direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Spuiplein Middelharnis
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1924.MDHspuiplein-BP30

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

Dit bestemmingsplan maakt de herontwikkeling van het Spuiplein mogelijk. Het Spuiplein is nu vooral een parkeerplein en de distributiestraat voor de winkels aan de Westdijk. De ruimte wordt gekenmerkt door achterkantsituaties, onsamenhangende bebouwing en enkele 'gaten' in de structuur. Voor deze locatie is er de wens om tot herstructurering over te gaan.

In 2015 zijn stedenbouwkundige randvoorwaarden voor het Spuikwartier opgesteld. Mede op basis hiervan heeft de gemeente een prijsvraag uitgezet. Hier is een concreet plan uitgekomen voor het deelgebied Spuiplein. Het Spuiplein wordt opnieuw ingericht en binnen het plangebied worden 23 nieuwe grondgebonden woningen gerealiseerd. Verder biedt het plangebied plaats aan 64 parkeerplaatsen op het Spuiplein en 14 aan de Visserstraat en het Nieuwepad. Omdat met de ontwikkeling parkeerplaatsen op het Spuiplein verdwijnen zijn extra parkeerplaatsen nodig. Er worden daarom ten behoeve van de ontwikkeling ook nog 112 parkeerplaatsen ten noorden van de Sommelsdijkse haven gerealiseerd. Figuur 1.1. laat de inrichtingstekening zien.

afbeelding "i_NL.IMRO.1924.MDHspuiplein-BP30_0001.png"

Figuur 1.1 Inrichtingstekening

Het voorgestelde plan past niet binnen de vigerende bestemmingsplannen en daarom wordt een nieuw bestemmingsplan opgesteld.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied grenst aan het centrum van Middelharnis, dat net ten zuiden van het plangebied ligt. Ten oosten van het plangebied ligt de haven. In figuur 1.2 is de ligging van het plangebied weergegeven. Een deel van de inrichtingstekening (figuur 1.1) behelst bestaande bebouwing die al voorzien is van een geschikt planologisch kader. Dit deel behoort dan ook niet tot het plangebied.

Op de agrarische gronden ten noorden van het Spuiplein wordt een grootschalige parkeervoorziening gerealiseerd. Ook dit noordelijk parkeerterrein behoort tot het plangebied. Om de bereikbaarheid van de toekomstige parkeerplaatsen te vergroten wordt een voetgangersbrug in het verlengde van het Nieuwepad gerealiseerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1924.MDHspuiplein-BP30_0002.png"

Figuur 1.2 Ligging plangebied

1.3 Vigerende bestemmingsplannen

Voor het plangebied vigeren de bestemmingsplannen Beschermde dorps- en stadsgebieden en Buitengebied. Het bestemmingsplan Beschermde dorps- en stadsgebieden is vastgesteld op 19 mei 2016. Het bestemmingsplan Buitengebied is vastgesteld op 27 juni 2013. Een uitsnede is opgenomen in figuur 1.3.

Ter plaatse van het bestemmingsplan Beschermde dorps- en stadsgezichten gelden de enkelbestemmingen Centrum, Groen, Verkeer - Verblijfsgebied, Wonen en Water. Verder gelden er de dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie 3, Waarde - Cultuurhistorie 2 en Waterstaat - Waterkering en de gebiedsaanduiding 'overige zone - karakteristiek'.

Ter plaatse van het bestemmingsplan Buitengebied geldt de enkelbestemming Agrarisch met waarden -1.

afbeelding "i_NL.IMRO.1924.MDHspuiplein-BP30_0003.jpg"

Figuur 1.3 Vigerende bestemmingsplannen (bron: ruimtelijkeplannen)

Daarnaast geldt het Paraplubestemmingsplan Wonen en Parkeren, dat op 2 februari 2023 is vastgesteld en inmiddels onherroepelijk is.

1.4 Leeswijzer

Hoofdstuk 2 brengt het beleidskader in beeld. Het ruimtelijk beleid op het niveau van Rijk, provincie en gemeente komt hier aan bod. Hoofdstuk 3 beschrijft het plangebied en gaat verder in op de nieuwe ontwikkeling waarvoor dit bestemmingsplan het kader biedt. In hoofdstuk 4 wordt stilgestaan bij de diverse sectorale aspecten en de wijze waarop het plan op een goede ruimtelijke manier met deze aspecten omgaat. Hoofdstuk 5 beschrijft vervolgens de juridische opzet van het plan en de mogelijkheden die daarin worden geboden. Hoofdstuk 6 en 7 tonen tot slot aan op welke wijze het plan in economische en maatschappelijke zin uitvoerbaar is.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Rijksbeleid

2.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

De Nationale Omgevingsvisie, kortweg NOVI, loopt vooruit op de inwerkingtreding van de Omgevingswet en vervangt op rijksniveau de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Uitgangspunt in de nieuwe aanpak is dat ingrepen in de leefomgeving niet los van elkaar plaatsvinden, maar in samenhang. Zo kunnen in gebieden betere, meer geïntegreerde keuzes worden gemaakt. Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie van het Rijk in beeld.

Als alle wensen naast elkaar worden gelegd, ontstaat het volgende beeld. Het kabinet wil een land:

  • dat gezond en klimaatbestendig is, met schone lucht, schoon water en een schone bodem en veel ruimte voor groen en water;
  • met een uitstekend functionerende economie, die duurzaam en circulair is. Nauw verbonden met onze buurlanden en de rest van de wereld, als onderdeel van de internationale gemeenschap;
  • waar het goed wonen en werken is. Met aangename en vitale steden en dorpen, en een productief en aantrekkelijk platteland;
  • met uitstekende bereikbaarheid, waar iedereen snel en gemakkelijk van A naar B komt, met zo min mogelijk schadelijke uitstoot en overlast;
  • waar we voldoende ruimte hebben om te kunnen bewegen, ontspannen en tot onszelf te komen; zowel in de stad als daarbuiten.
  • dat veilig is en ons beschermt tegen overstromingen en andere gevaren;
  • waar een goede balans is tussen gebouwde omgeving en open landschap, tussen natuur en cultuur, tussen land en water;
  • dat openstaat voor verandering, en waar de kracht van zijn traditie, cultuur en identiteit wordt weerspiegeld in de inrichting van de leefomgeving.

Gemeenten, waterschappen, provincies en het Rijk zijn samen verantwoordelijk voor de fysieke leefomgeving. Sommige belangen en opgaven overstijgen het lokale, regionale en provinciale niveau en vragen om nationale aandacht. Dit zijn de ‘nationale belangen’. Het Rijk heeft voor alle nationale belangen een zogenaamde systeem-verantwoordelijkheid. Voor een aantal belangen is het Rijk zelf eindverantwoordelijk. Maar voor een groot aantal nationale belangen zijn dat de medeoverheden.

De NOVI richt zich op die ontwikkelingen waarin meerdere nationale belangen bij elkaar komen, en keuzes in samenhang moeten worden gemaakt tussen die nationale belangen.

Voor dit project relevante nationale belangen zijn:

  • Bevorderen van een duurzame ontwikkeling van Nederland als geheel en van alle onderdelen van de fysieke leefomgeving.
  • Waarborgen en bevorderen van een gezonde en veilige fysieke leefomgeving.
  • Zorgdragen voor een woningvoorraad die aansluit op de woonbehoefte.

De belangrijkste keuzes zijn:

  • Duurzame energie inpassen met oog voor omgevingskwaliteit
  • Ruimte voor overgang naar een circulaire economie
  • Woningbouw in een stedelijk netwerk van gezonde en groene steden
  • Landgebruik meer in balans met natuurlijke systemen

Wonen is voor dit project het meest relevant. Tot 2030 moeten er ongeveer 1 miljoen woningen gebouwd worden, waarvan circa 235.000 in Zuid-Holland. Dit zal grote impact hebben op de ruimtelijke ordening. Er wordt zoveel mogelijk gebouwd binnen bestaand stedelijk gebied, zodat open ruimtes en groen tussen steden behouden blijft. De nieuwe woningen moeten betaalbaar en goed bereikbaar zijn. Bewoners moeten tevens een prettige, gezonde en veilige leefomgeving ervaren. Dat vergt grote investeringen in openbaar vervoer, veilige fiets- en wandelpaden, meer groen, ontmoetingsruimte en wateropvang in de stad, en goede verbindingen met recreatiegebieden in de nabijheid van de stad. Met deze aanpak van verstedelijking wordt niet alleen het woningaanbod, maar ook de leefomgevingskwaliteit in de stad verbeterd.

Toetsing

Bij de voorgenomen ontwikkeling zijn geen nationale belangen in het geding. Het mogelijk maken van de nieuwe woningen in het bestaand stedelijk gebied van Middelharnis past binnen het rijksbeleid.

2.1.2 Ladder voor duurzame verstedelijking (Bro 3.1.6 sub 2)

Op grond van het bepaalde in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is voor een nieuwe stedelijke ontwikkeling vereist dat wordt onderbouwd of en in hoeverre er sprake is van 'duurzaam ruimtegebruik'. Om dit duurzaam ruimtegebruik te garanderen moet de 'ladder voor duurzame verstedelijking' (zoals omschreven in artikel 3.1.6 lid 2 Bro) worden doorlopen:

"De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien."

Toetsing

Voor wonen geldt, dat voor woningbouwlocaties vanaf twaalf woningen sprake is van een stedelijke ontwikkeling die Ladderplichtig is. Per saldo worden meer dan 12 woningen toegevoegd. In dit geval is sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling binnen bestaand stedelijk gebied. Daarom is de behoefte beschreven.

De relevante woonregio is Goeree-Overflakkee. De woningbehoefte in het streekcentrum Middelharnis blijkt uit diverse rapporten, die hierna worden samengevat.

Regionale Realisatie Agenda Wonen Alblasserwaard, Drechtsteden, Goeree-Overflakkee en Hoeksche Waard (maart 2023)

De vraag naar woningen is groot, het aanbod beperkt. Het oplossen van het woningentekort vraagt om de bouw van nieuwe woningen. Om het woningtekort terug te dringen tot een gezonder evenwicht wordt door de Rijksoverheid met “Programma Woningbouw” nationaal ingezet op de realisatie van 900.000 woningen tot en met 2030. Zuid-Hollandse bestuurders en minister Hugo de Jonge van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening hebben de regionale realisatieagenda’s, ook wel woondeals genoemd, ondertekend. Daarmee spreekt Zuid-Holland de ambitie uit om tussen 2022 tot en met 2030 ruim 235.000 woningen te bouwen.

Er is grote behoefte aan betaalbare woningen in Nederland en Zuid-Holland. Om aan te sluiten bij die behoefte streven Rijk, provincie en gemeenten ernaar dat 2/3e van de nieuwe woningen betaalbaar zijn: op landelijk, provinciaal en regionaal niveau. Hierbij wordt in 2023 verder bekeken hoe deze opgave past bij de lokale situatie. Onder het betaalbare segment vallen: huurwoningen onder liberalisatiegrens, door woningbouwcorporatie te bouwen sociale huurwoningen, huurwoningen vanaf de sociale huurgrens tot max €1.000 per maand (prijspeil 2022) en koopwoningen tot €355.000.

Met de huidige programmering voor de vier regio’s zijn gezamenlijk voldoende aantallen woningen gepland (20.793). Het aandeel van de betaalbare woningen is 42% en het aandeel van de sociale huur in het programma is 19%. De corporaties hebben voor 14% deel in het totale bouwprogramma. Binnen de regionale realisatieagenda ligt de focus op de voortgang c.q. versnelling en daarnaast op de kwaliteit van de te realiseren woningen. Ten aanzien van de voortgang en versnelling gaat het om het uitvoeren van plannen, het opharden van zachte plannen en het programmeren van voldoende aandeel betaalbare woningbouw.

Het programma van Goeree-Overflakkee gaat uit van circa 1.650 woningen en een harde plancapaciteit van circa 700 woningen. Dit betekent dat er nog veel zachte plannen omgezet moeten worden in harde plancapaciteit, waaronder dit plan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1924.MDHspuiplein-BP30_0004.png"

Figuur 2.1 Foto woningbouwprogramma 2022 woonregio Goeree-Overflakkee (bron: realisatieagenda wonen)

Woningmarkt en woonwensenonderzoek 2023 (april 2023)

Op basis van de provinciale prognose is er op Goeree-Overflakkee in de periode 2021 - 2030 een extra woningbehoefte van +2.500 woningen. Het eerste jaar van deze periode is inmiddels echter verstreken. In 2021 zijn er reeds 230 woningen aan de woningvoorraad toegevoegd (bron: CBS). Dit betekent dat er in de periode 2022 - 2030 een woningbehoefte van +2.270 woningen resteert.


Voor de perioden 2030 - 2040 en 2040 - 2050 voorziet Primos een groei van respectievelijk +900 en +720 huishoudens. Hiermee komt de totale extra woningbehoefte op het eiland in de periode tot 2050 uit op +3.890 woningen, wat neerkomt op gemiddeld 140 woningen per jaar. Om de huidige woningtekorten in te lopen zal er echter wel een versnelling moeten plaatsvinden. Om in de behoefte te kunnen voorzien moeten er de komende 10 jaar gemiddeld 285 woningen per jaar bijkomen. Dit ligt iets hoger dan het gemiddeld aantal woningen dat in de afgelopen jaren in de gemeente is gebouwd. Volgens het CBS waren dat er tussen 2017 en 2022 per saldo gemiddeld 250 per jaar.

afbeelding "i_NL.IMRO.1924.MDHspuiplein-BP30_0005.png"

Figuur 2.2 Gemeente Goeree-Overflakkee. Ontwikkeling van de woningbehoefte, 2022 - 2050 (bron: woningmarktonderzoek)

De woningbehoefte is indicatief vertaald naar de afzonderlijke dorpen, waarbij het grootste deel van de woningbehoefte in de grotere kernen Middelharnis, Sommelsdijk, Ouddorp, Dirksland en Oude-Tonge terecht komt. In Middelharnis is behoefte aan het toevoegen van circa 400 woningen. Dit plan draagt daaraan bij.

afbeelding "i_NL.IMRO.1924.MDHspuiplein-BP30_0006.png"

Figuur 2.3 Gemeente Goeree-Overflakkee. Indicatieve woningbehoefte per kern 2022 - 2030 (bron: woningmarktonderzoek)

In de meeste woningmarktsegmenten zijn extra woningen nodig. In enkele segmenten ontstaat mogelijk juist ruimte. Er is vraag naar sociale huurwoningen, huurwoningen in de vrije sector, koopappartementen, grote vraag naar betaalbare koopwoningen en een kleine extra vraag naar luxere koopwoningen. De middeldure koop komt naar verwachting op termijn wat onder druk.

afbeelding "i_NL.IMRO.1924.MDHspuiplein-BP30_0007.png"

Figuur 2.4 Kwalitatieve woningbehoefte (bron: woningmarktonderzoek)

De kwalitatieve behoefte is ook indicatief per kern aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1924.MDHspuiplein-BP30_0008.png"

Figuur 2.5 Indicatieve kwalitatieve behoefte per kern 2022 tot 2030 (bron: woningmarktonderzoek)

Hieruit blijkt dat er in Middelharnis behoefte is aan sociale huur en alle categorieën koop met een accent op betaalbaar. In dit plan wordt rekening gehouden met 23 grondgebonden woningen in het middeldure en dure segment, waarbij op basis van oppervlakte en type een prijsdifferentiatie kan plaatsvinden waardoor ook enkele betaalbare woningen kunnen worden gerealiseerd (zie Onderbouwing woningbouwprogramma Spuiplein).

Er zijn voldoende plannen om in de behoefte tot 2030 te voorzien. Dit plan maakt daar onderdeel van uit. Om de komende jaren voldoende plannen in de pijplijn te houden voor een constante bouwstroom, kunnen er nog zo’n 300 woningen extra worden gepland.

De gemeente houdt de woningbouwplanning bij om zicht te houden op de verhouding tussen de plancapaciteit en de behoefte, zodat overaanbod in de regio wordt voorkomen. De woningbouwplanning wordt regelmatig regionaal afgestemd.

Onderbouwing woningbouwprogramma Spuiplein

Het plan Spuiplein is één van de laatste deelprojecten in de ontwikkeling van het zogeheten Spuikwartier. De laatste gebieden die zijn opgeknapt zijn de Oude Werf, De Parel van de Delta en de Havenkom.

In 2015 zijn stedenbouwkundige randvoorwaarden voor het Spuiplein opgesteld. Mede op basis hiervan heeft de gemeente een prijsvraag uitgezet. In de periode daarna is een concreet plan opgesteld voor het deelgebied, waarbij het Spuiplein opnieuw wordt ingericht en binnen het plangebied 23 nieuwe grondgebonden woningen worden gerealiseerd.

In het voorjaar van 2017 is het project gegund aan de ontwikkelende partij met wie eind 2019 een intentieovereenkomst is gesloten en waarmee prijsafspraken zijn gemaakt over de van de gemeente te verwerven grond. Het voorontwerpbestemmingsplan voor deze gebiedsontwikkeling heeft vanaf 23 juni 2021 vier weken ter inzage gelegen. Uit dit procedureverloop blijkt dat er sprake is van een langlopend project, waarin qua uitgangspunten en randvoorwaarden geen sociale huurwoningen zijn opgenomen.

Per ontwikkeling moet een afweging worden gemaakt welke doelgroep het beste bediend kan worden en welke woningen er het beste tot zijn recht komen op deze plek. Voor het Spuiplein geldt dat gekozen is om aan te sluiten bij de historische kenmerken van de voormalige Spuikom door de bouw van zogeheten visserswoningen en pakhuiswoningen. Dit maakt dat deze plek het meest geschikt is om grondgebonden woningen te realiseren. Verder noodzaakt de financieel-economische kant van het plan, waarin slechts een zeer laag percentage voor woningbouw uitgeefbaar is, tot de bouw van woningen in het midden- en duurdere segment. Dit type woning draagt ook bij aan de bevordering van de doorstroming op de woningmarkt.

Op 14 maart 2023 heeft Goeree-Overflakkee de Regionale Realisatie Agenda (RRA) ondertekend, waarin zij een inspanningsverplichting op zich neemt te groeien naar een sociale huurwoning voorraad van 30%. Momenteel is de omvang van de sociale woningvoorraad op Goeree-Overflakkee 29,2%.

Het woningbouwprogramma Spuiplein is een langlopend plan, dat tenslotte met veel passen en meten is geworden tot hetgeen nu voorligt. Met andere woorden: dit is inhoudelijk het best haalbare voor dit plan. Het is een belangrijk plan, dat de mogelijkheid biedt enige druk op de sociale huurvoorraad te verlichten door doorstroming.

Goeree-Overflakkee heeft niet vaak grote plannen, waarin een percentage van 1/3e sociale huurwoningen 1/3e midden huur/goedkope koop kan worden gerealiseerd. Dergelijke plannen zijn niet haalbaar. Door slimme spreiding en een meer passende aanpak voor de gemeente kan de sociale huurwoningvoorraad toenemen en op peil worden gehouden. Deze aanpak houdt in dat de gemeente voor de kern Middelharnis bij nieuwe woningbouwplannen rekening houdt met 30% sociale huur.


Behoefte parkeerterrein

Een algemeen parkeerterrein wordt gezien als infrastructuur. Het verplaatsen van infrastructuur wordt niet gezien als stedelijke ontwikkeling. Het gaat in dit geval om een parkeerterrein naar een locatie met een agrarische functie. Omdat er parkeerplaatsen op het Spuiplein verdwijnen als gevolg van de beoogde ontwikkeling, is het nieuwe parkeerterrein noodzakelijk. De behoefte aan parkeerplaatsen is verder toegelicht in paragraaf 4.12.

2.2 Provinciaal beleid

2.2.1 Omgevingsvisie Zuid-Holland (geconsolideerde versie 2023)

Met het Omgevingsbeleid van Zuid-Holland streeft de provincie naar een optimale wisselwerking tussen gewenste ruimtelijke ontwikkelingen en een goede leefomgevingskwaliteit. Toekomstige beleidsvernieuwing biedt kansen voor verbeteringen in Zuid-Holland. De provincie heeft hiervoor 7 vernieuwingsambities geformuleerd. Deze ambities dienen als stip op de horizon:

  • 1. Samen werken aan Zuid-Holland: inwoners, organisaties en bedrijven in een vroeg stadium betrekken bij besluiten;
  • 2. Bereikbaar Zuid-Holland: efficiënt, veilig en duurzaam over weg, water en spoor;
  • 3. Schone energie voor iedereen: op zoek naar schone energie, haalbaar en betaalbaar voor iedereen;
  • 4. Een concurrerend Zuid-Holland: diversiteit, de economische kracht van Zuid-Holland;
  • 5. Versterken natuur in Zuid-Holland: een aantrekkelijk landelijk gebied draagt bij aan de kwaliteit van de leefomgeving;
  • 6. Sterke steden en dorpen in Zuid-Holland: versnellen van de woningbouw met behoud van ruimtelijke en sociale kwaliteit;
  • 7. Gezond en veilig Zuid-Holland: beschermen en bevorderen van een gezonde, veilige leefomgeving.


Deze ambities zijn vertaald in beleidskeuzes voor de fysieke leefomgeving. Voor de beoogde ontwikkeling zijn de volgende opgaven relevant:

Verstedelijking

De provincie streeft naar een compact, samenhangend en kwalitatief hoogwaardig bebouwd gebied en wil de bebouwde ruimte daarom beter benutten. De provincie zet in op verdichting, concentratie, diversiteit en specialisatie binnen het bestaand stads- en dorpsgebied, en ten tweede op een hiërarchie van complementaire knooppunten en centra met een goede onderlinge bereikbaarheid.

De provincie hanteert de volgende uitgangspunten voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen:

  • Bouw naar behoefte;
  • Bouw binnen bestaand stads- en dorpsgebied;
  • Bouw georiënteerd op hoogwaardig openbaar vervoer; versterk de langzaam vervoersrelaties; houdt rekening met de gevolgen van de ontwikkeling voor de bereikbaarheid;
  • Benut het netwerk van stedelijke centra en knooppunten;
  • Bouw toekomstbestendig; houd rekening met energietransitie, natuurinclusiviteit, klimaatadaptie en een gezonde leefomgeving;
  • Bouw voldoende betaalbare woningen.


Als een gemeente een ruimtelijke ontwikkeling wil realiseren, wordt op grond van het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) de ‘ladder voor duurzame verstedelijking’ doorlopen. Toepassing is ook van provinciaal belang.

Toetsing

De ladder is in paragraaf 2.1.2 doorlopen. Het plangebied is door de provincie aangemerkt als bestaand stads- en dorpsgebied.

Ruimtelijke kwaliteit

De provincie stuurt op behoud en versterking van de ruimtelijke kwaliteit, als onderdeel van de kwaliteit van de leefomgeving. Ruimtelijke kwaliteit is het evenwicht en samenspel van toekomstwaarde, gebruikswaarde en belevingswaarde. Ruimtelijke ontwikkelingen moeten niet alleen functioneel zijn, maar ook duurzaam houdbaar (of bewust tijdelijk) en in hun uiterlijke verschijning op een positieve manier bijdragen aan de kwaliteit van de omgeving. Ruimtelijke kwaliteit begint met het kiezen van de juiste plek voor nieuwe ontwikkelingen.


Om te kunnen bepalen of een ruimtelijke ontwikkeling passend is, is vooral de ruimtelijke impact van belang. In dit licht wordt onderscheid gemaakt in drie soorten ontwikkeling: inpassing, aanpassing en transformatie.

Toetsing

Spuiplein

In dit geval is sprake van herstructurering binnen bestaand stedelijk gebied. Deze ontwikkeling valt in de categorie 'inpassen'.

Noordelijk parkeerterrein

Het parkeerterrein ten noorden van de Sommelsdijkse Havendijk is op de kwaliteitskaart van de provincie Zuid-Holland aangeduid als bestaand stads- en dorpsgebied. De 112 parkeerplaatsen liggen “opgesloten” in de hoek van de Joost van de Vondellaan en de Sommelsdijkse havendijk. Het parkeerterrein sluit qua situering aan bij de bestaande structuur van Middelharnis.

De realisatie van een parkeerterrein van deze aard en omvang valt in de categorie aanpassen. Het is van belang het parkeerterrein landschappelijk in te passen.

2.2.2 Omgevingsverordening Zuid-Holland (geconsolideerde versie 2023)

In samenhang met de omgevingsvisie is de omgevingsverordening opgesteld. De regels in deze verordening zijn bindend en werken door in gemeentelijke bestemmingsplannen. Het volgende is relevant voor het bestemmingsplan.

Artikel 6.9 Ruimtelijke kwaliteit

  • 1. Een bestemmingsplan kan voorzien in een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling, mits is aangetoond dat de ruimtelijke kwaliteit per saldo ten minste gelijk blijft.
  • 2. Om de ruimtelijke kwaliteit te waarborgen wordt in het bestemmingsplan rekening gehouden met de beschermingscategorie, het gebiedstype en de relevante richtpunten voor ruimtelijke kwaliteit, zoals vermeld op kaart 14 in bijlage II en beschreven in de omgevingsvisie beleidskeuze landschap.
  • 3. Bij het beantwoorden van de vraag of bij een beoogde ruimtelijke ontwikkeling de ruimtelijke kwaliteit gewaarborgd kan blijven, wordt de schaalverdeling inpassen, aanpassen en transformeren gehanteerd als bedoeld in het vijfde lid.
  • 4. Een bestemmingsplan kan een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk maken, mits een zorgvuldige afweging is gemaakt over de locatiekeuze. De motivering gaat in op de beschreven kenmerken en waarden van het gebied en de effecten van de ontwikkeling daarop. Deze vereisten gelden voor zover het gaat om een ruimtelijke ontwikkeling waarbij:
    • a. een of meer richtpunten voor ruimtelijke kwaliteit in het geding zijn zoals beschreven in de omgevingsvisie beleidskeuze landschap; of
    • b. sprake is van aanpassen of transformatie als bedoeld in het vijfde lid.
  • 5. Een bestemmingsplan kan voorzien in een ruimtelijke ontwikkeling onder de volgende voorwaarden:
    • a. de ruimtelijke ontwikkeling past binnen de bestaande gebiedsidentiteit, voorziet geen wijziging op structuurniveau, past bij de aard en schaal van het gebied en voldoet aan de relevante richtpunten ruimtelijke kwaliteit, waardoor de ruimtelijke kwaliteit per saldo ten minste gelijk blijft. In dit geval is er sprake van inpassen;
    • b. de ruimtelijke ontwikkeling past binnen de bestaande gebiedsidentiteit, maar veroorzaakt wijziging op structuurniveau. Een dergelijke ontwikkeling wordt alleen toegestaan mits de ruimtelijke kwaliteit per saldo ten minste gelijk blijft door zorgvuldige inbedding van de ontwikkeling in de omgeving, rekening houdend met de relevante richtpunten ruimtelijke kwaliteit. In dit geval is er sprake van aanpassen;
    • c. de ruimtelijke ontwikkeling past niet binnen de bestaande gebiedsidentiteit. Een dergelijke ontwikkeling wordt uitsluitend toegestaan mits de ruimtelijke kwaliteit van de nieuwe ontwikkeling is gewaarborgd door een integraal ontwerp. Daarin wordt behalve aan de ruimtelijke kwaliteit van het gehele gebied ook aandacht besteed aan de fysieke en visuele overgang naar de omgeving en de fasering in ruimte en tijd en wordt ook rekening gehouden met de relevante richtpunten ruimtelijke kwaliteit. In dit geval is er sprake van transformeren.
  • 6. Specifieke regels voor de gebiedstypen als bedoeld in de artikelen 6.9a, 6.9b, 6.9c, 6.9d. 6.9e, 6.9f en 6.9g, worden in acht genomen tenzij een zwaarwegend openbaar belang aan de toepassing van die artikelen, uitgezonderd artikel 6.9e, in de weg staat.
  • 7. Om de ruimtelijke kwaliteit per saldo gelijk te houden of te waarborgen kan het nodig zijn om aanvullende maatregelen te nemen bij aanpassen en transformeren. Aanvullende ruimtelijke maatregelen kunnen bestaan uit een combinatie van:
    • a. duurzame sanering van bestaande bebouwing, kassen en boom- en sierteelt;
    • b. wegnemen van verharding;
    • c. toevoegen of herstellen van kenmerkende landschapselementen;
    • d. andere maatregelen waardoor de ruimtelijke kwaliteit verbetert, waarbij
      • aanvullende maatregelen worden getroffen binnen het plangebied van de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling, tenzij kan worden gemotiveerd dat dat onmogelijk is. In dat geval kunnen ook ruimtelijke maatregelen buiten het plangebied worden betrokken in de motivering;
      • indien aanvullende maatregelen niet volstaan, financiële compensatie wordt toegepast.
  • 8. Een bestemmingsplan voor een gebied met beschermingscategorie 3, zijnde Buitengebied, waarvan de plaats geometrisch is bepaald en verbeeld op kaart 14 in bijlage II, kan ontwikkelingen mogelijk maken die kunnen vallen onder noemer inpassen, aanpassen of transformeren en die in overeenstemming zijn met artikel 6.9a.

Lid 9 t/m 12 zijn voor deze ontwikkeling niet relevant.

Toetsing

Het plangebied valt niet onder de bijzondere beschermingscategorie 3 'Buitengebied'.

afbeelding "i_NL.IMRO.1924.MDHspuiplein-BP30_0009.png"

Figuur 2.6 Kaart 14: Ruimtelijke kwaliteit en beschermingscategorieën (bron: omgevingsverordening Zuid-Holland)

De provincie zet in op het versterken en benutten van de verschillen tussen de kustlandschappen, veen(weide) landschappen, deltarivierenlandschappen en stedelijke landschappen. De beleidskeuze landschap is opgezet vanuit deze vier landschapsgroepen waarbinnen meerdere landschapstypen worden uitgelegd met de bijbehorende richtpunten er in opgenomen. De gebiedsprofielen vormen hiervoor de basis.

In het Gebiedsprofiel Goeree Overflakkee is het plangebied deels aangemerkt als Voorstraatnederzetting met de volgende ambities:

  • Er wordt uitgegaan van compacte dorpen. Dit betekent dat uitbreidingen zoveel mogelijk binnen bestaand bebouwd gebied worden gerealiseerd.
  • Er wordt ingezet op het behoud en de versterking van het historische centrum. Ontwikkelingen in het centrum bouwen voort op de karakteristieke structuur van het dorp (kerkring – Voorstraat – kaai) en houden rekening met de maat, schaal, beleefbaarheid en functie van het dorp. De haven en de Voorstraat zijn de belangrijkste concentratiepunten voor routes en attracties.
  • Bij ontwikkelingen buiten het historische centrum worden waardevolle patronen en elementen herkenbaar opgenomen in de structuur van het dorp.
  • Waar mogelijk wordt de relatie met het omliggende landschap opgezocht door nieuwe (zicht)relaties

De locatie van het parkeerterrein is aangemerkt als Aanwaspolder na 1830 met de volgende ambities:

  • Versterken van het contrast tussen de grote, open ringpolders en kleinere, sikkelvormige aanwaspolders door de kleinere maat en het wat meer besloten karakter van de aanwaspolders te versterken. Hiertoe kunnen bijvoorbeeld de polderwegen haaks op de dijken worden beplant.
  • Ruimte voor de landbouw als drager van het open polderlandschap.
  • Ruimte voor ontwikkelingen die een beperkte verdichting / schaalverkleining van het open polderlandschap betekenen en bij voorkeur een meervoudiger karakter hebben, zoals nieuwe landgoederen.

De ambities voor het Havenkanaal zijn:

  • Inzet op het behoud en ontwikkeling van de havenkanalen als belangrijke cultuurhistorische en recreatieve elementen.
  • De havenkanalen bevaarbaar houden en waar mogelijk afgesloten havenkanalen weer bevaarbaar maken.
  • De havenkanalen cultuurhistorisch helder houden en maken, bijvoorbeeld door in te zetten op de handhaving van de karakteristieke opbouw: compact dorp met binnenhaven – havenkanaal door de open polder – buitenwater.
  • De havenkanalen en directe omgeving ontsluiten voor wandelaars en fietsers.
  • De havenkanalen goed in de bebouwde kom verankeren. De haven en de Voorstraat zijn belangrijke concentratiepunten voor routes en attracties.
  • De openbare ruimte goed functionerend en aantrekkelijk inrichten.

In dit geval is sprake van herstructurering en kwaliteitsverbetering in een compacte kern, met aandacht voor de cultuurhistorische context van het gebied: grondgebonden woningen die aansluiten bij de historische kenmerken van de voormalige Spuikom (de bouw van zogeheten visserswoningen en pakhuiswoningen).Het parkeerterrein in de dorpsrand wordt landschappelijk ingepast. Het Havenkanaal wordt beter beleefbaar door de aanleg van de brug.

Artikel 6.10 Stedelijke ontwikkelingen

  • 1. Een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende eisen:
    • a. de toelichting van het bestemmingsplan gaat in op de toepassing van de ladder voor duurzame verstedelijking overeenkomstig artikel 3.1.6, tweede, derde en vierde lid van het Besluit ruimtelijke ordening;
    • b. Indien in de behoefte aan de stedelijke ontwikkeling niet binnen bestaand stads- en dorpsgebied kan worden voorzien en voor zover daarvoor een locatie groter dan 3 hectare nodig is, wordt gebruik gemaakt van grote buitenstedelijke bouwlocaties waarvan de plaats geometrisch is bepaald en verbeeld op kaart 19 in bijlage II en wordt rekening gehouden met de voor deze locaties opgenomen gegevens en criteria in bijlage X.
  • 2. Een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling met de functie wonen mogelijk maakt voorziet in voldoende sociale huurwoningen. Onder voldoende wordt in ieder geval verstaan wat hierover is vastgelegd in de geldende door Gedeputeerde Staten aanvaarde regionale woonvisie.
  • 3. Gedeputeerde staten kunnen bij de aanvaarding van een regionale visie aangeven in hoeverre de ladder voor duurzame verstedelijking op regionaal niveau geheel of gedeeltelijk is doorlopen. In de toelichting van het bestemmingsplan kan in dat geval worden verwezen naar de regionale visie bij de beschrijving van de behoefte aan een nieuwe stedelijke ontwikkeling, als bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening.
  • 4. Gedeputeerde staten kunnen een regionale visie voor wonen of bedrijventerreinen vaststellen. Een bestemmingsplan bevat geen bestemmingen die in strijd zijn met de door gedeputeerde staten vastgestelde regionale visie.

Toetsing artikel 6.10

Met betrekking tot de ladderonderbouwing voor de realisatie van nieuwe woningen wordt verwezen naar paragraaf 2.1.2. Voor het percentage sociale huurwoningen heeft de gemeente overleg gevoerd met de provincie. Dit is nader onderbouwd in paragraaf 2.1.2.

Artikel 6.10d Bereikbaarheid

Een bestemmingsplan voor een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling houdt rekening met de gevolgen van die ontwikkeling voor de bereikbaarheid.

Toetsing artikel 6.10d

Dit aspect is onderbouwd in paragraaf 4.12.

Artikel 6.10f Functiemenging

Een bestemmingsplan dat voorziet in een nieuwe stedelijke ontwikkeling met de functies wonen of bedrijven, houdt rekening met de mogelijkheden voor functiemenging.

Toetsing artikel 6.10f

In dit geval is er gelet op de grote woningbehoefte en de beperkte ruimte voor gekozen om alleen woningen mogelijk te maken.

Artikel 6.10h Kansen voor biodiversiteit

Een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, betrekt daarbij de mogelijkheden voor het bevorderen van de biologische diversiteit.

Toetsing artikel 6.10h

Op het aspect biodiversiteit is ingegaan in paragraaf 4.4.

Artikel 6.27a Risico’s van klimaatverandering

In een bestemmingsplan wordt rekening gehouden met de gevolgen van de risico’s van klimaatverandering ten minste voor zover het betreft de risico’s ten aanzien van:

  • a. wateroverlast door overvloedige neerslag;
  • b. overstroming;
  • c. hitte;
  • d. droogte;

alsmede de effecten van de bovengenoemde risico’s op het risico van bodemdaling.


Voor zover risico’s zich voordoen wordt rekening gehouden met het zo veel mogelijk voorkomen en beperken, via maatregelen of voorzieningen, dan wel het gericht aanvaarden van deze risico’s.

Toetsing artikel 6.27a

Op de waterhuishoudkundige situatie wordt nader ingegaan in paragraaf 4.8. De watercompensatie is al eerder gerealiseerd door verbreding van de watergang ten noorden van het nieuwe parkeerterrein. De nieuw gegraven watergang H02693 naar pomp Singelkade (Middelharnis) is opgenomen in de ‘Waterbank’ met een oppervlakte van 1.282 m2. Voor de aanleg van het parkeerterrein en het stukje groen dat bij het Spuiplein verdwijnt, is dit voldoende om de 10% van de toename van de verharding te compenseren. Overige maatregelen worden bij de vergunningaanvraag voor bouwen uitgewerkt.

2.3 Gemeentelijk beleid

2.3.1 Regionale Structuurvisie Goeree-Overflakkee (2010, herziening 2017))

De Regionale Structuurvisie Goeree-Overflakkee is door het (toenmalige) Intergemeentelijk Samenwerkingsverband Goeree-Overflakkee (ISGO) opgesteld en is daarna door de gemeenteraden van de diverse (toenmalige) gemeenten op het eiland, waaronder die van Goedereede, in december 2010 vastgesteld.

Centraal staat de ambitie om Goeree-Overflakkee te ontwikkelen tot een authentiek en vitaal belevingseiland in de Delta. De visie gaat uit van een globale visie voor de lange termijn en een precieze aanduiding van de dorpsgebieden op contourkaarten als ontwikkelingsgebied voor herstructurering, inbreiding en uitbreiding.

Binnen de structuurvisie bestaat de ontwikkelingssystematiek uit de volgende drie onderdelen:

  • a. Kernenprofilering voor gericht versterken van de sociaaleconomische vitaliteit (leefbaarheid en leefomgeving in de meeste brede zin van het woord).
  • b. Kansenkaart voor recreatie en toerisme, met vooral inspirerende en perspectiefvolle zones, locaties en thema's.
  • c. Landschapskwaliteitskaart met daarin waardevolle identiteitsbepalende elementen, structuren en gebieden.

De beschikbare woonwensenonderzoeken, demografische analyses, gevoerde gesprekken met gemeenten en woningmarktpartijen leiden tot het volgende globale beeld voor de kwalitatieve woningvraag vanuit de eilandbevolking.

  • De woningmarkt is (landelijk, maar zeker ook in deze regio) veranderd van een aanbodmarkt in een vragersmarkt.
  • De kritische woonconsument vraagt ruimte en wooncomfort in een rustige en veilige woonomgeving, liefst met een behoorlijk voorzieningenniveau in de nabijheid.
  • Twee belangrijke doelgroepen voor de huursector op het eiland zijn starters en senioren.
  • Starters zoeken in de huursector zowel eengezinswoningen (tussen-woningen) als appartementen.
  • Bij de senioren met verhuiswens scoren vooral nultredenwoningen erg hoog, waarbij naast appartementen vooral ook grondgebonden seniorenwoningen erg populair zijn.
  • In de koopsector is er per saldo een aanzienlijke behoefte aan voor starters betaalbare eengezinswoningen, en een (beperkte) markt voor appartementen voor verschillende leeftijdsklassen (o.a. senioren).
  • Voor veel starters betekent betaalbaarheid woningen van ruim beneden de € 200.000.
  • Verder is er een duidelijke markt voor huishoudens die willen doorstromen naar 2^1-kapwoningen en vrijstaande woningen.
  • Vanuit de eigen regio is er ook een (beperkte) markt voor bijzondere woonprojecten (vrijstaande bouw) op ruime kavels.
  • De binding aan de (kleine) kernen is niet sterk. Uitkomsten van woonwensenonderzoek geven potentiële vertrekoverschotten aan voor de kleinste kernen met weinig voorzieningen. Dat betekent dat voorzichtigheid geboden is met het woningaanbod in deze kernen.
  • De kern Middelharnis en de kernen op de kop van Goeree (met name Ouddorp) hebben een sterke woningmarktpositie, met daaropvolgend de "verzorgingskernen" Dirksland, Oude Tonge en Stellendam.

Toetsing

Het plan past binnen de visie en sluit aan op de vraag naar woningen in een verzorgingskern.

2.3.2 Woonvisie 2018-2024 (december 2017)

De gemeente Goeree-Overflakkee biedt aantrekkelijke woonmilieus in grote en kleine kernen; met een kenmerkende hoge ruimtelijke en sociale kwaliteit. De komende jaren verandert de bevolking van Goeree-Overflakkee echter naar omvang en samenstelling. Dit heeft een belangrijke betekenis voor het woon- en leefklimaat in de kernen. De gemeente Goeree-Overflakkee wil met haar woonbeleid deze demografische ontwikkelingen begeleiden.

Per woonkern wordt er gekeken naar de grootte van een kern, het type en groei van het aantal huishoudens. Op basis van deze uitgangspunten zijn er per kern verschillende typen ambities geformuleerd. Deze ambities zijn richtinggevend. De groei van de woningvoorraad is gebaseerd op de woningbehoefteraming en betreft dus een minimum voor de lokale behoefte. Bij een kwalitatief goede invulling is extra nieuwbouw haalbaar:

  • In de grote kernen met nog een groeiende bevolking en veel jonge huishoudens zal er voornamelijk worden geïnvesteerd en kunnen planmatige uitbreidingen plaatsvinden;
  • In de wat kleinere kernen zal er voornamelijk inzet worden op het behouden van de basisvoorzieningen en het versterken van de lokale woningmarkt;
  • In de kleine kernen met een oudere bevolking zal voornamelijk geïnvesteerd worden in het behouden en verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit.

Kwalitatief zet de gemeente in op realisatie van nieuwe kwaliteiten die nu nog niet of onvoldoende in de gemeente Goeree-Overflakkee aanwezig zijn:

  • Woningen voor kwetsbare groepen / sociale huur (levensloopgeschikt): indicatie programma 30%;
  • Sociale huurwoningen (zo veel mogelijk tot aftoppingsgrenzen, en verspreid over de kernen);
  • Woningen voor zorgbehoevende ouderen, zelfstandige eenheden voor GGZ-cliënten en verstandelijk gehandicapten;
  • Vrije sectorhuurappartementen senioren, vanaf 711 euro (levensloopgeschikt): indicatie programma 10%;
  • Woningen voor starters, koop tot 180.000 euro (met bijpassende kwaliteit / ruimte voor nieuwe initiatieven gericht op starters): indicatie programma 15%;
  • Woningen tussen 180.000 en 250.000 euro :vooral inzet op beschikbaarheid van deze woningen door doorstroming uit bestaande voorraad;
  • Ontwikkelingen in duurdere koopsegment, grondgebonden woningen vanaf 250.000 euro: indicatie programma 45%;
  • Woningen die een specifieke kwaliteiten toevoegen aan het eiland: Prioriteitsvolgorde van locaties is:
    • 1. Projecten waarin rotte plekken worden opgeruimd;
    • 2. Transformatielocaties;
    • 3. Uitbreidingslocaties.

Toetsing

Met dit project wordt ingezet op grondgebonden woningen op een herstructureringslocatie.

Inmiddels is een nieuw woningbehoefteonderzoek uitgevoerd (zie paragraaf 2.1.2) en wordt gewerkt aan een nieuwe woonvisie. Ook is in het coalitieakkoord 2022-2026 afgesproken dat er circa 2.000 woningen tot 2030 mogelijk worden gemaakt, bovenop de al in ontwikkeling zijnde woningprojecten (1.250 woningen).

2.3.3 Eilandvisie (2015)

Centraal in de visie staan behoud en versterking van de leefbaarheid en van de identiteit van het eiland, de eilandidentiteit. Nu al worden eigenheid, traditie en identiteit van het eiland succesvol gecombineerd met duurzaamheid, innovatie en het leggen van verbindingen. De Eilandvisie versterkt en concretiseert deze ontwikkelingen, waarbij wordt uitgegaan van de eigen kracht van het eiland. De focus ligt op de zelfvoorzienendheid van het eiland, waarbij de strategische ligging tussen Rotterdam en Antwerpen goed wordt benut.

Zes strategische kernthema's

Vanuit de visie zijn zes strategische kernthema's geformuleerd als de leidraad voor de toekomst:

  • 1. De eilanditeit, het behoud van de unieke identiteit van het eiland.
  • 2. De maatschappelijke balans, de versterking van de sociaaleconomische vitaliteit en het behoud van een voldoende zorg- en voorzieningenniveau.
  • 3. De kwaliteit, van leven en van groei.
  • 4. Duurzaamheid, Goeree-Overflakkee kan en wil het meest duurzame eiland worden.
  • 5. Innovatie, de vestigingsvoorwaarde voor bedrijven en onderwijs en dus als bron voor werkgelegenheid.
  • 6. Verbindingen, de versterking daarvan op het eiland en met de metropolen Rotterdam en Antwerpen, zowel sociaal, fysiek als digitaal.

Deze thema's hebben elk een toetsvraag. Deze kernthema's fungeren als zeef voor alle beleidsplannen, beleidsvoornemens en initiatieven, zodat toekomstige plannen altijd binnen de Eilandvisie vallen.

Toetsing

Het toevoegen van woningen naast het centrum van Middelharnis past binnen de eilandvisie.

Aan de Sommelsdijkse Havenkade wordt een nieuw parkeerterrein aangelegd dat via een wandelbrug een korte verbinding legt naar de horeca op het Vingerling. Ook het Spuiplein zelf blijft voor een groot deel voor parkeren beschikbaar. De doorgangen van het parkeerterrein naar winkelgebied D'n Diek worden opgeknapt.. Er is sprake van een positieve impact op het thema Economie.


De beoogde woningbouw voldoet aan de meest actuele normen van duurzaam bouwen. Daarnaast worden enkele bestaande oude opstallen gesloopt die niet meer voldoen aan de eisen van deze tijd. In het openbaar gebied komen laadpalen voor elektrische auto's en fietsen. Er is sprake van een positieve impact op het thema Duurzaamheid

2.3.4 Gebiedsvisie Middelharnis/Sommelsdijk

Door de gemeenteraad is op 10 februari 2022 de Gebiedsvisie Middelharnis/Sommelsdijk vastgesteld. In deze visie is een afbakening opgenomen in verband met parallelle dossiers. In de Gebiedsvisie Middelharnis/Sommelsdijk staat daarover vermeld dat de planvorming voor de ontwikkeling van het Spuiplein in een vergevorderd stadium is en daarom een uitgangspunt vormt voor de Gebiedsvisie Middelharnis/Sommelsdijk.

2.4 Conclusie

De herstructurering naar een nieuw woongebied naast het centrum van Middelharnis past binnen het geldende beleid.

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving

3.1 Huidige situatie

Het plangebied ligt in het dorp Middelharnis, gemeente Goeree-Overflakkee. Het plangebied kenmerkt zich door de centrale parkeervoorzieningen met omringende bebouwing, zie figuur 3.1. en 3.2. Het pand Nieuwdorp 50 betreft een woning. Aan de Visserstraat 63 staan 2 schuren. De westzijde van het plangebied, waar ontsloten wordt op de Sommelsdijkse Havendijk, is relatief open met aan weerszijden van de weg gras en lage bebouwing waaronder garageboxen. De zuidzijde van het plangebied bestaat uit de achterzijde van winkels en enkele doorsteken voor voetgangers naar de Westdijk. De oostzijde van het plangebied is sterk bebouwd met een variatie in detailhandel en woningen en loopt over richting het gebied rondom de haven. Hier wordt ook het plangebied ontsloten op de Vissersdijk en de Kaai. Aan de noordzijde van het plangebied bevinden zich voornamelijk woningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1924.MDHspuiplein-BP30_0010.png" Figuur 3.1 Luchtfoto van Spuiplein en omgeving (bron: Google earth 2020)

afbeelding "i_NL.IMRO.1924.MDHspuiplein-BP30_0011.jpg"

Figuur 3.2 Huidige situatie Spuiplein (bron: Google maps streetview 2022)

Het deel van het plangebied ten noorden van de Sommelsdijkse Havendijk is agrarische grond.

afbeelding "i_NL.IMRO.1924.MDHspuiplein-BP30_0012.png" Figuur 3.3 Huidige situatie noordelijk parkeerterrein (bron: Google earth 2020)

3.2 Toekomstige situatie

Het Spuiplein wordt opnieuw ingericht en binnen het plangebied worden 23 nieuwe grondgebonden woningen gerealiseerd, zie figuur 3.4. De nieuwe woningen hebben de uitstraling van visserswoningen en pakhuizen. De woningen op de kop wijken qua goot- en bouwhoogte af van de andere rijwoningen. Hierdoor krijgt het plangebied een kenmerkende entree. Zie figuur 3.5 voor een impressie. Overigens is een deel van de aanwezige parkeerplaatsen in het verleden "tijdelijk" aangelegd na amovering van oude opstallen in afwachting van een herontwikkeling van het Spuiplein.

Daarnaast wordt een pand aan de Visserstraat 63 omgevormd tot woning.

Het toekomstige profiel van het Spuiplein is weergegeven in figuur 3.6.

De aansluiting op de Sommelsdijkse Havendijk en de entree van het plangebied schuift iets op, waardoor in een rechte lijn het gebied kan worden betreden. De meest westelijke kade van de waterpartij wordt hiervoor ook aangepast.

Verder worden parkeerplaatsen verplaatst naar de agrarische gronden ten noorden van het water. Dit is deels nodig vanwege de herinrichting van het Spuiplein, maar dat parkeerterrein zal in de toekomst ook deels worden benut voor het parkeren bij de daar beoogde opvanglocatie. Deze opvanglocatie voorziet in zijn eigen parkeervoorzieningen, waardoor deze geen aanspraak maakt op parkeerplaatsen die bedoeld zijn voor de woningen en het centrum. Een inrichtingstekening van het parkeerterrein is opgenomen in figuur 3.7.

afbeelding "i_NL.IMRO.1924.MDHspuiplein-BP30_0013.png"

Figuur 3.4 Plattegrond van de toekomstige situatie op en rondom het Spuiplein

afbeelding "i_NL.IMRO.1924.MDHspuiplein-BP30_0014.png"

Figuur 3.5 Impressie van de beoogde bebouwing op het Spuiplein

afbeelding "i_NL.IMRO.1924.MDHspuiplein-BP30_0015.jpg"

Figuur 3.6 Beoogd profiel Spuiplein

afbeelding "i_NL.IMRO.1924.MDHspuiplein-BP30_0016.png"

Figuur 3.7 Inrichtingstekening noordelijk parkeerterrein (ingekleurd het deel ten behoeve van herinrichting Spuiplein)

Duurzaamheid

De gemeente hecht veel waarde aan duurzaamheid in zowel de technische als de sociaal-maatschappelijke aspecten van de locatie. Zowel de openbare ruimte als de bebouwing worden ontworpen met het oog op een lange levensduur en de mogelijkheid om flexibel mee te bewegen met de veranderende behoeften van de bewoners.

Een belangrijk aspect van duurzaamheid is het verminderen van de CO2-uitstoot en het streven naar een energiezuinige samenleving. De nieuwe woningen zullen gasloos zijn. Door gebruik te maken van duurzame energiebronnen zoals zonne-energie, windenergie en warmtepompen, kunnen de woningen op een efficiënte en milieuvriendelijke manier van energie worden voorzien. Bovendien wordt er bij de ontwikkeling van de woningen ook gebruik gemaakt van duurzame materialen. In plaats van het materiaal beton, wordt er gekozen voor gebakken klinkers. Gebakken klinkers hebben een lange levensduur, zijn recyclebaar en hebben een lagere CO2-voetafdruk in vergelijking met beton. Door te kiezen voor deze duurzame bestratingsoplossing wordt niet alleen het milieu minder belast, maar ontstaat er ook een esthetisch aantrekkelijke woonomgeving.

Daarnaast wordt het belang van duurzame mobiliteit en de transitie naar elektrisch vervoer erkend. Om deze reden zullen er in de nabijheid van de nieuwe woningen voldoende laadpalen voor elektrische auto's en oplaadpunten voor elektrische fietsen worden geïnstalleerd. Hierdoor worden bewoners gestimuleerd om gebruik te maken van duurzaam vervoer en dragen ze bij aan de vermindering van luchtverontreiniging en geluidsoverlast. Dit maakt de woonomgeving niet alleen duurzamer, maar ook aantrekkelijker voor milieubewuste burgers.

Hoofdstuk 4 Sectorale aspecten

4.1 Inleiding

Ten behoeve van de uitvoerbaarheid van het project is naar verschillende ruimtelijk relevante (onderzoeks)aspecten gekeken. In voorliggend hoofdstuk worden de resultaten hiervan beschreven.

4.2 Vormvrije mer-beoordeling

Toetsingskader

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:

  • de kenmerken van de projecten;
  • de plaats van de projecten;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.

Beoordeling

In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject m.e.r.-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer of een aaneengesloten gebied en 2.000 of meer woningen omvat. De beoogde ontwikkeling betreft de realisatie van 23 woningen en een parkeerterrein en blijft daarmee (ruim) onder de drempelwaarde. Dit betekent dat kan worden volstaan met een zogenaamde 'vormvrije m.e.r.-beoordeling'.

Er is een vormvrije m.e.r.-beoordeling opgesteld (zie bijlage 1). Op basis hiervan heeft het college op 11 oktober 2022 besloten dat het opstellen van een MER niet nodig is. In de vormvrije m.e.r.-beoordeling is nog uitgegaan van 23 woningen, 60 parkeerplaatsen op het Spuiplein, 19 parkeerplaatsen aan de Visserstraat en 112 parkeerplaatsen aan de Sommelsdijke haven. De ontwikkeling is licht gewijzigd, het enige verschil is dat er 2 parkeerplaatsen minder aan de Visserstraat zullen worden gerealiseerd. Deze komen erbij op het Spuiplein. Verder is nu ook een verkeersaantrekkende werking toeberekend aan de 11 parkeerplaatsen overcapaciteit aan de Sommelsdijkse Havendijk. De effecten zijn voornamelijk merkbaar bij de aspecten verkeer en stikstof. Uit de betreffende paragrafen blijkt dat er geen sprake is van significant negatieve effecten. Ook een deel van de overige onderzoeken en onderbouwingen zijn voorafgaand aan de vaststelling van het bestemmingsplan geactualiseerd dan wel aangevuld. Het betreffen de stikstofberekeningen (gebruiks- en aanlegfase), het akoestisch onderzoek, de quickscan Wnb Sommelsdijkse Havendijk, het aanvullende bodem- en wateronderzoek, de waterparagraaf en de paragraaf cultuurhistorie. De uitkomsten hiervan zijn zodanig dat nog steeds kan worden gesteld dat er als gevolg van het plan geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden (zo blijkt ook uit de volgende paragrafen). De conclusie dat geen MER nodig is blijft daarom van kracht.

4.3 Bedrijven en milieuhinder

Beleid en normstelling

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Om bij ontwikkelingen de belangenafweging tussen bedrijvigheid en woningen in voldoende mate mee te nemen, kan gebruik worden gemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden.

Beoordeling

Spuiplein

Het plangebied ligt ten noorden van het centrum van Middelharnis. In de omgeving van het plangebied zijn woningen en diverse kleinschalige voorzieningen aanwezig, waaronder een kapperszaak, verschillende kledingzaken, een tweedehandswinkel, speelgoedzaak, garageboxen en een opticien. Gelet op de diverse functies in de directe omgeving van het plangebied kan het gebied getypeerd worden als 'gemengd gebied' waardoor met 1 afstandsstap kan worden afgeweken van de richtafstanden van de VNG-publicatie.

Ten zuiden van de beoogde woningbouw zijn detailhandelsbedrijven of dienstverlenende bedrijven gelegen. De afstand van het plangebied tot deze functies is circa 10 meter. Detailhandelsbedrijven of dienstverlenende bedrijven zijn ingedeeld in milieucategorie 1 en hebben een richtafstand van 0 meter in gemengd gebied. Binnen de ter plaatse geldende centrumbestemming is vestiging van bedrijven tot maximaal milieucategorie 2 toegestaan. De richtafstand voor categorie 2 bedrijven bedraagt 10 meter in gemengd gebied. Aan zowel de richtafstand ten opzichte van de huidige bedrijvigheid als ook aan de richtafstand behorende bij de maximaal planologisch toegestane milieucategorie wordt voldaan.

Ten westen van de beoogde woningen liggen gronden met de functieaanduiding garagebox. Deze functie valt volgens de VNG-brochure in milieucategorie 2 met een richtafstand van 10 meter in gemengd gebied. Hieraan wordt niet voldaan. De afstand uit de VNG-publicatie betreft een richtafstand. Van deze afstand mag gemotiveerd worden afgeweken. De categorie-indeling van opslaggebouwen is gebaseerd op grootschalige commerciële verhuur van opslagruimtes waarbij zeer veel verkeersbewegingen zijn te verwachten. Van dergelijke activiteiten is hier geen sprake. Gezien de kleinschalige aard en omvang van het opslaggebouw is de milieu-impact zeer beperkt en vergelijkbaar met bedrijven uit milieucategorie 1. De opslag leidt niet tot milieuhinder ter plaatse van de beoogde woningen. Evenmin ligt uitbreiding van de activiteiten voor de hand, aangezien er zonder wijziging van het vigerende bestemmingsplan geen mogelijkheid tot uitbreiding is. Binnen de ter plaatse geldende centrumbestemming is daarnaast reeds wonen op de verdiepingen van de gebouwen toegestaan. Dit betekent dat omliggende bedrijven in hun bedrijfsvoering al rekening moeten houden met woningen. De beoogde woningen leiden hiermee niet tot belemmeringen voor omliggende bedrijven.

Verder staat er ten westen van de beoogde woningen een transformatorhuisje. Dit valt volgens de VNG-brochure in milieucategorie 2 en heeft een richtafstand van 10 meter voor gevaar en 10 meter voor geluid in gemengd gebied. De afstand tussen de dichtstbijzijnde beoogde woongevel en het huisje is circa 6,7 meter. Er wordt niet voldaan aan de richtafstand. Het gaat echter om een klein transformatorhuisje met een beperkt vermogen dat bedoeld is om in een woonomgeving te staan. Er is een natuurlijke ventilatiekast op het dak aanwezig en er is geen relevante geluidemissie te verwachten. Van geluidhinder ter plaatse van de beoogde woningen zal daarom geen sprake zijn. Tevens zijn er momenteel al woningen op een korte afstand mogelijk.

Het bestaande parkeerterrein wordt heringericht, waarbij een deel van de parkeerplaatsen wordt verplaatst door de realisatie van 23 nieuwe woningen. Een parkeerterrein is ingedeeld in milieucategorie 2 en heeft een richtafstand van 10 meter in gemengd gebied. Het parkeerterrein is gelegen op circa 5 meter van de nieuwe woningen, waarmee niet aan de richtafstand wordt voldaan. Gezien de ligging in het gemengde centrumgebied waar wonen en werken plaatsvindt, is er in het gebied sprake van een verhoogde achtergrondwaarde voor geluid. Het parkeerterrein is passend bij het centrumgebied en zal net als in de bestaande situatie met name worden gebruikt door bewoners en bezoekers van het centrumgebied. Gezien de verhoogde achtergrondwaarde voor geluid in het gebied wordt de ligging van het parkeerterrein ten opzichte van de beoogde woningen acceptabel geacht.

De bevoorrading van de omliggende winkels vindt op grotere afstand plaats. Het laden en lossen gebeurt op circa 30 meter waardoor er aan de richtafstand wordt voldaan. Tevens zijn woningen boven de gebouwen van de winkels toegestaan waardoor deze momenteel al maatgevend zijn. Door de beoogde woningen zullen de bedrijven niet verder beperkt worden in hun bedrijfsvoering.

Noordelijk parkeerterrein

Er wordt een afstand van circa 24 meter (vanaf de woongevel tot het parkeerterrein) van het noordelijk parkeerterrein ten opzichte van omliggende woningen aangehouden. Een parkeerterrein is ingedeeld in milieucategorie 2 en heeft een richtafstand van 30 meter in en rustige woonwijk. Hieraan wordt niet voldaan. Het wegrijden van auto's maatgevend is voor het maximale geluidniveau. Op basis van vol gas (bronsterkte circa Lw = 95 dB(A)) wordt op een afstand van circa 24 meter nog voldaan aan de streefwaarde van 60 dB(A) in de avondperiode. Tevens bevindt zich op een afstand van circa 17 meter aan de noordzijde van de woonbestemming momenteel ook al een parkeerterrein. Hiermee wordt de afwijking van de richtafstand aanvaardbaar geacht.

Conclusie
Geconcludeerd wordt dat ter plaatse van de (nog te realiseren) woningen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en dat in de omgeving geen bedrijven aanwezig zijn die door de voorgenomen ontwikkeling in hun bedrijfsvoering worden beperkt. Er is voldoende afstand aanwezig tussen het noordelijk parkeerterrein en bestaande woningen. Het aspect bedrijven en milieuhinder vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

4.4 Ecologie

Beleid en normstelling

Wet natuurbescherming

Met de Wet natuurbescherming (Wnb) zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.

Gebiedsbescherming

De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden, te weten:

  • Natura 2000-gebieden;
  • Natuurnetwerk Nederland (NNN).

Natura 2000-gebieden 

De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).

Een bestemmingsplan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:

  • alternatieve oplossingen zijn niet voor handen;
  • het plan is nodig om dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, en
  • de nodige compenserende maatregelen worden getroffen om te waarborgen dat de algehele samenhang van het Natura 2000-netwerk bewaard blijft.

De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.

Soortenbescherming

In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:

  • soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;
  • soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn;
  • overige soorten.

De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.

Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. Verder kan bij provinciale verordening vrijstelling worden verleend van de verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden.

Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Wnb de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning of ontheffing ingevolge de wet zal kunnen worden verkregen.

Uitwerking Verordening uitvoering Wet natuurbescherming Zuid-Holland

In de provincie Zuid-Holland wordt vrijstelling verleend voor het weiden van vee en voor het op of in de bodem brengen van meststoffen. In het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden, daaronder begrepen het daarop volgende gebruik van het ingerichte of ontwikkelde gebied, bestendig beheer of onderhoud in de landbouw of bosbouw, bestendig beheer of onderhoud aan vaarwegen, watergangen, waterkeringen, waterstaatswerken, oevers, vliegvelden, wegen, spoorwegen of bermen, of natuurbeheer, of bestendig beheer of onderhoud van de landschappelijke kwaliteiten van een bepaald gebied worden vrijstellingen verleend ten aanzien van de soorten genoemd in bijlage 6 bij deze verordening. Het betreft aardmuis, bastaardkikker, bosmuis, bruine kikker, bunzing, dwergmuis, dwergspitsmuis, egel, gewone bosspitsmuis, gewone pad, haas, hermelijn, huisspitsmuis, kleine watersalamander, konijn, meerkikker, ree, rosse woelmuis, veldmuis, vos, wezel en woelrat.

Bomenlijst gemeente Goeree-Overflakkee

Een groot aantal bomen op Goeree-Overflakkee heeft een beschermde status en mogen op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening alleen met toestemming van de gemeente worden gekapt. De gemeente houdt een lijst bij van de bomen die niet zonder toestemming mogen worden verwijderd .

Beoordeling

Gebiedsbescherming

Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. De afstand tot het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied het Haringvliet is 1,7 km. Het dichtstbijzijnde stikstofgevoelige Natura 2000-gebied is Grevelingen en ligt op een afstand van circa 6,5 km. Het plangebied maakt geen deel uit van het natuurnetwerk Nederland (NNN), zie figuur 4.1.

Het plangebied ligt buiten beschermde natuurgebieden. Directe effecten zoals areaalverlies en versnippering kunnen hierdoor worden uitgesloten. Gezien de afstand tot natuurgebieden en de locatie van het plangebied (stedelijke omgeving) kunnen ook verstoring en verandering van de waterhuishouding en vermesting/verzuring worden uitgesloten.

Er zijn stikstofberekeningen uitgevoerd voor de realisatie- en gebruiksfase van de beoogde ontwikkeling. Als gevolg van de ontwikkeling ontstaat een verkeersgeneratie van 270,4 mvt/etmaal op een gemiddelde weekdag, dit is nader toegelicht in paragraaf 4.12. De stikstofberekeningen zijn verder toegelicht in de stikstofmemo, zie bijlage 3. Uit de berekening blijkt dat de stikstofdepositie nergens hoger is dan afgerond 0,00 mol/ha/jaar en er derhalve geen relevant effect is op stikstofgevoelige gebieden. De berekening voor de realisatiefase is te vinden in bijlage 4 en de berekening voor de gebruiksfase in bijlage 5. Op basis hiervan kan worden geconcludeerd dat het plan niet leidt tot significante negatieve effecten op Natura 2000-gebieden. Er is geen vergunning op grond van de Wnb vereist.

afbeelding "i_NL.IMRO.1924.MDHspuiplein-BP30_0017.png" Figuur 4.1 Uitsnede kaart beschermde gebieden (groen) en plangebied (roze cirkels)

Soortenbescherming

Spuiplein

Er is een quickscan beschermde planten- en diersoorten uitgevoerd, zie bijlage 6. Uit dit onderzoek blijkt dat in verband met de aanwezigheid van algemene broedvogels het noodzakelijk is om groen te rooien en gebouwen te slopen buiten het broedseizoen of op een manier te werken dat de vogels niet tot broeden komen (vogelverschrikkers gebruiken). Op deze manier kan worden voorkomen dat verbodsbepalingen van de Wnb worden overtreden. Er zijn daarnaast mogelijk algemene nationaal beschermde zoogdieren en amfibieën aanwezig. Voor deze algemene soorten bestaat een algemene vrijstelling in provincie Zuid-Holland.

Naar aanleiding van de quickscan is een gerichte veldinventarisatie uitgevoerd, zie bijlage 8. De resultaten hiervan zijn als volgt.

Gierzwaluwen en huismussen

Binnen het plangebied zijn geen nestlocaties van de gierzwaluw en de huismus aangetroffen. In de directe omgeving zijn verschillende nestlocaties van de gierzwaluw en de huismus vastgesteld. De nestlocaties bevinden zich buiten de invloedssfeer van de geplande werkzaamheden.

Vleermuizen

In het plangebied is één zomerverblijfplaats die tevens fungeert als paarverblijfplaats van de gewone dwergvleermuis vastgesteld. In het plangebied zijn geen winterverblijfplaatsen van vleermuizen vastgesteld. In de directe omgeving zijn twee baltsterritoria van de gewone dwergvleermuis en vier paarverblijfplaatsen van de ruige dwergvleermuis vastgesteld. In het projectgebied zijn geen vaste vliegroutes vastgesteld. Het projectgebied wordt gebruikt als foerageergebied van de gewone dwergvleermuis en de ruige dwergvleermuis. Het foerageergebied is niet essentieel voor de staat van instandhouding van de lokale vleermuispopulaties.

Vanwege een aanwezigheid van een zomer-/paarverblijfplaats van de gewone dwergvleermuis in het plangebied is een ontheffing van de Wnb aangevraagd voor verbodsbepalingen uit artikel 3.5 Wnb. Deze ontheffing is inmiddels verleend (zie bijlage 17). Aan de ontheffing zijn voorwaarden verbonden.

Noordelijk parkeerterrein

Er is een quickscan Wet natuurbescherming uitgevoerd, zie bijlage 7. Uit deze quickscan is gebleken dat het plangebied geen potentieel leefgebied vormt voor beschermde soorten. Daarom is verder ecologisch onderzoek niet noodzakelijk.

Biodiversiteit

In de Quickscan Wet natuurbescherming in bijlage 7 staan in bijlage II aanbevelingen ter bevordering van de biodiversiteit. Niet alleen voor vleermuizen maar ook voor enkele andere diersoorten is gezocht naar het treffen van extra natuur-inclusieve maatregelen. Gedacht wordt aan:

  • het aanbrengen van vogelnestkasten voor verschillende vogels (bijv. voor huismus) bij de nieuwe woningen;
  • het inzaaien van een bloemen/kruidenmengsel langs een deel van de Sommelsdijkse Havendijk ten behoeve van insecten;
  • het aanbrengen van kunstnesten voor de boerenzwaluw onder de aan te leggen brug voor langzaam verkeer.

Conclusie

Significante negatieve effecten op beschermde gebieden kunnen worden uitgesloten. Om algemene broedvogels in het gebied niet te verstoren, worden werkzaamheden buiten de broedperiode uitgevoerd. Voor de gewone dwergvleermuis die zich bevindt op het Spuiplein is een ontheffing aangevraagd en verleend. De benodigde mitigerende en compenserende maatregelen zullen worden opgevolgd. De Wet natuurbescherming staat daarmee niet in de weg aan de realisatie van het plan.

4.5 Externe veiligheid

Beleid en normstelling

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.

Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Beoordeling

Uit de professionele risicokaart blijkt dat er binnen het plangebied geen risicovolle inrichtingen aanwezig zijn, zie figuur 4.2. Op een afstand van circa 750 meter ten noordoosten van het plangebied ligt een risicovolle inrichting met een bovengrondse propaantank. De PR 10-6-contour van de inrichting ligt op 20 meter vanaf de tank. Er is geen invloedsgebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.1924.MDHspuiplein-BP30_0018.png" Figuur 4.2 Uitsnede van de risicokaart en het plangebied (roze cirkels)

Op circa 1,5 kilometer van het plangebied vindt transport van gevaarlijke stoffen (aardgas) plaats via buisleidingen. Het plangebied is niet gelegen binnen de PR 10-6-contour of het invloedsgebied van het groepsrisico van de buisleidingen.

Conclusie

Gezien de grote afstanden van het plangebied tot de risicovolle inrichting en buisleidingen, vormt het aspect externe veiligheid geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

4.6 Luchtkwaliteit

Beleid en normstelling

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het beleid en normstelling voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.1 weergegeven.

Tabel 4.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm

stof   toetsing van   grenswaarde  
stikstofdioxide (NO2)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
fijn stof (PM10)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
  24-uurgemiddelde concentratie   max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/m³  
fijn stof (PM2,5)   jaargemiddelde concentratie   25 µg/m³  

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.

Besluit niet in betekenende mate

In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • een project heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 ( = 1,2 µg/m³);
  • een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen, kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m² bij één ontsluitingsweg en 200.000 m² bij twee ontsluitingswegen.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk project uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.

Beoordeling

Ter plaatse van het plangebied worden maximaal 23 woningen gerealiseerd. Een dergelijke ontwikkeling valt onder het Besluit niet in betekenende mate onder de categorie woningbouw tot 1.500 woningen aan één ontsluitingsweg. Dit betekent dat de ontwikkeling niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit ter plaatse, en dat nader onderzoek niet noodzakelijk is.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het projectgebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van het Centraal Instrument Monitoring Luchtkwaliteit (CIMLK) 2022 die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. De dichtstbijzijnde maatgevende weg betreft de N215. Uit het CIMLK blijkt dat in 2020 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof langs deze weg ruimschoots onder de grenswaarden lagen. Hierdoor is er ter plaatse van het plangebied sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling. Ter plaatse van het plangebied is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en de ontwikkeling draagt niet in betekenende mate bij aan de luchtkwaliteit ter plaatse.

4.7 Bodem

Beleid en normstelling

Op grond van het Bro dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het gebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Voor een nieuw geval van bodemverontreiniging geldt, in tegenstelling tot oude gevallen (voor 1987), dat niet functiegericht maar in beginsel volledig moet worden gesaneerd. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur te worden gerealiseerd op bodem die geschikt is voor het beoogde gebruik.

Beoordeling

Verkennend bodemonderzoek

In de periode mei-juni 2018 heeft een verkennend bodemonderzoek plaatsgevonden op de locatie Spuiplein en omgeving, zie ook bijlage 9.

Er zijn diverse verontreinigingen aangetroffen. Tijdens het veldwerk zijn ter plaatse van een aantal boringen in een deel van het opgeboorde materiaal zintuigelijk ook asbestverdacht materialen aangetroffen.

Asfalt- en funderingsonderzoek

In de periode mei-juni 2018 heeft een asfalt- en funderingsonderzoek plaatsgevonden ter plaatse van het wegdek van de Spui en het wegdek van de Visserstraat te Middelharnis, zie bijlage 10.

In de periode maart 2023 heeft een aanvullend bodem- en asbestonderzoek plaatsgevonden, zie bijlage 11. Hieruit kwam volgende naar voren. Het project wordt geconfronteerd met matige tot sterke verontreiniging in de voormalige spuikom, voornamelijk met lood, koper en PAK's. Om verdere stappen te ondernemen, is het essentieel om een saneringsplan op te stellen om de verontreiniging te verwijderen of te verminderen. Het is raadzaam om een specialist op het gebied van bodemsanering te raadplegen om de beste aanpak en benodigde maatregelen te bepalen. Daarnaast is het belangrijk om de vereiste vergunningen en richtlijnen te volgen bij het uitvoeren van de saneringswerkzaamheden.

De volgende aanbevelingen zijn gedaan:

  • Vereist wordt dat er saneringsmaatregelen worden genomen. Het is van belang om de onderzoeksresultaten en aanbevelingen te delen met het bevoegd gezag en in samenwerking met hen de benodigde stappen te bepalen. Door gezamenlijke inspanningen kan er een effectief saneringsplan worden opgesteld om een veilige omgeving te waarborgen.
  • Bij het parkeerterrein is een aanzienlijke verontreiniging met lood en andere stoffen aangetroffen, wat sanering noodzakelijk maakt. Daarnaast is er sprake van een aanwezige asbestverontreiniging, waarbij directe sanering vanwege het risico op blootstelling vereist is. Het bevoegd gezag zal conform de geldende richtlijnen de benodigde maatregelen en het tijdspad voor de sanering vaststellen.
  • Voor het noordelijke gedeelte van het parkeerterrein en de oostelijke rijbaan zijn geen specifieke saneringscondities van toepassing. Desondanks wordt geadviseerd om bij de herinrichting rekening te houden met de geconstateerde verontreiniging. Het aanleggen van een schone leeflaag op locaties waar toekomstige tuinen wordenI gepland, wordt aanbevolen.

Conclusie

Na grondig onderzoek is gebleken dat saneringsmaatregelen vereist zijn vanwege de aangetoonde bodem- en asbestverontreiniging. Samen met het bevoegd gezag is een saneringsplan opgesteld. Op basis daarvan een saneringsbeschikking van het bevoegd gezag verkregen. In de grondexploitatie is rekening gehouden met sanering.

4.8 Water

Beleid en normstelling

Waterbeheer en watertoets

De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijk planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het projectgebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Hollandse Delta, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer.

Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het projectgebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap en de gemeente nader wordt behandeld.

Europees:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW)

Nationaal:

  • Nationaal Waterplan (NW)
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW)
  • Waterwet

Provinciaal:

  • Provinciaal Waterplan
  • Omgevingsvisie
  • Omgevingsverordening

Waterschapsbeleid

In het Waterbeheerprogramma (WBP) (2022-2027) staan de doelen van het waterschap Hollandse Delta voor de taken waterveiligheid (dijken en duinen), voldoende water, schoon water en de waterketen (transport en zuivering van afvalwater). Ook wordt aangegeven welk beleid gevoerd wordt en wat het waterschap in de planperiode wil doen om de doelen te bereiken. De maatregelen voor de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) zijn onderdeel van het plan.

Uit het oogpunt van waterkwaliteit moet schoon hemelwater bij voorkeur worden afgekoppeld en direct worden geloosd op oppervlaktewater. Dit vermindert de vuiluitworp uit het gemengde rioolstelsel en verlaagt de belasting van de afvalwaterzuivering. De toename van verhard oppervlak leidt tot een zwaardere belasting van het oppervlaktewatersysteem en leidt met regelmaat tot wateroverlast stroomafwaarts. Om de zwaardere belasting van het oppervlaktewatersysteem onder normale omstandigheden tegen te gaan is het brengen van hemelwater vanaf verhard oppervlak op het oppervlaktewaterlichaam specifiek vergunningplicht gesteld. Bij een toename aan verharding van 500 m² of meer in stedelijk gebied of 1500 m2 of meer in landelijk gebied dient een vergunning aangevraagd te worden in het kader van de Keur. De versnelde afvoer als gevolg van de toename aan verharding moet volledig worden gecompenseerd door het aanbrengen van een gelijkwaardige vervangende voorziening (compensatieplicht), met een oppervlakte van 10% van de toename van verharding.

Gemeentelijk beleid

Het Programma Stedelijk Waterbeheer (PSW) is opgesteld door de gemeente Goeree-Overflakkee in samenwerking met het waterschap Hollandse Delta. Het PSW is de opvolger van het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) en geldt voor de periode 2021-2025.

De komende jaren ligt de focus op het vervangen van bestaande riolering en voorbereiding op

toekomstige ontwikkelingen, zoals klimaatverandering. Er is aanvullend budget opgenomen voor klimaatadaptieve maatregelen. Dit budget kan bijvoorbeeld worden ingezet om verhard oppervlak af te koppelen van de gemengde riolering of waterberging te creëren.

Net als in het GRP 2016-2020 zijn doelen opgenomen gebaseerd op de drie zorgplichten. Om de doelen te kunnen realiseren is beleid opgesteld. Hierbij is onderscheid gemaakt naar vier geformuleerde doelen:

  • Zorg voor inzameling en transport van stedelijk afvalwater;
  • Zorg voor inzameling en verwerking van hemelwater (dat een particulier niet redelijkerwijs zelf kan verwerken);
  • Zorg voor het in het openbaar gemeentelijk gebied treffen van maatregelen om structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken;
  • Bereid voor op een veranderend klimaat.

Beoordeling huidige situatie

Algemeen

Het plan houdt de realisatie van maximaal 23 woningen in. Daarnaast wordt het Spuiplein heringericht en worden parkeervoorzieningen aangelegd. De bodem in de omgeving van het plangebied bestaat uit lichte klein met een homogeen profiel. Hier is er sprake van grondwatertrap VI. Dat wil zegen dat de gemiddelde hoogste grondwaterstand varieert tussen 0,4 m beneden en 0,8 maaiveld ligt en dat de gemiddelde laagste grondwatertrap meer dan 1,2 m beneden maaiveld ligt. De gemiddelde hoogteligging van het terrein ligt rond de 2.00m+ NAP.

Waterkwantiteit

Ten zuiden van de Sommelsdijke Haven ligt een watergang die aangeduid wordt als 'sloot'. De watergang heeft een beschermingszone van 1 meter aan weerszijden. Aan de zuidzijde van het noordelijk parkeerterrein ligt een watergang, aangeduid als 'wegsloot'. Deze watergang heeft een beschermingszone van 4 meter aan weerszijden. Aan de noordoostzijde van het noordelijk parkeerterrein ligt een watergang, aangeduid als hoofdwaterloop. Deze heeft een beschermingszone van 5 meter aan weerszijden. Binnen deze zones gelden beperkingen voor bouwen en aanleggen om onderhoud aan de watergangen mogelijk te houden. Zie ook figuur 4.3.

afbeelding "i_NL.IMRO.1924.MDHspuiplein-BP30_0019.png"

Figuur 4.3 Uitsnede legger Oppervlaktewateren van Waterschap Hollandse Delta

Veiligheid en waterkeringen

Het plangebied is niet gelegen binnen een primaire of regionale waterkering. Het plangebied is wel gelegen binnen beschermingszones hiervan. Hier worden echter geen nieuwe gebouwen of bouwwerken voorzien.

Afvalwater en riolering

Momenteel is het plangebied al bebouwd. De nieuwbouw woningen worden aangesloten op het nieuw aan te leggen rioleringsstelsel.

Toekomstige situatie

Algemeen

Ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan vindt een toename plaats van maximaal 23 woningen. Daarnaast wordt een parkeerterrein met 112 parkeerplaatsen aangelegd. Hiernaast wordt tussen het noordelijk parkeerterrein en het centrum een voetgangersbrug over het water gerealiseerd.

Waterkwantiteit

Toename in verharding dient gecompenseerd te worden. Bij een toename aan verhard oppervlak van meer dan 500 m2 in stedelijk dient volgens het beleid van waterschap Hollandse Delta 10% van de toename aan functioneel open water gerealiseerd worden.

Het perceel ten westen van de Visserstraat is momenteel onverhard. In de beoogde situatie zal een deel van dit perceel worden verhard. Bovendien zal de aanleg van het noordelijk parkeerterrein leiden tot een verdere toename van verhard oppervlak. Daarnaast wordt een klein deel van een watergang gedempt vanwege verbreding van de toegang tot het Spuiplein, zie figuur 4.4. De bestaande afsluiter en diameter van de duikerverbinding blijven in stand, ook bij het verlengen of vernieuwen van de duikerverbinding.

afbeelding "i_NL.IMRO.1924.MDHspuiplein-BP30_0020.png"

Figuur 4.4 Te dempen stuk watergang ten behoeve van de toegang tot het Spuiplein

De relevante oppervlaktes zijn:

  • 3.850 m2 nieuw parkeerterrein. De compensatie-opgave hiervan bedraagt 385 m2;
  • 1.500 m2 groen dat wordt verhard. De compensatie-opgave hiervan bedraagt 150 m2;
  • 190 m2 demping watergang. De compensatie-opgave hiervan bedraagt 190 m2.

De totale compensatie-opgave bedraagt hiermee 725 m2. Er is sprake van 'overcompensatie' van 1.282 m2 aan water dat is gegraven bij een vorig project. Dit is ruim voldoende voor de benodigde watercompensatie vanwege het onderhavige bestemmingsplan.

Afvalwaterketen en riolering

Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:

  • hemelwater vasthouden voor benutting,
  • (in-) filtratie van afstromend hemelwater,
  • afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater,
  • afstromend hemelwater afvoeren naar RWZI.

Er wordt een gescheiden rioolstelsel gerealiseerd waarbij hemelwater (HWA) wordt afgekoppeld van het afvalwater (DWA). Het nieuwe rioolstelsel voldoet hiermee aan de huidige parameters met betrekking tot de capaciteit en afvoer van hemelwater tijdens hevige regenbuien. Voor de parkeerplaats aan de Sommelsdijke Havendijk is er geen sprake van afvalwater, hier gaat het alleen om een HWA-riolering. Er zal daarnaast worden voldaan aan het gemeentelijk rioleringsplan van de gemeente Goeree-Overflakkee (2015).

Watersysteemkwaliteit en ecologie

Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.

Veiligheid en waterkeringen

De ontwikkeling heeft geen invloed op de waterveiligheid in de omgeving.

Waterbeheer

Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de "Keur". Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het waterschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de "Keur". Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.

Vanwege het dempen van een deel van de bestaande watergang en benodigde compensatie vanwege toename van verharding is een vergunning op basis van de Keur noodzakelijk. Datzelfde geldt voor de aanleg van de brug.

Het waterschap wordt betrokken bij de verdere uitwerking van de brug over watergang T44567.

Conclusie

De ontwikkeling heeft een compensatieopgave van 725 m2. Er is voldoende overcompensatie aanwezig voor de benodigde watercompensatie. Voor zowel de toename van verharding en het dempen van de bestaande watergang zal een watervergunning worden aangevraagd. De ontwikkeling heeft verder geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.

4.9 Kabels en leidingen

Beleid en normstelling

Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden. Planologisch relevante leidingen zijn leidingen waarin de navolgende producten worden vervoerd:

  • gas, olie, olieproducten, chemische producten, vaste stoffen/goederen;
  • aardgas met een diameter groter of gelijk aan 18 inch;
  • defensiebrandstoffen;
  • warmte en afvalwater, ruwwater of halffabricaat voor de drink- en industriewatervoorziening met een diameter groter of gelijk aan 18 inch.

Beoordeling en conclusie

Binnen het plangebied zijn geen relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig. In de directe omgeving (ten oosten van het noordelijk parkeerterrein) ligt een rioolleiding. Deze heeft echter geen invloed op het plangebied. Het aspect kabels en leidingen staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

4.10 Archeologie

Beleid en normstelling

Erfgoedwet

Sinds 1 juli 2016 is de Wet op de archeologische monumentenzorg vervangen door de Erfgoedwet. De uitgangspunten uit het 'Verdrag van Malta' blijven in de Erfgoedwet de basis van de Nederlandse omgang met archeologie. De Erfgoedwet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient door de initiatiefnemer voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het belangrijkste doel is de bescherming van het archeologische in de bodem (in situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Er wordt uitgegaan van het basisprincipe de 'verstoorder' betaalt voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort.

Besluit ruimtelijke ordening

Op basis van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient in de toelichting van elk plan een beschrijving te worden gegeven van de aanwezige cultuurhistorische en archeologische waarden van het projectgebied.

Gemeentelijk beleid
Conform de Erfgoedwet is iedere gemeente verplicht om zorg te dragen voor het in of op haar grondgebied gelegen archeologische en cultuurhistorische erfgoed.

Beoordeling

Op basis van de gemeentelijke beleidskaart archeologie is sprake van archeologische verwachtingswaarde 3, zie figuur 4.4. Dit houdt in dat een werkzaamheden met een oppervlakte groter dan 100 m2 en dieper dan 30 cm, niet zonder meer mogen plaatsvinden zonder archeologisch onderzoek uitgevoerd te hebben.

In de huidige situatie is het plangebied grotendeels onbebouwd. Voor de beoogde ontwikkeling dient dus archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1924.MDHspuiplein-BP30_0021.png" Figuur 4.4 Uitsnede gemeentelijke beleidskaart archeologie en plangebied (roze cirkels)

In oktober 2018 heeft Econsultancy een verkennend archeologisch onderzoek uitgevoerd, zie bijlage 12. Uit het vooronderzoek kan worden geconcludeerd dat binnen het plangebied archeologische waarden uit de Late Middeleeuwen (na 1465) en de Nieuwe tijd worden verwacht. Deze resten, onder andere in de vorm van ophooglagen en funderingsresten, worden vanaf het maaiveld verwacht en worden daarom bedreigd door de voorgenomen ontwikkelingen.

Econsultancy adviseert daarom om bij de bestemmingsplanwijziging de bestaande dubbelbestemmingen te handhaven. Bij toekomstige vergunningplichtige bodemingrepen zal eerst verder onderzoek nodig zijn om de archeologische waarde van het gebied vast te stellen. Dit onderzoek kan, omdat er ook funderingsresten worden verwacht, het best worden uitgevoerd in de vorm van een inventariserend veldonderzoek, karterende/waarderende fase, door middel van proefsleuven.

In november 2018 heeft Hazenberg Archeologie het door Econsultancy uitgevoerde verkennend archeologisch onderzoek beoordeeld, zie bijlage 13. In deze beoordeling stond het advies de archeologische dubbelbestemming van de gronden in het plangebied af te halen.

Conclusie

De gemeente Goeree-Overflakkee heeft beide rapportages beoordeeld. De gemeente heeft een afweging gemaakt en in dit opzicht de mogelijke archeologische verwachting ondergeschikt geacht ten opzichte van het belang om het Spuiplein te herontwikkelen. Op basis hiervan heeft het college een selectiebesluit genomen, inhoudende dat het plangebied wordt vrijgegeven. De archeologische dubbelbestemming wordt daarom niet meer opgenomen in het bestemmingsplan, met uitzondering van de locatie ter plaatse van de nieuwe voetgangersbrug.

4.11 Cultuurhistorie

Beleid en normstelling

Erfgoedwet

Sinds 1 juli 2016 is er één integrale wet die betrekking heeft op onze museale objecten, musea, monumenten en archeologie op het land en onder water. Samen met de nieuwe Omgevingswet maakt de Erfgoedwet een integrale bescherming van ons cultureel erfgoed mogelijk. De Erfgoedwet bundelt wet- en regelgeving voor behoud en beheer van het cultureel erfgoed in Nederland. Bovendien zijn aan de Erfgoedwet een aantal nieuwe bepalingen toegevoegd. Het beschermingsniveau zoals die in de oude wetten en regelingen golden, blijven gehandhaafd.

Beleidsplan Erfgoed en cultuur 2016-2020

De gemeente Goeree-Overflakkee hecht aan haar erfgoed en archeologie en aan een rijk geschakeerd cultureel aanbod. Wij vinden het belangrijk om te onderstrepen dat cultuur een unieke intrinsieke waarde in zich heeft. Cultuur geeft plezier, biedt ethische inzichten, verschaft esthetisch genoegen en draagt bij aan de persoonlijke ontwikkeling van mensen. Het cultureel erfgoed bestaat uit het materieel en het immaterieel erfgoed en onderstreept de eilandelijke identiteit. De ambitie is om hier proactief inhoud aan te geven.

Beoordeling

Beschermd dorpsgezicht

De dorpen Middelharnis en Sommelsdijk zijn in mei 2000 door de toenmalige ministers van VROM en WZC definitief aangewezen als beschermd dorpsgezicht. Deze eeuwenoude kernen kennen gave exemplaren van (kerk)ring-(voor)straat-dorpen. De historisch-ruimtelijke structuur (het historische patroon van straten, dijken, waterlopen en open ruimten) in samenhang met de schaal van de bebouwing van belang.

In het grootste deel van het te beschermen gebied is het historische karakter in veel hogere mate bewaard gebleven. Hier zijn ook de profilering en inrichting van de openbare ruimte, de verkavelings- en bebouwingsstructuur en veelal tevens de vormgeving van de bebouwing van betekenis. Kenmerkend voor de ruimtelijke opbouw is de aaneengesloten wijze van bouwen in vrij strakke rooilijnen direct aan de straat, waarbij tuinen en erven duidelijk worden gescheiden van de openbare ruimte.

Historisch Haringvliet

Daarnaast ligt het plangebied binnen het Historisch Haringvliet. Binnen de erfgoedlijnen van het Haringvliet zijn regels en richtlijnen van kracht, zoals het behoud van historische waarden, het gebruik van passende architectuur, samenwerking met erfgoedorganisaties en het toepassen van duurzaamheidsprincipes. Deze vereisten waarborgen het behoud van het erfgoed, zorgen voor visuele harmonie en bevorderen duurzame ontwikkeling.

Beoogde ontwikkeling

Er wordt rekening gehouden met de historische spuikom. Dit komt onder andere terug in de bestrating van de ontwikkeling. De vorm van de spuikom wordt tevens teruggebracht naar de oorspronkelijke vorm. Als herinnering aan het karakteristieke keerwandje komt er in het Spuiplein een geïntegreerde kademuur. De nieuwe woningen hebben de uitstraling van visserswoningen en pakhuizen, die ook van oudsher voorkomen nabij het plangebied.

Daarnaast blijft het karakteristieke pand aan de Visserstraat 63 gehandhaafd, met de mogelijkheid de bestaande schuur om te vormen naar een woning. Het pand NIeuwdorp 50 wordt gesloopt. Behoud van deze woning is, gelet op de slechte staat van de woning en de slechts beperkt aanwezige waarden, niet haalbaar.

Dorp, Stad en Land kan instemmen met de plannen, zo blijkt uit het advies van 25 april 2023 (zie bijlage 14).

Conclusie

Met het voorliggende plan is rekening gehouden met de identiteit van de kern Middelharnis en de karakteristieke waarden.

4.12 Mobiliteit

Beleid en normstelling

Op het gebied van verkeer en vervoer bestaat geen specifieke wetgeving die relevant is voor de voorgenomen activiteit. Wel dient in het kader van het ruimtelijk plan dat de activiteit mogelijk maakt, te worden onderbouwd dat het geheel voldoet aan een goede ruimtelijke ordening. Dit houdt onder meer in dat er voldoende parkeergelegenheid aanwezig dient te zijn en de eventuele verkeerstoename niet leidt tot knelpunten in de verkeersafwikkeling.

Voor de beoogde ontwikkeling wordt de parkeerbehoefte en de verkeersgeneratie berekend op basis van kencijfers uit CROW publicatie 381 (Toekomstbestendig parkeren). Het kencijfer wordt bepaald aan de hand van de stedelijkheid (adressendichtheid). De gemeente heeft een weinig stedelijk karakter. Het plangebied ligt in de schil van het centrum. Binnen de bandbreedte van het kencijfer wordt het gemiddelde gehanteerd op basis van het gemiddelde autobezit van de gemeente ten opzichte van het landelijk gemiddelde.

Beoordeling

Ontsluiting

Het Spuiplein sluit in oostelijke richting aan op de Vissersdijk en de Kaai. Via de Kaai wordt onder meer het centrum bereikt. In westelijke richting wordt vanuit het Spuiplein ontsloten op de Sommelsdijkse Havendijk en het Gedempt Kanaal. Het Gedempt Kanaal heeft een verbinding met de Langeweg, die een belangrijke ontsluitende functie heeft van Middelharnis. Op het Gedempt Kanaal geldt een verplichte rijrichting voor vrachtverkeer. Het overige verkeer kan de weg in beide richtingen gebruiken.

De dichtstbijzijnde bushalte is gelegen op circa 5 à 10 minuten loopafstand van het plangebied. Hier halteren bussen tussen Rotterdam Zuidplein, Ooltgensplaat en in de richting van Ouddorp.

Het gebied wordt ontsloten door voornamelijk erftoegangswegen in de 30 km-zone. Fietsers maken hier gebruik van dezelfde rijbaan als het gemotoriseerd verkeer. Voor voetgangers zijn trottoirs voorzien langs de rijbanen.

Parkeren

In de huidige situatie heeft het Spuiplein een parkeeraanbod van 138 parkeerplaatsen. In de bestaande situatie wordt de parkeergelegenheid binnen het plangebied al ingezet ten behoeve van het centrumgebied van Middelharnis. Uit een parkeerdrukonderzoek dat in juni 2022 is uitgevoerd binnen Middelharnis blijkt dat rondom het centrumgebied voldoende parkeergelegenheid aanwezig is op een aanvaardbare loopafstand van de (winkel)voorzieningen.

Het terrein wordt heringericht, waarbij een deel van de parkeerplaatsen wordt verplaatst door de realisatie van 23 nieuwe woningen. Deze woningen hebben ook een parkeerbehoefte, die is opgenomen in tabel 4.1.

Tabel 4.1 Parkeerbehoefte 23 woningen

Functies   CROW-benaming   Kencijfer   Parkeerbehoefte  
23 rijwoningen   koop, tussen/hoek   1,8 per woning   41,4 pp  

Op het Spuiplein zijn 64 parkeerplaatsen voorzien, inclusief 2 mindervalide parkeerplaatsen. Verder zijn aan de Visserstraat en het Nieuwepad in totaal 14 parkeerplaatsen beschikbaar en op de nieuwe parkeerplaats aan de Sommelsdijkse Havendijk 112 parkeerplaatsen. Daarnaast worden 2 garageboxen aan het Spuiplein beschikbaar gesteld voor de verkoop aan de nieuwe bewoners. Conform CROW publicatie 381 is een garagebox gelijk aan 0,5 reguliere parkeerplaatsen, waarmee de 2 garageboxen gelijk staan aan 1 aanvullende parkeerplaats. Dit betekent dat de parkeercapaciteit in toekomstige situatie 191 parkeerplaatsen bedraagt.

Ten opzichte van de bestaande situatie is er een toename van (191 - 138 =) 53 parkeerplaatsen. Zelfs na planbijdrage (42 parkeerplaatsen) is er nog sprake van een minimale restcapaciteit van 11 parkeerplaatsen. Hieruit wordt geconcludeerd dat er voldoende restcapaciteit aanwezig is.

Volgens CROW-publicatie 381 is een acceptabele loopafstand tot de functie wonen 100 meter en tot de functie winkelen 200 tot 600 meter. Het nieuw te realiseren parkeerterrein ten noorden van de watergang ligt op circa 200 tot 400 meter gelegen van het Spuiplein en de winkelstraat ten zuiden. Om de bereikbaarheid van het nieuwe parkeerterrein te vergroten, wordt een nieuwe voetgangersbrug gerealiseerd. Deze brug komt in het verlengde van het Nieuwepad.

Er worden extra fietsparkeerplaatsen gerealiseerd, dit is met name gewenst op de hoek van het Spuiplein en de Kaai en Vingerling en de Kaai.

Verkeersgeneratie

Als gevolg van de ontwikkeling van 23 woningen zal er sprake zijn van een verkeerstoename. Naast de beoogde woningen geldt ook dat de restcapaciteit van 11 parkeerplaatsen een verkeersaantrekkende werking heeft. Deze parkeerplaatsen worden namelijk ingezet voor de opvang van de parkeerbehoefte van het centrumgebied van Middelharnis. Voor het berekenen van de verkeersgeneratie per parkeerplaats wordt gebruik gemaakt van de kencijfers voor 'binnenstad of hoofdwinkel(stads)centrum 20.000-30.000 inwoners'. Voor deze functie hanteert het CROW een parkeerkencijfer van 3,6 parkeerplaatsen per 100 m2 bvo en een verkeerskencijfer van 32,8 voertuigbewegingen per 100 m² bvo. Dit resulteert in een verkeersgeneratie van (32,8/3,6=) 9,1 voertuigbewegingen per parkeerplaats.

Op basis van de CROW-kencijfers is de verkeersgeneratie gedurende een gemiddelde weekdag berekend. Voor het beoordelen van de verkeersafwikkeling is echter de werkdagintensiteit maatgevend. Conform CROW-publicatie 381 wordt voor het omrekenen van weekdag naar werkdag een omrekenfactor van 1,11 toegepast voor woonfuncties en 1,1 voor detailhandel. Aan de hand van kencijfers van het CROW is in tabel 4.2 de verkeersgeneratie opgenomen.

Tabel 4.2 Verkeersgeneratie

Functies   CROW-benaming   Kencijfer   Verkeers-
generatie (mvt/weekdag)  
Verkeers-
generatie (mvt/werkdag)  
23 woningen   Koop, tussen/hoek   7,4 mvt/etmaal   170,2   188,9  
11 parkeerplaatsen   Binnenstad of hoofdwinkel(stads)centrum 20.000-30.000 inwoners   9,1 per parkeerplaats   100,2   110  
Totaal       270   299  

De beoogde woningen leiden tot een verkeerstoename van 299 mvt/etmaal (gemiddelde werkdag).

Verkeersafwikkeling en verkeersveiligheid

Voor beoordeling van de verkeersafwikkeling is de verkeersgeneratie tijdens het maatgevende uur van belang. Als vuistregel geldt dat de verkeersomvang tijdens het maatgegevens uur circa 10% van de etmaalwaarde bedraagt. In dit geval gaat het in het drukste uur op werkdagen dan om (299 *10%) om 30 voertuigen.

Voor het bepalen van de toedeling van het gegenereerde verkeer is gebruik gemaakt van de navigatietool van Google Maps. De beoogde ontwikkeling is onderverdeeld in twee gebieden, het Spuiplein en het parkeerterrein aan de Sommeldijkse Havendijk. Voor het bepalen van de verdeling van de verkeersgeneratie tussen de twee gebieden is gekeken naar de ligging van de functies binnen het plangebied. De beoogde woningen worden gerealiseerd op het Spuiplein, wat betekent dat de daarbij behorende verkeersgeneratie vanaf het Spuiplein wordt afgewikkeld. Het parkeerterrein op de Sommeldijkse Havendijk dient ter compensatie van de te vervallen parkeergelegenheid op het Spuiplein. Aangehouden wordt dat de aanvullende parkeercapaciteit 11 parkeerplaatsen op dit parkeerterrein beschikbaar is. De daarbij behorende verkeersgeneratie wordt dan ook vanaf dit terrein afgewikkeld. Van de totale verkeersgeneratie van de beoogde ontwikkeling (25 mvt/uur) wordt dus 19 mvt/uur (circa 63%) afgewikkeld vanaf het Spuiplein en 11 mvt/uur (circa 37%) vanaf de Sommeldijkse Havendijk.

63% (19 mvt/uur) van het gegenereerde verkeer is afkomstig van het Spuiplein. Vanaf het Spuiplein wordt 38% (11 mvt/uur) ontsloten in westelijke richting, om vervolgens verder over het gedempt Kanaal te worden ontsloten richting het westen. De overige 25% (7 mvt/uur) wordt vanaf het Spuiplein in zuidoostelijke richting ontsloten over de Kaai. In figuur 4.5 is de beoogde verkeerstoedeling weergegeven voor het verkeer vanaf het Spuiplein.

afbeelding "i_NL.IMRO.1924.MDHspuiplein-BP30_0022.jpg"

Figuur 4.5 Toedeling aandeel verkeer Spuiplein

37% (11 mvt/uur) van het totale gegenereerde verkeer wordt ontsloten van en naar het parkeerterrein op de Sommeldijkse Havendijk. De inrit van dit parkeerterrein is gelegen aan de Joost van Den Vondellaan en de uitrit is gelegen aan de Sommeldijkse Havendijk. Het aankomend en vertrekkend verkeer komt samen op het kruispunt tussen de Joost van Den Vondellaan en de Sommeldijkse Havendijk en ontsluit vervolgens in zuidelijke richting naar het kruispunt Sommeldijkse Havendijk - Spuiplein - Gedempt Kanaal. Op dit kruispunt wordt 22% (7 mvt/uur) ontsloten over het Gedempt Kanaal richting het westen. De resterende 15% (7 mvt/uur) wordt over het Spuiplein in zuidoostelijke richting ontsloten en wordt vervolgens verder over de Kaai ontsloten richting het zuiden. In figuur 4.6 is de beoogde verkeerstoedeling weergegeven voor het verkeer vanaf het parkeerterrein.

afbeelding "i_NL.IMRO.1924.MDHspuiplein-BP30_0023.jpg"

Figuur 4.6 Toedeling aandeel verkeer parkeerterrein Sommeldijkse Havendijk

In figuur 4.7 is de verkeerstoedeling van de totale beoogde ontwikkeling weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1924.MDHspuiplein-BP30_0024.jpg"

Figuur 4.7 De verkeerstoedeling van het totaal gegenereerde verkeer

De hoogste verkeerstoename ten gevolge van de beoogde ontwikkeling vindt plaats op het Gedempt Kanaal, waar een verkeerstoename plaatsvindt van 18 mvt/uur. Dit komt neer op circa 1 voertuig per 3 minuten. Deze geringe toename van verkeer kan zonder problemen worden afgewikkeld op de omliggende kruispunten en wegen en zal niet leiden tot een verslechtering van de verkeersafwikkeling.

Voor de beoordeling van de verkeersveiligheid kan gesteld worden dat met de geringe toename van het verkeer na planontwikkeling (30 motorvoertuigen in het drukste uur) dit geen effect heeft op de verkeersveiligheid. De verkeersveiligheid wordt dan ook niet negatief beïnvloed als gevolg van het plan.

Bevoorrading

In het nieuwe inrichtingsplan rekening wordt gehouden met voldoende manoeuvreerruimte voor de bevoorrading.

Conclusie

De ontsluiting van het plangebied is voor alle vervoerswijzen goed. De parkeersituatie wijzigt, door de realisatie van het nieuwe parkeerterrein ten noorden van de kern wordt de parkeerbehoefte opgevangen. De verkeerstoename bedraagt circa 299 mvt/etmaal en zal zich verspreiden over de omliggende wegen. Het aspect verkeer en parkeren staat de ontwikkeling niet in de weg.

4.13 Wegverkeerslawaai

Beleid en normstelling

De Wet geluidhinder (Wgh) beoogt de burger te beschermen tegen hoge geluidbelastingen. In deze wet zijn onder meer normen voor geluid van wegverkeers- en spoorweglawaai vastgelegd. Bij ruimtelijke plannen dient daarom rekening te worden gehouden met de in de Wgh genoemde grenswaarden en bepalingen.

Volgens de Wgh gelden voorkeursgrenswaarden en maximaal toelaatbare grenswaarden voor de gevelbelastingen op de gevels van geluidgevoelige bestemmingen, zoals in dit geval nieuw te bouwen woningen. Overschrijding van de voorkeursgrenswaarde is toegestaan, mits voldoende onderbouwd. Het bevoegd gezag, in dit geval het college van burgemeester en wethouders van Goeree-Overflakkee, bepaalt of een overschrijding daadwerkelijk mag plaatsvinden. Dit wordt 'het verlenen van een ontheffing van de voorkeurswaarde' of 'het vaststellen van een hogere grenswaarde' genoemd. Het gaat hierbij om het vaststellen van een hogere grenswaarde dan de voorkeurswaarde en dit is mogelijk indien maatregelen om de geluidbelasting te reduceren aan de bron of tussen bron en ontvanger niet doelmatig zijn of financiële of stedenbouwkundige bezwaren ondervinden.

Indien hogere grenswaarden worden aangevraagd en een locatie is gelegen binnen de zones van meerdere geluidbronnen, dient tevens onderzoek gedaan te worden naar de effecten van de samenloop van de verschillende geluidbronnen (de cumulatieve geluidbelasting). Er dient te worden aangegeven op welke wijze met de samenloop rekening is gehouden bij het bepalen van de te treffen maatregelen. Wanneer ook de maximaal te verlenen ontheffingswaarde wordt overschreden. is in principe geen bouw van woningen of andere geluidgevoelige gebouwen mogelijk, tenzij deze worden voorzien van dove gevels of andere maatregelen.

Wegverkeerslawaai

Conform artikel 74 van de Wgh (zones langs wegen) hebben alle wegen een geluidzone, uitgezonderd een aantal situaties waaronder wegen met een maximumsnelheid van 30 km/uur. De zone is een gebied waarbinnen een nader akoestisch onderzoek verplicht is. De breedte van de zone, aan weerszijden van de weg, is afhankelijk van het aantal rijstroken en de aard van de omgeving (stedelijk of buiten stedelijk).

Ter onderbouwing van de aanvaardbaarheid van de geluidbelasting vanwege 30 km/uur-wegen wordt bij gebrek aan wettelijke normen aangesloten bij de benaderingswijze die de Wgh hanteert voor gezoneerde wegen in stedelijk gebied.

Beoordeling

De Wgh stelt dat op de gevels van nieuwe geluidgevoelige objecten, zoals de 23 nieuwe grondgebonden woningen en de woning die op perceel Visserstraat 63 wordt mogelijk gemaakt door functiewijziging van een niet geluidgevoelig pand, voldaan moet worden aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Verder zijn de gevolgen van het 'strekken' van de verbinding Joost van den Vondellaan – Spuiplein voor de bestaande woningen in beeld gebracht.

De resultaten uit uitgevoerde akoestisch onderzoek (zie bijlage 2) zijn samengevat:

  • De geluidbelasting vanwege de gezoneerde Oosthavendijk voldoet aan de voorkeursgrenswaarde van de Wgh. Ook de Joost van den Vondellaan (50 km/uur deel) voldoet hieraan, uitgaande van het uitbreiden van de 30 km/uur zone in noordelijke richting op deze weg. Het laten vaststellen van hogere waarden is voor beide wegen niet aan de orde.
  • De geluidbelasting vanwege de Joost van den Vondellaan (30 km/uur deel), Gedempt Kanaal en Spuiplein (beide 30 km/uur) is hoger dan de richtwaarde van 48 dB, maar lager dan de maximaal aanvaardbare waarde.
  • Maatregelen om de geluidbelasting te reduceren vanwege het Gedempt Kanaal en de Joost van den Vondellaan zijn om stedenbouwkundige, landschappelijke, verkeerskundige en financiële redenen niet gewenst. Het voorzien van het Spuiplein van asfalt in plaats van klinkers is een effectieve maatregel om de geluidbelasting vanwege deze weg te reduceren. Deze maatregel is niet gewenst. Het Spuiplein krijgt karakteristieke klinkers, asfalt past niet binnen het beeld van het historische centrum.
  • Er zijn geen relevante akoestische gevolgen door het 'strekken' van de verbinding Joost van den Vondellaan - Spuiplein voor de bestaande woningen in de omgeving hiervan.

Conclusie

De nieuwe woningen worden mogelijk gemaakt in een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Het aspect wegverkeerslawaai staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg. Er hoeven geen hogere waarden op basis van de Wet geluidhinder te worden vastgesteld.

Hoofdstuk 5 Juridische planbeschrijving

5.1 Bestemmingsplansystematiek

Het bestemmingsplan is conform SVBP2012 opgesteld, om zodoende digitaal raadpleegbaar en conform de uniforme systematiek raadpleegbaar te zijn. Ook is rekening gehouden met de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

5.2 Planregels

5.2.1 Inleidende regels

Begrippen

Dit artikel definieert de begrippen die in het bestemmingsplan worden gebruikt. Dit wordt gedaan om interpretatieverschillen te voorkomen.

Wijze van meten

Dit artikel geeft aan hoe de lengte, breedte, hoogte, diepte en oppervlakte en dergelijke van gronden en bouwwerken wordt gemeten of berekend. Alle begrippen waarin maten en waarden voorkomen worden in dit artikel verklaard.

5.2.2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

De bestemming 'Groen' is opgenomen langs de zuidoost- en noordwestrand van het noordelijk parkeerterrein. De regeling is overeenkomstig het bestemmingsplan 'Beschermde dorps- en stadsgebieden'.

Artikel 4 Verkeer - Verblijfsgebied

De verblijfsgebieden, zoals woonstraten en pleinen, zijn binnen de gemeente Goeree-Overflakkee bestemd als 'Verkeer - Verblijfsgebied. In dit geval betreft het de toegangsweg en de interne wegen binnen het plangebied. De bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' is ook opgenomen voor het noordelijk parkeerterrein. De regeling is overeenkomstig het bestemmingsplan Beschermde dorps- en stadsgebieden.

Artikel 5 Water

De hoofdwatergangen en hoofdwaterstructuur in het plangebied zijn bestemd tot 'Water'. De regeling is overeenkomstig het bestemmingsplan Beschermde dorps- en stadsgebieden. In deze bestemming is de aanduiding 'brug' toegevoegd om de voetgangersverbinding van het noordelijk parkeerterrein naar het centrum mogelijk te maken.

Artikel 6 Wonen

De woningen zijn bestemd tot 'Wonen'. Ondergeschikt aan de woonfunctie mag binnen de bestemming een beroep of bedrijf aan huis worden uitgevoerd. Om de recreatieve mogelijkheden binnen de gemeente te vergroten, is, conform de Notitie Verblijfsrecreatie, bed & breakfast toegestaan. De hoofdbebouwing is in een bouwvlak opgenomen. De regeling is overeenkomstig het bestemmingsplan Beschermde dorps- en stadsgebieden.

Artikel 7 Waarde - Archeologie 3

De archeologische waarde is beschermd met de dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie 3’. Ter plaatse van deze dubbelbestemming dient, ter bescherming van de archeologische waarde, voor (grond)werkzaamheden groter dan 100 m² of dieper dan 30 cm een archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd.

Artikel 8 Waarde - Cultuurhistorie 2

Ter bescherming van de waarden die samenhangen met beschermde stads- en dorpsgebieden is de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie 2' opgenomen. Binnen de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie 2' gelden milde beperkingen. Voor de nieuwe beoogde woning ter plaatse van de karakteristieke schuur aan de Visserstraat 63 is de aanduiding 'karakteristiek' opgenomen, met een aantal specifieke bouwregels.

Artikel 9 Waterstaat - Waterkering

De dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' is opgenomen voor de kernzone van de waterkeringen. Bouwwerken ten behoeve van samenvallende bestemmingen mogen (via afwijking) slechts worden opgericht, indien de belangen van de waterkering niet onevenredig worden geschaad.

5.2.3 Algemene regels

In deze paragraaf worden, in aanvulling op de bestemmingsbepalingen, aanvullende regels gesteld.

Artikel 10 Anti-dubbeltelregel

In deze regel is vastgelegd dat grond die in aanmerking moest worden genomen bij het verlenen van een omgevingsvergunning, waarvan de uitvoering heeft plaatsgevonden of alsnog kan plaatsvinden, bij de beoordeling van een andere aanvraag om een omgevingsvergunning niet opnieuw in beschouwing mag worden genomen.

Artikel 11 Algemene bouwregels

In dit artikel is een aantal aanvullende bouwregels opgenomen die voor alle bestemmingen kunnen gelden. Bijvoorbeeld een bestaande maten regeling en een regeling voor extra bouwmogelijkheden voor ondergeschikte bouwdelen zoals balkons, galerijen en kelders.

Artikel 12 Algemene gebruiksregels

In dit artikel is een aantal aanvullende gebruiksregels opgenomen die voor alle bestemmingen kunnen gelden.

Artikel 13 Algemene aanduidingsregels

Ter plaatse van de beschermingszones van de primaire waterkering is de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - dijk' opgenomen.

Artikel 14 Algemene afwijkingsregels

Dit artikel is een aanvulling op de afwijkingsregels uit de bestemmingen waarin nog een aantal algemene afwijkingen is opgenomen. Het betreft hier een standaardregeling die het mogelijk maakt om bij de uitvoering van bouwplannen beperkte afwijkingen van het plan mogelijk te maken. Bijvoorbeeld een geringe overschrijding van de toegestane bouwhoogte of het mogelijk maken van de bouw van schakelkastjes (nutsgebouwtje) in het openbare gebied.

Artikel 15 Overige regels

In dit artikel is een artikel opgenomen over de werking van wettelijke regelingen, een algemene parkeerregeling.

5.2.4 Overgangs- en slotregels

In het afsluitende onderdeel van de regels komen de overgangs- en slotregels aan de orde.

Overgangsrecht

De formulering van het overgangsrecht is bindend voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.2.1 Bro).

Slotregel

Deze regel bevat de titel van het plan.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

Bij nieuwe ontwikkelingen moet onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro) tegelijk met het bestemmingsplan een exploitatieplan worden vastgesteld, tenzij het kostenverhaal anderszins is verzekerd, bijvoorbeeld door middel van gemeentelijke gronduitgifte of een anterieure overeenkomst. De gemeente heeft hierbij de onderzoeksverplichting om de financieel-economische uitvoerbaarheid van het plan te toetsen.

De gemeente zal voor deze gebiedsontwikkeling de gronden bouw- en woonrijp maken en de uitgeefbare gronden verkopen. Daartoe wordt een grondexploitatie actief gemaakt. De financieel-economische uitvoerbaarheid wordt op die wijze geborgd en het kostenverhaal is verzekerd. Geconcludeerd wordt dat er voldoende middelen zijn om de ontwikkeling tot uitvoering te brengen. Het plan is daarmee financieel uitvoerbaar.

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

7.1 Inspraak en overleg

Het voorontwerpbestemmingsplan is overeenkomstig de gemeentelijke inspraakverordening ter inzage gelegd. Tijdens de periode dat het voorontwerpbestemmingsplan ter inzage lag, is een folder verspreid aan de omwonenden van het Spuiplein. Hier stond informatie in over de inhoud van het plan en hoe men kon reageren op het voorontwerpbestemmingsplan. Ook was er op de website van de gemeente een pagina aangemaakt met informatie over het Spuiplein. Op 30 juni 2021 is er een ondernemersavond gehouden waar de ondernemers rondom het Spuiplein konden reageren op het plan. Van deze avond is een verslag gemaakt, zie bijlage 15. Daarnaast is het voorontwerpbestemmingsplan toegestuurd aan diverse instanties in het kader van het overleg zoals bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening.

De ontvangen inspraak- en overlegreacties zijn opgenomen in de Nota van inspraak- en overlegreacties, zie bijlage 16.

In de maanden voorafgaand aan de vaststelling van het bestemmingsplan is met diverse partijen gesproken over het Voorlopig Ontwerp van het inrichtingsplan. Het gaat dan om de BIZ, de RAD (Regionale afvalstoffendienst), het Gehandicaptenplatform Goeree-Overflakkee en de nutsbedrijven.

7.2 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft gedurende zes weken ter inzage gelegen. De ontvangen zienswijzen zijn samengevat en beantwoord in de Nota van beantwoording zienswijzen (zie separate bijlage).