensloopbestendige woningen zijn voornamelijk gericht op ouderen. Het maatgevende scenario voor een aardgasleiding is een fakkelbrandincident. Omdat het hier om een kwetsbare functie gaat, woningen, wordt uitgegaan van een worst-case scenario. Door een beschadiging van een leiding kan gas vrijkomen dat vervolgens ontsteekt en een fakkelbrand vormt. De richting van de fakkel is afhankelijk van het punt waar de brandbare gassen vrijkomen. Het invloedsgebied van een fakkelbrandincident ligt op 270 meter van de leiding. Het plangebied is niet gelegen binnen de 100% letaliteitsgrens van de hogedruk aardgasleiding. Een fakkelbrand is zichtbaar en hoorbaar voor aanwezige personen. Ontvluchting is mogelijk buiten de 100% letaliteitszone, mits er geen beperkingen zijn ten aanzien van zelfredzaamheid van aanwezigen. De landhuizen kunnen ontvlucht worden in zuidwestelijke richting. Ook de woningen aan de westzijde van het plangebied (vrijstaande woningen en levensloopbestendige woningen) bevinden zich in het invloedsgebied van de buisleiding.

Het plangebied ligt verder niet binnen de invloedzone van een risicovolle inrichting. In de directe omgeving van het plangebied zijn geen risicobronnen aanwezig. Het aspect 'externe veiligheid' vormt geen belemmering voor het planologisch mogelijk maken van de voorgenomen ontwikkeling.

afbeelding "i_NL.IMRO.0678.landgoedschore-VAST_0006.png"

Afbeelding 5 | Uitsnede risicokaart (bron: Risicokaart.nl, bewerking: Juust B.V.)

4.6 Geluid

Geluid kan hinderlijk en schadelijk voor de gezondheid zijn. Zo kunnen hoge geluidsniveaus het gehoor beschadigen. Maar ook verstoring van de slaap kan op de lange duur slecht zijn voor de gezondheid. In Nederland zijn afspraken gemaakt over wat acceptabele geluidsniveaus zijn en wat niet (de geluidsnormen). Bij ruimtelijke plannen kan akoestisch onderzoek nodig zijn om geluidhinder bij geluidgevoelige objecten (scholen, woningen, etc.) te voorkomen. De Wet geluidhinder (Wgh) bevat geluidnormen en richtlijnen over de toelaatbaarheid van geluidniveaus als gevolg van rail- en wegverkeerslawaai, industrielawaai en luchtvaartlawaai.

Een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd als een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling een geluidgevoelig object mogelijk maakt binnen een geluidzone van een bestaande geluidbron of indien het plan een nieuwe geluidbron mogelijk maakt.

Woningen zijn geluidsgevoelige functies in het kader van de Wet geluidhinder (Wgh). De locatie is niet gelegen in een zone industrielawaai, of in de nabijheid van spoorwegen. Nader onderzoek naar industrie- en spoorweglawaai is voor deze ontwikkeling daarom niet noodzakelijk. Het plangebied is gelegen aan de Boomweidelaan en de Zandweg. Hier geldt een maximale snelheid van 30 km/uur. Dit soort wegen zijn op basis van de Wgh uitgesloten van akoestisch onderzoek. Hierdoor is geen akoestisch onderzoek benodigd. In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient wel te worden aangetoond dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat.

De Boomweidelaan is geen doorgaande route, maar wordt hoofdzakelijk gebruikt voor bestemmingsverkeer. De uitbreiding ligt daarbij ook nog op het gedeelte waar weinig verkeer zal komen, omdat de woningen van de Boomweidelaan via twee kanten worden ontsloten op de Steenweg. Dit zal leiden tot een geringe verkeersintensiteit wat er voor zal zorgen dat de geluidsbelasting ter plaatse laag is. De Zandweg is een ontsluitingsroute. Ten aanzien van de kavels voor vrijstaande woningen is er tussen deze kavels en de Zandweg een ruime afstand aanwezig. De te realiseren woningen vormen een tweedelijns bebouwing waarbij tussen de woningen en de Zandweg diepe kavels zijn gelegen en de bebouwing hierop een afschermende werking hebben. In het kader van het wijzigingsplan is destijds een akoestisch onderzoek uitgevoerd. De geluidbelasting bedroeg in dit onderzoek slechts 28 dB. Sindsdien zijn er geen wijzigen opgetreden met grote verkeersaantrekkende werking. Verder worden de woningen gerealiseerd conform de actuele eisen van het Bouwbesluit voor nieuwbouw. Dit betekent dat voorzien wordt in goede isolatie met een minimale geluidswering van 20 dB. Er is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Het aspect geluidhinder vormt derhalve geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

4.7 Kabels en leidingen

In het bestemmingsplan worden uitsluitend kabels en leidingen (gas, water, elektra, rioolpersleidingen) opgenomen die ruimtelijke relevantie hebben, of van belang zijn in het kader van externe veiligheid, beheer of gezondheidsrisico. Voor deze kabels en leidingen geldt een waarborgzone omdat deze wellicht een risico met zich meebrengen. Het gaat hier met name om een verhoogd risico als ze bij werkzaamheden worden geraakt.

Aan de zuidkant is een hoogspanningsverbinding aanwezig. De woningen vallen niet binnen de zakelijk rechtstrook van deze verbinding. Overigens vervalt deze hoogspanningsverbinding nadat de nieuwe verbinding is gerealiseerd en in gebruik is genomen. De verwachting is dat dit voor het in gebruik nemen van de nieuwe woningen zal zijn. Het aspect kabels en leidingen vormt geen belemmering voor het planologisch mogelijk maken van deze ontwikkeling.

4.8 Luchtkwaliteit

In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient rekening te worden gehouden met luchtkwaliteit. Als het een ruimtelijk project of (te vergunnen) activiteit betreft, waarvan de bijdrage aan de luchtverontreiniging klein is, is geen toetsing aan de grenswaarden luchtkwaliteit nodig. Beoordeeld moet worden of de ontwikkeling 'Niet In Betekende Mate' (NIBM) bijdraagt aan de concentraties van diverse verontreinigende stoffen, waaronder stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) in de buitenlucht.

Als een project tot een toename voor NO2 en PM10 leidt die lager is dan de NIBM grens van 1,2 µg/m3 hoeft het project niet getoetst te worden aan de grenswaarden. Vanzelfsprekend moet er wel sprake zijn van een goede ruimtelijke ordening.

In de regeling NIBM is aangegeven, dat een woningbouwlocatie met maximaal 1.500 woningen en één ontsluitingsweg is aan te merken als een ontwikkeling die NIBM bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is de toename aan NO2 en PM10 inzichtelijk gemaakt aan de hand van de NIBM tool. In paragraaf 4.11 is de verkeersgeneratie van het project inzichtelijk gemaakt en dit komt uit op 123,2 verkeersbewegingen per etmaal. De NIBM tool laat zien dat deze verkeerstoename niet in betekende mate bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.

afbeelding "i_NL.IMRO.0678.landgoedschore-VAST_0007.png"

Afbeelding 6 | NIBM-tool (bron: Ministerie van Infrastructuur en Milieu/infoMil)

4.9 Natuur

De Wet natuurbescherming zorgt voor bescherming van gebieden, diersoorten, plantensoorten en bossen. De beschermde flora en fauna mag niet worden verstoord, verjaagd of worden gedood. Voorafgaand aan een ontwikkeling moet worden onderzocht of er beschermde dieren- of plantensoorten in het plangebied leven.

Beoordeeld moet worden of er negatieve effecten te verwachten zijn op natuurgebieden of beschermde flora en fauna.

Gebiedsbescherming

In de omgeving van het plangebied zijn diverse Natura 2000-gebieden gelegen. De dichtstbij gelegen Natura 2000-gebieden betreffen:

  • Westerschelde & Saeftinghe op 650 m;
  • Yerseke en Kapelse Moer op 1,5 km;
  • Oosterschelde op ca. 4,0 km.

Gezien de afstand van het plangebied tot deze natuurgebieden treden er geen directe effecten op (zoals geluid- en lichthinder). Onderzocht dient te worden of als gevolg van de voorgenomen ontwikkeling significante effecten op de Natura2000-gebieden kunnen optreden als gevolg van stikstofdepositie. Hiertoe is door NOX-advies een stikstofberekening uitgevoerd met de meest recente versie van de AERIUS-calculator (zie Bijlage 9).

Uit het onderzoek blijkt dat de emissie die als gevolg van de ontwikkeling vrijkomt, in zowel de bouw- als gebruiksfase, leidt tot een depositieresultaat van 0,00 mol N/ha/jaar ten opzichte van de referentiesituatie. In de gebruiksfase is zelfs sprake van kleine positieve stikstofeffecten, omdat een afname aan depositie van 0,01 mol/ha/jaar berekend wordt ten opzichte van de referentiesituatie, waarin mestaanwending plaatsvindt. Om die reden zijn significante gevolgen op Natura 2000-gebieden uit te sluiten en vormt het project geen bedreiging voor de instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000-gebieden. Een passende beoordeling is derhalve niet aan de orde. Stikstofdepositie vormt daarmee geen belemmeringen voor het verlenen van de omgevingsvergunning.

Soortenbescherming

Nieuwe ontwikkelingen kunnen effect hebben op beschermde soorten (dieren en planten). De gronden binnen het plangebied zijn agrarisch in gebruik (fruitteelt en (hobbymatig) weiland). Binnen het plangebied zijn verschillende bomen aanwezig die gekapt gaan worden. Daarnaast worden er mogelijk watergangen gedempt of gegraven. Aangezien het plangebied niet intensief wordt gebruikt, is het mogelijk dat er beschermde soorten aanwezig zijn. Op 17 november 2021 is door Ecolybrium een quickscan Wet natuurbescherming uitgevoerd (zie Bijlage 8). Uit het onderzoek blijkt dat er geen nesten aanwezig zijn voor broedvogels met jaarrond beschermde nesten. Wel moeten de nesten van de zwarte kraaien behouden worden, zodat dit potentieel geschikte nestlocaties voor ransuilen en sperwers blijven. Nader onderzoek is echter niet nodig. Dit is pas nodig als ransuilen of sperwers erop liggen. Effecten op aanwezige broedvogels in de directe omgeving kunnen voorkomen worden door de werkzaamheden zoveel als mogelijk uit te voeren buiten de broedperiode, of te starten voorafgaande aan de broedperiode. De broedperiode loopt vanaf half maart tot half juli. Er is geen sprake van primaire vliegroutes of essentiële foerageergebieden. Nader onderzoek naar de aanwezigheid van en de functie voor vleermuizen van de locatie is daarmee niet nodig.

Op basis van de onderzoeksresultaten kan gesteld worden dat er, in het kader van de Wet natuurbescherming, geen effecten op andere soorten (amfibieën, reptielen, vissen, libellen, dagvlinders, overige ongewervelden en grondgebonden soorten) optreden als de adviezen worden opgevolgd en dat daarmee geen knelpunten ontstaan in de het kader van de Wet natuurbescherming. Het aspect 'natuur' vormt geen belemmering voor het planologisch mogelijk maken van de voorgenomen ontwikkeling.

4.10 Niet gesprongen explosieven

In de Tweede Wereldoorlog is in Zeeland veel gevochten. Doordat tijdens de gevechten niet alle munitie is ontploft zijn er tot op de dag van vandaag blindgangers in de bodem te vinden. De Provincie Zeeland heeft een kaart ontwikkeld waar op te zien is waar gevochten is en waar een grote kans is om blindgangers in de bodem aan te treffen. 

Op de provinciale kaart is het gebied Schore als aandachtsgebied aangegeven voor niet gesprongen explosieven, omdat hier gevechtshandelingen hebben plaatsgevonden. Ter plaatse van de nieuwe woonbestemmingen wordt onderzoek uitgevoerd naar niet gesprongen explosieven. Door BeoBom is op 3 september 2021 een historisch vooronderzoek (Bijlage 4) ontplofbare oorlogsresten uitgevoerd waaruit blijkt dat het gebied verdacht is op niet gesprongen explosieven (afbeelding 7 en 8). Het plangebied is specifiek verdacht op de aanwezigheid van afwerpmunitie (1.000 lb General Purpose) en verschoten geschutmunitie (5 cm t/m 10,5 cm).

afbeelding "i_NL.IMRO.0678.landgoedschore-VAST_0008.png"

Afbeelding 7 | Bodembelastingkaart (bron: BeoBom)

afbeelding "i_NL.IMRO.0678.landgoedschore-VAST_0009.png"  Afbeelding 8 | Gebeurtenissenkaart (bron: BeoBom)

In het kader van het bestemmingsplan is vervolgonderzoek niet direct noodzakelijk, maar wel voor de uitvoering. Voordat overgaan wordt tot uitvoering zal er een nader onderzoek uitgevoerd worden.

4.11 Verkeer en parkeren

Een goede ontsluiting en voldoende parkeerfaciliteiten zijn belangrijk voor een goed functionerende ontwikkeling. In deze paragraaf wordt aandacht besteed aan de gevolgen van het plan op de verkeerssituatie in de omgeving, de verkeersgeneratie, de ontsluiting en de wijze waarop voldoende parkeergelegenheid in het plan is gewaarborgd.

Parkeren

Op basis van de CROW-publicatie 381 'Toekomstbestendig parkeren' is het parkeerkencijfer bepaald. Voor de woningen aan de Boomweidelaan is uitgegaan van de stedelijkheidsgraad 'niet stedelijk gebied' en gebiedstype 'rest bebouwde kom'. Voor de vrijstaande woningen en de landhuizen ter plaatse van het landgoed is uitgegaan van de stedelijkheidsgraad 'niet stedelijk gebied' en gebiedstype 'buitengebied'. Voor de woningen in het verlengde van de Boomweidelaan is uitgegaan van rijwoningen (koop, huis, tussen/hoek). Uit onderstaande berekening volgt dat er in totaal 34,4 (afgerond 35) parkeerplaatsen benodigd zijn binnen het plangebied.

  Aantal woningen   Gemiddeld parkeerkencijfer   Totaal parkeerplaatsen  
Rijwoningen   10   2,0   20  
Vrijstaande woningen   6   2,4   14,4  
Totaal       34,4  

De oppervlakte van de kavels van de landhuizen zijn zodanig ruim, dat op eigen terrein voorzien kan worden in het aantal benodigde parkeerplaatsen (3 x 2,4 = .7,2). Voor de vrijstaande woningen wordt rekening gehouden met 1 parkeerplaats op eigen terrein en in totaal 5 parkeerplaatsen als langsparkeren langs de ontsluitingsweg (3 x 1 + 5 = 8). Hiermee wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Voor de rijwoningen zijn 6 parkeerplaatsen aanwezig in de openbare ruimte die tegen het plangebied aan liggen en toegerekend kunnen worden aan dit plan. Tevens worden twee parkeerplaatsen hieraan toegevoegd. De overige 12 parkeerplaatsen worden voorzien op eigen terrein of in de aan te leggen openbare ruimte. Hiermee wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid.

Verkeersgeneratie

Daarnaast is de gemiddelde verkeersgeneratie berekend. Hierbij zijn dezelfde uitgangspunten gehanteerd als bij het berekenen van het aantal parkeerplaatsen. Uit onderstaande berekening volgt dat de totale verkeersgeneratie van het plan 123,2 motorvoertuigbewegingen per etmaal bedraagt.

  Aantal woningen   Gemiddelde verkeersgeneratie   Totale verkeersgeneratie  
Rijwoningen   10   7,4   74,0  
Vrijstaand   6   8,2   49,2  
Totaal       123,2  

Ontsluiting

De verkeersbewegingen van de woningen in het verlengde van de Boomweidelaan worden afgewikkeld via de Boomweidelaan. De vrijstaande woningen en landhuizen worden ontsloten via de Zandweg. De capaciteit van de omliggende wegen en straten is zodanig dat deze beperkte toename geen nadelige invloed zal hebben op de verkeersafwikkeling op deze wegen en straten.

4.12 Water

Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) stelt een watertoets in ruimtelijke plannen verplicht. Beschreven moet worden op welke wijze in het plangebied met water en watergerelateerde aspecten wordt omgegaan. Voorkomen moet worden dat ontwikkelingen in het ruimtegebruik ongewenste effecten hebben op de waterhuishouding. Een goede afstemming tussen beiden is derhalve noodzakelijk om problemen, zoals bijvoorbeeld wateroverlast, slechte waterkwaliteit, verdroging, etc., te voorkomen.

Thema en water(beheer)doelstelling   Uitwerking  
Veiligheid waterkeringen
Waarborgen van het veiligheidsniveau en rekening houden met de daarvoor benodigde ruimte.  
Het plangebied ligt niet nabij een waterkering en heeft hiervoor geen gevolgen.  
Voorkomen overlast door oppervlaktewater
Het plan biedt voldoende ruimte voor het
vasthouden, bergen en afvoeren van water.
Waarborgen van voldoende bouwpeil om
overstroming vanuit oppervlaktewater in
maatgevende situaties te voorkomen. Rekening houden met de gevolgen van klimaatverandering en de kans op extreme weersituaties.  

Huidige situatie
In de huidige situatie is er ter hoogte van de asfaltweg, welke aansluit op de Zandweg, circa 1.322 m2 dichte bodemverharding aanwezig. Er is geen dakoppervlak of doorlatende bodemverharding aanwezig binnen het plangebied. Binnen het plangebied zijn twee waterpartijen aanwezig met een gezamenlijke oppervlakte van ca. 2.250 m2. Deze waterpartijen zijn aangelegd om in de watercompensatie van het destijds voorgenomen landgoedplan te voorzien. De bestaande watergangen ter hoogte van de Boomweidelaan hebben een oppervlakte van 812 m2.

Toekomstige situatie
Voor de berekening van de toekomstige situatie is onderscheid gemaakt tussen de landhuizen en de overige woningen.
In de toekomstige situatie worden in het noordelijke deel maximaal 10 (levensloopbestendige) woningen gerealiseerd. Aangezien er nog geen concreet bouwplan aanwezig is, wordt een schatting gemaakt van het dakoppervlak en erfverharding. Op basis van gemaakte berekeningen NXXS is uitgegaan van een kavelverharding van 1.706 m2 (75%). De oppervlakte aan openbare verharding (verlengde Boomweidelaan) bedraagt 350 m2. De totale oppervlakte aan verharding bedraagt daarmee in totaal 2.056 m2.
Naast de realisatie van extra verhard oppervlak worden er een aantal watergangen gedempt welke gecompenseerd dienen te worden.

Compensatie verhard oppervlak bedraagt 2.056 x 75 mm = 154 m3. De compensatie van de te dempen watergangen bedraagt 93 m3. De totale bergingsopgave voor dit deel bedraagt 247 m3 .
Door de nieuwe aan te leggen watergangen en een bestaande watergang te verbreden, kan er circa 255 m3 waterberging worden gerealiseerd. Hiermee wordt voorzien in voldoende waterberging.

Voor de drie vrijstaande woningen is uitgegaan van een kavelverharding van 60% (1.293 m2). Voor de drie landhuizen is uitgegaan van een kavelverharding van 20% (1.800 m2). De totale oppervlakte aan kavelverharding bedraagt daarmee 3.093 m2. De oppervlakte aan wegverharding bedraagt 264 m2. De berekening van de watercomensatie is als volgt: 3.357 m2 x 75 mm = 252 m3.

De oppervlakte van de vijver is ruim 2.383 m2. Deze vijver is destijds al als watercompensatie aangelegd. Daarnaast is er extra waterberging met een oppervlakte van 1.615 m2 aansluitend op de waterpartijen in de lagere delen van het maaiveld. De extra benodigde waterberging is berekent op nog geen 2 cm stijging van het waterpeil in de vijver. Het maximale peil van de vijver ligt enkele decimeters boven het normale peil. Hiermee wordt ruim voldaan aan de benodigde watercompensatie.

 
Voorkomen overlast door hemel- en afvalwater
Waarborgen optimale werking van de zuiveringen/ RWZI's en van de (gemeentelijke) rioleringen.
Afkoppelen van (schone) verharde oppervlakken in verband met de reductie van hydraulische belasting van de RWZI, het transportsysteem en het beperken van overstorten.  
Ter hoogte van de 10 met name levensloopbestendige woningen en de 3 vrijstaande woningen wordt het huishoudelijk afvalwater (DWA) gescheiden van het hemelwater (HWA). Het huishoudelijk afvalwater wordt afgevoerd op het aanwezige rioolstelsel. Het hemelwater wordt afgevoerd naar de sloten en wadi.
 

Ter hoogte van de landhuizen wordt het hemelwater afgevoerd wordt naar de bestaande waterpartij. Het huishoudelijk afvalwater (DWA) wordt afgevoerd via een op eigen terrein aan te leggen drukrioleringssysteem en deze aan te sluiten op de bestaande gemeentelijke vrijvervalriolering in de Boomweidelaan. Ter hoogte van de laatste inspectieput voor het pompgemaal van het waterschap. Op deze manier hoeft er geen afsluiter te worden geplaatst, en kan er gebruik gemaakt worden van het gemeentelijke stelsel om te bufferen indien het gemaal stil gezet dient te worden.
 
Grondwaterkwantiteit en verdroging
Voorkomen en tegengaan van grondwateroverlast
en -tekort. Rekening houdend met de gevolgen
van klimaatverandering. Beschermen van infiltratiegebieden en –mogelijkheden.  
De ontwikkeling voorziet niet in het onttrekken van grondwater. De ontwikkeling veroorzaakt evenmin mogelijke grondwateroverlast.  
Grondwaterkwaliteit
Behoud of realisatie van een goede grondwaterkwaliteit. Denk aan grondwaterbeschermingsgebieden.  
Zowel tijdens de bouwfase als de gebruiksfase worden geen uitlogende materialen gebruikt. Er zijn (daardoor) geen nadelige gevolgen voor de waterkwaliteit te
verwachten.
 
Oppervlaktewaterkwaliteit
Behoud of realisatie van goede oppervlaktewaterkwaliteit. Vergroten van de veerkracht van het watersysteem. Toepassing van de trits schoonhouden, scheiden, zuiveren.  
Er zal geen gebruik worden gemaakt van uitloogbare
materialen. Er zijn (daardoor) geen nadelige gevolgen
voor de waterkwaliteit te verwachten.  
Volksgezondheid
Minimaliseren risico watergerelateerde ziekten en plagen. Voorkomen van verdrinkingsgevaar/-risico's via o.a. de daarvoor benodigde ruimte.  
De ontwikkeling heeft geen nadelige invloed op de
volksgezondheid. De waterpartij is niet dieper dan 2 meter en heeft een flauw talud waardoor verdrinkingsgevaar is geminimaliseerd.  
Bodemdaling
Voorkomen van maatregelen die (extra)
maaiveldsdalingen in zettinggevoelige gebieden kunnen veroorzaken.  
De polderpeilen worden niet aangepast. Bodemdaling zal niet optreden.  
Natte natuur
Ontwikkeling/bescherming van een rijke gevarieerde en natuurlijk karakteristieke aquatische natuur.  
In het plangebied is geen natte natuur aanwezig. Het plangebied grenst evenmin aan natte natuurgebieden.  
Onderhoud oppervlaktewater
Oppervlaktewater moet adequaat onderhouden
worden. Rekening houden met obstakelvrije
onderhoudsstroken vrij van bebouwing en opgaande (hout)beplanting.  
Langs de bestaande en toekomstige watergangen moet rekening gehouden worden met een vrije onderhoudsstrook van minimaal 5 meter aan beide zijden. Oppervlaktewater is in beheer bij het waterschap.  
Anderer belangen waterbeheer  
Relatie met eigendom waterbeheerder
Ruimtelijke ontwikkelingen mogen de
werking van objecten (terreinen, milieuzonering)
van de waterbeheerder niet belemmeren.  
In het plangebied zijn geen gronden van het
waterschap gelegen.  
Wegen in beheer bij het waterschap
(alleen invullen voor zover van toepassing)
* in de bouwfase:
Vinden er transporten (grond/bouwmaterialen) plaats over waterschapswegen?

* na realisatie: verkeersaantrekkende werking
Veroorzaakt uw plan structureel extra verkeer?

*na realisatie: bereikbaarheid
Omschrijf hoe motorvoertuigen, fietsers en voetgangers uw plan kunnen bereiken.
Worden er hiervoor uitwegen gewijzigd of nieuw aangelegd?

* na realisatie: parkeren
Wordt er op uw eigen terrein geparkeerd?

* na realisatie: (ver)bouwen
Bent u voornemens om binnen 20 meter van een waterschapsweg een bouwwerk te (ver)bouwen? (zoals een woning of afscheiding (gefundeerd).  
Het plangebied wordt niet ontsloten op wegen die in beheer zijn bij het waterschap.
 

4.13 Milieu Effect Rapportage

In onderdeel D van de bijlage van het Besluit m.e.r. zijn diverse activiteiten opgenomen waarvoor een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt.  Hierbij moet beoordeeld worden of er sprake is van (mogelijke) belangrijke nadelige milieugevolgen. Als deze niet uitgesloten kunnen worden geldt een m.e.r.-plicht.

In onderdeel D is per activiteit de drempelwaarde benoemd. Als een activiteit voorkomt in onderdeel D en boven de dremeplwaarde komt, geldt voor het te nemen besluit een m.e.r.-beoordelingsplicht. Indien er activiteiten plaatsvinden die in onderdeel D zijn opgenomen, maar onder de drempelwaarde blijven, dient er nagegaan te worden of het project grote milieugevolgen heeft. Deze toets dient plaats te vinden aan de hand van de criteria uit bijlage III van de Europese richtlijn m.e.r..

De hoofdcriteria waaraan getoetst moet worden zijn: kenmerken van het project, plaats van het project en kenmerken van het potentiële effect. Het bevoegd gezag dient vervolgens voor de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan een besluit te nemen of er een MER moet worden opgesteld. De grondslag hiervoor is een vormvrije m.e.r.-beoordeling.

Het bestemmingsplan maakt geen activiteit mogelijk die genoemd is in onderdeel D van het Besluit m.e.r.. Een beoordeling of besluit is dan ook niet benodigd.

In onderdeel D van de bijlage van het Besluit m.e.r. is de volgende activiteit opgenomen: De aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen (D.11.2). De bijbehorende drempelwaarde is: a) een oppervlakte van 100 hectare of meer, b) een aaneengesloten gebied en 2000 woningen of meer, of c) 200.000 m² bedrijfsvloeroppervlakte of meer. Activiteit D11.2 is van toepassing. De gewenste ontwikkeling valt ver onder de bijbehorende drempelwaarden. Het gewenste plan is een stedelijk ontwikkelingsproject gezien de aard en omvang (zie voorgaande paragrafen). Een vormvrije m.e.r-beoordeling is noodzakelijk. Hiervoor is een aanmeldnotitie opgesteld (zie Bijlage 10). Op basis van deze notitie (en voorgaande paragrafen) is gebleken dat het gewenste plan niet leidt tot belangrijke nadelige milieugevolgen.

4.14 Conclusie

Omgevingsaspecten zijn onderzocht en vormen geen belemmering voor de ontwikkeling. Planologische medewerking aan het initiatief ligt dan ook in de rede.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Financiële uitvoerbaarheid

Voor bouwplannen zoals die zijn aangewezen in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het uitgangspunt dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt. Van de verplichting een exploitatieplan vast te stellen kan onder andere worden afgeweken als het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd, bijvoorbeeld door een anterieure overeenkomst of doordat de verplicht te verhalen kosten zijn verdisconteerd in de grondprijs.

Er is sprake van een bouwplan zoals hierboven is beschreven. Een deel van de gronden is in eigendom van de gemeente en een deel is in eigendom van een ontwikkelende partij. Met deze partij wordt een anterieure overeenkomst gesloten. Hiermee zijn de kosten anderszins verzekerd.

5.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Vooroverleg 

Vooroverleg zoals bedoeld in artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening is voor dit plan van toepassing. In het kader van dit bestuurlijke vooroverleg is het plan in ieder geval toegezonden aan de provincie, het waterschap en de veiligheidsregio.

Ter inzage legging ontwerpbestemmingsplan

Gelet op het bepaalde in artikel 3.8 Wro in combinatie met afdeling 3.4 Awb wordt een ontwerpbestemmingsplan, na voorafgaande bekendmaking, gedurende een periode van zes weken ter inzage gelegd. Een ieder is in de gelegenheid gesteld zijn of haar zienswijze mondeling of schriftelijk kenbaar te maken bij de gemeenteraad. Een samenvatting en beantwoording van de ingekomen zienswijzen, is terug te vinden in de Nota zienswijzen in Bijlage 13 van deze toelichting. Vaststelling van het bestemmingsplan, al dan niet in gewijzigde vorm, gebeurt met inachtneming van de ingediende zienswijzen.