Plan: | Binnenzwembad - IJshal De Vliet |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0546.BP00149-0301 |
De gemeenteraad van Leiden heeft op 20 december 2012 de sportnota 'Verleiden tot bewegen' vastgesteld. In de sportnota is bijzondere aandacht besteed aan de knelpunten rond sportaccommodaties. De gemeentelijke sportaccommodaties verkeren over het algemeen in redelijk staat van onderhoud, maar zijn veelal oud en verouderd. Dit speelt vooral bij sporthallen en de zwembaden. Specifiek is het Vijf Meibad benoemd om te worden vervangen. Op 10 september 2015 heeft de gemeenteraad het Kaderbesluit Combibad De Vliet vastgesteld (RV 15.0081) en op 15 februari 2018 het Uitvoeringsbesluit Combibad De Vliet (RV 17.0119).
Bij de behandeling van genoemde sportnota is het amendement (A/12.0118/1) 'Gaan voor de schaatssport!' aangenomen. Hierin stelt de raad extra geld beschikbaar voor de renovatie van de huidige schaatshal aan de Vondellaan in Leiden. Gezien het feit dat de huidige hal niet in gemeentelijk eigendom is, renovatie geen oplossing biedt voor functionele probleempunten en nieuwbouw van een schaatshal binnen de financiële kaders viel, is een businesscase voor nieuwbouw opgesteld. De gemeenteraad heeft op 5 juli 2016 deze businesscase vastgesteld en opdracht verstrekt om een kaderbesluit voor de nieuwbouw van een ijshal aan de Voorschoterweg voor te bereiden (RV 16.0042). Op 15 februari 2018 heeft de raad het Kaderbesluit IJshal (RV 17.0120) vastgesteld. Op 24 januari 2019 is het Uitvoeringsbesluit IJshal De Vliet Leiden (RV 18.0120) vastgesteld.
Voor een uitgebreid overzicht van besluitvorming ter zake wordt verwezen naar paragraaf 2.3.1.
Onderhavig bestemmingsplan voorziet in de juridisch-planologische regeling die nodig is voor de realisatie van het combinatiegebouw Binnenzwembad-IJshal De Vliet.
Het plangebied van het bestemmingsplan Binnenzwembad en IJshal De Vliet wordt aan de noordzijde begrensd door de Voorschoterweg, aan de oostzijde door de gebouwen en de ligweide behorende bij het buitenzwembad en de gemeentewerf, aan de zuidzijde door een groenstrook langs de Vliet en aan de westzijde door het hoofdveld van Leidsche Boys. De luchtfoto met daarin het bestemmingsplangebied is weergegeven in onderstaand figuur.
Luchtfoto plangebied
Tot het moment dat onderhavig bestemmingsplan van kracht wordt, geldt voor het plangebied het bestemmingsplan Delftse Jaagpad, vastgesteld op 22 januari 2013 en onherroepelijk sinds 18 juli 2013. Op de locatie van het toekomstige cominatiegebouw binnenzwembad-ijshal rust de bestemming 'Sport'. De belangrijkste strijdigheid is dat er geen bouwvlak is om het combinatiegebouw te kunnen realiseren.
Globale ligging plangebied (in geel) binnen vigerend bestemmingsplan Delftse Jaagpad.
Het plangebied behoorde tot 1920 tot de gemeente Zoeterwoude en was onderdeel van de Gasthuispolder. Deze polder strekte zich uit tussen de huidige Vliet aan de zuidkant en de grotendeels verdwenen Wijdesloot, of Fortuinsloot aan de noordzijde. Deze Fortuinsloot lag ter hoogte van de huidige Van der Helmlaan. Het gehele plangebied is tot in de 20e eeuw onbebouwd en bestaat uit een regelmatige slagenverkaveling die alleen in de zuidelijke rand vanuit de Vliet is aangelegd. Van deze prestedelijke verkaveling zijn geen aantoonbare resten bewaard gebleven.
Het belangrijkste historische structuurelement is de huidige Vliet met het begeleidende Jaagpad. Ter hoogte van de Delftse Schouw stak dit jaagpad over om op de zuidoever verder richting Delft te lopen. Strikt genomen behoort daarom de meest westelijke ca. 50 m. tot aan de bocht naar de Korte Vliet niet meer tot de historische structuur. De Vliet en het Jaagpad zijn beide waardevolle historische structuurelementen.
Ook na de uitbreiding van de gemeente Leiden in 1920, blijft het gebied in alle plannen tot 1940 de functie van landbouwgebied houden. De eerste stedelijke ingreep in het gebied is de aanleg in 1922-24 van de Blauwe Tram (Den Haag – Leiden). Deze lijn is bepalend voor de loop van de huidige Voorschoterweg, evenwijdig aan en ten noorden van de trambaan, die wordt opgenomen in het Uitbreidingsplan 1933 en aangelegd kort na de oorlog. Het gebied ten zuiden van de Voorschoterweg wordt volledig bestemd voor stedelijke voorzieningen. In 1949 werd nog een begin gemaakt met de westelijke rondweg rond Leiden direct ten oosten van de huidige Brahmslaan. Er werd begonnen met de aanleg van een breed en hoog talud ten dienste van een brug over de Vliet. Deze rondweg wordt uiteindelijk niet aangelegd en het talud werd alsnog weer afgebroken.
Tijdens de wederopbouwperiode komt de verstedelijking van het gebied tot stand. Door de aanleg van de Voorschoterweg is een vrij lang en smal gebied ontstaan dat enigszins afgesneden wordt van de rest van Leiden Zuid-West. Daardoor wordt dit gebied in het Uitbreidingsplan 1948 bestemd voor wijkoverstijgende publieke functies zoals de rioolwaterzuivering, sportvelden en een openbaar buitenzwembad. Met name het buitenzwembad uit 1964 vormt een voor Leiden zeldzaam en gaaf bewaard ensemble uit de wederopbouwperiode.
Het plangebied maakt onderdeel uit van sportpark De Vliet. Dit sportpark Sportpark De Vliet bestaat op dit moment uit vijf voetbalvelden met bijbehorende clubgebouwen, het Buitenbad De Vliet, het Bastion Hotel, kleinschalige gebouwen met verschillende verenigingen en maatschappelijke functies, Tafeltennishal Scylla en de gebouwen van Jeugddorp.
Het plangebied zelf beslaat grofweg de voetbalvelden en daarbij behorende opstallen van de voormalige voetbalclub GHC, de gebouwen van de Hengelaarsbond en Hondenschool Lady, alsmede de opstallen van Leidsche Boys. Zie ook de afbeelding in paragraaf 1.2.
Het sportpark wordt ontsloten via de kruising van de Voorschoterweg en de Churchilllaan en heeft verder geen verbindingen met de omgeving. Centraal en in de lengte van het gebied ligt het parkeerterrein met de route die al het programma ontsluit.
Aan de ontwikkeling van het combinatiegebouw zwembad-ijshal liggen enkele raadsbesluiten, amendementen en moties ten grondslag. Hieronder volgt een overzicht van de relevante besluitvorming, gevolg door een korte toelichting.
Toelichting op besluitvorming
Raadsvoorstel RV 12.0118 Sportnota 2013-2018 Verleiden tot bewegen incl. amendementen
In de Sportvisie uit de Sportnota 2013-2018 'Verleiden tot bewegen' heeft Leiden een aantal ambities geformuleerd:
Zwemmen en schaatsen maken een belangrijk onderdeel uit op weg naar de realisatie van deze ambities.
Leiden kent momenteel één schaatshal. Deze is gesitueerd aan de Vondellaan. De schaatshal bestaat uit een 182 meter rondbaan en een 58x29 ijshockeyvloer. Alle overdekt. In de sportnota 'Verleiden tot Bewegen' is per amendement A12.0118/1 'Gaan voor de schaatssport' besloten om een bijdrage in de kosten van de renovatie van de bestaande ijshal aan de Vondellaan beschikbaar te stellen. De ijshal aan de Vondellaan is geen gemeentelijke sportaccommodatie, maar particulier eigendom. De Stichting IJshal Leiden huurt de ijshal en is verantwoordelijk voor de exploitatie en het dagelijks beheer.
Leiden kent momenteel drie zwembaden:
Naast de renovatie van de ijshal aan de Vondellaan is bij de vaststelling van de Sportnota tevens besloten tot vervangende nieuwbouw van het Vijf Meibad op locatie De Vliet. Per amendement A12.0118/2 'Buiten zwemmen in zwembad De Vliet' is besloten tot renovatie van het buitenzwembad en behoud van de ligweide en een onderzoek naar een Combibad bij De Vliet.
Raadsvoorstel RV 15.0081 Kaderbesluit Combibad De Vliet d.d. 10 september 2015
Vooruitlopend op het Kaderbesluit is een locatieonderzoek uitgevoerd naar de mogelijkheden voor nieuwbouw van een binnenbad op De Vliet. Twee locaties zijn hierbij onderzocht:
Op 20 november 2014 had de Commissie O&S reeds een voorkeur uitgesproken voor locatie A. Dit bestaat uit een geclusterd Combibad: een nieuw binnenzwembad aan de voorzijde, gecombineerd met het buitenzwembad De Vliet. Deze locatie houdt geheel rekening met het door de raad bij de vaststelling van de Sportnota per amendement besloten behoud van een ligweide.
Op basis van de uitwerkingen wordt besloten:
Tevens is amendement A 15.0081/1 'Toevoegen tweede optie' aangenomen. In dit amendement wordt verzocht "zowel locatie A als B verder uit te werken, waarbij voor locatie B ook naar het aangrenzende voetbalveld van GHC gekeken mag worden". Tevens heeft de raad in hetzelfde amendement verzocht "voorzien van advies, een voorstel voor een locatiekeuze voor te leggen aan de raadscommissie, zodat hierna alleen voor de definitieve voorkeurslocatie verdere technisch gedetailleerde uitwerking kan plaatsvinden."
Raadsvoorstel RV 16.0037 Locatieonderzoek en duurzaamheid Combibad De Vliet d.d. 21 april 2016
Voor uitvoering van amendement A/15.0081/1 'Toevoegen tweede optie' is locatie B opgedeeld in twee sublocaties: locatie B1 en locatie B2. Locatie B1 ligt geheel op de ligweide en locatie B2 ligt geheel op het aangrenzende voetbalveld. Reden van deze opdeling is dat een situering op zowel de ligweide als het voetbalveld de nadelen van beide locaties (B1 en B2) in zich zou herenigen. Onderstaande geeft een overzicht van de onderzochte locaties.
Op basis van aanvullend onderzoek luidt het advies te kiezen voor de bouw van het binnenzwembad op locatie B2, zijnde het hoofdveld van GHC. Na verplaatsing van de hoofdveldfunctie naar het andere natuurgrasveld heeft de voetbalclub GHC conform de bespelingsnormen van de KNVB nog voldoende veldcapaciteit over. Hierdoor wordt met deze keuze niet onomkeerbaar vooruit gelopen op de politieke behandeling van het programma Voetbal Vitaal. De geraamde nadelen als gevolg van het beheren en exploiteren van twee gebouwen in plaats van één gebouw voor het binnenzwembad en buitenzwembad kunnen worden gedekt door de geraamde eenmalige meevallers in de investeringskosten. Per saldo resteert een kostenneutraal effect. De wijzigingen die hiermee samenhangen worden meegenomen in het Uitvoeringsbesluit Combibad De Vliet. Vanzelfsprekend wordt in de verdere uitwerking van het project getracht zowel de investeringskosten als ook de negatieve effecten in de exploitatie van locatie B2 tot een minimum te beperken. Speciale aandacht krijgt hierbij het (behoud van het) aanwezige groen en in het bijzonder de eventuele noodzakelijke kap van bomen zo maximaal mogelijk te beperken. Het streven is deze bomen zoveel mogelijk te behouden, dan wel de bomen - indien de staat van de boom dit toelaat en dit financieel realistisch is - te verplaatsen binnen het plangebied of anders binnen het plangebied te compenseren. Het advies voor locatie B2 wordt unaniem gedragen door de klankbordgroep.
RV 16.0042 Businesscase Nieuwbouw IJshal d.d. 5 juli 2016
Op basis van vervolgonderzoek worden de volgende conclusies getrokken:
Als locatie voor de nieuwe ijshal worden de voetbalvelden aan de Voorschoterweg voorgesteld.
De ruimte hiervoor is, gezien de onderbezetting van de voetbalvelden beschikbaar. Daarnaast biedt de combinatie van binnenzwembad en ijshal diverse synergievoordelen op, waaronder besparing op ruimten en exploitatiekosten en uitwisseling van energie.
Raadsvoorstel RV17.0056 Afweging sportaccommodaties Leiden d.d. 6 juli 2017
De ambitie uit de sportnota Verleiden tot bewegen inzake het realiseren van voldoende en kwalitatief goede sportaccommodaties richt zich voor de binnensporten op de realisatie van een binnenzwembad, sporthal en ijshal. Teneinde de door de stad zo gewenste duidelijkheid te bieden over de voortgang, heeft het college in de brief van 8 december 2016 (Z/16/384485) aangegeven op basis van de beschikbare financiën duidelijke keuzes noodzakelijk te achten in de uitwerking van de plannen voor deze sportaccommodaties. Om dit te bereiken heeft het college toen voorgesteld de ontwikkeling van de nieuwe ijshal stop te zetten. Dit heeft geresulteerd in veel inspraak en vragen. De toezegging is toen gedaan nadere scenario's uit te rekenen, waaronder scenario's met nieuwbouw van de ijshal.
Op basis van de uitwerkingen van de scenario's heeft de gemeenteraad op 6 juli 2017 de voorbereidingen voor realisatie van een combinatiegebouw binnenzwembad-ijshal op De Vliet voort te zetten.
Raadsvoorstel RV17.0062 Contourenplan Buitensport d.d. 28 september 2017
In het kader van Voetbal Vitaal is onderzocht of de toekomst voor de voetbalverenigingen GHC en Leidse Boys op sportpark De Vliet ligt, of op andere sportparken. De uitkomst hiervan is dat voetbal verdwijnt van sportpark De Vliet. Onderdeel van het Contourenplan Buitensport is om op sportpark De Vliet ruimte te zoeken voor een nieuwe hockeyaccommodatie met vijf velden, waarvan hockeyvereniging LHC Roomburg (gefaseerd) zou kunnen verhuizen. De aangewezen locatie voor deze mogelijke nieuwe hockeyaccommodatie is het westelijk deel van het sportpark De Vliet, de plek van het huidige Jeugddorp, LCKV, Roadrunners en Leidse Boys. Aangezien de hockeyvereniging een sterke binding heeft met de wijk Roomburg, heeft de raad tevens de motie RV 17.0062/5 aanvaard voor onderzoek naar de mogelijkheden voor herinrichting Roomburgpark en omgeving waarbij uitgangspunt is dat hockey in Roomburg blijft.
Raadsvoorstel RV 17.0119 Uitvoeringsbesluit Combibad De Vliet d.d. 15 februari 2018
Op basis van de uitwerkingen stelt de gemeenteraad op 15 februari 2018 het Uitvoeringsbesluit Combibad De Vliet vast. Hierin wordt de renovatie van het buitenzwembad alsmede de nieuwbouw van het binnenzwembad herbevestigd, met als uitgangspunt om de functies ijshal en binnenzwembad in één project te combineren en verder te ontwikkelen. Tevens besluit de raad de definitieve positie van het binnenbad te bepalen afhankelijk van de definitieve omvang van de nieuwe ijshal en de verplaatsing van de hockeyaccommodatie naar De Vliet. Alles met als doel bomen in het gebied zoveel mogelijk te behouden. Aanvullend neemt de raad de motie 17.0119/1 'Natuurlijk zwemmen' aan, waarin het college wordt verzocht bij de uitwerking van de locatie van het binnenbad de groene beleving van het zwemmen in het buitenbad als uitgangspunt te nemen en het gebouw van het binnenbad het buitenbad niet te laten overschaduwen. Hiervoor het behoud van de bomen als uitgangspunt te nemen bij de inpassing van de functies in het gebied en richting het moment van het projectmatig samenvoegen van Combibad en IJshal alvast alternatieven voor de inrichting van verschillende functies in het gebied te onderzoeken.
Raadsvoorstel RV 17.0120 Kaderbesluit IJshal d.d. 15 februari 2018
Op basis van de uitwerkingen stelt de gemeenteraad op 15 februari 2018 het Kaderbesluit IJshal vast. Hierin krijgt het college opdracht om:
Raadsvoorstel RV 18.0055 Richtinggevende keuze inrichting Sportpark De Vliet d.d. 21 juni 2018
Als uitwerking van RV 17.0062 Contourenplan Buitensport en motie RV 17.0062/5 Onderzoek mogelijkheden herinrichting Roomburgpark en omgeving d.d. 28 sept 2017 en motie RV 17.0119/1 'Natuurlijk zwemmen' van 15 februari 2018 is een inpassingstudie verricht of er op De Vliet ruimte is om hockey hiernaar toe te verplaatsen. Uit de studie bleek dat er meer ruimte wordt gevraagd dan dat er op De Vliet beschikbaar is. Dit leidt tot dilemma's. Onderstaand figuur geeft dit grafisch weer.
Op basis van de variantenstudie is besloten om:
De definitieve positie van het combinatiegebouw binnenzwembad-ijshal is hiermee vastgelegd.
Raadsvoorstel RV 18.0109 Aanvullend besluit Combibad De Vliet d.d. 24 januari 2019
Op basis van de aangetrokken bouwmarkt dient het budget voor Combibad De Vliet te worden verhoogd. Dit is vastgelegd in het 'Aanvullend besluit Combibad de Vliet' van 24 januari 2019.
In ditzelfde besluit wordt besloten om:
RV 18.0110 Uitvoeringsbesluit IJshal De Vliet d.d. 24 januari 2019
Op basis van de uitwerkingen heeft de gemeenteraad op 24 januari 2019 het Uitvoeringsbesluit IJshal vastgesteld. Hierin staat:
Conclusie
Concluderend kan worden gesteld dat het nieuwe combinatiegebouw binnenzwembad-ijshal De Vliet niet alleen een vervanging van het Vijf Meibad en de ijshal aan de Vondellaan is, maar tevens ook een uitbreiding van het kwalitatieve en kwantitatieve aanbod aan ijsoppervlak en zwemwater, teneinde de ambities uit de Sportnota te kunnen realiseren.
In afstemming met de KNZB is bepaald dat een topsportaccommodatie met regionale aantrekkingskracht voor zowel waterpolo als kortebaanzwemmen een goede weergave geeft van de sportambities van Leiden en de verenigingen, als ook van Leiden als zwemstad op nationaal niveau. Uitbreiding van het binnenwateroppervlak met ca 490 m2 zwemwater is hiervoor noodzakelijk.
In afstemming met de KNSB, District Sassenheim en Stichting IJshal is bepaald dat een sportaccommodatie voor de ijssporten langebaanschaatsen, ijshockey, shorttrack, kunstschaatsen en curling een goede weergave geeft van de sportambities van Leiden en de verenigingen, als ook van Leiden als schaatsstad op regionaal en nationaal niveau. Uitbreiding van het ijsoppervlak met 2.400 m2 is hiervoor noodzakelijk.
Sportpark De Vliet is onderdeel van een langere randzone, die tussen stad en land ligt. Hierdoor heeft het sportpark een groen karakter en voelt het aan als buitengebied. Het belang van dit groene karakter wordt bevestigd door het feit dat de randen van Sportpark De Vliet onderdeel zijn van de Groene Hoofdstructuur en het hele gebied op de Groene Kaart aangegeven is als beschermd Boomgebied. Het water van de Vliet en de groenstructuur geven een unieke kwaliteit aan Sportpark De Vliet.
Ondanks de barrière van de Voorschoterweg is Sportpark De Vliet ook onderdeel van het stedelijk gebied van Leiden Zuidwest. Het nieuwe combinatiegebouw binnenzwembad-ijshal ligt in de as van de Churchilllaan en heeft daarmee een prominente en representatieve positie binnen de stad. Met de tijd is de stad steeds verder gegroeid en nu vernieuwt ook de Vlietzone. Op de voetbalvelden van voormalig GHC komen het nieuwe binnenzwembad en de ijshal, die het gebied een nieuw gezicht geven en de positie van het Sportpark in de stad versterken.
Het uitgangspunt voor Sportpark De Vliet is dat hier stad en land samenkomen. Het wordt een sportpark waarin de twee werelden elkaar ontmoeten en waarin sport, natuur en duurzaamheid centraal staan. Zo krijgt het Sportpark langs de Voorschoterweg een stedelijke rand en aan de Vliet een groene, luwe rand. Langs de Voorschoterweg wordt aangesloten op Zuidwest met het nieuwe binnenzwembad en ijshal goed in zicht, de entreehal van het nieuwe gebouw en het parkeerterrein. Aan het Delfts Jaagpad en de Vliet wordt aangesloten op de Hoofdgroenstructuur met een luwe ecologische zone. De wens is om het Sportpark beter met Zuidwest te verbinden.
Dit is vertaald in een stedenbouwkundig raamwerk dat bestaat uit:
Met de nieuwe ontwikkelingen kan Sportpark De Vliet beter verbonden worden met Zuidwest en de Vliet. Daarom is het de wens om een nieuwe doorgang voor langzaam verkeer naar het Delfts Jaagpad te maken, die tevens fungeert als calamiteitenontsluiting voor voetgangers naar de zuidzijde van het gebied. Er dient goed gekeken te worden naar een verkeerskundige oplossing voor het parkeerterrein en het kruispunt, waarbij alle verkeersstromen veilig en functioneel een plek krijgen.
Nieuw combinatiegebouw binnenzwembad-ijshal
Voor de ontwikkeling van het binnenzwembad en de ijshal zijn de uitgangspunten vertaald in een kavelpaspoort, dat onderdeel uitmaakt van het Beeldkwaliteitsplan. In het Beeld- kwaliteitsplan staat opgenomen dat het binnenzwembad en de ijshal samen worden gevoegd tot één compact gebouw. Dit gebouw krijgt richting Voorschoterweg en het voorplein een transparante en aantrekkelijke zijde en richting De Vliet en het buitenzwembad een aantrekkelijke luwere zijde in aansluiting op de ecologische zone. Dagelijkse logistiek en vervoer vinden plaats aan de voorzijde van het gebouw, calamiteiten en incidentele logistiek aan de achterzijde. Voor touringcars zal een passende oplossing worden gezocht. Het Beeldkwaliteitsplan (met daarin opgenomen het kavelpaspoort) zal binnenkort aan de raad ter vaststelling worden aangeboden.
Buitenruimte wordt groen, multifunctioneel en duurzaam ingericht
De inrichting van de openbare ruimte is erop gericht om van de buitenruimte een duurzame, aangename en multifunctionele ruimte te maken die past in zijn omgeving. Uitgangspunt voor de inrichting is de reeds in het gebied aanwezige kwaliteit. De groene randen met grote bomen worden zoveel mogelijk gehandhaafd. De watercompensatie wordt opgelost in een nieuwe watergang die de bestaande sloten rond het gebied verbind. Zo wordt van het nu stilstaande doodlopende water (deels) een circuit maakt, wat de waterkwaliteit vergroot. Bovendien wordt de nieuwe watergang ingericht met natuurlijke groene oevers, waardoor het op een positieve manier bijdraagt aan de ecologie en uitstraling van het gebied. Naast de watergang ligt nog een groter groengebied waarin de watercompensatie verder wordt opgelost, in combinatie met een groene inrichting.
De groene ruimte met bomen tussen de voormalige voetbalvelden en buitenbad wordt gehandhaafd, waar nodig versterkt en meer zichtbaar gemaakt. De twee groene elementen (de nieuwe watergang en het bestaande groen bij het buitenzwembad) verdelen het grote gebied op een natuurlijke wijze. Iedere functie krijgt zo zijn eigen plek.
Voor het parkeerterrein zelf wordt uitgegaan van een groene, zo min mogelijk verharde inrichting. Alleen het hoogst noodzakelijke zal verhard worden. Uitgangspunt blijft te allen tijde het goed functioneren van het terrein, hierbinnen zal gezocht worden naar een optimum aan groen. Dit maakt dat het parkeerterrein ook wanneer het half leeg is aantrekkelijk oogt. In het kader van de klimaatadaptatie zorgt het onverharde deel van het parkeerterrein ervoor dat water geïnfiltreerd kan worden.
De inrichting zal bestaan uit een afwisseling van klinkers, gras en beplanting. Om het groene beeld verder te versterken, worden verspreid over het terrein tussen het parkeren grote bomen geplant. Bestaande bomen worden zoveel mogelijk gehandhaafd.
Veel aandacht voor verkeersveiligheid
De entree aan de Voorschoterweg is het visitekaartje van het nieuwe combinatiegebouw. Deze zal een representatieve inrichting krijgen. De komst van het gebouw in Sportpark De Vliet zal op momenten veel verkeer met zich meebrengen. Om dit op een veilige manier af te wikkelen is een aanpassing van de entree noodzakelijk. Het fietspad zal worden omgelegd en de verkeersaansluitingen worden opnieuw vormgegeven.
De functies binnen het gebied trekken onder andere gezinnen en kinderen. Het parkeerterrein wordt veilig ingericht door voetgangers- en fietsroutes zoveel mogelijk te scheiden van het gemotoriseerd verkeer. Centraal in het gebied komt grote fietsenstalling ten behoeve van zowel het buitenzwembad als het nieuwe binnenzwembad en de ijshal. De stalling wordt net als het parkeren zo groen mogelijk ingericht.
Parkeerterrein ook op rustigere tijdstippen aantrekkelijk
Om het gebied ook in de rustige uren aantrekkelijk te houden wordt over het terrein een stelsel van voetpaden gelegd die enerzijds de verschillende functies vanaf het parkeren op een logische manier bereikbaar maken, maar die tegelijk een sportief circuit vormen met bijvoorbeeld een sprintbaan en trimtoestellen. Gebruik als bijvoorbeeld bootcamp wordt uitgelokt op die momenten dat het binnenzwembad en de ijshal niet in gebruik zijn.
Stedenbouwkundig raamwerk
Het gewenste programma van het nieuwe combinatiegebouw binnenzwembad-ijshal is in samenspraak met de klankbordgroepen van beide projecten nader uitgewerkt. Grofweg kan dit worden onderverdeeld in:
Hieronder volgt per onderdeel een korte toelichting.
IJshal
Rekening houdend met de functionele ambities en de daarop betrekking hebbende eisen, bestaat de hoofdconfiguratie uit:
Geschikt voor baan- en clubwedstrijden en baankampioenschappen.
Conform accommodatiereglement van de Nederlandse IJshockeybond, waarbij faciliteiten aanwezig zijn voor wedstrijden op A-accommodatieniveau, zodat wedstrijden op Eredivisie niveau en internationale wedstrijden anders dan een wereldkampioenschap gehouden kunnen worden. Voor zitplaatsen (eis 1.000, opgenomen 500 stuks) moet voor wedstrijden op A-accommodatieniveau dispensatie worden verkregen, dan wel tijdelijk demontabele tribunes worden ingepast. De voorzieningen in de hal zijn hierop gedimensioneerd;
Wedstrijden op nationaal en internationaal niveau;
Wedstrijden op nationaal en internationaal niveau: voor kunstrijden geldt dat wanneer wordt voldaan aan de eisen van de ijshockeybonden, de accommodatie hiermee ook geschikt is voor kunstrijden op wedstrijdniveau.
Krabbelbaan van 20x45 is geschikt voor recreatief curling.
Voor genoemde disciplines heeft de accommodaties ijsvloeren beschikbaar zodat op elk niveau en in iedere leeftijdscategorie een lesprogramma kan worden aangeboden.
Topsport schaatsen behoort niet tot de projectambities. Voor ijshockey en shorttrack is hiervoor een vaste groter tribunecapaciteit noodzakelijk en voor langebaanschaatsen een 400 meter rondbaan met bijbehorende tribunecapaciteit. Zowel beleidsmatig als ruimtelijk en financieel valt dit buiten de kaders.
Binnenzwembad
Rekening houdend met de functionele ambities en de hierbij behorende eisen conform het Handboek Zwembaden van de KNZB, bestaat de hoofdconfiguratie uit:
Niet tot de projectambities behoren langebaan (50 meter) binnenzwemmen en schoonspringen in het binnenbad.
Topsportambitie voor waterpolo
Het nieuwe binnenzwembad voldoet met een afmeting van 35x25,4 meter aan de aangescherpte eisen voor waterpolo, ook voor (inter)nationale competitie- en bekerwedstrijden. De KNZB heeft dit bevestigd. Nadere afstemming met de KNZB heeft geresulteerd in de volgende formulering van de topsportambitie voor waterpolo:
Realistische sportambitie voor kortebaan zwemmen (25 meter)
Afstemming met de KNZB heeft geresulteerd in de volgende ambitie voor kortebaan zwemmen:
Middenstuk met ondersteunende horeca
De twee grote sportfuncties worden verbonden door een middenstuk. De functies in dit middenstuk zijn ondersteunend aan de hoofd sportfuncties. In dit middenstuk resorteren de volgende functies:
Als gevolg van het 'optillen' van de 250 meter rondbaan resteren onder deze baan nog enkele resterende ruimten van afgerond 400 m2. De invulling van deze ruimten is sportgerelateerd. Vooralsnog is de inhuizing van de Hengelaarsbond (140 m2) bekend. Voor de overige ruimte is nog geen gebruikers gecontracteerd.
Schetsontwerp combinatiegebouw Binnenzwembad-IJshal De Vliet
Het schetsontwerp is onderstaand ter illustratie bijgevoegd. Het schetsontwerp geeft inzicht hoe de verschillende ruimten en functies ingepast zouden kunnen worden. Het schetsontwerp heeft in het voortraject bijgedragen aan het verkrijgen van inzicht voor de verschillende stakeholders. Dit schetsontwerp is dan ook een gezamenlijke resultante van de klankbordgroepen van binnenzwembad en ijshal.
01. entreehal 02. horeca 03. zwemzaal 04. kleedzone 05. berging 06. tribune 07. personeel |
08. techniek 09. kleedzone 10. binnenterrein 11. ijsbaan 12. tribune 13. verhuur/verkoop 14. berging |
15. personeel 16. jury 17. techniek 18. verkeersruimte 19. verhuurbare ruimte 20. multifunctionele ruime |
Door een extern bureau is onderzoek gedaan naar de consequenties van verschillende ambitieniveaus voor duurzaamheid. Het combinatiegebouw binnenzwembad-ijshal wordt van het gas afgekoppeld en wordt 100% elektrisch.
Tijdens de Europese aanbesteding wordt van de aannemer een energiegarantie gevraagd gedurende een periode van 20 jaar. Ontwerp en realisatie van gebouw en openbare ruimte dienen natuurinclusief plaats te vinden. In het binnenkort door de raad vast te stellen beeldkwaliteitsplan staat dit ook als zodanig benoemd.
Doordat tijdens de aanbesteding de prijs vast staat, vindt gunning 100% op kwaliteit plaats. Partijen kunnen zich op het onderdeel duurzaamheid onderscheiden op de subcriteria energieconcept, circulair materiaalgebruik, energiegarantie en beperking van geluid- en lichtuitstraling naar de omgeving.
Het ontwerp van de openbare ruimte is in bewerking. Onderdeel hiervan is het maximaal behouden van het aanwezige groen in combinatie met een natuurlijke inpassing van groen, bomen en water. Zo worden de rijbanen waar dit mogelijk is uitgevoerd in half-open bestrating en krijgen de parkeervakken een groene strook waar hemelwater in kan infiltreren. Zodra het ontwerp openbare ruimte is uitgewerkt tot een definitief ontwerp, zal hierover apart een Uitvoeringsbesluit aan de gemeenteraad van Leiden worden voorgelegd. De kosten en de dekking met betrekking tot de openbare ruimte zijn reeds onderwerp van besluitvorming geweest bij de raadsbesluiten inzake 'Aanvullend besluit Combibad De Vliet' (RV 18.0109 ) en 'Uitvoeringsbesluit IJshal De Vliet' (RV 18.0120) van 24 januari 2019.
Relatie met bestaande functies
Om de ruimtelijke ontwikkeling mogelijk te kunnen maken, dient er ook duidelijkheid te zijn over wat er met de bestaande functies in het plangebied zal gebeuren. De velden en opstallen van de voormalige voetbalclub GHC zijn niet meer in gebruik. Met de Hengelaarsbond is overeengekomen dat zij meeverhuizen naar een ruimte onder de rondbaan van de ijshal. De Leidsche Darts Vereniging huurt tijdelijk een ruimte waarbij aangegeven is dat de huur ruim 1 jaar voor oplevering van het combinatiegebouw zwembad-ijshal wordt opgezegd en de gemeente geen inspannings- dan wel compensatieplicht heeft voor vervangende ruimte. Met Hondenschool Lady is overeengekomen dat ze tijdelijk elders een ruimte kunnen huren. Leidsche Boys voldoet niet aan de criteria van het programma Voetbal Vitaal. Zij zullen moeten fuseren met een voetbalvereniging op een ander sportpark of zichzelf moeten opheffen. Volledigheidshalve wordt daarbij opgemerkt dat in het Contourenplan Buitensport onder specifieke uitgangspunten voor de toekomstige situatie van sportparken in Leiden staat opgenomen dat de voetbalsport van sportpark De Vliet verdwijnt.
Bouwvlak voor het combinatiegebouw
In onderhavig bestemmingsplan is één groot bouwvlak opgenomen, waarbinnen het combinatiegebouw gerealiseerd kan worden. Daarbij wordt uitgegaan van een maximale bouwhoogte van 13 meter. De situering van het bouwvlak is zodanig gekozen, dat er voldoende afstand is bewaard tot aangrenzende bomenrijen en de beschermingszone van de waterkering.
Calamiteitenverkeer, incidenteel onderhoud en watercompensatie
Planologisch gezien wordt rekening gehouden met een route voor calamiteitenverkeer en incidenteel onderhoud achter het gebouw langs. Daarnaast is er een regeling opgenomen voor een brug uitsluitend voor calamiteitenverkeer, die aansluit op de Herman Kleibrinkstraat. Naast de watergang door plangebied, die zal worden gegraven voor de noodzakelijke watercompensatie, is een zone binnen de bestemming Groen aangewezen met de aanduiding 'water', waar aanvullende watercompensatie plaats dient te vinden. In de regels is hiervoor een voorwaardelijke verplichting opgenomen. Door het zo te bestemmen, is er in die zone voldoende flexibiliteit om tot een goede inrichting te komen.
Parkeren
Tenslotte zijn vanwege de parkeereis (op basis van het huidige beleid) een deel van de benodigde parkeerplaatsen vooralsnog geprojecteerd ter plaatse van op het hoofdveld van Leidsche Boys. Het realiseren van parkeerplaatsen ten behoeve van sportvoorzieningen is op grond van het vigerende bestemmingsplan Delftse Jaagpad al toegestaan en maakt daarom geen deel uit van onderhavig plangebied. Mocht in de toekomst het parkeerbeleid wijzigen, dan kan daar flexibel op worden ingespeeld.
Voor de juridische toelichting op de regels wordt verwezen naar hoofdstuk 5. In algemene zin wordt opgemerkt dat sport-gerelateerde wedstrijden en kampioenschappen zijn toegestaan tot de maximumcapaciteit qua zitplaatsen zoals opgenomen in in de planregels. Voor eventuele evenementen in het combinatiegebouw zullen aparte evenementen- en omgevings- vergunningen aangevraagd moeten worden. Deze behoren derhalve niet tot onderhavige bestemmingsplanprocedure.
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) staan de plannen voor ruimte en mobiliteit van de rijksoverheid beschreven. Het kabinet schetst in de SVIR hoe Nederland er in 2040 uit moet zien: concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig, waarbij het rijk zo min mogelijk op de stoel van provincies en gemeenten gaat zitten. Het uitgangspunt hierbij is dat provincies, regio's en gemeenten beter op de hoogte zijn van de situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties. Door provincies en gemeenten de ruimte te geven, kan het Rijk zich richten op het behartigen van ruimtelijke belangen die van nationale en internationale betekenis zijn.
Volgens de nationale ruimtelijke hoofdstructuur wordt de Zuidvleugel, waar Leiden binnen valt, aangemerkt als 'stedelijke regio met een concentratie van topsectoren'. Het rijksbeleid zet specifiek in op versterking van de twee met elkaar samenhangende vleugels binnen de Randstad. De Randstad moet in 2040 een concurrerende en duurzame topregio vormen. Om verdere economische en sociale ontwikkeling mogelijk te maken en om de internationale concurrentiepositie van Nederland te versterken, is mobiliteit een randvoorwaarde. Niet alleen het hoofdwegennet dient optimaal te functioneren, maar ook de aansluiting op de regionale wegen en op lagere schaalniveaus is van belang. Een goed functionerend systeem voor personen- en goederenvervoer en een betrouwbare bereikbaarheid van deur tot deur zijn essentieel.
Dit bestemmingsplan staat de uitvoering van het beleid uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte niet in de weg.
Voor de doorwerking van de rijksbelangen in plannen van lagere overheden, is het Barro opgesteld. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 30 december 2011 (grotendeels) in werking getreden en omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. Het gaat om kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de bufferzones, de Ecologische Hoofdstructuur, de kust, grote rivieren, militaire terreinen, mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee.
Met het Barro maakt het Rijk proactief duidelijk waar provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen.
Ook de bescherming van erfgoederen van uitzonderlijke universele waarden, zoals de Limes, is in het Barro vastgelegd. Dit is inmiddels doorvertaald in de provinciale structuurvisie en verordening.
Met het opstellen van onderhavig bestemmingsplan is het Barro als uitgangspunt genomen. Binnen het plangebied is een deel van de Limes gelegen. De regelgeving hieromtrent is verder uitgewerkt in de Verordening ruimte van de provincie Zuid-Holland. Voor de onderzoeks- resultaten wordt derhalve verwezen naar de betreffende paragraaf 3.2.2.2 in samenhang met paragraaf 4.1.2. Gelet op het gestelde in die paragrafen wordt geconcludeerd dat het Barro de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staat.
In het Besluit ruimtelijke ordening is de verplichting opgenomen om in het geval van een nieuwe stedelijke ontwikkeling in de toelichting een onderbouwing op te nemen van nut en noodzaak van de nieuwe stedelijke ruimtevraag en de ruimtelijke inpassing. Hierbij wordt uitgegaan van de 'ladder voor duurzame verstedelijking'.
Op 1 juli 2017 is het Besluit ruimtelijke ordening gewijzigd, waarbij een nieuwe laddersystematiek is ingevoerd ter vervanging van de voorheen geldende.
Het aangepaste artikel 3.1.6, lid 2 Bro luidt als volgt:
De toelichting bij een bestemmingsplan (of uitgebreide omgevingsvergunning, red.) dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
De ladder voor duurzame verstedelijking is verder uitgewerkt in de Verordening ruimte van de provincie Zuid-Holland. Voor de onderzoeksresultaten wordt derhalve verwezen naar de betreffende paragraaf 3.2.2.2. Gelet op het gestelde in die paragraaf wordt geconcludeerd dat de ladder voor duurzame de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staat.
De provincie stuurt op (boven)regionaal niveau op de inrichting van de ruimte in Zuid-Holland. De Visie Ruimte en Mobiliteit (VRM) geeft op hoofdlijnen sturing aan de ruimtelijke ordening en maatregelen op het gebied van verkeer en vervoer.
Hoofddoel van de VRM is het scheppen van voorwaarden voor een economisch krachtige regio. Dat betekent: ruimte bieden om te ondernemen, het mobiliteitsnetwerk op orde en zorgen voor een aantrekkelijke leefomgeving. De VRM bevat een nieuwe sturingsfilosofie. De kern daarvan is:
De VRM bestaat uit: de Visie ruimte en mobiliteit, de Verordening ruimte 2014, het Programma ruimte en het Programma mobiliteit.
In onderstaand figuur is een uitsnede van de Visie Ruimte en Mobiliteit opgenomen. Het plangebied wordt getypeerd als stedelijke agglomeratie. Belangrijk is ook de bescherming van de Romeinse Limes in het plangebied. De Vliet is aangemerkt als provinciale vaarweg. Tevens is een reservering voor een infrastructurele voorziening aanwezig, die uiteindelijk geen onderdeel uitmaakt van de definitieve Rijnlandroute. Qua ondergrondslaag is in het plangebied gelegen op het snijvlak van het rivierdeltacomplex en het veencomplex. Tenslotte is het plangebied gelegen in het zoekgebied voor een geïntegreerd warmtenetwerk.
Uitsnede Visie Ruimte en Mobiliteit
De Visie Ruimte en Mobiliteit is zelfbindend voor de provincie. Onderhavig bestemmingsplan staat de uitvoering van deze structuurvisie niet in de weg.
In de Verordening Ruimte 2014 van de provincie Zuid-Holland zijn de provinciale belangen uit de structuurvisie verder uitgewerkt in regels. Aan deze regels moeten ruimtelijke plannen van de gemeenten voldoen. Enkele relevante speerpunten uit de Verordening Ruimte zijn de ladder voor duurzame verstedelijking, ruimtelijke kwaliteit en de Romeinse limes.
Ladder voor duurzame verstedelijking
Uitgangspunt van de strategie voor de bebouwde ruimte is betere benutting van het bestaand stads- en dorpsgebied (BSD). Stedelijke ontwikkeling vindt daarom primair plaats binnen BSD. Niet alle vraag naar wonen en werken kan en hoeft te worden opgevangen binnen BSD. De ladder voor duurzame verstedelijking, zoals opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) bevat het handelingskader. De provincie heeft de ladder voor duurzame verstedelijking ook opgenomen in de verordening, om het provinciaal belang bij toepassing van deze ladder te benadrukken. Dit biedt de provincie de mogelijkheid om enkele begrippen die voor meerdere uitleg vatbaar zijn, te verduidelijken voor de specifieke Zuid-Hollandse situatie.
De ladder zoals opgenomen in het Bro is een motiveringseis voor de toelichting van het bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt. Om een vrijblijvend karakter te vermijden, heeft de ladder zoals opgenomen in de verordening daarom niet alleen betekenis voor de toelichting van het bestemmingsplan maar ook voor de inhoud.
Ook voor de provinciale 'ladder' geldt dat deze per 1 juli 2017 een andere grondslag heeft, namelijk het per 1 juli 2017 gewijzigde Bro. Inhoudelijk is de toets niet wezenlijk veranderd.
Ruimtelijke kwaliteit
In de Visie Ruimte en Mobiliteit en de Verordening Ruimte is een van de speerpunten het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit. De provincie beschikt over een kwaliteitskaart met een bijbehorende uitwerking in richtpunten.
In artikel 2.2.1 lid 1 van de Verordening Ruimte zijn voorwaarden opgenomen voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit. Binnen dit kwaliteitsbeleid onderscheidt de provincie in artikel 2.2.1 lid 2 van de Verordening Ruimte twee beschermingscategorieën. Hier zijn onder voorwaarden van ruimtelijke kwaliteit ook ontwikkelingen mogelijk.
Romeinse Limes
De Romeinse Limes, de noordgrens van het voormalige Romeinse Rijk, houdt zich verborgen in het landschap. In Nederland vormt de Rijn de noordgrens. In Zuid-Holland wordt de Romeinse Limes gevormd door een zone langs de Oude Rijn, van de grens van Zuid-Holland met Utrecht tot aan de kust bij Katwijk en door een zone langs het Rijn-Schiekanaal, vanaf Leiden naar Voorburg. Deze hele zone is rijk aan archeologische vindplaatsen en is beschreven in de CHS. De archeologische waarden hier betreffen: forten, burgerlijke nederzettingen, grafvelden, militaire infrastructuur, bestaande uit wegen, waterwerken en wachttorens en scheepswrakken. De Romeinse Limes is opgenomen op de voorlopige lijst van de Werelderfgoedlijst van Unesco.
De provincie vindt bescherming van de Romeinse Limes van groot belang. Daarom is de bescherming ervan in de Verordening Ruimte opgenomen. Het gaat om bescherming van zowel hoge als zeer hoge bekende archeologische waarden als van hoge en zeer hoge verwachte archeologische waarden. Bescherming is zoals eerder aangegeven ook nodig op grond van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro).
Ladder voor duurzame verstedelijking
Ten aanzien van de toetsing aan de Ladder is een rapport opgesteld door adviesburo BRO, zie bijlage 1. In het rapport wordt geconcludeerd dat de beoogde ontwikkeling voorziet in een behoefte, dat de eventuele effecten op het woon-, leef- en ondernemersklimaat aanvaardbaar zijn en dat er sprake is van duurzaam ruimtegebruik.
Ruimtelijke kwaliteit
Het plangebied voor het combinatiegebouw binnenzwembad-ijshal De Vliet valt niet onder de beschermingscategorieën zoals aangegeven op kaart 7 van de Verordening Ruimte. De voorziene ruimtelijke ontwikkeling past binnen de aard en de schaal van het gebied, waarin reeds een buitenzwembad is gevestigd. Er is derhalve sprake van een niet-gebiedsvreemde inpassing.
Op grond van de Verordening Ruimte dient een bestemmingsplan dat een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een motivering te bevatten (bij voorkeur vervat in een beeldkwaliteitsparagraaf) waaruit blijkt dat de ruimtelijke kwaliteit ten minste gelijk blijft, voor zover het gaat om een ruimtelijke ontwikkeling, waarbij de richtpunten van de provinciale kwaliteitskaart in het geding zijn. Voor de historische beschouwing van het plangebied en een functionele toelichting wordt verwezen naar hoofdstuk 2. In dit hoofdstuk is ook de paragraaf met betrekking tot besluitvorming relevant, aangezien de definitieve locatie van het combinatiegebouw de beste mogelijkheden geeft voor een goede ruimtelijke inpassing. De specifieke cultuurhistorische paragraaf met betrekking tot ruimtelijke kwaliteit is terug te vinden in paragraaf 4.2.
Tevens moet een ruimtelijke ontwikkeling voldoen aan de voor dat gebied geldende richtpunten van de kwaliteitskaart. Er zijn twee richtpunten van toepassing namelijk: 'water als structuurdrager' en 'rivierdeltacomplex'. Ten aanzien van het richtpunt 'water als structuurdrager' wordt expliciet opgemerkt dat er ingezet wordt op het verbeteren van de zichtbaarheid en toegankelijkheid van het oppervlaktewater in combinatie met de noodzakelijke watercompensatie in het plangebied. Zie verder ook paragraaf 2.3.2. Concluderend wordt gesteld dat de ruimtelijke kwaliteit tenminste gelijk blijft als gevolg van de realisatie van het nieuwe combinatiegebouw en dat de richtpunten niet in het geding zijn.
Romeinse Limes
Binnen het plangebied is een deel van de Limes gelegen. In principe wordt normaliter voor deze zone een speciale dubbelbestemming in het bestemmingsplan opgenomen. Echter, gelet op de uitgevoerde archeologische onderzoeken zoals beschreven in paragraaf 4.1.2, wordt geconcludeerd dat de betreffende zone voldoende onderzocht is, zodat de speciale dubbelbestemming achterwege kan blijven.
Conclusie
Concluderend wordt gesteld dat onderhavig bestemmingsplan in overeenstemming is met de eisen van de Verordening Ruimte.
Deze structuurvisie is op 25 juni 2009 vastgesteld door het Algemeen Bestuur van het samenwerkingsorgaan Holland-Rijnland en vormt het gemeenschappelijke toetsingskader van alle regiogemeenten. Alle ruimtelijke ontwikkelingen in deze regio worden hieraan getoetst.
De Holland Rijnland gemeenten willen een aantrekkelijke regio, waar je niet alleen plezierig werkt en woont, maar ook prettig kunt recreëren. Ook moet Holland Rijnland goed bereikbaar zijn met het openbaar vervoer en de auto. Verder wil de regio zich onderscheiden in de Randstad en bijdragen aan de internationale positionering daarvan. Onder andere door de toegevoegde waarde op het gebied van landschap, wonen en economie. In het bijzonder voor economische sectoren als Greenport, Bio Sciences en ruimtevaarttechnologie.
De visie bevat zeven kernbeslissingen die uitgaan van een evenwichtige ontwikkeling van wonen, recreatie, infrastructuur en intensief, meervoudig en duurzaam ruimtegebruik. De kernbeslissingen zijn:
1. Holland Rijnland is een top woonregio;
2. Leiden vervult een regionale centrumfunctie;
3. Concentratie stedelijke ontwikkeling;
4. Groenblauwe kwaliteit staat centraal;
5. De Bollenstreek en Veenweide en Plassen blijven open;
6. Speerpunt voor economische ontwikkeling: Kennis;
7. Speerpunt voor economische ontwikkeling: Greenport.
In de Regionale Structuurvisie vervult Leiden de centrumfunctie voor regionale voorzieningen, waaronder bovengemeentelijke sportvoorzieningen, onderwijs en gezondheidszorg. De regio stelt zichzelf als doel om zijn (toekomstige) inwoners voldoende, toegankelijke en bereikbare voorzieningen te bieden. Het op peil houden van het aantal sportvoorzieningen en de bereikbaarheid van sportvoorzieningen vergroten zijn belangrijke thema's.
Geconcludeerd wordt dat de voorgenomen ontwikkeling in overeenstemming is met de Regionale Structuurvisie.
Op 17 december 2009 heeft de gemeenteraad de Structuurvisie 2025 vastgesteld (RV 09.0130). Deze structuurvisie is bij raadsbesluit van 1 december 2011 herzien (RV 11.0104). De structuurvisie bouwt voort op het Structuurplan Boomgaard van Kennis en de in 2004 vastgestelde Ontwikkelingsvisie: Leiden stad van ontdekkingen. Op de punten die niet in deze structuurvisie zijn opgenomen, is de Boomgaard van Kennis van toepassing. Voor de overige aspecten is de structuurvisie is hiervan de ruimtelijke vertaling. Daarnaast is bij het opstellen van de structuurvisie gebruik gemaakt van de Regionale Structuurvisie van Holland Rijnland. De prioriteiten die in de Regionale Structuurvisie voor Leiden zijn benoemd, vormen het uitgangspunt van de structuurvisie.
De uitgangspunten van de structuurvisie zijn het bestaande beleid en de ambities en verwachtingen die in overleg met partijen en partners zijn geformuleerd. Dit heeft geleid tot een Structuurvisie met de volgende ambities:
Het plangebied van het Combibad de Vliet valt in de Structuurvisie 2025 onder de donkergrijs gearceerde 'Vlietzone'. Zie het rood omcirkelde gebied in onderstaand figuur. De groene stippellijn impliceert een recreatieve/groene verbinding op stedelijk niveau en de voetbal duidt een belangrijke sportvoorziening aan. Volgens de Structuurvisie 2025 zijn de donkergrijs gearceerde gebieden zones waar (als gevolg van grote opgaven in de stad) verandering op zal treden. Voor de Vlietzone gaat het met name om de relatie met de Rijnlandroute. Ten tijde van het opstellen van de Structuurvisie 2025 was nog niet bekend hoe het definitieve tracé er uit zou zien. Hierdoor zou de Vlietzone ontwikkelingspotentie hebben als volwaardige stadsentree, met transformatie als gevolg. Inmiddels is duidelijk dat een aansluiting van de Voorschoterweg op de Rijnlandroute niet meer aan de orde is.
In de Structuurvisie 2025 is opgenomen dat nieuwe ontwikkelingen in elk geval de robuuste groenstructuur met wandelpad langs de Vliet intact moeten laten, net als de aanwezige sportfaciliteiten met sportvelden en buitenbad. Wel is herstructurering en intensivering van de sportvoorzieningen nodig, om zo ook ruimte te maken voor andere functies (met name wonen). Door het gebied heen is een fietsverbinding naar de Oostvlietpolder gewenst.
Om zicht te krijgen hoe de Vlietzone zal veranderen, volgt vanuit de Structuurvisie 2025 de opgave om een gebiedsvisie op te stellen, waarin de mate van verandering zal moeten blijken.
Uitsnede structuurvisie 2025
Ten aanzien van het nieuwe combinatiegebouw binnenzwembad-ijshal kan worden gesteld dat de Raad (gezien de ter zake genomen besluiten) expliciet besloten heeft tot intensivering van de sportfunctie op de beoogde locatie. Door het nieuwe combinatiegebouw binnenzwembad- ijsbaan te situeren zoals voorzien, worden een aantal beoogde ontwikkelingen en uitgangspunten vanuit de Structuurvisie 2025 in de Vlietzone niet uitgesloten, zoals:
Het combinatiegebouw is zelfstandig inpasbaar in de Vlietzone, gezien de ligging en samenhang met het bestaande buitenzwembad, zonder dat dit toekomstige ontwikkelingen voor de Vlietzone in de weg staat.
Voor de rest van de Vlietzone zal beleidsmatige uitwerking plaatsvinden in het toekomst- perspectief voor Leiden Zuidwest, dat in 2019 aan de gemeenteraad aangeboden zal worden.
In 2004 heeft de gemeenteraad de ontwikkelingsvisie "Leiden, Stad van Ontdekkingen" vastgesteld (RV 04.0097). In hetzelfde raadsbesluit heeft het college opdracht gekregen een cyclisch proces te ontwikkelen voor onderhoud van de ontwikkelingsvisie. De geactualiseerde uitgave van de ontwikkelingsvisie 2030 "Leiden, Stad van Ontdekkingen" is het resultaat van dat "onderhoud". Deze actualisering is op 13 september 2012 door de raad vastgesteld (RV 12.0044). De geactualiseerde uitgave van de visie vervangt hiermee de vorige versie uit 2004.
De geactualiseerde uitgave van Leiden Stad van Ontdekkingen dient als leidraad voor beleidsontwikkeling en voor gesprekken over samenwerking in de stad en met de omgeving.
In 2004 hebben bewoners, instellingen, collegeleden en de gemeenteraad uitvoerig gesproken over de gewenste ontwikkelingsrichting van Leiden. Die gesprekken mondden uit in de ontwikkelingsvisie 2030 "Leiden, Stad van Ontdekkingen". Die had 'kennis' en 'kwaliteit' als pijlers. Gebruiken maken van de kracht van de stad en deze kracht verder versterken, was daarbij het motto.
Er was bij de vaststelling van de geactualiseerde visie geen behoefte aan een geheel nieuwe visie, maar de tijd was wel rijp voor een geactualiseerde uitgave die toekomstbestendig is. De kernpunten van de Ontwikkelingsvisie 2030 voldeden nog prima, maar de uitwerking daarvan is deels achterhaald door veranderde omstandigheden.
Belangrijke ambities van de geactualiseerde visie 'Leiden, Stad van Ontdekkingen' zijn 'internationale kennis' en 'historische cultuur'. Kennis vindt zijn basis in de Universiteit van Leiden, het Leids Universitair Medisch Centrum en het Leiden Bio Science Park. Historische cultuur is overal in de stad terug te vinden in de vorm van monumenten, musea en een ruim cultureel aanbod. Als Leiden deze ambities wil waarmaken moet de bereikbaarheid op orde zijn en wil de gemeente meer gebruik maken van 'de kracht van de stad'.
De ontwikkelingsvisie is voor wat betreft het onderdeel sport vertaald naar de Sportnota 'Verleiden tot bewegen', hetgeen nader beschouwd wordt in paragraaf 3.3.3 vastgesteld door de gemeenteraad op 20 december 2012.
De Leidse 'Sportnota Verleiden tot bewegen' is in 2012 vastgesteld (RV 12.0118) en gaat mee in een aantal nieuwe ontwikkelingen zoals de nadruk op voldoende bewegen, de aandacht voor de maatschappelijke functie die sportverenigingen vervullen, het belang van gezonde leefstijlen en de opkomst van ongeorganiseerd sporten. Bijzondere aandacht is besteed aan de knelpunten rond de sportaccommodaties in het Sportaccommodatieplan dat een onderdeel vormt van de Sportnota.
De Leidse sportvisie luidt als volgt: In 2016 zijn meer Leidenaren gaan sporten en bewegen en voldoet 75% van de Leidenaren aan de beweegnorm uit het Olympisch Plan. Dit is van belang omdat sport het bewegen, gezond zijn, ontmoeten, plezier hebben en participeren stimuleert. Leiden maakt het voor iedereen mogelijk te bewegen en te sporten. In georganiseerd en ongeorganiseerd verband. Er zijn drie ambities geformuleerd om deze visie te realiseren:
In de sportnota is bijzondere aandacht besteed aan de knelpunten rond sportaccommodaties. De gemeentelijke sportaccommodaties verkeren over het algemeen in redelijk staat van onderhoud, maar zijn veelal oud en verouderd. Onderhavig combinatiegebouw vervangt twee verouderde sportaccommodaties. Geconcludeerd wordt daarom dat de nieuwe ontwikkeling past binnen het beleid van de Leidse Sportnota.
In 1992 werd in Valetta door de Ministers van Cultuur van de bij de Raad van Europa aangesloten landen het 'Europees Verdrag inzake de bescherming van het Archeologisch Erfgoed, beter bekend onder de naam 'Verdrag van Malta', ondertekend.
In vervolg hierop is op 1 september 2007 de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMZ) in werking getreden.
Met de introductie van de nieuwe wet zijn de kerntaken en bestuurlijke verantwoordelijkheden van gemeenten veranderd. In de wet is bepaald, dat gemeenten door inzet van een planologisch instrumentarium het archeologisch belang dienen te waarborgen.
Het beleid van de Provincie Zuid-Holland richt zich, conform het Rijksbeleid en de WAMZ op het behouden van archeologische waarden op de plaats waar de waarden zijn aangetroffen.
Bij het opstellen van een ruimtelijk plan dient onderzoek te worden gedaan naar de aanwezigheid van archeologische waarden in het projectgebied. Het provinciale beleid aangaande archeologie staat vermeld in de Visie Ruimte en Mobiliteit.
Het archeologisch beleid van de gemeente Leiden (zoals vastgelegd in de Erfgoednota 2014-2020) is er op gericht de in de grond aanwezige archeologische waarden zoveel mogelijk te behouden. Wanneer dat niet mogelijk blijkt moet de aanwezige archeologie veilig worden gesteld door middel van opgravingen.
De gemeente Leiden heeft een rijk bodemarchief. In de afgelopen decennia is bij tientallen opgravingen vastgesteld dat het onderzoek van de archeologische resten die in de bodem verborgen liggen een van de belangrijkste bronnen van kennis over de bewoningsgeschiedenis van de regio rondom Leiden vormt.
De doelstelling van het gemeentelijk archeologiebeleid is om de archeologische bronnen zo verantwoord mogelijk te beschermen. De erosie van het bodemarchief is ondanks alle inspanningen tot behoud van archeologische resten immers nog steeds erg groot. Dit betekent dat bij bouwwerkzaamheden verstoring van de diepere ondergrond uit archeologisch oogpunt zoveel mogelijk dient te worden vermeden. Waar dit niet mogelijk is, zal in de gebieden waar waardevolle, informatieve archeologische resten verloren dreigen te gaan, voorafgaand aan de geplande bodemingreep verantwoord onderzoek dienen plaats te vinden.
Om deze doelstelling te kunnen realiseren is in het bestemmingsplan een aantal voorschriften en maatregelen opgenomen. Deze zijn gebaseerd op een inventarisatie en evaluatie van de omvang en kwaliteit van het archeologisch bodemarchief in en om het plangebied.
Leiden heeft negen verschillende 'waarderingsgebieden', waar verschillende regimes gelden naar aanleiding van de archeologische waarde of de archeologische verwachtingswaarde.
Voor acht waarderingsgebieden worden in opzet dezelfde planregels gebruikt, waarin een omgevingsvergunningstelsel is opgenomen. De verschillen tussen de waarderingsgebieden zitten in de oppervlakten en diepte van bodemverstoring vanaf wanneer een vergunning dient te worden aangevraagd. Voor 'Waarde - Archeologie 1' geldt de vergunningsplicht niet, omdat het een beschermd archeologisch rijksmonument betreft, waarop de regels van de Erfgoedwet van toepassing zijn. Voor verstoring van de bodem op die locaties is een monumentenvergunning vereist.
De negen waarderingsgebieden zijn:
Waarde archeologie 1 | Archeologisch rijksmonument |
Waarde archeologie 2 | Gebied van archeologische waarde binnen de singels |
Waarde archeologie 3 | Gebied van archeologische waarde buiten de singels |
Waarde archeologie 4 | Gebieden met een hoge archeologische verwachting binnen de singels |
Waarde archeologie 5 | Gebieden met een hoge archeologische verwachting buiten de singels |
Waarde archeologie 6 | Gebieden met een middelhoge archeologische verwachting |
Waarde archeologie 7 | Gebieden met een lage archeologische verwachting |
Waarde archeologie 8 | De Romeinse limeszone, bescherming conform de provinciale Verordening Ruimte |
Waarde archeologie 9 | AMK-terreinen, bescherming conform de provinciale Verordening Ruimte |
In het plangebied Binnenzwembad-IJshal de Vliet geldt in beginsel een hoge archeologische verwachtingswaarde. Daarnaast is de Romeinse limes-zone gelegen langs de oever van de Vliet.
Tussen 2013 en 2018 is in het plangebied een aantal archeologische onderzoeken uitgevoerd. Concreet gaat het om de volgende onderzoeken:
Booronderzoek (2010), uitgevoerd door IDDS Archeologie
Conclusie: vervolgonderzoek geadviseerd in de vorm van proefsleuven. Dit onderzoek is tot nu toe niet uitgevoerd. Voor dit deel van het plangebied zal de dubbelbestemming voor Archeologie worden gehandhaafd.
Onderzoekslocatie booronderzoek 2010
Booronderzoek (2016), uitgevoerd door RAAP Archeologie
Conclusie : Deelgebied A (ten noordoosten van het buitenzwembad) kan worden vrijgegeven van nader archeologisch onderzoek. Voor de andere locaties B1 en B2 is vervolgonderzoek noodzakelijk in de vorm van proefsleuven.
Onderzoekslocatie booronderzoek 2016
Proefsleuvenonderzoek (2016), uitgevoerd door RAAP Archeologie
Conclusie: het oostelijke sportveld kan worden vrijgegeven van nader archeologisch onderzoek.
Onderzoekslocatie proefsleuvenonderzoek 2016
Proefsleuvenonderzoek (2018), uitgevoerd door RAAP Archeologie
Conclusie: de proefsleuven zijn aangelegd op het westelijke sportveld. De resultaten hiervan zijn geextrapoleerd naar het middelste sportveld. Hier zijn geen proefsleuven meer aangelegd. Beide sportvelden (zie blauwe contour) zijn vrijgegeven van nader archeologisch onderzoek.
Onderzoekslocatie 2018
Gelet op het gestelde in paragraaf 4.1.2.2 kan ter plaatse van drie sportvelden en de aangrenzende opstallen, alsmede het gebied ten noordoosten van het buitenzwembad worden vrijgegeven van nader archeologisch onderzoek. Dit betekent dat de dubbelbestemming met betrekking tot archeologie voor deze gebieden (globaal weergegeven in groen in onderstaand figuur) kan komen te vervallen.
Groene zones worden vrijgegeven van archeologische dubbelbestemming
Ingeval middels een toevalsvondst archeologische resten worden aangetroffen dient dit op grond van artikel 5.10 van de Erfgoedwet onmiddellijk te worden gemeld aan de Minister van OC&W, door tussenkomst van Erfgoed Leiden en Omstreken.
De vondst dient gedurende 6 maanden, te rekenen vanaf de datum van de melding, ter beschikking te worden gesteld of gehouden voor wetenschappelijk onderzoek.
Erfgoedwet
Een deel van het culturele erfgoed wordt beschermd via de Erfgoedwet (2016). Deze wet regelt met overgangsrecht de artikelen uit de Monumentenwet 1988 die betrekking hebben op de bescherming van onroerend cultureel erfgoed, tot de inwerkingtreding van de Omgevingswet. De wet geeft het Rijk de mogelijkheid om objecten aan te wijzen als rijksmonument. Rijksmonumenten worden wettelijk beschermd via het vergunningenstelsel en bij restauratie zijn financiële middelen beschikbaar. De wet geeft aan gemeenten de vrijheid om zelf monumenten aan te wijzen en een monumentenlijst op te stellen.
Besluit ruimtelijke ordening
Ingevolge artikel 3.1.6 lid 5 onder a van het Besluit ruimtelijke ordening bevat een bestemmingsplan een beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden.
Structuurvisie Visie Ruimte en Mobiliteit en Verordening ruimte 2014
Het cultureel erfgoed van Zuid-Holland is een belangrijke drager van ruimtelijke kwaliteit. Zeker in combinatie met groen en water verhoogt het erfgoed de variëteit en daarmee de aantrekkelijkheid van stad en landschap. Deze toegevoegde waarde van erfgoed bevordert de provincie op diverse manieren:
De cultuurhistorische en archeologische waarden zijn gebundeld in de cultuurhistorische hoofdstructuur (CHS), die de basis vormt voor het provinciaal erfgoedbeleid. Het beschermende ruimtelijk beleid richt zich met name op een selectie van de CHS:
In de Verordening Ruimte 2014 zijn beschermende regels opgenomen voor een aantal waarden. Gemeentelijke plannen moeten hier aan voldoen.
Erfgoednota 2014-2020
9 december 2013 heeft de Leidse gemeenteraad de Erfgoednota 2014-2020 (RV 13.0113) vastgesteld. De Erfgoednota benadert erfgoed integraal en gaat niet alleen over de historische stad zelf, maar ook over erfgoedkennis, onderwijs, ondernemerschap, collecties, verhalen en beleving. In Leiden, Stad van Ontdekkingen, zorgen professionals, betrokken burgers en gemeente samen voor uitvoering van de ambities van de Erfgoednota.
De Erfgoednota gaat uit van de volgende visie: Leiden heeft met erfgoed een onderscheidende kracht in huis: zo heeft Leiden en de (internationale) kennis en collecties, en de aantrekkelijke historische stad en de grote mate van betrokkenheid van bewoners. Daarbij gaat het niet alleen om de waarde van het erfgoed zelf maar ook om de meerwaarde voor de stad uit maatschappelijk, cultureel, wetenschappelijk en economisch oogpunt. Een belangrijke ambitie uit de Erfgoednota is dat Leiden haar historische omgevingskwaliteit wil behouden, benutten en versterken voor een aantrekkelijke, vitale en toekomstbestendige stad. Erfgoed inspireert in de ontwikkeling van de stad. Daarbij benut Leiden de inspiratie uit het verleden en zoekt aansluiting bij bestaande historische karakteristieken en essenties.
Onder invloed van rijksbeleid en wetgeving komt voor het erfgoed steeds meer nadruk te liggen op het ruimtelijk instrumentarium. Dit zet zich voort in de ontwikkeling van de nieuwe Omgevingswet, waarin ook het erfgoed wordt opgenomen. Leiden continueert de aandacht voor cultuurhistorie in het bestemmingsplan en anticipeert daarbij op rijksbeleid en wettelijke verplichtingen. Integrale cultuurhistorische waarden maken - uitgebreider en specifieker dan voorheen - deel uit van het bestemmingsplan. Van archeologie tot bouwhistorie, van historische structuren tot monumentale objecten. Hieraan worden maatregelen gekoppeld. Uitgangspunt is; beschermen wat beschermenswaardig is, zonder onnodige regeldruk. Cultuurhistorische kennis- en waardenkaarten van Leiden (met diverse themakaarten) dragen hieraan bij, evenals de onderzoeksagenda voor archeologie en bouwhistorie.
Hergebruik en herbestemming van historische bebouwing is in de Erfgoednota een belangrijk thema, met het oog op vitale omgevingskwaliteit en toekomstwaarde. Waar mogelijk en gewenst creëren bestemmingsplannen qua functies dan ook ruimte voor flexibele herbestemming.
Monumentenverordening en monumentenlijst
De gemeente Leiden hanteert de Monumentenverordening 2008. Deze verordening geeft regels over hoe om te gaan met gemeentelijke monumenten. De bescherming van de monumenten is geregeld in de Monumentenwet of de gemeentelijke verordening.
Karakteristieke panden
Naast de aanwijzing van gemeentelijke monumenten hanteert de gemeente Leiden nog het instrument van karakteristieke panden. Doel daarvan is de bijdrage aan de beeldkwaliteit van de openbare ruimte door de aanwezige historische bebouwing te borgen. De aanduiding en bescherming van de karakteristieke panden wordt, indien relevant, geregeld in het betreffende bestemmingsplan. De bescherming sterkt zich niet uit tot het interieur van de betreffende panden maar heeft alleen betrekking op het volume, de hoofdvorm en het aanzicht. In de welstandsnota zijn aanvullende criteria opgenomen die toezien op de kwaliteit van materiaal en detaillering van de straatgevels en het dak.
De ruimtelijke structuur wordt grotendeels bepaald wordt door De Vliet en het Jaagpad. Door de latere aanleg van de Voorschoterweg, is een vrij lang en smal gebied ontstaan dat enigzins afgesneden wordt van de rest van Leiden Zuid-West. Daardoor wordt dit gebied in het Uitbreidingsplan 1948 bestemd voor wijkoverstijgende publieke functies zoals de rioolwaterzuivering, sportvelden en een openbaar buitenzwembad. Met name het buitenzwembad uit 1964 vormt een voor Leiden zeldzaam en gaaf bewaard ensemble uit de wederopbouwperiode. Dergelijk zwembaden zijn in heel Nederland in grote aantallen aangelegd ter vervanging van de steeds meer vervuilde open-water zwembaden die tot die tijd in gebruik waren. De laatste decennia zijn dergelijke sportinrichtingen overal gesloten of ingrijpend verbouwd waardoor het buitenzwembad De Vliet nu ook landelijk zeldzaam wordt. In het vigerende bestemmingsplan Delftse Jaagpad is daarom het buitenzwembad als 'karakteristiek' aangeduid.
Onderzoeksresultaten
Het plangebied van het bestemmingsplan Binnenzwembad en IJshal De Vliet grenst direct aan het cultuurhistorisch waardevolle gebouwde complex van het buitenzwembad De Vliet (zie bijlage 6) en laat dit volledig in tact, met andere woorden er hoeft geen enkel karakteristiek gebouw te wijken voor de realisatie van het nieuwe combinatiegebouw binnenzwembad-ijshal. Ook de bestaande ligweide zal niet worden aangetast. Vanuit het nieuwe combinatiegebouw zal het daarnaast ook mogelijk worden om de ligweide te bereiken gedurende piekmomenten in de zomer. De cultuurhistorische waarden van het buitenzwembad wordt door de nieuwe ruimtelijke ontwikkeling niet aangetast.
De komst van het nieuwe combinatiegebouw heeft voorts gevolgen voor de waardevolle openheid en groene inbedding van de Vliet. Via een beeldkwaliteitsplan zullen de groene randen van de Vlietzone worden gehandhaafd en zal het nieuwe combinatiegebouw met respect voor de omgeving worden ingepast. De komst van het combinatiegebouw zelf heeft uiteraard wel invloed op de openheid van de Vliet. De waarde van het open terrein zelf is echter gering.
Zorgvuldigheidshalve is het plan ook beoordeeld op de volgende cultuurhistorische aspecten:
Gebleken is dat bovenstaande cultuurhistorische aspecten niet van toepassing zijn op onderhavig plangebied.
Het aspect cultuurhistorie staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg.
Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming (Wnb) in werking getreden. De Wet natuurbescherming vervangt de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en Faunawet en de Boswet.
Soortenbescherming
Onderdeel van de Wnb is soortenbescherming van planten en dieren. Dit betreffen:
Gebiedsbescherming
Voor onderhavig plangebied is de volgende wet- en regelgeving op het gebied van gebiedsbescherming relevant: de Wnb en de provinciale structuurvisie en verordening. Van deze laatstgenoemde groep beschermde soorten mogen provincies een zogenaamde 'lijst met vrijstellingen' opstellen (Wnb art. 3.11). Voor de soorten op deze lijst geldt een vrijstelling van de verboden genoemd in art. 3.10 eerste lid van de Wnb.
Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) (voormalig EHS) is een samenhangend netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen belangrijke natuurgebieden in Nederland en vormt de basis voor het natuurbeleid. Het NNN is als beleidsdoel opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. De provincies zijn verantwoordelijk voor de begrenzing, ontwikkeling en bescherming van het NNN.
Bij elk ruimtelijk plan dient, met het oog op de natuurbescherming, rekening te worden gehouden met de Wnb. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming. Een ruimtelijk plan mag namelijk geen significante gevolgen hebben voor een te beschermen gebied en/of soort.
Structuurvisie 'Visie Ruimte en Mobiliteit' en Verordening ruimte 2014
De Visie Ruimte en Mobiliteit borduurt voort op de Beleidsvisie Groen. Het ruimtelijke deel daarvan is geïntegreerd in de visie en het Programma ruimte. De provincie wil samen met haar partners een kwaliteitsslag maken in de groene ruimte binnen en buiten de stad, zodanig dat de intrinsieke waarden worden beschermd en versterkt, en dat de groene ruimte aansluit bij de vraag van de gebruikers en bewoners, toekomstbestendig is en bijdraagt aan de identiteit en ruimtelijke kwaliteit van Zuid-Holland. De provincie geeft richting en ruimte aan een optimale wisselwerking tussen ruimtelijke ontwikkelingen en gebiedskwaliteit. De provincie wil in een aantal gebieden specifieke waarden in stand houden omdat ze landschappelijk, ecologisch of qua gebruikswaarde bijzonder en kwetsbaar zijn. De instandhouding van deze waarden vraagt om toegespitste vormen van bescherming en ontwikkeling. Ruimtelijke ontwikkelingen in deze gebieden zijn mogelijk, maar met inachtneming van de specifieke waarden naast de generieke bijdragen aan de ruimtelijke kwaliteit.
Bomenverordening Leiden 2015
De Bomenverordening 2015 heeft als doel de bescherming van bomen. De Bomenverordening 2015 werkt met een Groene Kaart met beschermde houtopstanden, bomen, boomstructuren en boomvlakken in zowel openbare ruimte als in particuliere tuinen. Alle bomen in de openbare ruimte met een stamomtrek van 45 cm of meer (gemeten op 130 cm hoogte), solitaire bomen op de Groene Kaart of bomen die onderdeel zijn van een beschermde structuur of gebied op de Groene Kaart met een stamomtrek van 30 cm of meer zijn vergunningsplichtig onder de Bomenverordening 2015.
Ecologisch Beleidsplan Leiden (1998)
Het uitgangspunt van het Ecologisch Beleidsplan Leiden (EBL) is om de natuur mee te laten tellen als bewoner van de stad. Hierbij moeten de kansen om de natuur de stad in te halen optimaal worden benut en bedreigingen voor die natuur zoveel mogelijk worden beperkt, rekening houdend met de multifunctionaliteit van de stad en haar stedelijk groen.
De hoofddoelstellingen van het ecologisch beleidsplan zijn:
Gedragscode Ruimtelijke Ontwikkeling & Inrichting
De Flora- en Faunawet stelt gemeenten verplicht bij ruimtelijke ontwikkelingen na te gaan of er bedreigde plant- en diersoorten aanwezig zijn in het projectgebied. Een wijziging van deze wet in februari 2005 stelt gemeenten in staat een gemeentelijke gedragscode voor ecologisch beleid vast te stellen. Leiden hanteert de gedragscode 'Ruimtelijke Ontwikkeling & Inrichting', opgesteld door Stadswerk. Deze gedragscode dient als leidraad voor ruimtelijke projecten waarbij sprake is van een functieverandering of werkzaamheden waarbij sprake is van een ruimtelijke verandering (zoals sloop, grondwerk of bouw). Het volgen van de gedragscode bij ruimtelijke ontwikkelingen minimaliseert de kans op conflicten met de Flora- en Faunawet.
Ecologische quickscan oostzijde plangebied
Eind 2015 is er door Bureau Stadsnatuur een ecologisch onderzoek (bijlage 7) uitgevoerd voor de oostzijde van het plangebied. Tijdens het onderzoek is gekeken naar de potenties van het gebied als leefgebied van soorten met een beschermde status volgens de (toenmalige) Flora- en Fauna wet, voor welke functies het plangebied voor betreffende soorten in aanmerking komt en of vervolgonderzoek naar beschermde flora en/of fauna noodzakelijk is. Uit het onderzoek is gebleken dat het plangebied geen potenties heeft voor beschermde vaatplanten, ongewervelde dieren, amfibieën en reptielen. Beschermde vissen zijn in de aangrenzende sloot wel te verwachten maar deze ligt buiten het plangebied. Wel zullen diverse vogelsoorten gedurende het broedseizoen nesten hebben in struweel, bomen en bebouwing. Alle werkzaamheden dienen daarom plaats te vinden volgens een gedragscode voor ruimtelijke ontwikkelingen, dat wil zeggen dat werkzaamheden op locaties met vogelnesten buiten de broedtijd om dienen plaats te vinden. Dit zal in het project worden meegenomen.
Het plangebied vormt mogelijk een leefgebied van een aantal soorten vleermuizen. Hiervoor is in 2017 aanvullend vleermuizenonderzoek uitgevoerd (bijlage 8). Geconcludeerd is dat ter plaatse geen sprake is van essentieel leefgebied voor vleermuizen. Verblijfsplaatsen ontbreken. Gelet op de voorgenomen activiteiten wordt geconcludeerd dat er geen ontheffing is benodigd van de verbodsbepalingen zoals benoemd in de Wet natuurbescherming. De genoemde aanbevelingen zullen in het project worden meegenomen.
Ecologische quickscan westzijde plangebied
Medio 2018 is er door Bureau Stadsnatuur een ecologisch onderzoek (bijlage 9) uitgevoerd voor de oostzijde van het plangebied. Belangrijkste conclusie in dit onderzoek is dat (enkel) rekening gehouden dient te worden met in gebruik zijnde nesten van broedende vogels in beplanting. In het onderzoek is ter plaatse van het Jeugddorp een boom aangetroffen als mogelijke verblijfplaats van de ruige dwergvleermuis, maar deze boom valt niet binnen de plangrenzen van onderhavig bestemmingsplan.
Natuurwaarden binnen het plangebied worden hoofdzakelijk gevormd door de randstructuren van de percelen. Plaatselijk zijn de groenstructuren in de huidige situatie van waarde. Elders is de ecologische kwaliteit van die randstructuur van aanzienlijk mindere waarde, als gevolg van inrichting of beheer. Door ander beheer kunnen de natuurwaarden evengoed weer toenemen. Dit te meer daar de randzone in zijn geheel beschouwen, samen met de bosschages aan de overzijde van het slotenstelsel (wat buiten het plangebied ligt). De genoemde aanbevelingen zullen in het project worden meegenomen.
Bomeninventarisatie
In 2016, 2017 en 2018 zijn er door Boomtotaalzorg bomeninventarisaties uitgevoerd (bijlagen 10, 11, 12 en 13) . Alle aanwezige bomen in het plangebied zijn opgenomen met afmetingen, actuele boomwaarde, conditie en toekomstverwachting. Uit de inventarisatie is gebleken dat er voor de bouw van het binnenzwembad en de bijbehorende terreininrichting, circa 135 bomen gekapt dienen te worden, die niet verplantbaar zijn. Deze bomen vallen binnen de gemeentelijke Groene Kaart en zijn daarom vergunningsplichtig. Alle te kappen bomen zullen worden gecompenseerd binnen het plangebied.
Het aspect ecologie staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg.
Beleid en regelgeving
In het kader van een goede ruimtelijke ordening moet worden beoordeeld of bedrijven in de omgeving worden belemmerd door de ontwikkeling en of ter plaatse van gevoelige functies, zoals woningen, sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Voor de beoordeling is gebruik gemaakt van de Handreiking Bedrijven en milieuzonering (VNG, editie 2009). Per milieucategorie geldt een minimaal gewenste afstand, de richtafstand. Deze richtafstand geldt tussen enerzijds de grens van de bestemming die bedrijven (of andere milieubelastende functies) toelaat en anderzijds als uiterste situering van de gevel van een woning die volgens het bestemmingsplan of via vergunning vrij bouwen mogelijk is. De in de handreiking opgenomen afstanden zijn indicatief en verschillen per gebiedstype waarin de ontwikkeling zal plaatsvinden Uitgangspunt is dat deze afstanden gemotiveerd worden toegepast.
Milieucategorie | Richtafstand woonomgeving in meters |
Richtafstand gemengd gebied in meters |
1 | 10 | 0 |
2 | 30 | 10 |
3.1 | 50 | 30 |
3.2 | 100 | 50 |
4.1 | 200 | 100 |
Onderzoeksresultaten
Er wordt een zwembad-ijshal gerealiseerd. De omgeving van het plangebied Voorschoterweg 6 wordt aangemerkt als een gemengd gebied. Op basis van de VNG handreiking worden de activiteiten als volgt ingedeeld:
De werkelijke afstand tot de meest nabijgelegen gevoelige bestemmingen is ruim 50 meter (dichtstbijzijnde woning aan de Vlietweg 1, wordt afgeschermd door een bedrijfspand). Gelet op deze afstand is het niet te verwachten dat de woningen een belemmeringen voor de realisatie van het binnenbad en de ijsbaan en andersom. Gezien het feit dat op het moment van het schrijven van dit advies geen nadere gegevens bekend zijn omtrent de uitvoering van zowel de ijsbaan als het binnenbad, zijn voor deze eerste, ruimtelijke inschatting de regels zoals gesteld in het Activiteitenbesluit milieubeheer als uitgangspunt genomen. In de paragraaf hierna (Wet milieubeheer) is hierover een en ander beschreven.
Wet milieubeheer
Het betreft hier bedrijfsruimte waarop de Wet milieubeheer (Wm) van toepassing is.
Voor de wijziging/oprichting van de inrichting moet een melding op grond van het Activiteitenbesluit worden gedaan. De melding moet elektronisch worden gedaan via http://aimonline.nl. Meer informatie hierover is te vinden op www.infomil.nl.
De melding is een indieningsvereiste voor de aanvraag om omgevingsvergunning (onderdeel bouwen). Bij de melding moet een akoestisch onderzoek worden gevoegd. Omdat de melding een indieningsvereiste is bij de aanvraag om een omgevingsvergunning kan pas na beoordeling en toetsing van het akoestische onderzoek worden beoordeeld of er belemmeringen zijn voor het realiseren van het plan. Zie meer hierover onder het hoofdstuk geluid van dit advies.
Conclusie
Er zijn met betrekking tot dit aspect vooralsnog geen belemmeringen te verwachten bij de realisering van dit plan. Voor de wijziging/oprichting van de inrichting moet een melding op grond van het Activiteitenbesluit worden gedaan. Bij de melding moet een akoestisch onderzoek worden gevoegd. De melding is een indieningsvereiste voor de aanvraag om omgevingsvergunning (bouwen).
Beleid en regelgeving
Wet ruimtelijke ordening
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) bepaalt dat gemeenten bij het vaststellen van bestemmingsplannen regels stellen voor een goede ruimtelijke ordening. Dit betekent voor de bodem (grond en grondwater) dat de bodemkwaliteit en de voorgenomen bestemming met elkaar in overeenstemming dienen te zijn. Of de bodem een planontwikkeling in de weg staat, wordt bepaald door middel van een historisch onderzoek, eventueel aangevuld met een bodemonderzoek. De resultaten van het historisch onderzoek, het bodemonderzoek en de conclusie met eventuele saneringsadviezen worden in het bestemmingsplan vermeld.
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)
In de Wabo staat dat een omgevingsvergunning, voor het bouwen op een vermoeden van ernstig verontreinigde grond, pas in werking treedt nadat:
Wet bodembescherming (Wbb)
Als er sprake is van ernstige bodemverontreiniging dan gelden de regels van de Wet Bodembescherming. In de Wbb is een saneringsdoelstelling bepaald (het saneren naar de functie) en een saneringscriterium (wanneer moet er gesaneerd worden (bij zogenaamde “spoed- of risicolocaties”)).
Besluit bodemkwaliteit (Bbk)
Het Besluit bodemkwaliteit geeft de lokale bevoegde gezagen de mogelijkheid om de bodemkwaliteit binnen hun gebied actief te gaan beheren binnen de gegeven kaders. Dit geeft onder andere ruimte voor nieuwe projecten op het gebied van natuur, wonen en industrie. Daarnaast worden de kwaliteit en de integriteit van belangrijke intermediairs bij bodemactiviteiten beter geborgd. In het Besluit staan ook regels met betrekking tot het toepassen van bouwstoffen, grond en baggerspecie.
Lokaal bodembeleid
De regels voor grondverzet volgen uit het Besluit bodemkwaliteit. In de gemeente Leiden is het generieke beleid van kracht. Dat betekent dat toe te passen grond altijd aan twee eisen moet voldoen:
De gemeente Leiden beschikt over een bodemfunctieklassenkaart. Eventueel aanvullende regels worden opgenomen in de regionale bodembeheernota.
Onderzoeksresultaten
In het oostelijke deel van het plangebied zijn een aantal bodemonderzoeken uitgevoerd. Het gaat hierbij om bodemonderzoeken uitgevoerd door Adverbo met de kenmerken 160188-DM (bijlage 14), 60200-DM (bijlage 15) en 18.10.1370.0518 (bijlage 16). De bodemonderzoeken geven inzicht in de bodemsituatie van de huidige sportvelden. Uit de resultaten blijkt dat de sportvelden voorzien van een grasveld niet tot licht verontreinigd zijn. De bodem van het sportveld dat voorzien is van kunstgras is daarentegen sterk verontreinigd met zink (zie bijlage 16). Het gaat hierbij om een verontreiniging die samenhangt met het kunstgrasveld. De kunstgrasmat met de direct eronder gelegen verontreinigde bodem is inmiddels verwijderd. Het betrof een zogenaamde “nieuwe“ verontreiniging (ontstaan na 1987) die is aangepakt onder het Activiteitenbesluit. Echter zijn tijdens het onderzoek in 2016 in diverse dieper gelegen bodemlagen van sportvelden (vanaf 0,5 tot ruim 1 m-mv) bodemvreemde materialen aangetroffen. Vanwege aangescherpte jurisprudentie (zie ECLI:NL:RVS:2016:3064) is dit aanleiding om hiernaar nog asbestonderzoek uit te voeren ter plaatse van de sportvelden.
Van de omliggende her in te richten terreindelen, waar voornamelijk groene functies, waterpartijen en verkeersfuncties worden gerealiseerd, zijn slechts gedeeltelijk bodemonderzoeken bekend. Aanvullend bodemonderzoek en mogelijk asbestonderzoek wordt uitgevoerd zodra het inrichtingsplan voor de betreffende gronden bekend is.
Conclusie
Voor de uitvoering van het plan zijn er milieutechnisch geen belemmeringen. De kunstgrasmat met direct eronder gelegen verontreinigde bodem is inmiddels verwijderd. Als gevolg van de resultaten van de bodemonderzoeken dient rekening gehouden te worden met mogelijke financiële consequenties als gevolg van de aanvullende bodemonderzoeken en de nog uit te voeren asbest onderzoeken. Het project houdt hier rekening mee.
Indien er grond wordt afgevoerd of toegepast op de locatie, dient dit plaats te vinden conform de van overheidswege gestelde regels. In het bijzonder wordt gewezen op het Besluit bodemkwaliteit.
Beleid en regelgeving
Externe veiligheidsbeleid heeft betrekking op het gebruik, de productie, de opslag en het transport van gevaarlijke stoffen. De overheid stelt grenzen aan de risico's van inrichtingen met gevaarlijke stoffen. De grenzen zijn vertaald in een norm voor het plaatsgebonden risico (PR) en een oriëntatiewaarde en verantwoordingsplicht voor het groepsrisico (GR). Het beleid voor inrichtingen is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi). Voor het transport van gevaarlijke stoffen is het Basisnet en het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) van toepassing. Voor buisleidingen geldt het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).
Plaatsgebonden risico
Het PR kent een grenswaarde van 10-6 per jaar voor nieuwe situaties. Binnen de PR 10-6 contour mogen geen kwetsbare objecten aanwezig zijn. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als richtwaarde en in nieuwe situaties moet in beginsel ook aan deze waarde worden voldaan.
Buisleidingen
De bedoeling is dat alle PR 10-6 contouren rondom buisleidingen teruggebracht worden tot een afstand binnen de zogenaamde belemmeringstrook, dit is de strook van 5 meter aan weerszijden van de leidingen die moet worden vrijgehouden ten behoeve van onderhoud en werkzaamheden aan de buisleiding. In de belemmeringenstrook mag niet worden gebouwd, tenzij met toestemming van burgemeester en wethouders (afwijking via omgevingsvergunning). Werkzaamheden in deze strook mogen alleen worden uitgevoerd door of met instemming van de leidingbeheerder. De ligging van de leidingen en de belemmeringenstrook moet op de verbeelding van het bestemmingsplan worden vastgelegd.
Voor leidingen waardoor transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt, zoals aardgasleidingen met een druk van meer dan 16 bar en brandstofleidingen, zijn regels opgenomen in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Dergelijke leidingen moeten conform het bepaalde in het Bevb in bestemmingsplannen worden voorzien van een beschermende regeling. Naast deze leidingen kan echter ook sprake zijn van andere kabels en leidingen, waaraan geen (of beperkte) externe veiligheidsrisico's zijn verbonden, maar die wel planologisch relevant zijn. Het betreft onder andere hoogspanningsverbindingen en rioolpersleidingen. Ook voor dergelijke leidingen dient in bestemmingsplannen een passende regeling te worden opgenomen.
Verantwoordingsplicht groepsrisico
Het groepsrisico is een maat voor de maatschappelijke ontwrichting in situaties waarin zich een ramp met gevaarlijke stoffen voordoet. De verantwoordingsplicht is erop gericht om een weloverwogen afweging te maken over de risico's in relatie tot de (ruimtelijke) ontwikkelingen in het plangebied. Het groepsrisico wordt vergeleken met de oriëntatiewaarde: de kans op een ongeval met 10 dodelijke slachtoffers van 10-5 per jaar, met de kans op een ongeval met 100 dodelijke slachtoffers van 10-7 per jaar, en met de kans op 1000 of meer dodelijke slachtoffers van 10-9 per jaar. De oriëntatiewaarde voor het groepsrisico ligt voor het transport van gevaarlijke stoffen en buisleidingen echter een factor 10 lager dan voor inrichtingen. In de verantwoording van het groepsrisico worden onderwerpen behandeld die van belang zijn bij het maken van een afweging over het risico en de ruimtelijke situatie. Het groepsrisico wordt kwantitatief beoordeeld. Daarnaast komen ook planologische aspecten en de mogelijkheden tot rampenbestrijding aan de orde (zie ook Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico voor inrichtingen).
Provinciaal beleid
De provincie Zuid Holland ambieert een veilig Zuid-Holland. In de provinciale structuurvisie staat als provinciaal belang genoemd het 'beschermen van grote groepen mensen tegen ongevallen met gevaarlijke stoffen'. De provincie wil voorkomen dat risicovolle activiteiten worden gevestigd in de omgeving van grote groepen mensen of dat een nieuwe ontwikkeling gepland wordt binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit. Het is niet altijd te voorkomen dat dit soort functies gecombineerd worden en het groepsrisico toeneemt. In dat geval vraagt de provincie van de verantwoordelijke bestuurders dat zij een verantwoording groepsrisico schrijven: een heldere en transparante toelichting waarin zij uitleggen waarom de betreffende ontwikkeling op deze locatie noodzakelijk is. Op basis van een verantwoording groepsrisico moet aannemelijk worden gemaakt dat op termijn in de eindsituatie wordt voldaan aan de oriëntatiewaarde.
Regionaal beleid
De regio Holland-Rijnland heeft in 2008 een Omgevingsvisie externe veiligheid opgesteld. In deze omgevingsvisie heeft de regio een beslismodel opgesteld op basis van zonering van het groepsrisicodiagram, zie onderstaand figuur.
Afwegingskader GR, (f=kans op calamiteit, N=aantal slachtoffers, OW=oriëntatiewaarde
Het model gaat uit van de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico. Aan de zones in het diagram zijn verschillende handelswijzen gekoppeld. Als de groepsrisicocurve voor een bepaalde activiteit of ruimtelijke ontwikkeling in een bepaalde zone uitkomt, volgt uit het beslismodel onder welke voorwaarden de activiteit of ruimtelijke ontwikkeling is toegestaan.
Risicobronnen
N206 en Voorschoterweg
De locatie voor het binnenbad en de ijshal ligt binnen 200 meter van de N206 en Voorschoterweg. Vanwege ligging van de locatie ten opzichte van de deze risicobron is een risicoberekening opgesteld.
De N206 en Voorschoterweg worden gebruikt voor het transport van gevaarlijke stoffen, waaronder LPG, vloeibare brandstoffen en giftige vloeistoffen.
Het deel van de Voorschoterweg tussen het Lammenschans plein en de Churchilllaan maakt deel uit de N206. In haar routeringsbesluit heeft de gemeente Leiden de gehele Voorschoterweg tot aan de gemeentegrens met Voorschoten opgenomen als route voor het transport van routeplichtige gevaarlijke stoffen. Dit transport is beperkt tot de avond en de nacht, vanaf 19:00 uur tot 06:00 uur. Deze venstertijd overlapt in de avond en de vroege ochtend met de openingstijden van de nieuwe ontwikkeling.
Rijksweg A4
Op een afstand van meer dan een kilometer ligt de A4. Vanwege het transport van giftige stoffen heeft de A4 een effectgebied van meer dan 4 kilometer. Bij een calamiteit op de A4 met giftige vloeistoffen kan een giftige wolk de locatie van het zwembad bereiken. Omdat de afstand tussen de locatie voor het binnenbad en de A4 groter is dan 200 meter hoeft voor de A4 geen risicoberekening te worden opgesteld.
Zwembad De Vliet
Zwembad De Vliet zelf wordt op de risicokaart aangemerkt als een risicobron. Voor dit plan, nl. de bouw van een binnenbad is de risicobron zwembad De Vliet niet relevant. Het binnenbad is een uitbreiding van het zwembad. Bovendien valt het zwembad met deze omvang niet onder de werkingssfeer van het Bevi.
AWZI
Bij de afvalwaterzuiveringsinstallatie (AWZI) aan de Voorschoterweg is een biogas-installatie aanwezig. Ook deze installatie valt niet onder de werkingssfeer van het Bevi.
Onderzoeksresultaten
Vanwege ligging van de locatie ten opzichte van de N206 en Voorschoterweg is een risicoberekening (QRA) opgesteld, zie bijlage 17. Voor overige bronnen is geen risicoberekening noodzakelijk.
In de risicoanalyse uit 2016 is uitgegaan van geschatte hoeveelheden aanwezige personen in het zwembad en de ijshal. Er zijn nu ook realisatiecijfers bekend van de aanwezigen in het zwembad en de ijshal. De realisatiecijfers zijn vergeleken met de in de risicoanalyse gebruikte aantallen aanwezige personen.
Situatie Zwembad De Vliet
De realisatiecijfers van het zwembad geven 180.000 zwemmers en 25.000 bezoekers. Totaal zijn er 205.000 personen per jaar aanwezig.
In de QRA is gerekend met circa 500.000 personen per jaar aanwezig. De QRA hoeft op basis hiervan niet aangepast te worden.
Situatie IJshal Leiden.
De realisatiecijfers van de ijshal geven 120.000 schaatsers en 10.000 bezoekers per jaar. Totaal zijn er 130.000 personen per jaar (in 24 weken) aanwezig in de ijshal.
In de QRA is gerekend met 160.000 personen per jaar. De QRA hoeft op basis hiervan niet aangepast te worden.
Conclusie
In de QRA van 2016 is conservatief gerekend en de gerealiseerde personen aantallen vallen binnen de meegenomen populatie in de berekening. Het groepsrisico zal niet toenemen op basis van de aangeleverde realisatiecijfers. Er is geen actualisatie nodig van de risicoberekening uit 2016. Het groepsrisico zal niet toenemen op basis van de aangeleverde realisatiecijfers.
Groepsrisicoverantwoording
Provinciale structuurvisie
In de provinciale structuurvisie (PSV) staat als provinciaal belang genoemd het 'beschermen van grote groepen mensen tegen ongevallen met gevaarlijke stoffen'. De provincie vraagt van de verantwoordelijke bestuurders dat zij een verantwoording groepsrisico schrijven: een heldere en transparante toelichting waarin zij uitleggen waarom een ruimtelijke ontwikkeling op deze locatie noodzakelijk is. Op basis van een verantwoording groepsrisico moet aannemelijk worden gemaakt dat op termijn in de eindsituatie wordt voldaan aan de oriëntatiewaarde.
Deze ontwikkeling is niet in strijd met het provinciaal beleid. Het groepsrisico is zeer laag, veel kleiner dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde, en neemt ook niet toe.
Regionale omgevingsvisie
Door het plan voor een nieuw binnenbad neemt het aantal personen in het invloedsgebied wel toe, maar het groepsrisico verandert niet.
De groepsrisicocurve van de N206 en Voorschoterweg blijft in de groene zone van het model van de regionale omgevingsvisie van Holland Rijnland.
Volgens het model is het groepsrisico verwaarloosbaar en hoeven alleen goedkope voor de hand liggende maatregelen te worden uitgevoerd. Er worden geen beperkingen gesteld aan ruimtelijke ontwikkelingen.
Het plan voldoet niet aan richtsnoer 3 van de regionale omgevingsvisie. Er komt nl. een nieuw object met een hoge concentratie personen in het GR-relevante invloedsgebied. Omdat het groepsrisico verwaarloosbaar is en ook blijft, is dat acceptabel.
Voor dit plan betekent dit het volgende. Bij een incident met toxische stoffen op de A4 of de N206 kan een giftige gaswolk ontstaan die de locatie kan bereiken. Bij een dergelijke calamiteit zijn geen bijzondere voorzieningen nodig om de omvang van een ramp te beperken en om de aanwezige personen veiligheid te bieden. Het sluiten van ramen, deuren en ventilatieroosters, en zoveel mogelijk uitschakelen van ventilatiesystemen als de Veiligheidsregio een waarschuwing afgeeft is voldoende.
Bij een incident met een LPG tankwagen op de N206 of de Voorschoterweg kan een BLEVE ontstaan. Bij de bouw en inrichting van het binnenbad moet daarom rekening worden gehouden met de vluchtmogelijkheden voor de aanwezige personen. Deze moeten het gebouw en het terrein kunnen verlaten in een richting van de calamiteit vandaan.
De locatie moet ook voldoende bereikbaar zijn voor de hulpdiensten, zoals de brandweer. Deze kunnen via de Roosevelstraat of de Churchilllaan de locatie bereiken.
Conclusie
Er zijn geen belemmeringen om het plan te realiseren. Wel moet, bij verdere uitwerking van dit plan, contact worden opgenomen de Veiligheidsregio Hollands-Midden over de vluchtmogelijkheden en de bereikbaarheid voor hulpdiensten.
Beleid en regelgeving
Geluidsoverlast kan worden veroorzaakt door industrielawaai, railverkeerslawaai, wegverkeerslawaai en luchtverkeerslawaai van Schiphol. De Wet geluidhinder en de Luchtvaartwet kent grenswaarden voor geluid. Bepaalde geluidgevoelige objecten mogen alleen worden toegelaten als zij geen ontoelaatbare geluidsbelasting ondervinden. Daartoe moet op grond van artikel 3.3.1 Besluit ruimtelijke ordening zones in het bestemmingsplan worden opgenomen rond geluidbronnen. Het bestemmingsplan moet de ligging en de afmetingen van woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en van geluidsgevoelige terreinen gelegen binnen de zone van een weg, spoorweg of industrieterrein als bedoeld in de Wet geluidhinder aangeven.
Als een bepaalde bestemming en/of een bepaalde geluidsbron niet in de Wet geluidhinder of Luchtvaartwet is geregeld, moet in het kader van de goede ruimtelijke ordening toch een akoestische afweging gemaakt worden.
De Wet geluidhinder geeft mogelijkheden om een hogere waarde vast te stellen voor wegverkeer, railverkeer en industrielawaai. Op 4 maart 2013 heeft de Omgevingsdienst de herziene versie van de “Richtlijnen voor het vaststellen van hogere waarden” vastgesteld. Op basis van deze richtlijnen stelt de Omgevingsdienst een maximale hogere waarde van 58 dB voor, voor verkeerslawaai en 63 dB voor railverkeer. Voor industrielawaai en Luchtvaartlawaai gelden de wettelijke grenswaarden.
Onderzoeksresultaten
Onderhavig bestemmingplan voorziet in de realisatie van een combinatiegebied met een binnenzwembad en een ijshal. Een dergelijk combinatiegebouw is geen geluidgevoelige bestemming in de zin van de Wet geluidhinder (Wgh). De Wgh is dan ook niet van toepassing.
Het combinatiegebouw wordt gezien als inrichting in de zin van de Wet milieubeheer. Pas nadat de melding op grond van het Activiteitenbesluit is gedaan, zal bekend zijn welke activiteiten precies worden uitgevoerd en hoe de inrichting van het combinatiegebouw zal zijn. Een akoestisch onderzoek vanwege het gebruik van installaties, alsmede de uitstraling van komende- en vertrekkende bezoekers zal bij de melding moeten worden gedaan. In het akoestisch onderzoek moet ook aandacht worden besteed aan laagfrequent geluid. Dit aspect zal verder worden geborgd in de aanbestedingsprocedure. Zie ook paragraaf 4.4.1.
Conclusie
Bij de melding op grond van het Activiteitenbesluit zal een akoestisch onderzoek ter beoordeling aan de Omgevingsdienst moeten worden voorgelegd.
Beleid en regelgeving
In de Wet milieubeheer (Wm) zijn kwaliteitseisen voor de buitenlucht opgenomen. Hoofdstuk 5 Titel 5.2 'Luchtkwaliteitseisen' wordt kortweg aangeduid als de Wet luchtkwaliteit. Het doel van de wet is om mens en milieu bescherming te bieden tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging. Voor de gezondheid van de mens is een goede luchtkwaliteit van groot belang. Daarom zijn in bijlage 2 van de Wet milieubeheer grenswaarden opgenomen voor een aantal stoffen die als verontreiniging in de lucht voorkomen. In de praktijk richt de aandacht zich vooral op de stoffen stikstofdioxide en fijn stof (PM10 en PM2,5). Van deze stoffen komen in Nederland concentraties voor die in de buurt van de grenswaarde liggen. De overige stoffen die in bijlage 2 zijn genoemd liggen over het algemeen ver onder de grenswaarden.
Vanaf 1 januari 2015 geldt er een grenswaarde voor een kleinere fractie van fijn stof namelijk. PM2,5. De grenswaarde voor PM2,5 bedraagt 25 µg/m3. Gezien het grote verschil tussen de grenswaarde en de achtergrondconcentratie zullen overschrijdingen van deze grenswaarde niet vaak voorkomen. De achtergrond concentraties langs de gemeentelijke wegen onder de 20 µg/m3. Het blijkt dat als de grenswaarde voor PM10 niet wordt overschreden, er geen overschrijding van de grenswaarde voor PM2,5 zal zijn.
Specifieke onderdelen van de wet zijn uitgewerkt in besluiten (algemene maatregelen van bestuur) en ministeriële regelingen. Hiervan zijn de volgende van belang.
Besluit en regeling 'niet in betekenende mate'.
De Wet luchtkwaliteit maakt onderscheid tussen grote en kleine ruimtelijke projecten. Een project is klein als het slechts in geringe mate, ofwel niet in betekenende mate (NIBM), leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit. De grens ligt bij een verslechtering van maximaal 3% van de grenswaarden voor de luchtkwaliteit.
Het Besluit en de Regeling 'niet in betekenende mate' bevat criteria waarmee kan worden bepaald of een bepaald project wel of niet als 'in betekenende mate' moet worden beschouwd.
NIBM projecten kunnen - juridisch gezien - zonder toetsing aan de grenswaarden voor wat betreft het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening moet wel worden bekeken of het realiseren van het plan met betrekking tot de luchtkwaliteit op die locatie gewenst is. Daarbij speelt de mate van blootstelling aan de luchtverontreiniging een rol. Ook de gevoeligheid van bepaalde groepen mensen voor luchtverontreiniging kan daarbij worden afgewogen. Hierbij gaat het niet alleen om de toekomstige gebruikers van de locatie maar ook om de personen in de omgeving daarvan, bijvoorbeeld om de bewoners en/of kinderen in een school/kinderdagverblijf aan de gebied ontsluitende wegen.
Onderzoeksresultaten
Het betreft de nieuwbouw van een ijshal en binnenbad (zwembad).
Voor de berekening van de luchtkwaliteit is het aantal motorvoertuigenbewegingen per etmaal van belang. Dit is 428 (totale aantal parkeerplaatsen na nieuwbouw) min 196 bestaande parkeerplaatsen geeft 232 extra plaatsen keer 6 bewegingen per plek geeft 1392 extra voertuigbewegingen.
Met de NIBM-tool 2018 is een worst-case berekening gemaakt (zie hieronder) met dit maximum aantal auto's (zonder vrachtverkeer) en jaar van planrealisatie 2020. Uit de worst-case berekeningen met deze verkeersgegevens geeft dit voor NO2 een bijdrage van 0,82 ìg/m3 en voor PM10 0,20 ìg/m3. De grens voor Niet In Betekende Mate (NIBM) ligt op 1,2 ìg/m3. Het plan is NIBM.
Het plan voldoet aan de Wet milieubeheer, onderdeel luchtkwaliteitseisen.
Voor het plan is geen onderzoek nodig met betrekking tot de luchtkwaliteit.
Conclusie
Er is geen belemmering voor wat betreft de luchtkwaliteit. De bijdrage van extra verkeer is 'niet betekende mate' (zoals bedoeld in de Wet milieubeheer).
Beleid en regelgeving
Voor plannen en activiteiten, die mogelijk belangrijke nadelige gevolgen hebben voor het milieu, kan het noodzakelijk zijn dat een milieueffectrapport (MER) wordt opgesteld. In hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer en in het Besluit milieueffectrapportage is dit geregeld. Er is een m.e.r.-plicht voor plannen (planMER) en een m.e.r.-plicht voor besluiten. Een bestemmingplan (of wijzigingsplan) kan planm.e.r.-plichtig zijn. Dit is het geval als het plan kaders stelt voor m.e.r.-plichtige activiteiten en/of als voor het plan een passende beoordeling nodig is op grond van artikel 2.8, lid 1 van de Wet natuurbescherming.
Het project tot realisatie van een combinatiegebouw binnenzwembad-ijshal valt onder categorie 11.2 onder D van het Besluit milieueffectrapportage. Gelet op de relatief beperkte omvang van dit project (lager dan de drempelwaarden van 100 hectare, minder dan 2000 woningen en minder dan 200.000 m2 bruto vloeroppervlakte) en de ligging van het plangebied (stedelijke ontwikkeling), dient het plan beoordeeld te worden middels een vormvrije m.e.r.-beoordeling.
Onderzoek
Het betreft hier het voornemen om een bestemmingsplan op te stellen op basis waarvan een ontwikkeling (in stedelijk gebied) zoals genoemd en bedoeld in bijlage D van de bijlage behorende bij het Besluit milieueffectrapportage te weten D 11.2 (stedelijk ontwikkelingsproject) kan worden gerealiseerd.
In de bijlage (kolom 2) is genoemd aan welke drempelwaarden moet worden voldaan om te spreken van een formele m.e.r. beoordeling. De genoemde drempelwaarden zijn als volgt:
1. Oppervlakte van 100 ha of meer
2. Een aaneengesloten gebied en 2.000 m2 of meer woningen
3. Een BVO van 200.000 m2 of meer.
Dit bestemmingsplan voorziet in de juridisch planologische regeling ten behoeve van de gecombineerde realisatie van een binnen-zwembad (35 m) en IJshal (250 m baan) en 428 parkeerplaatsen in stedelijk gebied. Dit is ruimschoots beneden de, in kolom 2, gestelde drempelwaarden. Dit betekent dat voor dit concrete plan een vormvrij m.e.r. beoordelingsbesluit moet worden genomen. Dit kan, op basis van artikel 7.19 Wet milieubeheer, met gebruikmaking van inhoud deze toelichting en de uitgevoerde onderzoeken ten behoeve van dit plan.
Conclusie
Op basis van art 7.19, lid 1 Wet milieubeheer dient, voorafgaand aan de ter visielegging van het ontwerpbestemmingsplan (lid 2) een (vormvrij) m.e.r. beoordelingsbesluit te worden genomen.
Dit besluit is als bijlage ten behoeve van het (ontwerp) bestemmingsplan bij dit advies gevoegd (zie bijlage 18).
Stikstofdepositie
Om te beoordelen of het plan belangrijke negatieve gevolgen heeft voor de nabij gelegen stikstofgevoelige Natura-2000 gebieden is een beoordeling gegeven betreffende de stikstofdepositie op die gebieden.
Bij de beoordeling zijn betrokken:
Er wordt een nieuw bestemmingsplan opgesteld aangezien het plan gewijzigd is. Nieuwe plan: 250 m baan ijshal, 35 m binnenbad, 428 parkeerplaatsen. Voor de nieuwbouw van de schaatshal en het binnenbad is al eerder een Aerius berekening gemaakt (Tauw, 2016). Voor de berekening is Tauw destijds uitgegaan van de toename in verkeersbewegingen, zoals berekend door Goudappel-Coffeng (2016). Tauw heeft deze vervolgens gecorrigeerd om de bezoekers van het bestaande buitenbad (70.000 bezoekers) te verdisconteren in de berekening.
De prognose voor de bezoekers aantallen is enigszins gewijzigd. Ten tijde van de berekening van Tauw was de prognose: totaal 265.000, waarvan 125.000 voor het nieuwe zwembad en 140.000 voor de schaatshal. In de nieuwe prognose worden in het nieuwe zwembad nu 205.000 verwacht, en in de schaatshal 130.000. Het totaal aantal bezoekers wordt 335000.
Om het effect van het gewijzigde aantal bezoekers en daarmee het aantal verkeersbewegingen in te kunnen schatten heeft de Omgevingsdienst de Aerius berekening van Tauw aangepast. In de nieuwe Aerius berekening zijn de verkeersintensiteiten uit de berekening van Tauw gecorrigeerd met een factor 1,2. De correctiefactor is gebaseerd op de nieuwe prognose van het aantal bezoekers versus de oude prognose: (335000+70.000)/(265000+70.000) = 1,2.
In de herziene Aerius berekening is geen emissie voor de verwarming opgenomen. Het sportcomplex wordt all-electric.
Tabel 1. Verschil in verkeersintensiteiten tussen autonome situatie en plansituatie
Conclusie
Uit de berekening blijkt dat ook het nieuwe plan voor de realisatie van het sportcomplex met ijshal en schaatsbaan in de nu voorgestelde omvang geen significante toename van de stikstofdepositie veroorzaakt op stikstofgevoelige Natura 2000. In de bijlage bij dit advies is de betreffende Aerius berekening gevoegd (zie bijlage 19).
Conclusie
Het milieubelang wordt in het bestemmingsplan per milieuaspect voldoende afgewogen en staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg.
Het Samenwerkingsorgaan Duin- en Bollenstreek en het Samenwerkingsorgaan Verkeer en Vervoer Leidse Regio hebben in samenwerking met de provincie Zuid-Holland het Regionaal Verkeers- en Vervoersplan Leidse Regio en Duin- en Bollenstreek (RVVP) (27 juni 2002) op laten stellen. Het RVVP bestaat uit een samenhangend programma van afspraken voor het thema verkeer en vervoer voor de periode tot 2010 met een doorkijk naar de periode daarna tot 2020.
De samenwerkende regio's hebben de ambitie om een goed woon- en leefklimaat voor bewoners en een goed vestigingsklimaat voor bedrijven te creëren. Gestreefd wordt naar een natuurlijke samenhang tussen de ruimtelijke functies en de vervoersnetwerken. Alle locaties zijn gezien de aard en omvang van de functies bereikbaar, waarbij de directe omgeving leefbaar blijft. Om de regio bereikbaar en leefbaar te houden wordt gestreefd naar het verkrijgen van een goed verkeers- en vervoerssysteem.
De strategie uit het RVVP is onderverdeeld in vier aandachtsvelden: mobiliteit en ruimte, bereikbaarheid, leefbaarheid en bestuur, organisatie en financiën. Deze aandachtsvelden zijn verder uitgewerkt in maatregelen.
De Mobiliteitsnota 2015-2020 legt het verkeers- en vervoersbeleid van de gemeente Leiden vast. De nota benoemt de ambities die Leiden op het vlak van mobiliteit heeft, en benoemt maatregelen om deze ambities te realiseren. Hier zijn nieuwe maatregelen bij, maar ook veel maatregelen waarover de afgelopen jaren al besluitvorming heeft plaatsgevonden. Ook de laatste zijn in deze nota opgenomen, want een belangrijk doel van de nota is overzicht te bieden over het gehele mobiliteitsbeleid van de gemeente. De looptijd van de Mobiliteitsnota is van 2015 tot en met 2022. Deze periode komt overeen met de Investeringsagenda Infrastructuur waar Leiden ook aan werkt. In de Investeringsagenda worden de middelen belegd voor infrastructuurprojecten.
In deze Mobiliteitsnota zijn zeven ambities verwoord:
Met deze ambities wil de gemeente bijdragen aan het bovenliggende doel die ook in de Verkenning LAB071 is gebruikt: De Leidse agglomeratie wil een regio zijn van internationale kennis, historische cultuur, met een prettige en hoogwaardige woonomgeving, die goed bereikbaar is.
Leiden zal een aantal belangrijke maatregelen nemen ter verbetering van de structuur van het wegennet. De basis hiervoor is een ring die dé hoofdontsluitingsstructuur van Leiden en de Leidse agglomeratie vormt.
Met de Leidse Ring als basis is in deze nota een keuze gemaakt welke wegen de gemeente ziet als wegen met een ontsluitende functie, en welke wegen gelden als verblijfsgebieden. Hiertoe is gebruik gemaakt van de wegencategorieën conform het programma Duurzaam Veilig: stroomwegen, gebiedsontsluitingswegen en erftoegangswegen. Leiden voegt hier één categorie aan toe, namelijk wijkontsluitingswegen. Het gaat daarbij om wegen waar de verblijfsfunctie belangrijk is, maar het verkeeraanbod zodanig is en blijft, dat hier ook de verkeersfunctie op een verantwoorde wijze moet worden geborgd. Deze wijkontsluitingswegen liggen vooral in en rond de binnenstad. Uit de resulterende kaart die de gehele ontsluitingsstructuur van Leiden weergeeft, volgen opgaven voor weginrichtingen.
De nota bevat ook maatregelen op het gebied van duurzaamheid en leefbaarheid. Voor leefbaarheid is de introductie van de Leidse Ring al een positieve ontwikkeling: bundelen op de Leidse Ring betekent dat andere wegen minder verkeer te verwerken krijgen en op de Leidse Ring zijn extra maatregelen mogelijk om de gevolgen voor de leefbaarheid te beperken. Voor duurzaamheid is het belangrijk meer gebruik te maken van duurzame vormen van transport. Vooral het bevorderen van het gebruik van de fiets en het OV dragen hieraan bij. De nota noemt ook andere maatregelen op het gebied van duurzaamheid, zoals stedelijke distributie en het toepassen van mobiliteitsmanagement.
Voor de fiets wordt het staande beleid uit de Nota Herijking Fietsroutes Leiden 2013-2020 doorgezet, met daarbij een aantal aanvullingen. Voor meer fietsgebruik is het vooral belangrijk dat de fietser beschikt over snelle en directe routes. Daar worden projecten voor uitgevoerd, voor een deel tussen Leiden en andere gemeenten, voor een deel binnen Leiden zelf. Ook komen er extra inspanningen op het gebied van fietsparkeren.
In het bestemmingsplan dienen regels te worden opgenomen ten aanzien van parkeren en laden en lossen. Uitgangspunt is dat bij ontwikkelingen (nieuwbouw of functiewijziging) er voldoende parkeerplaatsen en ruimte voor laden en lossen op eigen terrein beschikbaar moeten zijn. Hiermee wordt voorkomen dat een nieuwe ontwikkeling te veel nadelige gevolgen voor de omgeving oplevert.
Om te beoordelen wat 'voldoende' parkeerplaatsen zijn heeft het college van B&W op 28 februari 2012 de nota 'Beleidsregels parkeernormen Leiden' vastgesteld (BW 12.0189). Deze beleidsregels hebben betrekking op het stellen van een eis tot het aanbrengen van parkeer-/stallingsruimte voor auto's op eigen terrein. Ze hebben ook betrekking op de wijze van bepalen van de hoeveelheid benodigde parkeerplaatsen, in verband met aanvragen voor alle activiteiten, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid Wabo.
Het doel van dit beleid is dat initiatiefnemers van ruimtelijke activiteiten op eigen terrein voorzien in parkeer-/stallingsruimte voor auto's, dan wel laad- of losruimte, als daartoe behoefte ontstaat ten gevolge van die ruimtelijke activiteiten. Op deze wijze wordt in het bijzonder de parkeerdruk in de openbare ruimte beperkt, en wordt gezorgd voor voldoende plaats voor geparkeerde auto's bij de diverse voorzieningen en functies. De verantwoordelijkheid voor het realiseren van de benodigde parkeerplaatsen wordt primair bij de veroorzaker van de parkeervraag gelegd. De ruimte in Leiden is namelijk schaars en de leefbaarheid van wijken hangt nauw samen met het gebruik van de openbare ruimte.
Voor de verschillende zones in Leiden ('binnenstad, binnenstad bij station, schil, schil bij station en rest') en de verschillende functies gelden eigen, specifieke normen. Aan de hand van deze normen dient per geval in de concrete situatie te worden bepaald welke parkeerbehoefte ontstaat en in hoeveel parkeer-/stallingsruimte moet worden voorzien.
De realisatie van het combinatiegebouw binnenzwembad-ijshal zal zorgen voor een toename van het aantal motorvoertuigen per etmaal. Om de verkeerskundige effecten van deze toename inzichtelijk maken is een kruispuntberekening uitgevoerd (bijlage 20). Uit het onderzoek blijkt dat er een maatregel nodig is om te zorgen voor een robuuste oplossing qua verkeersveiligheid en doorstroming. Het gaat hierbij om een extra opstelstrook in combinatie met het verleggen van het fietspad naar het combinatiegebouw toe, zodat er voldoende opstelruimte is en het langzaamverkeer veilig kan passeren. Deze maatregel zal verwerkt worden in het inrichtingsplan voor de openbare ruimte voor het combinatiegebouw. De aanbeveling over detectielussen in combinatie met een verkeersregelapplicatie zal in de aanbesteding worden meegenomen.
Voetgangers kunnen het plangebied bereiken via een voetpad. Aangrenzend aan het plangebied is een bushalte. Hierdoor is het plangebied ook middels openbaar vervoer bereikbaar. Om ook voor de fietsers een veilige verbinding te realiseren, zal de bestaande fietsroute iets worden aangepast. Een en ander is weergegeven in onderstaande indicatieve inrichtingstekening.
Indicatieve weergave nieuwe inrichting ontsluiting
Voor wat betreft de berekening van de benodigde aantal parkeerplaatsen is onderzoek uitgevoerd door Sweco, zie bijlage 21. Voor de realisatie van het combinatiegebouw binnenzwembad-ijshal is het op grond van de thans vigerende Beleidsregels parkeren nodig om het aantal beschikbare parkeerplaatsen op Sportpark De Vliet te verhogen tot 428 parkeerplaatsen. Hierdoor is het noodzakelijk om ook deels op het hoofdveld van Leidsche Boys (dat buiten het plangebied is gelegen) parkeerplaatsen te projecteren. Het realiseren van parkeerplaatsen op het betreffende veld is echter planologisch al mogelijk en vormt derhalve geen onderdeel van onderhavig bestemmingsplan. Mocht in de toekomst het parkeerbeleid wijzigen, dan kan daar flexibel op worden ingespeeld.
Het aspect verkeer en parkeren staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg.
Waterbeheerplan 5 (2016)
Voor de planperiode 2016-2021 zal het Waterbeheerplan 5 (WBP5) van het hoogheemraadschap van Rijnland van toepassing zijn. In dit plan geeft het hoogheemraadschap aan wat zijn ambities voor de komende planperiode zijn en welke maatregelen in het watersysteem worden getroffen. In het WBP5 staat samen werken met de omgeving aan water centraal. Het hoogheemraadschap van Rijnland wil samen met zijn omgeving werken aan duurzaam en efficiënt waterbeheer. De vier hoofddoelen zijn veiligheid tegen overstromingen, voldoende water, gezond water en de waterketen.
Wat betreft veiligheid is cruciaal dat de waterkeringen voldoende hoog en stevig zijn én blijven en dat rekening wordt gehouden met mogelijk toekomstige dijkverbeteringen.
Bij voldoende water gaat het erom het complete watersysteem goed in te richten, goed te beheren en goed te onderhouden. Daarbij wil het hoogheemraadschap van Rijnland dat het watersysteem op orde en toekomstvast wordt gemaakt, rekening houdend met klimaatverandering. Immers, de verandering van het klimaat leidt naar verwachting tot meer lokale en heviger buien, perioden van langdurige droogte en zeespiegelrijzing. Het waterbeheerplan sorteert voor op deze ontwikkelingen. Gezond water is de zorgplicht om het water schoon zoals past bij de functie van het water te houden. Wat betreft de waterketen, zijnde afvalwater, wordt dit optimaal gezuiverd en onttrokken grondstoffen worden hergebruikt.
Keur en uitvoeringsregels
Per 1 juli 2015 is een nieuwe Keur en de daarbij horende uitvoeringsregels in werking getreden. De Keur dient tevens ter invulling van deze doelstellingen, te weten: voorkoming en waar nodig beperking van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste, in samenhang met bescherming en verbetering van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen, en vervulling van maatschappelijke functies door watersystemen. Samengevat maken de Keur en uitvoeringsregels het mogelijk dat het hoogheemraadschap van Rijnland zijn taken als waterkwaliteits- en kwantiteitsbeheerder kan uitvoeren. De Keur is een verordening van de waterbeheerder met wettelijke regels (gebod- en verbodsbepalingen) voor: waterkeringen (onder andere duinen, dijken en kaden), watergangen (onder andere kanalen, rivieren, sloten, beken) en andere waterstaatswerken (o.a. bruggen, duikers, stuwen, sluizen en gemalen).
De Keur bevat verbodsbepalingen voor werken en werkzaamheden in of bij de bovengenoemde waterstaatswerken. Er kan een ontheffing worden aangevraagd om een bepaalde activiteit wel te mogen uitvoeren. Als het hoogheemraadschap van Rijnland daarin toestemt, dan wordt dat geregeld in een Keurvergunning. De Keur is daarmee een belangrijk middel om via vergunningverlening en handhaving het watersysteem op orde te houden of te krijgen. In de Uitvoeringsregels, die bij de Keur horen, is het beleid van het hoogheemraadschap van Rijnland nader uitgewerkt.
Nota Waterkeringen
Door de bevolkingsgroei, klimaatontwikkeling, zeespiegelstijging en bodemdaling neemt de druk op de schaarse ruimte binnen Rijnland toe. Tegelijkertijd worden waterkeringen ook steeds meer gebruikt voor andere functies als recreatie, natuur, infrastructuur en wonen.
Om aan al deze facetten het hoofd te kunnen bieden, heeft het Hoogheemraadschap van Rijnland onder meer de Nota Waterkeringen opgesteld, gericht op de primaire en regionale keringen. De Nota bestaat uit twee delen. In deel I staat de vise en doelstellingen op het waterkeringsbeheer. In deel II staaan de beleidsregels. Deel II van de Nota Waterkeringen is sinds 1 juli 2015 vervangen door uitvoeringsregels.
Verharding onbebouwde gronden
Binnen het beheergebied van het hoogheemraadschap van Rijnland gelden strenge regels om onbebouwde grond te verharden. Bij toename van verharding van de onbebouwde gronden met meer dan 500m2 is compensatie van verharding doormiddel van extra te graven vierkante meters water verplicht. Hiervoor geldt een realisatie- en meldingsplicht als ontheffing van de Keur en uitvoeringsregels van het hoogheemraadschap van Rijnland. De eigenaar van de gronden dient toename van de verharding en de realisatie van extra water te melden bij het hoogheemraadschap van Rijnland. Bij toename van verharding van om onbebouwde grond met meer dan 5.000m2 dient de eigenaar een vergunning aan te vragen bij het hoogheemraadschap van Rijnland.
Waterplan Leiden (2006)
Het waterplan Leiden is opgesteld door de gemeente Leiden en het Hoogheemraadschap van Rijnland. Met het waterplan wordt beoogd om met de partners voor het waterbeheer een visie op integraal waterbeheer in Leiden uit te werken en gezamenlijk beleid te ontwikkelen. Aan de hand van de visie worden projecten gerealiseerd die zich richten op een duurzaam watersysteem voor Leiden, waarbij het beleid, de maatregelen en het beheer tussen de verschillende waterbeherende overheden zowel bestuurlijk als technisch goed op elkaar zijn afgestemd.
Handreiking Watertoets
Om te kunnen borgen dat gemeenten bij het opstellen van nieuwe bestemmingsplannen of het verlenen van omgevingsvergunningen ter afwijking van een bestemmingsplan worden gehouden aan de regels uit de Keur, is in artikel 3.1.1 Bro de verplichting opgenomen voor gemeenten om nieuwe bestemmingsplannen en omgevingsvergunningen ter toetsing aan het waterschap voor te leggen. Deze toets wordt ook wel de 'watertoets' genoemd. De Handreiking Watertoets, die in december 2011 door het hoogheemraadschap is vastgesteld, bevat richtlijnen over de waterparagraaf in ruimtelijke besluiten en de manier waarop deze wordt getoetst door het hoogheemraadschap.
Water en ruimtelijke ordening
Het aanwezige watersysteem vormt een belangrijke randvoorwaarde voor wat in een bepaald gebied wel of juist niet mogelijk is en stelt daarmee eisen aan de omgang en inrichting van de beperkte ruimte. Bouwen langs het water kan enorm bijdragen aan het woongenot. Bouwen op de verkeerde plek kan veel ellende geven door wateroverlast. Terecht wordt steeds meer erkend dat water mede sturend dient te zijn voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het is inmiddels voor iedereen duidelijk dat het watersysteem meer ruimte nodig heeft om de effecten van klimaatverandering, zeespiegelrijzing en bodemdaling het hoofd te kunnen bieden. Een goede afstemming tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening is daarom noodzakelijk.
Extra aandacht voor water in ruimtelijke plannen in een vroeg stadium van de planvorming is blijvend vereist met het oog op de toekomst en het naleven en uitvoering van de Watertoets, de Kaderrichtlijn Water (KRW), Waterplan Leiden en eisen vanuit waterbeheer.
Vooroverleg
In het kader van de Watertoets is het plan in het regulier overleg besproken met het Hoogheemraadschap van Rijnland.
Beschrijving van het watersysteem
Het plangebied is gelegen in het peilgebied Bosch- en Gasthuispolder. Aan de zuidzijde van het plangebied stroomt de Vliet. In het plangebied zelf zijn geen andere watergangen of waterkeringen aanwezig. Op grond van de meest actuele inrichtingstekening is gebleken dat er 2.359 m2 aan water gecompenseerd dient te worden, zie bijlage 22. Dit zal binnen hetzelfde gebied plaatsvinden door een watergang te realiseren aan de westzijde van het combinatiegebouw, dat gelinkt wordt aan het bestaande slotenpatroon zodat het water goed kan blijven doorstromen. Naast deze watergang door plangebied, is er in het bestemmingsplan een zone binnen de bestemming Groen aangewezen met de aanduiding 'water', waar aanvullende watercompensatie plaats dient te vinden. In de regels is hiervoor een voorwaardelijke verplichting (zie artikel 12.3) opgenomen. Door het zo te bestemmen, is er in die zone voldoende flexibiliteit om tot een goede inrichting te komen en de watercompensatie daarbij voldoende te borgen.
Conclusie
Het is mogelijk om de volledige watercompensatie te realiseren binnen hetzelfde peilgebied. Het aspect water staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg.
Om de effecten van een ruimtelijke ontwikkeling op de bezonningsituatie van woningen te kunnen beoordelen, wordt de zogenaamde Haagse norm gehanteerd. Deze bezonningsnorm gaat ervan uit dat de ondergrens op tenminste twee mogelijke bezonningsuren per dag in de periode van 19 februari tot 21 oktober, uitgaande van een zonhoogte van meer dan 10 graden, moet liggen. In afwijking van de lichte TNO-norm is in de Haagse norm de bezonning van gevels maatgevend, onafhankelijk van de plaats van de ramen.
Daarnaast zal op basis van een onderzoek naar schaduwhinder de volgende aspecten gemotiveerd moeten worden:
In bijlage 23 is de bezonningsstudie opgenomen. Deze studie gaat in beginsel uit van een worst-case situatie, waarbij de omringende bomen niet zijn meegenomen. Voor een aantal maanden is eveneens gekeken naar de situatie inclusief bomen, om zo een representatiever beeld te krijgen van de effecten. Onderstaand zijn de conclusies uit de studie weergegeven.
Het nieuwe combinatiegebouw zal extra schaduw werpen op het parkeerterrein aan de noordzijde van het gebouw. Het gaat hierbij om de maanden januari, februari, maart en oktober, november, december, waar in de ochtend schaduw over een aanzienlijk deel van het voorliggende terrein ontstaat. Dit is aanvaardbaar, aangezien het voor de inrichting van het voorterrein niet bezwaarlijk is dat er geen schaduw is. De verblijfskwaliteit op dit terrein is niet afhankelijk van de mate van bezonning.
Het Bastion-hotel krijgt in januari/februari en in november/december rond 9.00u tot circa 1100u uur met schaduw te maken. Dit is een klein deel van de dag en alleen in de wintermaanden, hetgeen mede gezien de functie aanvaardbaar wordt geacht.
Het combinatiegebouw heeft alleen in de maanden januari, maart, oktober, november en december in de middag om 13.00u en 15.00u een kleinschalig schaduweffect op de tafeltennishal Scylla en een klein deel van het buitenzwembadterrein. Dit is acceptabel aangezien deze periode buiten het zwemseizoen van het buitenzwembad valt. Bij Scylla zijn er geen raampartijen die hinder zouden kunnen ondervinden van het schaduweffect.
Daarnaast zorgt de bomenrij tussen het combinatiegebouw en het buitenzwembad reeds voor schaduwwerking. Deze bomenrij staat dichterbij het buitenzwembadterrein en de tafeltennishal Scylla en is met een hoogte van ca. 15 meter hoger dan het combinatiegebouw, dat maximaal 14.30 meter is (incl. 10% marge). De bomenrij overtreft daarmee de schaduwwerking van het combinatiegebouw.
Voor het bepalen van schaduwhinder wordt voor de woningen aan de Vlietweg en in de Vlietpoort zoals eerder aangegeven de zogenaamde Haagse norm gehanteerd. Deze bezonningsnorm gaat ervan uit dat de ondergrens op tenminste twee mogelijke bezonningsuren per dag in de periode van 19 februari tot 21 oktober,uitgaande van een zonhoogte van meer dan 10 graden, moet liggen. In afwijking van de lichte TNO-norm is in de Haagse norm de bezonning van gevels maatgevend, onafhankelijk van de plaats van de ramen. Binnen het plangebied bevinden zich geen woningen. Deze staan aan de Vlietweg en in het gebied Vlietpoort. Het nieuwe combinatiegebouw heeft wat betreft schaduwwerking geen effect op deze woningen.
Op basis van het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) geldt een verplichting om voor een zone van enkele meters aan weerszijden van gasleidingen met een werkdruk van 16 bar of meer en voor brandstofleidingen een beschermende regeling in het bestemmingsplan op te nemen. Voor het uitvoeren van grondwerkzaamheden in die zone, of het bebouwen ervan, is vanuit die beschermende regeling een aanvullende omgevingsvergunning vereist, zodat een te zware belasting van de leiding of het raken van de leiding bij grondwerkzaamheden kan worden voorkomen. Naast deze leidingen kunnen ook andere kabels en leidingen planologisch relevant zijn. Daarbij valt bijvoorbeeld te denken aan hoogspanningsverbindingen en rioolpersleidingen. Ook voor dergelijke leidingen kunnen bestemmingsplannen passende regelingen bieden.
In het plangebied ligt een hogedruk gasleiding met een werkdruk van 8 bar, die niet onder de reikwijdte van het Besluit externe veiligheid buisleidingen valt. Naast de bovengenoemde gasleiding lopen voorts een aantal reguliere kabels en leidingen door het plangebied. Voor een overzicht wordt verwezen naar bijlage 24. De aanwezige kabels en leidingen noodzaken niet tot een specifieke regeling in dit bestemmingsplan.
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de wijze waarop de bestaande situatie en nieuwe ontwikkelingen in het plangebied juridisch zijn vertaald.
Het juridische deel van een bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding en de regels.
De regels bevatten regels voor het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing en regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken.
De verbeelding heeft de juridische functie van visualisering van de bestemmingen. De verbeelding vormt samen met de regels het voor de burgers bindende onderdeel van het bestemmingsplan. De toelichting heeft geen bindende werking; de toelichting maakt juridisch gezien ook geen deel uit van het bestemmingsplan maar heeft wel een belangrijke functie bij de onderbouwing van het plan en ook bij de uitleg van bepaalde bestemmingen en regels.
Een belangrijk doel van voorliggend bestemmingsplan is het opstellen van een eenduidige en uniforme juridische regeling voor het toegestane gebruik en de toegestane bebouwing binnen het plangebied.
De regels van bestemmingsplan zijn op de volgende wijze opgebouwd.
Hoofdstuk 1
Artikel 1 en 2 Inleidende regels:
Hoofdstuk 2
Artikel 3 t/m 8 Bestemmingsregels:
Hoofdstuk 3
Artikel 9 t/m 12 Algemene regels:
Hoofdstuk 4
Artikel 13 en 14 Overgangs- en slotregels:
Bij het opstellen van het onderhavige bestemmingsplan is aansluiting gezocht bij de in de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening geformuleerde uitgangspunten. Daarnaast is voor het bestemmingsplan aangesloten bij de landelijke standaard voor bestemmingsplannen: de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP2012).
Begripsbepalingen (artikel 1)
In de begripsbepaling worden begrippen waarnodig beschreven om zodoende interpretatieproblemen te voorkomen. Veelal worden begrippen gedefinieerd die in de voorschriften worden gebruikt en daar een bijzondere betekenis hebben, die afwijkt van of niet dan wel niet vaak voorkomt in het “normale” spraakgebruik. Wanneer een begrip niet opgenomen is in de begripsomschrijvingen/-bepalingen en er ontstaat een interpretatieprobleem dan is het normale spraakgebruik richtinggevend. De begripsomschrijvingen/-bepalingen zijn niet uitputtend bedoeld. De belangrijkste en/of onduidelijke begrippen zijn opgenomen in dit artikel.
Wijze van meten (artikel 2)
De wijze van meten beschrijft hoe de genoemde maatvoeringen in de diverse bestemmingsbepalingen gemeten dienen te worden.
Groen (artikel 3)
De bestemming 'Groen' omvat groenvoorzieningen (zoals groen, bomen, bermen en beplantingen), water en waterhuishoudkundige voorzieningen, aan water gerelateerde groenvoorzieningen (zoals taluds en oevers), ter plaatse van de aanduiding 'water' een zoekgebied ten behoeve van watercompensatie, voorzieningen voor langzaam verkeer en verblijf (waaronder ook brugverbindingen), ontsluitingen voor calamiteiten en incidenteel onderhoud, in- en uitritten, speelvoorzieningen en nutsvoorzieningen.
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden opgericht. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m en de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 m.
De link tussen het zoekgebied voor watercompensatie is in de planregels opgenomen in artikel 12.3.
Sport (artikel 4)
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd sport en aan sport verbonden verenigingsleven (inclusief bijbehorende voorzieningen zoals kleedruimten, bestuurs-/ overlegruimten, ontvangstruimten en opslagruimten), ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van sport - combinatiegebouw binnenzwembad-ijshal' een combinatiegebouw binnenzwembad-ijshal, ondersteunende horeca tot en met horecacategorie III*, ondersteunende detailhandel, wegen voor gemotoriseerd verkeer en langzaam verkeer, met de daarbij behorende voorzieningen (zoals parkeervoorzieningen, brugverbindingen, in- en uitritten en voorzieningen voor laden en lossen), verblijfsgebied, groenvoorzieningen (zoals groen, bomen, bermen en beplanting), water en waterhuishoudkundige voorzieningen, aan water gerelateerde groenvoorzieningen (zoals taluds en oevers), speelvoorzieningen en nutsvoorzieningen. Voorts zijn er specifieke regels opgenomen voor ondergeschikte detailhandel, ondergeschikte horeca en het maximaal aantal zitplaatsen ten behoeve van sport-gerelateerde wedstrijden en kampioenschappen. Voor eventuele evenementen in het combinatiegebouw zullen aparte evenementen- en omgevingsvergunningen aangevraagd moeten worden. Deze behoren derhalve niet tot onderhavige bestemmingsplanprocedure.
Voor het combinatiegebouw geldt een maximale bouwhoogte van 13 m (zoals op de verbeelding is aangegeven). De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, vlaggenmasten niet meer dan 6 m en de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer dan 5 m.
Verkeer (artikel 5)
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor wegen voor gemotoriseerd verkeer en langzaam verkeer (met de daarbij behorende voorzieningen zoals parkeervoorzieningen, brugverbindingen, in- en uitritten en voorzieningen voor laden en lossen), verblijfsgebied, groenvoorzieningen (zoals groen, bermen en beplanting), water en waterhuishoudkundige voorzieningen, aan water gerelateerde groenvoorzieningen (zoals taluds en oevers), speelvoorzieningen en nutsvoorzieningen.
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden opgericht. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m en de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 m.
Water (artikel 6)
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor water en waterhuishoudkundige voorzieningen, aan water gerelateerde groenvoorzieningen (zoals taluds en oevers), brugverbindingen ten behoeve van langzaam verkeer, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - calamiteitenontsluiting' een calamiteitenontsluiting via een voor overig verkeer afsluitbare brugverbinding en nutsvoorzieningen.
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden opgericht. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m en de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 m.
Waarde-Archeologie 5 (artikel 7)
Zoals beschreven in paragraaf 4.1.2. is een aantal gronden voldoende archeologisch onderzocht, waardoor deze geen dubbelbestemming hebben gekregen. Conform het gemeentelijk archeologiebeleid zijn voor de overige gronden in het plangebied wel een beschermende archeologische dubbelbestemming opgenomen. Het betreft hier de archeologische verwachtingswaarde 5.
Waterstaat-waterkering (artikel 8)
De voor 'Waterstaat-Waterkering' aangewezen gronden zijn onder andere primair bestemd voor voorzieningen voor de directe en indirecte kering van het water, en ook de aanleg, instandhouding en/of bescherming van de waterkering. Hier gelden afwijkende regels ten aanzien wat er gebouwd kan worden.
De algemene regels bevatten de volgende artikelen:
Antidubbeltelregel (artikel 9)
De antidubbeltelregel bepaalt dat grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing blijft.
De antidubbeltelregel is opgenomen in het Bro met de verplichting deze over te nemen in het bestemmingsplan. De Wro bevat een algemeen verbod om de gronden en bebouwing in strijd met het bestemmingsplan te gebruiken. Dit hoeft dus niet in de regels te worden opgenomen. Hetzelfde geldt voor de strafbepaling.
Algemene bouwregels (artikel 10)
In de algemene bouwregels is aangegeven dat de bestaande maten die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, als ten hoogste of ten minste toelaatbaar mogen worden aangehouden.
In de algemene bouwregels zijn ook regels gegeven voor het ondergronds bouwen. De regels geven kort en bondig aan dat ondergronds bouwen is toegestaan, daar waar bovengronds bouwen is toegestaan.
Algemene afwijkingsregels (artikel 11)
Op grond van de algemene afwijkingssregels kan afgeweken worden van het bestemmingsplan in verschillende specifieke gevallen. In onderhavig bestemmingsplan gaat het om het afwijken van de maatvoering.
Overige regels (artikel 12)
De overige regels hebben betrekking op verwijzingen naar andere wetgeving. Daarnaast zijn in dit artikel voorwaardelijke verplichtingen opgenomen voor parkeren en watercompensatie.
Overgangsregels (artikel 13)
Het overgangsrecht is opgenomen in het Bro2008 met de verplichting deze over te nemen in het bestemmingsplan.
De overgangsregels bevatten bepalingen omtrent het voortzetten van gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is.
Eenzelfde regeling is opgenomen voor bouwwerken die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering zijn, dan wel gebouwd kunnen worden krachtens een bouwvergunning.
Indien zo'n bouwwerk afwijkt van dit plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, het bouwwerk
Slotregels (artikel 14)
In de slotregels worden de regels van dit bestemmingsplan aangehaald.
Het bestemmingsplan ziet op de realisatie van een combinatiegebouw met een binnenzwembad en een ijshal en de daarbij behorende voorzieningen. Een dergelijk bouwwerk valt onder de categorieën genoemd in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en valt daardoor onder de Grondexploitatiewet.
In beginsel dient er daarom een exploitatieplan opgesteld te worden. Dit kan in onderhavig geval achterwege blijven, omdat het kostenverhaal anderszins is verzekerd. De gemeente is immers eigenaar van de gronden en de opstallen. De exploitatie van het zwembad wordt uitgevoerd door het Team Sportaccommodaties, eveneens onderdeel van de gemeente Leiden. De ijshal wordt geëxploiteerd door Stichting IJshal, die de accommodatie huurt van de gemeente. Het huurbedrag dat Stichting IJshal aan de gemeente betaald is afgestemd op wat de exploitatie van de ijshal kan dragen. Het kostenverhaal is hiermee afgedekt, waardoor er geen exploitatieplan nodig is.
De financiële dekking van het nieuwe binnenzwembad en ijshal als ook de renovatie van het buitenzwembad zit verankerd in RV 18.0119 Aanvullend besluit Combibad De Vliet en RV 18.0120 Uitvoeringsbesluit IJshal De Vliet, beide op 24 januari 2019 door de gemeenteraad vastgesteld.
Ten aanzien van de aanbesteding wordt conform het gemeentelijke beleid een Europese procedure doorlopen. Deze procedure is 25 januari 2019 gestart.
Een bestemmingsplan dient maatschappelijk uitvoerbaar te zien. Dat wil zeggen dat de voorgenomen ontwikkelingen die mogelijk worden gemaakt in het bestemmingsplan zijn besproken met belanghebbenden. Het is vrijwel niet mogelijk iedereen tevreden te stemmen: bij het tegen elkaar afwegen van de diverse belangen kan het altijd mogelijk zijn dat één belang minder gewicht wordt toegekend dan het ander.
Kader
Inspraak
In Leiden is de Participatie- en inspraakverordening van kracht. Ingevolge artikel 2, lid 1 besluiten burgemeester en wethouders besluiten ten aanzien van de uitoefening zijn eigen bevoegdheden in een concreet geval of en op welke wijze gebruik wordt gemaakt van participatie en/of inspraak.
Vooroverleg
Artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) geeft aan dat bij de voorbereiding van een bestemmingsplan burgemeester en wethouders overleg met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.
Resultaten
In het kader van het voorontwerpbestemmingsplan Combibad De Vliet (dat alleen zag op de realisatie van een binnenzwembad) heeft inspraak plaatsgevonden van vrijdag 16 september 2016 tot en met donderdag 27 oktober 2016. In en rondom het plangebied is een bewonersbrief verspreid. Tevens is een inloopavond georganiseerd. Gelijktijdig met de inspraakfase heeft de gemeente Leiden het wettelijk verplichte vooroverleg gevoerd.
In totaal zijn 9 inspraakreacties en 3 vooroverlegreacties ontvangen. De reacties zien met name op de bouwhoogte, de contouren van het plangebied, verkeer en parkeren en de uitgevoerde onderzoeken. Alle reacties zijn samengevat en voorzien van een reactie in de Nota Inspraak en vooroverleg, die op 12 juli 2018 door burgemeester en wethouders is vastgesteld. Zie voor de nota bijlage 25.
Op 12 juli 2018 is tevens door burgemeester en wethouders besloten om de procedure van het bestemmingsplan Combibad De Vliet te beeindigen en een nieuw bestemmingsplan voor te bereiden voor zowel het Combibad als de IJshal De Vliet, gebaseerd op integrale onderzoeken de actuele bestuurlijke besluitvorming ter zake. Onderhavig bestemmingsplan voorziet daarin.
In het particiatieplan, dat eveneens op 12 juli 2018 door burgemeester en wethouders is vastgesteld, is opgenomen dat er geen nieuwe inspraak volgt met betrekking tot onderhavig bestemmingsplan. Qua (nieuw) vooroverleg wordt opgemerkt dat ambtelijke afstemming heeft plaatsgevonden met de relevante organen/instanties ter zake.
Het ontwerp bestemmingsplan Binnenzwembad en IJshal De Vliet heeft ter inzage gelegen van vrijdag 15 februari 2019 tot en met donderdag 28 maart 2019. Er zijn geen zienswijzen ingediend. De ambtelijke wijzigingen ten opzichte van het ontwerp bestemmingsplan zijn opgenomen in bijlage 26.