direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Laning 1 - Puttershoek
Status: vastgesteld
Plantype: uitwerkingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1963.UPlaning1-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Aan de Laning 1 te Puttershoek stond het voormalige verzorgingshuis 't Huys te Hoecke. Na de realisatie van de nieuwbouw voor 't Huys te Hoecke aan het Zomerplein 15, eveneens in Puttershoek, is de oude locatie aan ASVZ verhuurd als tijdelijke woonlocatie voor mensen met een verstandelijke beperking. Met de realisatie van een nieuw gebouw voor deze doelgroep aan de Laning 5 in 2020, is het voormalig verzorgingshuis leeg komen te staan. In 2021 is het gebouw gesloopt. HW Wonen heeft het voornemen om 54 sociale huurappartementen (waarvan 23 seniorenwoningen) en 18 vrije sector middenhuurwoningen te realiseren.

De realisatie van de appartementen is niet rechtstreeks mogelijk op basis van het vigerende bestemmingsplan. Om de ontwikkeling juridisch planologisch mogelijk te maken is het voorliggende uitwerkingsplan opgesteld.

1.2 Ligging van het plangebied

De kern Puttershoek is een kern in de gemeente Hoeksche Waard, gelegen in de provincie Zuid-Holland. Het plangebied is gesitueerd aan de Laning in de 'Wijk van je Leven' in het zuiden van de kern Puttershoek. De Laning ligt ten westen van de Sportlaan en ten oosten van de Maerten Bollesteeg.

afbeelding "i_NL.IMRO.1963.UPlaning1-VG01_0001.png"

Figuur 1.1 Ligging plangebied

1.3 Vigerend bestemmingsplan

In het vigerende bestemmingsplan Puttershoek, zoals vastgesteld op 11 april 2013, heeft het plangebied de bestemming Woongebied - Uit te werken, alsmede een dubbelbestemming Waarde - Archeologie - 3.

Op grond van de uit te werken woonbestemming is de bouw van woningen pas toegestaan, nadat er een uitgewerkt bestemmingsplan is vastgesteld. Toetsing aan de uitwerkingsregels vindt plaats in paragraaf 2.3.

Aan de noordzijde van het plangebied ligt een gebiedsaanduiding 'geluidszone - industrie'. Bij besluit van 11 augustus 2018 is de geluidcontour aanzienlijk kleiner geworden en sindsdien ligt deze niet meer over het plangebied. Ten zuidwesten van het plangebied liggen diverse leidingen met een belemmeringenzone. De belemmeringenzones reiken niet over het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.1963.UPlaning1-VG01_0002.png" Figuur 1.2 Uitsnede bestemmingsplan 'Puttershoek'

1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 is een beschrijving gegeven van de huidige situatie en de beoogde ontwikkeling. In hoofdstuk 3 is het relevante beleidskader beschreven. Vervolgens is nader ingegaan op het relevante beleid en onderzoek naar ruimtelijke aspecten zoals verkeer, milieu, ecologie, etc. in hoofdstuk 4. Indien van toepassing wordt verwezen naar onderzoeksrapporten die zijn opgenomen in de bijlagen. In hoofdstuk 5 volgt een toelichting op de planopzet en de regels. Tenslotte wordt in hoofdstuk 6 ingegaan op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het uitwerkingsplan.

Hoofdstuk 2 Planopzet

2.1 Huidige situatie

Het plangebied ligt aan de Laning te Puttershoek in de wijk 'Wijk van je Leven'. Deze wijk is een plek waar zorg voor ouderen en mensen met een beperking wordt gecombineerd met wonen en activiteiten voor actieve senioren, starters en gezinnen. Een wijk waar mensen samen leven, werken en doen.

Het perceel ligt relatief geïsoleerd van de omliggende dorpsstructuur. In de directe omgeving worden veel verschillende bebouwingstypologieën aangetroffen. Variërend van vrijstaande panden voor bedrijvigheid en maatschappelijke voorzieningen (Singel en Laning) tot aan kleinschalige clusters van rijwoningen (Tjasker, Te Hoecke). Heel anders van aard zijn de gesloten bouwblokken met daarin het nieuwe Huys ten Hoecke aan het Zomerplein. Verderop ligt nog het typische geometrische stempel van woningen rondom Polaris. Karakteristiek is dat al deze verschillende typologieën en dorpsstructuren worden afgewisseld met royale open groene zones. Hiertussen liggen ook de doorgaande straten (Kastanjelaan, Sportlaan, Sterrenlaan).

De locatie is momenteel braakliggend. Voorheen stond het verzorgingshuis ‘t Huys te Hoecke op het perceel. Dit gebouw was circa 12 m hoog. Het gebouw was omgeven door veel groenstructuren en sloten. Zowel ten noorden als ten zuiden van het gebouw ligt een parkeerterrein.

afbeelding "i_NL.IMRO.1963.UPlaning1-VG01_0003.png"

Figuur 3.1 Plangebied in de huidige situatie

2.2 Beoogde situatie

Het planvoornemen van HW Wonen is om 72 huurappartementen te bouwen, waarvan 23 voor senioren, 31 sociale huurwoningen en 18 vrije sector middenhuurwoningen. Dit sluit aan op de woningbehoefte van de regio. De appartementen worden evenredig verdeeld over 4 gebouwen met 4 bouwlagen. De appartementen variëren in oppervlakte van 65 m2 tot 80 m2. De gebouwen krijgen een hoogte van maximaal 13 meter. Deze hoogte sluit aan bij de bouwhoogte van de voormalige bebouwing (8 tot 18 meter). Bij de woningen worden 124 parkeerplaatsen gerealiseerd.

In figuur 3.2 is een impressie gegeven van de massa van de bouwblokken en de omgeving. In overleg met de gemeente zijn ruimtelijke en stedenbouwkundige uitgangspunten voor de ontwikkeling gedefinieerd. Deze zijn vastgelegd in een beeldkwaliteitsplan, dit beeldkwaliteitsplan is opgenomen in bijlage 1.

afbeelding "i_NL.IMRO.1963.UPlaning1-VG01_0004.png"

Figuur 3.2 Impressie van de bouwmassa Laning 1 Puttershoek

Het stedenbouwkundig ontwerp is tot stand gekomen door het zorgvuldig afwegen van verschillende factoren, waaronder de groene kwaliteit van de omgeving en de behoefte aan kleinschalige bouwvolumes. Er is gekozen voor een ontwerp dat het open groene karakter van de omgeving behoudt en dat vier kleine woongebouwen positioneert verspreid over het perceel. Door de decentrale parkeergelegenheid en afwisseling met bomen en overige beplanting ontstaat er een ontspannen woonmilieu.

Het stedenbouwkundig ontwerp vormt het uitgangspunt voor de verdere planvorming. Om enige flexibiliteit te bieden voor de nadere planuitwerking is in de verbeelding rondom een extra meter toegevoegd aan de bestemming Wonen. Dit betekent dat er binnen de kaders van het stedenbouwkundig ontwerp nog ruimte is voor eventuele kleine aanpassingen in de individuele ontwerpen van de woongebouwen.

In figuur 3.3 is een impressie van de inrichting van de buitenruimte weergegeven. Rondom de gebouwen worden de gronden ingericht als tuin met aan de rand van het perceel een haag. De haag vormt aan de oostzijde een buffer tussen het nieuwe gebouw en het naastgelegen (tijdelijke) parkeerterrein. Ook wordt voldaan aan de parkeerbehoefte, zoals beschreven in paragraaf 4.2.

afbeelding "i_NL.IMRO.1963.UPlaning1-VG01_0005.png" Figuur 3.3 Impressie van de inrichting en het materiaalgebruik Laning 1 Puttershoek

2.3 Toetsing aan uitwerkingsregels

De percelen die onderdeel uitmaken van het plangebied hebben de enkelbestemming 'Woongebied - Uit te werken'. Dit betekent dat de gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, in de vorm van appartementen;
  • b. aan huis verbonden beroepen;
  • c. maatschappelijke voorzieningen, in de vorm van een gezondheidscentrum;
  • d. sport, in de vorm van een sporthal;
  • e. wegen, straten, wandel- en fietspaden;
  • f. parkeer-, groen-, speel- en nutsvoorzieningen;
  • g. waterlopen en voorzieningen voor de waterhuishouding;

In de uitwerkingsregels is bepaald dat de bestemming wordt uitgewerkt met inachtneming van de volgende uitwerkingsregels:

  • a. het aantal appartementen bedraagt maximaal 99: - hieraan wordt voldaan, het uitwerkingsplan maakt 72 woningen mogelijk;
  • b. de bouwhoogte van een appartementencomplex bedraagt maximaal 24 m: - hieraan wordt voldaan, het uitwerkingsplan regelt een maximale bouwhoogte van 13 meter;
  • c. de bouwhoogte van een gebouw ten behoeve van een sporthal bedraagt maximaal 13 m; - deze regel is niet van relevant aangezien het uitwerkingsplan geen sporthal mogelijk maakt;
  • d. de bouwhoogte van een gebouw ten behoeve van een gezondheidscentrum bedraagt maximaal 10 m; - deze regel is niet relevant aangezien het uitwerkingsplan geen gezondheidscentrum mogelijk maakt:
  • e. de gezamenlijke oppervlakte van sportvoorzieningen bedraagt maximaal 2.422 m2; - deze regel is niet relevant aangezien het uitwerkingsplan geen sportvoorzieningen mogelijk maakt;
  • f. er moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid voor de appartementen, de sporthal en het gezondheidscentrum: - hieraan wordt voldaan, het plan voldoet aan de gestelde parkeernormen en voorziet daarmee in voldoende parkeergelegenheid (zie paragraaf 4.2).

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt de ontwikkeling getoetst aan het beleid van het Rijk, de provincie Zuid-Holland, de regio en de gemeente Hoeksche Waard.

Het relevante integrale beleid en woonbeleid komt eveneens in dit hoofdstuk aan de orde. In hoofdstuk 4 komt, daar waar van toepassing in hoofdstuk 4 opgenomen.

3.2 Rijksbeleid

3.2.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

De Nationale Omgevingsvisie, kortweg NOVI, loopt vooruit op de inwerkingtreding van de Omgevingswet en vervangt op rijksniveau de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Aan de hand van een toekomstperspectief 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie van het Rijk in beeld.

In wat voor Nederland willen we graag leven in 2050

Als alle wensen naast elkaar worden gelegd, ontstaat het volgende beeld. Het kabinet wil een land:

  • dat gezond en klimaatbestendig is, met schone lucht, schoon water en een schone bodem en veel ruimte voor groen en water;
  • met een uitstekend functionerende economie, die duurzaam en circulair is. Nauw verbonden met onze buurlanden en de rest van de wereld, als onderdeel van de internationale gemeenschap;
  • waar het goed wonen en werken is. Met aangename en vitale steden en dorpen, en een productief en aantrekkelijk platteland;
  • met uitstekende bereikbaarheid, waar iedereen snel en gemakkelijk van A naar B komt, met zo min mogelijk schadelijke uitstoot en overlast;
  • waar we voldoende ruimte hebben om te kunnen bewegen, ontspannen en tot onszelf te komen; zowel in de stad als daarbuiten;
  • dat veilig is en ons beschermt tegen overstromingen en andere gevaren;
  • waar een goede balans is tussen gebouwde omgeving en open landschap, tussen natuur en cultuur, tussen land en water;
  • dat openstaat voor verandering, en waar de kracht van zijn traditie, cultuur en identiteit wordt weerspiegeld in de inrichting van de leefomgeving.

Nationale belangen

Gemeenten, waterschappen, provincies en het Rijk zijn samen verantwoordelijk voor de fysieke leefomgeving. Sommige belangen en opgaven overstijgen het lokale, regionale en provinciale niveau en vragen om nationale aandacht. Dit zijn de 'nationale belangen'. Het Rijk heeft voor alle nationale belangen een zogenaamde systeem verantwoordelijkheid. Voor een aantal belangen is het Rijk zelf eindverantwoordelijk. Maar voor een groot aantal nationale belangen zijn dat de medeoverheden.

De NOVI richt zich op die ontwikkelingen waarin meerdere nationale belangen bij elkaar komen, en keuzes in samenhang moeten worden gemaakt tussen die nationale belangen.

Voor dit project relevante nationale belangen zijn:

  • Waarborgen en bevorderen van een gezonde en veilige fysieke leefomgeving.
  • Zorgdragen voor een woningvoorraad die aansluit op de woonbehoefte.

Keuzes

De belangrijkste keuzes zijn:

  • Duurzame energie inpassen met oog voor omgevingskwaliteit.
  • Woningbouw in een stedelijk netwerk van gezonde en groene steden.
  • Landgebruik meer in balans met natuurlijke systemen.

Tot 2030 moeten er ongeveer 1 miljoen woningen gebouwd worden. Dit zal grote impact hebben op de fysieke leefomgeving. Er wordt zoveel mogelijk gebouwd binnen bestaand stedelijk gebied, zodat open ruimtes en groen tussen steden behouden blijft. De nieuwe woningen moeten betaalbaar en goed bereikbaar zijn. Bewoners moeten tevens een prettige, gezonde en veilige leefomgeving ervaren. Dat vergt grote investeringen in openbaar vervoer, veilige fiets- en wandelpaden, meer groen, ontmoetingsruimte en wateropvang in de stad, en goede verbindingen met recreatiegebieden in de nabijheid van de stad. Met deze aanpak van verstedelijking wordt niet alleen het woningaanbod, maar ook de leefomgevingskwaliteit in de stad verbeterd.

Conclusie

De Nationale Omgevingsvisie heeft geen directe belangen die moeten worden geborgd ten aanzien van het plangebied en de beoogde ontwikkeling. Wel draagt het plan bij aan de woningbouw en omgevingskwaliteit.

3.2.2 Nationale Woon- en Bouwagenda (2022)

In de Nationale Woon- en Bouwagenda worden de oorzaken van de wooncrisis, de doelstellingen en de programmatische aanpak voor de komende jaren geschetst. Doel van de Nationale Woon- en Bouwagenda is het bevorderen van de beschikbaarheid, betaalbaarheid en kwaliteit van het woningaanbod in Nederland.

In het programma Woningbouw staat de aanpak om de woningbouw te versnellen met als doel de realisatie van 900.000 woningen tot en met 2030. Het kabinet streeft ernaar dat ten minste twee derde van de nieuwe huur- en koopwoningen betaalbaar zijn voor mensen met een lager- en middeninkomen. Ook moeten er voldoende woningen voor aandachtsgroepen en ouderen zijn, perspectief zijn voor kwetsbare wijken en duurzame huisvesting bereikbaar zijn voor iedereen.

Toetsing

Deze rijksambities zijn vertaald in de regionale realisatieagenda wonen Samenwerkende regio's Alblasserwaard, Drechtsteden, Goeree-Overflakkee en Hoeksche Waard (zie paragraaf 3.3.3). Dit project geeft specifiek invulling aan de behoefte aan betaalbare woningen.

3.2.3 Ladder voor duurzame verstedelijking (artikel 3.1.6 Bro)

Op grond van het bepaalde in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is voor een nieuwe stedelijke ontwikkeling vereist dat wordt onderbouwd of en in hoeverre er sprake is van 'duurzaam ruimtegebruik'. Om dit duurzaam ruimtegebruik te garanderen moet de 'ladder voor duurzame verstedelijking' (zoals omschreven in artikel 3.1.6 lid 2 Bro) worden doorlopen:

"De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien."

In het geldende bestemmingsplan geldt een uitwerkingsplicht voor wonen in de vorm van appartementen. In het hele gebied mogen maximaal 99 woningen worden gebouwd. Het bouwen van woningen is mogelijk na de vaststelling van een uitgewerkt bestemmingsplan. Gelet op de uitwerkingsplicht en omdat er geen sprake is van ruime uitwerkingsmogelijkheden, wordt de beoogde ontwikkeling niet als nieuwe stedelijke ontwikkeling gezien. Toch is de behoefte beschreven uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening.

In dit geval is sprake van een ontwikkeling van 54 sociale huurappartementen (waarvan 23 seniorenwoningen) en 18 middenhuurappartementen binnen bestaand stedelijk gebied. Het gebied wordt geheel omsloten door stedelijke functies en ook stedelijk groen behoort tot het bestaand stedelijk gebied.

Beschrijving behoefte

Uit de laatste woningbehoefteraming (WBR 2023) blijkt dat er in de Hoeksche Waard behoefte is aan 4.150 woningen in de periode 2023 tot en met 2032. De raming komt daarmee hoger uit dan die van 2021.

De Hoeksche Waard kan hiermee ook een grotere rol spelen in de invulling van de behoefte uit de Rotterdamse regio.

De gemeente houdt zelf een woningbouwplanning bij om zicht te houden op de verhouding tussen de plancapaciteit en de behoefte, zodat overaanbod in de regio wordt voorkomen. De woningbouwplanning wordt regelmatig regionaal afgestemd.

Regionale Realisatie Agenda Wonen Alblasserwaard, Drechtsteden, Goeree-Overflakkee en Hoeksche Waard (maart 2023)

Rijk, provincie en gemeenten streven ernaar dat tweederde van de nieuwe woningen betaalbaar zijn. De ambitie is dat vanaf 2025 de programmering minimaal bestaat uit 2/3 deel betaalbare woningen, waarvan de helft door corporaties wordt gebouwd. Onder het betaalbare segment vallen de sociale huurwoningen, huurwoningen vanaf de sociale huurgrens tot een max van €1.000 per maand (prijspeil 2022) en koopwoningen tot €355.000.


Binnen de regionale realisatieagenda ligt de focus op de versnelling en daarnaast op de kwaliteit van de te realiseren woningen. Ten aanzien van de voortgang en versnelling gaat het om het uitvoeren van plannen, het hard maken van zachte plannen en het programmeren van voldoende aandeel betaalbare woningbouw.


Het programma van de Hoeksche Waard gaat uit van 5.577 woningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1963.UPlaning1-VG01_0006.png"

Figuur 2.1 Foto woningbouwprogramma 2022 woonregio Hoeksche Waard (bron: realisatieagenda wonen)

Laning 1/Huis te Hoecke is met 144 woningen opgenomen in Bijlage 3 van de realisatieagenda, de lijst van 100+ plannen in categorie 1 en aanvaard door de provincie van de samenwerkende regio’s.

In het project wordt specifiek invulling gegeven aan de behoefte aan betaalbare woningen.

Woningmarktonderzoek, Springco, december 2021

De totale vraag naar nieuwe woningen in Puttershoek tot 2030 is circa 284 nieuwbouwwoningen. Hiervan is behoefte aan 90 sociale huurappartementen.

Puttershoek heeft een aantal belangrijke voorzieningen. Er wonen veel gezinnen en emptynesters (doorgaans 55-plussers waar kinderen (volwassenen) zijn uitgevlogen om op zichzelf te wonen). Het aandeel senioren zal de komende jaren stijgen. De vraagdruk toont ook aan dat er meer behoefte ontstaat naar sociale, middeldure en dure huur- en koopappartementen (met name door de emptynesters en senioren). Ook de vraag naar middeldure, duur laag en duur midden grondgebonden koopwoningen stijgt licht (door gezinnen). Door naast deze grondgebonden woningen ook in te zetten op het ontwikkelen van appartementen kunnen een deel van empty nesters en senioren doorstromen en ruimte maken voor gezinnen.

Prestatieafspraken Hoeksche Waard 2023

In aansluiting op het woningbehoefteonderzoek 2021 (Springco) moet de kernvoorraad met een huur tot aan de liberalisatiegrens in 2030 groeien richting de 10.000 sociale huurwoningen.

De gemeente faciliteert waar mogelijk, conform de woningbehoefte, de wensportefeuille van HW Wonen om de sociale huurvoorraad op peil te houden en de vervangingsopgave te faciliteren. Hiermee wordt rekening gehouden in de woningbouwprogrammering.

Totaal heeft HW Wonen per 31-12-2021 circa 8.300 sociale huurwoningen in bezit op basis van de nettohuur. De meerjarenbegroting van HW Wonen laat zien dat de kernvoorraad in 2030 op basis van de totale plancapaciteit op circa 9.300 woningen uitkomt.

Conclusie woningbehoefte

Er is een grote behoefte aan sociale huurwoningen en middenhuurwoningen. Dit project past binnen de afspraken van de gesloten realisatieagenda (woondeal): 2/3 deel betaalbaar, waarvan 30% sociale huur. Deze ontwikkeling draagt daar volledig aan bij met sociale huur en middenhuur. De ontwikkeling voldoet ook aan het gemeentelijk beleid: de verhouding 30/40/30 waarvan 10% bijzondere woonvormen.

3.2.4 Conclusie

De beoogde ontwikkeling is in lijn met het rijksbeleid. Er is blijvende behoefte aan sociale huurwoningen en middenhuurwoningen. De locatie en het programma zijn regionaal afgestemd. De ontwikkeling voldoet aan de ladder: er is sprake van een duurzame stedelijke ontwikkeling.

3.3 Provinciaal en regionaal beleid

3.3.1 Omgevingsvisie Zuid-Holland (geconsolideerde versie 2023)

Verstedelijking

De provincie streeft naar een compact, samenhangend en kwalitatief hoogwaardig bebouwd gebied en wil de bebouwde ruimte daarom beter benutten. De provincie zet ten eerste in op verdichting, concentratie, diversiteit en specialisatie binnen het bestaand stads- en dorpsgebied, en ten tweede op een hiërarchie van complementaire knooppunten en centra met een goede onderlinge bereikbaarheid.


De provincie hanteert de volgende uitgangspunten voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen:

  • Bouw naar behoefte;
  • Bouw binnen bestaand stads- en dorpsgebied;
  • Bouw georiënteerd op hoogwaardig openbaar vervoer; versterk de langzaam vervoersrelaties
  • Benut het netwerk van stedelijke centra en knooppunten;
  • Bouw toekomstbestendig; houd rekening met energietransitie, natuurinclusiviteit, klimaatadaptie en een gezonde leefomgeving.


Als een gemeente een ruimtelijke ontwikkeling wil realiseren, wordt de 'ladder voor duurzame verstedelijking' doorlopen. Dit is doorlopen in paragraaf 2.2.3.

Verder heeft de provincie 7 provinciale vernieuwingsambities:

  • 1. Samen werken aan Zuid-Holland
  • 2. Bereikbaar Zuid-Holland
  • 3. Schone energie voor iedereen
  • 4. Een concurrerends Zuid-Hollandnatuur in Zuid-Holland
  • 5. Versterken natuur in Zuid-Holland
  • 6. Sterke steden en dorpen in Zuid-Holland
  • 7. Gezond en veilig Zuid-Holland

Ruimtelijke kwaliteit

De provincie stuurt op behoud en versterking van de ruimtelijke kwaliteit, als onderdeel van de kwaliteit van de leefomgeving. Ruimtelijke kwaliteit is het evenwicht en samenspel van toekomstwaarde, gebruikswaarde en belevingswaarde. Ruimtelijke ontwikkelingen moeten niet alleen functioneel zijn, maar ook duurzaam houdbaar (of bewust tijdelijk) en in hun uiterlijke verschijning op een positieve manier bijdragen aan de kwaliteit van de omgeving. Ruimtelijke kwaliteit begint met het kiezen van de juiste plek voor nieuwe ontwikkelingen.


Om te kunnen bepalen of een ruimtelijke ontwikkeling passend is, is vooral de ruimtelijke impact van belang. In dit licht wordt onderscheid gemaakt in drie soorten ontwikkelingen: inpassing, aanpassing en transformatie.

Toetsing

In dit geval is sprake van herstructurering binnen bestaand stedelijk gebied. Deze ontwikkeling valt in de categorie 'inpassen'.

Toetsing

De beoogde ontwikkeling raakt geen belangen uit de omgevingsvisie. Daarnaast wordt gebouwd naar behoefte. Dit is verder beschreven in paragraaf 2.2.3.

3.3.2 Omgevingsverordening (geconsolideerde versie 2023)

In samenhang met de omgevingsvisie is de omgevingsverordening opgesteld. De regels in deze verordening zijn bindend en werken door in gemeentelijke bestemmingsplannen. Het volgende is relevant voor dit uitwerkingsplan.

Artikel 6.9 Ruimtelijke kwaliteit

  • 1. Een bestemmingsplan kan voorzien in een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling, mits is aangetoond dat de ruimtelijke kwaliteit per saldo ten minste gelijk blijft.
  • 2. Om de ruimtelijke kwaliteit te waarborgen wordt in het bestemmingsplan rekening gehouden met de beschermingscategorie, het gebiedstype en de relevante richtpunten voor ruimtelijke kwaliteit, zoals vermeld op kaart 14 in bijlage II en beschreven in de omgevingsvisie beleidskeuze landschap.
  • 3. Bij het beantwoorden van de vraag of bij een beoogde ruimtelijke ontwikkeling de ruimtelijke kwaliteit gewaarborgd kan blijven, wordt de schaalverdeling inpassen, aanpassen en transformeren gehanteerd als bedoeld in het vijfde lid.
  • 4. Een bestemmingsplan kan een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk maken, mits een zorgvuldige afweging is gemaakt over de locatiekeuze. De motivering gaat in op de beschreven kenmerken en waarden van het gebied en de effecten van de ontwikkeling daarop. Deze vereisten gelden voor zover het gaat om een ruimtelijke ontwikkeling waarbij:
    • a. een of meer richtpunten voor ruimtelijke kwaliteit in het geding zijn zoals beschreven in de omgevingsvisie beleidskeuze landschap; of
    • b. sprake is van aanpassen of transformatie als bedoeld in het vijfde lid.
  • 5. Een bestemmingsplan kan voorzien in een ruimtelijke ontwikkeling onder de volgende voorwaarden:
    • a. de ruimtelijke ontwikkeling past binnen de bestaande gebiedsidentiteit, voorziet geen wijziging op structuurniveau, past bij de aard en schaal van het gebied en voldoet aan de relevante richtpunten ruimtelijke kwaliteit, waardoor de ruimtelijke kwaliteit per saldo ten minste gelijk blijft. In dit geval is er sprake van inpassen;
    • b. de ruimtelijke ontwikkeling past binnen de bestaande gebiedsidentiteit, maar veroorzaakt wijziging op structuurniveau. Een dergelijke ontwikkeling wordt alleen toegestaan mits de ruimtelijke kwaliteit per saldo ten minste gelijk blijft door zorgvuldige inbedding van de ontwikkeling in de omgeving, rekening houdend met de relevante richtpunten ruimtelijke kwaliteit. In dit geval is er sprake van aanpassen;
    • c. de ruimtelijke ontwikkeling past niet binnen de bestaande gebiedsidentiteit. Een dergelijke ontwikkeling wordt uitsluitend toegestaan mits de ruimtelijke kwaliteit van de nieuwe ontwikkeling is gewaarborgd door een integraal ontwerp. Daarin wordt behalve aan de ruimtelijke kwaliteit van het gehele gebied ook aandacht besteed aan de fysieke en visuele overgang naar de omgeving en de fasering in ruimte en tijd en wordt ook rekening gehouden met de relevante richtpunten ruimtelijke kwaliteit. In dit geval is er sprake van transformeren.
  • 6. Specifieke regels voor de gebiedstypen als bedoeld in de artikelen 6.9a, 6.9b, 6.9c, 6.9d. 6.9e, 6.9f en 6.9g, worden in acht genomen tenzij een zwaarwegend openbaar belang hieraan in de weg staat.
  • 7. Om de ruimtelijke kwaliteit per saldo gelijk te houden of te waarborgen kan het nodig zijn om aanvullende maatregelen te nemen bij aanpassen en transformeren. Aanvullende ruimtelijke maatregelen kunnen bestaan uit een combinatie van:
    • a. duurzame sanering van bestaande bebouwing, kassen en boom- en sierteelt;
    • b. wegnemen van verharding;
    • c. toevoegen of herstellen van kenmerkende landschapselementen;
      • andere maatregelen waardoor de ruimtelijke kwaliteit verbetert, waarbij aanvullende maatregelen worden getroffen binnen het projectgebied van de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling, tenzij kan worden gemotiveerd dat dat onmogelijk is. In dat geval kunnen ook ruimtelijke maatregelen buiten het projectgebied worden betrokken in de motivering;
      • indien aanvullende maatregelen niet volstaan, financiële compensatie wordt toegepast.

Lid 8 t/m 12 zijn voor deze ontwikkeling niet relevant.

Toetsing

De ontwikkeling vindt plaats in de huidige kern van Puttershoek en sluit hiermee aan bij de compacte kern. Hiermee past de ontwikkeling binnen de directe omgeving.

Artikel 6.10 Stedelijke ontwikkelingen

  • 1. Een ruimtelijk plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende eisen:
    • a. de toelichting van het bestemmingsplan gaat in op de toepassing van de ladder voor duurzame verstedelijking overeenkomstig artikel 3.1.6, tweede, derde en vierde lid van het Besluit ruimtelijke ordening;
    • b. indien in de behoefte aan de stedelijke ontwikkeling niet binnen bestaand stads- en dorpsgebied kan worden voorzien en voor zover daarvoor een locatie groter dan 3 hectare nodig is, wordt gebruik gemaakt van grote buitenstedelijke bouwlocaties waarvan de plaats geometrisch is bepaald en verbeeld op kaart 19 in bijlage II en wordt rekening gehouden met de voor deze locaties opgenomen gegevens en criteria.
  • 2. Een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling met de functie wonen mogelijk maakt voorziet in voldoende sociale huurwoningen. Onder voldoende wordt in ieder geval verstaan wat hierover is vastgelegd in de geldende door Gedeputeerde Staten aanvaarde regionale woonvisie.
  • 3. Gedeputeerde staten kunnen bij de aanvaarding van een regionale visie aangeven in hoeverre de ladder voor duurzame verstedelijking op regionaal niveau geheel of gedeeltelijk is doorlopen. In de toelichting van het bestemmingsplan kan in dat geval worden verwezen naar de regionale visie bij de beschrijving van de behoefte aan een nieuwe stedelijke ontwikkeling, als bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening.
  • 4. Gedeputeerde staten kunnen een regionale visie voor wonen of bedrijventerreinen vaststellen. Een bestemmingsplan bevat geen bestemmingen die in strijd zijn met de door gedeputeerde staten vastgestelde regionale visie.

Toetsing

De ontwikkeling is in paragraaf 3.2.3 getoetst aan de ladder voor duurzame verstedelijking. Er is in dit geval geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Het betreft overigens inpassing van een locatie binnen bestaand stedelijk gebied, er worden voldoende sociale huurwoningen gerealiseerd en het project is in overeenstemming met de regionale afspraken.

Artikel 6.10b Parkeernorm sociale huur

  • 1. Een bestemmingsplan dat voorziet in nieuwe sociale huurwoningen hanteert een parkeernorm van maximaal autoparkeerplaats per sociale huurwoning.
  • 2. In afwijking van het eerste lid kan een andere parkeernorm worden gehanteerd, als de gemeente op de lokale situatie afgestemde regels of beleid voor parkeren heeft vastgesteld.

Toetsing

Er wordt gebruikt gemaakt van de afwijkingsmogelijkheid in lid 2. Dit aspect is beschreven in paragraaf 4.2, waaruit kan worden geconcludeerd dat voldaan is aan de toepasselijke parkeernormen.

Artikel 6.10d Bereikbaarheid

Een bestemmingsplan voor een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling houdt rekening met de gevolgen van die ontwikkeling voor de bereikbaarheid.

Toetsing

Op dit aspect wordt ingegaan in paragraaf 4.2 waaruit kan worden geconcludeerd dat er geen belemmeringen ontstaan door de beoogde ontwikkeling vanuit verkeerskundig opzicht.

Artikel 6.27a Risico's van klimaatverandering

In een bestemmingsplan wordt rekening gehouden met de gevolgen van de risico’s van klimaatverandering ten minste voor zover het betreft de risico’s ten aanzien van:

  • wateroverlast door overvloedige neerslag;
  • overstroming;
  • hitte;
  • droogte;

alsmede de effecten van de bovengenoemde risico’s op het risico van bodemdaling.


Voor zover risico’s zich voordoen wordt rekening gehouden met het zo veel mogelijk voorkomen en beperken, via maatregelen of voorzieningen, dan wel het gericht aanvaarden van deze risico’s.

Toetsing

De aspecten duurzaamheid en klimaatadaptatie zijn behandeld in de paragrafen 4.4 en 4.10. Overige maatregelen worden bij de vergunningaanvraag voor bouwen uitgewerkt.

3.3.3 Regionale Realisatie Agenda Wonen Alblasserwaard, Drechtsteden, Goeree-Overflakkee en Hoeksche Waard (maart 2023)

Om het woningtekort terug te dringen tot een gezonder evenwicht wordt door de Rijksoverheid met "Programma Woningbouw" nationaal ingezet op de realisatie van 900.000 woningen tot en met 2030. Zuid-Hollandse bestuurders en minister Hugo de Jonge van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening hebben de regionale realisatieagenda's, ook wel woondeals genoemd, ondertekend. Daarmee spreekt Zuid-Holland de ambitie uit om in de periode 2022 tot en met 2030 ruim 235.000 woningen te bouwen.


Er is grote behoefte aan betaalbare woningen in Nederland en Zuid-Holland. Om aan te sluiten bij die behoefte streven Rijk, provincie en gemeenten ernaar dat tweederde van de nieuwe woningen betaalbaar zijn: Hierbij wordt verder bekeken hoe deze opgave past bij de lokale situatie. De ambitie is dat vanaf 2025 de programmering minimaal bestaat uit 2/3 deel betaalbare woningen, waarvan de helft door corporaties wordt gebouwd. Onder het betaalbare segment vallen de sociale huurwoningen, huurwoningen vanaf de sociale huurgrens tot een max van €1.000 per maand (prijspeil 2022) en koopwoningen tot €355.000.


Binnen de regionale realisatieagenda ligt de focus op de versnelling en daarnaast op de kwaliteit van de te realiseren woningen. Ten aanzien van de voortgang en versnelling gaat het om het uitvoeren van plannen, het hard maken van zachte plannen en het programmeren van voldoende aandeel betaalbare woningbouw.

Toetsing

Met dit project wordt invulling gegeven aan de regionaal afgestemde ambitie voor tweederde betaalbare woningen, waarvan 30% sociaal.

3.3.4 Regionale woonvisie Hoeksche Waard 2030 (2017)

In de Regionale Woonvisie Hoeksche Waard 2030 staat de vitaliteit van de regio centraal. Om die te bewaken, zet de gemeente in op meer kwaliteit en extra woningbouw om de instroom van gezinnen te bevorderen.

De vijf voormalige gemeenten in de Hoeksche Waard hebben gezamenlijk een nieuwe woonvisie en bijbehorend woningbouwprogramma opgesteld. De visie kwam tot stand in samenwerking met diverse partijen. De nieuwe visie speelt in op veranderingen in de woningmarkt en kansen die er liggen om toekomstige krimp tegen te gaan. De verwachting is dat de regio na 2035 te maken krijgt met een dalend aantal huishoudens. Bijkomende uitdaging is het feit dat het aantal jongere huishoudens onder de 55 jaar tot die tijd al afneemt met bijna 20%. Die gezinnen zijn heel belangrijk voor de vitaliteit van de gemeente. Als er meer jonge gezinnen naar de Hoeksche Waard komen, helpt dat niet alleen om de voorzieningen in stand te houden; het is ook goed voor het geboortesaldo en daarmee gaat het de krimp tegen.

De bouw van extra woningen maakt het eiland interessant voor jonge mensen om hier te blijven, dan wel hier te komen wonen. De instroom van gezinnen is de laatste jaren al gaande en makelaars bevestigen dat de belangstelling voor de Hoeksche Waard blijft groeien. Het gaat met name om consumenten uit de regio's Rotterdam en Drechtsteden die bewust kiezen voor een betaalbaar, groen en landelijk woonmilieu in de nabijheid van de Randstad.

Vitaliteit vraagt ook om een toekomstbestendige woningvoorraad. Naast meer kwantiteit besteedt de nieuwe woonvisie dan ook veel aandacht aan kwaliteit. De gemeente zetten in op de volgende kwaliteitscriteria:

  • 1. op energie omdat we op weg zijn een energieneutrale regio te worden;
  • 2. op geschiktheid vanwege het groeiend aantal oudere huishoudens;
  • 3. op bereikbaarheid per auto en openbaar vervoer;
  • 4. op de ruimtelijke kwaliteit die ons onderscheidt van de grote stad.

De gemeente kijkt daarbij niet alleen naar nieuwbouw maar ook naar de bestaande woningvoorraad. Om de regionale economie en vitaliteit, de omgevingskwaliteit en het welzijn van de inwoners te verbeteren, hebben de voormalige Hoeksche Waardse gemeenten en de provincie uitgesproken dat zij de samenwerking willen intensiveren in een integraal gebiedsprogramma. Het programma speelt in op de toekomst van de Hoeksche Waard. Hierbij staan vijf thema's centraal: duurzame landbouw, energie, bereikbaarheid, natuur en recreatie en demografische ontwikkelingen.

Toetsing

Het toevoegen van betaalbare woningen zal bijdragen aan het verlagen van de druk op de woningmarkt.

3.3.5 Conclusie

Geconcludeerd wordt dat het uitwerkingsplan past binnen het provinciaal en regionaal beleid.

3.4 Gemeentelijk beleid

3.4.1 Visie Wonen, Welzijn en Zorg 2030 (2021)

De Visie WWZ heeft als doelstelling dat ouderen en kwetsbare groepen in Hoeksche Waard volwaardig deel kunnen uitmaken van de lokale samenleving, zelfstandig kunnen wonen in een voor hen geschikte woning en woonomgeving en dat ze kunnen terugvallen op goed georganiseerde ondersteuning en zorg.

In de Hoeksche Waard wordt het aandeel ouderen steeds groter, terwijl het zorgaanbod in instellingen afneemt. Tussen het zelfstandig wonen en het intramuraal wonen in een zorginstelling is een gat ontstaan. Nieuwe woonvormen kunnen dit gat opvullen. De gemeente Hoeksche Waard heeft daarom de volgende opgaven opgesteld:

  • Het realiseren van voldoende nieuwbouw om te kunnen voorzien in de toename van de reguliere woningbehoefte van de eigen inwoners;
  • Het realiseren van nieuwbouw om extra instroom van jonge huishoudens te kunnen faciliteren;
  • Een vergroting van het aantal geschikte woningen voor mensen met een beperking (ouderen en kwetsbare groepen);
  • Het creëren van ruimte om initiatieven voor collectieve woonvormen tot ontwikkeling te kunnen laten komen, en het organiseren van passende begeleiding.

Toetsing

De gehele ontwikkeling draagt bij aan de opgaven uit de visie WWZ. Er zijn nieuwe woningen nodig om te voorzien in behoefte van de eigen inwoners. Seniorenwoningen en woningen die de doorstroming op gang brengen, zodat de instroom van jonge huishoudens mogelijk wordt gemaakt.

3.4.2 Milieubeleidsplan

De gemeente Hoeksche Waard heeft een milieubeleidsplan opgesteld. Hierin wordt het programma Omgevingskwaliteit besproken die alle milieuthema’s met een breed fysiek bereik omvat. Hierdoor zijn deze milieuthema’s niet onder een programma voor inwoners of ondernemers te vatten.

Bodem

Er is een ontwikkeling gaande op het gebied van duurzaam omgaan met de bodem en ondergrond. De afgelopen jaren is gebleken dat de ondergrond niet duurzaam is ingericht waardoor we kansen laten liggen. Bovendien kan de ondergrond ook praktischer benut worden. Om de ondergrond beter te benutten als gemeente, provincie en Rijk wordt er op dit moment gewerkt aan de Structuurvisie Ondergrond (STRONG).

Daarnaast is het thema hergebruik belangrijk. In de nota bodembeheer is vastgelegd hoe in de Regio Zuid-Holland Zuid om wordt gegaan met het hergebruik van grond.

Ook wordt ingegaan op het saneren van spoedlocaties. De gemeente heeft als doelstelling om zo veel mogelijk gronden te saneren, in het bijzonder de spoedlocaties.

Lucht

Op dit moment zijn er in de Hoeksche Waard geen knelpunten op het gebied van luchtkwaliteit en wordt overal voldoen aan de gestelde grenswaarden. Uiteraard voldoen toekomstige ontwikkelingen ook aan de gestelde grenswaarden en wordt de luchtkwaliteit verbeterd waar mogelijk.

Geur

Hoeksche Waard wordt omringd door water en ligt niet ver van Moerdijk en de Europoort. Regelmatig ervaren inwoners de gevolgen hiervan door geur en overlast bij calamiteiten (affakkelen, groter incidenten zoals de brand bij Shell en Chemopack Moerdijk). De gemeente Hoeksche Waard heeft als doelstelling om geurhinder zo veel mogelijk te voorkomen.

Geluid

De nota Hogere grenswaarden geluid beschrijft hoe de gemeente wil omgaan met nieuwe situaties en haar bevoegdheid tot het vaststellen van hogere grenswaarden wil invullen. Per gebied wordt beschreven welke ambitie de gemeente heeft voor geluid en onder welke voorwaarden hiervan mag worden afgeweken (ontheffingscriteria).

De nieuwe wet over geluidproductieplafonds langs rijks- en spoorwegen is op 1 januari 2012 in werking getreden (Swung 1). Door het introduceren van de geluidproductieplafonds en het geluidregister is een eerste stap gezet in de vereenvoudiging van de geluidregelgeving. Deze vereenvoudiging heeft consequenties voor de voorbereiding van bestemmingsplannen en bouwprojecten langs rijkswegen en spoorwegen. In de Hoeksche Waard gaat het alleen om de Rijksweg A29. Nagegaan zal worden welke consequenties de nieuwe wetgeving heeft voor ontwikkelingen rond de A29. Op de geluidsproductie van de hogesnelheidslijn (HSL) is de Tracéwet van toepassing.

Water

De Hoeksche Waard is als ’eiland’ gelegen in het water. De waard ligt te midden van het rivierengebied van de Hollandse Delta beschermd door dijken. Binnen de dijken bevinden zich krekenstelsels of is een watersysteem aangelegd die de drooglegging reguleren en het oppervlaktewater afvoeren naar het buitenwater. In tijden van droogte kan het water worden ingelaten. De wateropgave binnendijks, uitgewerkt in gemeentelijke Waterplannen (GRP’s), beschrijft de gemeentelijke watertaken. De gemeentelijke watertaken zijn vastgelegd in de Wet Milieubeheer, de Waterwet en de Gemeentewet. In deze wetten zijn de volgende zorgplichten opgenomen:

  • De zorgplicht voor inzameling en transport van stedelijk afvalwater;
  • De zorgplicht van afvloeiing van hemelwater (o.a. opvangen, bergen en geleidelijk afvoeren van neerslagpieken);
  • De zorgplicht voor grondwatermaatregelen (verdroging voorkomen, hoge waterstanden tegengaan, kwaliteit grondwater waarborgen).

De gemeente heeft als doelstelling het voorkomen van wateroverlast en het optimaal mogelijk benutten van het beschikbare water. Verontreiniging van afvalwater, oppervlaktewater en grondwater dient te worden voorkomen.

Klimaatadaptie

Doordat het weer extremer wordt zal steeds vaker in korte tijd veel neerslag vallen. Dat betekent dat gemeenten een klimaatbestendige omgeving dienen in te richten. Gemeenten moeten keuzes maken om ernstige schade en overlast op hun grondgebied ten gevolge van dit extreme weer zoveel mogelijk te voorkomen. Bij herstructurering voor woonwijken en bedrijventerreinen dienen aanpassingen te worden doorgevoerd. Ook bij riolering renovaties dient nagegaan te worden of niet meer hemelwater afgekoppeld kan worden om piekbelastingen beter te kunnen opvangen.

Externe veiligheid

De Hoeksche Waard heeft de beleidsvisie externe veiligheid opgesteld waar dit onderwerp aan bod komt.

Flora & fauna

Bij veel ruimtelijke ontwikkelingen in de Hoeksche Waard speelt flora & fauna een belangrijke rol. De Hoeksche Waard is een voormalig Nationaal Landschap met veel uitgestrekte velden en weilanden waarin veel flora en fauna voorkomt. In de Hoeksche is de inzet op Flora en Fauna gericht op het aan de ene kant voorkomen van het verdwijnen van de bestaande flora en fauna en aan de andere het stimuleren van het nieuwe flora en fauna.

3.4.3 Omgevingsvisie Hoeksche Waard (2019)

In de Omgevingsvisie is ervoor gekozen een uitnodiging te doen aan de samenleving om bij te dragen aan de Hoeksche Waard.

  • De Omgevingsvisie richt zich op de gewenste koers van de gemeente.
  • De Programmaplannen richten zich er op hoe daar te komen.
  • Het Omgevingsplan geeft aan binnen welke regels dit gaat gebeuren.

In de Omgevingsvisie is o.a. aangegeven dat er gestreefd wordt naar een krachtige en vitale participatiesamenleving waarin inwoners zelfbewust en in samenwerking met maatschappelijke organisaties en de gemeente regie voeren op het eigen bestaan, waarin voldoende vangnetten zijn ingericht en waarin preventie een grote rol speelt. Inzet is dat er voor alle inwoners een duurzaam veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit aanwezig is. Partijen worden uitgenodigd om vooral zelf met concrete uitwerkingen te komen.

Daarbij is het van belang om de Hoeksche Werken te noemen, waaraan het initiatief een bijdrage levert. Daarnaast moet worden gekeken naar het gebied waar het initiatief aan de orde is. Hier zijn de Hoeksche Waarden van belang, die met het initiatief behouden of versterkt worden.

Hoeksche Werken

Bij de Hoeksche Werken zijn er diverse maatschappelijke opgaven die de aandacht vragen de komende jaren. Het plan draagt op de volgende manieren bij:

  • Duurzaam, energieneutraal en klimaatbestendig: De nieuwe woningen worden gasloos en zullen zo veel mogelijk eigen energie opwekken middels bijvoorbeeld zonnepanelen voor elektriciteit en zonnecollectoren voor warm water.
  • Vitale dorpen en actieve samenleving: Het projectgebied ligt bij het centrum van de bebouwde kern van Puttershoek. De intensivering van woonbebouwing nabij de kern van Puttershoek levert een positief effect op het gebruik van de voorzieningen in de woonkern.

Hoeksche Waarden

Het projectgebied ligt in het gebied 'Dorpse Trots'. Een belangrijk uitgangspunt bij 'Dorpse Trots' is dat voor wat betreft de verdere ontwikkeling van de woonbebouwing in woonkernen, eerst de mogelijkheden voor inbreiding en herontwikkeling binnen het dorp worden benut, voordat aan de rand van het dorp kan worden gebouwd. In het kader van de wens om het bouwplan in goed overleg met omwonenden te realiseren, zijn omwonenden vooraf geïnformeerd over het plan (zie hiervoor paragraaf 6.2.1).

Conclusie

Het voorliggende plan sluit aan bij de uitgangspunten in de Omgevingsvisie Hoeksche Waard.

3.4.4 Nota Ruimtelijke kwaliteit Hoeksche Waard

In de Nota Ruimtelijke kwaliteit Hoeksche Waard zijn de samenhang in de eigenschappen van gebieden en objecten vertaald in objectieve beoordelingscriteria die de burger en de bouwplantoetser een houvast moeten bieden bij het opstellen en het beoordelen van bouwplannen.

Het welstandsbeleid is erop gericht de historische kwaliteit te behouden en waar mogelijk te versterken. Voor dit gebied is het welstandsbeleid daarom uitgewerkt tot op een klein schaalniveau. Aandachtspunten voor welstandstoezicht zijn o.a. cultuurhistorische herkenbaarheden, diversiteit in gevelwanden, positionering, massa en maatvoering, aandacht voor hoeksituaties, detaillering van gevel en dakvlak, materialen en kleuren en reclame-uitingen. Ook voor specifieke bouwwerken is het vaststellen van het welstandsniveau van belang.

Planmatige woonwijken komen op kleine schaal voor bij vrijwel alle (grotere) dorpen. Voor deze uitbreidingen geldt in grote lijnen hetzelfde welstandsbeleid.

Toetsing

Nadat de beoogde ontwikkeling is uitgewerkt, zal de welstandscommissie het bouwplan toetsen aan het beeldkwaliteitsplan.

 

Hoofdstuk 4 Onderzoek

4.1 Inleiding

Met dit uitwerkingsplan worden 72 appartementen mogelijk gemaakt. In dit hoofdstuk is de ontwikkeling getoetst aan de relevante milieuaspecten.

4.2 Verkeer en parkeren

Toetsingskader

Op het gebied van verkeer en vervoer bestaat geen specifieke wetgeving die relevant is voor de voorgenomen activiteit. Wel dient in het kader van het ruimtelijk plan dat de activiteit mogelijk maakt, te worden onderbouwd dat het geheel voldoet aan een goede ruimtelijke ordening. Dit houdt onder meer in dat er voldoende parkeergelegenheid aanwezig dient te zijn en de eventuele verkeerstoename niet leidt tot knelpunten in de verkeersafwikkeling en/of verkeersveiligheid.

De parkeerbehoefte en de verkeersgeneratie wordt berekend op basis van de kencijfers uit CROW-publicatie 381. Hierbij wordt op basis van adressendichtheid en het autobezit per kengetal het gemiddelde van de bandbreedte gehanteerd. Op basis van de parkeernormen van gemeente Hoeksche Waard wordt voor Puttershoek de stedelijkheidsgraad 'weinig stedelijk' gehanteerd. De beoogde ontwikkeling heeft de ligging 'rest bebouwde kom'.

Ontsluiting plangebied

Gemotoriseerd verkeer

In de omgeving van het plangebied liggen de Sportlaan, Singel en de Laning. De Sportlaan is gecategoriseerd als gebiedsontsluitingsweg met een maximumsnelheid van 50 km/u. De Singel en de Laning zijn beide gecategoriseerd als erftoegangsweg met een maximumsnelheid van 30 km/u.

Langzaam verkeer

Op de erftoegangswegen rondom het plangebied deelt de fietser de rijbaan met het gemotoriseerd verkeer en zijn geen fietsvoorzieningen aanwezig, hetgeen gebruikelijk is voor erftoegangswegen met een snelheidsregime van 30 km/uur. Langs de Sportlaan kan de fietser gebruik maken van het naastgelegen fietspad. Langs de wegen rondom het plangebied zijn voetpaden aanwezig. De ontsluiting van het plangebied voor langzaam verkeer kan als voldoende verkeersveilig worden beoordeeld.

Openbaar vervoer

Op circa 150 meter loopafstand van het plangebied ligt langs de Sportlaan een bushalte. Hier halteren de volgende buslijnen:

  • buslijn 166 halteert elk halfuur tussen Rotterdam, Zuidplein en 's-Gravendeel;
  • buslijn 176 halteert elk halfuur tussen Rotterdam, Zuidplein en 's-Gravendeel;
  • buslijn 666 halteert elke driekwartier tussen Oud-Beijerland en Maasdam.

De ontsluiting van het plangebied per openbaar vervoer kan daarmee als voldoende worden beoordeeld.

Verkeersgeneratie

Bij het bepalen van de verkeersgeneratie is gebruik gemaakt van CROW-publicatie 381. Op basis van de parkeernormen van gemeente Hoeksche Waard is de stedelijkheidsgraad vastgesteld als 'weinig stedelijk'. De beoogde ontwikkeling heeft de ligging 'rest bebouwde kom'. Daarnaast wordt er, conform de gemeentelijke parkeernormen, uitgegaan van het gemiddelde van de bandbreedte.

De verkeersgeneratie is bepaald voor een gemiddelde weekdag en een gemiddelde werkdag. De CROW-kentallen gaan uit van weekdagintensiteiten. De gemiddelde werkdagintensiteit is bepaald door gebruik te maken van een omrekenfactor 1,11 welke CROW-381 noemt voor woonfuncties.

Bestaande situatie

Tot 2009 was het verzorgingscomplex 't Huys te Hoecke gevestigd op de locatie. Doordat dit al een lange tijd geleden is, is het niet legitiem de verkeersgeneratie van dit verzorgingstehuis mee te nemen in de beoordeling van de parkeersituatie. De parkeervraag van het kantoor wordt dan ook niet betrokken in de onderbouwing.

Toekomstige situatie

De beoogde ontwikkeling bestaat uit de realisatie van 72 huurappartementen.

Tabel 4.1 Beoogd programma

Functie   Aantal  
Appartement sociale huur   31  
Seniorenwoning sociale huur   23  
Appartementen vrije sector middenhuur   18  

Op basis van het programma (zie tabel 4.1) is de verkeersgeneratie (zie tabel 4.2) bepaald voor een gemiddelde weekdag en gemiddelde werkdag.

Tabel 4.2 Verkeersgeneratie planontwikkeling

Functie   Functie CROW-381   Aantal   Kengetal   Verkeersgeneratie  
        weekdag   werkdag  
Appartement sociale huur   Huur, appartement, midden/goedkoop (incl. sociale huur)   31   4,1 per woning   127,1   141,1  
Seniorenwoning sociale huur   Serviceflat   23   4,1 per woning   94,3   104,7  
Vrije sector   Huur, appartement
midden/goedkoop (incl. sociale huur)  
18   4,1 per woning   73,8   81,9  
Totaal     72   -   295,2   327,7
 

Verkeerstoedeling

Binnen het plangebied wordt een fysieke knip aangelegd om een autoluw erf te creëren. Op basis van de indeling van het plangebied wordt als uitgangspunt gehanteerd dat 75% van het gegenereerde verkeer via de Laning wordt ontsloten en 25% via de Singel. Vervolgens zal het verkeer zich via de Sportlaan verder ontsluiten. Op basis van de navigatietool van Google Maps en expert judgement is een inschatting gemaakt van de toedeling van het verkeer vanaf het plangebied (zie de onderstaande afbeelding).

afbeelding "i_NL.IMRO.1963.UPlaning1-VG01_0007.jpg"

Figuur 4.1 Verkeerstoedeling plangebied

Verkeersafwikkeling en verkeersveiligheid

Doordat het plan via twee erftoegangswegen wordt ontsloten zal de toename op deze wegen relatief beperkt zijn. De beoogde ontwikkeling zal daarom ook niet leiden tot een verslechtering van de verkeersafwikkeling en/of verkeersveiligheid.

Vervolgens wordt het verkeer verder afgewikkeld via de Sportlaan. De Sportlaan is gecategoriseerd als gebiedsontsluitingsweg met een maximumsnelheid van 50 km/u. Een gebiedsontsluitingsweg met vrijliggende fietspaden kan normaal gesproken een verkeersintensiteit tussen de 10.000 en 15.000 mvt/etmaal vlot en veilig verwerken.

Volgens de intensiteiten die afkomstig zijn uit de Regionale VerkeersMilieuKaart Hoekse Waard 2022 (RVMK HW 2022), ligt de intensiteit op de Sportlaan op 7.378 mvt/etmaal. De intensiteiten die afkomstig zijn uit de RVMK HW 2022 betreffen weekdagcijfers. Voor het beoordelen van de verkeersafwikkeling zijn werkdagintensiteiten maatgevend. Voor binnenstedelijke wegen wordt voor het omrekenen van weekdagintensiteiten naar werkdagintensiteiten een omrekenfactor van 1,09 aangehouden (onderzoek Rho Adviseurs). Hiermee komt de werkdagintensiteit op circa 8.042 mvt/werkdag.

Daarmee kan gesteld worden dat de verkeersintensiteit op de Sportlaan dan ook onder de capaciteit van de Sportlaan (tussen de 10.000 en 15.000 mvt/etmaal) zit. Wanneer de planbijdrage wordt toegevoegd aan de Sportlaan (8.042 + 262 = 8.304 mvt/etmaal) zal de verkeersafwikkeling en verkeersveiligheid dan ook niet leiden tot knelpunten. 

Parkeren

De parkeerbehoefte van de beoogde ontwikkeling is in eerste instantie berekend op bais van de gemeentelijk parkeernormen uit de 'Parkeernormering gemeente Hoeksche Waard'. Conform het gemeentelijke parkeerbeleid geldt voor de sociale huurwoningen een parkeernorm van 1,4 parkeerplaatsen per woning. In de provinciale omgevingsverordening wordt echter voor sociale huurwoningen een parkeernorm van 0,7 parkeerplaatsen per woning gehanteerd. Conform het provinciale beleid kan worden afgeweken van de provinciale norm, indien wordt aangesloten bij de lokale situatie op basis van het daadwerkelijke autobezit van sociale huurwoningen in de omgeving. In overleg met de provincie is voor het bepalen van het lokale autobezit en de bijbehorende parkeernorm gebruik gemaakt van www.passendeparkeernorm.nl. Op basis daarvan wordt voor de sociale huurwoningen een parkeernorm van 0,9 parkeerplaatsen per woning toegepast.

Tabel 4.3 Normatieve parkeerbehoefte bewoners en bezoekers

Beoogde ontwikkeling  
Functie   Functie CROW-381   Aantal   Parkeernorm   Parkeerbehoefte  
Nieuwe appartementen sociale huur   Huur, appartement, midden/goedkoop   31   0,9 per woning   27,9  
Nieuwe seniorenwoningen sociale huur   Huur, appartement, midden/goedkoop   23   0,9 per woning   20,7  
Nieuwe vrije sectorwoningen   Huur, appartement, midden/goedkoop   18  
1,4 per woning  

25,2  
Totale normatieve parkeerbehoefte    
73,8  

De totale normatieve parkeerbehoefte komt op afgerond 74 parkeerplaatsen. Daarnaast zijn 21 parkeerplaatsen nodig ter compensatie van parkeerplaatsen die komen te vervallen als gevolg van de nieuwbouw. In het plangebied is voldoende ruimte voor het realiseren van deze 95 parkeerplaatsen. In de regels is een voorwaardelijke verplichting opgenomen met het oog op het realiseren van voldoende parkeerplaatsen (zie artikel 14).

Conclusie

Door de ontwikkeling op het plangebied neemt de verkeersintensiteit op de ontsluitingswegen beperkt toe, er zullen geen problemen op het gebied van de verkeersafwikkeling ontstaan. Er wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen.

4.3 Geluidhinder

Toetsingskader

Langs alle wegen - met uitzondering van 30 km/u-wegen en woonerven - bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidszones waarbinnen de geluidhinder vanwege de weg getoetst moet worden. De breedte van de geluidszone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van binnen- of buiten stedelijke ligging. De geluidbelasting wordt berekend aan de hand van de Europese dosismaat Lden (L day-evening-night). Deze dosismaat wordt weergegeven in dB. Deze waarde vertegenwoordigt het gemiddelde geluidsniveau over een etmaal.

Voor de geluidsbelasting aan de buitengevels van woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen binnen de wettelijke geluidszone van een weg geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB. In bepaalde gevallen is vaststelling van een hogere waarde mogelijk. Deze hogere grenswaarde mag de maximaal toelaatbare hogere waarde niet te boven gaan. De maximale ontheffingswaarde in onderhavige situaties bedraagt 63 dB (binnenstedelijk).

Onderzoek

Er is akoestisch onderzoek uitgevoerd, omdat nieuwe woningen op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidgevoelige functies zijn en het plangebied gelegen is binnen de geluidzones van de Sportlaan. Dit akoestisch onderzoek is opgenomen in bijlage 2.

Het plangebied is gelegen aan de Laning en de Singel, erftoegangswegen met een maximum toegestane snelheid van 30 km/u. Ten zuidoosten ligt de Sportlaan, dit is een gebiedsontsluitingsweg met een maximum toegestane snelheid van 50 km/u.

Uit het geluidsonderzoek blijkt dat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB vanwege de gezoneerde Sportlaan wordt overschreden. De geluidbelasting vanwege 30 km-wegen is niet hoger dan 50 dB inclusief aftrek artikel 110g Wgh, wat slechts 2 dB hoger is dan de richtwaarde van 48 dB.

De conclusie is dat het plan mogelijk is binnen de randvoorwaarden van de Wet geluidhinder. Wel dienen er hogere waarden te worden vastgesteld. Hogere grenswaarden kunnen alleen worden verleend, nadat is onderbouwd dat maatregelen om de geluidbelasting op de gevel van geluidgevoelige bestemmingen terug te dringen onvoldoende doeltreffend zijn, dan wel overwegende bezwaren ontmoeten van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard.

Maatregelen in de zin van geluidreducerend asfalt op de Sportlaan worden op voorhand financieel niet haalbaar geacht; het toepassen van een stille asfaltverharding zit niet in het meerjarig onderhoudsprogramma voor de Sportlaan en de extra kosten komen mogelijk dan ten laste van de ontwikkeling. Het plaatsen van geluidschermen wordt vanuit stedenbouwkundig oogpunt niet gewenst en is op de hogere verdiepingen niet voldoende effectief. In het gemeentelijk geluidbeleid worden geluidluwe gevels en geluidluwe buitenruimten genoemd als voorwaarde. Op gebouwniveau is er wel sprake van geluidluwe gevels, maar niet op appartement-niveau; dit is onontkoombaar doordat meerdere appartementen per bouwlaag moeten worden gerealiseerd. Het realiseren van geluidluwe gevels voor de appartementen aan de Sportlaan is niet mogelijk; dit volgt uit de keuze die al in een eerder stadium is gemaakt voor de planindeling (zie hierover paragraaf 2.2 van de toelichting op het uitwerkingsplan). De conclusie is dan ook dat er moet worden afgeweken van het gemeentelijk geluidbeleid. Als argument kan gelden dat de geluidbelasting van het voormalige verzorgingshuis (eveneens geluidgevoelig) vergelijkbaar is. Door nieuwbouw ontstaat er wel een beter akoestisch binnenklimaat (er is sprake van vervangende nieuwbouw).

Voor wat betreft de balkons die aan de geluidbelaste zijde komen, wordt uitvoering gegeven aan het gemeentelijk geluidbeleid. De balkons worden voorzien van een borstwering van ten minste 1,5 meter hoog. De borstweringen worden gesloten uitgevoerd met een massa van ten minste 10 kg/m2. Daar waar sprake is van boven elkaar gesitueerde balkons, wordt de onderzijde van de balkons geluidabsorberend uitgevoerd met een gemiddelde absorptiegraad van 0,8 (gemiddeld over de octaafbanden van 125 Hz-2 kHz). Het is mogelijk dat het geluidbeleid in de toekomst wordt aangepast. Architectonisch zijn borstweringshoogten tot 1,2 m gangbaar. Bij vergunningverlening en gewijzigd beleid wordt dit nader bekeken.

De geluidwering van de nieuwe appartementen kan worden gebaseerd op de vast te stellen hogere waarden en/of bekende cumulatieve geluidbelastingen. De karakteristieke geluidwering dient dan ten minste GA;k = 62 - 33 = 29 dB(A) te bedragen voor de hoogst belaste appartementen/gevels aan de Sportlaan, omdat er een hogere waarde van Lden = 57 dB wordt vastgesteld. Voor de overige gevels gelden lagere geluidweringseisen. In het kader van de aanvraag omgevingsvergunning bouwen zal worden aangetoond dat aan de norm voor de binnenwaarde (maximaal 33 dB) wordt voldaan (toetsing Bouwbesluit 2012 en Besluit bouwwerken leefomgeving behorende bij de nieuwe Omgevingswet).

De appartementen worden (uiteraard) gasloos gerealiseerd en voorzien van mechanische balansventilatie met warmteterugwinning. Dit betekent dat er geen ventilatieroosters en/of suskasten worden toegepast, zodat zonder aanvullende voorzieningen al een hoog niveau van geluidwering wordt gerealiseerd.

Omdat er (deels) moet worden afgeweken van het geluidbeleid ten aanzien van geluidluwe gevels/geluidluwe buitenruimten, wordt ten tijde van het vergunningtraject gekeken naar mogelijke akoestische compensatie. Te overwegen valt een lager binnenniveau (of hogere geluidwering), waarbij kan worden gedacht aan 3 dB extra geluidwering. Dit wordt bij het vergunningtraject onderzocht, omdat pas dan de geluidwering kan worden berekend. Een mogelijk andere vorm van compensatie bestaat uit extra interne lucht- en contactgeluidisolatie tussen de appartementen. Ook dit wordt ten tijde van het vergunningtraject onderzocht, alsmede het kostenaspect hiervan.

Conclusie

Op basis van de resultaten kan worden geconcludeerd dat het plan mogelijk is binnen de randvoorwaarden van de Wet geluidhinder, mits hogere grenswaarden worden vastgesteld.

4.4 Duurzaamheid

Toetsingskader

Programmaplan Duurzaamheid

In het programmaplan Duurzaamheid staan de doelen en inspanningen beschreven, die bijdragen aan en duurzame toekomst. Op 15 december 2020 heeft de gemeenteraad het programmaplan goedgekeurd. Het plan is tot stand gekomen met input van inwoners van Hoeksche Waard.

Een duurzame relatie tussen mens en natuur vereist een dynamische en vernieuwde kijk op de inrichting van onze samenleving. Een nieuwe blik op het energieverbruik, waar het vandaan komt, en op het inrichten en beheren van de openbare ruimte. Ook wil de gemeente toewerken naar een circulaire economie, waarbinnen grondstoffen hun waarde behouden en afval drastisch wordt verminderd. Bovendien draagt een dergelijke economie bij aan de CO2-vermindering. Daarnaast moet verder worden gebouwd aan de balans tussen de voedselproductie en de natuur op de korte en lange termijn. En aan het waterbeheer door de klimaatverandering, de inrichting en mogelijke uitbreidingen van de dorpen en de manier waarop we ons van A naar B verplaatsen. Verduurzaming raakt alle sectoren, beleidsterreinen en daarmee onze inwoners, ondernemers en maatschap-

Uitvoeringsprogramma 'Hoeksche Waard richting energieneutraal'

Het programmaplan Duurzaamheid is een kader met de ambities en doelen voor de middellange en lange termijn. Voor de korte termijn zijn er op basis van dit plan uitvoeringsplannen gemaakt. In deze uitvoeringsplannen staat beschreven wat de gemeente in de periode 2021 tot en met 2026 concreet gaat doen om deze doelen te bereiken.

De uitvoeringsprogramma's 'Hoeksche Waard richting energieneutraal', 'Circulaire economie' en 'Klimaatadaptatie' zijn op 15 juli 2021 vastgesteld door de raad. De raad is toen ook geïnformeerd over de gezamenlijke uitvoeringsagenda 'Hoeksche Waard klimaatbestendig' van gemeente Hoeksche Waard, waterschap Hollandse Delta en de provincie Zuid-Holland. Voor de uitvoeringsagenda 'Biodiversiteit' was meer tijd nodig om tot een goed en gedragen uitvoeringsagenda te komen. De uitvoeringsagenda 'Biodiversiteit' is op 20 december 2022 door de gemeenteraad vastgesteld.

De uitvoeringsprogramma's 'Klimaatadaptatie' en 'Biodiversiteit' zijn van belang voor de beoogde ontwikkeling.

Hoeksche Waard klimaatadaptief

De gemeente heeft het convenant 'Klimaatadaptatief bouwen' onderschreven en ondertekend. Dit heeft gevolgen voor de nieuwbouwprojecten in de Hoeksche Waard. Zo is in het convenant aangegeven aan welke normen een nieuwbouwplan moet voldoen om de effecten van klimaatverandering aan te kunnen.

In 2030 hebben alle hittestressgevoelige locaties in de dorpen koeling door schaduw van bomen of anderszins

Het toevoegen van de juiste flora in hittegevoelige locaties vervult meerdere doelen. Het zorgt voor de gewenste verkoeling (schaduw) tijdens warme zomers, kan bij hevige regenval zorgen voor een waterbuffer en een bijdrage leveren aan meer biodiversiteit in de openbare ruimte. Wel heeft het toevoegen van groen grote financiële gevolgen voor het beheer. Daarom is het streven eerst locaties aan te pakken waar de meest kwetsbare groepen wonen. In de jaren daarna komen ook de andere hittestressgevoelige locaties aan bod.

In 2030 zijn zoveel mogelijk 'wateroverlastgevoelige' locaties voorzien van oplossingen.

Het systeem om water op te vangen is vaak niet toegerust op heftige regenval in een kortere periode. Deze hoosbuien komen door de klimaatverandering echter steeds meer voor. De verwachting is dat dit de komende jaren snel verder toeneemt. De grootste overlast vindt vooral plaats in de versteende dorpen.

Biodiversiteit

Variatie in soorten planten en dieren is belangrijk voor het evenwicht in de natuur. Die variatie wordt ook wel biodiversiteit genoemd. 'De wereld kan niet zonder biodiversiteit. De mens is van deze ecosystemen en levende wezens afhankelijk voor bijvoorbeeld de productie van zuurstof, afbraak van dode dieren en planten, bestuiving van planten (waaronder landbouwgewassen), waterzuivering en het beheersen van plagen. Biodiversiteit betekent voor de mens voedsel, bouwmateriaal, brandstof (hout) en grondstoffen voor kleding (zoals katoen) en medicijnen.

De biodiversiteit in Nederland, helaas ook in de Hoeksche Waard, gaat snel achteruit. Doelstelling is de komende jaren deze trend om te buigen en de biodiversiteit te versterken.

Conclusie

De beoogde ontwikkeling streeft ernaar om natuurinclusief en klimaatadaptief te zijn.

Het groene karakter wordt zo veel mogelijk geborgd door de groene rand van de omgeving te behouden en te versterken. De nadruk ligt op het behoud van de bestaande landschappelijke kwaliteit, met maatregelen zoals (natuurvriendelijke) oevers, waterpasserende bestrating en bomen om hittestress te voorkomen. Er wordt veel bloeiende en vruchtdragende beplanting aangelegd voor een rijke fauna, en er zijn voorzieningen om het regenwater zo lang mogelijk in het gebied te houden. De transitie van een woonblok naar vier kleinere woonblokken versterkt de verbinding van het groen binnen het gebied en creëert verschillende groene ruimtes en aangename zichtlijnen. Het parkeren wordt zoveel mogelijk aan de randen van het perceel geplaatst om de locatie zo groen mogelijk te houden. De rijbanen en parkeerplaatsen worden daar waar mogelijk voorzien van waterpasserende verharding om zoveel mogelijk water op het terrein te laten infiltreren.

Om overstromingen en droogte tegen te gaan wordt zo veel mogelijk water in het gebied gehouden door middel van grote groenvlakken, wadi's en waterpasserende verharding. Door de versterking van de flora zal het aantal soorten kleine fauna in het gebied toenemen en worden er meer nest- en voedselgelegenheden gecreëerd op het terrein. Het hemelwater van de daken van de nieuwe bouwblokken wordt door middel van een open systeem via wadi's geïnfiltreerd in de ondergrond en bij hevige neerslag geloosd op het naburige oppervlaktewater.

De bestaande bomen op de locatie zijn onderworpen aan een Bomen Effect Analyse (BEA) en de meerderheid van de bomen heeft voldoende kwaliteit. Een aantal bomen zal worden verwijderd vanwege onvoldoende tot zeer slechte kwaliteit, levensverwachting en onnatuurlijke vorm, inpassing nieuwe woonblokken en infrastructuur. Het doel is om zoveel mogelijk waardevolle bomen te behouden en deze bomen worden minimaal één op één gecompenseerd door de aanplant van nieuwe bomen en meerstammigen. Aan de randen van het perceel sluit het project aan op de natuurspeelplaats langs de Kastanjelaan met natuurlijke beplanting, zoals bloemrijk grasland, natuurvriendelijke oevers en een combinatie van vaste planten, heesters en bomen. Dit zorgt voor een grote variatie aan flora en fauna. Het centrale gebied van het plan bestaat voornamelijk uit cultuurlijke beplanting, waarbij de beleving van de omwonenden een belangrijk aspect is. Er wordt voorzien in een losse beplanting van bloeiende en groenblijvende struiken en heesters, waardoor een aantrekkelijke leefomgeving ontstaat. Het gebouw en het landschap zijn daarnaast voorzien van diverse onderdelen ter bevordering van de biodiversiteit. Hierbij kan worden gedacht aan nestkasten voor vogels en verblijven voor vleermuizen, takkenrillen en houtstammen ten behoeve van nest-, broed- en schuilgelegenheid etc.. Ook zijn ter plaatse van de gesloten gevelvlakken in de plint (bergingen) klimplanten en insectenhotels denkbaar. Deze grote verscheidenheid aan bomen, heesters, vaste planten en groenvlakken draagt bij aan het tegengaan van hittestress.

4.5 Bodem

Toetsingskader

Op grond van het Bro dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoen aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Voor een nieuw geval van bodemverontreiniging geldt, in tegenstelling tot oude gevallen (voor 1987), dat niet functiegericht maar in beginsel volledig moet worden gesaneerd. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur te worden gerealiseerd op bodem die geschikt is voor het beoogde gebruik.

Onderzoek 

In verband met de voorgenomen herontwikkeling is een actualiserend bodemonderzoek uitgevoerd, zie bijlage 3. Tevens heeft er een aanvullend bodemonderzoek plaatsgevonden, zie bijlage 4.

Aan de hand van de resultaten van de onderzoeken kan het volgende worden geconcludeerd:

  • De bovengrond (klei) is licht verontreinigd met kobalt, kwik, lood en nikkel;
  • De diepere bodem ter plaatse van de gedempte sloten is licht verontreinigd m cadmium, kobalt en nikkel.

De verkregen onderzoeksresultaten geven geen aanleiding tot nader onderzoek en/of sanerende maatregelen. Het aangetroffen puin geeft geen aanleiding tot (nader) onderzoek naar het voorkomen van asbest. Het is aannemelijk dat het puin en baksteen resten zijn van sloopwerkzaamheden en de puinbreker. Tijdens de veldwerkzaamheden is na zeven en inspectie geen asbestverdacht materiaal waargenomen. De locatie wordt geschikt geacht voor het toekomstige gebruik (appartementen en tuin.)

Conclusie

Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

4.6 Luchtkwaliteit

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.4 weergegeven.

Tabel 4.4 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm

Stof   Toetsing van   Grenswaarde  
stikstofdioxide (NO2)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
fijn stof (PM10)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
  24-uurgemiddelde concentratie   max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg / m³  
fijn stof (PM2,5)   jaargemiddelde concentratie   25 µg /m³  

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.

Besluit niet in betekenende mate

In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een plan vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • een plan heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
  • een plan valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen, kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m2 bij één ontsluitingsweg en 200.000 m2 bij twee ontsluitingswegen.

Onderzoek

Het uitwerkingsplan maakt de realisatie van 72 appartementen mogelijk. Dit aantal valt ruim onder de drempelwaarde van 1.500 woningen, die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. Het plan draagt dan ook niet in betekenende mate bij aan de toename van de hoeveelheid stikstofdioxide en fijn stof in de lucht. Er wordt voldaan aan de luchtkwaliteitswetgeving en nader onderzoek is niet noodzakelijk.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van het Centraal Instrument Monitoring Luchtkwaliteit 2022 (www.cimlk.nl/kaart) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. De dichtstbijzijnde maatgevende weg betreft de Sportlaan, direct ten oosten van het plangebied. Uit de tool blijkt dat in 2021 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof langs deze weg ruimschoots onder de grenswaarden lagen. De concentraties luchtverontreinigende stoffen bedroegen in 2021: 20,7 µg/m³ voor NO2, 17,2 µg/m³ voor PM10 en 9,7 µg/m³ voor PM2,5. Het aantal overschrijdingsdagen van de 24-uur gemiddelde concentratie PM10 bedroeg 6 dagen. Hierdoor is er ter plaatste van het plangebied sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling in het plangebied. Ter plaatse van het plangebied is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

4.7 Externe veiligheid

Toetsingskader

In de huidige wetgeving zijn de begrippen risicobron, (beperkt) kwetsbaar object, plaatsgebonden risico (PR)  en groepsrisico van belang. Het plaatsgebonden risico (PR) is een maat voor de kans per jaar dat één persoon die zich onafgebroken en onbeschermd op die plaats bevindt, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een calamiteit met een gevaarlijke stof. Het groepsrisico GR is de kans per jaar dat een groep personen van een bepaalde grootte tegelijk slachtoffer wordt van een ongeval met gevaarlijke stoffen.

Risicovolle inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) is van toepassing op het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar, bij een ruimtelijke ontwikkeling moet aan deze normen worden voldaan. Het Bevi bevat geen grenswaarde voor het groepsrisico, maar wel geldt hiervoor een verantwoordingsplicht in het invloedsgebied rondom de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Op het vervoer van gevaarlijke stoffen zijn het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en het Basisnet van toepassing; het Bevt vormt de wet- en regelgeving, en de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water. Het Bevt en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6-contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute.

Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Hiermee wordt geanticipeerd op de beperkingen voor ruimtelijke ontwikkelingen die samenhangen met deze plasbrandaandachtsgebieden.

Besluit externe veiligheid buisleidingen

In het Besluit externe veiligheid buisleidingen wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Bevi, zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. De belemmeringenstrook bedraagt ten minste vijf meter aan weerszijden van een buisleiding, gemeten vanuit het hart van de buisleiding. In de belemmeringenstrook zijn geen bouwwerken toegestaan.

Beleidsvisie Externe Veiligheid gemeente Hoeksche Waard

De beleidsvisie heeft tot doel de risico’s waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen, tot een vereist en aanvaardbaar minimum te beperken. Het is een instrument om het gewenste beleid voor de verschillende risicobronnen vast te leggen. Hiervoor wordt aandacht besteed aan de beheersing van de risico’s die gepaard gaan met het gebruik, de opslag van gevaarlijke stoffen in inrichtingen en het vervoer ervan (zoals LPG of ammoniak) over de weg en door buisleidingen.

Onderzoek 

Figuur 4.3 laat een uitsnede van de risicokaart zien.

afbeelding "i_NL.IMRO.1963.UPlaning1-VG01_0008.png"

Figuur 4.2 Uitsnede risicokaart met het plangebied paars omkaderd

Risicovolle inrichtingen

Op circa 190 meter ten zuiden van het plangebied is een LPG-tankstation gelegen. Het plangebied bevindt zich niet binnen de PR 10-6-contour van het LPG-tankstation, zie figuur 4.3. Ook is de locatie niet in het invloedsgebied van 150 meter of binnen de effectafstand van 160 meter gelegen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1963.UPlaning1-VG01_0009.png" Figuur 4.3 Risicocontouren van het LPG-tankstation ten opzichte van het plangebied (bron: professionele risicokaart)

Circulaire effectafstanden
Conform de "Circulaire effectafstanden externe veiligheid LPG-tankstations voor besluiten met gevolgen voor de externe veiligheid" (28 juni 2016) betreft de bouw van 72 appartementen kwetsbare objecten. Voor (beperkt)kwetsbare objecten moet rekening worden gehouden met een effectzone van 60 meter, voor zeer kwetsbare objecten is dit 160 meter. Deze afstand is gebaseerd op het ongevalsscenario met de grootste effectafstand, te weten een warme BLEVE van de tankwagen. Op een afstand van 60 meter of meer zijn (beperkt zelfredzame) personen die zich binnen een gebouw bevinden voldoende beschermd. De locatie van de appartementen valt buiten de effectafstand van het vulpunt het LPG-tankstation.

Vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg

Op circa 220 meter ten oosten van het plangebied is de Sportlaan gelegen waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. De Sportlaan is geen gemeentelijke route vervoer gevaarlijke stoffen. Over de Sportlaan zal de bevoorrading van het LPG-tankstation aan de Sportlaan 5 plaatsvinden. Het aantal GF3-transporten op jaarbasis bedraagt minder dan 600. Voor deze weg kunnen de vuistregels uit de Handleiding Risicoanalyse Transport (HART) worden toegepast. Het betreft een weg binnen de bebouwde kom. Uit de telgegevens van Rijkswaterstaat volgt dat geen transporten met LT3 (acroleïne), GT4 (waterstofjodide) of GT5 (chloor) over de Sportlaan ter hoogte van het plangebied plaatsvinden. Aan de eerste voorwaarde van de vuistregels wordt voldaan. Vanuit een worst-case beschouwing heeft een beoordeling van de hoogte van het groepsrisico plaatsgevonden voor een situatie met 2-zijdige bebouwing en een bevolkingsdichtheid van 70 personen per hectare (drukke woonwijk). Op basis van deze uitgangspunten bedraagt de drempelwaarde voor het aantal GF3-transporten (propaan) 600. De drempelwaarde voor de oriëntatiewaarde en 10% van de oriëntatiewaarde zal niet worden overschreden. Op basis van deze beoordeling is een aanvullende berekening van de hoogte van het groepsrisico niet meer noodzakelijk. Overeenkomstig de vuistregels uit de HART vormt het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Sportlaan geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

Ten zuiden van het plangebied ligt op circa 1 kilometer de provinciale weg N217 waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. De N217 is in gebruik als gemeentelijke routering voor de gemeente Hoeksche Waard voor vervoer van gevaarlijke stoffen. De weg heeft geen PR 10-6-contour. Het maatgevende invloedsgebied is 355 meter. Het plangebied is niet gelegen binnen het invloedsgebied van het groepsrisico van deze weg.

Vervoer van gevaarlijke stoffen over het water

Circa 880 meter ten noorden van het plangebied worden gevaarlijke stoffen vervoerd over de Oude Maas. De PR 10-6-contour ligt niet buiten de oevers. De Oude Maas heeft een vrijwaringszone van 40 meter omdat deze vaarweg in gebruik is als zeehaventoegang voor de havens van Moerdijk. De ontwikkeling is hier niet in gelegen. De vrijwaringszone vormt daarom geen belemmering voor de uitvoering. De vaarweg heeft geen plasbrandaandachtsgebied (30 meter). Het invloedsgebied wordt bepaald door het vervoer van stofcategorie GT3 en bedraagt 1.070 meter (1%-letaliteitsafstand). Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied. Omdat de afstand groter is dan 200 meter, hoeven geen beperkingen te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Een berekening van het groepsrisico is niet nodig. Het groepsrisico zal wel beknopt moeten worden verantwoord.

Vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor

Circa 3.900 meter ten noorden van het plangebied worden gevaarlijke stoffen vervoerd over het spoor (route 202/203). Het invloedsgebied van het groepsrisico bedraagt 4 km. Het plangebied ligt daarbinnen. Het groepsrisico zal daarom beknopt moeten worden verantwoord.

Buisleidingen

Op basis van de risicokaart is geconstateerd dat 2 buisleidingen aanwezig zijn die mogelijk relevant zijn voor het plangebied. De buisleidingen zijn gelegen op circa 250 meter ten zuiden van het plangebied. Het betreft een buisleiding met petroleum en een buisleiding met benzine. De PR 10-6-contouren en de effectafstand van 30 meter (1% letaalzones) van de buisleidingen met aardolieproducten reiken niet tot aan het plangebied. De 1% letaalzones zijn niet relevant voor dit project. Ook is de ontwikkeling buiten de belemmeringenstrook van 5 meter gelegen. Op grotere afstand zijn de buisleidingen W-507-01 en W-507-02 gelegen met een effectafstand van 140 meter. Het plangebied bevindt zich niet in de effectafstand.

Beknopte verantwoording

Bestrijdbaarheid en bereikbaarheid

Voor zowel de bereikbaarheid en bestrijdbaarheid van 'dagelijkse incidenten', zoals brand of wateroverlast, als voor calamiteiten op het gebied van externe veiligheid, is het van belang dat de bereikbaarheid voor de hulpdiensten en bluswatervoorzieningen voldoende geborgd zijn. De bestrijdbaarheid is afhankelijk van de inzetbaarheid van hulpverleningsdiensten. De brandweer moet in staat zijn om hun taken goed uit te kunnen voeren om daarmee verdere escalatie van een incident te voorkomen. Hierbij kan gedacht worden aan het voldoende/adequaat aanwezig zijn van aanvalswegen en bluswatervoorzieningen. Er zal worden getoetst aan de 'Handreiking bluswatervoorziening en bereikbaarheid 2019'. Het plangebied wordt ontsloten via de Sportlaan. Deze weg sluit aan op de N217. Dit biedt vluchtmogelijkheden in verschillende richtingen, waardoor altijd van de bron af kan worden gevlucht. Het gedegen netwerk komt de bestrijdbaarheid ten goede.

Zelfredzaamheid

In de toekomstige situatie zullen 72 woningen worden gerealiseerd, waarvan 23 seniorenwoningen. De aanwezige kinderen en ouderen worden gezien als verminderd zelfredzame personen. Bij deze groep wordt echter ervan uitgegaan dat in geval van nood de verzorgers de kinderen en ouderen zullen begeleiden. Zie ook de instructies met betrekking tot de BHV-organisaties. Als gevolg van een incident met toxische stoffen over het spoor, de Oude Maas en de weg geldt dat een toxische wolk zich snel kan ontwikkelen en verplaatsen. Dit effect is vaak niet zichtbaar. Zelfredzaamheid in deze scenario's is alleen mogelijk als er tijdig alarmering plaatsvindt en gebouwen geschikt zijn om enkele uren te schuilen. Denk hierbij aan het sluiten van ramen en deuren en met name het uitschakelen van (mechanische) ventilatiesystemen. Uitschakelbare mechanische ventilatie in de geprojecteerde woningen moet met ingang van 1 januari 2024 voldoen aan artikel 4.124, lid 4 van het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl). Een mechanisch ventilatiesysteem heeft een voorziening waarmee het systeem handmatig kan worden uitgeschakeld. Dit is noodzakelijk bij een externe calamiteit die kan leiden tot een voor de gezondheid nadelige kwaliteit van de binnenlucht. Daarnaast dienen, in het kader van effectieve zelfredzaamheid, de gebruikers van de objecten door risicocommunicatie te worden geïnstrueerd over de risico's en de mogelijke maatregelen die zij kunnen nemen. De alarmering van de aanwezigen wordt momenteel nog gerealiseerd middels het waarschuwings- en alarmeringssysteem (WAS). Dit systeem wordt de komende jaren uitgefaseerd. Het waarschuwingssysteem wordt vervangen door een totaal pakket aan alarmeringsmiddelen, waaronder de calamiteitenzenders, de sirenes, crisis.nl, NL-Alert en het gebruik van sociale media. Dit moet in het plangebied op orde zijn, door middel van voldoende zendmasten. Door het treffen van organisatorische maatregelen wordt tevens sterk bevorderd dat bij een (dreigende) calamiteit met gevaarlijke stoffen de aanwezige personen het gewenste handelingsperspectief ten uitvoer brengen. De toepassing van organisatorische maatregelen is goed mogelijk indien een BHV (bedrijfshulpverlening) aanwezig is die instructies samenvoegt met de andere taken (veiligheid binnen het gebouw), regelmatig oefent en waar nodig de faciliteiten en getroffen maatregelen in stand houdt.

Beleidsvisie Externe Veiligheid gemeente Hoeksche Waard

Voor nieuwe situaties worden nieuwe risicobronnen uitgesloten binnen het centrum en woonwijken. Met de ontwikkeling worden geen nieuwe risicobronnen mogelijk gemaakt. Bij nieuwe planologische ontwikkelingen dient elke toename van het risico steeds vooraf te worden beoordeeld en verantwoord. Het groepsrisico in het invloedsgebied dient conform het beleid zo laag mogelijk gehouden te worden. Deze dient minimaal onder de oriëntatiewaarde te blijven. Het streven is echter dat het GR kleiner is dan 10% van de oriëntatiewaarde. Er overlappen geen PR 10-6-contouren binnen het plangebied. Daarnaast is een verantwoording van het groepsrisico opgenomen en zal het groepsrisico niet toenemen door de ontwikkeling. De ontwikkeling past hiermee in de EV-beleidsvisie.

Conclusie

Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van de Sportlaan, Oude Maas en spoortraject 202/203. In de beknopte verantwoording is op de zelfredzaamheid, bestrijdbaarheid en bereikbaarheid van het plangebied ingegaan. De veiligheidssituatie zal met de beoogde ontwikkeling niet significant verslechteren en wordt als aanvaardbaar gezien. Verder zijn in de directe omgeving van het plangebied geen risicovolle bronnen aanwezig. Het aspect externe veiligheid vormt dan ook geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

4.8 Kabels en leidingen

Toetsingskader

Rond planologisch relevante leidingen dient rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden (belemmeringenzones).

Onderzoek en conclusie

Binnen het plangebied zijn geen planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig. Ten zuiden van het plangebied liggen op circa 250 meter 2 olieleidingen. Bij het aspect externe veiligheid is hierop nader ingegaan. Het aspect kabels en leidingen staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

4.9 Bedrijven en milieuhinder

Toetsingskader

  • In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen, ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Om de belangenafweging tussen bedrijvigheid en woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden.

Onderzoek

Voor de beoordeling is het van belang om te weten of het gebied getypeerd kan worden als een rustige woonwijk of een gemengd gebied. Een gemengd gebied wordt als volgt getypeerd:

“Een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor, zoals winkels, horeca en kleine bedrijven".

In de omgeving van het plangebied zijn woningen en andere functies gelegen zoals diverse bedrijven, winkels, en maatschappelijke functies. Gelet op de diverse functies in de directe omgeving van het plangebied kan het gebied getypeerd worden als 'gemengd gebied' waardoor met 1 afstandsstap kan worden afgeweken van de richtafstanden van de VNG-publicatie. In de directe omgeving van het plangebied is de volgende omliggende bedrijvigheid aanwezig.

Tabel 4.5 Milieubeoordeling omliggende bedrijvigheid

Bedrijf / functies   Adres   Mlieucategorie   Richtafstand (gemengd gebied)   Afstand tot bouwvlak  
Jonas, fietsen & tuin en parkmachines   Laning 7   1   0   115 m  
De Regt Aggregaten   Laning 8   2   10   70 m  
Van der Waal Zeefdruk   Laning 12   2   10   120 m  
Sporthal Kees Verkerk   Laning 3   3.1   30   25 m  
Maatschappelijke functie   Laning 5   2   10   80 m  
Sport en Dans Studio Binnenmaas   Laning 10   2   10   120 m  
OBS het Driespan   Singel 3-5   2   10   100 m  

Uit tabel 4.5 blijkt dat aan de richtafstanden van de genoemde bedrijven wordt voldaan, behalve voor de sporthal Kees Verkerk aan de Laning 3. De sporthal heeft een richtafstand van 30 meter in gemengd gebied. Het bouwvlak is gelegen op circa 27 meter van de sporthal waarmee niet aan de richtafstand wordt voldaan. Het maatgevende aspect is geluid, voor de overige aspecten stof, gevaar en geur geldt een richtafstand van 0 meter. De activiteiten vinden in het ten westen gelegen gebouw plaats en veroorzaken geen grote geluidshinder. De grootste geluidhinder zou van de verkeersaantrekkende werking kunnen komen. De sporthal heeft echter een beperkt aantal eigen parkeervoorzieningen welke gelegen zijn ten zuiden van het Zomerplein. Deze bevinden zich op grotere afstand tot het plangebied. Op de laagbouw van de sporthal bevindt zich een kleine ventilatie-installatie op een afstand van circa 33 meter tot het plangebied. Gezien de omvang van deze installatie wordt niet verwacht dat deze installatie significante geluidniveaus gaat opleveren bij de nieuwe appartementen. Er zijn in het plangebied en ten noorden van de sporthal momenteel al woningen gelegen. Hierdoor wordt de sporthal al beperkt in zijn bedrijfsvoering. De afstand van het voormalige verzorgingshuis tot aan de sporthal was bovendien kleiner dan de afstand van de sporthal tot de beoogde woningen.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat ter plaatse van de (nog te realiseren) woningen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en dat in de omgeving geen bedrijven aanwezig zijn die door de voorgenomen ontwikkeling in hun bedrijfsvoering worden beperkt.

4.10 Water

Waterbeheer en watertoets

De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijke planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheergebied van het waterschap Hollandse Delta, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van het plan is overleg gevoerd met de waterbeheerder over deze waterparagraaf. De opmerkingen van de waterbeheerder zijn vervolgens verwerkt in deze waterparagraaf.

Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap nader wordt behandeld.

Europees:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW)

Nationaal:

  • Nationaal Waterplan (NW)
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW)
  • Waterwet

Provinciaal:

  • Provinciaal Waterplan
  • Provinciale Omgevingsvisie
  • Omgevingsverordening

Waterschapsbeleid

In het Waterbeheerprogramma (WBP) (2022-2027) staan de doelen van het waterschap Hollandse Delta:

  • waterveiligheid (dijken en duinen)
  • versterkte duinen
  • meer biodiversiteit op de dijken
  • minder CO2-uitstoot, vergoten
  • meer innovatie
  • voldoende schoonwater

Ook wordt aangegeven welk beleid gevoerd wordt en wat het waterschap in de planperiode wil doen om de doelen te bereiken. De maatregelen voor de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) zijn onderdeel van het plan.

Uit het oogpunt van waterkwaliteit moet schoon hemelwater bij voorkeur worden afgekoppeld en direct worden geloosd op oppervlaktewater. Dit vermindert de vuiluitworp uit het gemengde rioolstelsel en verlaagt de belasting van de afvalwaterzuivering. De toename van verhard oppervlak leidt tot een zwaardere belasting van het oppervlaktewatersysteem en leidt met regelmaat tot wateroverlast stroomafwaarts. Om de zwaardere belasting van het oppervlaktewatersysteem onder normale omstandigheden tegen te gaan is het brengen van hemelwater vanaf verhard oppervlak op het oppervlaktewaterlichaam specifiek vergunningplicht gesteld. Bij een toename van aaneengesloten verhard oppervlak van 500 m² of meer in stedelijk gebied of 1500 m2 of meer in landelijk gebied dient een vergunning aangevraagd te worden in het kader van de Keur. De versnelde afvoer als gevolg van de toename aan verharding moet volledig worden gecompenseerd door het aanbrengen van een gelijkwaardige vervangende voorziening (compensatieplicht), met een oppervlakte van 10% van de toename van verharding. Het waterschap geeft in volgorde de voorkeur aan de volgende gelijkwaardige voorzieningen:

  • nieuw te graven oppervlaktewater in de directe nabijheid van de verhardingtoename;
  • nieuw te graven oppervlaktewater binnen hetzelfde peilgebied;
  • nieuw te graven oppervlaktewater in het benedenstrooms gelegen peilgebied of een eventueel alternatief.

Huidige situatie

Algemeen

Op het perceel waarop de woningen beoogd zijn staat momenteel een gebouwencomplex waarin het Huys te Hoecke zich voorheen in had gevestigd. Om dit gebouw heen is veel groen aanwezig.

Bodem en grondwater

De bodem in de omgeving van het plangebied bestaat uit kalkarme kleigronden met profielverloop 5. Dat wil zeggen dat de gemiddelde hoogste grondwaterstand minder dan 2,73 m beneden maaiveld en dat de gemiddelde laagste grondwaterstand meer dan 1,23 m beneden maaiveld is gelegen. Het gemiddeld waterbergend vermogen op deze plek is 169 mm.

Waterkwantiteit

Ten noorden van het plangebied is een watergang gelegen met een keurstrook van 5 meter vanaf de insteek. Ten oosten bevindt zich een watergang die is getypeerd als sloot. Deze watergang heeft een keurstrook van 1 meter vanaf de insteek. Binnen de keurstroken mag niet worden gebouwd en mogen geen obstakels/objecten worden geplaatst. Het plangebied is niet gelegen binnen deze keurstroken.

Veiligheid en waterkeringen

Het plangebied ligt niet in de kern- of beschermingszone van een waterkering.

Afvalwaterketen en riolering

Het plangebied is momenteel aangesloten op het gemeentelijk rioleringsstelsel.

Toekomstige situatie

Algemeen

Het uitwerkingsplan maakt maximaal 72 woningen en bijbehorende voorzieningen mogelijk. Bij een toename aan verhard oppervlak van meer dan 500 m² dient er volgens het huidige beleid van waterschap Hollandse Delta 10% van de toename aan functioneel open water worden gerealiseerd. Naar verwachting wordt het beleid van het waterschap in 2024 gewijzigd, in die zin dat de compensatie-eis wordt verhoogd naar 14%.

Bodem en grondwater

De voorgenomen ontwikkeling heeft geen gevolgen voor bodem. De bodemopbouw verandert niet. Ook de grondwaterstand zal niet veranderen.

Waterkwantiteit

In de beoogde situatie wordt in totaal een verhard oppervlakte van (worst-case) 6.265 m² gerealiseerd. Hiervan bestaat een deel uit bebouwing en een deel uit infrastructuur, zoals te zien is in bijlage 5. In de huidige situatie is sprake van een verhard oppervlak van 6.290 m².

Tabel 4.6 Berekening verhard oppervlak

    m²   Totaal m²  
Huidig   Bebouwing   2.350   6.290  
  Verharding   3.940    
Beoogd   Bebouwing   2.095   6.265  
  Verharding   4.170    
Afname   25 m²  

Tabel 4.6 laat een bruto afname van het verhard oppervlak van 25 m² zien. Omdat er sprake is van een afname, geldt er geen compensatieplicht. De regels van dit uitwerkingsplan bieden ruimte om meer water te realiseren mocht in de toekomst blijken dat er alsnog sprake is van een toename in verharding van meer dan 500 m2, waardoor compensatie moet plaatsvinden.

De beoogde woningen zullen worden gerealiseerd tussen groen. Voor het plaatsen van groen langs watergangen is een watervergunning nodig. Er blijft voldoende onverhard oppervlak over voor hemelwater om te infiltreren.


Watersysteemkwaliteit en ecologie

Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.

Veiligheid en waterkeringen

De ontwikkeling heeft geen negatieve invloed op de waterveiligheid en waterkeringen.

Afvalwaterketen en riolering

Conform de Leidraad Riolering en vigerend Hoogheemraadschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:

  • hemelwater vasthouden voor benutting;
  • (in-) filtratie van afstromend hemelwater;
  • afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater;
  • afstromend hemelwater afvoeren naar AWZI.

Waterbeheer

Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de "Keur". Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het waterschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de "Keur". Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.

Conclusie

De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.

4.11 Ecologie

Toetsingskader

Wet natuurbescherming

Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.

Gebiedsbescherming

De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden, te weten:

  • Natura 2000-gebieden;
  • Natuurnetwerk Nederland (NNN).

Natura 2000-gebieden

De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).

Een bestemmingsplan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:

  • alternatieve oplossingen zijn niet voor handen;
  • het plan is nodig om dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, en
  • de nodige compenserende maatregelen worden getroffen om te waarborgen dat de algehele samenhang van het Natura 2000-netwerk bewaard blijft.

De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.

Soortenbescherming

In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:

  • soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;
  • soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn;
  • overige soorten.

De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.

Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. Verder kan bij provinciale verordening vrijstelling worden verleend van de verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden.

Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Wet natuurbescherming de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning of ontheffing ingevolge de wet zal kunnen worden verkregen.

Uitwerking Verordening uitvoering Wet natuurbescherming Zuid-Holland

In de provincie Zuid-Holland wordt vrijstelling verleend voor het weiden van vee en voor het op of in de bodem brengen van meststoffen. In het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden, daaronder begrepen het daarop volgende gebruik van het ingerichte of ontwikkelde gebied, bestendig beheer of onderhoud in de landbouw of bosbouw, bestendig beheer of onderhoud aan vaarwegen, watergangen, waterkeringen, waterstaatswerken, oevers, vliegvelden, wegen, spoorwegen of bermen, of natuurbeheer, of bestendig beheer of onderhoud van de landschappelijke kwaliteiten van een bepaald gebied worden vrijstellingen verleend ten aanzien van de soorten genoemd in bijlage 6 bij deze verordening. Het betreft aardmuis, bastaardkikker, bosmuis, bruine kikker, bunzing, dwergmuis, dwergspitsmuis, egel, gewone bosspitsmuis, gewone pad, haas, hermelijn, huisspitsmuis, kleine watersalamander, konijn, meerkikker, ree, rosse woelmuis, veldmuis, vos, wezel en woelrat.

Onderzoek

Gebiedsbescherming

Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van het Natuurnetwerk Nederland.  Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is het Oudeland van Strijen en ligt op 2,5 km van het plangebied. Vanwege de afstand kunnen effecten als areaalverlies, versnippering, verstoring en verandering van waterhuishouding van Natura 2000-gebieden op voorhand worden uitgesloten. De woningen zullen gasloos worden gerealiseerd. Hierdoor is er slechts een zeer beperkte toename van stikstof als gevolg van de toegenomen verkeersgeneratie. Gezien de afstand tot natuurgebieden en de geringe ontwikkeling kunnen verstoring, verandering van de waterhuishouding en vermesting/verzuring worden uitgesloten. Significante negatieve effecten op beschermde gebieden kunnen derhalve worden uitgesloten.

Voor de berekening van stikstofdepositie op stikstofgevoelige gebieden wordt onderscheid gemaakt in de gebruiksfase en de realisatiefase. Voor de realisatie- en gebruiksfase zijn AERIUS-berekeningen (versie 2023.2) uitgevoerd, Zie bijlage 6 voor het samenvattend memo, bijlage 7 voor de berekening van de realisatiefase en bijlage 8 voor de berekening van de gebruiksfase. Uit de berekeningen blijkt dat geen sprake is van rekenresultaten die hoger zijn dan 0,00 mol N/ha/jr voor de realisatie- en gebruiksfase van de ontwikkeling. De beoogde ontwikkeling is dan ook uitvoerbaar in het kader van de Wet natuurbescherming.

Soortenbescherming

Er is een Quickscan flora en fauna voor een aantal renovatieprojecten van HW-Wonen uitgevoerd. Deze is opgenomen als bijlage 9. Hieruit bleek dat de te slopen bebouwing potentie had voor gebouwbewonende vleermuizen. Daarom is nader onderzoek uitgevoerd naar vleermuizen (zie bijlage 10). Er is een ontheffing voor dwergvleermuizen verleend per 6 oktober 2021. Het betreffende besluit is opgenomen in bijlage 11. Ter mitigatie van de impact van de ruimtelijke ingreep op de verblijfplaatsen en voor het volgen van de bepalingen van de gepubliceerde beschikking is een ecologisch werkprotocol opgesteld. Dit werkprotocol is opgevolgd bij de sloop van de gebouwen. Daarbij heeft onder andere ecologische begeleiding plaatsgevonden.

Mitigerende maatregelen zijn ook nodig voor vogels op de buitenzijde van het dak, dakgoot, gevel en kozijnen.

Verder wordt aanbevolen om voorzichtig te zijn met alle voorkomende flora en fauna tijdens de werkzaamheden. Voor de bescherming van de rugstreeppad moet het terrein ongeschikt gehouden of ontoegankelijk gemaakt worden voor de soort gedurende de bouwwerkzaamheden. Dit kan bijvoorbeeld door het plaatsen van schermen van stevig plastic of worteldoek van 50 centimeter hoog en minimaal 10 centimeter ingegraven in de grond. De voorzieningen moeten zodanig worden geplaatst en beheerd dat ze hun functie te allen tijde kunnen vervullen.

Conclusie

De Wet natuurbescherming en het natuurbeleid van de provincie staan de uitvoering van het plan niet in de weg. De benodigde ontheffing voor dwergvleermuizen op basis van de Wet natuurbescherming is verleend.

4.12 Archeologie en cultuurhistorie

4.12.1 Archeologie

Toetsingskader

Erfgoedwet

Met de Erfgoedwet beschermt de overheid het cultureel erfgoed in Nederland. Vóór 2016 waren er verschillende wetten en regels voor behoud en beheer van cultureel erfgoed. Sinds juli 2016 zijn die allemaal samengegaan in 1 wet. De Erfgoedwet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen: 'de veroorzaker betaalt'.

Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient door de initiatiefnemer voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het belangrijkste doel is de bescherming van het archeologische in de bodem (in situ), omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Er wordt uitgegaan van het basisprincipe de 'verstoorder' betaalt voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort.

Archeologische verwachtingskaart Hoeksche Waard

Op 19 januari 2010 stelde de Commissie Hoeksche Waard de archeologische verwachtingen- en beleidsadvieskaart voor de Hoeksche Waard vast.

De archeologische verwachtingskaart kan als leidraad worden gebruikt voor de bescherming van archeologische waarden. De kaart kan daarnaast gebruikt worden om vast te stellen welk archeologisch onderzoek nodig is bij de voorbereiding van ruimtelijke plannen.

Onderzoek

In januari 2022 is een inventariserend veldonderzoek (IVO), verkennende fase, uitgevoerd in verband met de geplande (her)ontwikkeling van het plangebied aan de Laning 1 in Puttershoek. De volledige rapportage van dit onderzoek is opgenomen in bijlage 12. Hieronder zijn de conclusie en de aanbevelingen uit de rapportage opgenomen.

Conclusie

De oppervlakte van de bestaande te slopen bebouwing bedraagt circa 0.23 hectare, de oppervlakte van de nieuwe bebouwing bedraagt circa 0.6 hectare. De oppervlakte van het plangebied bedraagt circa 1.2 hectare. Op de kaart van het vigerende bestemmingsplan 'Puttershoek' wordt ter plaatse van het plangebied een zone weergegeven met een archeologische dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3'. Voor een dergelijke zone geldt op basis van artikel 23 van de bestemmingsplanregels een onderzoeksverplichting wanneer daar in het kader van een bestemmingsplanwijziging of de aanvraag van een omgevingsvergunning bodemverstoringen worden voorzien met een oppervlakte van meer dan 500 m2 en dieper dan 30 cm.

Op basis van het Archeologisch Bureauonderzoek en het IVO-Overig kan worden geconcludeerd dat er archeologische resten aanwezig kunnen zijn in het plangebied. De bodemopbouw ter plaatse bestaat uit (kom-) Afzettingen van Duinkerke IIIb, op Afzettingen van Tiel Ib, op Hollandveen, op (kom-) Afzettingen van Gorkum IV. Archeologische resten uit verschillende periodes kunnen hier worden aangetroffen, waaronder het Laat Paleolithicum tot en met de Nieuwe Tijd. Voor mogelijk aanwezige archeologische resten geldt dat vrijwel alle in deze regio bekende complextypen uit de genoemde perioden zouden kunnen voorkomen, zoals nederzettingsterreinen, activiteitenzones, grafvelden, akker- en/of weidegebieden, enz. Over de daadwerkelijke aanwezigheid of de omvang van de mogelijk aanwezige archeologische resten kunnen op basis van het onderzoek geen uitspraken worden gedaan. Omdat er in het plangebied bodemverstoringen worden voorzien met een oppervlakte van meer dan 500 m2 en dieper dan 30 cm, geldt er een onderzoeksverplichting op basis van artikel 23 van de bestemmingsplanregels.

Aanbevelingen

Op basis van het uitgevoerde Archeologisch Veldonderzoek en booronderzoek (IVO-Overig) kan worden geconcludeerd dat de voorgenomen planrealisatie kan leiden tot de aantasting van behoudenswaardige archeologische resten. Dat betreft, gezien de diepte van de te verwachten bodemverstoringen, met name mogelijk aanwezige archeologische resten op en in de top van de Afzettingen van Tiel Ib, op een diepte vanaf 1.28 - 1.56 meter beneden het maaiveld (circa 2.48 - 2.76 meter -NAP) en mogelijk aanwezige archeologische resten op en in de top van het Hollandveen, op een diepte vanaf circa 1.36 - 1.94 meter beneden het maaiveld (2.56 - 3.14 meter -NAP).

Daarom wordt geadviseerd om de ondergrondse sloopwerkzaamheden en de civieltechnische graafwerkzaamheden die dieper reiken dan 1.0 meter beneden het maaiveld onder Archeologische Begeleiding te doen uitvoeren.

Voor het archeologisch vervolgonderzoek zal, in verband met de bestaande civieltechnische belemmeringen (de aanwezigheid van de bestaande bebouwing), aansluiting moeten worden gezocht bij de voorgenomen civieltechnische werkzaamheden. Dit ook om 'dubbel graafwerk' te voorkomen.

Conclusie

Ter bescherming van archeologische waarden blijft een dubbelbestemming gehandhaafd. Afhankelijk van de bouwwerkzaamheden dient bij de aanvraag van een omgevingsvergunning het geadviseerde vervolgonderzoek te worden uitgevoerd.

4.12.2 Cultuurhistorie

Het erfgoedbeleid van de gemeente Hoeksche Waard is vastgelegd in de nota Erfgoedbeleid 2019-2023. De nota geeft een beeld van de stand van zaken ten aanzien van het gemeentelijke erfgoedbeleid en bevat visies en beleidsdoelstellingen. Ook zijn concrete initiatieven of activiteiten geformuleerd. Samen moeten deze op termijn leiden tot een integraal gemeentelijk erfgoedbeleid.

Naast het gemeentelijke beleid ten aanzien van erfgoed zijn er ook erfgoedwaarden van provinciaal, nationaal of internationaal belang. Dit zijn werelderfgoederen, gebouwde rijksmonumenten, archeologische rijksmonumenten en beschermde stads- en dorpsgezichten. Sommige van deze erfgoedwaarden zijn al beschermd via de Erfgoedwet, zoals de gebouwde en archeologische rijksmonumenten. In en om het plangebied zijn geen rijksmonumenten aanwezig. Gemeentelijke en provinciale monumenten worden beschermd op basis van de gemeentelijke of provinciale erfgoedverordening.

In figuur 4.4 is te zien dat er ter plaatse van het plangebied geen provinciale culturele waarden aanwezig zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.1963.UPlaning1-VG01_0010.png" Figuur 4.4 Cultuurhistorische waarden kaart Provincie Zuid-Holland

Conclusie

In en om het plangebied zijn geen cultuurhistorisch relevante gebouwen of landschappen aanwezig.

4.13 Vormvrije mer-beoordeling

Toetsingskader

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning plan-m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Indien een activiteit onder de drempelwaarden blijft, dient alsnog een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden, waarbij onderzocht dient te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten.

Per 7 juli 2017 is de regelgeving voor de MER en m.e.r.-beoordeling gewijzigd met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling.

  • Voor het verlenen van een omgevingsvergunning moet een m.e.r-beoordelingsbeslissing worden genomen, waarin wordt aangegeven of wel of geen MER nodig is, gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten en mogelijke mitigerende maatregelen. Deze beslissing wordt als bijlage bij de omgevingsvergunning opgenomen.
  • Voor elke aanvraag waarbij een vormvrije m.e.r.-beoordeling aan de orde komt moet de initiatiefnemer een aanmeldingsnotitie opstellen, waarbij ook mitigerende maatregelen mogen worden meegenomen. Het bevoegd gezag dient binnen zes weken na indienen een m.e.r.-beoordelingsbesluit af te geven. Een vormvrije m.e.r.-beoordelingsbeslissing hoeft echter niet gepubliceerd te worden.

Onderzoek

In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject m.e.r.-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer, of een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat (Besluit milieueffectrapportage, bijlage onderdeel D11.2). Gelet op de aard en omvang van de ontwikkeling zal de ontwikkeling niet tot significante effecten leiden. Dit blijkt ook uit de beschrijving van de milieuaspecten in de voorgaande paragrafen en de aanmeldnotitie die voor dit plan is opgesteld. De aanmeldnotitie is opgenomen in bijlage 13.

Conclusie

Op 12 december 2023 heeft het college besloten dat er geen sprake is van negatieve gevolgen voor het milieu en dat daarom ook geen m.e.r.-procedure of m.e.r.-beoordelingsprocedure noodzakelijk is.

Hoofdstuk 5 Juridische planbeschrijving

5.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt de bestemmingsregeling bestaande uit de verbeelding en de planregels nader toegelicht. Op welke wijze de planopzet in de bestemmingsregeling concreet is verwerkt, wordt in de volgende paragraaf beschreven.

5.2 Planregels

De planregels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken. Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Hoofdstuk 2 geeft de planregels behorende bij de in het plangebied voorkomende bestemmingen, waaronder de hierboven genoemde bestemmingen. Hoofdstuk 3 bevat de algemene, voor het gehele plangebied geldende, bepalingen en hoofdstuk 4 bevat tot slot de overgangsregels en slotregel. In deze paragraaf worden alle planregels kort nader toegelicht.

5.2.1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de planregels worden gehanteerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.

Artikel 2 Wijze van meten

Dit artikel geeft aan hoe hoogte- en andere maten die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.

5.2.2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen, Artikel 4 Verkeer en Artikel 5 Water

De inhoud van deze bestemmingen is afgestemd op het bestemmingsplan Puttershoek, met dien verstande dat niet relevante onderdelen achterwege zijn gelaten.

Artikel 6 Wonen

De voor aangewezen gronden zijn bestemd voor het realiseren van 72 woningen. Op de verbeelding behorende bij dit bestemmingsplan zijn 4 bouwvlakken opgenomen waarbinnen de gebouwen mogen worden gebouwd. De woningen kunnen uitsluitend binnen de bestemming 'Wonen' worden gebouwd. Op de verbeelding is een maximum bouwhoogte van 13 meter vastgelegd voor de gebouwen.

In de planregels is een koppeling gelegd met het besluit hogere waarden Wet geluidhinder.

Artikel 7 Waarde - Archeologie

Ten behoeve van de dubbelbestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd. Bouwwerken ten behoeve van samenvallende bestemmingen mogen slechts onder voorwaarden worden gebouwd. Daarnaast is voor diverse werken en werkzaamheden een omgevingsvergunning voor het uitvoeren ervan nodig. Een archeologisch rapport is in de in de regeling opgenomen gevallen indieningsvereiste bij de aanvraag om omgevingsvergunning ten behoeve van bouwen dan wel aanleggen.

5.2.3 Algemene regels

Artikel 8 Antidubbeltelregel

Deze regel dient om te voorkomen dat indien in het bestemmingsplan bij een bepaald gebouw een zeker open terrein is geëist, dat terrein nog eens meetelt bij het beoordelen van een aanvraag voor een ander gebouw, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

Artikel 9 Algemene bouwregels

In dit artikel is een regeling opgenomen voor bestaande maten, een regeling die voorziet in voldoende parkeerplaatsen en een regeling in algemene zin die aangeeft waar en onder welke voorwaarden ondergronds bouwen is toegestaan.

Artikel 10 Algemene regels met betrekking tot ondergronds bouwen

In dit artikel is een regeling opgenomen voor ondergronds bouwen. Ondergrondse ruimten zijn in principe uitsluitend toegestaan ter plaatse van bovengrondse bebouwing.

Artikel 11 Algemene gebruiksregels

In deze regeling wordt aangegeven dat het gebruik van gronden anders dan waarvoor ze bestemd zijn verboden is. Van dit verbod kan worden afgeweken door het verlenen van een omgevingsvergunning door het bevoegd gezag indien strikte toepassing van het verbod leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik.

Artikel 12 Algemene afwijkingsregels

In dit artikel is de mogelijkheid voor het bevoegd gezag opgenomen om af te wijken van het plan ten behoeve van kleine overschrijdingen.

Artikel 13 Algemene wijzigingsregels

In dit artikel is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen ten behoeve van kleine overschrijdingen van de bestemmingsgrenzen.

Artikel 14 Overige regels

In dit artikel is een voorwaardelijke verplichting opgenomen met het oog op het realiseren van voldoende parkeerplaatsen.

5.2.4 Overgangs- en slotregels

Artikel 15 Overgangsrecht

Bouwwerken

In dit artikel is het overgangsrecht ten aanzien van bouwen neergelegd. Uitbreiding van de bebouwing is slechts mogelijk met omgevingsvergunning van bevoegd gezag.

Gebruik

De eerste drie leden van dit artikel betreffen de (reducerende) overgangsregels met betrekking tot gebruik van onbebouwde gronden en bouwwerken voor zover dat gebruik afwijkt van het bestemmingsplan op het moment dat dit rechtskracht verkrijgt. Hiervan is uitgezonderd strijdig gebruik dat al in strijd was met het voorheen tot dat tijdstip geldende plan en waartegen wordt of alsnog kan worden opgetreden. Dit sluit aan bij de vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waaruit blijkt dat, indien de gemeente strijdig gebruik gewraakt heeft, er geen beroep op het overgangsrecht mogelijk is.

Artikel 16 Slotregel

Het laatste artikel van de planregels betreft de citeertitel van dit bestemmingsplan.

5.3 Verbeelding

De verbeelding is gebaseerd op het beeldkwaliteitsplan. Op de woonblokken is de bestemming Wonen en een bouwvlak gelegd. Deze zijn beide circa 1 meter ruimer dan de bouwvlakken uit het beeldkwaliteitsplan. De bestemming Verkeer is gelegd op de ruimte die nodig is voor parkeren en ontsluiting, maar binnen deze bestemming mogen ook groen- en speelvoorzieningen worden gerealiseerd. De overige ruimte is bestemd tot Groen of Water.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

De ontwikkeling betreft een aangewezen bouwplan zoals bedoeld in artikel 6.12 Wro. Dit betekent dat in principe kosten van gemeentewege dienen te worden verhaald. Dit kan ofwel via een exploitatieplan ofwel via een anterieure overeenkomst (zakelijke beschrijving). In dit geval is een anterieure overeenkomst gesloten omtrent eventuele planschadeclaims en gemaakte plankosten. De gemeente zal om deze reden geen exploitatieplan vaststellen.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

6.2.1 Omgevingsdialoog

Op 9 juni 2022 is er in samenwerking tussen HW-Wonen, gemeente en architect een inloopavond gehouden. Het doel was het informeren van de bewoners uit de omgeving. Er waren circa 100 belangstellenden. Er was veel enthousiasme over het ontwerp en de ruimtelijke invulling. Er waren veel vragen over de start van de inschrijving.

Op 20 december 2023 is er nog een inloopavond georganiseerd.

6.2.2 Overleg ex artikel 3.1.1 Bro

Het conceptontwerpuitwerkingsplan is aan de overlegpartners gestuurd in het kader van het wettelijke vooroverleg ex artikel 3.1.1 Bro. Van het waterschap is een reactie ontvangen, op basis daarvan is paragraaf 4.10 aangevuld.

6.2.3 Zienswijzen

Overeenkomstig de wettelijke vereisten heeft het ontwerpuitwerkingsplan met de daarbij behorende stukken gedurende 6 weken ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn bestond de mogelijkheid om een zienswijze over dit ontwerpuitwerkingsplan in te dienen. Er zijn twee zienswijzen ingediend. Deze zijn samengevat en beantwoord in de Nota beantwoording zienswijzen (zie bijlage 14).