direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Pastoor Brouwersstraat 3 Margraten
Status: ontwerp
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1903.WPKOM6269BP3-ON01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

Ter plaatse van Pastoor Brouwersstraat 3 te Margraten is een voormalige agrarische bedrijfslocatie gelegen. De bebouwing is in een vervallen toestand dat al meer dan 20 jaar niet meer wordt bewoond. Het voornemen is om onderhavige locatie te herontwikkelen naar zes wooneenheden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1903.WPKOM6269BP3-ON01_0001.jpg"

Uitsnede topografische kaart met aanduiding projectgebied

Het herontwikkelen van de locatie is op grond van het ter plekke geldende bestemmingsplan 'Kern Margraten', niet toegestaan. De gemeente Eijsden-Margraten heeft middels brief d.d. 5 april 2022 (kenmerk: 2021-022998 / D2022-04-002234) kenbaar gemaakt principemedewerking te verlenen aan het voornemen. Betreffend schrijven is bijgevoegd als Bijlage 1.

Binnen de planregels van het geldende bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bestemming 'Agrarische bedrijfsdoeleinden' te wijzigen in de bestemming 'Woondoeleinden' teneinde het planvoornemen te kunnen faciliteren. Om voorliggend planvoornemen mogelijk te maken dient een wijzigingsplan in procedure te worden gebracht.

Voorliggend document voorziet in een toelichting op bijbehorende regels en verbeelding voor de bestemmingsplanwijziging.

Hoofdstuk 2 Project en projectontwikkeling

In dit hoofdstuk worden het projectgebied, de huidige situatie en het project beschreven. Tevens wordt in dit hoofdstuk ingegaan op de ruimtelijke effecten van het project.

2.1 Ligging projectgebied

Het projectgebied is gelegen op de locatie Pastoor Brouwersstraat 3 te (6269 BP) Margraten.

afbeelding "i_NL.IMRO.1903.WPKOM6269BP3-ON01_0002.jpg"

Luchtfoto met aanduiding projectgebied

Onderhavige locatie staat kadastraal bekend als gemeente Margraten - sectie A - nummers 6063 en 6064.

afbeelding "i_NL.IMRO.1903.WPKOM6269BP3-ON01_0003.jpg"

Kadastrale kaart met aanduiding projectgebied

2.2 Bestaande situatie

In de bestaande situatie zijn in voormalige agrarische bedrijfslocatie feitelijk twee (bedrijfs)woningen aanwezig, namelijk het woonhuis aan de Pastoor Brouwersstraat 1 en het woonhuis aan de Pastoor Brouwersstraat 3. De bijgebouwen van onderhavige bedrijfslocatie behoren tot het woonhuis aan de Pastoor Brouwersstraat 3.

De Pastoor Brouwersstraat 1, welke in eigendom verkeert bij een derde, behoort niet tot het plangebied van voorliggende ontwikkeling. De huidige eigenaar heeft levenslang vruchtgebruik voor het bewonen van de woning en wenst op dit moment geen planologische wijziging voor dit object. Daarmee blijft deze locatie buiten voorliggende planontwikkeling. Dientengevolge wordt als gevolg van onderhavig plan de bestemming 'Agrarische bedrijfsdoeleinden' ter plaatse van de Pastoor Brouwersstraat 1 (nog) niet gewijzigd. In dat kader ontstaat in feite een (tijdelijke) ongewenste situatie omdat het gebruik van de locatie, namelijk het bewonen van een bedrijfswoning zonder bedrijf niet is toegestaan.

Na de herbestemming van Pastoor Brouwersstraat 3 is ter plekke echter praktisch en milieutechnisch geen mogelijkheid voor het oprichten van nieuwe bedrijfsactiviteiten ter plaatse van Pastoor Brouwersstraat 1. Aangenomen kan worden dat het (voorlopig) behouden van de bestemming 'Agrarische doeleinden' ter plekke geen belemmering vormt voor een woonontwikkeling ter plaatse van de Pastoor Brouwersstraat 3.

Daarnaast hebben initiatiefnemers van voorliggend project recht tot eerste koop, waardoor op termijn de bestemming 'agrarische bedrijfsdoeleinden' volledig wegbestemd kan worden en de planologische situatie recht doet aan het huidige en toekomstige gebruik.

Door middel van de hier boven genoemde 'uitsterfcontructie' wordt het mogelijk om de bebouwing aan de Pastoor Brouwersstraat 3 te ontwikkelen en daarmee voorkomen dat de bebouwing ter plaatse nog ongewenst langer leeg blijft staan.

Ter verduidelijking is de bestaande situatie in onderstaande tekening schematisch weergeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1903.WPKOM6269BP3-ON01_0004.jpg"

Situatietekening bestaande situatie

Aan de achterzijde van de onderhavige locatie is de bedrijfsbebouwing gesitueerd. Vanwege beëindiging van de agrarische bedrijfsactiviteiten is deze bebouwing niet meer in gebruik. Deze bebouwing is toegankelijk via een oprit aan de zijstraat van de Pastoor Brouwersstraat, namelijk 'De Koningswinkel' gelegen ten zuiden van het projectgebied.

De bestaande situatie wordt weergegeven aan de hand van navolgende obliek foto's.

afbeelding "i_NL.IMRO.1903.WPKOM6269BP3-ON01_0005.jpg" Obliek 1 - noord aanzicht

afbeelding "i_NL.IMRO.1903.WPKOM6269BP3-ON01_0006.jpg" Obliek 2 - oost aanzicht

afbeelding "i_NL.IMRO.1903.WPKOM6269BP3-ON01_0007.jpg" Obliek 3 - zuid aanzicht

afbeelding "i_NL.IMRO.1903.WPKOM6269BP3-ON01_0008.jpg" Obliek 4 - west aanzicht

afbeelding "i_NL.IMRO.1903.WPKOM6269BP3-ON01_0009.jpg"  afbeelding "i_NL.IMRO.1903.WPKOM6269BP3-ON01_0010.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.1903.WPKOM6269BP3-ON01_0011.jpg"  afbeelding "i_NL.IMRO.1903.WPKOM6269BP3-ON01_0012.jpg"

Straatbeeld foto's (Google Streetview, september 2021)

2.3 Beoogd project

Onderhavige projectontwikkeling voorziet in het realiseren van zes appartementen: drie appartementen middels sloop/herbouw van ter plekke aanwezige bijgebouwen en drie appartementen middels verbouw van het bestaande woonhuis.

In de nieuwe situatie zijn in het woonhuis één seniorenwoning op de begane grond en één appartement voor 1 á 2 personen op elke verdiepingsvloer aanwezig. In de, na sloop, nieuw te realiseren bebouwing zal worden voorzien in twee seniorenwoningen op de begane grond en één appartement voor 1 á 2 personen op de verdiepingsvloer.

De vrijgekomen ruimte binnen het plangebied zal worden ingericht als tuin. De overige bijgebouwen aan de achterzijde van het projectgebied worden omgebouwd tot garages. Ter verduidelijking is de toekomstige situatie in onderstaande schetstekening weergeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1903.WPKOM6269BP3-ON01_0013.jpg"

Schetstekening gewenste situatie

Ten behoeve van voorliggend project zijn bouwtekeningen vervaardigd welke in onderstaande figuren inzichtelijk wordt gemaakt. De volledige tekeningen zijn bijgevoegd als Bijlage 2 voorliggend plan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1903.WPKOM6269BP3-ON01_0014.jpg"

Uitsnede bouwtekening - bovenaanzicht begane grond

afbeelding "i_NL.IMRO.1903.WPKOM6269BP3-ON01_0015.jpg"

Uitsnede bouwtekening bovenaanzicht eerste verdieping

afbeelding "i_NL.IMRO.1903.WPKOM6269BP3-ON01_0016.jpg"

Uitsnede bouwtekening bovenaanzicht eerste verdieping

afbeelding "i_NL.IMRO.1903.WPKOM6269BP3-ON01_0017.jpg"

Voorgevel

afbeelding "i_NL.IMRO.1903.WPKOM6269BP3-ON01_0018.jpg"

Linker zijgevel

afbeelding "i_NL.IMRO.1903.WPKOM6269BP3-ON01_0019.jpg"

Linker zijgevel binnenplaats

2.4 Ruimtelijke effecten

Als gevolg van voorliggend planontwikkeling wordt een nieuwe invulling aan een niet meer in gebruik zijnde en leegstaande voormalige agrarische bedrijfslocatie midden in de dorpskern van Margraten. Het woonhuis is al 20 jaar niet meer bewoond en verkeert in vervallen toestand. Ook de bedrijfsbebouwing is in onbruik geraakt en maakt een vervallen indruk.

Bij realisatie van voorliggende planontwikkeling neemt het totale bouwvolume ter plekke af, met positieve ruimtelijk-visuele gevolgen voor de omgeving. Daarnaast wordt door voorliggend wijzigingsplan de mogelijkheid voor het ter plekke bezigen van agrarische bedrijfsactiviteiten, met bijbehorende eventuele overlast op de directe (woon)omgeving, planologisch duurzaam beëindigd. Het gebruik van de locatie voor woondoeleinden is passend binnen de omgeving qua gebruik alsook qua straatbeeld.

Voorts is ter plekke sprake van de dubbelbestemming 'Cultuurhistorische Waarden'. De Pastoor Brouwersstraat valt namelijk in een gebied waar wordt gestreefd naar bescherming van de samenhangende cultuurhistorische waarden en het stedenbouwkundige beeld van de straatwanden. In dit kader is onderhavig plan voorgelegd aan de welstands- en monumentencommissie waartoe op d.d. 3 november 2022 onder voorwaarden een positief advies heeft afgegeven.

Gelet op vorenstaande overwegingen wordt geconcludeerd dat de ruimtelijk-visuele effecten vanwege voorliggend project aanvaardbaar zijn.

Hoofdstuk 3 Planologisch-juridische situatie

3.1 Bestemmingsplan 'Kern Margraten'

Ter plaatse van onderhavige locatie Pastoor Brouwersstraat 3 te Margraten is het bestemmingsplan 'Kern Margraten', vastgesteld door de gemeenteraad op 3 juli 2007, van kracht. Op grond van dit bestemmingsplan heeft de locatie de bestemming 'Agrarische bedrijfsdoeleinden' met bijbehorend bouwvlak en lettertekenaanduiding 'twee bedrijfswoningen toegestaan 2bw'. Voorts is de dubbelbestemming 'Cultuurhistorische waarden' van toepassing.

afbeelding "i_NL.IMRO.1903.WPKOM6269BP3-ON01_0020.jpg"

Uitsnede bestemmingsplan met aanduiding projectgebied

Voorliggend project voorziet in het wijzigen van een agrarische bedrijfslocatie naar woondoeleinden voor zes wooneenheden. Op grond van het geldende bestemmingsplan is het realiseren van zes wooneenheden ter plaatse van onderhavig projectgebied niet rechtstreeks toegestaan.

In het bestemmingsplan is weliswaar een wijzigingsbevoegdheid geboden voor het college van burgemeester en wethouders om de bestemming ' Agrarische bedrijfsdoeleinden' te wijzigen in de bestemming 'Woondoeleinden' waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de bouwmassa niet mag toenemen, wat tot uitdrukking zal worden gebracht door een op de functie afgestemd bouwvlak;
  • b. de inhoud van een woning ten minste 250 m³ zal en ten hoogste 750 m³ mag bedragen;
  • c. indien meerdere woningen worden gerealiseerd, voorafgaand aan de realisatie het oppervlak aan bijgebouwen per woning teruggebracht is tot ten hoogste 100 m² of, indien dit meer is, 50% van het oppervlak van het aangepaste bouwvlak per woning, tenzij:
    • 1. er sprake is van bijgebouwen met landschappelijke, cultuurhistorische en/of architectonische waarden;
    • 2. er sprake is van bouwkavels van 1000 m² per woning, waarbij voorafgaand aan de realisatie het oppervlak aan bijgebouwen moet zijn teruggebracht tot ten hoogste 120 m² per woning;
  • d. bij wijziging wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 9, met dien verstande, dat het wijzigingsplan duidelijkheid geeft over (nieuwe) bouwvlakken en bijbouwvlakken, alsmede het aantal en de aard van de woningen,

mits:

  • e. de bedrijfsactiviteiten ter plaatse zijn beëindigd;
  • f. het perceel waarvan de bestemming wordt gewijzigd is gelegen binnen de door de provincie Limburg bepaalde rode contour, zoals weergegeven in bijlage 2. bij de voorschriften;
  • g. de cultuurhistorische en/of architectonische waarden van het complex behouden blijven;
  • h. de totstandkoming van een goed woonklimaat in de te realiseren woningen gegarandeerd kan worden, c.q. geen milieuhygiënische bezwaren tegen realisering van de woningen bestaan;
  • i. door de woningbouw geen strijdigheid ontstaat met de planning, zoals opgenomen in de 'Regionale Woonvisie Maastricht en Mergelland 2010' van de regio Maastricht en Mergelland;
  • j. de geluidbelasting, blijkens een geluidsniveaukaart dan wel akoestisch onderzoek, niet hoger is dan de voor wegverkeerslawaai geldende voorkeursgrenswaarden, of een hogere grenswaarde in het kader van de Wet geluidhinder is verleend. In het laatste geval moeten de verblijfsruimten van de woning in overwegende mate aan de geluidluwe zijde worden gesitueerd;
  • k. de bodem, blijkens bodemonderzoek vooraf, niet zodanig verontreinigd is, dat bezwaren bestaan tegen de realisering van woningen;
  • l. aangrenzende waarden en belangen niet onevenredig worden aangetast.

Burgemeester en Wethouders volgen bij het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid, de in afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht omschreven procedure.

Ad a.
De bouwmassa zal niet toenemen maar juist afnemen. Een gedeelte van de bijgebouwen zal namelijk worden gesloopt ten behoeve van buitenruimte.

Ad b.
De inhoud van de woningen zijn:

  • 1. Appartement 1 - 278 m³ (excl. kelder)
  • 2. Appartement 2 - 339 m³
  • 3. Appartement 3 - 342 m³
  • 4. Appartement 4 - 297 m³
  • 5. Appartement 5 - 351 m³
  • 6. Appartement 6 - 350 m³


Daarnaast wordt gemiddeld circa 27 m² bergingsmogelijkheden voor de bewoners ter beschikking gesteld. Circa 90,7 m² in het bijgebouw en 53,6 m² in het hoofdgebouw. In totaliteit betreft de bergingsmogelijkheid in totaal 144,3 m².


Ad c.
Ter plekke is sprake van cultuurhistorische waarden, derhalve hoeft het oppervlak aan bijgebouwen per woning niet teruggebracht te worden. De totale oppervlak het bijgebouw bedraagt circa 90 m². Ten behoeve van elk appartement wordt dit gebouw onder anderen voorzien van een berging met een oppervlak van minimaal 5 m².

  • 1. Berging appartement 1 - 5,04 m²
  • 2. Berging appartement 2 - 5,04 m²
  • 3. Berging appartement 3 - 5,04 m²
  • 4. Berging appartement 4 - 5,04 m²
  • 5. Berging appartement 5 - 5,04 m²
  • 6. Berging appartement 6 - 5,04 m²

Ad d.
De regels van het plan 'Kern Margraten' worden volledig van toepassing verklaard op dit wijzigingsplan. In dit opzicht wordt echter de verbeelding conform de huidige bestemmingsplansystematiek opgesteld en zal sprake zijn van de bestemming 'Wonen' in plaats van 'Woondoeleinden'. Voort wordt te plaatse van het bouwvlak een aanduiding opgenomen 'maximum aantal wooneenheden 6'.

Ad e.
De agrarische bedrijfsactiviteiten zijn reeds langere tijd beëindigd. Ter plekke was een agrarisch bedrijf aanwezig welke al geruime tijd geleden is gestopt.

Ad f.
Het perceel is gelegen binnen de door de provincie Limburg bepaalde rode contour, zoals weergeven op onderstaande afbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.1903.WPKOM6269BP3-ON01_0021.jpg"

Uitsnede kaart provinciale contour POL

Ad g.
De cultuurhistorische waarde zal worden behouden door het behoud van het bestaande woonhuis aan de Pastroor Brouwersstraat 3 ter plaatse van onderhavig projectgebied. Als gevolg van onderhavig plan zal de locatie volledig worden gerenoveerd alsgevolg waarvan de cultuurhistorische waarde ter plekke verbetert. Voorts is het plan voorgelegd aan de monumentencommissie welke onder voorwaarden een positief standpunt heeft ingenomen. Dit advies is bijgevoegd als Bijlage 3.

Ad h.
In Hoofdstuk 5 van voorliggende wijzigingsplan wordt omschreven dat geen milieuhygiënische bezwaren tegen realisering van de appartementen bestaan en een goed woon- en leefklimaat gegarandeerd kan worden.

Ad i.
Hoewel deze beleidsdocumenten niet meer aan de orde zijn is voorliggend projectontwikkeling niet in strijd met het huidig geldende woningbouwbeleid. Dit wordt nader toegelicht in Hoofdstuk 4 van voorliggend wijzigingsplan.

Ad j.
In paragraaf 5.1.2 (Geluid) wordt nader ingegaan op het aspect geluid. Daaruit blijkt dat dit aspect geen belemmeringen vormt voor de voorgenomen planontwikkeling.

Ad k.
In paragraaf 5.1.1 (Bodem) wordt nader ingegaan op het aspect bodem. Daaruit blijkt dat dit aspect geen belemmeringen vormt voor de voorgenomen planontwikkeling.

Ad l.
Gelet op de naastgelegen aangrenzende bestemmingen en gebruik van bebouwing ten behoeve van voornamelijk reguliere woondoeleinden worden aanwezige waarden of belangen niet aangetast.

3.2 Parapluplan parkeren Eijsden-Margraten

Onderhavige locatie is gelegen binnen het planbied van het facetbestemmingsplan 'Parapluplan Parkeren Eijsden-Margraten', vastgesteld door de gemeenteraad van Eijsden-Margraten op 25 september 2018.

In het bestemmingsplan 'Kern Margraten' is nog geen parkeerregeling opgenomen en wordt verwezen naar de (aanvullende) stedenbouwkundige bepalingen uit de bouwverordening. Na de inwerkingtreding van de Reparatiewet BZK (Staatsblad 2014 Jaargang 2014, Nr. 458), zijn de parkeervoorschriften niet meer in de verordening opgenomen maar worden deze geregeld in het bestemmingsplan. Met het facetbestemmingsplan 'Paraplubestemmingsplan Parkeren Eijsden-Margraten' is het mogelijk om in één keer de onderliggende bestemmingsplannen gedeeltelijk te herzien, zodat bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het bouwen of afwijkend gebruik de aanvraag omgevingsvergunning getoetst kan worden aan het bestemmingsplan als het gaat om het onderdeel parkeren.

Op het aspect parkeren in relatie tot voorliggende plan wordt nader ingegaan in paragraaf 5.2.3.

Hoofdstuk 4 Beleid

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op het Rijks-, provinciale en gemeentelijke beleid. Het Rijksbeleid wordt besproken aan de hand van de Nationale Omgevingsvisie (NOVI). Voor de beschrijving van het provinciaal beleid is gebruik gemaakt van de Provinciale Omgevingsvisie (POVI) en de Omgevingsverordening Limburg 2014 (OvL2014/OvL2021). Voor wat betreft het regionaal beleid wordt ingegaan op de Structuurvisie Wonen Zuid-Limburg. Het gemeentelijke beleid is ontleend aan de woonvisie 'Samen bouwen aan de toekomst' vastgesteld door de raad op 23 april 2019.

4.1 Rijksbeleid

4.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (hierna: 'NOVI') vastgesteld. In de NOVI staat de langetermijnvisie van het Rijk op de toekomstige inrichting en ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal, waarmee wordt bedoeld dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid gemaakt moeten worden.

In de NOVI wordt gebruik gemaakt van afwegingsprincipes bij het maken van keuzes:

  • 7. Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies,
  • 8. Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal, en
  • 9. Afwentelen wordt voorkomen.

In de NOVI zijn de volgende belangrijkste keuzes opgenomen:

  • een klimaatbestendige inrichting van Nederland. Dat betekent dat Nederland zodanig wordt ingericht dat het land de klimaatverandering aan kan. Daarvoor is nodig dat functies meer in evenwicht met natuurlijke systemen (bodem en water) worden ingepast;
  • de verandering van de energievoorziening. Bij de inpassing van duurzame energie dient oog te zijn voor omgevingskwaliteit;
  • de overgang naar een circulaire economie, waarbij Nederland tegelijk goed kan blijven concurreren en een aantrekkelijk vestigingsklimaat kan bieden;
  • de ontwikkeling van het Stedelijk Netwerk Nederland, waarmee wordt gestuurd op een goed bereikbaar netwerk van steden;
  • het bij elkaar plaatsen van zogenaamde logistieke functies (bijvoorbeeld distributiecentra, datacenters) om hiermee de openheid en de kwaliteit van het landschap te behouden;
  • het toekomstbestendig maken van het landelijk gebied in goed evenwicht met de natuur en landschap.

Daarbij wordt bijvoorbeeld gewerkt aan de overgang naar de kringlooplandbouw zodat gebruik van de grond meer wordt afgestemd op de natuurlijke water- en bodemsystemen.

Ter uitvoering van de in de NOVI gemaakte keuzes is een Uitvoeringsagenda opgesteld. Daarin staat hoe samen met mede overheden en de samenleving uitvoering zal moeten worden gegeven aan de NOVI. In de Uitvoeringsagenda staat een overzicht van instrumenten voor de verschillende beleidskeuzes uit de NOVI. De NOVI wordt uitgewerkt in algemene rijksregels, bestuurlijke afspraken, beleidsprogramma's, inzet van financiële middelen en kennisontwikkeling. Daarnaast wordt gebiedsgericht gewerkt met Omgevingsagenda's en NOVI-gebieden.

In de NOVI wordt ten aanzien van Zuid-Limburg aangegeven dat de regio sociaaleconomische en fysieke opgaven heeft die van betekenis zijn in een bijzondere grensoverschrijdende omgeving (met regio's rond het Duitse Aken, het Waalse Luik en het Vlaamse Hasselt). De opgaven die te maken hebben met bereikbaarheid (drielandentrein), circulaire economie (Chemelot) en bevolkingsdaling (voormalige mijnstreek) zijn stuk voor stuk fors en vragen alle drie internationale afstemming en overleg. Een rijksrol is daarbij noodzakelijk.

4.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Het Barro voorziet in de juridische borging van het nationale ruimtelijke beleid. Het bevat regels die de beleidsruimte van andere overheden ten aanzien van de inhoud van ruimtelijke plannen inperken, daar waar nationale belangen dat noodzakelijk maken. Navolgende onderwerpen met nationaal belang zijn opgenomen in het Barro en de eerste aanvulling (Stb. 2012, nr. 388):

  • project Mainportontwikkeling Rotterdam;
  • kustfundament en de daarbuiten gelegen primaire waterkeringen;
  • grote rivieren en rijksvaarwegen en de veiligheid daarom heen;
  • toekomstige rivierverruiming van de Maastakken;
  • Waddenzee en Waddengebied, en IJsselmeergebied;
  • verstedelijking in het IJsselmeer;
  • defensie;
  • erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde;
  • hoofdwegen en landelijke spoorwegen;
  • elektriciteitsvoorziening;
  • ecologische hoofdstructuur.
4.1.3 Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro)

Naast het Barro is ook de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) in werking getreden. In het Barro is bepaald dat bij ministeriële regeling verschillende militaire terreinen, gebieden, objecten en zones worden aangewezen, waar gemeenten bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening mee moeten houden. In de Rarro wordt daar uitvoering aan gegeven.

4.1.4 Conclusie Rijksbeleid

Het plan levert geen strijd op met de NOVI, het Barro en de Rarro. Het Rijksbeleid is niet aan de orde, omdat sprake is van een kleinschalige ontwikkeling en er geen onderwerpen vanuit de NOVI en Barro op het plangebied van toepassing zijn. Ook gelden er vanuit de Rarro geen beperkingen ten aanzien van het plan.

4.2 Provinciaal beleid

4.2.1 Provinciale Omgevingsvisie Limburg (POVI)

Na inwerkingtreding van de omgevingswet dient de Provincie beschikken over een Provinciale Omgevingsvisie en Omgevingsverordening. De provincie heeft in dat verband het Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2014 (POL2014) vervangen door de Omgevingsvisie Limburg (hierna 'POVl'). De POVI richt zich op de langere termijn (2030-2050) en beschrijft onderwerpen zoals wonen, bodem, infrastructuur, milieu, ruimtelijke economie, water, natuur, luchtkwaliteit, landschap en cultureel erfgoed. Maar ook de aspecten gezondheid en een gezonde leefomgeving worden in de Omgevingsvisie meegenomen.

De zoneringen op grond van het POL2014 zijn in de POVI vertaald op de kaart 'Limburgse principes'. In de POVI is onderhavig plangebied gelegen in een 'landelijke kern'.

afbeelding "i_NL.IMRO.1903.WPKOM6269BP3-ON01_0022.jpg"

Uitsnede provinciale kaart met aanduiding ligging plangebied

Landelijke kern
De voor 'Landelijke kernen' aangewezen zones betreffen de bestaande bebouwing in niet stedelijke gebieden. De provinciale beleidsaccenten binnen deze zone zijn gericht op eerst de kwaliteit van bebouwd gebied op orde maken voordat nieuwe bebouwing wordt toegevoegd. In dit kader betekent dat eerst leegstaand vastgoed hergebruikt en herbestemd wordt.

Op welke wijze wordt voldaan aan het gestelde uit de omgevingsverordening en de omgevingsvisie wordt in navolgende paragraven nader toegelicht.

4.2.2 Omgevingsverordening Limburg 2014

Naast de indeling in zoneringen is tevens sprake van diverse provinciale beschermingsgebieden, waartoe op grond van de Omgevingsverordening Limburg 2014 specifieke regelgeving geldt.

afbeelding "i_NL.IMRO.1903.WPKOM6269BP3-ON01_0023.jpg"

Uitsnede kaart 'milieubeschermingsgebieden' Omgevingsverordening Limburg 2014 met ligging plangebied

Gelet op de kaart 'milieubeschermingsgebieden' is onderhavig plangebied niet gelegen binnen één van de te beschermen gebieden.

4.2.3 Provinciaal woonbeleid

De geconsolideerde versie van de Omgevingsverordening Limburg dateert van 2014. De afgelopen jaren is de Omgevingsverordening Limburg op een aantal punten aangepast door middel van het integreren van een aantal wijzigingsverordeningen. In de Omgevingsverordening Limburg 2014 wordt in paragraaf 2.4.2 Wonen ingegaan op woningbouwplannen. Ten aanzien van nieuwe woningen in Zuid-Limburg is daarbij het navolgende opgenomen:

  • 1. Een ruimtelijk plan voor een gebied gelegen in de regio Zuid-Limburg voorziet niet in de toevoeging van woningen aan de bestaande voorraad woningen alsmede aan de bestaande planvoorraad woningen anders dan op de wijze zoals beschreven in de door de gemeenteraden vastgestelde Regionale Structuurvisie Wonen Zuid-Limburg.
  • 2. Als een ruimtelijk plan niet voldoet aan het gestelde in het eerste, tweede of derde lid, kunnen Gedeputeerde Staten, rekening houdend met het standpunt van het Regionaal Bestuurlijk Overleg, gelegenheid bieden voor maatwerk in afwijking van het bepaalde in die leden.
  • 3. De toelichting bij het ruimtelijke plan voor een gebied gelegen in de regio Noord-Limburg respectievelijk de regio Midden-Limburg respectievelijk de regio Zuid-Limburg, dat betrekking heeft op het toevoegen van woningen aan de bestaande voorraad woningen alsmede aan de bestaande planvoorraad woningen, bevat een verantwoording van de wijze waarop invulling is gegeven aan het bepaalde in het eerste lid respectievelijk het tweede lid respectievelijk het derde lid, dan wel van de wijze waarop invulling is gegeven aan het bepaalde in het vierde lid.

De gemeente Eijsden-Margraten heeft ingestemd met de Structuurvisie Wonen Zuid-Limburg. Onderhavig project voldoet aan het bepaalde in die structuurivise. In paragraaf 4.3.1 wordt daarop ingegaan.

4.2.4 Omgevingsverordening Limburg 2021

Met de komst van de Omgevingswet is een nieuwe (provinciale) omgevingsverordening nodig die past binnen de kaders en het instrumentarium van de Omgevingswet. Daartoe hebben Provinciale Staten van Limburg in december 2021 de Omgevingsverordening Limburg 2021 (OvL2021) vastgesteld. In hoofdzaak is de nieuwe OvL2021 een beleidsneutrale omzetting van de OvL2014. Weliswaar is sprake van een aantal gewijzigde onderwerpen. Dit betreft instructieregels aan gemeenten op het gebied van wonen, zonne-energie, na-ijlende effecten van de steenkoolwinning en huisvestingsnormen voor internationale werknemers. De inwerkingtreding van de OvL2021 zal gelijktijdig met inwerkingtreding van de Omgevingswet gaan plaatsvinden. Weliswaar worden nieuwe (ruimtelijke) ontwikkelingen door de provincie in de geest van de nieuwe OvL2021 beoordeeld.

4.2.5 Ladder voor duurzame verstedelijking

De zogenaamde 'ladder voor duurzame verstedelijking' is opgenomen in artikel 3.1.6, tweede lid, Besluit ruimtelijke ordening en luidt als volgt:

'De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.'

De ladder voor duurzame verstedelijking is door de provincie verankerd in de Omgevingsverordening Limburg 2014 (OvL2014) in artikel 2.2.2, lid 1. Aanvullend op deze ladder heeft de provincie daarin bepaald dat tevens de mogelijkheden van herbenutting van leegstaande monumentale en beeldbepalende gebouwen moet worden onderzocht.

Uitgangspunt voor toepassing van de ladder voor duurzame verstedelijking is dat sprake dient te zijn van een stedelijke ontwikkeling. Conform artikel 2.2.1 van de OvL2014 is de definitie van een stedelijke ontwikkeling een 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'.

Onderhavige ontwikkeling betreft het toevoegen van zes wooneenheden. Op basis van jurisprudentie is bepaald dat vanaf twaalf woningen sprake is van een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder i, Bro. Voorliggend plan wordt derhalve niet aangemerkt als een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in deze bepaling van het Bro, zodat artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro niet van toepassing is.

Of onderhavige ontwikkeling voorziet in een behoefte wordt nader beschouwd aan de hand van het gemeentelijke beleid in paragraaf 4.4.

4.2.6 Conclusie provinciaal beleid

Gelet op vorenstaande uiteenzetting van het vigerende provinciale beleid, bestaan er geen onoverkomelijke belemmeringen met betrekking tot voorliggend plan. De ter plaatse van onderhavig plangebied van toepassing zijnde provinciale zonering 'landelijke kernen' impliceert geen belemmeringen vanuit beleidsoogpunt. Voorts is geen sprake van strijdigheid met de uitgangspunten van het beschermingsgebied 'Nationaal Landschap Zuid-Limburg' en eventuele andere beschermingsgebieden en is de ladder voor duurzame verstedelijking niet aan de orde.

4.3 Regionaal beleid

4.3.1 Structuurvisie Wonen Zuid-Limburg

Het actuele woningbouwbeleid is vastgelegd in de Structuurvisie Wonen Zuid-Limburg (hierna: 'SVWZL'), aangevuld met de op 15 december 2020 door de gemeenteraad van Eijsden-Margraten vastgestelde - en op 23 december 2020 in werking getreden - beleidsregel 'Ruim baan voor goede woningbouwplannen 2021'.

Op grond van de nieuwe beleidsregel hoeven 'goede woningbouwplannen' niet meer te worden gecompenseerd. Of sprake is van een goed woningbouwplan wordt bepaald aan de hand van drie criteria:

  • 1. Criterium 1: Het plan heeft maatschappelijke meerwaarde

Een woningbouwplan heeft maatschappelijke meerwaarde wanneer bijvoorbeeld sprake is van één van de volgende situaties:

  • Aantoonbare verbetering van de leefbaarheid in centra en kernen;
  • Herstructurering/vervangingsbouw van woningen;
  • Hergebruik van winkels of (ander) bestaand waardevol vastgoed met passende woningbouw;
  • Aantoonbare bijdrage aan de transformatie van de bestaande woningvoorraad.

Daarbij wordt aangesloten op het ruimtelijke uitgangspunt dat inbreiding boven uitbreiding gaat.

  • 2. Criterium 2: Het plan is planologisch aanvaardbaar

Een plan is (ruimtelijk) planologisch aanvaardbaar als het voldoet aan de Ladder van Duurzame verstedelijking (Besluit ruimtelijke ordening; artikel 3.1.6. lid 2) voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen. Dit betekent dat een beschrijving van de kwalitatieve en kwantitatieve behoefte nodig is:

  • Criterium 2a: Het plan sluit aan bij de kwantitatieve behoefte
  • Criterium 2b: Het plan sluit aan bij de kwalitatieve behoefte

  • 3. Criterium 3: Het plan is (sub)regionaal afgestemd

Het derde criterium betreft subregionale afstemming, zodat gezamenlijke oordeelsvorming plaatsvindt en het gemeenschappelijk belang voorop blijft staan (geen onderlinge concurrentie en overschotten op subregionale niveau). De sub regio bepaalt of het plan aan de subregionale woningmarktprogrammering wordt toegevoegd.

Ad 1. Maatschappelijke meerwaarde
Onderhavige planontwikkeling voorziet in het herontwikkelen van een voormalige agrarische bedrijfslocatie in het hart van de kern Margraten. Hierbij worden wooneenheden gerealiseerd voor de doelgroep senioren en 1 á 2 persoonshuishoudens wat een bijdrage levert aan de transformatie van de bestaande woningvoorraad. Daarnaast wordt met dit plan wordt nieuw leven geblazen in een oud vervallen agrarisch object waardoor de leefbaarheid ter plekke verbetert.

Ad 2. Het plan is planologisch aanvaardbaar
Het plan voorziet feitelijk in het toevoegen van planologisch gezien vijf wooneenheden omdat reeds één bedrijfswoning is toegestaan. Derhalve is geen sprake van een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in de Ladder voor Duurzame Verstedelijking. Gelet op de speerpunten van uw gemeentelijke woningbouwbeleid, waarop verderop in dit schrijven wordt ingegaan, sluit het realiseren van drie seniorenwoningen en drie woningen voor 1 á 2 persoonshuishoudens aan bij de woonbehoefte.

Ad 3. (Sub) regionale afstemming
Vanwege het toevoegen van vijf wooneenheden is het plan positief afgestemd met de subregio Maastricht en Heuvelland.

4.4 Gemeentelijk beleid

4.4.1 Woonvisie 'Samen bouwen aan de toekomst'

In de lokale woonvisie 'Samen bouwen aan de toekomst 2019 - 2025', vastgesteld door de raad in april 2019, heeft de gemeente vier speerpunten geformuleerd:

  • De gemeente wil zorg dragen voor voldoende woningen voor alle doelgroepen die nu en in de nabije toekomst in de gemeente woonachtig zijn. De aandacht gaat daarbij vooral uit naar de bestaande woningvoorraad.
  • De gemeente wil zich inspannen dat starters, oudere doorstromers en bijzondere doelgroepen optimaal toegang hebben tot de woningvoorraad. Betaalbaarheid en functionaliteit is hierbij een belangrijke randvoorwaarde.
  • De gemeente geeft hoge prioriteit aan levensloopbestendigheid en verduurzaming van de bestaande woningvoorraad.
  • De gemeente wil de leefbaarheid in alle gemeentelijke woonkernen waarborgen, zo veel mogelijk met behoud van de onderscheidende identiteiten en de waardevolle woonmilieus.

Met dit programma wordt voorzien in een aantoonbare behoefte binnen de gemeente door het realiseren van woningen voor senioren en 1 á 2 persoonshuishoudens ter plaatse van een voormalige agrarische bedrijfslocatie binnen de bebouwde kom van Margraten. Hiermee sluit deze ontwikkeling aan bij de vigerende bestemmingen in de directe omgeving en draagt het bij aan de leefbaarheid van de kern.

4.4.2 Conclusie gemeentelijk beleid

Gelet op het vorenstaande uiteenzetting van het gemeentelijke beleid wordt geconcludeerd dat onderhavige projectontwikkeling niet strijdig is met dit beleid.

Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten

Bij de realisering van een planontwikkeling moet in de eerste plaats rekening worden gehouden met aspecten uit de omgeving die een negatieve invloed kunnen hebben op het plangebied. Dit geldt omgekeerd ook voor de uitwerking die het project heeft op zijn omgeving. Voor de locatie zijn in dit hoofdstuk de milieuaspecten bodem, geluid, milieuzonering, luchtkwaliteit en externe veiligheid onderzocht.

5.1 Milieutechnische aspecten

5.1.1 Bodem

Indien sprake is van een planologische functiewijziging en het realiseren van nieuwe verblijfsruimten, dient te worden bezien of de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem ter plekke geschikt is voor het voorgenomen gebruik. Bij voorliggende planontwikkeling is daarvan sprake. Dientengevolgen is een bodemonderzoek uitgevoerd, waarvan de rapportage is toegevoegd als Bijlage 4. Op grond het verrichte onderzoek zijn de volgende conclusies getrokken en aanbevelingen gedaan:

  • analystisch is in de bovengrond lichte overschrijdingen met nikkel en kobalt worden aangetroffen.
  • analytisch is in de ondergrond geen overschrijdingen aangetroffen, ter plaatse van de gehele locatie voldoet de ondergrond aan de klasse AW2000;
  • zintuigelijk zijn tijdens het verrichten van het bodemonderzoek geen asbestverdachte materialen aangetoond.

De lichte verontreinigingen zijn van dien aard, dat ze geen belemmeringen veroorzaken voor de toekomstige nieuwbouw. Op grond van het verrichte bodemonderzoek zijn er geen aanleidingen geweest om over te gaan tot het uitvoeren van een nader onderzoek.

Conclusie bodem

Gelet op vorenstaande vormt het aspect bodem geen belemmering voor de voorgenomen projectontwikkeling.

5.1.2 Geluid

Indien sprake is van het realiseren van (nieuwe) geluidgevoelige objecten (zoals woningen), dient te worden beoordeeld of sprake kan zijn van geluidbelasting als gevolg van wegverkeerslawaai, industrielawaai en spoorweglawaai. Onderhavig plangebied is gelegen binnen de wettelijke geluidzone van omliggende wegen. Dientengevolge is een akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai uitgevoerd, waarvan de rapportage is bijgevoegd als Bijlage 5.

Middels een akoestisch onderzoek moet worden aangetoond dat de gevelbelasting vanwege het wegverkeerslwaai niet zodanig is dat de, in de Wetgeluidhinder opgenomen, voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt overschreden. Is dit wel het geval, dan zal een procedure voor het vaststellen van een Hogere Waarde gevolgd dienen te worden.


Verricht akoestisch onderzoek
Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat de geluidbelasting op appartement 1, 3, 4, 5 en 6 niet voldoet aan de voorkeursgrenswaarde. Op appartement 2 wordt wel voldaan aan de voorkeursgrenswaarde. In navolgende tabel zijn de resultaten op de gevels t.g.v. Pastoor Brouwersstraat weergeven:

afbeelding "i_NL.IMRO.1903.WPKOM6269BP3-ON01_0024.jpg"

De maximale ontheffingswaarde van 63 dB wordt op één punt overschreden namelijk beoordelingspunt t04, zijnde de voorgevel van appartement 1, 4 en 5 welke gelegen zijn in het woonhuis. Deze voorgevel dient derhalve doof uitgevoerd te worden. Dit is geborgd in de regels.

Omdat in het onderzoek gemotiveerd is aangegeven dat maatregelen om de geluidbelasting te verlagen op overwegende bezwaren stuiten, dient het college van burgemeester en wethouders een hogere grenswaarde te verlenen conform artikel 110a, lid 5 van de Wet geluidhinder.

In een nader onderzoek is de karakteristieke geluidwering onderzocht. Dit betreft een akoestisch onderzoek naar de gevelwering. De rapportage van dit onderzoek is bijgevoegd in Bijlage 6. Uit de resultaten van het aanvullend akoestisch onderzoek bijkt dat, met de toepassing van geluidwerende maatregelen, het bouwplan voldoet aan de eisen uit het Bouwbesluit en een aanvaardbaar binnenniveau gegarandeerd kan worden.

Conclusie geluid

Gelet op vorenstaande vormt het aspect geluid, met het doof uitvoeren van de voorgevel van appartement 1, 4 en 5, geen belemmering voor onderhavige project.

5.1.3 Milieuzonering

Milieuzonering zorgt ervoor dat nieuwe bedrijven een passende locatie in de nabijheid van woningen krijgen en dat (andersom) nieuwe woningen op een verantwoorde afstand van bedrijven gesitueerd worden. Het waar mogelijk scheiden van bedrijven en woningen bij nieuwe ontwikkelingen dient twee doelen:

  • het reeds in het ruimtelijke spoor voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar voor woningen;
  • het tegelijk daarmee aan de bedrijven voldoende zekerheid bieden dat zij hun activiteiten duurzaam binnen aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

De gemeente beslist zelf of zij op een bepaalde locatie bedrijven of woningen wil mogelijk maken. Dit besluit dient echter wel zorgvuldig te worden afgewogen en te worden verantwoord.

Pastoor Brouwersstraat 1
De ter plaatse van onderhavig plangebied van toepassing zijnde bestemming 'Agrarische bedrijfsdoeleinden' omvat tevens de locatie Pastoor Brouwersstraat 1. Dit betreft planologisch gezien de tweede bedrijfswoning die is toegestaan ter plekke. De huidige eigenaar heeft levenslang vruchtgebruik voor het bewonen van de woning en wenst op dit moment geen planologische wijziging voor dit object. Daarmee blijft deze locatie buiten voorliggende planontwikkeling. In de nieuwe situatie blijft ter plaatse van de (bedrijfs)woning aan de Pastoor Brouwersstraat 1 de bestaande agrarische bedrijfsbestemming behouden.

Na de herbestemming van Pastoor Brouwersstraat 3 is praktisch en milieutechnisch geen mogelijkheid voor het oprichten van nieuwe bedrijfsactiviteiten ter plaatse van Pastoor Brouwersstraat 1. Initiatiefnemers van voorliggend project hebben recht tot eerste koop, waardoor op termijn de bestemming 'agrarische bedrijfsdoeleinden' wegbestemd kan worden en de planologische situatie recht doet aan het huidige en toekomstige gebruik.

Hoenderstraat 1
Naast onderhavig projectgebied ligt een woon- zorgcomplex (Hoenderstraat 1). Voor dergelijke bedrijven hanteert de VNG bedrijven en milieuzonering een richtafstand van 30 meter. De omgeving van het project wordt echter gekenmerkt door functiemenging. In dergelijke gebieden wordt de toelaatbaarheid van woningen naast milieubelastende functies beoordeeld aan de hand van drietal milieucategorieën. Een verpleeghuis valt in categorie B.

Deze aard van activiteiten kunnen in een gemengd gebied worden uitgeoefend, echter gezien de milieubelasting dienen zij bouwkundig te zijn afgescheiden van woningen. In de huidige situatie zijn de betreffende panden niet aan elkaar gebouwd. In de nieuwe situatie zal dit ook niet het geval zijn.

Hoenderstraat 7
Ten opzichte van onderhavig projectgebied is aan de noordzijde (Hoenderstraat 7) een aannemersbedrijf gevestigd. Uitgaande van de categorie 'Aannemersbedrijven met werkplaats: b.o. < 1000 m²' (SBI-2008: 41,42,42) genoemd inde VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering (editie 2009)' dient voor deze bedrijvigheid een grootste richtafstand van 30 meter (vanwege geluid) in acht te worden genomen tussen de grens van de inrichting en de gevel van een (geluid)gevoelig object.

De kortste afstand tussen de inrichtingsgrens van de bovengenoemde bedrijfslocatie tot onderhavig projectgebied is circa 25 meter. In beginsel zou dit betekenen dat mogelijk niet aan de richtafstand kan worden voldaan. Gelet echter op de dichterbij gelegen woningen aan de Hoenderstraat 5 en 9 is onderhavige projectlocatie niet maatgevend voor de ontwikkel mogelijkheden van bedrijvigheid aan de Hoenderstraat 7.

Hoenderstraat 2
Ten opzichte van onderhavig projectgebied is aan de noordzijde (Hoenderstraat 2) tevens een accountantskantoor gevestigd. Uitgaande van de categorie 'Overige zakelijke dienstverlening: kantoren' (SBI-2008: 63, 69 t/m 71, 73, 74, 77, 78, 80 t/m 82') genoemd inde VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering (editie 2009)' dient voor deze bedrijvigheid een grootste richtafstand van 10 meter (vanwege geluid) in acht te worden genomen tussen de grens van de inrichting en de gevel van een (geluid)gevoelig object.

De afstand tussen de bestemming van het accountantskantoor en het projectgebied bedraagt circa 35 meter. Aan de richtafstand wordt ruimschoots voldaan.

Conclusie
Gelet op vorenstaande vormt het aspect milieuzonering geen belemmering voor onderhavig project.

5.1.4 Luchtkwaliteit

Het besluit NIBM, zijnde een algemene maatregel van Bestuur (AmvB), legt vast wanneer een project 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdraagt aan de toename van concentraties van bepaalde stoffen in de lucht. Een project is NIBM wanneer het aannemelijk is dat het een toename van de concentratie veroorzaakt van maximaal 3%. De 3% grens wordt gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2). Dit komt overeen met 1,2 microgram/m3 voor zowel PM10 als NO2. Het NSL is vanaf augustus 2009 van kracht, zodat de 3% grens aangehouden dient te worden.

In de regeling NIBM is (onder andere) aangegeven dat een plan tot 1.500 woningen niet in betekenende mate bijdraagt aan de toename van de concentratie fijn stof en stikstofdioxide in de lucht. Van dergelijke ontwikkeling is bij onderhavig project geen sprake.

NIBM-tool InfoMil
Ook zal het plan niet leiden tot een dusdanig aantal toenemende verkeersbewegingen dat de grenswaarde van de luchtkwaliteit daarmee wordt overschreden. InfoMil heeft een NIBM-tool ontwikkeld waarmee een 'worst-case' berekening kan worden verricht voor de bijdrage van het extra verkeer als gevolg van een plan op de luchtkwaliteit. Dit rekenmodel toont aan dat tot 2.138 extra voertuigen (weekdaggemiddelde) niet in betekenende mate bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Hierbij wordt uitgegaan van 0% vrachtverkeer. Onderhavig project impliceert geen toename van dergelijke aantal voertuig bewegingen.


Conclusie luchtkwaliteit
Gelet op vorenstaande vormt het aspect luchtkwaliteit geen belemmeringen voor onderhavige project.

5.1.5 Externe veiligheid

In onderhavig geval is sprake van het realiseren van een zogenaamd kwetsbaar object. Het beleid van de gemeente 'Uitvoeringsbeleid Externe Veiligheid', vastgesteld door de raad op 17 december 2019, is derhalve van toepassing. Er dient een afweging te worden gemaakt of het project ertoe leidt dat een onaanvaardbaar risico ontstaat in het kader van de externe veiligheid.

Het beleid van de gemeente geeft per risicobron aan met welke afstanden rekening dient te worden gehouden en geeft een blauwdruk voor de verantwoording groepsrisico vanwege ruimtelijke ontwikkelingen binnen het invloedsgebied van een risicobron.

Risicovolle bronnen
Inrichtingen
Uitgaande van het Uitvoeringsbeleid externe veiligheid reiken de veiligheidsrisico's van inrichtingen binnen de gemeente Eijsden-Margraten niet verder dan 150 meter. Derhalve kan een zoekstraal van 150 meter worden aangehouden voor de identificatie van potentieel relevante inrichtingen. Binnen deze afstand liggen geen risicovolle inrichtingen.

Buisleidingen
Uitgaande van het Uitvoeringsbeleid externe veiligheid reiken de veiligheidsrisico's van hogedruk aardgasleidingen binnen de gemeente Eijsden-Margraten niet verder dan 430 meter. Derhalve kan een zoekstraal van 430 meter worden aangehouden voor de identificatie van potentieel relevante hogedruk aardgasleidingen. Deze zijn niet aanwezig binnen deze zoekstraal. Wel is op een afstand van 330 meter vanaf de plangrens een leiding van Defensie aanwezig (DPO leiding P25). Voor deze leiding hoeft uitsluitend rekening te worden gehouden met een belemmeringenstrook van 5 meter aan weerzijde van de buisleiding. Deze leiding is dan ook niet relevant voor de planvorming.

Basisnetroutes
Voor de basisnetroutes binnen de gemeentegrens (A2, Maas, spoorlijn Lutterade-Vise (B)) wordt conform het Uitvoeringsbeleid externe veiligheid een maximaal invloedsgebied van 1.500 meter aangehouden (voor de Maas 1.070 m). Deze basisnetroutes zijn op grotere afstand gelegen en derhalve niet relevant voor de planvorming.

Plaatsgebonden risico
Uit het uitgevoerde onderzoek naar de externe veiligheidsrisico's van de N278 dat is uitgevoerd in het kader van het Uitvoeringsbeleid externe veiligheid volgt dat voor de N278 géén sprake is van een plaatsgebonden risico PR10'6.

Het plangebied bevindt zich op 10 meter van de N278, en valt buiten de contour voor het plaatsgebonden risico. Wel is sprake van de ligging binnen het invloedsgebied van de provinciale weg N278, aangewezen als een transportroute voor gevaarlijke stoffen. Omdat het potentieel aantal personen binnen het gebied toeneemt dient een verantwoording groepsrisico te worden vastgesteld.

Ten behoeve van de berekening van de personebezetting is uitgegaan van de planologische plancapaciteit. In het algemeen kan voor een bedrijfswoning uitgegaan worden van 6 personen in de nacht. Er vanuitgaan dat deze personen overdag werken in hun bedrijf ter plekke is de personenbezetting overdag ook 6. Gelet hierop impliceert voorliggend plan geen significante verandering in de personenbezetting ten opzichte van de huidige bestemde situatie.

Situatie   Bestemming   Personenbezetting   Personenbezetting  
    Dag   Nacht  
Huidige situatie
 
Bedrijvigheid + wonen   6   6  
Toekomstige situatie   Woonfunctie (6 wooneenheden)   7,2   14,4  
  Verschil   + 1,2   + 8,4  

Tabel berekening personenbezetting

Verantwoording groepsrisico (<0,1 Oriënterende waarde en <10 % toename)
Vanwege het transport met gevaarlijke stoffen over de weg wordt gekeken naar maatgevende scenario's die effect hebben op de omgeving. Er is een belangrijk scenario vanwege het transport over de weg. Dat is het scenario explosie van een tankwagen met een brandbaar gas (BLEVE).

Bij een BLEVE komt de lading van de tankwagen vrij en komt tot ontbranding, hetgeen tot een enorme explosie met vuurbal leidt. Bij een explosie ontstaat er overdruk (luchtdruk, piekbelasting) die ervoor zorgt dat het gebouw ernstig wordt beschadigd. Daarnaast ontstaat er een vuurbelasting op de omgeving.

Het gebouw kan matig tot zwaar worden beschadigd vanwege een incident met een brandbaar gas. Ten gevolge van een incident kunnen dodelijke slachtoffers vallen. De personen in het plangebied zijn in het algemeen als zelfredzaam te beschouwen.

De bereikbaarheid van het plangebied is goed. De ontvluchting van het gebied en de toegang voor hulpdiensten is gewaarborgd.

Het plangebied is momenteel bij alarmeren gedekt via het waarschuwings- en alarmeringssysteem (WAS). De WAS voorziening is gelegen in het plangebied en het gehele plangebied valt binnen het dekkingsgebied. Het beleid van het Ministerie van Veiligheid en Justitie is om met ingang van 1 januari 2020 het WAS uit te faseren. Dit betekent dat het WAS met ingang van deze datum niet meer gehandhaafd en onderhouden wordt door het Ministerie van Veiligheid en Justitie. In plaats hiervan zal gebruik worden gemaakt van NL-Alert. NL-Alert is een alarm middel van de overheid voor alarmering via de mobiele telefoon. Met NL-Alert kan de overheid gericht mensen met een tekstbericht informeren. NL-Alert is met name bedoeld voor noodsituaties. In het bericht staat wat er aan de hand is en het handelingsperspectief van de personen in de directe omgeving van het incident. NL-alert wordt momenteel steeds vaker ingezet als (aanvullend) alarm middel.

Opgemerkt wordt dat de kans op een dergelijk ongeval dusdanig klein is dat het verwaarloosbaar wordt geacht. Gezien het voorgaande vormt het aspect externe veiligheid transport over de weg geen belemmeringen voor de besluitvorming.

Conclusie externe veiligheid

Gelet op vorenstaande vormt het aspect externe veiligheid geen belemmeringen voor onderhavig project.

5.2 Overige ruimtelijke aspecten

5.2.1 Archeologie en cultuurhistorie

Ter plaats van onderhavig projectgebied is voorts de dubbelbestemming 'Cultuurhistorische waarden' van toepassing. De gronden zijn primair bestemd voor het behouden van ter plekke bestaande cultuurhistorische waardevolle elementen (monumenten) en patronen (beplantings- en routepatronen).

Vooraleerst valt onderhavig plangebied, op basis van de erfgoedverordening van de gemeente Eijsden-Margraten, in een gebied gekenmerkt als 'monumenten van hoge waarde, niet beschermd volgens de Monumentenwet'. In beginsel dient voor bodemverstorende activiteiten dieper dan 0.30 meter en groter dan 250 m² van te voren archeologisch onderzoek uitgevoerd te worden.

Als gevolg van voorliggend initiatief wordt echter bestaande bebouwing (deels) gesloopt en herbouwd ter plekke waar de bodem reeds is verstoord. Derhalve is geen sprake van nieuwe bodemverstorende activiteiten en is de kans op archeologische vondsten zeer klein.

De Pastoor Brouwersstraat valt daarnaast in een gebied waar wordt gestreefd naar bescherming van de samenhangende cultuurhistorische waarden en het stedenbouwkundige beeld van de straatwanden. Omdat de bestaande woonhuis ter plekke aan de straatzijde behouden blijft, heeft dit geen invloed op de samenhangende cultuurhistorische waarden en het stedenbouwkundige beeld van de straatwanden.

Tevens is het plan ter beoordeling voorgelegd aan de welstand- en monumentencommissie welke onder voorwaarden een positief standpunt heeft ingenomen.

Conclusie

Gelet op vorenstaande vormt het aspect archeologie en cultuurhistorie geen belemmeringen voor onderhavig project.

5.2.2 Kabels en leidingen

Door het projectgebied lopen geen boven- en/of ondergrondse leidingen. Er is op dat gebied derhalve geen sprake van bijbehorende (planologische) beschermingszones en/of belangen van derden op dit punt.

De aanwezigheid van kabels en leidingen met betrekking tot de nutsvoorzieningen in de omgeving is evident. Bij het eventueel nader uitwerken van de aansluitingen, dient met de verschillende netwerkbeheerders contact te worden opgenomen.

Conclusie

Gelet op vorenstaande vormt het aspect kabels en leidingen geen belemmeringen voor onderhavig project.

5.2.3 Verkeer en parkeren

Onderhavige project voorziet een (netto) toevoeging van vijf wooneenheden ter plaats van een voormalige agrarische bedrijfslocatie. Dientengevolge dienen de (eventuele) gevolgen voor de verkeersstructuur alsmede het parkeren inzichtelijk te worden gemaakt. In dat kader is gebruik gemaakt van het paraplubestemmingsplan 'parkeren Eijsden-Margraten, vastgesteld door de gemeenteraad op 26 september 2018.

Verkeer
Ontsluiting van het projectgebied vind plaats via de De Koningswinkel. In bestaande situatie zijn de bedrijfsgebouwen ter plekke in gebruik geweest als opslag/loods. Een tekening van de bestaande situatie is bijgevoegd als Bijlage 7 bij voorliggend plan. In dat kader kan bedrijfsbebouwing gekenmerkt worden als 'bedrijf arbeidsextensief/bezoekersextensief'. Voor deze functie geldt in een gebied gekenmerkt als 'weinig stedelijk gebied' en 'rest bebouwde kom' een verkeersgeneratie van minimaal 7,9 en maximaal 9,6 per 100 m² BVO (bedrijsvloeroppervlak).

Op grond van de tekeningen van de bestaande situatie heeft bedrijfsbebouwing een vloeroppervlak van circa 310 m². Het aantal verkeersbewegingen komt daarbij neer op (afgerond) minimaal 24,5 (3,1x7,9) en maximaal 29,8 (3,1x9,6) voertuigbewegingen per werkdag etmaal. Voor één woning (vrijstaand) betreft de verkeersgeneratie minimaal 7,8 en maximaal 8,6. Dientengevolge is in bestaande situatie het aantal voortuigbewegingen minimaal 32,3 en maximaal 38,4 per werkdagetmaal.

In de nieuwe situatie geldt, volgens het parapluplan, voor één huur appartementen in de categorie midden/goedkoop in een gebied gekenmerkt als 'weinig stedelijk gebied' en 'rest bebouwde kom', een verkeersgeneratie van minimaal 3,7 en maximaal 4,5 per woning. Dat betekent voor onderhavige locatie een verkeersgeneratie van minimaal 22,2 (3,7x6) en maximaal 27 (4,5x6) vervoersbewegingen per werkdagetmaal.

Uit bovenstaande blijk dat de de verkeersgeneratie als gevolg van onderhavig plan afneemt. Gelet op de aanwezigheid van de N-weg in de directe omgeving kan de bestaande verkeersstructuur deze verkeersbewegingen moeiteloos aan.

Parkeren
In totaal worden ter plaatse 6 wooneenheden gerealiseerd, waarbij het gaat om 3 seniorenwoningen en 3 drie woningen voor 1 á 2-persoonshuishoudens. Voor de toepassing van het paraplubestemmingsplan kan worden uitgegaan van de volgende factoren:

  • weinig stedelijk gebied
  • rest bebouwde kom
  • huur, etage midden/goedkoop

Op basis van de kencijfers geldt dan een parkeerbehoefte van minimum 1 en maximum 1,8 parkeerplaatsen per wooneenheid. In totaal betekent dat een parkeerbehoefte van minimum 6 (1x6) en maximum 10,8 (1,8x6) (afgerond 11) parkeerplaatsen. Met het realiseren van 10 parkeerplaatsen op eigen terrein wordt aan de minimale parkeereis voldaan. In onderstaande afbeelding is de nieuwe parkeersituatie gevisualiseerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1903.WPKOM6269BP3-ON01_0025.jpg"

Schetsontwerp met aanduiding parkeerplaatsen

Conclusie

Gelet op vorenstaande vormt het aspect verkeer en parkeren geen belemmeringen voor onderhavig project.

5.2.4 Waterhuishouding

Voorliggend project voorziet naast een inpandige functiewijziging tevens in een afname van de totale oppervlakte dakverharding, hetgeen een verbetering voor de verwerking van hemelwater ten opzichte van de bestaande situatie impliceert. Immers, er bestaat meer mogelijkheid binnen het plangebied om het hemelwater ter plekke te kunnen laten infiltreren. Daarnaast zal bij aanleg van eventuele nieuwe bestrating halfverharding worden toegepast met uitzondering van terrassen.

Conclusie waterhuishouding

Gelet op vorenstaande vormt het aspect waterhuishouding geen belemmeringen voor onderhavig project.

5.2.5 Natuurbescherming

Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming in werking getreden. Deze wet vervangt 3 wetten: de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en faunawet. Artikel 1.11 Wet natuurbescherming voorziet in een algemen verplichting voor een ieder om voldoende zorg te dragen voor Natura 2000-gebieden, bijzondere nationale natuurgebieden en voor in het wild levende dieren en planten en hun directe leefomgeving.

Ter plekke wordt een boerderij herbestemd tot 'Wonen'. In verband met de planologische functiewijziging is een quickscan fora en fauna uitgevoerd. De rapportage van deze quickscan is bijgevoegd als Bijlage 8. Op grond van de quickscan zijn de volgende conclusies getrokken en aanbevelingen gedaan:

  • in de situatie blijkt dat er in de muren openingen zijn onstaan na verwijdering van betonwerken. Uit nader onderzoek kan de aanwezigheid van broedvogels met jaarrond beschermde nesten echter uitgesloten worden.
  • Aan de westzijde van de bebouwing is er een mogelijkheid tot verblijfplaatsen van vleermuizen, om dit uit te sluiten is nader onderzoek aanbevolen;
  • Geadviseerd wordt om voorafgaand aan het komende broedseizoen herstelwerkzaamheden uit te voeren om het nestelen van broedvogels tegen gegaan.

Ten behoeve van voorliggende planontwikkeling, waarbij primair sprake is van een planologische functiewijziging, behoeft geen nader onderzoek te worden verricht. Wel dient voorafgaand aan verlening van eventuele omgevingsvergunning(en) voor verbouwing het geadviseerde onderzoeken te zijn verricht alsmede rekening te worden gehouden met mogelijke nestplaatsen ter plaatse van onderhavig plangebied.

Natura 2000
Ten behoeve van onderhavige project is een onderzoek naar stikstof uitgevoerd. De rapportage van betreffend onderzoek is bijgevoegd als Bijlage 9. Op grond van dat onderzoek is gebleken dat zowel in de realisatie- als de gebruiksfase géén sprake is van stikstofdepositie op stikstof gevoelige Natura 2000-gebieden. De depositie is nergens hoger dan 0,00 mol potentieel zuur/ha/jaar. Negatieve effecten op instandhoudingsdoelen van N2000 gebieden ten gevolge van stikstof kunnen met zekerheid worden uitgesloten.

Conclusie natuurbescherming

Gelet op vorenstaande vormt het aspect natuurbescherming geen belemmeringen voor onderhavig project.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

De uitvoerbaarheid van het project dient in relatie tot de gemeentelijke financiën te zijn gewaarborgd. Daarbij dient ook te worden onderzocht of en in hoeverre de voorgenomen afwijkingen ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan aanleiding kunnen geven tot aanspraken om planschade als bedoeld in artikel 6.1 van de Wet ruimtelijke ordening.

6.1 Grondexploitatie

6.1.1 Algemeen

Afdeling 6.2 van de Wet ruimtelijke ordening draagt de titel 'Grondexploitatie'. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de mogelijkheden voor gemeenten (en ook provincie en Rijk indien deze als planwetgever optreden) om langs publiekrechtelijke weg eisen te stellen aan het in exploitatie brengen van gronden. Het gaat dan onder andere om eisen op het gebied van kostenverhaal, sociale woningbouw, particulier opdrachtgeverschap en fasering van de invulling van den openbare ruimte. Ook zijn in afdeling 6.2 Wro twee bepalingen opgenomen over de wijze waarop langs privaatrechtelijke weg eisen gesteld kunnen worden aan het in exploitatie brengen van gronden.

6.1.2 Exploitatieplan

Afdeling 6.4 Wro beschrijft een publiekrechtelijk stelsel waarbinnen door gemeenten (en in voorkomend geval provincie of Rijk) eisen gesteld kunnen worden aan de grondexploitatie. Dit publiekrechtelijk instrumentarium is aanvullend van aard. Het primaat ligt bij vrijwillige civielrechtelijke afspraken. Deze civielrechtelijke afspraken worden gemaakt in hetzij een anterieure overeenkomst (er is nog geen exploitatieplan vastgesteld) hetzij een posterieure overeenkomst (er is al een exploitatieplan vastgesteld).

Artikel 6.12, lid 1 Wro bepaalt dat de gemeenteraad wordt verplicht om de gronden, waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen, een exploitatieplan op te stellen. Artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) geeft aan om welke bouwplannen het gaat. Onder artikel 6.2.1, sub a, zijn vervolgens gevallen opgenomen waarvoor geen exploitatieplan behoeft te worden opgesteld.

Voorliggend plan betreft een bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1. Dientengevolge wordt een anterieure overeenkomst gesloten met intiatiefnemer en is het kostenverhaal als bedoeld in 6.2.4. onder I bro anderszins verzekerd.

6.2 Planschade

Artikel 6.1 Wet ruimtelijke ordening biedt de grondslag voor de vergoeding van zogenoemde planschade. Deze schadevergoeding wordt (in beginsel) door het college van burgemeester en wethouders van de betreffende gemeente toegekend aan degene die als gevolg van een planontwikkeling schade lijdt.

Artikel 6.4a Wro bepaalt dat de gemeente de mogelijkheid heeft om met een initiatiefnemer van een planontwikkeling een overeenkomst te sluiten. De strekking van dergelijke planschadeovereenkomst is dat de door derden geleden schade geheel (of gedeeltelijk) voor rekening komt van de initiatiefnemer, omdat de schade voortvloeit uit het op zijn of haar verzoek ten behoeve van een planontwikkeling wijzigen van het bestemmingsplan of verlenen van een omgevingsvergunning.

Tussen de gemeente Eijsden-Margraten en de initiatiefnemer zal een planschade-verhaalsovereenkomst worden afgesloten. De kosten van eventuele voor vergoeding in aanmerking komende planschadeverzoeken zijn dan ook niet voor rekening van de gemeente Eijsden-Margraten.

Hoofdstuk 7 Planstukken

Het wijzigingsplan 'Pastoor Brouwersstraat 3 Margraten' van de gemeente Eijsden-Margraten bestaat uit voorliggende toelichting, regels en een verbeelding.

7.1 Algemeen

Op 1 juli 2008 is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking getreden. Behalve een vernieuwd stelsel voor processen voor de ruimtelijke ordening in Nederland, worden met de inwerkingtreding van de nieuwe Wro ook de resultaten van DURP (Digitale Uitwisseling in Ruimtelijke Processen) wettelijk verankerd. Dit houdt in dat nagenoeg alle instrumenten uit de Wro door bronhouders digitaal beschikbaar zijn, waardoor de bestemmingsplannen onderling vergelijkbaar worden. Hiervoor is het pakket 'RO Standaarden 2008' ontwikkeld, dat wettelijk is vastgelegd in de bij de Wro behorende 'Regeling standaarden ruimtelijke ordening'.

Vergelijkbaarheid van bestemmings- en inpassingsplannen wordt door de SVBP2012 (Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012) op drie manieren gerealiseerd:

  • er is een begrippenkader gegeven dat in de plannen toegepast moet worden. Het gaat dan bijvoorbeeld om lijsten van bestemmingshoofdgroepen met mogelijke gebruiksdoelen, dubbelbestemmingen, aanduidingen, indeling van regels etc. Voor het hanteren van het begrippenkader is geen specifieke software vereist;
  • er is een verplichte 'analoge verbeelding' voorgeschreven, hetgeen inhoudt de manier waarop het plan op papieren kaarten moet worden getoond. Er zijn dwingende regels inzake de opmaak van het plan. Voor het opmaken van plannen is in de praktijk speciale software benodigd;
  • er is een verplichte 'digitale verbeelding' voorgeschreven, waarmee wordt gedoeld op het tonen van het plan in een digitale omgeving (website).

Vanaf 1 januari 2010 dient een bestemmingsplan digitaal raadpleegbaar en uitwisselbaar te zijn. Voorliggend wijzigingsplan voldoet aan deze digitaliseringverplichting.

7.2 Toelichting, regels en verbeelding

Een wijzigingsplan bestaat uit een toelichting, regels en een verbeelding. De regels en verbeelding vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het wijzigingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderling verband te worden bezien. De regels en de verbeelding zijn namelijk onlosmakelijk met elkaar verbonden, aangezien op de verbeelding de bestemmingen visueel zijn weergegeven en de regels onder andere het gebruik en de bouwmogelijkheden bij deze bestemmingen geven.

7.2.1 Toelichting

De toelichting van het wijzigingsplan heeft geen rechtskracht, maar is wel een belangrijk onderdeel van het totale plan. De toelichting geeft namelijk een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten zoals deze aan het wijzigingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting een belangrijk hulpmiddel bij de interpretatie van het wijzigingsplan.

7.2.2 Regels

Conform de SVBP2012 dienen de regels van een bestemmings-/wijzigingsplan volgens een bepaalde opbouw te worden opgesteld, waarbij opgemerkt dient te worden dat niet elk plan alle elementen van navolgende opbouw bevat:

  • Hoofdstuk 1: Inleidende regels
    • 1. Begrippen
    • 2. Wijze van meten

  • Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels
    • 1. Bestemmingen
    • 2. Voorlopige bestemmingen
    • 3. Uit te werken bestemmingen
    • 4. Dubbelbestemmingen

  • Hoofdstuk 3: Algemene regels
    • 1. Anti-dubbeltelregel
    • 2. Algemene bouwregels
    • 3. Algemene gebruiksregels
    • 4. Algemene aanduidingsregels
    • 5. Algemene afwijkingssregels
    • 6. Algemene wijzigingsregels
    • 7. Verwezelijking in de naaste toekomst
    • 8. Algemene procedureregels
    • 9. Overige regels

  • Hoofdstuk 4: Overgangs- en slotregels
    • 1. Overgangsrecht
    • 2. Slotregel

De regels van de verschillende bestemmingen worden als volgt opgebouwd, waarbij eveneens geldt dat een bestemmingsregel niet alle elementen hoeft te bevatten:

  • Bestemmingsomschrijving
  • Bouwregels
  • Nadere eisen
  • Afwijken van de bouwregels
  • Specifieke gebruiksregels
  • Afwijken van de gebruiksregels
  • Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
  • Wijzigingsbevoegdheid

Bij voorliggend wijzigingsplan zijn de regels van het bestemmingsplan 'Kern Margraten' één op één van toepassing verklaard.

7.2.3 Verbeelding

De 'vroegere' plankaart wordt in het kader van het huidige planologische regime aangeduid als 'verbeelding'. Op een verbeelding wordt de grens van het plangebied weergegeven waarbinnen onder meer de verschillende (dubbel)bestemmingen, bouwvlakken en bouw-/functie-/maatvoeringsaanduidingen (en de ligging daarvan) visueel zijn weergegeven.

De verbeelding met betrekking tot voorliggend wijzigingsplan is digitaal raadpleegbaar via www.ruimtelijkeplannen.nl.

De verbeelding is direct (juridisch) verbonden met de bijbehorende regels. In deze regels worden de condities en voorwaarden gesteld behorende bij de verschillende bestemmingen.

Hoofdstuk 8 Vooroverleg, inspraak en formele procedure

8.1 Inleiding

De procedure voor vaststelling van een wijzigingsplan is door de wetgever geregeld. Aangegeven is dat tussen gemeente en verschillende instanties overleg over het plan moet worden gevoerd alvorens een ontwerp wijzigingsplan ter visie kan worden gelegd. Bovendien is het noodzakelijk dat belanghebbenden de gelegenheid hebben om hun visie omtrent het plan te kunnen geven. Pas daarna kan de wettelijke procedure met betrekking tot vaststelling van het bestemmingsplan van start gaan.

8.2 Vooroverleg

Artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) bepaalt dat burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan of wijzigingsplan, waar nodig, overleg plegen andere betrokken overheden en overheidsdiensten (wettelijke adviseurs). Daarbij moet worden gedacht aan naburige gemeenten, het waterschap, en de diensten van het Rijk en de provincie. Overleg met het waterschap is altijd verplicht, terwijl het tot de verantwoordelijkheid van de gemeente behoort om te beoordelen of overleg met de desbetreffende diensten van het Rijk en de provincie nodig is. Artikel 3:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is van overeenkomstige toepassing.

De bedoeling van dit vooroverleg is voornamelijk om de opstellers van het plan tijdig de mogelijkheid te geven het plan desgewenst aan opmerkingen van andere overheden aan te passen.

8.3 Inspraak

Ingevolge artikel 1.3.1 Besluit ruimtelijke ordening dienen burgemeester en wethouders te besluiten en te publiceren of er terinzagelegging van het wijzigingsplan plaatsvindt, of er zienswijzen kunnen worden ingediend en of een onafhankelijke adviesinstantie advies uitbrengt. Ook is in voornoemd artikel bepaald dat het voornemen tot het voorbereiden van een wijzigingsplan, waarbij geen MER wordt opgesteld, dient te worden gepubliceerd conform artikel 3:12, lid 1 en 2 van de Algemene wet bestuursrecht en langs elektronische weg.

Ten behoeve van voorliggend planvoornemen wordt de wettelijke voorgeschreven zienswijzeprocedure gevolgd.

8.4 Formele procedure

8.4.1 Algemeen

De wettelijke (formele) wijzigingsplanprocedure bestaat uit navolgende stappen:

  • 1. Openbare kennisgeving van het ontwerp wijzigingsplan.
  • 2. Ter inzage legging van het ontwerp wijzigingsplan met alle bijbehorende stukken gedurende 6 weken. Tevens wordt de bekendmaking toegezonden aan Gedeputeerde Staten, belanghebbenden en betrokkenRijksdiensten.
  • 3. Gedurende de termijn van ter inzage legging kan een ieder zienswijzen naar voren brengen.
  • 4. Vaststelling van het wijzigingsplan door het college van burgemeester en wethouders binnen 8 weken.
  • 5. Algemene bekendmaking van het vastgestelde wijzigingsplan door ter inzage legging binnen 2 weken.
  • 6. Mogelijkheid tot beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen 6 weken nabekendmaking.
  • 7. Inwerkingtreding op de dag na afloop van de beroepstermijn, zijnde 6 weken na de bekendmaking, tenzijbinnen deze termijn een verzoek om voorlopige voorziening is ingediend bij de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
8.4.2 Zienswijzen

Het ontwerp van voorliggend wijzigingsplan heeft vanaf ...-...-2023 tot en met ...-...-2023 voor zienswijzen ter visie gelegen. Gedurende deze termijn zijn wel/geen zienswijzen ingekomen.