Plan: | Frans Halsstraat 6, Lisse |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0553.BPFranshalsstraat6-va01 |
Het voorliggende bestemmingsplan "Frans Halsstraat 6, Lisse'' is opgesteld om nieuwe gestapelde sociale woningbouw mogelijk te maken op de locatie van de voormalige Rembrandtschool in Lisse. Aan het Rembrandtplein/Frans Halsstraat in de Schilderswijk in Lisse ligt het plangebied waar tot 2017 de Rembrandtschool was gevestigd. De Rembrandtschool had door het teruglopende aantal leerlingen steeds minder bestaansrecht, waarna is besloten te fuseren met de RK Sophia Stichting en deze locatie op te heffen. De locatie komt daardoor beschikbaar voor herontwikkeling. De gemeente Lisse en Woonstichting Stek hebben sindsdien samen gewerkt aan plannen voor sociale woningbouw op deze locatie door middel van sloop van het bestaande pand en door nieuwbouw te realiseren. Initiatiefnemer Woonstichting Stek wil op deze locatie maximaal 50 sociale gestapelde huurwoningen realiseren. De gemeente en Woonstichting Stek hebben hiertoe in december 2020 een intentieovereenkomst gesloten. Voor het plangebied zijn stedenbouwkundige randvoorwaarden opgesteld en een verkennende massastudie is uitgevoerd. Deze vormen de basis voor dit bestemmingsplan.
De beoogde ontwikkeling is in strijd met het huidige bestemmingsplan. Het plangebied is bestemd voor 'Maatschappelijk' en 'Verkeer – Verblijfsgebied'. Voorliggend nieuw bestemmingsplan, maakt de beoogde planontwikkeling planologisch mogelijk.
Het plangebied ligt aan het Rembrandtplein/Frans Halsstraat in Lisse en is kadastraal bekend als perceelnummer 1432 sectie E gemeente Lisse. Het plangebied grenst aan de oostzijde aan bestaande woningen aan de Frans Halsstraat, aan de noordzijde aan een gymzaal, aan de westzijde aan een appartement gebouw aan het Rembrandtplein en aan de zuidzijde aan een bestaande watergang. Aan de overzijde van de watergang ligt Jenaplanschool De Waterval.
Afbeelding ligging plangebied
In het vigerende bestemmingsplan ''Lisse Dorp 2010'' (27-10-2011) is het plangebied bestemd voor 'Maatschappelijk' en 'Verkeer - Verblijfsgebied'. De functie wonen is niet toegestaan binnen de geldende bestemmingen. Ook is een bouwvlak bepaald en een maximum goothoogte. De voorgenomen realisatie van gestapelde woningbouw is strijdig met het vigerende bestemmingsplan.
Afbeelding uitsnede vigerend bestemmingsplan
Ook geldt er ter plaatse het Paraplubestemmingsplan parkeren Lisse vastgesteld op 21 februari 2019. Dit bestemmingsplan bevat regels voor het parkeren en het laden of lossen. In het plan wordt rekening gehouden met de parkeerbehoefte zoals deze is bepaald in de Paraplubestemmingsplan parkeren Lisse. De aspecten parkeren en verkeer worden toegelicht in paragraaf 4.1.
Het voorliggende bestemmingsplan is opgebouwd uit 6 hoofdstukken. In Hoofdstuk 2 worden planbeschrijving, de bestaande situatie en de beoogde situatie behandeld. Volgend op dit hoofdstuk wordt in Hoofdstuk 3 het beleidskader geschetst. Het relevante beleid op Rijks-, provinciaal-, regionaal- en gemeentelijk niveau wordt in dit hoofdstuk toegelicht. Voor het voorliggende plan zijn meerdere omgevingsaspecten beoordeeld en onderzocht. De resultaten hiervan zijn opgenomen in Hoofdstuk 4. Hoofdstuk 5 bevat de juridische planbeschrijving. Onder meer de planvorm en de regels worden nader toegelicht in dit hoofdstuk. Tot slot wordt in Hoofdstuk 6 de uitvoerbaarheid van het plan toegelicht. Zowel de maatschappelijke als de economische uitvoerbaarheid komen in dit hoofdstuk aan bod.
Het plangebied betreft een voormalige locatie van de Rembrandtschool en bevindt zich tussen de Frans Halsstraat en het Rembrandtplein. Centraal in het plangebied staat het schoolgebouw met aan de noord- en zuidzijde een schoolplein. Het plangebied wordt rondom omringd door bestaande groenvoorzieningen en aan de zuidzijde bevindt zich een watergang. Aan de noordwestzijde bevinden zich parkeerplekken. Het plangebied ligt in de groene rand van de gestapelde bebouwing van het Rembrandtplein (ten oosten van het plangebied). Aan de westzijde bevindt zich de Frans Halsstraat met volwassen bomenlaan en aan de overzijde van de weg een woonwijk met voornamelijk grondgebonden woningen in een kleinere korrel.
Afbeelding luchtfoto bestaande situatie
Afbeelding topografische kaart bestaande situatie
Afbeelding aanzicht plangebied, gezien vanaf de Mesdagstraat 1
Afbeelding aanzicht plangebied, gezien vanaf de Frans Halsstraat 63
Afbeelding aanzicht plangebied, gezien vanaf de noordzijde aan de Rembrandtplein
Afbeelding aanzicht plangebied, gezien vanaf de parkeerplaatsen aan de noordwestzijde
Historie en morfologie
Het plangebied ligt in de naoorlogse uitbreidingen aan de zuidkant van Lisse. In het plangebied zijn geen historische (polder-)structuren meer aanwezig. Het plangebied maakt onderdeel uit van een eind jaren '60-begin jaren '70 uitbreidingswijk. Direct ten zuiden ligt een eind jaren '80-begin jaren '90 ontwikkelde wijk. Deze wijken bestaan voornamelijk uit grondgebonden eengezinswoningen. Het plangebied is onderdeel van een 'stedelijk blok' ten westen van de Frans Halsstraat, waarin juist een combinatie is te vinden van lagere bebouwing voor maatschappelijke voorzieningen en hogere bebouwing met appartementen.
Bouwmassa en korrelgrootte
In de omgeving zijn er een vrijwel homogene bouwmassa en korrelgrootte aanwezig. De bebouwing bestaat uit lange rijen van twee lagen met kap met op sommige plekken drie lagen met een plat dak. Er wordt in een aantal gebieden afgeweken van de overheersende opbouw door een grotere of kleinere korrelgrootte. Het plangebied ligt in één van deze afwijkende gebieden. Hier is een duidelijk grotere korrel aanwezig. De bouwhoogte loopt op tot 7 bouwlagen. Tevens staat hier de bebouwing op een minder orthogonale manier gepositioneerd.
Rooilijnen
De omgeving kent een behoorlijke verspringing in rooilijnen zowel in de jaren '70 als de jaren '90 buurten. De bebouwing is wel altijd georiënteerd op de omliggende wegen. Opvallend is dat over de gehele lengte van de Frans Halsstraat aan de oostkant juist een hele duidelijke eenduidige rooilijn is aangehouden. Aan de westkant, ter plaatse van het plangebied, is deze rooilijn juist heel diffuus.
Verkeer en parkeren
Vanaf het plangebied is via de Ruishornlaan binnen 10 minuten de A44 te bereiken. Daarmee is het plangebied met de auto goed bereikbaar. Uit de parkeerdrukmeting blijkt dat de binnen het onderzoeksgebied aanwezige parkeergelegenheid over het algemeen goed wordt gebruikt. Er is relatief weinig sprake van overbezetting.
Groen en water
Er is groen en water aanwezig in de omgeving. Groen-blauwe stroken en gebieden zorgen voor een verbinding met het omliggende buitengebied. Het plangebied ligt in deze verbinding. Langs de Frans Halsstraat, aan de kant van het plangebied, staat een waardevolle volwassen bomenrij. Deze vormt de rand van de groene verbinding tussen het Mondriaanpark ten noorden en het buitengebied ten zuid-westen van het plangebied. De zuidelijke rand van het plangebied bestaat uit een watergang verstopt onder opgaande beplanting en struiken.
Architectuur en beeldkwaliteit
De omgeving bestaat voornamelijk uit uitbreidingswijken die zijn ontwikkeld tussen de jaren '60 en '90. Dit zorgt voor een grotendeels modaal woonmilieu bestaande uit rijwoningen en op een aantal plekken hoogbouw. Het plangebied ligt ingesloten tussen deze modale woonbuurt en de hoogbouw. Samen met een aantal andere gebouwen wijkt de bebouwing qua maat architectuur hier van af. In het algemeen is er een basis beeldkwaliteit aanwezig in de omgeving. Enkel ten westen van het plangebied, aan de overkant van de Ruishornlaan ligt een woonbuurt met een opvallende uitstraling en hoge beeldkwaliteit.
Door Groosman Architecten is een schetsontwerp opgesteld voor het plangebied. Dit planvoornemen is als Bijlage 1 bijgevoegd.
Het planvoornemen bestaat uit één volume aan de noordzijde van het plangebied. Het volume is verdeeld in een lager deel (3 bouwlagen) en een hoger deel (6 bouwlagen). Aan de zuidzijde wordt ruimte gereserveerd voor parkeren. Het gebouw staat parallel aan de Frans Halsstraat. Het lagere bouwdeel staat meer richting de Frans Halsstraat, het hogere bouwdeel juist meer aan het Rembrandtplein. Op deze manier wordt een overgang gemaakt tussen de verschillende schaalgroottes van de grondgebonden woningen aan de oostzijde van de Frans Halsstraat naar de gestapelde bouw van het Rembrandtplein. Er is onderzocht wat de effecten van de nieuwbouw zijn voor de schaduwwerking in de omgeving. Dit wordt in paragraaf 4.12 toegelicht.
Op onderstaande afbeelding is een overzicht van het planvoornemen te zien.
Afbeelding overzicht planvoornemen
Het plangebied is een schakel tussen de bestaande rijwoningen aan de Frans Halsstraat en gestapelde bebouwing aan het Rembrandtplein. Er is geen sprake van een bijzondere beeldkwaliteit ter plekke van het plangebied. Het gebouw vormt in schaal de overgang tussen grondgebonden woonwijk aan de oostzijde en hogere bebouwing aan de westzijde. Hogere bebouwing dan het bestaande schoolgebouw is hier ruimtelijk mogelijk, mits de overgang tussen schalen en korrelgrootte zorgvuldig wordt gemaakt. Ook in architectonische uitstraling zal het gebouw zich moeten verhouden tot de omliggende bebouwing. De architectuur dient eenvoudig, samenhangend en zorgvuldig vormgegeven te worden.
De aspecten verkeer en parkeren worden in paragraaf 4.1 toegelicht.
Landschappelijke inpassing
Het plangebied ligt in een groene zone waarin verschillende objecten staan. Het groen is veelal volwassen en onder andere de bomenlaan langs de Frans Halsstraat draagt bij aan de uitstraling van de straat.
Pius Floris heeft een boominventarisatie en een Boom Effect Analyse (BEA) uitgevoerd in het plangebied. Dit rapport is als Bijlage 3 bijgevoegd. In de BEA zijn de bomen in kaart gebracht in het plangebied. Geconcludeerd wordt dat niet alle bomen kunnen worden gehandhaafd en dat voor een duurzame instandhouding van de bestaande bomen ontwerpwijzigingen, beheersmaatregelen, verplantingen en werkinstructies noodzakelijk en/of aanbevolen zijn. Hiervoor is in de BEA advies uitgebracht.
Afbeelding luchtfoto van het projectgebied waar de groene stippen de posities van de bomen illustreren
Uit de uitgevoerde (BEA) blijkt dat de bomen geen goede kwaliteit meer hebben en op termijn moeten worden vervangen. De groene kaders zijn kenmerkend voor de locatie en daarom moet het bouwplan daarin worden ingepast.
Binnen het projectgebied staan in totaal 52 bomen. Binnen het projectgebied komen geen bomen voor die door de gemeente als waardevol zijn bestempeld. Wel is er een aantal bomen die het beeld bepalen en waarbij behoud de moeite waard is.
Niet alle bomen kunnen op basis van de huidige contouren en het ontwerp worden gehandhaafd. Voor een duurzame instandhouding van de bestaande bomen zijn ontwerpwijzigingen, beheersmaatregelen, verplantingen en werkinstructies noodzakelijk en/of aanbevolen, zie hiervoor het advies in hoofdstuk 7 van de bijlage. Bij uitvoering van het bouwplan in combinatie met het beheeradvies blijkt dat het deel van de bomen niet gehandhaafd kan worden. De groene zone wordt zoveel mogelijk behouden en waar mogelijk versterkt.
Royal HaskoningDHV heeft voor het plangebied een memo Duurzaamheid opgesteld. Deze notitie is als Bijlage 4 bijgevoegd. Deze notitie geeft een overzicht van de maatregelen en kansen en doet aanbevelingen om duurzaamheid goed te borgen in het vervolgproces.
De memo maakt gebruik van de methode DGO (Duurzame GebiedsOntwikkeling). Met deze methode worden ambities geformuleerd voor zes thema's: energietransitie, duurzame mobiliteit, water & klimaatadaptatie, circulaire economie (CE) & materialen, natuur & milieu en gezondheid. Naast deze ambities zal de ontwikkeling moeten voldoen aan de bouwbesluiteisen voor duurzaamheid, zoals BENG en MPG.
Energietransitie
STEK heeft als doel om in 2050 volledig CO2 neutraal te zijn en wil daarom nieuwe gebouwen energieneutraal opleveren. Dit betekent dat het gebouwgebonden energieverbruik volledig op gebouwniveau wordt opgewekt. Dit sluit goed aan op de ambitie van Gemeente Lisse om in 2040 energieneutraal te zijn. Voor het gebouw is daarvoor gesproken over de “five step method”:
Duurzame mobiliteit
Het doel van duurzame mobiliteit is het waarborgen van (OV) bereikbaarheid, het terugdringen van het gebruik van fossiele brandstoffen en het stimuleren van langzaam verkeer (fietsen en wandelen).
De nieuwbouw sluit direct aan op de openbare ruimte van de gemeente, binnen de ontwikkeling is geen sprake van fiets- of voetpaden. Het gebouw krijgt individuele bergingen of een collectieve berging voor fietsen, in beide gevallen voorzien van elektra punten, zodat bewoners met een elektrische fiets deze kunnen opladen. Aansluitend bij het lage elektrisch autobezit van de doelgroep, komen er geen standaard laadpalen bij de parkeerplaatsen.
Water & klimaatadaptatie
Op deze locatie wordt een gemiddeld effect voor hitte en wateroverlast verwacht. Daarom is er geen reden voor ingrijpende maatregelen, maar het is goed om het effect te minimaliseren.
Rondom het gebouw ligt een groenstrook en ten zuidwesten van het gebouw ligt open water, dat is positief gezien de verkoelende werking. Voor verhardingen kan worden overwogen om waterpasserende verharding toe te passen. Daarnaast kan ook op gebouwniveau een bijdrage worden geleverd aan deze thema's.
CE & materialen
Per 1 juli 2021 is de MPG bouwbesluiteis voor woningen aangescherpt van 1,0 naar 0,8. Daar zal de ontwikkeling dus aan moeten voldoen en dit vergt meer aandacht voor circulair bouwen en de toe te passen bouwmaterialen.
Natuur & milieu
Rondom het gebouw is ruimte voor openbaar groen. Deze openbare ruimte biedt ruimte om een bijdrage te leveren aan klimaatadaptatie en biodiversiteit. Daarnaast kan het gebouw een bijdrage leveren aan groen en biodiversiteit. Er kan natuurinclusief worden gebouwd, wat inhoudt dat er op, aan of bij het gebouw extra voorzieningen kunnen komen om het gebouw natuurinclusief te maken.
Welzijn & gezondheid
In de directe omgeving van het gebouw is veel openbare ruimte, met verschillende mogelijkheden voor beweging en ontmoeting. Wat betreft veiligheid zullen de gezamenlijke toegangen van het complex voldoen aan alle regels van het Politie Keurmerk Veilig Wonen. De appartementen zullen aan een deel van de regels voldoen.
De Nationale Omgevingsvisie, kortweg NOVI, loopt vooruit op de inwerkingtreding van de Omgevingswet en vervangt op Rijksniveau de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. De NOVI is vastgesteld op 11 september 2020. Uitgangspunt in de nieuwe aanpak is dat ingrepen in de leefomgeving niet los van elkaar plaatsvinden, maar in samenhang. Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie van het Rijk in beeld. Op nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven. Dit komt samen in vier prioriteiten:
De voorgenomen ontwikkeling heeft geen nationaal belang. De woningontwikkeling in dit bestemmingsplan is niet strijdig met het rijksbeleid uit de NOVI.
Het Barro is in werking getreden op 30 december 2011. In het Barro zijn onder meer Rijksvaarwegen, grote rivieren en ecologische hoofdstructuur opgenomen. In het besluit is aangeven op welke wijze ruimtelijke plannen voor deze gebieden moeten zijn ingericht. Het planvoornemen is niet in strijd met het Barro. Een aantal onderwerpen is geregeld in de bij het Barro behorende Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro).
Volgens de kaarten behorende bij het Rarro ligt het plangebied binnen het radarverstoringsgebied bouwwerken van het radarstation Schiphol TAR West. Rondom dit radarstation is de maximale hoogte voor bouwwerken gesteld op 90 meter ten opzichte van NAP. Het planvoornemen voorziet niet in het oprichten van bouwwerken hoger dan 90 meter. Het initiatief heeft daarmee geen gevolgen voor het radarstation Schiphol TAR West.
Voor het overige zijn er ten aanzien van het plangebied geen regels uit het Barro en het Rarro van toepassing. De conclusie is dan ook dat de beoogde ontwikkeling niet strijdig is met de regels zoals gesteld in het Barro en de Rarro.
In het Bro is met ingang van 1 oktober 2012 de ladder voor duurzame verstedelijking' opgenomen (artikel 3.1.6). De kernbepaling van de Ladder, artikel 3.1.6 lid 2 Bro luidt als volgt:
De toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied.
In subparagraaf 3.1.4 is de onderbouwing van de laddertoets opgenomen.
Op 1 oktober 2012 is het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gewijzigd en is de 'Ladder voor duurzame verstedelijking' hieraan toegevoegd. Overheden dienen op grond van het gewijzigde Bro nieuwe stedelijke ontwikkelingen te motiveren om tot een zorgvuldige ruimtelijke afweging en inpassing van die nieuwe ontwikkeling te komen. Een zorgvuldige benutting van de beschikbare ruimte voor verschillende functies vraagt om een goede onderbouwing van nut en noodzaak van een nieuwe stedelijke ruimtevraag en een zorgvuldige ruimtelijke inpassing van de nieuwe ontwikkeling.
De ladder voor duurzame verstedelijking is verankerd in artikel 3.1.6 van het Bro.
Uit jurisprudentie blijkt dat er sprake is van een stedelijke ontwikkeling bij woningbouwlocaties vanaf 12 woningen, of bij ontwikkeling van een terrein met een ruimtebeslag van meer dan 500 m2 of een gebouw met een bruto-vloeroppervlakte groter dan 500 m2. Onderhavige herontwikkeling bestaat uit 50 appartementen in een nieuw gebouw. Voor deze ontwikkeling moet een ladderonderbouwing worden geschreven om aan te tonen dat er behoefte is aan deze ontwikkeling.
In deze subparagraaf is de onderbouwing van de ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen.
Behoefte
Het planvoornemen betreft de realisatie van maximaal 50 sociale huurappartementen binnen bestaand stads- en dorpsgebied.
Uit de Regionale structuurvisie 2020 Holland Rijnland (zie hiervoor ook paragraaf 3.3) blijkt dat er behoefte is aan het realiseren van woningen in een aantrekkelijke omgeving waar sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Het planvoornemen is om sociale huurwoningen in een aantrekkelijk woongebied te realiseren. In paragraaf 3.3 is toegelicht dat er behoefte is aan concentratie van nieuwbouw door middel van inbreiding en herstructurering binnen bestaand stedelijk en dorpsgebied. Hierbij is een gedifferentieerde woningvoorraad uitgangspunt voor de regio. In de regio wordt per gemeente gestreefd naar realisatie van 30 procent van de woningbouwopgave in de sociale sector. De woningen dienen duurzaam en levensloopgeschikt gebouwd te worden. Daarnaast blijkt uit de Regionale Structuurvisie dat er op regionaal niveau behoefte is aan 2.700 woningen in de periode tussen 2020-2030 binnen de rode contouren vanuit de gebiedsopgave Haarlemmermeer-Bollenstreek. Het planvoornemen van 50 gestapelde sociale woningen draagt hieraan bij.
Uit de Regionale woonagenda Holland Rijnland (zie hiervoor ook paragraaf 3.3) blijkt dat er sprake is van bevolkingsgroei, waardoor doorstroming op de woningmarkt op gang gebracht dient te worden. In essentie betekent dat meer mensen een geschikte woning kunnen vinden die past bij hun levensfase. Ook is in paragraaf 3.3 toegelicht dat er behoefte is aan sociale huurwoningen in de regio en in Lisse. Het planvoornemen voorziet hierdoor in de regionale behoefte om te bouwen voor de sociale sector.
Uit de Toekomstvisie en Agenda Lisse 2030 (zie hiervoor ook paragraaf 3.4) komt naar voren dat er op gemeentelijk niveau behoefte is aan duurzame woningen en meer woningen in een prettige woon- en leefomgeving, zie Hoofdstuk 4 voor de onderbouwing van het het prettige woon- en leefomgeving. Het realiseren van sociale woningen in dit gebied voorziet hierin. De beoogde woningen worden in een prettige woon- en leefomgeving gerealiseerd en voldoen aan de huidige duurzaamheidseisen. Specifiek wordt in deze paragraaf aangekaart dat er behoefte is aan meer woonruimte voor jongeren en ouderen. Deze doelgroepen zijn opzoek naar een geschikte woning die past bij hun levensfase.
Ook komt in het Woningbouwprogramma 2020-2024 (zie hiervoor ook paragraaf 3.4) naar voren dat woningbouw nodig blijft om in de lokale woningbehoefte te voorzien en het tekort aan woningen te verminderen. Volgens de behoefteraming van de provincie zijn in Lisse tot 2030 nog 810 extra woningen nodig om aan de woningbehoefte te voldoen. Ook wordt in deze paragraaf toegelicht dat in de huursector de behoefte toeneemt tot 2030. Er is vooral behoefte aan huurappartementen, die grotendeels afkomstig zal zijn van ouderen en starters. Er is een betere doorstroming op de woningmarkt benodigd, waarbij de woningmarkt goed functioneert voor een gevarieerde woningvraag en mensen lang zelfstandig thuis kunnen wonen. Het planvoornemen draagt met het realiseren van maximaal 50 sociale gestapelde huurwoningen bij aan deze woningbehoefte. Het planvoornemen is daarnaast in lijn met de Omgevingsvisie 2040 Lisse, waarin ook wordt aangegeven dat de woningbehoefte voor Lisse tot 2030 naar verwachting uitkomt ruim boven de 1.000 woningen. Daarnaast komt in de Omgevingsvisie 2040 naar voren dat er behoefte is aan voldoende, betaalbare, duurzame en kwalitatieve woningen.
Het planvoornemen levert een bijdrage aan de invulling van de woningbouwopgave in de regio en in de gemeente. Het planvoornemen voorziet in de noodzakelijke herinvulling van de locatie en in de invulling van de vraag naar sociale woningen.
Conclusie
Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening dienen overheden nieuwe stedelijke ontwikkelingen te motiveren om tot een zorgvuldige ruimtelijke afweging en inpassing van die nieuwe ontwikkeling te komen. Aan deze motiveringsplicht is voldaan voor het bestemmingsplan met de hierboven toegelichte onderbouwing.
Er is gemotiveerd dat het planvoornemen voorziet in de bijdrage aan de invulling van de woningbouwopgave in de regio en in de gemeente. Het planvoornemen voorziet in de noodzakelijke herinvulling van de locatie en in de invulling van de vraag naar sociale woningen.
Door middel van deze behoeftetoets is daardoor aangetoond dat er sprake is van zorgvuldige ruimtelijke afweging en inpassing. De locatie binnen bestaand stads- en dorpsgebied is geschikt voor de invulling van de noodzakelijke woningbehoefte. Daarnaast is het, in verband met zorgvuldig ruimtegebruik (ook onderdeel van de ladder), ook van belang om te komen tot een passende invulling van een leeggekomen locatie binnen bestaand stads- en dorpsgebied. Hierin voorziet het plan door de locatie in te vullen met woningbouw nadat deze is vrijgekomen door het vertrek van de school. Hierdoor wordt leegstand voorkomen en wordt voorzien in de woningbehoefte.
Er is daarmee voldaan aan de motiveringsplicht. Derhalve is door middel van een onderbouwing aangetoond dat aan de ladder wordt voldaan. Een uitgebreid ladderonderzoek wordt voor deze ontwikkeling niet nodig geacht omdat de behoefte en zorgvuldige ruimtelijke afweging reeds in deze toelichting van het bestemmingsplan zijn aangetoond.
Het provinciaal beleid is vastgelegd in het Omgevingsbeleid bestaande uit de Omgevingsvisie en Omgevingsverordening.
Uit de kaart van de Omgevingsvisie, in werking per 7 augustus 2021, is op te maken dat het plangebied ligt binnen de volgende gebieden:
Stedelijke ontwikkelingen binnen bestaand stads- en dorpsgebied
In lijn met de maatschappelijke behoefte zet de provincie in op het beter benutten van het bestaand stads- en dorpsgebied. Beter benutten van de bebouwde ruimte krijgt ruimtelijk invulling door verdichting, herstructurering en binnenstedelijke transformatie. Indien een gemeente een ruimtelijke ontwikkeling wil realiseren, wordt de Ladder voor duurzame verstedelijking doorlopen. De Ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen in nationale wet- en regelgeving. Toepassing is van provinciaal belang, daarom is in de verordening een verwijzing opgenomen naar de Rijksladder.
Uitgangspunt van de Ladder is dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling voorziet in een behoefte en in beginsel in bestaand stedelijk gebied wordt gerealiseerd. Het doel is een zorgvuldig gebruik van de ruimte. De provincie wil bevorderen dat de ladder op (sub)regionaal niveau wordt toegepast en dat samenwerkende gemeenten een gezamenlijk beeld ontwikkelen van de ontwikkelmogelijkheden binnen en buiten bestaand stads- en dorpsgebied. De gemeenten stemmen de geplande opgave met behulp van actuele regionale visies voor in ieder geval wonen en kantoren af met andere gemeenten in de regio. De ladder in relatie tot het planvoornemen is nader toegelicht in subparagraaf 3.1.4. Uit deze toets volgt dat het plan voldoet aan de ladder.
Afbeelding uitsnede kaart Omgevingsvisie - bestaand stads- en dorpsgebied
Binnenstedelijk groen
Binnenstedelijk realiseert de provincie gezamenlijk met de steden een fijnmazig groenblauw recreatief netwerk van groenblauwe schoolpleinen, groenblauwe daken, groenblauwe winkelcentra, groenblauwe bedrijfsterreinen en parken. Voor het ontwikkelen van een groenblauwe leefomgeving in en om de stad werkt de provincie samen met de steden aan een scorekaart. Dit betreft een kwalitatieve en kwantitatieve scorekaart voor verschillende te onderscheiden gebieden. De scorekaart geeft richting aan natuurinclusieve nieuwbouw, renovatie en het klimaatbestendig maken van woningen; de basiskwaliteit aan groen van woon- en werkgebieden en de toegankelijkheid van groen.
Afbeelding uitsnede kaart Omgevingsvisie - Binnenstedelijk groen
Ontwikkelingen en hinder Luchthaven Schiphol
Schiphol handhaaft zijn positie als belangrijke internationale luchthaven en versterkt zijn netwerk van internationale verbindingen binnen de geldende (milieu)normen. Geluidhinder en andere negatieve effecten van luchtvaart zijn zo veel mogelijk tegengegaan of gecompenseerd. Binnen de geluidcontouren rondom Schiphol wordt terughoudend omgegaan met nieuwe woningbouw, echter binnen de regels is kleinschalige woningbouw mogelijk indien dit de ruimtelijke kwaliteit en leefbaarheid ten goede komt.
Afbeelding uitsnede kaart Omgevingsvisie - Ontwikkelingen en hinder Luchthaven Schiphol
Het planvoornemen wordt binnen het bestaand stads- en dorpsgebied gerealiseerd. De bebouwde ruimte krijgt ruimtelijk invulling door binnenstedelijke transformatie. In paragraaf 3.1.4 is de Ladder voor duurzame verstedelijking doorlopen. Het planvoornemen zorgt ervoor dat er groen wordt aangelegd in het plangebied en dat woningen worden gerealiseerd. Het realiseren van woningen binnen de geluidscontouren rondom Schiphol is mogelijk, doordat woningen op deze locatie de ruimtelijke kwaliteit en leefbaarheid ten goede komt.
De Omgevingsverordening Zuid-Holland is in werking per 7 augustus 2021. Relevant voor het planvoornemen zijn de regels ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit en stedelijke ontwikkeling binnen bestaand stads- en dorpsgebied. Dit wordt onderstaand nader toegelicht.
Artikel 6.9 Ruimtelijke kwaliteit
Een bestemmingsplan kan voorzien in een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling, onder de volgende voorwaarden ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit:
Uit de kwaliteitskaart van de provincie Zuid-Holland blijkt dat het plangebied deel uitmaakt van de laag 'Steden en dorpen'. De richtpunten voor deze kwaliteitslaag zijn:
De realisatie van de nieuwe woningen past binnen de omgeving (functie wonen komt al voor rondom het plangebied). Het planvoornemen betreft een herontwikkeling van een bestaande locatie binnen Lisse, waarmee de bestaande bebouwde ruimte optimaal wordt benut. Ten aanzien van het richtpunt van de hoogteaccenten c.q. hoogbouw, is in hoofdstuk 2 paragraaf 2.2.2 onderbouwd dat de hoogbouw goed inpasbaar is in de omgeving.
De ontwikkeling draagt bij aan het behoud van de bestaande groen- en waterstructuur. De bestaande watergang aan de zuidzijde blijft behouden. Ook wordt er groen aangelegd in het plangebied. Hiermee wordt aangesloten bij het richtpunt 'Ontwikkelingen dragen bij aan versterking van de stedelijke groen- en waterstructuur'.
Het planvoornemen zorgt voor een kwaliteitsverbetering ter plaatse door de invulling van een leeggekomen locatie met kwalitatief hoogwaardige appartementen en de realisatie van groenvoorziening rondom de bebouwing.
Het planvoornemen is passend binnen de bestaande gebiedsidentiteit, steden en dorpen.
Artikel 6.10 Stedelijke ontwikkelingen
In paragraaf 3.1.4 is de ladderonderbouwing toegelicht. Uit deze onderbouwing volgt dat het planvoornemen een stedelijke ontwikkeling betreft. Deze ontwikkeling voorziet in de behoefte aan sociale huurappartementen in Lisse.
De ontwikkeling wordt geheel binnen bestaand stads- en dorpsgebied gerealiseerd.
Holland Rijnland is een samenwerkingsverband van vijftien gemeenten: Alphen aan den Rijn, Hillegom, Kaag en Braassem, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Lisse, Nieuwkoop, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Rijnwoude, Teylingen, Voorschoten en Zoeterwoude. Gezamenlijk geven zij hun ruimtelijke visie op de regio. In deze visie wordt gestreefd naar een regio waar het prettig wonen, werken en recreëren is en die kansen benut en bedreigingen tegengaat. De vijftien aangesloten gemeenten werken samen aan hun ambities en opgaven. Met als doel: een goede balans realiseren tussen gebiedsontwikkeling en behoud van het oorspronkelijke karakter.
In de structuurvisie zijn zeven kernbeslissingen opgenomen waarin de gemeenten hun belangrijkste keuzes weergeven. De zeven kernbeslissingen zijn:
Het doel voor wonen in stad en land is dat Holland Rijnland inzet op behoud en versterking van een aantrekkelijk woon- en leefklimaat voor uiteenlopende doelgroepen.
De keuzes van Holland Rijnland om wonen in stad en land te verbeteren zijn:
Planspecifiek
Het voorgenomen plan draagt bij aan kernbeslissing 1 van de Regionale Structuurvisie door het realiseren van woningen in een aantrekkelijke omgeving waar sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Er worden sociale huurwoningen gerealiseerd. Het planvoornemen voorziet hierdoor in de regionale behoefte om te bouwen voor de sociale sector. Lisse is onderdeel van de Bollenstreek en in het voorliggende plan is sprake van het realiseren van maximaal 50 woningen. Daarmee draagt voorliggend plan bij aan de realisatie "van 2.700 woningen in de periode 2020-2030, vanuit de gebiedsopgave Haarlemmermeer-Bollenstreek".
De regio ambieert met deze RWA een actuele, kwalitatieve koers te schetsen voor een goed functionerende woningmarkt; op regionaal, subregionaal en lokaal niveau. De regio wil daarmee aansluiten bij de behoefte aan verschillende woonvormen en woonmilieus.
Onderstaand is een tabel zichtbaar uit de betreffende woonagenda, hieruit blijkt dat ook in Lisse de bevolkingsgroei doorzet.
Tabel Regio Holland Rijnland, woningbehoefte tot 2030
In onderstaande tabel is te zien dat de behoefte aan een sociale huurwoning in Lisse +240 is bij een 0% inkomensgroei.
Tabel indicatieve behoefteontwikkeling sociale huur in de regio Holland Rijnland 2017 - 2030
Planspecifiek
Het planvoornemen draagt met het realiseren van maximaal 50 sociale huurwoningen bij aan de woningbehoefte aan sociale huurwoningen in Lisse.
In de Toekomstvisie en Agenda Lisse 2030, vastgesteld op 30 november 2017, geeft de gemeente een richting aan de ontwikkeling van Lisse tot 2030. Deze richting is bepaald aan de hand van trends en ontwikkelingen op verschillende gebieden. De visie die hieruit voortkomt is gefundeerd op een viertal bouwstenen: 'Duurzaamheid', 'Wonen en leefbaarheid', 'Zorg en welzijn' en 'Leren, werken en ondernemen'. De relevante bouwstenen voor het planvoornemen zijn 'duurzaamheid' en 'wonen en leefbaarheid'.
Duurzaamheid
Duurzaam Lisse draagt bij aan een kwalitatieve en ontspannen woonomgeving, gericht op de toekomst. Veel groen in het dorp met projecten als Steenbreek (stenen eruit, planten erin) en ruimte voor innovatieve ideeën. Maar ook alternatieve bronnen van energie, als zonne-energie verdienen de aandacht.
Wonen en leefbaarheid
Er is meer woonruimte nodig voor jongeren en ouderen. Nieuwe woonvormen als bijvoorbeeld generatiewoningen en tiny houses kunnen daarbij mogelijk worden. Vanuit Lisse zijn Amsterdam, Haarlem, Leiden en de Haarlemmermeer goed bereikbaar. Er is aandacht voor de (elektrische) auto, het openbaar vervoer en de (elektrische) fiets, met bijvoorbeeld brede fietspaden en voorzieningen. Een terugkerende wens uit het participatietraject is een park in Lisse, waar inwoners elkaar kunnen ontmoeten. Dit is een van de plannen die Lisse verder wil uitwerken.
Planspecifiek
De beoogde ontwikkeling voorziet in de realisatie van maximaal 50 sociale huurwoningen. De ontwikkeling heeft betrekking op de bouwstenen 'duurzaamheid en 'wonen en leefbaarheid'. De beoogde woningen bevinden zich in een prettige woon- en leefomgeving, zie Hoofdstuk 4 voor de onderbouwing van het het prettige woon- en leefomgeving. Daarbij is logischerwijs sprake van woningen die duurzamer zijn dan de bestaande voorraad. De woningen zullen voldoen aan de huidige duurzaamheidseisen.
De Structuurvisie Lisse 'vertalen, verbinden en versterken', vastgesteld op 15 september 2011, is een ruimtelijke vertaling van de Toekomstvisie. De visie en ambities zijn één op één overgenomen dan wel vertaald uit de Toekomstvisie. Om tot een ruimtelijke vertaling te komen is in de structuurvisie het ruimtelijk kader geschetst en zijn de visie en ambities uitgewerkt tot een concreet programma van eisen. Door het ruimtelijk kader en het programma van eisen bij elkaar te brengen is de structuurvisiekaart ontstaan.
Planspecifiek
De planlocatie is op de structuurvisiekaart aangeduid als 'Bebouwingscontour' en 'Ontwikkellocaties'. De voormalige Rembrandtschool was aangegeven als concrete opgave voorzieningen om een nieuw schoolgebouw te realiseren. Dit is niet meer nodig. Op deze locatie worden maximaal 50 sociale huurwoningen gerealiseerd binnen de bebouwingscontour.
Woningbouw blijft nodig om in de lokale woningbehoefte te voorzien en het tekort aan woningen te verminderen. Volgens de behoefteraming van de provincie zijn in Lisse van 2018 tot 2030 nog 810 extra woningen nodig om aan de woningbehoefte te voldoen.
Tot 2030 neemt de woningbehoefte in Lisse toe. Deze toenemende behoefte bestaat voor een belangrijk deel uit grondgebonden koopwoningen. Ook in de huursector neemt de behoefte tot 2030 toe. Er is vooral behoefte aan huurappartementen, die grotendeels afkomstig zal zijn van ouderen en starters. Tussen 2030 en 2040 neemt net als het aantal huishoudens ook de behoefte aan huurwoningen af. Dit betekent overigens niet dat deze woningen leeg komen te staan. Gezien de druk op de markt in de regio zullen naar verwachting ook na 2030 voor leegkomende huurwoningen weer nieuwe huurders gevonden worden. In de koopsector zal tussen 2030 en 2040 de behoefte aan woningen ongeveer gelijk blijven.
Daarnaast is een betere doorstroming op de woningmarkt benodigd, is er vraag naar nieuwe woonvormen en wordt er volop ingezet op energiebesparing en klimaatadaptatie.
De gemeente focust zich op de volgende thema's:
Planspecifiek
Het planvoornemen draagt bij aan een invulling van de benoemde kwalitatieve en kwantitatieve behoefte in Lisse. Met dit plan wordt ingespeeld op de vraag naar huurwoningen. De appartementen zijn levensloopbestendig en in de toekomst ook door ouderen kunnen worden bewoond. Verder voegt het planvoornemen duurzame woningen toe aan het woningaanbod in een bestaande woonwijk en zorgt ervoor dat het woon- en leefklimaat verbetert in de gebouwde omgeving.
De Richtinggevend plan Duurzaamheid Lisse 2040 is vastgesteld door de raad op 27 oktober 2016.
De duurzaamheidsambities van Lisse zijn afgeleid van de internationale afspraken die in 2016 in Parijs zijn gemaakt. De gemeente Lisse heeft de volgende ambities op gebied van duurzaamheid opgesteld:
Op lokaal niveau wil de gemeente gasloze wijken/woningen realiseren. Het planvoornemen zorgt ervoor dat de woningen gasloos worden gebouwd en er wordt voldaan aan de eisen die het Bouwbesluit stelt op het gebied van duurzaamheid (EPC, isolatie en dergelijke).
In de welstandsnota (2015) worden welstandscriteria gesteld aan gebouwen en aan de omgeving om de beeldkwaliteit van gebouwen en straten te beheren en te verbeteren.
Woongebieden binnen de gemeente Lisse zijn welstandsvrij. Voor nieuwbouw blijft in principe welstand van kracht.
Het bouwplan moet voldoen aan de welstandsnota. De welstandsnota heeft geen consequenties voor dit bestemmingsplan.
De Omgevingsvisie 2040 is op 25 november 2021 vastgesteld. In deze omgevingsvisie geeft de gemeente Lisse een aantal ambities voor de gemeente. De gemeente wil ten eerste zorgen voor voldoende woningaanbod, zowel kwalitatief als kwantitatief en heeft de behoefte tot 2030 ruim 1000 woningen. Ten tweede wil de gemeente zorgen voor duurzame, betaalbare en comfortabele woningen in de gemeente. Waarbij de focus ligt daarbij op verdichting van binnendorpse locaties, om het open landschap in het buitengebied te behouden Ten slotte wil de gemeente de gezondheid bevorderen, door meer groen aan te leggen en door te zorgen voor een kwalitatief hoogwaardig openbare ruimte. Het planvoornemen is in lijn met deze ambities en is niet in strijd met de Omgevingsvisie 2040.
De gemeentelijke doelgroepenverordening is vastgesteld op 2 november 2021.
Een gemeentelijke doelgroepenverordening heeft tot doel om de gemeente in staat te stellen invloed uit te oefenen op woningbouwprogramma's in nieuwbouwprojecten en vormt de wettelijke basis voor het doorvoeren van gemeentelijk woonbeleid in bestemmingsplannen. De doelgroepenverordening kan alleen worden toegepast (voor huur en koop) als het in het bestemmingsplan is vastgelegd.
Een bestemmingsplan kan regels bevatten met betrekking tot sociale huurwoningen, geliberaliseerde woningen voor middenhuur, sociale koopwoningen of particulier opdrachtgeverschap op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Op grond van art. 3.1 Wro mogen er in de regels van het bestemmingsplan voor woningbouwcategorieën alleen percentages gerelateerd aan het plangebied opgenomen worden.
De gemeente Lisse stelt een doelgroepenverordening op voor de categorieën sociale huur, middeldure huur en betaalbare koop. Doel is nieuwe woningen die in deze categorieën gerealiseerd worden te behouden voor de doelgroep, binnen de wettelijke kaders. In bestemmingsplannen worden deze categorieën dan ook opgenomen. In het voorliggende plan wordt onder een sociale huurwoning het volgende verstaan: een huurwoning zoals omschreven in artikel 1.1.1, eerste lid onder d van het Besluit ruimtelijke ordening; daarin wordt verwezen naar artikel 13 van de Wet op de huurtoeslag. Als doelgroep voor sociale huurwoningen worden aangemerkt, huishoudens met een huishoudinkomen die niet boven de inkomensgrens zoals bedoeld in artikel 1 lid 1 van de Woningwet 2015 uitkomt. Daarnaast dient een sociale huurwoning een oppervlakte van ten minste 40 m2 gbo te hebben. Ook dient iedere sociale huurwoning gedurende een termijn van 20 jaar na eerste ingebruikname voor de doelgroep als sociale huurwoning beschikbaar te blijven. In de planregels is gedefinieerd wat de betekenis is van een sociale huurwoning.
Onderdeel van een goede ruimtelijke ordening is het toetsen van het effect van een beoogd nieuw project op de verkeersstructuur rondom en in het plangebied.
Buro DB heeft een verkeersanalyse uitgevoerd, dit rapportage is toegevoegd als bijlage 2.
Huidige situatie
Bij het vaststellen van de huidige verkeerssituatie van de wegen in de directe omgeving van de planlocatie zijn actuele verkeerscijfers (prognoses) gehanteerd afkomstig uit de Regionale Verkeersmilieukaart (RVMK) Holland Rijnland.
Uit de RVMK volgt dat de verkeersintensiteit op het deel van de Frans Halsstraat ten noorden van de aansluiting met het Rembrandtplein circa 3.000 motorvoertuigen per etmaal bedraagt. Ten zuiden van de aansluiting met het Rembrandtplein is de etmaalintensiteit circa 2.270 motorvoertuigen per etmaal. Voor de aansluiting van het Rembrandtplein kan daarmee een intensiteit van circa (3.000-2.270 =) 730 motorvoertuigen per etmaal worden aangehouden.
Voor gemiddelde werkdagen komt dit neer op respectievelijk circa 3.300, 2.500 en 800 motorvoertuigen per etmaal.
De theoretische verkeersaantrekkende werking van de Rembrandtschool is bepaald op basis van beschikbare informatie over basisscholen in Voorhout, Hillegom en Sassenheim. Uit de informatie van deze scholen volgt dat de verkeersgeneratie van een basisschool in deze omgeving ligt tussen 0,9 en 1,5 autoritten per leerling per etmaal. Deze berekende kencijfers zijn inclusief het verkeer van personeel, bezoekers en bevoorrading. Uitgaande van de genoemde kencijfers was de (theoretische) verkeersaantrekkende werking van de Rembrandtschool dagelijks 225 tot 375 autoritten per etmaal.
Toekomstige situatie
Met het woningbouwplan op de locatie komt het gebouw en de functie van de Rembrandtschool in zijn geheel te vervallen. Op de Frans Halsstraat en Gerard Doustraat (bij de aansluiting op de Ruishornlaan) is de verkeersintensiteit daardoor afgenomen (met 225 tot 375 motorvoertuigen per etmaal).
Het nieuwbouwplan omvat de realisatie van 50 sociale huurappartementen. Uitgaande van het maximale kencijfer van 4,0 is de verwachte verkeersgeneratie van de planlocatie circa (50x4,0 =) 200 autoritten per etmaal.
Beoordeling verkeerseffecten
Uit voorgaande volgt dat de verwachte verkeersaantrekkende werking van de planlocatie met circa 200 autoritten per etmaal niet hoger zal zijn dan de verkeersaantrekkende werking van de (voormalige) Rembrandtschool (225 tot 375 autoritten per etmaal). Ook wanneer wordt uitgegaan van een lage aanname voor de school, is de verwachting dat de aan de planlocatie gebonden hoeveelheid verkeer per saldo afneemt. Voor de verkeerssituatie (bereikbaarheid en veiligheid) van de Frans Halsstraat (en omgeving) is dit een positief effect.
Daarnaast zal het aan de planlocatie gebonden verkeer in de toekomst naar verwachting meer verspreid over de dag plaatsvinden dan in de voormalige situatie. Een school met haar schooltijden en het brengen en halen van kinderen zorgt bepaalde piekmomenten van verkeersbewegingen (zowel autoverkeer als fietsers en voetgangers). Bij het autoverkeer van de bewoners van de nieuwe appartementen treedt als gevolg van het woon-werkverkeer 's ochtends enig extra vertrekkend verkeer en 's avonds enig extra aankomend verkeer op. Maar naar verwachting zal met de realisatie van het plan meer spreiding van het verkeer over de dag optreden. Daarnaast is op de wegen minder sprake van conflictsituaties tussen gemotoriseerd verkeer en fietsverkeer.
Gesteld kan worden dat het plan per saldo een bescheiden positief effect heeft op de verkeerssituatie rond de planlocatie.
Beoordeling verkeerssituatie Frans Halsstraat
Net als voor de Rembrandtschool vormt de Frans Halsstraat voor de bewoners van de nieuwe appartementen van het plan de belangrijkste ontsluitingsroute. Er is in het voortraject door omwonenden voorgesteld om een nieuwe en rechtstreekse ontsluiting van het Rembrandtplein op de Ruishornlaan te realiseren. De gemeente Lisse heeft echter aangegeven dat er geen plannen zijn voor een rechtstreekse ontsluiting van het Rembrandtplein en dat een extra aansluiting op de Ruishornlaan in beginsel ongewenst is. De Ruishornlaan is door de gemeente Lisse gecategoriseerd als een gebiedsontsluitende weg (GOW). Om een veilige en vlotte afwikkeling van alle verkeer op dergelijke wegen mogelijk te maken zijn er bij voorkeur zo weinig mogelijk kruispunten en aansluitingen op dergelijke gebiedsontsluitende wegen. De capaciteit van de Gerard Doustraat aansluitend op de Ruishornlaan en de gemeten intensiteiten geven geen aanleiding om een aansluiting te onderzoeken.
Gesteld kan worden dat de inrichting/vormgeving van de Frans Halsstraat niet ideaal is voor het verwerken van elkaar tegemoetkomend verkeer. Tegenliggers kunnen niet goed op elkaar anticiperen. De huidige inrichting van de Frans Halsstraat met as-verspringen en parkeerplaatsen heeft geen relatie met de inrichting van de planlocatie. Er is dan ook geen oorzakelijk verband tussen de aanwezige knelpunten in de verkeerssituatie van de Frans Halsstraat en de Rembrandtschool of het plan. Het plan leidt per saldo niet tot een verslechtering van de verkeerssituatie en een eventuele herinrichting van de Frans Halsstraat kan om die reden dan ook niet aan het plan worden opgedragen.
Een aanbeveling tot nader onderzoek naar de mogelijkheden voor herinrichting van de Frans Halsstraat is gericht aan de gemeente Lisse.
Resumé
Voorliggend plan aan de Frans Halsstraat en het Rembrandtplein leidt per saldo niet tot een verslechtering van de verkeerssituatie. De verwachte verkeersaantrekkende werking van het plan is lager dan de verkeersgeneratie van de Rembrandtschool. Daarnaast zal het verkeer van het plan naar verwachting meer zijn verdeeld over de dag (minder hoge verkeerspieken) en is minder sprake van potentiële conflictsituaties tussen autoverkeer en langzaam verkeer.
Uit de parkeerdrukmeting blijkt dat de binnen het onderzoeksgebied aanwezige parkeergelegenheid over het algemeen goed wordt gebruikt. De parkeerdrukmeting is opgenomen in Bijlage 11. Er is relatief weinig sprake van overbezetting. Dit komt wel voor aan de Mesdagstraat en aan de zuidzijde van het Rembrandtplein.
Vanuit de in de parkeerdrukmeting aanwezige gegevens blijkt dat er binnen de acceptabele loopafstand van 100 meter een rest capaciteit van ongeveer (106 - 95 =) 11 beschikbare parkeerplaatsen aanwezig is.
Binnen het plangebied zijn in totaal 12 parkeerplaatsen aanwezig. Bij het verwijderen van deze parkeerplaatsen moeten deze één op één worden gecompenseerd.
Het aantal benodigde parkeerplaatsen wordt gebaseerd op de normen zoals is vastgesteld in de Beleidsregel parkeernormen Lisse 2019 voor het gebied ‘rest bebouwde kom’:
De norm is inclusief het aandeel bezoekers parkeren. Het uitgangspunt van de parkeerregels is dat degene die een project wil realiseren er zelf alles aan doet om de benodigde parkeerplaatsen op eigen terrein (het plangebied) te realiseren. Deze parkeerplaatsen worden ontsloten vanaf het Rembrandtplein.
De beoogde ontwikkeling betreft 50 woningen. Er zijn voor de ontwikkeling daarom conform de beleidsregel parkeernormen Lisse 2019 70 parkeerplaatsen nodig (50 woningen x norm 1,4 (huur sociaal etc) ). Bestaande parkeerplaatsen die vervallen ten behoeve van deze ontwikkeling dienen gecompenseerd te worden. Ook parkeerplaatsen die komen te vervallen door de voorziene calamiteitenontsluiting worden gecompenseerd.
Echter de Beleidsregel parkeren Lisse 2019 geeft ook aan dat saldering van parkeercapaciteit voormalige school reëel is. De voormalige basisschool Rembrandt bestond uit 10 leslokalen, dit staat conform het beleid en tevens de CROW normen gelijk aan 7 parkeerplaatsen. Deze mogen gesaldeerd worden waarbij voor 50 woningen de parkeerbehoefte 63 parkeerplaatsen (incl. bezoekers parkeren) is.
Door het realiseren van een nieuw parkeerhof en het optimaliseren van een deel van de bestaande parkeerhoven aan het Rembrandtplein wordt aan deze behoefte vraag voldaan.
Beleid
Het aspect water is van groot belang binnen de ruimtelijke ordening. Door verstandig om te gaan met het water kan verdroging en wateroverlast (waaronder ook risico van overstromingen e.d.) voorkomen worden en de kwaliteit van het water hooggehouden worden.
Op Rijksniveau en Europees niveau zijn de laatste jaren veel plannen en wetten gemaakt met betrekking tot water. De belangrijkste hiervan zijn het Waterbeleid voor de 21e eeuw, de Waterwet en het Nationaal Waterplan.
Waterbeleid voor de 21e eeuw
De Commissie Waterbeheer 21ste eeuw heeft in augustus 2000 advies uitgebracht over het toekomstige waterbeleid in Nederland. De adviezen van de commissie staan in het rapport 'Anders omgaan met water, Waterbeleid voor de 21ste eeuw' (WB21). De kern van het rapport WB21 is dat water de ruimte moet krijgen, voordat het die ruimte zelf neemt. In het Waterbeleid voor de 21e eeuw worden twee principes (drietrapsstrategieën) voor duurzaam waterbeheer geïntroduceerd:
Waterwet
Centraal in de Waterwet staat een integraal waterbeheer op basis van de 'watersysteembenadering'. Deze benadering gaat uit van het geheel van relaties binnen watersystemen. Denk hierbij aan de relaties tussen waterkwaliteit, -kwantiteit, oppervlakte en grondwater, maar ook aan de samenhang tussen water, grondgebruik en watergebruikers.
Het doel van de Waterwet is het integreren van acht bestaande wetten voor waterbeheer. Door middel van één Waterwet regelt de wet het beheer van oppervlaktewater en grondwater en de juridische implementatie van Europese richtlijnen, waaronder de Kaderrichtlijn Water. Via de Waterwet gelden verschillende algemene regels. Niet alles is onder algemene regels te vangen en daarom is er de integrale watervergunning. In deze integrale watervergunning zijn zes vergunningen uit eerdere wetten (inclusief keurvergunning) opgegaan in één aparte watervergunning.
Nationaal Waterplan
Op basis van de Waterwet is het Nationaal Waterplan vastgesteld door het kabinet. Het Nationaal Waterplan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2009 - 2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, beschikbaarheid van voldoende en schoon water en de diverse vormen van gebruik van water. Het geeft maatregelen die in de periode 2009-2015 genomen moeten worden om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig en leefbaar te houden en de kansen die water biedt te benutten.
Beoordeling
Watergangen
Ten zuiden van het plangebied bevindt zich een primaire watergang, deze ligt buiten het plangebied. Aan deze watergang vinden geen werkzaamheden plaats. Er bevinden zich geen regionale waterkeringen langs deze watergang.
Afbeelding uitsnede Legger Oppervlaktewater van het Hoogheemraadschap van Rijnland
Afbeelding uitsnede Legger Regionale Keringen van het Hoogheemraadschap van Rijnland
Watertoets
Het Hoogheemraadschap van Rijnland hanteert het uitgangspunt dat bij een toename van het verhard oppervlak met 500 m2 of meer de initiatiefnemer een oppervlakte ter grootte van minimaal 15% van het nieuw aan te leggen verhard oppervlak dient te reserveren voor extra open water als compensatie.
Door architectenbureau Groosman is inzichtelijk gemaakt hoe het bouwplan zich verhoudt tot de bestaande situatie, zie Bijlage 1 Bouwplan. Daaruit blijkt dat in het bouwplan de verharding (en halfverharding) afneemt ten opzichte van de bestaande situatie en de oppervlakte groen toeneemt. Uit deze berekening blijkt dat er geen watercompensatie hoeft te worden gerealiseerd.
Riolering
Conform Besluit Lozen Buiten Inrichtingen artikel 3.4 lid 2 mag schoon hemelwater niet geloosd worden op een vuilwaterstelsel. In het plangebied wordt daarom een gescheiden rioolstelsel aangelegd, waarbij het af te voeren hemelwater voor zover mogelijk rechtstreeks op het open water wordt aangesloten dat naast het plangebied is gelegen.
Beschermingszones en waterkeringen
Het plangebied valt niet binnen beschermingszones en ligt niet dicht bij waterkeringen, waardoor hierop geen effecten te verwachten zijn.
Conclusie
Het aspect Water vormt geen belemmeringen voor het planvoornemen.
IDDS heeft voor het planvoornemen een onderzoek Externe veiligheid uitgevoerd. Dit rapport is te vinden onder hoofdstuk drie van Bijlage 6.
Voor het milieuaspect externe veiligheid is een aantal bronnen van belang, namelijk het vervoer van gevaarlijke stoffen via de weg, het spoor of het water, het transport door ondergrondse leidingen en de opslag van gevaarlijke stoffen. Het Externe veiligheidsbeleid heeft betrekking op het gebruik, productie, opslag en transport van gevaarlijke stoffen. De overheid stelt grenzen aan de risico's van inrichtingen met gevaarlijke stoffen. Die grenzen zijn vertaald in een norm voor het plaatsgebonden risico (PR), een oriëntatiewaarde en verantwoordingsplicht voor het groepsrisico (GR).
Bij externe veiligheid gaat het om de gevaren die de directe omgeving loopt in het geval er iets mis mocht gaan tijdens de opslag, productie of het transport van gevaarlijke stoffen. De daaraan verbonden risico's moeten aanvaardbaar blijven. Er worden in dit kader twee normstellingen gehanteerd, te weten:
Beoordeling
Inventarisatie en risicovolle inrichtingen
Met behulp van de Risicokaart is onderzocht of er relevante risicobronnen in de directe nabijheid van het plangebied liggen.
Afbeelding uitsnede Risicokaart
Uit de risico-inventarisatie blijkt dat er geen risicovolle inrichtingen zijn in de nabije omgeving. Daarnaast is het plangebied voor een groot deel al toegekend als kwetsbaar object wegens de voormalige onderwijsfunctie.
Voor zowel het PR (risicocontour) als het GR (invloedsgebied) geldt dat de planlocatie niet binnen de risicocontouren valt van bedrijven die zich op nog grotere afstand bevinden. Op circa 1200m afstand bevindt zich MTS J.K. Vleut. De maximale risicoafstand PR bedraagt 10 m. De contour van het bijbehorende invloedgebied plaatsgebonden risico ligt enkel rondom de desbetreffende propaantank. Gelet op de ruime afstand tussen het planvoornemen en deze contour, vormt de risicovolle inrichting geen risico.
Transport gevaarlijke stoffen over de weg en spoor of via buisleidingen
In de directe omgeving van het planvoornemen zijn geen wegen of spoorlijnen gelegen waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Nadere toetsing is dan ook niet noodzakelijk. Er zijn ook geen buisleidingen in de nabijheid van de projectlocatie gelegen waardoor gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Daarmee is het projectgebied niet gelegen binnen de plaatsgebonden risicocontour en het invloedsgebied van de buisleidingen.
Beperkingsgebied Luchthavenbesluit Schiphol (LIB)
Het plangebied ligt buiten het beperkingsgebied van het Luchthavenbesluit Schiphol (LIB). Een nadere toetsing aan dit aspect is niet aan de orde.
Conclusie
Het aspect Externe Veiligheid vormt geen belemmeringen voor het planvoornemen. De notitie en de plannen worden in het kader van wettelijk vooroverleg bij de veiligheidsregio voorgelegd ter goedkeuring.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening moet worden beoordeeld of bedrijven in de omgeving worden belemmerd door de ontwikkeling en of er ter plaatse van gevoelige functies, zoals wonen, sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Voor de beoordeling is gebruik gemaakt van de Handreiking Bedrijven en milieuzonering (VNG, editie 2009). Per milieucategorie geldt een minimaal gewenste afstand, de richtafstand. Deze richtafstand geldt tussen enerzijds de grens van de bestemming die bedrijven (of andere milieubelastende functies) toelaat en anderzijds als uiterste situering van de gevel van een woning die volgens het bestemmingsplan of via vergunningsvrij bouwen mogelijk is. De in de handreiking opgenomen afstanden zijn indicatief en kunnen per gebiedstype, waarin de ontwikkeling zal plaatsvinden, verschillen. Hierbij is het uitgangspunt dat deze afstanden gemotiveerd worden toegepast.
De richtafstanden zijn afhankelijk van het omgevingstype waarbinnen de milieugevoelige bestemming ligt. De VNG-handreiking gaat uit van de omgevingstypes rustige woonwijk/rustig buitengebied of gemengd gebied.
Beoordeling
Voor de beoordeling of er wordt voldaan aan de richtafstand is uitgegaan van het omgevingstype rustige woonwijk. Er is gemeten vanaf de grens van het nieuwe bouwvlak van het appartementencomplex tot aan de grens van het bestemmingsvlak van de milieubelastende functie.
Aan de noordzijde van het plangebied ligt de Gymzaal Frans Halsstraat. Een gymnastiekzaal heeft een richtafstand van 30 meter. De afstand tussen het bouwvlak en de gymzaal bedraagt meer dan 36 meter. Gelet op het feit dat voldaan wordt aan de richtafstand, de functie van de gymzaal en dat de toegang tot de gymzaal aan de van het plangebied af gelegen zijde (de noordzijde) ligt, is het aannemelijk dat ter plaatse van het plangebied sprake zal zijn van een aanvaardbare woon- en leefkwaliteit.
Ten zuiden van het plangebied ligt de Jenaplan basisschool de Waterval. Een basisschool heeft een richtafstand van 30 meter. De afstand tussen het bouwvlak en de basisschool bedraagt 52 meter. De ingang tot de school ligt aan de zuidzijde van de school aan de Judith Leijsterstraat. Ook het schoolplein van deze school bevindt zich voor het grootste deel aan deze zijde. Langs de Frans Halsstraat ligt een klein deel van het schoolplein. In de omgeving van de school liggen op kortere afstand van het plangebied al woningen. Gelet op het feit dat voldaan wordt aan de richtafstand, het schoolplein voor het grootste deel aan de zuidzijde ligt en de toegang van de school aan de van het plangebied af gelegen zijde (de zuidzijde) van de school ligt, is het aannemelijk dat ter plaatse van het plangebied sprake zal zijn van een aanvaardbare woon- en leefkwaliteit.
Het plangebied ligt niet binnen de richtafstand van andere milieubelastende functies.
Conclusie
Het planvoornemen kan vanuit het aspect Bedrijven- en milieuzonering gerealiseerd worden.
BuroDB heeft voor het planvoornemen een akoestisch onderzoek wegverkeer uitgevoerd. Dit rapport is als Bijlage 5 bijgevoegd. In de nabije omgeving van het plangebied is geen industriegebied en/of bedrijventerrein gelegen. Ten aanzien van industrielawaai is voor het plan dan ook geen akoestisch onderzoek nodig.
In het kader van de ruimtelijke procedure moet de geluidsbelasting van het wegverkeer worden onderzocht en getoetst.
Een onderzoek naar de geluidsbelasting van de sporthal en school ter plaatse van het plan is niet nodig, omdat de nieuwbouw op voldoende afstand van deze objecten staat.
Wegverkeer
De Ruishornlaan is een 50 km/uur-weg die is gelegen binnen de bebouwde kom van Lisse. Daarmee is de Ruishornlaan een voor de Wet geluidhinder (Wgh) gezoneerde weg en tevens de enige gezoneerde weg in de omgeving van de planlocatie. De overige, in de omgeving aanwezige wegen hebben allemaal een 30 km/uur-regime. De voor het plan relevante 30 km/uur-wegen zijn de Frans Halsstraat, het Rembrandtplein en de Gerard Doustraat.
Resultaten
Ruishornlaan
Uit de resultaten volgt dat de geluidsbelasting van de Ruishornlaan bij geen van de toetspunten de norm overschrijdt. Bij een aantal van de toetspunten is de geluidsbelasting zo laag dat geen waarde is bepaald. De maximale geluidsbelasting is 30 dB. Het nader onderzoeken c.q. treffen van geluidsbeperkende maatregelen is voor deze situatie niet nodig.
30 km/uur-wegen
Uit de resultaten van de 30 km/uur-wegen volgt dat de hoogste geluidsbelasting 55 dB bedraagt. Het gaat hier om de noordwestzijde (hoek) van het gebouw, ter plaatse van de toetspunten 01 en 09. Deze geluidsbelasting wordt veroorzaakt door het verkeer op de Frans Halsstraat en het Rembrandtplein.
De geluidsbelasting ten gevolge van de 30 km/uur-wegen valt in de categorie 'redelijk' en 'goed' van de MKM-classificatie. Voldaan wordt aan de grenswaarde van 55 dB en daarmee kan worden gesteld dat sprake is van een acceptabel akoestisch woon- en leefklimaat.
Het onderzoeken c.q. treffen van geluidsbeperkende maatregelen is ook voor deze situatie niet nodig. Het plan voldoet aan de geldende geluidsnormen en grenswaarden. Vanuit het oogpunt van geluid kan de beoogde nieuwbouw volgens plan worden gerealiseerd.
Conclusie
Het plan voldoet aan de geldende geluidsnormen en grenswaarden.
Vanuit het oogpunt van geluid kan de beoogde nieuwbouw volgens plan worden gerealiseerd.
IDDS heeft voor het planvoornemen een luchtkwaliteitsonderzoek uitgevoerd. Dit rapport is te vinden onder hoofdstuk twee van Bijlage 6.
Luchtkwaliteit ter plaatse
In het kader van een goede ruimtelijke ordening zijn de jaargemiddelde achtergrondconcentraties NO2, PM10 en PM2,5 bepaald ter plaatse van het plangebied. Deze zijn getoetst aan de grenswaarden zoals genoemd in bijlage 2 van de Wet milieubeheer.
Hiervoor is gebruik gemaakt van de NSL-monitoringstool waarin deze achtergrondconcentraties langs de belangrijkste wegen zijn bepaald. Voor het planvoornemen zijn de jaargemiddelde concentraties NO2, PM10 en PM2,5 onderzocht voor het peiljaar 2020 (toetspunten gelegen langs de Heereweg en Lisserdijk).
Het blijkt dat de jaargemiddelde concentraties NO2 en PM10 langs de gemonitorde wegen ter hoogte van het plangebied voor de voornoemde stoffen respectievelijk maximaal 19,9 en 17,6 ug/m3 is. De jaargemiddelde grenswaarde van 40 ug/m3 wordt niet overschreden. Eenzelfde geldt voor de grenswaarde van 25 ug/m3 voor PM2,5. Deze is in het plangebied maximaal 10,1 ug/m3. De daggemiddelde grenswaarde voor PM10 van 50 ug/m3 mag overeenkomstig de Wet milieubeheer maximaal 35 keer per jaar worden overschreden. In de nabijheid van het plangebied komen maximaal 6,2 overschrijdingsdagen voor.
Het is trend dat in de toekomst de emissies en daarmee gepaard gaande achtergrondconcentraties van deze stoffen zullen dalen, waardoor geen overschrijdingen van de grenswaarden zijn te verwachten.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is met behulp van de Atlas Leefomgeving ook nog eens gekeken naar de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied. Met een concentratie stikstofdioxide tussen de 16 - 18 ug/m3, onder de grenswaarde van 40 ug/m3.
Momenteel voldoet de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied aan de gestelde grenswaarden in de Wet milieubeheer.
Toets NIBM
Om te analyseren of het planvoornemen van invloed is op de luchtkwaliteit, is het nodig om het aantal te verwachten verkeersbewegingen te weten. Het planvoornemen bestaat uit het realiseren van een appartementencomplex met 50 appartementen. De voertuiggegevens zijn berekend op grond van de CROW-publicatie ‘Toekomstbestendig parkeren – Van parkeercijfers naar parkeernormen’ (december 2018). De omgevingsadressendichtheid op de locatie is 1.261 en daarmee matig stedelijk. De verkeersgeneratie is 4,0 voertuigbewegingen per woning.
Worst-case berekening
Met behulp van de NIBM-tool is het gevolg van het planvoornemen op de luchtkwaliteit berekend. Input voor de NIBM-tool zijn het aantal verkeersbewegingen en het percentage vrachtverkeer. Daarnaast is de breedte van de ontsluitingsweg (Frans Halsstraat) en de afstand van het rekenpunt tot de wegrand input voor de NIBM-tool.
Na het invullen van de input in de NIBM-tool kan geconcludeerd worden dat de bijdrage van het extra verkeer niet in betekenende mate is. Dit is te zien op onderstaande afbeelding.
Afbeelding berekening NIBM-tool
Uit de NIBM-tool volgt de conclusie dat er geen nader onderzoek nodig is. De extra verkeersbewegingen zullen niet leiden tot een verslechtering van luchtkwaliteit in betekenende mate.
ATKB B.V. heeft een verkennend bodemonderzoek binnen het plangebied uitgevoerd. Dit rapport is als Bijlage 7 bijgevoegd. Het onderzoek is uitgevoerd conform de eisen uit de normen NEN 57251 en NEN 57402.
Resultaten
Op het maaiveld is ter plaatse van boring 01 materiaal verzameld dat asbesthoudend blijkt te zijn. Het gaat om hechtgebonden chrysotiel (10-15 massa%). Asbestverontreiniging op de locatie is daarom niet uit te sluiten. Om aan- of afwezigheid van asbestverontreiniging in de grond met enige zekerheid vast te stellen, kan een onderzoek conform NEN 5707 of NEN 5897 noodzakelijk worden geacht. Gezien het feit dat asbestverdacht materiaal in geringe mate is waargenomen (twee stukken op het maaiveld, ter plaatse van één boorpunt) en verder nergens puin of asbestverdacht materiaal is waargenomen in het opgeboorde materiaal, wordt een onderzoek naar asbest conform de NEN5707 en / of NEN5897 niet noodzakelijk geacht.
In de bodem onder de bebouwing en in de venige ondergrond zijn (zeer) lichte verontreinigingen met zware metalen vastgesteld. Onder de bebouwing gaat het om kwik en in de venige ondergrond om koper, kwik en lood. In de zandige boven- en kleiige ondergrond zijn geen verontreinigingen vastgesteld. Het grondwater is licht verontreinigd met xylenen en naftaleen.
Nader onderzoek wordt in het kader van de doelstelling van het onderzoek niet noodzakelijk geacht.
Conclusie
Op basis van de verkregen resultaten wordt de bodemkwaliteit op de locatie geschikt geacht voor het planvoornemen.
IDDS heeft een beoordeling archeologie uitgevoerd voor het plangebied. Dit rapport is te vinden onder hoofdstuk vier van Bijlage 6.
Beoordeling planvoornemen
Er is geen onderzoek noodzakelijk. Het plangebied ligt in een polder: drooggemalen meer. Dit gebied heeft geen dubbelbestemming en een zeer lage archeologische verwachting.
Ecologisch Onderzoeks- en Adviesbureau Van der Goes en Groot heeft in het kader van de huidige natuurwetgeving een quickscan uitgevoerd. Dit rapport is als Bijlage 8 bijgevoegd. Het onderzoek heeft bestaan uit een bronnenstudie en een veldbezoek.
Resultaten beschermde soorten
Planten
In en rond het plangebied is in het verleden en tijdens het veldbezoek geen beschermde flora waargenomen.
Vissen
Omdat geen water in het plangebied aanwezig is, kunnen geen (beschermde) vissoorten voorkomen.
Amfibieën
In het plangebied zijn tijdens het veldbezoek geen beschermde, niet vrijgestelde amfibieën waargenomen. De Rugstreeppad is bekend van de omgeving van het plangebied, de soort werd eenmaal op een kilometer afstand westelijk van het plangebied vastgesteld. De Rugstreeppad is een beschermde soort die wordt genoemd als soort beschermd onder de Habitatrichtlijn. Het onderzoeksgebied is niet geschikt voor de Rugstreeppad. Als in het plangebied graafwerkzaamheden plaatsvinden of zand wordt opgebracht, is het niet te verwachten dat Rugstreeppadden het gebied kunnen intrekken.
Vogels
Aangetroffen soorten met niet-jaarrond beschermde nesten
Tijdens het veldbezoek werden diverse vogelsoorten waargenomen: Merel, Kauw, Koolmees, Tjiftjaf, Zilvermeeuw en Zwartkop. Het is mogelijk dat in de bomen categorie 5-soorten broeden als Kool- of Pimpelmees. Men dient activiteiten waarbij nesten verstoord of vernield kunnen worden buiten het broedseizoen plaats te doen vinden.
Aangetroffen soorten met jaarrond beschermde nesten
Tijdens het veldbezoek werden geen geschikte bebouwing en bomen geconstateerd waarin vogels met jaarrond beschermde nesten of sporen (nesten) zich kunnen vestigen. Hierdoor wordt uitgesloten dat vogelsoorten met jaarrond beschermde nesten aanwezig zijn in het plangebied. Het is wel mogelijk dat het plangebied incidenteel wordt gebruikt als onderdeel van het leefgebied door de huismus of de sperwer.
Grondgebonden zoogdieren
In het plangebied zijn tijdens het veldbezoek geen beschermde, niet vrijgestelde zoogdieren waargenomen.
Vleermuizen
Er zijn in de omgeving van het plangebied 8 soorten vleermuizen vastgesteld. Het betreft Gewone dwergvleermuis, Ruige dwergvleermuis, Laatvlieger, Meervleermuis, Rosse vleermuis, Grootoorvleermuis, Tweekleurige vleermuis en Watervleermuis. De meeste waarnemingen betroffen foeragerende en langsvliegende exemplaren.
Er zijn geen (relevante) waarnemingen bekend van vleermuizen in of in de omgeving van het plangebied. De waargenomen spleten in de muren en daken geven mogelijk toegang tot voor vleermuizen geschikte holtes. Ook is het plangebied (marginaal) geschikt voor foeragerende vleermuizen.
Bij de sloop of de renovatie van de gebouwen zouden vaste rust- of verblijfplaatsen van gebouwbewonende vleermuizen beschadigd of vernield kunnen worden. Het is derhalve noodzakelijk om vervolgonderzoek uit te voeren naar de aanwezigheid van deze soort(en). Hierbij dient ook de naaste omgeving van het plangebied betrokken te worden.
Als verblijvende vleermuizen aanwezig zijn dienen vervangende en geschikte verblijfplaatsen te worden aangeboden. Er is tijdelijke compensatie en permanente compensatie noodzakelijk. Er dient een ontheffing te worden aangevraagd waarbij in een op te stellen ‘Activiteitenplan’ deze maatregelen worden uitgewerkt.
Overige fauna
Tijdens het veldbezoek zijn geen andere beschermde diersoorten waargenomen.
Resultaten gebiedsbescherming
Natura 2000
Het plangebied ligt op meer dan zes kilometer afstand van het meest nabijgelegen Natura 2000-gebied, de Kennemerland-Zuid. Gezien de grote afstand en de uit te voeren werkzaamheden worden op voorhand geen directe negatieve gevolgen verwacht van de plannen zoals licht, geluid of optische verstoring. Er hoeft hiernaar geen nadere toetsing uitgevoerd te worden.
Natuurnetwerk Nederland
Het plangebied ligt niet binnen de begrenzing van het NNN, inclusief de zogenaamde verbindingszones die verschillende NNN-gebieden kunnen verbinden. Dit is weergegeven op onderstaande afbeelding.
Weidevogelgebieden en houtopstanden
Het gebied is niet begrensd als een bijzonder te beschermen weidevogelleefgebied of belangrijk weidevogelgebied. Ook worden er geen buiten de (volgens de Wet natuurbescherming bepaalde) bebouwde kom gelegen beplantingen gekapt, groter dan 1000 m². Daarnaast voorziet het plan niet in het kappen van meer dan 20 bomen in een rijbeplanting. Op grond hiervan wordt het plangebied niet beschermd als bijzondere houtopstand.
Afbeelding ligging van het plangebied (rood omrand) ten opzichte van het NNN-netwerk en de beschermde Weidevogelleefgebieden
Conclusie
In het plangebied worden er geen beschermde planten, vissen of amfibieën waargenomen of verwacht waarvoor geen provinciale vrijstelling geldt bij ruimtelijke ontwikkelingen. Ook geldt dit voor grondgebonden zoogdieren. Er worden geen grondgebonden zoogdieren verwacht waarvoor geen provinciale vrijstelling geldt bij ruimtelijke ontwikkelingen. In het plangebied kunnen broedvogels met niet-jaarrond beschermde nesten voorkomen. Voor de verwachte aanwezige broedvogels dienen werkzaamheden waarbij nesten vernield of verstoord kunnen worden, buiten het broedseizoen plaats te vinden. In het plangebied kunnen verblijvende vleermuizen voorkomen. Omdat negatieve effecten door de werkzaamheden niet uit te sluiten zijn, is vervolgonderzoek naar voortplantingsplaatsen en rustplaatsen van vleermuizen noodzakelijk. Dit nader onderzoek wordt in paragraaf 4.9.2 toegelicht. Het planvoornemen heeft geen negatief effect op natuurgebieden.
Ecologisch Onderzoeks- en Adviesbureau Van der Goes en Groot heeft in het kader van de huidige natuurwetgeving een inventarisatie vleermuizen uitgevoerd. Dit rapport is als Bijlage 9 bijgevoegd. Het onderzoek is uitgevoerd in de periode mei-september 2020. Door middel van veldwerk zijn de daadwerkelijke aanwezigheid en verspreiding van vleermuizen in het plangebied onderzocht.
Resultaten
In het plangebied zijn drie soorten vleermuizen vastgesteld. In onderstaand tabel staan de aangetroffen soorten.
Tabel soorten vleermuizen
Er werden langsvliegende, foeragerende exemplaren en baltsende vleermuizen waargenomen. Verblijfplaatsen in bomen of gebouwen zijn niet vastgesteld.
Gewone dwergvleermuis
In de Frans Halsstraat te Lisse is de Gewone dwergvleermuis in het gehele plangebied verspreid aangetroffen. De dichtheden en aantallen vleermuizen liggen laag. Er zijn in het geheel geen gebouwgerichte activiteiten van vleermuizen waargenomen.
Ruige dwergvleermuis
De Ruige dwergvleermuis is enkele malen aangetroffen in het zuidelijke deel van het gebied. De soort is alleen langsvliegend en foeragerend gezien zonder dat aanwijzingen werden verkregen dat de vleermuizen binding hadden met bebouwing in het plangebied.
Laatvlieger
Er zijn enkele langsvliegende en foeragerende Laatvliegers opgemerkt. Er zijn geen aanwijzingen verkregen dat de vleermuizen binding hadden met bebouwing in het plangebied.
Conclusie
Er zijn geen verblijfplaatsen vastgesteld in het plangebied, er worden geen negatieve gevolgen verwacht van de ingreep op verblijfplaatsen van vleermuizen. Het foerageergebied binnen het plangebied maakt slechts een klein deel uit van een veel groter foerageergebied en is geen ‘essentieel’ deel van het leefgebied. De vleermuizen kunnen derhalve uitwijken. Vanwege het ontbreken van verblijfplaatsen van vleermuizen en/of andere beschermde gebruiksfuncties, het niet nodig is ontheffing aan te vragen in het kader van Wet natuurbescherming.
IDDS heeft een stikstofonderzoek voor het planvoornemen uitgevoerd. Dit rapport is als Bijlage 10 bijgevoegd. Met de inwerkingtreding van de Wsn geldt een partiële vrijstelling van de vergunningplicht op grond van de Wnb voor uitstoot van stikstof tijdens de bouwfase (artikel 2.9a Wnb).Eenvoudig gezegd hoeft de stikstofdepositie die wordt veroorzaakt tijdens de bouwfase niet meer te worden berekend. Dit betekent dat er enkel voor de gebruiksfase nog een berekening naar het projecteffect dient plaats te vinden.
Op basis van het uitgevoerde onderzoek luidt de conclusie luidt dat er geen beschermde natuurgebieden worden getroffen door deze ontwikkeling. De rekentool geeft op basis van de opgestelde input, geen rekenresultaten hoger dan 0,00 mol/ha/j. Als gevolg van het planvoornemen treedt er dus geen stikstofdepositie op in Natura 2000-gebied. Dit aspect vormt geen belemmering voor het planvoornemen. Een nader onderzoek naar stikstofdepositie is daarom niet nodig.
Plannen en activiteiten kunnen nadelige gevolgen hebben voor het milieu. In hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer en in het Besluit milieueffectrapportage is geregeld dat in zulke gevallen een milieueffectrapport moet worden opgesteld. Er is een m.e.r.-plicht voor plannen (planMER) en een m.e.r.-plicht voor besluiten. Een plan is m.e.r.-plichtig als het plan kaders stelt voor m.e.r.-plichtige activiteiten. Een bestemmingplan (of wijzigingsplan) kan plan m.e.r.-plichtig zijn.
Daarnaast kan een plan ook m.e.r.-plichtig zijn als er een concreet (bouw)plan ter uitvoering ligt.
In de bijlage van het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het de ruimtelijke onderbouwing plan-m.e.r.-plichtig (onderdelen C en D), project-m.e.r.-plichtig (onderdeel C) of m.e.r.-beoordelingsplichtig (onderdeel D) zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. In de bijlage van het Besluit m.e.r. is in categorie D (11.2), de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject opgenomen. De drempelwaarde voor een formele m.e.r.-beoordeling in het Besluit m.e.r. ligt op:
Beoordeling
Er is sprake van een activiteit D11.2 'Stedelijk ontwikkelingsproject' van de D-lijst in de bijlage van het Besluit m.e.r.. Echter, de omvang van het planvoornemen blijft onder de drempelwaarden genoemd in onderdeel D11.2. De activiteit betreft de realisatie van maximaal 50 woningen en zit daarmee ruim onder de drempelwaarde van 2000 woningen waarvoor een aparte m.e.r.-beoordeling moet worden uitgevoerd. Wel is het nodig om voor het te nemen besluit kort uit te leggen dat er geen significante milieugevolgen voor de omgeving zijn. Dit heet een vormvrije m.e.r.-beoordeling.
Vormvrije m.e.r.-beoordeling
De omvang van het project betreft het realiseren van maximaal 50 woningen, deze activiteit zit ruim onder de drempelwaarden van 2000 woningen. Uit de beoordelingen van de aspecten verkeer en luchtkwaliteit blijkt dat er geen belemmeringen zijn voor het planvoornemen.
Het plangebied ligt in een bestaande woonwijk in stedelijk gebied in de gemeente Lisse.
Het voorgenomen plan hangt samen met de reallocatie van de voormalige voorziening (school) in het plangebied. Het realiseren van appartementen is een gevolg van het vrijkomen van de locatie door de reallocatie van de school.
De nieuwe ontwikkeling in het plangebied leidt niet tot belangrijke milieugevolgen. Er is geen sprake van een m.e.r.-beoordelingsplicht.
Voor het planvoornemen is een aanmeldnotitie opgesteld voor de vormvrije m.e.r. Deze is als Bijlage 12 opgenomen.
Conclusie
Voor het project is geen m.e.r.-procedure of m.e.r.-beoordelingsprocedure noodzakelijk conform het Besluit m.e.r..
Wissing heeft voor het planvoornemen een bezonningsstudie uitgevoerd. Dit is als rapport Bijlage 13 bijgevoegd.
De bezonningsstudie laat zien dat de gevolge voor de bezonning ten gevolgen van de nieuwbouw van gestapelde woningen in een gebouw met 3 en 6 bouwlagen beperkt zijn. Op de gemiddelde dagen, 21 maart en 21 september, zijn er geen of zeer beperkt nadelige effecten op de woningen en de tuinen in de omgeving.
Met name in de tijd van het jaar met de langste dagen, meetdatum 21 juni, is er in de avonduren verschil te zien in de bezonning van woningen en tuinen. In de voorkeursvariant van 3- en 6-laagse bebouwing zal de woning aan de Frans Halsstraat 63 vanaf circa 18:30 uur, naast de schaduwwerking van de bestaande bomen, ook schaduwwerking ervaren van de nieuwbouw. Later op de avond, neemt dit effect toe. Rond 20:00 uur valt er ook schaduw van de nieuwbouw in de tuinen van Frans Halsstraat 55-63 (5 woningen) en om 21:00 geldt dat voor de hele rij 49-63 (8 woningen).
Het effect op de voorgevels van Frans Halsstraat 65-71 is beperkt, vanwege de al bestaande hogere bebouwing op het Rembrandtplein.
Conclusie
Vanuit de gedane bezonningsstudie, kan geconcludeerd worden dat er beperkte effecten zijn voor de bezonning ten gevolge van de nieuwbouw. De effecten die er zijn voor omliggende woningen en tuinen, zijn er enkel in de avonduren in de periode van het jaar met de langste dagen.
Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. Het plan voldoet aan de geldende landelijke eisen en is in dat verband opgeteld conform SVBP 2012, IMRO 2012 en STRI 2012. Het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding en de regels. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. De regels geven inhoud aan de op de verbeelding aangegeven bestemmingen. Ze geven aan waarvoor de gronden en opstallen al dan niet gebruikt mogen worden en wat en in welke vorm er gebouwd mag worden. De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan. In dit hoofdstuk worden de van het bestemmingsplan deel uitmakende regels van een nadere toelichting voorzien.
Het bestemmingsplan '' heeft tot doel een juridisch-planologische regeling te scheppen voor de bebouwing en het gebruik van de gronden binnen het plangebied. Het bestemmingsplan is gericht op het mogelijk maken van maximaal 50 woningen in de vorm van gestapelde woningen.
Gestreefd is naar uniformering en standaardisering van bestemmingen en planregels. De Wet ruimtelijke ordening biedt mogelijkheden voor het opstellen van verschillende bestemmingsplanvormen, van zeer gedetailleerd tot zeer globaal. Voor iedere bestemming is een toegesneden bebouwingsregeling opgenomen. In het kader van de landelijke uniformering en standaardisering voldoet het plan aan de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012.
Gebaseerd op de stedenbouwkundige randvoorwaarden en het bouwplan is zoveel mogelijk aansluiting gezocht op het onderliggende bestemmingsplan 'Lisse Dorp 2010', waardoor in het bestemmingsplan '' de volgende bestemmingen zijn opgenomen:
Ook zijn er t.b.v. het bouwplan een bouwvlak en bouwhoogtes bepaald. Wat betreft het programma is het maximale aantal woningen bepaald en is bepaald dat dit sociale huurwoningen dienen te zijn.
Overeenkomstig de SVBP2012 zijn de regels van voorliggend bestemmingsplan onderverdeeld in vier hoofdstukken. Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. In Hoofdstuk 2 zijn de bestemmingsregels opgenomen. Hoofdstuk 3 en Hoofdstuk 4 bevatten de algemene regels respectievelijk de overgangs- en slotregels. Hierna wordt de inhoud van de regels per hoofdstuk kort toegelicht. In paragraaf 5.3 wordt nader ingegaan op de bestemmingen die in het bestemmingsplan zijn opgenomen.
Dit hoofdstuk bevat twee artikelen. In het eerste artikel zijn de begrippen opgenomen die van belang zijn voor de toepassing van het plan. Het tweede artikel betreft de wijze van meten, waarin wordt aangegeven hoe bij de toepassing van de bestemmingsregels wordt gemeten.
In dit hoofdstuk zijn regels gegeven voor de binnen het plangebied voorkomende bestemmingen, zoals die zijn aangegeven op de verbeelding. Per bestemming zijn in de bestemmingsomschrijving de toegelaten gebruiksvormen van de gronden aangegeven. Daarnaast is per bestemming bepaald welke vormen van bebouwing zijn toegestaan. In beginsel zijn hoofdgebouwen uitsluitend toegestaan binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken, waarbij dient te worden voldaan aan de voorgeschreven maatvoering (met name de maximale goot- en/of bouwhoogte).
De verschillende bestemmingen bevatten, indien nodig, specifieke gebruiksregels. Per bestemming is daarnaast bepaald in welke gevallen burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bestemmingsplan. In paragraaf 5.3 wordt nader ingegaan op de afzonderlijke bestemmingen.
Dit hoofdstuk bevat de volgende algemene regels:
Een antidubbeltelregel wordt opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld. De formulering van de antidubbeltelregel wordt bindend voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.2.4 Bro).
In dit artikel is een aantal aanvullende bouwregels opgenomen die voor alle bestemmingen kunnen gelden. Bijvoorbeeld extra bouwmogelijkheden voor ondergeschikte bouwdelen zoals balkons, stoepen en entreeportalen . Daarnaast is er een verbod opgenomen voor het bouwen van gebouwen voor de gevellijn en zijn regels opgenomen met betrekking tot ondergronds bouwen.
Verder is een regeling ten aanzien van parkeren en laden en lossen opgenomen. Deze is overgenomen uit de paraplubestemmingsplan Lisse. Indien op grond van één van de in het voorliggende plan opgenomen bestemmingen wordt gebouwd, dient voorzien te worden in voldoende parkeergelegenheid en indien van toepassing laad- en losmogelijkheden. Daarbij wordt gebruik gemaakt van het vigerende gemeentelijke parkeerbeleid.
In dit artikel is in algemene zin aangegeven wanneer sprake is van strijdig gebruik met de regels uit het bestemmingsplan.
Tevens zijn de regels tot strijdig gebruik met betrekking tot parkeren en laden & lossen opgenomen.
Dit artikel is een aanvulling op de afwijkingsregels uit de bestemmingen waarin nog een aantal algemene afwijkingen is opgenomen. Het betreft hier onder meer een standaardregeling die beperkte afwijkingen in de maatvoering bij de uitvoering van bouwplannen mogelijk maakt.
Een wijzigingsbevoegdheid is onder voorwaarden opgenomen voor geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmeting van bestemmingsgrenzen met niet meer dan 15%.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Hoofdstuk 4 van de regels bevat twee artikelen. In het eerste artikel is het overgangsrecht opgenomen, zoals dat ingevolge het Besluit ruimtelijke ordening is voorgeschreven. Het tweede artikel bevat de slotregel. In de slotregel is aangegeven hoe de regels kunnen worden aangehaald.
In het plangebied zijn verschillende bestemmingen weergegeven. Hieronder wordt een nadere beschouwing gegeven van deze bestemmingen.
De bestemming Groen is opgenomen voor de groenstroken. Door deze bestemming wordt een groene uitstraling langs deze wegen gewaarborgd. Binnen deze bestemming is de aanduiding 'specifieke vorm van groen - calamiteitenontsluiting' opgenomen ten behoeve van het realiseren van een calamiteitenontsluiting. Een calamiteitenontsluiting is een weg of verhard oppervlak die bedoeld en geschikt is als ontsluiting voor nood- en hulpdiensten (waarbij te denken is aan onder ander ambulances en brandweerwagens).
Artikel 4 Verkeer - Verblijfsgebied
Het openbaar gebied heeft de bestemming Verkeer - Verblijfsgebied gekregen. Binnen deze bestemming zijn naast wegen ook groen- en parkeervoorzieningen toegestaan.
De gronden met de bestemming Wonen zijn bestemd om de nieuw beoogde woningen planologisch mogelijk te maken. Uitsluitend zijn 50 gestapelde woningen toegestaan. Dit is ook zodanig aangeduid op de plankaart. In de regels is tevens vastgelegd dat de woningen uitsluitend zijn bestemd voor de sociale huur.
Verder dient de hoofdingang van het hoofdgebouw aan de Rembrandtplein te worden gesitueerd. Om dit te borgen is op de plankaart de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-entree' opgenomen.
Naast ruimtelijke uitvoerbaarheid wordt de beoogde ontwikkeling van het plangebied ook getoetst aan economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid.
De Crisis- en herstelwet (hierna Chw) is van toepassing op dit bestemmingsplan. Specifiek van toepassing betreft hoofdstuk 1 van de wet.
In hoofdstuk 1 gaat het vooral om het stroomlijnen van bestuursrechtelijke procedures voor een aantal specifieke plannen en besluiten. Deze versnellingen hebben vrijwel uitsluitend betrekking op de beroepsfase. Zo worden bijvoorbeeld de termijnen voor de rechter bekort en kunnen decentrale overheden niet meer in beroep tegen besluiten van de centrale overheid.
Motivering toepassing hoofdstuk 1 Chw
Ingevolge artikel 1.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Chw, is afdeling 2 van hoofdstuk 1 van deze wet van toepassing op alle besluiten die krachtens enig wettelijk voorschrift zijn vereist voor de ontwikkeling of verwezenlijking van de in bijlage I bij deze wet bedoelde categorieën ruimtelijke en infrastructurele projecten dan wel voor de in bijlage II bij deze wet bedoelde ruimtelijke en infrastructurele projecten.
Ingevolge artikel 1.1, aanhef en onder a, in samenhang bezien met categorie 3, onder 3.1, van bijlage 1 van de Chw is afdeling 2 van hoofdstuk 1 van toepassing op de ontwikkeling en verwezenlijking van werken en gebieden ten behoeve van de bouw van meer dan 11 woningen in een aaneengesloten gebied. Het bestemmingsplan wordt vastgesteld krachtens artikel 3.1, eerste lid, van afdeling 3.1 van de Wro. En het plan maakt de bouw van maximaal 50 woningen in een aaneengesloten gebied mogelijk. Hiermee is afdeling 2, van hoofdstuk 1, van de Chw op dit besluit van toepassing.
Vermelding
Doordat de activiteit voor woningbouw op de planlocatie onder Bijlage 1 Chw valt, is op basis van artikel 11 Besluit Uitvoering Chw wel een vermelding noodzakelijk bij de bekendmaking van en in het besluit zelf.
Met deze vermelding, betekent dit dat Chw van toepassing is en dat in het beroepschrift moet worden aangegeven welke beroepsgronden (bezwaren) worden aangevoerd tegen het besluit. Na afloop van de termijn van zes weken kunnen, ingevolge artikel 1.6a (afdeling 2, hoofdstuk 1 Chw), geen nieuwe beroepsgronden meer worden aangevoerd.
De gemeente Lisse gaat met Woonstichting Stek een koop- en realisatieovereenkomst sluiten. In de koop- en realisatieovereenkomst worden afspraken vastgelegd over de gronduitgifte, de realisatie van het plan, de financiële afspraken en anterieure afspraken. De economische uitvoerbaarheid van het plan is daarmee verzekerd.
Op 15 juni en 28 oktober 2021 en 9 februari 2022 hebben er informatie- en participatiebijeenkomsten plaatsgevonden voor de herontwikkeling van de planlocatie te Lisse plaatsgevonden. De verslaglegging van deze avonden zijn bijgevoegd als Bijlage 14.
Op 15 juni 2021 heeft er een eerste informatie- en participatiebijeenkomst voor de herontwikkeling van de planlocatie te Lisse plaatsgevonden. Voor deze informatie- en participatiebijeenkomst waren 321 huishoudens en organisatie uitgenodigd. uiteindelijk waren 16 personen aanwezig. Er zijn vraagtekens gezet bij de gekozen oplossing van appartementen. Er werd een voorkeur gezien dat er laagbouw aan de Frans Halsstraat zou komen. Er is door Stek aangegeven dat er een sterke wens is om een verbinding te creëren tussen de laag en hoogbouw en daarnaast is er veel vraag naar woningen waardoor verdichting wenselijk is.
De tweede informatie- en participatiebijeenkomst vond plaats op 28 oktober 2021.Voor deze informatie- en participatiebijeenkomst waren 321 huishoudens en organisatie uitgenodigd. uiteindelijk waren 25 huishoudens aanwezig. Dit participatiemoment vond plaats door een inloop opstelling waar mensen middels een viertal thema's:
Het derde informatie- en participatiemoment vond plaats op 9 februari 2022. Voor deze informatie- en participatiebijeenkomst waren 14 deelnemers aanwezig. Na de introductie heeft er een gesprek plaats gevonden in drie delen. Eerst is er teruggekeken op het proces tot nu toe, daarna is er over het planvoornemen gesproken en tenslotte is er gesproken over hoe nu verder.
Overleg
Het bestemmingsplan is, in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening, toegezonden aan de vooroverlegpartners. Gedurende het vooroverleg hebben 5 vooroverlegpartners een reactie ingediend. Deze vooroverlegpartners zijn: Veiligheidsregio Holland Midden, GGD, Liander en Hoogheemraadschap Holland Rijnland. De vooroverlegreacties zijn toegevoegd en beantwoord in de nota, hetgeen als Bijlage 15 is bijgesloten. De reacties leiden niet tot aanpassingen van het bestemmingsplan. Wel worden enkele aanbevelingen meegenomen in de vervolgfase van het traject (realiseren van de woningbouw).
Inspraak
Het bestemmingsplan heeft de gemeentelijke inspraakprocedure doorlopen. Het voorontwerpbestemmingsplan heeft ter inzage gelegen van 27 oktober 2021 tot en met 7 december 2021. Direct aan het begin van het inspraaktraject is er door de ontwikkelaar Stek voor omwonenden en andere belanghebbenden een participatieavond belegd, zie paragraaf 6.3.1 voor meer informatie over het participatietraject. In totaal zijn er 11 inspraakreacties ingekomen. Deze 11 inspraakreacties zijn samengevat en beantwoord in de nota van beantwoording inspraakreacties. De nota van beantwoording is als Bijlage 15 bijgesloten.
De ingediende inspraakreacties en de ambtelijke wijzigingen hebben tot de volgende aanpassingen geleid:
Het ontwerpbestemmingsplan heeft van woensdag 8 juni 2022 tot en met dinsdag 19 juli 2022 voor zes weken ter inzage gelegen waarbij eenieder in de gelegenheid was om een zienswijze in te dienen. In totaal zijn drie schriftelijke zienswijzen ingediend. Van dit aantal is er een zienswijze die namens de omwonenden is ingediend. Alle zienswijzen zijn ontvangen binnen de termijn. Aan de indiener van de zienswijze namens de omwonenden werd een hersteltermijn toegekend, omdat op de aangeleverde lijst de handtekeningen ontbraken van de desbetreffende bewoners die de zienswijze mede ondersteunen. Binnen de hersteltermijn is de handtekeningenlijst per aangetekende post ontvangen. Alle genoemde omwonenden (in totaal 17) hebben een handtekening gezet. Dit betekent dat de zienswijze ontvankelijk is en in behandeling kan worden genomen. De nota is als Bijlage 16 bijgesloten. In hoofdstuk 4 van Bijlage 16 zijn de door te voeren wijzigingen n.a.v. de zienswijzen toegevoegd.