direct naar inhoud van Artikel 40 Algemene afwijkingsregels
Plan: Buitengebied Sint Anthonis 2013
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1702.8BPbuitengebied-VA02

Artikel 40 Algemene afwijkingsregels

40.1 Algemeen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het plan ten behoeve van de in dit artikel genoemde ontwikkelingen onder de daarbij genoemde voorwaarden en met dien verstande dat:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de verkeersveiligheid;
    • 2. het woon- en leefklimaat;
    • 3. de milieusituatie;
    • 4. de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, aardkundige en/of abiotische waarden;
    • 5. de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen gronden en bebouwing;
  • b. in voldoende mate moet worden aangetoond of er effecten zijn te verwachten op aanwezige Natura-2000 gebieden en/of stiltegebieden.
40.2 Maatvoeringen / grenzen

Indien niet op grond van een andere bepaling kan worden afgeweken van deze regels kan bij een omgevingsvergunning worden afgeweken van het volgende:

  • a. het afwijken van de in de regels voorgeschreven maatvoering met ten hoogste 10%;
  • b. de bestemmingsbepalingen ten behoeve van:
    • 1. het in geringe mate aanpassen van het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft;
    • 2. geringe afwijkingen in plaats, richting en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan;
    • 3. het overschrijden van bouwgrenzen, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  • c. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de goot- en bouwhoogte van agrarische bedrijfsgebouwen, en toestaan dat deze hoogtes worden vergroot tot respectievelijk 8 en 12 meter;
  • d. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 12 meter;
  • e. de bestemmingsplanbepalingen ten aanzien van de situering van bedrijfsgebouwen ten opzichte van de voorgevel van de bedrijfswoning, en toestaan dat de voorgevel van bedrijfsgebouwen op minder dan 3 meter vanaf de voorgevel van de bedrijfswoning wordt gebouwd indien de bestaande situatie daartoe aanleiding geeft en de ondernemer onredelijk wordt belemmerd in zijn bedrijfsvoering door strikte toepassing van die bepalingen;
  • f. de bestemmingsplanbepalingen ten aanzien van de aan te houden afstand van gebouwen tot de perceelsgrens, en toestaan dat bedrijfsgebouwen en/of bedrijfswoningen op minder dan 5 meter vanaf de perceelsgrens worden gebouwd;
  • g. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot maximaal 40 meter, onder de volgende voorwaarden:
    • 1. losse masten met hekwerken, gebouwtjes e.d. zijn alleen toegestaan in landschappelijk minder gevoelige gebieden, langs grote verkeerswegen en dan bij voorkeur bij parkeerplaatsen, benzinestations, knooppunten, viaducten, bedrijventerreinen en horecagelegenheden;
    • 2. installaties op of aan een gebouw zijn alleen toegestaan:
      • op hoge gebouwen; bij voorkeur op een plat dak en zo ver mogelijk van een dakrand, met dien verstande dat bijzondere en waardevolle gebouwen in beginsel geheel dienen te worden ontzien, zonodig in overleg met de monumentencommissie;
      • tegen gevels aan, uitsluitend indien de invloed van die installaties geen afbreuk doen aan de aanwezige kwaliteiten;
    • 3. aangetoond wordt dat door de hoogte van de masten de luchtvaartverkeerszones niet nadelig worden beïnvloed.
40.3 Aan huis verbonden beroep of bedrijf

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in de artikelen 4.4.1, 5.5.1, 6.4.1, 7.4.1, 8.4.1, 10.4.1, 11.4.1, 12.4.1, 13.4.1, 14.3.1, 15.4.1, 18.4.1, 19.4.1 en 23.4.1 voor een aan huis verbonden beroep of bedrijf, als opgenomen in het 'Overzicht aan huis verbonden beroepen of bedrijven' (bijlage 1 bij deze regels) of hiermee naar aard en omvang gelijk te stellen beroepen en bedrijven, met dien verstande dat:

  • a. de hoofdfunctie van het perceel primair blijft c.q. in overwegende mate aanwezig blijft;
  • b. degene die gebruiker van de woning is tevens degene is die het aan huis verbonden beroep of bedrijf uitoefent;
  • c. maximaal 60 m² van de vloeroppervlakte van de bestaande bebouwing mag worden gebruikt voor een aan huis verbonden beroep en/of bedrijf;
  • d. het gebruik geen ernstige hinder voor het woonmilieu oplevert c.q. geen afbreuk doet aan het woonkarakter van de wijk of de buurt;
  • e. het gebruik geen dusdanige verkeersaantrekkende activiteiten betreft welke kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
  • f. in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte;
  • g. detailhandel slechts is toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit en uitsluitend in ter plaatse vervaardigde en/of bewerkte producten;
  • h. internetverkoop slechts is toegestaan indien er geen uitstalling ten verkoop plaatsvindt en de te verkopen producten niet ter plaatse bezichtigd en afgehaald kunnen worden;
  • i. er geen buitenopslag plaatsvindt;
  • j. reclame-uitingen ten dienste van het aan huis verbonden beroep of bedrijf beperkt blijven tot het plaatsen van een bord met als maximale afmetingen 1 meter x 0,5 meter aan de voor- of zijgevel of in de voor- of zijtuin op een hoogte van maximaal 2 meter. Neon- of andere lichtreclame is in dit kader niet toegestaan.
40.4 Bed en breakfast

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in de artikelen 4.4.1, 5.5.1, 6.4.1, 7.4.1, 8.4.1, 10.4.1, 11.4.1, 12.4.1, 13.4.1, 14.3.1, 15.4.1, 18.4.1, 19.4.1 en 23.4.1 voor de inrichting en het gebruik van (bedrijfs)woningen ten behoeve van bed en breakfast, met dien verstande dat:

  • a. het gebruik uitsluitend plaatsvindt in de woning en de bijbehorende bouwwerken die op maximaal 20 meter van de woning zijn gelegen;
  • b. de exploitant van het bed en breakfast de hoofdbewoner is van de woning;
  • c. maximaal 25% van de woning en/of de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken mag worden ingericht als bed en breakfast, met dien verstande dat de oppervlakte voor bed & breakfast maximaal 200 m² mag bedragen;
  • d. per perceel maximaal 4 slaapplaatsen in maximaal 4 slaapkamers worden toegestaan;
  • e. door de bouwkundige opzet, indeling en maatvoering de bed en breakfast-voorziening niet mag functioneren als een zelfstandige woning;
  • f. in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte op eigen terrein;
  • g. vergunning uitsluitend wordt verleend mits verzekerd is dat de ontwikkeling gepaard gaat met inpassing van de activiteiten, indien de totale oppervlakte die voor deze activiteiten wordt gebruikt groter is dan 200 m2;
  • h. de onder g. bedoelde inpassing mede kan betreffen:
    • 1. de landschappelijke inpassing van bebouwing en verharding;
    • 2. aanleg van gebiedseigen landschapselementen in of nabij de projectlocatie;
    • 3. het slopen van bebouwing;
    • 4. het vergroten van de architectonische kwaliteit van bouwwerken. .
40.5 Grotere afstand tussen woningen en bijbehorende bouwwerken

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in de artikelen 4.2.4, 5.2.4, 6.2.5, 7.2.4, 8.2.4, 10.2.4, 11.2.4, 12.2.4, 13.2.4, 14.2.4, 15.2.4, 18.2.4, 19.2.9 en 23.2.2 en worden toegestaan dat bijbehorende bouwwerken op een grotere afstand van de woning worden gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. de landschappelijke en agrarische waarden ter plaatse niet worden aangetast;
  • b. verzekerd is dat de tuin/het erf waarop de bijbehorende bouwwerken worden gebouwd landschappelijk wordt ingepast middels gebiedseigen beplanting; .
40.6 Grotere oppervlakte bijbehorende bouwwerken bij (bedrijfs)woningen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in de artikelen 4.2.4, 5.2.4, 6.2.5, 7.2.4, 8.2.4, 10.2.4, 11.2.4, 12.2.4, 13.2.4, 14.2.4, 15.2.4, 18.2.4, 19.2.9 en 23.2.2 voor het vergroten van de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat:

  • a. de oppervlakte maximaal 125 m2 bedraagt indien het perceel niet groter is dan 1.000 m2;
  • b. de oppervlakte maximaal 150 m2 bedraagt indien het perceel groter is dan 1.000 m2;
  • c. nieuwbouw of uitbreiding van bijbehorende bouwwerken gepaard dient te gaan met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied;
  • d. de onder c. bedoelde verbetering mede kan betreffen:
    • 1. de landschappelijke inpassing van bebouwing en verharding;
    • 2. het toevoegen, versterken of herstellen van landschapselementen die een bijdrage leveren aan de versterking van de landschapsstructuur of de relatie stad-land;
    • 3. activiteiten, gericht op het behoud of herstel van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing of terreinen;
    • 4. het wegnemen van verharding;
    • 5. het slopen van bebouwing;
    • 6. een fysieke bijdrage aan de realisering van de ecologische hoofdstructuur en ecologische verbindingszones.
  • e. indien een kwaliteitsverbetering als bedoeld onder e. niet is verzekerd, de vergunning slechts wordt verleend indien een passende financiële bijdrage in een landschapsfonds is verzekerd.
40.7 Inpandige uitbreiding woningen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in de artikelen 4.2.4, 5.2.4, 6.2.5, 7.2.4, 8.2.4, 10.2.4, 11.2.4, 12.2.4, 13.2.4, 14.2.4, 15.2.4, 18.2.4, 19.2.9 en 23.2.2 en worden toegestaan dat indien de (bedrijfs)woning is gelegen in een hoofdgebouw dat groter is dan 750 m³, het hoofdgebouw inpandig mag worden verbouwd tot woning, met dien verstande dat:

  • a. het (agrarische en) stedenbouwkundige karakter niet wezenlijk wordt aangetast;
  • b. herbouw van (een deel van) het hoofdgebouw niet is toegestaan;
  • c. sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
  • d. het aantal woningen gelijk blijft. Woningsplitsing is niet toegestaan;
  • e. de ontwikkeling gepaard dient te gaan met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied;
  • f. de onder e. bedoelde verbetering mede kan betreffen:
    • 1. de landschappelijke inpassing van bebouwing en verharding;
    • 2. het toevoegen, versterken of herstellen van landschapselementen die een bijdrage leveren aan de versterking van de landschapsstructuur of de relatie stad-land;
    • 3. activiteiten, gericht op het behoud of herstel van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing of terreinen;
    • 4. het wegnemen van verharding;
    • 5. het slopen van bebouwing;
    • 6. een fysieke bijdrage aan de realisering van de ecologische hoofdstructuur en ecologische verbindingszones.
  • g. indien een kwaliteitsverbetering als bedoeld onder e. niet is verzekerd, de vergunning slechts wordt verleend indien een passende financiële bijdrage in een landschapsfonds is verzekerd;
40.8 Mantelzorg en inwoning

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in de artikelen 4.4.1, 5.5.1, 6.4.1, 7.4.1, 8.4.1, 10.4.1, 11.4.1, 12.4.1, 13.4.1, 14.3.1, 15.4.1, 18.4.1, 19.4.1 en 23.4.1 ten behoeve van het gebruik als afhankelijke woonruimte in een gedeelte van een hoofdgebouw en/of een uit-, aan- of (vrijstaand) bijgebouw, met dien verstande dat:

  • a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg (te toetsten aan een door de gemeenteraad vastgestelde mantelzorgnota) met dien verstande dat, indien één van de partners mantelzorgbehoevend is van een paar dat aantoonbaar (middels een huwelijk, geregistreerd partnerschap, dan wel samenlevingscontract) samenleeft, beide partners in aanmerking komen voor het bewonen van een afhankelijke woonruimte;
  • b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • c. er geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen;
  • d. de afhankelijke woonruimte wordt ingepast binnen de volgens deze regels toegestane woningen en/of bijbehorende bouwwerken bij woningen, met een maximale oppervlakte van 60 m²;
  • e. verzekerd wordt dat de beoogde bewoning van tijdelijke aard is en dat indien er geen behoefte meer is aan de mantelzorgvoorziening, de bebouwing in overeenstemming wordt gebracht met de regels van dit bestemmingsplan;
  • f. er geen aparte aansluiting op de nutsvoorzieningen mogen worden getroffen;
  • g. in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte, op eigen terrein en binnen het bestemmingsvlak.
40.9 Nevenactiviteiten en verbrede landbouw

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in de artikelen 3.5.1, 4.4.1, 5.5.1, 6.4.1, 7.4.1, 8.4.1 en 9.5.1 ten behoeve van nevenactiviteiten en verbrede landbouw, met dien verstande dat:

  • a. de agrarische bedrijvigheid als hoofdfunctie aanwezig is en blijft;
  • b. het gezamenlijk oppervlak van de bedrijfsbebouwing van het desbetreffende agrarisch bedrijf niet mag worden vergroot;
  • c. verblijfsrecreatie in de vorm van kleinschalig kamperen is toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. het kampeerterrein uitsluitend wordt gerealiseerd binnen het bestemmingsvlak volgens de bestemmingen 'Agrarisch - Glastuinbouw', 'Agrarisch - Grondgebonden', 'Agrarisch - Intensieve veehouderij', 'Agrarisch - Niet grondgebonden' of 'Agrarisch - Paardenhouderij'. Overschrijding van het bestemmingsvlak is uitsluitend toegestaan indien gelijktijdig de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 3.6.3 of artikel 9.6.3 wordt verleend;
    • 2. het totaal aantal kampeermiddelen op het kampeerterrein maximaal 25 bedraagt, met dien verstande dat stacaravans en chalets niet zijn toegestaan;
    • 3. de onderlinge afstand tussen kampeermiddelen minimaal 5 meter bedraagt;
    • 4. in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte op eigen terrein;
    • 5. het kampeerterrein voldoende landschappelijk wordt ingepast;
    • 6. (sanitaire) voorzieningen uitsluitend zijn toegestaan binnen bestaande gebouwen.
  • d. verblijfsrecreatie in de vorm van kleinschalig logeren, niet zijnde bed & breakfast zoals bedoeld in artikel 40.4, is toegestaan tot maximaal 25% van het bouwvlak, met dien verstande dat:
    • 1. de totale oppervlakte van de hiervoor benodigde gebouwen maximaal 100 m² bedraagt;
    • 2. de voorziening niet mag worden gebruikt voor tijdelijke huisvesting van tijdelijke arbeidskrachten, tenzij hiervoor een vergunning is verleend volgens artikel 40.12;
    • 3. indien de verblijfsrecreatie in de vorm van kleinschalig logeren in combinatie met een bed & breakfast voorziening wordt geëxploiteerd geldt voor beide voorzieningen een gezamenlijke maximale oppervlakte van 200 m²;
  • e. kleinschalige dagrecreatie is toegestaan tot maximaal 25% van het bouwvlak;
  • f. ondergeschikte horeca is toegestaan tot maximaal 25% van het bouwvlak tot maximaal 50 m²;
  • g. aan het agrarisch bedrijf verbonden zorgfuncties zijn toegestaan tot 25% van het bouwvlak tot maximaal 100 m²;
  • h. een educatiefunctie is toegestaan tot maximaal 25% van het bouwvlak tot maximaal 100 m²;
  • i. een caravanstalling is toegestaan tot maximaal 25% van het bouwvlak, met dien verstande dat:
    • 1. de totale oppervlakte van de hiervoor benodigde gebouwen maximaal 3.500 m² bedraagt;
    • 2. vergunning uitsluitend wordt verleend voor caravanstalling in gesloten bebouwing en niet in kassen;
  • j. de hiervoor genoemde maximaal toegestane oppervlakten cumulatief van aard zijn, wat impliceert dat bij cumulatie van meerdere vormen van verbrede landbouw en/of nevenactiviteiten het maximum van 100 m² niet mag worden overschreden. Zorgfuncties en caravanstalling zijn van de cumulatie uitgesloten;
  • k. vergunning voor de in dit lid genoemde nevenactiviteiten uitsluitend wordt verleend mits verzekerd is dat de ontwikkeling gepaard gaat met inpassing van de activiteiten, indien de totale oppervlakte die voor deze activiteiten wordt gebruikt groter is dan 200 m2, danwel indien sprake is van kleinschalig kamperen als bedoeld in lid c., een en ander op basis van een goedgekeurd landschapsplan, waarbij aanleg, beheer en instandhouding juridisch geborgd zijn;
  • l. de onder k. bedoelde inpassing mede kan betreffen:
    • 1. de landschappelijke inpassing van bebouwing en verharding;
    • 2. aanleg van gebiedseigen landschapselementen in of nabij de projectlocatie;
    • 3. het slopen van bebouwing;
    • 4. het vergroten van de architectonische kwaliteit van bouwwerken;
  • m. binnen het bestemmingsvlak in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte;
  • n. geen vergunning wordt verleend voor nevenactiviteiten en/of verbreding in deelgebied 1 volgens de 'Kaart deelgebieden 'Sint Anthonis Verbindt'' (bijlage 3 van deze regels)
  • o. bij beëindiging van de agrarische bedrijfsvoering kunnen de niet-agrarische activiteiten alleen worden voortgezet na een herziening van het bestemmingsplan, waarbij de geldende bestemming wordt omgezet naar een voor de niet-agrarische activiteiten passende bestemming.
40.10 Plattelandswoning

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in de artikelen 4.4.1, 5.5.1, 6.4.1, 7.4.1 en 8.4.1 voor het gebruik van de bedrijfswoning als plattelandswoning, met dien verstande dat:

  • a. geen vergunning wordt verleend voor het gebruik als plattelandswoning in deelgebied 1 volgens de 'Kaart deelgebieden 'Sint Anthonis Verbindt'' (bijlage 3 van deze regels);
  • b. de woning als bedrijfswoning blijft gelden voor het bouwvlak waarbinnen deze is gelegen;
  • c. sprake is van een actief agrarisch bedrijf binnen het bouwvlak;
  • d. het verlenen van de vergunning niet leidt tot de mogelijkheid om een nieuwe bedrijfswoning te bouwen binnen het bestemmingsvlak.
40.11 Sloop-/bonusregeling

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in de artikelen 4.2.4, 5.2.4, 6.2.5, 7.2.4, 8.2.4, 10.2.4, 11.2.4, 12.2.4, 13.2.4, 14.2.4, 15.2.4, 18.2.4, 19.2.9 en 23.2.2 en een grotere oppervlakte van de woning en/of de bijbehorende bouwwerken worden toegestaan indien bestaande bouwwerken worden gesloopt, met dien verstande dat:

  • a. gesloopt wordt binnen een of meer van de voor het buitengebied geldende bestemmingsplannen van de gemeente Sint Anthonis;
  • b. er sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
  • c. de ontwikkeling gepaard dient te gaan met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied, indien:
    • 1. de inhoud van de woning groter wordt dan 750 m3;
    • 2. de oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken groter wordt dan 100 m2;
  • d. de onder c. bedoelde verbetering mede kan betreffen:
    • 1. de landschappelijke inpassing van bebouwing en verharding;
    • 2. het toevoegen, versterken of herstellen van landschapselementen die een bijdrage leveren aan de versterking van de landschapsstructuur of de relatie stad-land;
    • 3. activiteiten, gericht op het behoud of herstel van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing of terreinen;
    • 4. het wegnemen van verharding;
    • 5. het slopen van bebouwing;
    • 6. een fysieke bijdrage aan de realisering van de ecologische hoofdstructuur en ecologische verbindingszones.
  • e. indien een kwaliteitsverbetering als bedoeld onder c. niet is verzekerd, de vergunning slechts wordt verleend indien een passende financiële bijdrage in een landschapsfonds is verzekerd.
  • f. alle op de slooplocatie overtollige bebouwing dient te worden gesloopt;
  • g. alleen de overtollige bebouwing in de berekening wordt meegenomen, tenzij voor de slooplocatie de bestemming wordt gewijzigd. In dat geval kan worden uitgegaan van het toegestane maximale bebouwingsvolume volgens de nieuwe bestemming;
  • h. verzekerd is dat op de slooplocatie geen gebruik meer wordt gemaakt van de (her)bouwmogelijkheden voor de te slopen bebouwing volgens het ter plaatse geldende bestemmingsplan;
  • i. de te slopen gebouwen dienen legaal aanwezig te zijn op het moment van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan en mogen niet onder een andere regeling of verzoek vallen;
  • j. aan de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt de voorwaarde verbonden dat pas met de bouw gestart mag worden als sloop heeft plaatsgevonden;
  • k. alle aan de gebouwen verbonden of onderdeel hiervan uitmakende bouwwerken en bouwdelen, zoals aanbouwen, overkappingen, bijbehorende ondergrondse (kelder-)ruimten, fysieke erfafscheidingen, voederplaten en andere specifieke vorm van agrarisch - erfverhardingen dienen gesloopt te worden;
  • l. alleen bovengrondse gebouwen worden meegerekend bij het te bepalen sloopvolume;
  • m. maximaal 50% van het sloopvolume mag worden teruggebouwd;
  • n. bij de berekening van het sloopvolume en het bouwvolume gebruik wordt gemaakt van de volgende tabel:
    Sloopvolume (m3)   Bouwvolume (m3)  
    1.200   600  
    1.000   500  
    800   400  
    500   250  
    300   150  
  • o. de inhoud van de (bedrijfs)woning na toepassing van deze regeling met maximaal 300 m3 bovenop de standaard inhoudsmaat mag worden uitgebreid;
  • p. de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken na toepassing van deze regeling met maximaal 150 m2 bovenop de standaard oppervlaktemaat mag worden uitgebreid;
  • q. bij toepassing van deze regeling op zowel de inhoudsmaat van de woning als de oppervlaktemaat van de bijbehorende bouwwerken maatwerk van toepassing is, waarbij in totaliteit maximaal 600 m³ aan bouwvolume mag worden teruggebouwd;
  • r. het bouwvolume gedeeld dient te worden door 4,25 om te kunnen bepalen hoeveel m² aan bijbehorende bouwwerken teruggebouwd mag worden.
40.12 Tijdelijke huisvesting van tijdelijke arbeidskrachten

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in de artikelen 4.4.1, 5.5.1, 6.4.1, 7.4.1 en 8.4.1 ten behoeve van tijdelijke huisvesting van tijdelijke arbeidskrachten in bestaande bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen, met dien verstande dat:

  • a. de huisvesting noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering vanuit het oogpunt van de opvang van de tijdelijke grote arbeidsbehoefte van dat bedrijf;
  • b. het uitsluitend arbeidskrachten betreft, die alleen binnen het bedrijf waar ze zijn gehuisvest werkzaamheden verrichten. Indien een bedrijf meerdere locaties heeft mag de huisvesting voor die locaties slechts geconcentreerd op één bedrijfslocatie plaatsvinden;
  • c. de huisvesting niet structureel van aard is;
  • d. het maximum aantal te huisvesten arbeidskrachten is afgestemd op de omvang en ligging van het bedrijf, de bereikbaarheid van de locatie en parkeervoorzieningen, met dien verstande dat per bedrijf maximaal 40 werknemers mogen worden gehuisvest;
  • e. de gezamenlijke oppervlakte van voorzieningen voor huisvesting van tijdelijke arbeidskrachten per agrarisch bedrijf maximaal 240 m² bedraagt. Binnen deze oppervlakte dienen ook de sanitaire voorzieningen te worden gerealiseerd;
  • f. het gebruik van de gebouwen voor tijdelijke bewoning dient te worden beëindigd als de behoefte aan huisvesting van tijdelijke arbeidskrachten niet meer aanwezig is;
  • g. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de verkeersveiligheid;
    • 2. het woon- en leefklimaat;
    • 3. de parkeerbalans in de directe omgeving. In voldoende mate dient te worden voorzien in de parkeerbehoefte op eigen terrein;
    • 4. de milieusituatie;
    • 5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
  • h. de afwijking geen significant nadelige effecten mag hebben op Natura-2000 gebieden en/of stiltegebieden;
  • i. in combinatie met of in plaats van huisvesting in bedrijfsgebouwen, gedurende maximaal 6 maanden per jaar huisvesting in woonunits mag plaatsvinden. Daarbij gelden de volgende aanvullende voorwaarden:
    • 1. de woonunits worden binnen het bestemmingsvlak of direct aansluitend aan het bestemmingsvlak geplaatst;
    • 2. woonunits zijn alleen toegestaan als de huisvesting niet (volledig) geregeld kan worden in de bestaande bedrijfsgebouwen en bedrijfswoning;
    • 3. stacaravans en andere kampeermiddelen zijn niet toegestaan;
    • 4. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3 meter. Opeenstapeling van meerdere units is niet toegestaan;
    • 5. de woonunits worden zorgvuldig landschappelijk ingepast op basis van een erfbeplantingsplan;
    • 6. de woonunits zijn stedenbouwkundig en ruimtelijk aanvaardbaar;
    • 7. na afloop van de maximale termijn van 6 maanden worden buiten het bestemmingsvlak geplaatste woonunits direct verwijderd;
  • j. het college kan bij omgevingsvergunning nadere eisen stellen ten aanzien van huisvestingsnormen zoals minimale oppervlakte per persoon, aantal (sanitaire) voorzieningen en dergelijke.

40.13 Vervangen bestaande woningen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in de artikelen 4.2.4, 5.2.4, 6.2.5, 7.2.4, 8.2.4, 10.2.4, 11.2.4, 12.2.4, 13.2.4, 14.2.4, 15.2.4, 18.2.4, 19.2.9 en 23.2.2 en het bouwen van een woning ter vervanging van een bestaande woning worden toegestaan, met dien verstande dat:

  • a. de woning wordt gebouwd binnen het bestaande bouwvlak;
  • b. verzekerd is dat de te vervangen woning wordt gesloopt na gereedkoming van de nieuwe woning;
  • c. het toevoegen van een extra woning niet is toegestaan;
  • d. bij herbouw op een andere locatie in het bestaande bouwvlak, de herbouw op deze locatie stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is;
  • e. voor het overige wordt voldaan aan de bouwregels voor de (bedrijfs)woningen met bijbehorende bouwwerken in de artikelen 4.2.4, 5.2.4, 6.2.5, 7.2.4, 8.2.4, 10.2.4, 11.2.4, 12.2.4, 13.2.4, 14.2.4, 15.2.4, 18.2.4, 19.2.9 en 23.2.2.