direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Harlingen - Recreatiepark Westerzeedijk
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0072.BPRecreatiepark-VA01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Op 25 september 2019 heeft de gemeenteraad van Harlingen het schetsontwerp en de ontwikkelstrategie voor het Westerzeedijkpark vastgesteld (Bijlage 1). De ontwikkeling Westerzeedijkgebied is een samenwerking tussen de gemeente Harlingen, de provincie Fryslân en Wetterskip Fryslân.

In het gebied ontbreekt momenteel een duidelijk identiteit en betekenis in relatie tot de omgeving. Er heeft een ‘open planproces’ plaatsgevonden, waarbij door de verschillende overheden samen met initiatiefnemers, inwoners en ondernemers is nagedacht over de nieuwe invulling van het gebied. Dit heeft geleid tot een aantal uitgangspunten en modellen voor de nieuwe inrichting. Het proces en het hieruit volgende voorkeursmodel zijn vertaald in het vastgestelde schetsontwerp.

Het gebied ontwikkelt zich in de komende jaren tot een aantrekkelijk, recreatief gebied voor zowel inwoners van Harlingen als toeristen.  Het Westerzeedijkgebied is in te delen in drie deelgebieden met elk haar eigen specifieke kenmerken. Het plangebied van voorliggend bestemmingsplan is gelegen in deelgebied midden en kenmerkt zich in de plannen door een parkzone langs de Westerzeedijk, met daarnaast ruimte voor dag- en/of verblijfsrecreatie. In het ruimtelijk raamwerk van het schetsontwerp zijn diverse ontwikkelvlekken aangeven. Deze vlekken worden apart van elkaar in de komende jaren gerealiseerd. Voorliggend bestemmingsplan heeft betrekking op een deel van ontwikkelvlek 5: Recreatiepark.

Deze ontwikkeling is op basis van de geldende beheersverordening Westerzeedijk (vastgesteld oktober 2013) niet mogelijk. Om de ontwikkeling juridisch-planologisch mogelijk te maken, is het vaststellen van een nieuw bestemmingsplan noodzakelijk.

1.2 Begrenzing plangebied

Het Westerzeedijkgebied heeft een unieke ligging tussen de dijk en de Bolswardervaart maar ook tussen het buitengebied en de historische binnenstad.

afbeelding "i_NL.IMRO.0072.BPRecreatiepark-VA01_0001.jpg"

Figuur 1. Plangebieden.

Het gaat over het gebied tussen de Willemshaven, Westerzeedijk, N31 en Bolswardervaart en het spoor Harlingen-Leeuwarden. Het plangebied van de totale ontwikkeling Westerzeedijk is met een gele contour globaal weergegeven in figuur 1. De ligging van het plangebied van voorliggend bestemmingsplan binnen het Westerzeedijkgebied is met de rode contour weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0072.BPRecreatiepark-VA01_0002.jpg"

Figuur 2. Grens bestemmingsplan

1.3 Juridisch planologisch kader

Het plangebied is opgenomen in de beheersverordening Westerzeedijk (vastgesteld 16-10-2013). Op de illustratie behorende bij de beheersverordening hebben de gronden grotendeels de bestemming 'Agrarisch' en voor een klein deel de bestemming 'Sport'. Binnen de huidige bestemmingen is het uitgewerkte planvoornemen niet toegestaan. Voorliggend bestemmingsplan moet de gewenste functies mogelijk maken.

Het bestemmingsplan is globaal van opzet zonder dat dit ten koste gaat van de rechtszekerheid van de omgeving. Het globale karakter is gewenst omdat sommige delen van het plan nog niet in detail zijn uitgewerkt.

1.4 Leeswijzer

Na deze inleiding, wordt in hoofdstuk 2 ingegaan op de huidige situatie en het voorgenomen plan. Dit wordt in de hoofdstukken 3 en 4 getoetst aan het beleid en de milieu- en omgevingsaspecten. Hoofdstuk 5 geeft een uitleg aan de juridische regeling van het bestemmingsplan, hoofdstuk 6 gaat tenslotte in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Projectbeschrijving

2.1 Schetsontwerp Westerzeedijkpark

Zoals in paragraaf 1.1 al is omschreven heeft de gemeenteraad van Harlingen het schetsontwerp en de ontwikkelstrategie voor het Westerzeedijkpark vastgesteld (Bijlage 1). In het schetsontwerp zijn twee belangrijke algemene uitgangspunten gedefinieerd. Deze uitgangspunten, samen met een aantal vastgestelde ruimtelijke uitgangpunten vormen het vertrekpunt voor de nadere uitwerking van de plannen.

Zoals aangegeven heeft het bestemmingsplan betrekking op een deel van ontwikkelvlek 5: Recreatiepark. Voor ontwikkelvlek 5 zijn in het schetsontwerp onderstaande uitgangspunten geformuleerd.

  • Inrichting van het terrein draagt bij aan het landschappelijke en waterrijke karakter van het Westerzeedijkgebied. Hoofdthema is 'Rietlandschap' met als referentie Hegewiersterfjild;
  • Rondom ligt een overgangszone tussen functie en water. De oevers zijn beplant en vormen een groene vitrage tussen omgeving en vlek 5. Huisjes staan dus niet direct aan de hoofdwaterstructuur (Bolswardervaart en insteekvaarten);
  • Vanuit de nieuwbouwwoningen (overzijde Bolswardervaart/Plan Zuid) zijn een aantal duidelijke zichtlijnen naar de Westerzeedijk toe. De inrichting van het park sluit aan op de structuur van de woonwijk. Doorzichten/ zichtlijnen moeten behouden blijven.

Aan de hand van de geformuleerde uitgangspunten is een inrichtingsschets opgesteld. Onderstaande schets geeft aan hoe het kan worden. Deze schets zal niet letterlijk worden gerealiseerd, omdat de ontwerpen voor de diverse deellocaties nog nader moeten worden uitgewerkt. De schets is bedoeld als sfeerimpressie en is de basis voor het op te stellen bestemmingsplan. De schets is weergegeven in onderstaand figuur en opgenomen als Bijlage 2. Hoe de inrichtingsschets past binnen de gestelde uitgangspunten blijkt uit paragraaf 2.3.

afbeelding "i_NL.IMRO.0072.BPRecreatiepark-VA01_0003.jpg"

Figuur 3. Impressie nieuwe situatie.

Het plan is openbaar toegankelijk, autovrij en gaat uit van een gevarieerd landschap. Het kent open en meer besloten delen, zoals een ‘weide’, natuurlijke waterpartijen, wandelpaden, struweel en bomen. De maximaal 50 duurzame recreatiewoningen zijn zo uitgevoerd dat ze optimaal zijn ingepast in het gerealiseerde landschap.

De komst van een recreatiepark betekent een impuls voor het recreatieve en toeristische karakter dat de gemeente Harlingen wil uitstralen met het Westerzeedijkgebied.

2.2 Programma

Zoals in paragraaf 1.1 staat omschreven is de ambitie om het Westerzeedijkgebied de komende jaren te ontwikkelen tot een aantrekkelijk, recreatief gebied voor zowel inwoners van Harlingen als toeristen. Om deze ambitie te realiseren vinden diverse ontwikkelingen in het gebied plaats waaronder de voorliggende recreatieve ontwikkling. De initiatiefnemer koerst naar een divers aanbod. Om deze reden worden bepaalde functies alleen in beperkte mate toegestaan, omdat ze anders de voorzieningenstructuur in Harlingen onder druk kunnen zetten. Met betrekking tot detailhandel is opgenomen dat er alleen sprake mag zijn van ondergeschikte detailhandel en dat deze functie onderdeel moet uitmaken van het complex aan centrale voorzieningen waar een maximale oppervlaktemaat voor alle centrale voorzieningen geldt van 500 m2. Voorliggend planvoornemen voorziet in het volgende programma:

  • 50 recreatiewoningen met een oppervlakte van 75 m2 per recreatiewoning en max 25 m2 voor een overdekt terras, veranda, overkapping;
  • 500 m2 aan centrale voorzieningen voor:
    • 1. ondergeschikte detailhandel;
    • 2. horeca met een maximale oppervlakte van 200 m2;
    • 3. sanitair;
    • 4. onderhoud en beheer;
    • 5. receptie;
    • 6. kantoor;
    • 7. logies voor maximaal 6 seizoenmedewerkers;
    • 8. één bedrijfswoning.

Hoe dit te realiseren programma binnen de gestelde uitgangspunten past blijkt uit paragraaf 2.3.

2.3 Stedenbouwkundige en landschappelijke toelichting

Om de verbinding met de omgeving tot uitdrukking te brengen, is het plan visueel deels open door het aanplanten van - losse - bosschages en bomen in plaats van een dichte 'groengordel'.

In het plan is het landschap dominant en zijn de cottages uiteindelijk ondergeschikt aan het tot wasdom gekomen groen. 'Groene kamers' geven onverwachte doorzichten en doorkijkjes naar het water of het omliggende gebied. De wandel- en fietspaden die door en langs het park slingeren dragen bij aan deze beleving.

De kenmerkende rietoevers langs de vaart worden niet geprivatiseerd. De rietzones zorgen voor een visuele afscherming en dienen als beschutting voor de aanwezige fauna; zowel boven als onder water. In de parkzone worden wandelpaden gerealiseerd. De collectieve ruimtes in het plan zijn gekoppeld aan de open plekken die worden gerealiseerd aan de oevers van de vaart. De openheid en de gesloten groenbuffers zorgen voor een lamellen-structuur. Vanuit de woningen kun je verder kijken, maar vanaf de parkzone zijn de woningen grotendeels aan het zicht onttrokken.

Kenmerkend voor het park is de afwezigheid van kavels, tuinen, hekken en andere afscheidingen. Alleen tussen het park en het wandelpad langs camping De Zeehoeve zal – in tegenstelling met het eerdere inrichtingsontwerp - een afscheiding op grond behorende bij ontwikkelplek 5 gerealiseerd worden in verband met de aanwezigheid van het openbaar toegankelijke fiets- en voetpad.

De verlichting van het park blijft laag, zogenaamde oriëntatieverlichting, zodat het park in de nachten relatief donker blijft. Op die manier blijft het recreatiepark een geheel met het naastgelegen Balklandpark. Ook de doorlopende rietoevers en andere landschappelijke elementen moeten daaraan bijdragen.

Op enkele plaatsen wordt het water in het plan getrokken, zodat er geen harde overgangen zijn tussen de parkzone en het cottage-gedeelte. Vanuit de collectieve open ruimte kunnen wandelaars genieten van het zicht op de aan te leggen waterpartijen.

De waterverbindingen dienen om de waterkwaliteit van de bestaande sloten te verbeteren. Doorstroombaarheid is in dit geval essentieel. Ook de verschillende dieptes (natuurvriendelijke oevers) en oppervlaktes verbeteren de kwaliteit van het water en de daarmee samenhangende kwaliteit voor de biodiversiteit in het water en op de oevers. Op enkele plekken aan de waterpartijen worden insteekhaventjes gemaakt voor elektrische fluisterbootjes. De gasten van het park kunnen deze huren voor een tochtje over de Bolswardervaart. De Bolswardervaart en de watergangen zijn vrij toegankelijk en bevaarbaar. Wanneer er een (fluister)boot gehuurd wordt zal er een kaart mee worden gegeven met welke delen van het water mogen worden bevaren. Hiermee wordt voorkomen dat er vaarbewegingen bij de aanwezige woonboten en aan de zuidzijde van de bestaande woning plaatsvinden.

Centraal in het plangebied wordt een complex met centrale voorzieningen gerealiseerd. Alle genoemde functies in pararaaf 2.2, waaronder de bedrijfswoning en de logies voor seizoenmedewerkers maken deel uit van dit complex.

2.4 Welstandscriteria

De locatie is gelegen in deelgebied 5.9 Recreatie en sport van de welstandsnota Harlingen. In de criteria is in basis rekening gehouden met toekomstige ontwikkelingen in het plangebied. Wel is ervoor gekozen om deze specifieke planontwikkeling vast te leggen in een beeldkwaliteitsplan (Bijlage 3). Aan de hand van het vastgestelde beeldkwaliteitsplan zal de welstandscommissie de toekomstige bouwaanvragen in het plangebied kunnen toetsen. In het beeldkwaliteitsplan staan de criteria met betrekking tot de plaatsing, massa, aanzichten/detaillering, opmaak en diverse andere zaken voor zowel het de recreatiewoningen als de centrale voorzieningen. Het beeldkwaliteitskader vormt, samen met het voorliggende bestemmingsplan, na de uiteindelijke vaststelling door de gemeenteraad, de basis voor de aan te vragen (eventueel collectieve) omgevingsvergunning(en) voor het bouwen. Het beeldkwaliteitskader doorloopt een eigen procedure en wordt apart van het bestemmingsplan vastgesteld.

Hoofdstuk 3 Beleidskaders

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 in werking getreden. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. De nieuwe Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vervangt verschillende bestaande nota's zoals de Nota Ruimte, de agenda Landschap en de agenda Vitaal Platteland. Het Rijk laat de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies en kiest voor een selectieve inzet van rijksbeleid op 14 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk voor de resultaten. Buiten deze 14 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Deze 14 nationale belangen zijn:

  • 1. Rijksvaarwegen;
  • 2. Mainportontwikkeling Rotterdam;
  • 3. Kustfundament;
  • 4. Grote rivieren;
  • 5. Waddenzee en waddengebied;
  • 6. Defensie;
  • 7. Hoofdwegen en hoofdspoorwegen;
  • 8. Elektriciteitsvoorziening;
  • 9. Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen;
  • 10. Ecologische hoofdstructuur;
  • 11. Primaire waterkeringen buiten het kustfundament;
  • 12. IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte);
  • 13. Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde;
  • 14. Ruimtereservering paralelle Kaagbaan.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) voorziet in de juridische borging van het nationaal ruimtelijk beleid zoals dat in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is vastgelegd. Het bevat regels die de beleidsruimte van andere overheden ten aanzien van de inhoud van ruimtelijke plannen inperken, daar waar nationale belangen dat noodzakelijk maken. Voor het bestemmingsplan zijn de regels ten aanzien van het Waddengebied van belang:

Maximale bouwhoogte Waddengebied (Artikel 2.5.12)

  • 1. Onverminderd hetgeen elders in dit besluit is bepaald ter zake van bebouwing, stelt een bestemmingsplan dat betrekking heeft op het waddengebied, dat het oprichten van nieuwe bebouwing mogelijk maakt:
    • a. in het stedelijk gebied: regels die ertoe strekken dat de maximaal toelaatbare bouwhoogten aansluiten bij de hoogte van de bestaande bebouwing, en
    • b. buiten het stedelijk gebied: regels die ertoe strekken dat de maximaal toelaatbare bouwhoogten alsmede de aard of de functie van nieuwe bebouwing passen bij de aard van het omringende landschap.

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) stelt niet alleen regels omtrent de 14 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, maar stelt ook regels die in ruimtelijke plannen moeten worden opgenomen. In het Barro zijn regels gesteld ten aanzien van bebouwing in het waddengebied. In het stedelijk gebied geldt dat de maximale toelaatbare bouwhoogte aan moet sluiten bij de bestaande gebouwen. De voorgestelde bebouwing in het gebied wordt vrij laag. De recreatiewoningen krijgen een maximale hoogte van 7 meter en de dienstverlenende gebouwen krijgen een maximale hoogte van deels 5 en deels 7 meter hoog. Met deze maximale bouwhoogtes wordt voldaan aan de regels van het Barro. De ontwikkelingen hebben geen gevolgen op het silhouet van het beschermde stadsgezicht en de herkenbaarheid van Harlingen.

Ladder voor duurzame verstedelijking

Nationaal belang 13 van de SVIR vraagt om een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. Dit moet met behulp van de zogeheten Ladder voor duurzame verstedelijking (hierna: de Ladder) worden onderbouwd. Deze verplichte toetsing is vastgelegd in het Barro, dat weer verwijst naar het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Artikel 3.1.6, lid 2 Bro schrijft voor dat de onderbouwing van een ruimtelijke plan, waar een nieuwe stedelijking ontwikkeling mee mogelijk wordt gemaakt, aan de Ladder moet voldoen. Het beleid luidt als volgt:

'De toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied'.

Als stedelijke ontwikkeling wordt bedoeld: 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.' In het Bro is geen ondergrens voor een minimale omvang vastgelegd van wat een stedelijke ontwikkeling is. Voor woningbouwlocaties geldt volgens de overzichtsuitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS 28 juni 2017; ECLI:NL:RVS:2017:1724) dat 'in beginsel' sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling als er meer dan 11 woningen gerealiseerd worden. Voor overige stedelijke functies wordt gesteld dat 'in beginsel' geen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling als het ruimtebeslag minder dan 500 m² bedraagt.

ZKA Leisure Consultants heeft, samen met de sector, in opdracht van de gemeente Harlingen de toeristische visie Harlingen, Visie en achtieprogramma 2018-2022 opgesteld waarin alle (lopende) ontwikkelingen en de potenties voor de toekomst, in samenhang zijn gebracht. Daarnaast is door de initiatiefnemers een marktanalyse uitgevoerd naar het planvoornemen. In deze toelichting worden de belangrijkste conclusies vermeld, voor de onderzoeken wordt verwezen naar Bijlage 4 en Bijlage 5 bij deze toelichting.

In de marktanalyse is opgenomen dat bij een kwalitatief goede ontwikkeling die ook goed moet blijven, ook een professionele en ervaren verhuurder/exploitant van het plan hoort. In het proces naar de realisatie wordt daarom een internationaal dekkende verhuurorganisatie aan het project verbonden die beschikt over expertise en faciliteiten voor nationale en internationale marketing. Het project wordt centraal verhuurd, eigen verhuur is niet toegestaan. Daartoe wordt met de investeerders in de woningen een verhuurovereenkomst gesloten. Daarin zal ook de periode worden afgesproken dat investeerders jaarlijks zelf van de woning gebruik mogen maken. Onderdeel van de koop-/leveringsakten zijn daarnaast overeenkomsten omtrent het parkmanagement en het onderhoud en beheer van de woningen. Centrale verhuur in combinatie met de genoemde contracten zijn optimale middelen om het beoogde gebruik te borgen en de spin-off voor de omgeving te maximaliseren. De verhuurder die bij de ontwikkeling wordt betrokken zal zich langdurig committeren. In het plan wordt uitgegaan van een bezettingsgraad van 65-70%. De doelgroep is de geïnteresseerde cultuurtoerist.

De ontwikkeling van het recreatiepark wordt vanuit de doelstellingen en kaders van de Ladder voor duurzame verstedelijking positief beoordeeld. De ontwikkeling leidt tot een kwalitatief sterk, samenhangend en innovatief toeristisch-recreatief concept op een geschikte locatie, met een ruimtelijke en functionele meerwaarde voor de regio. Er is voldoende behoefte aanwezig, met name vanuit kwalitatief perspectief. De effecten op het regionale woon-, leef- en werkklimaat en de leegstand zijn per saldo positief.

Conclusie

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het nationaal beleid gericht op zorgvuldig ruimtegebruik.

3.2 Provinciaal beleid

Omgevingsvisie Fryslân

Op 21 oktober 2020 is de omgevingsvisie Fryslân vastgesteld. In wat voor Fryslân wilt u in 2025-2030 wonen, werken, recreëren, kortom: leven? Deze vraag stond centraal bij het maken van de nieuwe Omgevingsvisie van de provincie Fryslân. In het plan komt al het provinciale beleid voor de fysieke leefruimte te staan. Het gaat om de hoofdlijnen voor de ruimtelijke inrichting van Fryslân, de provinciale waterhuishouding, infrastructuur, natuur, landschap en milieu.

In de omgevingsvsie is het beleid met betrekking tot recreatie versoepeld. De concentratie en inpassing van recreatie wordt ingevuld via de inhoudelijke principes ‘zuinig en meervoudig ruimtegebruik’, ‘omgevingskwaliteiten als ontwerpbasis’, ‘koppelen en verbinden’. Van belang zijn kwaliteit en inpassing via de Nije Pleats aanpak. Er wordt nadruk gelegd op procesvoorwaarden, met als aandachtspunten: (markt)potenties, aansluiten bij bestaande voorzieningen (concentratievoordelen benutten), draagvlak omgeving, versterking cultuur- en natuurerfgoed en leefbaarheid in dorpen en steden.

Deze insteek sluit aan bij de behoefte aan revitalisering, modernisering en kwaliteitsverbetering van recreatievoorzieningen met toekomstperspectief. Een aantal daarvan, zoals onderhavige locatie, ligt buiten de recreatiekernen. Bij ontwikkelingen is flexibiliteit voor maatwerk gewenst. Zo moet per locatie via een Nije Pleats aanpak vervolgens de ontwikkelmogelijkheden worden bepalen. Deze werkwijze past in een integrale gebiedsgerichte aanpak en binnen de principes ‘omgevingskwaliteiten als ontwerpbasis’, ‘koppelen en verbinden’, ‘ja, mits’ en ‘ruim op inhoud, sturen op proces’. In algemene zin blijft de concentratie van recreatieve voorzieningen wel van belang. Het schetsontwerp en de ontwikkelstrategie voor het Westerzeedijkpark is in samenspraak vormgegeven met de gemeente Harlingen, de provincie Fryslân, Wetterskip Fryslân, initiatiefnemers, inwoners en ondernemers.

Het uitgangspunt 'De nadruk ligt op recreatieve kwaliteitsverbetering met een verhoogde aandacht voor landschappelijke inpassing en verantwoordelijkheid van sector voor beheer natuur, landschap en erfgoed. De herkenbaarheid van landschappelijke kernkwaliteiten is randvoorwaarde' wordt gehandhaafd. Er moet sprake zijn van een slimme groei van Friese Gastvrijheidseconomie. Versterking van cultuurtoerisme; geen massa en piekbezoeken, maar kwaliteit en spreiding in na- en laagseizoen en spreiding over de provincie, met accenten per regio. Behoefte aan modernisering en kwaliteitsverbetering van logiesaccommodaties met toekomstperspectief. Niet meer van hetzelfde, maar aanvullingen die het aanbod completeren. Uit onderzoek1 is gebleken dat deze nadruk nog steeds terecht is: niet meer van hetzelfde, maar aanvullingen die het aanbod completeren met aandacht voor inpassing in omgeving.

1 Onderzoek Verblijfsrecreatie in Fryslân, Bureau voor Ruimte en Vrije Tijd, april 2013, onderzoek t.b.v. ruimtelijk en toeristisch beleid. Position Paper Friese Gastvrijheidseconomie 2018.

De omgevingsvisie Fryslân staat, mits voldaan wordt aan de hiervoor genoemde uitgangspunten, de ontwikkeling niet in de weg.

Verordening Romte Fryslân

Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. Deze verordening behelst een aanpassing van de op 15 juni 2011 vastgestelde verordening en is op 16 augustus 2014 in werking getreden en in 2018 partieel herzien. De Verordening betreft de juridische borging van de provinciale belangen. In de verordening is beschreven dat bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen de 'Rijksladder' van toepassing is om zorgvuldig ruimtegebruik te borgen. Op de ladder voor duurzame verstedelijking is reeds ingegaan in paragraaf 3.1. Voor dit plan zijn de volgende bepalingen uit de verordening relevant:

Bundeling

Het plangebied ligt volgens de begrenzing van het landelijk gebied buiten het 'bestaand stedelijk gebied'. Buiten bestaand stedelijk gebied mogen in beginsel geen bouw- en gebruiksmogelijkheden voor stedelijke functies worden geboden. Stedelijke functies zijn functies die gekoppeld zijn aan het functioneren van kernen. Een complex van recreatiewoningen is in de Verordening niet aangewezen als stedelijke functie en kan dus in het landelijk gebied worden toegestaan. De begrenzing van dit gebied is weergegeven in figuur 4. De indeling van het totale plangebied Westerzeedijkpark sluit hier goed op aan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0072.BPRecreatiepark-VA01_0004.png"

Figuur 4. Grens bestaand stedelijk gebied.

Ruimtelijke kwaliteit

Hoofdstuk 2 van de verordening bevat regels ten aanzien van de ruimtelijke kwaliteit. Hierin is opgenomen dat in een ruimtelijk plan voor het landelijk gebied een ruimtelijke kwaliteitsparagraaf opgenomen moet worden, waarin voor zover nodig wordt aangegeven op welke wijze:

  • het plan rekening houdt met de draagkracht van het landschap voor de opvang en inpassing van nieuwe functies, op grond van een analyse van de samenhang van de ondergrond, netwerken en nederzettingspatronen;
  • het plan invulling geeft aan de blijvende herkenbaarheid van de landschappelijke en cultuurhistorische kernkwaliteiten, zijnde de structuren van provinciaal belang zoals die, met inbegrip van een richtinggevend advies, per deelgebied of gebiedsoverschrijdend zijn omschreven in de structuurvisie Grutsk op 'e Romte.


De ruimtelijke kwaliteitsparagraaf is verwoord in paragraaf 2.3 en in Bijlage 1. Voor de uitwerking van de plannen betekent dit dat aan de kernkwaliteiten die voor het kleigebied Westergo zijn geformuleerd wordt getoetst. Voor het plangebied heeft dit geen grote gevolgen.

Recreatie en toerisme

De verordening stelt ook regels aan recreatieve voorzieningen, zoals dagrecreatie, recreatiewoningen en kampeerterreinen. Omdat Harlingen is aangewezen als stedelijk centrum en daarmee tevens als recreatiekern bestaan er ruime mogelijkheden.

Hoofdstuk 5 van de verordening stelt regels aan recreatieve voorzieningen zoals recreatiewoningen. Er kan een nieuw complex van recreatiewoningen worden toegestaan uitsluitend aan of nabij een recreatiekern, tot een maximum van 50 recreatiewoningen (artikel 5.1.2 van de verordening). Het plan voorziet in de realisatie van maximaal 50 recreatiewoningen met een volledige verplichting voor bedrijfsmatige exploitatie.

Er is sprake van een nieuw, aansluitend complex van recreatiewoningen, direct aansluitend aan een recreatiekern binnen de gestelde criteria die de verordening stelt. Voor nieuwe recreatieve voorzieningen geldt dat in de toelichting van het plan onderbouwd moet worden dat de inrichting milieuhygiënisch en verkeerskundig inpasbaar is in de omgeving en wat betreft schaal en verschijningsvorm inpasbaar is binnen de landschappelijke en cultuurhistorische kernkwaliteiten.

Tevens moet worden onderbouwd dat de ontwikkeling bijdraagt aan verbreding of kwaliteitsverbetering van het toeristisch-recreatieve aanbod in de regio. Op alle hiervoor genoemde aspecten is in hoofdstuk 2 en daarbij behorende bijlagen van deze toelichting ingegaan.

Vaarwegenverordening Fryslân

De Harlingervaart en de Bolswardervaart zijn aangegeven op de kaart van de provinciale Vaarwegenverordening. Voor de Bolswardervaart geldt dat deze in beheer is bij de gemeente Harlingen. Het bevoegd gezag voor het nautisch beheer in de gemeente Harlingen berust bij burgemeester en wethouders van de gemeente Harlingen, voor zover zij daar vaarwegbeheerder zijn. Er geldt een vrijwaringszone van 5 meter en een bebouwingsvrije zone van 10 meter.

Ontgrondingenverordening

Er is sprake van een ontgronding als het maaiveld wordt verlaagd. De bodem wordt dan door afgraving ontdaan van een grondlaag. Voor bepaalde werkzaamheden is op basis van de Ontgrondingenverordening Friesland een ontgrondingsvergunning nodig. In het plangebied wordt water gegraven. Indien het graven van water aan onderstaande voorwaarden voldoet is voor de graafwerkzaamheden geen ontgrondingsvergunning nodig.

  • de diepte van de ontgronding bedraagt niet meer dan 2,00 m beneden maaiveld;
  • bij de ontgronding wordt niet meer dan 10.000 m3 aan bodemmateriaal naar elders afgevoerd.

In het plan wordt door de initiatiefnemer maximaal 3.500 m2 aan oppervlaktewater ontgraven in de ruimtelijke reserveringszone met een diepte van maximaal 1,5 meter. De totale ontgronding komt hiermee op maximaal 5.500 m3 waarbij de ontgraven grond wordt vewerkt binnen het plangebied. Het planvoornemen voldoet aan de gestelde voorwaarden zodat een ontgrondingenvergunning niet vereist is.

3.3 Wetterskip Fryslân

Zoals ook blijkt uit het onderzoek naar de omgevingsaspecten (zie paragraaf 4.7) spelen er in en rondom het onderzoeksgebied verschillende waterbelangen. Ontwikkelingen in het onderzoeksgebied moeten getoetst worden aan de Keur van Wetterskip Fryslân. Veelal moet er een watervergunning worden aangevraagd. Soms kan er volstaan worden met een melding op basis van de Algemene regels bij de keur. Het gaat dan bijvoorbeeld om kleinere grondwateronttrekkingen, lozingen en ingrepen in watergangen.

Met name moet rekening worden gehouden met ingrepen in de beschermingszone van de primaire waterkering (100 meter). Dit valt onder de regeling ‘gebruik van waterstaatswerken’. Ook geldt er een beschermingszone langs de hoofdwatergang ‘Bolswarderfeart’ (5 meter). Het is verboden zonder watervergunning van het bestuur gebruik te maken van een waterstaatswerk of bijbehorende beschermingszones door, anders dan in overeenstemming met de functie, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder handelingen te verrichten, werken te maken of te behouden, vaste substanties of voorwerpen te laten staan of liggen.

3.4 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie Harlingen 2025

De gemeente Harlingen heeft de toekomstvisie vastgelegd in de Structuurvisie Harlingen 2025 (vastgesteld 8 november 2012). De structuurvisie is een verdere uitwerking van de stadsvisie uit 2008. De structuurvisie geeft richting aan het ruimtelijke, economische en sociaal maatschappelijke beleid van de gemeente Harlingen. De gemeente Harlingen zet in op het behouden van de authenticiteit van de stad Harlingen. De gemeente stimuleert de locale economie door het verbeteren en creëren van recreatieve en toeristische voorzieningen. Ook wil de gemeente de recreatieve en toeristische kansen die de gemeente biedt meer promoten. Op de bijbehorende structuurvisiekaart is het plangebied aangeduid met 'Recreatiewoningen in groen/blauwe setting'. Het planvoornemen past binnen de kaders van de structuurvisie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0072.BPRecreatiepark-VA01_0005.jpg"

Figuur 5. Fragment Structuurvisiekaart

Toeristische visie Harlingen

ZKA Leisure Consultants heeft, samen met de sector, in opdracht van de gemeente Harlingen de toeristische visie Harlingen, Visie en achtieprogramma 2018-2022 opgesteld waarin alle (lopende) ontwikkelingen en de potenties voor de toekomst, in samenhang zijn gebracht. In deze toelichting worden de belangrijkste conclusies vermeld, voor het onderzoek wordt verwezen naar Bijlage 4 bij deze toelichting.

Uit de visie (hoofdstuk 5) blijkt dat de centrale opgave voor Harlingen als volgt luidt:

de omgeving is er en biedt volop mogelijkheden en aanknopingspunten, maar de uitdaging is om deze ook volop te benutten met bijpassende accommodaties, attracties en organisatie (het samengesteld toeristisch product).

Om dit te bereiken is samen met de toeristische sector een actieprogramma samengesteld waarbij het belangrijk is dat de gemeente regie houdt over de verbinding en afstemming met de lopende projecten en de acties die volgen uit de actielijnen. Het Westerzeedijkgebied waar het plangebied onderdeel van uit maakt is een lopend project. De diverse onderdelen in het totale Westerzeedijkgebied hebben betrekking op diverse actielijnen. Het realiseren van het recreatiepark Westerzeedijk past binnen actielijn drie die ziet op een breder en interactiever aanbod aan verblijfsaccommodaties en dagattracties. Het planvoornemen past binnen de uitgangspunten van de toeristische visie Harlingen.

Implementatie Dienstenrichtlijn - Detailhandelsbeleid

De gemeenteraad van Harlingen heeft op 20 januari 2021 een actualisering van het detailhandelsbeleid (implementatie dienstenrichtlijn) vastgesteld.

De dynamiek in de detailhandel in Harlingen is actueel en veelzijdig. Er zijn keuzes nodig voor het toestaan van ontwikkelingsruimte voor detailhandel op de juiste locatie. In Harlingen is een diversiteit aan locaties voor detailhandelsontwikkelingen beschikbaar. In de huidige praktijk worden voor locaties verschillende ontwikkelingsmogelijkheden voor detailhandel geboden. Soms zijn de geboden ontwikkelingsmogelijkheden dezelfde, soms zit hierin een verschil. In Harlingen zijn diverse vraagstukken actueel waarbij het belangrijk is te bekijken of en waarom een verschil wordt gemaakt in het wel of niet toestaan van bepaalde detailhandelsontwikkelingen.

Uit de implementatie dienstenrichtlijn blijkt dat detailhandel alleen ten dienste van en ondergeschikt aan toeristischrecreatieve functies is toegestaan. Bij een ruimere bestemming wordt de voorzieningenstructuur van Harlingen onder druk gezet.

Toeristisch-recreatieve detailhandel wordt in ondergeschikte vorm toegestaan. Het is een andere vorm van detailhandel dan op bijvoorbeeld Kimswerda en de binnenstad. Ook de ligging van de locatie, in dit geval het recreatiepark Westerzeedijk, is anders dan de andere locaties die voor detailhandel zijn bedoeld. Het planvoornemen voor het recreatiepark Westerzeedijk ziet op maximaal 500 m2 aan centrale voorzieningen waaronder ondergeschikte detailhandel. De feitelijke oppervlakte aan ondergeschikte detailhandel zal gelet op de overige centrale voorzieningen ruim onder de 500 m2 zitten zodat er geen sprake is van concurrentie met de binnenstad en de voorzieningenstructuur van Harlingen niet onder druk wordt gezet. Het planvoornemen is hiermee in lijn met de implementatie dienstenrichtlijn.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Erfgoed

De belangrijkste wettelijke basis voor het behoud van erfgoed is per 1 juli 2016 de Erfgoedwet. De kern van deze wet is dat, wanneer de bodem wordt verstoord, archeologische resten intact moeten blijven (in situ). Wanneer dit niet mogelijk is, worden archeologische resten opgegraven en elders bewaard (ex situ). Daarnaast dient ieder ruimtelijk plan vanwege de Modernisering Monumentenzorg (MoMo) een analyse van cultuurhistorische waarden van het plangebied te bevatten. Voor zover in een plangebied sprake is van erfgoed, dient vanwege voorgaande dan ook aangegeven te worden op welke wijze met cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten archeologie rekening wordt gehouden. Voor het onderzoek naar erfgoed wordt uitgegaan van de Cultuurhistorische Kaart 2 (CHK2) van de Provinsje Fryslân, waar ook de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) deel van uit maakt. Op deze kaarten is informatie opgenomen over archeologische en cultuurhistorische waarden.

Archeologie

De Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) van de Provinsje Fryslân biedt voor de gehele provincie per locatie informatie over de bekende als wel de te verwachten archeologische waarden. Daarbij worden twee verschillende onderzoeksperioden onderscheiden, te weten steentijd-bronstijd en ijzertijd-middeleeuwen. De gemeente volgt de provinciale Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE).

Uit de gemeentelijke uitsnede van de kaart met de periode steentijd-bronstijd is op te maken dat de kans op het aantreffen van archeologische waarden uit de steentijd tot en met de bronstijd zeer klein is. Er wordt voor deze periode geen archeologisch onderzoek aanbevolen. Op basis van eerder uitgevoerd archeologisch onderzoek is ook voor de periode ijzertijd – middeleeuwen een groot deel van het plangebied vrijgegeven. Echter zijn wel enkele potentiële vindplaatsen aanwezig. Deze zijn aangewezen als archeologische terreinen, waar wordt gestreefd naar behoud van archeologische resten (rood op de FAMKE). Het gaat om enkele kleine vlekken aan de oostzijde van het plangebied.

Voor de locatie is voor de gebieden die behoren tot het plangebied een archeologisch bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek uitgevoerd (Bijlage 6).

Het archeologisch vooronderzoek toont aan dat zich in het plangebied zeer waarschijnlijk archeologische waarden bevinden uit de nieuwe tijd. Op basis van het bureauonderzoek bestaat er een kans dat nog delen van de oude, historische bebouwing in de ondergrond aanwezig zijn. Dit kunnen resten zijn van drie molens (één in deelgebied 1 en twee molens in deelgebied 2), bergplaatsen (pakhuizen) en huisplaatsen met erven. Tijdens het veldonderzoek zijn ophogingslagen en archeologische indicatoren aangetroffen uit de nieuwe tijd. Op basis van het booronderzoek is vastgesteld dat in de ondergrond van zowel deelgebied 1 als in deelgebied 2 ophogingslagen aanwezig zijn uit de nieuwe tijd die mogelijk verband houden met de historische bebouwing. In deze lagen zijn archeologische indicatoren gevonden. Er bestaat een kans dat hier nog delen van de oude, historische bebouwing in de ondergrond aanwezig zijn, maar meerdere gebeurtenissen in het verleden kunnen geleid hebben tot bodemverstoring in het plangebied. In het (recente) verleden hebben grondwerkzaamheden plaatsgevonden die verband houden met de sloop van de oude bebouwing (rond 1990-1994), verbreding van de vaart, landbouwactiviteiten, graafwerkzaamheden ten behoeve van kabels en leidingen en de bouw van de rioleringsinstallatie/gemaal in 1993. In hoeverre deze werkzaamheden de mogelijk nog bestaande behoudenswaardige archeologische resten hebben aangetast is onbekend.

Op basis van het archeologisch onderzoek wordt de kans op de aanwezigheid van archeologische waarden in het onderzoeksgebied Harlingen Westerzeedijk hoog geacht. Het adviesbureau adviseert daarom, om geen bodemingrepen in de deelgebieden 1 en 2 te verrichten die het bodemarchief zouden kunnen schaden en te streven tot behoud van de archeologische waarden. Indien planaanpassing niet mogelijk is, dient voorafgaand aan eventuele toekomstige bodemroerende activiteiten binnen beide deelgebieden archeologisch onderzoek plaats te vinden.

Omdat planaanpassing niet mogelijk is en er bodemingrepen (sanering en planvoornemen) zullen plaatsvinden wordt nader onderzoek uitgevoerd. Het nader onderzoek wordt in de tweede helft van mei 2021 uitgevoerd deels in samenhang met de uit te voeren sanering (zie paragraaf 4.4). Voor het nader onderzoek is een Programma van Eisen opgesteld (Bijlage 7). Dit Programma van Eisen beschrijft de eisen waaraan het archeologische vervolgonderzoek moet voldoen. Voorafgaand aan het veldwerk wordt een Plan van Aanpak opgesteld. Hierin wordt de aanpak van het archeologisch veldonderzoek uitgeschreven. Het doel van het archeologisch onderzoek is om vast te stellen of er behoudenswaardige archeologische waarden in het plangebied aanwezig zijn.

Omdat het nader onderzoek nog niet is afgerond, is het noodzakelijk om specifieke voorschriften ter bescherming van archeologische waarden op te nemen. In het bestemmingsplan is daarom de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' opgenomen voor de archeologische waardevolle deelgebieden.

In alle gevallen, ongeacht de grootte van de ingreep, blijft de archeologische meldingsplicht van toevalsvondsten van kracht (art. 5.10, lid 1 Erfgoedwet). Concreet houdt dit in dat wanneer bij graafwerkzaamheden vondsten worden aangetroffen waarvan de vinder redelijkerwijs moet kunnen weten dat het archeologie betreft, dit gemeld moet worden bij het bevoegd gezag. Dit is de gemeente Harlingen.

Cultuurhistorie

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening moet in de toelichting van een bestemmingsplan worden beschreven op welke manier rekening wordt gehouden met de cultuurhistorische waarden in het plangebied. Ten aanzien van de cultuurhistorische waarden is de cultuurhistorische kaart van de provincie Fryslân geraadpleegd.

In het plangebied is geen sprake van beschermde cultuurhistorische waarden. Rondom het plangebied zijn de weg Westerzeedijk en de Bolswardervaart historische routes. De cultuurhistorische waarden van het gebied zijn een kans voor het project, omdat het de recreatieve waarde verhoogd. De historische routes worden beter beleefbaar gemaakt. Vanuit de cultuurhistorie bestaan dan ook geen belemmeringen voor de gebiedsontwikkeling.

Conclusie

Het aspect cultuurhistorie vormt geen belemmering voor het planvoornemen. Het aspect archeologie wordt nader onderzocht maar vormt vooralsnog geen belemmering voor het planvoornemen.

NOTA BENE
De archeologische meldingsplicht blijft van kracht. Dit betekent dat wanneer bij graafwerkzaamheden vondsten worden aangetroffen waarvan redelijkerwijs kan worden aangenomen dat het archeologie betreft, dit gemeld moet worden bij het bevoegd gezag, zijnde de gemeente Harlingen.

4.2 Ecologie

Bij elk ruimtelijk plan dient, met het oog op de natuurbescherming, rekening te worden gehouden met de gebiedsbescherming en soortenbescherming. Een ruimtelijk plan mag namelijk geen significante gevolgen hebben voor een te beschermen gebied en/of soort.

Door ecologisch adviesbureau Altenburg & Wijmenga is in 2019 een ecologische beoordeling uitgevoerd voor het totale Westerzeedijkgebied. Met betrekking tot onderhavig plangebied kan worden geconcludeerd dat in het plangebied mogelijk verblijfplaatsen van vleermuizen en jaarrond beschermde nestplaatsen van de huismus en de gierzwaluw voorkomen. Verder moet rekening worden gehouden met broedende vogels en vliegroutes van vleermuizen (Bijlage 8).

De plannen voor herinrichting van het totale Westerzeedijkgebied verkeren deels nog in een schetsfase. Het gaat dan met name om het noordelijk deel waar de inrichting nog onzeker is. Het zuidelijk deel ten zuiden van de dwarsvaart zal worden ingericht met nieuwe recreatiewoningen met centrale voorzieningen zoals voorzien in dit bestemmingsplan. Om de recreatiewoningen met centrale voorzieningen te realiseren wordt een deel van de hier liggende bosschages verwijderd. In 2021 is een ecologische beoordeling uitgevoerd voor het plangebied.

Uit de uitgevoerde natuurtoets kunnen voor het plangebied de onderstaande conclusies ten aanzien van de ecologische wet- en regelgeving (Wet natuurbescherming en overige gebiedsbescherming) worden getrokken:

Gebiedsbescherming

Wet natuurbescherming: Natura 2000

  • Indien er geen hei- of trilwerkzaamheden in het gebied worden uitgevoerd, leidt het voornemen niet tot (significant) negatieve effecten op het Natura 2000-gebied Waddenzee;
  • Mocht er bij het aanleggen van de recreatiewoningen met centrale voorzieningen sprake zijn van het toepassen van hei- of trilwerkzaamheden, dan wordt geadviseerd om nog een nader onderzoek uit te voeren naar de effecten hiervan op de aangewezen Natura 2000-soorten Bruinvis, Gewone zeehond en Grijze zeehond;
  • Omdat de werkzaamheden worden uitgevoerd in de nabijheid van het Natura 2000-gebied Waddenzee, is het advies om een melding te doen bij het bevoegd gezag (Provincie Fryslân).

EHS en overige gebiedsbescherming

De plannen veroorzaken geen conflict met de regelgeving omtrent de EHS en overige gebiedsbescherming.

Soortbescherming 

  • Ten aanzien van vissen en amfibieën dient de Zorgplicht in acht te worden genomen. Daarom wordt geadviseerd om bij het eventueel uitvoeren van werkzaamheden in open water zo veel mogelijk te werken richting een open einde, zodat dieren de mogelijkheid krijgen om te ontsnappen;
  • In het plangebied zijn in de bosschages bij het voormalig zwembad twee grote nesten aangetroffen die mogelijk worden bezet door Buizerd. Indien deze nesten in gebruik zijn en ze worden tijdens kapwerkzaamheden verwijderd, is er een knelpunt met de Wet natuurbescherming. Om dit na te gaan dient een aanvullend onderzoek te worden uitgevoerd om na te gaan of de nesten ook daadwerkelijk door Buizerd worden gebruikt;
  • In het plangebied ten noorden van de dwarsvaart staat een aantal gebouwen die in principe geschikt zijn als verblijfplaats voor vleermuizen. Indien deze in de toekomst worden gesloopt, dan dient eerst te worden onderzocht of er verblijfplaatsen van vleermuizen in de gebouwen aanwezig zijn.
  • Om het verstoren van een mogelijke vliegroute van vleermuizen over de dwarsvaart langs de Westerzeedijk te voorkomen, dient het wateroppervlak gevrijwaard te worden van lichtverstoring.
  • Ten aanzien van overige beschermde soorten geldt dat de geplande werkzaamheden geen conflict met de Wet natuurbescherming veroorzaken, mits door de uitvoering van de geplande werkzaamheden geen broedende vogels en hun nesten worden verstoord. Om dat te voorkomen wordt geadviseerd om de werkzaamheden buiten de periode van het broedseizoen uit te voeren.

Stikstofdepositie

Het plangebied ligt niet binnen of sluit niet aan op wettelijk of beleidsmatig beschermd natuurgebied. De Wet natuurbescherming eist dat ook externe effecten op de strengst beschermde natuurgebied (de Natura 2000-gebieden) worden uitgesloten. Op 19 april 2021 is een berekening van de stikstofdepositie voor onderhavig project uitgevoerd (Bijlage 10) om na te gaan of er sprake is van een verzurend of vermestend effect als gevolg van het project. De berekening met AERIUS genereert een rekenresultaat en een pdf-bestand waaruit blijkt dat er geen stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden zijn die worden belast met een overschrijding van een projectbijdrage van meer dan 0,00 mol N/ha/jaar. Er is dan ook geen sprake van een stikstofdepositie die leidt tot een negatief effect op in het kader van de Wet natuurbescherming beschermde Natura 2000-gebieden. Een vergunning van de Wet natuurbescherming is in het kader van de stikstofdepositie dan ook niet nodig.

Herplantplicht bomenkap

Binnen het plangebied worden mogelijk bomen gekapt. Vanuit de Wet natuurbescherming geldt een herplantplicht voor bosgebied buiten de bebouwde kom. De herplantbepalingen hebben betrekking op ‘houtopstanden’. Een houtopstand volgens de Wnb is een zelfstandige eenheid van bomen, boomvormers, struiken, hakhout of griend, die meer dan 1.000 m2 beslaat (10 are) en rijbeplanting met meer dan 20 bomen. De herplantbepalingen gelden niet voor houtopstanden binnen de bij besluit van de gemeenteraad vastgestelde grenzen van de bebouwde kom. De gemeenteraad heeft op 14 oktober 2009 de grens van de bebouwde kom bepaald op 50 meter ten zuiden van de as van de inrit van het perceel Westerzeedijk 45 (camping Zeehoeve).

Uit het voorgaand wordt opgemaakt dat alle ontwikkelvlekken binnen de bebouwde kom liggen, waarmee er geen sprake is vaneen een herplantplicht bij het kappen van bomen. Het is namelijk niet een aan het buitengebied gebonden terrein dat binnen de begrenzingen van een ‘stedelijke bestemmingsplan’ ligt. Ook kan het ruimtelijk gezien tot de stedelijke (groen)structuur van Harlingen worden gerekend.

Voortoets effecten heiwerkzaamheden zeezoogdieren

In de ecologische beoordeling is geadviseerd om nader onderzoek uit te voeren naar de effecten van het toepassen van hei- of trilwerkzaamheden op de aangewezen Natura 2000-soorten Bruinvis, Gewone zeehond en Grijze zeehond. Dit onderzoek is uitgevoerd (Bijlage 11) en hieruit blijken de volgende conclusies.

De Gewone- en Grijze zeehond en de Bruinvis komen niet direct in het plangebied voor, maar zijn wel waargenomen langs de kust bij Harlingen op circa 800 m van het plangebied. Effecten zoals tijdelijk gehoorverlies kunnen optreden wanneer zeehonden en bruinvissen zich respectievelijk op circa 100 en 300 m uit de waterlijn nabij de heiwerkzaamheden bevinden. In dit geval zouden de soorten vermijdingsgedrag kunnen vertonen. De verstoring is echter tijdelijk en treedt in een zeer beperkt oppervlakte van het Natura 2000-gebied op. Gelet op de beperkte tijdsduur van verstoring, de geringe kans dat er dieren in een straal van 300 meter rondom het plangebied aanwezig zijn, het relatieve kleine belang als foerageer- en rustgebied en het grote areaal aan alternatief foerageer- en rustgebied, is een significant negatief effect op populatieniveau uitgesloten.

Omdat niet uit te sluiten is dat de Gewone- en Grijze zeehond en de Bruinvis zich binnen 100 en 300 m van de Westerzeedijk zullen begeven en om mogelijke effecten op deze soorten te minimaliseren, bevelen wij aan om bij de heiwerkzaamheden gebruik te maken van een slow-start en soft-start procedure. Hierbij dient zowel de slagfrequentie als de hei-energie langzaam te worden opgestart zodat eventueel aanwezige zeehonden en/of bruinvissen de gelegenheid hebben om de effect-locatie te verlaten. Deze periode dient minimaal 10 minuten voorafgaand aan de daadwerkelijke heiwerkzaamheden te worden opgestart (Olivierse 2020). Deze maatregel is tevens van toepassing in het kader van de zorgplicht voor mogelijke effecten op verscheidene in het gebied voorkomende vissoorten. Deze aanbeveling wordt overgenomen. In de fase van de planrealisatie zal gebruik gemaakt worden van slow-start en soft-start procedure bij de heiwerkzaamheden.

Aanvullend onderzoek Buizerd

Bij het veldbezoek dat onderdeel was van de hiervoor genoemde ecologische beoordeling zijn twee nestplaatsen aangetroffen die mogelijk van Buizerd kunnen zijn. Om die reden is aanvullend onderzoek uitgevoerd om na te gaan hoe de plannen zich verhouden tot de Wnb (Bijlage 12).

Er zijn vier gerichte veldbezoeken naar de nestplaatsen uitgevoerd, waarbij gekeken is naar activiteit van Buizerd. Deze veldbezoeken zijn afgelegd binnen de optimale periode om nesten en/of individuele Buizerds waar te nemen. De veldbezoeken vonden plaats op 9 april 2021, 20 april 2021, 6 mei 2021 en 17 mei 2021.

Tijdens geen van de vier veldbezoeken zijn Buizerds waargenomen. Andere vogelsoorten die in het plangebied werden waargenomen waren onder andere Blauwe reiger, Zwarte Kraai, Torenvalk, Houtduif en verschillende meeuwensoorten. Deze vertoonden echter geen binding met de twee nestplaatsen. De nesten waren ook niet bezet gedurende de onderzoeksperiode.

De nestplaatsen zijn niet in gebruik door Buizerd of een andere vogelsoort. Indien de nesten door kapwerkzaamheden worden verwijderd is er daarom geen sprake van een knelpunt met de Wet natuurbescherming. Evenwel wordt ten aanzien van algemene broedvogelsoorten geadviseerd om de kapwerkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren.

Conclusie/stand van zaken

De aanwezige gebouwen die in principe geschikt zijn als verblijfplaats voor vleermuizen maken geen onderdeel uit van het plangebied en zullen dan ook niet nader worden beschouwd. Met betrekking tot mogelijke lichtverstoring kan geconcludeerd worden dat de woningen hoofdzakelijk met hun achterzijde naar de dwarsvaart gericht zijn. De afstand tussen de woningen en de dwarsvaart bedraagt circa 20 meter. Er worden geen lichtarmaturen nabij de watergang geplaatst. Gelet hierop is er geen sprake van mogelijke lichtverstoring. Voor het overige blijkt uit de ecologische beoordeling en de aanvullende onderzoeken naar de effecten van heiwerkzaamheden op zeezoogdieren en het onderzoek naar de Buizerd dat ecologie geen belemmering vormt voor het planvoornemen.

4.3 Geluidhinder

De Wet geluidhinder (Wgh) is erop gericht om de geluidhinder vanwege spoorweglawaai, industrielawaai en wegverkeerslawaai in nieuwe situaties te voorkomen en te beperken. Een akoestisch onderzoek is op grond van de Wet geluidhinder noodzakelijk wanneer een geluidgevoelig object gelegen is binnen een door deze wet aangewezen geluidzone. De nieuw te realiseren recreatiewoningen zijn geen geluidsgevoelig objecten. Hoewel daarom op grond van de Wet geluidhinder geen akoestisch onderzoek verplicht is, is in het kader van een goede ruimtelijke ordening wel akoestisch onderzoek verricht naar de geluidsbelasting op de gevel vanwege het verkeer op de N31 en Westerzeedijk. Deze wegen kennen in het kader van de Wet geluidhinder een zone.

Er is een akoestisch onderzoek verricht met betrekking tot de geluidsbelasting vanwege wegverkeerslawaai afkomstig van de Westerzeedijk en N31 op de te realiseren recreatiewoningen in het kader van het Bestemmingsplan Westerzeedijk in Harlingen in de gemeente Harlingen. Het akoestisch onderzoek is als Bijlage 13 bij de toelichting gevoegd.

Uit het onderzoek blijkt dat een deel van de het plangebied niet aan de eisen van de Wgh voldoet. De overschrijding van de ten hoogste toelaatbare waarde bedraagt maximaal 4 dB.

Op grond van de Wet geluidhinder zijn recreatiewoningen niet geluidsgevoelig en behoeft formeel geen verdere actie te worden ondernomen. In het kader van een goede ruimtelijke ordening (en een goed leefklimaat voor de bewoners) is nader gekeken naar eventuele mogelijke maatregelen om de geluidsbelasting op de gevels van de betreffende de woningen te beperken. Dit blijkt niet mogelijk te zijn.

Daarom zullen de eventueel in het betreffende gebied aan te leggen recreatiewoningen zoveel mogelijk met de geluidsgevoelige ruimtes van de N31 afgekeerd worden uitgevoerd.

Conclusie

Geluidhinder staat de uitvoering van het plan niet in de weg.

4.4 Bodemkwaliteit

Met het oog op een goede ruimtelijke ordening moet zijn aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde functiegebruik. Ter plaatse van locaties die verdacht worden van bodemverontreiniging, moet ten minste verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd. In geval van verontreinigingen is de Wet bodembescherming van toepassing, waarin is geregeld dat als ter plaatse van een plangebied ernstige verontreinigingen worden aangetroffen er sprake is van een saneringsgeval.

In 2019 is een verkennend (water)bodem en asbestonderzoek uitgevoerd Bijlage 14. Uit de resultaten van het uitgevoerde onderzoek blijkt dat ten noordoosten van de locatie (ter plaatse van en nabij het voormalige boerenerf) sprake is van een matige tot sterke verontreiniging met lood waarbij sprake is van een geval van bodemverontreiniging. Verder zijn binnen het oostelijk plangebied verspreid over het terrein een tweetal lokaal sterk verontreinigde spots met lood aangetoond.

afbeelding "i_NL.IMRO.0072.BPRecreatiepark-VA01_0006.jpg"

Figuur 7. Globale verontreinigingssituatie.

Ten aanzien van het geval van ernstige bodemverontreiniging met lood aan het noordoostelijk terreindeel (ter plaatse van en nabij het voormalig boerenerf) en de overige spots verspreid over het terrein wordt met het oog op de voorgenomen herinrichting aanbevolen de bodem te saneren (rode contouren). Hiervoor dient een saneringsplan ter goedkeuring te worden voorgelegd aan het bevoegde gezag (provincie Fryslân/FUMO). Het saneringsplan is opgesteld (Bijlage 15).

Na goedkeuring van het saneringsplan zal vooruitlopend op de herinrichtingswerkzaamheden de sterk verontreinigde grond (>interventiewaarde) worden gesaneerd. De lichte tot matige verontreinigingen worden zoveel mogelijk binnen plangebied verwerkt danwel afgevoerd naar elders.

Conclusie

De sanering wordt tweede helft van mei 2021 uitgevoerd. Omdat op een deel van de gronden waar gesaneerd moet worden de kans op de aanwezigheid van archeologische waarden hoog worden geacht, wordt de sanering in combinatie met archeologisch onderzoek uitgevoerd. Na sanering is de grond geschikt voor de beoogde functie en is het plan uitvoerbaar.

4.5 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de woon- en leefomgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, aardgas of LPG. Het aandachtsveld van externe veiligheid richt zich op zowel inrichtingen (bedrijven) waar gevaarlijke stoffen aanwezig zijn als het transport van gevaarlijke stoffen. Dit vervoer kan plaatsvinden over weg, water en spoor en door buisleidingen. Het beleid is erop gericht te voorkomen dat te dicht bij gevoelige bestemmingen activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden. Dit is verankerd in diverse wet- en regelgeving, zoals het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb), Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit).

Toetsing

In 2019 heeft de FUMO een advies externe veiligheid (in concept) uitgebracht (Bijlage 16). Dit advies is destijds niet definitief gemaakt vanwege het ontbreken van een advies van Brandweer Fryslân. Het brandweeradvies is nu wel beschikbaar.

Ten opzichte van het plan uit 2019 is het voorliggende bestemmingsplan gewijzigd van opzet. Er worden nu alleen recreatiewoningen op het recreatiepark gerealiseerd. Er zijn verder geen sportvelden meer voorzien in het plan. Er is door de FUMO een aanvullend advies op het EV-advies van 2019 uitgebracht, waarbij het destijds als concept opgestelde rapport hiermee als definitief kan worden aangemerkt (Bijlage 17).

Het voorliggend bestemmingsplan voorziet in de realisatie van 50 recreatiewoningen en 500 m2 aan centrale voorzieningen, zoals ondergeschikte detailhandel, horeca, sanitair, receptie en kantoor met één bedrijfswoning. In de afbeelding hieronder is het schetsontwerp uit het bestemmingsplan in de EV-signaleringskaart geprojecteerd. In onderstaande figuur zijn de veiligheidszones van de hoge druk aardgastransportleiding en van de N31 weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0072.BPRecreatiepark-VA01_0007.png"

Figuur: Uitsnede EV-signaleringskaart en geprojecteerd schetsontwerp

Hoge druk aardgastransportleiding

Uit deze projectie is op te maken dat er binnen het invloedsgebied (rood gearceerd gebied) van de buisleiding geen recreatiewoningen zijn geprojecteerd. Hierdoor treedt er geen verandering van het groepsrisico op. Een verantwoording van het groepsrisico is hier dus niet aan de orde.

Basisnetroute N31

In oostelijke richting ligt de N31 een transportroute voor gevaarlijke stoffen die onderdeel uitmaakt van het Basisnet weg. In de figuur hierboven is de zone van 200 meter van de N31 met het oranje gearceerde gebied weergegeven. Wanneer een ruimtelijke ontwikkeling binnen deze zone plaatsvindt dient op grond van het Bevt het aspect externe veiligheid te worden beoordeeld. In het EV-advies van 2019 is hiervoor destijds een berekening uitgevoerd, hetgeen geen verandering van het groepsrisico veroorzaakte.

In 2019 is voor de analyse uitgegaan van een camping binnen het invloedsgebied met een grotere bevolkingspopulatie. Het invloedsgebied bedraagt 355 meter vanaf de weg. Dit houdt in dat vrijwel het gehele vakantiepark met 50 woningen binnen het invloedsgebied ligt. Echter, liggen deze woningen grotendeels buiten de 200 meter zone van de weg en heeft de ruimtelijke ontwikkeling geen significante invloed op de hoogte van het groepsrisico. Een nieuwe risicoberekening is dan ook niet noodzakelijk.

Conclusie

Geconcludeerd kan worden dat externe veiligheid geen belemmering vormt voor deze ruimtelijke ontwikkeling. In de toelichting van het bestemmingsplan dient de gemeente het groepsrisico vanwege het vervoer van gevaarlijke stoffen over de N31 nog te verantwoorden. Met betrekking tot de hoge druk aardgastransportleiding is er geen aanleiding om het groepsrisico te verantwoorden. Ten aanzien van de ontwikkeling van het terrein wordt aanbevolen om in het ontwerp van het plan rekening te houden met het advies van Brandweer Fryslân.

Brandweeradvies

De veiligheidsregio (Brandweer Fryslân) heeft in het kader van vooroverleg gereageerd op het planvoornemen. In de reactienota Bijlage 23 is de reactie van Brandweer Fryslân opgenomen en is aangegeven hoe met deze opmerkingen wordt omgegaan. Onderstaand worden deze herhaald.

  • De recreatiewoningen te situeren als aangegeven in de schets, dus zo veel mogelijk buiten de invloedsgebieden van de risicobronnen;

Reactie:

De recreatiewoningen worden overeenkomstig het advies van de brandweer buiten de invloedsgebieden gesitueerd.

  • 2. onze adviezen mee te nemen bij de verantwoording van het groepsrisico voor de N31 als transportroute voor gevaarlijke stoffen;

Reactie:

De verantwoording groepsrisico wordt met inachtneming van de adviezen opgesteld.

  • 3. de bedrijfshulpverlening van het recreatiepark voor te bereiden op de scenario's:
    • a. Fakkelbrand bij de hogedruk aardgastransportleiding
    • b. Warme BLEVE van een tankwagen op de N31 als transportroute voor gevaarlijke stoffen

Reactie:

Over dit aspect worden in het kader van de feitelijke uitoefening van het recreatiepark afspraken gemaakt. Voor het bestemmingsplan is dit niet relevant.

  • 4. Een adequate bluswatervoorziening aan te brengen op het recreatiepark en de brandweer te betrekken bij de exacte invulling van dit adviespunt.

Reactie:

Over dit aspect worden in het kader van de omgevingsvergunning afspraken gemaakt en bij de civiele inrichting van het plangebied wordt rekening gehouden met de gestelde eisen in het kader van de bluswatervoorzieningen. Planologisch levert dit geen problemen op in het bestemmingsplan. In de fase van de omgevingsvergunning worden hier verdere afspraken over gemaakt en zal de brandweer worden betrokken bij de concrete uitwerking.

  • 5. De wegen in het plangebied uit te voeren zoals beschreven om een goede bereikbaarheid voor de brandweer te realiseren en de brandweer te betrekken bij de exacte invulling van dit adviespunt.

Reactie:

Er wordt bij de civiele inrichting van het plangebied rekening gehouden met de gestelde eisen in het kader van de bereikbaarheid en de opstelplaats. Planologisch levert dit geen problemen op in het bestemmingsplan. In de fase van de omgevingsvergunning worden hier verdere afspraken over gemaakt en zal de brandweer worden betrokken bij de concrete uitwerking.

Verantwoording GR

Bestrijdbaarheid

Onder bestrijdbaarheid van een (dreigende) calamiteit vallen alle maatregelen die invloed hebben op de bestrijdbaarheid van een calamiteit ten gevolge van een risicovolle activiteit. Op dit moment zijn er nog geen brandkranen in het plangebied. Daarnaast loopt er redelijk veel water door het plangebied. Dit open water kan dienen als bluswatervoorziening voor de brandweer als er een opstelplaats gecreëerd wordt voor de brandweerauto binnen 100 meter van elke woning. Over dit aspect worden in het kader van de omgevingsvergunning afspraken gemaakt en bij de civiele inrichting van het plangebied wordt rekening gehouden met de gestelde eisen in het kader van de bluswatervoorzieningen. In de fase van de omgevingsvergunning worden hier verdere afspraken over gemaakt en zal de brandweer worden betrokken bij de concrete uitwerking.

Bereikbaarheid

Voor de brandweer is het wenselijk om elke willekeurige incidentlocatie middels twee routes te kunnen benaderen. Het recreatiepark is middels twee routes te bereiken over de openbare weg, de toegangsweg en andere wegen op het recreatiepark zijn dat niet. In de toelichting wordt gesproken over een autovrij park, uiteraard heeft de brandweer het belang om ten tijde van een incident zo dicht mogelijk bij de recreatiewoningen te kunnen komen. Om de wegen in het plangebied geschikt te laten zijn voor de brandweer zouden deze moeten voldoen aan de volgende voorwaarden:

  • Een doorgangshoogte van 4,2 meter;
  • Een minimale doorgangsbreedte van 3,5 meter;
  • Een minimale verharding van 3,25 meter breed;
  • Bestand tegen een totaalgewicht van 15 ton;
  • Een minimale bochtstraal van 10 meter in de buitenbocht;
  • Een minimale bochtstraal van 5,5 meter in de binnenbocht.

Hierbij moet worden opgemerkt worden dat dit een minimale breedte is voor een brandweervoertuig en gaat er vanuit dat er geen auto's in de weg staan op het recreatiepark. Mogelijke oplossingen om wegen op het recreatiepark breder te maken zijn graskeien.

Er wordt bij de civiele inrichting van het plangebied rekening gehouden met de gestelde eisen in het kader van de bereikbaarheid. In de fase van de omgevingsvergunning worden hier verdere afspraken over gemaakt en zal de brandweer worden betrokken bij de concrete uitwerking.

Zelfredzaamheid

De zelfredzaamheid geeft aan in welke mate de aanwezigen in het plangebied in staat zijn om te vluchten. Het maatgevende scenario voor de N31 is een BLEVE waarbij de tankwagen met LPG in brand raakt en het gas explodeert. Het plangebied voorziet in de bestemming recreatie. De hier aanwezige personen zijn goed zelfredzaam om van de bron af te kunnen vluchten.

Conclusie

Externe veiligheid is onder genoemde voorwaarden geen belemmering voor het plan. Het bevoegd gezag kan daarom de (resterende) externe veiligheidsrisico's accepteren en de verantwoording nemen voor het groepsrisico.

4.6 Luchtkwaliteit

Een onderdeel van de Wet milieubeheer betreft luchtkwaliteit. De wet is bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, aan te pakken. Overschrijdingen van de grenswaarden voor luchtkwaliteit zijn veelal het gevolg van het aantal verkeersbewegingen in een gebied. Op grond van de algemene maatregel van bestuur 'niet in betekenende mate' (NIBM) vormen luchtkwaliteitseisen geen belemmeringen voor projecten die niet in betekenende mate bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.

Op grond van de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) zijn diverse projecten vrijgesteld van toetsing. Het onderhavige project valt niet in één van de categorieën en dient daarom nader onderzocht te worden.

Voor kleinere ruimtelijke en verkeersplannen die effect kunnen hebben op de luchtkwaliteit heeft het ministerie van Infrastructuur en Milieu in samenwerking met Kenniscentrum InfoMil de nibm-tool ontwikkeld. Daarmee kan op een eenvoudige en snelle manier worden bepaald of een plan niet in betekenende mate bijdraagt aan luchtverontreiniging. Met behulp van deze rekentool is de toename van de stoffen NO2 en PM10 bepaald.

afbeelding "i_NL.IMRO.0072.BPRecreatiepark-VA01_0008.png"

Figuur 8 Uitkomsten NIBM tool.

Uit de berekening blijkt dat als gevolg van de verkeersaantrekkende werking de toename van de concentratie NO2 en PM10 langs de ontsluitende wegen onder de 1,2 µg/m³ blijft. Hieruit volgt dat als gevolg van het plan de luchtkwaliteit ‘niet in betekenende mate’ verslechtert. Op basis hiervan hoeft een verdere toetsing niet plaats te vinden. Op het gebied van luchtkwaliteit is er geen belemmering om het plan in procedure te brengen

Notabene

Ter plaatse van het plangebied geldt volgens de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland in de periode van 2020 tot 2030 (10 jaar na het beoogde vaststellingsjaar van het bestemmingsplan) in de directe omgeving van het plangebied een gemiddelde PM10-concentratie van minder dan 18 µg/m3. De gemiddelde NO2-concentratie bedraagt minder dan 10 µg/m3. De waarden liggen verreweg onder de grenswaarden en zijn veel lager dan het Nederlands gemiddelde. De luchtkwaliteit in Harlingen ter plaatse van het plangebied is dan ook goed te noemen.

Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit staat uitvoering van het plan niet in de weg.

4.7 Waterparagraaf

Van groot belang voor de ruimtelijke ordeningspraktijk is de wettelijk verplichte watertoets. De watertoets kan vooral worden gezien als een procesinstrument dat moet waarborgen dat gevolgen van ruimtelijke ontwikkelingen voor de waterhuishouding meer expliciet worden afgewogen. Belangrijk onderdeel van de watertoets is het vroegtijdig afstemmen van ontwikkelingen met de betrokken waterbeheerder. Het plangebied ligt in het beheersgebied van Wetterskip Fryslân.

4.7.1 Watertoets

Op 10 december 2020 is de watertoets doorlopen (Bijlage 18). Uit de resultaten van de watertoets blijkt dat bepaalde aspecten van het plan een dusdanige invloed hebben op de belangen van het Wetterskip Fryslân, dat de normale procedure moet worden gevolgd.

Wateraspecten en aandachtspunten

Hieronder staan de eventuele wateraspecten die van invloed zijn op het plan en aandachtspunten om mee rekening te houden.

Primaire kering

Het plangebied ligt binnen de zone van de primaire waterkering langs de Waddenzee, IJsselmeer en het Lauwersmeer. De primaire kering is op de verbeelding aangeduid met de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - dijk' met de daarbij behorende regels die zien op bescherming van deze waterkering. Het bouwvlak is buiten deze primaire waterkering gesitueerd.

Hoofdwateren

Hoofdwateren hebben een belangrijke aan-, af- en doorvoerfunctie. Aan weerszijden van een hoofdwatergang ligt een beschermingszone 5 meter. De beschermingszone is nodig voor de bereikbaarheid voor beheer en onderhoud aan de hoofdwatergang. Het is niet toegestaan om in de beschermingszone bebouwingen en dergelijke te realiseren of opgaande beplanting aan te brengen tenzij e.e.a. is geregeld in een Watervergunning. Naast de beschermingszone geldt er ook nog een bebouwingsvrije zone van 10 meter op grond van de vaarwegenverordening Fryslân. Het bouwvlak is op deze 10 meter grens gelegd.

Vrij voor de boezem

Het plangebied ligt vrij voor de boezem. Dit wil zeggen dat het gebied niet is beschermd tegen hoge waterstanden in de Friese boezem. Bij de nadere planuitwerking wordt hier rekening mee gehouden bij het bepalen van de aanleghoogte.

Toename verharding

Door ruimtelijke ontwikkelingen neemt de hoeveelheid verhard oppervlak toe met als gevolg een versnelde afvoer van hemelwater. Het is nodig om deze versnelde afvoer te compenseren om de waterberging in een gebied in stand te houden. Dit geldt ook voor toevoegen van oppervlakteverharding die wel past binnen het bestemmingsplan, maar waarvan de grond al meer dan vijf jaar braak ligt en waar in het verleden niet voor gecompenseerd is.

Het is verboden zonder watervergunning neerslag versneld tot afvoer te laten komen indien daarbij meer dan 200 m2 onverharde grond in stedelijk gebied en 1500 m2 in landelijk gebied wordt bebouwd of verhard. Er geldt een vrijstelling van de vergunningsplicht wanneer wordt voldaan aan de compensatieregels genoemd in dit wateradvies. De meest voorkomende manier van compenseren is het graven van extra oppervlaktewater. Bij het graven van extra oppervlaktewater is onderstaande tabel van toepassing. Uiteraard is het toepassen van alternatieve maatregelen in het plan ook mogelijk. Afhankelijk van de maatregel kunnen andere normen gelden dan vermeld in het onderstaande tabel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0072.BPRecreatiepark-VA01_0009.png"

Figuur 9. Compensatie normen

Toelichting tabel

  • 5% heeft alleen betrekking op de Friese boezem;
  • de algemene regels keur zijn in de onderstaande tabel verwerkt;
  • maatwerk kan bestaan uit bijvoorbeeld infiltratie of berging van het overtollig hemelwater.

Uitgaande van de aangeleverde gegevens vindt binnen het plangebied een verhardingstoename plaats van circa 8.500 m2. Door deze toename aan verharding zal de neerslag versneld worden afgevoerd van het terrein. Zonder compenserende maatregelen zal de waterhuishoudkundige situatie hierdoor verslechteren. Om de effecten van de verhardingstoename te compenseren dient het wateroppervlak in het peilgebied uitgebreid te worden met 850 m2 waterberging (10% van de verhardingstoename). In het plangebied wordt circa 5.000 m2 water toegevoegd. In Bijlage 19 is het bestaande en nieuw toe te voegen oppervlaktewater weergegeven. Dit beoogde oppervlak nieuw water is meer dan voldoende om aan de compensatie-eis te kunnen voldoen.

Een deel van het te compenseren water wordt gerealiseerd binnen de ruimtelijke reserveringszone. Hierover heeft overleg plaatsgevonden met het Wetterskip. Op 1 april 2021 heeft het Wetterskip aangegeven in te kunnen stemmen met het realiseren van vijvers in de reserveringszone (Bijlage 20).

Demping van oppervlaktewater

Voor het dempen van oppervlaktewater is het beleid van Wetterskip Fryslân dat dit voor 100% gecompenseerd moet worden in hetzelfde peilgebied. Voor de demping is een watervergunning nodig.

4.7.2 Aanvullend wateradvies

Op 21 mei 2021 is het advies vanuit water en tevens een aanvulling op de eerdere reactie op het ‘concept ontwerpbestemmingsplan Recreatiepark Westerzeedijk Harlingen’ ontvangen. In dit advies gaat Wetterskip Fryslân in op de norm voor wateroverlast door hoog water, de droogleggingsnorm vanuit het grondwater en wordt ingegaan op de aanwezige oevers. Het aanvullend advies is als Bijlage 21 bij de toelichting gevoegd.

Wateroverlast en droogleggingsnorm

Hoogwater 

De locatie wordt niet beschermd door een regionale kering en ligt voor de boezem met een streefpeil van -0,52 m NAP. Om rekening houden met hoogwater in het kader van regionale wateroverlast adviseert het Wetterskip hier een minimale aanleghoogte van -0,05 m NAP, voor de recreatiewoningen en bijbehorende bebouwing, bij een afstand van 1,00 meter uit de gevel.

 

Grondwater

Bij het realiseren van bebouwing en het aanleggen van de verharding is het nodig om rekening te houden met voldoende drooglegging om bijvoorbeeld opdrijven van verharding te voorkomen. We adviseren voor bebouwing met kruipruimte een drooglegging van 1,10 m en voor bebouwing zonder kruipruimte een drooglegging van 0,70 m gerekend vanaf de te realiseren bovenkant vloer. Ook voor verharding adviseert het Wetterskip een drooglegging van 0,70 m.

Advies aanleghoogte

In dit geval is de droogleggingsnorm voor grondwater de belangrijkste norm. Het Wetterskip adviseert daarom een minimale aanleghoogte van +0,18 m NAP, uitgaande van geen kruipruimte of +0,58 met kruipruimte. Het Wetterskip stelt voor om dit op te nemen als aanvulling in de waterparagraaf van het bestemmingsplan.

Bij de nadere uitwerking van de plannen worden de genoemde adviezen meegenomen.

Oevers

Aanleg havens en waterpartijen:.

Walbeschoeiing, oeverinrichting: Aandachtspunten zijn de constructie, het gebruikte materiaal en plaats van de beschoeiing. Het plaatsen van een walbeschoeiing mag niet leiden tot verkleining van de watergang. Het materiaal dat gebruikt wordt voor beschoeiing mag niet uitlogen. Voor aanleg van beschoeiing en aanmeerpalen e.d. moet watervergunning aangevraagd worden. De aandachtspunten worden meegenomen in de nadere planuitwerkingen. Indien nodig worden de benodigde vergunningen aangevraagd.

De Bolswardervaart is een hoofdwatergang en een vaarweg.

Vanuit de functie hoofdwatergang eist Wetterskip Fryslân normaliter dat de  aan beide zijden van de vaart een doorlopende onderhoudsstrook van 5m breed ligt. Deze is bedoeld voor regelmatig hekkelonderhoud van de begroeiing door Wetterskip Fryslân en ca eens in de 30 jaar baggeronderhoud , waarbij de bagger dan bij voorkeur op een van de oevers gelegd kan worden om daar uit te drogen.

 

Vanuit  de nautische voorschriften van de provincie is voor de Bolswarder vaart een vrijwaringszone van 5 m aan weerszijden aangegeven. In een vrijwaringszone mogen geen obstakels staan van bebouwing of bomen gezien de veiligheid van het navigeren

 

Wat betekent dit?

De legger geeft een richting aan voor de onderhoudsdienst van Wetterskip Fryslân  wanneer gekeken moet worden naar baggeren en onderhoud van de oevers, maar is geen verplichting. Zolang er geen problemen zijn met de doorstroming  wordt dit vaak nog een paar jaar aangekeken, omdat er meestal door de taluds nog extra m3 door kunnen t.o.v. het aangegeven profiel

 

Wat Wetterskip Fryslân betreft is afwijken van de onderhoudsstrook van 5 m  aan de kant van het park bespreekbaar, als hierover duidelijke schriftelijke  afspraken gemaakt worden, dat het oeveronderhoud meegenomen wordt in het parkmanagement. Zo kan dit dan vastgelegd worden in de legger en in de afspraken rond Overdracht Stedelijk waterbeheer tussen de gemeente Harlingen en Wetterskip.

 

Wat betreft mogelijke baggerwerkzaamheden zullen ook afspraken gemaakt moeten worden met de vaarwegbeheerder, in dit geval de gemeente Harlingen , waar bagger tzt  terecht kan als dit niet op de kant gezet kan worden. Wellicht moet dan immers een baggerdepot in de buurt aangelegd worden, wat meer kosten met zich mee brengt.

Het oeveronderhoud wordt meegenomen in het parkmanagement. Hierover worden schriftelijke gemaakt.

Conclusie
Advisering van Wetterskip Fryslân en relevante documentatie ten aanzien van waterhuishoudkundige maatregelen worden betrokken in de verdere planvorming en definitieve invulling van het plangebied. Daarmee mag worden aangenomen dat er over het voorliggende plan geen bezwaren ten aanzien van het wateraspect zullen bestaan.

4.8 Bedrijven- en milieuzonering

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen milieubelastende (bedrijfs)activiteiten en functies enerzijds en milieugevoelige functies (woningen) anderzijds noodzakelijk. Bij deze afstemming kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (2009). Een richtafstand kan worden beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten. In geval van een gemengd gebied kan worden gewerkt met een verkleinde richtafstand.

Gebiedstype 

In de publicatie worden twee omgevingstypen onderscheiden, te weten een rustige woonwijk/buitengebied en gemengd gebied. In een rustige woonwijk dan wel het buitengebied is sprake van functiescheiding. Dit houdt in dat hinderveroorzakende en hindergevoelige functies niet direct naast elkaar voorkomen. In geval van een gemengd gebied, waar sprake is van functiemenging, kan echter worden gewerkt met een verkleinde richtafstand waarbij dat wel het geval is.

In de directe omgeving van het plangebied is sprake van een sterke functiemenging van woningen, bedrijven, recreatieve functies en hoofdinfrastructuur. Hieruit kan geconcludeerd worden dat er geen sprake is van louter woongebied, maar van een gemengd gebied. In gemengde gebieden worden kleinere milieuafstanden aanvaardbaar geacht dan in een rustige woonwijk met uitsluitend woningen. Wanneer hiermee rekening wordt gehouden, mag de grootste afstand uit de naastgelegen milieucategorie worden gehanteerd.

In het plan worden recreatiewoningen gerealiseerd met een beperkt aantal ondersteunende functies en voorzieningen. Gelet op het gebiedstype gemengd gebied kan voor kampeerterreinen, vakantiecentra, e.d. (met keuken) in dit geval een richtafstand van 30 meter tot gevoelige functies worden gehanteerd. In het belendende gebied staat een enkele woning. Ook liggen er woonboten aan de noordzijde van het plangebied. Binnen het plan voor het recreatiepark Westerzeedijk moet rekening worden gehouden met voldoende bufferzones tussen een bestaande woning en de woonboten en de recreatieterreinen. Binnen het plan voor het recreatiepark Westerzeedijk is hiervoor voldoende ruimte beschikbaar. Dit aspect vraagt maatwerk, hetgeen een aandachtspunt is voor de uitwerking van de plannen. Het bouwvlak is op een afstand van 30 meter gesitueerd van de aanwezige woningen. Voor de bestaande woning in het belendende gebied is aan de zuidzijde een grotere maat voor het bouwvlak aangehouden vanwege het aanwezige terras aan deze zijde van de woning. Bij de totstandkoming van het stedenbouwkundig plan is hier rekening mee gehouden. Daarnaast zijn er in de directe nabijheid van het plangebied geen hindergevoelige functies aanwezig die gehinderd worden door de realisatie van het planvoornemen.

Conclusie

Bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan.

4.9 Verkeer en parkeren

Voor iedere ruimtelijke ontwikkeling geldt dat de verkeerseffecten die optreden als gevolg van een planvoornemen in het kader van een goede ruimtelijke ordening moet worden onderbouwd. De nadruk ligt daarbij op de effecten van de ontwikkeling op de verkeersafwikkeling en parkeren (bereikbaarheid), de verkeersveiligheid en de verkeershinder (leefbaarheid). Voor de berekening van de verkeersgeneratie en het parkeren is gebruik gemaakt CROW publicatie 381, Toekomstbestendig parkeren – Van parkeercijfers naar parkeernormen, december 2018. Waar er geen gegevens uit de CROW publicatie beschikbaar waren is een schatting gemaakt, gebaseerd op een vergelijkbaar plan voor een restaurant. Het CROW geeft geen generatie cijfers voor de functie restaurant maar vermeld over dergelijke functies het volgende: Van de volgende functies kunnen globale parkeerkencijfers en/of globale kencijfers verkeersgeneratie gegeven worden. Bij het toepassen van deze cijfers moet een forse marge in acht worden genomen. Voor de functie restaurant is in de berekening bovenop de schatting een extra marge van 25% in acht genomen.

Voor het bepalen van de verkeersgeneratie en de parkeerbehoefte van een bouwplan moet aangegeven worden wat voor een gemeente (zeer sterk, sterk, matig, weinig, niet stedelijk) het betreft en in welk gebied (centrum, schil centrum, rest bebouwde kom, buitengebied) het bouwplan gerealiseerd wordt. Voor het kencijfer is een matig stedelijk karakter van Harlingen van toepassing, een ligging in de ‘rest bebouwde kom’ en het gemiddelde binnen de bandbreedte. Voor de berekening zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • De primaire functie van het complex is de verhuur van recreatiewoningen. Als uitgangspunt is gehanteerd dat het complex 100% bezet is;
  • De centrale voorzieningen (muv de horeca zie onderstaand) zijn alleen toegankelijk voor de gebruikers van de recreatiewoningen en daarom niet afzonderlijk berekend (recreatiewoningen zijn al met 100% bezetting gerekend);
  • De horeca met een maximale oppervlakte van 200 m² wordt voor 50% gebruikt door gasten die verblijven in de recreatiewoningen. De overige 50% is passant. Om dubbeltelling te voorkomen wordt de verkeersgeneratie en parkeerbehoefte voor de horeca alleen met de passant berekend (recreatiewoningen zijn al met 100% bezetting gerekend).

Verkeersgeneratie

Functie   aantal/opp   daggasten   eenheid   norm   Ritten  
Bungalowpark   50     per bungalow   2,2   110  
Restaurant   200 m2   100 m2   100 m2 bvo     511)  
1) globale kencijfers verkeersgeneratie + extra marge van 25%  

Figuur 9. Verkeersgeneratie

Uit figuur 9 blijkt dat de ontwikkeling een verkeersgeneratie van 161 ritten/etmaal genereert. De locatie ontsluit op de Westerzeedijk. Via de Westerzeedijk wordt de locatie snel ontsloten naar het hoofdwegennet. De verkeersgegevens van de Westerzeedijk zijn verkregen van de gemeente. Daarbij is rekening gehouden met een autonome groei van ongeveer 1,0 % per jaar tot 2031. De verkeersgeneratie in 2031 is berekend op 3.213 (mvt) per etmaal. Gelet op de huidige verkeersgeneratie is het omliggende wegennet voldoende in staat om de toevoeging 110 (mvt) per etmaal aan verkeer te kunnen verwerken. Gelet op de wijziging is er naar verwachting geen sprake van een forse toename van het aantal voertuigbewegingen per etmaal en leidt het voorliggende plan niet tot capaciteitsproblemen voor het omliggende wegennet.

Parkeren

Functie   aantal/opp   daggasten   eenheid   norm   parkeerbehoefte  
Bungalowpark   50     per bungalow   1,7   85  
Restaurant   200 m2   100 m2   100 m2 bvo   13   13  

Figuur 10. Parkeerbehoefte

Uit figuur 10 blijkt dat er een maximale parkeerbehoefte op basis van de functies bestaat van 98 parkeerplaatsen. Bij het recreatieterrein worden de benodigde 98 parkeerplaatsen gerealiseerd. Alle benodigde parkeerplaatsen worden op eigen terrein gerealiseerd.

Langzaam verkeer

Voor fietsers is langs de Westerzeedijk een vrijliggend tweerichtingen fietspad gelegen.

Conclusie 

Parkeren en verkeer vormen geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan.

4.10 M.e.r.-verantwoording

De bij elk ruimtelijk plan uit te voeren m.e.r.-beoordeling houdt in dat nagegaan moet worden of er activiteiten plaatsvinden die negatieve effecten op het milieu kunnen hebben. De grondslag hiervoor is enerzijds het Besluit m.e.r. (Besluit milieueffectrapportage) en anderzijds de hiervoor beschreven onderzoeken. Op het planvoornemen is categorie D10 van het Besluit m.e.r. van toepassing. De hiervoor geldende drempelwaarden worden evenwel niet overschreden met de in het plangebied beoogde activiteiten. Voor dit bestemmingsplan is daarom de vormvrije m.e.r.-beoordeling van toepassing. Aan de hand hiervan wordt beoordeeld of een voorgenomen activiteit belangrijke nadelige milieugevolgen zal hebben. Door het bevoegd gezag, in deze de gemeente, zal op grond van de vormvrije m.e.r.-beoordeling binnen zes weken na indiening worden beslist of een milieueffectrapportage voor een planvoornemen moet worden opgesteld.

Er is een vormvrije m.e.r.-beoordeling opgesteld (Bijlage 22). Gezien de kenmerken van de potentiële effecten van het voornemen in combinatie met de kenmerken/gevoeligheid van de omgeving waarin deze optreden, is de impact van het plan op het milieu gering te noemen. Het is dus niet noodzakelijk om een mer op te starten. Hierop zal door het bevoegd gezag een m.e.r.-beoordelingsbesluit worden genomen. Dit besluit wordt te zijner tijd als bijlage bij deze bestemmingsplantoelichting opgenomen.

Conclusie

Het project geeft geen aanleiding voor een vervolgonderzoek in het kader van een m.e.r. of een m.e.r.-beoordeling.

Hoofdstuk 5 Juridische vormgeving

5.1 Toelichting op het juridische systeem

In de voorgaande hoofdstukken zijn de uitgangspunten voor de ruimtelijke en functionele situatie in het plangebied aangegeven. Deze uitgangspunten zijn getoetst aan de omgevingsaspecten. In dit hoofdstuk wordt de inhoud van de bestemmingen (de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden) toegelicht en wordt aangegeven hoe de uitgangspunten hun juridische vertaling in het eigenlijke plan hebben gekregen. De bepalingen die betrekking hebben op de te onderscheiden bestemmingen zijn vastgelegd in de regels en op de verbeelding. Het bestemmingsplan geeft aan voor welke doeleinden de gronden zijn bestemd.

Bij het opstellen van dit bestemmingsplan zijn de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP2012) toegepast.

De regels zijn zo opgesteld dat deze gebruikt kunnen worden in een analoog alsook in een digitaal raadpleegbaar bestemmingsplan. Het digitale plan verschaft de burger 'online' informatie over het bestemmingsplan. Bovendien is de digitale versie bedoeld voor uitwisseling van gegevens binnen de gemeente en met andere overheidsinstanties. De digitale plannen zijn per 01-01-2010 verplicht op grond van de Wro. Op basis van de Wro is het digitaal vastgestelde bestemmingsplan leidend. Als er een verschil bestaat tussen het analoge en digitale bestemmingsplan, is de digitale versie bepalend qua vormgeving en inhoud.

5.2 Regels

5.2.1 Algemeen

De regels zijn vervat in artikelen die onderverdeeld zijn in vier hoofdstukken:

  • 1. In de Inleidende regels zijn algemene artikelen opgenomen die voor het gehele plan van belang zijn. In artikel 1 zijn omschrijvingen opgenomen van de in het plan voorkomende relevante begrippen. In artikel 2 is vastgelegd op welke wijze dient te worden gemeten. Door deze vaste omschrijving van de begrippen en van de wijze van meten wordt eenduidigheid in de bedoelingen van het plan gegeven en wordt de rechtszekerheid vergroot.
  • 2. In de Bestemmingsregels zijn de bestemmingen en de gebruiks- en/of bebouwingsmogelijkheden van de betreffende gronden aangegeven. De bestemmingen zijn op alfabetische volgorde benoemd. In paragraaf 5.2.2 volgt in het kort een nadere toelichting op de bestemmingen.
  • 3. In de Algemene regels staan artikelen benoemd die voor alle of meerdere bestemmingen gelden. Het betreffen onder andere de voor alle bestemmingen geldende algemene bouw- en gebruiksregels. De afwijkingsmogelijkheden in de verschillende bestemmingen en de algemene afwijkingsregels zorgen voor enige flexibiliteit van het plan. De algemene afwijkingen zijn niet specifiek op één bestemming gericht, zij kunnen gebruikt worden ten aanzien van alle bestemmingen.
  • 4. Tenslotte bevat het bestemmingsplan nog Overgangs- en slotregels. Dit betreft artikelen onder het overgangsrecht met betrekking tot bouwwerken en gebruik en de slotregel.
5.2.2 Gehanteerde bestemmingen

In deze paragraaf zijn voor zover nodig de afzonderlijke bestemmingen zoals deze in de regels zijn opgenomen en op de verbeelding zijn weergegeven, van een toelichting voorzien.

Groen

De bestemming 'Groen' heeft betrekking op de beoogde groenstrook aan de westzijde van het gebied tussen het recreatieterrein en de Westerzeedijk. Ondergeschikt zijn ook wegen en paden, waterlopen en waterpartijen mogelijk.

Recreatie - Verblijfsrecreatie

Binnen de bestemming Recreatie - Verblijfsrecreatie zijn maximaal 50 recreatiewoningen mogelijk en 500 m2 aan centrale voorzieningen. De recreatiewoningen en centrale voorzieningen dienen binnen bouwvlakken te worden gerealiseerd. De maatvoeringseisen voor de recreatiewoningen en centrale voorzieningen zijn in de regels opgenomen. De watergang aan de noordzijde van het plangebied is in de huidige situatie geen doorgaande watergang en wordt met name gebruikt door de eigenaren van de aanwezige woonboten. Om het rustige karakter van deze watergang te waarborgen is een voorwaardelijke verplichting opgenomen die er op ziet dat eventuele watergangen die vanuit het plangebied aansluiten op de noordelijke watergang worden afgesloten voor recreatievaart en recreanten.

Verkeer - Verblijf

De te realiseren weg wordt als 'Verkeer - Verblijf' bestemd. De straat dient ter ontsluiting van het plangebied

Waarde - Archeologie

Ter bescherming van mogelijk archeologische waarden, zijn de gronden overeenkomstig FAMKE in het plangebied bestemd als 'Waarde - Archeologie 1 (verwezen wordt naar paragraaf 4.1 van deze toelichting). Bij bodemingrepen (waaronder ook ophogingen) zijn door middel van een omgevingsvergunning bepaalde werkzaamheden verboden die de archeologische waarden kunnen aantasten, zonder dat hiervoor een vergunning van het bevoegd gezag is afgegeven. Indien de bodemingreep een groter oppervlak beslaat dan 50 m2 is tevens archeologisch onderzoek vereist. Ook kunnen er in bepaalde gevallen voorwaarden aan de omgevingsvergunning voor bouwactiviteiten worden verbonden ter bescherming van de archeologische waarden.

Gebiedsaanduiding 'Vrijwaringszone - dijk'

Ten behoeve van de bescherming van de functie van de dijk als waterkering is hieromheen de aanduiding vrijwaringszone - dijk opgenomen die onbebouwd dient te blijven.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Het plan wordt op particulier initiatief gerealiseerd. De kosten in verband met de realisatie zijn dan ook voor rekening van de initiatiefnemer. De kosten voor de omgevingsvergunning zullen via de gemeentelijke legesverordening worden doorberekend. Tussen gemeente en initiatiefnemer is een koopovereenkomst, inclusief afwenteling planschade, gesloten voor de grondtransactie. Hierdoor zijn de kosten anderszins verzekerd en hoeft er geen exploitatieplan te worden opgesteld. De economische uitvoerbaarheid is hiermee aangetoond.  

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

In deze paragraaf wordt ingegaan op het draagvlak dat in de maatschappij en bij andere (overheids-) instanties leeft voor de ontwikkeling. Het moet aannemelijk zijn dat er voldoende draagvlak is, waarbij opgemerkt wordt dat het is niet mogelijk is iedereen tevreden te stemmen. Bij het tegen elkaar afwegen van de diverse belangen kan het altijd mogelijk zijn dat één belang minder gewicht wordt toegekend dan het ander.

Het bestemmingsplan doorloopt een uitgebreide procedure. Tijdens deze procedure zijn er verschillende momenten waarop burgers en belanghebbenden hun mening op het plan kenbaar kunnen maken. Hieronder volgt een nadere toelichting.

Open planproces/participatie

In het kader maatschappelijke uitvoerbaarheid heeft in de periode januari 2018 tot en met heden een uitvoerig participatietraject (open planproces) plaatsgevonden waarin veel zaken/randvoorwaarden zijn vastgelegd die hun uitwerking in het plan hebben gekregen.

2018 

De gemeente Harlingen heeft René Kuiken Urbanism en Strootman Landschapsarchitecten gevraagd om in een open planproces een strategie te ontwerpen voor de ontwikkeling van het totale Westerzeedijkgebied. Dit proces heeft in 2018 plaatsgevonden met vier drukbezochte bijeenkomsten:

  • 5 januari 2018: inbreng van ideeën, aandachtspunten en wensen;
  • 5 juni 2018: mening over ideeën uit de 1e bijeenkomst, ruimtelijke kwaliteiten en knelpunten, gewenste uitstraling van het gebied;
  • 17 juli 2018: mening over drie modellen en belang van aspecten;
  • 17 september 2018: mening over uitwerking voorkeursmodel.

Op 14 november 2018 heeft de gemeenteraad van Harlingen het voorkeursmodel Westerzeedijk vastgesteld.  

2019

  • 7 februari 2019: De initiatiefnemer heeft het plan gepresenteerd in een pitch voor het college van burgemeester en wethouders van Harlingen;
  • 26 maart 2019: Presentatie Gebiedsbijeenkomst;
  • 11 april 2019: Het plan gepresenteerd aan de Klankbordgroep Westerzeedijk;
  • 20 juni 2019: Het plan gepresenteerd aan de beoordelingscommissie;
  • 11 juli 2019: De voorlopige gunning vond plaats;
  • 17 september 2019: De ontwikkeling van Park Westerzeedijk door het college van burgemeester en wethouders definitief gegund aan de initiatiefnemers;
  • 13 november 2019: De intentieovereenkomst tussen gemeente en initiatiefnemer is gesloten.

 

2020

  • In de loop van 2020 heeft de grondtaxatie plaatsgevonden en zijn door de gemeente de benodigde saneringswerkzaamheden voor ontwikkelvlek 5 in kaart gebracht.
  • Initiatiefnemer heeft de plannen nader uitgewerkt.
  • 3 november 2020: Het plan is nader gepresenteerd aan de Klankbordgroep Westerzeedijk.

2021

  • Maart 2021: projectwebsite gelanceerd met mogelijkheid tot invullen reactieformulier;
  • 14 april 2021: presentatie en overleg klankbordgroep;
  • 15 april 2021: inspraakavond t.b.v. omwonenden/belanghebbenden met circa 10 aanmeldingen.

Voorbereidingsfase

In het kader van vooroverleg is het bestemmingsplan voorgelegd aan de direct betrokkenen en verzonden aan de overlegpartners. De resultaten van dit overleg zijn verwerkt in het ontwerpbestemmingsplan. In Bijlage 23 is dit beschreven in een reactienota en is aangegeven op wat voor punten het bestemmingsplan is aangepast.

Ontwerpfase

Het ontwerpbestemmingsplan en bijbehorende stukken heeft vanaf 21 juni 2021 voor iedereen zes weken ter inzage gelegen. Ook is in dat kader op 6 juli 2021 een inloopbijeenkomst georganiseerd. De terinzagelegging heeft geleid tot 8 ingediende zienswijzen door diverse omwonenden.

Een samenvatting van de zienswijzen en de gemeentelijke reactie daarop is opgenomen in de zienswijzennota. Deze zienswijzennota (inclusief ingediende zienswijzen) is als Bijlage 24 bij deze toelichting bijgevoegd. De planstukken zijn daarnaast ook toegezonden aan de verschillende overlegpartners. De ontvangen overlegreacties worden in hoofdstuk 3 van de zienswijzennota behandeld.

Op een aantal onderdelen hebben de zienswijzen tot een wijziging van het bestemmingsplan geleid. De kern van het merendeel van de ingediende zienswijzen heeft betrekking op de bouwhoogte en het bouwvolume van de nieuwe recreatiewoningen. Deze zienswijzen zijn bijna allemaal afkomstig van de bewoners aan de overzijde van de Bolswardervaart, die uitzicht hebben over het plangebied. Om de ruimtelijke impact van de nieuwe woningen zoveel mogelijk te beperken, zijn de volgende wijzigingen doorgevoerd in het ontwerpbestemmingplan: 

  • In de planregels onder artikel 4.2.1 is de maximum bouwoppervlakte per recreatiewoning teruggebracht van 100 m2 naar 75 m2;
  • In de planregels onder artikel 4.2.1 is een extra regel toegevoegd dat maximaal 25 m2 is toegestaan voor een overdekt terras, veranda, overkapping die maximaal aan 3 zijden dicht mag zijn en een hoogte van 4 meter mag hebben;
  • In de planregels onder artikel 11 is de algemene afwijkingsregel van 10% op de maatvoering zodanig aangepast dat gebruikmaking ervan alleen is toegestaan als het technisch noodzakelijk is of als gevolg van de eisen uit het bouwbesluit; tevens mag er daarbij geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan diverse criteria, zoals straat- en bebouwingsbeeld en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • In de planregels onder artikel 4.2.1 is de maximale bouwhoogte verlaagd van 7 meter naar 6,5 meter.
  • In de planregels onder artikel 3.2.2 is de maximale hoogte van een erf- en terreinafscheiding aangepast van 2,0 naar 2,5 meter;
  • Op de verbeelding is een extra bebouwingszone in het bouwvlak opgenomen waarin is vastgelegd hoeveel woningen er maximaal direct aan de vaart gebouwd kunnen worden; dit zullen er 5 zijn aan de linkerkant en 3 aan de rechterkant;
  • In de toelichting op blz. 19 staat nu dat de provinciale verordening een afwijkingsmogelijkheid biedt voor het realiseren van maximaal 200 recreatiewoningen. Deze is echter niet van toepassing op dit vast te stellen bestemmingsplan. De toelichting is op dit punt aangepast.

Vaststellingsfase

Het bestemmingsplan is op 8 december 2021 gewijzigd vastgesteld. Het raadsvoorstel en -besluit zijn opgenomen als Bijlage 25 bij deze toelichting.

Voorliggend bestemmingsplan motiveert de passendheid van de beoogde ontwikkeling.