direct naar inhoud van Regels
Plan: Hoofdwegen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0034.BP235alg01-vg01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

Link naar de toelichting op de Inleidende regels

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan Hoofdwegen met identificatienummer NL.IMRO.0034.BP235alg01-vg01 van de gemeente Almere;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 archeologisch onderzoek

onderzoek naar archeologische waarden, uitgevoerd conform de geldende Kwaliteitsnorm voor Nederlandse Archeologie;

1.6 archeologisch waardevol terrein

terrein met behoudenswaardige oudheidkundige resten van (inter)nationaal belang;

1.7 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de voorkomende overblijfselen uit oude tijden;

1.8 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.9 beperkt kwetsbaar object

een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;

1.10 bestaande situatie
  • a. bij bouwwerken: bouwwerken die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig zijn, dan wel gebouwd kunnen worden krachtens een omgevingsvergunning voor bouwen;
  • b. bij gebruik: het gebruik van gronden en bouwwerken zoals aanwezig op het moment van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
1.11 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.12 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.13 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.14 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.15 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.16 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.17 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel;

1.18 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.19 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.20 CROW-kencijfer

de parkeerkencijfers zoals gepubliceerd in de CROW-publicatie 'Kencijfers en verkeersgeneratie' 317, oktober 2012, dan wel een hernieuwde uitgave van deze publicatie;

1.21 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en gaafheid, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt bij dat bouwwerk of gebied;

1.22 dove gevel
  • a. een bouwkundige constructie waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidbelasting van die constructie en 33 dB onderscheidenlijk 35 dB(A), alsmede;
  • b. een bouwkundige constructie waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits de delen niet direct grenzen aan een geluidgevoelige ruimte;
1.23 ecologische waarde

waarde betreffende de natuurlijke samenhang tussen organismen en hun milieu;

1.24 eigen terrein

een aaneengesloten stuk grond waarover door de gebruiker kan worden beschikt en waarbij het kan gaan om meerdere kadastrale percelen;

1.25 fundering

dat deel van een bouwwerk dat ervoor zorgt dat het eigen gewicht ervan en de daarop uitgeoefende krachten worden overgedragen aan de draagkrachtige ondergrond;

1.26 gebied met mogelijk archeologische waarde

gebied waar naar verwachting terreinen met behoudenswaardige oudheidkundige resten van (inter)nationaal belang voorkomen, maar waar deze nog niet zijn vastgesteld;

1.27 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.28 geluidsgevoelige objecten

geluidsgevoelige objecten als bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder, te weten:

  • a. woningen;
  • b. andere geluidsgevoelige gebouwen:
    • 1. onderwijsgebouwen;
    • 2. ziekenhuizen;
    • 3. verpleeghuizen;
    • 4. verzorgingstehuizen;
    • 5. psychiatrische inrichtingen;
    • 6. kinderdagverblijven;

de aanwijzing als 'ander geluidsgevoelig gebouw' geldt niet voor de delen van een gebouw die een andere bestemming hebben dan verblijfsruimte;

  • c. geluidsgevoelige terreinen:
    • 1. een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten;
    • 2. een ligplaats in het water, bestemd om door een woonschip te worden ingenomen;
1.29 geurgevoelige bestemmingen

gebieden waar grote aantallen mensen veelal langdurig verblijven. Hiertoe behoren woon- en leefgebieden, ziekenhuizen, verpleeghuizen, scholen, dagverblijven, winkelcentra, dag- en verblijfrecreatie (kampeerterreinen, volkstuinen met verblijfsaccommodatie, recreatiebungalows, drukbezochte recreatieobjecten) en kantoren gevestigd in algemene woon- en leefgebieden (niet op bedrijventerreinen);

1.30 geurgevoelig object

gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor permanent of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt, waarbij onder «gebouw, bestemd voor menselijk wonen of menselijk verblijf» wordt verstaan: gebouw dat op grond van het bestemmingsplan, bedoeld in artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening, een inpassingsplan als bedoeld in artikel 3.26 of 3.28 van die wet daaronder mede begrepen, de beheersverordening, bedoeld in artikel 3.38 van die wet, of, indien met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van het bestemmingsplan of de beheersverordening is afgeweken, de omgevingsvergunning, bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van laatstgenoemde wet mag worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf. Onder geurgevoelige objecten worden in dit geval niet verstaan bestaande en nieuwe bedrijfsgebouwen binnen de milieuzone-geurzone;

1.31 gevel

bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of gebouw scheidt van de buitenlucht, daaronder begrepen het dak;

1.32 gevellijn

zie begrip voorgevelrooilijn;

1.33 hogere waarde

een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder;

1.34 hoofdgebouw

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.35 kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen

voorzieningen ten behoeve van activiteiten zoals wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie in de vorm van bijvoorbeeld aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken;

1.36 kunstwerk

bouwwerk, geen gebouw zijnde ten behoeve ten behoeve van civieltechnische of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct, een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening;

1.37 kwetsbaar object

een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risico-afstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden;

1.38 landschappelijke waarde

de aan een gebied toegekende waarde, wat betreft het waarneembare deel van het aardoppervlak, welke waarde wordt bepaald door de herkenbaarheid en identiteit van de onderlinge samenhang en beïnvloeding van niet-levende en levende natuur;

1.39 minder geurgevoelige bestemmingen
  • a. agrarische bedrijfswoningen en op bedrijventerreinen gelegen (bedrijfs)woningen;
  • b. natuurterreinen, volkstuinen zonder verblijfsaccommodatie, sportterreinen, extensieve recreatieterreinen en vergelijkbare gebieden gekenmerkt door een lage bevolkingsdichtheid en de daar gevestigde bedrijfswoningen, en verspreid liggende (niet aaneengesloten) overige woningen;
  • c. bedrijven, kantoren, detailhandel op bedrijventerreinen tot en met categorie 3;
1.40 natuur(lijke) waarde

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen zowel afzonderlijk als in onderling verband;

1.41 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, apparatuur voor telecommunicatie, voorzieningen voor stadsverwarming, electrische oplaadpunten, zonnecollectoren, zonnepanelen;

1.42 onderheide bebouwing

een bouwwerk waarbij de fundering op heipalen rust;

1.43 peil
  • a. voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter hoogte van de hoofdingang;
  • b. voor bouwwerken binnen de bestemming 'Verkeer': de hoogte vanaf de bovenkant van de wegverharding;
  • c. voor bouwwerken binnen de bestemming 'Verkeer - Railverkeer' de hoogte van de bovenkant van de laagste spoorstaaf;
  • d. voor bouwwerken in of op het water en drijvende bouwwerken inclusief vaartuigen: de waterlijn;
  • e. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het oorspronkelijk, aansluitend afgewerkte maaiveld;
1.44 reclameobjecten

bouwwerken, geen gebouwen zijnde, of onderdelen van bouwwerken ten behoeve van reclamedoeleinden, zoals aankondigingborden, mupi's (reclameborden), billboards, reclame aan lichtmasten, gevel- en lichtreclames en gebouwaanduidingen, tweevlaksborden;

1.45 risicovolle inrichting

een inrichting als bedoeld in het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen, zoals dat geldt ten tijde van ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan;

1.46 straatmeubilair

kleinschalige bouwwerken ten behoeve van openbare (nuts)voorzieningen, zoals verkeergeleiders, verkeersborden, brandkranen, lichtmasten, zitbanken, bloembakken, papier-, glas- en andere inzamelbakken, prullenbakken, speeltoestellen en telefooncellen;

1.47 verblijfsruimte

een verblijfsruimte als bedoeld in het Besluit geluidhinder, te weten:

  • leslokalen en theorielokalen van onderwijsgebouwen;
  • onderzoeks- en behandelingsruimten van ziekenhuizen en verpleeghuizen;
  • onderzoeks-, behandelings-, recreatie-, en conversatieruimten, alsmede woon- en slaapruimten van verzorgingshuizen, psychiatrische inrichtingen en kinderdagverblijven;
  • theorievaklokalen van onderwijsgebouwen;
  • ruimten voor patiëntenhuisvesting, alsmede recreatie- en conversatieruimten van ziekenhuizen en verpleeghuizen;
1.48 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die door de ligging, de situatie ter plaatse of de indeling van het gebouw als voorgevel moet worden aangemerkt;

1.49 voorgevelrooilijn

de denkbeeldig doorgetrokken lijn van de voorgevel van een gebouw;

1.50 voorkeursgrenswaarde

de maximale waarde voor de geluidsbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder;

1.51 woonschip

elk vaartuig of drijvend voorwerp, niet zijnde een pleziervaartuig, dat uitsluitend of hoofdzakelijk wordt gebruikt als woning of recreatieverblijf;

1.52 zeer kwetsbaar object

een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichting groepen personen verblijven met een beperkte zelfredzaamheid, zoals minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, bijvoorbeeld ziekenhuizen en andere zorginstellingen, gebouwen voor onderwijs voor minderjarigen of buitenschoolse opvang, peuterspeelzalen, kinderdagverblijven, justitiële inrichtingen en asielzoekerscentra;

1.53 zendmast

bouwwerk, geen gebouw zijnde, die zelfstandig dan wel in onderlinge samenhang met bijbehorende bouwwerken, bedoeld is voor het dragen en laten functioneren van zend- of ontvangstantennes.

Artikel 2 Wijze van meten

Link naar de toelichting op de Inleidende regels

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 de hoogte van het oorspronkelijk, aansluitend afgewerkte maaiveld

bij het meten van deze hoogte blijven plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende, ophogingen, verlagingen of verzakkingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing;

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/ of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.7 de hoogte van een windturbine

vanaf het peil tot en met de (wieken)as van de windturbine.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bos

Link naar de toelichting op de bestemming 'Bos'

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bos;
  • b. bosbeleving, waaronder speel-, educatieve- en culturele voorzieningen;
  • c. natuurontwikkeling;
  • d. recreatief medegebruik
  • e. houtproductie;
  • f. water en waterberging;

met de daarbij behorende:

  • g. verhardingen, ruiter-, voet- en fietspaden;
  • h. ontsluitingswegen;
  • i. kunstwerken en kunstobjecten;
  • j. parkeervoorzieningen;
  • k. waterhuishoudings- en nutsvoorzieningen;
  • l. overige functioneel met de bestemming Bos' verbonden voorzieningen.

3.2 Bouwregels

Op de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen ten behoeve van de bestemmingsomschrijving bouwwerken worden gebouwd met dien verstande dat de volgende maximale maten gelden:

ten aanzien van bouwwerken:

  • a. bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen: bouwhoogte 3 m, oppervlakte 25 m²;
  • b. observatiehutten: bouwhoogte 3 m, oppervlakte 20 m²;

ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde:

  • c. erf- en terreinafscheidingen grenzend aan de openbare weg: bouwhoogte 1 m;
  • d. overige erf- en perceelsafscheidingen: bouwhoogte 2 m mits:
    • 1. op een erf of perceel waarop al een gebouw staat waarmee de erf- of perceelafscheiding in functionele relatie staat,
    • 2. achter de voorgevelrooilijn, en
    • 3. op meer dan 1 m van openbaar toegankelijk gebied, tenzij geen redelijke eisen van welstand van toepassing zijn;
  • e. speelvoorzieningen en straatmeubilair: bouwhoogte 4,5 m;
  • f. antennes en masten ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes en zonder apparatuurkast: bouwhoogte 15 m;
  • g. kunstobjecten, bouwhoogte 6 m, oppervlakte 10 m2;
  • h. kunstwerken: bouwhoogte 5 m;
  • i. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: bouwhoogte 3 m.

3.3 Specifieke gebruiksregels
  • a. Het is in ieder geval verboden de gronden te gebruiken voor de opslag van goederen;
  • b. Het bepaalde in lid 3.3 onder a is niet van toepassing op:
    • 1. het opslaan van stoffen die noodzakelijk zijn voor het normale onderhoud van de gronden en de daarbij behorende voorzieningen;
    • 2. het tijdelijk opslaan van materialen en werktuigen, welke nodig zijn voor de realisering of handhaving van de bestemming en aanduidingen.

Artikel 4 Groen

Link naar de toelichting op de bestemming 'Groen'

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen, bermen en bermsloten;
  • b. landschappelijke inpassing;
  • c. water en waterberging;
  • d. recreatief medegebruik;

met de daarbij behorende:

  • e. geluidwerende voorzieningen;
  • f. verhardingen, ruiter-, voet- en fietspaden;
  • g. sport- en speelvoorzieningen;
  • h. kunstwerken en kunstobjecten;
  • i. waterhuishoudings- en nutsvoorzieningen;
  • j. overige functioneel met de bestemming 'Groen' verbonden voorzieningen.

4.2 Bouwregels

Op de in lid 4.1 bedoelde gronden mogen ten behoeve van de bestemmingsomschrijving bouwwerken worden gebouwd, met dien verstande dat de volgende maximale maten gelden:

ten aanzien van gebouwen

  • a. nutsvoorzieningen: bouwhoogte 3,5 m, oppervlakte 25 m²;

ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde:

  • b. erf- en perceelsafscheidingen: bouwhoogte 3 m;
  • c. licht- en vlaggenmasten en masten voor beveiliging: bouwhoogte 9 m;
  • d. overig straatmeubilair: bouwhoogte 4,5 m;
  • e. geluidwerende voorzieningen inclusief daarbij behorende/ geïntegreerde zonnepanelen: bouwhoogte 9 m;
  • f. antennes en masten ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes en zonder apparatuurkast: bouwhoogte 15 m;
  • g. kunstobjecten: bouwhoogte 10 m, oppervlakte 10 m2;
  • h. bouwwerken geen gebouwen zijnde met oppervlakte van maximaal 1 m²: bouwhoogte 6 m;
  • i. van in oppervlakte ondergeschikte bouwdelen voor verkeer zoals pylonen en tuinen van bruggen: bouwhoogte 20 m;
  • j. overige bouwdelen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde voor verkeer, zoals bruggen: bouwhoogte 7 m;
  • k. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: bouwhoogte 5 m.

4.3 Specifieke gebruiksregels
  • a. Het is verboden de gronden te gebruiken voor de opslag van goederen;
  • b. Het bepaalde in lid 4.3 onder a is niet van toepassing op:
    • 1. het opslaan van stoffen die noodzakelijk zijn voor het normale onderhoud van de gronden en de daarbij behorende voorzieningen;
    • 2. het tijdelijk opslaan van materialen en werktuigen, welke nodig zijn voor de realisering of handhaving van de bestemming en aanduidingen.

4.4 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.2 onder f (antennes en masten ten behoeve van telecommunicatie) tot een bouwhoogte van maximaal 40 m, mits het bouwwerk uit stedenbouwkundig, landschappelijk en verkeerskundig oogpunt aanvaardbaar is en geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 5 Recreatie

Link naar de toelichting op de bestemming 'Recreatie'

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. recreatieve voorzieningen;
  • b. kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen;
  • c. behoud, versterking en ontwikkeling van de aan de natuurgebieden eigen zijnde natuur(lijke) en landschappelijke waarden, in samenhang met de waterhuishouding;

met de daarbij behorende

  • d. verkeers- en verblijfsgebieden, verhardingen, ruiter-, voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen, in- en uitritten;
  • e. straatmeubilair en reclameobjecten;
  • f. groen- en nutsvoorzieningen;
  • g. kunstobjecten en kunstwerken;
  • h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • i. overige functioneel met de bestemming 'Recreatie' verbonden voorzieningen.

5.2 Bouwregels

Op de in lid 5.1 bedoelde gronden mogen ten behoeve van de bestemmingsomschrijving bouwwerken worden gebouwd, met dien verstande dat de volgende maximale maten gelden:

ten aanzien van gebouwen:

  • a. ten behoeve van nutsvoorzieningen: bouwhoogte 3,5 m, oppervlakte 25 m2;

ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde:

  • b. erf- en terreinafscheidingen: bouwhoogte 3 m;
  • c. masten voor beveiliging, licht- en vlaggenmasten: bouwhoogte 9 m;
  • d. overig straatmeubilair: bouwhoogte 4,5 m;
  • e. antennes en masten ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes en zonder apparatuurkast: bouwhoogte 15 m;
  • f. gevel- en lichtreclames en gebouwaanduidingen zijn toegestaan aan en binnen de gevel van het hoofdgebouw;
  • g. vrijstaande reclameobjecten: de maximale bouwhoogte is gelijk aan de maximale bouwhoogte voor gebouwen;
  • h. kunstobjecten: bouwhoogte 6 m, oppervlakte 10 m2;
  • i. bouwwerken geen gebouwen zijnde met oppervlakte van maximaal 1 m²: bouwhoogte 6 m;
  • j. van in oppervlakte ondergeschikte bouwdelen voor verkeer zoals pylonen en tuinen van bruggen: bouwhoogte 20 m;
  • k. overige bouwdelen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde voor verkeer, zoals bruggen: bouwhoogte 7 m;
  • l. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: bouwhoogte 5 m.

5.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.2 onder e (antennes en masten ten behoeve van telecommunicatie) tot een bouwhoogte van maximaal 40 m, mits het bouwwerk uit stedenbouwkundig, landschappelijk en verkeerskundig oogpunt aanvaardbaar is en geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

5.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval gerekend het aanbrengen en/of veroorzaken van veranderingen in de ecologische waarden van het gebied als gevolg van het gebruik van de gronden.

Artikel 6 Verkeer

Link naar de toelichting op de bestemming 'Verkeer'

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. (auto)rijwegen met ten hoogste 2x2 rijstroken
  • b. in afwijking van het bepaalde in lid 6.1 onder a bedraagt het aantal rijstroken het aantal overeenkomstig de in Bijlage 1, Bijlage 2 en Bijlage 3 opgenomen kaarten;
  • a. in- en uitvoegstroken, opstelstroken, rijstroken op rotondes en kruisingen zijn niet inbegrepen bij het maximaal aantal rijstroken, als bedoeld in lid 6.1 onder a en b;
  • b. (ongelijkvloerse) kruisingen met bijbehorende voorzieningen;
  • c. verkeer en vervoer te water;
  • d. busbanen, fiets- en voetpaden;

met de daarbij behorende:

  • e. parkeerplaatsen, haltevoorzieningen, reclameobjecten, bermen, verhardingen;
  • f. geluidwerende voorzieningen;
  • g. kunstwerken en kunstobjecten;
  • h. water, waterhuishoudings- en nutsvoorzieningen;
  • i. straatmeubilair;
  • j. overige functioneel met de bestemming 'Verkeer' verbonden voorzieningen.

6.2 Bouwregels

Op de in lid 6.1 bedoelde gronden mogen ten behoeve van de bestemmingsomschrijving bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, met dien verstande dat de volgende maximale maten gelden:

  • a. erf- en terreinafscheidingen: bouwhoogte 2 m;
  • b. lichtmasten, bewegwijzeringsborden en verkeersregelinstallaties bouwhoogte 9 m;
  • c. reclameobjecten: bouwhoogte 6 m, oppervlakte 10 m2;
  • d. kunstobjecten: bouwhoogte 10 m, oppervlakte 10 m²;
  • e. antennes en masten ten behoeve van telecommunicatie: bouwhoogte 15 m;
  • f. bruggen: bouwhoogte 20 m;
  • g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde met oppervlakte van maximaal 1 m²: bouwhoogte 15 m;
  • h. van in oppervlakte ondergeschikte bouwdelen voor verkeer zoals pylonen en tuien van bruggen: bouwhoogte 20 m;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'brug' een fietsbrug met een bouwhoogte van 35 m;
  • j. geluidwerende voorzieningen inclusief daarbij behorende/ geïntegreerde zonnepanelen: bouwhoogte 9 m;
  • k. overige bouwwerken geen gebouwen zijnde: bouwhoogte 10 m.

6.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.2 onder e (antennes en masten ten behoeve van telecommunicatie) tot een bouwhoogte van maximaal 40 m, mits het bouwwerk uit stedenbouwkundig, landschappelijk en verkeerskundig oogpunt aanvaardbaar is en geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 7 Verkeer - Railverkeer

Link naar de toelichting op de bestemming 'Verkeer-Railverkeer'

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. spoorwegen, (auto)wegen, busbanen, fiets- en voetpaden;
  • b. bermen en bermsloten;
  • c. water en waterwegen;

met de daarbij behorende:

  • d. kunstwerken, kunstobjecten;
  • e. parkeervoorzieningen, haltevoorzieningen;
  • f. reclameobjecten;
  • g. geluidwerende voorzieningen en groenvoorzieningen;
  • h. verhardingen en beplantingen;
  • i. overige functioneel met de bestemming 'Verkeer - Railverkeer' verbonden voorzieningen.

7.2 Bouwregels

Op de in lid 7.1 bedoelde gronden mogen ten behoeve van de bestemmingsomschrijving uitsluitend bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd met dien verstande dat de volgende maximale maten gelden:

  • a. nutsvoorzieningen: bouwhoogte 5 m, oppervlakte 50 m²;
  • b. erf- en terreinafscheidingen: bouwhoogte 3 m;
  • c. lichtmasten, bewegwijzeringsborden en verkeersregelinstallaties bouwhoogte 9 m;
  • d. reclameobjecten: bouwhoogte 6 m, oppervlakte 10 m²;
  • e. kunstobjecten: bouwhoogte 10 m, oppervlakte 10 m²;
  • f. antennes en masten ten behoeve van telecommunicatie: bouwhoogte 15 m;
  • g. bruggen: bouwhoogte 20 m;
  • h. bouwwerken geen gebouwen zijnde met oppervlakte van maximaal 1 m²: bouwhoogte 15 m;
  • i. van in oppervlakte ondergeschikte bouwdelen voor verkeer zoals pylonen en tuien van bruggen: bouwhoogte 20 m;
  • j. geluidwerende voorzieningen inclusief daarbij behorende/ geïntegreerde zonnepanelen: bouwhoogte 9 m;
  • k. overige bouwwerken geen gebouwen zijnde: bouwhoogte 10 m.

7.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 7.2 onder f (antennes en masten ten behoeve van telecommunicatie) tot een bouwhoogte van maximaal 40 m, mits het bouwwerk uit stedenbouwkundig, landschappelijk en verkeerskundig oogpunt aanvaardbaar is en geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 8 Verkeer - Verblijfsgebied

Link naar de toelichting op de bestemming 'Verkeer-Verblijfsgebied'

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen met een functie voor verblijf en verplaatsing, bepaald door en gericht op de aangrenzende bestemmingen;
  • b. fiets- en voetpaden;
  • c. parkeervoorzieningen, haltevoorzieningen, fietsenstallingen;
  • d. groen-, waterhuishoudkundige en nutsvoorzieningen

met de daarbij behorende:

  • e. bermen en bermsloten;
  • f. water en waterberging;
  • g. kunstobjecten en kunstwerken;
  • h. voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling, straatmeubilair, geluidwerende voorzieningen en reclameobjecten;
  • i. jongerenontmoetingsplaatsen;
  • j. speel- en sportvoorzieningen;
  • k. overige functioneel met de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' verbonden voorzieningen.

8.2 Bouwregels

Op de in lid 8.1 bedoelde gronden mogen ten behoeve van de bestemmingsomschrijving uitsluitend bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, met dien verstande dat de volgende maximale maten gelden:

  • a. nutsvoorzieningen, bouwhoogte 3,5 m, oppervlakte 25 m2;
  • b. erf- en perceelsafscheidingen: bouwhoogte 1 m;
  • c. overige erf- en perceelsafscheidingen: bouwhoogte 2 m mits:
    • 1. op een erf of perceel waarop al een gebouw staat waarmee de erf- of perceelafscheiding in functionele relatie staat,
    • 2. achter de voorgevelrooilijn, en
    • 3. op meer dan 1 m van openbaar toegankelijk gebied, tenzij geen redelijke eisen van welstand van toepassing zijn;
  • d. lichtmasten, bewegwijzeringsborden en verkeersregelinstallaties bouwhoogte 9 m;
  • e. antennes en masten ten behoeve van telecommunicatie, bouwhoogte 15 m;
  • f. reclameobjecten en kunstobjecten, bouwhoogte 6 m, oppervlakte 10 m²;
  • g. bouwwerken geen gebouwen zijnde met oppervlakte van maximaal 1 m²: bouwhoogte 6 m;
  • h. van in oppervlakte ondergeschikte bouwdelen voor verkeer zoals pylonen en tuinen van bruggen: bouwhoogte 20 m;
  • i. overige bouwdelen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde voor verkeer, zoals bruggen: bouwhoogte 7 m;
  • j. geluidwerende voorzieningen inclusief daarbij behorende/ geïntegreerde zonnepanelen: bouwhoogte 9 m;
  • k. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: bouwhoogte 5 m.

8.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 8.2:

  • a. voor bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen tot maximaal 5 m hoog en met een oppervlakte tot maximaal 50 m2, mits het bouwwerk uit stedenbouwkundig, landschappelijk en verkeerskundig oogpunt als ook uit oogpunt van het woongenot in de directe woonomgeving aanvaardbaar is;
  • b. onder e (antennes en masten ten behoeve van telecommunicatie) tot een bouwhoogte van maximaal 40 m, mits het bouwwerk uit stedenbouwkundig, landschappelijk en verkeerskundig oogpunt aanvaardbaar is en geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
  • c. voor bouwwerken ten behoeve van een jongerenontmoetingsplaats met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. de bouwhoogte van een gebouw of overkapping mag maximaal 3,5 m bedragen;
    • 2. de oppervlakte van een gebouw of overkapping mag maximaal 15 m² bedragen;
    • 3. de afstand tussen een gebouw of overkapping n woonbebouwing moet minimaal 50 m bedragen;
    • 4. binnen een jongerenontmoetingsplaats zijn maximaal één gebouw en maximaal 3 overkappingen toegestaan;
    • 5. de plaats moet uit oogpunt van sociale veiligheid een open karakter hebben;

Artikel 9 Water

Link naar de toelichting op de bestemming 'Water'

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • b. verkeer en vervoer over water;
  • c. aanleggelegenheid en steigers;
  • d. natuurvriendelijke oevers;
  • e. recreatief medegebruik;

met de daarbij behorende:

  • f. kunstwerken, zoals bruggen, sluizen, keermuren, duikers, steigers en (strek)dammen, welke mede ten dienste mogen zijn van de aangrenzende bestemming;
  • g. straatmeubilair en kunstobjecten;
  • h. voet- en fietspaden;
  • i. groenvoorzieningen;
  • j. overige functioneel met de bestemming 'Water' verbonden voorzieningen;

9.2 Bouwregels

Op de in lid 9.1 bedoelde gronden mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, met dien verstande dat de volgende maximale maten gelden:

  • a. erf- en terreinafscheidingen: bouwhoogte 2 m;
  • b. licht- en vlaggenmasten: bouwhoogte 9 m;
  • c. straatmeubilair: bouwhoogte 6 m;
  • d. kunstobjecten: bouwhoogte 6 m, oppervlakte 10 m²;
  • e. aanmeerpalen: bouwhoogte 10 m;
  • f. kunstwerken: bouwhoogte 10 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van een brug 20 m mag bedragen;
  • g. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: bouwhoogte 3 m.

9.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden en de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van een ligplaats voor woonschepen.

Artikel 10 Leiding - Gas

Link naar de toelichting op de bestemming 'Leiding - Gas'

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), primair bestemd voor:

  • a. een ondergrondse leiding voor het transport van gas met een diameter van ten hoogste 13 inch en een druk van ten hoogste 40 bar;
  • b. de daarbij behorende belemmeringenstrook;
  • c. overige functioneel met deze dubbelbestemming verbonden voorzieningen.

10.2 Bouwregels

Op de als 'Leiding - Gas' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze dubbelbestemming worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 3 meter.

10.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 10.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en), indien de veiligheid met betrekking tot de leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder(s). Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden zonder omgevingsvergunning op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Gas' de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
    • 2. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
    • 3. het aanbrengen of het vellen/rooien van diepwortelende bomen en beplantingen;
    • 4. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
    • 5. het aanleggen of het dempen van watergangen, sloten en andere waterpartijen;
  • b. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a kan alleen worden verleend, indien de veiligheid met betrekking tot de leiding(en) niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder(s).
  • c. Het onder a bedoelde verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden:
    • 1. ten behoeve van de dubbelbestemming;
    • 2. die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een verleende vergunning;
    • 3. die betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
    • 4. zijnde graafwerkzaamheden, als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten.

10.5 Specifieke gebruiksregels
  • a. Het is in ieder geval verboden de gronden te gebruiken voor de opslag van goederen.
  • b. Het bepaalde in artikel 10.5 onder a is niet van toepassing op:
    • 1. het opslaan van stoffen die noodzakelijk zijn voor het normale onderhoud van de gronden en de daarbij behorende voorzieningen;
    • 2. het tijdelijk opslaan van materialen en werktuigen, welke nodig zijn voor de realisering of handhaving van de bestemming.

10.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de dubbelbestemming 'Leiding - Gas' te wijzigen of te verwijderen, indien nieuwe technische inzichten, de verandering van wetgeving of nieuwe rekenmodellen daar aanleiding toe geven en/ of de leiding zelf is verplaatst, gewijzigd of verwijderd.

Artikel 11 Leiding - Hoogspanning

Link naar de toelichting op de bestemming 'Leiding - Hoogspanning'

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), primair bestemd voor:

  • a. een ondergrondse hoogspanningsleiding van ten hoogste 150kV (kilovolt);
  • b. de daarbij behorende belemmeringenstrook;
  • c. overige functioneel met deze dubbelbestemming verbonden voorzieningen.

11.2 Bouwregels

Op de als 'Leiding - Hoogspanning' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen, zijnde ten dienste van deze dubbelbestemming worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 3 meter.

11.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 11.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en), indien de veiligheid met betrekking tot de leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder(s).

11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden zonder omgevingsvergunning op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Hoogspanning' de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
    • 2. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
    • 3. het aanbrengen of het vellen/rooien van diepwortelende bomen en beplantingen;
    • 4. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
    • 5. het aanleggen of het dempen van watergangen, sloten en andere waterpartijen.
  • b. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a kan worden verleend, indien de veiligheid met betrekking tot de leiding(en) niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder(s).
  • c. Het onder a bedoelde verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden die:
    • 1. ten behoeve van de dubbelbestemming;
    • 2. die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een verleende vergunning;
    • 3. die betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
    • 4. zijnde graafwerkzaamheden, als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten.

11.5 Specifieke gebruiksregels
  • a. Het is in ieder geval verboden de gronden te gebruiken voor de opslag van goederen.
  • b. Het bepaalde in artikel 11.5 onder a is niet van toepassing op:
    • 1. het opslaan van stoffen die noodzakelijk zijn voor het normale onderhoud van de gronden en de daarbij behorende voorzieningen;
    • 2. het tijdelijk opslaan van materialen en werktuigen, welke nodig zijn voor de realisering of handhaving van de bestemming.

11.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanning' te wijzigen of te verwijderen, indien nieuwe technische inzichten, de verandering van wetgeving of nieuwe rekenmodellen daartoe aanleiding geven en/ of de leiding zelf is verplaatst, gewijzigd of verwijderd.

Artikel 12 Leiding - Hoogspanningsverbinding

Link naar de toelichting op de bestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding'

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), primair bestemd voor:

  • a. een bovengrondse hoogspanningsverbinding van ten hoogste 380kV (kilovolt), genaamd Diemen-Lelystad, ter plaatse van de Buitenring en Tussenring;
  • b. een bovengrondse hoogspanningsverbinding van ten hoogste 150kV (kilovolt), genaamd Zeewolde-Almere, ter plaatse van de A27 en ter hoogte van de Waterlandseweg;
  • c. de daarbij bijbehorende belemmeringenstrook;
  • d. overige functioneel met deze dubbelbestemming verbonden voorzieningen.

12.2 Bouwregels

Op de als 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen, zijnde ten dienste van deze dubbelbestemming worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 3 m met dien verstande dat:

  • a. voor hoogspanningsmasten, als bedoeld in lid 12.1 onder a (Lijn Diemen-Lelystad), de bouwhoogte maximaal 55 m bedraagt;
  • b. voor hoogspanningsmasten, als bedoeld in lid 12.1 onder b (Lijn Zeewolde-Almere), de bouwhoogte maximaal 36 m bedraagt.

12.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 12.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en), mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de hoogspanningsverbinding en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken beheerder van de hoogspanningsverbinding.

12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden zonder omgevingsvergunning op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
    • 2. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
    • 3. het aanbrengen of het vellen/rooien van hoogopgaande bomen en beplantingen;
    • 4. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
    • 5. het aanleggen of het dempen van watergangen, sloten en andere waterpartijen.
  • b. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a kan alleen worden verleend, indien de veiligheid met betrekking tot de leiding(en) niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder(s).
  • c. Het onder a bedoelde verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden:
    • 1. ten behoeve van de dubbelbestemming;
    • 2. die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een verleende vergunning;
    • 3. die betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
    • 4. zijnde graafwerkzaamheden, als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten.

12.5 Specifieke gebruiksregels
  • a. Het is in ieder geval verboden de gronden te gebruiken voor de opslag van goederen.
  • b. Het bepaalde in lid 12.5 onder a is niet van toepassing op:
    • 1. het opslaan van stoffen die noodzakelijk zijn voor het normale onderhoud van de gronden en de daarbij behorende voorzieningen;
    • 2. het tijdelijk opslaan van materialen en werktuigen, welke nodig zijn voor de realisering of handhaving van de bestemming.

12.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' te wijzigen of te verwijderen, indien nieuwe technische inzichten, de verandering van wetgeving of nieuwe rekenmodellen daar aanleiding toe geven en/ of de leiding zelf is verplaatst, gewijzigd of verwijderd.

Artikel 13 Leiding - Leidingstrook

Link naar de toelichting op de bestemming 'Leiding - Leidingstrook'

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Leidingstrook' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), primair bestemd voor:

  • a. een ondergrondse leiding voor het transport van gas met een diameter van ten hoogste 13 inch en een druk van ten hoogste 40 bar;
  • b. een ondergrondse hoogspanningsleiding van ten hoogste 150kV (kilovolt);
  • c. andere kabels en leidingen;
  • d. de daarbij behorende belemmeringenstrook;
  • e. overige functioneel met deze dubbelbestemming verbonden voorzieningen.

13.2 Bouwregels

Op de als 'Leiding - Leidingstrook' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze dubbelbestemming worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 3 m.

13.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 13.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en), indien de veiligheid met betrekking tot de leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder(s). Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden zonder omgevingsvergunning op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Leidingstrook' de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te (doen) voeren:
    • 1. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
    • 2. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
    • 3. het aanbrengen of het vellen/rooien van diepwortelende bomen en beplantingen;
    • 4. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
    • 5. het aanleggen of het dempen van watergangen, sloten en andere waterpartijen.
  • b. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a kan worden verleend, mits de veiligheid met betrekking tot de leiding(en) niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder(s).
  • c. Het onder a bedoelde verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden:
    • 1. ten behoeve van de dubbelbestemming;
    • 2. die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een verleende vergunning;
    • 3. die betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
    • 4. zijnde graafwerkzaamheden, als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten.

13.5 Specifieke gebruiksregels
  • a. Het is in ieder geval verboden de gronden te gebruiken voor de opslag van goederen.
  • b. Het bepaalde in artikel 13.5 onder a is niet van toepassing op:
    • 1. het opslaan van stoffen die noodzakelijk zijn voor het normale onderhoud van de gronden en de daarbij behorende voorzieningen;
    • 2. het tijdelijk opslaan van materialen en werktuigen, welke nodig zijn voor de realisering of handhaving van de bestemming.

13.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de dubbelbestemming 'Leiding - Leidingstrook' te wijzigen of te verwijderen, indien nieuwe technische inzichten, de verandering van wetgeving of nieuwe rekenmodellen daar aanleiding toe geven en/ of de leiding zelf is verplaatst, gewijzigd of verwijderd.

Artikel 14 Leiding - Riool

Link naar de toelichting op de bestemming 'Leiding - Riool

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), primair bestemd voor:

  • a. de bescherming van de rioolpersleiding.
  • b. de daarbij behorende belemmeringenstrook;
  • c. overige functioneel met deze dubbelbestemming verbonden voorzieningen.

14.2 Bouwregels

Op de als 'Leiding - Riool' bestemde gronden mogen uitsluitend gebouwen en/ of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze dubbelbestemming worden gebouwd met een maximale totale oppervlakte van 100 m² en een bouwhoogte 18 meter.

14.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 14.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en), indien de veiligheid van de leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder(s).

14.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden zonder omgevingsvergunning op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Riool' de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te (doen) voeren:
    • 1. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
    • 2. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
    • 3. het aanbrengen of het vellen/rooien van diepwortelende bomen en beplantingen;
    • 4. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
    • 5. het aanleggen of het dempen van watergangen, sloten en andere waterpartijen.
  • b. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a kan worden verleend, mits de veiligheid met betrekking tot de leiding(en) niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder(s).
  • c. Het onder a bedoelde verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden:
    • 1. ten behoeve van de dubbelbestemming;
    • 2. die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een verleende vergunning;
    • 3. die betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
    • 4. zijnde graafwerkzaamheden, als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten.

14.5 Specifieke gebruiksregels
  • a. Het is in ieder geval verboden de gronden te gebruiken voor de opslag van goederen.
  • b. Het bepaalde in lid 14.5 onder a is niet van toepassing op:
    • 1. het opslaan van stoffen die noodzakelijk zijn voor het normale onderhoud van de gronden en de daarbij behorende voorzieningen;
    • 2. het tijdelijk opslaan van materialen en werktuigen, welke nodig zijn voor de realisering of handhaving van de bestemming.

14.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de dubbelbestemming 'Leiding - Riool' te wijzigen of te verwijderen, indien nieuwe technische inzichten, de verandering van wetgeving of nieuwe rekenmodellen daar aanleiding toe geven en/ of de leiding zelf is verplaatst, gewijzigd of verwijderd.

Artikel 15 Waarde - Archeologie 1

Link naar de toelichting op de bestemming 'Waarde - Archeologie 1'

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), primair bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de ter plaatse te verwachten archeologische waarden op een diepte vanaf 150 cm onder maaiveld.

15.2 Bouwregels
  • a. Het is verboden zonder omgevingsvergunning op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' bouwwerken te bouwen.
  • b. Het in lid a bedoelde verbod is niet van toepassing op:
    • 1. die delen van de gronden die reeds bebouwd of anderszins verstoord zijn of zijn geweest;
    • 2. bouwwerken ten behoeve van de samenvallende bestemmingen met een oppervlakte kleiner dan 500 m².
  • c. Een uitzondering op het verbod, zoals bedoeld in lid 15.2, sub b onder 2, is niet van toepassing als gedurende de periode van 36 maanden voor verstrekking van de omgevingsvergunning een uitzondering op het verbod in lid 15.2, sub b onder 2, van toepassing is geweest op bouw- en aanlegactiviteiten zoals genoemd in lid 15.4 sub a in terreinen op een afstand van minder dan 50 m van het onderhavige terrein, voor zover de voorgenomen activiteiten in het onderhavige terrein een oppervlakte hebben van meer dan 100 m2.

15.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het in lid 15.2 bedoelde verbod voor het bouwen van bouwwerken ten behoeve van de samenvallende bestemmingen met een oppervlakte groter dan 500 m².
  • b. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a kan alleen worden verleend, indien op basis van archeologisch onderzoek is vastgesteld dat:
    • 1. de archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld;
    • 2. er geen archeologische waarden aanwezig zijn;
    • 3. de archeologische waarden hierdoor niet worden geschaad.
  • c. Aan de omgevingsvergunning als bedoeld onder a kunnen de volgende voorschriften worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 2. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg;
    • 4. De voorwaarden als bedoeld onder 1, 2 en 3 dienen te voldoen aan de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie en aan door het bevoegd gezag bij de afwijking te stellen kwalificaties en eisen.

15.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden zonder omgevingsvergunning op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het verlagen van de bodem, het uitvoeren van grondwerkzaamheden of het afgraven van gronden waarvoor geen ontgrondingsvergunning nodig is;
    • 2. het ophogen van de bodem met meer dan 50 cm;
    • 3. het aanleggen van bos of boomgaard bestaande uit meer dan 10 bomen;
    • 4. het verlagen van het waterpeil;
    • 5. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverharding;
    • 6. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en daarmee verband houdende constructies;
    • 7. het graven, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
    • 8. alle overige werkzaamheden die de archeologische waarden kunnen aantasten en die niet aan te merken zijn als het normale gebruik van het terrein.
  • b. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a kan alleen worden verleend indien op basis van archeologisch onderzoek is vastgesteld dat:
    • 1. de archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld;
    • 2. er geen archeologische waarden aanwezig zijn;
    • 3. de archeologische waarden hierdoor niet worden geschaad.
  • c. Aan de omgevingsvergunning kunnen de volgende voorwaarden worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 2. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 3. de verplichting de uitvoering van het werk c.q. de werkzaamheid te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg;
    • 4. de voorwaarden als bedoeld onder 1, 2 en 3 dienen te voldoen aan de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie en aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties en eisen.
  • d. Het onder a bedoelde verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden:
    • 1. ten behoeve van de dubbelbestemming;
    • 2. die betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
    • 3. die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een verleende vergunning;
    • 4. die betrekking hebben op een oppervlakte kleiner dan 500 m²;
    • 5. die worden uitgevoerd in het kader van archeologisch onderzoek.

15.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd:

Artikel 16 Waarde - Archeologie 4

Link naar de toelichting op de bestemming 'Waarde - Archeologie 4'

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), primair bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de ter plaatse te verwachten archeologische waarden op een diepte vanaf 50 cm onder maaiveld.

16.2 Bouwregels
  • a. Het is verboden zonder omgevingsvergunning op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 4' bouwwerken te bouwen.
  • b. Het in lid a bedoelde verbod is niet van toepassing op:
    • 1. die delen van de gronden die reeds bebouwd of anderszins verstoord zijn of zijn geweest;
    • 2. bouwwerken ten behoeve van de samenvallende bestemmingen met een oppervlakte kleiner dan 100 m².
  • c. Een uitzondering op het verbod, zoals bedoeld in lid 16.2, sub b onder 2, is niet van toepassing als gedurende de periode van 36 maanden voor verstrekking van de omgevingsvergunning een uitzondering op het verbod in lid 16.2, sub b onder 2, van toepassing is geweest op bouw- en aanlegactiviteiten zoals genoemd in lid 16.4 sub a in terreinen op een afstand van minder dan 50 m van het onderhavige terrein, voor zover de voorgenomen activiteiten in het onderhavige terrein een oppervlakte hebben van meer dan 100 m2.

16.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het in lid 16.2 bedoelde verbod voor het bouwen van bouwwerken ten behoeve van de samenvallende bestemmingen met een oppervlakte groter dan 100 m².
  • b. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a zal alleen worden verleend, indien op basis van archeologisch onderzoek is vastgesteld dat:
    • 1. de archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld;
    • 2. er geen archeologische waarden aanwezig zijn;
    • 3. de archeologische waarden hierdoor niet worden geschaad.
  • c. Aan de omgevingsvergunning als bedoeld onder a kunnen de volgende voorschriften worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 2. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg;
    • 4. de voorwaarden als bedoeld onder 1, 2 en 3 dienen te voldoen aan de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie en aan door het bevoegd gezag bij de afwijking te stellen kwalificaties en eisen.

16.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden zonder omgevingsvergunning op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 4' de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het verlagen van de bodem, het uitvoeren van grondwerkzaamheden of het afgraven van gronden waarvoor geen ontgrondingsvergunning nodig is;
    • 2. het ophogen van de bodem met meer dan 50 cm;
    • 3. het aanleggen van bos of boomgaard bestaande uit meer dan 10 bomen;
    • 4. het verlagen van het waterpeil;
    • 5. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverharding;
    • 6. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en daarmee verband houdende constructies;
    • 7. het graven, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
    • 8. alle overige werkzaamheden die de archeologische waarden kunnen aantasten en die niet aan te merken zijn als het normale gebruik van het terrein.
  • b. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a. kan alleen worden verleend indien op basis van archeologisch onderzoek is vastgesteld dat:
    • 1. de archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld;
    • 2. er geen archeologische waarden aanwezig zijn;
    • 3. de archeologische waarden hierdoor niet worden geschaad.
  • c. Aan de omgevingsvergunning kunnen de volgende voorwaarden worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 2. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 3. de verplichting de uitvoering van het werk c.q. de werkzaamheid te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg;
    • 4. de voorwaarden als bedoeld onder 1, 2 en 3 dienen te voldoen aan de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie en aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties en eisen.
  • d. Het onder a bedoelde verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden:
    • 1. ten behoeve van de dubbelbestemming;
    • 2. die betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
    • 3. die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een verleende vergunning;
    • 4. die betrekking hebben op een oppervlakte kleiner dan 500 m²;
    • 5. die worden uitgevoerd in het kader van archeologisch onderzoek .

16.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd:

Artikel 17 Waterstaat - Waterkering

Link naar de toelichting op de bestemming 'Waterstaat - Waterkering'

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), primair bestemd voor:

  • a. bescherming van de waterkering;
  • b. dijken;
  • c. kaden;
  • d. dijksloten;
  • e. overige functioneel met deze dubbelbestemming verbonden voorzieningen;

17.2 Bouwregels

Op de in lid 17.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 3 m.

17.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 17.2 voor het bebouwing ten behoeve van de samenvallende bestemmingen, mits het belang van de waterkering hierdoor niet onevenredig wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de beheerder van de waterkering.

17.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden zonder omgevingsvergunning op of in de gronden met de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' de volgende werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te (doen) voeren:
    • 1. het ontgronden, afgraven, egaliseren en ophogen van dijken en aarden wallen;
    • 2. het planten en verwijderen van bomen en struiken;
    • 3. het dempen en graven van waterlopen;
    • 4. het verwijderen en aanbrengen van verhardingen, waaronder wegen en paden.
  • b. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a kan alleen worden verleend, indien de bescherming van de waterkering niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken beheerder(s);
  • c. Het onder a bedoelde verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden:
    • 1. ten behoeve van de dubbelbestemming;
    • 2. die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een verleende vergunning;
    • 3. die betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer.

 

 

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Link naar de toelichting op de Algemene regels

Artikel 18 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 19 Algemene aanduidingsregels

Link naar de toelichting op de aanduiding 'geluidzone-industrie'

19.1 Geluidzone - industrie
19.1.1 Geluidzone - industrie

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' zijn nieuwe geluidsgevoelige objecten niet toegestaan.

19.1.2 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de aanduiding 'Geluidzone - industrie' te wijzigen of te verwijderen, indien nieuwe technische inzichten, de verandering van wetgeving of nieuwe rekenmodellen daar aanleiding toe geven en/ of de geluidzone ter plaatse is gewijzigd of beëindigd.

19.2 Milieuzone - geurzone

Link naar toelichting op de aanduidingen milieuzones- geurzone

19.2.1 Milieuzone - geurzone rwzi

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone-geurzone rwzi' zijn nieuwe geurgevoelige objecten niet toegestaan.

19.2.2 Milieuzone - geurzone 1

Ter plaatse van de aanduiding 'Milieuzone - geurzone 1' zijn nieuwe geurgevoelige bestemmingen niet toegestaan.

19.2.3 Milieuzone - geurzone 2

Ter plaatse van de aanduiding 'Milieuzone - geurzone 1' zijn nieuwe minder geurgevoelige bestemmingen niet toegestaan.

19.2.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de aanduiding 'Milieuzone - geurzone rwzi', 'Milieuzone - geurzone 1' en/ of 'Milieuzone - geurzone 2' te wijzigen of te verwijderen, indien nieuwe technische inzichten, de verandering van wetgeving of nieuwe rekenmodellen daartoe aanleiding geven en/ of de geurveroorzakende inrichting ter plaatse is gewijzigd of beëindigd.

19.3 Infrastructuur

Link naar de toelichting op de aanduiding infrastructuur'

Ter plaatse van de aanduiding 'infrastructuur' zijn de gronden gereserveerd voor de mogelijke realisering van een verbinding ten behoeve van openbaar vervoer in de vorm van rail- en/ of spoorverkeer dan wel een busbaan. Op de gronden met deze aanduiding zijn geen nieuwe gebouwen toegestaan.

19.4 Veiligheidszones - LPG

Link naar de toelichting op de aanduidingen 'Veiligheidszone - LPG'

19.4.1 Veiligheidszone - LPG

Ter plaatse van de aanduiding 'Veiligheidszone - LPG' zijn nieuwe en is uitbreiding van kwetsbare en/ of beperkt kwetsbare objecten niet toegestaan.

19.4.2 Veiligheidszone - effectafstand fakkelbrand
  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'Veiligheidszone - effectafstand fakkelbrand' zijn nieuwe en is uitbreiding van kwetsbare objecten en/ of beperkt kwetsbare objecten niet toegestaan.
  • b. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 19.4.2 onder a om nieuwe en uitbreiding van kwetsbare objecten en/ of beperkt kwetsbare objecten toe te staan, mits:
    • 1. dit wordt onderbouwd met veiligheidsgeoriënteerde argumenten, waarbij slachtoffers als gevolg van een fakkelbrand worden voorkomen. De argumenten zijn gericht op het behoud van de veiligheid en kunnen betrekking hebben op het gebruik dat van een object wordt gemaakt;
    • 2. het slim positioneren van vluchtwegen in gebouwen en in de omgeving van gebouwen om zo de vluchtmogelijkheden optimaal te faciliteren;
    • 3. een gedegen risicocommunicatie en snelle alarmering is verzekerd.
19.4.3 Veiligheidszone - effectafstand Bleve
  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'Veiligheidszone - effectafstand Bleve' zijn nieuwe en is uitbreiding van zeer kwetsbare objecten niet toegestaan.
  • b. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 19.4.3 onder a om nieuwe en uitbreiding van zeer kwetsbare objecten toe te staan, mits:
    • 1. dit wordt onderbouwd met veiligheidsgeoriënteerde argumenten, waarbij slachtoffers als gevolg van een Bleve worden voorkomen. De argumenten zijn gericht op het behoud van de veiligheid en kunnen betrekking hebben op het gebruik dat van een object wordt gemaakt;
    • 2. het slim positioneren van vluchtwegen in gebouwen en in de omgeving van gebouwen om zo de vluchtmogelijkheden optimaal te faciliteren;
    • 3. een gedegen risicocommunicatie en snelle alarmering is verzekerd.
19.4.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de aanduidingen 'Veiligheidszone - LPG, Veiligheidszone - effectafstand fakkelbrand en/ of Veiligheidszone - effectafstand Bleve' te wijzigen of te verwijderen, indien nieuwe technische inzichten, de verandering van wetgeving of nieuwe rekenmodellen daartoe aanleiding geven en/ of de LPG-installatie ter plaatse is gewijzigd of beëindigd.

19.5 Veiligheidszone - magneetveldzone

Link naar de toelichting op de aanduiding 'Veiligheidszone - magneetveldzone'

19.5.1 Veiligheidszone - magneetveldzone

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - magneetveldzone' zijn bouwwerken en de daarbij behorende buitenruimten, bestemd voor langdurig verblijf van kinderen jonger dan 16 jaar, zoals woningen, clubhuizen, scholen en kinderopvang, niet toegestaan.

19.5.2 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de aanduiding 'Veiligheidszone - magneetveldzone' te wijzigen of te verwijderen, indien nieuwe technische inzichten, de verandering van wetgeving of nieuwe rekenmodellen daartoe aanleiding geven en/ of het leidingtransport voor hoogspanning ter plaatse is gewijzigd of beëindigd.

19.6 Veiligheidszone - propaan

Link naar de toelichting op de aanduidingen 'veiligheidszone- propaan

19.6.1 Veiligheidszone-propaan 1

Ter plaatse van de aanduiding 'Veiligheidszone - propaan 1' zijn nieuwe en is uitbreiding van kwetsbare en/ of beperkt kwetsbare objecten niet toegestaan.

19.6.2 Veiligheidszone - propaan 2

Ter plaatse van de aanduiding 'Veiligheidszone - propaan 2' zijn nieuwe en is uitbreiding van zeer niet toegestaan.

19.6.3 Veiligheidszone - propaan 3

Ter plaatse van de aanduiding 'Veiligheidszone - propaan 3' kunnen burgemeester en wethouders met het oog op het aspect externe veiligheid, ter verhoging van de veiligheid en zelfredzaamheid van personen in gebouwen en ter verhoging van de bestrijdbaarheid, aan nieuwe en uitbreiding van kwetsbare en/ of beperkt kwetsbare objecten nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de situering van gebouwen;
  • b. de inrichting van terreinen;
  • c. het ontwerp van gebouwplattegronden of de indeling van gebouwen;
  • d. de plaats, de afmeting en de inrichting van vluchtroutes en nooduitgangen.

Hierbij wordt advies ingewonnen van de Brandweer Flevoland en de brandpreventiemedewerkers van de gemeente Almere.

19.6.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de aanduiding 'Veiligheidszone - propaan 1', 'Veiligheidszone - propaan 2' en/ of 'Veiligheidszone - propaan 3' te wijzigen of te verwijderen, indien nieuwe technische inzichten, de verandering van wetgeving of nieuwe rekenmodellen daartoe aanleiding geven en/ of de opslag van propaan ter plaatse is gewijzigd of beëindigd.

19.7 Veiligheidszones - vervoer gevaarlijke stoffen

Link naar de toelichting op de aanduidingen 'Veiligheidszone-vervoer gevaarlijke stoffen

19.7.1 Veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen 1
  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'Veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen 1' zijn nieuwe en is uitbreiding van kwetsbare objecten en/ of beperkt kwetsbare objecten niet toegestaan;
  • b. met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 19.7.1 onder a om nieuwe en uitbreiding van beperkt kwetsbare objecten toe te staan, mits:
    • 1. er sprake is van gewichtige redenen op grond van de goede ruimtelijke ordening, het vervoer of de economie die dit rechtvaardigen;
    • 2. de invloed op het groepsrisico, de hulpverlening en het plasbrandaandachtsgebied voldoende is gemotiveerd conform de motiveringseisen van de artikelen 7, 8 en 9 van het Besluit externe veiligheid transportroutes.
19.7.2 Veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen 2
  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'Veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen 2 zijn nieuwe en is uitbreiding van kwetsbare objecten en/ of beperkt kwetsbare objecten niet toegestaan;
  • b. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 19.7.2 onder a om nieuwe en uitbreiding van kwetsbare objecten en/ of beperkt kwetsbare objecten toe te staan, mits:
    • 1. ingeval van een zeer kwetsbaar object: indien maatregelen worden getroffen aan de bronkant of aan de ontvangende kant, waardoor de kans op een ongewoon voorval of op het overlijden van een persoon als rechtstreeks gevolg van zo'n voorval verwaarloosbaar klein is;
    • 2. in de motivering in ieder geval wordt ingegaan op de mogelijke gevolgen van een ongeval met brandbare vloeistoffen;
    • 3. de invloed op het groepsrisico, de hulpverlening en het plasbrandaandachtsgebied voldoende is gemotiveerd conform de motiveringseisen van de artikelen 7, 8 en 9 van het Besluit externe veiligheid transportroutes.
19.7.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de aanduidingen Veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen 1' en/of 'Veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen 2' te wijzigen of te verwijderen, indien nieuwe technische inzichten, de verandering van wetgeving of nieuwe rekenmodellen daartoe aanleiding geven en/ of het vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor ter plaatse is gewijzigd of beëindigd.

19.8 Veiligheidszone - windturbine

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - windturbine' is de bouw van een kwetsbaar object niet toegestaan.

19.9 Vrijwaringszones - dijk

Link naar de toelichting op de aanduidingen 'vrijwaringszones - dijk'

19.9.1 Vrijwaringszone-dijk 1
  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone-dijk 1' zijn geen nieuwe bouwwerken toegestaan.
  • b. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 19.9.1 onder a voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming, indien:
    • 1. het belang van de waterkering hierdoor niet onevenredig wordt geschaad en
    • 2. vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de beheerder van de waterkering.
19.9.2 Vrijwaringszone-dijk 2

Ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone-dijk 2' is diepe ontgronding niet toegestaan.

19.9.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de aanduidingen 'Vrijwaringszone-dijk 1 en Vrijwaringszone-dijk 2' te wijzigen of te verwijderen, indien:

  • a. een wijziging van de Keur en de bijbehorende Legger van het Waterschap Zuiderzeeland daartoe aanleiding geeft;
  • b. vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de beheerder van de waterkering.

Artikel 20 Algemene afwijkingsregels

Link naar de toelichting op de 'Algemene regels'

20.1 Afwijking

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bepalingen van het plan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 terzake reeds kan worden afgeweken - voor:

  • a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
  • b. overschrijding van bouwgrenzen niet zijnde bestemmingsgrenzen, voorzover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voorzover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3.00 m bedragen en het bouwvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  • c. het oprichten van ondergrondse pompgemalen ten behoeve van riooltransportleidingen;
20.2 Voorwaarden voor de afwijking

Er wordt niet afgeweken van de bepalingen van het plan, indien daardoor onevenredig afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 21 Algemene wijzigingsregels

Link naar de toelichting op de Algemene regels

21.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de in het bestemmingsplan opgenomen bestemmingen te wijzigen, voorzover zulks van belang is voor een bouwkundige dan wel stedenbouwkundige betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voorzover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein waarbij het bestemmingsvlak met niet meer dan 10% mag worden vergroot.

21.2 Wetgevingszone - wijzigingsgebied

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om ter plaatse van de aanduiding 'Wetgevingszone - wijzigingsgebied' de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanning' te verschuiven, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • b. uit een ingesteld bodemonderzoek blijkt dat de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik;
  • c. door middel van een flora- en faunaonderzoek dient te worden aangetoond dat voldaan wordt aan de natuurbeschermingswetgeving.

Artikel 22 Overige regels

Link naar de toelichting op de Algemene regels

22.1 Overige regelingen en verordeningen

Indien in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen of verordeningen, dienen deze te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan, tenzij anders bepaald.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Link naar de toelichting op de Overgangs- en slotregels  

Artikel 23 Overgangsrecht

23.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
23.2 Afwijking overgangsrecht bouwwerken

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid 23.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

23.3 Uitzondering overgangsrecht bouwwerken

Lid 23.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

23.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

23.5 Ander strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 23.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

23.6 Onderbreken gebruik onder overgangsrecht

Indien het gebruik, bedoeld in lid 23.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

23.7 Uitzondering overgangsrecht gebruik

Lid 23.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 24 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Hoofdwegen.

vastgesteld door de raad van de gemeente Almere op

de griffier, de voorzitter.