direct naar inhoud van Bijlagen bij de toelichting
Plan: Hageweg 1 Bruinisse
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1676.00351BphBR523872-VA01

Bijlagen bij de toelichting

Bijlage 1 Beleidskader

Hoofdstuk 1 Europees beleid

1.1 Kaderrichtlijn Water (KRW)

In 2000 hebben de landen van de Europese Unie de Kaderrichtlijn Water (KRW) onderschreven om te komen tot basisbeginselen voor een duurzaam waterbeleid in de Europese Unie. De Kaderrichtlijn Water is door Nederland vertaald naar landelijke beleidsuitgangspunten voor een robuust en duurzaam watersysteem. In 2027 moeten de door Nederland aangewezen KRW-oppervlaktewaterlichamen voldoen aan de richtlijnen, zoals deze door de Europese Unie zijn vastgesteld. Voor het bereiken van de KRW-doelen is in het Nationaal Bestuursakkoord Water de onderlinge samenwerking tussen de overheden vastgelegd.

Hoofdstuk 2 Rijksbeleid

2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR, 2012)

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte schetst het Rijk ambities van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid voor Nederland in 2040. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vervangt verschillende bestaande nota's zoals: de Nota Ruimte, Nota Mobiliteit, agenda Landschap, agenda Vitaal, Platteland en Pieken in de Delta. Met de Structuurvisie zet het Rijk het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. Er is nu te vaak sprake van bestuurlijke drukte, ingewikkelde regelgeving of een sectorale blik met negatieve gevolgen voor de ontwikkeling van Nederland. Om dit te keren brengt het Rijk de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij burgers en bedrijven, laat het meer over aan gemeenten en provincies en komen de burgers en bedrijven centraal te staan. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Deze belangen zijn:

  • Een excellente ruimtelijk-economische structuur van Nederland door een aantrekkelijk vestigingsklimaat in en goede internationale bereikbaarheid van de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren;
  • Ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en de energietransitie;
  • Ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen;
  • Efficiënt gebruik van de ondergrond;
  • Een robuust hoofdnet van wegen, spoorwegen en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio's inclusief de achterlandverbindingen;
  • Betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem;
  • Het instandhouden van het hoofdnet van wegen, spoorwegen en vaarwegen om het functioneren van het mobiliteitssysteem te waarborgen;
  • Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's;
  • Ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en kaders voor klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling;
  • Ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten;
  • Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten;
  • Ruimte voor militaire terreinen en activiteiten;
  • Zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten.

Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Uitwerking vindt veelal plaats in wetgeving zoals Waterwet, Natuurbeschermingswet, Deltawet en de (toekomstige) Omgevingswet.

2.2 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

De Nationale Omgevingsvisie (Novi) is een van de kerninstrumenten van de nieuwe Omgevingswet die het Rijk na inwerkingtreding van die wet (naar verwachting in 2022) gaat gebruiken. De Novi bevat het strategisch rijksbeleid voor de fysieke leefomgeving en is onder andere de opvolger van de SVIR. In de zomer van 2019 is het ontwerp van de Novi gepubliceerd. Dat ontwerp is van 20 augustus 2019 tot en met 30 september 2019 ter inzage gelegd. Op 11 september 2020 is de Novi vastgesteld door de ministers die verantwoordelijk zijn voor de Novi. Na vaststelling van de Novi is deze in het najaar van 2020 in werking getreden.

De ambities van het Rijk met betrekking tot de fysieke leefomgeving zijn in de Novi uitgewerkt in de volgende prioriteiten:

  • Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie.
  • Duurzaam economisch groeipotentieel.
  • Sterke en gezonde steden en regio's.
  • Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

Op basis van deze prioriteiten worden door het Rijk en de decentrale overheden beleidskeuzes gemaakt. Een van de afwegingsprincipes bij het maken van die keuzes is dat de kenmerken en identiteit van een gebied centraal staan. Werken met de Omgevingswet (en dus met de Novi) vraagt ook om een overheid die samenwerkt met de samenleving, de opgaven centraal stelt, gebiedsgericht werkt en permanent en adaptief bezig is met opgaven in de fysieke leefomgeving.

2.3 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

De SVIR (2.1) bepaalt welke kaderstellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd dat deze bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken. Met het Barro geeft het rijk algemene regels voor bestemmingsplannen. Doel van dit Besluit is bepaalde onderwerpen uit de SVIR te verwezenlijken.

Door middel van het Barro worden voor een aantal specifieke onderwerpen algemene regels gesteld ten behoeve van de verwerking in bestemmingsplannen. In het SVIR is aangegeven wat het nationale belang is van het stellen van regels voor deze onderwerpen. Het Barro stelt in eerste instantie regels voor het project Mainportontwikkeling Rotterdam, het kustfundament, grote rivieren, de Waddenzee en het waddengebied, defensie en erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde. Op een later moment zal het besluit worden aangevuld met andere onderwerpen uit de SVIR.

De algemene regels in het Barro hebben vooral een conserverend/beschermend karakter waardoor geformuleerde nationale belangen niet belemmerd worden door ontwikkelingen die middels bestemmingsplannen mogelijk worden gemaakt. Voor een aantal onderwerpen geeft het Barro de opdracht, dan wel de mogelijkheid aan provincies, om bij provinciale verordening regels te stellen.

2.4 Ladder voor duurzame verstedelijking

Voor het juridisch borgen van de nationale belangen uit de SVIR heeft het Rijk, naast het Barro, tevens het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) waarmee dit mogelijk is. Het Bro stelt vanuit de rijksverantwoordelijkheid voor een goed systeem van ruimtelijke ordening juridische kaders aan de processen van ruimtelijke belangenafweging en besluitvorming bij verschillende overheden.

Nationaal belang 13 uit de SVIR vraagt om een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. Dit nationale belang is wettelijk verankerd in het Bro. In artikel 3.1.6, lid 2 van het Bro is gesteld dat de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving dient te bevatten van:

a. de behoefte aan die ontwikkeling;

b. indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Hoofdstuk 3 Provinciaal beleid

3.1 Omgevingsplan Zeeland 2018

Op 21 september 2018 heeft het college van Gedeputeerde Staten het Omgevingsplan Zeeland 2018 vastgesteld. Het Omgevingsplan Zeeland 2018 bevat de hoofdlijnen uit alle provinciale beleidsplannen voor de fysieke leefomgeving. Het gaat over economie, ruimte, mobiliteit, natuur, cultuur, water en milieu. Ten opzichte van het Omgevingsplan Zeeland 2012-2018 is voor het overgrote deel geen nieuw beleid gevormd. In het Omgevingsplan is de onderscheid gemaakt in de taakverdeling tussen Rijk, provincie, waterschap en gemeenten. In de verdeling, gebaseerd op de beginselen van de Wet ruimtelijke ordening en het rijksbeleid, beperkt de provincie zich tot de kerntaken. De provincie schept de kaders, gemeenten maken met elkaar afspraken over hoe deze kaders regionaal kunnen worden ingevuld.

Voor een krachtig Zeeland zijn economische groei, ontwikkeling en innovatie nodig. De provincie Zeeland draagt daar als regionaal bestuur met eigen taken en verantwoordelijkheden actief aan bij. De provincie zet in op een sterke economie, een goed woon- en werkklimaat en kwaliteit van water en landelijk gebied. In het Omgevingsplan 2012-2018 beschrijft de provincie wat zij de komende jaren zal doen om Zeeland op deze punten vooruit te helpen. De provincie wil de kernkwaliteiten van Zeeland verder benutten, (h)erkennen en versterken. Het karakter van verschillende delen van Zeeland, met sterke, beeldbepalende economische sectoren en eigenheid van de omgeving, is daarvoor de basis.

In het Omgevingsplan komt naar voren dat Zeeland als 'Land in Zee' een onderscheidende karakteristiek heeft binnen Nederland. Zeeland is door de schaal, lage bevolkingsdichtheid en (eilanden)structuur in geografisch en bestuurlijk opzicht anders dan andere gebieden. De bijzondere positie en potentie van Zeeland, kenmerken en onderscheiden de landelijke karakteristiek, geven een sterk concurrerend en aantrekkelijk vestigingsklimaat op het gebied van wonen, bedrijvigheid en recreatie. Voor een blijvend krachtig Zeeland zijn in de toekomst economische groei, ontwikkeling en innovatie nodig.

De kern van het omgevingsplan wordt gevormd door vier integrale strategische toekomstgerichte opgaven die nationaal en provinciaal centraal staan:

  • Duurzame en concurrerende economie.
  • Klimaatbestendige en -neutrale samenleving.
  • Waardevolle leefomgeving.
  • Toekomstbestendige bereikbare woon-, werk- en verblijfomgeving.

De vier integrale opgaven zijn allesomvattend voor de toekomst van Zeeland. Het voordeel van een integrale beschrijving is dat de samenhang tussen de diverse sectorale beleidsthema’s wordt versterkt.

Hierbij is een wereldwijde en belangrijke maatschappelijke opgave de verduurzaming van wonen, recreatie en bedrijvigheid. Daarbij wordt de vraag gesteld hoe de Zeeuwse (energie)productie, consumptie én levenswijze toekomstbestendig gemaakt kan worden zodat people, planet én profit in waarde toenemen. Dat is een grote uitdaging; voor Zeeuwse burgers, Zeeuwse bedrijven én Zeeuwse overheden.

De ontwikkelingen die met dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt worden vallen met name onder de opgave 'Duurzame en concurrerende economie' en in mindere mate onder 'Klimaatbestendige en -neutrale samenleving'. Op basis van 'kaart 19 Toekomstbestendige bereikbare woon-, werk- en verblijfomgeving' van het Omgevingsplan Zeeland 2018, is tevens te herleiden dat het plangebied is gelegen in het 'landelijk gebied'.

3.2 Omgevingsverordening Zeeland 2018

Op 21 september 2018 hebben de Provinciale Staten van de provincie Zeeland, gelijktijdig met het Omgevingsplan Zeeland 2018, de Omgevingsverordening Zeeland 2018 vastgesteld.

In de omgevingsverordening van de provincie Zeeland zijn regels opgenomen ten aanzien van de fysieke leefomgeving van de provincie Zeeland. Hierbij zijn de uitgangspunten opgenomen die zijn vastgelegd in de provinciale omgevingsvisie. Aan deze regels dienen bestemmingsplannen te voldoen.

Relevantie voor het initiatief

Voorliggend initiatief ligt in het landelijk gebied van Schouwen-Duiveland, buiten de kustzone. De kustzone beslaat uitsluitend een strook langs de Noordzeekust. Op circa 150 meter vanaf het plangebied is het Grevelingenmeer, een Deltawater, aanwezig. Voor dit initiatief zijn zodoende met name de provinciale regels over verblijfsrecreatie en landschap, landschapselementen en cultuurhistorische elementen van belang.

Verblijfsrecreatie buiten de kustzone (art. 2.11)

In artikel 2.11, eerste lid, is bepaald dat een nieuw verblijfsrecreatieterrein of uitbreiding van een verblijfsrecreatieterrein uitsluitend toegelaten is in het bestaand stedelijk gebied en met inachtneming van de overige bepalingen van deze verordening. In artikel 2.11, vierde en vijfde lid, is opgenomen dat een uitbreiding van een bestaand verblijfsrecreatieterrein of nieuw vestiging van een verblijfsrecreatieterrein wordt toegelaten buiten bestaand stedelijk gebied indien in de toelichting op het bestemmingsplan aannemelijk wordt gemaakt dat voldaan wordt aan de in bijlage D onder 3 of 4 opgenomen uitgangspunten.

Een gedeelte van bijlage D bevat het ontwikkelkader voor de uitbreiding van verblijfsrecreatieterreinen buiten de kustzone. Indien sprake is van een uitbreiding van een verblijfsrecreatieterrein buiten het bestaand stedelijk gebied, zoals genoemd in artikel 2.11, moet worden voldaan aan de voorwaarden als genoemd onder A t/m D. Grofweg richten deze voorwaarden zich op: ruimtelijke kwaliteit, economische haalbaarheid, markt en onderscheidend vermogen van het concept, en sociaal-maatschappelijke bijdrage.

Permanente bewoning (2.13)

Het provinciale beleid is gericht op het voorkomen van permanente bewoning van tot verblijfsrecreatie bestemde complexen. Hiermee worden bedoeld zomerhuizenterreinen, hotels, recreatieve appartementencomplexen en kampeerterreinen. Een doelstelling is dergelijke complexen te behouden voor de verblijfsrecreatieve markt en te bevorderen dat deze complexen ook daadwerkelijk voor de recreatieve verhuur worden aangeboden in de vorm van een centraal bedrijfsmatige exploitatie en wordt voorkomen dat er langs oneigenlijke weg extra reguliere woningen aan het woningaanbod worden toegevoegd.

De regel is bedoeld voor nieuwe plannen en besluiten die verblijfsrecreatieve complexen of de uitbreiding daarvan toelaten. Op het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening vigerende bestemmingsplannen kennen veelal reeds het voorschrift dat permanente bewoning niet is toegestaan en/of de eis van een centrale bedrijfsmatige exploitatie. Bij een herziening van deze vigerende bestemmingsplannen dient het voorschrift dat permanente bewoning niet is toegestaan en/of de eis van een centraal bedrijfsmatige exploitatie opnieuw te worden opgenomen.

Duurzaam beheer en onderhoud van een terrein kan bijvoorbeeld worden gewaarborgd door in het bestemmingsplan de eis van een centrale bedrijfsmatige exploitatie op te nemen. Ook kan worden gedacht aan privaatrechtelijke afspraken over het in eigendom houden van de grond die tot het complex behoort dan wel de gronden waarop de gemeenschappelijke voorzieningen worden gerealiseerd alsmede omtrent de kwalitatieve instandhouding van het complex. Onder duurzaam beheer wordt verstaan een verzorgde openbare ruimte en maatregelen die leiden tot een intensiever gebruik van ruimte en, zo mogelijk, maatregelen die leiden tot een hoger bedrijfseconomisch rendement en minder milieubelasting

Landschap (2.28)

Op grond van artikel 2.28, tweede lid, worden in een bestemmingsplan geen bestemmingen aangewezen die, ten opzichte van het daaraan voorafgaande bestemmingsplan, mogelijk maken dat de in het eerste lid bedoelde landschappelijke en cultuurhistorische waarden van de gronden of elementen significant worden aangetast.

Tevens mogen de bestemming en de regeling niet leiden tot een significante vermindering van de oppervlakte van de gronden of tot een significante aantasting tussen de gronden of elementen.

3.3 Ontwerpomgevingsvisie Zeeland 2021

Op 12 november 2021 hebben Provinciale Staten het ontwerp van de Zeeuwse Omgevingvisie vastgesteld. Hierin zijn de ambities voor 2050 en de doelen voor 2030 vastgelegd. De visie kent verschillende doelen; soms is deze bedoeld als richtdocument voor overleggen. Soms is het de basis voor de Zeeuwse Omgevingsverordening en de uitvoeringsprogramma's, of is het de leidraad bij het uitvoeren van het beleid.

Het gaat goed met Zeeland. De Zeeuwse woonomgeving wordt gewaardeerd, net als de natuur en waardevolle landschappen. Het midden- en kleinbedrijf (MKB), de havens, de landbouw en recreatie en toerisme zijn belangrijke pijlers voor de economie, werkgelegenheid en leefbaarheid.

Er zijn wel uitdagingen. De klimaatverandering, stijging van de zeespiegel, afname van biodiversiteit, andere bevolkingssamenstelling door vergrijzing. Deels is het de uitdaging te behouden wat er is, deels is het de uitdaging in te spelen op de ontwikkelingen die komen gaan.

Om deze uitdagingen het hoofd te bieden en tegelijkertijd te werken aan brede welvaart, beschrijft de Zeeuwse Omgevingsvisie vier Zeeuwse Ambities voor 2050:

  • 1. Uitstekend wonen, werken en leven in Zeeland.
  • 2. Balans in de grote wateren en het landelijk gebied.
  • 3. Een duurzame en innovatieve economie.
  • 4. Klimaatbestendig en CO2-neutraal Zeeland.

Dit betreffen strategische ambities met 2050 als horizon. Deze ambities geven richting aan de beleidsdoelstellingen en acties voor de kortere termijn (2030). De vier Zeeuwse Ambities vallen uiteen in 27 bouwstenen.

In de bouwsteen 'Recreatie en toerisme' is de hoofddoelstelling als volgt:
Zeeland als toeristische bestemming is in balans met haar omgeving. De vrijetijdssector is toekomstbestendig. Daarbinnen zijn diverse acties en doelen uitgewerkt, die relevant zijn voor voorliggende ontwikkeling, waaronder:

  • Ondernemingen in de recreatieve sector zetten in op het behoud en versterking van het gedifferentieerde aanbod en een spreiding van gasten in zowel tijd als ruimte.
  • De provincie zet daarom in op bezoekersgroepen die bij Zeeland en de verschillende regio's passen. Door per gemeente of zelfs per woonplaats bewust te kiezen voor de best passende type doelgroepen, kan een optimale beleving worden gecreerd voor bezoekers en inwoners, aansluitend bij hun wensen en verwachtingen.
  • De bedrijven moeten aantrekkelijk blijven voor bezoekers en inwoners en inspelen op veranderende omstandigheden in de markt en omgeving. Voor (nieuwe) ontwikkelingen gaat de provincie uit van verschillende kwaliteitsaspecten. Deze zijn gericht op ruimtelijke kwaliteit (versterken natuur en (nieuw) landschap), economische haalbaarheid, markt en onderscheidend vermogen (benutten lokaal DNA, gedifferentieerd aanbod voor alle doelgroepen en circulair) en sociaal-maatschappelijke bijdrage en draagvlak.
  • De recreatiesector heeft te maken met een grotere vraag naar beleving, onderscheidende concepten, ontspanning en moderne en goed toegankelijke attracties, accommodaties en voorzieningen. Dit biedt kansen tot meer vitaliteit (verbreding, rendement, bezetting etc.) en diversiteit in het aanbod van verblijf en activiteit om aantrekkelijk te zijn voor een diversiteit aan doelgroepen in alle seizoenen. Bij deze uitgangspunten past het behoud van het bestaande beleid voor kleinschalig kamperen (25 kampeermiddelen waarvan ten hoogste 20% permanent), het verbod op permanente bewoning op (uitbreidingen van) verblijfsrecreatieterreinen en de plicht tot centraal bedrijfsmatige exploitatie op (uitbreidingen van) verblijfsrecreatieterreinen.
  • Om de beoogde Zeeuwse Kwaliteitskust te bereiken zet de proivncie in op een tweezijdige ontwikkelingsstrategie: beschermen, versterken en beleven van bestaande kwaliteiten (natuur en landschap, (verblijfs-)recreatie, water/strand en infrastructuur) en gebiedsgericht ontwikkelen van nieuwe kwaliteiten.
  • Onderdeel van deze ontwikkelstrategie is ook de inzet op klimaatbestendigheid, de stikstofopgave, energieneutraliteit en circulair/duurzaam bouwen. Het streven is dat de sector klimaatbestendig en CO2-neutraal is en bijdraagt aan nieuwe ontwikkelingen op het gebied van klimaatadaptatie.

Tot slot zijn, om bij de uitvoering kansen en mogelijkheden te benutten en tegelijkertijd de Zeeuwse kernkwaliteiten te behouden, enkele algemene afwegingsfactoren voor de uitvoering geformuleerd. Voor de bouwsteen 'Recreatie en toerisme' is hieronder een aanzet gegeven voor de invulling van deze afwegingsfactoren.

  • 1. Doe meer met minder grond.
  • Kwaliteitsverbetering en vervanging van bestaande bedrijven in de vrijetijdssector heeft voorrang boven ontwikkeling van nieuwe locaties.

  • 2. Werk samen en deel kosten en baten.
  • Bijdragen aan klimaatadaptatie en energietransitie door energiebesparende maatregelen, opwekking van duurzame energie en waterbuffering op verblijfsrecreatieterreinen.
  • Verbetering en uitbreiding van natuur- en landschapswaarden n de mogelijkheden om de natuur te beleven dragen bij aan verbetering van het recreatief product.
  • Bij het oplossen van knelpunten in aandachtsgebieden kunnen mogelijkheden ontstaan voor nieuwe ontwikkelingen in de water- of verblijfsrecreatie, horeca, of dagattracties. Ook kunnen tijdelijke bestemmingen innovatie en verdienmodellen zonder vastgoed huisvesten.

  • 3. Maak gebruik van de Zeeuwse kernkwaliteiten.
  • Recreatie en toerisme bieden een onderscheidend product door aan te sluiten bij de Zeeuwse kernkwaliteiten.

  • 4. Denk aan de toekomst en aan de rest van de wereld.
  • Veiligstellen, robuuster maken en ontwikkelen van het Zeeuwse Natuurlijk Kapitaal, als belangrij kste onderscheidende factor is essentieel zodat toekomstige generaties hier van kunnen blij ven genieten en van kunnen leven.
  • De Sustainable Development Goals van de Verenigde Naties zijn een goed uitgangspunt voor de toeristische sector, bijvoorbeeld om te zorgen voor het reduceren van verbruik van grondstof en (circulaire economie). Zo kan men denken aan circulair bouwen, maar ook aan andere circulaire bedrijfsprocessen en -modellen.
3.4 Ontwerp Omgevingsverordening Zeeland (2021)

Vanaf 8 september tot en met 19 oktober 2021 lag een ontwerp van de Omgevingsverordening Zeeland met bijbehorende stukken ter inzage. Naar aanleiding van zienswijzen en nieuw beleid is de ontwerpomgevingsverordening aangepast en vanaf 11 januari 2022 opnieuw ter inzage gelegd. Naar verwachting wordt de definitieve omgevingsverordening in het tweede kwartaal van 2022 vastgesteld.

De Omgevingsverordening bevat regels voor activiteiten in de fysieke leefomgeving en instructieregels voor overheden voor die fysieke leefomgeving. De verordening is ondersteunend aan de Zeeuwse Omgevingsvisie.

Hoofdstuk 4 Regionaal beleid

4.1 Toetskader bluswatervoorziening en bereikbaarheid (2009)

Het toetskader bluswatervoorziening en bereikbaarheid is een samenvoeging van de Handleiding Bluswatervoorziening en bereikbaarheid, lokale inzichten en andere beleidsstukken uit het land. Het toetskader is bedoeld als toelichting op artikel 10 van de Regeling bluswatervoorziening en hulpverlening gemeente Schouwen-Duiveland (2010). In dit artikel is vastgelegd dat burgemeester en wethouders zorg dragen voor of toezien op de realisering van zodanige bluswatervoorzieningen en de bereikbaarheid daarvan, dat de brandbestrijding te allen tijde zoveel mogelijk gewaarborgd is.

4.2 Waterschapsbeheerprogramma 2022-2027

In het Waterschapsbeheerprogramma 2022-2027 formuleert het Waterschap Scheldestromen de concrete opgaven ten aanzien van het watersysteem en het -beheer die in de periode tot 2027 voltooid moeten worden. Het waterschap zet primair in op de volgende opgaven:

  • 5. Veilige dijken en duinen: Het waterschap geeft topprioriteit aan het op peil brengen en houden van de veiligheid van de dijken en duinen die door het waterschap beheerd worden. Dijken en duinen worden regelmatig geïnspecteerd en waar nodig wordt actie ondernomen om de beschermende functie van deze voorzieningen te versterken.
  • 6. Schoon en voldoende water: Het waterschap zet in op het nog beter laten functioneren van het oppervlakte- en afvalwatersysteem.
  • 7. Veilige wegen en fietspaden: Waterschap Scheldestromen beheert circa 4.000 kilometer wegen, voornamelijk in het buitengebied van Zeeland. Dit doel gaat over het onderhoud van deze wegen en de bermbeplanting daarvan.

De waterkering van het Grevelingenmeer (nabij het plangebied) is een primaire waterkering die door Waterschap Scheldestromen beheerd wordt. Op het gebied van waterkeringen zet het waterschap in op een transitie van een puur waterkerende benadering van dijken naar het op orde houden van de veiligheidssituatie. Daarmee ontstaat een bredere blik op waterveiligheid en het maatschappelijk belang daarvan. Het waterschap blijkt werken aan het waar nodig versterken van waterkeringen maar gaat tegelijkertijd met partijen die een belang rond de waterkering/het achterland van de kering aan samen werken om de waterveiligheid verder te vergroten. In de komende jaren resulteert dit in een nieuwe Zeeuwse waterveiligheidsfilosofie. Voor dit initiatief geldt dat de waterkering op enige afstand van het plangebied ligt, dat er geen ingrepen aan de kering plaatsvinden en dat de beschermingszones van de waterkering geen negatieve effecten van de voorgenomen transformatie ondervinden (zie bijlage 4). De ambities uit het waterschapsbeheerprogramma sluiten derhalve aan op dit initiatief. Aanvullend op het voorgaande geldt dat als het waterschap voor het plangebied de bovengenoemde waterveiligheidsfilosofie verder uit wil werken er in de verdere planvorming voldoende mogelijkheden zijn om waterveiligheid verder vorm te geven als uitvoeringsaspect.

Op het gebied van het watersysteem streeft Waterschap Scheldestromen naar het voorkomen dat er bij extreme neerslag verwijtbare schade door overstromingen van sloten ontstaat. Het waterschap zet daartoe onder andere in op een gebiedsgericht en adaptief waterbeheer. Verder stemt het waterschap de oppervlaktewaterpeilen af op de ondergrond in relatie tot wateroverlast en -tekort. Waar mogelijk wil het waterschap de zoetwatervoorraad vergroten en de grondwatervoorraad in stand houden en waar mogelijk vergroten. Tevens zet Waterschap Scheldestromen in op het ontwikkelen en in stand houden van een goede ecologische waterkwaliteit en het voorkomen van emissies van verontreinigende stoffen naar het water. De infrastructuur voor het transport van afvalwater wordt in stand gehouden. Voor dit initiatief geldt dat in het vlekkenplan (bijlage 2) een uitbreiding van de hoeveelheid oppervlaktewater in het plangebied voorzien is, dit vergroot de ruimte voor waterberging en daarmee wordt wateroverlast voorkomen. Het voorliggend initiatief vraagt niet om een ander peil- of grondwaterbeheer en heeft derhalve geen negatieve effecten op de ambities van het waterschap. Er is sprake van een transformatie van een kampeerterrein naar een recreatiepark. De toename van het aantal recreanten is beperkt en dat betekent dat het initiatief geen substantiële extra vraag naar zoetwater of afvalwatertransport oproept. Ook hier past de transformatie in het beleid zoals neergelegd in het Waterschapsbeheerprogramma 2022-2027. Het initiatief voorziet verder in het emissies naar het water dat door het waterschap beheerd wordt en als uitvoeringsaspect wordt nader bezien hoe de watergang in het plangebied zo aangepast en beheerd kan worden dat de ecologische kwaliteit van het water verder verbetert. Op het gebied van de tweede doelstelling past het initiatief dus ook in het waterschapsbeheerprogramma.

Ten aanzien van het derde punt geldt dat in of nabij het plangebied geen wegen liggen die beheerd worden door het waterschap. Dit is toegelicht in bijlage 4. Uit die bijlage volgt ook dat als gevolg van dit initiatief geen veranderingen in het verkeersbeeld op waterschapswegen te verwachten zijn. Het derde punt is derhalve verder niet relevant voor dit initiatief.

4.3 Keur watersysteem Waterschap Scheldestromen (2011)

In de Keur heeft het waterschap regels opgenomen gericht op het veilig stellen van de water aan- en afvoer en de bescherming tegen wateroverlast. In de watertoets zoals opgenomen in paragraaf Water van de toelichting op het bestemmingsplan is de Watertoets opgenomen.

4.4 Bestuursvisie op fysieke veiligheid in Zeeland 2012-2015 (2012)

Dit beleidsplan is opgesteld vanuit een wettelijke verplichting, maar ook om de richting van de Veiligheidsregio aan te geven. Zeeland heeft een risicoprofiel met een groot aantal risico's. De kans dat een incident optreedt is onwaarschijnlijk, maar als het optreedt zijn de gevolgen zeer groot. Het is daarom belangrijk dat dit beleidsplan er ligt. Dit beleidsplan gaat over meerdere typen veiligheid, te weten: openbare orde, sociale veiligheid, integrale veiligheid, milieuveiligheid, en fysieke veiligheid. Samenwerken en investeren zijn sleutelwoorden van dit beleidsplan. De belangrijkste beleidsprogramma's van dit beleidsplan zijn:

Water en veiligheid

Het thema water en veiligheid kent drie verschillende aandachtsterreinen, te weten: incidentenbestrijding op het water, overstromingen en extreme neerslag.

Nucleaire Veiligheid

Zeeland is de regio in Nederland met de meeste nucleaire inrichtingen voor energie productie op of nabij haar grondgebied: de kerncentrale van EPZ in Borssele en de vier kerncentrales van Electrabel in het Belgische Doel. Voor de voorbereiding op incidenten met deze inrichtingen is het bestuur van de veiligheidsregio verantwoordelijk. De voorzitter van de veiligheidsregio heeft het opperbevel bij incidenten met deze inrichting totdat dit door de minister wordt overgenomen.

Door de aanwezigheid van deze nucleaire industrie in Zeeland is er een specialisme ontstaan over nucleaire veiligheid bij de veiligheidsregio. Ook worden, door o.a. de Hogeschool Zeeland, nucleaire opleidingen ontwikkeld om de behoefte aan specialisten bij de nucleaire industrie te kunnen waarborgen.

Het beleid van de Zeeuwse overheden is er op gericht om deze expertise ontwikkeling in Zeeland te ondersteunen en gezamenlijk, met de industrie, onderwijs en overheid in Zeeland een expertisecentrum voor de nucleaire industrie voor Nederland en omliggende landen te realiseren.

Industriële Veiligheid en Infrastructuur

Het thema industriële veiligheid en infrastructuur behelst de veiligheid van de chemische industrie in Zeeland en weg- en treinvervoer. Zeeland heeft, na Rotterdam Rijnmond de meeste BRZO-plichtige bedrijven.

De aanwezigheid van petrochemische industrie tezamen met het vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor maakt Zeeland tot het tweede risicogebied van Nederland. Binnen dit programma valt de uitvoering van het Besluit Risico's Zware Ongevallen 1999 (BRZO), de advisering over externe veiligheid, aanwijzing bedrijfsbrandweer, routering gevaarlijke stoffen en de risicobeheersing van overige industrie, ondergrondse transportleidingen, vervoer over weg en spoor en door tunnels.

Recreatie, toerisme en evenementen

Recreatie en toerisme zijn economisch van groot belang voor Zeeland. Het bieden van veiligheid voor de bezoekers van Zeeland moet dan ook prioriteit krijgen. Dit kan alleen in samenwerking met de recreatiesector. Bezoekers van campings, jachthavens, bungalowparken, stranden en historische steden en gebouwen moeten kunnen vertrouwen op effectieve hulpverlening.

Evenementen moeten ook zodanig worden georganiseerd dat de bezoekers hier geen bijzondere risico's lopen. Dit vereist goede afspraken tussen vergunningverlenende instanties, organisatie en veiligheidsregio.

Veilig wonen en werken

Inwoners moeten een veilige leefomgeving hebben. Dit moeten zij grotendeels eerst zelf realiseren. De taak van de veiligheidsregio is te voorzien in hulpverlening op die momenten dat de burgers zelf onvoldoende middelen hebben.

Dit beleidsplan behandelt de fysieke omgeving waarin wordt gewoond en gewerkt. Het gaat dus niet om sociale veiligheid. De lijn tussen sociale veiligheid en fysieke veiligheid is echter niet eenvoudig meer te trekken. Sociale onrust of een 'sociaal' incidenten kan leiden tot een crisis en daarmee wordt ook de veiligheidsregio, verantwoordelijk voor de organisatiestructuur, bij een crisis betrokken.

Hoofdstuk 5 Gemeentelijk beleid

5.1 Strategische Visie 'Tij van de Toekomst'

De gemeenteraad heeft op 3 oktober 2011 de Strategische Visie 'Tij van de Toekomst' vastgesteld. In de visie is opgenomen hoe de gemeente Schouwen-Duiveland er in 2040 uit zou moeten zien.

In de strategische visie staat de volgende ambitie centraal: 'In 2040 kent vakantie-eiland Schouwen-Duiveland een toonaangevende watereconomie die de duurzame verbinding vormt tussen wonen, werken, zorgen en genieten'.

In de visie zijn de drie strategische doelen 'werken', 'wonen' en 'verblijven' uitgewerkt. Hierna zijn de strategische doelen met bijbehorende ambities voor 2040 beschreven.

Strategische doelen: werken

  • De economie van Schouwen-Duiveland is sterk watergerelateerd;
  • Landbouw en aquacultuur zijn geïnnoveerd en verweven met andere functies;
  • Kleinschalige bedrijvigheid floreert, optimaal gestimuleerd en gefaciliteerd;
  • Vraag en aanbod van de arbeidsmarkt zijn in balans;
  • Schouwen-Duiveland is krachtig gepositioneerd als toonaangevend in water en veelzijdig vakantie-eiland.

Strategische doelen: wonen

  • De gemeente heeft een kwalitatief goed en realistisch voorzieningenniveau;
  • In de gemeente wordt prettig en naar behoefte gewoond;
  • De leefbaarheid en sociale samenhang in de kernen is groot. Inwoners zijn actief en betrokken;
  • Er is een goed en betaalbaar aanbod van zorg en welzijn dat vraaggestuurd tot stand komt.

Strategische doelen: verblijven

  • De bijzondere kwaliteiten (water, natuur, cultuur) maken Schouwen-Duiveland tot een aantrekkelijk vakantie-eiland;
  • Het eiland Schouwen-Duiveland heeft een krachtig en duidelijk herkenbare toeristische hoofdstructuur. We benutten de daaraan verbonden potenties;
  • De kwaliteit en diversiteit van de toeristische sector is groot. We maken gebruik van de unieke mogelijkheden die het water biedt;
  • Schouwen-Duiveland is een aantrekkelijk vakantie-eiland door de bloeiende watersport en de vele watergerelateerde activiteiten en evenementen.

5.2 Agenda Toerisme

Op 25 oktober 2018 heeft de gemeenteraad van Schouwen-Duiveland de Agenda Toerisme vastgesteld. De agenda is opgesteld door de gemeente, in samenspraak met ondernemers en andere belanghebbenden in de toeristische sector, zoals Recron Schouwen-Duiveland. De agenda geeft concreet aan waar de gemeente de komende jaren aan moet werken om het toeristisch product op topniveau te houden.

De agenda bevat 6 thema's

  • uitgekiende marketing van onze 'groen blauwe oase';
  • meer beleving;
  • het hele eiland gastvrij en meer jaarrond bezoekers;
  • voortdurend vernieuwen;
  • het mooiste strand als blijvende trekker
  • zorgeloos de unieke plekken op het eiland vinden.

Voor voorliggend plan zijn met name de ambities als genoemd in het thema 'voortdurend vernieuwen' van belang. Daarbinnen is het streven om de voor onze gasten belangrijke omgevingskwaliteiten te behouden en versterken, en meer bijzondere en gedifferentieerde vormen van verblijfsrecreatie in een natuurlijke omgeving te stimuleren. We stemmen ons toeristisch product steeds beter af op het profiel van de gast. Kwaliteit is leidend op ons eiland. In brede zin zijn we terughoudend met nieuwvestiging van verblijfsrecreatie. Maatwerk is het sleutelwoord. We stimuleren innovatie en kwaliteitsverbetering in alle geledingen van de dag- en verblijfsrecreatie en ook kruisbestuiving tussen ondernemers en andere sectoren. We passen het Zeeuws en Schouws DNA toe in bedrijfsconcepten, benutten onze eilandelijke verhalen en zijn hierdoor meer onderscheidend. We stimuleren de energietransitie en circulaire ontwikkelingen. Ook houden we toeristische trends en cijfers steeds goed in de gaten om flexibel te kunnen inspelen op ontwikkelingen. Om de kwaliteit van onze verblijfsrecreatieterreinen te behouden zijn we terughoudend met tijdelijke huisvesting van arbeidsmigranten.

Algemene eisen

Bij een planologische procedure tot herstructurering en/of omvorming dan wel plaatsing van eenheden, moet een recreatieterrein op termijn volledig voldoen aan het Ontwikkelkader Verblijfsrecreatief Gebied, inclusief het maximum percentage van 13 % voor invulling verblijfsrecreatie.

In het ontwikkelkader zijn de volgende eisen opgenomen:

  • Onderdeel A: Kwaliteitsverbetering van bestaande bedrijven vindt plaats binnen de bestaande oppervlakte en eenheden van het bedrijf;
  • Onderdeel B: Ontwikkelingen vinden plaats op basis van een businessplan en voorzien in een centrale bedrijfsmatige exploitatie (CBE) conform de 'Algemene kwaliteitscriteria bij uitponding op kampeerterreinen'.
  • Onderdeel C: Ontwikkelingen zetten qua verschijningsvorm en type accommodatie in op een innovatief en hoogwaardig concept. Hierdoor wordt bijgedragen aan een gedifferentieerd Zeeuws product. Het lokale DNA en het principe van LAND IN ZEE! staan hier centraal.
  • Onderdeel D: Ontwikkelingen leveren een bijdrage aan de werkgelegenheid, behoud van voorzieningen en zijn een toegevoegde waarde voor de (leef)omgeving.

Maximum oppervlak en maximum aantal slaapplaatsen

Voor gebouwen die voorheen als kampeerhuisje werden gedefinieerd geldt een maximumoppervlak van 75 m2, zoals blijkt uit de Regelgeving behorend bij de Agenda Toerisme en het Raadsvoorstel van juni 2021. Het aantal bedden is gemiddeld vier tot zes. Vier tot zes slaapplaatsen is 1 eenheid (2 parkeerplaatsen en 8 verkeersbewegingen per eenheid). Grotere verblijfseenheden mogen indien sprake is van bijvoorbeeld '3-generatiewoningen'. Voor het gemiddeld aantal slaapplaatsen wordt de regeling voor logies- c.q. logeergebouw gehanteerd.

Landschap

Randbeplanting vindt plaats op basis van een integraal omgevingskwaliteitsplan (soorten, diversiteit, streekeigen). Dit integrale omgevingskwaliteitsplan wordt planologisch en/of privaatrechtelijk vastgelegd. De huidige standaardeisen blijven van toepassing voor bestaande situaties. Randbeplanting of landschapsontwikkeling moet op eigen terrein worden gerealiseerd.

Parkeren

Als beleidsuitgangspunt is opgenomen dat bij alle recreatieve eenheden voor het aantal parkeerplaatsen gerekend moet worden met 1 parkeerplaats per 3 slaapplaatsen. Voor verkeersgeneratie is het uitgangspunt dat sprake is van 2,2 motorvoertuigbewegingen/etmaal per parkeerplaats. Dit geldt voor alle verschillende typen verblijfsrecreatie m.u.v. hotels.

5.3 Nota recreatiewoningen

De gemeente heeft een Nota recreatiewoningen opgesteld. De basis voor de gemeentelijke Nota recreatiewoningen vormt het 'behoefteonderzoek recreatiewoningen Schouwen-Duiveland' dat in 2012 is uitgevoerd. De resultaten daarvan zijn gebruikt om in de nota tot een algemeen toetsingskader te komen dat de gemeente kan gebruiken bij de toetsing van initiatieven tot het ontwikkelen en bouwen van recreatiewoningen.

Herstructurering gaat voor nieuwbouw

Op basis van de belangrijkste conclusies uit het behoefteonderzoek formuleert de gemeente een aantal cruciale uitgangspunten:

  • Herstructurering van recreatiewoningen(terreinen) gaat voor nieuwbouw.
  • De gemeente Schouwen-Duiveland en belangenorganisaties voor recreatie en toerisme stimuleren de herstructurering van bestaande recreatie(woningen)terreinen en zullen hierover nader afspraken maken.
  • Per project beoordelen of een deskundige op het gebied van dag- en verblijfsrecreatie moet worden toegevoegd aan het Kwaliteitsteam Buitengebied en deze persoon de ontwikkelingsvisie/het concept laten toetsen.
  • Onderstaand toetsingskader standaard toepassen bij plannen voor herstructurering, nieuwbouw en omvorming van kampeerterreinen naar recreatiewoningenterreinen.

Op basis van het behoefteonderzoek recreatiewoningen hanteert de gemeente de volgende prioriteiten:

  • 1. Herstructurering van bestaande recreatiewoningenterreinen.
  • 2. Nieuwbouw op een bijzondere locatie met een voor Zeeland uniek concept.
  • 3. Omvorming van bestaande reguliere kampeerterreinen met enkel permanente standplaatsen.

Ad 1) Door herstructurering van bestaande recreatiewoningenterreinen vindt in beginsel geen uitbreiding plaats van het aantal recreatiewoningen, maar kan de bezettingsgraad van het betreffende terrein wel verbeterd worden. In enkele gevallen kan een kleine uitbreiding met eenheden wellicht noodzakelijk zijn vanwege de benodigde investering. Aangezien de gemeente herstructurering wil bevorderen, wordt in die gevallen gebruik gemaakt van de ruimte die het toetsingskader biedt om dergelijke kleine uitbreidingen toe te staan.

Ad 2) Indien er sprake is van een combinatie van een bijzondere locatie en een uniek concept, dan stelt de gemeente de initiatiefnemer in de gelegenheid zijn plannen uit te voeren. Dit sluit aan bij Tij van de Toekomst, waarin Schouwen-Duiveland ruimte geven voor nieuwvestiging van bijzondere en unieke recreatieve concepten. Blauwdrukken voor bijzondere locaties en unieke concepten bestaan niet, maar enkele richtinggevende elementen zijn wel te noemen. Een bijzondere locatie (A locatie) is gelegen aan, op of onder het water of in of direct bij (beschermde) natuur. Een uniek concept:

  • Maakt een verbinding met de omgeving.
  • Heeft een bijzondere, onderscheidende architectuur; veelal aansluitend op de typische architectuur van de streek.
  • Heeft een duidelijke thematisering.
  • Bewerkt een duidelijk afgebakende markt waar in de omgeving nog niet of beperkt verblijfsaanbod voor is.

Ad 3) Door omvorming van bestaande reguliere kampeerterreinen vindt er weliswaar uitbreiding van het aantal recreatiewoningen plaats, maar zal het aantal permanente standplaatsen minimaal met hetzelfde aantal afnemen. Voor zowel kampeerhuisjes als recreatiewoningen gelden namelijk deels dezelfde kwalitatieve eisen (maximale oppervlakte en verhouding perceel/eenheden). Het aantal grondgebonden eenheden neemt niet toe.

Om enige differentiatie in het verblijfsrecreatieve product te behouden is het belangrijk dat niet alle kampeerterreinen worden omgevormd naar recreatiewoningenterreinen. Door slechts reguliere kampeerterreinen met enkel permanente standplaatsen om te vormen, voorkomt de gemeente dat niet-permanente standplaatsen ´uit het assortiment´ verdwijnen. Een kampeerterrein splitsen om een deel daarvan om te zetten naar recreatiewoningen is niet toegestaan. Voor dergelijke terreinen geldt eveneens de combinatie bijzondere locatie/uniek concept.

In aanvulling op het bestaande beleid voor het buitengebied geldt dat locaties aan en op het water prioriteit hebben.

  • Langs de Grevelingen zijn binnendijks enkele (fysieke) mogelijkheden voor de aanleg van recreatiewoningenterreinen. Het kan hierbij gaan om omvormingen van bestaande kampeerterreinen en ook nieuwvestiging. De open zones Scharendijke - Den Osse en Den Osse - Brouwershaven moeten wel behouden blijven. In de open polder Dreischor worden geen verdichtingen toegestaan.

Landschap en landschappelijke inpassing

Voor het landschap gelden de volgende uitgangspunten:

  • De aanwezige landschappelijke kenmerken vormen de basis voor de landschappelijke inbedding (zie Landschappelijk Raamwerk).
  • Aanwezige landschappelijke waarden, zoals dijken, reliëf, waterstructuren en waardevol groen blijven behouden (zie Landschappelijk Raamwerk).
  • Recreatiewoningen in de randzone tasten het landschapsbeeld niet aan. Doordachte architectuur, kleurstelling, kapvorm e.d. spelen daarbij een belangrijke rol.
  • Voor recreatiewoningenterreinen groter dan 2 hectare, waarbij de keuze valt op landschappelijke inpassing door middel van een beplantingsstrook, geldt het volgende: De bebouwingsvrije zone heeft een breedte van minimaal 20 meter, waarbij de beplantingsstrook een minimale breedte heeft van 10 meter;
  • De bebouwingsvrije zone heeft een breedte van minimaal 30 meter, indien voor een meer open vorm van landschappelijke inpassing wordt gekozen.
  • De beplanting aan de buitenzijde van vakantieparken bestaat uit een gevarieerd assortiment van overwegend inheemse beplanting (zowel bomen als struiken).

Parkeren

Als beleidsuitgangspunt is opgenomen dat bij alle recreatieve eenheden voor het aantal parkeerplaatsen gerekend moet worden met 1 parkeerplaats per 3 slaapplaatsen. Voor verkeersgeneratie is het uitgangspunt dat sprake is van 2,2 motorvoertuigbewegingen/etmaal per parkeerplaats. Dit geldt voor alle verschillende typen verblijfsrecreatie m.u.v. hotels.

Perceelgrootte en bouweisen

  • Voor recreatiewoningen wordt in beginsel de verhouding 1:4 (woning/perceel) gehanteerd.
  • Recreatiewoningen hebben in beginsel een oppervlakte van 75 vierkante meter, een goothoogte van 3,5 meter en een totale hoogte van 7,5 meter (bij recreatiewoningen met een kap). Trends en ontwikkelingen in relatie tot het concept (zoals de driegeneratiewoningen) bieden mogelijkheden van de maximale maten af te wijken.

Architectuur

  • De architectuur van de recreatiewoningen is gethematiseerd naar de aard van het recreatiewoningenterrein.
  • Het kleurgebruik van de kampeerhuisjes en recreatiewoningen is weinig opvallend. Het gebruik van felle kleuren en volledig witte muren is niet toegestaan.
  • Binnen één park zijn meerdere architectuurstijlen toegestaan.
  • Binnen ieder straatbeeld ontstaat een aantrekkelijk en gevarieerd beeld door variatie in architectuur en situering van het object op de kavel.
  • Er mogen maximaal vijf identieke recreatiewoningen naast elkaar staan.

Doelgroepen

  • De meest kansrijke doelgroepen voor Schouwen-Duiveland zijn ouderen, gezinnen met kinderen en de 'driegeneratievakantiegangers'. Nieuwe en bestaande initiatieven moeten daarop inspelen.
  • De binnenlandse markt is de grootste doelgroep voor Schouwen-Duiveland, maar België is de belangrijkste groeimarkt tot 2020, gevolgd door Duitsland. Nieuwe en bestaande initiatieven moeten daarop inspelen.

Exploitatie

  • Een initiatiefnemer beschikt over een (intentie)overeenkomst of een andersoortig document, waaruit blijkt dat de grond zijn eigendom is/wordt of op een andere wijze langdurig tot zijn beschikking staat/ zal staan (bijvoorbeeld erfpacht).
  • Objecten binnen vakantieparken worden minimaal 9 maanden per jaar verhuurd om leegstand te voorkomen.