Plan: | Omgevingsvergunning functieverandering Kunnerij 1 Zieuwent |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | omgevingsvergunning |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1586.PBBUI1515-VG01 |
Omgevingsvergunning functieverandering Kunnerij 1 Zieuwent |
Mei 2017
|
Inlichtingen: |
Afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling en Beheer |
de heer N. Rondeel |
Telefoonnummer 0544-393482 |
Op 13 december 2016 is bij de gemeente Oost Gelre een aanvraag om omgevingsvergunning ingekomen voor de nieuwbouw van een woning aan de Kunnerij 1 te Zieuwent. In het kader van functiewijziging wordt het bestaande agrarische bedrijf opgeheven, een groot deel van de bestaande agrarische bebouwing gesloopt en in ruil hiervoor wordt een nieuwe woning gebouwd. Omdat de bedrijfswoning Kunnerij 3 ook deel uitmaakt van het agrarisch bedrijf wordt deze woning ook in dit plan meegenomen. Het perceel wordt landschappelijk ingepast en er vindt landschappelijke inpassing plaats.
De nieuwe woning wordt in de directe nabijheid gebouwd van de bestaande bebouwing en maakt tezamen met de aanwezige woningen Kunnerij 1 en 3 een ruimtelijke eenheid. Een bedrijfsgebouw, wat als karakteristiek is aan te merken, blijft behouden en wordt beschouwd als een bijbehorend bouwwerk bij de woningen Kunnerij 1 en de nieuw op te richten. Aan de overzijde van Kunnerij 1 zijn kuilvoerplaten gelegen. Deze worden verwijderd en de gronden worden weer als agrarisch in gebruik genomen.
Omgeving plangebied
Kunnerij 1 en 3 te Zieuwent
In dit hoofdstuk worden de uitgangspunten van het voorliggende plan beschreven.
De agrarische activiteiten op het perceel kunnerij 1 en 3 zijn beeindigd. Door middel van functiewijziging wil de eigenaar komen tot de bouw van een extra woonhuis op het perceel. Hiervoor worden de bestaande bedrijfsgebouwen gesloopt met uitzondering van een als karakteristiek aan te merken bedrijfsgebouw. Deze wordt behouden en in gebruik genomen als bijbehorend bouwwerk voor de bestaande woning Kunnerij 1 en de nieuwe woning. De nieuwe woning past niet in het geldend bestemmingsplan zodat met een procedure om omgevingsvergunning Wabo de functiewijziging mogelijk wordt gemaakt. Dit wil zeggen dat de bestemming agrarisch blijft maar het gebruik wonen zal zijn.
Het plangebied is in het geheel gelegen in het bestemmingsplan 'Buitengebied Oost Gelre 2011' van 18 december 2012 met bijbehorend Reparatieplan 'Buitengebied Oost Gelre' van 15 juli 2014. Het perceel heeft de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden'. De gronden zijn hierin bestemd voor agrarische doeleinden. In het bestemmingsplan is een maatvoering opgenomen met een maximum aantal wooneenheden van twee.
Aan de overzijde van de Kunnerij, tegenover het perceel Kunnerij 1, zijn kuilvoerplaten gelegen in een bouwvlak. Hiervoor geldt ook de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' en een specifieke bouwaanduiding 'gebouwen niet toegestaan'. Het bouwvlak is gerelateerd aan het perceel Kunnerij 1 en 3 zodat beide percelen een relatie met elkaar hebben en als één moeten worden beschouwd.
Via een procedure om omgevingsvergunning (projectafwijking Wabo) of een herziening van het bestemmingsplan kan bebouwing op het perceel mogelijk worden gemaakt. Door het indienen van een aanvraag om omgevingsvergunning Wabo heeft verzoeker aangegeven de procedure om omgevingsvergunning (projectafwijking Wabo) te willen doorlopen.
Plankaart uit vigerend bestemmingsplan
De wens is dus om na sloop van de aanwezige bedrijfsgebouwen een woning terug te bouwen. Een bestaand karakteristiek bedrijfsgebouw wordt behouden en zal worden gebruikt als bijbehorend bouwwerk bij de bestaande woning Kunnerij 1 en de nieuwe woning. Het perceel zal landschappelijk worden ingepast.
De gewenste situatie ziet er als volgt uit:
Gewenste nieuwe perceelssituatie
Aanzichten te realiseren woning
Te behouden karakteristieke bedrijfsgebouw
Functiewijziging door sloop van de aanwezige bedrijfsbebouwing en bouw van een woning op het beoogde perceel aan de Kunnerij 1 te Lichtenvoorde past niet in het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied Oost Gelre 2011' met bijbehorend Reparatieplan 'Buitengebied Oost Gelre' en het 'Reparatieplan 2016'. Een procedure om herziening van het bestemmingsplan of een omgevingsvergunning Wabo is noodzakelijk waarbij wordt afgeweken van het geldende bestemmingsplan. Middels het indienen van een aanvraag om omgevingsvergunning heeft verzoeker aangegeven een procedure om omgevingsvergunning Wabo conform artikel 2.12. lid 1 onder a sub 3 van de Wet algemene bepaling omgevingsrecht (Wabo) te willen volgen, zodat medewerking kan worden verleend aan de gevraagde functiewijziging.
Bij verlening van de omgevingsvergunning blijft de onderliggende bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' in stand. Door de functiewijziging op het perceel, waarbij sloop van de bedrijfsgebouwen plaatsvindt, zullen er geen agrarische activiteiten meer plaatsvinden en is er geen sprake meer van 'bedrijfswoningen' behorende bij een agrarisch bedrijf. Dit wil zeggen dat particuliere bewoning van de voormalige bedrijfswoningen is toegestaan.
Als voorwaarde bij functiewijziging geldt dat er een bijdrage wordt geleverd aan de ontwikkeling van het landschap door middel van een erfinrichtingsplan. Verzoeker heeft hiervoor een erfinrichtingsplan laten opstellen die als bijlage bij deze ruimtelijke onderbouwing wordt bijgevoegd.
Stedenbouwkundig is de plaats van de nieuwe woning akkoord bevonden nu de nieuwe woning een ruimtelijke eenheid vormt met de aanwezige bebouwing. De uitstraling, stijl en kleurstelling van de nieuwe woning wordt getoetst door de commissie welstand. In hun vergadering van 9 februari 2017 heeft de welstandscommissie haar akkoord gegeven aan het bouwplan.
Voor het gebied geldt een groot aantal juridische- en beleidskaders. In dit hoofdstuk worden de belangrijkste samengevat die relevant zijn voor het plangebied.
Provinciale Staten van de provincie Gelderland hebben op 22 december 2015 de Omgevingsvisie Gelderland vastgesteld en deze doorvertaald in de Omgevingsverordening Gelderland. De omgevingsverordening richt zich op de fysieke leefomgeving in de Provincie Gelderland. Dit betekent dat vrijwel alle regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving opgenomen zijn in de Omgevingsverordening. Het gaat hierbij om regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, water, verkeer en bodem. De verwachting is dat de Omgevingsvergunning op termijn alle regels zal gaan bevatten die betrekkening hebben op de fysieke leefomgeving.
In hoofdzaak geeft de Omgevingsverordening regels bij nieuwe ontwikkelingen. Denk hierbij aan nieuwe woningbouw, het oprichten van bedrijventerreinen, et cetera.
Het plangebied is niet gelegen in een maatschappelijke opgave zoals genoemd in de Omgevingsverordening. De Omgevingsverordening vormt geen belemmeringen voor de voorgenomen ontwikkelingen op het perceel.
In het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied Oost Gelre 2011' met bijbehorend Reparatieplan 'Buitengebied Oost Gelre' is een algemene wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' te wijzigen ten behoeve van de bestemming 'Wonen'. Hierin is aangegeven dat er vangende nieuwbouw mag plaatsvinden door middel van de bouw van een woning indien er minimaal 1.000 m2 aan bedrijfsgebouwen worden gesloopt met als voorwaarde dat er maximaal 3 woningen op het perceel aanwezig mogen zijn.
Op het perceel Kunnerij 1 en 3 wordt ongeveer 1.100 m2 aan bedrijfsbebouwing gesloopt. Daarnaast blijft een karakteristiek bedrijfsgebouw behouden. Op het perceel zijn na functieverandering drie woningen aanwezig. Om er ook zeker van te zijn dat de te bouwen woning wordt gebouwd, zodat geen slapende woningbouw wordt gecreëerd, wordt de voorkeur gegeven aan een procedure om omgevingsvergunning met concreet bouwplan zoals in onderhavig geval is aangevraagd.
Bij een bestemmingsplanprocedure moet worden nagegaan of de bodemkwaliteit de planontwikkeling in de weg staat. Aan de hand van de beschikbare bodeminformatie moet onderbouwd worden wat de verwachte bodemkwaliteit is, of bodemonderzoek nodig is en of er maatregelen nodig zijn om de bodem geschikt te maken voor het beoogde gebruik.
Wanneer de ontwikkeling betrekking heeft op een zogenaamde verblijfsruimte moet op grond van de Bouwverordening/Woningwet een bodemonderzoek worden verricht om uit te sluiten dat sprake is van enig risico voor de gebruikers van het bouwwerk.
Wanneer de ontwikkeling betrekking heeft op bedrijfsmatige activiteiten die mogelijk de bodem kunnen verontreinigen, zal een nulsituatie-bodemonderzoek noodzakelijk zijn in het kader van de vergunningverlening voor de omgevingsvergunning.
Door Rouwmaat is een verkennend- en een nader bodemonderzoek en een verkennend asbestonderzoek op het perceel uitgevoerd. De daarbij behorende onderzoeksrapporten zijn ter beoordeling voorgelegd aan de Omgevingsdienst Achterhoek. Zij geven aan dat met de onderzoeken een sterke verontreiniging met minerale olie in de grond is vastgesteld. De verontreiniging is goed afgeperkt en heeft een omvang van slechts enkele kuubs. Met het oog op de locatieontwikkeling en het daarmee gepaard gaande grondverzet wordt geadviseerd om aan de vergunning de voorwaarde te verbinden dat niet eerder met de bouw gestart mag worden dan dat de sanering is afgerond. Wanneer niet onderbouwd kan worden dat het hier een oud geval betreft (ontstaan vóór 1987) wordt uitgegaan van het zorgplichtartikel 13 Wet bodembescherming en zal de verontreiniging in zijn geheel verwijderd moeten worden. De uitgevoerde bodemonderzoeken met nummer MT.16249 van 22 augustus 2016 en MT.16353 van 4 oktober 2016 en het verkenned asbestonderzoek met nummer MT-17029 van 24 januari 2017 zijn als bijlage bijgevoegd.
Voor de sanering moet bij de gemeente Oost Gelre een Plan van Aanpak worden ingediend.
Bovengenoemde zal in het besluit voor de omgevingsverordening worden verwerkt en als voorwaarden worden opgenomen.
Het waterbeleid van Rijk en provincie is gericht op een veilig en goed bewoonbaar land met gezonde, duurzame watersystemen. In het Waterbeheerplan 2016-2021 van Waterschap Rijn en IJssel staat het beleid beschreven op een drietal hoofdthema's. Voor het thema Veiligheid is bescherming tegen hoog water op de rivieren het speerpunt. Het functioneren van de primaire en regionale waterkeringen staat hierbij centraal. Het thema Watersysteembeheer is gericht op het voorkomen van afwenteling door het hanteren van de drietrapsstrategie 'Vasthouden - Bergen - Afvoeren'. Voor de waterkwaliteit is het uitgangspunt 'stand still - step forward'. Watersysteembenadering en integraal waterbeheer dienen als handvatten voor het benutten van de natuurlijke veerkracht van een watersysteem. Het einddoel is een robuust en klimaatbestendig watersysteem voor de toekomst. Voor het thema Waterketenbeheer streeft Waterschap Rijn en IJssel naar een goed functionerende waterketen waarbij er een optimale samenwerking met de gemeenten wordt nagestreefd.
Ruimtelijke ordening en water zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Er is meer ruimte nodig voor het waterbeheer van de toekomst. Ook op andere terreinen, zoals recreatie, wonen en landbouw speelt water een centrale rol. Het waterschap wil in het watertoetsproces vroegtijdig meedenken over de rol van het water in de ruimtelijke ontwikkeling en wil samen met de gemeente op zoek naar de bijdrage die water kan leveren aan de verbetering van de leefomgeving.
Thema | Toetsvraag | Relevant |
HOOFDTHEMA'S | ||
Veiligheid |
1. Ligt in of binnen 20 meter vanaf het plangebied een waterkering? (primaire waterkering, regionale waterkering of kade) 2. Ligt het plangebied in een waterbergingsgebied of winterbed van een rivier? |
Nee Nee |
Riolering en Afvalwaterketen | 1. Is de toename van het afvalwater (DWA) groter dan 1 m3/uur? 2. Ligt in het plangebied een persleiding van WRIJ? 3. Ligt in of nabij het plangebied een RWZI van het waterschap? |
Nee Nee Nee |
Wateroverlast (oppervlaktewater) |
1. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 2500 m2? 2. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 500 m2? 3. Zijn er kansen voor het afkoppelen van bestaand verhard oppervlak? 4. In of nabij het plangebied bevinden zich natte en laag gelegen gebieden, beekdalen, overstromingsvlaktes? |
Nee Nee Nee Nee |
Oppervlakte- waterkwaliteit |
1. Wordt vanuit het plangebied (hemel)water op oppervlaktewater geloosd? | Ja |
Grondwater- overlast |
1. Is in het plangebied sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond? 2. Is in het plangebied sprake van kwel? 3. Beoogt het plan dempen van perceelsloten of andere wateren? |
Nee Nee Nee |
Grondwater- kwaliteit |
1. Ligt het plangebied in de beschermingszone van een drinkwateronttrekking? | Nee |
Inrichting en beheer |
1. Bevinden zich in of nabij het plangebied wateren die in eigendom of beheer zijn bij het waterschap? 2. Heeft het plan herinrichting van watergangen tot doel? |
Nee Nee |
Volksgezondheid | 1. In of nabij het plangebied bevinden zich overstorten uit het gemengde stelsel? 2. Bevinden zich, of komen er functies, in of nabij het plangebied die milieuhygiënische of verdrinkingsrisico's met zich meebrengen (zwemmen, spelen, tuinen aan water)? |
Nee Nee |
Natte natuur | 1. Bevindt het plangebied zich in of nabij een natte EVZ? 2. Ligt in of nabij het plangebied een HEN of SED water? 3. Bevindt het plangebied zich in beschermingszones voor natte natuur? 4. Bevindt het plangebied zich in een Natura 2000-gebied? |
Nee Nee Nee Nee |
Verdroging | 1. Bevindt het plangebied zich in een TOP-gebied? | Nee |
Recreatie | 1. Bevinden zich in het plangebied watergangen en/of gronden in beheer van het waterschap waar actief recreatief medegebruik mogelijk wordt? | Nee |
Cultuurhistorie | 1. Zijn er cultuurhistorische waterobjecten in het plangebied aanwezig? | Nee |
Uit bovengenoemde watertoetstabel blijkt dat er een relevante thema nader dient te worden bekeken. Deze thema is hieronder aangegeven.
Oppervlaktewaterkwaliteit
Vanuit het plangebied wordt hemelwater indirect geloosd op het oppervlaktewater. Via de om de woning liggende gronden vloeit het hemelwater langzaam richting de in de nabijheid gelegen sloten. Het hemelwater heeft dan alle tijd om langzaam in de bodem te worden opgenomen. Het plan maakt geen functies mogelijk die tot verslechtering van de waterkwaliteit leiden.
In verband met deze ruimtelijke ontwikkeling is het noodzakelijk om onderzoek uit te voeren naar relevante soorten in het kader van de Wet natuurbescherming. Met name bij sloop van gebouwen is onderzoek noodzakelijk.
Door Natuurbank Overijssel is een Quickscan natuurwaardenonderzoek uitgevoerd op het perceel. De resultaten zijn verwoord in een rapport met nummer 830, versie 1.0 van 14 september 2016 en is als bijlage bij deze ruimtelijke onderbouwing bijgevoegd.
Geconcludeerd wordt dat er op basis van de bevindingen geen procedurele gevolgen zijn in de huidige situatie.
Ten aanzien van de ingrepen is nog een algemeen geldende voorwaarde vanuit de Wet natuurbescherming van toepassing: Op basis van de zorgplicht volgens artikel 1.11 van de Wet natuurbescherming dient bij de uitvoering van de werkzaamheden voldoende zorg in acht te worden genomen voor in het wild levende dieren en hun leefomgeving. Dit houdt in dat bij het uitvoeren van werkzaamheden altijd rekening moet worden gehouden met aanwezige planten en dieren. Dieren moeten de gelegenheid hebben om uit te wijken en mogen niet opzettelijk worden gedood.
Het te ontwikkelen perceel is gelegen in een gebied met een lage archeologische verwachtingswaarde. Dit wil zeggen dat bij bodemingrepen dieper dan 30 cm onder maaiveld en meer dan 2.500 m2 groot er een inventariserend archeologisch onderzoek moet plaatsvinden.
Uit het ingediende bouwplan blijkt dat er minder dan 2.500 m2 aan nieuwe bodemingrepen plaatsvinden van meer dan 30 cm diep. Op het perceel zijn al wel in het verleden bodemingrepen gepleegd bij oprichting van de gebouwen op het perceel en aanleg van de kuilvoerplaten. Een archeologisch onderzoek ter plekke is dan ook niet noodzakelijk. Wel geldt te allen tijde de zorgplicht:
Wel dient bij het afgeven van een omgevingsvergunning de wettelijke meldingsplicht (ex artikel 5.10 Erfgoedwet) kenbaar te worden gemaakt om het documenteren van toevalsvondsten te garanderen: Degene die anders dan bij het verrichten van opgravingen een vondst doet waarvan hij weet dan wel redelijkerwijs moet vermoeden dat het een archeologische vondst betreft, meldt dit zo spoedig mogelijk bij Onze Minister. Deze aangifte dient te gebeuren bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in Amersfoort. Het dient aanbeveling ook de verantwoordelijk ambtenaar van de gemeente Oost Gelre hiervan direct in kennis te stellen.
Ingevolge de Wet geluidhinder (Wgh) dient bij een ruimtelijke planontwikkeling ter waarborging van een akoestisch goed woon- en leefklimaat in verblijfsobjecten rekening te worden gehouden met het aspect wegverkeerslawaai. Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) hebben alle wegen een geluidzone met uitzondering van wegen waar een maximum snelheid van 30 km/uur geldt. Het nieuw te bouwen object is gelegen in de geluidzone van de Kunnerij waarvoor een maximale snelheid geldt van 60 km/uur.
In de Wet geluidhinder is aangegeven dat bij ruimtelijke ontwikkelingen dat geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op gronden die zijn gelegen in een zone van een weg rekening wordt gehouden met de geluidsbelasting van deze weg op gevels van woningen, van andere geluidgevoelige gebouwen en van geluidsgevoelige terreinen. De daarvoor geldende geluidsbelastingen worden weergegeven in artikel 82 en 100 van de Wet geluidhinder.
De nieuw te bouwen woning is aan te merken als een geluidgevoelig object. Om de geluidbelasting van het wegverkeer op de Kunnerij op de voorgevel van de nieuwe woning en van het wegverkeer op de Ruurloseweg op de zijgevel cq. achtergevel van de nieuwe woning te bepalen zijn indicatieve berekeningen gemaakt van de mogelijke geluidsbelasting op de gevel(s). Hierbij is uitgegaan van aannames van het aantal motorvoertuigen nu er geen actuele gegevens bekend zijn.
Uit deze berekening blijkt dat bij 1500 motorvoertuigen per etmaal op de Kunnerij en bij een maximale snelheid van 60 km/uur de geluidbelasting 46,2 dB(A) bedraagt in de dagperiode op begane grond hoogte (1,5 m) en 48,1 dB(A) op slaapkamerhoogte (4,5 m). De voorkeurswaarde hiervoor bedraagt 48 dB(A).
Bij 4000 motorvoertuigen per etmaal op de Ruurloseweg en bij een maximale snelheid van 60 km/uur bedraagt de geluidbelasting 44,2 dB(A) in de dagperiode op begane grond hoogte (1,5 m) en 46,4 dB(A) op slaapkamerhoogte (4,5 m). Ook hier bedraagt de voorkeursgrenswaarde 48 dB(A).
De indicatieve berekeningen zijn bijgevoegd.
Het wegverkeerslawaai zal dan ook geen belemmeringen opleveren voor de geplande planontwikkeling.
Bekeken is of de gewenste ontwikkeling past in haar omgeving ten opzichte van aanwezige bedrijven en omgekeerd of er sprake zal zijn van een goed woon- en leefklimaat in de nieuwe woning.
De nieuwe woning mag geen beperkende factor zijn voor toekomstige ontwikkelingen van omliggende (agrarische)bedrijven. In de directe omgeving is een mix aanwezig van agrarische bedrijven en woonbestemmingen. Nu de agrarische functie wordt gewijzigd naar wonen ontstaat er een beperkende factor voor deze agrarische bedrijven. Er zijn echter al bestaande woningen van derden in een woonbestemming die dichter bij deze agrarische bedrijven zijn gelegen. Hierdoor zullen de nieuwe woningen niet de eerst beperkende factor voor deze agrarische bedrijven zijn. Dit wil zeggen dat de bestaande woningen en nieuwe woning op het perceel Kunnerij 1 en 3 geen beperkende factor zullen zijn voor toekomstige ontwikkelingen van deze agrarische bedrijven.
Omgekeerd zal sprake zijn van een goed woon- en leefklimaat nu de woningen buiten de geurcontour van 50 m zijn gelegen, gemeten vanaf het agrarisch bouwvlak van de omliggende extensieve agrarische bedrijven.
Beoordelingskader
Om een goede luchtkwaliteit in Europa te garanderen heeft de Europese unie een viertal kaderrichtlijnen opgesteld. De hieraan afgeleide Nederlandse wetgeving is vastgelegd in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer. Deze wetgeving staat ook bekend als de Wet luchtkwaliteit.
Luchtkwaliteitseisen vormen onder de Wet luchtkwaliteit geen belemmering voor ontwikkelingen als:
In de Wet luchtkwaliteit staan onder meer de grenswaarden voor de verschillende luchtverontreinigende stoffen. Met name stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) kunnen in Nederland zorgen voor overschrijding van de grenswaarden. In de praktijk blijft toetsing aan grenswaarden daarom vaak beperkt tot de grenswaarden uit onderstaande tabel.
Stof | Grenswaarde | |
NO2 | Jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m3 |
Uurgemiddelde concentratie die 18 x per jaar mag worden overschreden | 200 µg/m3 | |
PM10 | Jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m3 |
Daggemiddelde concentratie die 35 x per jaar mag worden overschreden | 50 µg/m3 |
De wet voorziet in een planmatige aanpak om de Europese luchtkwaliteitseisen te halen. Daarvoor heeft het rijk het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) opgesteld. Het NSL bevat afspraken om op nationaal, provinciaal en regionaal niveau de gestelde eisen te halen. Daarbij is rekening gehouden met gewenste en geplande ruimtelijke ontwikkelingen.
Onderdeel van de Wet luchtkwaliteit zijn de volgende Besluiten en Regelingen:
Besluit en de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)
Het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (nibm) staat bouwprojecten toe wanneer de bijdrage aan de luchtkwaliteit van het desbetreffende project niet in betekenende mate is. Het begrip “niet in betekenende mate” is gedefinieerd als 3% van de grenswaarden uit de Wet milieubeheer. Het gaat hierbij uitsluitend om stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). Toetsing aan andere luchtverontreinigende stoffen uit de Wet luchtkwaliteit vindt niet plaats.
In de Regeling nibm is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Enkele voorbeelden zijn:
Als een ruimtelijke ontwikkeling niet genoemd staat in de Regeling nibm kan deze nog steeds niet in betekenende mate bijdragen. De bijdrage aan NO2 en PM10 moet dan minder zijn dan 3% van de grenswaarden. Met grenswaarden voor beide stoffen van 40 µg/m3 komt dit neer op een bijdrage van 1,2 µg/m3.
Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen)
Dit besluit is opgesteld om mensen die extra gevoelig zijn voor een matige luchtkwaliteit aanvullend te beschermen. Deze “gevoelige bestemmingen” zijn scholen, kinderdagverblijven en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. Woningen en ziekenhuizen zijn geen gevoelige bestemmingen.
De grootste bron van luchtverontreiniging in Nederland is het wegverkeer. Het Besluit legt aan weerzijden van rijkswegen en provinciale wegen zones vast. Bij rijkswegen is deze zone 300 meter, bij provinciale wegen 50 meter. Bij realisatie van “gevoelige bestemmingen” binnen deze zones is toetsing aan de grenswaarden die genoemd zijn in de Wet luchtkwaliteit nodig.
Regeling Beoordeling luchtkwaliteit 2007
In deze regeling staan criteria en eisen waaraan berekeningen en rekenmodellen moeten voldoen. Hieronder een overzicht van de rekenmodellen:
In deze regeling is het “toepasbaarheidsbeginsel” opgenomen. Dit beginsel geeft aan op welke plaatsen de luchtkwaliteitseisen toepasbaar zijn. In grote lijnen gelden daarbij de volgende bepalingen:
Overwegingen
Het Besluit nibm is niet zonder meer toepasbaar, omdat de ruimtelijke procedure voorziet in een functiewijziging van agrarisch naar wonen met de bouw van een vrijstaand woonhuis. De verkeersbewegingen zullen, ten opzichte van een in werking zijnd agrarisch bedrijf, aanzienlijk minder worden, met name het vrachtverkeer. Hierbij kan dan ook worden gesteld dat het 'nieuwe' verkeer niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit. Aanvullend onderzoek naar de luchtkwaliteit is dan ook niet noodzakelijk.
Het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) is op 27 oktober 2004 in werking getreden. Het BEVI heeft als doel zowel individuele als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het BEVI legt veiligheidsafstanden vast tussen bedrijven die risicovolle activiteiten met gevaarlijke stoffen verrichten (zoals LPG-tankstations en chemische fabrieken) en zogenoemde kwetsbare objecten (zoals woningen en scholen). Tevens beperkt het BEVI het totale aanwezige personen in de directe omgeving van een risicovol bedrijf. In de directe omgeving van het plangebied zijn geen risicovolle bedrijven gevestigd zoals onderstaande uitsnede uit de Risicokaart van de Provincie Gelderland aangeeft.
Route voor gevaarlijke stoffen
De Rijksweg N18 is aangewezen als een route voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Het perceel Kunnerij 1, 3 te Zieuwent is op een dusdanige grote afstand van deze Rijksweg gelegen dat aanvullend onderzoek naar mogelijke risico's van het vervoer van gevaarlijke stoffen achterwege kan blijven.
Het project en bijbehorende procedure worden door verzoeker bekostigd. Indien het project aanleiding geeft tot vergoeding van planschade (artikel 6.1 Wro) zullen de kosten worden doorberekend aan verzoeker. Ten behoeve van het project is een anterieure overeenkomst afgesloten met verzoeker inzake planschade.
Het bestemmingsplan voorziet in de sloop van bedrijfsgebouwen en de bouw van een nieuwe woning, zodat sprake is van een bouwactiviteit zoals bedoeld in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening, waardoor voor de betrokken gronden een exploitatieplan als bedoeld in artikel 6.12 Wro dient te worden vastgesteld. Burgemeester en Wethouders mogen op grond van artikel 6.12 Wro afzien van een exploitatieplan indien het verhaal van de kosten van de grondexploitatie over de in het plan of besluit begrepen gronden anderzins verzekerd is. Met verzoeker is een anterieure overeenkomst afgesloten waarin is opgenomen dat de te maken kosten, waaronder eventuele planschade, voor rekening van verzoeker zijn. Burgemeester en wethouders achten het plan economisch uitvoerbaar.
Voor het plan wordt de uitgebreide procedure doorlopen zoals bepaald in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Dit betekent dat de ontwerp omgevingsvergunning voor een periode van zes weken ter inzage wordt gelegd. Een ieder kan gedurende deze periode een zienswijze indienen. Het ontwerp heeft op grond van artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening gedurende zes weken ter inzage gelegen van 24 februari 2017 tot en met 6 april 2017. Gedurende deze termijn is er een zienswijze ingekomen. De zienswijzen zijn verwoord en beantwoord in een 'Nota Inhoud en beantwoording zienswijzen' die als bijlage is bijgevoegd. De zienswijzen geven geen aanleiding om de gevraagde omgevingsvergunning niet te verlenen.
Op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit op de ruimtelijke ordening dient bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg te worden gevoerd met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.
Binnen het plan zijn geen nationale en provinciale belangen in het geding. Vooroverleg met de Vrom-inspectie en de provincie Gelderland is dan ook geen verplichting. Daarnaast zijn er geen wateraspecten in het geding waardoor er vooroverleg moet worden gevoerd met het Waterschap Rijn en IJssel.
In de ontwerpfase zijn de diensten van provincie en het Waterschap door middel van een kennisgeving op de hoogte gebracht van het ontwerpbestemmingsplan. Gedurende de inzage termijn zijn er geen zienswijzen en/of op- en/of aanmerkingen ingekomen van deze diensten.