direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Hoofdwegen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0034.BP235alg01-vg01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Een bestemmingsplan

Een bestemmingsplan regelt de bestemming en het gebruik van de gronden voor een bepaald gebied. Een bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridische plan. De regels omvatten de omschrijvingen van de in het plan vervatte bestemmingen, waarbij per bestemming het doel of de doeleinden worden aangegeven. In de toelichting worden de achtergronden en beweegredenen aangegeven die hebben geleid tot de bestemmingen. De plantoelichting heeft geen rechtskracht. Een bestemmingsplan wordt tijdens de verschillende procedurestappen langs elektronische (digitale) en analoge weg beschikbaar gesteld. Wanneer de inhoud van het digitale en analoge bestemmingsplan verschillend zijn, is de inhoud van het digitale bestemmingsplan beslissend.

1.2 Aanleiding voor dit bestemmingsplan

De aanleiding voor het opstellen van een nieuw bestemmingsplan voor de Hoofdwegen is tweeledig.

Consoliderend

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) schreef tot 1 juli 2018 voor dat gemeenten verplicht zijn elke tien jaar een nieuw bestemmingsplan vast te stellen. Per 1 juli is deze plicht is komen te vervallen, zodat gemeenten capaciteit kunnen vrijmaken om zich op de Omgevingswet, die per 2021 in werking treedt, te kunnen voorbereiden. In Almere willen we echter het project actualisering van alle bestemmingsplannen dat in 2010 is gestart nog afronden. Dit bestemmingsplan is één van de laatste in dat project. Na afronding hiervan zijn alle gebieden qua bestemmingsplan up-to-date en verloopt de overgang naar een omgevingsplan, waarin alle regelingen over de fysieke leefomgeving integraal zijn gebundeld, soepeler. Uitgangspunt van dit plan is dat in beginsel de bestaande, feitelijke en vergunde situatie (rechtszekerheid) is overgenomen en dus gronden als zodanig worden bestemd. Langs de wegen is een marge van circa 5 meter, voor zover mogelijk, aangehouden, waarop een verkeersbestemming geldt, zodat kleine aanpassingen aan wegen zonder bestemmingsplanwijziging mogelijk zijn. Toevoeging van een extra rijstrook is niet toegestaan, omdat dit volgens de regels niet toegestaan is. Omdat in het plan een aantal aanpassingen wordt doorgevoerd als gevolg van nieuwe ontwikkelingen (zie volgende alinea), is het niet mogelijk een beheersverordening op te stellen.

Ontwikkeling

Ten tweede wordt een deel van de Hogering, het gedeelte tussen de Elementendreef en de Hollandsedreef, verbreed van 2 x 2 rijstroken naar 2 x 3 rijstroken. Dit heeft te maken met de beoogde verdubbeling van het aantal inwoners in onze gemeente, de zogenaamde schaalsprong. De bestaande verkeers- en vervoersvoorzieningen zijn geschikt voor een stad met een omvang van circa 200.000-225.000 inwoners. De capaciteitsuitbreiding van de Hogering valt binnen het fysieke ruimtebeslag van het nu geldende bestemmingplan 'Hoofdwegen' uit 1983, maar niet binnen de voorschriften van dat plan. Op grond van het geldende bestemmingplan mag de breedte van de verharding maximaal 8 meter per rijrichting bedragen. Het is niet mogelijk om de beoogde drie rijstroken binnen deze breedte te realiseren. Een wijziging van het bestaande plan dan wel vaststellen van een nieuw plan is dan ook noodzakelijk. Voor de overige gedeelten van het plangebied zal het bestemmingsplan conserverend zijn.

1.3 Begrenzing van het plangebied

De hoofdwegen, waarop dit bestemmingsplan betrekking heeft, zijn:

  • Hogering;
  • Tussenring;
  • Buitenring met een deel van de gronden ten oosten daarvan;
  • Waterlandseweg;
  • deel van de rijksweg A27;
  • restanten van de gronden direct ten zuiden van de rijksweg A6.

In onderstaande afbeelding is het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP235alg01-vg01_0001.png"

Figuur: overzicht plangebied

1.4 Vigerende bestemmingsplannen

De huidige hoofdwegen zijn in diverse bestemmingsplannen opgenomen:

Bestemmingsplan   Belangrijkste bestemming   Vastgesteld   Goedgekeurd   In werking getreden   Vervalt  
Flevolijn II (BP3ALG01)   Spoorwegen   15-11-1982   26-04-1983   26-04-1983   deels*  
Hoofdwegen (BPALG01)   Verkeer   09-08-1983   22-11-1983   22-11-1983   deels  
Oost II (BP3R01)   Uit te werken groen- doeleinden   17-08-1983   25-11-1983   25-11-1983   deels*  
Stripheldenbuurt (BP3T01)   Groen en verkeer   14-04-2005   25-10-2005   03-01-2006   deels*  
Sieradenbuurt (BP3PR01)   Groen   15-06-2006   31-10-2006   16-01-2007   deels*  
Boswachterij Almeerderhout (Waterlandseweg)   Bos en verkeer   12-02-2009   -   27-05-2009   deels  
Almere Poort   Verkeer   15-03-2007   24-07-2007   18-09-2008   deels  
Hoofdwegen, 1e partiële herziening (BPALG02)   Verkeer   08-04-2010   -   08-06-2010   deels  
Weguitbreiding Rijksweg A6 traject Hollandse brug-Havendreef   Verkeer   04-07-2013   -   01-10-2013   deels  

* door inwerkingtreding van dit nieuwe bestemmingsplan Hoofdwegen vervallen deze plannen geheel. De andere delen van deze plannen waren al eerder vervallen.

1.5 Leeswijzer

Om de digitale raadpleegbaarheid van het bestemmingsplan te vergroten, is de toelichting opgezet rondom de in het plan gebruikte bestemmingen. Hoofdstuk 2 bevat een beschrijving van het plangebied en geeft de nieuwe ontwikkelingen weer, waaronder de verbreding van de Hogering (hoofdstuk 2). In hoofdstuk 4 worden de bestemmingen beschreven (hoofdstuk 3). Vanuit dit hoofdstuk worden koppelingen gemaakt naar het achterliggende beleidskader (hoofdstuk 4) en de omgevingstoets (hoofdstuk 5). In het hoofdstuk Implementatie (hoofdstuk 6) wordt ingegaan op de uitvoerbaarheid van het plan. Per hoofdstuk en omgevingsaspect wordt, indien noodzakelijk, apart aandacht besteed aan de verbreding van de Hogering, tussen de Elementendreef en Hollandsedreef.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Karakteristieken plangebied

Algemeen

Almere kent een, ten opzichte van andere steden, bijzonder verkeerssysteem dat bij de ontwikkeling van Almere is ingegeven door een integrale visie op het verkeer en vervoer. De doelstellingen op het gebied van veiligheid en milieu zijn gecombineerd met een goede bereikbaarheid. De hoofdlijnen zijn altijd vrij consequent toegepast. Na 40 jaar is de conclusie dat dit gescheiden verkeersstelsel positieve gevolgen heeft gehad voor de bereikbaarheid, veiligheid en leefbaarheid. Er is dus geen aanleiding om tot een andere beleidskoers over te gaan. Wel zijn enkele aandachtspunten naar voren gekomen, met name de kwetsbaarheid van het systeem als de capaciteit op de dreven ontoereikend wordt en het beperkte vermogen om de stedelijke dynamiek te faciliteren.

De Hogering, de Tussenring, de Buitenring en de Waterlandseweg vormen het hoofdverkeerssysteem van Almere. Deze wegen zijn in eigendom en beheer bij de provincie Flevoland. Er is gekozen voor het uitgangspunt dat de 'ringen moeten draaien'. Knelpunten op de ringen hebben namelijk ook impact op een groot deel van de reizende Almeerders en kunnen tot knelpunten elders in de stad leiden.

De Hogering is de drukste binnenstedelijke verkeersader van Almere. Deze weg vervult een grote rol in de afwikkeling van het Almeerse verkeer richting de A6. Daarnaast heeft de Hogering, samen met de Buitenring en de Tussenring, een verdeelfunctie tussen de wijken onderling. Behalve de functie om bovenregionaal verkeer te faciliteren wordt de Waterlandseweg ook gebruikt als alternatief voor de A1 en de A27 en voor de bereikbaarheid van de nieuwe woon- en werklocaties in Almere-Oost.

Uitgaande van het Almeerse mobiliteitsbeleid wordt autoverkeer via de ringen en dreven om woonwijken heen geleid met weinig directe verbindingen. Het verkeerskundige voordeel is dat dit de concurrentie- positie ten opzichte van het openbaar vervoer en de fiets verslechtert. Nadeel is dat extra autokilometers worden gemaakt, ook op plekken die filegevoelig zijn (zoals de dreven ten zuiden van het stadscentrum). Om een goede bereikbaarheid met een goede leefbaarheid, verkeersveiligheid en duurzaamheid te kunnen verenigen, is het zaak dat de ringen en de dreven optimaal blijven functioneren. Dit betekent dat moet worden ingezet op een goede doorstroming op de hoofdwegen én op het tegengaan van onnodig autoverkeer. Het bestemmingsplan voorziet hierin.

2.2 Consoliderend deel van het plan

Wegen

Voor het overgrote deel van het plangebied vinden er ten opzichte van de huidige situatie geen wijzigingen plaats, waarvoor een wijziging van het bestemmingsplan of een akoestisch onderzoek nodig is. Deze wegen (Hogering vanaf de Hollandsedreef tot aan de Tussenring, de Buitenring, de Tussenring, de Waterlandseweg en een deel van de A27 ter hoogte van de Stichtse brug) blijven dus onveranderd. Hieronder enige foto's van de huidige situatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP235alg01-vg01_0002.png"

Figuur: Hogering ter hoogte van de Muziekwijk

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP235alg01-vg01_0003.png"

figuur: Tussenring ter hoogte van het Fanny Blankers-Koensportpark

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP235alg01-vg01_0004.png"

figuur: Tussenring ter hoogte van de Flevolijn

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP235alg01-vg01_0005.png"

figuur: Buitenring ter hoogte van de Buitenvaart

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP235alg01-vg01_0006.png"

figuur: Buitenring ter hoogte van de Stripheldenbuurt

Reststukjes 

In dit plan zijn twee restlocaties meegenomen, waarvoor nog geen bestemmingsplan gold. Bij eerdere (actualisatie)bestemmingsplannen zijn deze strookjes nooit meegenomen. Dat is hierbij hersteld. De twee gebieden zijn op de verbeelding bestemd voor 'verkeer' en 'groen', zodat dit aansluit op de bestaande bestemmingen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP235alg01-vg01_0007.png"

figuur: restlocaties ten zuiden van de A6 ter hoogte van Buitenhout

2.3 Nieuwe ontwikkelingen in het plan

2.3.1 Verbreding Hogering
2.3.1.1 Algemeen

De provincie Flevoland is van plan om het gedeelte van de Hogering, tussen de Hollandsedreef en de Elementendreef te verbreden van twee naar drie rijstroken per rijbaan. Deze capaciteitsuitbreiding komt voort uit het programma Stedelijke Bereikbaarheid Almere (SBA). Binnen dat programma hebben het Rijk, provincie Flevoland en gemeente Almere via een MIRT-verkenning een maatregelenpakket uitgewerkt, gericht op het op peil houden van de bereikbaarheid van Almere. Dit in verband met de schaalsprong van Almere van circa 200.000 inwoners nu, naar 350.000 inwoners in 2030-2040 en een groei van minimaal 50.000 arbeidsplaatsen. De bestaande verkeers- en vervoersvoorzieningen zijn berekend op een stad met een omvang van circa 200.000-225.000 inwoners. In de MIRT-verkenning is vastgesteld dat zonder extra investering de reistijden voor autoverkeer sterk zullen toenemen vanwege opstoppingen in en rondom de bestaande stad.

De capaciteitsuitbreiding van de Hogering is onderdeel van het eerste deel van pakket 1a van de SBA. Het betreft een pakket ter waarde van €142,5 miljoen (inclusief BTW), waaraan de drie partijen (Rijk, provincie en gemeente) ieder een evenredig deel inbrengen van €47,5 miljoen. Het gaat in dit pakket om de volgende maatregelen:

  • capaciteitsuitbreiding van de Hogering vanaf de Elementendreef tot en met de Hollandsedreef;
  • verbreding van de Waterlandseweg;
  • ontsluiting van Almere Hout Noord en Almere Hout Midden;
  • pakket van maatregelen verkeersmanagement en benutting van de kruispunten;
  • fietsverbinding Almere-Poort en Almere-Haven onder de A6 en de Hogering.

In een convenant, dat op 15 december 2011 is ondertekend, is de verdeling van verantwoordelijkheden tussen de drie partijen vastgelegd. Er is afgesproken dat de verbreding van de Hogering uiterlijk in 2020 is uitgevoerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP235alg01-vg01_0008.png"

Figuur: Gedeelte verbreding Hogering, in rood weergegeven.

De uitbreiding van de capaciteit van de Hogering van de kruising met de Elementendreef tot en met de kruising met Hollandsedreef moet zodanig zijn, dat deze op dit traject tenminste toereikende capaciteit biedt tot 2030 bij uitvoering van de stedenbouwkundige opgave van Almere. Daarnaast sluit de capaciteitsuitbreiding van de Hogering aan op de verbreding van de rijksweg A6, die onlangs is uitgevoerd conform het op 21 maart 2011 vastgestelde Tracébesluit weguitbreiding Schiphol-Amsterdam-Almere.

2.3.1.2 Belang capaciteitsuitbreiding Hogering

De Schaalsprong Almere is onderdeel van de rijksambitie voor de Noordvleugel van de Randstad als een sterk internationaal concurrerende regio. Almere is in 2030 een westelijk georiënteerde stad met circa 60.000 nieuwe woningen ten opzichte van 2010 en een forse groei (100.000) van het aantal arbeidsplaatsen. De groei van Almere vindt gefaseerd plaats en daarmee worden ook de maatregelen voor het op peil houden van de bereikbaarheid van de stad gefaseerd uitgevoerd. De capaciteitsuitbreiding van de Hogering vanaf de A6 tot en met de Hollandsedreef maakt deel uit van fase 1a en is afgestemd op de huidige, nu in aanbouw stedenbouwkundige opgave. Deze verbreding is opgenomen in dit bestemmingsplan. De Hogering wordt uiteindelijk toekomstvast verbreed, uitgaande van de verdere ontwikkeling van Almere Poort en de toekomstige ontwikkeling van Almere Pampus. De benodigde verbreding van de Hogering vanaf de Hollandsedreef tot en met de Tussenring voor de ontwikkeling van Pampus (op z'n vroegst vanaf 2025) is niet in dit plan opgenomen. Daarvoor zal te zijner tijd een aparte procedure voor gevoerd worden, omdat dit op dit moment nog niet nodig is en deze verbreding nog niet concreet genoeg is (geen ontwerpen voor gemaakt).

De belangrijkste kaders in relatie tot het belang van het project en de hierover gemaakte bestuurlijke afspraken tussen rijk en regio zijn de volgende:

Brief Rijksbesluiten Amsterdam – Almere – Markermeer (RAAM-brief, 6 november 2009)

In dit Rijksbesluit wordt aangegeven dat ten behoeve van het versterken van de internationale concurrentiepositie van de Noordvleugel van de Randstad in deze regio in de komende decennia een drievoudige schaalsprong dient plaats te vinden in verstedelijking, infrastructuur en ecologie. Een van de projecten betreft de Schaalsprong van Almere met 60.000 nieuwe woningen ten opzichte van 2010 en het streven naar 100.000 nieuwe arbeidsplaatsen in de periode tot 2030.

Integraal Afspraken Kader Almere (IAK 29 januari 2010) 

Binnen dit afsprakenkader hebben Rijk, provincie Flevoland en gemeente Almere vastgelegd hoe zij gezamenlijk vorm gaan geven aan de schaalsprong Almere. De integrale stedelijke ontwikkeling van Almere wordt aangeduid met Almere 2.0. Een van de IAK-thema's is de Stedelijke Bereikbaarheid Almere.

Stedelijke Bereikbaarheid Almere (MIRT-verkenning 2010)

In deze MIRT-verkenning is onderzocht welke maatregelen getroffen moeten worden voor een goede bereikbaarheid in de stad bij de doorgroei van Almere. Tot deze verkenning behoort het infrastructureel maatregelenpakket SBA dat te onderscheiden is in drie fasen. De fasering van het maatregelenpakket is gekoppeld aan het woningbouwprogramma Almere 2.0. Ten aanzien van de Hogering zijn de gewenste aanpassingen:

Deel 1: Aansluiting snelweg A6 t/m Hollandsedreef:

  • A6 t/m Elementendreef: capaciteitsuitbreiding van 2 x 2 rijstroken naar 2 x 3 rijstroken en het ongelijkvloers maken van de kruisingen.
  • Elementendreef t/m Hollandsedreef: capaciteitsuitbreiding van 2 x 2 rijstroken naar 2 x 3 rijstroken en het ongelijkvloers maken van de kruisingen.

Deel 2: Hollandsedreef t/m Tussenring:

  • Hollandsedreef t/m Muziekdreef: capaciteitsuitbreiding van 2 x 2 rijstroken naar 2 x 3 rijstroken en het ongelijkvloers maken van de kruisingen.
  • Extra aansluiting ten behoeve van Almere Pampus tussen de Hollandsedreef en Muziekdreef.
  • Muziekdreef t/m Tussenring: ongelijkvloers maken kruisingen.

De capaciteitsuitbreiding Hogering van het deel A6 – Hollandsedreef is gekoppeld aan de verdere ontwikkeling van Almere Poort (fase 1). De capaciteitsuitbreiding van het tweede deel van de Hogering is gekoppeld aan de ontwikkeling van Almere Pampus (fase 3).

Het (bestuurlijk) overleg SBA draagt zorg voor de verdere procesgang via de MIRT-systematiek van de vastgestelde Verkenning SBA en voor een tijdige actualisatie van het maatregelenpakket.

Rijksstructuurvisie Amsterdam – Almere – Markermeer (november 2013)

De Rijksstructuurvisie Amsterdam-Almere-Markermeer schetst de ambitie van het Rijk voor dit deel van de Noordelijke Randstad. Daarbij kiest het Rijk ervoor om de verstedelijking in deze regio zoveel mogelijk te concentreren in bestaand stedelijk gebied en langs de bestaande infrastructuurcorridors op de as Haarlemmermeer-Schiphol-Amsterdam-Almere-Lelystad. Het betekent een verdere groei van Almere met 60.000 woningen met hieraan gekoppeld een verbetering van de bereikbaarheid tussen Amsterdam en Almere. Het Rijk kiest in deze structuurvisie voor een organische ontwikkeling met een gefaseerde aanpak. Almere groeit in fasen en organisch op locaties langs de bestaande vervoersassen (A6, A27 en Flevolijn). Op het moment dat de bouwlocaties in bestaand stedelijk gebied en langs de bestaande vervoersassen zijn benut, kan worden gestart met de ontwikkeling van de locatie Almere Pampus. Een vervolgonderzoek (MIRT-verkenning) naar verdere infrastructuurmaatregelen voor de ontsluiting van Almere Pampus (de IJmeerverbinding) wordt gestart als er in Almere ten opzichte van 2010 circa 25.000 woningen zijn gebouwd en er zicht is op afronding van de tweede fase van Amsterdam IJburg. Om het toekomstperspectief en de stappen daar naartoe te realiseren, hebben het Rijk en de overheden in de Noordvleugel gezamenlijke afspraken gemaakt voor de komende jaren. Die afspraken staan in de realisatieparagraaf van deze Rijksstructuurvisie en in de Bestuursovereenkomst RRAAM en de Uitvoeringsovereenkomst Almere 2.0.

Bestuursovereenkomst RRAAM Rijk Regio Amsterdam Almere Markermeer (13 november 2013)

Met deze bestuursovereenkomst leggen het Rijk, de provincies Flevoland, Noord-Holland en Utrecht, de gemeenten Amsterdam en Almere en de Stadsregio Amsterdam de afspraken vast om tot uitvoering te komen van de drievoudige ambitie op het gebied van verstedelijking, bereikbaarheid en natuur & recreatie ter versterking van de internationale concurrentiepositie van de Noordvleugel, zoals uitgewerkt in de Rijksstructuurvisie Amsterdam-Almere-Markermeer.

RRAAM Uitvoeringsovereenkomst Almere 2.0 (20 november 2013)

Deze overeenkomst tussen het Rijk, provincie Flevoland en gemeente Almere vervangt het IAK. Met deze uitvoeringsovereenkomst leggen partijen de afspraken vast om tot uitvoering te komen van de stedelijke ambitie Almere zoals uitgewerkt in de Rijksstructuurvisie Amsterdam-Almere-Markermeer. Over de gebiedsontwikkeling Almere Pampus wordt afgesproken dat de partijen in samenhang met de IJmeerlijn te zijner tijd (circa 25.000 woningen en zicht op de afronding van IJburg fase twee) besluiten. In de overeenkomst is opgenomen dat de maatregelen uit het Pakket fase 1a SBA (waaronder de capaciteitsuitbreiding van de Hogering voor 2020) toereikend zijn tot het moment dat de tweede fase van Almere Oosterwold start en/of Almere Pampus in ontwikkeling wordt genomen. Dit wordt voorzien in de periode na 2020.

Meerjarenprogramma Almere 2.0 (2018)

In de Uitvoeringsovereenkomst Almere 2.0 is vastgelegd dat het Overleg Almere 2.0 jaarlijks een Meerjarenprogramma opstelt. Hierin wordt aangegeven wat de ambitie is voor de komende vijf tot tien jaar alsmede welke acties en investeringen daarbij horen. Naast zes andere ambities is de stedelijke bereikbaarheid van Almere zeer belangrijk. Een van speerpunten is de uitvoering van het SBA, waaronder de uitbreiding van de Hogering naar 2 x 3 rijstroken vanaf de Elementendreef tot aan de Hollandsedreef.

Schiphol-Amsterdam-Almere

De Hogering is vanuit de Randstad de primaire toegangsweg tot Almere. Binnen het wegennet van de gemeente Almere zijn er bij de verschillende kruispunten veel mogelijkheden om op de Hogering te komen. De Hogering sluit direct aan de A6, de snelweg die Almere (via de A1) met de Randstad verbindt. Een grootste deel van het verkeer op de Hogering heeft dan ook herkomst Almere en bestemming A6 of verder, of vice versa. De capaciteitsuitbreiding Hogering heeft dan ook een belangrijke relatie met het rijksproject Schiphol – Amsterdam – Almere (SAA). Dit project betreft de verbreding van de rijkswegen A9, A10-Oost, A1 en de A6. Daarnaast is ook het eerste deel van de Hogering, vanaf de A6 tot en met de Elementendreef onderdeel van dit project. In het kader van het Noordvleugel project Planstudie Schiphol-Amsterdam-Almere (SAA) investeert het Rijk in deze corridor. Almere wordt hiermee een van de best bereikbare steden in de Randstad. De A6 wordt vanaf knooppunt Muiderberg tot en met Almere verdubbeld en het regionaal en lokaal verkeer wordt van elkaar gescheiden door hoofd- en parallelbanen. De realisatiewerkzaamheden zijn inmiddels gestart en zullen doorlopen tot 2020 à 2022.

Let op: de onderstaande figuur is een impressie; de werkelijke uitvoering kan er anders uitzien.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP235alg01-vg01_0009.png"

Figuur: impressie visualisatie aansluiting A6 / Hogering (bron: https://bezoekerscentrum.rijkswaterstaat.nl/SchipholAmsterdamAlmere/?work=knooppunt-hoge-ring-almere#.WTaiEGawdFo)

Het project SAA sluit direct aan op het plangebied Hogering. Onderdeel van SAA is immers het aanleggen van een wisselstrook op de Hogering vanaf het kruispunt met de Elementendreef. Deze wisselstrook takt ongelijkvloers aan op de A6 en zorgt daarmee voor een directe, ongehinderde, verbinding tussen Almere en de Randstad. Daarnaast wordt het kruispunt Hogering – Elementendreef/ Audioweg in het kader van SAA ongelijkvloers gemaakt. De ontwerpen uit beide studies zullen op elkaar aan moeten sluiten, omdat de plangebieden van beide studies elkaar raken.

2.3.1.3 Variantenstudie

Almere hanteert het principe, waarbij de hiërarchie zodanig is dat het externe autoverkeer zo snel mogelijk wordt 'uitgedreven' naar wegen die het verkeer kunnen faciliteren, met zo min mogelijk overlast voor de verblijfsfuncties. Bovenaan de hiërarchie staan de stadsautowegen, die direct aansluiten op de omliggende rijkswegen en als een ring om de stad liggen. De Hogering is een dergelijke stadsautoweg. Dit deel van de Hogering is daarnaast belangrijk, omdat het een belangrijke toegangsweg vanaf de Randstad richting Almere is. Daar komt bij dat de Hogering ook voor de ontsluiting van de uitbreidingslocaties Almere Poort en Almere Pampus moet zorgen. Kortom: op deze weg moet het verkeer goed kunnen doorstromen enerzijds om de bereikbaarheid van Almere te garanderen en anderzijds om sluipverkeer door woonwijken te voorkomen. Dit is uitgangspunt bij het ontwikkelen van de varianten.

Varianten

Uit de probleemanalyse blijkt dat er zowel op wegvakniveau als op kruispuntniveau knelpunten aanwezig zijn. Er dient dus te worden onderzocht wat het effect van het vergroten van de capaciteit op zowel wegvak als op kruispuntniveau is. Dit leidt logischerwijze tot de volgende varianten:

Naam variant   Capaciteit wegvakken Hogering   Vormgeving kruispunten  
Variant 1   2 x 2 rijstroken   Ongelijkvloers  
Variant 2   2 x 3 rijstroken   Gelijkvloers  
Variant 3   2 x 3 rijstroken   Ongelijkvloers  

Afweging varianten

De provincie heeft hier een verkenning voor gedaan (zie Bijlage 2). Het afwegen van de diverse varianten levert het volgende beeld op:

  • 1. Verkeersafwikkeling variant 1: 2 x 2 met ongelijkvloerse kruisingen

De verkeersbelasting in 2030 is (als gevolg van alle ontwikkelingen) dusdanig hoog dat de Hogering met 2 x 2 rijstroken volledig overbelast zal zijn. De weg is dan, ondanks de ongelijkvloerse kruispunten, te zwaar belast. Er staan in de ochtend- en avondspits structureel files. Hierdoor zijn ook de reistijden te hoog. Dit alternatief kan niet voldoen aan de bereikbaarheidseisen die aan de weg worden gesteld. Dit betekent dat de Hogering in ieder geval 2 x 3 rijstroken nodig heeft. Variant 1 valt hiermee af als realistische variant. De provincie Flevoland hanteert een reistijdnorm van 1,25. De reistijd van deur tot deur, ook in de spits, mag nooit langer zijn dan 125% van de normale reistijd (Mobiliteitsvisie 2030, Provincie Flevoland, 2016)

  • 2. Verkeersafwikkeling variant 2: 2 x 3 met gelijkvloerse kruispunten

Door een verbreding naar 2 x 3 rijstroken blijken de intensiteiten fors toe te nemen op de Hogering. Gelijkvloerse oplossingen bij de kruispunten leiden er, door deze grote verkeersstromen, toe dat er zeer grote kruispunten (veel opstelvakken) nodig zijn. Dit geldt op het kruispunt met de Herman Gorterweg maar vooral op het kruispunt met de Hollandsedreef. De rechtdoorgaande stromen zijn erg groot en conflicteren met de kruisende en afslaande stromen. Hierdoor zijn de verkeersstromen niet meer op maaiveldniveau af te wikkelen. Dit leidt tot grote vertraging bij de kruispunten, waardoor de reistijden te hoog worden. Daarnaast zijn de grote kruispunten zeer verkeersonveilig, doordat ze onoverzichtelijk zijn. De 2 x 3 variant met gelijkvloerse kruispunten is daarom niet wenselijk.

  • 3. Verkeersafwikkeling variant 2: 2 x 3 rijstroken met ongelijkvloerse kruispunten

Door de verbreding naar 2 x 3 rijstroken is deze variant, ondanks dat de bij de kruispunten veel verkeer moet worden afgehandeld, in staat het verkeer op wegvakniveau goed af te wikkelen. Aangezien er echter grote verkeersstromen ongelijkvloers worden afgewikkeld, is dit geen probleem. Dit alternatief is hiermee het enige realistische alternatief.

Aangezien variant 1 en 2 niet voldoen blijft er nog maar één variant over, namelijk een variant met 2 x 3 rijstroken en ongelijkvloerse kruisingen.

2.3.1.4 Ontwerp van de verbreding Variant 3

Randvoorwaarden

In deze paragraaf wordt de in het vorige paragraaf als enige realistische aangemerkte variant voor de verbreding nader uitgewerkt. Dat uitwerken start met het vaststellen van de eisen die aan de weg worden gesteld en de randvoorwaarden waarbinnen de weg moet worden ontworpen. Er zijn verschillende zaken van belang, namelijk:

  • de huidige ligging van de Hogering

De Hogering kent veel kruisende infrastructuur. Deze viaducten leiden ertoe dat de Hogering zoveel mogelijk op zijn huidige plek moet blijven liggen. Het te veel opschuiven van de as van de weg leidt tot dure ingrepen in de bestaande viaducten. De beschikbare ruimte ten oosten van de Hogering (Literatuurwijk) is beperkt. Het is dus wenselijk om de noodzakelijke capaciteitsuitbreidingen aan kruispunten aan de oostkant van de weg smal mogelijk te houden. Grote uitbouw van voorsorteervakken of lussen als in klaverbladen is hier niet mogelijk. Aan de westkant van de kruising van de Hogering met de Herman Gorterweg ligt de rotonde met de Argonweg. De afstand tot deze rotonde is kort. Ook hier is de beschikbare ruimte dus beperkt. Ten westen van de kruising met de Hollandsedreef is meer ruimte beschikbaar.

  • de aanwezigheid van het Natuur Netwerk Nederland (NNN)

Langs de westzijde van de Hogering ligt een strook, die behoort tot het NatuurNetwerk Nederland. Ook aan de westkant dient hierdoor dus ook zo dicht mogelijk langs de Hogering een oplossing te worden gezocht.

  • de aanwezigheid van objecten.

Aan de westkant van de kruising met de Hollandsedreef ligt een manege. Er is niet veel ruimte tussen de Hogering en de manege. Vanwege de beperkte ruimte aan de westkant zal de Hogering hier zo smal mogelijk vorm gegeven moeten worden. Ten oosten van de geluidswal langs de Hogering is een strook aanwezig, waar veel kabels en leidingen liggen. Het is niet mogelijk om deze te verleggen, omdat er geen alternatieve locatie beschikbaar is. Daarnaast zal het verleggen van de kabels en leidingen erg duur zijn. Deze strook legt de grens voor uitbreiding van de Hogering vast (zie bijvoorbeeld onderstaande figuur van het kruispunt van de Hogering met de Hollandsedreef).

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP235alg01-vg01_0010.png"

Figuur: ligging kabels en leidingen aan de oostzijde van de Hogering (bron: KLIC -melding)

Vooral aan de oostzijde van de Hogering is de afstand tot de bebouwing beperkt. Dit geldt met name voor de Literatuurwijk. Dit heeft twee belangrijke gevolgen:

  • de verbrede Hogering kan voor geluidsoverlast zorgen in deze wijk.
  • de kruisende wegen van de Hogering (en dan met name de Herman Gorterweg) hebben op vrij korte afstand van de Hogering (70 m tot 100 m) ook weer kruisende wegen.
  • gevolg hiervan is dat de Hogering niet te hoog moet worden aangelegd (geluidsoverlast), maar ook dat de aansluitingen niet te hoog moeten komen te liggen, omdat deze dan niet op de omliggende infrastructuur kunnen aansluiten.

Alle infrastructuur die de Hogering ongelijkvloers kruist, gaat over de Hogering heen. Het gaat hierbij om spoor-, OV- en fietsviaducten. In het ontwerp van Rijkswaterstaat (verbreding Hogering van A6 tot en met de Audioweg/Elementendreef) gaat de Hogering over de kruisende infrastructuur heen. De Audioweg en de Elementendreef blijven op maaiveld en de Hogering gaat omhoog.

Eisen en wensen voor het ontwerp

Vanuit de omgeving ontstaan de volgende eisen en wensen:

  • de Hogering kent veel kruisende infrastructuur. De kunstwerken die bij deze kruisingen zijn aangelegd leiden ertoe dat de Hogering zoveel mogelijk op zijn huidige plek moet blijven liggen. Het te veel opschuiven van de weg leidt tot dure ingrepen in de bestaande viaducten.
  • rekening houdend met de kabels en leidingenstrook aan de oostkant en de NNN en de manege aan de westkant dient de Hogering zo smal mogelijk te worden uitgevoerd. Verder uitbuigen naar zowel de oostkant als de westkant leidt tot extra kosten en verlies van meer groen.
  • vanwege de leidingenstrook is het niet mogelijk om de zijwegen te verlagen of te verhogen. Deze wegen dienen zo veel mogelijk op maaiveld te blijven liggen.
  • vanwege de bestaande viaducten (spoor en bus) en de geluidhinder is het niet aan te raden de Hogering verhoogd aan te leggen.

Dit leidt tot verschillende eisen en wensen waaraan het ontwerp moet voldoen:

  • ontwerpsnelheid: 100 km/u. Dit is de snelheid waarop de verbreding is ontworpen oftewel de verbrede Hogering kan een snelheid van 100 km/u aan. Echter op de Hogering is en blijft de maximum snelheid 80 km/u. Deze wordt dus niet verhoogd.
  • het ontwerp dient aan te sluiten op de aansluiting tussen de Hogering en de A6, die momenteel in uitvoering is.
  • de wegen die nu op de Hogering aansluiten (Botterweg, Hollandsedreef, Neonweg, Herman Gorterweg, Elementendreef en Audioweg) dienen aangesloten te blijven op de Hogering.

Ontwerp

Uit de vorige paragraaf blijkt dat de Hogering bij de kruisingen verlaagd moet worden aangelegd, waarbij de kruisende stromen op maaiveld blijven liggen. De afslaande stromen van en naar de Hogering worden met toe- en afritten geleid richting het onderliggend wegennet. Daar worden ze met kruispunten afgewikkeld. Ook dient de Hogering zo smal mogelijk te worden uitgevoerd. De beste manier om de aansluitingen dan vorm te geven is met een zogenaamde 'Haarlemmermeeraansluiting'. Hiermee ontstaat er een 2 x 3 configuratie met ongelijkvloerse kruispunten waarbij het onderliggend wegennet met behulp van Haarlemmermeer aansluitingen op de Hogering wordt aangesloten.

Samengevat ziet de vormgeving er als volgt uit. Let op: de onderstaande figuren zijn impressies; de werkelijke uitvoering kan er anders uitzien.

  • 2 x 3 rijstroken vanaf Hollandsedreef tot de aansluiting Elementendreef, waarbij de 3 rijstroken ten noorden van de aansluiting Hollandsedreef beginnen en ook ten noorden van de aansluiting Elementendreef eindigen. Bij de Hollandsedreef kruist de Hogering de Hollandsedreef/ Botterweg ongelijkvloers, waarbij de Hogering verdiept wordt aangelegd. De aansluiting wordt vormgegeven als een 'Haarlemmermeeraansluiting'. afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP235alg01-vg01_0011.png" Figuur: impressie visualisatie kruising Hollandsedreef/Botterweg
  • de Hogering kruist (net zoals nu het geval is) het spoorviaduct ongelijkvloers, waarbij de Hogering onder het spoor door kruist. afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP235alg01-vg01_0012.png" Figuur: impressie visualisatie kruising spoorlijn
  • bij de Herman Gorterweg kruist de Hogering de Herman Gorterweg ongelijkvloers, waarbij de Hogering verdiept wordt aangelegd. De Herman Gorterweg is in noordelijke richting direct aangesloten op de Hogering, met een 'Haarlemmermeeraansluiting'. In zuidelijke richting (richting de A6) is de Herman Gorterweg aangesloten op de Hogering middels een parallelstructuur. Verkeer rijdt via deze parallelstructuur van en naar de aansluiting Elementendreef en kan daar de Hogering op of af richting de A6. afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP235alg01-vg01_0013.png" Figuur: impressie visualisatie kruising Herman Gorterweg
  • de Hogering kruist (net zoals nu het geval is) het OV-viaduct ongelijkvloers, waarbij de Hogering onder het spoort door kruist. afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP235alg01-vg01_0014.png" Figuur: impressie visualisatie kruising OV-viaduct
  • tussen de Herman Gorterweg en de Elementendreef ziet de Hogering er in detail als volgt uit. Bij de Herman Gorterweg heeft de Hogering 3 rijstroken en een parallelweg. Ter hoogte van het OV-viaduct sluit de wisselstrook vanaf de A6 op de Hogering aan. Vervolgens wordt de Hogering 2 rijstroken met een wisselstrook. Deze kruisen de Elementendreef ongelijkvloers, waarbij de Hogering over de Elementendreef heen gaat. afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP235alg01-vg01_0015.png" Figuur: impressie visualisatie kruising Elementendreef, de parallelstructuur en de wisselstrook
  • vervolgens sluit de Hogering aan op het ontwerp van Rijkswaterstaat, zoals dat in het kader van het project Schiphol – Amsterdam – Almere wordt aangelegd.

2.3.2 Overige ontwikkelingen

Verbreding Waterlandseweg

De Waterlandseweg is verbreed van 1 x 1 rijstrook naar 2 x 2 rijstroken. De verbreding is gedaan naar aanleiding van het project SBA. Met dat project zorgen het Rijk, provincie en de gemeente ervoor dat Almere bereikbaar blijkt, ook na de Schaalsprong. De maximumsnelheid blijft 80 km/u, de kruisingen blijven gelijkvloers met verkeerslichten en de middenberm wordt breed en groen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP235alg01-vg01_0016.png"

Figuur: impressie nieuwe Waterlandseweg

Onderdeel van de verbreding is ook de aanleg van een fiets- en voetbrug over de Waterlandseweg ter hoogte van bedrijventerrein Stichtsekant en het landschapskunstwerk 'De Groene Kathedraal'. In verband met de verbreding verdwijnen de bestaande bushaltes met de verkeerslichten . Daarvoor in de plaats is vergunning verleend voor een brug, zodat buspassagiers en fietsers gemakkelijk de weg kunnen oversteken.

Hoofdstuk 3 Bestemmingen

In dit hoofdstuk zijn de bestemmingen omschreven en zijn de planuitgangspunten voor de bestemmingen benoemd. Als de uitgangspunten voortkomen uit een beleidskader of een onderzoek uit de omgevingstoets dan is een koppeling opgenomen naar deze informatie.

3.1 Toelichting op de juridische regeling

Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen

Op 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het bijbehorende Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in werking getreden. Met de invoering van de Wro is de vormgeving van bestemmingen en planregels gestandaardiseerd. De standaarden zijn vastgelegd in de Regeling standaarden ruimtelijke ordening. Het voorliggende bestemmingsplan is opgesteld volgens de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP) en voldoet aan de vereisten op het gebied van digitalisering. Het bestemmingsplan voldoet tevens aan de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, die per 1 oktober 2010 in werking is getreden.


Opzet van de planregels

De planregels van dit bestemmingsplan zijn als volgt opgezet:

  • in hoofdstuk 1 zijn de begrippen gedefinieerd en is de wijze van meten bepaald;
  • hoofdstuk 2 bevat de regels voor de verschillende bestemmingen;
  • in hoofdstuk 3 zijn algemene regels opgenomen, die gelden voor meerdere of alle bestemmingen;
  • hoofdstuk 4 bevat de overgangs- en slotbepalingen.

Flexibiliteitsbepalingen

In het bestemmingsplan zijn diverse regels opgenomen waarmee flexibiliteit ten opzichte van de hoofdbestemming wordt ingebouwd. Afwijkingsregels zijn bedoeld voor afwijkingen binnen de bestemming zelf. Op basis van de afwijkingsregels kan een omgevingsvergunning worden verleend. Met wijzigingsbevoegdheden kan het college van burgemeester en wethouders wijzigingen aanbrengen binnen een bestemming of een bestemming wijzigen in een andere bestemming. Afwijkings- en wijzigingsregels kunnen worden gekoppeld aan een enkele bestemming, maar kunnen ook gelden voor meerdere bestemmingen (algemene afwijkingsregels of algemene wijzigingsregels). Bij afwijkings- en wijzigingsregels worden verschillende voorwaarden opgenomen die in acht moeten worden genomen. Het gaat bijvoorbeeld om een maximum oppervlakte of het uitgangspunt dat er geen sprake mag zijn van onevenredige afbreuk van de woon- of werksituatie.

3.2 Bestemmingen

In dit hoofdstuk worden de bestemmingen omschreven en de planuitgangspunten voor de bestemmingen benoemd. Voor zover de uitgangspunten voortvloeien uit een beleidsuitspraak of de omgevingsaspecten, is een koppeling naar de bijbehorende paragraaf opgenomen. Via de koppeling onderaan de paragraaf kan worden doorgeklikt naar de planregels. In het bestemmingsplan zijn de volgende bestemmingen opgenomen:

3.2.1 Bos

Voor de structurele bossen is een bestemming 'Bos' opgenomen. Deze sluiten ook aan op de bosbestemmingen van aanliggende bestemmingsplannen. In artikel 3 staan de regels voor deze bestemming.

3.2.2 Groen

De beren en groenstroken langs de wegen zijn als 'Groen' bestemd. Er is wel enige marge aangehouden (in beginsel minimaal 5 m) en die marges zijn als 'Verkeer' bestemd, zodat de flexibiliteit zo groot mogelijk is. Omdat het aantal rijstroken is vastgelegd, is uitbreiding daarvan niet zonder meer mogelijk (rechtszekerheid). Langs de Hogering, Buitenring en Tussenring loopt in het groengebied langs de wegen een kabel- en leidingenstrook dan wel een aparte leiding (riool, gas of hoogspanning). Behalve de bestemming 'Groen' geldt hier ook een gelijknamige dubbelbestemming. Deze dubbelbestemming is bedoeld om te voorkomen dat de kabels en leidingen kunnen worden beschadigd door graven, ongewenste aanplant en/of bebouwing.

In artikel 4 zijn de planregels van de bestemming 'Groen' opgenomen.

3.2.3 Recreatie

Deze bestemming is opgenomen voor het gebied aan de noordzijde van de Buitenring, aansluitend aan de Oostvaardersplassen. Op grond van het aangrenzende bestemmingsplan geldt daar al een recreatiebestemming. Dit sluit zodoende op elkaar aan. Binnen deze bestemming zijn recreatieve voorzieningen (geen gebouwen) mogelijk.

In artikel 5 staan de regels van deze bestemming.

3.2.4 Verkeer

Ter plaatse van de bestemming 'Verkeer' zijn de rijbanen, kunstwerken, waaronder de viaducten en de bijbehorende onderdelen van de wegen toegestaan. Middenbermen, bermsloten en kleinere groenelementen maken ook deel uit van de verkeersbestemming, zodat de bestemming voldoende flexibiliteit biedt voor ondergeschikte aanpassingen. Het aantal rijstroken is in de regels en op de verbeelding vastgelegd. Daarmee is voorkomen dat de weg zonder bestemmingsplanwijziging kan worden verplaatst of wordt verbreed door het aantal rijstroken te vergroten. Daarvoor zal eerst akoestisch onderzoek gedaan moeten worden en vervolgens een planologische procedure of een reconstructie van de weg in het kader van de Wet geluidhinder. Het onderzoek in dit bestemmingsplan is slechts uitgevoerd voor de erin opgenomen verbreding van de Hogering en de bestaande situatie.

In artikel 6 zijn de planregels van de bestemming 'Verkeer' opgenomen.

3.2.5 Verkeer - Verblijfsgebied

Delen van het plangebied waar fietspaden zijn gelegen of verblijfsgebieden zijn bestemd voor 'Verkeer-verblijfsgebied'.

De regels voor deze bestemming staan in artikel 7.

3.2.6 Verkeer-Railverkeer

Op drie plekken, namelijk de Hogering, Buitenring en Tussenring onder de Flevospoorlijn door. Ter hoogte van deze doorsnijdingen is gekozen voor de bestemming 'Verkeer-Railverkeer'. Binnen deze bestemming zijn spoorwegen en de daarbij behorende voorzieningen mogelijk, zoals bermen en geluidwerende voorzieningen. Bij de kruising met de Tussenring is de spoorlijn uit het plan gelaten, omdat hier al de beheersverordening Flevolijn geldt. In paragraaf 3.3.14 wordt nader ingegaan op de van toepassing zijnde veiligheidszones.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP235alg01-vg01_0017.jpg"

Figuur: afbeelding Flevolijn ter hoogte van de Hogering

In artikel 7 zijn de planregels van de bestemming 'Verkeer-Railverkeer' opgenomen.

3.2.7 Water

De gedeeltelijke verbreding van de Hogering heeft tot gevolg dat het verhard oppervlak toeneemt. Ook worden enkele watergangen gedempt, waardoor het noodzakelijk is om water te compenseren. Zoals in hoofdstuk 2 beschreven wordt het eerste deel van de Hogering, vanaf de A6 gezien, uitgebreid in het kader van het SAA-project. Ook hiervoor moet compensatie plaatsvinden, een deel van de compensatie voor dit project was namelijk onder de uit te breiden Hogering voorzien. Dit deel van de compensatie wordt nu in onderhavig project meegenomen. De totaal te compenseren oppervlakte bedraagt 5.426 m2. In overleg met de provincie Flevoland is er voor gekozen om de watercompensatie aan de westzijde te realiseren. Om de benodigde ruimte langs het gehele tracé te beperken is gekozen om de watercompensatie ter plaatse van de percelen van Staatsbosbeheer te verruimen. Voorts is ook voor belangrijke watergangen en grotere waterpartijen deze bestemming gehanteerd. Naast water zijn binnen deze bestemming onder andere natuurvriendelijke oevers en recreatief medegebruik toegestaan.

In artikel 9 zijn de planregels van de bestemming 'water' opgenomen.

3.3 Dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen

Daar waar meerdere functies aanwezig zijn of verbijzondering van de juridische regeling noodzakelijk is, wordt (overeenkomstig de SVBP) gewerkt met dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen. In dit bestemmingsplan zijn de volgende opgenomen:

3.3.1 Leiding - Gas

In het plangebied ligt een ondergrondse hogedruk aardgastransportleiding met leidingnummer N-533-20. De leiding heeft een diameter van maximaal 13 inch en een ontwerpdruk van 40 bar. Het besluit externe veiligheid buisleidingen is op deze leiding van toepassing.

Om bescherming aan deze leiding te bieden is de dubbelbestemming 'Leiding-Gas' opgenomen. Deze is 4 m breed aan weerszijden van de hartlijn van de gasleiding, omdat het een leiding tussen de 16 en 40 Bar betreft (zie artikel 5 Regeling externe veiligheid buisleidingen). Het PR is binnen die zone namelijk niet hoger dan 10-6 p/jr. Voor andere gasleidingen is de breedte 5 m. De ligging van de leiding en de bijbehorende belemmeringenstrook moeten op grond van artikel 14 Besluit externe veiligheid buisleidingen in een bestemmingsplan worden vastgelegd om de leiding te beschermen en onderhoud te kunnen plegen. Het is niet toegestaan om binnen de belemmeringenzone van de leiding bouwwerken op te richten anders dan ten dienste van de bestemming 'Leiding-Gas'. Ook mogen de volgende werkzaamheden niet worden uitgevoerd:

    • 1. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
    • 2. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
    • 3. het aanbrengen of het vellen/rooien van diepwortelende bomen en beplantingen;
    • 4. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
    • 5. het aanleggen of het dempen van watergangen, sloten en andere waterpartijen.

In artikel 10 zijn de planregels van de bestemming 'Leiding-Gas' opgenomen.

3.3.2 Leiding - Hoogspanning

Dit artikel bevat de regels die verband houden met de op de verbeelding aangegeven dubbelbestemming 'Leiding-Hoogspanning'. Dit betreft een ondergrondse hoogspanningsverbinding die ten westen van de Hogering loopt en ter hoogte van de Hoge Vaart de Hogering kruist. Ook bij de Waterlandseweg doorkruist een ondergrondse hoogspanningslijn de weg. Deze dubbelbestemming beschermt de hoogspanningsverbinding zelf. Het is een strook van 6 meter breed, dus 3 meter aan weerszijden van het hart van de verbinding. Ter plaatse van deze dubbelbestemming geldt dat er alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen worden gebouwd ten behoeve van de hoogspanningsverbinding. Bouwwerken ten behoeve van andere bestemmingen zijn niet toegestaan. Deze kunnen alleen via een afwijking van de bouwregels, mits de veiligheid van de leiding niet onevenredig wordt geschaad en na advies van de netbeheerder. Voor bepaalde werken en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist.

In de regels is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen, waarmee de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanning' uit het plan kan worden verwijderd of worden aangepast, indien de wetgeving is gewijzigd of het leidingtransport voor hoogspanning ter plaatse is beëindigd of gewijzigd.

In paragraaf 5.5 is een nadere toelichting omtrent de veiligheidszones die in acht moeten worden genomen, opgenomen.

Aan weerszijden van de dubbelbestemming ligt een 'Veiligheidszone - magneetveldzone'. Zie paragraaf 3.3.13.

3.3.3 Leiding - Hoogspanningsverbinding

Een 380 kV hoogspanningsverbinding doorkruist de Tussen- en de Buitenring. Deze verbinding maakt onderdeel uit van de op grond van artikel 2.8.6 van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) aangewezen hoogspanningsverbinding Diemen - Lelystad. De masten hebben een hoogte van 48,7 m. De dubbelbestemming en aanduiding hieronder zijn van toepassing op:

  • Tussenring ter hoogte van bedrijventerrein Het Atelier/ Buitenhout;
  • Buitenring ter hoogte van de Stripheldenbuurt/ Buitenhout/ Lage Vaart.

Bij de Waterlandseweg (ter hoogte van bedrijventerrein Stichtsekant en over de A27) loopt ook een bovengrondse hoogspanningsverbinding, genaamd Zeewolde-Almere. Deze heeft een capaciteit van 150 kV.

Bij de ontwikkeling van de in de nabijheid gelegen gronden dient rekening te worden gehouden met deze hoogspanningslijn. Enerzijds betreft dit de bescherming van de bovengrondse hoogspanningsverbinding zelf. Deze heeft een zakelijke rechtstrook van 2 x 36 m vanuit het hart van de hoogspanningslijn, die nodig is voor een ongestoorde bedrijfsvoering. Hierbinnen mag niet gebouwd worden en voor aanleg- en graafwerkzaamheden die van invloed kunnen zijn op de hoogspanningsverbinding moet een omgevingsvergunning worden aangevraagd.

Om de hoogspanningsverbinding te beschermen en het beheer veilig te stellen, zijn ter plaatse van de dubbelbestemming 'Leiding-Hoogspanningsverbinding' alleen gebouwen en bouwwerken toegestaan ten behoeve van het transport van electriciteit door een bovengrondse hoogspanningsverbinding. De maximale bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken bedraagt 3 meter. De hoogte van de hoogspanningsmasten bedraagt maximaal 55 meter bij de Tussenring en Buitenring en maximaal 36 m bij de Waterlandseweg/ A27. Bouwwerken ten behoeve van de andere bestemmingen kunnen alleen worden gerealiseerd indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de hoogspanningsverbinding en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken beheerder van de hoogspanningsverbinding.

Evenals bij de vorige bestemming is ook bij deze bestemming een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarmee de dubbelbestemming 'Leiding-Hoogspanningsverbinding-1' uit het plan kan worden gewijzigd of verwijderd, indien wetgeving is veranderd, als gevolg van nieuwe technische inzichten of het leidingtransport voor hoogspanning ter plaatse is beëindigd.

In het bestemmingsplan is deze dubbelbestemming opgenomen in artikel 12.

Aan weerszijden van beide dubbelbestemmingen ligt een aanduiding 'Veiligheidszone - magneetveldzone'. Zie hiervoor paragraaf 3.3.13.

3.3.4 Leiding - Leidingstrook

Ter bescherming van een aantal kabels en leidingen (zie paragraaf 5.7) is een dubbelbestemming 'Leiding - Leidingstrook' opgenomen. Deze gronden zijn mede bestemd voor ondergrondse leidingen, onder andere voor het transport van gas, riolering en hoogspanning met de daarbij behorende belemmeringenstrook. De leidingstrook is circa 23 meter breed en moet obstakelvrij blijven. De leidingstrook ligt op diverse plekken, maar niet altijd in het plangebied. Voor zover deze wel in het plangebied ligt, is deze opgenomen:

  • langs Hogering (vanaf Hogekant/Literatuurwijk richting noorden tot aan Muziekwijk);
  • langs Hogering (vanaf stadsweiden Kruidenwijk tot aan bedrijventerrein Markerkant);
  • langs Hogering (vanaf de kruising Hogering met de Tussenring);
  • langs Tussenring;
  • langs Buitenring (vanaf kruising Tussenring).

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP235alg01-vg01_0018.png"

figuur: ligging leidingstroken in Almere

Om de transportleidingen te beschermen tegen graafschade en het beheer van de leiding veilig te stellen, zijn ter plaatse van de dubbelbestemming alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan ten behoeve van de leidingen en tot een maximale bouwhoogte van 3 meter. Bouwwerken ten behoeve van de andere bestemmingen kunnen alleen worden gerealiseerd, indien de veiligheid van de betrokken leidingen niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten i.v.m. de aanwezigheid van een hogedruk gasleiding.

Ook voor aanleg- en graafwerkzaamheden die van invloed kunnen zijn op de transportleidingen moet een omgevingsvergunning worden aangevraagd.

Er is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor burgemeester en wethouders om de dubbelbestemming 'Leiding - Leidingstrook' te wijzigen of te verwijderen, indien de leidingen ter plaatse zijn gewijzigd of verwijderd.

De regels over deze dubbelbestemming staan in artikel 13.

3.3.5 Leiding - Riool

Dit gaat om een buisleidingen met een (boven)regionale transportfunctie of buisleidingen die op een andere manier risico's met zich meebrengen voor mens of de leefomgeving wanneer deze buisleidingen beschadigd raken. Een voorbeeld hiervan zijn sommige rioolleidingen nabij zuiveringsinstallaties. Dat is hier het geval, namelijk de rwzi van bedrijventerrein De Vaart. Wanneer de werking van een dergelijke riolering door een beschadiging langdurig verstoord wordt, kan dit grote gezondheidsproblemen in een groot gebied veroorzaken. Er is voor deze buisleidingen geen sprake van externe veiligheidscontouren en ze vallen dus ook niet onder het Bevb. Wel krijgt een dergelijke buisleiding ter bescherming en om beheer en onderhoud mogelijk te maken, een dubbelbestemming 'Leiding-riool' ter grootte van de belemmeringenstrook. De beschermingszone inclusief belemmeringenstrook is in totaal 12 m breed (6 m aan weerszijden van de hartlijn van de leiding). Zie Artikel 14 voor de regels die bij deze dubbelbestemming horen.

3.3.6 Waarde-Archeologie 1

Binnen het plangebied zijn gebieden aanwezig die mogelijk archeologisch waardevol zijn. Overeenkomstig de Archeologische Beleidskaart Almere 2016 hebben deze gebieden op een diepte vanaf 150 cm onder maaiveld de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie 1'. Dit betekent dat er behalve de basisbestemming bijvoorbeeld verkeer of groen, ook een bestemming voor archeologie geldt. Aan deze bestemming is een bouwverbod met afwijkingsmogelijkheid en een omgevingsvergunningstelsel voor de activiteit 'aanleggen' gekoppeld om de mogelijk aanwezige archeologische waarden te beschermen. De bestemmingsregels bevatten ook een tweetal wijzigingsbevoegdheden om een bestemmingswijziging mogelijk te maken op basis van de resultaten van een eventueel uitgevoerd archeologisch onderzoek. Voor gronden waar in het onderzoek geen behoudenswaardige archeologische vindplaatsen zijn vastgesteld, kan de bestemming 'Waarde-Archeologie 1' komen te vervallen. Indien wel behoudenswaardige vindplaatsen worden aangetroffen, dan moet de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' worden opgewaardeerd naar 'Waarde Archeologie 5'.

In artikel 15 zijn de planregels van de bestemming Waarde-Archeologie 1 opgenomen.

3.3.7 Waarde-Archeologie 4

Gebieden, zoals aangeduid op de Archeologische Beleidskaart Almere 2016, met mogelijke archeologische waarden op een diepte vanaf 50 cm onder maaiveld (op oeverwallen), hebben in het plangebied een bestemmingswaarde gekregen van "Waarde - Archeologie 4". Aan deze bestemming is een bouwverbod met ontheffingsmogelijkheid en een omgevingsvergunningstelsel voor de activiteit 'aanleggen' gekoppeld om de mogelijk aanwezige archeologische waarden te beschermen.

In artikel 16 zijn de planregels van de bestemming Waarde-Archeologie 4 opgenomen.

3.3.8 Waterstaat - Waterkering

De Gooimeerdijk heeft een waterkerende functie en daarom de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering'. Gronden met deze bestemming zijn naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, primair bestemd voor een waterkering. Aangrenzend zijn vrijwaringszones (zie paragraaf 3.3.17) opgenomen met aanvullende gebruiksbeperkingen. Dit zijn beschermingszones voor de waterkerende functie op basis van de Keur van het Waterschap Zuiderzeeland (zie voor de uitleg hiervan paragraaf 5.9).

In Artikel 17 zijn de planregels van de bestemming Waterstaat-Waterkering opgenomen.

3.3.9 Geluidzone - industrie

In artikel 19.1 is een regel opgenomen in verband met een geluidzone van industrieterrein De Vaart en de Warmtekrachtcentrale op bedrijventerrein Markerkant. Erom heen ligt een geluidzone van 50 dB(A), omdat het genoemde industrieterrein een geluidgezoneerd industrieterrein is en omdat rondom de centrale een geluidszone van kracht is. De bouw van nieuwe geluidsgevoelige objecten mag hier niet. Lees ook paragraaf 5.3 over geluid.

 

3.3.10 Milieuzones - geurzone

Rwzi

De rioolwaterzuiveringsinstallatie (rwzi) aan de Vlotbrugweg 27 heeft een geurcontour ter voorkoming van onaanvaardbare geurhinder.

Voor de activiteit 'stedelijke behandeling van afvalwater' is in artikel 3.5.b. lid 1 van het Activiteitenbesluit bepaald wat het aanvaardbaar hinderniveau is voor geur: de geurbelasting als gevolg van een zuiveringtechnisch werk is ter plaatse van geurgevoelige objecten niet meer dan 0,5 ouE/m³ lucht als 98-percentiel. Conform de verleende revisievergunning op 11 april 1997 heeft deze onderstaande geurcontouren, waarbij geldt dat 1 ge/m³ overeenkomt met 0,5 ouE/m³. Hieruit blijkt, dat de geurbelasting als gevolg van het zuiveringtechnisch werk ter plaatse van het meest dichtbij gelegen geurgevoelige object (woonbebouwing Bouwmeesterbuurt) niet meer bedraagt dan 0,5 ouE/m3 lucht als 98-percentiel. Conform artikel 3.5.b lid 7 van het Activiteitenbesluit, worden de op het moment van vergunningverlening aanwezige bedrijfsgebouwen op het bedrijventerrein niet als geurgevoelig object (conform definitie Wet geurhinder veehouderijen) beschouwd.

Hiermee wordt voldaan aan de voorgeschreven norm voor de geurbelasting ter plaatse van geurgevoelige objecten en is sprake van een goede ruimtelijke ordening c.q. een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Om dit in de toekomst te kunnen waarborgen, is een aanduiding 'milieuzone-geurzone rwzi' op de verbeelding opgenomen en is daaraan een planregel verbonden die vestiging van nieuwe geurgevoelige objecten) uitsluit binnen de geurcontour van 0,5 ouE/m³. Onder geurgevoelige objecten, worden in dit specifieke geval niet verstaan bestaande en nieuwe bedrijfsgebouwen binnen deze contour. Een hogere geurbelasting wordt voor deze objecten aanvaardbaar geacht vanwege de ligging op een bedrijventerrein.

Onder nieuwvestiging verstaan we in dit verband nieuwbouw, verbouw en omkleuring van nieuwe of bestaande panden tot een geurgevoelig object.

 afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP235alg01-vg01_0019.png"

Figuur: geurzone rondom rwzi

De regels staan in artikel 19.2.1.

Braambergen

De stortplaats Braambergen ligt buiten het plangebied, maar heeft wel vergunde geurcontouren waarmee in het bestemmingsplan rekening gehouden moet worden. In februari 2006 is een milieuvergunning verleend, die inmiddels van onbepaalde duur is. De opslag van huishoudelijk en GFT-afval en het stortfront zijn de grootste geurbronnen. Ter voorkoming van nieuwe geurhinder zijn als gevolg van de stortplaats twee geurzones opgenomen. Het onderzoek vindt u hier en de planregels staan in de artikelen 19.2.2 en 19.2.3.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP235alg01-vg01_0020.png"

Figuur: geurzones Braambergen

3.3.11 Infrastructuur

Deze aanduiding is opgenomen in verband met de reservering voor de mogelijke aanleg van de IJmeerlijn en de Stichtselijn. In artikel 19.3 zijn de planregels van deze gebiedsaanduiding opgenomen.

 

3.3.12 Veiligheidszones - LPG

Deze veiligheidszones zijn opgenomen rondom tankstations om de veiligheid van kwetsbare, beperkt kwetsbare en zeer kwetsbare objecten voldoende te beschermen. Er zijn afwijkingsbevoegdheden opgenomen voor het onder voorwaarden gemotiveerd toestaan van nieuwe beperkt kwetsbare of nieuwe kwetsbare objecten (voor de veiligheidszone effectafstand Fakkelbrand) en het toestaan van nieuwe zeer kwetsbare objecten (voor de veiligheidszone effectafstand Bleve). In het plan zijn ook wijzigings- bevoegdheden opgenomen om deze aanduidingen aan te passen dan wel te verwijderen, indien daartoe aanleiding is. In paragraaf 5.5 worden deze veiligheidszones en de voorwaarden voor het afwijken nader toegelicht.

In artikel 19.4 zijn de regels opgenomen behorende bij de veiligheidszones-LPG.

 

3.3.13 Veiligheidszone - magneetveldzone

Rond zowel ondergrondse als bovengrondse hoogspanningsverbindingen liggen magneetveldzones. Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (hierna RIVM) heeft in juli 2018 een rapport gepubliceerd rond (bovengrondse) hoogspanningslijnen. De gemeente Almere volgt de uitkomst van dit rapport en neemt de daarin genoemde magneetveldzones over. Het is vrijwel onmogelijk om magnetische velden af te schermen, dus afstand houden is de enige maatregel bij bestaande lijnen om blootstelling aan magnetische velden te verminderen. Op basis van het VROM-advies met betrekking tot hoogspanningslijnen van oktober 2005, dient bij de vaststelling van bestemmingsplannen zo veel als redelijkerwijs mogelijk is, te worden vermeden dat er nieuwe situaties ontstaan waarbij kinderen langdurig verblijven in het gebied rond bovengrondse hoogspanningslijnen waarbinnen het jaargemiddelde magneetveld hoger is dan 0,4 microtesla (de magneetveldzone). Voor functies als sportvelden, speeltuinen, zwembaden vormt de magneetveldzone geen belemmering.

Voor bovengrondse hoogspanningsverbindingen van 380kV (over de Tussenring en Buitenring) beslaan de zones 120 m aan weerszijden van de hoogspanningslijn, te meten vanuit de as van de hoogspanningslijn. De indicatieve magneetveldzone van de bovengrondse 150 kV hoogspanningslijn langs Stichtsekant (Waterlandseweg/ A27) is 2 x 65 m.

Voor magneetveldzones van ondergronds hoogspanningsverbindingen houdt de gemeente Almere op grond van het voorzorgsprincipe ter voorkoming van gezondheidsrisico's een generieke breedte aan van 25 m aan weerszijden. Deze zones kunnen een afwijkende breedte hebben, mits dit wordt onderbouwd met een deskundig rapport. Binnen de zones mogen geen nieuwe functies komen ''waar kinderen langdurig verblijven'', zoals woningen, kinderdagverblijven, scholen, crèches etc, en de daarbij behorende buitenruimten.

Voor deze zone is een gebiedsaanduiding 'Veiligheidszone- magneetveldzone' op de verbeelding opgenomen met bijbehorende regel in artikel 19.5.

3.3.14 Veiligheidszones - vervoer gevaarlijke stoffen
3.3.14.1 Veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen 1

De veiligheidszone is maximaal 6 meter aan weerszijden van de spoorbaan, gemeten uit het hart van de spoorbundel. Volgens artikel 2 van het (concept) Besluit transport routes externe veiligheid, is in deze zone de bouw, vestiging of aanleg van nieuwe kwetsbare objecten niet toegestaan en van nieuwe beperkt kwetsbare objecten alleen in uitzonderingsgevallen (gewichtige redenen). Het spoor mag niet worden overbouwd, indien een veiligheidszone is bepaald. Verder worden in deze zone via het Bouwbesluit 2012 en daarbij behorende ministeriële regeling, aanvullende bouweisen opgelegd met het oog op het veilig kunnen vluchten bij een brand, ontploffing of een drukgolf in een dergelijke zone. Deze veiligheidszone ligt binnen de minimale spoorbundelbreedte van circa 14 meter voor dit plangebied. Binnen deze zone bevinden zich geen bestaande kwetsbare objecten.

De veiligheidszone ligt binnen de bestemming 'Verkeer - Railverkeer' en heeft de aanduiding 'Veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen 1'. Het vestigen van een nieuw kwetsbaar object is binnen deze aanduiding verboden.

In paragraaf 5.5 Externe veiligheid wordt deze zone nader toegelicht.

In artikel 19.7.1 zijn de planregels van de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone-vervoer gevaarlijke stoffen 1'.

3.3.14.2 Veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen 2

Volgens het Basisnet Spoor geldt voor de Flevolijn een plasbrandaandachtsgebied (PAG) van 30 meter aan weerszijden van de spoorbaan, gemeten vanaf de buitenste spoorstaaf. In het PAG dient rekening te worden gehouden met de effecten van een incident met brandbare vloeistoffen. Bij een incident kan de stof uit de ketelwagen vrijkomen en ontbranden (plasbrand). Dit kan in een gebied tot circa 30 meter langs de spoorbaan tot slachtoffers leiden. Voor het PAG geldt volgens artikel 8 van het (concept) Besluit transport routes externe veiligheid een bijzondere verantwoordingsplicht voor nieuwe bouwwerken (aanvullend op de verantwoordingsplicht groepsrisico) speciaal gericht op het effect van een eventuele plasbrand. Verder worden in dit gebied via het Bouwbesluit 2012 en daarbij behorende ministeriële regeling aanvullende bouweisen opgelegd met het oog op het veilig kunnen vluchten bij een brand, ontploffing of een drukgolf in een dergelijk gebied.

Het PAG heeft de aanduiding 'veiligheidszone-vervoer gevaarlijke stoffen 2' gekregen. De vestiging van een nieuw kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object is hier toegestaan via een afwijkingsbevoegdheid, indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • er is sprake van een aantoonbare behoefte vanuit de in de bestemming toegelaten functies om de bouw of vestiging van een kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object mogelijk te maken binnen een plasbrandaandachtsgebied;
  • er is rekening gehouden met de mogelijkheden om het object buiten het plasbrandaandachtsgebied te vestigen;
  • de bestrijdbaarheid van een plasbrand is voldoende gemotiveerd (hulpverlening en zelfredzaamheid mede in relatie tot effectreducerende maatregelen of brandvertragende maatregelen aan het gebouw).

Voor deze nieuwe kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten gelden aanvullende bouweisen (via Bouwbesluit 2012 en daarbij behorende ministeriële regeling). In dit besluit zijn in artikel 2.132 en 2.133 voorschriften opgenomen voor het bouwen in zogenoemde veiligheidszones en plasbrandaandachtsgebieden. Die voorschriften zullen tegelijk in werking treden met de wijziging van de Wet basisnet en het Besluit transportroutes externe veiligheid.

Omdat de spoorbaan over de Hogering, Buitenring en Tussenring gaat, daardoor veiligheidszones 'veroorzaakt', maar verder geen kwetsbare objecten gebouwd kunnen worden, is de realisatie van nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten niet mogelijk gemaakt. Hiervoor is binnen de spoorbaan geen ruimte.

In paragraaf 5.5 Externe veiligheid wordt deze zone nader toegelicht.

In artikel 19.7.2 zijn de planregels van de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone-vervoer gevaarlijke stoffen 2' opgenomen.

3.3.15 Veiligheidszones - propaan

Het gaat hier om een veiligheidszone voor een propaan opslagplaats. Dit verbiedt de vestiging of uitbreiding van kwetsbare, beperkt kwetsbare of zeer kwetsbare objecten binnen deze zone. Het gaat hier om het crematorium op de hoek Hogering/ Muziekdreef en de stortplaats Braambergen aan de Waterlandseweg. In paragraaf 5.5 Externe veiligheid wordt deze zone nader toegelicht. In artikel 19.6 staan de regels voor deze zone.

 

3.3.16 Veiligheidszone - windturbine

Dit betreft een veiligheidszone in verband met een buiten het plangebied geprojecteerde windturbine. Binnen deze zone mogen geen kwetsbare objecten worden gebouwd. De regels van deze aanduiding staan in artikel 19.8.

3.3.17 Vrijwaringszones - dijk

Om de stabiliteit van de primaire waterkering de Gooimeerdijk te garanderen geldt aan weerszijden van de dijk een terughoudend bouwbeleid. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt in twee verschillende beschermingszones. De aanduiding 'Vrijwaringszone dijk - 1' heeft betrekking op de binnenbeschermingszone en bedraagt 20 meter vanuit de kernzone van de dijk. Deze vrijwaringszone dient onbebouwd te blijven. Op grond van deze aanduiding is voor bepaalde werken en werkzaamheden een omgevingsvergunning nodig. Bebouwing is niet toegestaan, behalve ten behoeve van waterstaatkundige functies. Voor het verkrijgen van een omgevingsvergunning bouwen of aanleg van werken en werkzaamheden moet eerst advies worden ingewonnen bij de waterbeheerder, het waterschap Zuiderzeeland. In artikel 19.9.1 zijn de planregels van de gebiedsaanduiding 'Vrijwaringszone dijk - 1' opgenomen.

Ter bescherming van de stabiliteit van de primaire waterkering de Oostvaardersdijk is aangrenzend aan de vrijwaringszone dijk-2 de aanduiding 'Vrijwaringszone dijk - 2' opgenomen. Deze aanduiding wordt de buitenbeschermingszone genoemd. Binnendijks heeft deze zone een breedte van 80 meter, terwijl het buitendijks gaat om een zone met een breedte van 155 meter. In de buitenbeschermingszone geldt geen beperking voor bouwactiviteiten, maar wel een verbod op diepe ontgrondingen. In artikel 19.9.2 zijn de planregels van de gebiedsaanduiding 'Vrijwaringszone dijk - 2' opgenomen.

Zie ook de waterparagraaf 5.9.

3.4 Overige regels

3.4.1 Inleidende regels

Begripsbepalingen

In artikel 1 zijn de begripsbepalingen opgenomen van de regels. In dit artikel wordt uitgelegd wat onder bepaalde begrippen moet worden verstaan, die in de regels worden gebruikt. Bijvoorbeeld wat met een kunstwerk of bouwwerk wordt bedoeld.

Wijze van meten

In artikel 2 is de wijze van meten opgenomen van de regels. In dit artikel staat hoe bij de toepassing van de regels moet worden gemeten. Bijvoorbeeld hoe de bouwhoogte van een bouwwerk moet worden gemeten.

Voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst en in alle andere gevallen geldt dat het peil wordt gemeten vanaf het oorspronkelijk maaiveld. Dit betekent dus dat bij het bepalen van het peil buiten beschouwing wordt gelaten het maaiveld dat is verhoogd door het aanleggen van een verhoging of terp of verlaagd door uitgraven. Als waterlijn wordt bedoeld de grens tussen onder en boven water dan wel de grens tot waar het water komt  op bijvoorbeeld een strand of tegen een kade. Ook is het het grens- of snijvlak tussen het gedeelte van het bouwwerk of vaartuig onder water en dat van het gedeelte erboven. Wij houden hiervoor het winterpeil aan zoals opgenomen in het meest recente Peilbesluit van het waterschap Zuiderzeeland dan wel het Peilbesluit IJsselmeergebied van het waterschap.

3.4.2 Algemene regels

Anti-dubbeltelregel

In artikel 18 is de anti-dubbeltelregel opgenomen. Deze regel is opgenomen om te voorkomen dat van ruimte die in een bestemmingsplan voor de realisering van een bepaald gebruik of functie mogelijk is gemaakt, na realisatie daarvan, door feitelijke functie- of gebruiksverandering opnieuw (voor een tweede keer) gebruik zou kunnen worden gemaakt. Grond die één keer in beschouwing is genomen voor het toestaan van een bouwplan, mag niet een tweede maal meetellen voor de toelaatbaarheid van andere bouwplannen. De anti-dubbeltelregel is een standaardregel, die is voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening.

Afwijkingsregels

In artikel 20 zijn afwijkingsregels opgenomen. Er kan worden afgeweken van de regels voor:

  • het afwijken van maten (maximaal 10 %);
  • het overschrijden van bouwgrenzen (maximaal 3 meter en het bouwvlak maximaal 10% groter);
  • het oprichten van ondergrondse pompgemalen voor riooltransportleidingen;

De afwijkingsregels mogen niet worden gebruikt indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de (op grond van de bestemming gegeven) gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Wijzigingsregels

In artikel 21 is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor burgemeester en wethouders om een bestemmingsvlak met maximaal 10% te vergroten. Dit mag, indien dit nodig is voor een (steden)bouwkundig betere realisering van bestemmingen of bouwwerken of in verband met de werkelijke toestand van een terrein.

Overige regelingen

In artikel 22 is aangegeven dat indien in de regels wordt verwezen naar regelingen of verordeningen, dat het dan gaat om de regelingen of verordeningen die gelden op het moment dat het ontwerp bestemmingsplan ter inzage is gelegd.

3.4.3 Overgangs- en slotregels

In artikel 23 is het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik opgenomen. In het overgangsrecht wordt bepaald op welke manier met situaties wordt omgegaan die op basis van het vorige bestemmingsplan wel waren toegestaan, maar niet in het nieuwe bestemmingsplan zijn opgenomen. Het overgangsrecht zijn standaardregels, die zijn voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening.

In artikel 24 is de slotregel opgenomen. Hierin staat onder welke naam de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.

Hoofdstuk 4 Relevante beleidskaders

Het ruimtelijk beleid van rijk, provincie en gemeente werkt door in de manier van bestemmen van gronden en bouwwerken. In onderstaande tabel staat op welke manier de verschillende beleidsdocumenten doorwerken in het bestemmingsplan. In Bijlage 1 Beleidskader is een uitgebreide beschrijving opgenomen van het beleidskader. In deze bijlage zijn ook beleidsdocumenten beschreven die niet direct tot een regeling in het bestemmingsplan leiden. Deze beleidsdocumenten zijn daarom niet in de tabel opgenomen. In hoofdstuk 2.3.1 is een (uitgebreidere) relatie gelegd tussen de relevante beleidsdocumenten en de verbreding van de Hogering.

Beleidsdocument   Beleidsuitgangspunt   Vertaling in het bestemmingsplan  
Rijksbeleid  
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)
 
Drievoudige schaalsprong in het gebied Amsterdam - Almere - Markermeer (woningbouw, infrastructuur en groen/blauw)   De verbreding van een deel van de Hogering is nodig in verband met de schaalsprong van Almere.  
  Ladder voor duurzame verstedelijking    
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2012)
Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (20212)  
Radarverstoringsgebieden   Geen mogelijkheid opnemen voor de bouw van windturbines.
Kleinschalige windmolens op gebouwen onder voorwaarden toestaan.  
RAAM-brief   Schaalsprong Almere   De gedeeltelijke verbreding van de Hogering draagt bij aan het behalen van de doelstellingen uit de RAAM-brief.  
Rijksstructuurvisie Amsterdam-Almere-Markermeer (2013)
Bestuursovereenkomst RRAAM (2013)
Uitvoeringsovereenkomst Almere 2.0 (2013) (IAK2)
MJP Almere 2.0 (2018)  
Het toekomstperspectief voor Almere is een westelijk georiënteerde stad met circa 60.000 nieuwe woningen ten opzichte van 2010 en een forse groei van het aantal arbeidsplaatsen. De ambitie is 100.000 arbeidsplaatsen. Een adaptieve aanpak staat centraal: vraagafhankelijk realiseren van woningen, infrastructuur, economische activiteiten en voorzieningen.   Het bestemmingsplan draagt bij aan een goede bereikbaarheid van Almere. Door de verbreding van de Hogering in dit plan planologisch mogelijk te maken wordt de westelijke oriëntatie van Almere bevorderd.  
Structuurvisie buisleidingen 2012-2035 (2012)   Planologisch geen beletselen opleggen voor de aanleg van de in de Structuurvisie genoemde buisleidingen.   De Structuurvisie heeft geen betrekking op het plangebied.  
Structuurvisie Randstad 2040 (2010)   Randstad in 2040 een duurzame en concurrerende Europese topregio   Uitvoering van dit plan draagt bij aan de stedelijke bereikbaarheid.  
Provinciaal en regionaal beleid  
Omgevingsplan Flevoland (2006)   Een goede bereikbaarheid van Flevoland bevorderen.   Het plan draagt bij aan de goede bereikbaarheid van Flevoland.  
Verordening op de fysieke leefomgeving Flevoland (2012)   Provinciale verordening met betrekking tot de fysieke leefomgeving.   Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de verordening op de fysieke leefomgeving Flevoland.  
Beleidsregel archeologie en ruimtelijke ordening (2008)   Archeologisch aandachtsgebied   Opnemen van een dubbel- bestemming voor archeologisch waardevolle gebieden.  
Gemeentelijk beleid  
Ruimtelijke ontwikkeling  
Almere Principles (2009)   Zeven stelregels voor een duurzame stadsontwikkeling:
1. Koester diversiteit
2. Verbind plaats en context
3. Combineer stad en natuur
4. Anticipeer op verandering
5. Blijf innoveren
6. Ontwerp gezonde systemen
7. Mensen maken de stad  
Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Almere Principles.  
Omgevingsvisie Almere (2017)   De visie gaat uit van behoud van de moderne tuinstad met stadsdelen in groen-blauw netwerk maar wil ook uitdagingen aangaan op basis van 2 principes: organische groei en adaptief beleid. Er zijn vier uitgangspunten:
1. ontwikkel en onderhoud het goede.
2. naar een Growing green city.
3. onderscheidende positie in metropolitaan netwerk.
4. uitnodiging aan iedereen om met goede initiatieven te komen die passen binnen de ruimtelijke hoofdstructuur: polderlaag (water, cultuurhistorie, natuur), netwerklaag (infrastructuur, duurzame energie) en stedelijke laag (wonen, werken, voorzieningen. Hierbij moet met diverse reserveringen rekening worden gehouden.  
Het plan past in deze visie: het maakt Almere gereed voor de toekomst waarin het is gegroeid qua inwoners en dus verkeersbewegingen door de verdubbeling van een deel van de Hogering te faciliteren, twee rotondes op de Vogelweg en de verdubbeling van de Waterlandseweg conform de vergunning over te nemen. Voor het overige voldoen alle hoofdwegen aan het meeste recente beleid en wet- en regelgeving.  
Afspraken Duurzaam Almere 2012-2014 (2012)   Ontwerpen van gezonde systemen voor een duurzame ontwikkeling van de stad.   Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Afspraken Duurzaam Almere 2012-2014  
Welstandsnota Almere 2018 (2018)   Welstandstoezicht voor:
- het groenblauwe raamwerk
- de hoofdstructuur
- de centrumgebieden
- bijzondere gebieden
- etalagegebieden
- reclame.  
Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Welstandsnota  
Masten en antennes t.en behoeve van het mobiele telefoonnet (1999)   Plaatsing van masten is niet mogelijk in (toekomstige) woonwijken   Het plaatsen van masten in het plangebied is mogelijk tot een hoogte van 15 meter.  
Bereikbaarheid en mobiliteit  
Nota Mobiliteitsplan Almere (2012)   Goede bereikbaarheid is randvoorwaarde voor een gezond vestigingsklimaat.   Het plan draagt bij aan een goede bereikbaarheid.  
Werk in de stad  
De Economische Kracht van Almere, economische agenda 2015-2019 (2015)   Bevorderen van de economische spankracht van Almere.   Het bestemmingsplan is in overeenstemming met De Economische Kracht van Almere, de economische agenda.  
Groene stad  
Waterplan, stad van het zuiverste water 2017-2022 (2017)   De ambitie is om Almere verder te ontwikkelen tot een ondernemende, veelzijdige waterstad. Doelstellingen zijn: slim waterbeheer, aantrekkelijke waterstad, biodiversiteit versterken en een stad zonder afvalwater.   In paragraaf 5.9 zijn de wateraspecten aangegeven.  
Kleur aan groen (2014)   Spelregels voor een zorgvuldige inpassing van initiatieven in het groenblauwe raamwerk van Almere   Het bestemmingsplangebied heeft geen betrekking op 'nieuwe' gebieden. Alleen de bestaande infrastructuur wordt bestemd. De verbreding van de Hogering wordt opgelost in de huidige middenberm.  
Ecologisch Masterplan (2005)   In het Ecologisch Masterplan is het beleid opgenomen gericht op de natuur in Almere en er zijn een aantal uitgangspunten benoemd.   Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het Economisch Masterplan.  
Veiligheid  
Veiligheid gebouwde omgeving (checklist
veiligheid in ruimtelijke planvormingsprocessen) (2003)  
Checklist voor ontwikkelingen in het openbare en semi-openbare gebied   Bij nieuwe ontwikkelingen rekening houden met de veiligheidsaandachtspunten voor woongebieden, bedrijventerreinen, uitgaansgebieden, verkeersveiligheid, fysieke veiligheid en externe veiligheid.  
Sociale structuur, onderwijs en cultuur  
Archeologienota (2016)   beschermen van archeologische waarden   Onderzoeksplicht opnemen bij dubbelbestemmingen 'waarde-archeologie'.  
Archeologieverordening (2016)
 
Archeologisch waardevolle terreinen op de ABA moeten overeenkomstig de verordening zijn beschermd   Opnemen van een beschermende regeling voor de dubbelbestemmingen.  

Hoofdstuk 5 Omgevingstoets

Om aan te kunnen tonen dat een bestemmingsplan uitvoerbaar is, moet bij de vaststelling van een bestemmingsplan worden bekeken of de ontwikkelingen binnen het plan voldoen aan de regelgeving op het gebied van milieu, ecologie, archeologie en water. Dit hoofdstuk is dus vooral gericht op de verbreding van de Hogering die in dit plan mogelijk is gemaakt. Voor zover het om de bestaande situatie gaat, is dat in de betreffende paragraaf aangegeven.

5.1 Milieu-effectrapportage

Voor besluiten en plannen die ontwikkelingen bevatten die (mogelijk) belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben, geldt de verplichting om de procedure voor een milieueffectrapportage te doorlopen of te beoordelen of het doorlopen van een dergelijke procedure verplicht is (een mer-beoordelingsplicht). Op die manier krijgt milieu een volwaardige rol in de afweging van belangen.

De gevallen waarvoor een milieueffectrapportage verplicht is, staan in het Besluit m.e.r., bijlage C. Het gaat dan bijvoorbeeld om de nieuwbouw van 4.000 woningen binnen de bebouwde kom en de aanleg of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject inclusief de bouw van een winkelcentrum van 100 hectare of meer.

De gevallen waarvoor een m.e.r.-beoordeling verplicht is, staan in bijlage D. De gevallen in bijlage D zijn overigens indicatief. De verplichting voor een m.e.r.-beoordeling geldt ook, wanneer op grond van de selectiecriteria in bijlage III bij de EEG-richtlijn m.e.r.-beoordeling niet kan worden uitgesloten dat de activiteit belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben.

Deze omstandigheden zijn de kenmerken van het project (omvang, gebruik van natuurlijke hulpbronnen, verontreiniging en hinder, risico en ongevallen), de plaats van het project (bijzonder gebied, het opnamevermogen van het natuurlijk milieu) en de kenmerken van de potentiële effecten (in samenhang met de eerste twee criteria: grensoverschrijdende karakter van het effect, orde/grootte/complexiteit effect, waarschijnlijkheid effect, duur/frequentie/onomkeerbaarheid van het effect).

Voor het consoliderend deel van dit plan is geen m.e.r. of -beoordeling nodig, omdat hier niets wijzigt. De wijziging of uitbreiding van een autosnelweg of autoweg, in dit geval de Hogering, is één van de gevallen die is geplaatst op de D-lijst (D 1.1). De beoordelingsplicht geldt echter alleen in geval het gaat om een weg met een tracé- lengte van 5 km of meer. De onderhavige wijziging heeft een lengte van ongeveer 2,3 km. Omdat dit minder dan 5 km is, hoeft geen m.e.r.-beoordeling plaats te vinden. Ten behoeve van de uitbreiding van de Hogering is desondanks wel een vormvrije mer-beoordeling uitgevoerd. Deze treft u aan in Bijlage 3. Het gebied ligt niet in de buurt van een Natura2000-gebied. Voor Flevoland zijn dit de Lepelaarsplassen, de Oostvaarderplassen, het IJmeer/Markermeer en het Eemmeer/Gooimeer. Gelet hierop kan worden uitgesloten dat de ontwikkelingen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben. Een m.e.r. of m.e.r.-beoordelingsbesluit voor het bestemmingsplan is daarom niet nodig.

5.2 Verkeer

Ontsluiting

Passend binnen duurzaam-veilig is er in Almere sprake van een zelfverklarende infrastructuur:

  • stroomwegen (A6, A27, Hogering/ Buitenring/ Tussenring/ Waterlandseweg) = verkeersader
  • gebiedsontsluitingswegen (dreven) = verkeersader
  • erftoegangswegen (buurtwegen/woonstraten) = verblijfsgebied

De kruispunten van de Almeerse gebiedsontsluitingswegen zijn uitgevoerd in de vorm van rotondes of, in het geval van hoge verkeersintensiteiten, als VRI. De verblijfsgebieden hebben zo veel mogelijk auto-aansluitingen op de gebiedsontsluitingswegen (om de 250 à 400 m). Doorgaand autoverkeer is in het verblijfsgebied afwezig. Het gebied is ingericht met onder meer 30 km/h-poorten en drempels.

In Almere geldt voor de A6 en A27 een vrijwaringszone zoals bedoeld in het NVVP.

Snelheid

In Almere kennen de verblijfsgebieden, passend binnen duurzaam-veilig, een maximum snelheid van 30 km/h. Op de gebiedsontsluitingswegen bedraagt de maximum snelheid 50 km/h. Voor de stroomwegen (zie hierboven) in Almere geldt 80 km/h, of in het geval van een snelweg 100-120 km/h. Voor dit plan geldt een maximum snelheid van 80 km/u, ook voor het verbrede deel van de Hogering. Alleen voor het deel van de A27 dat in dit plan is opgenomen, geldt een maximum snelheid van 130 km p/u.

5.3 Geluid

Wettelijk kader

De geluidswetgeving vanwege wegverkeerslawaai is uitgewerkt in de Wet geluidhinder (Wgh) en het Besluit geluidhinder. De geluidswetgeving is van toepassing op de aanleg van een nieuwe weg, de wijziging van een bestaande weg of de realisatie van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen in de zone van een weg. De capaciteitsuitbreiding van de Hogering heeft betrekking op de situatie 'wijziging van een bestaande weg'. Om de fysieke wijziging van deze weg mogelijk te maken is een akoestisch onderzoek uitgevoerd conform de Wet geluidhinder. Voor het overige, het consoliderend deel, wijzigen de wegen niet middels dit bestemmingsplan. Daarvoor is dus geen akoestisch onderzoek nodig.

Resultaten onderzoek verbreding Hogering

Uit het onderzoek volgt dat er zowel ten gevolge van de wijziging van de Hogering als ten gevolge van de wijziging van de Godendreef (de Godendreef ligt buiten het plangebied) sprake is van reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder. De geluidsbelasting neemt namelijk met 2 dB of meer toe. Omdat er sprake is van reconstructie, is onderzoek verricht naar de effectiviteit van geluidsmaatregelen. Voor de woningen waarbij sprake is van een reconstructie geldt dat de hoogst toelaatbare geluidsbelasting 48 dB Lden mag bedragen (artikel 100, lid 1 Wgh). Artikel 100a Wgh biedt de mogelijkheid om in dat geval een hogere waarde vast te stellen. Voordat hogere waarden vastgesteld kunnen worden, moet zijn bepaald dat toepassing van maatregelen om de geluidbelasting terug te dringen onvoldoende doeltreffend zijn dan wel overwegende bezwaren ontmoeten van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard.

Geadviseerde maatregelen

Mogelijke maatregelen om geluidbelasting te beperken zijn: maatregelen aan de bron (geluidarm wegdek, verlaging snelheid) of maatregelen in het overdrachtsgebied (geluidscherm of grondwal). Het onderzoek naar maatregelen heeft geresulteerd in een pakket aan geluidsmaatregelen bestaande uit het toepassen van stille wegdekken en aanvullende overdrachtsmaatregelen. De geadviseerde overdrachtsmaatregelen zijn weergegeven op onderstaande figuren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP235alg01-vg01_0021.png"

figuur: overzicht maatregelen Hogering

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP235alg01-vg01_0022.png"

Figuur: Geadviseerde maatregelen Godendreef

Hogere waarden

Met toepassing van de geadviseerde geluidsmaatregelen (stil asfalt, geluidwal en geluidsscherm) worden bij een groot aantal woningen de geluidsgevolgen van de reconstructie weggenomen. Ter plaatse van een aantal woningen worden die gevolgen niet geheel weggenomen. In 2033 bedraagt de geluidsbelasting bij deze woningen meer dan de wettelijke voorkeursgrenswaarde van 48 dB Lden. Het treffen van aanvullende geluidsreducerende maatregelen stuit op bezwaren. Het verder verhogen van de geluidsschermen is niet doeltreffend en stuit op bezwaren van stedenbouwkundige aard. Dit heeft tot gevolg dat voor 12 woningen aan de Vondelstraat (op de derde bouwlaag) een hogere waarde is vastgesteld. Na vaststelling van het bestemmingsplan zal voor deze woningen aanvullend worden onderzocht of de grenswaarde voor het binnenniveau van 33 dB niet wordt overschreden. Indien deze grenswaarde wel wordt overschreden, zullen aanvullende maatregelen aan de gevel moeten worden getroffen.

In onderstaande tabellen zijn de adressen opgenomen waarvoor een hogere waarde moet worden verleend.

woning   de maximaal toelaatbare geluidsbelasting  
3e bouwlaag van Vondelstraat 47, 49, 50, 51, 52, 53, 54, 55, 56 en 57   49 dB Lden  
3e bouwlaag van Vondelstraat 58 en 59   50 dB Lden  

Randvoorwaarde doorgang bastion ter hoogte van de Herman Gorterweg

In de bestaande situatie is de afschermende voorziening langs de Hogering ter hoogte van de kruising met de Herman Gorterweg onderbroken middels het zogenoemde 'bastion'. In de nieuwe situatie dient het bastion (deels) te worden aangepast, mede omdat het bastion deels zal moeten wijken vanwege de verbreding van de Hogering. Als randvoorwaarde voor de nieuwe en geadviseerde maatregel geldt dat de doorgang ter hoogte van het bastion niet groter mag zijn dan 20 meter. Met deze randvoorwaarde wordt het akoestische effect van het nieuwe en geadviseerde maatregel ter hoogte van de kruising met de Herman Gorterweg geborgd.

Effecten buiten plangebied

Conform artikel 99 lid 2 van de Wet geluidhinder dient ook inzicht verkregen te worden in de geluidseffecten direct buiten het plangebied. Indien blijkt dat buiten het plangebied langs wegen de geluidbelasting ten gevolge van het project met 2 dB of meer toeneemt dienen ook deze wegen betrokken te worden in het reconstructieonderzoek. Uit een vergelijking van de verkeersintensiteiten van de autonome situatie 2033 met de plansituatie 2033 volgt dat er buiten het plangebied geen sprake is van een dergelijke toename.

Industrielawaai

De Vaart

De Hogering en de Buitenring grenzen aan het industrieterrein De Vaart. Dit is een gezoneerd industrieterrein als bedoeld in de Wet Geluidhinder. Op delen van het industrieterrein zijn inrichtingen toegestaan die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken en die worden genoemd in bijlage I, onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht. De eerste zonering van De Vaart dateert van 18 december 1992. In het zogenaamde paraplu Bestemmingsplan Geluidzonering De Vaart, vastgesteld op 26 mei 2005 en goedgekeurd op 15 september 2005, is een nieuwe zonegrens vastgesteld. Buiten deze zone mag de geluidsbelasting vanwege dat gehele industrieterrein de waarde van 50 dB(A) niet te boven mag gaan. De zonegrens, de 50 dB(A)-contour genoemd, is onderdeel van het toetsingskader voor de omgevingsvergunning voor milieu. Op grond van artikel 2.14 lid 1 aanhef en onder c aanhef en onder 2 Wabo neemt het bevoegd gezag bij het besluit op de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor milieu de zonegrens in acht. De omgevingsvergunning moet worden geweigerd, indien er sprake is van een overschrijding van de zonegrens, ook indien die overschrijding wordt veroorzaakt door andere inrichtingen op het gezoneerde industrieterrein (behalve windturbines). Als een inrichting niet kan voldoen aan de gestelde voorschriften, kunnen maatregelen worden afgedwongen of vestiging dan wel kan uitbreiding van de inrichting worden geweigerd. Binnen het plangebied van De Buitenvaart zijn geen en is het niet toegestaan om zogenoemde "grote lawaaimakers" -zoals die worden genoemd in bijlage I, onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht, te realiseren. In het zonebeheersmodel is per kavel geluid gereserveerd waarbij is uitgegaan van een geluidnorm van 50 dB(A) op 50 meter afstand. Hierbij is dus ook rekening gehouden met de oppervlakte van de kavel. Op grond van de wet behoort tot de geluidszone het gebied tussen het industrieterrein zelf en de buitengrens van de zone. Het industrieterrein zelf maakt dus geen deel uit van de zone. Voor het gezoneerde industrieterrein zelf en daarop aanwezige of geprojecteerde woningen gelden geen geluidsnormen. De geluidruimte wordt beheerst in een zonebeheersmodel. De volgende afbeelding geeft de huidige ligging van de geluidszone van industrieterrein De Vaart weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP235alg01-vg01_0023.png"

Markerkant

Op bedrijventerrein Markerkant staat een Warmtekrachtcentrale. Rondom die centrale is een geluidszone van kracht, waarbinnen geen geluidsgevoelige objecten gebouwd mogen worden.

Conclusie

Het aspect geluid vormt met inachtneming van de resultaten van het akoestisch onderzoek, geen belemmering voor de planvorming. Na de vaststelling van het bestemmingsplan dient aanvullend onderzoek te worden verricht naar het binnenniveau van de woningen waarvoor een hogere waarde is verleend. Het geluidsonderzoek ten behoeve van de uitbreiding van de Hogering is als bijlage 4 aan deze toelichting gehecht.

5.4 Luchtkwaliteit

Wettelijk kader 

Bijlage 2 van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen) geeft grenswaarden voor de concentraties in de buitenlucht van o.a. de stoffen stikstofdioxide (NO2), fijn stof (PM10), zwaveldioxide (SO2), lood (Pb), benzeen (C6H6), koolmonoxide (CO) en benzo(a)pyreen (BaP).

Bestuursorganen dienen rekening te houden met deze grenswaarden bij de uitoefening van bevoegdheden, in dit geval de vaststelling van een nieuw bestemmingsplan dat de verbreding van een autoweg mogelijk maakt, die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit. Voor zover het plan geen wijzigingen aan de weg mogelijk maak, in dit geval het consoliderend deel van het bestemmingsplan, heeft dit op voorhand geen gevolgen voor de luchtkwaliteit. In Nederland zijn de maatgevende luchtverontreinigende stoffen stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10 en PM2,5), omdat de achtergrondconcentraties van deze stoffen het dichtst bij de grenswaarden liggen. Fijn stof en stikstofdioxide zullen dus in belangrijke mate bepalen of er rond planontwikkeling een luchtkwaliteitsprobleem is. Om die reden is een luchtkwaliteitsonderzoek uitgevoerd naar deze stoffen.

Resultaten onderzoek

Uit het luchtkwaliteitsonderzoek (bijlage 10) voor de uitbreiding van de Hogering blijkt dat de toename aan de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide (NO2) maximaal 1,2 µg/m³ bedraagt. De maximale toename van de concentraties PM10 als gevolg van het project bedraagt 0,3 µg/m³ en de maximale toename van de concentraties PM2,5 als gevolg van het project bedraagt 0,1 µg/m³. Dit houdt in dat het project 'Niet In Betekenende Mate' bijdraagt' aan de concentraties luchtverontreinigende stoffen en er niet getoetst hoeft te worden aan de grenswaarden uit de Wet milieubeheer (Titel 5.2 luchtkwaliteitseisen). Ook het consoliderend deel van dit plan (geen verbreding van wegen) draagt 'niet in betekende mate' bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. of

Uit de berekeningsresultaten blijkt dat in de plansituatie in zowel het jaar 2023 als het jaar 2033 nergens overschrijding plaatsvindt van de jaargemiddelde concentratie NO2, PM10 of PM2,5. Ook de grenswaarde voor de 24-uursgemiddelde waarde PM10 wordt nergens overschreden.

Conclusie 

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de planvorming.

5.5 Externe veiligheid

5.5.1 Algemeen

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die burgers lopen vanwege gebruik, opslag en transport (weg, water, spoor en buisleidingen) van gevaarlijke grondstoffen zoals vuurwerk, LPG en benzine. De term externe veiligheid wordt gehanteerd, omdat het risico van derden (de omgeving) hierin centraal staat. Om individuele burgers tegen de risico's van het gebruik en het transport van gevaarlijke stoffen te beschermen geldt er een wettelijk basisbeschermingsniveau. Deze is weergegeven in het plaatsgebonden risico (PR), waarbij als grenswaarde geldt dat de kans dat iemand op een bepaalde plek overlijdt door een ongeval met een gevaarlijke stof niet groter mag zijn dan één op de miljoen per jaar. Naast de bescherming van het individu moet de kans op een groot ongeluk met veel slachtoffers worden afgewogen en verantwoord, het groepsrisico (GR). Deze verantwoordingsplicht houdt in, dat de wijziging van het GR ten gevolge van een ruimtelijk plan moet worden onderbouwd én verantwoord inclusief de mogelijkheden voor rampenbestrijding en zelfredzaamheid van personen. Hierbij is de oriëntatiewaarde van belang voor (het bepalen van) de omvang van het GR.

5.5.2 Besluit externe veiligheid transportroutes

De Hogering, Tussenring, Buitenring en Waterlandseweg zijn geen basisnetroutes. Het bestemmingsplan is een besluit waarop artikel 2 van het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) van toepassing is.

Artikel 4 van het Bevt is van toepassing op besluiten, genoemd in artikel 2, die nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten toelaten in de omgeving van een weg waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd en die geen basisnetroute is. De waarden voor het plaatsgebonden risico zijn geregeld in de vorm van een wettelijke grens- en richtwaarde als toetsingskader voor bedoelde besluiten.

Omdat het bestemmingsplan geen nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten toelaat, wordt automatisch aan de grens- en richtwaarden voor het plaatsgebonden risico voldaan.

Artikel 6, 7 en 8 van het Bevt gaat over de verantwoordingsplicht groepsrisico en hulpverlening. Deze verantwoording is van toepassing op zowel het hiervoor genoemde bestemmingsplan als de ruimtelijke onderbouwing van de omgevingsvergunning.

Deze verantwoording is anders dan bij het Bevb niet gekoppeld aan het toelaten van kwetsbare- of beperkt kwetsbare objecten. Er kan echter met een eenvoudige verantwoording worden volstaan met als strekking: het GR voor en na het planbesluit zijn hetzelfde, want het aantal personen blijft gelijk, omdat geen nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten worden toegelaten, zodat gelet op artikel 8, tweede lid van het Bevt de verantwoording van het GR achterwege kan blijven.

Wel dient nog conform artikel 9 van het Bevt aan de Brandweer Flevoland advies gevraagd te worden over de in artikel 7 genoemde aspecten in lid a: de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp op die weg, spoorweg of dat binnenwater. Het aspect genoemd in artikel 7, lid  b (zelfredzaamheid), is in dit geval niet van toepassing, omdat geen nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten worden toegelaten. De brandweer heeft aangegeven dat met het plan ontstaan geen nieuwe risico's en de impact van aanwezige risico's neemt niet toe. Omdat het risicobeeld niet wijzigt, geeft ze een positief advies af.

5.5.3 Besluit externe veiligheid buisleidingen

Artikel 11 van dit besluit is van toepassing op het bestemmingsplan. Ook hier geldt dezelfde motivering als hiervoor genoemd bij artikel 4 van het Bevt: omdat geen nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten worden toelaten, wordt automatisch aan de grens- en richtwaarden voor het plaatsgebonden risico voldaan.

De verantwoordingsplicht GR is volgens artikel 12 van het Bevb alleen van toepassing: indien of de aanleg, bouw of vestiging van een kwetsbaar of een beperkt kwetsbaar object wordt toegelaten. Omdat hiervan in dit geval geen sprake is, is deze niet van toepassing.

5.5.4 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Hoewel dit bestemmingsplan zelf geen (beperkt) kwetsbare objecten mogelijk maakt, liggen er wel dubbelbestemmingen en aanduidingen van aangrenzende bestemmingsplannen over het plangebied heen. Deze moeten ook in dit plan worden opgenomen, zodat de dubbelbestemmingen en aanduidingen logisch doorlopen. Het gaat dan bijvoorbeeld over een Veiligheidszone-LPG van een tankstation die deels ook over het onderhavig plan loopt. De nadere motivering van deze zones is te vinden in de afzonderlijke bestemmingsplannen. Hieronder wordt beschreven waarom deze zones zijn opgenomen.

Veiligheidszones - LPG (LPG, fakkelbrand en Bleve)

Om voor de toekomst te borgen dat wordt voldaan aan de grens- en richtwaarden ter plaatse van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten is de PR-10-6/jaar contour en/of daarmee overeenkomende vaste afstand van het LPG-tankstation (40 meter voor de LPG) als aanduiding op de verbeelding opgenomen. Daaraan is de regel verbonden dat binnen deze aanduiding geen nieuwe kwetsbare en/of beperkt kwetsbare objecten zijn toegestaan. Op 29 juni 2016 is een wijziging van de Regeling externe veiligheid inrichtingen (verder Revi) in werking getreden. Tegelijk met deze wijzing is de Circulaire effectafstanden externe veiligheid LPG-tankstations voor besluiten met gevolgen voor de effecten van een ongeval (verder Circulaire) in werking getreden. Op basis hiervan is het noodzakelijk om naast de reguliere risicobenadering in het kader van Bevi/Revi ook een effectbenadering toe te passen bij de beoordeling van besluitvorming rondom LPG-tankstations. Daarom is aansluitend aan de hiervoor genoemde zone-LPG de aanduiding 'Veiligheidszone-effectafstand fakkelbrand' op de verbeelding opgenomen, met daaraan verbonden de planregel dat binnen deze aanduiding geen nieuwe kwetsbare en/of beperkt kwetsbare objecten zijn toegestaan. Weer aansluitend daarop staat op de verbeelding de aanduiding 'Veiligheidszone-effectafstand Bleve' met daaraan verbonden de planregel dat binnen deze aanduiding geen nieuwe zeer kwetsbare objecten zijn toegestaan.

Dit is van toepassing op:

  • tankstation langs de Waterlandseweg;
  • tankstation langs de Hogering op bedrijventerrein Frezersplaats (Kruidenwijk);
  • tankstation langs de Buitenring op bedrijventerrein De Striptekenaar (Stripheldenbuurt);

Veiligheidszone - propaan

Om voor de toekomst te borgen dat wordt voldaan aan de grens- en richtwaarden ter plaatse van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten is de PR-10-6/jaar contour en/of daarmee overeenkomende vaste afstand van de opslag van propaangas als aanduiding op de verbeelding opgenomen met daaraan verbonden de planregel dat binnen deze aanduiding geen nieuwe kwetsbare en/of beperkt kwetsbare objecten zijn toegestaan. Dit is van toepassing op het crematorium op de hoek Hogering/ Muziekdreef en de propaanopslag bij stortplaats Braambergen aan de Waterlandseweg.

Veiligheidszones - vervoer gevaarlijke stoffen
De basisnetafstand van de Flevolijn ligt binnen het plangebied, maar er worden geen kwetsbare objecten in dit plan mogelijk gemaakt binnen de PR 10-6 contour. Hiervoor wordt een 'veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen 1' opgenomen. Het plasbrandaandachtsgebied van de Flevolijn wordt ook als aanduiding op de plankaart opgenomen, met daaraan verbonden de planregel aan welke voorwaarden de motivering van het ruimtelijke besluit moet voldoen, bij voorgenomen vestiging van een nieuw kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object in deze zone. Aanvullend hierop gelden bouwkundige eisen uit het Bouwbesluit.

Deze zones zijn van toepassing op de Flevolijn ter hoogte van:

  • Hogering ter hoogte van bedrijventerrein Hogekant en de Literatuurwijk;
  • Tussenring ter hoogte van de wijken Tussen de Vaarten/ Landgoederenbuurt en Faunabuurt;
  • Buitenring ter hoogte van de Indische Buurt/ Sieradenbuurt;

Leiding - Gas

Het gaat om een hoge druk-aardgastransportleiding, waardoor transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Deze heeft geen PR-contour van 10-6 per jaar. Ook het GR hoeft niet te worden verantwoord, omdat het toekomstig GR niet hoger is dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde.

Dit is van toepassing op de gasleiding ter hoogte van de Buitenring/ de Bouwmeesterbuurt/ industrieterrein De Vaart 1, 2 en 3.

5.6 Bedrijven en milieuzonering

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (2009). Een richtafstand kan worden beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten. In geval van een gemengd gebied kan worden gewerkt met een verkleinde richtafstand.

Binnen het plangebied worden geen gevoelige bestemmingen of grootschalige bedrijfsactiviteiten mogelijk gemaakt. Het aspect bedrijven en milieuzonering staat de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg.

 

5.7 Kabels en leidingen

Alle nutsvoorzieningen voor bebouwing op uitgegeven kavels worden geleverd via kabels en leidingen (K&L), gelegen in gemeentelijke ondergrond. Een uitzondering hierop zijn draadloze telecommunicatie verbindingen. De ligging in gemeentelijke ondergrond is voor de nutsbedrijven belangrijk omdat deze ligging duurzaam is; er is een gegarandeerde toegang en daarmee zijn capaciteit aanpassing en onderhoud gewaarborgd.

Hoofdtransportleidingen 

Evenwijdig en langs Hogering, Tussenring en Buitenring ligt hoofdinfrastructuur voor de nutsvoorzieningen voor naastliggende gebieden en het plangebied.

Leidingenstraat

Parallel aan de Hogering, Tussenring en Buitenring loopt een leidingenstraat. Hierin bevinden zich onder meer hogedruk-gasleidingen en een ondergrondse hoogspanningsleiding. De leidingenstraat is de hoofdader voor het voeden van de verschillende deelgebieden. Het gebruik van de leidingenstraten is voorbehouden aan de gemeente Almere en de nutsbedrijven ten behoeve van de aanleg, beheer en onderhoud van kabels- en leidingen. De zone is obstakel vrij en is/mag niet worden voorzien van diep wortelende beplanting en/of gesloten verharding.

Hoogspanningslijn

Een bovengrondse hoogspanningslijn doorkruist dit gebied. Het is een 380 kV-lijn van het traject Diemen-Ens. Aan weerszijden van het hart van deze lijn geldt een zakelijk recht zone van 36 m.

Deze bovengrondse hoogspanningslijn heeft in verband met mogelijke gezondheidsrisico's een (actuele) magneetveldzone. Langs de zuidzijde van de Waterlandseweg, ter hoogte van bedrijventerrein Stichtsekant en over de A27, ligt nog een bovengrondse hoogspanningslijn van 150 kV. Parallel aan de Hogering, Tussenring en Buitenring en langs de Hoge Vaart ten zuiden van de A6 ligt een ondergrondse 150 kV hoogspanningskabel. Ter hoogte van bedrijventerrein Stichtsekant wordt dit een bovengrondse leiding, die overigens bijna geheel buiten het plangebied ligt (behalve bij het van ondergronds naar bovengronds gaan en ter hoogte van de A27). Ook hier moeten Veiligheidszones-magneetveldzone in acht worden genomen.

Gevaarlijke buisleidingen

In het gebied liggen één of meer buisleidingen met gevaarlijke inhoud en/of kabels van grote waarde, waarvan N.V. Nederlandse Gasunie beheerder is.

Straalverbindingen

In dit plangebied bevindt zich een straalverbinding met een beschermde status ter hoogte van Buitenring / De Striptekenaar en Rijksweg A6/Tussenring, loopt een straalpad van Hilversum-Toren naar Lelystad-Toren. En ter hoogte van de Waterlandseweg en Stichting Aap, loopt een straalpad van Hilversum-Toren naar Lelystad-Toren.

Straalpaden worden door KPN gebruikt voor het doorgeven van telefoon-, radio- en televisiesignalen. Voor een goede signaaloverdracht moet tussen de zender en ontvanger een strook worden vrijgehouden van hoog opgaande elementen, en ook van windturbines.

Deze straalverbinding heeft een beschermde status volgens artikel 10 van het Bouwbesluit. Dat wil zeggen dat er niet gebouwd mag worden in het traject met een bepaalde hoogte, deze hoogte is afhankelijk van het traject. De straalverbinding is 200 meter breed, 100 meter ter weerszijden van de hoofdas. Er hoeft geen vergunning aangevraagd worden buiten de normale vergunningen die er nodig zijn voor bouwwerken. Het volstaat de beheerder van de beschermde straalverbinding (KPN) te informeren door middel van het toezenden van het bestemmingsplan. Overige straalverbindingen hebben geen beschermde status.

Toekomstige ontwikkelingen

Door de kabel- en leidingenbeheerder de ligging in de kabel- en leidingenzone voor te schrijven wordt aanpassingen van- en ruimte claims in de bestaande en nog te ontwikkelen plannen binnen het gebied zoveel mogelijk voorkomen.

In het kader van mogelijke reconstructies en toekomstige aanpassingen binnen het gebied zullen mogelijk diverse nutsleidingen en riolen verlegd worden. Er zal zoveel mogelijk gebruik worden gemaakt van de bestaande K&L infrastructuur.

Voor de leidingenstraat, hoogspanningslijnen en straalverbindingen worden voor het plangebied geen relevante ontwikkelingen verwacht.

5.8 Ecologie

Wet- en regelgeving 

De juridische bescherming van de Nederlandse natuur is in hoofdlijn geregeld via twee sporen. Hierbij zijn het Natuurnetwerk Nederland (NNN) en de soort- en gebiedsbescherming van de Wet natuurbescherming (Wnb). Op provinciaal niveau is de planologische bescherming van het NNN geregeld via de Verordening Fysieke Leefomgeving Flevoland. Het soortbeschermingsdeel van de Wet natuurbescherming regelt de bescherming van in het wild voorkomende planten en dieren. Het gebiedbeschermingsdeel van de Wet natuurbescherming regelt de bescherming van Natura 2000 gebieden. Tot slot regelt het deel houtopstanden van de Wnb compensatie van te kappen bos en rijbeplanting. Middels een quickscan natuur zijn de effecten van de capaciteitsuitbreiding onderzocht en indien relevant getoetst aan deze kaders.

Resultaten onderzoek

Natura 2000 

Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is het Markermeer & IJmeer en deze ligt op ruim 2,5 kilometer afstand van het plangebied. Gezien de afstand en de aard van de ontwikkeling (deels verbreding en grotendeels consoliderend) zijn effecten op dit Natura 2000-gebied op voorhand uit te sluiten. Dit Natura 2000-gebied is niet stikstofgevoelig en externe werking door geluid-, licht en/of optische verstoring reikt niet tot het gebied. Tussen het Natura 2000-gebied en het plangebied bevindt zich bos langs de gehele weg. Tussen dit bos en het Markermeer & IJmeer ligt verder het stadsdeel Almere Poort en in het noorden ten westen van het bos nog een landbouwgebied.

Het dichtstbijzijnde stikstofgevoelige Natura 2000-gebied is het Natura 2000-gebied Naardermeer buiten de provincie Flevoland. Dit gebied bevindt zich op meer dan 5,5 kilometer van het plangebied. Uit de uitgevoerde Aerius berekening blijkt dat er geen Natura 2000-gebieden zijn waar de rekenresultaten hoger zijn dan de drempelwaarde. Toetsing van de maatregelen aan de Wet natuurbescherming (onderdeel gebiedsbescherming) is daarom niet aan de orde.

NNN

De capaciteitsuitbreiding van de Hogering leidt tot ruimtebeslag op het NNN gebied Pampushout (zie Figuur 8). Binnen dit ruimtebeslag zijn twee natuurbeheertypen aanwezig, te weten N14.03 Haagbeuken en Essenbos en N12.02 Kruiden- en faunarijk grasland.

De capaciteitsuitbreiding en verkeersaantrekkende werking zorgen voor geluids- en optische verstoring op het NNN Pampushout. Er is in de huidige situatie reeds een aanzienlijke geluidbelasting en optische verstoring door verkeer, industrieterrein, spoor en recreatie. De voor het NNN aangewezen doelsoorten komen niet voor in dit deel van Pampushout. De wel aanwezige dieren zijn reeds gewend aan verstoring. Er zijn dan ook geen significant negatieve effecten op de wezenlijke kenmerken en waarden van Pampushout.

Uit toetsing aan de Verordening voor de fysieke leefomgeving (nee, tenzij-afwegingskader) blijkt dat er sprake is van een groot openbaar belang en er geen alternatieve locaties of oplossingen voor het aanwezige knelpunt zijn.

Voor zowel het ruimtebeslag als de toename van het verstoorde gebied dient compensatie plaats te vinden. Met het bevoegd gezag (provincie Flevoland) dient afgestemd te worden of fysieke compensatie mogelijk is, of dat financiële compensatie noodzakelijk is. De compensatieopgave betreft circa 0,9 ha N14.03 Haagbeuken en Essenbos en 0,2 ha N12.02 Kruiden- en faunarijk grasland. Met de provincie is overeengekomen dat compensatie plaats kan vinden. Staatsbosbeheer, beheerder en deels eigenaar van de gronden en de bomen, heeft als eis dat de gekapte bomen gecompenseerd moeten zijn conform de Quickscan Natuurwetgeving Hogering. De provincie heeft toegezegd en vastgelegd dat aan deze eis zal worden voldaan conform de Quickscan. Daarmee is voldoende gewaarborgd dat de vereiste natuurcompensatie zal plaatsvinden.

 afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP235alg01-vg01_0024.png"

Figuur: Ruimtebeslag op NNN (roze)

Beschermde soorten 

In het plangebied komen alleen algemeen beschermde soorten voor. Door onder meer het kappen van bomen en dempen van watergangen kunnen verbodsbepalingen van de Wnb worden overtreden. Te denken valt aan verstoring en vernieling van nest- en rustplaatsen. Door naleving van het ecologisch werkprotocol voor het voorkomen en beperken van schade kan het grootste deel van de negatieve gevolgen voor beschermde soorten voorkomen of beperkt worden. Niet alle schade is te vermijden, waardoor voor mogelijk voor enkele zoogdieren en amfibieën verbodsbepalingen worden overtreden. Voor deze soorten geldt een provinciale vrijstelling. Een ontheffing is niet noodzakelijk.

Houtopstanden

Het bosgebied Pampushout waar gekapt gaat worden valt als houtopstand niet onder de bebouwde kom van Almere. Gezien de potentiële hoeveelheid bomen en struiken die verdwijnen aan de westkant van het plangebied is het onderdeel houtopstanden van de Wnb mogelijk van toepassing. Hier is geen onderzoek naar gedaan. Er dient een kapmelding bij het bevoegd gezag te worden gedaan, alsmede overleg over een eventuele herplantplicht, overige aanvullende regels en ontheffing (art 4.3) in het kader van de Wnb.

Conclusie 

Op grond van de resultaten van het natuuronderzoek kan worden geconcludeerd dat het project in principe uitvoerbaar is onder de beschermingsregimes van de Wnb en de Verordening Fysieke Leefomgeving Flevoland. Nader onderzoek en detaillering is noodzakelijk om de compensatieopgaven te bepalen en uit te werken tot op het niveau dat ten tijde van planvaststelling aannemelijk kan worden gemaakt dat compensatie plaats vindt. Het ecologisch onderzoek in verband met de capaciteitsuitbreiding van de Hogering is als bijlage 6 aan deze toelichting gevoegd.

5.9 Waterparagraaf

Reikwijdte plan

Het bestemmingsplan Hoofdwegen is overwegend een conserverend bestemmingsplan. De enige nieuwe ontwikkeling die mogelijk gemaakt wordt is vergroting van de wegcapaciteit op de Hogering van de Hollandsedreef tot de Elementendreef. Bij de voorbereiding van ruimtelijke plannen wordt een Watertoets uitgevoerd. De Watertoets zorgt ervoor dat doelstellingen op het gebied van water op een goede manier worden meegewogen in ruimtelijke besluitvorming. Een essentieel onderdeel van de Watertoets is vroegtijdige afstemming met de waterbeheerder(s) in het plangebied.

Conserverend deel van het plangebied

Oppervlaktewater

De vaarten en tochten en wetering in het plangebied worden als water bestemd. In het plangebied liggen de Hoge Vaart, de Lage Vaart, de Lange Wetering en de Waterlandse tocht Hierbij gelden bouwregels, nadere eisen en afwijking van de bouwregels, welke in de regels van dit bestemmingsplan zijn opgenomen. Door drainage of oppervlakkige afstroom komt regen- en kwelwater in de kavelsloten. Die wateren vervolgens af op de tochten, die op hun beurt daarna afwateren op de vaarten. De vaarten voeren het water vervolgens naar de gemalen, die het water naar het IJsselmeer, het Markermeer of de randmeren pompen. Het stedelijke watersysteem bevat een groot aantal peilgebieden. De hoofdwegen van Almere vormen veelal de grenzen tussen deze peilgebieden (zie onderstaande kaart).

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP235alg01-vg01_0025.png"

Figuur: peilgebieden

Waterkwaliteit

De kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater wordt beschermd door de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW). In het plangebied van het bestemmingsplan zijn de Hoge Vaart, de Lage Vaart, de Lange Wetering en de Waterlandse tocht aangewezen als waterlichamen voor de Kaderrichtlijn Water. Voor de waterkwaliteit van deze waterlichamen moet sprake zijn van verbetering of ten minste 'stand still'.

Waterveiligheid

Op één locatie van het plangebied wordt de waterkering doorkruist. Dit geldt waar de A27 de Gooimeerdijk/Eemmeerdijk kruist. Hiervoor is de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' opgenomen.

Het buitenwater is een reële bedreiging voor de veiligheid in Flevoland. Waterkeringen beschermen Flevoland tegen deze bedreiging. De Gooimeerdijk en de Eemmeerdijk bieden bescherming tegen het buitenwater van de randmeren. De dijken zijn in de Legger van het waterschap voorzien van verschillende beschermingszones, namelijk:

  • Kernzone: dit is het centrale gedeelte van de waterkering. Dit deel bestaat uit het dijklichaam, het benedenbeloop aan de polderzijde van de dijk en de kwelsloot;
  • Binnenbeschermingszone: dit is een strook, direct aan weerszijden van de kernzone, die technisch/fysisch een bijdrage levert aan de stabiliteit van de waterkering; en
  • Buitenbeschermingszone: dit is een strook aan weerszijden van de binnenbeschermingszone.

De kernzone is het gebied met het strengste verbods- en gebodsregime en de buitenbeschermingszone is het gebied met het minst strenge verbods- en gebodsregime. De breedte van deze beschermingszones zijn ook vastgelegd in de Legger en zijn weergegeven in onderstaande figuren voor respectievelijk het relevante deel van de Gooimeerdijk en de Eemmeerdijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP235alg01-vg01_0026.png"

Figuur: Leggerkaart Gooimeerdijk

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP235alg01-vg01_0027.png"

Figuur: Leggerkaart Eemmeerdijk

Hogering

Om de toekomstige verkeersintensiteiten te kunnen verwerken wordt de Hogering, tussen de Elementen- en de Hollandsedreef dus uitgebreid van 2 naar 3 rijstroken per rijbaan. Om de effecten op het water in beeld te brengen en om maatregelen voor de waterhuishouding uit te denken is een wateronderzoek uitgevoerd. De resultaten hiervan zijn beschreven in het Principeplan Water Hogering Almere (3 augustus 2017). Het plan is als bijlage 7 in deze toelichting opgenomen.

De vaarten zijn in dit bestemmingsplan opgenomen met de bestemming 'Water'. Ook de watergangen langs de Hogering hebben de bestemming water gekregen.

Principeplan Water

In het Principeplan Water Hogering Almere zijn de effecten voor het water van de capaciteitsuitbreiding Hogering onderzocht. Ook zijn uitgangspunten en aandachtspunten voor de uitwerking van het ontwerp benoemd. Voor dit Principeplan is de procedure van de watertoets doorlopen. Provincie Flevoland (als initiatiefnemer en wegbeheerder van de capaciteitsuitbreiding) en de waterbeheerder (Waterschap Zuiderzeeland) waren hier ook onderdeel van. In het plangebied worden de volgende maatregelen getroffen voor de waterhuishouding.

Waterkwaliteit

Door het toepassen van ZOAB en door het hemelwater zoveel als mogelijk over de berm af te voeren en/of door greppels te voeren kan zwevend stof uit het water bezinken en infiltratie plaatsvinden. Op deze wijze wordt het negatieve effect van het afstromende hemelwater op de kwaliteit van oppervlakte- en grondwater beperkt.

Watersysteem

Het watersysteem wordt robuust ontworpen. Watergangen moeten in open verbinding staan met ander oppervlaktewater. De afwatering zal plaatsvinden naar peilvak ALM 10 met een peil van -5,20 NAP.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP235alg01-vg01_0028.png"

Figuur: peilgebieden

Bij de verdiepte liggingen wordt het water verzameld in pompkelders en afgevoerd richting de westelijke watergang.

Te realiseren waterberging (watercompensatie)

Vanwege de toename van de verharding en het dempen van watergangen moet het water op een andere locatie in de buurt worden geborgen om wateroverlast te voorkomen. Deze zogenaamde watercompensatie bedraagt 5.426 m². Hiervan is 4.263 m² ten behoeve van de capaciteitsuitbreiding Hogering en 1.163 m² ten behoeve van compensatie demping SAA (TB).

De watercompensatie wordt aan de westzijde van de Hogering gerealiseerd tussen de aansluiting Elementendreef/ Audioweg en de watergang langs de Tanitstraat, zoals getoond op onderstaande afbeelding. Aan de oostzijde wordt het huidige afwateringssysteem gehandhaafd. Een deel van deze watercompensatie wordt gerealiseerd aan de zuidzijde op gebied van Staatsbosbeheer. Dit deel zal bestaan uit een 7 meter brede watergang. De andere watergangen zullen 2,1 meter breed worden.

De watercompensatie is als systeemeis in het inmiddels gegunde contract voor de uitvoering van het project Verbreding Hogering Almere opgenomen, waarmee voldoende is geborgd dat hieraan wordt voldaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP235alg01-vg01_0029.png"

Figuur: inpassing watercompensatie

Mogelijk negatieve effecten op de omgeving kunnen optreden bij tijdelijke grondwaterstandsverlaging die noodzakelijk is voor de realisatie van de tunnels. Negatieve effecten dienen tegen gegaan te worden. Een bemalingsplan met daarin de tijdelijke effecten en maatregelen dient door de aannemer opgesteld te worden. Dit is gewaarborgd middels de keur/watervergunning.

De hoeveelheden waterberging en de wijze waarop dit in het ontwerp is vormgegeven is afgestemd met het Waterschap Zuiderzeeland en voldoet aan de eisen van het waterschap. Maatregelen worden getroffen om eventuele nadelige effecten op de waterhuishouding te voorkomen. Deze maatregelen worden in het Definitief Ontwerp en de watervergunning nader uitgewerkt.

Conclusie 

De hoeveelheden waterberging en de wijze waarop dit in het ontwerp is vormgegeven is afgestemd met het Waterschap Zuiderzeeland en voldoet aan de eisen van het waterschap. Een aantal leemten in kennis zijn geconstateerd. Dit betreft de grondwaterstanden binnen het plangebied en aspecten van de huidige waterhuishouding van de Hogering. Deze leemten in kennis spelen een rol bij de nadere detaillering van het ontwerp tot Definitief Ontwerp (DO) en voor de vergunningaanvraag in het kader van de realisatie en zullen daartoe nader moeten worden ingevuld. Dit proces voorziet in het treffen van maatregelen om eventuele nadelige effecten te voorkomen. Voor het bestemmingsplan volstaat onderhavige waterparagraaf. Het waterhuishoudkundig onderzoek in verband met de uitbreiding van de Hogering is als bijlage 7 aan deze toelichting gehecht.

5.10 Bodemkwaliteit

De Wet bodembescherming vormt het wettelijke kader voor de bescherming van de bodem. Uitgangspunt is dat schone bodems schoon blijven en verontreinigingen worden gesaneerd. De toepassing van bouwstoffen en licht verontreinigde grond is geregeld in het Besluit bodemkwaliteit. Bij het toekennen van (gevoelige) bestemmingen aan gronden is het van belang om te weten wat de kwaliteit van de bodem is. In het kader van goede ruimtelijk ordening moet voorkomen worden dat gevoelige bestemmingen op verontreinigde gronden worden gerealiseerd. Ook op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en de Bouwverordening is het verboden te bouwen op verontreinigde grond. Daarom is een onderzoek worden uitgevoerd naar de bodemkwaliteit in het gebied waarin de uitbreiding van de Hogering plaatsvindt.

Resultaten onderzoek

Binnen het plangebied zijn geen (potentieel) ernstige gevallen van bodemverontreiniging aanwezig. De bodemkwaliteit vormt daarmee geen enkele belemmering en leidt niet tot aanvullende maatregelen voor de beoogde ontwikkelingen.

Conclusie

Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de planvorming. Er is geen aanvullend onderzoek noodzakelijk. Bijlage 8 bevat het bodemonderzoek in verband met de capaciteitsuitbreiding van de Hogering.

5.11 Archeologie en cultuurhistorie

Wettelijk kader

Er zijn verschillende wetten die een rol spelen in het huidige beleid op archeologische monumentenzorg en cultuurhistorie. Van belang is de Erfgoedwet 2016, de Monumentenwet 1988, het Verdrag van Malta 1992 en provinciaal en gemeentelijk beleid. De cultuurhistorische waardenkaart van de provincie Flevoland (http://kaart.flevoland.nl/cultuurhistorie/) toont voor het plangebied geen basis- of kernkwaliteiten voor landschap en cultuurhistorie.

Historische-geografische en (Steden)bouwkundige waarden

In het plangebied Hoofdwegen zijn geen bovengronds beschermde bouwkundige monumenten of stadsgezichten aangewezen. De Ringen vormen de kenmerkende begrenzing van de bebouwde kom van Almere Stad en Almere Buiten. De Waterlandseweg (nu deels de Oude Waterlandseweg) en de Vogelweg behoren tot het oudste wegenstelsel van Almere. Op de oudste kaarten heet de Waterlandseweg zelfs 'Almereweg'. De dicht beplante Vogelweg doorsnijdt het open gebied in noordzuidrichting en vormt een visuele scheiding in de open ruimte. Deze laanbeplanting is ook in de toekomst waardevol (Grontmij 2013, MER Intergemeentelijke Structuurvisie Oosterwold).

Archeologische Waarden

Almere voert een actief Archeologisch Monumentenzorg (AMZ) beleid, gericht op

  • Het veiligstellen van de meest waardevolle vindplaatsen in de gemeente;
  • Het zoveel mogelijk integreren van deze locaties in de diverse inrichtingsplannen;
  • Het kenbaar en herkenbaar maken van de bijzondere geschiedenis van Almere aan het publiek.

De hoofdlijnen van het archeologiebeleid in Almere staan beschreven in de Nota Archeologische Monumentenzorg 2016. Op 21 april 2016 heeft de gemeenteraad de uitgangspunten van Almeerse archeologiebeleid vastgesteld, evenals de Archeologieverordening 2016 en de toelichting daarop. Deze zijn op 29 april 2016 in werking getreden. De Archeologische Beleidskaart (ABA) is als onderdeel van de door de raad vastgestelde beleidsuitgangspunten gelijktijdig in werking getreden.

Binnen het bestemmingsplangebied zijn gebieden aanwezig die mogelijk archeologisch waardevol zijn. In de regels en de verbeelding van het bestemmingsplan wordt een beschermende regeling opgenomen voor de betreffende gebieden (Archeologie waarde 1 en 4). Voor ingrepen of wijzingen die niet in aanmerking komen voor een vrijstelling is een omgevingsvergunning vereist. Een omgevingsvergunning kan al dan niet tijdelijk en/of onder voorwaarden worden verleend. De vergunning moet geweigerd worden als de werkzaamheden de archeologische waarden aantasten of risico´s daarop kunnen opleveren.

  • Hogering en Tussenring: het talud van de wegen is op de ABA vrijgegeven. In de flankerende zones geldt Archeologie waarde 1.
  • Buitenring: het talud van de weg is op de ABA vrijgegeven. In de flankerende zones geldt Waarde - Archeologie 1 of waarde 4.
  • Waterlandseweg: het talud van de weg is op de ABA vrijgegeven, mede naar aanleiding van in 2013/2014 uitgevoerd onderzoek in verband met de geplande baanverdubbeling. In de flankerende zones geldt Waarde - Archeologie 1;
  • A27: dit deel van het de A27 is het enige deel dat nooit systematisch is onderzocht. Voor de gehele weg en de flankerende zones geldt Waarde - Archeologie 1.

Er geldt voor Waarde-Archeologie 1 een onderzoeksverplichting bij voorgenomen bouw- of aanlegwerkzaamheden groter dan 500 m² of dieper dan 1,50 m. Voor Waarde - Archeologie 4 (oeverwallen van de Eem) geldt een onderzoeksverplichting bij voorgenomen bouw- of aanlegwerkzaamheden groter dan 100 m² of dieper dan 0,5 m. afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP235alg01-vg01_0030.png" Figuur: Archeologische Beleidskaart Almere Plangebied (lichtblauwe lijnen). Groen = Archeologie waarde 1, roze = archeologie waarde 4, rood is archeologie waarde 5, grijs = vastgesteld

Onderzoek ten behoeve van uitbreiding Hogering

Arcadis heeft ten behoeve van de uitbreiding van de Hogering een bureauonderzoek uitgevoerd. Uit dit onderzoek is gebleken dat eventuele archeologische vindplaatsen in dit specifieke gebied te verwachten zijn in de top van het dekzand. Een dergelijke opduiking is aangetroffen rondom de afslag naar de Botterweg, ten hoogte van vondstmelding 1101192. De diepteligging van de top van het dekzand ligt tussen 8,82 en 9,64 m -NAP. Het is niet zeker dat hier ook een archeologische vindplaats aanwezig is. Over het algemeen is de verwachte fysieke kwaliteit van archeologische waarden zeer hoog, omdat de sporen goed zijn afgedekt met kleiige sedimenten en veen, en pas recent zijn drooggelegd (met de droogmaking van de polder in 1968). Hierdoor hebben archeologische waarden lange tijd onderwater gelegen en liggen vaak ook nu nog onder het huidige grondwaterpeil. In het plangebied zijn bij een booronderzoek ter hoogte van locaties aangeboord, waarop mogelijk bewoning heeft plaatsgevonden.

Op basis van het uitgevoerde onderzoek is de verwachting dat er bij de werkzaamheden in het noordelijke deel van het plangebied archeologische resten verloren kunnen gaan. Als de geplande bodemingrepen in het gebied met Waarde - Archeologie 1 in een gebied van meer dan 500 m2 dieper reiken dan 150 cm onder maaiveld dan geldt de verplichting tot het uitvoeren van vervolgonderzoek. Dit vervolgonderzoek kan bestaan uit een booronderzoek, waarbij gericht wordt geprospecteerd op de kartering van Pleistocene dekzandopduikingen. In het al onderzochte gebied rondom de afslag naar de Botterweg is de diepteligging van de top van het dekzand tussen 8,82 en 9,64 m-NAP. Het archeologisch onderzoek in verband met de capaciteitsuitbreiding van de Hogering is als bijlage 9 aan deze toelichting gevoegd.

5.12 Radarverstoringsgebied

Radars voor militaire luchtvaart

Zoals bij de beschrijving van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening is aangegeven (zie Bijlage 1 Beleidskader, Hoofdstuk 1 Rijksbeleid) is op het plangebied het ruimtelijke regime van radars voor militaire luchtvaart van toepassing. Het plangebied valt niet in een radarverstoringsgebied waarin een maximale hoogte voor bouwwerken geldt. Het plangebied ligt wel in drie radarverstoringsgebieden (AOCS Nieuw Milligen, Herwijnen en Soesterberg) waarbinnen maximale hoogten gelden voor de tippen van de wieken van windturbines. Voor het radarverstoringsgebied AOCS Nieuw Milligen geldt een maximale bouwhoogte van 118 meter t.o.v. NAP, voor Herwijnen 90 meter en voor radarverstorings- gebied Soesterberg geldt een maximale bouwhoogte van 128 meter t.o.v. NAP. Het onderhavige bestemmingsplan maakt de bouw van windturbines niet mogelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP235alg01-vg01_0031.jpg"

Figuur: Radarverstoringsgebieden

Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL)

LVNL beheert technische installaties en systemen ten behoeve van de luchtverkeersbeveiliging. Een belangrijk deel hiervan betreft de apparatuur voor communicatie-, navigatie-, en surveillance infrastructuur (cns). CNS apparatuur wordt gebruikt om het radiocontact tussen de verkeersleiding en de piloten te onderhouden, navigatie in het naderingsgebied en -route mogelijk te maken en de plaatsbepaling van vliegtuigen zeker te stellen.

LVNL is verplicht haar taken te verrichten overeenkomstig het bepaalde in Nederland verbindende verdragen (artikel 5.23, lid 7 Wet luchtvaart), zoals het verdrag van Chicago. Op basis van het verdrag van Chicago, dat Nederland heeft geratificeerd, is de International Civil Aviation Organisation (ICAO) opgericht. ICAO vaardigt internationale burgerluchtvaartcriteria uit die de Nederlandse Staat dient te implementeren. LVNL dient aldus te handelen conform ICAO.

Voor het veilig afwikkelen van vliegverkeer gelden rondom de technische systemen van LVNL maximaal toelaatbare hoogtes voor objecten: de zogenaamde toetsingsvlakken. In dit kader beoordeelt LVNL of de uitvoering van voorgenomen (bouw)plannen inderdaad van invloed zijn op de correcte werking van cns apparatuur. De afmetingen van de toetsingsvlakken is gebaseerd op berekeningsvoorschriften in de internationale burgerluchtvaartcriteria (ICAO EUR DOC 015).

In onderstaande figuur is het toetsingsvlak voor de VOR/DME PAM (voorheen VOR/DME Muiden) opgenomen. Het toetsingsvlak kent een 600 meter vrije straal gemeten vanaf de basis van de antenne op maaiveldhoogte. Vanaf het 0 meter vlak loopt het toetsingsvlak trechtervormig omhoog tot een hoogte van 51,56 m (NAP) op een afstand van 3 km. Vanaf de straal van 3 km geldt een apart windturbinevlak met een toetsingshoogte vanaf 51,56 m (NAP) tot een straal van 10 km gemeten vanaf de basis van de antenne. Dit deel van het toetsingsvlak (vanaf 3 km tot 10 km) is enkel van toepassing op windturbines.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP235alg01-vg01_0032.jpg"
Figuur: Hoogteradialen luchtvaartverkeer

Voor het plangebied geldt gedeeltelijk een toetsingsvlak voor windturbines vanaf 51,56 meter. Dit plan maakt dergelijke nieuwe windturbines niet mogelijk.

Hoofdstuk 6 Implementatie

6.1 Planning en fasering

Het overgrote deel van het bestemmingsplan heeft een conserverend karakter. Hierin zijn geen fysieke ontwikkelingen voorzien. De provincie Flevoland wil in 2019 beginnen met de capaciteitsuitbreiding van de Hogering.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

Het exploitatieplan

Op grond van artikel 6.12 Wro, lid 1 (afdeling 6.4 grondexploitatie) stelt de gemeenteraad bij de vaststelling van (onder meer) een bestemmingsplan een exploitatieplan vast voor gronden waarop een bouwplan is voorgenomen, indien het kostenverhaal niet op een andere wijze is verzekerd.

Het moet gaan om een bouwplan, omdat de effectuering van het kostenverhaal op grond van het exploitatieplan altijd gekoppeld is aan de verlening van de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen. In het Besluit ruimtelijke ordening is aangegeven wat onder een bouwplan moet worden verstaan (Art. 6.2.1 Bro):

  • de bouw van een of meer woningen;
  • de bouw van een of meer hoofdgebouwen;
  • de uitbreiding van een hoofdgebouw met tenminste 1000m2 of met een of meer woningen;
  • de verbouwing van een of meer aangesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor woondoeleinden, mits tenminste 10 woningen worden gerealiseerd;
  • de verbouwing van een of meer aangesloten gebouwen voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor kantoor- of horecadoeleinden, mits de cumulatieve oppervlakte van de nieuwe functies ten minste 1500 m2 (was 1000 m2) bedraagt;'
  • de bouw van kassen met een oppervlakte van ten minste 1000 m2.

Op grond van artikel 6.12, tweede lid van de wet kan worden afgezien van het vaststellen van een exploitatieplan indien:

  • a. het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of de vergunning begrepen gronden anderszins verzekerd is;
  • b. het bepalen van een tijdvak of fasering als bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, onder c, 4°, onderscheidenlijk 5°, niet noodzakelijk is, en
  • c. het stellen van eisen, regels, of een uitwerking van regels, als bedoeld in artikel 6.13, tweede lid, onderscheidenlijk b, c of d, niet noodzakelijk is,

of

bij algemene maatregel van bestuur aangegeven gevallen (artikel 6.2.1a van het Bro):

  • d. het totaal der exploitatiebijdragen dat met toepassing van artikel 6.19 van de wet kan worden verhaald, minder bedraagt dan €10.000,-;
  • e. er geen verhaalbare kosten zijn als bedoeld in artikel 6.2.4, onderdelen b tot en met f Bro;
  • f. de verhaalbare kosten, bedoeld onder b., uitsluitend de aansluiting van een bouwperceel op de openbare ruimte of de aansluiting op nutsvoorzieningen betreffen.

Het begrip bouwplan moet bovendien zo worden uitgelegd, dat niet sprake hoeft te zijn van een concrete bouwaanvraag. Het feit dat het nieuwe bestemmingsplan een directe bouwtitel geeft voor een of meer van bovengenoemde bouwplannen, leidt tot verplichting voor de gemeente om zo'n exploitatieplan op te stellen. Echter, indien het voorgaande bestemmingsplan dezelfde mogelijkheid ook al bood, maar die rechten in de voorgaande planperiode niet zijn benut, hoeft geen exploitatieplan te worden gemaakt.

Een exploitatieplan is niet vereist, indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd, bijvoorbeeld via gronduitgifte, precarioverordening of (exploitatie)overeenkomsten. Uiteraard is een exploitatieplan ook niet noodzakelijk, als realisering van het bouwplan geen kosten vergt van de overheid.

6.2.1 Economische uitvoerbaarheid verbreding Hogering

De voorgenomen capaciteitsuitbreiding van de Hogering komt voort uit het programma stedelijke bereikbaarheid Almere (SBA). Binnen dat programma hebben rijk, provincie Flevoland en gemeente Almere via een MIRT (Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport) verkenning een maatregelenpakket uitgewerkt gericht op het op peil houden van de bereikbaarheid van Almere. Dit in verband met de schaalsprong van deze stad van ruim 200.000 inwoners nu naar 350.000 inwoners in 2030-2040 en een groei van minimaal 50.000 arbeidsplaatsen. De bestaande verkeers- en vervoersvoorzieningen zijn toegesneden op een stad met een omvang van circa 200.000-225.000 inwoners. In de MIRT verkenning is vastgesteld dat zonder extra investering de reistijden voor autoverkeer sterk zullen toenemen, vanwege congestie in en rondom de bestaande stad.

De capaciteitsuitbreiding van de Hogering is onderdeel van het eerste deel van pakket 1a van de SBA. Het betreft een pakket ter waarde van € 142,5 miljoen (inclusief BTW), waaraan de drie partijen ieder een evenredig deel inbrengen van € 47,5 miljoen. Het gaat in dit pakket om de volgende maatregelen:

  • Capaciteitsuitbreiding van de Hogering vanaf de Elementendreef tot en met de Hollandsedreef;
  • Verbreding van de Waterlandseweg (momenteel in uitvoering);
  • Ontsluiting van Almere Hout Noord en Almere Hout Midden;
  • Pakket van maatregelen verkeersmanagement en benutting van de kruispunten;
  • Fietsverbinding Almere-poort - Almere-Haven onder de A6 en de Hogering.

In een convenant dat op 15 december 2011 is ondertekend, is de verdeling van verantwoordelijkheden tussen de drie partijen vastgelegd. Hiermee is aangetoond dat het plan economisch uitvoerbaar is.

6.3 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Inspraak

De gemeente Almere hanteert bij het maken van bestemmingsplannen als uitgangspunt de beleidslijn, zoals die is neergelegd in de inspraakverordening. Inspraak vindt plaats indien sprake is van nieuw beleid en/of nieuwe ontwikkelingen. Dit nieuwe bestemmingsplan voor de Hoofdwegen is enerzijds een actualisatie van de vorige, geldende bestemmingsplannen en anderzijds maakt het de verbreding van een deel van de Hogering mogelijk. Deze verbreding doorloopt vanuit de provincie een eigen inspraakprocedure. Er is dan ook voor gekozen over dit plan geen voorafgaande inspraak te houden, maar direct de Wro-procedure te volgen. Dit houdt in dat - na het ambtelijk vooroverleg - het nieuwe bestemmingsplan door het college van burgemeester en wethouders als ontwerp voor een periode van zes weken ter visie wordt gelegd (conform het bepaalde in artikel 3.8 Wro en afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht).

Vooroverleg

Het concept ontwerpbestemmingsplan is in het kader van het vooroverleg ex artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening op 10 april 2017 per e-mail toegezonden aan de volgende instanties:

  • Brandweer Flevoland
  • Connexxion
  • GGD Flevoland
  • Provincie Flevoland
  • KPN
  • Liander
  • ministerie van EZ
  • Gasunie
  • Natuur en Milieu Flevoland
  • Prorail
  • Rijkswaterstaat
  • Staatsbosbeheer
  • Tennet
  • Vereniging Bedrijfskring Almere
  • Vitens
  • Vogel- en Natuurwacht Flevoland
  • Waterschap Zuiderzeeland.

Men had tot en met 31 januari 2018 de tijd om te reageren. Er zijn vijf reacties ontvangen. Hierna volgt een samenvatting van de vooroverlegreacties en de beantwoording daarvan ( dik gedrukt  weergegeven).

  • 1. Alliander (e-mail van 4 januari 2018):

Reclamant wijst erop dat niet overal de 150 kV hoogspanningsverbinding is meegenomen. Er is een kaart meegezonden met daarop de locaties.

Antwoord: dit is verwerkt conform de reactie.

  • 2. Brandweer Flevoland (e-mail van 8 januari 2018):

De Brandweer heeft het plan beoordeling op het aspect veiligheid, zowel algemeen als ten aanzien van externe veiligheid. Met het plan ontstaan geen nieuwe risico's en de impact van aanwezige risico's neemt niet toe. Omdat het risicobeeld niet wijzigt, geeft reclamant een positief advies af.

Antwoord: we hebben kennis genomen van deze reactie.

  • 3. TenneT (e-mail van 9 januari 2018):
    • a. Tennet transporteert elektriciteit en beheert het netwerk daarvan. Dit is aangemerkt als vitale infrastructuur en wordt daarom bewaakt en onderhouden. Dit betreft on andere hoogspanningsstations en ondergrondse en bovengrondse verbindingen. Daarvoor wordt ruimte gereserveerd en veilig gesteld voor nu en de toekomst.

Antwoord: we hebben kennis genomen van deze reactie.

    • a. In het plan bevindt zich een deel van een bovengrondse 380 kV transportverbinding, te weten de kruisingen met de Tussenring en Buitenring. Hiermee is in het concept ontwerp bestemmingsplan rekening gehouden, ook met elektrische en magnetische velden. Reclamant geeft aan dat in de regel met betrekking tot de 'Leiding-Hoogspanningsverbinding' worden werken en werkzaamheden vermeld die betrekking hebben op een ondergrondse verbinding, terwijl deze regel de belangen van een bovengrondse verbinding regelt. Daarom het verzoek het volgende aan te passen (zie onderstreept hieronder):
      • aanbrengen of vellen/rooien van hoogopgaande bomen en beplantingen;
      • het plaatsen van onroerende objecten, geen gebouwen zijnde, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.

Antwoord: de term hoogopgaande is toegevoegd. Voor het plaatsen van onroerende objecten geldt al op grond van de bouwregels in artikel 11.2 dat alleen bouwwerken ten behoeve van de dubbelbestemming 'Leiding-Hoogspanningsverbinding' zijn toegestaan. De objecten die u noemt zijn dus in beginsel niet toegestaan, tenzij u als beheerder daarvoor toestemming geeft. Het heeft dus geen zin dit ook op te nemen in de regeling ten aanzien van de omgevingsvergunning uitvoering van werken. Bovendien gaat die regeling niet over bouwen, maar over aanleg van werken en het uitvoeren van werkzaamheden.

    • a. bij het uitvoeren van herstel- of onderhoudswerk is voldoende vrije ruimte nodig voor materiaal. Ook moeten soms gronden worden ontruimd of wegen worden afgesloten. Daarom het verzoek op voorhand voor een vrije ruimte rondom de masten van minimaal 50 bij 50 m.

Antwoord: we houden ons aan de zones (zakelijk rechtstroken) die voor hoogspanningsverbindingen van toepassing zijn. Het over het algemeen vrijhouden van 50 m is niet haalbaar en rechtens niet nodig of mogelijk. Uiteraard zullen we bij werkzaamheden meewerken aan het vrijmaken en -houden van benodigde gronden.

    • a. Verzoek om nieuwe inrichtings- of ruimtelijke plannen of werkzaamheden tijdig te bespreken.

Antwoord: we zullen daar rekening mee houden en Tennet zo snel en vroeg mogelijk bij nieuwbouwplannen of werkzaamheden te betrekken.

  • 4. Provincie Flevoland (e-mails van 12 en 17 januari 2018):
    • a. provincie wil graag de AERIUS berekeningen ontvangen om de effecten op het Naardermeer te kunnen beoordelen van de verbreding van de Hogering (in kader van de PAS).

Antwoord: de berekeningen zijn toegezonden met de mededeling dat ze voor nadere informatie bij de provinciale projectleider terecht kunnen.

    • a. de planhorizon is gericht op de toekomst waarin Almere 300.000 tot 350.000 inwoners telt, maar het plan is tegelijk ook consoliderend van aard. Dit roept vragen op: in hoeverre zijn aanpassingen voor de ontwikkeling van Almere Pampus al in het plan verwerkt (meer verkeer over Hogering), is een wegaanpassing nodig richting centrum en is de analyse in plantoelichting over 'effect buiten gebied' volledig dekkend?

Antwoord: met de ontwikkelingen in Pampus is geen rekening gehouden bij de verbreding vanaf de Elementendreef tot en met Hollandsedreef, die nu in dit plan (zie paragraaf 2.2). Een wegaanpassing richting centrum valt buiten het plangebied en is op dit moment niet nodig. De analyse is geüpdated en volledig dekkend.

    • a. soms zijn wegbermen wel meegenomen en soms niet. Provincie ziet graag de bermen integraal in het plan opgenomen, zodat realisatie van geluidwerende voorzieningen mogelijk zijn door de provincie als wegbeheerder. Bijvoorbeeld de bermen bij de Literatuurwijk en de Bouwmeesterbuurt.

Antwoord: zoals afgesproken wordt dit indien noodzakelijk en nuttig meegenomen.

    • a. voor de provincie is niet duidelijk in hoeverre de recente verbreding van de Waterlandseweg correct is meegenomen.

Antwoord: dit is nogmaals gecheckt en waar nodig aangepast op de verbeelding.

    • a. geluid: de Wet geluidhinder schrijft voor dat de zonebreedte van de weg in het bestemmingsplan wordt verankerd (artikel 74 Wgh). Verder staat in de toelichting en in de vormvrije m.e.r.-beoordeling dat de ontwerp snelheid van de verbrede Hogering maximaal 100 km/u is, maar in het akoestisch onderzoek wordt uitgegaan van 80 km/u. De status van de Hogering is ook onduidelijk daardoor: is het een autoweg of autosnelweg?

Antwoord: de Wet geluidhinder schrijft niet voor dat de zonebreedte in een bestemmingsplan wordt vastgelegd. Wel moeten bij een bestemmingplan, ingeval deze wordt verbreed, de geluidswaarden in acht worden genomen. De maximumsnelheid is 80 km/u. De ontwerpsnelheid is de snelheid waarop de weg is ontworpen, maar dit heeft niets met de maximumsnelheid te maken; die is en blijft 80 km/u. In het akoestisch onderzoek is ook met 80 km/u gerekend. De status is daardoor duidelijk: een autoweg, in beheer bij de provincie.

    • a. het plan bestaat eigenlijk uit een ontwikkeldeel (verbreding Hogering) en een consoliderend deel (rest). Dit verschil komt nog niet duidelijk naar voren in de toelichting, zodat ook niet duidelijk is wat de gevolgen ervan precies zijn.

Antwoord: dit wordt verduidelijkt in de toelichting.

    • a. het lijkt alsof de regels uit de 1e partiële herziening van bp Hoofdwegen uit 2010 niet zijn meegenomen.

Antwoord: deze zijn meegenomen.

    • a. er wordt in de beschrijving van het beleidskader van de provincie in bijlage 1 van de toelichting verwezen naar een gedateerd coalitie-akkoord uit 2011. Graag vervangen door het nieuwe uit 2015.

Antwoord: dit is aangevuld, maar het P-mirt is nog wel steeds op dit oude akkoord gebaseerd en daarom niet geschrapt.

    • a. Wet natuurbescherming: in het onderzoek ten aanzien van de verbreding moet zijn uitgesloten dat in de te kappen bomen vleermuizen zitten en dat de rugstreeppad het plangebied als overwinteringsgebied gebruikt. Er zal ten aanzien van de bomenkap nader overleg nodig zijn met de provincie.

Antwoord: dit is aangevuld.

    • a. Vormvrije m.e.r.-beoordeling: in de plantoelichting staat in paragraaf 6.1 dat de verbreding een stuk weg van ongeveer 1,5 km betreft, terwijl in de vormvrije m.e.r.-beoordeling dit 2,3 km is. Op p. 5 van de beoordeling staat dat er geen eisen voor de procedure gelden, maar sinds 1 juli 2017 zijn die er wel.

Antwoord: dit is aangepast.

    • a. opmerkingen over de regels en/ of de verbeelding:
      • de regels voor de bestemming 'recreatie' ontbreken.
      • daar waar de wegen de Flevolijn kruizen, is de bestemming telkens anders. Waarom is dat?
      • waarom zit een deel van de A27 in het plan?
      • in artikel 4.2 wordt gesproken over een aanduiding 'geluidscherm'. Die is niet te vinden op de verbeelding.
      • de aanduiding 'reservering infrastructuur' wordt vermeld in artikel 15.8 maar staat niet op de verbeelding.
      • verbeeldingen hebben soms vreemde hoekjes, onlogische einden.

Antwoord:

      • de regels met betrekking tot 'recreatie' zijn toegevoegd.
      • dit was per abuis zo geregeld, maar inmiddels geldt er een zelfde bestemming.
      • omdat dit onderdeel is van de actualisatie.
      • deze aanduiding 'geluidscherm' is geschrapt. Geluidschermen zijn binnen de hele bestemming toegestaan, een aparte aanduiding is dus niet meer nodig.
      • deze aanduidingen zijn alsnog weergegeven op de verbeelding.
      • dit is voor zover noodzakelijk aangepast.

  • 5. Rijkswaterstaat (e-mail van 24 en 29 januari 2018):
    • a. de toelichting gaat alleen over de verbreding van de Hogering. Over het consoliderend deel wordt haast niet gesproken, ook niet over de rijksweg A27 en de aansluitingen van de wegen op de rijksweg A6.

Antwoord: dit is toegevoegd (zie ook reactie provincie).

    • a. op pagina 52 staat dat 'de capaciteitsuitbreiding van de Hogering sluit aan op de verbreding van de Hogering'. Dit moet zijn: 'de capaciteitsuitbreiding van de Hogering sluit aan op de verbreding van de rijksweg A6.

Antwoord: dit is aangepast.

    • a. op kaartblad 14 is een deel van de Rijkswaterstaatsbeheerzone voor de A27 bestemd voor 'groen'. Dit kan leiden tot beperkingen in het actieve beheer van de weg en bij een toekomstige wegverbreding (in de SVIR staat namelijk de ambitie om dit deel van de A27 te verbreden tot 2x3 rijstroken plus een parallelverbinding). Niet duidelijk is voor reclamant waarom een groenbestemming is opgenomen en in hoeverre dit strookt met de doelstellingen van Rijkswaterstaat.

Antwoord: de bestemming van het grootste deel van de zone is gewijzigd in 'verkeer'. Alleen een stuk, grenzend aan de bedrijventerrein Stichtsekant, blijft voor 'groen' bestemd, omdat dit uit bos bestaat.

    • a. in januari 2018 is het Landschapsplan Rijkswegen Midden-Nederland door reclamant opgeleverd. Hierin staan de uitgangspunten voor ruimtelijke kwaliteit en vormgeving. Kaartblad 14 met de A27 maakt deel uit van Poort Oosterwold die de entree vormt van weggebruikers van de A27 tot de polder. Verzoek is in het plan te benoemen of en zo ja hoe hiermee rekening is gehouden.

Antwoord: het plan is ten aanzien van het deel van de A27, dat in dit bestemmingsplan is opgenomen, consoliderend van aard, wat betekent dat de bestaande bouw- en gebruiksmogelijkheden zijn overgenomen. Met een toekomstige uitbreiding of aanpassing van de A27 is nog geen rekening gehouden, tenzij dit al past binnen deze bestaande mogelijkheden.

    • a. op kaartblad 17 ontbreekt een plangebied dat aansluit op de A27. Dit gebied dient in de toelichting te worden genoemd. Bovendien ligt hier ook deels een groenbestemming (zie bij reactie c).

Antwoord: dit kaartblad betreft een tweetal stukken grond van de gemeente Almere waarvoor geen bestemmingsplan gold. Omdat nu een plan voor hoofdwegen wordt gemaakt dat deels consoliderend is, is dit hierin meegenomen. Om deze gronden geldt het actuele bestemmingsplan Weguitbreiding Rijksweg A6 uit 2014 dat is vastgesteld op grond van het Tracébesluit weguitbreiding SAA uit 2011. Dit hoeft dus niet aangepast te worden. De nieuwe bestemmingen voor de twee stukken grond zijn nogmaals bekeken en sluiten aan op het bestaande bestemmingsplan.

Zienswijzen

Het ontwerp bestemmingsplan heeft vanaf 31 mei tot en met 11 juli 2018 ter inzage gelegen voor iedereen voor het indienen van zienswijzen. Op 12 juni heeft een inloopavond plaatsgevonden, waar belangstellenden informatie konden inwinnen over het ontwerp bestemmingsplan en het ontwerp besluit hogere waarden. In totaal zijn drie zienswijzen ingediend. In de Nota van zienswijzen zijn deze samengevat en de gemeentelijke reacties erop gegeven.

Bijlagen

Bijlage 1 Beleidskader

Hoofdstuk 1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van het Rijk is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. Ze schetst de ontwikkelingen en ambities voor Nederland in 2040. Ingezet wordt op het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid voor een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Het Rijk kiest voor een selectieve inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen en laat meer over aan gemeenten en provincies. Deze nationale belangen zijn:

  • 1. Een excellente ruimtelijk-economische structuur van Nederland door een aantrekkelijk vestigingsklimaat in en goede internationale bereikbaarheid van de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren;
  • 2. Ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en de energietransitie;
  • 3. Ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen;
  • 4. Efficiënt gebruik van de ondergrond;
  • 5. Een robuust hoofdnetwerk van wegen, spoorwegen en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio's inclusief de achterlandverbindingen;
  • 6. Betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem;
  • 7. Het instandhouden van het hoofdnetwerk van wegen, spoorwegen en vaarwegen om het functioneren van de mobiliteitssysteem te waarborgen;
  • 8. Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's;
  • 9. Ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en kaders voor klimaatbestendige stedelijke (her) ontwikkeling;
  • 10. Ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten;
  • 11. Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten;
  • 12. Ruimte voor militaire terreinen en activiteiten;
  • 13. Zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele plannen.

Daarnaast blijft het Rijk betrokken bij gebiedsontwikkelingen van nationaal belang, waaronder Schaalsprong Almere, de Zuidas en Rotterdam-Zuid.

Almere maakt onderdeel uit van het MIRT-gebied Noordwest-Nederland. Het MIRT-gebied Noordwest-Nederland beslaat de provincies Noord-Holland en Flevoland en het IJsselmeergebied. De Metropoolregio Amsterdam is binnen dit gebied de grootste stedelijke regio. Een opgaven van nationaal belang in dit gebied is onder meer het mogelijk maken van de drievoudige schaalsprong in het gebied Amsterdam-Almere-Markermeer (woningbouw, infrastructuur en groen/blauw) samen met betrokken overheden (RRAAM).

Het gebied van en rond de Metropoolregio Amsterdam kent een grote ruimtedruk. De regio staat voor een forse woningbouwopgave, zowel kwantitatief als kwalitatief. In het gebied van de Noordvleugel (exclusief het Utrechtse deel) is er tot 2040 vraag naar bijna 290.000 extra woningen om in de groei van het aantal huishoudens te voorzien. Tegelijkertijd is er de opgave om woningen die niet meer voorzien in de behoefte te vervangen (tot 2040 ruim 140.000 woningen).

Door het Ministerie van Infrastructuur en Milieu wordt, in samenwerking met vertegenwoordigers van regionale overheden, de Nationale Markt- en Capaciteitsanalyse (NMCA) uitgevoerd. In deze analyse worden infrastructurele knelpunten in beeld gebracht. De analyse vormt de basis voor het MIRT-projectenboek. Het MIRT is met de SVIR een samenhangend investeringsprogramma in een actueel beleidskader.

Het studiegebied van de Hogering valt volledig in het MIRT-gebied Noordwest-Nederland dat de provincies Noord-Holland en Flevoland en het IJsselmeergebied beslaat. Twee van de opgaven van Nationaal belang van dit MIRT-gebied hebben betrekking op de Hogering in Almere:

1. Het mogelijk maken van de drievoudige schaalsprong in het gebied Amsterdam-Almere-Markermeer (woningbouw, infrastructuur en groen/blauw) samen met de betrokken overheden (Rijks-Regioprogramma Amsterdam Almere-Markermeer - RRAAM).

2. Het tot stand brengen en beschermen van de (herijkte) EHS, inclusief de Natura 2000-gebieden.

Het MIRT-projectenboek 2013 bevat voor de Hogering in Almere twee relevantie projecten:

- A1/A6/A9 Schiphol – Amsterdam – Almere. De bereikbaarheid over de weg in de corridor SAA laat te wensen over. Toekomstige ontwikkelingen zoals de uitbreiding van Almere met 60.000 woningen tussen 2010 en 2030 zetten op lange termijn de bereikbaarheid over de weg verder onder druk. In 2013 is het TB onherroepelijk geworden. Dit voorziet in het uitbreiden van de bestaande weginfrastructuur tussen Badhoevedorp en Almere Oost (stroomlijnalternatief), inclusief een gedeeltelijke aanpak van de Hogering. De volledige opstelling staat gepland in 2020.

- Almere Weerwaterzone. De A6 is gelegen op een grondlichaam en doorsnijdt de Almere Haven van het centrum en de overige wijken. Tegelijk met het verbreden van de A6 wordt de weg verlaagd tot maaiveldniveau om zo de barrièrewerking van de weg te verminderen. Ter plaatse van de verlaagde A6 is de gebiedsontwikkeling Centrum-Weerwater gepland. Dit is onderdeel van de schaalsprong Almere.

Verder is in de SVIR de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Het doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Het Rijk wil met de introductie van de ladder vraaggerichte programmering bevorderen. De ladder beoogt een zorgvuldige en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. De ladder is als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro: artikel 3.1.6 lid 2). Hierin is vastgelegd dat provincies en gemeenten die een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maken (in respectievelijk een provinciale verordening of een bestemmingsplan) de ladder moeten doorlopen. Een nieuwe stedelijke ontwikkeling is als volgt gedefinieerd: 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'. Dit bestemmingsplan voorziet voornamelijk in een actualisatie van de bestaande bestemmingsregelingen voor de hoofdwegen. De verbreding van een klein gedeelte van de Hoge Ring, waarin dit bestemmingsplan ook voorziet, valt niet onder een "stedelijke ontwikkeling" als bedoeld in het Bro. De ladder van duurzame verstedelijking is derhalve niet van toepassing.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de nationale belangen in de SVIR.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening en Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (2012)

In de SVIR is aangegeven dat voor een aantal onderwerpen algemene regels door het Rijk moeten worden gesteld. Deze regels zijn concreet normstellend bedoeld en worden geacht direct of indirect (door tussenkomst van de provincie) door te werken in de ruimtelijke besluitvorming van provincies en gemeenten. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is deze algemene maatregel van bestuur waarin de nationale belangen uit de SVIR juridisch zijn geborgd. De ministeriële regeling die bij het Barro hoort (Regeling algemene regels ruimtelijke ordening) is gelijk met het Barro in werking getreden.

De onderwerpen waar het Rijk in het Barro ruimte voor vraagt zijn:

  • Mainportontwikkeling Rotterdam
  • Bescherming van de waterveiligheid in het Kustfundament
  • Bescherming van de waterveiligheid in en rond de grote rivieren
  • Bescherming en behoud van de Waddenzee en waddengebied
  • Bescherming en behoud van erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde
  • Uitoefening van defensietaken

Op 1 oktober 2012 is het Barro aangevuld met de ruimtevraag voor de volgende onderwerpen (Barro, eerste aanvulling):

  • Veiligheid rond rijksvaarwegen
  • Toekomstige uitbreiding hoofd(spoor)wegennet
  • Elektriciteitsvoorziening
  • Ecologische hoofdstructuur
  • Bescherming van primaire waterkeringen buiten het kustfundament
  • Verstedelijking in het IJsselmeer
  • Toekomstige rivierverruiming van de Maastakken

De wijziging van het Barro ging vergezeld van een wijziging van de Rarro. Ook deze wijziging trad op 1 oktober 2012 in werking. De Rarro bevat een uitwerking van het al eerder in het Barro gepubliceerde ruimtelijke regime rond radars voor militaire luchtvaart.

Op het plangebied is alleen het ruimtelijke regime van radars voor militaire luchtvaart van toepassing. Het voorheen geldende regime is aangepast op basis van nieuwe technische inzichten en ontwikkelingen op het gebied van radarverstoring. Er wordt onderscheid gemaakt tussen bouwwerken in het algemeen en windturbines. Het regime geldt niet voor bestaande bouwwerken en windturbines. Voor windturbines gelden ruimere radarverstoringsgebieden dan voor overige bouwwerken. Het plangebied valt niet in een radarverstoringsgebied waarin een maximale hoogte voor bouwwerken geldt. Het plangebied ligt wel in drie radarverstoringsgebieden (AOCS Nieuw Milligen, Herwijnen en Soesterberg) waarbinnen maximale hoogten gelden voor de tippen van de wieken van windturbines. Voor het radarverstoringsgebied AOCS Nieuw Milligen geldt een maximale bouwhoogte van 118 meter t.o.v. NAP, voor Herwijnen 90 meter en voor radarverstoringsgebied Soesterberg geldt een maximale bouwhoogte van 128 meter t.o.v. NAP. Het onderhavige bestemmingsplan maakt de bouw van windturbines niet mogelijk.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het Barro en Rarro.

Naast de primaire radars is er apparatuur die de luchtverkeersleiding en de luchtvaartnavigatie ondersteunen, zoals secundaire radars, bakens en landingsinstrumenten. In de omgeving van deze apparatuur gelden bouwbeperkingen. Deze apparatuur en de bouwbeperkingen zijn geen onderdeel van de regeling voor primaire radars in het Barro en Rarro. In paragraaf 5.12 wordt ingegaan op het radarverstoringsgebied voor burgerluchtverkeer.

RAAM-Brief

Rijk en regio willen de internationale concurrentiekracht en de duurzaamheid van de Noordelijke Randstad een impuls geven. In het programma Randstad Urgent zijn vijf grote projecten aangewezen die daaraan moeten bijdragen:

  • schaalsprong Almere;
  • verbetering openbaar vervoer tussen Schiphol, Amsterdam, Almere en Lelystad;
  • verbetering van de ecologische kwaliteit van het Markermeer en het IJmeer (toekomstagenda Markermeer-IJmeer, TMIJ);
  • de ontwikkeling van de luchthaven Lelystad in relatie tot de ontwikkeling van Schiphol;
  • verbetering van de bereikbaarheid via de weg en het openbaar vervoer tussen Almere, 't Gooi en Utrecht.

Deze vijf projecten worden bij de uitwerking en besluitvorming in samenhang bezien. Als onderdeel van deze aanpak heeft het Kabinet een aantal principekeuzes vastgesteld voor de ontwikkeling van het gebied tussen Amsterdam, Almere en Markermeer. Deze keuzes zijn gepresenteerd in de RAAM-brief die het Kabinet op 6 november 2009 heeft gepubliceerd.

'RAAM' staat voor 'Randstad-besluiten Amsterdam – Almere – Markermeer'. De RAAM-brief geeft de koers voor de na te streven ontwikkelingen aan. In de RAAM-brief heeft het kabinet ingezet op een westelijke ontwikkeling van Almere en dus niet voor een dominante ontwikkeling in oostelijke richting. Hier is het principe ontstaan dat de stedelijke ontwikkeling aan de westzijde van Almere plaatsvindt. Oosterwold krijgt een meer landelijke invulling.

Het bestemmingsplan voldoet aan de bijdrage om de bereikbaarheid via de weg te verbeteren door onder meer de verbreding van de Hogering.

Rijksstructuurvisie Amsterdam-Almere-Markermeer (2013) (RAAM)

In het Rijk-regioprogramma Amsterdam-Almere-Markermeer (verder: RRAAM) werken het Rijk, de provincies Noord-Holland, Utrecht en Flevoland en de gemeenten Almere en Amsterdam samen om de drievoudige ambitie op het gebied van woningbouw, bereikbaarheid en ecologie in de Noordelijke Randstad vorm te geven. Binnen RRAAM is onder verantwoordelijkheid van het ministerie van Infrastructuur en Milieu in november 2013 de Rijksstructuurvisie Amsterdam-Almere-Markermeer vastgesteld.

De Noordvleugel van de Randstad is nationaal gezien één van de belangrijkste economische motoren en kan zich meten met andere topregio’s in Noordwest-Europa, zoals Londen, Parijs, het Ruhrgebied en Milaan. De Noordvleugel omvat het samenhangende stedelijke netwerk van het Noordzeekanaalgebied tot en met Utrecht, Amersfoort en Almere, met Amsterdam in het centrum. De regio kent aan de zuidkant een aaneenschakeling van grote functies als de Mainport Schiphol, het zakencentrum de Zuidas, de Jaarbeurs Utrecht en diverse grote woon- en werkgebieden. Met deze Rijksstructuurvisie Amsterdam-Almere-Markermeer wordt ingezet op versterking van de agglomeratiekracht van de Noordvleugel en daarmee op verbetering van de internationale concurrentiepositie van de Randstad als geheel.

Het toekomstperspectief van het Rijk voor de Noordvleugel is een sterke internationaal concurrerende regio, waarin een aantrekkelijk vestigingsklimaat wordt gecreëerd met een goede bereikbaarheid en unieke natuur- en recreatiegebieden in en rond het Markermeer-IJmeer. Daarbij kiest het Rijk ervoor om de verstedelijking in deze regio zoveel mogelijk te concentreren in bestaand stedelijk gebied en langs de bestaande infrastructuurcorridors op de as Haarlemmermeer-Schiphol-Amsterdam-Almere-Lelystad. Zodoende wordt de agglomeratiekracht versterkt. Het betekent een verdere groei van Almere met hieraan gekoppeld een verbetering van de bereikbaarheid tussen Amsterdam en Almere. Ook de infrastructuur tussen Almere en Utrecht dient op orde te zijn. Daarnaast zal er sprake zijn van een vooruitgang van de ecologische kwaliteit in het Markermeer-IJmeer.

Het toekomstperspectief voor Almere is een westelijk georiënteerde stad met circa 60.000 nieuwe woningen ten opzichte van 2010 en een forse groei van het aantal arbeidsplaatsen. Het is hier prettig om te wonen, te werken en te recreëren. Almere is volwaardig onderdeel van het regionale mobiliteitsnetwerk van de Noordvleugel. Een IJmeerverbinding met een hoogstedelijke ontwikkeling van Almere Pampus is hierbij de stip op de horizon. Deze verbinding is een metroachtig systeem dat Almere, in het bijzonder de locatie Pampus en Diemen direct verbindt met Amsterdam. Een deel van de regionale behoefte aan nieuwe woningen kan in Almere worden opgevangen. Dit verbetert de leefomgeving in de Noordvleugel en daarmee het internationale vestigingsklimaat. Voor het Markermeer-IJmeer is het toekomstperspectief een Toekomstbestendig Ecologisch Systeem (TBES), waardoor een kwalitatief hoogwaardige leefomgeving ontstaat met aantrekkelijke natuur- en recreatiegebieden. Het ecologisch systeem van het Markermeer-IJmeer is vitaal, gevarieerd, robuust en biedt, door natuurinvesteringen, juridische ruimte om de gewenste ruimtelijke en recreatieve ontwikkelingen mogelijk te maken.

In de Rijksstructuurvisie staat een adaptieve aanpak centraal. Deze aanpak is gericht op de toekomst: duurzaam en robuust. Daarmee is zij in staat om veranderingen op te vangen. De Rijksstructuurvisie geeft een beschrijving van het toekomstperspectief voor de drievoudige ambitie en hoe die kan worden bereikt. Dit toekomstperspectief met een westelijke ontwikkeling van Almere, een IJmeerverbinding en een TBES, is een gezamenlijk perspectief van het Rijk en de overheden in de Noordvleugel. Het gaat daarbij niet om een blauwdruk voor de toekomst, maar om een perspectief dat richting geeft aan de stappen die tussen nu en de lange termijn genomen moeten en kunnen worden. Ze verbindt daarmee de korte en (middel)lange termijn met elkaar zonder daar van te voren vaste termijnen of data aan te koppelen. De woningbehoefte kan lager of hoger uitvallen dan de huidige berekeningen, afhankelijk van de daadwerkelijke economische en demografische ontwikkelingen. De woningen en de bijbehorende infrastructuur komen daarom in stappen tot stand, reagerend op de behoefte op de woningmarkt en de mobiliteitsontwikkelingen. Ook voor natuur is een stapsgewijze aanpak op zijn plaats. Afhankelijk van het verloop van de ecologische processen zijn er minder of meer natuurmaatregelen nodig.

Overheden, maatschappelijke organisaties en private partijen zijn al volop bezig met het realiseren van het toekomstperspectief. Ter verbetering van de bereikbaarheid binnen de Noordvleugel wordt de komende jaren gewerkt aan de capaciteitsvergroting van de bestaande rijkswegen en spoorlijnen in de corridor Schiphol-Amsterdam-Almere-Lelystad. Voor het spoor wordt aanvullend daarop een investering voor de middellange termijn gedaan, waarmee een kwaliteitssprong naar hoogfrequent spoorvervoer wordt gerealiseerd. De woningbouwontwikkeling in Almere en het commitment van partijen hierop is een voorwaarde voor een succesvolle realisatie van OV SAAL en omgekeerd. Met de realisatie van deze uitbreidingen is de bereikbaarheid ook voor de langere termijn op orde. Verder wordt de bereikbaarheid tussen Almere en Utrecht verbeterd; dit betreft onder andere het verbreden van de A27 tussen Utrecht en knooppunt Eemnes en een pilot met een snelbus tussen Almere en Utrecht De Uithof.

Almere groeit in fasen en organisch op locaties langs de bestaande vervoersassen (A6, A27 en Flevolijn) volgens het bestaande meerkernige stadsconcept. De locaties Poort, Nobelhorst, Centrum Weerwater en Oosterwold bieden ruimte aan een aanzienlijk aantal woningen, voorzieningen en aan bedrijvigheid. De locatie Centrum Weerwater wordt ontwikkeld tot een locatie met (boven-)regionale centrumfuncties. De Floriade in 2022 is een eerste initiatief en hierdoor zal het imago van Almere als aantrekkelijke suburbane stad een internationale impuls krijgen.

Samen met de groei van Almere zal ook de stedelijke infrastructuur en groenblauwe structuur meegroeien. Tegelijkertijd wordt een volwaardig voorzieningenpakket op het gebied van onderwijs, werkgelegenheid, cultuur, sport en duurzaamheid ontwikkeld. Door de verstedelijking langs de bestaande vervoersassen te concentreren, wordt druk opgebouwd die nodig is voor een verdere westwaartse groei van Almere en worden de investeringen in deze vervoersassen maximaal benut.

Om het toekomstperspectief en de stappen daar naartoe te realiseren, hebben het Rijk en de overheden in de Noordvleugel gezamenlijke afspraken gemaakt voor de komende jaren. Die afspraken staan in de realisatieparagraaf van de Rijksstructuurvisie en in de Bestuursovereenkomst RRAAM en de Uitvoeringsovereenkomst Almere 2.0. Tezamen vormen zij de agenda voor de komende jaren. De samenhang tussen de stapsgewijze ontwikkelingen naar het toekomstperspectief wordt geborgd door het monitoren van de voortgang van de maatregelen en de effecten van de ontwikkelingen. Zo kan door het Rijk en de overheden in de Noordvleugel tussentijds worden bijgestuurd.

Om de agglomeratiekracht en daarmee de internationale concurrentiepositie van de Noordvleugel te versterken, is het in lijn met de Gebiedsagenda Noord-Holland, Utrecht en Flevoland de opgave om zoveel mogelijk woningen in bestaand stedelijk gebied in de regio's Amsterdam, Utrecht en Amersfoort en langs bestaande infrastructuurcorridors te bouwen op de as Haarlemmermeer-Schiphol-Amsterdam-Almere-Lelystad. Aanvullende verstedelijkingslocaties worden in de directe nabijheid daarvan gezocht. Daarnaast hebben het Rijk en de overheden in de Noordvleugel geconcludeerd dat Almere goede mogelijkheden biedt om een aanzienlijk deel van de woningbehoefte van de Noordvleugel te accommoderen: richtpunt is 60.000 woningen: 25.000 woningen uit Noord-Holland, 15.000 uit de regio Utrecht en 20.000 woningen voor de autonome ontwikkeling van Almere.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP235alg01-vg01_0033.png"

Naast het grote aantal woningen dat in Almere wordt toegevoegd, is het van belang ook andere functies mogelijk te maken, zodat een sociale diverse, aantrekkelijke en leefbare stad ontstaat. Hierover wordt in de Structuurvisie aangegeven dat Almere, als 'new town', ruimte heeft voor nieuwe werk- en woonmilieus, experimenten, en vernieuwend ondernemerschap. Door dit mogelijk te maken en te stimuleren, wordt tevens bijgedragen aan de florerende economie van de Noordvleugel en aan een versterking van de internationale concurrentiepositie. De groei van Almere in de drie aangewezen kernen past bij de bestaande meerkernige structuur van de stad.

Met een gefaseerde aanpak wordt toegewerkt naar het toekomstperspectief voor de Noordvleugel, de stip op de horizon. Dit toekomstperspectief geeft invulling aan de drie samenhangende ambities op het gebied van verstedelijking, bereikbaarheid, natuur en recreatie ter versterking van deze regio. Het geeft richting aan het handelen van overheden, bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties en burgers. Het is nu niet nodig om voor de lange termijn definitieve keuzes te maken ten aanzien van verstedelijking en bereikbaarheid. De beoogde woningbouwopgave is gebaseerd op de verwachte vraag naar woningen in de komende decennia. De woningbehoefte kan lager of hoger uitvallen dan de huidige berekeningen, afhankelijk van de daadwerkelijke economische en demografische ontwikkelingen. De woningen en de bijbehorende infrastructuur komen daarom in stappen tot stand in reactie op de behoefte op de woningmarkt en de mobiliteitsontwikkelingen. De aanpak van vraagafhankelijk bouwen geldt niet alleen voor woningen, maar ook voor economische activiteiten en voorzieningen. Zodra de markt of burgers initiatieven ontplooien, wordt hierop gereageerd vanuit de basishouding dat dit mogelijk is. De essentie van vraagafhankelijk bouwen is dat de vragers de ontwikkeling zelf bepalen. Overheden stellen alleen de hoognodige kaders op, waarbinnen initiatiefnemers bepalen wat op welk moment gebouwd wordt.

De economische structuur in Almere ontwikkelt zich verder. Om een vitale stad te ontwikkelen, is vooralsnog een ambitie van 100.000 arbeidsplaatsen gedefinieerd. Met haar jonge bevolking levert Almere human capital aan de economie van de Noordvleugel. Almere heeft als new town ruimte voor nieuwe werk- en woonmilieus, experimenten en vernieuwend ondernemerschap. Hierbij is excellent gastheerschap voor nieuwe en zittende ondernemers belangrijk. In de jonge economie van de stad zijn zelfstandigen zonder personeel (ZZP-ers) en het midden- en kleinbedrijf (MKB) relatief sterk vertegenwoordigd. Zij krijgen alle ruimte om zich verder te ontplooien. Daarnaast ontstaat met de groei van de stad al een forse autonome groei van het aantal banen door bevolkingsvolgende groei. Naast de autonome groei is het de ambitie om banen te creëren in een aantal stuwende sectoren. Deze zijn in het economisch programma “Almere Werkt!” vastgelegd: Duurzaam bouwen & Gebiedsontwikkeling, Health, ICT & Media, Lelystad Airport en Wellness & Life Sciences.

Een goede, complete en kwalitatief hoogwaardige onderwijsinfrastructuur is een zeer belangrijke vestigingsfactor. De eerste kansen zijn al verzilverd door de investeringen van het Rijk, de provincie Flevoland en de gemeente Almere met de komst van Hogeschool Windesheim en de Christelijke Agrarische Hogeschool Vilentum. In samenwerking met het bedrijfsleven moet vooral in het middelbaar en hoger onderwijs een aanbod ontstaan dat aansluit bij de toekomstige behoeften en waarmee bedrijven kunnen worden verleid om zich in Flevoland te vestigen.

Zowel de culturele als de sportieve infrastructuur is van eminent belang voor de sociale samenhang in nieuwe en oudere delen van Almere. Op cultureel gebied wordt ingezet op het koppelen van nationale voorzieningen aan Almeerse kwaliteiten (eigen profiel), het versterken van het cultureel middenveld, het ruimte bieden aan zelforganisatie en ondernemerschap en het besteden van aandacht aan cultuureducatie en talentontwikkeling. Op het terrein van sport ligt de focus op een wijkgericht aanbod aan breedtesport, sectoroverstijgende talentontwikkeling en een gericht aanbod aan topsportevenementen en -voorzieningen.

Voor het plangebied betekent dit ten behoeve van het versterken van de internationale concurrentiepositie van de Noordvleugel van de Randstad in deze regio in de komende decennia een drievoudige schaalsprong dient plaats te vinden in verstedelijking, infrastructuur en ecologie. Een van de projecten betreft de Schaalsprong van Almere, met 60.000 nieuwe woningen ten opzichte van 2010 en het streven naar 100.000 nieuwe arbeidsplaatsen in de periode tot 2030.

Bestuursovereenkomst RRAAM (2013)

Op 13 november 2013 is de Bestuursovereenkomst RRAAM ondertekend door het Rijk, de provincies Flevoland, Noord-Holland en Utrecht, de stadsregio Amsterdam en de gemeenten Amsterdam en Almere (verder: RRAAM). De Rijksstructuurvisie Amsterdam-Almere-Markermeer is bindend voor het Rijk. Met deze bestuursovereenkomst leggen partijen de afspraken vast om tot uitvoering te komen van de drievoudige ambitie op het gebied van verstedelijking, bereikbaarheid en natuur & recreatie ter versterking van de internationale concurrentiepositie van de Noordvleugel, zoals uitgewerkt in de Rijksstructuurvisie Amsterdam-Almere-Markermeer.

Partijen hebben ten aanzien van de stedelijke ambitie afgesproken dat met de adaptieve aanpak de (markt)vraag naar woningen en bedrijfslocaties van doorslaggevend belang is voor het tempo en de invulling van het ontwikkelen van het toekomstperspectief. Partijen monitoren voor het gebied de Noordvleugel de kwantitatieve en kwalitatieve actuele vraag naar en het aanbod van woningen. Onder duovoorzitterschap van de provincie Noord-Holland en het Rijk (namens deze vertegenwoordigers van de minister voor Wonen en Rijksdienst), wordt deze monitoring vanaf 2014 uitgevoerd. Partijen brengen de gezamenlijke rapportage jaarlijks uit.

Het bestemmingsplan is hoofdzakelijk conserverend van aard. De gedeeltelijke verbreding van de Hogering draagt bij aan een goede bereikbaarheid van onze stad.

Uitvoeringsovereenkomst Almere 2.0 (2013) (IAK2)

Het Rijk, de provincie Flevoland en de gemeente Almere hebben op 20 november 2013 in de Uitvoeringsovereenkomst de afspraken vastgelegd om tot uitvoering te komen van de stedelijke ambitie Almere, zoals uitgewerkt in de Rijksstructuurvisie Amsterdam-Almere-Markermeer. Deze overeenkomst vervangt het eerdere Integraal Afsprakenkader (IAK) uit 2010. De afspraken in de uitvoeringsovereenkomst hebben betrekking op de integrale stedelijke ontwikkeling (Almere 2.0) en heeft betrekking op:

  • de gebieden: Almere Oosterwold, Almere Centrum Weerwater inclusief Floriade, Almere Pampus in samenhang met de IJmeerlijn, Almere Poort, Nobelhorst, alsmede de stedelijke ontwikkeling in het huidige stedelijke gebied van Almere;
  • de thema's stedelijke bereikbaarheid, groenblauw, duurzaamheid, onderwijs, cultuur, sport en economie;
  • het behoud van de concurrentiepositie van het huidige stedelijke gebied (Almere Tafel);
  • de samenwerking tussen het Rijk, de provincie Flevoland en de gemeente Almere alsmede het gezamenlijk financieel kader ten behoeve van de realisatie.

In de overeenkomst hebben partijen afgesproken dat het realiseren van de stedelijke ambitie (60.000 woningen) is gestart op 1 januari 2010. De vraag van de markt is een bepalende factor voor het tempo waarop de gebiedsontwikkelingen in Almere plaatsvinden. De gebiedsontwikkeling Almere Centrum Weerwater kan op basis van de uitvoeringsovereenkomst door de gemeente Almere worden opgestart. De gemeente Almere voert de regie over de afstemming tussen de gebiedsontwikkelingen in Almere middels onder meer de gemeentelijke programmeringscyclus (Meerjaren Programmering Grondexploitatie Almere).

Ten behoeve van de realisatie van Almere 2.0 wordt één gezamenlijk Fonds Verstedelijking Almere ingesteld. Het fonds is bestemd voor investeringen in projecten ten behoeve van de integrale ontwikkeling van Almere 2.0. Het gaat daarbij om projecten op het gebied van de Almere Tafel, Onderwijsstructuur, Culturele infrastructuur, Sportinfrastructuur, Economie en Floriade, Duurzaamheid, Programma groenblauw en Stedelijke bereikbaarheid.

Voor het plangebied betekent dit het plan in overeenstemming is met de Uitvoeringsovereenkomst, het bevordert de bereikbaarheid van onze stad.

Meerjarenprogramma Almere 2.0 (2018)

Op 22 februari 2018 is het Meerjarenprogramma Almere 2.0 vastgesteld voor de periode tot 2021. Op vele manieren wordt door Rijk en de regio samengewerkt aan een sterke en duurzame regio, die internationaal concurrerend is en waar het goed werken en wonen is. In RRAAM wordt middels een organische ontwikkeling toegewerkt naar het toekomstperspectief zoals beschreven in de Rijksstructuurvisie. In dit kader zijn tussen Rijk, gemeente Almere en provincie Flevoland afspraken gemaakt met betrekking tot de integrale stedelijke ontwikkeling van Almere, getiteld Almere 2.0: een westelijk georiënteerde stad met circa 60.000 nieuwe woningen ten opzichte van 2010 en een forse groei van het aantal arbeidsplaatsen. Er wordt gewerkt langs een organische ontwikkeling met een gefaseerde aanpak vanwege de lange looptijd. Dit betekent dat er geen vaststaand eindbeeld of einddatum voor de ontwikkeling wordt vastgelegd, maar dat stap voor stap, naar het toekomstperspectief wordt toegewerkt. In de Uitvoeringsovereenkomst Almere 2.0 is vastgelegd dat het Overleg Almere 2.0 jaarlijks een Meerjarenprogramma opstelt. Hierin wordt geschetst wat de ambitie is voor de komende vijf tot tien jaar alsmede welke acties en investeringen daarbij horen:

1. Versterken Hart van de stad

2. Versterken leer- en werkomgeving

3. Energy on upcycling

4. Versterken cultuur, recreatie en toerisme

5. Vernieuwend wonen

6. Groen blauw

7. Stedelijke bereikbaarheid Almere.

De groei van Almere van 200.000 inwoners naar ca. 350.000 inwoners kan alleen goed plaatsvinden, als de bereikbaarheid van de stad en binnen de stad op orde is. Op een aantal trajecten zijn al afspraken gemaakt waarmee de bereikbaarheid wordt verbeterd. Zo wordt de capaciteit op de Flevolijn uitgebreid, wordt de A6 vanaf 2017 verdubbeld en wordt geïnvesteerd in verbreding en betere benutting van de dreven binnen Almere. Om de bereikbaarheid binnen Almere op peil te houden zijn, moet het auto-, OV- en fietsnetwerk behoorlijk worden aangepast en uitgebreid (zie Verkenning Stedelijke Bereikbaarheid Almere).

  • Lokale infrastructuur: om Almere 2.0 mogelijk te maken zijn nodig het aanpassen van verbindingen onder de A6, uitbreiding van de provinciale wegen in Almere tot een betere benutting van het lokale wegennet. Uitgegaan wordt van het verder uitbreiden van het unieke gescheiden verkeerssysteem van Almere (vrije busbanen) in de nieuwe gebieden en het aanleggen van goede fietsinfrastructuur.
  • Convenant SBA 2012: in januari 2012 ondertekenden Rijk, provincie en gemeente een convenant over de bereikbaarheid van Almere en de bijbehorende investeringen. Het gaat daarbij om aanpassing van de onderdoorgangen onder de A6 tot aan de Weerwaterzone, het verbreden van de Waterlandseweg naar 2x2 rijstroken, aanpassing infrastructuur van Almere Hout-Noord inclusief een ontsluitingsweg naar de Vogelweg, uitbreiding van de Hogering naar 2x3 rijstroken tot aan de Hollandsedreef.
  • Weguitbreiding Schiphol-Amsterdam-Almere (SAA): Rijkswaterstaat verbreedt tot 2020 de A1/A6 tussen knooppunt Diemen en de aansluiting Almere Havendreef. Ook wordt de leefbaarheid in de omgeving vergroot.
  • Flevolijn: in 2008 heeft het rijk besloten om de capaciteit op de Flevolijn uit te breiden. De uitbreiding van het aantal treinen op de Flevolijn is onderdeel van het project OV SAAL. Aanvankelijk zouden delen van het spoor in Almere worden verdubbeld worden maar in 2010 bleek dat het aantal treinen ook kan worden uitgebreid zodat het bestaande spoor beter benut kan worden. Ten behoeve van de groei van Almere is een plan voor de IJmeerlijn, een verbinding met Amsterdam óver het IJmeer. Met een IJmeerlijn zal Almere meer integraal onderdeel worden van de Metropoolregio, langs de lijn zal nieuwe bedrijvigheid komen en stadsdeel Pampus zal het verbindende stadsdeel worden tussen Almere en Amsterdam. Hier zijn dan type woningen en wijken denkbaar die vergelijkbaar zijn met bijvoorbeeld Poort en IJburg. Dit trekt andere doelgroepen naar Almere en zorgt daarmee voor grotere sociale diversiteit in de stad.

Voor het plangebied betekent dit dat met het verbreden van de Hogering de stedelijke bereikbaarheid van Almere wordt verbeterd, mede met oog op de toekomst.

Structuurvisie Randstad 2040 (2010)

In de Structuurvisie Randstad 2040 (2010) heeft het kabinet keuzes gemaakt om van de Randstad in 2040 een duurzame en concurrerende Europese topregio te maken waar mensen graag wonen, werken en recreëren. Groene woon- en werkmilieus zijn daarbij nodig om de variatie in vestigingsmilieus te vergroten. Mogelijkheden daarvoor liggen onder meer in Almere. Grootschalige stedelijke ontwikkeling van Almere is noodzakelijk voor het opvangen van de groei in de noordelijke Randstad tot 2040. Ook in deze structuurvisie is aangegeven dat de opgave bestaat om tot 2030 60.000 woningen te bouwen.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Structuurvisie Randstad 2040.

Europese Kaderrichtlijn Water (2000)

De Europese Kaderrichtlijn Water is vastgesteld in 2000. De kaderrichtlijn heeft als doelstellingen:

  • een goede ecologische toestand van de oppervlaktewateren (zoete, kust- en overgangswateren);
  • het tot nul terugbrengen van de lozing van gevaarlijke stoffen;
  • een goede toestand van het grondwater;
  • een duurzaam gebruik van water;
  • afzwakking van de negatieve gevolgen van overstromingen en perioden van droogte.

Sinds 1 november 2003 is er een wettelijke verplichting om een watertoets uit te voeren bij ruimtelijke plannen, waaronder bestemmingsplannen. Bij het opstellen van een bestemmingsplan moet inzichtelijk worden gemaakt wat de gevolgen zijn van een ruimtelijke ontwikkeling voor het waterbeheerssysteem en op welke wijze de ruimtelijke ontwikkeling en het waterbeheer op elkaar worden afgestemd.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Kaderrichtlijn Water. Het aspect water wordt in dit bestemmingsplan uitvoerig behandeld.

Het Nationaal Bestuursakkoord Water (2008)

Dit akkoord is op 25 juni 2008 onder andere in verband met de implementatie van de Europese Kaderrichtlijn Water geactualiseerd. Met de actualisatie van het NBW onderstrepen de betrokken partijen, rijk, provincies, gemeenten en waterschappen nogmaals het belang van samenwerking om het water duurzaam en klimaatbestendig te beheren. In het akkoord staat onder meer hoe met klimaatveranderingen, de stedelijke wateropgave en de ontwikkelingen in woningbouw en infrastructuur moet worden omgegaan. Ook is er meer aandacht voor het realiseren van schoon en ecologisch gezond water.
Het NBW heeft tot doel om in de periode tot 2015 het watersysteem in Nederland op orde te brengen en te houden en te anticiperen op klimaatverandering. Het gaat hierbij om de verwachte zeespiegelstijging, bodemdaling en klimaatverandering. Nederland krijgt hierdoor steeds meer te maken met extreem natte en extreem droge periodes.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het Nationaal Bestuursakkoord Water.

Nationaal Waterplan 2016-2021 (2015)

Het Nationaal Waterplan (NPW2) geeft het integrale kader voor het waterbeleid van het Rijk voor 2016
tot 2021 en geeft uitvoering aan de Europese richtlijnen voor waterkwaliteit, de mariene strategie en de overstromingsrisico's. De Stroomgebiedbeheerplannen, het Programma van maatregelen mariene
strategie, de Beleidsnota Noordzee en de Overstromingsrisicobeheerplannen maken onderdeel uit van
het NWP2. De verschillende NWP2 onderdelen met bijbehorende mijlpalen en onderlinge relaties zijn
samengevat in een routekaart.

Tegelijk met het NWP2 is het Beheer- en ontwikkelplan voor de rijkswateren 2016-2021 (Bprw)
vastgesteld met daarin de operationele uitwerking van het NWP2 voor de rijkswateren: de rollen en
taken van Rijkswaterstaat en de hoofdlijnen van het beheer en onderhoud. Het NWP2 geeft de hoofdlijnen, principes en richting van het nationale waterbeleid in de planperiode
2016-2021, met een vooruitblik richting 2050.

Met het NWP2 zet het kabinet een volgende ambitieuze stap in het robuust en toekomstgericht
inrichten van ons watersysteem, gericht op een goede bescherming tegen overstromingen, het
voorkomen van wateroverlast en droogte en het bereiken van een goede waterkwaliteit, een duurzaam
beheer en goede milieutoestand van de Noordzee en een gezond ecosysteem als basis voor welzijn en welvaart. Hierbij streeft de overheid naar een integrale benadering door economie, natuur, scheepvaart, landbouw, energie, wonen, recreatie en cultureel erfgoed zo veel mogelijk in samenhang met de
wateropgaven te ontwikkelen.

Het beleid en de maatregelen in dit Nationaal Waterplan dragen bij aan het vergroten van het
waterbewustzijn in Nederland.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het Nationaal Waterplan. Grote waterpartijen worden bestemd voor water en waterberging.

Rijksbeleid en wetgeving cultuurhistorische waarden

Het nationaal beleid voor de archeologische monumentenzorg staat in het teken van het behoud en beheer van het erfgoed. Op gelijke voet staat het streven naar herkenbaarheid van het archeologisch erfgoed voor het publiek door het te gebruiken als inspiratiebron voor de ruimtelijke inrichting van Nederland. Dit beleid geldt voor alle cultuurhistorische waarden, dat wil zeggen voor zowel archeologische, historisch-geografische als bouwkundige waarden. Het beginpunt van dit beleid is gelegen in de Nota Belvedère uit 1999. In deze nota geeft het Rijk te kennen dat de cultuurhistorische identiteit van gebieden sterker richtinggevend moet worden voor de ruimtelijke inrichting. Het Rijk streeft naar het ontwikkelingsgericht inzetten van bestaande cultuurhistorische kwaliteiten, waarbij vervlechting van cultuurhistorie in het ruimtelijke ordeningsbeleid uitgangspunt vormt.

Het beleid is onder meer geworteld in de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz). Via de Wamz is het Verdrag van Malta geïmplementeerd in de Nederlandse wetgeving. Daartoe zijn behalve de Monumentenwet 1988 ook de Woningwet, de wet Milieubeheer en de Ontgrondingenwet gewijzigd. Het beleid is daarnaast geworteld in de Nota Belvedère uit 1999 en de Notitie 'Kunst van leven' hoofdlijnen Cultuurbeleid uit 2007. In 2008 is de Monumentenwet 1988 opnieuw gewijzigd waardoor onder andere de rol van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed (RCE) in het adviestraject voor vergunningverlening is beperkt. In 2007 is het Project Modernisering Monumentenstelsel (MoMo) van start gegaan. Doel hiervan is onder meer een integrale modernisering van de Monumentenwet 1988. Sinds december 2008 heeft de minister van OC en W drie beleidsstukken uitgebracht: De discussienotitie 'Een lust geen last' (2008), de Beleidsbrief Modernisering Monumentenzorg (eind 2009) en de Visie Cultureel Erfgoed 'Kiezen voor karakter' (juni 2011).

Als consequentie van de Beleidsbrief is de Monumentenwet 1988 gewijzigd. Per 1 januari 2012 is de 50-jaren termijn voor wettelijk beschermde monumenten uit de wet gehaald. Ook is op 1 januari 2012 een wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in werking getreden. Op grond van artikel 3.1.6 Bro moeten naast archeologische waarden nu ook bovengrondse cultuurhistorische waarden bij de vaststelling van het bestemmingsplan worden meegewogen.

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is voor het onderwerp 'cultureel erfgoed' aangegeven dat het Rijk verantwoordelijk blijft voor cultureel en natuurlijk UNESCO Werelderfgoed (inclusief voorlopige lijst), kenmerkende stads- en dorpsgezichten, rijksmonumenten en het maritieme erfgoed. Het beleid ten aanzien van het landschap is geen rijksverantwoordelijkheid meer, maar laat zij over aan de provincies.

Op 1 september 2007 is de Monumentenwet 1988 (herziening 2007) van kracht geworden. Uitgangspunten van de wet zijn onder meer:

  • behoud in situ van waardevolle archeologische resten;
  • de verstoorder betaalt;
  • vooronderzoek, zo ver mogelijk voorafgaande aan de planontwikkelingen;
  • het is in de ruimtelijke ordening (bestemmingsplannen) verplicht om rekening te houden met (mogelijke) archeologische waarden;
  • gemeenten worden verantwoordelijk voor de archeologie en de archeologische monumentenzorg;
  • liberalisering van de opgravingsmarkt.

De notitie 'Kunst van Leven, hoofdlijnen cultuurbeleid' (juli 2007) is de agenda voor het cultuurbeleid in de komende jaren. Het kabinetsbeleid is in deze notitie uitgewerkt langs de thema's excellentie, innovatie en e-cultuur, participatie, mooier Nederland en een sterke cultuursector.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het rijksbeleid en de wetgeving voor cultuurhistorische waarden.

Hoofdstuk 2 Provinciaal en regionaal beleid

Omgevingsplan Flevoland 2006 inclusief herzieningen 2008, 2009, 2015 (Deel I van het Omgevingsplan is in 2017 ingetrokken)

In het Omgevingsplan Flevoland 2006 (Omgevingsplan) is het integrale omgevingsbeleid van de provincie Flevoland voor de periode 2006-2015 neergelegd, met een doorkijk naar 2030. Het Omgevingsplan is een samenbundeling van de vier wettelijke plannen op provinciaal niveau: Streekplan (onder de Wet ruimtelijke ordening nu een Structuurvisie), Milieubeleidsplan, Waterhuishoudingsplan en Provinciaal Verkeer- en Vervoerplan. Het Omgevingsplan bevat tevens de hoofdlijnen van het economische, sociale en culturele beleid. Hoofddoel is het creëren van een goede woon-, werk- en leefomgeving in Flevoland, waarbij de verstedelijking is ingepast in een hoogwaardige landelijke omgeving en past bij de huidige en toekomstige infrastructuur. Creatie van aantrekkelijke woongebieden in een groen-blauwe omgeving maakt Flevoland onderscheidend van andere provincies.

In het kader van de komst van de Wet ruimtelijke ordening per 1 juli 2008 is het Omgevingsplan op onderdelen herzien. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om de juridische doorwerking van het Omgevingsplan na inwerking treden van de Wro. Een tweede herziening van het Omgevingsplan heeft betrekking op de waterhuishouding. Naar aanleiding van de invoering van de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) is het onderwerp waterkwaliteit in het Omgevingsplan aangepast, Onder meer de waterlichamenkaart en de waterkwaliteitsdoelen en –maatregelen zijn vastgelegd. Het tweede onderwerp is de wateropgave, ook wel bekend onder de naam Waterbeheer 21-ste eeuw. De aanpak en de rolverdeling bij het oplossen van de wateropgave is nader bepaald en vastgelegd. Tenslotte is van de gelegenheid gebruik gemaakt om enkele kleinere zaken te repareren c.q. meer uitvoeringsgericht te maken.

In 2017 is de Omgevingsvisie Flevoland Straks vastgesteld. Deze vervangt Deel I van het Omgevingsplan Flevoland.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het Omgevingsplan.

Omgevingsvisie Flevoland Straks (2017)

De Omgevingsvisie Flevoland Straks geeft de visie van de provincie Flevoland op de toekomst van Flevoland. De visie gaat over de periode tot 2030 en verder. Het geeft aan welke kansen en opgaven er voor Flevoland liggen en welke ambities er zijn voor de toekomst. Het bijzondere verleden van de provincie vormt de basis voor de visie.

In 2030 en verder is Flevoland de kroon op de Nederlandse poldertraditie. Het toont waar Nederland groot in is: land maken uit water en hierin een samenleving tot bloei laten komen. Bij nieuwe ontwikkelingen is er evenwichtige aandacht voor fysieke, sociale en economische aspecten. Gelijktijdig wordt de eigenzinnige schoonheid van de oorspronkelijke opzet van de polders gekoesterd. Flevoland draait in 2030 grotendeels op duurzame energievoorziening. Kansen van de veranderende economie, waaronder circulaire economie, worden benut. In 2030 en verder onderscheidt Flevoland zich bovenregionaal met een aantal voorzieningen, die van excellente kwaliteit is, bijvoorbeeld excellente woonmilieus in Almere en groenblauwe natuur- en recreatiegebieden langs de randen van de Flevopolders.

In de Omgevingsvisie staat niet precies beschreven wat, waar en wanneer moet komen. Met de Omgevingsvisie wordt de koers voor de lange termijn uitgezet. Hierbij worden de bovenlokale opgaven met een provinciaal belang en met een langetermijnperspectief gedefinieerd. De visie is richtinggevend voor alle andere - deels verplichte - provinciale programma's en plannen.

Deze Omgevingsvisie vervangt het visiedeel (deel I) uit het Omgevingsplan 2006. De beleids- en uitvoeringsdelen uit het Omgevingsplan 2006 worden in de toekomst gefaseerd vervangen door onder meer programma's en regels in een omgevingsverordening.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Omgevingsvisie Flevoland Straks.

Mobiliteitsvisie Flevoland 2030 (2016), partiële herziening Omgevingsplan 2006 

De visie vervangt het onderdeel mobiliteit uit het Omgevingsplan en biedt een meer flexibele sturingsfilosofie op mobiliteitsvraagstukken. Daarnaast wordt in de visie ingegaan op de mogelijke vorming van de vervoersregio Amsterdam-Almere, de overgang naar het provinciefonds en de SVIR. Doelen van de visie zijn:

  • 1. Toekomst: reizigers moeten snel, betrouwbaar en veilig kunnen reizen en kunnen kiezen tussen vervoermiddelen. Flevoland groeit en dat leidt tot een toenemende vraag naar mobiliteit, zoals een IJmeerverbinding, Stichtselijn en de snelweg A30.
  • 2. Flevoland is een belangrijke schakel in de bereikbaarheid van Nederland en de metropoolregio Amsterdam.
  • 3. Verbinden: mobiliteit stelt in staat om te verbinden van netwerken, ontspanning, economie, natuur, water.
  • 4. Optimaal gebruik van OV-knooppunten: goed bereikbaar, vestiging van bedrijven met veel medewerkers, goede overstapfaciliteiten.
  • 5. Goede reisinformatie om keuzes tussen vervoermiddelen te kunnen zodat de infrastructuur zo goed mogelijk benut kan worden.
  • 6. Verkeersveiligheid nog verder verbeteren.
  • 7. Mobiliteitsontwikkeling gaat gepaard met een verbetering van de leefbaarheid en duurzaamheid.
  • 8. Investeringen in autoverkeer, beter openbaar vervoer, vergroten aandeel fietsverkeer, snel efficiënt goederenvervoernetwerk t.b.v. de economische ontwikkeling, aantrekkelijke vaarwegen t.b.v. recreatieve ontwikkeling.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Mobiliteitsvisie Flevoland.

Verordening op de fysieke leefomgeving Flevoland 2012 t/m 6e wijziging (2018)

In de Verordening op de fysieke leefomgeving Flevoland zijn in één verordening alle publiekrechtelijke regelingen voor Flevoland opgenomen. De verordening omvat de volgende onderwerpen: stortplaatsen en afvalwater, bodemsanering, watersystemen, grondwaterontrekkingen, wegen en vaarwegen, ontgrondingen, bescherming landschap en het NNN.

het bestemmingsplan is in overeenstemming met de VFL.

Netwerkanalyse Noordvleugel 

De Netwerkanalyse Noordvleugel stelt dat vooral de samenhang tussen hoofdwegennet en onderliggend wegennet problemen oplevert. Hierbij wordt met name de Hogering in relatie met de Planstudie Schiphol-Amsterdam-Almere genoemd.

De gedeeltelijke verbreding van de Hogering is in overeenstemming met de Netwerkanalyse Noordvleugel.  

p-MIRT

De Provincie Flevoland heeft een Provinciaal Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (p-MIRT waarin uitvoering gegeven wordt aan het coalitieakkoord van de provincie Flevoland (Zelfstandig en Uniek 2011-2015 en dat van 2015-2020). Het p-MIRT kent een middellange termijnplanning van de projecten op het gebied van verkeer en vervoer. In het kader van de SBA zijn de verbreding van de Waterlandseweg en de capaciteitsuitbreiding van de Hogering opgenomen in het p-MIRT. De Hogering heeft de functie van stroomweg en heeft een belangrijke functie voor de ontsluiting van een groot deel van Almere inclusief de nieuwe wijken ten behoeve van de Schaalsprong.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de p-Mirt.


Beleidsregel archeologie en ruimtelijke ordening 2008

In deze beleidsregel hebben GS aangegeven op welke wijze zij omgaan met de uitgangspunten in het Omgevingsplan met betrekking tot archeologie. Hierbij maken GS onderscheid tussen behoudenswaardige en niet-behoudenswaardige archeologische waarden. Voor zover in een plangebied behoudenswaardige archeologische waarden en/of hoge archeologische verwachtingen liggen, mogen deze in principe niet als gevolg van de uitvoering van het ruimtelijk plan worden beschadigd of vernietigd. Met dien verstande dat een archeologische verwachting vervalt op het moment dat de archeologische waarden hierbinnen zijn gelokaliseerd en begrensd.

In het bestemmingsplan zijn de te verwachten behoudenswaardige archeologische waarden beschermd. Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de beleidsregel archeologie en ruimtelijke ordening.

Waterbeheerplan Waterschap Zuiderzeeland 2016-2021 (2015)

De Wet op de waterhuishouding verplicht waterbeheerders eens in de vier jaar een waterbeheerplan op te stellen. In dit plan geven zij aan hoe zij het rijks- en provinciebeleid op het gebied van water vertalen naar concrete doelen en maatregelen voor hun beheergebieden. Momenteel is het Waterbeheerplan 2016-2021 van het Waterschap Zuiderzeeland van kracht. Het Waterbeheerplan beschrijft welke doelen het waterschap zichzelf stelt en welke maatregelen worden genomen om die doelen te bereiken in de periode 2010-2015. Voor het waterschap is het Waterbeheerplan een belangrijk strategisch document dat een leidraad voor de organisatie is. Waterschap Zuiderzeeland streeft ernaar om samen te werken aan integraal waterbeheer voor een veilige, kwalitatief goede en aantrekkelijke leefomgeving op een open en verantwoorde werkwijze. Deze missie is vertaald naar vier belangrijke doelen: waterveiligheid, schoon water, voldoende water en water en ruimte

Waterveiligheid

Hoog water is een reële bedreiging voor de veiligheid in Flevoland. De primaire keringen beschermen
Flevoland tegen deze bedreiging. In 2017 komen er nieuwe wettelijke veiligheidsnormen voor primaire waterkeringen. Die houden rekening met de kans op overstromingen en met de schade die daardoor kan ontstaan. Het waterschap wil ook in de toekomst de veiligheid blijven waarborgen door zich voor te bereiden op sociale, ruimtelijke, economische en klimatologische ontwikkelingen. Ook worden de primaire waterkeringen getoetst aan de nieuwe normen en zonodig versterkt. De veiligheid van Flevoland tegen overstromingen wordt binnendijks ondersteund door een compartimenteringsdijk (de Knardijk). Ook de Knardijk wordt onderzocht om te kijken of versterking nodig is. De buitendijkse gebieden worden door middel van regionale keringen beschermd tegen de dreiging van hoog water. Maatschappelijk is er vraag naar bebouwing van of op de waterkeringen aan de randen van de polder. Technisch kan het en daarom werkt het waterschap aan ruimtelijke oplossingen mits de veiligheid gewaarborgd kan worden.

Schoon water

Samen met gebiedspartners wordt gewerkt aan een ecologisch gezond watersysteem in het stedelijk en landelijk gebied. Goede leef, verblijf- en voortplantingsmogelijkheden (structuurdiversiteit) voor de aquatische flora en fauna in het beheergebied zijn noodzakelijk. Zo worden natuurvriendelijke oevers en vispassages aangelegd. Tegelijk wordt vestiging en verspreiding van exoten tegengegaan. Het Waterschap streeft naar een goede oppervlaktewaterkwaliteit waarbij de aanwezigheid van schadelijke stoffen in het water en de waterbodems geen probleem is. Veel menselijke activiteiten hebben een negatief effect op de kwaliteit van het water doordat water wordt verontreinigd. Door goed om te gaan met afvalwater zorgt het Waterschap ervoor dat zo veel mogelijk van deze effecten teniet worden gedaan. Het waterschap zet de 1e stappen naar een duurzaam afvalwatersysteem: door energie en grondstoffen terug te winnen uit afvalwater wordt de uitstoot van broeikasgassen verminderd en wordt zuinig omgegaan met schaarse nutriënten.

Voldoende water

Het Waterschap wil een robuust watersysteem dat voorbereid is op de effecten van toekomstige
klimaatveranderingen. Dit betekent dat het watersysteem zo is ingericht dat wateroverlast wordt
voorkomen tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten. De andere kant van de verwachte
klimaatveranderingen is dat ook extreem droge periodes vaker voor zullen komen. Het robuuste
watersysteem dat het Waterschap nastreeft zal dan ook in staat moeten zijn om te anticiperen op
watertekort tijdens extreme droogte. Daarbij is de feitelijke situatie van het watersysteem ook
daadwerkelijk zoals in de legger is beschreven. Het beheer en onderhoud richt zich op het goed
functioneren van het watersysteem, daarnaast is het ook afgestemd op het ter plekke gewenste ecologische functioneren van de watergang. Grondwaterbeheer (uitgezonderd drinkwaterwinning, grote industriële onttrekkingen van meer dan 500.000 m³ per jaar en koude-warmte opslag) ligt vanaf 2009 bij het Waterschap. De verschillende eisen die gebruiksfuncties stellen aan het peil, de voorraad en de kwaliteit van het grondwater zullen goed moeten worden afgestemd.

Water en ruimte

Samen met gemeenten gaat het waterschap op zoek naar nieuwe maatregelen om overlast van hevige neerslag of extreme droogte te voorkomen. De ruimtelijke ambities zijn groot (uitbreiding in Almere met 60.000 woningen) en het watersysteem biedt prachtige kansen. Daarom wil het waterschap vroeg bij nieuwe ontwikkelingen worden betrokken.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het Waterbeheerplan.

Waterkader (2013)

Om aan te geven wat er voor het waterbeheer in, maar ook ná het watertoetsproces belangrijk is, heeft Waterschap Zuiderzeeland dit Waterkader opgesteld. Het Waterkader geeft richting en houvast voor waterzaken binnen ruimtelijke plannen. Voor het bestemmingsplan is de watertoets doorlopen en is het waterkader toegepast. In bijlage 7 is de watertoets voor het bestemmingsplan opgenomen.

Gelet op het voorgaande is het bestemmingsplan in overeenstemming met het provinciaal en regionaal beleid.

Hoofdstuk 3 Gemeentelijk beleid

Het beleidskader van de gemeente Almere en een overzicht van de beleidsdocumenten kan worden geraadpleegd via de website: http://www.almere.nl/bestuur/gemeentelijk-beleid/

3.1 Ruimtelijke ontwikkeling

Almere Principles (2009)

Almere wil in 2030 de meest duurzame stad van Nederland zijn. In 2007 zijn op basis van de Cradle to cradle uitgangspunten zeven Almere Principles ontwikkeld. De principes dienen als leidraad bij de verdere ontwikkeling van de stad en luiden als volgt:

1. Koester diversiteit

2. Verbind plaats en context

3. Combineer stad en natuur

4. Anticipeer op verandering

5. Blijf innoveren

6. Ontwerp gezonde systemen

7. Mensen maken de stad

Almere kent een goede uitgangspositie om de schaalsprong vanuit duurzaamheids principes te benaderen. De keuze is ook niet los te zien van de historie van de stad. Almere is vanaf het begin bedacht en opgebouwd vanuit duurzaamheid. Dat bewijzen de blauwgroene structuur, het meerkernige stadsconcept, het gescheiden verkeerssysteem en de doordachte afvalstructuur. Omdat Almere daarnaast een jonge stad is, is de basiskwaliteit van gebouwen en omgeving hoog. Almere stelt duurzaamheideisen aan zowel de bestaande stad als aan de nieuw te bouwen stadsdelen. Het gaat niet alleen om de gebouwde omgeving, maar ook om de openbare ruimte, om beheer en om duurzame sociale en economische processen.

In bestemmingsplannen is duurzaamheid geen apart benoemd thema. Ruimtelijke oplossingen voor structurerende duurzaamheidsthema's zoals water, ecologie en verkeer worden in de betreffende delen uitgewerkt. Omdat een bestemmingsplan niet het meest geëigende middel is, worden niet tot weinig ruimtelijke thema's als energiebesparing, materiaalkeuze en gezondheidsaspecten hier niet in uitgewerkt. Deze aspecten krijgen in andere stadia van projectontwikkeling voldoende aandacht.

Omgevingsvisie Almere (2017)

Volgens plan is Almere uitgegroeid tot een moderne tuinstad van stadsdelen in een groen-blauw raamwerk. De Omgevingsvisie is erop gericht dit te behouden, maar ook de vele uitdagingen aan te kunnen gaan. Deze visie is gebaseerd op twee principes: organische ontwikkeling (spontaan, geen vast eindbeeld) en adaptief beleid (inspelen op verrassingen, geen blauwdrukken). Deze principes liggen ten grondslag aan vier uitgangspunten:

  • 1. ontwikkel en onderhoud het goede.
  • 2. van tuinstad naar Growing green city: de bestaande afwisseling van groen-blauw en bebouwing moet worden behouden, maar in de Growing green city staan de vele betekenissen van groen centraal: Almere is op termijn een stad die gezond eten, schone energie en zuiver water produceert, waar afval wordt hergebruikt met een grote rijkdom aan planten en dieren.
  • 3. onderscheidende positie in metropolitaan netwerk: Almere levert aan de noordelijke randstad als sterke, aantrekkelijke regio een grote bijdrage met een gedifferentieerd, anders (dan in de regio) woningaanbod én de unieke ligging aan bijzondere landschappen. De as Haarlemmermeer-Schiphol -Amsterdam-Almere staat centraal en de groei met 60.000 inwoners en 100.000 arbeidsplaatsen.
  • 4. uitnodiging aan iedereen: met eigen initiatieven bijdragen aan de ontwikkeling van Almere. De gemeente stimuleert en ondersteunt initiatieven en stelt de kaders waarbinnen initiatieven mogelijk zijn, om prioriteiten te stellen en om opgaven van algemeen belang te kunnen realiseren. Daarvoor is een ruimtelijke hoofdstructuur vastgelegd. Dit toont per laag aan wat waardevol is en welke kaders gelden bij initiatieven:
    • a. polderlaag (water, cultuurhistorie, natuurontwikkeling): kwaliteit water omhoog, meer waterberging, bescherming grondwater, recreatieve waarde van het water verbeteren, optimaal profiteren van de natuur bij projecten, blauw-groene buffers versterken, toegankelijkheid/ herkenbaarheid van de grote bossen verbeteren, aandacht voor de gebieden Oosterwold, Trekwegzone en Duin.
    • b. netwerklaag (wegen, spoor, busbanen, fietsroutes): functionaliteit van infrastructuur (IJmeerlijn, Stichtselijn, nieuw Station centrum en fiets-auto-openbaarvervoer), focus op duurzame energie, kwaliteit ICT-netwerken, 'slimmer maken van de stad (automatische afvalverwerking);
    • c. stedelijke laag (meerkernige opzet, bijbehorende voorzieningen, diversiteit): 'mensen maken de stad': inwoners en bedrijven geven zelf vorm aan de eigen toekomst en met betrekking tot voorzieningen.

- wonen en werken: functiemenging, meer betaalbare woningen voor senioren, kleine huishoudens voor beter evenwicht, transformatie, negen focusgebieden (zie programmaplan wijkgericht werken).

- wonen en zorg: zo lang mogelijk zelfstandig wonen door voldoende geschikte woningen waar zorg geleverd kan worden, bv. (groeps)woningen voor begeleid wonen.

- centrale voorzieningen: versterking Almere centrum, functiemenging in stads(deel)centra

- detailhandel: complementariteit van winkelcentra versterken, met name Poort, Buiten en Haven.

- sociaal-maatschappelijke voorzieningen: in alle stadsdelen gezondheidscentra, basisscholen en buurtontmoetingscentra.

- culturele voorzieningen: bevorderen vraag en faciliteren.

- onderwijs: versterken leer- en werkomgeving, opstellen integraal Huisvestingsplan Onderwijs (stadscentrum als campus, gezamenlijk ruimtegebruik), groenonderwijs.

- toerisme en recreatie: ruimte bieden voor kansrijke initiatieven, versterken kust-Duin en Nationaal Park.

- sport: clusteren van voorzieningen, direct in woonomgeving, uitnodigende groen-blauwe structuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP235alg01-vg01_0034.png"

figuur: ruimtelijke hoofdstructuur

Ruimtelijke reserveringen

Met deze eerder gemaakte beleidskeuzes dient rekening te worden gehouden bij (ruimtelijke) initiatieven:

  • 1. ontwikkeling Eemvallei: strook in Oosterwold, gereserveerd voor landschapsontwikkeling en landbouw vanwege de vroegere rivier de Eem.
  • 2. Stichtselijn en IJmeerlijn: toekomstige openbaar-vervoerslijnen naar Utrecht en Amsterdam. Dit hangt af van verdere woningbouwontwikkeling en dient nog onderzocht te worden qua haalbaarheid, modaliteiten en grondbeslag.
  • 3. diverse infrastructurele reserveringen: A6, A27, hoogspanningslijn, autowegen, fietspaden.
  • 4. reservelocaties voor ontwikkelingen op de lange termijn: Almere Stad (2F7, Oostkavels, delen Vaart 4), Almere Poort (Pampushout I, II, III), Almere Hout (Overgooi, Stichtsekant, Vogelhorst, Twentsekant).
  • 5. Almere Pampus inclusief buitendijks gebied: voor de lange termijnontwikkeling na 2025-2030, na positief besluit IJmeerlijn en na bouw van 25.000 woningen in Almere.
  • 6. Buitendijkse ontwikkeling Almere Haven.

De gereserveerde locaties of andere gebieden die nog niet ontwikkeld zijn, kunnen tijdelijk gebruikt worden voor bv. het opwekken van duurzame energie (zonnevelden) of verbouw van gewassen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP235alg01-vg01_0035.png"

figuur: reserveringen

Voor het plangebied betekent dit dat de voorgenomen capaciteitsvergroting van de Hogering, waarin dit bestemmingsplan voorziet, is opgenomen in de Omgevingsvisie.

Welstandsnota 2018

Op 12 juli 2018 heeft de gemeenteraad ingestemd met de nieuwe Welstandsnota, waarbij de vorige nota uit 2014 is ingetrokken. Net als in die vorige nota zijn grote delen van de stad welstandsvrij, omdat de kwaliteit van de bebouwing bij bewoners in goede handen is en het stadsbeeld hiermee levendiger en verrassender kan worden. In deze gebieden behoeven bouwplannen niet meer preventief getoetst te
worden op het welstandsaspect. Ten opzichte van de vorige nota zijn het Floriadegebied en Duin Etalagegebieden geworden in plaats van vallend onder respectievelijk het groenblauw raamwerk en welstandsvrij en is de contour van centrum poort aangepast.

De verplichte welstandstoets blijft gehandhaafd voor de volgende gebieden en thema's, omdat daar het bewaken van het gemeenschappelijk belang (identiteit en gezicht van de stad en kwaliteit van de collectieve ruimte van de stad) van groot gewicht is:

  • Het groenblauwe raamwerk

Het landschap in Almere vormt het groenblauwe raamwerk waarin de stadsdelen zijn gevat. Voor dit
groenblauwe raamwerk geldt een restrictief bouwbeleid: alleen gebouwen die een positieve bijdrage
leveren aan het functioneren van het groenblauwe raamwerk zijn welkom. In de nota 'Kleur aan groen'
(zie Groene stad) is dit beleid vastgelegd en uitgewerkt.

  • De hoofdinfrastructuur

Het stelsel van hoofdwegen, spoorlijnen en vaarten vormt het raamwerk waarlangs mensen zich door
Almere voortbewegen. Het betreft zowel het aanzien van de gebouwde bestandsdelen van deze
hoofdinfrastructuur zoals bruggen, viaducten en geluidschermen als de beeldbepalende elementen van de bebouwing langs de hoofdinfrastructuur die het stadsbeeld mede bepalen.

  • De centrumgebieden

De bebouwing in de centra van de kernen Almere Stad, Almere Haven en Almere Buiten bepaalt in
belangrijke mate het beeld van deze gebieden, die van collectief belang zijn.

  • Bijzondere gebieden

Een aantal gebieden is van bijzondere betekenis voor het stadsbeeld van Almere. Zij verdienen om die
reden extra bescherming. Het gaat om de Bouwrai-gebieden Muziekwijk 1990, Filmwijk 1992, Het Gewilde Wonen 2001 in de Eilandenbuurt en de prijsvraaggebieden de Fantasie, de Realiteit en de Eenvoud. De Regenboogbuurt valt hier niet onder en is dus vooralsnog welstandsvrij.

  • Etalagegebieden

Duin en Floriade zijn unieke ontwikkelgebieden met een meerwaarde voor Almere. Deze gebieden zijn welstandsplichtig, behalve voor gronden waarvoor nog geen omgevingsvergunning is verleend. Met andere woorden: een aanvraag voor een nieuwe woning is niet welstandsplichtig, maar een aanvraag voor verbouw aan een bestaande wel. De aanvraag voor de nieuwe wordt beoordeeld door een kwaliteitsteam.

  • Reclame

Met het aanbrengen van reclameborden in de openbare ruimte en aan gebouwen zijn grote financiële
belangen gemoeid. Het risico van wildgroei bij het vrijlaten van reclame in de openbare ruimte is groot.
Beperking is noodzakelijk, om te voorkomen dat de architectuur geheel ondergeschikt wordt aan
reclame. Een regulerend beleid beschermt bovendien winkels en bedrijven met een kwaliteitsuitstraling.

Op onderstaande kaart is aangegeven in welke gebieden het welstandsbeleid van toepassing is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP235alg01-vg01_0036.png"

Wanneer een gebied welstandsvrij is, wil dat overigens niet zeggen dat er geen regie is. Voor de
omvangrijkere (her)ontwikkelingsgebieden kan het college supervisie door kwaliteitsteams instellen, bijvoorbeeld in etalagegebieden. Ook kan bewonerswelstand worden ingesteld indien 2/3 meerderheid in een gebied aangeeft dat welstandstoetsing gewenst is. Voor het hele grondgebied van de gemeente geldt verder de excessenregeling. De excessenregeling is het instrument om bouwwerken, die in ernstige mate ontsierend zijn voor de omgeving, te laten aanpassen. De excessenregeling is gericht op het uiterlijk en is niet bedoeld om de plaatsing van bouwwerken tegen te gaan.

Voor het plangebied betekent dit de te realiseren geluidschermen en kunstwerken die op basis van dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt moeten voldoen aan de bepalingen in de welstandsnota.

Masten en antennes t.b.v. het mobiele telefoonnet (1999)

Naast het nationale en provinciale antennebeleid heeft de gemeente ook een eigen 'antennebeleid'. Dit beleid houdt in dat zendmasten niet in woonwijken en natuurgebieden mogen worden geplaatst. Wel is plaatsing mogelijk op bedrijventerreinen, sportparken en langs hoofdinfrastructuur.

Voor het plangebied betekent dit dat masten en antennes positief worden bestemd, tot een maximale hoogte van 15 meter. Met toepassing van de afwijkingsmogelijkheid kan deze hoogte 40 m worden.

3.2 Bereikbaarheid en mobiliteit

Nota Mobiliteitsplan Almere (2012)

Keuzes op het gebied van verkeer en vervoer zijn in belangrijke mate voorwaardenscheppend voor stedelijke ontwikkelingen. Ze werken ook door in het dagelijks leven op straat. Het gaat dan met name om een goede bereikbaarheid, maar óók om de wijze waarop verkeer en vervoer wordt ingebed in het stedelijk weefsel. De volgende 8 hoofdkeuzes worden gemaakt:

  • 1. Stimuleren economische ontwikkeling door verbeteren regionale bereikbaarheid, handhaven goede interne bereikbaarheid en versterken van wijkeconomie met introductie stadsstraten;
  • 2. Betere inpassing infrastructuur in stedelijk weefsel en aanwenden infrastructuur ter ondersteuning van organische groei;
  • 3. Handhaven van een gezond, verkeersveilig en duurzaam verkeerssysteem met aandacht voor initiatieven uit de markt;
  • 4. Vasthouden kwalitatief hoogwaardig openbaar vervoer waarbij de sociale veiligheid en de inpassing in het stedelijk weefsel verbeteren;
  • 5. Realiseren hoger fietsgebruik door het aanbieden van een kwalitatief hoogwaardig, sociaal veilig en kostenefficiënt hoofdfietsnetwerk;
  • 6. Aanbieden van veilige en prettige looproutes in woonwijken en winkelcentra en openbaar vervoer voorzieningen;
  • 7. Vasthouden van de goede interne bereikbaarheid per auto met aandacht voor inpassing, beleving en oriëntatie;
  • 8. Parkeeroplossingen op maat voor bewoners, bezoekers en werknemers.

Doelstellingen met ruimtelijke betekenis zijn:

  • Meer functiemenging;
  • Maken van stadsstraten: straten of lanen die een meer stedelijke uitstraling hebben door het verkeer niet meer strikt van de omgeving te scheiden; ook ter versterking van de wijkeconomie;
  • Concentratie van voorzieningen rondom knooppunten (m.n. stations);
  • Verbetering sociale veiligheid op fietsroutes (onder andere bundeling met auto-infrastructuur cq langs (woon)bebouwing), looproutes en openbaar vervoer. Tenminste één sociaal veilige fietsroute tussen stadsdelen;
  • In nieuwe gebieden met de gebruikelijke Almeerse dichtheid en hoger wordt het systeem van verkeersscheiding grotendeels doorgezet (eventueel eigen rijstrook, in plaats van aparte infrastructuur). In nieuwe gebieden met lagere dichtheden kan in principe van dit systeem worden afgestapt. In bestaand gebied geen grote ingrepen;
  • Openbaar vervoer en fiets krijgen prioriteit boven de auto;
  • Hoofdfietsnetwerk met ongelijkvloerse kruising van de dreven;
  • Doorgaand autoverkeer weren uit woongebieden;
  • Aandacht voor verkeersveilige schoolomgeving;
  • Capaciteitsvergroting regionale vervoersverbindingen (ov en auto);
  • Op langere termijn een IJmeerverbinding als voorwaarde voor gezonde groei Almere;
  • Bij interne bereikbaarheid krijgen economisch belangrijke gebieden (zoals het Stadscentrum en het centrum van Almere Buiten inclusief Doemere) prioriteit.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de uitgangspunten van dit beleidsplan. De gedeeltelijke verbreding van de Hogering zorgt voor minder congestie op de aanliggende Dreven. Doordat de Hogering aantrekkelijker wordt, zal het doorgaande verkeer in de woongebieden naar verwachting afnemen.

3.3 Werk in de stad

De Economische Kracht van Almere, economische agenda 2015-2019 (2015)

De Economische Kracht van Almere bevat de economische agenda, de programmalijnen en speerpunten, voor de periode 2015-2019. Almere maakt deel uit van de economische topregio Noordvleugel. Dit vraagt om een aantrekkelijk vestigingsmilieu. Almere richt zich op het doorontwikkelen van de eigenheid van Almere en de complementariteit van de stad in de Noordvleugel. De programmalijnen zijn:

  • Excellent gastheerschap via het faciliteren van bestaande en nieuwe bedrijven, door onder meer het contact houden met gevestigde bedrijven en het versterken van aanspreekpunten tussen gemeente en ondernemers;
  • Stimuleren van nieuwe kansen en mogelijkheden van ondernemers, door onder meer het mogelijk maken van bestemmingsverruiming van leegstaande (kantoor)gebouwen;
  • Inspannen om knelpunten op te lossen die ondernemers signaleren;
  • Dienstverlening aan ondernemers via het Ondernemersplein;
  • Inzetten voor heldere en soepele toepassing van regelgeving, door onder meer aanpassing en verruiming van het beleidskader over werklocaties (GVV);
  • Cultuurverandering van de gemeentelijke organisatie gericht op het adequaat en vlot bedienen van ondernemers met snelle en 'to-the-point' dienstverlening;
  • Doorontwikkelen van de clusteraanpak met EDBA 2.0, bedrijven, onderwijs- en kennisinstellingen, gericht op economische structuurversterking in Almere.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met De Economische Kracht van Almere, economische agenda 2015-2019.

3.4 Groene stad

Kleur aan Groen (2014)

De nota Kleur aan Groen geeft de spelregels voor een zorgvuldige inpassing van initiatieven binnen het groenblauwe raamwerk. Almere wil het unieke netwerk van natuur en landschap ook in de toekomst koesteren en behouden. De nota legt daarom de hoofdstructuur (het raamwerk) vast op kaart en beschrijft de betekenis ervan (de essentie). De essentie en de groene kwaliteit van de landschappen stellen voorwaarden aan alle ontwikkelingen in het raamwerk. Daarbij biedt Kleur aan Groen bewoners en ondernemers nadrukkelijk de ruimte om hun ideeën in het groen en blauw te realiseren. Op die manier kunnen zij de inrichting en gebruiksmogelijkheden versterken. De basis van de nota is de kaart van het groenblauwe raamwerk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP235alg01-vg01_0037.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP235alg01-vg01_0038.jpg"

Op de kaart zijn landschapstypes aangegeven. Zij laten zien dat er verschillende landschappen zijn met elk hun eigen ruimtelijke karakteristieken en kenmerkend gebruik. Er wordt onderscheid gemaakt in: bos, moeras, park, voorzieningenpark, water en identiteitsdragers. Om te kunnen beoordelen of een initiatief een verbetering voor (het gebruik van) het groenblauwe raamwerk oplevert, zijn de kwaliteiten van het raamwerk samengevat in 'de essentie'. Initiatieven zijn uitsluitend mogelijk als ze recht doen aan de essentie. Zo wordt bepaald of het raamwerk de beste plek is voor het initiatief, of dat het beter past op een bedrijventerrein of een centrumlocatie. De volgende essenties zijn opgenomen in de Nota Kleur aan Groen: het groenblauwe raamwerk:

  • 1. heeft een waarde op zichzelf;
  • 2. is voor de stad en haar bewoners;
  • 3. is het fundament van de groene stad Almere;
  • 4. is verbonden met de stad;
  • 5. geeft Almere identiteit.

In aanvulling op de essentie gelden ontwikkelprincipes. Ze geven de condities voor een zorgvuldige inpassing en het bereiken van een optimale kwaliteitsbijdrage aan het groen en blauw.

Deze ontwikkelprincipes zijn:

  • 1. De groengebieden en het water vormen een samenhangend geheel;
  • 2. Het initiatief versterkt de identiteit van het gebied;
  • 3. Het initiatief is verbonden met het gebied;
  • 4. Het initiatief draagt blijvend bij aan het beheer van het gebied. De kwaliteit van het groen staat hierbij centraal, niet de financiering ervan.
  • 5. Er geldt terughoudendheid bij het bouwen in het groen, waarbij ingrepen gericht zijn op de versterking van de kwaliteit van het groenblauwe raamwerk. Voor bebouwing geldt een extra kwaliteitstoets, op basis van de nota kleur aan groen.
  • 6. Het college informeert de raad vooraf per raadsbrief over initiatieven die daadwerkelijk in aanmerking komen voor realisatie, indien deze afwijken van de bepalingen in de nota Kleur aan Groen. Hierbij schetst het college waarom afwijken van de nota meerwaarde heeft.

Door deze spelregels verschuift de aandacht. De functie op zich is niet doorslaggevend. Het gaat om de kwaliteit die een initiatief op een specifieke plek kan toevoegen.

De hoofdwegen maken geen deel uit van het gebied waarop deze nota van toepassing is. De gronden er omheen soms wel. Bijvoorbeeld langs Pampushout, de Noorderplassen, Buitenhout en boswachterij Almeerderhout zijn deze gronden aangeduid als 'voorzieningenpark' of 'park'. Ook doorsnijden de wegen water- en recreatieve verbindingen. Het bestemmingsplan heeft niet direct invloed op deze gebieden omdat er afgezien van de verbreding van de Hogering ter hoogte van Almere Poort geen ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt. De verbreding is gemotiveerd in de plantoelichting. Eventuele initiatieven die niet passen binnen de bestemmingen worden beoordeeld aan de hand van de essentie en de ontwikkelprincipes van de nota Kleur aan Groen. Wanneer het initiatief op basis daarvan goed inpasbaar blijkt, kan worden besloten van het bestemmingsplan af te wijken, dan wel het bestemmingsplan (op onderdelen) te herzien.

Ecologisch Masterplan (2005)

In het Ecologisch Masterplan is het beleid opgenomen gericht op de natuur in Almere. In het Masterplan zijn de volgende uitgangspunten benoemd.

  • a. De aan water en moeras gebonden natuur wordt in oppervlak vergroot en in kwaliteit versterkt.
  • b. De kwaliteit van het bestaande blauw en groen wordt beter afgestemd op de ontwikkelingen van de stad en de wensen van haar bewoners. Voor toekomstige uitbreidingsgebieden wordt de blauwgroene ontwikkeling tijdig en gelijkwaardig aan nieuwe rode ontwikkelingen gekoppeld.
  • c. Het groen-blauwe casco wordt aangevuld met de drie ontbrekende schakels (ecologische slagaders).
  • d. De brongebieden voor de natuur in de stad worden kwalitatief versterkt en planologisch veilig gesteld. Een brongebied is een gebied van waaruit soorten naast gelegen gebieden bevolken; bijv. de Lepelaarplassen zijn brongebied van vele rietvogels voor de grachten en parken van de stad).
  • e. Op het niveau van de stadsdelen wordt een raamwerk aan leefgebieden gerealiseerd.
  • f. Door in te zetten op het omvormen van regulier beheer naar gedifferentieerd beheer wordt de natuurkwaliteit van het openbaar groen vergroot.
  • g. Initiatieven van bewoners om mee te doen aan het beheer van de directe woonomgeving, worden gefaciliteerd en gestimuleerd.
  • h. De betrokkenheid van alle leeftijdsgroepen bij de natuur van Almere wordt bevorderd.

Het beleid van het Ecologisch Masterplan wordt op integrale wijze benaderd, d.w.z. met oog voor landschappelijke, recreatieve en ruimtelijke ontwikkelingen. Het masterplan betreft de 2e fase in het beleidsproces om te komen tot een sectorale visie op de natuur van Almere. Met het plan zijn de uitgangspunten door de raad vastgesteld die vervolgens richtinggevend zouden worden voor het op te stellen kaderplan. De uitvoering van deze derde fase heeft niet plaatsgevonden.

Dit bestemmingsplan past in dit masterplan.

Waterplan, Stad van het zuiverste water 2017-2022 (2017)

Dit plan is een samenhangende visie voor alle wateraspecten, opgesteld door gemeente en waterschap met meerdere betrokkenen. De ambitie is om Almere verder te versterken als een 'stad van het zuiverste water': een ondernemende, veelzijdige waterstad. Almere beschikt over een royaal, gezond watersysteem in een groene en waterrijke omgeving, dat door de inwoners wordt gewaardeerd. Maar door klimaatverandering is er vaker extreme neerslag, hitte en droogte, is er overlast door de overmatige waterplantengroei en de biodiversiteit blijft achter bij de potentie. Ook is er vraag naar innovaties op watergebied door de bodemdaling en grondstoffenschaarste. Bovendien biedt elk (bouw)project kansen voor duurzame oplossingen en een aantrekkelijke leefomgeving. Dit is een groeiende stad waardevol. Vanuit vier doelstellingen wordt daarom gewerkt aan:

  • I. Slim waterbeheer;
  • II. Een aantrekkelijke waterstad;
  • III. Levend water: biodiversiteit versterken in en langs het water, waterkwaliteit verbeteren ten behoeve van mens en dier;
  • IV. Een stad zonder afval(water).

Bij de uitvoering richt de gemeente zich op:

  • 1. wat we nu al doen: waterschap en gemeente spannen zich in voor het goed functioneren van alle waterketens middels het beheer en onderhoud van de blauwe infrastructuur (riolen, zuiveringsinstallaties, sloten en gemalen).
  • 2. wat we anders gaan doen: de wereld verandert snel en dat vraagt om nieuwe oplossingen:
  • Almeerders en hun water: activiteiten organiseren samen met inwoners, ondernemers en organisaties, betere dienstverlening, meer en gerichter contact over actuele onderwerpen en het sluiten van 'blue deals';
  • richtlijnen voor beheer en ontwikkeling: activiteiten om waterbeheer op orde te brengen en water optimaal te integreren in gebiedsontwikkelingen (water is een aantrekkelijk element en de leefomgeving verbetert door de aanwezigheid van water):
  • innovatietrajecten: samen met kennispartners werken aan drie toekomstopgaven: een toekomstbestendige blauwe infrastructuur (riool in een slappe bodem), het innoveren met nieuwe meren (monitoren gebruik) en het verwaarden van de waterkringlopen (vinden van afzetmarkten en experimenteren met nieuwe technologieën).

Verwezen wordt naar de watertoets in paragraaf 5.9.

3.5 Veiligheid

Veiligheid gebouwde omgeving (checklist veiligheid in ruimtelijke planvormingsproces, 2003)

In de Kader Integraal Veiligheidsbeleid 2002-2005 worden alle facetten van sociale, fysieke en externe veiligheid onderscheiden. Eén van de thema's is de gebouwde omgeving en veiligheid. In de kadernota is gesteld dat de start van veiligheid begint bij de ontwikkeling van de stad, waarbij aangegeven is dat het noodzakelijk is het aspect van veiligheid in de fase van planontwikkeling structureel aan de orde te laten komen. Hoewel veiligheid in het ruimtelijk planvormingsproces van Almere (structuurplan, ontwikkelingsplan, bestemmingsplan, verkavelingsplan, inrichtingsplan) altijd al een aandachtspunt is geweest (direct of indirect), ontbrak een duidelijke checklist die alle aspecten van veiligheid (gericht op de omgeving) omvatte. Een veiligheidschecklist voorkomt dat in het ruimtelijk planvormingsproces bepaalde veiligheidsaspecten over het hoofd worden gezien en maakt eenduidige behandeling van het aspect veiligheid mogelijk. De checklist omvat voor de aspecten sociale veiligheid, fysieke veiligheid en externe veiligheid een overzicht van aandachtspunten waarmee in het ruimtelijk planvormingsproces van Almere rekening gehouden moet worden. Bij de aandachtspunten wordt aangegeven op welke planfase het veiligheidspunt van toepassing is. Hierbij is een onderverdeling gemaakt in structuurplan, ontwikkelingsplan/bestemmingsplan, en verkavelingsplan/inrichtingsplan. De op ontwikkelingsplannen en bestemmingsplannen gerichte veiligheidspunten zijn ook van toepassing op afwijkingen van bestemmingsplannen en kunnen tevens gehanteerd worden voor herontwikkelingsplannen. De input voor de checklist is geleverd door de verschillende gemeentelijke diensten en Politie Flevoland. De veiligheidspunten zijn van toepassing op het openbare en semi-openbaar gebied. Veiligheidspunten die betrekking hebben op het ontwerp van gebouwen vallen buiten de kaders van deze veiligheidschecklist (hiervoor geldt het Bouwbesluit).

Het bestemmingsplan voldoet hieraan.

3.6 Sociale structuur, onderwijs en cultuur

Archeologie

Archeologienota (2016)

Almere voert een actief beleid inzake de archeologische monumentenzorg, gericht op:

  • het veiligstellen van de meest waardevolle vindplaatsen in de gemeente;
  • het zoveel mogelijk integreren van deze locaties in de diverse inrichtingsplannen;
  • het kenbaar en herkenbaar maken van de bijzondere geschiedenis van Almere aan het publiek.

De hoofdlijnen van het beleid inzake de archeologische monumentenzorg in Almere staan beschreven in de Nota Archeologische Monumentenzorg 2016. Op 7 april 2016 heeft de raad dit beleid vastgesteld, evenals de Archeologieverordening 2016 en de toelichting daarop. De Archeologische Beleidskaart Almere (ABA) is als onderdeel van het door de raad vastgestelde beleid gelijktijdig vastgesteld. Het beleid is een uitwerking van de Monumentenwet 1988. Op 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. De artikelen 11 t/m 14a blijven totdat de Omgevingswet van kracht wordt echter van toepassing op basis van de Erfgoedwet, artikel 9.1, lid 1, sub a. Deze wetswijziging heeft daarom geen consequenties voor de uitgangspunten van het beleid en regelgeving. Het beleid richt zich op het behoud van een representatief deel van behoudenswaardige vindplaatsen (scheepsresten en steentijdvindplaatsen). De vergunningsplichtige gebieden, behoudenswaardige vindplaatsen (waaronder wettelijk beschermde rijksmonumenten) en gebieden die zijn vrijgesteld van archeologische verplichtingen zijn op de ABA aangegeven. Om te zorgen dat het noodzakelijke onderzoek daadwerkelijk plaatsvindt worden daartoe aangewezen gebieden beschermd via het bestemmingsplan (zie paragraaf 3.3.1 van de plantoelichting). De onderzoeksplicht geldt alleen, indien aan twee voorwaarden is voldaan:

  • de voorgenomen bouw- en aanlegactiviteiten komen niet in aanmerking voor een vrijstelling;
  • en de betreffende gronden zijn niet eerder bebouwd / overbouwd is geweest met bijvoorbeeld een weg of woningen.

De inzet van beschikbare middelen van de gemeente inzake monumentenzorg richt zich op gebieden, waarin zich representatief te achten prehistorische landschappelijke zones bevinden. De verwachting is dat dit doorgaans de hogere delen van het prehistorisch dekzandlandschap betreffen en oeverwallen die voorkomen binnen de Oude Getijdenafzettingen. Voor ingrepen of wijzigingen die niet in aanmerking komen voor een vrijstelling is een omgevingsvergunning vereist. Deze vergunning kan al dan niet tijdelijk en/of onder voorwaarden worden verleend. De vergunning moet geweigerd worden, indien de werkzaamheden de archeologische waarden aantasten of risico´s daarop kunnen opleveren.

Archeologieverordening (2016)

In de Archeologieverordening 2016 is vastgelegd hoe Almere omgaat met behoudenswaardige archeologisch vindplaatsen en voor welke terreinen een archeologische vergunningsplicht dan wel een vrijstelling hiervan geldt. Onderscheid wordt gemaakt tussen de dubbelbestemmingen “Waarde-Archeologie 1 t/m 6”.

  Archeologisch relevante laag   Horizontale vrijstelling   Verticale vrijstelling  
Waarde 1   wad- en kwelderafzettingen, dekzand   500 m²   150 cm  
Waarde 2   dekzand   500 m²   100 cm  
Waarde 3   dekzand   500 m²   50 cm  
Waarde 4   oeverwallen/ rivierduinen   100 m²   50 cm  
Waarde 5   behoudenswaardige vindplaats   geen   geen  
Waarde 6   buitendijks   25.000 m²   geen  
Vrijgesteld   nvt   nvt   nvt  

Deze waarden zijn gekoppeld aan gebieden op de Archeologische Beleidskaart Almere. Binnen deze gebieden wordt gewerkt met een vergunningsplicht met afwijkingen en uitzonderingen. De eventueel vergunningsplichtige gebieden en behoudenswaardige vindplaatsen worden beschermd door een archeologievergunning (zie voor een uitgebreidere beschrijving hiervan paragraaf 5.11). De vergunning kan (al dan niet tijdelijk en/of onder voorwaarden) worden verleend. De vergunning moet geweigerd worden, indien het project/ de werkzaamheden de archeologische waarden aantast of risico's daarop kan opleveren.

Archeologisch waardevolle terreinen zijn gebieden, waar op basis van onderzoek behoudenswaardige archeologische vindplaatsen vastgesteld zijn. Uitgangspunt is om aangetroffen vindplaatsen en scheepswrakken van voldoende kwaliteit in situ te behouden door middel van inpassing, inrichting, monitoring en beheer. Voor de inpassing geldt dat op het terrein geen andere inrichting is toegestaan dan die het behoud, beheer, onderzoek en beleefbaarheid ten dienste staat. Voor deze terreinen geldt dat er, in bepaalde gevallen, wel kleinschalige ingrepen kunnen worden toegestaan, zolang deze ingrepen recht doen aan de archeologische betekenis van het terrein en de archeologische waarden niet schaden. Buiten de vastgestelde archeologisch waardevolle gebieden liggen gebieden, waar archeologische vindplaatsen worden verwacht maar nog niet zijn vastgesteld.

Het is altijd mogelijk dat in de bodem niet ontdekte archeologische waarden bij toeval te voorschijn komen (de zogenaamde toevalsvondsten). In Almere zal het dan waarschijnlijk meestal gaan om scheepsresten of vliegtuigwrakken. Indien dergelijke resten buiten het kader van een officieel archeologisch (voor)onderzoek worden aangetroffen, geldt een meldingsplicht op grond van de Erfgoedwet (voorheen artikel 53 van de Monumentenwet 1988). De meldingsplicht geldt voor heel Almere, dus ook voor gebieden buiten de behoudenswaardige vindplaatsen, evenals in gebieden waar het archeologische vooronderzoek is afgerond.

In de Archeologieverordening 2016 is dwingend opgenomen dat zowel de waardevolle terreinen als de vergunningsplichtige gebieden (als vermeld op de ABA) integraal in alle toekomstige ruimtelijke plannen en juridisch-planologische kaders moeten worden overgenomen, met een met de verordening overeenkomende bescherming.

Een deel van het plangebied is aangemerkt als gebied dat is vrijgesteld. Daar geldt geen onderzoeks- of vergunningsplicht. Een veel groter deel is aangeduid als gebied, waar behoudenswaardige archeologische waarden aangetroffen zouden kunnen worden. Deze zijn via de dubbelbestemming 'waarde-archeologie 1' beschermd, zodat er eerst onderzoek gedaan moet worden alvorens gebouwd kan worden of aanleg van werken kan plaatsvinden bij bouwwerken groter dan 500 m² en dieper dan 150 cm. Een ander deel is bestemd voor 'waarde-archeologie 2'. Hier geldt hetzelfde als bij waarde-1 maar dan vanaf 100 cm diepte. Een deel van het gebied is aangemerkt met de dubbelbestemming 'waarde-archeologie 4'. Daar kunnen ook archeologische waarden worden aangetroffen. Dit gebied is beschermd en er kan pas worden gebouwd bij bouwwerken groter dan 100 m² na onderzoek. In het hele gebied met uitzondering van de al aangetroffen vindplaatsen geldt dat er toevalsvondsten gedaan kunnen worden. Deze moeten dan zo spoedig mogelijk worden gemeld waarna door het bevoegd gezag wordt besloten hoe verder.

Bijlage 4 Geluidsonderzoeken

Bijlage 6 Ontwerpbesluit hogere waarden Wet geluidhinder

Bijlage 5 Besluit hogere waarden Wet geluidhinder

Bijlage 5 Ecologisch onderzoek

Bijlage 6 Ecologisch onderzoek

Bijlage 7 Principeplan Water

Bijlage 8 Bodemonderzoek

Bijlage 9 Archeologisch onderzoek ivm uitbreiding Hogering

Bijlage 10 Onderzoek Luchtkwaliteit