direct naar inhoud van Regels
Plan: Hageweg 1 Bruinisse
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1676.00351BphBR523872-VA01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Hageweg 1 Bruinisse van de gemeente Schouwen-Duiveland.

1.2 bestemmingsplan:

De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1676.00351BphBR523872-VA01 met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding:

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens:

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aanduidingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak waarop een aanduiding betrekking heeft.

1.6 aaneengebouwde woning:

een woning dat deel uitmaakt van een bouwmassa bestaande uit drie of meer hoofdgebouwen.

1.7 aan- of uitbouw:

een uit de gevel springend, in architectonisch opzicht ondergeschikt deel van een woning dat door haar indeling en inrichting is bestemd hoofdzakelijk te worden gebruikt ten behoeve van de woning.

1.8 achtererfgebied:

erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant, van het hoofdgebouw.

1.9 afgewerkt bouwterrein:

de gemiddelde hoogte van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde omringende grond: bij hellende terreinen: het hoogste punt van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde omringende grond.

1.10 archeologisch deskundige:

de provinciaal archeoloog van Zeeland, de Rijksarcheoloog van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed of een ander onafhankelijke en als zodanig geregistreerde en gekwalificeerde, door burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van archeologisch onderzoek, in het bezit van een opgravingsbevoegdheid.

1.11 archeologisch onderzoek:

onderzoek verricht door of namens de gemeente, door een dienst, bedrijf of instelling, beschikkend over het certificaat als bedoeld in paragraaf 5.1, artikel 5.1 tot en met artikel 5.6, van de Erfgoedwet en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA).

1.12 archeologische verwachting:

de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische sporen relicten.

1.13 archeologische waarde:

de in het kader van dit plan aan het gebied toegekende waarde gekenmerkt door voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen direct onder het aardoppervlak.

1.14 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.15 bebouwingsgrens:

de op de kaart, blijkens de daarop voorkomende verklaring, als zodanig aangegeven lijn, die door gebouwen niet mag worden overschreden, behoudens overschrijdingen die krachtens deze regels zijn toegestaan.

1.16 bebouwingspercentage:

een aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouwperceel c.q. bouwvlak of bestemmingsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

1.17 bedrijf:

een onderneming waarbij de bedrijfsactiviteiten gericht zijn op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.

1.18 bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een of meer bedrijfsactiviteiten.

1.19 bedrijsmatig gebruik van de woning:

het gebruik van (een gedeelte van) een woning en/of daarbij behouden aanbouw of bijgebouw voor het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijk bedrijvigheid in tegenstelling tot een aan-huis-gebonden-beroep gericht op consumentenverzorging geheel of overwegend door middel van handwerk, waarvan de omvang zodanig is dat de woonfunctie behouden blijft en waarvoor geen meldings- of vergunningsplicht op grond van het Inrichtingen- en of Vergunningenbesluit milieubeheer geldt.

1.20 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, welke slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is gelet op de bestemming van de grond ter plaatse van het gebouw of het terrein, of waarvan het hoofdinkomen afkomstig is van een bedrijf waarvan de bedrijfsactiviteiten gelet op de bestemming van de grond ter plaatse structureel worden uitgeoefend.

1.21 beroeps- cq. bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.

1.22 beroepsmatig gebruik van de woning:

het gebruik van (een gedeelte van) een woning en/of daarbij behorende aanbouw of bijgebouw voor een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, lichaamsverzorgend, haarverzorgend, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende aan- of bijgebouw met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend.

1.23 bestaand (in relatie tot bebouwing):

bebouwing aanwezig ten tijde van het in werking treden van het bestemmingsplan.

1.24 bestaand (in relatie tot gebruik):

gebruik dat bestaat ten tijde van het in werking treden van het bestemmingsplan.

1.25 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.26 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.27 bevoegd gezag:

het bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.28 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.29 bijgebouw:

een met het hoofdgebouw verbonden of daarvan vrijstaand gebouw dat ten dienste staat van het hoofdgebouw en door zijn ligging, constructie of afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.30 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.31 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.32 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd en waarvan de lagen een nagenoeg gelijk omvang hebben, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, dakopbouw en/of zolder.

1.33 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.34 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel.

1.35 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.36 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.37 cafetaria/snackbar:

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van ter plaatse bereide kleine etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van zwak-alcoholische dranken voor consumptie elders dan ter plaatse en niet-alcoholische dranken voor directe consumptie en consumptie elders dan ter plaatse.

1.38 café:

een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar/dancing, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleinere etenswaren.

1.39 centrale bedrijfsmatige exploitatie:

het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon voeren van een gezamenlijk beheer en exploitatie van recreatiewoningen, gericht op het bieden van (permanent wisselende) recreatieve (nacht)verblijfsmogelijkheden.

1.40 dagrecreatie:

activiteiten ter ontspanning in de vorm van sport, spel, toerisme en educatie, waarbij overnachting uitdrukkelijk is uitgesloten.

1.41 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw.

1.42 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.43 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden.

1.44 escortbedrijf:

de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersonen die bedrijfsmatig of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend.

1.45 evenement:

elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak zoals bedoeld in de 'Algemene plaatselijke verordening gemeente Schouwen-Duiveland 2015' of opvolgers daarvan.

1.46 evenementenbeleid:

de 'Beleidsregels evenementen gemeente Schouwen-Duiveland 2018', of opvolgers daarvan.

1.47 extensieve dagrecreatie:

vormen van recreatief (mede)gebruik in een gebied, waarbij de recreatie geen specifiek beslag leg op de ruimte, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen en natuurobservatie.

1.48 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.49 geschakelde woning:

woningen met elkaar verbonden door middel van aan- of bijgebouwen.

1.50 hoofdgebouw:

een gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.51 hoofdverblijf:

het adres waarop iemand ingeschreven staat, opgenomen in de gemeentelijke Basisregistratie personen.

1.52 horeca(-bedrijf/-voorziening):

het bedrijfsmatig verschaffen c.q. verstrekken van logies, dranken, maaltijden en/of kleine eetwaren, zoals het hotelbedrijf, het restaurant bedrijf, een snackbar, een café of een combinatie van twee of meer van deze bedrijven.

1.53 hotel:

een bedrijf gericht op het verstrekken van al dan niet ter plaatse bereidde en al dan niet ter plaatse te nuttigen dranken en/of etenswaren en/of het verstrekken van logies en/of het exploiteren van zaalaccomodaties.

1.54 huishouden:

persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan; bedrijfsmatige kamerverhuur wordt daaronder niet begrepen.

1.55 kampeerhuisje:

een eenvoudig gebouw gelegen op een standplaats met een oppervlakte van maximaal 75 m² en een hoogte van maximaal 5,50 m, mits sprake is van een beperkte inhoud tot 250 m³, bestemd voor recreatief nachtverblijf voor personen die hun hoofdverblijf elders hebben.

1.56 kampeermiddel:

tenten, tentwagen, kampeerhuisjes of -lodges, caravans, campers, stacaravans of hiermee gelijk te stellen mobiele onderkomens bestemd voor recreatief nachtverblijf, waarbij gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.

1.57 kampeerterrein:

terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen en kampeerhuisjes.

1.58 kap:

de volledige of nagenoeg volledige afdekking van een gebouw in een gebogen vorm danwel met een dakhelling van ten minste 15° en ten hoogste 75°.

1.59 Module Licht en Duisternis

de Module Licht en Duisternis van de gemeente Schouwen-Duiveland zoals vastgesteld door de gemeenteraad van Schouwen-Duiveland op 25 juni 2009.

1.60 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie.

1.61 ondergeschikte dienstverlening:

dienstverlening ondergeschikt en ondersteunend aan de hoofdactiviteit van een onderneming.

1.62 ondergeschikte detailhandel:

detailhandel ondergeschikt en ondersteunend aan de hoofdactiviteit van een onderneming.

1.63 ondergeschikte horeca-activiteiten:

het verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en/of dranken als ondersteuning van de hoofdactiviteit van een onderneming die niet primair op het verstrekken van consumptieve goederen is gericht.

1.64 ondersteunende horeca-activiteiten:

gelegenheid waarbij het doel van de onderneming niet primair gericht op het verstrekken van consumptieve goederen, maar slechts ter ondersteuning is van de hoofdactiviteit. Deze consumptieve gelegenheid richt zich op het verstrekken van kleine eetwaren voor directe consumptie ter plaatse met daarnaast het afzonderlijk verstrekken van dranken voor directe consumptie ter plaatse. Horecagelegenheden bij sportkantines en clubhuizen vallen hier niet onder.

1.65 overig bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.66 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.

1.67 perceelsgrens:

een grens van een bouwperceel.

1.68 permanente bewoning:

bewoning van een woning als hoofdverblijf.

1.69 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.70 raamprostitutie:

een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostitué/prostituee tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen met als doel het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.71 recreatief nachtverblijf:

recreatie in ruimten welke zijn bestemd op opgericht voor recreatief nachtverblijf, zoals een recreatiewoning, kampeerhuisje, logeergebouw, pension of kampeermiddel, door personen die hun hoofdverblijf elders hebben.

1.72 recreatieverblijf:

een gebouw dat naar de aard en inrichting is bedoeld voor recreatieve bewoning;

1.73 recreatiewoning:

een permanent aanwezig gebouw, geen woonkeet en geen caravan of ander bouwsel op wielen zijnde, bestemd om uitsluitend door een huishouden of een daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar bewoond te worden.

1.74 restaurant:

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken.

1.75 seksautomatenhal:

een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid waarin door middel van automaten filmvoorstellingen en/of live-shows van erotische en/ofe pornografische aard kunnen worden gegeven.

1.76 seksbioscoop/-theater:

een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid waarin vertoningen van erotische en/of pornografische aard worden gegeven.

1.77 seksinrichting:

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een privé-huis of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.78 stikstofemitterende installaties:

installaties die stikstof en/of stikstofhoudende gassen uitstoten naar de buitenlucht zoals gasgestookte verwarmings- of kookinstallaties, open haarden, houtkachels en/of pelletkachels, en barbecues.

1.79 straatprostitutie:

het zich op de openbare weg respectievelijk op openbare ruimten of in een zich op de openbare weg respectievelijk openbare ruimte bevindend voertuig beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.80 trekkershut:

een kampeerhuisje bestaande uit één ruimte, zonder verdieping met een oppervlakte van maximaal 20 m² en een bouwhoogte van maximaal 3,50 m.

1.81 twee-aaneengebouwde woning:

blokken van twee woningen, die aan één zijde een gemeenschappelijke wand hebben.

1.82 verblijfsrecreatie:

recreatie in ruimten die zijn bestemd of opgericht voor recreatief nachtverblijf, zoals een recreatiewoning, groepsaccommodatie, logeergebouw, pension, kampeermiddel of kampeerhuisje, door personen die hun hoofdverblijf elders hebben.

1.83 voorgevel:

de naar de weg (eventueel voetpad) gekeerde gevel, vanwaar het gebouw hoofdzakelijk toegankelijk is; indien een gebouw met meerdere zijden aan de weg grenst, geldt de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel(-s).

1.84 voorgevelrooilijn:

denkbeeldige lijn die 1,00 meter achter de voorgevel parallel aan de voorgevel tot aan de bouwperceelsgrenzen loopt.

1.85 vrijstaande woning:

een bouwmassa bestaande uit één vrijstaand hoofdgebouw.

1.86 weg:

alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.

1.87 winterseizoen:

de jaarlijkse periode van 16 november tot 1 maart van enig jaar.

1.88 woning:

een hoofdgebouw dat dient voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.89 zelfstandige woonruimte:

woonruimte die door één huishouden wordt bewoond zonder afhankelijk te zijn van wezenlijke voorzieningen, zoals keuken, douche en toilet, buiten de woonruimte en beschikt over een eigen afsluitbare toegang, al dan niet bereikbaar via een gemeenschappelijk trappenhuis of galerij.

1.90 zomerseizoen:

de jaarlijkse periode van 1 maart tot en met 15 november van enig jaar.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 bebouwingspercentage:

het deel van het bouwblok uitgedrukt in procenten dat bebouwd mag worden;

2.2 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.3 de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:

de kortste afstand tussen de (zijdelingse) grenzen van een bouwperceel en enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk;

2.4 de afstand tussen gebouwen:

de kortste afstand tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de gebouwen;

2.5 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.6 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.7 de hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de as van de windturbine;

2.8 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.9 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.10 het bebouwd oppervlak van een bouwperceel:

de oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen;

2.11 peil:
  • a. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang grenst aan de weg: de hoogte van de kruin van de weg;
  • b. voor andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de bouw.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. behoud, herstel en ontwikkeling van groenvoorzieningen;
  • c. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • d. speelvoorzieningen;
  • e. nutsvoorzieningen, antennes, speeltoestellen en masten zoals licht- en vlaggenmasten;
  • f. hierbij horende ondergeschikte voorzieningen zoals bermstroken, bermsloten, waterpartijen, taluds, oevers, verhardingen, voet- en fietspaden, inritten, straatmeubilair, afvalverzamelingsvoorzieningen, geluidwerende voorzieningen en nutsvoorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden zijn uitsluitend ten dienste van de bestemming gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan.

3.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van gebouwen mag niet meer dan 15 m2 bedragen;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer dan 3,50 meter bedragen.
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste de volgende maten:

Bouwwerk, geen gebouw zijnde   Bouwhoogte  
Antennes   5,00 meter  
Speeltoestellen   4,00 meter  
Lichtmasten, vlaggenmasten en overige masten   6,00 meter  
Openbare nutsvoorzieningen   3,50 meter  
Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   2,00 meter  
3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.3.1 Omgevingsvergunning

Het is verboden om binnen deze bestemming zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het verwijderen van bomen of andere opgaande beplanting;
  • b. het kappen of rooien van bomen of andere beplanting.
3.3.2 Uitzonderingen

Het in lid 3.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. die het gewone onderhoud betreffen, waaronder in ieder geval het periodiek dunnen van bomen en opgaande beplanting wordt verstaan;
  • b. indien en voor zover daarvoor, op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan, reeds een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk is verleend;
  • c. die ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
3.3.3 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 3.3.1 wordt slechts verleend indien de werken of werkzaamheden, direct of indirect, geen onevenredige aantasting van de landschappelijke inpassing tot gevolg hebben.

Artikel 4 Recreatie - Recreatiewoning

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Recreatiewoning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. recreatie in gebouwen welke zijn bestemd of opgericht voor recreatief nachtverblijf voor personen die hun hoofdverblijf elders hebben;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': uitsluitend één bedrijfswoning, al dan niet met de uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis;
  • c. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening': ondersteunende horeca-activiteiten, dienstverlening en detailhandel ten behoeve van het recreatiebedrijf;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'groenvoorziening': hoofdzakelijk opgaande groenvoorzieningen, met daaraan ondergeschikt het gebruik van gronden ten behoeve van gebouwen als bedoeld onder a;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein': uitsluitend een parkeerterrein;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'verblijfsgebied': hoofdzakelijk een ontsluitingsweg met voet- en fietspaden en bijbehorende voorzieningen;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - cultuurhistorie': tevens behoud en herstel van cultuurhistorisch waardevolle bouwwerken;
  • h. nutsvoorzieningen, antennes, speeltoestellen, masten zoals licht- en vlaggenmasten en erfafscheidingen;
  • i. bij deze bestemmingen behorende voorzieningen, zoals voorzieningen voor beheer en onderhoud, groen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en (ontsluitings)wegen, groenvoorzieningen spel-, sport- en speelvoorzieningen en kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen.
4.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

4.2.1 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden zijn uitsluitend ten dienste van de bestemming gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' geen gebouwen toegestaan zijn;

4.2.2 Bedrijfswoning en dienstverlening

Voor het bouwen van gebouwen ter plaatse van de aanduidingen 'bedrijfswoning' en 'dienstverlening' gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen worden in een bouwvlak gebouwd;
  • b. het bebouwd oppervlak ter plaatse van de aanduidingen 'bedrijfswoning' en 'dienstverlening' bedraagt ten hoogste het percentage van het aldus aangeduide oppervlak dat met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven;
  • c. de gezamenlijke inhoud van een bedrijfswoning inclusief aangebouwde bijgebouwen ter plaatse van de aanduidingen 'bedrijfswoning' en 'dienstverlening' bedraagt ten hoogste 750 m3;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte van een bedrijfswoning inclusief aangebouwde bijgebouwen ter plaatse van de aanduidingen 'bedrijfswoning' en 'dienstverlening' bedraagt ten hoogste 200 m2;
  • e. de goothoogte van een bedrijfswoning inclusief aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen bedraagt ten hoogste de hoogte die met de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' is aangegeven;
  • f. de bouwhoogte van een bedrijfswoning inclusief aangebouwde bijgebouwen bedraagt ten hoogste de hoogte die met de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • g. de goothoogte van een gebouw ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - cultuurhistorie' bedraagt ten hoogste de hoogte die met de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' is aangegeven;
  • h. de bouwhoogte van een gebouw ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - cultuurhistorie' bedraagt ten hoogste de hoogte die met de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven.
4.2.3 Recreatiewoningen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen worden in een bouwvlak gebouwd;
  • b. vrijstaande, twee-aaneengebouwde, aaneengebouwde en gestapelde recreatiewoningen zijn toegestaan;
  • c. het aantal recreatiewoningen bedraagt ten hoogste het aantal dat met de aanduiding 'maximum aantal recreatiewoningen' is aangegeven;
  • d. de goothoogte van een recreatiewoning met kap bedraagt ten hoogste de hoogte die met de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' is aangegeven, met dien verstande dat bij een plat dak de maximale goothoogte 6,5 meter bedraagt;
  • e. bouwhoogte van een recreatiewoning met kap bedraagt ten hoogste de hoogte die met de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven, met dien verstande dat bij een plat dak de maximale bouwhoogte 6,5 meter bedraagt;
  • f. het aantal bouwlagen van een recreatiewoning bedraagt niet meer dan 2;
  • g. bij toepassing van een kap mag de dakhelling van dakvlakken van gebouwen niet meer bedragen dan 60°;
  • h. de oppervlakte van een recreatiewoning inclusief bijbehorende bouwwerken en overkappingen mag niet meer dan 75 m2 bedragen;
  • i. het totaal bebouwd oppervlak van recreatiewoningen en daarbij behorende bouwwerken bedraagt niet meer dan 13% van de bij de ontwikkeling betrokken gronden;
  • j. de afstand tussen het hoofdgebouw, inclusief eventuele aangebouwde bijbehorende bouwwerken en overkappingen, en (het verlengde van) de zijgevel van naastgelegen hoofdgebouwen, inclusief eventuele aangebouwde bijbehorende bouwwerken en overkappingen, mag niet minder bedragen dan:
    • 1. 3,00 meter aan twee zijden van een vrijstaand hoofdgebouw;
    • 2. 3,00 meter aan een zijde van een twee-aaneengebouwd hoofdgebouw.
4.2.4 Bijbehorende bouwwerken en overkappingen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken en overkappingen worden in een bouwvlak gebouwd;
  • b. per recreatiewoning is maximaal één vrijstaand bijbehorend bouwwerk of overkapping toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. de goothoogte van een vrijstaand bijgebouw niet meer mag bedragen dan 3,50 meter;
    • 2. de bouwhoogte van een vrijstaand bijgebouw niet meer mag bedragen dan 3,50 meter;
    • 3. in uitzondering op het bepaalde onder 4 de bouwhoogte van een vrijstaand bijgebouw ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' niet meer mag bedragen dan 7,50 meter;
    • 4. de bouwhoogte van een overkapping mag niet meer bedragen dan 3,50 meter.
    • 5. het totale bebouwd oppervlak per bouwperceel niet meer mag bedragen dan 75 m2;
  • c. voor de bouw van bijbehorende bouwwerken en overkappingen ten behoeve van een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' de volgende regels:
    • 1. de goothoogte van een vrijstaand bijgebouw bedraagt ten hoogste de hoogte die met de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' is aangegeven;
    • 2. de bouwhoogte van een vrijstaand bijgebouw bedraagt ten hoogste de hoogte die met de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
    • 3. de oppervlakte van vrijstaande bijgebouwen bij een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 40 m2;
    • 4. het bebouwd oppervlak ter plaatse van de aanduidingen 'bedrijfswoning' en 'dienstverlening' bedraagt ten hoogste het percentage van het aldus aangeduide oppervlak dat met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven;
    • 5. indien de bestaande afmetingen en oppervlakte van vrijstaande bijgebouwen meer bedragen dan de afmetingen en oppervlakte als bedoeld onder 1 tot en met 4, mogen de afmetingen en oppervlakte niet meer bedragen dan de bestaande afmetingen en oppervlakte.
  • d. de afstand tussen een vrijstaand bijbehorend bouwwerk of een overkapping en (het verlengde van) de voorgevel van een hoofdgebouw mag niet minder bedragen dan 3,00 meter.
4.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde (exclusief overkappingen), bedraagt ten hoogste de volgende maten:

Bouwwerk, geen gebouw zijnde   Bouwhoogte  
Speeltoestellen   4,00 meter  
Lichtmasten, vlaggenmasten en overige masten   6,00 meter  
Erfafscheidingen en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn   1,00 meter  
Erfafscheidingen en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn   2,00 meter  
Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   2,00 meter  
4.2.6 Zwembaden

Voor het bouwen van zwembaden gelden de volgende regels:

  • a. zwembaden zijn toegestaan bij bedrijfswoningen ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening';
  • b. zwembaden worden in een bouwvlak gebouwd;
  • c. de afstand tussen een zwembad en (het verlengde van) de gevellijn van de woning mag niet minder bedragen dan 3,00 meter;
  • d. de oppervlakte van een zwembad mag niet meer bedragen dan 15% van de oppervlakte van het zij- en achtererf met een maximum van 100 m2;
  • e. de bouw van een zwembad mag niet tot gevolg hebben dat het zij- of achtererf voor meer dan 50% verhard wordt;
  • f. de afstand tussen een zwembad en de perceelsgrenzen mag niet minder bedragen dan 1,00 meter.
4.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan bij het verlenen van een omgevingsvergunning nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een redelijke lichttoetreding en voldoende privacy;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • e. de brandveiligheid en de bereikbaarheid bij calamiteiten.
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Algemeen

Met betrekking tot het gebruik van gronden gelden in ieder geval de volgende regels:

  • a. het permanent bewonen of laten bewonen van gebouwen is niet toegestaan, met uitzondering van een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • b. recreatief nachtverblijf in vrijstaande bijbehorende bouwwerken is niet toegestaan;
  • c. een hotel is niet toegestaan;
  • d. het gebruiken of te laten gebruiken van gronden en/of bouwwerken als seksinrichting of voor straatprostitutie is niet toegestaan;
  • e. verblijfsrecreatie zonder een centrale bedrijfsmatige exploitatie is niet toegestaan;
  • f. in de bestemming 'Recreatie - Recreatiewoning' mogen maximaal 532 bedden aanwezig zijn, met dien verstande dat:
    • 1. eventuele recreatiewoningen ter plaatse van de aanduidingen 'bedrijfswoning' en 'dienstverlening' niet meetellen in dit maximum;
    • 2. per recreatiewoning maximaal 7 bedden aanwezig mogen zijn.
  • g. het gebruik van stikstofemitterende installaties is, met uitzondering van bestaande bebouwing ter plaatse van de aanduidingen 'bedrijfswoning' en 'dienstverlening', niet toegestaan;
4.4.2 Dienstverlening

Ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening' gelden de volgende regels:

  • a. dienstverlening, detailhandel en horeca-activiteiten zijn toegestaan als ondergeschikte activiteiten;

ondergeschikte dienstverlening en detailhandel zijn uitsluitend toegestaan als de totale oppervlakte waar deze activiteiten plaatsvinden niet meer bedraagt dan 350 m2;

  • b. ondergeschikte horeca-activiteiten zijn uitsluitend toegestaan als de totale oppervlakte waar deze activiteiten plaatsvinden niet meer bedraagt dan 350 m2, exclusief terras.
4.4.3 Beroep of bedrijf aan huis

Ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is het het beroeps- of bedrijfsmatig gebruik van een bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken toegestaann als voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. het beroep of bedrijf is ondergeschikt aan het wonen, waarbij ten hoogste 50 m2 van de vloeroppervlakte van de woning en de bijbehorende bouwwerken wordt gebruikt ten behoeve van het beroep of bedrijf;
  • b. het beroep of bedrijf wordt uitgeoefend door de bewoner(s) van de woning, met dien verstande dat naast de uitoefening door de bewoner(s) ten hoogste één extra arbeidsplaats is toegestaan;
  • c. er is voldoende parkeergelegenheid aanwezig op eigen terrein dan wel in de directe omgeving, met dien verstande dat er sprake is van voldoende parkeergelegenheid als wordt voldaan aan het bepaalde in lid 12.2;
  • d. uitsluitend ondergeschikte detailhandel is toegestaan, waarbij een webwinkel (zonder showroom en zonder afhaalmogelijkheden voor consumenten) wel is toegestaan;
  • e. niet toegestaan zijn:
    • 1. horeca anders dan bedoeld in lid 4.4.2;
    • 2. een seksinrichting;
    • 3. buitenopslag van goederen;
    • 4. verlichte of opvallende reclame-uitingen die zichtbaar zijn aan de gevel.
4.4.4 Voorwaardelijke verplichting beschermde soorten

De gronden met de bestemming 'Recreatie - Recreatiewoning' mogen worden gebruikt voor functies als bedoeld in lid 4.1, onder a, d en f, op voorwaarde dat met behulp van ecologisch onderzoek aangetoond is dat geen ontheffing nodig is voor werkzaamheden met mogelijk negatieve effecten op vogelsoorten met een jaarrond beschermd nesten, amfibieën, vleermuizen, kleine marterachtigen en/of grondgebonden zoogdieren, dan wel dat voor deze soorten de benodigde ontheffingen verleend zijn.

4.4.5 Voorwaardelijke verplichting uitwerking vlekkenplan

Vergunningen voor de bouw van recreatiewoningen als bedoeld in in lid 4.1, onder a, in de bestemming 'Recreatie - Recreatiewoning' mogen slechts worden verleend als het 'Vlekkenplan' dat als bijlage 1 onderdeel uitmaakt van deze regels uitgewerkt is tot een inrichtingsplan dat:

  • a. beschrijft met welke maatregelen en op welke manier de structuren uit het 'Vlekkenplan' gerealiseerd worden, en
  • b. beschrijft hoe bestaande groenstructuren ingepast worden in de nieuwe situatie, en
  • c. beschrijft aan welke beeldkwaliteitseisen recreatiewoningen moeten voldoen, en
  • d. beschrijft hoe erfafscheidingen vorm worden gegeven, en
  • e. beschrijft hoe minimaal 800 m2 van het plangebied ingericht wordt als speelvoorziening die open staat voor gebruik door alle bewoners/gebruikers van recreatiewoningen, en
  • f. een lichtplan bevat dat:
    • 1. mede bepaalt hoe de verlichting vleermuisvriendelijk gerealiseerd wordt, en
    • 2. voldoet aan de 'Module Licht en Duisternis' van de gemeente Schouwen-Duiveland, en
    • 3. waar mogelijk voorziet in de toepassing van lage oriëntatieverlichting.
  • g. en geaccordeerd is door het bevoegd gezag, en
  • h. het bepaalde onder a tot en met f uitgevoerd wordt en duurzaam in stand wordt gehouden.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Aantal bedden per recreatiewoning

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.4.1 onder f, voor het toestaan van meer dan 7 bedden per recreatiewoning, met inachtneming van het volgende:

4.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
4.6.1 Omgevingsvergunning

Het is verboden een bouwwerk ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - cultuurhistorie' te slopen zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk.

4.6.2 Uitzonderingen

Het verbod, bedoeld in lid 4.6.1, geldt niet voor sloopwerkzaamheden:

  • a. die het gewone onderhoud betreffen;
  • b. ten behoeve van het terugbouwen van de oorspronkelijke cultuurhistorische vorm van het bouwwerk;
  • c. indien en voor zover daarvoor, op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan, reeds een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk is verleend;
  • d. die ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
  • e. die bedoeld zijn om de directe gevolgen van calamiteiten of plagen te beperken.
4.6.3 Criteria

Een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in lid 4.6.1, kan alleen worden verleend indien is gebleken dat hierdoor cultuurhistorische waarden die eigen zijn aan de desbetreffende bouwwerken niet blijven onevenredig worden geschaad, dan wel indien deze cultuurhistorische waarden kunnen en zullen worden veilig gesteld dan wel worden teruggebracht.

4.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.7.1 Omgevingsvergunning

Het is verboden een bouwwerk ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - cultuurhistorie' geheel of gedeeltelijk zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, te veranderen.

4.7.2 Uitzonderingen

Het verbod, bedoeld in lid 4.7.1, geldt niet voor werkzaamheden:

  • a. die het gewone onderhoud betreffen;
  • b. ten behoeve van het terugbouwen van de oorspronkelijke cultuurhistorische vorm van het bouwwerk;
  • c. indien en voor zover daarvoor, op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan, reeds een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk is verleend;
  • d. die ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
  • e. die bedoeld zijn om de directe gevolgen van calamiteiten of plagen te beperken.
4.7.3 Criteria

Een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in lid 4.7.1, kan alleen worden verleend indien is gebleken dat hierdoor cultuurhistorische waarden die eigen zijn aan de desbetreffende bouwwerken niet blijven onevenredig worden geschaad, dan wel indien deze cultuurhistorische waarden kunnen en zullen worden veilig gesteld dan wel worden teruggebracht.

4.8 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door aan de voor 'Recreatie - Recreatiewoning' aangewezen gronden de aanduiding 'dienstverlening' te vergroten, dan wel te verplaatsen, en het bebouwingspercentage voor gronden met de aanduiding 'dienstverlening' te vergroten, met inachtneming van het volgende:

  • a. de wijziging is noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering, kwaliteitsverbetering of productdifferentiatie;
  • b. het bebouwd oppervlak wordt met ten hoogste 50% vergroot; indien hiermee het bebouwd oppervlak groter wordt dan 15% van het totaaloppervlak van het recreatiebedrijf moet zorg worden gedragen voor ruimtelijke kwaliteitswinst;
  • c. lichtuitstraling van de camping naar de omgeving van de camping wordt zo veel mogelijk beperkt; hiertoe wordt een door het bevoegd gezag goed te keuren verlichtingsplan overgelegd.

Artikel 5 Water

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water, waterberging, en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • b. taluds en oevers;
  • c. speelvoorzieningen;
  • d. hierbij horende ondergeschikte voorzieningen zoals steigers, duikers en bruggen ter ontsluiting van percelen, nutsvoorzieningen en groenvoorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste de volgende magen

Bouwwerk, geen gebouw zijnde   Bouwhoogte  
steigers, bruggen, aanlegplaatsen of remwerken   3,00 meter  
Speeltoestellen   4,00 meter  
Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   2,00 meter  
5.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning voor het bouwen afwijken van het bepaalde in lid 5.2.2 teneinde een bouwhoogte van maximaal 10,00 meter toe te staan, mits de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.

Artikel 6 Waarde - Archeologie - 7

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 7' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende enkelvoudige bestemmingen.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Op of in deze gronden mogen ten dienste van de in lid 6.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van maximaal 2,00 meter.

6.2.2 Bouwwerken ten behoeve van andere bestemmingen

Voor het bouwen van bouwwerken ten behoeve van andere bestemmingen dan de bestemming 'Waarde - Archeologie - 7' gelden de volgende regels:

  • a. ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag niet worden gebouwd indien het bouwplan betrekking heeft op een bouwwerk met een oppervlakte groter dan 5.000 m² en waarbij bovendien grond- of graafwerkzaamheden dieper dan 0,50 meter beneden het maaiveld plaatsvinden;
  • b. het bepaalde in lid 6.2.2, onder a, is niet van toepassing indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
6.3 Afwijken van de bouwregels
6.3.1 Afwijking

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijking van het bepaalde in lid 6.2.2, onder a, ten behoeve van het bouwen groter dan 5.000 m² en dieper dan 0,50 meter, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd, waarin wordt aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn of dat de archeologische waarden van het terrein naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate worden veiliggesteld.

6.3.2 Voorwaarden

Indien uit het in lid 6.3.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
6.3.3 Advies

Alvorens de omgevingvergunning als bedoeld in lid 6.3.2 te verlenen vraagt het bevoegd gezag aan de archeologisch deskundige om advies omtrent het criterium als bedoeld in lid 6.3.2. Bij een negatief advies verzoekt het bevoegd gezag de archeologisch deskundige de verder te nemen stappen aan te geven.

6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.4.1 Werken en werkzaamheden

Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 0,50 meter, waartoe ook wordt gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage;
  • b. het ophogen van de bodem met meer dan 0,50 meter;
  • c. het aanleggen, vergraven, verruimen en dempen van sloten, vijvers en andere wateren op een grotere diepte dan 0,50 meter;
  • d. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de diepte van de aan te brengen verharding meer dan 0,50 meter bedraagt;
  • e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op één of andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond op een grotere diepte dan 0,50 meter;
  • f. het verlagen of het verhogen van het waterpeil, voor zover dit geen bevoegdheid van het waterschap betreft;
  • g. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd op een grotere diepte dan 0,50 meter;
  • h. het omzetten van grasland in bouwland;
  • i. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur op een grotere diepte dan 0,50 meter.
6.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 6.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. een oppervlakte van ten hoogste 5.000 m2 beslaan;
  • b. het normale onderhoud of gebruik betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • d. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
6.4.3 Toelaatbaarheid
  • 1. De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt verleend, indien is gebleken dat de in lid 6.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring vanarcheologische waarden;
  • 2. Voor zover de in lid 6.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologische waarden, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning de volgende regels worden verbonden:
    • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
    • c. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties;
  • 3. De vergunning kan alleen worden verleend nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • 4. Alvorens de gevraagde omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden te verlenen, vraagt het bevoegd gezag aan de archeologisch deskundige om advies omtrent het criterium, bedoeld in lid 6.4.3, onder a, b en c. Bij een negatief advies verzoekt het bevoegd gezag de archeologisch deskundige de verder te nemen stappen aan te geven.
6.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
6.5.1 Verbod

Het is verboden bouwwerken die zich op gronden met deze bestemming bevinden zonder, of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk) te slopen.

6.5.2 Uitzondering

Het verbod, bedoeld in lid 6.5.1 is niet van toepassing op sloopwerkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij het bepaalde in lid 6.2.2, onder b, in acht is genomen;
  • b. een oppervlakte hebben van minder dan 5.000 m² of de grondlagen dieper dan 0,50 meter beneden het maaiveld niet verstoren;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
6.5.3 Regels

In het belang van de archeologische monumentenzorg kan het bevoegd gezag regels verbinden aan een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk op of in gronden ter plaats van de bestemming 'Waarde - Archeologie - 7'.

6.5.4 Voorschrift

Aan een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk voor de gronden, als bedoeld in lid 6.5.1 kan het bevoegd gezag het voorschrift verbinden dat de sloopwerken vanaf 0,30 meter boven het maaiveld en dieper worden begeleid door een gekwalificeerd archeologisch deskundige, indien de latere verstoringsoppervlakte groter is dan 5.000 m² en de verstoringsdiepte meer is dan 0,50 meter.

6.5.5 Melding

Indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken vondsten van zeer hoge waarde worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij het bevoegd gezag die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende regels kan verbinden aan de omgevingsvergunning voor het slopen.

6.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen door de bestemming 'Waarde - Archeologie - 7', als bedoeld in lid 6.1 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene bouwregels

8.1 Ondergronds bouwen

Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen.

8.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,00 meter.

8.3 Bestaande maten en afstanden

Met betrekking tot bestaande maten geldt het volgende:

  • a. voor een bouwwerk, dat bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    • 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, als ten hoogste toelaatbaar mogen worden aangehouden;
    • 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, als ten minste toelaatbaar mogen worden aangehouden.
  • b. ingeval van herbouw is het bepaalde in lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt;
  • c. op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het overgangsrecht bouwwerken, als opgenomen in dit plan, niet van toepassing.

Artikel 9 Algemene gebruiksregels

9.1 Verbod

Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te doen of laten gebruiken voor een doel of op een wijze, strijdig met de aan de grond gegeven bestemming(en).

9.2 Strijdig gebruik

Als een gebruik in strijd met het bestemmingsplan, geldt in ieder geval het gebruik van gronden en bouwwerken:

  • a. ten behoeve van een seksinrichting of straatprostitutie;
  • b. voor de opslag van aan hun gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen, werktuigen of machines of onderdelen daarvan, verpakkingsmaterialen, schroot- en afbraak- en bouwmaterialen, bagger en grondspecie, afval, puin, grind of brandstoffen, tenzij dit gebruik noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • c. voor de opslag en het be- en verwerken van explosieve stoffen;
  • d. als woonwagenstandplaats;
  • e. ten behoeve van evenementen;
  • f. als kampeerterrein dan wel voor verblijfsrecreatie in kampeerhuisjes, kampeermiddelen en trekkershutten, zoals dit plaats mocht vinden voor vaststelling van dit bestemmingsplan, tenzij dit gebruik:
    • 1. vanuit niet-commercieel oogpunt plaatsvindt, en
    • 2. plaatsvindt op het bouwperceel van een recreatiewoningen, en
    • 3. een kortdurend en incidenteel karakter heeft.

Artikel 10 Algemene afwijkingsregels

Met betrekking tot het afwijken van maten en bouwgrenzen gelden de volgende regels:

  • a. tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is, kan het bevoegd gezag bij omgevingsvergunning afwijken van de regels in dit plan voor:
    • 1. het overschrijden van de naar de weg gekeerde bouwgrens, zomede van de ten opzichte van de zijdelingse perceelsgrens bepaalde minimumafstand door erkers, balkons en bordessen tot maximaal 1,00 meter.
    • 2. ingangspartijen tot maximaal 2,00 meter, mits de bebouwde oppervlakte maximaal 6 m2 bedraagt en de bouwhoogte maximaal 3,00 meter bedraagt;
    • 3. het oprichten van antennes en masten, mits de bouwhoogte maximaal 15 meter bedraagt.
  • b. het bepaalde onder a is van toepassing op het overschrijden van grenzen voor zover dit niet leidt tot een wijziging van bestemmingen.

Artikel 11 Algemene wijzigingsregels

11.1 Algemeen

Met betrekking tot het wijzigen van het bestemmingsplan gelden de volgende regels:

  • a. burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen ten behoeve van:
    • 1. het bouwen van niet voor bewoning bedoelde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, van geringe afmetingen ten dienste van het openbaar nut, met een oppervlakte van maximaal 15 m2 en een bouwhoogte van maximaal 3,50 meter;
    • 2. het overschrijden van de naar de weg gekeerde bebouwingsgrens, zomede van de ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelsgrens bepaalde minimumafstand door:
      • erkers, balkons en bordessen tot maximaal 1,00 meter;
      • ingangspartijen tot maximaal 2,00 meter, mits de bebouwde oppervlakte maximaal 6 m2 bedraagt en de bouwhoogte maximaal 3,00 meter bedraagt.
    • 3. geringe afwijkingen, die in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of afwijkingen die noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein, mits bestemmingsgrenzen maximaal 5,00 meter verschuiven.
  • b. het bepaalde onder a is van toepassing voor het overschrijden van grenzen voor zover dit niet leidt tot een wijziging van bestemmingen.

Artikel 12 Overige regels

12.1 Verwijzing naar andere wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

12.2 Parkeerregeling
12.2.1 Voldoende parkeergelegenheid

Bij nieuwbouw en/of uitbreiding van gebouwen en/of wijzigingen in het gebruik van gebouwen dient op eigen terrein in voldoende parkeergelegenheid te worden voorzien en in stand te worden gehouden, overeenkomstig het 'Parkeerbeleid 2017-2020' of het daarvoor in de plaats tredende parkeerbeleid. Hierbij wordt de parkeernorm berekend over het nieuw te bouwen of het te wijzigen gedeelte.

12.2.2 Afwijkingsbevoegdheid parkeergelegenheid

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 12.2.1:

  • a. indien op een andere wijze in de benodigde parkeergelegenheid wordt voorzien, in het geval dat de noodzakelijke parkeergelegenheid in onvoldoende mate op eigen terrein kan worden gerealiseerd;
  • b. door af te wijken van de toe te passen parkeernorm indien voldaan wordt aan de gestelde voorwaarden in het "Parkeerbeleid 2017-2020' of het daarvoor in de plaats tredende parkeerbeleid.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
13.2 Afwijking

Het bevoegd gezag kan eenmalig bij omgevingsvergunning afwijken van lid 13.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 13.1 met maximaal 10%.

13.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Lid 13.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder omgevingvergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

13.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

13.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 13.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

13.6 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in lid 13.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

13.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Lid 13.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Hageweg 1 Bruinisse'.