direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Leeuwarden - Middelsee fase 2
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0080.06029BP00-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Om te voorzien in de groeiende woonbehoefte van de gemeente Leeuwarden, zijn er aan de zuidkant van de stad in de afgelopen jaren meerdere nieuwe woonwijken/ buurtschappen gebouwd. Aan de oostzijde van de Overijsselselaan zijn de buurtschappen Techum, Wiarda en Goutum-Súd gerealiseerd, die nagenoeg afgerond zijn. Verder wordt volop gebouwd in Wiarda en De Klamp. De structuurvisie De Zuidlanden biedt naast de ontwikkeling van buurtschappen aan de oostzijde van de Overijsselselaan ook mogelijkheden voor grootschalige woningbouwontwikkeling aan de westzijde van de Overijsselselaan. Deze nieuwe wijk krijgt de naam Middelsee.

Om richting te geven aan de ontwikkeling van de Middelsee is het Masterplan Middelsee opgesteld. Dit Masterplan vormt de verdere uitwerking en concretisering van de beoogde gebiedsontwikkeling. Het Masterplan is op 13 juni 2018 vastgesteld door de gemeenteraad en gaat uit van de ontwikkeling van circa 3.200 nieuwe woningen met de daarbij behorende voorzieningen en een sportcomplex.

Het gebied wordt gefaseerd ontwikkeld. De uitvoeringswerkzaamheden voor Fase 1, waarbinnen de (hoofd)infrastructuur voor het gehele gebied zijn gelegen, zijn inmiddels in volle gang. De juridisch-planologische regeling voor deze fase is geregeld in het bestemmingsplan Middelsee Fase 1. In het meest zuidelijke deel van Middelsee wordt het deelgebied Barrahûs ontwikkeld. Het planologische kader daarvoor wordt vastgelegd in het bestemmingsplan Leeuwarden-Barrahûs. De realisatie van de GGZ-locatie Middelsee wordt via een afzonderlijke ruimtelijke procedure geregeld. Voorliggend bestemmingsplan is gemaakt voor de regeling van fase 2, hierna genoemd Middelsee. Voor deze ontwikkeling is een stedenbouwkundig basisplan opgesteld dat gelijktijdig met dit bestemmingsplan wordt vastgesteld. Het stedenbouwkundig basisplan is opgenomen als Bijlage 1 van deze toelichting.

In dit bestemmingsplan wordt de woningbouw (maximaal 2.175 woningen), inclusief de daarbij behorende (wijk)voorzieningen en ook inclusief de nieuwvestiging van een IKC, een (middelbare) school en een verplaatsing van de sportvelden richting het spoor juridisch-planologisch vastgelegd. Ook het bestaande tankstation aan de Overijsselselaan wordt in dit bestemmingsplan meegenomen. De mogelijkheid voor verkoop van LPG wordt hier verwijderd.

1.2 Begrenzing plangebied

Het plangebied wordt aan de noordzijde deels begrensd door het Van Harinxmakanaal en deels door de begrenzing van het bestemmingsplan Middelsee - Fase 1. Aan de westzijde wordt het plangebied begrensd door de spoorlijn Leeuwarden – Zwolle, aan de oostzijde door de Overijsselselaan en aan de zuidzijde door de Middelsee feart. Aan de oostzijde is de Overijsselselaan meegenomen omdat deze ook onderdeel is van het vigerende bestemmingsplan De Zuidlanden, restgebied en omgeving. De regeling voor dit deel van de Overijsselselaan is één op één overgenomen uit het geldende bestemmingsplan. Alleen ten behoeve van het tankstation is de regeling in dit bestemmingsplan aangepast.

De ontwikkelingen van Middelsee fase 2 overlappen (en vervangen daarmee) een klein deel van het in Fase 1 juridisch-planologisch verankerde gebied. Daarbij is sprake van enkele wijzigingen; de beoogde sportvelden worden namelijk verplaatst richting de spoorlijn en de parkeerhaven ten westen van de in Fase 1 verankerde hoofdweg door het gebied verdwijnt. In figuur 1.1. is de ligging van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.06029BP00-VG01_0001.jpg"

Figuur 1.1 Ligging plangebied Middelsee

1.3 Geldende bestemmingsplannen

Bestemmingsplan Leeuwarden - De Zuidlanden, restgebied en omgeving

Voor het plangebied geldt het bestemmingsplan Leeuwarden - De Zuidlanden, restgebied en omgeving, dat is vastgesteld op 30 september 2013. Het plangebied heeft overwegend de bestemming 'Agrarisch' en is voorzien van de gebiedsaanduiding luchtvaartverkeerzone - obstakelbeheergebied. De bestaande bebouwde percelen hebben de bestemmingen 'Gemengd' (voormalige boerderijen) en 'Wonen' (verspreide woonpercelen). Verder zijn wegen en watergangen specifiek bestemd en zijn cultuurhistorische structuren voorzien van de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie'. Verder ligt op enkele percelen in het zuidelijk deel van het plangebied een archeologische dubbelbestemming. In figuur 1.2 is een uitsnede van de verbeelding van het geldende bestemmingsplan weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.06029BP00-VG01_0002.jpg"

Figuur 1.2. Uitsnede van de verbeelding van het geldende bestemmingsplan

Bestemmingsplan Leeuwarden Middelsee fase 1

Het eerste deelgebied (fase 1) van de wijk Middelsee is planologisch vastgelegd in het bestemmingsplan Leeuwarden Middelsee Fase 1. Een weergave van de verbeelding is opgenomen in figuur 1.3.

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.06029BP00-VG01_0003.png"

Figuur 1.3 Bestemmingsplan Leeuwarden Middelsee fase 1

Als uitgangspunten voor dit bestemmingsplan gelden de realisatie van 750 woningen, een sportcomplex, een haven, de hoofd ontsluitingsstructuur en de vaarverbinding tussen het Van Harinxmakanaal en het Alddjip. Het in dit bestemmingsplan voor Sport aangewezen terrein heeft in voorliggend bestemmingsplan een woonbestemming gekregen. Er wordt namelijk een sportvoorziening gerealiseerd langs de spoorlijn Leeuwarden - Zwolle.

Partiële herziening Archeologie

Ten behoeve van de bescherming van archeologische waarden in de gemeente Leeuwarden is een bestemmingsplan vastgesteld dat de onderliggende bestemmingsplannen partieel wijzigt. Dit paraplu- bestemmingsplan is van toepassing op het grondgebied van de gemeente Leeuwarden, voor zover er sprake is van archeologische (verwachtings-) waarden. Voor zover er geen onderzoek heeft plaatsgevonden zijn de dubbelbestemmingen uit de partiele herziening in dit bestemmingsplan overgenomen.

Bestemmingsplan Leeuwarden - Partiële herziening Parkeren

De Partiële herziening parkeren is op 11 september 2017 vastgesteld. Tot 1 juli 2018 was het op grond van de gemeentelijke bouwverordening mogelijk om regels te stellen ten aanzien van parkeernormen. Vanaf die datum zijn alle stedenbouwkundige bepaling en van de bouwverordening vervallen en is het bestemmingsplan het enige instrument waarmee parkeernormen kunnen worden afgedwongen. Daarom heeft de gemeente een partiële herziening vastgesteld.

Met de partiële herziening worden de bestaande parkeernormen geborgd zoals ze zijn opgenomen in de Nota Parkeernormen Leeuwarden 2014. In de regels is bepaald dat mocht de Nota Parkeernormen Leeuwarden 2014 wijzigen, de op het moment van toetsing geldende beleidsregel van toepassing is.

Leeuwarden - Partiële herziening woningsplitsing en woonzorgfuncties

Op 16 november 2021 is het ontwerpbestemmingsplan Partiële herziening woningsplitsing en woonzorgfunctie gepubliceerd. Deze vervangt het 'Voorbereidingsbesluit Leeuwarden - Woningsplitsing en woonzorgfuncties' dat op 25 februari 2021 werd vastgesteld. Hiermee is het verboden "het bestaande gebruik van gebouwen, gelegen binnen de aangegeven gronden, te wijzigen naar één of meer woningen, wooneenheden of naar een woonzorgfunctie". Met deze herziening krijgt de gemeente meer grip op de splitsing van bestaande (zorg)woningen in kleinere (zorg)wooneenheden.

De partiële herziening is een uitwerking van het voorbereidingsbesluit en verandert de huidige situatie door binnen bestaande gebouwen het huidige aantal woningen als maximum toe te staan. Om ruimte te kunnen blijven bieden aan bouwplannen die in overeenstemming zijn met het gemeentelijk woonbeleid en niet in strijd zijn met een goede ruimtelijke ordening is een afwijkingsgrondslag in deze herziening opgenomen. Deze dient als toetsingskader voor aanvragen voor een omgevingsvergunning waarmee (zorg)woningsplitsing onder voorwaarden mogelijk is.

De partiële herziening voorziet in een regeling die omzetting naar c.q. splitsing naar nieuwe zelfstandige woningen / appartementen reguleert.

Bestemmingsplan Leeuwarden - Partiële herziening Plan voor de zon

Op 11 juli 2018 is de Partiële herziening Plan voor de zon vastgesteld. Het plan voorziet in een planologische regeling die zonneprojecten in bepaalde daartoe aangewezen gebiedstypen en gebieden vergunningvrij maakt of met een binnenplanse afwijkingsbevoegdheid mogelijk maakt. Het plan is opgesteld om de planvorming en realisatie van zonneparken in goede banen te leiden en de belemmeringen voor het realiseren van zonne-energie- en zonnewarmteprojecten weg te nemen. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan de gemeentelijke duurzaamheidsdoelen en de provinciale doelstellingen voor zonne-energie en zonnewarmte. Het plan is een partiële herziening van een groot aantal bestemmingsplannen van de gemeente Leeuwarden.

 

Leeuwarden - Kamerverhuur

Tot slot is het Bestemmingsplan Leeuwarden - Kamerverhuur  (vastgesteld op 25 oktober 2016) van toepassing. Dit bestemmingsplan is opgesteld om de verhuur en verkoop van kamers (in een zelfstandige woning) in de gemeente Leeuwarden te reguleren.

1.4 Leeswijzer

De juridisch-planologische regeling van dit bestemmingsplan wordt in de volgende hoofdstukken nader toegelicht en gemotiveerd. Na deze inleiding wordt in hoofdstuk 2 een toelichting gegeven op het plangebied aan de hand van het vastgestelde Masterplan Middelsee en het stedenbouwkundig plan Basisplan Middelsee. Daarna volgt in hoofdstuk 3 een uiteenzetting van het relevante beleid. Vervolgens worden in hoofdstuk 4 de voor het plangebied relevante milieu- en omgevingsaspecten besproken. Hoofdstuk 5 beschrijft de juridische aspecten van het bestemmingsplan en in hoofdstuk 6 wordt tot slot een weergave gegeven van de uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Masterplan Middelsee

In 2011 heeft de gemeenteraad van Leeuwarden de Structuurvisie De Zuidlanden vastgesteld. Deze structuurvisie vormt de basis voor de woningbouwontwikkeling aan de zuidzijde van de stad Leeuwarden. Het plangebied Middelsee is onderdeel van deze ontwikkeling. Om richting te geven aan de ontwikkeling van dit gebied is een stedenbouwkundige uitwerking voor Middelsee gemaakt: Masterplan Middelsee. Voor Middelsee wordt ingezet op grootschalige woningbouwontwikkeling, conform de Structuurvisie De Zuidlanden. In het Masterplan is ingezet om van Middelsee een compacte, stedelijke omgeving te maken met ongeveer 2.800 woningen en veel water en groen. Met een robuuste haven en een typisch Friese waterstad als sfeerbepalers. In de wijk worden nieuwe woonvormen mogelijk gemaakt, onder andere voor kleine huishoudens. Daarnaast is er ruimte voor horeca en creativiteit, kunst & cultuur. Het moet een duurzame wijk worden waar geen gas wordt gestookt en de auto ondergeschikt is.

In het Masterplan wordt ingezet op een (water)stad met de volgende kenmerken:

  • compact met hoge dichtheden in het centrum;
  • stedelijke uitstraling;
  • een duidelijke segmentering: Wetterstêd (compact, grachten, singels) /Havenstêd (industrieel, havengebied) en overige uitleggebieden;
  • differentiatie in woningbouwaanbod;
  • water gerelateerd (haven, vaarten, grachten en singels);
  • ongeveer 2.800 woningen;
  • mobiliteit gericht op fijnmazig langzaam verkeer.

In het bestemmingsplan Leeuwarden - Middelsee fase 1 worden circa 750 woningen mogelijk gemaakt en voor het Buurtschap Barrahûs wordt een bestemmingsplan opgesteld waarin maximaal 100 woningen mogelijk worden gemaakt. In dit bestemmingsplan worden maximaal 2.175 woningen mogelijk gemaakt.

Het ontwerp zet in op een hoog stedelijke structuur in het centrum, een haven-gerelateerd gebied nabij het Van Harinxmakanaal en een meer ontspannen woningbouwprogramma naar de randen toe. Het gebied is daarbij opgedeeld in 3 deelgebieden: Wetterstêd, Havenstêd en de uitleggebieden. In het bestemmingsplan 'Leeuwarden - Middelsee fase 1' is het noordelijk deel van Wetterstêd en heel Havenstêd juridisch-planologisch verankerd. In dit bestemmingsplan voor Middelsee fase 2 is de planologische regeling opgenomen voor het zuidelijk deel van Wetterstêd en voor de uitleggebieden (in het noordwesten en westen Boksumerhoeke, in het oosten De Fellingen en in het zuiden het deelgebied Barrahûs). In figuur 2.1 zijn de deelgebieden weergegeven zoals ze in eerste instantie in het Masterplan waren opgenomen. Inmiddels is de begrenzing iets gewijzigd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.06029BP00-VG01_0004.png"

Figuur 2.1. De deelgebieden (Masterplan Middelsee)

De verschillende deelgebieden zijn in het stedenbouwkundig plan (paragraaf 2.3) verder uitgewerkt.

2.2 Ontwikkelkader Middelsee - De Werp

Het ontwikkelkader Middelsee - De Werp is een uitwerking van de Structuurvisie De Zuidlanden voor het gebied ten westen van de Overijsselselaan. Het geeft de bestuurlijke ambitie voor dit gebied weer en beschrijft hoe de gemeente aankijkt tegen de mogelijke invulling en inrichting van het stadsdeel. Het is op 7 april 2021 vastgesteld door de gemeenteraad. Het ontwikkelkader vormt de basis voor de verdere stedenbouwkundige basis, die vervolgens als uitgangspunt heeft gediend voor dit bestemmingsplan. De ontwikkelkaart is weergegeven in figuur 2.2

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.06029BP00-VG01_0005.png"

Figuur 2.2 Ontwikkelkaart (bron: Ontwikkelkader Middelsee - De Werp)

Voor Middelsee wordt ingezet op 'Ongedeelde' en 'Inclusieve' wijken: Ongedeeld omdat er wordt ingezet op menging van woningen voor verschillende doelgroepen in verschillende prijsklassen en Inclusief omdat er een compleet programma voor wonen, werken, studeren, recreëren, winkelen et cetera wordt ontwikkeld. Daarbij wordt ingezet op de ontwikkeling van een compact hart (Havenstêd), een stadsdeel rondom de Middelsee feart (Wetterstêd) en de realisatie van Station Werpsterhoeke (de Werp).

Naast de al begonnen realisatie in fase 1 (750 woningen, horeca en een IKC) worden in Middelsee fase 2 maximaal 2.175 woningen gerealiseerd met een relatief hoge woningdichtheid in een stadse opzet, grondgebonden woningen én appartementen maar ook nieuwe woonconcepten (Tiny Houses, Woongroepen, Woongemeenschappen, Lofts, Levensloopbestendige woningen, Flexibele/aanpasbare woningen).

Middelsee moet ruimte bieden aan minimaal 480 sociale huurwoningen en (bovenwijkse) seniorenhuisvesting.

Qua verkeer krijgen fietsers en voetgangers prioriteit en wordt er geanticipeerd op minder autobezit en meer autodelen en moet ieder gebied of complex in de eigen parkeerbehoefte voorzien. De fietsstructuur is weergegeven in figuur 2.3. Het volledige verkeersconcept voor Middelsee is uitgewerkt in hoofdstuk 4.2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.06029BP00-VG01_0006.png" Figuur 2.3 Fietsstructuur (bron: Ontwikkelkader Middelsee)

Gemotoriseerd verkeer

Het gemotoriseerd verkeer heeft op twee punten vanaf de Overijsselselaan toegang tot het gebied, namelijk via de bestaande kruispunten van Goutum en Goutum-Súd. De hoofdas wordt gevormd door de 50 km/uur structuur (eventueel met een beperkt deel 30 km/uur). Dit is een lus die de twee kruisingen van de Overijsselselaan door het gebied met elkaar verbindt. Op een aantal plekken zijn de Haven- en Wetterstêd aangesloten op deze structuur. Binnen de deelgebieden is de maximumsnelheid 30 km/uur. Binnen Wetterstêd is sprake van eenrichtingsverkeer op de kades. Binnen deze 30 km/u gebieden ligt het primaat bij het langzaam verkeer. De structuur voor het gemotoriseerd verkeer is weergegeven in figuur 2.4

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.06029BP00-VG01_0007.png"

Figuur 2.4 Gemotoriseerd verkeer (bron: Ontwikkelkader Middelsee)

Centraal in Middelsee fase 2 wordt het stedelijk wonen in Watersted en Havenstêd, planologisch geregeld in het bestemmingsplan Middelsee fase 1, in de tweede fase afgerond. Dit deel wordt aansluitend op fase 1 gerealiseerd.

Direct ten westen van Havenstêd worden woningen aan de staande-mast-route gerealiseerd. Ten oosten van Wetterstêd wordt compact en betaalbaar wonen voorzien in de vorm van kleine grondgebonden woningen en appartementen. Daarbij wordt ingezet op een kwalitatieve inrichting van de openbare ruimte.

Aan de zuidkant van Middelsee wordt de mogelijkheid geboden tot organisch ontwikkelen in het buurtschap Barrahûs. Hiervoor wordt een afzonderlijke planologische procedure gevolgd met het bestemmingsplan Buurtschap Barrahûs.

In de zuidoosthoek van het plangebied wordt langs de Overijsselselaan intensieve bouw gerealiseerd. Daarbij wordt aangesloten bij het vigerende bestemmingsplan (Leeuwarden De Zuidlanden). Aansluitend daarop wordt een grote GGZ-locatie gerealiseerd langs de Overijsselselaan. Ook hiervoor is een afzonderlijke planologische procedure gevolgd.

Het ontwikkelkader vormt het kader voor de ontwikkeling van Middelsee - De Werp. Het is kaderstellend en biedt binnen die kaders ruimte voor flexibiliteit. Het ontwikkelkader is de bestuurlijke inzet voor dit gebied en vormt de basis voor de verdere planologische procedures.

2.3 Stedenbouwkundig plan

De stedenbouwkundige uitwerking van het ontwikkelkader Middelsee - De Werp is verwoord in het stedenbouwkundig Basisplan Middelsee. Dit stedenbouwkundig plan is als Bijlage 1 bij deze toelichting gevoegd. Op de basisplankaart zijn ruimtelijke eenheden, essenties en gebieden aangegeven die dienen als basis voor het voorliggend bestemmingsplan.

Feitelijk vormen de groen- en waterstructuur, met de daarin ingepaste cultuurhistorische elementen en infrastructurele hoofdstructuur het raamwerk van de ontwikkeling. De nuance verschilt per gebied. Ten oosten van de Middelsee feart is de groene ring een gebiedsoverstijgende structuurdrager, terwijl ten westen van Wetterstêd het (bevaarbare) water het structurerende element is. Samen met de infrastructurele structuren en de hindercontouren van externe veiligheid, geluid en cultuurhistorie vormen ze een compleet raamwerk. In de contramal van het raamwerk liggen de ontwikkelgebieden, elk met een eigen lokale 'kleur' qua stedenbouwkundige essenties (dichtheid, structuren, typologie, accenten en overgangen tussen privé en openbaar).

De hoofdopzet van het plan bestaat uit de compacte en dichtbebouwde gebieden van Havenstêd, liggend aan het van Harinxmakanaal en de Boksumderdyk, en Wetterstêd een afgebakend stadje aan de Middelseefaert. Aan weerszijden liggen de uitleggebieden; het waterrijke Boksumerhoeke en het groene op het collectief gerichte De Fellingen en de ervenstructuur van het deelgebied Barrahûs. De Redbadwei vormt de hoofdstructuur die de deelgebieden ontsluit voor auto's. De hoofdlangzaamverkeersroutes (doorfietsroute, de oost-west verbinding door Wetterstêd en de routes van de groene ring) zorgen voor de fijnmazigheid van het gebied. In figuur 2.5 is het basisschetsplan van het stedenbouwkundig plan opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.06029BP00-VG01_0008.png"

Figuur 2.5 Basisschetsplan van het Stedenbouwkundig plan

2.3.1 Groenstructuur

De groenstructuur is in Middelsee een belangrijke drager die verbinding maakt tussen de verschillende woongebieden binnen Middelsee. Bovendien sluit deze groenstructuur aan, en is onderdeel van, de groenstructuur van De Zuidlanden. De groenstructuur is geïnspireerd op het landschap. De structuur wordt gevormd door een lint (de Dijktuinen) dat een groene ring door de wijk vormt en de landen (Hooilanden en Boerenlanden) die als fijnmazige structuur eronder liggen. In Middelsee fase 2 zijn de Hooiwegen ten westen van de oude Zeedijk van belang. Deze structuur biedt elke woning toegang tot het groen. De groenstructuur is in figuur 2.6 opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.06029BP00-VG01_0009.png"

Figuur 2.6 Groenstructuur Middelsee fase 2 (bron: stedenbouwkundige plan)

2.3.2 Waterstructuur

De waterstructuur in Middelsee bestaat uit bevaarbaar water en havens/ aanlegplaatsen. Langs het bevaarbare water is de mogelijkheid voor een boot bij de woning. Het bevaarbare water is onderverdeeld in 3 klasses:

  • staande mast (zonder bruggen) met een directe verbinding met het Van Harinxmakanaal. Dit geldt voor de noordzijde van Boksumerhoeke (ten noorden van de Boksumerdyk) en Havenstêd;
  • Dm klasse (2,5 m hoog) in Boksumerhoeke ten zuiden van de Boksumerdyk zodat veel woningen in het deelgebied via het water bereikbaar zijn. In verband met de doorvaarbaarheid is dit water bij voorkeur minimaal 15 m breed;
  • Sloep (1,5 m hoog). Het water in en rondom Wetterstêd, Middelseefaert en Alddjip is bevaarbaar voor sloepen.

Middelsee zal een sloepenroute bevatten, de Middelsee feart, die voldoet aan de PVVP (provinciaal verkeer- en vervoerplan) normen maar onderhouden zal worden door de gemeente.


Daarnaast zal Middelsee vaarwater bevatten voor DM-klasse waardige boten en voor CZM-klasse boten. Het beheer en eigendom wordt door gemeente en/of particulieren geregeld. Het worden geen officiële PVVP routes.


Ten behoeve van de aanleg van boten zijn havens en aanlegplaatsen voorzien in Havenstêd en Barrahûs.

Een impressie van de waterstructuur is opgenomen in figuur 2.7.

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.06029BP00-VG01_0010.png"

Figuur 2.7 Waterstructuur Middelsee fase 2 (bron: stedenbouwkundig plan)

2.3.3 Mobiliteit

Het mobiliteitsconcept van Middelsee is gericht op een optimale verkeersveiligheid, leefbaarheid en kwaliteit van de leefomgeving en het beperken van de CO2-uitstoot. Hiertoe wordt het gebruik van duurzame vormen van mobiliteit, waaronder lopen, fietsen, openbaar vervoer en deelmobiliteit gestimuleerd. De auto krijgt in meerdere opzichten een minder prominente plek in de directe woonomgeving, waardoor kansen ontstaan voor leefbare, aantrekkelijke, duurzame en gezonde stedelijke openbare ruimtes, met meer ruimte voor groen, bewegen, spelen en ontmoeten.

Als basis wordt het STOMP-principe gehanteerd (Stappen, Trappen, Ov, Maas en Privé-auto) met prioriteit voor stappen en minder nadruk op de auto. Zo blijft de mens het startpunt voor mobiliteit.

Voor voetgangers wordt een fijnmazig netwerk van trottoirs en wandelpaden aangelegd dat de woningen verbindt met het omliggende groen en de belangrijkste functies. Drukke verkeersroutes worden voor voetgangers goed en veilig over te steken en voetgangersvoorzieningen zijn comfortabel, (sociaal) veilig en goed toegankelijk. Bovendien worden openbaar vervoerhaltes en parkeerhubs optimaal ingepast en ontsloten voor voetgangers.

Voor fietsers worden er op wijkniveau doorgaande fietsroutes aangelegd tussen de clusters van voorzieningen, de buurten en omliggende wijken (doorfietspad richting centrum en de Werp) en de groene ring. Het gebruik van de fiets (inclusief goed en voldoende stallingsmogelijkheden) is een belangrijk uitgangspunt in het ontwerp van de woonomgeving. Voor bewoners en bezoekers zijn in (of in de direct omgeving) van woningen en voorzieningen voldoende en volwaardige stallingsmogelijkheden (de fiets is het 1e vervoermiddel waar bewoners mee in aanraking komen als ze de deur uitstappen).

De voorzieningen en buurten worden ontsloten door bestaande en nieuwe vormen van openbaar vervoer. Langs de Redbadwei en de Overijsselselaan ligt een aantal bushaltes met lijnen richting de Werp en het centrum van Leeuwarden.

In figuur 2.8 is een impressie opgenomen van de ontsluitingsstructuur voor langzaam verkeer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.06029BP00-VG01_0011.png"

Figuur 2.8 Langzaamverkeerroutes (bron: stedenbouwkundig plan)

In Middelsee wordt ingezet op verschillende vormen van HUBS en deelmobiliteit op verschillende schaalniveaus in de vorm van straathubs, buurthubs en wijkhubs. Ter compensatie van de parkeeropgave of ter vervanging van parkeermogelijkheden direct bij de woning, kunnen deelauto's worden ingezet.

In de woongebieden is de auto 'te gast' en geldt langzaam verkeer als de norm, onder andere door toepassing van een snelheidsregime van 15 km/u of 30 km/u. Per deelgebied komen er parkeeroplossingen op maat; in buurten met sterke stedelijkheid wordt het parkeren voor zowel bewoners, als bezoekers deels of geheel op afstand afgewikkeld. Om de parkeernormen verder te kunnen reduceren, wordt extra ingezet op duurzame vormen van (deel)mobiliteit. Een impressie hiervan is opgenomen in figuur 2.9. Een volledige uitwerking van het verkeersconcept is opgenomen in hoofdstuk 4.2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.06029BP00-VG01_0012.png" Figuur 2.9 Deelmobiliteit Middelsee fase 2 (bron: stedenbouwkundig plan)

2.3.4 Contouren

In het plangebied Middelsee moet rekening worden gehouden met meerdere contouren die een belemmering vormen voor de mogelijke ontwikkeling.

Ten westen van het plangebied moet rekening worden gehouden met de spoorlijn Leeuwarden-Zwolle. Hier wordt een ononderbroken scherm langs het spoor aangelegd van 1,5 m hoog op 4,5 m afstand van het hart van het spoor. Er wordt rekening gehouden met de geluidscontouren (meer daarover in paragraaf 4.3). Bovendien ligt langs het spoor een hogedrukgasleiding waarmee in het kader van externe veiligheid rekening moet worden gehouden (meer daarover in paragraaf 4.7)

Ten noorden en ten oosten van het plangebied moet rekening worden gehouden met weggeluid van de Overijsselselaan en de Redbadwei. Deze contouren zijn in figuur 2.10 weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.06029BP00-VG01_0013.png" Figuur 2.10 Contouren spoor- en weggeluid (bron: stedenbouwkundig plan)

Aan de oostzijde van het plangebied is het LPG-vulpunt en daarmee ook de opslag van LPG opgeheven. Er hoeft hierdoor geen rekening meer gehouden te worden met de veiligheidszone daarvan.

Ten noorden van het plangebied loopt een hoogspanningstracé waarvoor een veiligheidszone geldt. In deze veiligheidszone kunnen geen woningen worden gerealiseerd. Eventuele tuinen bij woningen zijn binnen deze zone wel mogelijk. In figuur 2.11 wordt het hoogspanningstracé en de veiligheidszones weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.06029BP00-VG01_0014.png"

Figuur 2.11 Hoogspanningstracé en veiligheidszones (bron: stedenbouwkundig plan)

2.3.5 Cultuurhistorie

Cultuurhistorie geldt als één van de uitgangspunten voor het ontwerp. Er wordt rekening gehouden met de te handhaven profielen van de Boksumerdyk, Zomerpolderdijk, Piskhoarnedyk, Zeedijk, Rijksstraatweg (Bredyk) en zeegeul (Alddjip). Historische boerderijplaatsen die nog herkenbaar zijn doordat ze middels een sloot zijn afgebakend, blijven grotendeels intact. Monumentale en karakteristieke panden vormen een verbijzondering in het landschap en worden, als het boerderijen zijn, zoveel mogelijk in een 'groene' omgeving geplaatst. Deze elementen zijn weergegeven in figuur 2.12. In hoofdstuk 4.9 is een uitgebreide beschrijving opgenomen van de te handhaven cultuurhistorische elementen in het gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.06029BP00-VG01_0015.png"

Figuur 2.12 Cultuurhistorische elementen Middelsee fase 2 (bron: stedenbouwkundig plan)

2.3.6 Voorzieningen

Middelsee zal als volwaardige woonwijk ook over de nodige voorzieningen beschikken. Daarbij is ruimte voor detailhandel, horeca, IKC's en een (voortgezet) onderwijslocatie. Daarnaast is ruimte voor zorgvoorzieningen, een GGZ-locatie (aparte planologische procedure), een sporthal, sportvelden en havenvoorzieningen. In figuur 2.13 is de globale ligging van de voorzieningen in Middelsee weergegeven. De horeca en detailhandel in Middelsee zijn ondergeschikt en daarom in de algemene gebruiksregels beperkt tot een maximum van 610 m2 aan horeca en een maximum van 1.380 m2 aan detailhandel. Een detailhandelvestiging mag maximaal 150 m2 groot zijn als deze zich in een woongebied (dus buiten de voorzieningenzone) bevindt.

In Middelsee wordt op dit moment geen supermarkt inbestemd, al is het wel wenselijk dat er op termijn een full service supermarkt aanwezig zal zijn in de wijk. Vanwege het beperkte aantal m2 aan supermarkt dat er binnen de gemeentegrenzen van Leeuwarden mogelijk is, moet er eerst elders in de stad een supermarkt worden gesloten, zodat de 'vrijgekomen m2' kunnen worden ingezet om in Middelsee een supermarkt te realiseren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.06029BP00-VG01_0016.png"

Figuur 2.13 Globale ligging voorzieningen in Middelsee (bron: stedenbouwkundig plan)

2.3.7 Deelgebieden

In het stedenbouwkundig plan wordt onderscheid gemaakt tussen verschillende deelgebieden. De deelgebieden zijn weergegeven in figuur 2.14.

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.06029BP00-VG01_0017.png"

Figuur 2.14 Deelgebieden in Middelsee (bron: stedenbouwkundig plan)

2.3.7.1 Havenstêd II

Langs het Van Harinxmakanaal wordt Havenstêd gebouwd. Een deel van Havenstêd is in bestemmingsplan Leeuwarden - Middelsee fase 1 planologisch vastgelegd. Hier worden stedelijke blokken gerealiseerd die qua uitstraling en sfeer aansluiten bij wat in fase 1 is gerealiseerd: industrieel, modern en robuust. Door middel van een hoogte-accent wordt de bevaarbare toegang tot Boksumerhoeke gemarkeerd bij de brug in de Boksumerdyk. In Havenstêd is ruimte voor stadswoningen, rijwoningen en appartementen. De maximale bouwhoogte is hier 13 meter met een hoogte-accent van 16 meter en de opzet is compact en stedelijk. Figuur 2.15 bevat een impressie van Havenstêd. In de regels van dit bestemmingsplan is dit opgenomen als woongebied 3.

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.06029BP00-VG01_0018.png"

Figuur 2.15 impressie Havenstêd (bron: stedenbouwkundig plan)

2.3.7.2 Wetterstêd II

Een groot deel van Wetterstêd is in bestemmingsplan Leeuwarden - Middelsee fase 1 planologisch geregeld. De regeling voor het zuidelijk deel van Wetterstêd (II) is in voorliggend bestemmingsplan opgenomen. Hierbij wordt aangesloten bij de uitgangspunten uit het stedenbouwkundig plan en de regeling uit het bestemmingsplan voor fase 1.

In de zuidzijde van Wetterstêd wordt voortgeborduurd op de principes uit fase 1: compacte straten, begeleiding van singel en gracht, verspringende rooilijnen, verschillende kapvormen en bouwhoogtes en een fijnmazige interne structuur met een aantal verbijzonderingen zoals de verlaagde kade bij de toegang vanaf de Middelseefaert vanaf de zuidzijde.

Vanaf de Redbadwei toont het stadje zich met een reeks bijzondere gebouwen en plekken. De historische structuur van de Piskhoarnedyk (van west naar oost) is in het stadje opgenomen en loopt door tot aan de Middelsee feart. Via een bajonet wordt hier een ruimtelijke afronding gemaakt. In Wetterstêd is ruimte voor stadswoningen, rijwoningen en appartementen met wisselende bouwhoogtes, kapvormen en kaprichtingen.

In het deelgebied Wetterstêd is ruimte voor verschillende functies die passend zijn in een dichtbebouwde woonomgeving, zoals dagelijkse detailhandel en daghoreca. Hier zijn ook de voorzieningen gepland. Er is ruimte voor gemengde voorzieningen en een wijkwinkelcentrum en een gezondheidsplein. De bouwhoogte is hier 13 meter met in de voorzieningenzone maximaal 16 meter. Figuur 2.16 bevat een impressie van Wetterstêd. In de regels van dit bestemmingsplan is dit opgenomen als woongebied 4.

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.06029BP00-VG01_0019.png"

Figuur 2.16 Impressie Wetterstêd (bron: stedenbouwkundig plan)

2.3.7.3 Boksumerhoeke I, II en III

Het deelgebied Boksumerhoeke beslaat het noordwestelijk deel van het plangebied en is het waterrijke gedeelte van Middelsee dat bestaat uit drie gebieden met elk een andere relatie met het water. Ten noorden van de Boksumerdyk liggen de ruime kavels aan het water (Boksumerhoeke I), 'drive-in-woningen' direct aan de staande-mast-route. Een ruimtelijk accent op de noordwesthoek markeert het 'begin' van Middelsee vanuit de trein gezien. Ten zuiden van de Boksumerdyk ligt een centrale watergang die naar het zuiden langs de sportvelden doorloopt. Hieraan ligt een aantal kammen en eilanden met kavels aan het water. Hierin loopt een gradient van natuurlijke oevers naar kades met beschoeiingen.

Aan de zijde van de Redbadwei ligt een aantal ruimtelijke accenten die structuur meegeven aan de hoofdontsluiting en de overgang tussen groen en water markeren. Langs het spoor ligt het 'groene eiland' een wandelroute langs het water en groene doorsteken vormen een robuust raamwerk. Hierbinnen ligt een aantal bouwvelden met kavels met hoge mate van vrijheid in bouwtypologie en bouwstijl.

Aan de zuidzijde van Boksumerhoeke ligt de sportlocatie met meerdere speelvelden en kantine. De parkeerplaats voor de sportvoorziening dient als dubbelgebruik voor de school, sporthal en voor een deel voor bewonersparkeren van Wetterstêd zuid. Figuur 2.17 bevat een impressie van Boksumerhoeke I, II en III.

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.06029BP00-VG01_0020.png"

Figuur 2.17 Impressie Boksumerhoeke I, II en III (bron: stedenbouwkundig plan)

Tussen de deelgebieden Boksumerhoeke I, II en III ligt manage Middelsee. Voor deze manege is in 2018 een omgevingsvergunning verleend. In dit bestemmingsplan wordt deze vergunning positief bestemd. De manage blijft, conform de huidige situatie, in gebruik voor een brede groep mensen, waaronder veel jongeren. Daarnaast zal de manege voor de inwoners van Middelsee een aantrekkelijke plek zijn voor het beoefenen van de paardensport.

Aan de staande mast in Boksumerhoeke I zijn vrijstaande woningen voorzien en sporadisch een appartementenblok. Qua sfeer wordt ingezet op vrijstaande woningen en vrije kavels in een losse setting aan het water. Drive-in woningen met directe toegang tot de staande mastroute, een groene binnenruimte en de schaal van een klein buurtje.

In het Waterrijk van Boksumerhoeke II zijn meerdere types woningen mogelijk die de sfeer uitstralen van afwisselende woonbuurtjes op eilanden met doorlopende, begroeide taluds (natuurlijke oevers). Woningen kunnen via privé of openbare steiger bij het water komen.

In Boksumerhoeke III - Kammen wordt gekozen voor wisselende typologie, oriëntatie en kaprichting en qua sfeer moet gedacht worden aan schiereilanden met beperkt wisselende typologie waarbij (enkele) woningen een stuk privéwater hebben en eventueel een enkel appartementenblok aanwezig is. Diverse woningen liggen direct aan het water en hebben een privétuin.

Voor de Hoeksteen in de Boksumerhoeke III wordt ingezet op rijwoningen, stadswoningen en appartementen met een vaste kapvorm; plat of schuin. Qua sfeer gaat het om een stedelijk blok als hoeksteen tussen Kammen en sport met hogere dichtheid.

In de regels van dit bestemmingsplan is dit opgenomen als de woongebieden 2.

De beoogde sportvelden, die in het bestemmingsplan voor fase 1 waren opgenomen, zijn in dit bestemmingsplan geregeld in het zuiden van Boksumerhoeke III. De locatie die daarmee vrijkomt is in dit bestemmingsplan als woongebied bestemd, deelgebied De Fellingen.

2.3.7.4 De Fellingen

Een nieuwe woonwijk moet ook ruimte bieden aan betaalbare koop- en huurwoningen waaronder sociale huurwoningen. Deze zijn met name voorzien in het noordoosten van het plangebied in De Fellingen. Deze zone is zeer goed bereikbaar met de fiets en aantrekkelijk voor onder andere starters die in de stad werken maar een ruimere/kwalitatief betere woning zoeken.

Voor deelgebied De Fellingen speelt het collectief een belangrijke rol en wordt ingezet op collectieve binnentuinen en ruime en groene openbare ruimte met het Redbadpark als parel. In dit gebied zijn enkele bouwvelden gebaseerd op de rationele polderstructuur met een centrale 'special' in het Redbadpark . Hier is ook ruimte voor wijkvoorzieningen en/of horeca. Al het parkeren in de wijk wordt opgelost in centrale parkeerhubs, direct toegankelijk via de ontsluitingsweg. Daarmee ontstaat meer ruimte voor leefbare en groene straatjes om te wandelen, verblijven en spelen. De zuidkant van De Fellingen biedt voorzieningen voor de hele wijk.

Qua woningen wordt ingezet op een verscheidenheid aan woning typologieën binnen de vier segmenten: sociale huur, betaalbare koop, middenhuur en vrije sector. Figuur 2.18 bevat een impressie van De Fellingen. In de regels van dit bestemmingsplan is dit opgenomen als woongebied 1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.06029BP00-VG01_0021.png"

Figuur 2.18 Impressie Boksumerhoeke I, II en III (bron: stedenbouwkundig plan)

2.3.7.5 Barrahûs

Het deelgebied Barrahûs ligt en zuiden van de Redbadwei en vormt de overgang tussen de intensieve bebouwing in het noorden naar een meer open karakter in het zuiden van Middelsee. In dit deelgebied is geen openbaar park voorzien omdat de ruime kavels hier een ander karakter weergeven. Doordat de kavels ruim zijn, hebben de bewoners zelf (groene) buitenruimte. In De Fellingen hebben bewoners geen of nauwelijks eigen buitenruimte. Om die reden is in De Fellingen wel een park voorzien.

In dit deelgebied is geen (nieuw) vaarwater opgenomen. Ieder deelgebied heeft een eigen uitstraling. Dit deelgebied krijgt een groene uitstraling door omzoming van de bouwvelden, zoals te zien in figuur 2.19. Bestaande waterstructuren om bestaande bebouwing blijven gehandhaafd. Daarnaast is er aan de randen van dit deelgebied water in de vorm van de Middelsee feart.

Het deelgebied Barrahûs wordt gevormd door bestaande en nieuwe erven met groene en blauwe randen, waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande water- en polderstructuur, aangevuld met nieuwe structuren. Zo ontstaan compacte stedelijke erven met wisselende typologieën, korrelgrootte en kapvormen en richtingen. Langs de Overijsselselaan begeleidt een reeks appartementengebouwen de weg. Qua woningtype wordt hier ingezet op schuurachtige gebouwen met afwisselende kapvormen (o.a. lage goten) en oriëntatie, en individuele en collectieve woningen (rug-aan-rug, twee-onder-een-kap, rijwoning, vrijstaand). Hiermee ontstaat afwisseling tussen diverse compacte erven die contrasteren met bestaande boerderijen waarbij groensingels en/ of sloten de scheiding vormen tussen de erven. Er is ruimte voor grote afwisseling van volumes en korrelgrootte.

Zowel de appartementengebouwen aan de Overijsselselaan als het achterliggende gebied behoren tot deelgebied Barrahûs. Achter de appartementengebouwen ontstaat een wijk met grondgebonden woningen zoals twee-onder-een-kapwoningen, rijwoningen en vrijstaande woningen. Het idee is telkens een aantal woningen te clusteren tot een soort erf dat groen wordt omzoomd.

Langs de Overijsselselaan komen bouwblokken van 4 lagen die op wijkniveau een ruimtelijk accent vormen met uitschieters tot 8 lagen. Daarbij moet gedacht worden aan appartementen in geschakelde torens met een plat dak die ritmisch langs de Overijsselselaan staan en wisselende hoogtes hebben. Omdat het beeldbepalende gebouwen zijn, geldt hiervoor een streng beeldregime. Voor de hoogteaccenten geldt figuur 2.19 als uitgangspunt. Hierop staat aangegeven welke locatie geschikt zijn voor lage en hoge accenten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.06029BP00-VG01_0022.png"

Figuur 2.19 Hoogteaccenten

Figuur 2.20 bevat een impressie van het deelgebied Barrahûs. In de regels van dit bestemmingsplan is dit opgenomen als woongebied 5 en 6. Hierop is te zien dat zowel de appartementengebouwen aan de Overijsselselaan als het achterliggende gebied tot deelgebied Barrahûs horen. Achter de appartementengebouwen ontstaat een wijk met grondgebonden woningen zoals twee-onder-een-kapwoningen, rijwoningen en vrijstaande woningen. Het idee is hier om telkens een aantal woningen te clusteren tot een groen omzoomd erf.

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.06029BP00-VG01_0023.png"

Figuur 2.20 Impressie deelgebied Barrahûs (bron: stedenbouwkundig plan)

De uitgangspunten uit het stedenbouwkundige plan staan aan de basis van de regels voor de verschillende woongebieden. In hoofdstuk 5.3 wordt hier een nadere toelichting op gegeven. Bij de ontwikkeling van Middelsee fase 2 wordt nieuwe bebouwing aansluitend op reeds bebouwd gebied gerealiseerd zodat de stad op natuurlijke wijze tot ontwikkeling wordt gebracht. Bij elke deelontwikkeling zal aandacht worden besteed aan de landschappelijke inpassing zodat er altijd sprake is van een afgerond geheel.

2.3.8 Landschappelijke inpassing

Elk deelgebied heeft haar eigen onderscheidende ruimtelijke kenmerken en kwaliteiten, beschreven in hoofdstuk 4 van het basisplan. Die van Havenstêd en Wetterstêd zijn gestoeld op de oude Friese havensteden: kleinschalig, besloten, afwisselend en een sterke relatie met het water. De kwaliteit wordt hier voornamelijk gevonden in de architectuur en inrichtings van de openbare ruimte, met kades en pleinen aan het water. Boksumerhoeke ligt aan de lagere en nattere zijde van het gebied: natuurlijke oevers met aanlegplaatsen aan langgerekte vaarwegen. In Barrahûs worden erven ontwikkeld, met afwisselende randen van sloten of groensingels die het erf afbakenen. De Fellingen bestaat uit semi-gesloten bouwblokken omsloten door groene straten. Zo heeft elk deelgebied haar eigen kenmerkende grenzen die het ruimtelijk beeld neerzetten en flexibiliteit bieden in de ontwikkeling. Bij elke nieuwe stap komt er een kwalitatieve nieuwe invulling en dus nieuwe grens bij.

Als overkoepelende structuurdrager verbindt de groene ring de verschillende deelgebieden en vormt zo ook de schakel tussen Middelsee en de buurtschappen in de Zuidlanden. Deze wordt ingevuld als herkenbare eenheid (De Dijktuinen) met bijbehorende ruimtelijke kwaliteit, zoals een doorlopende bies en een serie van plekken in en aan het landschap met eenzelfde herkenbare vormgeving en uitstraling. Dit is vastgelegd in het groene raamwerk (hoofdstuk 3 van het stedenbouwkundig plan).

2.3.9 Aanzicht vanaf het spoor

Het spoor vormt zowel de westelijke grens van Middelsee, als een van de belangrijke zuidelijke entrees tot de stad. De kwaliteit van het zicht en de belevingswereld die hiermee gepaard gaan zijn daarom van belang op het schaalniveau van de stad. In figuur 2.21 is dat schetsmatig weergeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.06029BP00-VG01_0024.png"

Figuur 2.21: Relatie Middelsee met het Spoor

Het spoor zelf ligt iets hoger in het landschap en stijgt van ca. 1m boven nap naar 5m boven nap (in de huidige situatie). In figuur 2.22 is dat weergegeven. Het betekent dat het zicht op Middelsee langzaam opgetild wordt tot net onder nokhoogte van de nieuwe bebouwing. Het spoor heeft een geluidsscherm, maar de hoogte hiervan is afgestemd op de hoogte van de trein, zodat het zicht vanuit de trein op Middelsee niet ontnomen wordt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.06029BP00-VG01_0025.png"

Figuur 2.22 Ligging spoor ten opzichte van landschap

De opzet en structuur borgen het zicht op Wetterstêd, het centrale stadje in Middelsee. Door de openheid van de sportvelden wordt er een doorzicht met wisselende perspectieven gecreëerd: allereerst een zichtlijn recht over het water naar het hart van het stadje, vervolgens schuin op het stadje, waarna het langzaam verdwijnt achter de bebouwing van de uitleglocatie van Boksumerhoeke. Op de horizon zijn de iconische gebouwen rondom het stationsgebied zichtbaar.

De regionale kering direct langs het spoor vormt een coherente groenstructuur die voor samenhang zorgt in de voorgrond van het zicht vanuit de trein. Daarachter liggen de tuinen met afwisselende rietoevers en aanlegplekken voor bootjes van de woningen in Boksumerhoeke. De sluitpost is een markant blok in de noordwesthoek van Boksumerhoeke die de overgang markeert over het water via de brug.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

Het beleid van het rijk, de provincie én de gemeente geeft uitgangspunten voor het bestemmingsplan. In dit hoofdstuk zijn deze uitgangspunten weergegeven.

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Nationale Omgevingsvisie (2020)

In de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) heeft het Rijk de hoofdzaken van het beleid voor de fysieke leefomgeving geformuleerd. De NOVI is de opvolger van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en sorteert voor op de inwerkingtreding van de Omgevingswet. De NOVI ziet op de inrichting en de kwaliteiten van Nederland en heeft daardoor een hoog abstractieniveau. Het bevat geen concreet beleid voor het woongebied Middelsee. De ontwikkeling van Middelsee staat de nationale belangen en opgaven uit de NOVI niet in de weg.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) stelt niet alleen regels omtrent de 14 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, maar stelt ook regels die in bestemmingsplannen moeten worden opgenomen.

3.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking

De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, moet een beschrijving bevatten van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

De ladder is van toepassing als een plan wordt aangemerkt als 'nieuwe stedelijke ontwikkeling'. Of er sprake is van een 'stedelijke ontwikkeling' wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving.

Uit jurisprudentie blijkt dat het toevoegen van meer dan 11 woningen wordt gezien als nieuwe stedelijke ontwikkeling. Ook het toevoegen van meer dan 500 m2 aan commerciële functies wordt gezien als stedelijke ontwikkeling. De huidige bestemmingen zijn vertrekpunt bij de beoordeling of sprake is van een stedelijke ontwikkeling.

Toetsing

Het programma bestaat uit de volgende functies:

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.06029BP00-VG01_0026.png"

Het plangebied heeft in de huidige situatie overwegend een agrarische bestemming en daarnaast de bestemming sport en een aantal gemengde bestemmingen en woonbestemmingen (bestaande woningen). In het plangebied zijn op enkele plekken al woningen mogelijk en verschillende functies zoals maatschappelijke voorzieningen, dienstverlening en sportvoorzieningen. In Middelsee fase 1 is circa 50.000 m2 sport mogelijk. Die mogelijkheden worden verplaatst, maar de toevoeging is wel een stedelijke ontwikkeling.

In bestemmingsplan De Zuidlanden – deel Overijsselselaan zijn 110 woningen en maximaal 35.000 m2 bvo dienstverlening, maatschappelijke voorzieningen en sportvoorzieningen mogelijk. Het bestemmingsplan De Zuidlanden - deel Overijsselselaan maakt integraal onderdeel uit van het plangebied van onderhavig bestemmingsplan Middelsee fase 2 en wordt daarom binnen dit bestemmingsplan geïntegreerd. Daarnaast is een omgevingsvergunning verleend voor een inmiddels bestaande Manege. Deze wordt in het nieuwe bestemmingsplan opgenomen. De mogelijkheden uit de bestaande bestemmingsplannen worden herverdeeld binnen het plangebied.

In het nieuwe bestemmingsplan worden 2.175 woningen en diverse andere stedelijke functies mogelijk gemaakt. Het toevoegen van 2.065 woningen is een stedelijke ontwikkeling. Ook de mogelijkheden voor horeca, detailhandel, sport en bedrijven zijn een stedelijke ontwikkeling. Omdat de planologische oppervlakte aan sport-manege, onderwijs/sociaal (maatschappelijk) en dienstverlening gelijk blijft of afneemt, zijn deze programma-onderdelen geen stedelijke ontwikkeling. Gezien de aard en omvang van de totaalontwikkeling is er sprake van een stedelijke ontwikkeling. De functies die worden gezien als stedelijke ontwikkeling zijn in de ladderonderbouwing nader onderzocht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.06029BP00-VG01_0027.png"

Gezien de aard en omvang van de ontwikkeling is er sprake van een stedelijke ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied. Om de behoefte aan de stedelijke ontwikkelingen in Middelsee te onderbouwen is een ladderonderbouwing opgesteld. Deze is als Bijlage 2 bij dit bestemmingsplan opgenomen en hierna samengevat.

De huidige verwachting op basis van het Ontwikkelkader is dat er in het totale gebied Middelsee - De Werp 3.200 woningen kunnen worden gerealiseerd. In Middelsee fase 1 is gestart met de invulling van het programma voor Waterstad en Havenstad met circa 750 woningen. Deze zijn al planologisch mogelijk. Voor Barrahûs is een eigen bestemmingsplan in voorbereiding (maximaal 100 woningen). Stationsgebied De Werp wordt niet in het plangebied van dit bestemmingsplan opgenomen. Het bestemmingsplan Middelsee fase 2 maakt maximaal 2.175 woningen mogelijk.

Beschrijving woningbehoefte

In het plangebied worden 2.175 woningen mogelijk gemaakt. De planologische toevoeging is 2.065 woningen omdat er in het plangebied al 110 woningen mogelijk zijn. De ambitie en behoefte blijkt uit diverse bronnen.

Leeuwarden is de enige gemeente in de provincie waar het aantal inwoners nog groeit en sprake is van een grote woningbehoefte. In verschillende documenten staan verschillende ambities. De woningbehoefteprognoses van de provincie en de woningbouwafspraken met de provincie Fryslân (mei 2022) zijn het vertrekpunt.

De prognoses 2020-2030 laten voor de gemeente Leeuwarden een groei van 3.560 huishoudens zien. Om hier planologisch in te voorzien, is 130% plancapaciteit nodig om bij onverwachte planuitval snel te kunnen blijven voorzien in de behoefte. Dit betekent dat de gemeente voor 3.560 * 130% = 4.628 woningen planologische ruimte nodig heeft.

De bestaande woningvoorraad wordt de komende jaren stevig vernieuwd, onder andere door sloop en vervangende nieuwbouw. Sloop is echter alleen mogelijk indien voorafgaand aan deze forse sloopopgave eerst vervangende nieuwbouw is gepleegd. Voor een deel vindt deze compensatie plaats op buitenstedelijke locaties, zodat de gemeente daar ook gemêleerde wijken met voldoende aanbod voor sociale huur kan creëren. Deze tijdelijke vervangingsvraag vraagt een plus op de programmering. Op korte termijn zal de nieuwe wijk De Fellingen (onderdeel Middelsee fase II) met 650 woningen hier invulling aan geven.

Op basis van historische cijfers en de voorgenomen plannen van de corporaties komt de gemeente voor de periode tot 2029 uit op een sloopopgave van 1.685. Om deze sloop (onderdeel van herstructurering) mogelijk te maken moeten vooruitlopend 1200 woningen worden toegevoegd.

De totale planologische bouwruimte die Leeuwarden voor de periode 2020 tot en met 2029 nodig heeft, komt minimaal uit op: 4.628 woningen toevoegen incl. 30% overcapaciteit + 1.200 nieuwbouw vooruitlopend op sloop = 5.828 totaal.

Een eventuele extra inzet door de gemeente Leeuwarden om het nationale woningtekort in te lopen maakt geen onderdeel uit van de woningbouwafspraken.

De huidige harde plancapaciteit (woningbouwplanning april 2022) is 3.123 woningen. Dit is niet voldoende om in de woningbehoefte te voorzien. Er is alleen al tot 2030 ruimte om 2.705 woningen aan de harde plancapaciteit toe te voegen.

Middelsee fase 2 is in de woningbouwplanning opgenomen met 2.175 woningen. Binnen dit plangebied zijn al 110 woningen planologisch mogelijk. Per saldo worden 2.065 woningen aan de harde plancapaciteit toegevoegd. Hiermee kan worden bijgedragen aan de woningbehoefte.

Er is onvoldoende harde plancapaciteit om in de behoefte te kunnen voorzien. Het is noodzakelijk dat de zachte plancapaciteit (zoals in het Masterplan is verwoord) in Middelsee door middel van een bestemmingsplan wordt omgezet in harde plancapaciteit.

In Leeuwarden groeit het aantal inwoners en is sprake van een grote woningbehoefte. De totale planologische bouwruimte die Leeuwarden voor de periode 2020 tot en met 2029 nodig heeft, komt minimaal uit op 5.828 woningen en er is te weinig harde plancapaciteit.

In het plangebied van bestemmingsplan Middelsee worden 2.175 woningen voorzien en 2.065 woningen planologisch toegevoegd. Hiermee kan worden bijgedragen aan de woningbehoefte. De nieuwe woonwijk kan ook voorzien in de behoefte aan grondgebonden woningen.

Beschrijving behoefte overige stedelijke functies

De nieuwe inwoners in de wijk brengen ook een eigen behoefte aan overige stedelijke functies met zich mee. Voor de behoefte aan voorzieningen is nu uitgegaan van 3.200 woningen obv het ontwikkelkader. De behoefte aan voorzieningen geldt dus voor het totale gebied, dat groter is dan het bestemmingsplan.

Uitgaande van 3.200 woningen, en een gemiddelde huishoudensgrootte in Leeuwarden van 2,0 betekent dit een toename van het aantal nieuwe inwoners met 6.400. Hierbij is nog geen rekening gehouden met de woningbezetting in een nieuw uitleggebied, dat doorgaans iets hoger zal uitkomen.

De detailhandel en horeca zullen vooral een wijkfunctie vervullen. Daarnaast is in het gebied ruimte voor stedelijke functies, die invulling geven aan de behoefte van inwoners uit de hele stad. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de mogelijkheden voor sportvoorzieningen en onderwijs.

Behoefte detailhandel

In de planontwikkeling is ruimte opgenomen voor 1.380 m2 bvo (circa 1.100 m2 wvo) aan niet-dagelijkse detailhandel. Er wordt gedacht aan het toevoegen van wijkondersteunende detailhandel. Dit kunnen winkels in dagelijkse goederen zijn, zoals een slijterij, bakker of slager. Dit kan aangevuld worden met andere niet-dagelijkse winkels. Daarnaast is er in Middelsee ruimte voor 830 m2 aan dagelijkse detailhandel. Hierdoor is in Middelsee ruimte voor een supermarkt van 830 m², specifiek ten behoeve van de inwoners van Middelsee. Ter hoogte van de locatie waar in de toekomst een supermarkt is voorzien, is op de verbeelding een witte vlek opgenomen. Naast de toekomstige supermarkt is op deze locatie, conform het stedenbouwkundig plan, ook in niet dagelijkse detailhandel voorzien. Omdat de 'witte vlek' middels een afzonderlijke ruimtelijke procedure wordt geregeld, wordt in dit bestemmingsplan geen ruimte geboden aan dagelijkse-detailhandel en maximaal 880 m2 aan niet-dagelijkse detailhandel.

Behoefte horeca

Binnen het plangebied is ruimte voor het toevoegen van horeca. Deze horeca zal hoofdzakelijk worden gebruikt door de inwoners van Middelsee, maar kan ook een recreatieve functie vervullen door de ontwikkeling van het gebied met meer recreatieve waarde (aanleggen vaart, wandelpaden, fietspaden). In de planontwikkeling is ruimte opgenomen voor 610 m2 bvo aan horeca.

Op basis van de marktontwikkelingen, het gemeentelijk beleid en het gemiddelde horeca-aanbod in Leeuwarden is er behoefte aan het toevoegen van horecavoorzieningen in de nieuwe wijk Middelsee. Het toevoegen van 610 m2 bvo (circa 500 m2 wvo) horeca zal, samen met de andere functies, zorgen voor een dynamische en levendige wijk.

Behoefte sport

Binnen het plangebied wordt ruimte geboden aan sportvoorzieningen met een oppervlakte van circa 100.000 m2. Gedacht wordt aan meerdere sportvelden en een sporthal. In Middelsee fase 1 is al circa 50.000 m2 sport mogelijk, waarvan 10% mag worden bebouwd. In bestemmingsplan De Zuidlanden - deel Overijsselselaan is al 35.000 m2 sport mogelijk. Deze planologische mogelijkheden worden verplaatst. Per saldo wordt circa 15.000 m2 sport toegevoegd.

Gelet op het belang van gezondheid en beweging voor de stad en de noodzakelijke bijdrage aan een gezond woon, werk en leefklimaat, wordt ruimte geboden voor sportvoorzieningen. Hiermee gaat het nieuwe sportcomplex ook voorzien in een bovenwijkse behoefte.

Op basis van de Voorzieningenscan (Stipo) en het onderzoek naar de behoefte aan binnen- en buitensportvoorzieningen van Mulier (Ruimte voor Sport in Leeuwarden, Mulier Instituut, 2020) is er behoefte aan het toevoegen van circa 19.600 m2 sportvoorzieningen. Hierbij is nog geen rekening gehouden met de behoefte aan sport en bewegen vanuit de rest van de stad. Hieruit wordt geconcludeerd dat er ruim voldoende behoefte is aan het toevoegen van circa 15.000 m2 bvo aan sport.

Behoefte bedrijven

In Middelsee worden (dienstverlenende) bedrijven in categorie 1 en 2 mogelijk gemaakt. Het gaat hier om ‘lichte’ bedrijvigheid, oftewel bedrijven met weinig milieuhinder. In de wijk Middelsee wordt dit soort bedrijvigheid toegestaan in de plinten en gecombineerd met woningbouw. In de plannen is ruimte voor de toevoeging van 32.300 m2 bedrijvigheid in Middelsee. Op grond van de provinciale verordening wordt in dit bestemmingsplan echter 10.000 m² toegestaan. De behoefte aan bedrijven is hierna beschreven.

De uitbreiding van Leeuwarden met de nieuwe wijk Middelsee zal zorgen voor een bevolkingsgroei, en daardoor ook voor een toename van de behoefte aan werkgelegenheid en bedrijvigheid in de stad. Het toevoegen van lichte bedrijvigheid aan de woonwijk Middelsee sluit ook aan op de Omgevingsvisie van de gemeente Leeuwarden, waarin functiemenging en het creëren van bruisende locaties een belangrijke rol spelen.

In Middelsee zal ruimte zijn voor creatieve bedrijvigheid en ‘lichte’ bedrijven in milieucategorie 1 en 2 die goed te combineren zijn met de woonfunctie. Op deze manier hoeven dit soort bedrijven zich niet te vestigen op bestaande bedrijventerreinen. Volgens het Convenant Bedrijventerreinen Noordwest Fryslân 2019-2030 is er een kwantitatief tekort aan bedrijvenlocaties van 13,4 hectare in Leeuwarden in de periode 2019-2030. Door ‘lichte’ bedrijvigheid te combineren met woningbouw in de nieuwe wijk Middelsee blijft er op de bedrijventerreinen meer ruimte over voor bedrijvigheid in zwaardere milieu categorieën en is er op deze manier sprake van zorgvuldig ruimtegebruik.

Behoefte onderwijs (geen stedelijke ontwikkeling)

In het plangebied wordt ruimte geboden voor het verplaatsen van een middelbare school van een verouderde locatie in Leeuwarden. Daarnaast wordt gedacht aan een of twee IKC's met een basisschool en kinderopvang.

De afgelopen jaren is het aantal leerlingen op het voortgezet onderwijs gestegen, ook wordt verwacht dat deze groei de komende jaren door zal zetten. De nieuwe inwoners in de wijk brengen ook een eigen behoefte met zich mee. In nieuwe woonwijken is behoefte aan basisscholen en kinderopvang omdat nieuwe wijken jonge gezinnen aantrekken.

Behoefte maatschappelijke functies en dienstverlening (geen stedelijke ontwikkeling)

Binnen het plangebied is ruimte voor maatschappelijke functies en dienstverlening. De nieuwe inwoners in de wijk brengen immers een eigen behoefte met zich mee. Hierbij wordt geacht aan een zorgcentrum met bijvoorbeeld een huisartsenpost en apotheek. Wellicht kunnen ook functies worden gecombineerd met een IKC. Hierbij wordt opgemerkt dat ter hoogte van de locatie waar in de toekomst een supermarkt is voorzien, op de verbeelding een witte vlek is opgenomen. Op deze locatie is conform het stedenbouwkundig plan ook eerstelijns zorg voorzien. Omdat de 'witte vlek' middels een afzonderlijke ruimtelijke procedure wordt geregeld, wordt in dit bestemmingsplan ruimte geboden voor 33.000 m2 aan dienstverlening, maatschappelijke voorzieningen en sportvoorzieningen. De overige 2.000 m2 wordt te zijner tijd in de ruimtelijke procedure voor de 'witte vlek' geregeld.

Waarom niet binnenstedelijk (motivering locatiekeuze)

Het is niet mogelijk om de (deels grondgebonden) woningbehoefte en de behoefte aan bijbehorende stedelijke functies geheel binnenstedelijk een plek te geven. Bij een suburbane woningdichtheid van 20 woningen per hectare is voor de realisatie van 2.175 woningen circa 109 hectare noodzakelijk. Daarom is gekozen voor uitbreiding van Leeuwarden.

Middelsee is de laatste uitbreidingswijk van Leeuwarden. Fase 2 is hierin het grootste deelgebied en omvat ca. 2.175 woningen. Hier is een gemengd, stevig stedelijk programma van wonen, werkgelegenheid en voorzieningen beoogd. Het vervult daarmee een centrale rol in de woningbouwprogrammering. Hiervoor is het nodig dat de gemeente voldoende planologische programmeerruimte krijgt. De gemeente kan dan binnen het programma versnellen, vertragen, verdichten of verdunnen naar gelang de (woningmarkt)omstandigheden. Zeker de komende jaren is het nodig dat hier een fors woningbouwprogramma wordt gerealiseerd.


De planologische programmeerruimte buiten bestaand stedelijk gebied is ook nodig om voldoende tempo in de stedelijke vernieuwing te krijgen. Het is immers niet mogelijk om sloopplannen te maken indien er voor de vervangende nieuwbouw nog geen planologische ruimte gecreëerd is. Middelsee fase 2 is ook expliciet benoemd in de woningbouwafspraken met de provincie.

Kortom, de realisatie van fase 2 planologisch mogelijk maken is nodig om voldoende adaptief op de woningvraag en de behoefte aan werkgelegenheid en andere stedelijke functies ten behoeve van een complete woonwijk in te kunnen spelen.

Conclusie

Met de ontwikkeling van Middelsee fase 2 is de ladder voor duurzame verstedelijking doorlopen. Er is onderzoek gedaan naar de specifieke behoefte aan de gewenste voorzieningen. Hieruit blijkt dat er sprake is van duurzame verstedelijking en dat in de onderzochte behoefte niet kan worden voldaan binnen bestaand stedelijk gebied.

3.2 Provinciaal beleid

Omgevingsvisie Fryslân - De romte diele

Op 23 september 2020 is de Omgevingsvisie Fryslân - De romte vastgesteld, waarin de ambitie voor de provincie voor 2030 - 2050 is opgenomen. Hierbij wordt gewerkt met 9 principes die richting geven bij het maken van keuzes. Enerzijds zijn de principes inhoudelijk van aard, zoals zuinig ruimtegebruik, omgevingskwaliteit als ontwerpbasis, koppelen van ambities, gezondheid en veilig. Anderzijds zijn er samenwerkingsprincipes, zoals rolbewust, decentraal wat kan, het ja, mits principe, aansluiting zoeken en sturen op proces, ruimer op inhoud. Deze ambities worden niet gerealiseerd door verandering tegen te houden, maar door de gewenste nieuwe ontwikkelingen te laten aansluiten bij bestaande kwaliteiten.

In de dialoog met de samenleving zijn vier opgaven benoemd die de provincie actief wil aanpakken:

  • Fryslân houdt de leefomgeving vitaal, leefbaar en bereikbaar
  • Fryslân zet de energietransitie met kracht voort
  • Fryslân wordt klimaat-adaptief ingericht
  • Fryslân versterkt de biodiversiteit

De Spoorzone, tussen Werpsterhoeke en de oostelijke ringweg, wordt genoemd als grote ontwikkellocatie voor wonen, hoogwaardige stedelijke en regionale functies en bereikbaarheid over weg, water en met OV, in combinatie met versterking van ruimtelijke kwaliteit.

Vanuit de wettelijke verantwoordelijkheid voor zorgvuldig en verantwoord gebruik van de schaarse ruimte, zorgt de provincie voor regionale afstemming van plannen voor woningbouw, bedrijventerreinen en kantoorvolume. Samen met gemeenten worden in regioverband meerjarige programmeringsafspraken gemaakt over passend aanbod, zowel kwantitatief als ook kwalitatief wanneer dat gewenst is. Via flexibele programmering kan worden ingespeeld op veranderingen in de markt. Periodiek voert de provincie prognoses uit naar de behoefte aan woningbouw en bedrijventerreinen en indien gewenst aan kantoren. Ontwikkelingen worden gemonitord en regionale afspraken met gemeenten worden regelmatig herijkt. De provincie ondersteunt gemeenten met het toepassen van de Ladder voor duurzame verstedelijking. Daarbij is van belang dat stedelijke functies naar aard en schaal passen bij een stad of dorp, en daarop aansluiten. En dat ze goed ontsloten worden, waarbij vervoersknooppunten zoveel mogelijk benut worden. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de verdeling van woningbouw en aanleg van bedrijfslocaties over hun kernen; in hun visies/ plannen bepalen ze waar dit gebeurt en in welke kwaliteit. Bij nieuwe inzichten en ontwikkelingen kan van afspraken worden afgeweken. Dit biedt flexibiliteit, ook om in te spelen op kwaliteiten waar aantoonbaar behoefte aan is.

De woningbouwontwikkeling in Middelsee past binnen het provinciale beleid van de Omgevingsvisie en de woningbouwontwikkeling past binnen de provinciale woningbouwafspraken. In het kader van de ladderonderbouwing zoals opgenomen in hoofdstuk 3.1.3 heeft overleg plaatsgevonden met de provincie Fryslân. De provincie heeft aangegeven dat de onderbouwing voldoet en hiermee passend is binnen de woningbouwafspraken met de provincie.

Verordening Romte Fryslân

De verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. De verordening voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels. Het gaat met name om beleid uit het Streekplan Fryslân 2007, het Derde provinciale Waterhuishoudingsplan 2010-2015 en het Provinciaal Verkeer- en Vervoerplan. Het uitgangspunt is dat de verordening niet meer regelt dan noodzakelijk is. Wat elders al goed geregeld is (in het Barro of in andere wet- en regelgeving) hoeft niet over te worden gedaan. Verder is rekening gehouden met de verantwoordelijkheid van gemeenten. Binnen randvoorwaarden is ruimte voor lokaal maatwerk.

Artikel 3.1.1. van de provinciale verordening stelt dat een ruimtelijk plan mogelijkheden voor woningbouw kan bevatten indien de aantallen en de kwaliteit van de woningbouw in overeenstemming zijn met een woonplan dat de schriftelijke instemming van Gedeputeerde Staten heeft. In artikel 3.1.2. wordt gesteld dat als een woningbouwproject niet past in een woonplan de woningbouwcapaciteit van het ruimtelijk plan kan worden ingepast in het regionale woningbouwprogramma, via uitwisseling van woningbouwcapaciteit op gemeentelijk of regionaal niveau, of door fasering van plannen. Daarbij moeten de aantallen en de kwaliteit van de woningbouw passen bij de aard en schaal van in dit geval het stedelijk centrum Leeuwarden en voorafgaand aan het voorgeschreven wettelijk overleg over het ruimtelijk plan moet met Gedeputeerde Staten overleg zijn gevoerd over de noodzaak van toevoeging van het project aan het woningaanbod in de gemeente.

Regionale woningbouwafspraken

Zowel de provincie als het Rijk gaan uit van een regionale afstemming van de woningbouw- programmering. De provincie bepaalt op basis van bevolkingsprognoses en in overleg met gemeenten en regio's hoeveel woningbouwruimte in een bepaalde periode is. De woningbouwafspraken met provincie Fryslân lopen tot 2030. In de Verordening Romte gaat de provincie in op regionale afstemming en heeft de provincie tevens aangegeven dat gemeenten een actueel woonplan moeten hebben waarin de volgende onderdelen zijn opgenomen:

  • Een actueel overzicht van de omvang en kwaliteit van de bestaande woningvoorraad, waarbij aandacht wordt geschonken aan het aanbod van en de vraag naar verschillende woonmilieus.
  • Inzicht in de benodigde herstructurering van de bestaande woningvoorraad.
  • De ontwikkeling van de kwantitatieve en kwalitatieve woningbehoefte op basis van de demografische ontwikkelingen en ontwikkelingen op de woningmarkt.
  • De inpassing van de gemeentelijke woningbehoefte in de regionale woningbouwafspraken.
  • In relatie tot de voorgaande onderdelen een overzicht van de lopende en voorgenomen herstructureringsplannen en woningbouwplannen, inclusief fasering, met een duiding van de locaties als binnenstedelijk en buitenstedelijk.

Het Afwegingskader Woningbouw Gemeente Leeuwarden is in 2016 door de Raad vastgesteld. Dit geeft goed beeld van de wijze waarop het Leeuwarder woonbeleid wordt vormgegeven. De basis van het woonbeleid is de vraag naar woonruimte. Er wordt de komende decennia nog bevolkingsgroei verwacht voor de gemeente Leeuwarden. Deze groei is echter niet gelijk verdeeld over de gehele gemeente en geldt niet voor alle woningtypen en woonmilieus. De groei gaat voornamelijk plaatsvinden in het stedelijk gebied van Leeuwarden, voor de meeste dorpen wordt afnemende vraag en stabilisatie verwacht. Het is daarom van belang om tot een zorgvuldige regionale afstemming te komen zodat de bouwopgave kan landen op de juiste locaties. Met het Afwegingskader Woningbouw legt de gemeente Leeuwarden voor de komende 10 jaar keuzes in het woonbeleid vast.

Woningbouwafspraken 2020-2030

De gemeente Leeuwarden heeft de provincie verzocht om de huidige woningbouwafspraken, die lopen tot 2025, te actualiseren zodat deze als basis kunnen dienen voor de komende jaren tot 2029. De gemeente heeft om 30% extra plancapaciteit gevraagd om te kunnen blijven voorzien in de woningbehoefte. De provincie stemt in met het aanpassen van de capaciteit in Leeuwarden van 3.560 tot 4.628. Daarnaast stemt de provincie ermee in om, vooruitlopend op de sloop van 1.685 woningen, 1.200 nieuwe woningen te realiseren. De provincie stemt in met de woningbouwaantallen in dit bestemmingsplan, onder voorwaarde dat een deel pas na 2030 wordt gebouwd. Deze fasering is in de planregels opgenomen. De brief is als Bijlage 3 bij deze toelichting gevoegd.

Hiermee past de woningbouwontwikkeling binnen de voorwaarden die de provinciale verordening stelt in artikel 3.1.1 en 3.2.1.

Detailhandel

Om de kwaliteit en aantrekkelijkheid van bestaande kernwinkelgebieden te behouden, heeft het provinciaal beleid beperkingen voor winkels buiten de kernwinkelgebieden. De begripsomschrijving van ‘kernwinkelgebied’ spreekt van een aaneengesloten winkelgebied. Er zijn hierbij geen grenzen van de kernwinkelgebieden van kernen opgenomen. Gemeenten bepalen de omvang van het kernwinkelgebied op basis van lokaal maatwerk. De bepaling moet zo worden gelezen dat een perceel of een pand dat aansluit op het bestaande kernwinkelgebied en waarin een winkelfunctie komt, tot het kernwinkelgebied kan worden gerekend.

Bij winkels als onderdeel van een buurt- of wijkwinkelcentrum gaat de provincie ervan uit dat in dat winkelcentrum zeer beperkt ruimte wordt geboden voor detailhandel in de niet-dagelijkse recreatieve branches, omdat anders afbreuk wordt gedaan aan de recreatieve winkelfunctie van het kernwinkelgebied.

De detailhandel in Middelsee is vooral gericht op dagelijks gebruik en gericht op de wijk. Het betreft relatief kleinschalige detailhandelsvestigingen die niet concurrerend zijn met het kernwinkelgebied van Leeuwarden. Het toevoegen van kleinschalige detailhandel is dan ook niet in strijd met het provinciaal beleid.

In fase 2 is in de voorzieningenstrook detailhandel toegestaan in de plinten van de gebouwen. Binnen de woonbestemming is eveneens beperkte detailhandel toegestaan.

Sportvoorzieningen

In artikel 2.3.1 van de Verordening Romte wordt gesteld dat de toelichting bij een ruimtelijk plan dat voorziet in een nieuwe stedelijke functie buiten bestaand stedelijk gebied een verantwoording moet bevatten waaruit blijkt dat toepassing is gegeven aan het principe van zorgvuldig ruimtegebruik, waaruit in ieder geval blijkt waarom die functie redelijkerwijs niet binnen bestaand stedelijk gebied kan worden gerealiseerd. In de ladderonderbouwing is toegelicht dat, gelet op het belang van gezondheid en beweging voor de stad en de noodzakelijke bijdrage aan een gezond woon-, werk- en leefklimaat, ruimte wordt geboden voor sportvoorzieningen. Hiermee gaat het nieuwe sportcomplex ook voorzien in een bovenwijkse behoefte.

Op basis van de Voorzieningenscan (Stip) en het onderzoek naar de behoefte aan binnen- en buitensportvoorzieningen van Mulier is er alleen al vanuit de nieuwe wijk Middelsee behoefte aan het toevoegen van circa 19.600 m2 sportvoorzieningen. Hierbij is nog geen rekening gehouden met de behoefte aan sport en bewegen vanuit de rest van de stad. Er is dan ook ruim voldoende behoefte aan het toevoegen van circa 15.000 m2 bvo aan sport, alleen al ten behoeve van de wijk zelf. Omdat er in de bestaande stad geen ruimte is voor de benodigde woningbouw, is de locatie van Middelsee nodig en is het noodzakelijk hier te zorgen voor de voorzieningen (en andere stedelijke functies) te behoeve van een complete woonwijk.

Vaarwegenverordening Fryslân

In de Vaarwegenverordening Fryslân is onder andere het beheer geregeld van de provinciale vaarwegen en zijn regels opgenomen voor de veiligheid op het water. Vanuit Middelsee wordt in fase 1 een aansluiting gemaakt op de provinciale waterweg het Van Harinxmakanaal. De aansluiting op het Van Harinxmakanaal is geregeld in het bestemmingsplan voor fase 1 en hierover is overleg geweest met de provincie Fryslân. In eerste instantie was het uitgangspunt om twee openingen aan de beide uiteinden van het plan te realiseren. Maar omdat de provincie bepaalt dat de minimale afstand tussen een brug en de invaart opening 500 meter moet zijn, is er 1 invaart gerealiseerd nabij het hart van de Havenstêd.

Langs het kanaal wordt met dit bestemmingsplan de realisatie van woningen planologisch mogelijk gemaakt. Vanuit de vaarwegverordening geldt hiervoor een minimale afstand van 25 meter, waaraan wordt voldaan. Er worden geen bouwwerken mogelijk gemaakt direct grenzend aan het Van Harinxmakanaal. Er wordt rekening gehouden met de bebouwingsvrije afstand.

Ontgrondingenvergunning

Er is sprake van een ontgronding als het maaiveld wordt verlaagd. De bodem wordt dan door afgraving ontdaan van een grondlaag. Voor ontgronden is een ontgrondingsvergunning nodig, tenzij er een vrijstellingscategorie van toepassing is. De omvang van de ontgravingen zijn van een dergelijke omvang dat een ontgrondingsvergunning voor het project is aangevraagd.

Geconcludeerd kan worden dat het provinciaal beleid de ontwikkeling van het plangebied Middelsee - fase 2 niet in de weg staat.

3.3 Regionaal beleid

Intergemeentelijke Structuurvisie Nieuw - Stroomland (2011)

In de “Intergemeentelijke Structuurvisie Nieuw-Stroomland” uit 2011 hebben de gemeente Leeuwarden en de voormalige gemeenten Littenseradiel en Menameradiel hun plannen voor het gebied ten zuiden en ten westen van Leeuwarden vastgelegd. Het doel van deze structuurvisie is om ruimte te scheppen voor duurzame initiatieven ten behoeve van de transitie van Leeuwarden naar een ‘Full Sustainable City’. De stad groeit en bloeit, maar wil dit doen zonder nadelige gevolgen af te wentelen op toekomstige generaties. Dat vergt de nodige afstemming om enerzijds aantasting van het landschap te voorkomen en anderzijds de ruimtelijke kwaliteit van het gebied met een scherpe overgang tussen stad en land te versterken.

De gemeenten zetten in op nieuwe stedelijke functies zoals de Energiecampus en de uitbreiding van bedrijventerreinen. De Haak om Leeuwarden en de ontwikkeling van de Zuidlanden worden beschouwd als autonome ontwikkeling.

Het planvoornemen van dit bestemmingsplan ligt in het gebied dat in de structuurvisie als ‘deelgebied 2 – De Zuidlanden’ is aangemerkt. Voor dit deelgebied staat de ontwikkeling van woongebieden centraal. In de intergemeentelijke structuurvisie is hierop verder niet nader ingegaan, maar is verwezen naar het gemeentelijke masterplan uit 2003. Wel zijn in de intergemeentelijke structuurvisie de verbindingen en relaties tussen De Zuidlanden en omgeving (Nieuw Stroomland) aangegeven. Zo worden recreatieve routes, waterverbindingen en dergelijke maar ook energiestromen en duurzaamheidambities van Nieuw Stroomland in verband gebracht met de eerder geformuleerde ambities uit het Masterplan voor De Zuidlanden. De Zuidlanden biedt kansen op het gebied van duurzaamheid: duurzame stedenbouw, met daarbinnen ruimte voor experimenten met duurzame woningbouw.

3.4 Gemeentelijk beleid

Het beleid ten aanzien van de ruimtelijke inrichting voor de gemeente Leeuwarden is vastgelegd in verschillende beleidskaders. Hieronder is een overzicht geplaatst met de verschillende op het plan van toepassing zijnde beleidskaders.

Omgevingsvisie Leeuwarden

Op 22 december 2021 is de omgevingsvisie van de gemeente Leeuwarden vastgesteld. De omgevingsvisie heeft als subtitel 'Vergroenen, verbinden, verwaarden'.

De omgevingsvisie is opgesteld in het kader van de wetgevingsoperatie rond de Omgevingswet en biedt een nieuwe integrale visie op de fysieke leefomgeving van de gemeente Leeuwarden. De gemeente gebruikt hierin de drie hoofdambities uit het positioneringsdocument 'Leeuwarden in 2028' als uitgangspunt:

  • 1. Het is goed leven in Leeuwarden in 2028.
    • a. In 2028 voldoet de leefomgeving aan de principes van de brede welvaart waardoor Leeuwarden een fijne plek is om te wonen, te werken, te ondernemen en te verblijven.
  • 2. Leeuwarden is in 2028 het hart van een bijzondere groen-blauwe regio.
    • a. In 2028 is Leeuwarden een gemeente waar water, natuur en open ruimte worden gekoesterd.
  • 3. Leeuwarden is in 2028 een sterke economische gemeente.
    • a. In 2028 is Leeuwarden een sterke, centrale stad waarin veel functies en organisaties op het terrein van zorg, onderwijs, kennis en bedrijvigheid samenkomen.

Toetsing

De bouw van de nieuwe wijk Middelsee draagt bij aan een gevarieerd functieaanbod. Bovendien draagt de ontwikkeling in het projectgebied bij aan de werkgelegenheid en leefbaarheid in Leeuwarden.

Structuurvisie De Zuidlanden - Leeuwarden (2011)

In 2011 heeft de gemeenteraad van Leeuwarden de Structuurvisie De Zuidlanden vastgesteld. Deze structuurvisie vormt de basis voor de woningbouwontwikkeling aan de zuidzijde van de stad. De structuurvisie gaat uit van de volgende uitgangspunten:

  • 6.500 woningen;
  • 100.000 – 150.000 m² kantoren en bedrijven, inclusief transitiezone;
  • 55.000 m² commerciële voorzieningen;
  • 73.000 m² onderwijs-, zorg-, en buurtvoorzieningen;
  • Sportzone: 90.000 m².

In het plangebied Middelsee worden circa 2.800 woningen gebouwd. In fase 1 is sprake van circa 750 woningen. De sportzone werd in eerste instantie in fase 1 ingevuld, maar wordt nu planologisch mogelijk gemaakt in voorliggend bestemmingsplan, langs het spoor Leeuwarden-Zwolle.

Momenteel is het plangebied een open gebied met verspreid liggende bebouwing. Door de strakke rechthoekige verkaveling leent het zich minder voor kleinschalige ontwikkeling. De structuurvisie biedt mogelijkheden voor een meer aaneengesloten woongebied gecombineerd met bijbehorende commerciële functies en een sportzone.

Voorzieningen leveren een belangrijke bijdrage aan de verscheidenheid en aantrekkelijkheid van woonmilieus en zijn nodig om het woningbouwprogramma levensvatbaar te maken. Vestiging van stedelijke voorzieningen zal worden afgewogen in samenhang met de bestaande stad. Uitgangspunt blijft dat voorzieningen op tijd (tijdig in de gehele planontwikkeling), op niveau (voldoende kwaliteit om de bewoners aan te spreken) en op maat (aansluitend bij de wensen van de consument) worden aangeboden. Realisering niet vanuit een vast maar flexibel concept waarmee ingespeeld kan worden op veranderende invulling van functies en noodzaak. Gestreefd wordt naar het zoeken van duurzaam sociale relaties, naar flexibele, creatieve en slimme concepten, aansluiten bij bestaande mogelijkheden en zoeken naar zoveel mogelijk samenwerkingsverbanden.

In de structuurvisie is de ambitie uitgesproken om op termijn een sportconcentratiegebied in De Zuidlanden te realiseren. Een onderdeel van deze ambitie is een combinatie van topsport en breedtesportfaciliteiten; voorzieningen voor de wijk en stedelijke voorzieningen. Het sportgebied wordt geconcentreerd in het plangebied van Middelsee.

De Overijsselselaan vormt de ruggengraat van De Zuidlanden. In functionele zin vormt deze laan de ontsluitingsweg voor circa tweederde van de woon- en werklocaties en is dit de entree voor de zuidkant van de stad. De Overijsselselaan sluit rechtstreeks aan op de Haak, ontsluit het toekomstige station Werpsterhoek en verbindt de aangrenzende woon- en werkgebieden aan weerszijden. De wijkontsluitingswegen in Middelsee worden op de Overijsselselaan ontsloten via de bestaande kruispunten van Goutum en Goutum-Súd. De Hendrik Algraweg heeft zijn huidige verkeersfunctie al verloren waardoor doorgaand verkeer niet meer mogelijk is en de ontwikkelingen aan het kanaal mogelijk zijn. Doorgaand verkeer kan gebruik maken van de Haak.

Voor het langzaam verkeer is er een fijnmazig fiets- en wandelnetwerk met diverse aantrekkelijke routes: - in noordzuid richting parallel aan de spoorlijn en de Overijsselselaan; in oost-west richting als schakels tussen Nieuw Stroomland, spoorlijn, Overijsselselaan, Drachtsterweg en Zuiderburen. Ook het openbaar vervoer heeft een nadrukkelijke rol in het gebied. Van wezenlijk belang is de realisatie van het toekomstige station Werpsterhoek. Dit zal een opstaplocatie zijn naar Zwolle en de Randstad; het station zal als P&R-locatie dienen en als schakel tussen de onderscheiden vormen van openbaar vervoer. De lokale busdiensten zullen Middelsee via de Overijsselselaan en de wijkontsluitingswegen bedienen.

Het waternetwerk is een onderdeel voor de planontwikkeling. De inrichting van waterlopen voor recreatief medegebruik is een nadrukkelijke ambitie. Het Van Harinxmakanaal en de noord-zuid afstromende waterwegen in Nieuw Stroomland (Zwette) en De Zuidlanden (Wirdumerfeart) vormen een uniek raamwerk voor verdere ontwikkeling van het waternetwerk. In het gebied Middelsee biedt het Van Harinxmakanaal mogelijkheden voor uitbreiding van het boezemwater in zuidelijke richting. De Wirdumerfeart is geschikt voor kleine recreatievaart en is inmiddels gekoppeld aan De Zuidlanden en Zuiderburen. Door een goede verbinding tussen de Wirdumerfeart en het Alddjip groeit de behoefte om het Alddjip in westelijke richting door te trekken en aan te sluiten op de Zwette. Het Alddjip biedt aantrekkelijke mogelijkheden voor wonen aan het water.

Dit bestemmingsplan vormt een uitwerking hiervan en past binnen het beleid van de structuurvisie.

Collegeprogramma 2022-2026 'nu investeren in de toekomst'

De ambitie van het collegeprogramma is om de komende jaren te investeren in de toekomst van Leeuwarden door het vergroten van de kwaliteit van leven van inwoners nu, maar ook voor toekomstige generaties zodat de stad en de dorpen goed worden achtergelaten voor kinderen en kleinkinderen. Daarbij beïnvloeden ontwikkelingen elders de samenleving dichtbij. Deze integrale visie komt ook naar voren in grote thema’s zoals klimaatverandering, economie en digitalisering. De coalitie wil samen met inwoners, ondernemers, verenigingen en organisaties bouwen aan een sociale, vernieuwende en duurzame gemeente. Een gemeente waar mensen goed én gezond kunnen wonen, werken en recreëren en waar niemand aan de zijlijn hoeft te staan. Waar bedrijven en kennisinstellingen alle ruimte krijgen om te innoveren. Een gemeente die haar Europese status als Culturele Hoofdstad van 2018 ook de komende jaren weet te verzilveren.

De uitgangspunten van het coalitieakkoord voor 2022-2026 zijn samengevat in vijf uitgangspunten:

  • 1. We vergroenen - We doen het emissievrij, circulair en adaptief;
  • 2. We verbinden - We zoeken de verbinding op thema's; onderwijs met arbeidsmarkt, cultuur met maatschappelijke opgaven, leefomgeving met gezondheid, voedselproductie met voedselconsumptie;
  • 3. We verwaarden - We dragen bij aan leefbaarheid en geluk van mensen;
  • 4. We werken slim - We maken verantwoord gebruik van data en (nieuwe) technologie;
  • 5. We werken samen - We zoeken samenwerking met overheden, met de Mienskip, met bedrijven en kennisinstellingen, met de regio, met het rijk en met Europa. Daarbij komen we tot de juiste verdeling van rollen en verantwoordelijkheden.

De ontwikkeling van de wijk Middelsee past binnen de ambities van het college voor 2022-2026.

Leeuwarder Energieagenda 2021-2024; Daadkracht en Dialoog

Duurzaamheid en duurzame energie staan al jaren hoog op de agenda van de gemeente Leeuwarden. Op termijn wil de gemeente onafhankelijk zijn van fossiele brandstoffen zoals olie en aardgas. Dat is een ambitieuze maar haalbare stip op de horizon. De urgentie van de energietransitie is hoog, maar het succes wordt mede bepaald door externe factoren. Zo spelen nationale en Europese beleidsontwikkelingen een rol. Het kabinet presenteerde in 2019 het Klimaatakkoord, waarin het doel is om in 2023 de uitstoot van broeikasgassen in Nederland met 49% terug te dringen ten opzichte van 1990. De koers die de gemeente Leeuwarden wil varen naar dit doel wordt beschreven in de 'Leeuwarder Energieagenda 2021-2024; Daadkracht en Dialoog'.

De ambitie die in de Leeuwarder Energieagenda wordt beschreven is gebaseerd op de meest ideale combinatie van maatregelen en oplossingen: de Energiemix. Hiermee laat Leeuwarden zien hoe ze de 49% CO2 reductie wil realiseren. De gemeente kan voor een belangrijk deel de ambitie op eigen grondgebied verwezenlijken. De gemeente ziet kansen voor zonnestroom, windenergie, geothermie en warmtenetten en overige bronnen. De doelstelling is dat Leeuwarden in 2024 38% van de eigen energie duurzaam opwekt, waarvan 23% duurzame stroom (zon en wind) en 15% duurzame warmte, en dat er bovendien 9% energie wordt bespaard in de gebouwde omgeving.

Daarnaast wordt het huidige succesvolle sociale energiebeleid voortgezet om energie te besparen. Bijvoorbeeld met energiecoaches die mensen met een kleine beurs helpen de energierekening omlaag te brengen en via het energieloket waar verschillende subsidies en leningen om energiebesparende aanpassingen in de woning te realiseren worden verstrekt.

De gemeente Leeuwarden zal zelf het goede voorbeeld geven in het doen en handelen. Bijvoorbeeld met de verduurzaming van eigen gebouwen, de inkoop van energie en duurzaam mobiliteitsbeleid.

Binnen het plangebied Middelsee wordt ruimte geboden voor energie en innovatie. Zo zijn de stedenbouwkundige opzet en welstandsrichtlijnen gericht op het bevorderen van mooi en energiebewust bouwen. Daarbij wordt rekening gehouden met de zonligging van de daken. De woningbouw in de Middelsee moet voldoen aan alle wettelijke eisen die worden gesteld aan nieuwbouwwoningen. De ontwikkeling past hierdoor binnen de ambities van de energieagenda 2021-2024.

Duurzaamheid in De Zuidlanden (2012)

De gemeente Leeuwarden heeft, zoals hiervoor blijkt, hoge ambities op het gebied van duurzaamheid. In De Zuidlanden worden die zo goed mogelijk in de praktijk gebracht. Om de duurzaamheid in de Zuidlanden meer vorm te geven is in 2012 de visie ‘duurzaamheid in de Zuidlanden’ vastgelegd. Naar gelang de technische mogelijkheden en financiële haalbaarheid wordt per deelplan gezocht naar de best haalbare oplossingen. Dit is de afgelopen jaren in De Zuidlanden in de praktijk gebracht door de woningen en het gebied op een duurzame manier vorm te geven. Zo hebben alle woningen vanaf de start van de nieuwbouw geen aansluiting op het traditionele aardgasnetwerk en wordt het waterpeil op boezemniveau aangelegd. De ingezette lijn van De Zuidlanden wordt doorgezet in de Middelsee.

Beleidsplan Groen, gemeente Leeuwarden (2016)

De gemeente heeft op 18 april 2016 het "Beleidsplan Groen Gemeente Leeuwarden" vastgesteld. Met het groenbeleidsplan wordt op hoofdlijnen aangegeven hoe de gemeente met het groen wil omgaan. De ambitie is om dit te doen met de inzet van de huidige middelen. Afhankelijk van de financiële mogelijkheden worden daarbij geen vaste termijnen gesteld waarin ideeën en wensen realiteit moeten worden. De speerpunten van het groenbeleid zijn op drie pijlers gericht, te weten:

  • 1. 'Bied ruimte aan de Mienskip'; Rijker groen door bewonersinitiatieven.
  • 2. Versterk het natuurlijke en recreatieve netwerk'; Stepping Stones brengen de natuur dichterbij.
  • 3. 'Beheer het groen slim'; Hoogwaardig waar het moet, sober waar het kan.

Het groenbeleidsplan noemt dat in de planvorming voor onder andere De Zuidlanden, de relatie met het (groene) landschap zo veel mogelijk moet worden benut. Algemene uitgangspunten zijn het completeren van ecologische verbindingen bij de ontwikkeling van locaties, het uitbreiden van het ecologisch beheer en het verhogen van de biodiversiteit. Het groenbeleidsplan biedt verder geen specifieke aandachtspunten voor het plangebied van dit bestemmingsplan. Het plan is niet in strijd met dit beleid.

Parkeerbeleidsplan 2015

De gemeenteraad heeft op 16 november 2015 het 'Parkeerbeleidsplan' vastgesteld. Dit plan is een actualisatie van het parkeerbeleidsplan uit 2004. In het nieuwe parkeerbeleidsplan wordt de komende jaren voor Leeuwarden ingezet op het voortzetten van het parkeerbeleid op basis van de eerder vastgelegde beleidsregels (ten aanzien van de vergunninguitgifte en de procedure om te komen tot eventuele uitbreiding van de blauwe zone).

Voor de parkeernormen geldt dat wordt vastgelegd hoeveel parkeerplaatsen bij de bouw of vergunningplichtige verbouw moeten worden gerealiseerd. Uitgangspunt bij de parkeernormering is dat het parkeren op eigen terrein wordt opgelost. Wanneer dit ruimtelijk of financieel niet haalbaar is, kan rekening houdende met lokale omstandigheden en de omgeving maatwerk worden toegepast.

In Middelsee wordt een apart verkeer- en parkeer concept geïntroduceerd. Dit is beschreven in hoofdstuk 4.2. De ambities en uitgangspunten met betrekking tot duurzame mobiliteit in Middelsee biedt ruimte om de vigerende parkeernormen naar beneden bij te stellen. Hiermee wordt afgeweken van de gemeentelijke parkeernormen, zoals vastgesteld door de gemeenteraad (parkeerbeleidsplan 2015).

Welstandsnota gemeente Leeuwarden 2022

Het welstandsbeleid van de gemeente is opgenomen in de Welstandsnota, die op 26 januari 2022 door de gemeenteraad is vastgesteld. Deze welstandsnota vervangt de vorige welstandsnota die op 26 november 2019 is vastgesteld. Deze nota omvatte een bundeling van de nota's van Leeuwarden, voormalig Boarnsterhim, Littenseradiel en Leeuwarderadeel. De praktische bruikbaarheid van deze nota was verre van optimaal, mede ook door de omvangrijkheid. Deze actualisatie leidt tot een harmonisatie van de welstandscriteria binnen het hele gemeentelijk grondgebied en een betere toegankelijkheid en bruikbaarheid voor burgers en professionals. De inhoudelijke koers van het welstandsbeleid is niet veranderd. Het beleid is gericht op het in stand houden en verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit in de stad.

De geldende welstandsnota biedt onvoldoende toetsingskader voor de beoordeling van toekomstige aanvragen voor omgevingsvergunningen. Hierom wordt gelijktijdig met dit bestemmingsplan een beeldkwaliteitsplan vastgesteld voor De Fellingen en voor Wetterstêd. Hiermee ontstaat voor deze deelgebieden een actueel toetsingskader. Bij de ontwikkeling van de overige deelgebieden van Middelsee zal voorafgaand aan de start hiervan een nieuw welstandskader worden ontwikkeld en vastgesteld door de gemeenteraad.

Beeldkwaliteitsplan De Fellingen

Beeldkwaliteitsplan De Fellingen beschrijft de gewenste beeldkwaliteit van de geplande woningbouw in het deelgebied De Fellingen van Middelsee fase 2. Het is een deeluitwerking van het in 2022 gemaakte basisplan Middelsee. De Fellingen bestaat uit een aantal ontwikkelgebieden die door verschillende partijen ontwikkeld gaan worden. Dit beeldkwaliteitsplan voorziet in de verbinding tussen stedenbouw, landschap en architectuur bij de ontwikkeling van deze delen. Hierbij wordt de ruimtelijke kwaliteit en de samenhang binnen het gebied geborgd. Het beeldkwaliteitsplan is als Bijlage 4 bij de toelichting opgenomen.

Beeldkwaliteitsplan Wetterstêd

Beeldkwaliteitsplan Wetterstêd beschrijft de gewenste beeldkwaliteit van de geplande ontwikkelingen in deelgebied Wetterstêd II van Middelsee fase 2. Het is een deeluitwerking van het in 2022 gemaakte basisplan Middelsee. Dit beeldkwaliteitplan is een verlengstuk van het BKP van fase 1 van Wetterstêd. Het heeft dezelfde grondbeginselen en ambitie voor de architectuur, met op basis van opgedane ervaring een aantal concrete aanvullingen. Er worden meer handvatten gegeven voor het creëren van samenhang binnen het geheel van Wetterstêd. Onder andere een beperkter onderscheid in deelgebieden draagt hieraan bij. In Wetterstêd II (zuid) wordt een benadering per blok gehanteerd in plaats van een benadering per pand. Hoewel individuele panden herkenbaar moeten zijn, functioneert een bouwblok als één geheel. Het beeldkwaliteitsplan is als Bijlage 5 bij de toelichting opgenomen.

Retailvisie gemeente Leeuwarden (ontwerp, september 2021)

De retailvisie Leeuwarden gaat over de retailstructuur van de gemeente Leeuwarden in de komende jaren. Doel is het economisch functioneren van de verblijfsgebieden, zoals wijkwinkelcentra, dorpen en de binnenstad, te verbeteren in een tijd waarin de sector een grote transitie doormaakt. Het beleid draagt bij aan een actueel en eenduidig toekomstbeeld voor de stad en de gemeente. In de retailvisie worden per verblijfsgebied karakteristieken genoemd die een aanzet vormen voor visie en beleid. Middelsee wordt aangemerkt als een aantrekkelijk buurtcluster met een ruim horeca-aanbod in een waterrijke omgeving. In onderstaande tabel zijn de (ruimtelijk functionele) ambities opgenomen:

ORGANISATIE & FINANCIERING   Samenwerking met elkaar en met andere (ondersteunende) clusters. Zo kunnen zij elkaar versterken en leren van zaken die ook elders spelen.  
GEDRAGEN VISIE & POSITIONERING   Het toekomstige cluster in Middelsee is meer dan enkel boodschappencentra. Dit dagelijkse detailhandelsaanbod wordt aangevuld met andere functies en een openbare ruimte ter bevordering van ontmoeting en verblijf.  
FUNCTIEMIX & BRANCHERING   Inzetten op een beperkt en geclusterd detailhandelsaanbod, passend bij de behoefte van de eigen wijk, aangevuld met voor een buurtcentrum relatief groot en kwalitatief hoog horeca-aanbod. De waterrijke omgeving maakt dat Middelsee een aantrekkelijke locatie is voor terrassen en verblijf. Voor horeca geldt dat het verspreid door de wijk mogelijk is, maar dat er ook zeker sprake moet zijn van een clustering van het aanbod in het hart van het commerciële centrum.  
LOOK & FEEL   Uitnodigende groene en waterrijke openbare ruimte waar ontmoeting wordt gestimuleerd middels bankjes en terrassen. Een goede bereikbaarheid, zowel lopend, met de fiets als met de auto is belangrijk.  
COMMUNICATIE EN MARKETING   Een eenduidige uitstraling draagt bij aan de kracht van de ondersteunende wijk- en buurtstructuur. Buurtgerichte evenementen en acties dragen bij aan een positief wijkgevoel. Middelsee kan zich onderscheiden door zich minder in te zetten op de koopfunctie van een wijkcentrum, maar meer op een aantrekkelijke verblijfskwaliteit.  

Initiatieven moeten bijdragen aan de versterking van de gewenste structuur in Leeuwarden. In Middelsee worden voorzieningen geclusterd in de voorziengenzone. Incidenteel zijn kleine winkeltjes in de woongebieden toegestaan. Conform de retailvisie ligt de focus op het clusteren binnen de structuur. Buiten de structuur is er ruimte voor kleinschalige vestigingen. Daarbij is het belangrijk het bijzondere en kwalitatieve concepten zijn die aanhaken op bijzondere locaties (bijvoorbeeld water).

Door de unieke ligging aan water zal Middelsee naast een regulier boodschappenaanbod een ruimer horeca-aanbod kennen dan een gemiddeld wijkcluster. De ontwikkeling van Middelsee fase 2 sluit aan bij het beleid uit de retailvisie.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Algemeen

Uit de bestaande omgevingssituatie kunnen (wettelijke) belemmeringen en/of voorwaarden voortkomen voor dit bestemmingsplan. Het uitgangspunt voor het bestemmingsplan is dat er een goede omgevingssituatie ontstaat. In de volgende paragrafen zijn de randvoorwaarden die voortvloeien uit de omgevingsaspecten beschreven.

4.2 Verkeer en parkeren

Voor Middelsee is een mobiliteitsconcept ontwikkeld dat is gericht op een optimale verkeersveiligheid, leefbaarheid en kwaliteit van de leefomgeving. Verder richt het mobiliteitsconcept zich op het beperken van de CO2-uitstoot. Om dit te bereiken wordt het gebruik van duurzame vormen van mobiliteit, waaronder lopen, fietsen, openbaar vervoer en deelmobiliteit gestimuleerd. De auto krijgt in meerdere opzichten een minder prominente plek in de directe woonomgeving, waardoor kansen ontstaan voor leefbare, aantrekkelijke, duurzame en gezonde stedelijke openbare ruimtes met meer ruimte voor groen, bewegen, spelen en ontmoeten.

Als basis wordt het STOMP principe gehanteerd (Stappen, Trappen, Ov, Maas en Privé-auto) met prioriteit voor stappen en minder nadruk op de auto. Zo blijft de mens het startpunt voor mobiliteit. Per deelgebied wordt dit nader uitgewerkt. In het stedenbouwkundig plan, zoals opgenomen in Bijlage 1 van deze toelichting, is een nadere uitwerking van het principe opgenomen voor Haven- en Wetterstêd, De Fellingen, Boksumerhoeke en het deelgebied Barrahûs.

Hieronder worden de uitgangspunten voor een duurzame mobiliteit in Middelsee nader uitgewerkt. Deze uitgangspunten vormen ook de basis van het stedenbouwkundig plan Middelsee (bijlage 1).

Uitgangspunten duurzame mobiliteit Middelsee

De uitgangspunten voor het duurzame mobiliteitsconcept Middelsee zijn opgenomen in bijlage 6 van deze toelichting. Hieronder worden de uitgangspunten samengevat.

Om meer duurzame vormen van mobiliteit in Middelsee te stimuleren en het autobezit en autogebruik te beperken, is een aantal instrumenten voorhanden. Deze bestaan onder andere uit het verbeteren van de concurrentiepositie van de voetganger en de fietsers door de realisatie van hoogwaardige voorzieningen die voldoen aan kwaliteitseisen zoals directheid, toegankelijkheid, samenhang, veiligheid, comfort en aantrekkelijkheid. Tevens is het van belang dat voldoende en volwaarde fietsparkeervoorzieningen beschikbaar zijn en volwaardige openbaar vervoersvoorzieningen aanwezig zijn. Er worden relatief lage parkeernormen gehanteerd en Middelsee wordt nadrukkelijk geprofileerd als woongebied waarin niet de auto, maar de voetganger en de fietsers de maat der dingen is. Dit alles draagt bij aan het beperken van het autobezit en autogebruik en stimuleert duurzame vormen van mobiliteit. Om deze ambities te faciliteren wordt ingezet op de ontwikkeling van buurthubs. Binnen deze hubs worden diverse voorzieningen op het gebied van mobiliteit en logistiek gebundeld en geïntegreerd. Hieronder worden de uitgangspunten voor deze ambities en maatregelen nader beschreven

De fiets en voetganger op 1

De prioriteit in het nieuwe stadsdeel Middelsee ligt bij het langzaam verkeer. De gemeente streeft daarom naar een optimale bereikbaarheid van het gebied voor fietsers en voetgangers. Deze verkeersdeelnemers krijgen zoveel mogelijk voorrang ten opzichte van het autoverkeer. Door het gebied lopen een doorfietsroute (noord-zuid) en een aantal primaire en secundaire fietsroutes. Daaromheen zal een fijnmazig netwerk van te befietsen straten en paden worden gerealiseerd. Om te zorgen voor een voldoende fijnmazig fietsers- en voetgangersnetwerk, worden diverse bruggen over de watergangen aangelegd. Hiermee wordt de maaswijdte zo klein mogelijk gemaakt. Voor voetgangers is dit nog belangrijker en daarom worden in sterk verstedelijkt gebied bruggen voor zowel fietsers als voetgangers gerealiseerd. De maaswijdte bedraagt maximaal 150 meter.

De af te leggen afstanden voor fietsers en voetgangers zijn in beginsel korter dan de af te leggen afstanden voor het autoverkeer. De breedte van fietsvoorzieningen is mede afhankelijk van de functie. Een doorfietsroute is breder dan een recreatief fietspad.

Het is daarnaast van groot belang dat er voldoende en hoogwaardige fietsparkeervoorzieningen bij de woningen en voorzieningen worden gerealiseerd. Voor fiets-parkeren worden minimale uitgangspunten aangehouden.

Voor voetgangersvoorzieningen hanteert de gemeente bij het ontwerp de volgende eisen en uitgangspunten:

  • compleet en samenhangend voetgangersnetwerk met een maaswijdte van het basisnetwerk van straten en paden: 50 à 100 meter;
  • veel en diverse bestemmingen op loopafstand (functiemenging);
  • integrale benadering openbaar vervoer en lopen;
  • minder auto’s & lage snelheden;
  • goede oversteekvoorzieningen voor voetgangers;
  • toegankelijkheid voor alle doelgroepen;
  • voldoende ruimte voor de voetganger; voetgangersvoorzieningen zijn minimaal 1,8 meter breed;
  • voldoende loopcomfort;
  • hellingen die voldoen aan toegankelijkheidseisen;
  • aantrekkelijke en sociaal veilige looproutes.

Openbaar vervoer

De realisatie van een goed openbaar vervoersysteem stimuleert duurzame mobiliteit. Daarvoor zijn het realiseren van het station Werpsterhoeke en de busroute (stadsdienst) via de Redbadwei en de Nije Daam van belang. De streeklijnen via de Overijsselselaan vormen tevens een belangrijke verbinding tussen Middelsee, de binnenstad en de regio. Een goede ontsluiting van en naar de bushaltes langs de Overijsselselaan voor fietsers en voetganger is daarom van groot belang. Werpsterhoeke zal op termijn een functie krijgen als herkomst- en last-mile-hub voor regionale verplaatsingen. Voor verplaatsingen tussen (binnen) Leeuwarden en Middelsee zal de functie naar verwachting echter relatief beperkt zijn.

Op een lager schaalniveau wordt ingezet op de ontwikkeling van lokale buurt-hubs om het autogebruik en autobezit te beperken en meer duurzame vormen van mobiliteit te stimuleren mogelijk in combinatie met collectieve vormen van (openbaar) vervoer.

Autobereikbaarheid & parkeren

Het gebied wordt ontsloten via de hoofd-ontsluitingsstructuur (Redbadwei en Nije Daam). Deze ontsluitingsstructuur wordt aangesloten op de Overijsselselaan. Voor het autoverkeer is er geen directe verbinding tussen De Werp en Middelsee. Ook doorgaand autoverkeer door de woongebieden is niet vanzelfsprekend.

Het wegprofiel in de woongebieden voorziet in gemengd gebruik door autoverkeer en fietsers en een sfeer en inrichting waarmee duidelijk wordt dat de auto te gast is. Om ervoor te zorgen dat het autogebruik en –bezit minder vanzelfsprekend is, krijgen de woonstraten een autoluw karakter (autovrij of erf).

Aan de randen van autovrije gebieden moet voldoende ruimte worden gerealiseerd voor parkeren van bewoners en bezoekers, maar ook opstelruimte voor bijvoorbeeld pakket- en boodschappenbezorgers, maaltijdbezorgers, e.d. In gebieden waarin de auto te gast of ongewenst is, wordt door middel van maatwerk afgewogen welke doelgroepen autoverkeer wel of niet toegang kunnen krijgen en welke maatregelen daartoe wenselijk zijn.

De beschikbaarheid van de auto in de directe woonomgeving wordt in Middelsee niet als iets vanzelfsprekends beschouwd. Het parkeren wordt niet of in beperkte mate direct bij de woningen op eigen terrein gefaciliteerd. Het (overige) parkeren vindt in beginsel plaats op enige afstand van de woningen, zodat auto’s niet overheersen in de openbare ruimte. Daarbij wordt vastgehouden aan het principe dat de parkeerbehoefte in het gebied zelf wordt opgelost.

Met functiemenging kan de vraag naar parkeercapaciteit op basis van de bezettingsgraad gedurende dag eventueel waar mogelijk worden beperkt. De gemeente zoekt hierbij naar ruimte om de vigerende parkeernormen beter aan te laten sluiten bij actuele inzichten met betrekking tot autobezit- en gebruik en ontwikkelingen en ambities op het gebied van duurzame mobiliteit.

De ambities en uitgangspunten met betrekking tot duurzame mobiliteit bieden ruimte om de vigerende parkeernormen naar beneden bij te stellen. Hiermee wordt afgeweken van de gemeentelijke parkeernormen, zoals vastgesteld door de gemeenteraad (parkeerbeleidsplan 2015). Hieronder worden de parkeernormen voor het eerste deelgebied, De Fellingen weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.06029BP00-VG01_0028.png"

Tabel 4.a Uitgangspunten parkeernormering Middelsee, deelgebied De Fellingen

De parkeernormen kunnen eventueel (naar boven of beneden) worden bijgesteld op basis van:

  • aanwezigheidspercentages als gecombineerd gebruik parkeervoorzieningen door bewoners, personeel en/of bezoekers mogelijk is;
  • toepassing van parkeren op parkeervelden, waardoor gecombineerd gebruik wordt gefaciliteerd;
  • extra te realiseren fietsparkeervoorzieningen bij woningen (boven de hierboven aangegeven norm fietsparkeren bij woningen);
  • inzet van deelmobiliteit; uitgangspunt is hierbij dat 1 deelauto 5 “gewone” auto’s vervangt (NB; deze rekenregel gaat uit van een lager autobezit door het inzetten van deelauto’s en heeft daarom alleen betrekking op het aandeel bewoners-parkeren);
  • realisatie van laadinfrastructuur voor elektrische voertuigen (NB: verhoogt in de komende jaren de parkeerdruk).

Een gefaseerde aanleg van parkeervoorzieningen met een regelmatige monitoring van de bezettingsgraad, maakt het mogelijk om bij te sturen bij over- of onderbezetting van parkeervoorzieningen. Hierbij is het van belang om vooraf ruimtelijke en financiële reserveringen aan te houden voor een eventuele uitbreiding van parkeercapaciteit bij parkeerknelpunten of bij gebleken over-dimensionering van parkeervoorzieningen.

Voor de overige deelgebieden wordt vooralsnog uitgegaan van de vigerende gemeentelijke parkeernormen. Ook hier kan gemotiveerd worden afgeweken van de vigerende parkeernormen.

Mobiliteitshubs

Een relatief nieuwe ontwikkeling in de mobiliteitswereld zijn zogeheten mobiliteitshubs. Binnen deze hubs worden diverse voorzieningen op het gebied van mobiliteit en logistiek gebundeld en geïntegreerd. Hubs kunnen dienen voor verschillende schaalniveaus, mobiliteitsketens, doelgroepen en type verplaatsingen.

De gemeente Leeuwarden streeft naar de ontwikkeling van een multifunctionele mobiliteitshub bij station Werpsterhoeke. Werpsterhoeke is een geschikte locatie om de auto te laten staan en met ander vervoer verder te reizen naar de binnenstad. Regionale HUB Werpsterhoeke zal naast personenvervoer ook ingericht worden op het distribueren van goederen.

In Middelsee is het concept van hubs verder uitgebreid op aan aantal schaalniveaus. Binnen de woongebieden is ruimte voor het aanbieden van geclusterde deelmobiliteits- concepten op straatniveau, waaronder deelscooters, -(bak)fietsen en deelauto’s. Hierbij wordt gewerkt met gereserveerde parkeerplaatsen en/of geofencing.

Op wijkniveau zijn centraal gelegen wijkvoorzieningen (winkels, openbaar vervoerd, e.d.) logische locaties om deelconcepten aan te bieden, maar ook logistieke en vervoersvoorzieningen aan te bieden waaronder kleinschalige collectieve vervoersvoorzieningen (flex-taxi),pakketkluizen en goede wacht- en stallingsvoorzieningen om ketenmobiliteit te bevorderen.

Op het hoogste schaalniveau vervult Werpsterhoeke op termijn een meer bovenwijkse, regionale hub-voorziening. Op deze wijze tekent zich een hiërarchische opbouw van hubs op verschillende schaalniveaus af; de straathub, de buurthub, de wijkhub en de stadshub. Elk type hub kent zijn eigen kenmerken en voorzieningen

Robuustheidstoets

Door de inzet van het mobiliteitsconcept Middelsee zal het autobezit en-gebruik afnemen. Dit heeft gevolgen voor de verkeersgeneratie in de wijk en op het aantal aan te leggen parkeervoorzieningen. Er wordt voor Middelsee ook afgeweken van de standaard parkeernormen zoals die worden gehanteerd binnen de gemeente Leeuwarden.

Om de robuustheid van het mobiliteitsconcept te toetsen is een robuustheidstoets uitgevoerd door een externe partij. Deze toets is opgenomen in Bijlage 7. Uit de robuustheidstoets blijkt dat Middelsee een woonwijk is in het buitengebied waar de auto veelvuldig gebruikt zal worden. De voorwaarden om het mobiliteitssysteeem van Middelsee te laten slagen zijn aanwezig.

Uit de robuustheidstoets blijkt dat het systeem uitvoerbaar is, met als voorwaarde dat deelmobiliteit, goede fietsvoorzieningen naar het centrum en het niet parkeren op straat vanaf dag 1 aanwezig zijn. Bij de verdere ontwikkeling van het plan wordt hiermee rekening gehouden.

Verkeersgeneratie

Het mobiliteitsconcept voor Middelsee gaat uit van het beperken van het autogebruik- en bezit. De wijze waarop dit wordt bewerkstelligd, is hierboven beschreven. Door inzet van dit mobiliteitsconcept zal de verkeersgeneratie ook lager liggen dan gebruikelijk voor dergelijke nieuwbouwwijken. Voor het berekenen van de verkeersgeneratie wordt in dit plan echter uitgegaan van een worst-case benadering. Eventuele verkeerskundige maatregelen worden op basis van deze worst-case benadering bepaald.

In deze worst-case benadering wordt de verkeersgeneratie berekend op basis van kencijfers uit CROW-publicatie 381. Hierbij is op basis van de omgevingsadressendichtheid en het autobezit de ondergrens van de bandbreedte gehanteerd. Op basis van de Nota parkeernormen van gemeente Leeuwarden is de stedelijkheidsgraad vastgesteld als ‘sterk stedelijk’. Het projectgebied ligt in ‘rest bebouwde kom’.

Voor het bepalen van de verkeersgeneratie voor de verschillende functies in het gebied is uitgegaan van het volgende:

  • voor de functie wonen is uitgegaan van het woonmilieu ‘Centrum-stedelijk overig’;
  • voor horeca/detailhandel is aangesloten bij de CROW-kentallen voor een wijkcentrum van gemiddelde omvang;
  • de verkeersgeneratie van dienstverlening is bepaald op basis van de CROW-kentallen voor kantoren zonder baliefunctie;
  • om de verkeersgeneratie bij de te realiseren onderwijsinstellingen te bepalen is uitgegaan van één grote middelbare school met 1.500 leerlingen en twee basisscholen met elk 15 lokalen/ruimtes;
  • voor sport is uitgegaan van 1 hectare aan sporthallen, 1 ha aan tennisvelden en 7,2 ha aan sportvelden.

Het onderzoek naar de verkeersgeneratie en toedeling van de ontwikkeling op het omliggende wegennet is opgenomen in bijlage 8 van deze toelichting. Hieronder worden de conclusies weergegeven.

Conclusie

De verkeersgeneratie is per functie bepaald en weergegeven in onderstaande tabel. Hieruit blijkt dat de weekdagintensiteit 17.572 mvt/etmaal bedraagt en de werkdagintensiteit 19.515 mvt/etmaal.

Functie   Weekdagintensiteit (mvt/etmaal)   Werkdagintensiteit (mvt/etmaal)  
Wonen   12.435   13.803  
Horeca/detailhandel   1.586   1.586  
Dienstverlening   693   921  
Onderwijs/sociaal   868   1.215  
Sport   1.990   1.990  
Totaal   17.572   19.51  

Uit de analyse van de verkeersafwikkeling op de drie kruispunten blijkt dat in zowel in de ochtend- als in de avondspits kruispunt 2 zwaar belast is. Echter komt de cyclustijd niet boven de maximale grenswaarde van 120 seconden. Dit betekent dat de verkeersafwikkeling voldoende gewaarborgd is. De verkeersafwikkeling is beoordeeld op basis van de verkeersgeneratie van de beoogde ontwikkeling. De verkeersgeneratie is berekend aan de hand van de CROW-kencijfers. Deze intensiteiten liggen hoger dan de intensiteiten die afkomstig zijn uit het verkeersmodel. Hiermee kan gesteld worden dat de verkeersafwikkeling voor beide scenario’s als acceptabel wordt beoordeeld.

Voor de stikstofberekeningen is van belang hoe het verkeer over het wegennet wordt gegeneerd als gevolg van de ontwikkeling. Op basis van het verkeersmodel van de gemeente is deze verkeerstoedeling bepaald. Hierbij is onderscheid gemaakt in verschillende wegvakken. In onderstaande figuur is de verdeling van het verkeer inzichtelijk gemaakt. Hierin zijn tevens de voor de stikstofberekeningen relevante verschillende wegvakken te onderscheiden

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.06029BP00-VG01_0029.png"

Figuur 4.1: Verdeling verkeer van/naar Middelsee en Barrahûs over het wegennet

Conclusie verkeer en parkeren

Voor Middelsee is een specifiek mobiliteitsconcept ontwikkeld. Middels een robuustheidstoets is beoordeeld dat dit concept uitvoerbaar is. Bij de verdere ontwikkeling van het plan worden de aanbevelingen uit de robuustheidstoets uitgevoerd.

Voor de verkeersgeneratie is uitgegaan van een worst-case benadering. Uit deze toets blijkt dat de verkeersafwikkeling voldoende gewaarborgd is. Het plan is hierdoor uitvoerbaar op het aspect verkeer en parkeren.

4.3 Geluid

4.3.1 Wegverkeerslawaai

Langs alle wegen, met uitzondering van 30 km-wegen en woonerven, bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidzones waarbinnen de geluidhinder vanwege een weg aan bepaalde wettelijke normen dient te voldoen. De breedte van een geluidzone voor wegen is afhankelijk van het aantal rijstroken en van de binnen- of buitenstedelijke ligging. De breedte van een geluidzone van een weg is in tabel 4.b weergegeven.

Tabel 4.b: schema zonebreedte aan weerszijden van de weg volgens artikel 74 Wgh

aantal rijstroken   breedte van de geluidzone [m]  
  buitenstedelijk gebied   stedelijk gebied  
5 of meer   600   350  
3 of 4   400   350  
1 of 2   250   200  

De breedte van de geluidzone wordt hierbij gemeten vanaf de as van de weg en is gelegen aan de buitenste rand van de weg.

In artikel 1 van de Wgh zijn de definities opgenomen van stedelijk en buitenstedelijk gebied. Deze definities luiden:

  • stedelijk gebied: gebied binnen de bebouwde kom, doch, voor de toepassing van de hoofdstukken VI en VII voor zover het betreft een autoweg of autosnelweg als bedoeld in het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, met uitzondering van het gebied binnen de bebouwde kom, voor zover liggend binnen de zone langs die autoweg of autosnelweg;
  • buitenstedelijk gebied: gebied buiten de bebouwde kom alsmede, voor de toepassing van de hoofdstukken VI en VII voor zover het betreft een autoweg of autosnelweg als bedoeld in het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, het gebied binnen de bebouwde kom, voor zover liggend binnen de zone langs die autoweg of autosnelweg;

Nieuwe situaties

Voor de geluidbelasting op de gevels van woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen binnen de wettelijke geluidzone van een weg, gelden bepaalde voorkeursgrenswaarden en maximale ontheffingswaarden. In bepaalde gevallen is vaststelling van een hogere waarde mogelijk. Hogere grenswaarden kunnen alleen worden verleend, nadat is onderbouwd dat maatregelen om de geluidbelasting op de gevel van geluidgevoelige bestemmingen terug te dringen onvoldoende doeltreffend zijn, dan wel overwegende bezwaren ontmoeten van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard. Deze hogere grenswaarde mag de maximaal toelaatbare hogere waarde niet te boven gaan. De maximale ontheffingswaarde voor wegen is op grond van artikel 83 Wgh afhankelijk van de ligging van de bestemmingen (binnen- of buitenstedelijk). Bestemmingen met een binnenstedelijke ligging, maar binnen de geluidzone van een autosnelweg, worden bij het bepalen van de geluidzone voor die autosnelweg gerekend tot buitenstedelijk gebied.

Voor de nieuwe woningen binnen het plangebied geldt dat dit binnen de wettelijke zones ligt van de Redbadwei en de Overijsselselaan en dat er sprake is van een binnenstedelijke situatie. De voorkeursgrenswaarde bedraagt Lden = 48 dB en de maximale grenswaarde bedraagt Lden = 63 dB.

30 km-wegen

Wegen met een maximumsnelheid van 30 km/uur of lager zijn op basis van de Wgh niet gezoneerd. Akoestisch onderzoek zou achterwege kunnen blijven. Echter dient op basis van jurisprudentie in het kader van een goede ruimtelijke ordening inzichtelijk te worden gemaakt of er sprake is van een aanvaardbaar akoestisch klimaat. Indien dit niet het geval is, dient te worden onderbouwd of maatregelen ter beheersing van de geluidbelasting aan de gevels noodzakelijk, mogelijk en/of doelmatig zijn. Ter onderbouwing van de aanvaardbaarheid van de geluidbelasting wordt bij gebrek aan wettelijke normen aangesloten bij de benaderingswijze die de Wgh hanteert voor gezoneerde wegen. Vanuit dat oogpunt worden de voorkeursgrenswaarde en de maximale ontheffingswaarde als referentiekader gehanteerd. De voorkeursgrenswaarde geldt hierbij als richtwaarde en de maximale ontheffingswaarde als maximaal aanvaardbare waarde.

Toetsing

Er is akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de geluidbelasting vanwege de Redbadwei en de Overijsselselaan op de geplande woningen/woongebieden binnen het plangebied. Het akoestisch onderzoek is als Bijlage 9 toegevoegd bij het bestemmingsplan. Uit het onderzoek blijkt dat voor een aantal bouwvlakken hogere waarden dienen te worden vastgesteld vanwege zowel de Overijsselselaan als de Redbadwei. De benodigde hogere waarden zijn vastgelegd in tabel 5.1 van het akoestisch onderzoek. De maximale grenswaarde van Lden = 63 dB wordt nergens in het plangebied overschreden.

Bij het vaststellen van de benodigde hogere waarden wordt rekening gehouden met de criteria uit de “Beleidsregel vaststellen hogere waarde gemeente Leeuwarden 2014”. Daarnaast geldt dat voor de Overijsselselaan en de Redbadwei stil asfalt wordt toegepast en de bebouwing waarvoor een hogere waarde nodig is voor afscherming zorgt van het geluid op het achterliggende gebied en de woningen die daar worden gerealiseerd.

Conclusie

Samenvattend kan worden gesteld dat voor wat betreft wegverkeerslawaai de Wet geluidhinder geen belemmering is voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.

4.3.2 Railverkeerslawaai

Algemeen

In het Besluit Geluidhinder van 1 juli 2012 is het wettelijk kader van geluidhinder vanwege spoorwegen opgenomen. Op grond van artikel 1.4a is de zonebreedte van de trajecten in Nederland vastgesteld. Deze zonebreedte is afhankelijk van het vastgestelde geluidproductieplafond (hierna GPP). Deze GPP's zijn op 1 juli 2012 door een wetswijziging van de Wet milieubeheer voor hoofdspoorwegen van kracht geworden. GPP's zijn berekende waarden op referentiepunten en stellen een heldere grens over de toelaatbare hoeveelheid geluid en voorkomen een onbelemmerde groei van het geluid door toenemend verkeer. Deze referentiepunten liggen om de 100 meter op 4 meter boven lokaal maaiveld, op een vaste afstand van 50 meter aan weerszijden van het spoor. De GPP's, brongegevens en relevante besluitinformatie zijn opgenomen in het zogenaamde geluidregister. Dit register is openbaar, digitaal toegankelijk via de website van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu.

Het plangebied is, op basis van de referentiepunten van het spoor ter hoogte van het plangebied, gelegen in de geluidzone van de spoorlijn Leeuwarden-Zwolle. Langs het betreffende gedeelte van de spoorlijn varieert de GPP-waarde van 62-66 dB. Op basis van het Besluit geluidhinder hoort daarbij een wettelijke zonebreedte van 300 meter. Akoestisch onderzoek naar aanleiding van spoorweglawaai is daardoor noodzakelijk. De voorkeursgrenswaarde bedraagt Lden = 55 dB voor woningen en de maximale grenswaarde Lden = 68 dB.

Akoestisch onderzoek

In het kader van de ontwikkeling van de woongebieden in Middelsee is door FUMO een akoestisch onderzoek uitgevoerd, waarbij de ligging van de Lden = 55 dB en de Lden = 68 dB contouren zijn bepaald. Het onderzoek is opgenomen in Bijlage 10. Hierin is inzichtelijk gemaakt wat het effect is van het aanbrengen van geluidsreducerende maatregelen bestaande uit raildempers en/of geluidschermen.

Het plangebied ligt op relatief korte afstand van de spoorlijn en grenst aan de spoorlijn. Uit Bijlage 10 blijkt dat de Lden = 55 dB geluidcontour (voorkeursgrenswaarde) zonder maatregelen maximaal ca. 200 meter over het plangebied loopt. Afhankelijk van de uiteindelijk te realiseren geluidreducerende maatregel, komt de Lden = 55 dB geluidcontour dichter bij het spoor te liggen en kunnen er meer geplande woningen voldoen aan de voorkeursgrenswaarde.

Voor die woningen/woongebieden waarvoor een hogere geluidbelasting wordt berekend dan de voorkeursgrenswaarde, dient een hogere waarde te worden vastgesteld. Bij het vaststellen van een hogere waarde moet de gemeente vooraf onderzoeken of de geluidbelasting omlaag kan worden gebracht door het toepassen van bronmaatregelen of afschermende maatregelen. Dit is aanvullend onderzocht door FUMO, zie Bijlage 11.

Uit dit aanvullend onderzoek blijkt dat wanneer op de maatgevende hoogte (7,5 m + maaiveld = 3e bouwlaag) de ligging van de berekende geluidcontouren wordt beoordeeld, dat met een schermhoogte van 1,5 m + BS (Bovenkant Spoor), is feitelijk 2,0 m hoog) voor bijna alle geplande woningen de voorkeursgrenswaarde van 55 dB niet wordt overschreden. Alleen bij deelgebied 6 is dat wel het geval en zou voor een aantal woningen liggende tussen de 55 en 58 dB contour een hogere waarde kunnen worden vastgesteld

In dit bestemmingsplan wordt uitgegaan van de situatie dat het scherm van 1,5m +BS wordt geplaatst en dat er alleen voor deelgebied 6 (zie Bijlage 11) een generieke hogere waarde moet worden vastgesteld van Lden = 58 dB vanwege railverkeerslawaai.

Bij het vaststellen van de benodigde hogere waarden wordt rekening gehouden met de criteria uit de “Beleidsregel vaststellen hogere waarde gemeente Leeuwarden 2014”. Daarnaast zijn maatregelen onderzocht en afgewogen. De voorgestelde maatregelen worden in het plan geïntegreerd en worden als zodanig aangelegd.

Conclusie

Samenvattend kan worden gesteld dat voor wat betreft railverkeerslawaai de Wet geluidhinder geen belemmering is voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan. Uitgegaan wordt van de realisatie van een geluidscherm langs het spoor zoals beschreven in Bijlage 11 en maximaal vast te stellen hogere waarden van Lden = 58 dB voor deelgebied 6.

4.4 Trillingen

Kader

Door het rijden van treinen over de spoorlijn Leeuwarden-Zwolle kunnen trillingen worden opgewekt, die zich voortplanten door de bodem en vervolgens gebouwfunderingen kunnen aanstoten en in trilling kunnen brengen. Deze trillingen planten zich voort in de gebouwconstructie. Eventuele (objectiveerbare) trillinghinder is afhankelijk van de optredende trillingsterkten en de mate van voorkomen (hoe vaak is een trilling voelbaar).

In Nederland bestaan op dit moment geen wettelijke regelingen en normen die duidelijke grenswaarden met een beoordelingssysteem voor trillingen geven. Sinds 1993 is er wel de meet- en beoordelingsrichtlijn van de SBR “Trillingen deel B – Hinder voor personen in gebouwen”, waarin streefwaarden worden gegeven waarbij redelijkerwijs mag worden aangenomen dat er geen hinder optreedt. De SBR-publicatie is in 2002 geactualiseerd.

Vanwege de toenemende aandacht voor trillingen en trillinghinder langs spoorlijnen is sinds mei 2019 de “Handreiking Nieuwbouw en Spoortrillingen” (Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat) van toepassing.

Onderzoek

De woningen komen op minimaal 45 meter afstand van de spoorlijn Leeuwarden-Zwolle. Dat is geborgd door langs het spoor de bestemming 'Groen' te leggen. Binnen deze bestemming is geen bebouwing toegestaan.

Er is in het kader van de ontwikkeling in het zuidelijk deel van Middelsee, waarvoor het bestemmingsplan Barrahûs is opgesteld, een indicatief onderzoek uitgevoerd naar de te verwachten spoortrillingen. Dit onderzoek is opgenomen als Bijlage 12 bij dit bestemmingsplan.

Bij dit indicatieve onderzoek is gekozen voor een korte meetduur om een indruk te krijgen van de trillingsniveaus op het huidige maaiveld. Op de spoorlijn is een vaste dienstregeling van toepassing. Met het uitgevoerde onderzoek zijn alle verschillende treintypes (reizigersvervoer) die op het spoor voorkomen gemeten bij een representatieve rijsnelheid. Een langere meetperiode leidt daarom naar verwachting niet tot andere (hogere) meetresultaten. Deze verwachting is gebaseerd op het feit dat er in het plandeel Barrahûs momenteel al trillingsgevoelige gebouwen aanwezig zijn (oude boerderijen) en er geen sprake is van trillingshinder. Daarnaast is er langs het gehele traject Leeuwarden-Zwolle op meerdere locaties sprake van woningbouw langs het spoor (bijvoorbeeld Heerenveen). Recentelijk is voor het bestemmingsplan Lindewijk te Wolvega op basis van trillingsmetingen gedurende één week geconcludeerd dat vanaf circa 30 meter afstand geen trillingshinder is te verwachten. Het treinbeeld op het traject bij Wolvega is vergelijkbaar met het treinbeeld bij Leeuwarden.

In het trillingsonderzoek (Bijlage 12) is geconcludeerd dat de gemeten bodemtrillingen ter hoogte van de grens van de in de (voorlopige) plankaart opgenomen onbebouwde zone hoger kunnen zijn dan de streefwaarden als gegeven in de SBR meet- en beoordelingsrichtlijn "Trillingen deel B – Hinder voor personen in gebouwen". Echter, binnen het gebied komt een veranderde waterhuishouding, door de aanleg van een regionale waterkering (wal/dijkje) langs de spoorlijn. Daarnaast wordt het gebied opgehoogd. Rekening houdend met deze ontwikkelingen en een verdere overdrachtsverzwakking vanwege de fundatiewijze (op palen) wordt aangenomen dat binnen de nieuw te bouwen woningen naar verwachting wordt voldaan aan de streefwaarden.

Het wel of niet voldoen aan de streefwaarden voor trillingen in de eindsituatie is van meerdere factoren afhankelijk, waaronder bovengenoemde aannames. Op basis van de “Handreiking Nieuwbouw en Spoortrillingen”, en in het bijzonder paragraaf 9.3 (Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat) geldt dat buiten een afstand van 100 meter van het spoor meestal geen trillingshinder optreedt. Dit kan wel het geval zijn als er sprake is van goerentreinen, slappe (veen)bodems en trillingsgevoelige gebouwen (vaak oude op staal gefundeerde woningen).

Binnen het plangebied worden nieuwe op palen gefundeerde gebouwen gerealiseerd. Omdat er geen sprake is van goederentreinen en er sprake is van een zware kleibodem, kan een afstand van 100 meter tot het spoor worden gehanteerd als "trillingszone". In de planregels wordt een voorwaardelijke verplichting opgenomen dat binnen die zone alleen mag worden gebouwd als vooraf wordt aangetoond dat aan de streefwaarden uit de SBR publicatie “Trillingen deel B – Hinder voor personen in gebouwen” wordt voldaan.

Op het moment dat het plan bouwrijp is gemaakt (opgehoogd) en voorzien van infrastructuur wordt binnen de zone van 100 meter nog een uitgebreid trillingsonderzoek uitgevoerd naar de trillingsniveaus op maaiveldniveau in de nieuwe situatie. Dit onderzoek kan bij de toetsing van omgevingsvergunningen worden gebruikt ter uitvoering/toetsing van de voorwaardelijke verplichting.

Indien nodig dienen bij de bouw trillingsreducerende voorzieningen te worden toegepast aan de fundering of in de gebouwconstructie. Dit kan pas bij concrete planvorming worden getoetst.

Conclusie

Op basis van indicatief trillinsonderzoek en andere gegevens wordt niet verwacht dat er binnen het plangebied trillingshinder zal optreden vanwege de spoorlijn Leeuwarden-Zwolle. Voor een zone van 100 meter geldt een voorwaardelijke onderzoeksverplichting waaruit eventueel maatregelen kunnen voortvloeien. Het aspect trillingen staat de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan niet in de weg.

4.5 Luchtkwaliteit

In hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer (Wm) zijn de grenswaarden op het gebied van de luchtkwaliteit vastgelegd. Daarbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2), fijn stof (PM10) en zeer fijn stof (PM2,5) van belang. Grenswaarden ten aanzien van de jaargemiddelde concentratie betreffen 40 µg/m3 voor zowel NO2 als PM10 en 25 µg/m3 voor PM2,5. Projecten met een invloed van ‘Niet In Betekenende Mate’ (NIBM) op de luchtkwaliteit zijn verder vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden. Dit geldt op grond van de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) voor (onder andere):

  • 1. woningbouwprojecten met minder dan 1.500 woningen;
  • 2. projecten die minder dan 3% van de (toekomstige) grenswaarde voor NO2 of PM10 bijdragen, wat overeenkomt met 1,2 µg/m3 [grenswaarde ligt per 14-07-2016 op 1.236 auto’s dan wel 80 vrachtwagens per weekdagetmaal].

De ontwikkeling in heel Middelsee betreft de realisatie van 2.800 woningen (in dit bestemmingsplan worden maximaal 2.175 woningen mogelijk gemaakt). De ontwikkeling moet dan ook getoetst worden in het kader van luchtkwaliteit.

Uit de berekeningsresultaten blijkt dat de jaargemiddelde concentraties van de voor de luchtkwaliteit van het wegverkeer maatgevende stoffen NO2, PM10 en PM2,5 ruim aan de grenswaarden voldoen. Het maximaal aantal overschrijdingen voor de stof (PM10) van 50 ìg/m3 bedraagt 3 keer per jaar. Dit mag maximaal 35 keer per jaar zijn. In alle situaties wordt voldaan aan het aantal overschrijdingsdagen voor de stof NO2 en PM10. Er wordt voldaan aan de voorwaarde a als genoemd onder hoofdstuk 2.1 “Normstelling”. Er is namelijk geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van de grenswaarde. Hoewel recente onderzoeken uitwijzen dat elementair Koolstof (EC), een grotere voorspellende waarde kan hebben voor gezondheidseffecten dan fijnstof PM10, fijnstof PM2,5 en stikstofdioxide NO2, zijn er voor EC nog geen grens- of toetswaarden vastgesteld. Daarnaast is de bepaling van de correcte concentraties EC nog in ontwikkeling.

Ter informatie zijn in het onderzoek de concentraties van de stof EC berekend. Omdat uit de berekeningen voor de stof PM2,5 blijkt dat aan die normstelling kan worden voldaan, zou ter indicatie dat voor roet ook zo zijn. Op basis van de resultaten blijken de berekende jaargemiddelde concentraties EC ruim beneden de jaargemiddelde achtergrondconcentraties voor roet in het landelijk gebied in Nederland te liggen.

Op basis van dit onderzoek kan worden aangenomen dat ook de ontwikkeling van Middelsee fase 2 geen negatieve impact zal hebben op de luchtkwaliteit.

Conclusie

Voor wat betreft luchtkwaliteit is het plan uitvoerbaar.

4.6 Bodem

Toetsingskader

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een ruimtelijke ontwikkeling rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.

Onderzoek

Het hele plangebied is sinds lange tijd in agrarisch gebruik. Voor zover bekend is binnen het plangebied, behoudens de reeds aanwezige boerderij-erven, nooit sprake geweest van bebouwing. Het noordelijk gelegen deel van het plangebied (direct ten zuiden van het Van Harinxmakanaal) is vanaf de jaren '80 van de vorige eeuw in gebruik geweest als toepassingslocatie van licht verontreinigde grond.

Ten behoeve van de beoogde ontwikkeling is door Lievense Milieu B.V. vooronderzoek NEN5725 uitgevoerd (4 juli 2019, SOL009428.R01.DO). Dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 13. Het onderzoek concludeert dat het plangebied plaatselijk verdacht is; er zijn een tal aan deellocaties vastgesteld waarbij er, in verschillende mate, sprake is van potentiële bodemverontreiniging. Aanbevolen wordt om bij deze deellocaties vervolgonderzoek uit te voeren. In overleg met de opdrachtgever gemeente Leeuwarden is er vanuit gegaan dat als een deellocatie ooit is onderzocht en hier geen verontreinigingen aan het licht zijn gekomen, deze als voldoende onderzocht kan worden gezien.

Een deel van de vervolgonderzoeken is uitgevoerd door Lievense Milieu B.V. in het onderzoek verkennend milieukundig bodemonderzoek (23 september 2019, SOL009428.RAP001.DO.RD), zie Bijlage 14. Het onderzoek concludeert dat er in de bodem licht verhoogde gehalten/concentraties aan zware metalen, PAK, PCB en/of minerale olie zijn aangetoond. Omtrent asbest is er in één inspectiegat een kleine hoeveelheid asbest aangetoond. De hypothese 'verdachte locatie' is juist gebleken. De licht verhoogde gehalten geven echter geen indicatie voor de aanwezigheid van een (geval van) bodemverontreiniging. De aanbevelingen luiden als volgt: bij eventueel grondverzet kan vrijkomende grond niet zonder meer elders worden toegepast/hergebruikt. Hiervoor zijn de regels van het Besluit bodemkwaliteit van toepassing. Aanvullend onderzoek naar PFAS maakt hier onderdeel van uit. Dit geldt ook indien tijdens het onderzoek geen bodemverontreiniging is aangetoond of indicatief de hergebruiksmogelijkheden zijn bepaald.

WSP Nederland B.V. heeft een historisch bodemonderzoek (15 oktober 2021, SOL018527) uitgevoerd waarbinnen is onderzocht inzicht te krijgen in de actuele bodemkwaliteit zodat beoordeeld kan worden of het plangebied geschikt is voor een woonfunctie. In algemene zin kan gesteld worden dat de bodemkwaliteit binnen het plangebied geschikt is voor de beoogde functies binnen het gebied. Op enkele plaatsen is sprake van bodemverontreiniging.

Binnen het historische bodemonderzoek is een aantal locaties naar voren gekomen die niet of onvoldoende zijn onderzocht. Bij de verdachte deellocaties is veelal de grond verdacht op immobiele verontreinigingen als gevolg van de aanwezigheid van bodemvreemde bijmengingen (kavelpaden, dempingen, bodemvreemd materiaal op het maaiveld). Plaatselijk is de ondergrond/grondwater verdacht op de aanwezigheid van mobiele verontreinigingen (brandstofproducten) als gevolg van historisch gebruik. Een overzicht van de verdachte deellocaties en van de nog niet voldoende onderzochte deellocaties is opgenomen in de tabel 6 op blz. 16 van het historische bodemonderzoek (Bijlage 15) ).

Bij deze deellocaties worden er verkennend bodem- en/of asbestonderzoek volgens de landelijke norm NEN 5740 (verrichten van boringen en chemische analyses op grondmonsters) en/of NEN 5707 (inspectie en monsterneming van asbest in bodem en partijen grond) ter plaatse van enkele deellocaties aanbevolen. Een waterbodemonderzoek conform NEN 5720 is, wanneer het statisch water betreft met een homogene verontreiniging, een geldige kwaliteitsverklaring voor hergebruik van het materiaal. Omdat de waterbodems niet als verdacht zijn aangemerkt, wordt geadviseerd de waterbodems pas te onderzoeken wanneer binnen 5 jaar tijd de waterbodems daadwerkelijk gedempt of gebaggerd worden.

Chloride

Aanbevolen wordt om binnen het plangebied op verschillende punten het chloridegehalte te bepalen tot op de maximale geschatte werkdiepte binnen het perceel. Aanbevolen wordt om de gehalten vast te leggen in relatie met NAP in plaats van enkel via maaiveldhoogte, aangezien het gebied heringericht wordt en daarbij het maaiveld ook kan veranderen in de toekomst. Op basis van voorgaand onderzoek is de verwachting dat de problematiek zich beperkt tot de grond en niet het grondwater, het aanbevolen onderzoek richt zich dan ook enkel op het gronddeel. De gestelde hypothese dat de gehalten op het noordelijk terreindeel hoger zijn dan het zuidelijk terreindeel moet hiermee worden getoetst.

PFAS

De meeste (water)bodemonderzoeken zijn uitgevoerd voordat de PFAS-problematiek aan het licht is gekomen. PFAS is in de voorgaande onderzoeken tot 8 juli 2019 niet (verplicht) meegenomen als analyseparameter. Tijdens verkennende bodemonderzoeken op verdachte en onverdachte locaties, alsmede tijdens uitgevoerde partijkeuringen na 8 juli 2019 is PFAS aangetoond beneden de landelijk gestelde achtergrondwaarde. Dit komt overeen met de verwachting conform opgenomen in de bodemkwaliteitskaart PFAS Friesland. Voor grondverzet binnen de bodemkwaliteitskaart wordt daarom geen aanvullend onderzoek op PFAS aanbevolen.

Bodemonderzoek Bredyk 143

Het perceel Bredyk 143 wordt op dit moment gebruikt door een autosloper. Een deel van de grond wordt door de gemeente Leeuwarden aangekocht. Op het resterende deel mag de huidige eigenaar een woning bouwen. Voor dit perceel is een bodemonderzoek gedaan, waarbij verontreiniging is gevonden op het perceel dat in eigendom blijft bij de huidige eigenaar (en dus waar een woning is voorzien). Het onderzoek is als Bijlage 16 bij deze toelichting gevoegd.

In een later stadium wordt nader bodemonderzoek uitgevoerd; op de gronden die de gemeente overneemt, wordt onderzoek gedaan zodra de gronden worden ontwikkeld. Dit geldt ook voor de waterbodem van de sloot. Op de gronden waarop de huidige eigenaar een woning wil bouwen, doet de huidige eigenaar nader onderzoek in het kader van de aanvraag omgevingsvergunning.

Conclusie

De bodemkwaliteit binnen het plangebied is, voor het merendeel, geschikt voor de beoogde functies binnen het gebied. Op enkele plaatsen is sprake van bodemverontreiniging. Bij eventueel grondverzet kan vrijkomende grond niet zonder meer elders worden toegepast/ hergebruikt. Hiervoor zijn de regels van het Besluit bodemkwaliteit van toepassing. Er is dan aanvullend onderzoek naar PFAS nodig. Dat geldt ook als tijdens het onderzoek geen bodemverontreiniging is aangetoond of indicatief de hergebruiksmogelijkheden zijn bepaald. De verdachte en niet voldoende onderzochte deellocaties uit het historische bodemonderzoek dienen nader onderzocht te worden.

Gronden die de gemeente op termijn overneemt, worden nader onderzocht zodra de gronden worden ontwikkeld. Dat geldt ook voor de waterbodem van de sloot.

Voor het perceel dat in eigendom blijft bij de huidige eigenaar, en waar verontreiniging is aangetroffen doet de huidige eigenaar nader onderzoek in het kader van de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen van een woning.

4.7 Externe veiligheid

Toetsingskader

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.

Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. Het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde wordt overschreden.

Risicovolle inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.

Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied van de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en de regeling Basisnet in werking getreden. Het Bevt vormt de wet- en regelgeving, de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water. Het Bevt en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute.

Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes waarbinnen beperkingen voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen gelden. Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 meter vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Voor het groepsrisico geldt op grond van het Bevt slechts een oriënterende waarde en alleen in bepaalde gevallen is het doen van een verantwoording van een toename van het GR verplicht.

Besluit externe veiligheid buisleidingen

In het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichting (Bevi), zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en GR gelden. Op grond van het Bevb dient zowel bij consoliderende bestemmingsplannen als bij ontwikkelingen inzicht te worden gegeven in de afstand tot het PR en de hoogte van het GR als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.

Onderzoek

Ten behoeve van de Middelsee fase 1 is door FUMO een Externe veiligheidsadvies opgesteld. Dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 17. oor fase 2 heeft de FUMO ook een advies gegeven. Deze is opgenomen als Bijlage 18.

Overeenkomstig de risicokaart waarin relevante risicobronnen worden getoond, zijn in de nabije omgeving van het plangebied geen potentiële risicobronnen gelegen (figuur 4.2). Wel is er sprake van transport van gevaarlijke stoffen over de weg, water en middels buisleidingen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.06029BP00-VG01_0030.png"

Figuur 4.2 Risicokaart van het plangebied

Transport gevaarlijke stoffen over het water

Aan de noordzijde van het plangebied bevindt zich het Van Harinxmakanaal. Dit kanaal is opengesteld voor het transport van gevaarlijke stoffen. Het Van Harinxmakanaal is in het Basisnet Water aangeduid als een groene vaarweg. Groene vaarwegen zijn voor het transport van gevaarlijke stoffen minder belangrijke vaarwegen. Voor groene vaarwegen geldt geen pr10-6 contour. Bij ruimtelijke ontwikkelingen rond groene routes gelden geen beperkingen voor bebouwing en is een verantwoording van het GR niet nodig. Ten slotte geldt voor groene vaarwegen geen (toekomstig) PAG. Er gelden dan ook geen beperkingen voor bebouwing.

Transport gevaarlijke stoffen over de weg

Het vervoer over de weg vindt plaats ten zuiden en zuidwesten van het plangebied, over de provinciale weg N31. Het plangebied ligt niet binnen de PR 10-6 contour en het plasbrandaandachtsgebied van de weg. Het invloedsgebied van de weg reikt tot een afstand van 880 meter. Het plangebied is gelegen op circa 700 meter en valt zodoende deels binnen het invloedsgebied. Het plangebied ligt buiten 200 meter van de transportroute, waardoor berekening van het groepsrisico niet noodzakelijk is. Wel is een beknopte verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk.

Transport van gevaarlijk stoffen door buisleidingen

In de nabijheid van het plangebied lopen twee hogedruk aardgastransportleidingen van N.V. Nederlandse Gasunie, deze leidingen zijn getypeerd als 'Aardgasleiding NEN 3650-leiding', zie onderstaande tabel.

Tabel 4.c Gasleidingen

Eigenaar   Leidingnaam   Diameter (mm)   Druk (bar)   1e ring (1% letaliteitszone) invloedsgebied in m   2e ring (100% letaliteitszone) invloedsgebied in m  
Gasunie   N-503-70   159   40   70   50  
Gasunie   N-506-04   324   40   140   70  

Een gedeelte van het plangebied bevindt zich binnen het invloedsgebied van deze gasleidingen, zie figuur 4.3. Middels het stedenbouwkundig plan geldt er ter plaatse een bebouwingsdichtheid van 25 woningen per hectare. Van het plangebied valt 6,8 hectare binnen de 2e ring van de gasleidingen; 25x6,8 woningen= 170 woningen. Het aantal personen wordt berekend met een kengetal; 2,4 mensen per woning. Dit komt uit op 408 personen. Aangezien de te realiseren woningen vrijwel geheel buiten de 100% letaliteitszones zijn geprojecteerd wordt geen groepsrisico berekend.

Plaatsgebonden risico (PR) buisleidingen

Er wordt ter plaatse van het plangebied geen PR 10-6 contour rondom de leidingen berekend. Dit houdt in dat het plan voldoet aan de grenswaarde van het plaatsgebonden risico 10-6 per jaar.Geconcludeerd kan worden dat het PR10-6 per jaar geen belemmering vormt voor dit plan.

Belemmeringenstrook

De belemmeringenstrook voor de aardgastransportleidingen van Gasunie bedraagt 4 meter. De strook ligt buiten het plangebied en vormt voor dit plan dan ook geen belemmering.

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.06029BP00-VG01_0031.png"

Figuur 4.3 Stedenbouwkundige uitwerking Middelsee. Contouren van spoor en buisleidingen over het plangebied.

Risicovolle inrichtingen

Voor wat betreft de binnen het plangebied gelegen propaangasreservoirs aan de Piskhoarnedyk 3 ende Boksumerdyk 3 wordt in verband met de komst van de Omgevingswet door de FUMO geadviseerd geen (beperkt) kwetsbare objecten toe te staan binnen het brandaandachtsgebied van 20 meter en het explosieaandachtsgebied van 30 meter.

Aan de Piskhoarnedyk 3 en de Boksumerdyk 3 bevinden zich propaangasreservoirs. Deze propaangasreservoirs worden gebruik voor het verwarmen van de woning. De propaangastanks vallen onder de regels van het Activiteitenbesluit. Aangezien de inhoud van deze propaangasreservoirs < 5m3 en het aantal bevoorradingen eveneens niet groter is dan 5 keer per jaar is de veiligheidsafstand die moet worden aangehouden ten opzichte van buiten de inrichting gelegen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten, conform de regels van het Activiteitenbesluit 10 meter. Hieraan wordt zowel in de huidige als in de toekomstige situatie voldaan.

Beknopte verantwoording

Bestrijdbaarheid en bereikbaarheid

Voor zowel de bereikbaarheid en bestrijdbaarheid van 'dagelijkse incidenten', zoals brand of wateroverlast, als voor calamiteiten op het gebied van externe veiligheid, is het van belang dat de bereikbaarheid voor de hulpdiensten en bluswatervoorzieningen voldoende geborgd zijn. De bestrijdbaarheid is afhankelijk van de inzetbaarheid van hulpverleningsdiensten. De brandweer moet in staat zijn om hun taken goed uit te kunnen voeren om daarmee verdere escalatie van en incident te voorkomen. Hierbij kan gedacht worden aan het voldoende/ adequaat aanwezig zijn van aanvalswegen en bluswatervoorzieningen. Het plangebied wordt ontsloten via verschillende wegen, waaronder de Boksumerdyk, de Overijsselselaan en de Brédyk. Deze straten sluiten allen aan op het verdere wegennetwerk van de stad Leeuwarden. Het gedegen wegennetwerk komt de bestrijdbaarheid ten goede. Zo kan een mogelijke brand via meerdere aanvalswegen worden geblust. Het wegennetwerk biedt daarnaast vluchtmogelijkheden in vier richtingen, waardoor altijd van de bron af kan worden gevlucht.

Zelfredzaamheid

In de toekomstige situatie zal het plangebied bestaan uit woningen. De aanwezige personen zullen over het algemeen zelfredzaam zijn. Aanwezige kinderen en ouderen worden wel beschouwd als verminderd zelfredzame personen. Hierbij wordt echter ervan uitgegaan dat in geval van nood de ouders/verzorgers de kinderen en ouderen kunnen begeleiden. Als gevolg van een incident met toxische stoffen geldt dat een toxische wolk zich snel kan ontwikkelen en verplaatsen. Dit effect is vaak niet zichtbaar. Zelfredzaamheid in dit scenario is alleen mogelijk als er tijdig alarmering plaatsvindt en gebouwen geschikt zijn om enkele uren te schuilen. Denk hierbij aan het sluiten van ramen en deuren en met name het uitschakelen van (mechanische) ventilatiesystemen. Instructie met betrekking tot de juiste handelswijze in geval van een incident is noodzakelijk voor een effectieve zelfredzaamheid. Brandweer Fryslân adviseert de BHV-organisatie van eventuele bedrijven/inrichtingen/instanties binnen het effectgebied te trainen op de handelingsperspectieven bij incidenten met het vervoer van gevaarlijke stoffen.

Conclusie

Ondanks maatregelen ter verhoging van de veiligheid kunnen risico's nooit voor 100% worden weggenomen. Ook na het nemen van veiligheid verhogende maatregelen zal een restrisico blijven bestaan.


Het plangebied ligt deels binnen de letaliteitszones van een aantal hogedruk aardgastransportleidingen van de Gasunie. Vanuit extern veiligheidsoogpunt is het niet gewenst dat nieuwe kwetsbare objecten binnen letaliteitszone worden gerealiseerd, maar het is wel mogelijk. De woningen in de nabijheid van de gasleiding zijn beoogd voor zelfredzame personen.


Aangezien de te realiseren woningen vrijwel geheel buiten de 100% letaliteitszones zijn geprojecteerd, wordt geen groepsrisico berekend.


Met behulp van het uitvoeren van de verantwoordingsplicht voor het groepsrisico (GR) en het advies van Brandweer Fryslân, dient het bevoegd gezag zich uit te spreken over de aanvaardbaarheid van het restrisico.


Voor wat betreft de acceptatie van het restrisico dient ook het belang van de ontwikkeling meegewogen te worden. Overeenkomstig artikel 12 lid 2 van het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) heeft Brandweer Fryslân op 27 mei 2022 advies met verschillende aandachtspunten uitgebracht.


Geconcludeerd wordt dat het aspect externe veiligheid geen beperking oplevert voor de ontwikkeling van het plan.

4.8 Water

Toetsingskader

De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijk planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheergebied van het wetterskip Fryslân, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan is overleg gevoerd met de waterbeheerder over deze waterparagraaf. De opmerkingen van de waterbeheerder zijn vervolgens verwerkt in deze waterparagraaf.

Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap en de gemeente nader wordt behandeld.

Europees:

• Kaderrichtlijn Water (KRW)

Nationaal:

• Nationaal Waterplan (NW)

• Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW)

• Waterwet

Provinciaal:

• Provinciaal Waterplan

• Provinciale Structuurvisie

• Verordening Ruimte

Waterschapsbeleid

Het beleid van Wetterskip Fryslân is verwoord in het Waterbeheerprogramma 2016-2021. In het Waterbeheerplan 2016-2021 beschrijft Wetterskip Fryslân de doelen ten aanzien van waterveiligheid, voldoende water, schoon water en water in de samenleving voor de komende jaren. Het wetterskip beschikt over een leidraad watertoets. Het doel van de leidraad is dat alle aspecten meegenomen worden, hiermee wordt voldaan aan de thema's voldoende veilig en schoon water. Hiernaast zorgt de leidraad voor een betere samenwerking doordat het duidelijkheid geeft over de juridische status van het wateradvies. De leidraad bevat een overzicht van onderwerpen die vanuit het oogpunt van water belangrijk zijn bij ruimtelijke plannen.

Toevoeging vanuit Watertoets Wetterskip Fryslân

Door ruimtelijke ontwikkelingen neemt de hoeveelheid verhard oppervlak toe met als gevolg een versnelde afvoer van hemelwater. Het is nodig om deze versnelde afvoer te compenseren om de waterberging in een gebied in stand te houden. Dit geldt ook voor toevoegen van oppervlakteverharding die wel past binnen het bestemmingsplan, maar waarvan de grond al meer dan vijf jaar braak ligt en waar in het verleden niet voor gecompenseerd is. Het is niet toegestaan zonder watervergunning neerslag versneld tot afvoer te laten komen indien daarbij meer dan 200 m2 onverharde grond in stedelijk gebied en 1500 m2 in landelijk gebied wordt bebouwd of verhard. Er geldt een vrijstelling van de vergunningsplicht wanneer wordt voldaan aan de compensatieregels genoemd in dit wateradvies. De meest voorkomende manier van compenseren is het graven van extra oppervlaktewater. Bij het graven van extra oppervlaktewater hanteren wij de volgende compensatienorm:

  • Boezem 5%, dit heeft alleen betrekking op de Friese boezem;
  • Polder 10%,
  • Vrij afstromend, alternatieve maatregelen.

Uiteraard is het toepassen van alternatieve maatregelen in het plan ook mogelijk. Afhankelijk van de maatregel kunnen andere normen gelden dan hier vermeld. Indien er niet wordt gecompenseerd door extra oppervlaktewater te graven waarbij bovenstaande percentages worden gehanteerd of indien er geen overeenstemming plaatsvindt in de watertoetsprocedure over alternatieve maatregelen dan dient een watervergunning bij het waterschap te worden gevraagd.

Toevoeging vanuit Watertoets Wetterskip Fryslân - Klimaat

Om ook in de toekomst te kunnen wonen, werken en recreëren moeten steden en dorpen ingericht worden met het oog op de toekomst. Zo is het mogelijk om het bebouwd gebied beter bestand te maken tegen hevige regenbuien, periodes van droogte en hitte en de gevolgen van een mogelijke overstroming.

Onderzoek

Huidige situatie

Middelsee is gepland het zuiden van Leeuwarden in het beheersgebied van Wetterskip Fryslân. Het terrein heeft nu voornamelijk een agrarische functie en wordt begrensd door het Van Harinxmakanaal in het noorden, de Overijsselselaan in het oosten, de geplande wijk De Werp in het zuiden, en de spoorlijn Zwolle-Leeuwarden in het westen.

Bodemopbouw en maaiveldhoogte

De bodem is opgebouwd uit getijdegeulenafzettingen en bestaat uit kalkrijke poldervaaggronden met zware klei. In het hele projectgebied bestaat de bodem van maaiveld tot ongeveer NAP -10 m uit klei, en lokaal uit kleiig zand, zandige klei en leem .De gemiddelde maaiveldhoogte is NAP +0,30 m.

Regionale kering

Langs het noorden en oosten van Middelsee is de regionale kering KR046 gelegen. De zonering bestaat uit een kernzone en aan beide zijden een beschermingszone.

Oppervlaktewater

Het terrein van Middelsee is gelegen in vijf verschillende peilgebieden. In alle peilgebieden is een vast peil ingesteld, variërend van NAP -0,90 m tot NAP -0,50 m De waterstructuur volgt grotendeels het orthogonale poldergrid. De watergangen faciliteren de huidige landbouwfunctie en zijn gericht op het bergen en afvoeren van hemelwater. Een aantal watergangen behoren tot het hoofdwater. Het Van Harinxmakanaal is onderdeel van de Friese boezem, waar een variabel streefpeil van NAP -0,52 m is ingesteld. In Leeuwarden varieerde het boezempeil van 1992 tot 2021 tussen een minimum van NAP -0,68 m en een maximum van -0,08 m. Zie figuur 4.4 voor een overzicht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.06029BP00-VG01_0032.png"

Figuur 4.4 plangebied met peilgebieden (waterhuishoudelijk plan)

Grondwater

In Middelsee richt de grondwaterstand zich min of meer naar het peil van het oppervlaktewater. Afhankelijk van het neerslagoverschot c.q. -tekort zal tussen de waterlopen een opbolling dan wel het wegzakken van het freatisch vlak optreden. Hierdoor is in de winter sprake van aanzienlijk hogere grondwaterstanden dan in de zomer. Volgens de grondwatertrappenkaart van de Provincie Fryslân valt Middelsee in trap IIIa en IIIb; het gebied is dus relatief nat. Door de grote weerstand van de deklaag in Middelsee wordt de grondwaterstand nauwelijks beïnvloed door de stijghoogten van het diepe grondwater onder de deklaag. De stijghoogte ligt tussen NAP -1 m en NAP 0 m.

Geohydrologisch onderzoek

In 2022 wordt een geohydrologisch onderzoek uitgevoerd waarbij peilbuizen worden geplaatst, en doorlatendheidsmetingen en sonderingen worden uitgevoerd. Daarnaast wordt de stijghoogte in het watervoerend pakket gemeten om het opbarstrisico nader te bepalen.

Toekomstige situatie

Waterhuishoudingsplan Middelsee

Witteveen Bos B.V. heeft een Waterhuishoudingsplan Middelsee opgesteld (Bijlage 20). Dit plan is toereikend voor het hele ontwikkelgebied Middelsee (fase 1 en 2). Binnen het plan wordt de waterstructuur op hoofdlijnen gepresenteerd waarbij er tot een robuust en goed functionerend watersysteem komt die bijdraagt aan de belevingswaarde van de wijk.

Vrij voor de boezem

Middelsee wordt onderdeel van de Friese boezem. Hiervoor wordt de regionale kering KR046 omgelegd (verkort) en wordt de Middelsee feart gegraven als aansluiting van het Van Harinxmakanaal met het Alddjip. Het huidige variabele streefpeil van de Friese boezem is NAP -0,52 m. Dit betekent dat de waterpeilen in Middelsee met maximaal 0,38 m (van NAP -0,90 m) worden verhoogd. Voor de aan- en afvoer van water zijn geen kunstwerken nodig vanwege de open verbinding met de boezem.

Oppervlaktewater en vaarwater

De huidige poldersloten worden grotendeels gedempt en er wordt een grote hoeveelheid nieuw oppervlaktewater gegraven. Ongeveer 16% van Middelsee zal uit water bestaan. Alle watergangen worden overige watergangen en er keert dus geen hoofdwater terug in Middelsee. Een deel van de watergangen zal bevaarbaar zijn voor de Azm-klasse, Czm-klasse, Dm-klasse en F-klasse. De vaarroutes worden geen officieel vaarwater, maar de geadviseerde afmetingen conform PVVP (het Provinciaal Verkeers- en VervoersPlan) worden zoveel mogelijk aangehouden. Zie figuur 4.5

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.06029BP00-VG01_0033.png"

Figuur 4.5 Huidig waterhuishoudingsplan (bron: Waterhuishoudelijkplan)

Waterberging

Tabel 4.d en 4.e tonen de berekeningen ten aanzien van de waterberging in Middelsee. De huidige poldersloten worden grotendeels gedempt (80.390 m2) en daarnaast wordt er ongeveer 605.770 m2 extra verhard oppervlak aangelegd en 23.060 m2 halfverharding. Dit wordt gecompenseerd door het graven van een grote hoeveelheid nieuw oppervlaktewater. Volgens de eisen van het Wetterskip Fryslân worden de dempingen voor 100% gecompenseerd, de toename in verhard oppervlak voor 5% (vrij voor de boezem), en de toename in halfverharding voor 3,75% (75% van 5%). De benodigde compensatie is in totaal ongeveer 111.545 m2. In Middelsee wordt ongeveer 206.232 m2 aan nieuw water gegraven; dit is ruim voldoende om de compensatienorm te halen.

In de fasering wordt rekening gehouden met de compensatienormen, zodat het watersysteem gedurende de gebiedsontwikkeling robuust blijft. Extra gegraven water uit Middelsee fase 1 wordt gebruikt voor de compensatie in Middelsee fase 2. Het water dat na de ontwikkeling van Middelsee fase 2 nog beschikbaar is voor compensatie, wordt gebruikt voor compensatie in De Werp.

In de berekeningen is het basisplan van IMOSS gebruikt voor het bepalen van de oppervlakteverdeling (verhard-halfverhard-water) in Middelsee. Dit basisplan is een indicatie van de mogelijkheden in Middelsee. In de uitwerkingen van de deelgebieden zullen deze oppervlakten nader bepaald worden. De uitkomsten van de berekeningen kunnen in de praktijk dus (binnen een bandbreedte) afwijken.

Tabel 4.d Te compenseren oppervlakten

Te compenseren oppervlakten   Oppervlakte (m2)  
Toename verhard oppervlak (verharding openbare ruimte, bebouwing, 50% woonvelden)   605.770  
Toename halfverharding   23.060  
Demping oppervlaktewater   80.390  

Tabel 4.e Compensatie

Compensatie-eisen   Oppervlakte (m2)  
5% van toename verhard oppervlak   30.290  
3.75% (75% van 5%) van toename halfverharding   865  
100% van demping oppervlaktewater   80.390  
Benodigde compensatie (totaal)    

Bodem en grondwater

Op basis van het huidige streefpeil van de Friese boezem van NAP -0,52 m is berekend dat bij een drooglegging van 1,20 m de optimale situatie ontstaat tussen de kosten van grondwerk, grondkerende constructies en drainage. Hiervoor dient het maaiveld opgehoogd te worden tot NAP +0,7 m. Het minimale peil voor de wegen is NAP +0,7 m en de minimale vloerpeilen zijn NAP +0,9 m. Bij deze drooglegging is ook drainage benodigd: onder de openbare weg, drainage onder de wegverharding binnen de bouwblokken, en bouwblokdrainage.

Opgemerkt wordt dat de waterstanden in de boezem tijdelijk hoger kunnen zijn dan NAP -0,52m. Dit betekent dat de drooglegging van 1,2 m niet altijd aanwezig kan zijn. Dit vraagt extra aandacht voor het thema wateroverlast bij de planuitwerking. Vooral de bestaande bebouwing is hierbij een aandachtspunt.

Hemelwaterafvoer

Waar mogelijk wordt hemelwater rechtstreeks afgevoerd naar het oppervlaktewater of tijdelijk lokaal geborgen. Dit is echter niet overal mogelijk, waardoor ook HWA-riolering zal worden aangelegd. Dit HWA-riool wordt volledig gescheiden van het vuilwaterriool (DWA-riool).

Hemelwater mag oppervlakkig afstromen of zich verzamelen in vijvers en sloten via een hemelwaterriolering. Ook mag water zich tijdelijk verzamelen in ondieptes in de buurt. De kleibodem maakt het echter lastig om water te laten infiltreren, waardoor grondverbetering en drainage nodig zijn voor de afvoer. Het absorberend vermogen van groenterreinen kan ook verbeterd worden met ondergrondse waterbergingsvoorzieningen (bijvoorbeeld: geperste steenwolblokken of kratten). Water kan vertraagd worden afgevoerd door groen en waterdoorlatende verharding toe te voegen. Ook is er de wens om het water al te vertragen bij de gebouwen, bijvoorbeeld door waterberging te realiseren (bijvoorbeeld met een groen dak of het opslaan en benutten van hemelwater bij de woningen).

Robuust en veilig watersysteem

Door de afname van het aantal peilvakken en kunstwerken wordt de waterhuishouding robuuster. Daarnaast wordt een grote hoeveelheid nieuw oppervlaktewater gegraven dat voldoende vertakt is voor de opvang van hemelwater en de afvoer van drainage voor de beheersing van de grondwaterstanden. De watergangen worden ontworpen met voldoende afmetingen zodat de afvoerfunctie en het onderhoud gewaarborgd blijven. In de KOR staan deze minimale afmetingen beschreven. Het is van belang om de watergangen ook kind veilig in te richten, bijvoorbeeld door het toepassen van natuurvriendelijke oevers, plasbermen met riet, flauwe taluds, beplanting van de oever, of afscherming met een hek.

Waterkwaliteit

De Friese boezem, waar Middelsee onderdeel van wordt, valt onder de KRW waterlichamen. De waterkwaliteit binnen het gebied zal verbeteren doordat het water van het Van Harinxmakanaal minder voedselrijk is dan het polderwater. Er is voldoende doorspoeling en de waterdiepte neemt aanzienlijk toe. De wijziging voldoet hiermee aan de Kaderrichtlijn water (KRW), waarbij de waterkwaliteit niet mag verslechteren. Het afvalwater wordt via de riolering afgevoerd en de uitlaten van de hemelwaterafvoer worden voldoende verspreid over de watergangen.

Ecologie

De plangebieden liggen niet in of nabij Natura 2000-gebieden. De plannen veroorzaken daarom geen negatieve effecten op de natuurwaarden waarvoor Natura 2000-gebieden in de wijdere omgeving zijn aangewezen. Omdat de watergangen een open verbinding krijgen met het Van Harinxmakanaal is geen sprake van barrières voor vis of andere fauna. De oevers bieden kansen voor waterplanten en submerse vegetatie; waar mogelijk worden de watergangen natuurvriendelijk ingericht. Er heeft ecologisch onderzoek plaatsgevonden en er wordt gewerkt volgens de gedragscode Flora- en Faunaweg voor waterschappen. De effecten op flora en fauna zijn dus licht positief'.

Klimaatadaptatie

Op de volgende wijzen wordt in Middelsee rekening gehouden met klimaatverandering:

  • het creëren van waterberging door het graven van grote hoeveelheden oppervlaktewater (meer dan voor de compensatie benodigd is);
  • het beperken van verharde oppervlakken en het realiseren van groen;
  • het gebruik van halfverharding waar mogelijk en het infiltreren van water in aangebrachte zandlagen;
  • hoogte meenemen in het ontwerp: genoeg ophogen ten opzichte van de boezem, lagere delen inzetten voor tijdelijke waterberging, en essentiële functies hoger plaatsen.

Natuurinclusief bouwen

Binnen het waterhuishoudingsplan (Bijlage 20) zijn de wensen omtrent natuurinclusief bouwen opgenomen. Het beginsel van deze bouwwijze is de verbinding tussen natuur-, water- en woonfuncties. De wensen binnen Middelsee en natuurinclusief bouwen zijn als volgt:

  • behoud zoveel mogelijk bestaande bodem, bomen, oevers en waterwegen: oud land heeft een rijkere biodiversiteit dan nieuw land;
  • onverhard tenzij: daarmee worden de ecosysteemdiensten van de bodem (CO2-fixatie, vasthouden van water, verkoeling, bodemvruchtbaarheid) zo veel mogelijk behouden. Als verharding noodzakelijk is, overweeg dan - indien mogelijk – half-verharding;
  • verbindt groen met groen en blauw met blauw

Bij de verdere uitwerking van de verkavelingsplannen wordt hier aandacht aan besteed. Het ontwikkelkader en het stedenbouwkundig basisplan geven het kader aan de hand van de gemeentelijke KOR en afspraken met beheer. Dat is het handvat en wordt nader uitgewerkt per deelgebied.

Bij de nadere uitwerking en het ontwerp van de woningen zal worden gekeken in hoeverre er mogelijkheden zijn om de woningen natuurinclusief te bouwen. Daarbij kan worden gedacht aan gevelstenen met openingen die geschikt zijn voor verblijfplaatsen van vogels en vleermuizen.

Beheer en onderhoud

Alle watergangen, inclusief de Middelsee feart, worden overige watergangen. Middelsee wordt stedelijk gebied en de meeste watergangen worden onderhouden door de gemeente Leeuwarden. Daarnaast is het mogelijk dat een deel van het onderhoud ook bij het Wetterskip Fryslân, Prorail, en bij particulieren komt te liggen. De KOR en de Keur zijn leidend voor het onderhoud aan het watersysteem. Daarnaast heeft het Wetterskip Fryslân voor Middelsee uitgangspunten vanuit beheer opgesteld voor het nieuwe stedelijke water.

4.9 Ecologie

Bij elk ruimtelijk plan dient, met het oog op de natuurbescherming, rekening te worden gehouden met de Wet natuurbescherming (Wnb). Hierin zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming. Daarnaast geldt per provincie een uitwerking van regels op het gebied van natuurbescherming in de provinciale verordening.

In het kader van dit bestemmingsplan is een ecologische beoordeling uitgevoerd voor de ontwikkeling van het totaalplan Middelsee. De ecologische beoordeling is opgenomen in Bijlage 24 van deze toelichting. De conclusies uit dat onderzoek en de daaruit voortvloeiende vervolgonderzoeken zijn in deze paragraaf benoemd.

4.9.1 Gebiedsbescherming

In Nederland zijn de meeste beschermde gebieden beschermd volgens de Wet natuurbescherming (Natura 2000) of regels omtrent het Natuurnetwerk Nederland (NNN; in Fryslân Ecologische Hoofdstructuur, EHS genoemd). Daarnaast kunnen gebieden in de provincie Fryslân ook zijn aangewezen als Weidevogelkerngebied of Ganzenfoerageergebied.

Wet natuurbescherming: Natura 2000

In de omgeving van het plangebied liggen de Natura 2000-gebieden 'Groote Wielen' (afstand circa 7 km, ten noordoosten van het plangebied) en 'Alde Feanen' (afstand circa 10 km, ten zuidoosten van het plangebied). Er zijn geen negatieve effecten op de aangewezen natuurwaarden van Natura 2000-gebieden 'Groote Wielen' en 'Alde Feanen' te verwachten. Er kan wel sprake zijn van verstoring van de meervleermuis over het Van Harinxmakanaal. Deze vleermuis gebruikt het water mogelijk als vliegroute. Lichtuitstraling over het Van Harinxmakanaal moet worden voorkomen. Binnen een zone van 25 meter tot het kanaal is geen bebouwing voorzien. Hier wordt een parallel kanaal gerealiseerd. Hiermee is voldoende gewaarborgd dat er geen lichtuitstraling over het Van Harinxmakanaal plaatsvindt.

Stikstofberekening

Per 1 juli 2021 is de Wet stikstofreductie en natuurverbetering (Wsn) en het Besluit stikstofreductie en natuurverbetering (Bsn) in werking getreden. De Wsn en de Bsn regelden een vrijstelling voor de vergunningsplicht van artikel 2.7 lid 2 Wnb voor de aanlegfase van bouwwerkzaamheden. Op 2 november 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:3159) is in de zaak van Porthos een uitspraak gedaan door de Afdeling Bestuursrechtspraak over deze partiële bouwvrijstelling. Uit deze uitspraak blijkt dat art. 2.9a van de Wnb en art. 2.5 Bnb in strijd is met art. 6 van de Habitatrichtlijn uit de Wet natuurbescherming. Er wordt daarom teruggegaan naar de situatie vóór 1 juli 2021 waarbij ook de aanlegfase van bouwprojecten moet worden doorgerekend voor stikstofdepositie om significant negatieve effecten op Natura 2000 gebieden te kunnen uitsluiten.

AERIUS Calculator

In het kader van het bestemmingsplan is met de meest recente versie van de AERIUS Calculator (26 januari 2023) een stifkstofberekening uitgevoerd. Hieruit is de feitelijke en planologische situatie (referentiesituatie) vergeleken met het toekomstige programma van Middelsee (aanleg- en exploitatiefase). Hierin is bemesting ingezet in de referentiesituatie en vergeleken met diesel aangedreven materieel en wegverkeer in de aanleg- en exploitatiefase. De aanleg- en exploitatiefase zijn afzonderlijk berekend. In een afzonderlijke notitie heeft de gemeente de gekozen aanpak van de stikstofberekening nader toegelicht. Deze memo is als Bijlage 21 toegevoegd.

Uit de resultaten van de verschilberekeningen blijkt dat de netto-stikstofdepositie 0,00 mol/ha/jaar bedraagt. Het plan leidt niet tot een toename van de depositie op omliggende Natura 2000-gebieden Alde Feanen en Van Oordt’s Mersken. Op verschillende hexagonen in beide Natura 2000-gebieden is er een afname in stikstofdepositie. Het opheffen van de bestaande agrarische functie heeft een positief effect op een deel van de hexagonen in de Alde Feanen en Van Oordt’s Mersken. Het stikstofonderzoek is als Bijlage 22 bij dit bestemmingsplan toegevoegd.

Overige gebiedsbescherming

Het plangebied ligt niet in of nabij overige beschermde gebieden. De plannen veroorzaken daarom geen conflict met de ecologische wet- en regelgeving ten aanzien van overige vormen van gebiedsbescherming in Fryslân (regelgeving betreffende de Ecologische Hoofdstructuur, Ganzenfoerageergebied en Weidevogelkerngebied).

4.9.2 Soortenbescherming

In het kader van dit bestemmingsplan zijn meerdere ecologische onderzoeken uitgevoerd die in beeld brengen welke soorten in het plangebied aanwezig zijn. In onderstaande tabel is een overzicht opgenomen van de uitgevoerde onderzoeken. Daaronder wordt toegelicht hoe de resultaten van deze onderzoeken in dit bestemmingsplan zijn meegenomen.

  Uitvoerende partij   datum    
1   JM Ecologie   7-10-2019   bezoekverslag  
1b   A&W   7-10-2019   Rapport 3345  
2   A&W   14-9-2021   Rapport 21-256  
3   A&W   23-11-2021   Bezoekverslag (mail)  
4   A&W   27-1-2022   Rapport 21-328  
5   JM Ecologie   22-2-2022   Bezoekverslag  
6   JM Ecologie   1-3-2022   Quickscan  
7   JM Ecologie   24-8-2022   Nader onderzoek vleermuizen  
8   JM Ecologie   26-8-2022   Nader onderzoek holte  

Bij het bezoek aan het plangebied in oktober 2019 is gekeken of er in de te kappen bomen langs de Overijsselselaan en het spoor jaarrond beschermde vogelnesten en holtes voor verblijven van vleermuizen aanwezig waren. Er is toen geconstateerd dat niet het geval is. Het verslag is als Bijlage 23 opgenomen.

In het kader van de voorgenomen ontwikkeling is een ecologische beoordeling opgesteld. Het rapport is als Bijlage 24 opgenomen. Ten behoeve van de ontwikkeling van de GGZ-locatie in Middelsee (waarvoor een afzonderlijke procedure wordt gevolgd) is een ecologische quickscan uitgevoerd omdat op de grens tussen de GGZ-locatie en de wijk Middelsee mogelijk bomen worden gekapt. Het rapport is als Bijlage 25 opgenomen. Hieronder is per soort beschreven wat uit het ecologisch onderzoek naar voren is gekomen en daar waar nadere onderzoeken zijn geweest, worden deze benoemd.

Broedvogels

De uitvoering van de plannen veroorzaakt geen conflict ten aanzien van broedende vogels, mits tijdens de werkzaamheden broedende vogels niet worden verstoord.

Overige soorten

Ten aanzien van overige beschermde natuurwaarden veroorzaken de plannen geen knelpunt met de ecologische wet- en regelgeving, mits tijdens de uitvoering van de werkzaamheden wordt voldaan aan de zorgplicht.

Jaarrond beschermde nestplaatsen

Door de omvang van Middelsee fase 2 kan essentieel foerageergebied van Buizerd verloren gaan. Om na te gaan of de soort ook gebruik maakt van het plangebied, is aanvullend veldonderzoek uitgevoerd naar de aanwezigheid van jaarrond beschermde nestplaatsen van Buizerd in het plangebied. Een aantal aangetroffen nesten die mogelijk geschikt waren bleek bij nadere inventarisatie niet meer aanwezig te zijn. Ook een ander nest dat mogelijk geschikt was, bleek niet in gebruik door beschermde soorten (zie ook Bijlage 31).

Vleermuizen

Er zijn mogelijk verblijfplaatsen van vleermuizen aanwezig in (delen van) bomenrijen die worden gekapt. Daarom is aanvullend onderzoek gedaan naar vleermuizen.

in het najaar van 2021 is aanvullend ecologisch onderzoek uitgevoerd. Daarin is een inventarisatie gedaan naar jaarrond beschermde nesten en potentiële verblijfplaatsen voor vleermuizen in de bomen. Tijdens het veldbezoek zijn vijf oude kraaiennesten aangetroffen die gebruikt kunnen worden door buizerds. Nesten van deze soort zijn volgens de Wet natuurbescherming jaarrond beschermd. Omdat onbekend is of de nestplaatsen in gebruik zijn, is nader onderzoek nodig in de broedperiode van de Buizerd. Het bezoekverslag is als Bijlage 26 toegevoegd. Bij de quickscan in februari 2022 is gebleken dat de oude kraaiennesten er niet meer zijn. Deze zijn waarschijnlijk met een storm weggewaaid.

Ook zijn er in het plangebied holtes aangetroffen die mogelijk gebruikt worden als vleermuisverblijfplaats. Om dit te kunnen bepalen, is nader onderzoek (Bijlage 27) gedaan naar potentieel geschikte vleervluisverblijfplaatsen en jaarrond beschermde nestplaatsen.

In het kader van het ecologisch werkprotocol is geadviseerd om te werken buiten het broedseizoen van vogels. Waar dat niet mogelijk is, moet het gebied ongeschikt worden gemaakt. In de notitie 'Advies over het ongeschikt maken van het werkgebied van woonwijk Middelsee voor broedende vogels' (februari 2022) is dat uitgewerkt. Dit document is als Bijlage 28 toegevoegd. De werkzaamheden worden conform het advies uitgevoerd.

Tijdens het veldbezoek (27-01-2022) konden de aangetroffen holtes niet worden geïnspecteerd op geschiktheid en gebruik als vleermuisverblijfplaats. Om te bepalen of de holtes in gebruik zijn als verblijfplaats van vleermuizen is een controlebezoek (22-02-2022) gedaan. Hieruit is gebleken dat er drie holtes waren waarin geen (mogelijk) jaarrond beschermde nesten zijn waargenomen. Het bezoekverslag is als Bijlage 29 toegevoegd.

In februari 2022 is een ecologische quickscan (Bijlage 30) uitgevoerd naar de aanwezigheid van vleermuizen in de bomenrij aan de Nije Daam, omdat deze bomen gekapt gaan worden. Uit deze quickscan blijkt dat in de bomenrij holtes aanwezig zijn die gebruikt kunnen worden door vleermuizen. Op 31 juli en 28 augustus 2022 zijn de boomholtes voor de laatste keer gecontroleerd op de aanwezigheid van vleermuizen. Er zijn in de bomenrij ten zuidwesten van Goutum geen vleermuizen aangetroffen in de onderzochte holtes. Het rapport van dat onderzoek is als Bijlage 31 toegevoegd. Eén holte kon niet worden onderzocht. Hiervoor is nader onderzoek gedaan waaruit blijkt dat er geen beschermde soorten aanwezig zijn. Het rapport is als Bijlage 32 toegevoegd.

Nu is gebleken dat er geen vleermuizen aanwezig zijn, kunnen de bomen worden gekapt. Bij het kappen moet rekening worden gehouden met de volgende regels:

  • De afstand tussen twee bomen mag niet meer worden dan 30 meter;
  • De eerste en de laatste boom van de bomenrij mogen niet worden gekapt.

Conclusie

Uit het ecologisch onderzoek is gebleken dat er in het plangebied mogelijk jaarrond beschermde nesten en potentiële verblijfplaatsen voor vleermuizen aanwezig zijn. Er is nader onderzoek gedaan waaruit blijkt dat de nestplaatsen niet in gebruik zijn door de Buizerd.

Wat betreft de holtes die mogelijk door vleermuizen gebruikt worden is uit onderzoek gebleken dat deze niet in gebruik zijn. Nu duidelijk is dat hier geen vleermuizen zitten, kunnen de bomen worden gekapt. Daarbij moet buiten het broedseizoen van vogels worden gewerkt.

Het van Harinxmakanaal wordt mogelijk gebruikt als vliegroute voor de meervleermuis. Lichtuitstraling over het Van Harinxmakanaal moet worden voorkomen. Dit is voldoende geborgd in het bestemmingsplan, aangezien er een zone van 25 meter vanaf het kanaal (bebouwingsvrije zone vaarwegenverordening) vrijgehouden wordt van bebouwing. In de plannen wordt hier een parallel kanaal aangelegd.

De plannen zijn uitvoerbaar, mits rekening wordt gehouden met de verschillende werk protocollen en de adviezen uit de verschillende ecologische onderzoeken. In de uitvoering van de werkzaamheden wordt hier rekening mee gehouden.

4.10 Archeologie

Ter implementatie van het Verdrag van Malta in de Nederlandse wetgeving is op 1 september 2007 de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMZ) in werking getreden. Deze wet maakt deel uit van de (gewijzigde) Monumentenwet. De kern van de WAMZ is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven. De WAMZ verplicht gemeenten bij het opstellen van bestemmingsplannen rekening te houden met de in hun bodem aanwezige waarden. Naast het inventariseren van de te verwachten archeologische waarde, zal het bestemmingsplan uiteindelijk, indien nodig (en mogelijk), een bescherming moeten bieden voor waardevolle gebieden. Dit kan bijvoorbeeld door middel van het stellen van specifieke voorwaarden middels een omgevingsvergunning voor aanleg- en bouwactiviteiten.


De gemeente heeft met de Nota Archeologische Monumentenzorg Leeuwarden (AMzL) 2014 de archeologische koers voor de komende jaren vastgesteld. Met een eigen archeologisch beleidsplan kiest de gemeente ervoor haar keuzes voor alle betrokkenen helder te maken. Duidelijk gemaakt wordt hoe en waarom er zorg gedragen wordt voor het kwetsbare bodemarchief en welke consequenties dat heeft. Dit beleid is afgestemd met de provincie, maar geeft wel een eigen invulling aan de manier waarop Leeuwarden omgaat met archeologie. In het archeologiebeleid zijn de volgende elementen van belang:

  • archeologie wordt meegenomen in nieuwe bestemmingsplannen;
  • ten behoeve van het verlenen van een Omgevingsvergunning wordt getoetst op archeologische waarde.

De gemeentelijke beleidskeuzes zijn weergegeven op de Archeologische Waardenkaart (betreft het gemeentelijk grondgebied van vóór 2014) en de FAMKE (betreft het grondgebied van de voormalige gemeente Boarnsterhim wat per 2014 bij Leeuwarden hoort), waardoor voor iedereen duidelijk wordt waar en op welke manier rekening moet worden gehouden met archeologie.

In de Partiële Herziening Archeologie zijn dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie opgenomen waarmee op perceelsniveau is aangegeven welke eisen er worden gesteld aan nader archeologisch onderzoek.

Binnen het plangebied komen verschillende archeologische waarden voor te weten Waarde - Archeologie 3, 4 en 5. Het plangebied wordt 50 tot 70 cm opgehoogd, waardoor archeologische waarden worden beschermd.

Waarde Archeologie 3 - Geldt ter plaatse van bestaande boerderijplaatsen. Voor deze categorie geldt een oppervlakte criterium van 100 m² en een diepte criterium van 30 cm. Voor uitvoering van het basisplan zijn geen bodemingrepen van meer dan 100 m2 noodzakelijk. Nader archeologisch onderzoek is hier niet nodig.

Waarde Archeologie 4 - Geldt ter plaatse van de Piskhoarnedyk naar het noorden en ten westen van de Uniadyk onder het tracé van de voormalige Rijksweg. Voor deze categorie geldt een oppervlakte criterium van 500 m² en een diepte criterium van 50 cm.

Beide gebieden worden geroerd door de ontwikkeling en aanleg van de Overdijksfeart. Voor de gronden ten westen van de Uniadyk geldt dat deze gronden al zijn geroerd bij de aanleg van de oude rijksweg. Hier worden dan ook geen archeologische vondsten verwacht. Het asfalt wordt nog in 2022 verwijderd. Tijdens deze werkzaamheden zal een archeologisch vooronderzoek uitgevoerd worden.

Op het moment dat er water gegraven wordt (of ander grondwerk plaatsvindt), worden de werkzaamheden archeologisch begeleid.

Waarde Archeologie 5 - Geldt ten noorden van It Aldjip in een gebied dat in het basisplan in ontwikkeling wordt gebracht. Voor deze categorie geldt een oppervlakte criterium van 2500 m² en een diepte criterium van 50 cm. De bodemingreep in dit deel is kleiner dan 2500 m2. Nader archeologisch onderzoek is hier niet nodig.

Voor een groot deel van het plangebied geldt op basis van de Partiële herziening de dubbelbestemming Waarde Archeologie 6. In het verleden is echter archeologisch onderzoek gedaan waarbij geen bijzonderheden zijn geconstateerd. Het onderzoek is bijgevoegd als Bijlage 33. Op basis van bovenstaande is de dubbelbestemming Waarde Archeologie 6 niet in dit bestemmingsplan opgenomen.

Deze dubbelbestemmingen blijven van kracht zolang er geen concrete plannen zijn, of aanvullend archeologisch heeft plaatsgevonden.

 

Conclusie

Na uitwerking van het stedenbouwkundig plan is gebleken dat nader archeologisch onderzoek nodig is in de gebieden met Waarde - Archeologie 4. Op het moment dat er in gebieden met deze bestemming concrete bouwinitiatieven zijn, moet nader archeologisch onderzoek worden uitgevoerd. Dat is middels deze dubbelbestemmingen geborgd.

4.11 Cultuurhistorie

De rol van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening is de laatste jaren sterk toegenomen. Bij het opstellen van plannen moeten cultuurhistorische waarden tijdig in beeld worden gebracht. Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) stelt in dat verband specifieke eisen aan het opstellen van ruimtelijke plannen. Waar mogelijk moeten cultuurhistorische waarden worden behouden of versterkt. Cultuurhistorie is daarmee veelal een sturend onderdeel geworden in de ruimtelijke ordening.

Naast wetgeving op rijksniveau is ook in de “Verordening Romte Fryslân 2014” vastgelegd dat gemeenten in een ruimtelijk plan moeten aangeven op welke wijze het plan rekening houdt met cultuurhistorische elementen en structuren.

Het plangebied ligt in de Nieuwlanden; het gebied waar eens de Middelzee lag. Het huidige landschap is daarom voor het overgrote deel relatief jong. Desondanks zijn er een aantal cultuurhistorisch waardevolle elementen in het landschap aanwezig. Deze elementen zijn opgenomen op de verbeelding middels de dubbelbestemming 'Waarde – Cultuurhistorie'. Hiervoor geldt een beschermingsregeling in dit bestemmingsplan. Daar waar nog restanten van deze cultuurhistorisch waardevolle elementen aanwezig zijn, dienen deze elementen zo veel mogelijk voor de toekomst behouden te worden.

Landschapsbeeld

Het huidige landschapsbeeld wordt gekenmerkt door openheid (voornamelijk agrarische weidegrond) met vooral in de oostelijke helft boerderijplaatsen met erfbeplanting.

Bedijking van de Middelzee

Vanaf de elfde eeuw na Chr. is men overgegaan tot bedijking van de Middelzee. Deze dijken werden over de hoogste delen van de oeverwallen langs de Middelzee gelegd (zie figuur 4.6). De Middelzee slibde steeds verder dicht en de aangeslibde delen werden in de eeuwen hierna vanuit het zuiden fasegewijs ingedijkt en daarmee afgesloten van de rechtstreekse invloed van de zee. Dit neemt niet weg dat al eerder aan de randen van de Middelzee opslibbing van kwelderland heeft plaatsgevonden. Mogelijk is aan de rand van zo'n opslibbing een zeepolderdijk aangelegd, waarover de Middelwei liep. Deze Middelwei (in 1491 Myrlwei) is vanaf de 13e eeuw eeuwenlang de kortste weg over de kwelder naar het noorden tot de Hollanderdijk

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.06029BP00-VG01_0034.png"

Figuur 4.6 Bron: Cultuurhistorische kaart Provinsje Fryslân (CHK2)

Het nieuwe land werd grootschalig blokvormig verkaveld. Bij de inpoldering werden de bestaande dorpsgrenzen van het oudland doorgetrokken in de nieuwe polder. Het oost-west liggende deel van de Piskoarnedyk en de in het verlengde daarvan liggende verkavelingssloten gaven de grens aan tussen de Goutumer en Techumer (later Wirdumer) Nieuwlanden.

Historische wegenpatroon van de Nieuwlanden

Het historische wegenpatroon in de nieuwlanden van de voormalige Middelzee wordt over het algemeen gekenmerkt door een ontsluiting middels vanaf het oudland instekende (doodlopende) hooi- of miedwegen. Er zijn slechts een beperkt aantal oost-west dwarsverbindingen door de voormalige Middelzee. Halverwege de dertiende eeuw werd de Boksumerdam aangelegd en ontstond er een oost-west verbinding (de huidige Boksumerdyk) dwars door het 'nieuwland' tussen Goutum (Oostergo) en Boksum (Westergo). Daarnaast is in het plangebied sprake van een instekende hooiweg, die langs de boerderijen Overijsselseweg 16 en 18 ligt.

 

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.06029BP00-VG01_0035.png"

Figuur 4.7 kaart B. Schotanus a Sterringa (1685-1718)

In de negentiende en twintigste eeuw zijn enkele bovenregionale noord-zuid georiënteerde wegen toegevoegd. In 1827 wordt de verharde Rijksstraatweg van Leeuwarden naar Zwolle aangelegd. Tussen Barrahus en het zuidelijke begin van de Piskhoarnedyk volgt deze weg het tracé van de oude Middelzeedijk. In de jaren vijftig-zestig van de twintigste eeuw wordt de N32 aangelegd, ten noorden van Barrahus globaal over de voormalige Middelzeedijk. De N32 is inmiddels voor een deel al weer verdwenen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.06029BP00-VG01_0036.png"

Figuur 4.8 Atlas Eekhoff (1847)

Historische waterlopen

Het Alddjip is een overblijfsel van een oude zeeslenk, uit een tijd ver voor de bedijkingen van de Middelzee. Het Alddjip heeft lange tijd een belangrijke functie gehad in het regionale transport via het water in een tijd dat het vervoer over water belangrijker was dan het vervoer over de weg. Richting het westen kruiste het water (het restant van) de oude dijk en daarna kon het twee kanten op, richting zuidwesten, langs Barrahuis, of richting het noordwesten. Bij de aanleg van de straatweg in 1927 werden hiervoor twee duikers aangebracht, respectievelijk het Barrahuister- en Palsma Pijpje. De zuidwestelijke tak is grotendeels verdwenen, de noordwestelijke tak is nog (grotendeels) terug te vinden.

Boerderijplaatsen

Zeer kenmerkend voor het landschapsbeeld zijn de boerderijplaatsen. Deze zijn door de provincie geïnventariseerd en in kaart gebracht (zie figuur 4.6). In het gebied zijn de meeste oude boerderijplaatsen te vinden langs de Brédyk en Piskhoarnedyk en aan enkele insteekwegen dwars op de oude Middelzeedijk. De bebouwing is meestal vernieuwd, maar de kavel en omgrachting van de boerderijplaatsen is vaak ouder.

Een aantal boerderijen heeft een status als monument, twee daarvan zijn Overijsselseweg 16 (gemeentelijk monument) en 18 (rijksmonument). Bij het ontwikkelen van het plangebied dient rekening gehouden te worden met deze monumentale boerderijen en hun ligging in het landschap. Bovendien staat de boerderij Overijsselseweg 18 met de voorzijde georiënteerd op de Brédyk. Hierbij is sprake van een 'open (zicht)relatie' met de Brédyk.

Uitwerking stedenbouwkundig plan

In het stedenbouwkundig plan zijn de cultuurhistorische waarden als uitgangspunt genomen. Hieronder is per onderdeel kort aangegeven hoe de waarden in dit bestemmingsplan worden bewaard. De cultuurhistorische waarden zijn in figuur 4.7 weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.06029BP00-VG01_0037.png"

Figuur 4.7 Cultuurhistorische waarden (bron: stedenbouwkundig plan)

  • Boskumerdyk

De Boksumerdyk blijft in zijn geheel gehandhaafd. In Middelsee fase 1 wordt het oorspronkelijke verloop hersteld en vormt het een hoofddrager in Havenstêd. Buiten Fase 1 blijft het dijklichaam met aan weerszijden een sloot gehandhaafd.

  • Hooiwegen

De Hooiweg wordt vanuit het westen gezien opgenomen in het plan en gerespecteerd en wordt in het plan gebruikt als pad. Ten westen van het Fries Landbouwmuseum eindigt de Hooiweg tegen de nieuw te graven Middelsee feart en buigt als pad af naar het noorden. Het in figuur 4.7 gearceerde deel van de Hooiweg vervalt en maakt plaats voor nieuw ruimtelijk weefsel. Dit is reeds vastgesteld in Middelsee Fase 1.

  • Zomerpolderdijk (nu kavelsloten)

Het tracé van de zomerpolderdijk ligt op de grens tussen het Basisplan en Middelsee Fase 1. Dit tracé van de cultuurhistorische dijk richting de binnenstad vormt een basisuitgangspunt in de planvorming. Hoewel in het verloop van het dijktracé een kleine curve wordt gelegd, wordt de route benut als een hoofdfietsroute door het ontwikkelgebied met een aansluiting op de Boskumerdyk en de Piskhoarnedyk. De ruimtelijke vorm is in Middelsee Fase 1 reeds vastgelegd en in het Basisplan ingebed.

  • Dorpsgrens (kavelsloot)

De fysieke herkenning van de dorpsgrens in het slotenpatroon wordt deels ingebed in het plan. Vanaf de Piskhoarnedyk tot de Middelsee feart komt dit element terug in het stratenpatroon van Waterstêd. Ten westen van de Middelsee feart vervalt deze lijn. Dit biedt de mogelijkheid om bij straatnaamgeving nadere duiding te geven.

  • Piskhoarnedyk (zee(polder)dijk en dorpsgrens)

De Piskhoarnedyk wordt gerespecteerd in het plan en opgenomen als pad en loopt over de Overdijksfeart door als element 4 binnen Waterstêd. Dit biedt de mogelijkheid om de Piskhoarnedyk als straatnaam binnen deelgebied de Fellingen op te nemen.

  • Piskhoarnedyk (zee(polder)dijk, nu deels sloot)

De Piskhoarnedyk wordt als element gerespecteerd en als fietspad opgenomen in het plan. Deze structuur vormt de basis van de parkroute door Middelsee – De Zuidlanden. Het fietspad over de Piskhoarnedyk gaat ten noorden van de Redbadwei over in de Zomerpolderdijk.

  • Zeedijk (later Rijksstraatweg, nu Brédyk)

De oude zeedijk, de Bredyk, vormt een dragende structuur in de planvorming en blijft gehandhaafd. De Bredyk wordt ingericht als doorfietsroute met bomen aan weerzijde. De parkroute door Middelsee – De Zuidlanden loopt over de zeedijk, Piskoarnedyk en de zomerpolderdijk.

  • Rijksstraatweg (nu Brédyk)

De Bredyk vormt een dragende structuur in de planvorming en blijft gehandhaafd. De Bredyk wordt ingericht als doorfietsroute met bomen aan weerszijden.

  • Zeegeul: Ald Djip (en restanten uitwatering)

De voormalige loop van het Aldjip wordt hersteld en versterkt en vormt de sloepenroute van Wirdumerfeart tot het Van Harinxmakanaal. Na de kruising met de Bredyk (waar het Alddjip uitstroomde in de Middelsee) gaat de sloepenroute als Middelsee feart door naar het noorden.

  • Boerderijplaatsen (omgrachting)

De historische boerderijplaatsen die nog herkenbaar zijn doordat ze zijn afgebakend door middel van een sloot blijven intact, behalve bij Overijsselseweg 16. Hier was al veel van de vorm verdwenen. Wel blijft de zuidwestelijk hoek nu bewaard.

  • Monumentale en karakteristieke panden

In het gebied staan enkele monumentale en karakteristieke panden. In de planvorming vormen deze objecten een verbijzondering. Het zijn landschappelijke relicten in stedelijk gebied. Op deze plekken herbergt de stad het gevoel van landschap, een karakter dat met dit plan versterkt wordt. Wanneer dit boerderijen betreft, staan deze in ieder geval gezien vanaf de voorzijde zoveel mogelijk in een 'groene' omgeving.

  • Historische Spoorwegduiker

Ter hoogte van de spoordijk ligt een gemetselde spoorwegduiker van omstreeks 1868. Deze is aangelegd vanwege de railverbinding staatslijn A van Arnhem naar Leeuwarden. De duiker is voorzien van dubbele segment gemetselde gevormde watergangen zonder vaste bodem, daarom ook wel heul of duikerbrug genoemd. De dubbel gemetselde duiker is zeldzaam in Nederland. De duiker vormt daarnaast een van de weinig overgebleven restanten van de vroegere ligging van de railverbinding in de omgeving van Leeuwarden. Deze duiker is in het bestemmingsplan aangeduid met de dubbelbestemming Waarde Cultuurhistorie

Conclusie

In het stedenbouwkundig plan voor de Middelsee vormen de cultuurhistorische waarden in het gebied een van de kaders. In het bestemmingsplan is middels de bestemming Waarde- Cultuurhistorie aangegeven welke cultuurhistorische waarden beschermenswaardig zijn. Veelal betreft het wegen die in dit bestemmingsplan als verkeerstructuren (voor snel en/of langzaam verkeer) zijn vastgelegd.

4.12 Bedrijven- en milieuzonering

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is de ruimtelijk-functionele afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en hindergevoelige functies (waaronder woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst in de publicatie ‘Bedrijven en milieuzonering’ van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) uit 2009. Een richtafstand wordt beschouwd als de minimale afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten (betreffende geluid, geur, stof en gevaar) redelijkerwijs kan worden uitgesloten.

De genoemde maten in de VNG-publicatie zijn richtinggevend, maar met een goede motivering kan en mag hiervan worden afgeweken. In de publicatie worden twee omgevingstypen onderscheiden, te weten een rustige woonwijk/buitengebied en gemengd gebied. In een rustige woonwijk dan wel het buitengebied is sprake van functiescheiding. Dit houdt in dat hinderveroorzakende en hindergevoelige functies niet direct naast elkaar voorkomen. In geval van een gemengd gebied, waar sprake is van functiemenging, kan echter worden gewerkt met een verkleinde richtafstand waarbij dat wel het geval is.

In de omgeving van het plangebied bevindt zich langs de Overijsselselaan een benzinestation waar geen LPG (meer) wordt verkocht. De VNG-brochure "Bedrijven en milieuzonering" hanteert voor benzinestations zonder LPG een richtafstand van 30 m. Deze afstand wordt bepaald door de milieuaspecten geur en geluid. De woningen in het plangebied worden op voldoende afstand van dit benzinestation gerealiseerd. Verder bevinden zich in de omgeving van het plangebied geen bedrijven waarmee vanuit het oogpunt van milieuzonering rekening moet worden gehouden.

Binnen het plangebied zijn vrijwel geen bedrijven aanwezig die qua milieuzonering worden beperkt of een beperking opleveren voor de ontwikkeling in het plangebied.

De belangrijkste functie binnen het bestemmingsplan Middelsee fase 2 is woningbouw. Daarnaast heeft een aanzienlijk deel van het plangebied een sportbestemming. Centraal in het plangebied en zuidelijk langs de Overijsselselaan is een gemengde bestemming toegestaan. Binnen de bestemming Gemengd – 1 zijn woonhuizen toegestaan en detailhandel (met uitzondering van supermarkten), horecabedrijven uit categorie 1 ter plaatse van de aanduiding horeca categorie 1, maatschappelijke voorzieningen, dienstverlenende bedrijven en bedrijven uit categorie 1 en 2. Verder zijn sport- en gezondheidsvoorzieningen toegestaan. Binnen de bestemming Gemengd - 2 zijn bestaande maatschappelijke voorzieningen opgenomen. De afstand tot het omliggende woongebied is afgestemd op deze bestaande situatie. Binnen de bestemming Gemengd – 3 zijn maatschappelijke voorzieningen, dienstverlenende bedrijven, sport- en gezondheidsvoorzieningen, en bedrijfswoningen toegestaan.

Bij het bepalen van de zonering van deze bestemmingen wordt rekening gehouden met de richtlijnen uit de handreiking Bedrijven en milieuzonering. Voor kantoren, horeca en detailhandel geldt op basis van de VNG-publicatie een richtlijn van 10 meter tot een rustige woonwijk. Voor gemengd gebied mag de richtafstand met 1 trede worden verlaagd en hoeft in dit geval geen afstand te worden gehouden. Voor scholen moet rekening worden gehouden met een afstand van 30 meter tot een rustige woonwijk. Omdat de scholen zijn voorzien in gemengd gebied kan de richtlijn met een trede worden verlaagd en geldt hiervoor een afstand van 10 meter. Hieraan wordt in dit bestemmingsplan voldaan.

Voor sporthallen en veldsportcomplexen (met verlichting) geldt een maximale richtafstand van 50 meter (vanwege geluid). Voor maneges geldt een maximale afstand van 50 meter (vanwege geur). Het bestemmingsplan maakt geen woningen mogelijk binnen 50 meter vanaf de manege. Rondom het sportcomplex is een bebouwingsvrije zone opgenomen om te voorkomen dat er binnen 50 meter vanaf de sportvelden woningen worden gerealiseerd.

Een deel van het plangebied valt binnen de luchtvaartverkeerszone van het MCL (er vliegen helikopters over een deel van het plangebied). Om te voorkomen dat dit tot geluidsoverlast leidt, zijn er in dit bestemmingsplan hoogtebeperkingen opgenomen. De hoogtelijnen ten behoeve van de hoogtebeperking gaan uit van een hellingshoek (opstijgen) van 4,5%. In de praktijk werkt het MCL met een hellingshoek van 12,5% waardoor de helikopters veel sneller op hoogte zijn. Er wordt dus veel korter laag boven bebouwing en woonwijken gevlogen. Om die reden wordt er ook in Middelsee geen geluidsoverlast door de helikopters verwacht.

Conclusie 

In het bestemmingsplan is rekening gehouden met de afstandseisen vanuit bedrijven- en milieuzonering. Het bestemmingsplan is op dit punt dan ook uitvoerbaar.

4.13 MER (Milieu effect rapportage) verantwoording

In april 2011 is de m.e.r.-regelgeving gewijzigd. Dit om de m.e.r.-regelgeving beter aan te laten sluiten op de Europese regelgeving en daarnaast in een poging een en ander te vereenvoudigen. De wijziging heeft twee belangrijke consequenties:

  • a. een aantal activiteiten is van de zogenaamde C- naar de D-lijst verhuisd of zelfs uit het besluit m.e.r. geschrapt. Dit gaat leiden tot minder m.e.r.-procedures;
  • b. de drempelwaarde op de D-lijst is indicatief geworden. Dit leidt er toe dat voor alle activiteiten die in het besluit m.e.r. worden genoemd moet worden nagegaan of er verplichtingen ten aanzien van m.e.r. gelden, ook als de activiteit kleiner is dan de drempelwaarde aangegeven in de D-lijst.

In bijlage D van het Besluit m.e.r. (D11.2) is de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject opgenomen. Ten aanzien van woningen ligt de drempelwaarde op een aaneengesloten gebied met 2.000 of meer woningen. Dit bestemmingsplan maakt ruim 2.000 woningen mogelijk en is daarmee in principe PlanMER-plichtig.

Omdat in het kader van de ontwikkeling van De Zuidlanden in 2006 een MER is opgesteld en het bestemmingsplan een directe werking heeft, kan worden volstaan met een formele mer-beoordeling. De formele MER-beoordeling is opgesteld om te bepalen of het nodig is om voor dit plan een planMER op te stellen.

Uit de formele MER-beoordeling blijkt dat het plangebied niet is gelegen in kwetsbaar gebied en/of gebied met een beschermde status. Verder leiden de aard en omvang van het project niet tot belangrijke nadelige milieugevolgen, mits de onderstaande mitigerende maatregelen worden uitgevoerd. Met inachtneming van deze maatregelen is het doorlopen van een volledige m.e.r.-procedure niet noodzakelijk.

Mitigeren maatregelen en randvoorwaarden:

  • Externe veiligheid: De toename van het groepsrisico ter plaatse van de buisleidingen dient nog inzichtelijk te worden.
  • Verkeer en parkeren: berekening parkeerbehoefte. Om te kunnen beoordelen of de parkeerbehoefte binnen het plangebied kan worden opgelost waarbij deze niet leidt tot nadelige effecten op de omgeving.
  • Bodem: alvorens de grondwerkzaamheden starten zal de milieuhygiënische kwaliteit van enkele locaties binnen het plangebied nog moeten worden onderzocht.
  • Ecologie:
    • 1. Aanvullend onderzoek is nodig gedurende de broedperiode van Buizerd. Indien de nesten in het voorjaar van 2022 in gebruik blijken te zijn, kan niet worden uitgesloten dat het grasland in het plangebied (onderdeel van) het bijbehorende foerageergebied vormt.
    • 2. Ook is er vervolgonderzoek nodig naar de vleermuis. Dit betreft onderzoek naar de holtes die mogelijk door vleermuizen gebruikt worden. Pas als duidelijk is dat hier geen vleermuizen zitten, kunnen de bomen worden gekapt. Mochten er wel vleermuizen aanwezig zijn, dan moet ontheffing worden aangevraagd.

Inmiddels is dit nader onderzoek uitgevoerd en is gebleken dat de nesten en holtes niet in gebruik zijn door beschermde soorten.

  • Geluid: Belangrijke negatieve effecten worden uitgesloten mits de beschreven maatregelen worden toegepast zoals; het plaatsen van tuinen achter de woningen, de woningen voorzien van gevelgeluidwering en het plaatsen van geluidschermen lang het spoor.
  • Archeologie: Bij de gebieden binnen archeologie waarde 4 zal er tijdens de genoemde werkzaamheden archeologisch vooronderzoek uitgevoerd moeten worden. Op het moment dat er water gegraven wordt (of ander grondwerk plaatsvindt), worden de werkzaamheden archeologisch begeleid.

De mer-beoordeling is als Bijlage 34 bij dit bestemmingsplan gevoegd.

4.14 Kabels en leidingen

Bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van elektriciteit- en communicatiekabels en nutsleidingen in de grond. Hier gelden beperkingen voor ingrepen in de bodem. Daarnaast zijn zones, bijvoorbeeld rondom hoogspanningsverbindingen, straalpaden en radarsystemen van belang. Deze vragen vaak om het beperken van gevoelige functies of van de hoogte van bouwwerken. Voor ruimtelijke plannen zijn alleen de hoofdleidingen van belang. De kleinere, lokale leidingen worden bij de uitvoering door middel van een KLIC-melding in kaart gebracht.

Binnen het plangebied is een hoogspanningsleiding aanwezig waarvoor een veiligheidszone is opgenomen. Verder ligt over het gebied een vrijwaringszone vanwege de radar ten behoeve van de vliegbasis Leeuwarden. Hiervoor is ook een obstakelbeheergebied aangewezen. Voor deze zone zijn beperkingen gesteld aan de bouwhoogte in verband met de invliegfunnel. De ligging van de hoogspanningsleidingen en de bijbehorende belemmeringsstrook van 40 meter, gemeten vanaf de mast, is vastgelegd in het bestemmingsplan. Aan de noordzijde van het plangebied ligt verder een rioolpersleiding die is voorzien van de dubbelbestemming Leiding-Riool. Hiervoor geldt een vrijwaringszone voor bebouwing van 3 meter aan weerszijden van de leiding.

Hoofdstuk 5 Toelichting op de planregels

5.1 Toelichting op juridisch systeem

In dit hoofdstuk wordt de inhoud van de bestemmingen (de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden) toegelicht en wordt aangegeven hoe de uitgangspunten hun juridische vertaling in het eigenlijke plan hebben gekregen. De bepalingen die betrekking hebben op de te onderscheiden bestemmingen, zijn vastgelegd in de regels en op de verbeelding. Het bestemmingsplan geeft aan voor welke doeleinden de gronden zijn bestemd.


Het bestemmingplan valt onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Het bestemmingsplan is opgezet volgens de wettelijke regelgeving en qua systematiek volgens de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP) 2012.

5.2 Regels (hoofdopzet)

De bij dit plan behorende regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken, te weten:

  • 1. Inleidende regels.
  • 2. Bestemmingsregels.
  • 3. Algemene regels.
  • 4. Overgangs- en slotregels.


Inleidende regels

In dit hoofdstuk zijn algemene artikelen opgenomen die voor het gehele plan van belang zijn. In de Begrippen zijn omschrijvingen opgenomen van de in het plan voorkomende relevante begrippen. In de Wijze van meten is vastgelegd op welke wijze bepaalde afmetingen dienen te worden gemeten. Door deze vaste omschrijving van de begrippen en van de wijze van meten wordt eenduidigheid in de bedoelingen van het plan gegeven en wordt de rechtszekerheid vergroot.


Bestemmingsregels

Dit hoofdstuk bevat de bestemmingsregels. De meeste bestemmingen bestaan uit:

  • a. een bestemmingsomschrijving; en
  • b. bouwregels.


Daarnaast is bij verscheidene bestemmingen opgenomen:

  • c. een afwijkingsmogelijkheid; en/of
  • d. gebruiksregels.


Ad a. Bestemmingsomschrijving

De bestemmingsomschrijving is vooral van belang om vast te stellen waartoe de gronden mogen worden gebruikt. In het kader van de handhaving is de bestemmingsomschrijving dan ook van groot belang.


Ad b. Bouwregels

De bouwregels geven de bouwmogelijkheden aan. Omdat steeds is opgenomen dat alleen mag worden gebouwd ten dienste van de bestemming zijn de bouwmogelijkheden niet los te zien van de bestemmingsomschrijving.


Ad c. Afwijkingsmogelijkheid

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van bepaalde regels. In beginsel betreft het afwijkingen van geringe aard, waarbij de aan de grond toegekende bestemming niet mag worden gewijzigd.


Ad d. Gebruiksregels

In sommige bestemmingen wordt uitdrukkelijk aangegeven wat onder strijdig gebruik wordt verstaan. Desgewenst kunnen specifieke vormen van gebruik worden uitgesloten. Dit zijn gebruiksvormen, waarvan het op voorhand gewenst is aan te geven dat deze in ieder geval niet zijn toegestaan.


Algemene regels

Dit hoofdstuk bevat regels die in hun algemeenheid voor het hele bestemmingsplan gelden. Vaak zijn ze van toepassing op meerdere bestemmingen. Het betreffen onder andere de voor alle bestemmingen geldende gebruiksregels en de algemene afwijkingsregels. De afwijkingsmogelijkheden in de verschillende bestemmingen en de algemene afwijkingsregels zorgen voor enige flexibiliteit van het plan. De algemene afwijkingen zijn niet specifiek op één bestemming gericht, zij kunnen gebruikt worden ten aanzien van alle bestemmingen.


Overgangs- en slotregels

Hoofdstuk 4 geeft regels over hoe om te gaan met bouwwerken en het gebruik vallend onder het overgangsrecht en de benaming van het plan.

5.3 Nadere toelichting op de regels (toelichting per bestemming)

In deze paragraaf worden voor zover nodig de afzonderlijke bestemmingen zoals deze in de regels zijn opgenomen en op de verbeelding zijn weergegeven, van een toelichting voorzien. Een groot gedeelte van het plangebied zal worden gebruikt voor de woonfunctie. Het aantal woningen is niet per deelgebied vastgelegd, maar in totaal voor het hele plangebied. Hiermee is een goede uitwisseling van het aantal woningen binnen het plangebied mogelijk. Binnen het bestemmingsplan worden maximaal 2.175 woningen gerealiseerd.

De bebouwing binnen de bestemmingen 'Gemengd - 1' en 'Woongebied' wordt opgericht in maximaal 4 bouwlagen (maximaal 13 meter). Op enkele plekken in het plan is er mogelijkheid om bebouwing in het bouwblok gedeeltelijk te verhogen, zogenoemde hoogteaccenten. Het gebouw ten oosten van de haven speelt daarnaast nog een expliciete rol in de stedenbouwkundige configuratie en fungeert als markante hoeksteen in deelgebied Havenstêd.

De hoogteaccenten zijn op onderstaande afbeelding (5.1) als 'uitzondering' weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.06029BP00-VG01_0038.png"

Figuur 5.1 Hoogteaccenten

Geregeld is dat maximaal 10% van de oppervlakte van de bestemming mag worden gebruikt voor een hoogteaccent. De hoogte hiervoor bedraagt maximaal 20 meter.


Aanduidingen

Aanduidingen worden gebruikt om bepaalde zaken binnen een bestemming of dubbelbestemming nader of specifieker te regelen. Het gaat hierbij om specificaties met betrekking tot het gebruik of de bouwmogelijkheden. De aanduidingen hebben daardoor juridische betekenis en komen ook altijd in de regels van het bestemmingsplan voor.

Onder andere zijn de karakteristieke gebouwen aangeduid zodat de hoofdvorm behouden blijft. Er is een omgevingsvergunning nodig om de hoofdvorm te kunnen slopen als deze niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het bouwwerk kan worden hersteld, de hoofdvorm in redelijkheid niet te handhaven is, of delen van een bouwwerk betreft die niet karakteristiek zijn.

Verder wordt per bestemming een toelichting gegeven op de daarbinnen voorkomende relevante aanduidingen.

5.3.1 Agrarisch

In de noordoostzijde van het plangebied is een particulier terrein bij de manege, conform het vigerende bestemmingsplan, bestemd als 'Agrarisch'. Het betreffende terrein mag agrarisch worden gebruikt en mag niet bebouwd worden. Ook is achter het perceel Overijsselseweg 16 een strook grond bestemd als 'Agrarisch'; deze grond wordt niet in ontwikkeling gebracht als gevolg van dit bestemmingsplan dus behoudt de oorspronkelijke bestemming.

5.3.2 Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen

De bestemming “Bedrijf – Verkooppunt motorbrandstoffen' regelt het tankstation aan de Overijsselseweg. Hierbinnen is de verkoop van LPG niet toegestaan. Ten aanzien van bebouwing is de regeling uit het vigerende bestemmingsplan overgenomen. De oppervlakte van de bebouwing is maximaal 300 m² en de bouwhoogte ten hoogste 4 m. Voor de luifel is de oppervlakte begrensd op 330 m² en de bouwhoogte op 5,5 m.

5.3.3 Gemengd-1, Gemengd -2, Gemengd-3

Binnen de bestemming Gemengd is sprake van een menging van functies tussen wonen en werken. In dit bestemmingsplan wordt onderscheid gemaakt tussen 3 verschillende gemengde bestemmingen.

Voor de oppervlakte van de horeca en detailhandel blijkt uit de behoefteberekening dat er ruimte is voor 610 m² wvo (winkeloppervlakte) horeca en 1380 m² wvo detailhandel in Middelsee. In het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de bruto vloeroppervlakte (bvo). Hiervoor wordt gebruikelijk een omrekenfactor van 20% gehanteerd. In het bestemmingsplan is daarom uitgegaan van 750 m² bvo horeca en 1700 m² bvo detailhandel. Een deel van de detailhandel zal worden gerealiseerd op de locatie waar ook de supermarkt is voorzien. Hiervoor is in dit bestemmingsplan een witte vlek opgenomen omdat de supermarktlocatie middels een afzonderlijke ruimtelijke procedure zal worden geregeld. In dit bestemmingsplan wordt daarom niet 1.380 m2 maar 880 m2 aan detailhandel gerealiseerd. De resterende 500 m2 wordt te zijner tijd op de supermarktlocatie bestemd.

Gemengd-1

De bestemming Gemengd-1 geldt voor de zone langs de Overijsselselaan. Hier is de regeling uit het geldende bestemmingsplan overgenomen. Dat betekent dat hier naast de woonfunctie onder andere maatschappelijke voorzieningen en dienstverlenende bedrijven zijn toegestaan. Op de begane grond zijn sport- en gezondheidsvoorzieningen toegestaan. Binnen deze bestemming is alleen gestapelde bouw toegestaan. Detailhandel en horeca zijn niet toegestaan tenzij het ten dienste is van een van de toegestane functies.

Gemengd-2

De bestemming Gemengd-2 geldt voor de bestaande maatschappelijke voorzieningen. Binnen deze bestemming mogen gebouwen ten behoeve van dienstverlenende bedrijven/ instellingen worden gerealiseerd en gebouwen ten behoeve van sport- en gezondheidsvoorzieningen. Bovendien zijn gebouwen ten behoeve van (bedrijfs)woningen toegestaan al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep of bedrijfsactiviteit. Detailhandel en horeca zijn niet toegestaan tenzij het ten dienste is van een van de toegestane functies.

Gemengd-3

De bestemming Gemengd-3 geldt voor de voorzieningenzone aan de zuidzijde van Wetterstêd. Hier zijn naast woningen andere functies toegestaan, namelijk detailhandel (maar geen supermarkt), horeca categorie 1, en categorie 2 ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 2', maatschappelijke voorzieningen, dienstverlenende bedrijven, bedrijven in categorie 1 en 2 en sport- en gezondheidsvoorzieningen. Om te garanderen dat de detailhandel kleinschalig is, is in de regels een maximale oppervlakte van 175m2 per vestiging opgenomen. De detailhandel is namelijk bedoeld voor de buurt en moet kleinschalig zijn. Middels een binnenplanse afwijkingsbevoegdheid is het mogelijk deze oppervlakte uit te breiden. Hierover moet dan wel met de provincie worden overlegd.

Ter plaatse van (een deel van) de voorzieningenzone is een zogenaamde “witte vlek” op de verbeelding te zien. Er zijn duidelijke plannen en voornemens van de gemeente op welke manier en met welke functies dit gebied ingericht gaat worden. Het gebied zal gevuld worden met maatschappelijke functies, waaronder eerstelijnszorg, een supermarkt, parkeren en een woonfunctie bovenop de andere functies. Uit het ladder-onderzoek is gebleken dat er op dit moment onvoldoende ruimte beschikbaar is in Leeuwarden om op deze locatie een volwaardige supermarkt te realiseren. Omdat de inrichting van het gebied als één geheel plaats zal vinden, is er voor gekozen om het gehele gebied niet van nieuwe bestemmingen te voorzien. Een supermarkt kan in de toekomst in aanmerking komen zich op deze locatie in Middelsee te vestigen, mits voldoende m² elders in de stad worden verlaten en wegbestemd. Na het doorlopen van de separate tender wordt voor de witte vlek pas de bestemming gewijzigd

Andere functies in wonen

Bij het wonen is zonder meer de vestiging van een aan-huis-verbonden beroep en bedrijfsactiviteit mogelijk. Deze functie is alleen in combinatie met de woonfunctie toegestaan en niet zelfstandig. Gezien het gemengde karakter is een ruime regeling voor dit gebruik opgenomen. Zo mag maximaal 75 m² en 50% BVO van de woning worden gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep en bedrijfsactiviteit. Voor de bestemming Gemengd-2 geldt dat maximaal 50m2 en 30% BVO van de woning mag worden gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep en bedrijfsactiviteit

Bed and breakfast is binnen de bestemmingen Gemengd-2 en Gemengd-3 mogelijk via een afwijking met een omgevingsvergunning. Hier zijn voorwaarden aan verbonden om de functie beperkt te houden ten opzichte van de woonfunctie.

Bedrijvigheid

Het uitgangspunt is dat bedrijvigheid geen overlast naar de woonomgeving mag veroorzaken. Dit houdt in dat over het algemeen bedrijven van milieucategorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten van de regels zijn toegestaan.

5.3.4 Groen

Binnen het plangebied bevinden zich enkele structuurbepalende groenstructuren. Dit is de brede groenzone rondom de hoogspanningsleiding en de groene zone langs de singel. Deze groenstructuren hebben dan ook de bestemming 'Groen' gekregen.

Binnen de groenbestemming zijn kleinere parkeervoorzieningen toegestaan. Nabij de hoogspanningsleiding is in De Fellingen ook in een parkeerveld voorzien. De locatie daarvan is middels een aanduiding op de verbeelding weergegeven.

5.3.5 Sport

De nieuw aan te leggen sportvelden aan de westzijde van het plangebied hebben de bestemming 'Sport'. Binnen deze bestemming mogen gronden worden gebruikt als sport- en trainingsterrein. Ten behoeve van deze functies kunnen ook gebouwen worden opgericht. De locatie hiervoor is nog niet bekend. De oppervlakte aan gebouwen is beperkt tot 10% van de bestemming. De gebouwen mogen worden gebruikt ten behoeve van binnensporten en/of gebouwen ten behoeve van de sportterreinen, zoals kleedruimtes en een kantine.

Lichtmasten en ballenvangers zijn toegestaan tot een hoogte van 18 meter en overige bouwwerken tot een hoogte van maximaal 5 meter.

De afstand van de sportbestemming tot de omliggende (toekomstige) gevoelige functies bedraagt 50 meter. Dit is ingevuld door middel van een bebouwingsvrije zone. Hiervoor is op de verbeelding een aanduiding opgenomen.

Ten behoeve van de sportfunctie zullen ook parkeerplaatsen worden gerealiseerd. Er wordt ingezet op dubbelgebruik, waardoor parkeervoorzieningen onder de hoofdbestemming vallen.

5.3.6 Sport - Manege

De manege Middelsee, gelegen tussen de deelgebieden Boksumerhoeke I, II en III, aan de Boksumerdyk 1 heeft de bestemming 'Sport-Manege'. De gebouwen moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd en hebben een maximale hoogte van 9,5 meter. Binnen de bestemming is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen om hier een bed and breakfast toe te staan.

5.3.7 Verkeer

Wegen die een belangrijke verkeersontsluitende functie hebben vallen onder de bestemming "Verkeer". De inrichting van deze wegen is hier ook op afgestemd. Vanwege dit duidelijke verschil met de overige woonstraten in het plangebied, hebben deze wegen deze bestemming gekregen. Naast wegen, straten, voet- en rijwielpaden, is deze bestemming ook in beperkte mate bedoeld voor groen- en parkeervoorzieningen, waterlopen, waterpartijen, sloten, bermen en beplanting, kades en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. De overige woon- en ontsluitingsstraten zijn mogelijk op basis van de andere bestemmingen.

Het deel van de Overijsselseweg dat de bestemming 'Verkeer' heeft, is overgenomen uit de geldende planologische regeling. Alleen voor het terrein rondom het tankstation (met voormalige LPG-tank) geldt een aangepaste regeling ten opzichte van de huidige situatie.

5.3.8 Water

De in het plangebied aanwezige hoofdwatergangen, met daarbij behorende oevers en bouwwerken vallen onder de bestemming "Water". Overige waterlopen en waterpartijen zijn mogelijk gemaakt binnen de overige bestemmingen.

5.3.9 Water - Vaarweg

De bestemming ‘Water – Vaarweg’ is toegekend aan waterwegen met een functie voor de beroepsvaart. Het gaat binnen het plangebied om een deel van het Van Harinxmakanaal. De bouw van steigers en vergelijkbare bouwwerken wordt in verband met de bevaarbaarheid van de als ‘Water – Vaarweg’ bestemde vaarweg niet toegestaan.

5.3.10 Wonen

De woonbestemming heeft betrekking op de bestaande woningen binnen het plangebied.

Wonen

De bestaande woningen in het plangebied zijn vastgelegd onder de bestemming 'wonen'. Het bestaande aantal woningen is vastgelegd in de regels. Binnen de bouwregels is onderscheid gemaakt in hoofdgebouwen enerzijds en aan- en uitbouwen en bijgebouwen anderzijds. Uitgangspunt daarbij is dat woningen uit één bouwlaag met kap bestaan. Verder wordt uitgegaan van woningen met een maximale oppervlakte van 150 m².

De voormalige bedrijfswoning van de autosloperij aan de Bredyk 143 is ook onder deze bestemming gebracht. Bij deze woning is middels de aanduiding 'bijgebouwen' aangegeven dat er meer bijgebouwen zijn toegestaan dan de standaard 50 m2 die in deze bestemming is opgenomen. Voor een deel van deze locatie is de invulling nog onduidelijk. Daarom is hiervoor op de verbeelding een witte vlek opgenomen. Voor deze locatie wordt te zijner tijd een afzonderlijke ruimtelijke procedure gevolgd.

Andere functies in wonen

Bij het wonen is zonder meer de vestiging van een aan-huis-verbonden beroep en bedrijfsactiviteit mogelijk. Deze functie is alleen in combinatie met de woonfunctie toegestaan en niet zelfstandig. De oppervlakte voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijfsactiviteit is beperkt tot 50 m² en mag maximaal 30% BVO van de woning bedragen.

Bed and breakfast is mogelijk via een afwijking met een omgevingsvergunning. Hier zijn voorwaarden aan verbonden om de functie ondergeschikt te houden ten opzichte van de woonfunctie.

5.3.11 Woongebied

De bestemming 'Woongebied' is van toepassing op verreweg het grootste gedeelte van het plangebied. Dit gebied bestaat uit een intensief, stedelijke woonmilieu, wat tot uitdrukking komt in gestapelde bouw (appartementen), maar ook een vernieuwende benadering van het grondgebonden woningtype vraagt. Intensief bouwen vraagt slim ruimtegebruik voor invulling van de gevraagde woonbehoeften. De hoofdfunctie van dit gebied is wonen, maar biedt ook mogelijkheden voor. Middels een aanduiding is aangegeven waar horeca is toegestaan. Dit betreft een locatie in het noordoosten van het plangebied, in deelgebied De Fellingen. Hier is maximaal 1 vestiging toegestaan met een maximale oppervlakte van 200m2. Binnen de bestemming is detailhandel toegestaan voor een klein “winkeltje op de hoek”. Er zijn maximaal 3 detailhandelsvestigingen toegestaan met een maximale bedrijfsvloeroppervlakte van 150 m² per vestiging;

Wonen

Een groot gedeelte van het plangebied zal worden gebruikt voor de woonfunctie. Het aantal woningen is voor het hele plangebied vastgelegd zodat er flexibiliteit blijft waar de woningen precies worden gerealiseerd. Er wordt onderscheid gemaakt in 6 woongebieden:

- Woongebied 1 Fellingen

- Woongebied 2 Boksumerhoeke I, II en III

- Woongebied 3 Havenstêd

- Woongebied 4 Wetterstêd

- Woongebied 5 Barrahûs erven

- Woongebied 6 Barrahûs voorzieningenzone

In de regels zijn per woongebied specifieke regels aangegeven voor de bouwhoogte en de dichtheid van de bebouwing die het karakter van het specifieke woongebied bepalen. Om de omvang van de detailhandel in dit gebied te beperken zijn maximaal 3 vestigingen van 150m2 toegestaan.

Trillingonderzoek

Om aan te tonen dat de te bouwen woningen geen hinder zullen ondervinden van de trillingen als gevolg van de spoorlijn, wordt aanvullend trillingsonderzoek uitgevoerd als het terrein bouwrijp is gemaakt en is opgehoogd. Op dat moment is er namelijk sprake van een definitieve situatie met betrekking tot de ondergrond en zetting en geven de metingen een realistisch beeld. Om te borgen dat dit onderzoek na vaststelling van het bestemmingsplan plaatsvindt, is in de regels een voorwaardelijke verplichting opgenomen voor de te bouwen woningen in een zone van 100 meter vanuit het spoor.

Zones

Langs het spoor zijn twee zones relevant. De eerste is een bebouwingsvrije zone, die tot 30 meter vanaf de spoorlijn ligt. Deze zone biedt een waarborg tegen een onaanvaardbaar hoge geluidsbelasting en trillingshinder. Bovendien is de zone een buffer tussen het spoor en de woningen en daarmee wenselijk vanuit landschappelijk oogpunt. Ten tweede ligt er een veiligheidszone voor de gasleiding. Binnen deze zones mogen geen gebouwen worden gebouwd tenzij het bouwwerken ten dienste van de bestemming zijn.

Andere functies in wonen

Bij het wonen is zonder meer de vestiging van een aan-huis-verbonden beroep en bedrijfsactiviteit mogelijk. Deze functie is alleen in combinatie met de woonfunctie toegestaan en niet zelfstandig. De oppervlakte voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijfsactiviteit is beperkt tot 50 m² en mag maximaal 30% BVO van de woning bedragen. Binnen de bestemming is horeca toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 2'.

Bed and breakfast is mogelijk via een afwijking met een omgevingsvergunning. Hier zijn voorwaarden aan verbonden om de functie ondergeschikt te houden ten opzichte van de woonfunctie.

Detailhandel

Voor de oppervlakte van de horeca en detailhandel blijkt uit de behoefteberekening dat er ruimte is voor 610 m² wvo (winkeloppervlakte) horeca en 1380 m² wvo detailhandel. Omdat een deel van deze detailhandel is voorzien op de supermarktlocatie, waarvoor in dit bestemmingsplan een witte vlek is opgenomen, wordt in dit bestemmingsplan 880 m2 aan detailhandel toegestaan. In het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de bruto vloeroppervlakte (bvo). Hiervoor wordt gebruikelijk een omrekenfactor van 20% gehanteerd. In het bestemmingsplan is daarom uitgegaan van 750 m² bvo horeca en 1.100 m² bvo detailhandel.

Binnen de woonbestemming is middels de aanduiding 'sport' aangegeven waar in de toekomst sportvoorzieningen, zoals een kleedruimte en opslag ten behoeve van een sportvereniging, kunnen worden gerealiseerd in de hub in het noordelijk deel van Fellingen.

5.3.12 Leiding - Gas

De gasleidingen ten westen van het plangebied hebben de dubbelbestemming 'Leiding - Gas'. Deze zone heeft een breedte van 5 meter en is bedoeld voor het onderhoud en de voor de bestemming benodigde bouwwerken. Er mogen geen gebouwen binnen deze zone worden gebouwd tenzij het om bouwwerken ten dienste van de bestemming gaat. Hiervoor is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen.

5.3.13 Leiding-Hoogspanningsverbinding

In een zone van 65 meter is, binnen de bestemming 'Groen' en 'Agrarisch', voorzien in de aanduiding 'veiligheidszone - hoogspanningsverbinding'. Deze aanduiding heeft tot doel om mogelijke gezondheidsrisico's vanwege straling van magnetische velden tegen te gaan. Het langdurig verblijven is binnen deze aanduiding niet toegestaan. Hieronder valt het gebruik als wonen of maatschappelijke voorzieningen. Binnen deze zone zijn wel tuinen toegestaan.

Voor een zone van 125 meter geldt een indicatieve zone. Het is niet wettelijk verplicht om dit op de verbeelding van het bestemmingsplan op te nemen. Echter, vanwege het advies om nieuwe situaties waarbij kinderen worden blootgesteld aan magneetvelden met waarden hoger dan 0,4 microTesla (jaargemiddelde) zoveel als redelijkerwijs mogelijk is te vermijden, is hiervoor wel een regeling opgenomen en is op de verbeelding de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - hoogspanningsverbinding' opgenomen. Een klein deel van deze zone valt samen met de bestemming 'Woongebied'. Binnen deze zone is het wel toegestaan om tuinen aan te leggen.

5.3.14 Leiding-Riool

De dubbelbestemming 'Leiding - Riool' is gelegd op bestaande rioolpersleidingen in het plangebied. De regeling voorziet in de aanwezigheid van de leidingen en in de bescherming ervan. Nabij de leidingen is rekening gehouden met een regeling voor een onderhoudsstrook met een breedte van 3 meter aan weerszijden van de leiding.

5.3.15 Waarde- Archeologie (3,4,5)

De gebieden met een archeologische waarde zijn op basis van de betreffende waarde ondergebracht onder de dubbelbestemming Waarde- Archeologie, respectievelijk 3,4 of 5. Binnen deze bestemmingen is opgenomen onder welke voorwaarden een omgevingsvergunning voor bouwwerken nodig is. Voor gebieden met Waarde- Archeologie 3 geldt een oppervlakte groter dan 100m2, voor Waarde-Archeologie 4 geldt een oppervlakte van 500m2 of meer, voor Waarde-Archeologie 5 geldt een oppervlakte van 2.500m2 en meer.

5.3.16 Waarde-Cultuurhistorie

De cultuurhistorische waarden die in de gemeentelijke inventarisatie naar cultuurhistorie en landschap in het plangebied zijn onderkend, zijn opgenomen op de verbeelding middels de dubbelbestemming 'Waarde – Cultuurhistorie'. Hiermee is een beschermingsregeling voor deze elementen en structuren van kracht. Ook de oude spoorwegduiker is binnen deze bestemming opgenomen.

5.4 Gebiedsaanduidingen

Luchtvaartverkeerzone - obstakelbeheergebied MCL

Het plan Middelsee ligt voor de helihaven van het MCL in een gebied waar veel gevlogen wordt. Voor de huidige en toekomstige bereikbaarheid van de helihaven van het MCL moet is middels de 'luchtverkeerszone obstakelbeheergebied MCL' een gebiedsaanduiding opgenomen waar een beperking geldt voor de toegestane bouwhoogte ten behoeve van de vliegroute van de helikopter van het MCL. Deze zone ligt in het noordoostelijke deel van het plangebied. De maximaal toegestane bouwhoogte bedraagt 30 meter.

Luchtvaartverkeerzone - obstakelbeheergebied

Er is voor gekozen om, daar waar het gaat om concrete en vastliggende bouwhoogte beperkingen, één gebiedsaanduiding op te nemen. Dit houdt in dat voor zover de maximale bouwhoogte voortvloeit uit de bescherming van de invliegfunnel deze is opgenomen in de aanduiding “luchtvaartverkeerzone – obstakelbeheergebied”. Wanneer echter de maximale bouwhoogte als gevolg van de invliegfunnel hoger ligt dan die op grond van het obstakelbeheergebied (45 meter) is er voor gekozen alleen de maximale bouwhoogte op grond van het obstakelbeheergebied op te nemen.

Overige zone - bufferzone

Aan de noordzijde van de sportvelden is de gebiedsaanduiding 'Overige zone - bufferzone' opgenomen als buffer tussen het geluid van de sportvelden en de te realiseren woningen ten noorden daarvan. Hiermee kan een goed woon- en leefklimaat worden geborgd.

Veiligheidszone - hoogspanningverbinding

Voor een zone van 125 meter geldt een indicatieve zone. Het is niet wettelijk verplicht om dit op de verbeelding van het bestemmingsplan op te nemen. Echter, vanwege het advies om nieuwe situaties waarbij kinderen worden blootgesteld aan magneetvelden met waarden hoger dan 0,4 microTesla (jaargemiddelde) zoveel als redelijkerwijs mogelijk is te vermijden, is hiervoor wel een regeling opgenomen en is op de verbeelding de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - hoogspanningsverbinding' opgenomen. Een klein deel van deze zone valt samen met de bestemming 'Woongebied'. Binnen deze zone is het wel toegestaan om tuinen aan te leggen.

Vrijwaringszone- radarverstoringsgebied

Middels deze aanduiding is aangegeven waar de hoogte van bouwwerken beperkt wordt ter voorkoming van radarverstoring in verband met de vliegbasis Leeuwarden.

Veiligheidszone - gasleiding

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - gasleiding' zijn, naast de voor die gronden aangewezen bestemming(en), mede aangeduid voor het tegengaan van een te hoog veiligheidsrisico van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten vanwege de aanwezigheid van een gasleiding.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Algemeen

In het kader van een bestemmingsplan is het van belang om de uitvoerbaarheid na te gaan. In dat verband wordt een onderscheid gemaakt tussen de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

De basis van deze ontwikkeling is vastgelegd in het Masterplan Middelsee, het stedenbouwkundig plan fase 1 en het ontwikkelkader Middelsee - De Werp. Deze plannen zijn besproken met de omgeving en vervolgens vastgesteld door de gemeenteraad. Aangezien deze documenten reeds met de omgeving zijn besproken, wordt het voorontwerpbestemmingsplan niet voor inspraak ter inzage gelegd.

Het plan is in het kader van het overleg als bedoel in artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) toegestuurd aan een aantal (mogelijke) belanghebbende overheidsinstanties. Hierop zijn reacties binnengekomen van Brandweer Fryslan, Gasunie, ProRail, Wetterskip Fryslan en de provincie Fryslan. De gemeentelijke reactie daarop is opgenomen in de Reactienota waar de overlegreacties als bijlage aan zijn toegevoegd. De reactienota is als Bijlage 35 opgenomen.

Het ontwerpbestemmingsplan heeft vanaf 29 september 2022 gedurende zes weken ter visie gelegen. Gedurende deze periode zijn vijf zienswijzen ontvangen. Deze hebben geleid tot een aantal aanpassingen in het bestemmingsplan. Deze zijn verwoord in de reactienota die als Bijlage 36 is opgenomen bij de toelichting.

6.3 Grondexploitatie

Door middel van de grondexploitatieregeling in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) beschikken gemeenten over mogelijkheden voor het verhalen van kosten voor bijvoorbeeld bouw- en woonrijp maken en hebben zij sturingsmogelijkheden, zodat in het geval van grondexploitatie van derden diverse eisen en regels gesteld kunnen worden. Indien er sprake is van bepaalde bouwplannen, dient de gemeente hiervoor een exploitatieplan op te stellen, tenzij voornoemde kosten “anderszins verzekerd” zijn.

Het plangebied Middelsee fase 2 maakt deel uit van het staduitbreidingsplan De Zuidlanden/Middelsee. Voor de Zuidlanden/Middelsee is een exploitatieopzet vastgesteld waar het plan Middelsee fase 2 deel van uitmaakt. De exploitatieopzet Zuidlanden/Middelsee is kostendekkend voor alle deelplannen gezamenlijk en is recentelijk geactualiseerd.

De binnen Middelsee fase 2 te ontwikkelen gronden zijn op een aantal percelen na in eigendom van de gemeente. Ten aanzien van de verkrijging van deze percelen zijn sluitende afspraken gemaakt. Kostenverhaal is hiermee anderszins verzekerd. Het is niet noodzakelijk een exploitatieplan op te stellen zoals bedoeld in artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening.

De gemeenteraad zal bij de vaststelling van het bestemmingsplan besluiten dat er geen exploitatieplan zal worden vastgesteld.