Plan: | Tag West fase 2 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1896.BP0076-VS01 |
Aan de zuidwestzijde van de kern van Genemuiden ligt de uitbreidingswijk Tag, wat bestaat uit Tag Oost en Tag West. Bij de vaststelling van het bestemmingsplan voor het nieuwe woongebied Tag West in 2012 is besloten om in het noordelijk deel van het plangebied met een directe bouwtitel woningen mogelijk te maken. De zuidelijke helft is onder voorwaarden van een wijzigingsbevoegdheid mogelijk gemaakt.
De realisatie van het noordelijke deel van Tag West is in volle gang. Besloten is om voor de tweede fase van Tag West de planologische procedure op te starten. Er is gekozen om een nieuw bestemmingsplan op te stellen, in plaats van gebruik te maken van de wijzigingsbevoegdheid. Voorliggend bestemmingsplan maakt het zuidelijke deel van Tag West juridisch-planologisch mogelijk.
Het plangebied betreft het zuidelijke deel van de nieuwe woonwijk Tag West in Genemuiden. Het plangebied wordt begrensd door de Tagweg in het oosten. De zuid- en westzijde van het plangebied wordt begrensd door de buitenzijde van de dijk. In het noorden wordt de eerste fase van de woonwijk Tag West gerealiseerd. Zie figuur 1.1 voor de ligging van het plangebied.
Figuur 1.1: Ligging plangebied (bron: Arcgis luchtfoto 2018)
Ter plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Tag West' vastgesteld op 12 januari 2012. Zie figuur 1.2 voor de verbeelding van het bestemmingsplan.
Figuur 1.2: Bestemmingsplan Tag West (bron: ruimtelijkeplannen.nl)
Voor het grootste deel van het plangebied geldt de bestemming 'Agrarisch'. Deze gronden zijn bestemd voor de uitoefening van het agrarisch bedrijf met de daarbij behorende bouwwerken geen gebouwen zijnde. De bestaande verkeersstructuur is bestemd voor 'Verkeer'. De omliggende dijk is bestemd met 'Groen' met daarbij de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering'. Binnen deze dubbelbestemming is de aanleg, verbetering, het beheer en onderhoud van de waterkering geborgd. Er zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de waterstaatsdoeleinden toegestaan.
Het gehele zuidelijke gebied is daarnaast tevens aangeduid met de gebiedsaanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied'. Voor dit wijzigingsgebied gelden de algemene wijzigingsregels in artikel 13.
In hoofdstuk 2 komt de ruimtelijke analyse van het plangebied aan de orde en wordt het plan beschreven. Vervolgens wordt de ontwikkeling in hoofdstuk 3 aan het actuele beleidskader getoetst dat relevant is voor het plangebied. In hoofdstuk 4 worden de relevante omgevingsaspecten en de bijbehorende onderzoeken beschreven. Een toelichting op de juridische regeling van het plan is opgenomen in hoofdstuk 5. Ten slotte gaat hoofdstuk 6 in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.
De locatie ligt aan de westrand van Genemuiden. De naam Tag is afgeleid van ‘het Hag’, het bos aan de westzijde van de Kamperzeedijk. Het plangebied ligt achter ’t Hag. Tag is opgedeeld in een deelgebied Tag Oost en Tag West. Het plangebied betreft fase 2 van Tag West. De eerste fase van Tag West is inmiddels nagenoeg gerealiseerd.
In de huidige situatie bestaat het plangebied uit open graslanden met enkele rietsloten. Er is geen bebouwing aanwezig. In het zuiden van het plangebied bevindt zich een groot gronddepot. De ruimtelijke karakteristiek van polderlandschap dit gebied bestaat uit open graslandpercelen die van elkaar gescheiden door watergangen. Om het gebied heen ligt een primaire waterkering. Binnen een zone van 20 meter vanuit de kern van de waterkering mag niet zonder ontheffing van de waterbeheerder worden gebouwd.
Voor het gehele gebied Tag West is een stedenbouwkundig plan met bijbehorend beeldkwaliteitsplan opgesteld. Zie figuur 2.1 voor het stedenbouwkundig plan. Hierbij zijn drie uitgangspunten gehanteerd; de inpassing in de omgeving, de ontsluiting en duurzaamheid.
Figuur 2.1: Stedenbouwkundig plan Tag West (bron: Beeldkwaliteitsplan Tag West)
Voor het hele Tag West is een maximum van 470 woningen beoogd. Dit bestemmingsplan maakt ten hoogste 240 grondgebonden woningen in verschillende typen mogelijk.
Dit hoofdstuk geeft een overzicht van het voor het plangebied relevante ruimtelijke beleidskader. De ontwikkeling is in overeenstemming met het rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid.
De Nationale Omgevingsvisie, kortweg NOVI, loopt vooruit op de inwerkingtreding van de Omgevingswet en vervangt op rijksniveau de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Uitgangspunt in de nieuwe aanpak is dat ingrepen in de leefomgeving niet los van elkaar plaatsvinden, maar in samenhang. Zo kunnen in gebieden betere, meer geïntegreerde keuzes worden gemaakt.
Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie van het Rijk in beeld.
In wat voor Nederland willen we graag leven in 2050
Als we alle wensen naast elkaar leggen, ontstaat het volgende beeld. We willen een land:
Nationale belangen
Gemeenten, waterschappen, provincies en het Rijk zijn samen verantwoordelijk voor de fysieke leefomgeving. Sommige belangen en opgaven overstijgen het lokale, regionale en provinciale niveau en vragen om nationale aandacht. Dit noemen we 'nationale belangen'. Het Rijk heeft voor alle nationale belangen een zogenaamde systeem-verantwoordelijkheid. Voor een aantal belangen is het Rijk zelf eindverantwoordelijk. Maar voor een groot aantal nationale belangen zijn dat de medeoverheden.
De NOVI richt zich op die ontwikkelingen waarin meerdere nationale belangen bij elkaar komen, en keuzes in samenhang moeten worden gemaakt tussen die nationale belangen.
Voor dit project relevante nationale belangen zijn:
De nationale belangen zijn vastgelegd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening. De regels werken door in bestemmingsplannen.
Toetsing
In dit bestemmingsplan zijn geen strijdigheden met de uitgangspunten uit de NOVI opgenomen.
Ieder bestemmingsplan dat nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk maakt, moet een verantwoording bevatten van de ladder voor duurzame verstedelijking (art. 3.1.6. lid 2 Bro). Voor binnenstedelijke projecten moet de behoefte worden beschreven. Deze onderbouwing is daarop afgestemd en gaat in op de behoefte.
Wel of geen stedelijke ontwikkeling?
De ladder is van toepassing als een plan wordt aangemerkt als 'nieuwe stedelijke ontwikkeling'. Of er sprake is van een 'stedelijke ontwikkeling' wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving.
Uit jurisprudentie blijkt dat het toevoegen van meer dan 11 woningen wordt gezien als nieuwe stedelijke ontwikkeling. Ook het toevoegen van meer dan 500 m2 aan commerciële functies wordt gezien als stedelijke ontwikkeling.
De huidige bestemming is vertrekpunt bij de beoordeling of sprake is van een stedelijke ontwikkeling.
Relevante regio
De relevante regio voor woningbouw is Zwartewaterland binnen de regio West Overijssel. Genemuiden is aangemerkt als woonmilieu 'centraal wonen'.
Figuur 3.1 Relevante regio West-Overijssel (bron: Ruimtelijke woonstrategieën West-Overijssel, Woonagenda West-Overijssel 2021-2025)
Toetsing
Bij de vaststelling van het bestemmingsplan voor het nieuwe woongebied TAG-West in 2012 is besloten om in de helft van het plangebied rechtstreeks woningen mogelijk te maken. De andere helft is onder voorwaarden mogelijk gemaakt. Achterliggende gedachte was dat voor de provincie de behoefte aan 470 woningen nog niet met zekerheid was aangetoond.
In de wijzigingsregels is vastgelegd dat zeker moet zijn dat binnen 10 jaar een omgevingsvergunning voor de bouw van de woningen verleend wordt. Anders gezegd moet de behoefte in de planperiode worden aangetoond. Daarom is de ontwikkeling getoetst aan de ladder voor duurzame verstedelijking.
In het noordelijk deel zijn 230 woningen mogelijk gemaakt en inmiddels binnen 6 jaar grotendeels gebouwd. Dat betekent dat het noordelijk plandeel ruimschoots binnen de planperiode wordt gebouwd en dat in het zuidelijk deel nog maximaal 240 woningen gerealiseerd mogen worden, bij gebleken behoefte.
Het toevoegen van 240 woningen wordt op deze locatie gezien als een nieuwe stedelijke ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied. In dat geval moet de behoefte worden beschreven bij de toetsing aan Artikel 3.1.6 lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening. Ook moet worden gemotiveerd waarom niet binnenstedelijk in de woningbehoefte kan worden voorzien.
Relevante woonregio
De relevante woonregio is in dit geval Genemuiden, binnen de gemeente Zwartewaterland. Genemuiden is een kern met een sterke binding.
Zwartewaterland is niet de gemiddelde gemeente in Nederland. Er wonen relatief veel gezinnen en maar weinig jonge eenpersoonshuishoudens. Deze gemeente kent dan ook relatief veel koopeengezinswoningen. De (sociale) huursector en het aantal appartementen is daarentegen relatief klein. Het hoge aandeel gezinnen zorg voor veel aanwas van jonge kinderen. Het geboorteoverschot ligt dan ook bijna 5 keer hoger dan het landelijke gemiddelde. Wel verliest de gemeente inwoners door verhuizing (vooral naar Zwolle), circa 100 personen per jaar meer dan dat zich hier vestigen.
Naar de toekomst toe verandert de huishoudenssamenstelling: vergrijzing en meer een- en tweepersoonshuishoudens. Het aantal huishoudens van 75 jaar en ouder zal naar verwachting toenemen. In tegenstelling tot het landelijk beeld, blijft het aantal gezinnen hoog en neemt naar verwachting zelf toe. Zwartsluis is van de drie kernen momenteel het meest vergrijst en Genemuiden juist het minste.
De kernen Genemuiden, Hasselt en Zwartsluis, hebben elk een eigen identiteit.
Figuur 3.2 identiteit kernen Zwartewaterland (Bron: woonvisie)
De kernen hebben één ding gemeen: er is sprake van een sterke sociale cohesie.
Woningbehoefte
De grote woningbehoefte in de relevante woonregio blijkt uit de regionale Woonagenda en het Woonbehoefteonderzoek Zwartewaterland 2020.
Woonagenda West-Overijssel 2021-2025
In de woonagenda (februari 2021) is ingegaan op de regionale behoefte en regionale afspraken. Deze zijn op 23 maart 2021 ondertekend. Hierin wordt uitgegaan van een bijdrage van Zwartewaterland van 759 woningen voor de komende 10 jaar aan het opvangen van de regionale behoefte. De totale regionale capaciteit is 25.800 woningen inclusief alle zachte plancapaciteit. Dit komt ongeveer overeen met de lokale behoefte van zo'n 24.300 woningen. De regio heeft de ambitie om ook een bijdrage te leveren aan de bovenregionale behoefte, waardoor de totale opgave op 35.000 tot 40.000 woningen ligt. De bestaande harde plancapaciteit van circa 10.300 is onvoldoende om in de lokale behoefte te voorzien.
Genemuiden is aangemerkt als een kern voor 'centraal wonen'. Centraal wonen in de grote kernen met als unieke kwaliteit dat je er relatief rustig kunt wonen met een goed voorzieningenniveau en een goede bereikbaarheid. Het gaat allereerst om kernen met een goede OV-/treinverbinding. Ook andere kernen zonder treinverbinding bieden een vergelijkbare kwaliteit van wonen, zoals Genemuiden. Zij bieden een breed aanbod van dorpse, groenstedelijke en suburbane woonmilieus. De behoefte aan dergelijke woonmilieus is groot. Deze kernen vervullen daarom een belangrijke rol in de verstedelijkingsopgave van de Cleantech Regio en de regio Zwolle.
in de regio is op dit moment onvoldoende plancapaciteit om de groei van 35.000-40.000 huishoudens tot 2030 op te vangen. Dat betekent dat regiobreed op zoek wordt gegaan naar geschikte locaties en strategieën voor het toevoegen van 9.000 - 14.000 woningen extra plancapaciteit na 2025.
De regio onderscheidt drie soorten sleutelprojecten, die allemaal tot versnelling leiden en een regionaal belang dienen, maar op een eigen wijze bijdragen aan de lokale en bovenlokale opgave en ambities
a. Inbreiding / binnenstedelijke transformatie / herstructurering
b. Uitleglocaties
c. Programma’s
Verstedelijking van Genemuiden is een van de sleutelprojecten met de locatie Tag West Fase 2 Dit De opgave is een grootschalige gebiedsontwikkeling voor Genemuiden voor de gehele behoefte, duurzame en toekomstbestendige woonwijk realiseren. Er zijn 240 woningen in de planning opgenomen (40 vrijstaand / 80 tweekappers / 120 rij- en hoekwoningen). De start staat gepland in 2022.
Woonbehoefteonderzoek Zwartewaterland 2020
In het Woonbehoefteonderzoek Zwartewaterland 2020 is de woningbehoefte 2020-2030 als volgt samengevat:
Per 1 januari 2020 heeft de gemeente een harde plancapaciteit van 201 woningen. Dit zijn allemaal koopwoningen. Daarom moet op korte termijn een deel van de ‘zachte’ capaciteit ‘hard’ worden gemaakt.
Er moeten aanvullende mogelijkheden voor de bouw van huurwoningen worden gezocht omdat in het huidige bouwprogramma alleen koopwoningen zijn voorzien. Het gaat voornamelijk om toegankelijke eengezinswoningen. In het huidige bouwprogramma zijn immers uitsluitend koopwoningen voorzien. De behoefte aan huurwoningen heeft vooral betrekking op toegankelijke eengezinswoningen en multifunctionele woningen.
Het bouwprogramma kan veel meer worden gericht op de woonwensen van ouderen. Dit betreft toegankelijke grondgebonden woningen (bungalows, aanleunwoningen, patiowoning, knarrenhof, etc.) en multifunctionele woningen. Een belangrijk aandachtspunt hierbij is wel de locatie van de nieuwbouw. Voor ouderen is de aanwezigheid van (zorg)voorzieningen in de directe omgeving relevant. Voor locaties die niet geschikt zijn voor ouderen kan worden ingezet op eengezinskoopwoningen. Het realiseren van toegankelijke woningen voor ouderen zorgt voor doorstroming. Hierdoor komen eengezinswoningen vrij voor huishoudens (waaronder starters) die op zoek zijn naar een (betaalbare) eengezinswoning in de gemeente of in de eigen kern.
De omvang van het richtinggevend bouwprogramma sluit aan bij de berekende woningbehoefte (750 woningen). Ook de verdeling naar koop en huur sluit daarbij aan (600 koopwoningen en 150 huurwoningen). Bij de onderverdeling naar segmenten zijn – vooral naar aanleiding van de gesprekken met de stakeholders – de volgende verschuivingen aangebracht:
Het richtinggevend woningbouwprogramma is:
Figuur 3.4 Richtinggevend woningbouwprogramma naar segmenten
Op basis van de woonwensen van de doorstromers kan het richtinggevende woningbouwprogramma voor de periode 2020-2030 als volgt indicatief worden verdeeld over de woningtypen:
Figuur 3.5 Richtinggevend woningbouwprogramma naar typen
Er is slechts harde plancapaciteit voor 201 woningen. In Tag West Fase 1 is nog restcapaciteit voor 46 woningen. Tag West fase 2 kan invulling geven aan de vraag en met dit bestemmingsplan wordt zachte plancapaciteit omgezet in harde capaciteit.
De uitbreidingsbehoefte is het grootst in Genemuiden en Hasselt. In alle drie de kernen is een duidelijke behoefte aan toegankelijke eengezinswoningen, zoals bungalows, patiowoningen, etc. Daarnaast is er ook behoefte aan multifunctionele woningen, zowel in de koop als in de huur. Omdat deze verdeling indicatief is, zijn in de volgende tabel geen getallen vermeld, maar aanduidingen.
De woningbehoefte in Genemuiden is relatief groot omdat de binding van doorstromers en starters met die eigen kern groot is en een beperkt deel van de huishoudens uit Genemuiden aangeeft te willen vertrekken.
Motivering locatiekeuze
In Genemuiden is vooral behoefte aan grondgebonden woningen. Binnenstedelijk is geen ruimte voor de gewenste 240 grondgebonden woningen. Bij een dorpse woningdichtheid van circa 25 woningen per hectare is een gebied van circa 10 hectare noodzakelijk om in de woningbehoefte te kunnen voorzien. Gelet op de lokale binding kan een locatie in een andere kern ook geen invulling geven aan de woningbehoefte van Genemuiden. Daarom heeft de gemeente in 2012 al besloten om uitbreiding van Genemuiden aan de westzijde mogelijk te maken.
Geconcludeerd wordt dat het plan voldoet aan de ladder voor duurzame verstedelijking.
De Omgevingsvisie Overijssel is in 2009 opgesteld en in 2020 geactualiseerd.
In de omgevingsvisie zijn drie leidende thema's opgenomen:
Duurzaamheid wordt volgens de Omgevingsvisie gerealiseerd door een transparante en evenwichtige afweging van ecologische, economische en sociaal-culturele beleidsambities.
Ruimtelijke kwaliteit wordt volgens de Omgevingsvisie mogelijk gemaakt door, naast bescherming, vooral in te zetten op het verbinden van bestaande kwaliteiten en nieuwe ontwikkelingen. Bij het sturen op ruimtelijke kwaliteit in de Omgevingsvisie is een sleutelrol weggelegd voor de gebiedskenmerken. Dit zijn de ruimtelijke kenmerken van een gebied of een gebiedstype, die bepalend zijn voor de karakteristiek en kwaliteit ervan. In de gekozen benadering zijn de natuurlijke laag, de laag van het agrarisch cultuurlandschap, de stedelijke laag en de lust- en leisure laag bepalend voor de kenmerken van een gebied. Deze lagen staan niet los van elkaar. Vaak liggen de lagen over elkaar heen en hebben plekken te maken met kenmerken van verschillende gebieden.
Sociale kwaliteit wordt volgens de Omgevingsvisie gerealiseerd door bewoners en gebruikers te betrekken bij de ontwikkeling van ons provinciaal beleid en de uitvoering van projecten. Ook wordt ruimte geboden aan initiatieven van 'onderop' en wordt ook aangesloten bij initiatieven die er al zijn.
Toetsing
Ontwikkelingsperspectieven
Het plangebied valt deels binnen Woon- en werklocaties buiten de stedelijke netwerken. De steden en dorpen buiten de stedelijke netwerken mogen altijd bouwen voor de lokale behoefte aan wonen, werken en voorzieningen, inclusief lokaal gewortelde bedrijvigheid, mits onderbouwd en regionaal afgestemd. Herstructurering en transformatie van de woon-, werk-, voorzieningen- en mixmilieus moeten deze vitaal en aantrekkelijk houden en de diversiteit aan milieus versterken. Herstructurering en transformatie bieden kansen om te anticiperen op klimaatverandering (bijvoorbeeld door ruimte voor groen, natuur en water te reserveren). Van belang is de stedelijke ontwikkeling altijd af te stemmen op de kenmerken van het watersysteem, bijvoorbeeld in laaggelegen gebieden bij bouw- en evacuatieplannen rekening houden met risico’s op overstroming of wateroverlast. Met de realisatie van het woongebied wordt rekening gehouden met het watersysteem ter plaatse.
Figuur 3.5 Uitsnede kaart ontwikkelperspectieven
Gebiedskenmerken - Natuurlijke laag
Het plangebied valt onder de natuurlijke laag in het Laagveengebied. In dit gebied is de ambitie de Wieden en Weerribben als grootste laagveenmoeras van Europa, aan elkaar verbinden via een brede overgangszone en ontwikkelen als een groot aaneengesloten (half) natuurlijk vaar- en recreatielandschap, met hoge biodiversiteit, met aanliggende kernen als poorten naar de natuur. In het stedenbouwkundig ontwerp van Tag-West is rekening gehouden met de schakelfunctie van dit gebied tussen de kern en het open landschap.
Gebiedskenmerken - Laag van het agrarisch cultuurlandschap
Het plangebied valt onder het agrarisch cultuurlandschap in de Laagveenontginningen. De ambitie is de cultuurhistorische kwaliteiten van het laagveenlandschap zoveel als mogelijk in stand te houden en beleefbaar te maken. De grote open ruimtes, het patroon van sloten met beplantingen, de vochtige bloemrijke weides met weidevogels geven dit landschap grote belevingswaarde. De grondgebonden landbouw is de drager van deze kwaliteiten, echter een nieuw perspectief op een gebiedsgerichte bedrijfsvoering - eventueel in combinatie met andere functies - is voor de toekomst van deze gebieden zeer wenselijk. Het karakteristieke bebouwingspatroon (voorkant aan de openbare weg; achterkant aan het landschap en in polder Mastenbroek op terpen) vormt vertrekpunt bij herstructurering, verdichting en uitbreiding van de agrarische bebouwing en de woon-/ werkmilieus. Met dit bebouwingspatroon is in het ontwerp rekening gehouden.
De beoogde ontwikkeling is niet in strijd met het provinciaal beleid.
In 2013 is de Structuurvisie van de gemeente Zwartewaterland vastgesteld. Hierin staat het beleid van de gemeente Zwartewaterland beschreven voor de lange termijn.
Toetsing
Het plangebied is aangemerkt als 'Wonen toekomstig'. In deze structuurvisie is Tag reeds als uitleggebied aangewezen. De ontwikkeling is daarom in lijn met het gemeentelijk beleid.
Figuur 3.6: Uitsnede structuurvisiekaart gemeente Zwartewaterland
Tag-West is in de ontwerpomgevingsvisie als project opgenomen. Om te kunnen voldoen aan de woningbehoefte van de kern Genemuiden worden in Tag-West 470 woningen gebouwd. Dit gebeurt in 2 fases: in de noordelijke 1e fase worden 230 woningen gerealiseerd en in de zuidelijke 2e fase worden 240 woningen gerealiseerd. De ontwikkeling wordt uitgevoerd door de Ontwikkelingscombinatie Genemuiden B.V.
In dit hoofdstuk worden de sectorale aspecten beschreven die voor dit bestemmingsplan relevant zijn. De resultaten en conclusies van de onderzoeken zijn per aspect opgenomen in de betreffende paragraaf.
Toetsingskader
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:
Onderzoek en conclusie
De aanleg van 240 woningen is een stedelijk ontwikkelingsproject zoals bedoeld in Onderdeel D11.2 van de bijlage uit het Besluit milieueffectrapportage. De drempelwaarde (2.000 of meer woningen) wordt hierbij niet overschreden. Dit betekent dat volstaan wordt met een 'vormvrije m.e.r.-beoordeling'. Ten behoeve van deze vormvrije m.e.r.-beoordeling is een aanmeldingsnotitie opgesteld, zie bijlage 1.
Bij besluit van 25 januari 2022 is vastgesteld dat geen MER nodig is. Ook is daar de aanmeldingsnotitie voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling opgenomen. Daaruit blijkt dat, gelet op de kenmerken van het project (zoals het kleinschalige karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r.), de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten, geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden.
Toetsingskader
Ten aanzien van geluidhinder is de Wet geluidhinder (Wgh) van kracht. Doel van deze wet is het terugdringen van hinder als gevolg van geluid en het voorkomen van een toename van geluidhinder in de toekomst. Voor het onderhavige plan is geluidhinder als gevolg van wegverkeerslawaai van belang. Woningen zijn volgens de Wet geluidhinder (Wgh) geluidgevoelige functies. Akoestisch onderzoek is noodzakelijk als de woningen binnen de geluidzone vallen van gezoneerde wegen. Op basis van jurisprudentie dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening ook bij 30 km/h-wegen de aanvaardbaarheid van de geluidbelasting te worden onderbouwd.
Akoestisch onderzoek is uitgevoerd omdat woningen op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidgevoelige functies zijn.
Onderzoek en conclusie
De beoogde woningen in het plangebied liggen binnen de geluidzone van de Tagweg (zuid) en de Matenweg. De woningen zijn ten gevolge van de Tagweg (zuid) getoetst aan de Wet geluidhinder. Dit onderzoek is opgenomen in bijlage 2.
De Matenweg is niet meegenomen in de berekeningen. Omdat deze weg wordt gebruikt door bestemmingsverkeer en hierdoor de voertuigbewegingen zeer beperkt zijn (100 mvt/etmaal). Ten gevolge van het wegverkeer op de Matenweg zal de wettelijke voorkeursgrenswaarde van 48 dB niet worden overschreden. Daarnaast is in het kader van een goede ruimtelijke ordening en op basis van jurisprudentie een beschouwing gegeven van de niet gezoneerde nieuwe interne weg.
Resultaten
Als gevolg van het wegverkeer op de Tagweg (zuid) wordt de wettelijke voorkeursgrenswaarde van 48 dB niet overschreden. De maximale berekende geluidbelasting bedraagt 47 dB, inclusief 5 dB aftrek artikel 110g Wgh.
Als gevolg van het wegverkeer op de nieuwe interne weg wordt de richtwaarde van 48 dB overschreden. De maximale berekende geluidbelasting bedraagt 57 dB, inclusief 5 dB aftrek artikel 110g Wgh. De maximaal aanvaardbare waarde van 63 dB wordt niet overschreden
Als gevolg van het wegverkeer op de Tagweg (noord) wordt de richtwaarde van 48 dB overschreden. De
maximale berekende geluidbelasting bedraagt 53 dB, inclusief 5 dB aftrek artikel 110g Wgh. De maximaal aanvaardbare waarde van 63 dB wordt niet overschreden.
Maatregelen
Maatregelen om de geluidbelasting te reduceren, zijn onderzocht aan de hand van de overschrijding van de geluidbelasting. Het toepassen van bron- en overdrachtsmaatregelen om de geluidbelasting te reduceren, zijn niet doeltreffend of redelijkerwijs niet mogelijk vanwege overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, financiële of praktische aard.
Het aspect wegverkeerslawaai vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling. Een besluit hogere waarden is niet noodzakelijk.
Toetsingskader
Op het gebied van verkeer en vervoer bestaat geen specifieke wetgeving die relevant is voor de voorgenomen activiteit. Wel dient in het kader van het ruimtelijk plan dat de activiteit mogelijk maakt, te worden onderbouwd dat het geheel voldoet aan een goede ruimtelijke ordening. Dit houdt onder meer in dat er voldoende parkeergelegenheid aanwezig dient te zijn en de eventuele verkeerstoename niet leidt tot knelpunten in de verkeersafwikkeling.
Voor de beoogde ontwikkeling wordt de verkeersgeneratie berekend op basis van kencijfers uit CROW publicatie 381 (Toekomstbestendig Parkeren). Het aantal parkeerplaatsen in het plangebied dient te voldoen aan de parkeernormen zoals opgenomen in het gemeentelijke verkeers- en vervoersplan (Gemeentelijk verkeers- en vervoersplan, 24-09-2008). Het GVVP sluit voor het aantal benodigde parkeerplaatsen per woningen aan bij de kengetallen uit de CROW-publicaties 182 en ASVV 2004. Voor het juiste kencijfer wordt een ligging in de rest bebouwde kom aangehouden, de gemeente heeft een weinig stedelijk karakter op basis van de adressendichtheid.
Ontsluiting
Gemotoriseerd en langzaam verkeer
De woningen in het plangebied worden ontsloten door een nieuw te realiseren ontsluitingsstructuur. De nieuwe erftoegangsweg met maximum snelheid 30 km/h
sluit aan de zuidoostzijde van het plangebied middels een nieuwe rotonde aan op de huidige Tagweg. Hiermee wordt de erftoegangsweg die door het woongebied loopt ontlast en krijgt deze een rustig, dorps karakter.
Vanaf de nieuwe rotonde bereikt gemotoriseerd verkeer in noordelijke richting via de Tagweg bestemmingen in de kern Genemuiden. De Tagweg is een erftoegangsweg waar een maximum snelheid van 30 km/u geldt. In zuidelijke richting leidt de Tagweg naar de N760 (tussen Genemuiden en IJsselmuiden). Vervolgens kan via de Randweg de N759 (tussen Genemuiden en Hasselt) worden bereikt.
De nieuwe erftoegangsweg wordt ingericht als weg met een maximum snelheid van 30 km/u. Er worden verkeersplateaus toegepast op belangrijke aansluitingen en er liggen erfontsluitingen aan de weg. De 'shared space' inrichting in de woonstraten waarbij gemotoriseerd verkeer en fiets verkeer gebruik maakt van de zelfde weg voldoet volledig aan de principes van 'Duurzaam Veilig' en draagt bij aan een duurzaam dorps/landelijk milieu. Met de aansluitingen op Tag Oost is Tag West direct verbonden met het hoofdfietsnet. Het plan voorziet in aanvullende recreatieve verbindingen met het pad op de kruin van de dijk.
Openbaar vervoer
De dichtstbijzijnde bushalte (Genemuiden, 't TAG) bevindt zich op circa 600 meter loopafstand van het plangebied. Hier halteert bus 74 in de richtingen Zwolle en Kampen.
Parkeren
Parkeerbehoefte
Het aantal parkeerplaatsen in het plangebied dient te voldoen aan de parkeernormen zoals opgenomen in het gemeentelijke verkeers- en vervoersplan (GVVP). In het GVVP is voor woningen een tabel opgenomen met daarin de parkeernormen voor de woningtypen duur, midden en goedkoop. Tabel 4.1 toont de parkeernormen voor woningen in de rest bebouwde kom, per woningtype.
Woningtype | Aantal parkeerplaatsen per woning |
Woningen duur | 2,00 |
Woningen midden | 1,75 |
Woningen goedkoop | 1,50 |
Tabel 4.1. Parkeernormen Zwartewaterland (rest bebouwde kom)
Wanneer parkeren wordt opgelost door een garage, oprit of carport op het kavel, gelden andere parkeernormen. Tabel 4.2 geeft hiervan een overzicht.
Woningtype | Parkeernorm (dure woning) |
Rijwoningen | 2 parkeerplaatsen per woning |
Hoekwoningen | 2 parkeerplaatsen per woning (of 1 indien 1 pp op het kavel) |
Twee-kappers | 1 parkeerplaats per woning |
Vrijstaande woningen | 0 parkeerplaatsen per woning (parkeren op het kavel) |
Tabel 4.2 Parkeernormen Tag West (Stedenbouwkundig plan Tag West, 17-02-2011)
Parkeeraanbod
Het parkeren in het openbaar gebied vindt plaats in parkeerkamers met tweezijdig haaks parkeren, eenzijdig haaks parkeren langs de weg en eenzijdig langsparkeren. Bij hoekwoningen, twee-kappers of vrijstaande woningen vindt parkeren (deels) op eigen kavel plaats. In figuur 4.1 is dit indicatief weergegeven.
Figuur 4.1 Parkeeraanbod plangebied
Verkeersgeneratie en –afwikkeling
Verkeersgeneratie
In de huidige situatie is in het plangebied geen bebouwing aanwezig. In het zuiden van het plangebied bevindt zich een groot gronddepot. Het plangebied heeft in de huidige situatie dan ook geen verkeersaantrekkende werking, de komst van maximaal 240 woningen zorgt voor een verkeerstoename in het gebied. De toekomstige verkeersgeneratie van het plangebied wordt berekend op basis van kencijfers uit CROW publicatie 381 (Toekomstbestendig Parkeren). Tabel 4.3 toont de berekende verkeersgeneratie in de toekomstige situatie.
Type woonmilieu | Aantal | Weekdagetmaal | Verkeersgeneratie |
Centrum-dorps | 240 woningen | 6,3 per woning | 1.512 mvt/etmaal |
Tabel 4.3. Toekomstige verkeersgeneratie plangebied
In de toekomstige situatie zorgen de beoogde woningen voor een verkeersgeneratie van 1.512 mvt/etmaal op een gemiddelde weekdag. Omrekening naar een gemiddelde werkdag vindt plaats met de standaard factor 1,11 voor woonfuncties. Op een gemiddelde werkdag genereert de ontwikkeling hierdoor 1.679 mvt/etmaal.
Intensiteiten Tagweg
In de periode van 23-11-2017 t/m 26-11-2017 zijn er door de gemeente Zwartewaterland op de Tagweg verkeerstellingen uitgevoerd. Tabel 4.4 toont de gemeten verkeersintensiteit (werk- en weekdaggemiddelde) en een prognose voor het jaar 2030, uitgaande van een verkeersgroei van 1,0% per jaar. Hier is de berekende verkeersgeneratie van de ontwikkeling bij opgeteld.
Jaar | Werkdag etmaal |
2017 | 4268 motorvoertuigen |
2030* | 4906 motorvoertuigen |
2030 + ontwikkeling | 6.585 motorvoertuigen |
Tabel 4.4. Verkeersintensiteiten Tagweg, * uitgaande van 1,0% autonome groei per jaar
Verkeersafwikkeling
Om de verkeersafwikkeling te beoordelen is de afwikkeling in een spitsuur maatgevend, waarin doorgaans maximaal 10% van de etmaalintensiteit wordt afgewikkeld. In een gemiddeld spitsuur betekent dit een verkeerstoename van 168 mvt op de erftoegangswegen. De erftoegangswegen in het gebied, nieuw te realiseren centrale erftoegangsweg en nieuw te realiseren rotonde zullen voldoende capaciteit bieden om deze verkeerstoename goed te verwerken.
De Tagweg zal het grootste deel van het verkeer verwerken. De weg is gecategoriseerd en ingericht als erftoegangsweg binnen de bebouwde kom. Volgens het principe Duurzaam Veilig geldt voor een verkeersveilige afwikkeling van het verkeer een maximale intensiteit tussen de 6.000 en 15.000 motorvoertuigen per etmaal op wegen binnen deze categorie (afhankelijk van de kruispuntvormen). Door de aanwezigheid van rotondes ligt de capaciteit van de Tagweg naar verwachting boven de 10.000 motorvoertuigen per etmaal. De toekomstige verkeersintensiteit (zie tabel 4.4) zal de maximale intensiteit niet overschrijden.
Het verkeer zal vervolgens verspreid via de gebiedsontsluitingswegen (voornamelijk Kamperdijk, N760 en Randweg) worden afgewikkeld. De toename aan verkeer kan op deze wegen merkbaar zijn, maar zal naar verwachting niet tot knelpunten leiden.
Conclusie
De ontsluiting van het plangebied is goed voor de verschillende vervoerswijzen. Het aantal parkeerplaatsen dat wordt gerealiseerd dient te voldoen aan de gemeentelijke parkeernormen. De ontwikkeling leidt tot een verkeerstoename van het plangebied, de omliggende wegen bieden voldoende capaciteit om deze verkeerstoename af te wikkelen. De aspecten verkeer en parkeren staan de ontwikkeling niet in de weg.
Toetsingskader
De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijk planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheergebied van Waterschap Drents Overijsselse Delta, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan is overleg gevoerd met de waterbeheerder over deze waterparagraaf. De opmerkingen van de waterbeheerder zijn vervolgens verwerkt in deze waterparagraaf.
Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap en de gemeente nader wordt behandeld.
Europees:
Nationaal:
Provinciaal:
Waterschapsbeleid
In het waterbeheerplan 2016 - 2021 is de koers beschreven hoe het waterschap de komende periode gaat zorgen voor een goede bescherming tegen hoog water, een goed functionerend regionaal watersysteem en het zuiveren van afvalwater. Het waterschap heeft het plan vormgegeven in dialoog en samenwerking met de waterschappen Rijn en IJssel en Vechtstromen, die naast Drents Overijsselse Delta deel uitmaken van het stroomgebied Rijn-Oost. Ook provincies en gemeenten zijn hierbij betrokken geweest.
De opdracht van de waterschappen in Rijn-Oost is te zorgen voor voldoende water, schoon water en voor veilig wonen en werken (taakvelden: watersysteem, waterketen en veiligheid). De taken worden uitgevoerd voor én samen met de maatschappij. Dit gebeurt vanuit een brede kijk en tegen aanvaardbare kosten. Hierbij wordt rekening gehouden met agrarische, economische, ecologische en recreatieve belangen.
Het werk van het waterschap draagt ertoe bij dat iedereen op een veilige, gezonde, prettige en duurzame manier met water kan leven. Het waterschap wil daarbij professioneel, betrouwbaar en deskundig werken en zo de positie als lokale en regionale waterautoriteit waarmaken. Met de aanwezige middelen en mogelijkheden werkt het waterschap aan een duurzame ontwikkeling van het stedelijk en landelijk gebied.
Gemeentelijk beleid
De gemeente Zwartewaterland is (mede) verantwoordelijk voor afval-, grond-, hemel- en oppervlaktewater en heeft hiervoor verschillende beleidsplannen opgesteld die hieronder worden toegelicht.
Het Waterplan Zwartewaterland (2008) bevat de visie en doelstellingen ten aanzien van waterkwantiteit, waterkwaliteit, waterveiligheid en recreatie) medegebruik. In samenspraak met bewoners, bedrijfsleven en waterbeheerders zijn lokale kansen en knelpunten gesignaleerd en vertaald naar concrete maatregelen met de benodigde financiële middelen. Het waterplan vormt daarmee een instrument om de gezamenlijke koers voor de toekomst vast te leggen en vormt tevens de basis voor het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP).
Riolering is erg belangrijk voor de volksgezondheid, de leefbaarheid en ter bescherming van de natuur. Het heeft een belangrijke plaats in de waterketen en het watersysteem. Het Gemeentelijk rioleringsplan (GRP) bevat daarom niet alleen het beleid omtrent afvalwater, maar gaat over hemelwater en grondwater. Nieuwe aansluitingen op de riolering moeten worden aangevraagd bij de gemeente. De gemeente streeft ernaar om schoon hemelwater te scheiden van vervuild afvalwater. Bij nieuwbouwprojecten geldt dan ook de voorkeursstrategie: lokaal benutten, infiltreren in de bodem, lozen naar oppervlaktewater. Slechts in het uiterste geval mag dit geloosd worden naar de riolering.
Huidige situatie
Het plangebied is gesitueerd aan de westelijke rand van de kern Genemuiden en bestaat in de huidige situatie uit agrarische gronden, van elkaar gescheiden door enkele kavelsloten. Het plangebied is geheel onverhard en wordt aan de oostzijde begrensd door de Tagweg een aan de west- en zuidzijde door een dijk.
Bodem en grondwater
Het plangebied maakt geen deel uit van een waterwingebied of een grondwaterbeschermingsgebied. Ter plaatse van het plangebied bestaat de bodem uit lichte zavel (kalkrijke poldervaaggronden). Met betrekking tot het grondwater blijkt dat de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) ligt op 0,75 meter –NAP. De maaiveldhoogte varieert binnen het plangebied tussen circa 1,0 meter +NAP en 0,6 meter –NAP.
Waterkwantiteit
Conform de legger van Waterschap Drents Overijsselse Delta is langs de west- en zuidrand van het plangebied een secundaire watergang gelegen. Deze watergang kent een beschermingszone van 5 meter aan beide zijden van de watergang. Binnen deze beschermingszone gelden conform de Keur van Waterschap Drents Overijsselse Delta beperkingen voor bouwen en aanleggen om te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast.
Watersysteemkwaliteit en ecologie
Binnen het plangebied of in de nabije omgeving liggen geen oppervlaktewaterlichamen die zijn aangewezen vanuit de Kaderrichtlijn Water. Verder bevinden zich tevens geen natte ecologische verbindingszone zoals opgenomen in het (provinciale) Natuurnetwerk Nederland binnen of in de nabijheid van het plangebied.
Veiligheid en waterkeringen
De westgrens van het plangebied wordt gevormd door een primaire waterkering. De primaire waterkering kent conform de Keur van Waterschap Drents Overijsselse Delta een beschermingszone van 20 meter. Binnen deze beschermingszone gelden conform de Keur van Waterschap Drents Overijsselse Delta beperkingen voor bouwen en aanleggen om te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast.
Afvalwaterketen en riolering
Het plangebied is niet aangesloten op het gemeentelijk rioleringsstelsel.
Toekomstige situatie
De beoogde ontwikkeling betreft de realisatie van het zuidelijk deel van de woonwijk Tag West, bestaande uit de 240 nieuwe woningen (fase 2). Ten noorden van het plangebied wordt de eerste fase van de woonwijk gerealiseerd. In het kader van de voorgenomen ontwikkeling van de woonwijk Tag West is voor de gehele woonwijk (noordelijk én zuidelijk deel) een watertoets uitgevoerd. De watertoets staat uitgebreid beschreven in het bestemmingsplan 'Tag West', vastgesteld op 12-01-2012. Ten behoeve van de watertoets heeft afstemming plaatsgevonden met het waterschap. Deze waterparagraaf geeft een korte samenvatting; voor details wordt verwezen naar de uitgebreide beschrijving in het bestemmingsplan 'Tag West'.
Bodem en grondwater
Met betrekking tot het grondwater geldt een ontwateringsnorm 80 centimeter (afstand tussen de gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) en het maaiveld). Bij verandering van het peil van het oppervlaktewater zullen de grondwaterstanden meebewegen. Uitgegaan wordt van een drooglegging van minimaal 1,0 meter. Het gehele plangebied wordt opgehoogd tot minimaal 0,40 meter +NAP. Hiermee wordt aangesloten op het peil in Tag-Oost. Om wateroverlast bij zeer extreme situaties te voorkomen geldt het advies om de drempelhoogte van de bebouwing 30 centimeter boven straatpeil aan te leggen. Drainage is enkel toegestaan als deze alleen wordt aangewend om de hoge grondwaterpieken af te vangen. Over het algemeen komt dit overeen met een aanleghoogte van de drainage overeenkomstig de GHG. Drainage mag niet dienen voor een constante afvoer van grondwater naar het oppervlaktewatersysteem.
Waterkwantiteit
Toename van verharding dient gecompenseerd te worden. Het stedenbouwkundig plan voor fase 2 is in overeenstemming met de afspraken en adviezen die ten tijde van de gehele ontwikkeling van Tag West zijn gemaakt met het waterschap. Het regenwater zal bovengronds via goten worden afgevoerd naar bergingsvoorzieningen. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in de afvoer van water voor de hoofdontsluitingsweg en de wegen in de woonwijken. De groene woonhoven komen circa 0,40 tot 1,0 meter boven de omgeving uit te liggen en krijgen een eigen infiltratievoorziening.
Met betrekking tot het oppervlaktewatersysteem zal worden aangesloten bij het peil van Tag-Oost, zodat een robuust watersysteem ontstaat zonder veel kunstwerken (stuwen en gemalen). Ook doodlopende watergangen moeten worden voorkomen. Het oppervlaktewaterpeil in Tag-Oost (1,10 meter –NAP) zal ook voor Tag-West worden aangehouden.
Afvalwaterketen en riolering
Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid en het GRP is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:
Ten behoeve van de beoogde ontwikkeling wordt een gescheiden rioolstelsel aangelegd. Het schone (hemel)water wordt afgevoerd richting het oppervlaktewater (eventueel in combinatie met zuivering van wegwater door middel van wadi's of bermpassages). Het vuile huishoudelijke afvalwater wordt via een DWA-riolering afgevoerd richting de rioolwaterzuiveringsinstallatie. Hemelwater zal waar mogelijk infiltreren in de bodem en voor het overige afstromen naar (nieuw) oppervlaktewater.
Watersysteemkwaliteit en ecologie
Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.
Veiligheid en waterkeringen
Met betrekking tot de primaire waterkering langs de westrand van het plangebied geldt vanuit de huidige teen van de dijk een zone van zeven meter die vrij moet blijven van particulier eigendom. Aansluitend aan deze zone is een strook van drie meter aanwezig voor een kwelsloot/afwateringssloot. Binnen deze zone mag een kwelsloot of bodempassage aangelegd worden c.q. gehandhaafd blijven. De eerste zone vanaf de teen van de dijk bedraagt totaal tien meter. De bebouwingsvrije zone vanuit de binnenteen van de waterkering bedraagt conform de Keur van Waterschap Drents Overijsselse Delta 20 meter. Deze zone is in het stedenbouwkundig plan in acht genomen. Daarnaast moet voor ophoging, dan wel afgraving van het plangebied en de peilverlaging in de buitenbeschermingszone (gronden tot 100 meter uit de binnenteen) van de waterkering, een grondmechanisch onderzoek verricht worden om de invloed van deze ingrepen in het plangebied op de waterkering te toetsen. De realisatie en/of uitbreiding van de kwelsloot mag geen negatieve invloed hebben voor de veiligheid en stabiliteit van de waterkering.
Conclusie
De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.
Toetsingskader
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren).
Onderzoek
In het kader van het oorspronkelijke bestemmingsplan Tag West is de kwaliteit van de bodem onderzocht en is geconcludeerd dat sprake is van licht verhoogde gehalten aan zware metalen, PAK en/of minerale olie. Dit is echter geen aanleiding tot het verrichten van vervolgonderzoek.
Het bodemonderzoek is middels een verkennend (water)bodemonderzoek geactualiseerd, zie bijlage 3. De belangrijkste conclusies zijn hierna weergegeven.
Verkennend bodemonderzoek NEN5740 deellocatie A Weilanden
In de bovengrond zijn plaatselijk licht verhoogde gehalten aan lood en PAK aangetoond. Er zijn verder geen verhoogde gehalten aan overige onderzochte componenten aangetoond. In de ondergrond zijn geen verhoogde gehalten aan onderzochte componenten aangetoond. De aangetoonde licht verhoogde gehalten aan lood en PAK zijn mogelijk grotendeels te relateren aan de aanwezige puinen kooldeeltjes in de bovengrond.
In het grondwater zijn plaatselijk licht tot matige verhoogde gehalten aan barium aangetoond alsmede licht verhoogde gehalten aan zink en naftaleen. Het is bekend dat er hier sprake is van een natuurlijk verhoogde achtergrondwaarden voor barium. Tevens worden in veenhoudende bodems vaker verhoogde gehalten aan zink en naftaleen gemeten. Het ligt in de lijn der verwachting dat deze parameters ook een natuurlijke oorsprong kennen.
Verkennend onderzoek NEN5740 en asbest in grond NEN 5707 van 6 dammen
In de bovengrond ter plaatse van dam 2 (boring D3 en D4) is in de bovengrond een licht verhoogd gehalte aan minerale olie aangetoond. Verder zijn geen verhoogde gehalten aan overige onderzochte componenten aangetoond. Bij de overige dammen zijn in de bovengrond geen verhoogde gehalten aan onderzochte componenten aangetoond. Bij alle zes dammen zijn in de diepere laag geen verhoogde gehalten aan onderzochte componenten aangetoond.
In de actuele contactzone en ondergrond ter plaatse van de dammen is zowel zintuiglijk als analytisch
geen asbest aangetoond.
Verkennend onderzoek asbest in grond NEN 5707 noordoostelijk terreindeel (VED-HE-NL)
Ter plaatse van het noordoostelijk deel van het onderzoeksterrein zijn aan maaiveld asbesthoudende materialen aangetroffen. Het betreft hechtgebonden asbesthoudendmateriaal (10-15% chrysotiel). In deze hoek van het terrein bestaat de bovengrond uit meer dan 50% puin waardoor het technisch gezien geen bodem betreft. Derhalve is deze deellocatie buiten onderhavig onderzoek asbest in grond gelaten. Er wordt geadviseerd om een nader onderzoek asbest in puin conform NEN5897 te laten uitvoeren teneinde het gehalte aan asbest in de aanwezige puinlaag vast te stellen alsmede de omvang van de asbesthoudende puinlaag.
In de actuele contactzone en ondergrond ter plaatse van de onderzoekslocatie is zowel zintuiglijk als
analytisch geen asbest aangetoond.
Verkennend waterbodemonderzoek NEN5720
De kwaliteit van eventueel vrijkomende bagger uit de segmenten A tot en met F dient voor toepassing op of in de landbodem als vrij toepasbaar beschouwd te worden en is vrij verspreidbaar op aangrenzende percelen.
Op basis van de onderzoeksresultaten kan gesteld worden dat de onderzoekslocatie geschikt is voor de uitoefening van de gebruiksfunctie wonen en er geen milieuhygiënische belemmeringen zijn voor de afgifte van een omgevingsvergunning. Ten behoeve van de verwijdering en afvoer van de asbesthoudende puinlaag dient nog een nader onderzoek asbest in puin conform NEN5897 te worden uitgevoerd.
Verkennend bodemonderzoek voormalige gronddepots en 3 dammen
Aanvullend bodemonderzoek is uitgevoerd ter plaatse van twee locaties waar grondopslag heeft plaatsgevonden van vrijkomende grond bij bouwprojecten uit de directe omgeving, zie bijlage 4. Binnen dit gebied zijn tevens 3 locaties onderzocht waar dammen zijn gesitueerd om de weilanden vanuit de omliggende wegen te kunnen bereiken.
In de boven- en ondergrond zijn plaatselijk licht verhoogde gehalten aan zware metalen, PAK en minerale olie aangetoond. Deze aangetoonde verhoogde gehalten zijn vermoedelijk te relateren aan de bijmenging met puindeeltjes ter plaatse. Er zijn verder geen verhoogde gehalten aan overige onderzochte componenten aangetoond. Ter plaatse van boring 40 is aan maaiveld 1 asbestverdacht plaatfragment aangetroffen. In de actuele contactzone en ondergrond ter plaatse van de onderzoekslocatie is echter zowel zintuiglijk als analytisch geen asbest aangetoond. Er is daarom geen aanleiding tot de uitvoering van een nader onderzoek asbest in grond. Met het onderzoek is een voldoende representatief beeld van de bodemkwaliteit vastgesteld. In het grondwater zijn geen verhoogde gehalten aan onderzochte componenten aangetoond.
In de bovengrond ter plaatse van de dammen zijn geen verhoogde gehalten aan onderzochte
componenten aangetoond. In de actuele contactzone en ondergrond ter plaatse van de onderzoekslocatie is zowel zintuiglijk als analytisch geen asbest aangetoond.
Op basis van de onderzoeksresultaten kan gesteld worden dat de onderzoekslocatie geschikt is voor de uitoefening van de gebruiksfunctie wonen en er geen milieuhygiënische belemmeringen zijn voor de afgifte van een omgevingsvergunning.
Conclusie
Uit de uitgevoerde onderzoeken volgt dat het aspect bodem geen belemmering is voor de functie wonen. Het aspect bodem staat de vaststelling van dit bestemmingsplan niet in de weg.
Toetsingskader
Wet natuurbescherming
Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.
Gebiedsbescherming
Bescherming van natuurgebieden wordt gewaarborgd door de Wet natuurbescherming (Wnb) en de Wet Ruimtelijke Ordening (Wro). Natura 2000-gebieden worden beschermd door de Wnb en het Natuurnetwerk Nederland (NNN) wordt beschermd door de Wro.
Natura-2000 gebieden
De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn). De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.
Natuurnetwerk Nederland (NNN)
Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.
Soortenbescherming
In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:
De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of
beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.
Uitwerking Verordening uitvoering Wet natuurbescherming Overijssel
In de provincie Overijssel wordt vrijstelling verleend voor het weiden van vee en voor het op of in de bodem brengen van meststoffen. In het kader van ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden, daaronder begrepen het daarop volgende gebruik van het ingerichte of ontwikkelde gebied, bestendig beheer of onderhoud in de landbouw of bosbouw, bestendig beheer of onderhoud aan vaarwegen, watergangen, waterkeringen, waterstaatswerken, oevers, vliegvelden, wegen, spoorwegen of bermen, of natuurbeheer, of bestendig beheer of onderhoud van de landschappelijke kwaliteiten van een bepaald gebied worden vrijstellingen verleend ten aanzien van een aantal soorten genoemd in bijlage 7.4.I bij deze verordening. Het betreft aardmuis, bosmuis, bunzing, dwergmuis, dwergspitsmuis, egel, gewone bosspitsmuis, haas, hermelijn, huisspitsmuis, konijn, ondergrondse woelmuis, ree, rosse woelmuis, tweekleurige bosspitsmuis, veldmuis, vos, wezel en woelrat. Ten aanzien van bastaardkikker, bruine kikker, gewone pad, kleine watersalamander en meerkikker geldt dat tevens vrijstelling wordt verleend in het belang van de bescherming van wilde flora of fauna, of in het belang van de instandhouding van de natuurlijke habitats.
Onderzoek en conclusie
Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt niet in een Natuurnetwerk Nederland gebied. Uit de quickscan natuurtoets (bijlage 6) blijkt dat de kernkwaliteiten van het NNN niet worden aangetast. Er hoeft geen verdere toetsing plaats te vinden.
Figuur 4.2 Ligging Natuurnetwerk Nederland (bron: provincie Overijssel)
Op circa 1 km afstand ligt het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied. Gezien de afstand is er geen sprake van directe gevolgen van het plan op Natura 2000-gebied. Het gevolg van toename van stikstofdepositie op Natura 2000-gebied is niet bij voorbaat uit te sluiten. Daarom is met Aerius Calculator 2020 een berekening uitgevoerd voor de aanleg- en gebruiksfase.
Op basis van een verschilberekening is er in zowel in de aanleg- als gebruiksfase geen sprake van een toename van stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden. In de gebruiksfase is er geen sprake van een toename stikstofdepositie. Een significant negatief effect op Natura 2000 is derhalve uitgesloten. Op basis van de Logtsebaan-uitspraak van de Raad van State (ECLI:NL:RVS:2021:71) is een vergunning in kader van de Wet natuurbescherming niet noodzakelijk. De berekening van Aerius is in bijlage 5 toegevoegd.
Soortenbescherming
In 2017 is een quickscan natuurtoets uitgevoerd (zie bijlage 6). Hieruit blijkt dat nader onderzoek is vereist naar het voorkomen van de grote modderkruiper en rugstreeppad. Andere beschermde flora en fauna komen niet voor in het plangebied. Het nader onderzoek naar de grote modderkruiper en de rugstreeppad is tevens in 2017 uitgevoerd, zie bijlage 7. Hieruit blijkt dat door het realiseren van een woonwijk op deze locatie geen essentieel leefgebied van beide soorten wordt vernietigd en dat schade aan individuen niet aan de orde is.
Uit de actualisatie van de quickscan natuurtoets die in 2020 is uitgevoerd (zie bijlage 8) blijkt dat er aanvullend onderzoek nodig is naar de beschermde soorten bunzing, egel, hermelijn en wezel. Dit onderzoek is uitgevoerd in het voorjaar van 2021 (zie bijlage 9).
Egel
Uit het nader onderzoek blijkt dat er geen functioneel leefgebied van de egel verdwijnt. Er hoeven geen mitigerende en/of compenserende maatregelen getroffen te worden. Het aanvragen van een ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming is niet noodzakelijk.
Kleine marterachtigen
Uit het nader onderzoek blijkt dat de geplande herinrichting en woningbouw in het plangebied een negatief effect hebben op het functioneel leefgebied en waarschijnlijk ook op vaste verblijfplaatsen van de wezel. Er moeten mitigerende en/of compenserende maatregelen getroffen te worden. Ten behoeve van de ontwikkeling is daarom een ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming bij de provincie aangevraagd. Deze aanvraag is ter onderbouwing vergezeld van een activiteitenplan. Hierin zijn de maatregelen beschreven die zowel voorafgaand als tijdens de uitvoering van de werkzaamheden plaatsvinden. Na afronding van de werkzaamheden dient de vegetatie in de groene delen van de nieuwe woonwijk zich verder te ontwikkelen, waarmee meer geschikt leefgebied voor de wezel ontstaat. Tot slot worden ook maatregelen genoemd om aan de zorgplicht te voldoen. De povincie Overijssel heeft op 20 oktober 2021 besloten ontheffing te verlenen van de verbodsbepalingen van de Wet natuurbescherming, zie bijlage 10.
Steenmarter
Door de geplande ruimtelijk ontwikkeling wordt een relatief klein deel van het leefgebied van de steenmarter tijdelijk ongeschikt. Er hoeven geen specifieke mitigerende en/of compenserende maatregelen voor de steenmarter getroffen te worden.
Overige soorten
Tijdens de eerder uitgevoerde quickscan natuurtoets in 2017 is vastgesteld dat er geen negatieve effecten op strikt beschermde soorten van overige soortgroepen verwacht worden. Er moet wel rekening gehouden worden met broedvogels en indien sloten worden gedempt moet ook rekening gehouden worden met amfibieën en vissen. Verstorende werkzaamheden moeten buiten het broedseizoen (globaal van 15 maart tot 15 juli) worden uitgevoerd. Bezette nesten buiten deze periode zijn ook beschermd. Deze conclusie wordt opnieuw bevestigd in het nader onderzoek uit 2021.
Conclusie
De ontwikkeling leidt zowel in de aanleg- als gebruiksfase niet tot een toename van stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden. Voor het aspect soortenbescherming is een ontheffing aangevraagd bij de provincie voor het leefgebied van de wezel, waarbij mitigerende en/of compenserende maatregelen worden voorgesteld in een activiteitenplan. Deze ontheffing is verkregen. Het aspect ecologie vormt derhalve geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
Toetsingskader
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. Het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde wordt overschreden.
Onderzoek en conclusie
Op basis van een quickscan met betrekking tot de meest actuele situatie conform de professionele risicokaart wordt geconcludeerd dat het plangebied niet ligt binnen het invloedsgebied van risicovolle bedrijven of vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.
Op basis van informatie van de Veiligheidsregio IJsselland ligt op 750 meter ten oosten van het plangebied zwembad Bestevaer. Hier zijn gevaarlijke stoffen opgeslagen. Bij een incident bij het zwembad kan een giftige wolk ontstaan. Deze wolk trekt over het plangebied. De aanwezigen in het plangebied krijgen dan het advies om naar binnen te gaan, ramen en deuren te sluiten en de (mechanische) ventilatie af te sluiten. Zo kunnen ze veilig binnen schuilen. De veiligheidsregio adviseert daarnaast om:
Bovengenoemde ruimtelijk relevante maatregelen zijn mogelijk op basis van dit bestemmingsplan en worden in de uitwerking van de plannen betrokken. Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:
Om de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Milieuzonering beperkt zich tot de milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk/rustig buitengebied'. Voor het omgevingstype 'gemengd gebied' gelden kleinere afstanden. De richtafstanden gelden voor de aangegeven bedrijfsactiviteiten in het algemeen. Op basis van onderzoek naar de specifieke milieusituatie van een bedrijf kunnen kleinere aan te houden afstanden gerechtvaardigd zijn. Hiermee kan dan onderbouwd worden afgeweken van de richtafstanden indien de specifieke bedrijfsvoering van het betreffende bedrijf daar aanleiding toe geeft.
Onderzoek en conclusie
Het plangebied wordt aan de oostkant begrensd door de bestaande woonwijken van de kern Genemuiden, aan de zuidkant door agrarische gronden en aan de westkant door het naastgelegen hoveniersbedrijf en riethandel. Deze bedrijven worden echter door een waterkering van het plangebied afgescheiden. Daarnaast voorziet de beoogde ontwikkeling voorziet enkel in de realisatie van nieuwe woningen. Het plangebied kan daarmee worden getypeerd als een 'rustige woonwijk'.
Ten westen van het plangebied ligt aan de Greenteweg een riethandel. Conform de VNG publicatie Bedrijven- en milieuzonering (2009) behoort de riethandel tot milieucategorie 2 waarvoor een richtafstand geldt van 30 meter ten opzichte van een rustige woonwijk. Op basis van het vigerende bestemmingsplan wordt echter meer ruimte geboden waardoor het bedrijf in de toekomst zou kunnen groeien. Voor bedrijven in categorie 3.1 geldt een richtafstand van 50 meter. De afstand tot de dichtstbijzijnde woning binnen de ontwikkeling van Tag West fase 2 is 50 meter waarmee aan de richtafstand wordt voldaan.
Ten zuiden van het plangebied ligt aan de Matenweg 1 een rundveebedrijf, behorende tot milieucategorie 3.2. Voor het rundveebedrijf geldt op basis van het aspect geur een richtafstand van 100 meter. Het rundveebedrijf valt daarnaast onder de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv). Op basis van de Wgv geldt een wettelijke afstand van eveneens 100 meter. Het plangebied is op circa 140 meter afstand van het rundveebedrijf gelegen, waarmee zowel aan de richtafstand als aan de wettelijke afstand wordt voldaan. Ter plaatse van het plangebied is sprake van een goed woon- en leefklimaat. Het aspect bedrijven- en milieuzonering vormt dan ook geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2, van de Wet milieubeheer. De Wet milieubeheer bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordenings- praktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in de volgende tabel weergegeven.
Stof | Toetsing van | Grenswaarde |
Stikstofdioxide (NO2) | Jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ |
Uurgemiddelde concentratie | Max. 18 keer p.j. meer dan 200 µg/m³ | |
Fijn stof (PM10) | Jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ |
24-uurgemiddelde concentratie | Max. 35 keer p.j. Meer dan 50 µg / m³ | |
Fijn stof (PM2,5) | Jaargemiddelde concentratie | 25 µg/m³ |
Tabel 4.5: Grenswaarden maatgevende stoffen Wet milieubeheer
Besluit niet in betekenende mate (nibm)
In het Besluit nibm en de bijbehorende regeling is exact bepaald in welke gevallen een project vanwege de beperkte gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden twee situaties onderscheiden:
Onderzoek
De beoogde ontwikkeling voorziet in de realisatie van 240 nieuwe woningen. Omdat er sprake is van meerdere erftoegangswegen behoort de ontwikkeling niet tot de vaste categorie (< 1.500 woningen) waarvan vooraf bekend is dat ze 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de concentraties van luchtverontreinigende stoffen. Op basis van de verkeerstoename is de bijdrage berekend met behulp van de beschikbare NIBM tool (versie 31-8-2020). Daaruit blijkt dat het effect van de beoogde ontwikkeling 'mogelijk in betekende mate' bijdraagt aan de concentratie luchtverontreinigende stoffen (zie figuur 4.3).
Figuur 4.3 Uitkomsten NIBM-tool
Via de monitoringstool, die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort, is bekeken hoe hoog de huidige concentraties luchtverontreinigende stoffen in en om het plangebied zijn (zie figuur 4.4). Langs de Kamperzeedijk ten zuidoosten van het plangebied blijkt dat de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof in 2020 ruimschoots onder de grenswaarden liggen. De concentraties luchtverontreinigende stoffen langs deze weg zijn; 11.9 µg/m3 voor NO2, 15.3 µg/m3 voor PM10 en 8.8 µg/m3 voor PM2,5. Het aantal overschrijdingsdagen van de 24-uur gemiddelde concentratie PM10 bedroeg 6 dagen.
Figuur 4.4 Toetspunten langs de Kamperzeedijk nabij het plangebied (rode contour). (Bron: NSL-monitoringstool.)
In onderstaande tabel is getoetst of in 2020 aan de grenswaarden uit de Wet milieubeheer wordt voldaan. Hierbij is uitgegaan van de hoogste achtergrondconcentratie ter plaatse van de maatgevende weg (de Kamperzeedijk) en de bijdrage vanuit de NIMB-tool.
Stofcategorie |
Maximale planbijdrage (µg/m3) volgens NIBM rekentool |
Hoogste achtergrond concentratie (µg/m3) (Kamperzeedijk) |
Maximaal optredende concentratie (µg/m3) |
Grenswaarde Wm (µg/m3) |
NO2 | 1,45 | 11,9 | 13,35 | 40 |
PM10 | 0,28 | 15,3 | 15,58 | 40 |
Hieruit blijkt dat wanneer de maximale planbijdrage bij de concentraties luchtverontreinigende stoffen worden opgeteld er ruimschoots aan de grenswaarden van de Wet milieubeheer wordt voldaan ter plaatse van de maatgevende weg Kamperzeedijk. Gezien direct langs deze weg aan de grenswaarden wordt voldaan, zal dit ook ter plaatse van het plangebied het geval zijn. Concentraties luchtverontreinigende stoffen nemen immers af naarmate een locatie verder van de weg ligt.
Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
Toetsingskader
Erfgoedwet
Sinds 1 juli 2016 is de Wet op de archeologische monumentenzorg vervangen door de Erfgoedwet. De uitgangspunten uit het 'Verdrag van Malta' blijven in de Erfgoedwet de basis van de Nederlandse omgang met archeologie. De Erfgoedwet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient door de initiatiefnemer voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het belangrijkste doel is de bescherming van het archeologische in de bodem (in situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Er wordt uitgegaan van het basisprincipe de 'verstoorder' betaalt voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort.
Besluit ruimtelijke ordening
In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is in artikel 3.1.6, vijfde lid, onderdeel a) opgenomen dat een bestemmingsplan “een beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden” dient te bevatten.
Onderzoek en conclusie
Archeologie
Op basis van het archeologisch beleid van de gemeente Zwartewaterland blijkt dat er geen archeologische vondsten in het plangebied te verwachten zijn.
Cultuurhistorie
Genemuiden is circa 500 jaar na Chr. op een zandduin ontstaan als nederzetting aan de loop van het Zwartewater ‘de mond van Gene’. De aanwezigheid van het water heeft lange tijd een belangrijke betekenis gehad voor het ontstaan en de groei van het toenmalige ‘Gelmuda’ zowel voor de ruimtelijke ontwikkeling als voor de economie. De bebouwing lag als lint langs de Kamperzeedijk aan de haven. Achter deze lintbebouwing zijn parallelle linten aangelegd. Gelmuda ontwikkelde zich tot vissersdorp en ontving in 1275 stadsrechten. Voor buitendijkse uitbreidingen zijn nieuwe dijken aangelegd voor de bescherming tegen wassend water. De aanwezigheid van dijken is een belangrijk kenmerk in de ruimtelijke structuur van de stadsontwikkeling en wordt benut als recreatieve route. De aanwezigheid van water is bepalend voor de karakteristiek van het polderlandschap dat de stad omringt. Het agrarische polderlandschap heeft een open karakter met geclusterde begroeiing rond boerderijen. Sommige boerderijen staan op een terp. Langs de dijken liggen ter plaatse van oude dijkdoorbraken kleine plassen met rietvegetatie. Deze ‘kolken’, ontstaan door uitschuring hebben een eigen karakteristiek. Veelal is de dijk ter plaatse om de kolk geleid. De dijk slingert ter plaatse om de wiel heen.
De structuur van het plan is gebaseerd op de landschappelijke onderlegger en kenmerken van het omringende landschap zoals de aanwezigheid van met bomen omzoomde boerderijen en met riet begroeide kolken ter plaatse van voormalige dijkdoorbraken. Het stedenbouwkundig plan gaat uit van de groene randen zoals de dijk en de sloot langs de huidige Tagweg. Dit is ook de zone waar bergingswater naar toe geleid wordt. De dijkzone en de sloot worden verbonden door twee bestaande sloten die tevens als wadi’s benut worden.De centrale erftoegangsweg ligt als autonoom lint in het hart van het plangebied en verbindt de aangrenzende wijken met de zuidelijke ontsluiting naar de provinciale weg. De centrale erftoegangsweg heeft een ontwerpsnelheid van 30 km per uur en kan gezien worden als dorpsweg met erfontsluitingen en woonstraten. De verkaveling is geordend in rechthoekige stelsels. De stelsels voegen zich in de landschappelijke onderlegger. Dit leidt tot verbijzonderingen aan de randen ter plaatse van de sloot en de dijk. In de hoofdstructuur zijn verbijzonderingen opgenomen in de vorm van bebouwde kamers met een groene rand en een centrale parkkamer. De kamers, de waterpartijen en de autonoom slingerende centrale ertoegangsweg leiden tot een gedifferentieerd plan met onderscheidende woonmilieus. Het stedenbouwkundig plan is uitgebreid beschreven in ‘Tag-West, Genemuiden, Stedenbouwkundig plan'. Het plan houdt voldoende rekening met de landschappelijke en cultuuhistorische waarden.
Het aspect archeologie en cultuurhistorie vormt dan ook geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
Toetsingskader
Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden.
Onderzoek en conclusie
Binnen het plangebied en in de directe omgeving zijn geen planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig. Het aspect kabels en leidingen staat de beoogde ontwikkeling dan ook niet in de weg.
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) bepaalt dat ruimtelijke plannen digitaal en analoog beschikbaar moeten zijn. Dit brengt met zich mee dat bestemmingsplannen digitaal uitwisselbaar en op vergelijkbare wijze moeten worden gepresenteerd. Met het oog hierop stellen de Wro en de onderliggende regelgeving eisen waaraan digitale en analoge plannen moeten voldoen. Zo bevatten de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) bindende afspraken waarmee bij het maken van bestemmingsplannen rekening moet worden gehouden. SVBP kent (onder meer) hoofdgroepen van bestemmingen, een lijst met functie- en bouwaanduidingen, gebiedsaanduidingen en een verplichte opbouw van de planregels en het renvooi.
Planvorm
Het bestemmingsplan Tag West fase 2 maakt de bouw van maximaal 240 woningen mogelijk. De juridische planvorm is afgestemd op het kunnen realiseren van de nieuwe ontwikkeling.
Verbeelding en regels
Uitgangspunt daarbij is dat de verbeelding zoveel mogelijk informatie geeft over de in acht te nemen maten en volumes. De regels geven duidelijkheid over de bestemmingsomschrijving, de bouwregels en de specifieke gebruiksregels. In de regels zijn verder afwijkings- en wijzigingsregels opgenomen.
Bestemmingsvlak
Het bestemmingsvlak geeft aan waar een bepaald gebruik toegestaan is met in achtneming van de in de regels gestelde regels.
Aanduidingen
Op de verbeelding is door middel van aanduidingen van verschillende delen onderscheid gemaakt in regels voor de maximum goot- en bouwhoogte.
Opbouw planregels
De regels van het bestemmingsplan bestaan uit de volgende onderdelen:
Dit artikel definieert de begrippen die in het bestemmingsplan worden gebruikt. Dit wordt gedaan om interpretatieverschillen te voorkomen.
Dit artikel geeft aan hoe de lengte, breedte, hoogte, diepte en oppervlakte en dergelijke van gronden en bouwwerken wordt gemeten of berekend. Alle begrippen waarin maten en waarden voorkomen worden in dit artikel verklaard.
De belangrijkste groenstructuren in het plangebied zijn bestemd voor Groen. Dit geldt voor de twee
'kamers' in het gebied en de dijk. Binnen deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen
zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
Eén van de 'kamers' in het gebied is bestemd als Groen - Park. Binnen deze kamer zal geen woningbouw plaatsvinden.
Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied
De hoofdontsluiting voor het gemotoriseerde verkeer is bestemd voor Verkeer. Voet- en fietspaden kunnen binnen de bestemming Woongebied worden gerealiseerd.
De watergang langs de dijk en de waterlopen langs de oostzijde hebben de bestemming Water.
De overige gronden binnen de wijk zijn bestemd met Woongebied. Binnen Woongebied zijn onder andere woningen, tuinen en erven, wegen, straten en voet- en rijwielpaden toegestaan. In de wijk zijn grondgebonden woningen toegestaan. In de bouwregels staan onder meer regels over het maximum aantal woningen, het type woning en de bouwvolumes. Op de verbeelding zijn bouwvlakken opgenomen waarbinnen hoofdgebouwen gerealiseerd moeten worden. Ook zijn voor de twee kamers in het plangebied aparte specifieke bouwaanduidingen opgenomen waarin bouwregels voor deze twee gebieden staan.
Ten behoeve van een goede hemelwaterafvoer is een voorwaardelijke verplichting opgenomen.
Tot slot bevatten de regels enkele flexibliteitsbepalingen. Een voorbeeld hiervan is het mogen uitwisselen van het ter plaatse toegestane woningtype. Voor ten hoogste 15% van het totaal aantal woningen is het onder specifieke voorwaarden toegestaan om het woningtype uit te wisselen.
Artikel 8 Waterstaat - Waterkering
Voor de dijk die het plangebied omringt is de dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering opgenomen ten behoeve van de bescherming van de waterkering. Binnen deze dubbelbestemming zijn enkel bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan.
In dit onderdeel van de regels komen algemene regels aan de orde die gelden voor alle bestemmingen
in het bestemmingsplan. De algemene regels bestaan uit de volgende artikelen.
Dit artikel bevat drie algemene bepalingen. De eerste bepaling heeft betrekking op de bestaande maten. Bepaald is dat bestaande maten, die meer of minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, als ten hoogste toelaatbaar mogen worden aangehouden. Herbouw is uitsluitend mogelijk indien deze op dezelfde plaats plaatsvindt. Op de genoemde afwijkingen is daarnaast het overgangsrecht niet van toepassing.
De tweede bepaling borgt dat door ontwikkelingen op een perceel niet de bouwmogelijkheden op het naastgelegen perceel worden beperkt. De laatste bepaling betreft nadere regels voor ondergronds bouwen.
Artikel 10 Algemene gebruiksregels
In het eerste en tweede lid is een aantal vormen van gebruik benoemd, die strijdig zijn met dit bestemmingsplan. Er is onderscheid gemaakt in onbebouwde gronden en bouwwerken.
Artikel 11 Algemene afwijkingsregels
Dit artikel is een standaardregeling die het mogelijk maakt om bij de uitvoering van bouwplannen beperkte afwijkingen van het plan mogelijk te maken. Bijvoorbeeld een geringe overschrijding van de toegestane bouwhoogte of het overschrijden van bouwgrenzen. Aan de toepassing van de afwijking dient een belangenafweging ten grondslag te liggen.
In de overige regels is vastgelegd dat altijd de meest recente wetgeving van toepassing is, indien daarnaar verwezen wordt. Ook is in dit artikel de parkeergelegenheid geborgd.
Artikel 13 Anti-dubbeltelregel
In dit artikel is bepaald dat grond die in aanmerking moest worden genomen bij het verlenen van een omgevingsvergunning, waarvan de uitvoering heeft plaatsgevonden of alsnog kan plaatsvinden, bij de beoordeling van een andere aanvraag om omgevingsvergunning niet opnieuw in beschouwing mag worden genomen.
In het afsluitende onderdeel van de regels komen de overgangs- en slotregels aan de orde.
De formulering van het overgangsrecht is bindend voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.2.1 Bro).
Deze regel bevat de titel van het plan.
De realisering van de bouwlocatie is een particulier initiatief van de Ontwikkelingscombinatie Genemuiden (OCG). De aanleg en de exploitatie ervan, zullen voor de gemeente Zwartewaterland geen negatieve financiële gevolgen hebben. De kosten van de plannen, gericht op de realisering van woningen, komen geheel voor rekening van de OCG. Dat alles is vastgelegd in een anterieure
overeenkomst die de gemeente en de OCG hebben gesloten.
Inspraak en overleg ex artikel 3.1.1 Bro
Van 25 maart tot en met 5 april 2021 heeft het voorontwerp bestemmingsplan voor een ieder ter inzage gelegen. Binnen de daartoe gestelde termijn zijn geen inspraakreacties ontvangen. Het voorontwerpbestemmingsplan is in het kader van het vooroverleg ex. artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening toegezonden aan de overlegpartners van de gemeente Zwartewaterland.
De ingekomen overlegreacties zijn in een nota inspraak en vooroverleg samengevat en voorzien van beantwoording. Deze nota is opgenomen in bijlage 11.
Ter inzagelegging
Het ontwerp bestemmingsplan heeft (conform artikel 3.8 Wro) zes weken ter inzage van 2 september 2021 tot en met 13 oktober 2021. Tijdens deze periode is aan belanghebbenden de mogelijkheid geboden tot het indienen van zienswijzen. Er is 1 zienswijze ingediend. Deze is beantwoord in een nota beantwoording zienswijzen, zie bijlage 12. De zienswijze heeft niet tot aanpassingen van het ontwerpbestemmingsplan geleid.
Vaststelling
Het bestemmingsplan is 7 april 2022 door de gemeenteraad vastgesteld. Tegen het besluit is beroep mogelijk bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.