Plan: | Bestemmingsplan Politieacademie Ossendrecht |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0873.BUITxBP047xMOEDx00-VG01 |
Aanleiding
De gemeente Woensdrecht wenst te beschikken over actuele bestemmingsplannen. De vigerende regeling voor de voormalige Koningin Wilhelmina Kazerne is weliswaar opgenomen in een beheersverordening, aan die verordening zijn echter de voorheen geldende vier bestemmingsplannen gekoppeld. Dit biedt onvoldoende juridisch-planologische ruimte voor de beoogde ontwikkelingen (zie ook paragraaf 1.4).
Doel
Het nieuwe bestemmingsplan Politieacademie Ossendrecht betreft een in hoofdzaak conserverend bestemmingsplan ter bevestiging van het bestaande gebruik. Het bestemmingsplan biedt voorts ruimte voor versterking van de locatie als kennis-, opleidings- en trainingscentrum van hulp- en veiligheidsdiensten. Dit kan enige intensivering betekenen ten opzichte van het huidige actuele gebruik van het deelgebied Defensie (eigendom van de Staat) door ingebruikname door de Politieacademie. In het kader hiervan is tevens sprake van een deels ontwikkelingsgericht bestemmingsplan.
De inhoud van de regeling is afgestemd op het Handboek digitale ruimtelijke plannen van de gemeente, de Wro en de Wabo en voorziet daarmee in een zo uniform mogelijke en actuele regeling.
De voormalige Koningin Wilhelmina Kazerne is gesitueerd aan de Putseweg te Ossendrecht. In 1993 is de Koningin Wilhelmina Kazerne gesloten. Daarna zijn de gronden en de gebouwen beschikbaar gekomen voor een nieuwe functie. Thans zijn er twee gebruikers/eigenaren van het oorspronkelijke kazerneterrein.
Voorheen was de Parnassia Bavogroep aan de Putseweg gevestigd. Inmiddels zijn de gronden in eigendom gekomen van de Politieacademie. Het gebruik door PBG is beëindigd. Mogelijk neemt de Politieacademie in de toekomst ook het gedeelte van de Staat in gebruik. Hierna wordt per deelgebied kort een beschrijving van de bestaande en beoogde situatie gegeven.
Deelgebied Politieacademie
De Politieacademie is gevestigd aan de Pannenhoef 19 te Ossendrecht. De gronden zijn in eigendom. Door ruimtegebrek op het "1e" eigen terrein (figuur 1.1 onder A), is in 2006 een deel van het oorspronkelijke kazerneterrein (oefeningen en opslag) bij de Politieacademie in eigendom en gebruik genomen. Op het huidige eigen terrein is de afgelopen jaren uitbreiding van de hotelaccommodaties voor studenten gerealiseerd. Ook is er op enige afstand van het academiegebouw een bivakvoorziening met 100 bedden gerealiseerd. De in de zuidwesthoek gelegen handgranatenbaan is in gebruik voor oefensituaties met explosieven.
Als gevolg van maatschappelijke ontwikkeling is het voor hulp- en veiligheidsdiensten en vergelijkbare overheidsinstanties gewenst te beschikken over goed uitgeruste oefenaccommodaties en oefenlocaties. De gronden van het resterende deel van de voormalige Koningin Wilhelmina Kazerne, bieden hiervoor ruimte.
Figuur 1.1. Indeling terrein Politieacademie
Deelgebied van de Staat
Op het deelgebied dat in eigendom is van de Staat, in gebruik bij Defensie, staan de voormalige kazernegebouwen, waaronder legeringsgebouwen, met het exercitieterrein. Incidenteel wordt het deelgebied gebruikt voor oefeningen door hulp- en veiligheidsdiensten en daarmee vergelijkbare overheidsdiensten. In de toekomst wordt dit deelgebied mogelijk toegevoegd aan de Politieacademie.
Figuur 1.2 geeft de ligging en begrenzing van de locatie weer, aan de zuidoostzijde van de kern Ossendrecht. Kenmerkend is de ligging binnen het gebied Brabantse Wal. Het gebied wordt volledig omgeven door bosgebied. De N289, ten oosten van het plangebied, doorsnijdt dit bosgebied. Het bos- en natuurgebied ten oosten van de N289 werd tot 1996 gebruikt als militair oefenterrein.
Door de bosstructuren heeft de locatie visueel een besloten karakter. In het gebied is bebouwing aanwezig van de Politieacademie en de voormalige kazernegebouwen. In de omgeving van het plangebied bevinden zich incidenteel solitaire woonbebouwing en agrarische bebouwing langs de N289.
Figuur 1.2. Ligging en begrenzing locatie
Bij de begrenzing van het bestemmingsplan is aangesloten op:
Voor het plangebied geldt de Beheersverordening Politieacademie (26 juni 2013). De beheersverordening is opgebouwd uit voorheen geldende bestemmingsplannen. In tabel 1.1 is een overzicht opgenomen van de geldende regelingen voor het plangebied.
Tabel 1.1. Overzicht oorspronkelijke regelingen
Bestemmingsplan | vastgesteld | goedgekeurd | |||
Buitengebied Putte 1978 | 7 november 1978 | 20 januari 1984 | |||
Opleidingsinstituut Gemeentepolitie 1981 | 5 november 1965 | 13 april 1966 | |||
Partiële wijziging '67 II van het Uitbreidingsplan in Hoofdzaak | 5 november 1965 | 13 april 1966 | |||
Partiële wijziging '67 V van het Uitbreidingsplan in Hoofdzaak | 22 december 1967 | 24 juli 1968 | |||
Buitengebied 1988 | 17 december 1998 | 29 juni 1999 |
De beheersverordening is als volgt opgezet.
Ten aanzien van het gebruik geldt het volgende.
Actualisering van de geldende regeling in het voorliggende bestemmingsplan is noodzakelijk in verband met afstemming op:
Het voorontwerpbestemmingsplan Politieacademie Ossendrecht heeft in 2012 de inspraak- en overlegprocedure doorlopen. Nadien is tussen de grondeigenaren en oorspronkelijke gebruikers (Politieacademie, Staat en Bavogroep) overleg gevoerd over de toekomstige situatie. Dit heeft geresulteerd in verwerving van het PBG-deelgebied door de Politieacademie (2014). Voorts is het de wens dat het gedeelte van Defensie, binnen enkele jaren ook in eigendom van de Politieacademie komt. De besprekingen hiervoor zijn de afgelopen periode gevoerd en vervolgens zijn hiertoe de benodigde overeenkomsten getekend.
In deze periode heeft ook aanpassing van de EHS-begrenzing plaatsgevonden. Daarvoor zijn afzonderlijke rapportages opgesteld op basis waarvan overleg is gevoerd met de provincie. Dit heeft geresulteerd in overeenstemming over de aanpassing van de begrenzing.
Een en ander verklaart de tijd die ligt tussen de terinzagelegging van het voorontwerpbestemmingsplan en de huidige terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan. De tussentijdse bijstellingen op het gebied van beleid zijn in dit ontwerpbestemmingsplan verwerkt. Dit heeft verder geen invloed gehad op de opzet van het bestemmingsplan.
De plantoelichting heeft de volgende opbouw.
In dit hoofdstuk is een beschrijving opgenomen van de huidige ruimtelijke en de functionele structuur van het plangebied. Daarbij wordt ook aandacht besteed aan de huidige functie in het algemeen, de ligging en ontsluiting.
De locatie kent twee grondgebruikers:
In het navolgende wordt per grondgebruiker de huidige situatie beschreven.
Figuur 2.1. Politieacademie situatie 2016 (bron: Google-Earth 2016)
Algemeen
De Politieacademie verzorgt opleidingen voor de Nederlandse politie en daaraan gelieerde organisaties. Voorts verricht de Politieacademie onderzoek, ontwikkelt strategieën en geeft advies op het vlak van de openbare orde en gevaarbeheersing. De Nederlandse politie beschikt hierdoor over de meest actuele vaardigheden en kennis op dit gebied.
Aan de Putseweg was tot 2014 PBG gevestigd in het voormalige officiershotel van de Koningin Wilhelmina Kazerne. Dit gebouw is inmiddels gesloopt. De Politieacademie gaat het gebied in gebruik nemen.
Ligging en context
Het kennis-, opleidings- en trainingscentrum is gevestigd aan de Pannenhoef (figuur 2.1). Het terrein, dat in eigendom is van de Politieacademie, is aan de west-, zuid- en oostzijde in meer of mindere mate ingesloten door bos. Aan de noordzijde ligt open agrarisch gebied en op enige afstand de N289. De gronden liggen enigszins afzijdig van de N289. Vanaf de N289 is het hoofdgebouw van de Politieacademie zichtbaar. De oefenfaciliteiten zijn door het hoofdgebouw en omliggende bebossing aan het zicht vanaf de openbare weg onttrokken.
Aan de zijde van de Putseweg staan enkele gebouwen met ernaast een parkeerterrein.
Ontsluiting
Het gebied wordt ontsloten vanaf de Pannenhoef en is door middel van een toegangshek en slagbomen beveiligd. Parkeren vindt plaats aan de noord- en westzijde van het hoofdgebouw. Het terrein van de Politieacademie wordt gekenmerkt door een rationele interne verkeersontsluiting.
Het oorspronkelijke PBG-terrein was via de poort aan de Putseweg ontsloten door middel van een parallelweg langs de N289 (Putseweg). Het relatief grote parkeerterrein is nog aanwezig, maar wordt tegenwoordig niet als zodanig gebruikt.
Ruimtelijk-functionele structuur
Het terrein is functioneel en doelmatig opgezet.
De Politieacademie maakt enerzijds deel uit van het rationeel geometrische stedenbouwkundige gebouwenensemble en inrichting van de open ruimte van de voormalige Koningin Wilhelmina Kazerne met het strakke, geometrische patroon. Anderzijds wijken de nieuwe gebouwen qua structuur hiervan af.
In 2006 heeft de Politieacademie reeds een aanzienlijk deel van het voormalige Koningin Wilhelmina Kazerneterrein in eigendom verworven en in gebruik genomen:
De gebouwen aan de Putseweg passen in het patroon van de voormalige Koningin Wilhelmina Kazerne. Het terrein is slechts in bescheiden mate bebouwd met magazijngebouwen van de Koningin Wilhelmina Kazerne.
De Politieacademie is door hekken gescheiden van het overgebleven deel van de voormalige Koningin Wilhelmina Kazerne. Er is hierdoor momenteel geen ruimtelijk-functionele relatie.
Figuur 2.2. Voormalige Koningin Wilhelmina Kazerne situatie 2016 (bron: Google-Earth 2016)
Algemeen
De Koningin Wilhelmina Kazerne is in 1956 door Defensie in gebruik genomen en in 1993 gesloten. Daarna zijn de gebouwen nog enige tijd gebruikt als asielzoekerscentrum. Na de sluiting van het asielzoekerscentrum zijn de gebouwen van de Koningin Wilhelmina Kazerne buiten gebruik gesteld, met als gevolg dat het complex niet meer is onderhouden. De Staat is eigenaar van de gronden.
Ligging en context
De Koningin Wilhelmina Kazerne is gelegen direct aan de N289 (Putseweg). Het terrein is omgeven door een omheining en omsloten door bebossing. De oppervlakte bedraagt circa 25 hectare.
Ontsluiting
De locatie is via een poortgebouw aan de noordoostzijde, rechtstreeks ontsloten vanaf de Putseweg. Hier is ook een klein parkeerterrein aanwezig. Het gebied heeft een kenmerkende, sterk rationele interne ontsluiting.
Ruimtelijk-functionele structuur
De ruimtelijke opbouw kan als volgt worden beschreven.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
Besluit ruimtelijke ordening: ladder duurzame verstedelijking
Bepaling
Artikel 3.1.6 lid 2 Bro geeft aan dat de toelichting van een bestemmingsplan, waarin een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt, een beschrijving bevat van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien. Toetsing hieraan borgt een zorgvuldige ruimtelijke afweging en inpassing van die nieuwe ontwikkelingen. Deze toetsing wordt aangeduid als de "Ladder voor duurzame verstedelijking".
Het geldende bestemmingsplan biedt ruimte voor toevoeging van gebouwen. In het nieuwe bestemmingsplan is een vergelijkbare ontwikkelingsruimte opgenomen. De bebouwingspercentages en hoogtematen zijn hetzelfde gebleven. In dat opzicht is er geen sprake van een stedelijke ontwikkeling. De toelaatbaarheid van functies is gemoderniseerd. Dat kan aanleiding zijn voor de opvatting dat er wel sprake is van een stedelijke ontwikkeling waarop de Ladder voor duurzame verstedelijking van toepassing is. Hierna wordt ongeacht de verschillende interpretatiemogelijkheden getoetst aan de relevante bepalingen omtrent de duurzaamheidsladder.
Gebruik plangebied
Op zichzelf worden de mogelijkheden die de oorspronkelijke bestemmingsplannen bieden voor het gebruik en het bouwen in dit nieuwe bestemmingsplan overgenomen. Het gebruik van het gedeelte van de Politieacademie is daarin het meest intensief. In dat gebied staan ook de nieuwere gebouwen in vergelijking met het gedeelte van de Staat.
Het gedeelte van de Staat wordt periodiek gebruikt met een diversiteit aan functies. Ook de Politieacademie benut dat gedeelte voor activiteiten. Voorheen was de Parnassia Bavogroep aan de Putseweg gevestigd. De gebouwen en gronden werden relatief intensief gebruikt. Het gedeelte van het voormalige Parnassia Bavogroep is toegevoegd aan de Politieacademie en wordt als zodanig in gebruik genomen.
Behoefte aan de Politieacademie in Ossendrecht
De locatie in Ossendrecht heeft de functie van kennis-, opleidings- en trainingscentrum voor hulp- en veiligheidsdiensten. Dit is het centrum voor de politieorganisatie en andere hulp- en veiligheidsdiensten op het terrein van gevaar- en crisisbeheersing. Hieraan bestaat behoefte. Die behoefte manifesteert zich op landelijk niveau. De politieorganisatie heeft geen andere, vergelijkbare locaties beschikbaar.
De Politieacademie in Ossendrecht is in dat opzicht uniek. Er is ruimte voor het realistisch oefenen en trainen, in teamverband en groter verband, in een waarheidsgetrouwe omgeving voor training van praktijksituaties. Uniek is ook de ligging van een groot oefenterrein in een bosrijke en afgeschermde omgeving.
Elders in Nederland worden terreinen afgestoten volgens een zorgvuldig gevoerd beleid. In dat kader wordt voortdurend gezocht naar vervangende functies. Ook in Noord-Brabant vinden dergelijke ontwikkelingen plaats, zoals afstoten van terreinen. Tegelijkertijd wordt het gebruik van andere terreinen geïntensiveerd. Het rijksbeleid is gericht op het voorkomen van langdurige leegstand, waar ook in Noord-Brabant of in Nederland. De verdere aanpassing van de Politieacademie staat dus niet op zichzelf; er is sprake van een samenhangend beleid vanuit de rijksoverheid.
Benutting bestaand stedelijk gebied
Het plangebied ligt buiten het stedelijk gebied zoals door de provincie Noord-Brabant is aangeduid in de Verordening Ruimte. Relevant is dat de Politieacademie in Ossendrecht is gevestigd ter plaatse van een gebied dat reeds decennialang een functie vervult voor hulp- en veiligheidsdiensten. Daarbij wordt gebruik gemaakt van autovervoer of groepsvervoer.
De inrichting van het gebied wordt steeds aangepast aan nieuwe praktijksituaties. Daar waar nodig wordt de bebouwing aangepast. Dat is een doorlopend proces. Tevens is reeds langere tijd sprake van een steeds grotere samenhang van de activiteiten in het gebied. Zoals aangegeven, vindt voortdurend afstemming plaats van activiteiten en inrichting van het gebied op de behoefte die bestaat aan kennis-, opleidings- en trainingscentrum voor hulp- en veiligheidsdiensten. De invulling van dit centrum gaat steeds met de tijd mee wat betreft de ontwikkelingen die zich in de samenleving voordoen.
Vanuit de Rijksoverheid is de Politieacademie de unieke locatie in Nederland voor het kennis-, opleidings- en trainingscentrum voor hulp- en veiligheidsdiensten. Het benutten van deze locatie voor deze activiteiten is dan ook noodzakelijk. Er is geen andere locatie beschikbaar.
Conclusie
Reeds decennialang wordt het gebied benut als centrum voor hulp- en veiligheidsdiensten. Steeds zijn het gebruik en inrichting van het gebied afgestemd op ontwikkelingen in de samenleving. Daarbij zijn de unieke ligging en de oefen- en trainingsmogelijkheden onderscheidend geweest ten opzichte van andere locaties. In Nederland zijn voor de Politieacademie geen andere vergelijkbare locaties beschikbaar. Vandaar dat de mogelijkheden die het nieuwe bestemmingsplan biedt, ontleend aan de oorspronkelijke bestemmingsplannen, passen binnen de ladder van duurzame verstedelijking.
Tweede Structuurschema Militaire Terreinen
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
In het Barro is in artikel 2.10.2, lid 2 een regeling opgenomen waarbij militaire terreinen zijn uitgezonderd van de EHS-regelgeving. Die terreinen zijn in een afzonderlijk besluit weergegeven. Het KWK-terrein is niet als zodanig aangewezen.
Toetsing
Het Rijksbeleid biedt ruimte aan ontwikkelingen, zeker daar waar hergebruik aan de orde is van bestaande functies/bebouwing. Inspelen op de behoefte die bestaat krijgt prioriteit. Afstemming op de omgeving is noodzakelijk.
Het voorliggende bestemmingsplan voorziet in de ruimte die door de rijksoverheid wordt beoogd, afgestemd op de omgeving.
Structuurvisie Ruimtelijke Ordening (SVRO)
Beleidskader
De provincie geeft in de structuurvisie de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid tot 2025 (met een doorkijk naar 2040). De visie geeft een ruimtelijke vertaling van de opgaven en doelen uit de Agenda van Brabant. Daarnaast ondersteunt de structuurvisie het beleid op andere provinciale beleidsterreinen, zoals:
Voorafgaand aan de structuurvisie is geconcludeerd dat het vigerende ruimtelijke beleid nog steeds actueel is en daarom ongewijzigd blijft.
Hoofdlijnen
Op basis van trends en ontwikkelingen heeft de provincie de ruimtelijke belangen gedefinieerd en ruimtelijke keuzes gemaakt. In de sturing biedt de provincie gemeenten meer ruimte om afwegingen te maken in een aantal vooraf gestelde kaders. Daarnaast zet de provincie zelf een aantal ontwikkelingen in gang.
De provincie kiest voor een duurzame ontwikkeling waarin de kwaliteiten van de provincie sturend zijn bij de ruimtelijke keuzes die de komende jaren op de provincie af komen. Nieuwe ontwikkelingen moeten bijdragen aan de kracht en identiteit van Noord-Brabant. Dit is vertaald in 13 provinciale ruimtelijke belangen. Relevant ten aanzien van de ligging van de locatie zijn:
Robuust en veerkrachtig natuursysteem
Naast vergroten en verbinden van natuur kiest de provincie voor het verbeteren van de ruimtelijke en milieucondities van natuur. Vooral de kwaliteit van natuurgebieden zelf maar ook de biodiversiteit daarbuiten wordt hiermee versterkt.
Concentratie van verstedelijking
Bij de opgave voor wonen en werken wordt het accent sterker verlegd naar de te ontwikkelen kwaliteiten, de inzet op herstructurering en het beheer van het bestaand stedelijk gebied.
Sturingfilosofie
Hierbij wordt als sturingsfilosofie "samenwerken aan kwaliteit" gehanteerd: samen met andere overheden, marktpartijen en maatschappelijke organisaties vormgeven aan een duurzame ruimtelijke ontwikkeling van Noord-Brabant. De provincie richt zich primair op ontwikkelingen van bovenlokale schaal en betekenis.
Uitwerking
De provincie heeft de structuurvisie uitgewerkt in vier robuuste ruimtelijke structuren:
In de structuren staat hoe de provincie aankijkt tegen de ontwikkeling van functies. In de Uitvoeringsparagraaf van de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening is beschreven welke instrumenten de provincie in zet om de doelen uit de structuurvisie te realiseren. De Uitvoeringsparagraaf wordt periodiek herzien.
Kaarten
De structuurvisie bevat vijf kaartbeelden en enkele ondersteunende illustraties. Er gaat hiervan geen directe werking uit richting gemeentelijke besluitvorming. Als de provincie het van belang vindt dat een bepaalde aanduiding doorwerkt naar gemeentelijke besluitvorming, dan zet de provincie het instrument verordening in.
Figuur 3.1. Uitsnede SVRO
Gebiedspaspoort
Een specifiek onderdeel van de structuurvisie is het Gebiedspaspoort. Dit is een uitwerking van de structuurvisie dat als een apart document is vastgesteld. Het gebiedspaspoort bevat de landschapskenmerken die bepalend zijn voor de kwaliteit van een gebied of een landschapstype en hoe ruimtelijke ontwikkelingen kunnen bijdragen aan het behoud en versterking daarvan.
Gebiedsagenda: Brabantse Wal
De Brabantse Wal ligt in het zuiden van West-Brabant. Door de strategische ligging tussen de havens van Rotterdam en Antwerpen, en de infrastructurele verbindingen hiermee, is het gebied bijzonder interessant voor economische activiteiten. Bovendien is de Brabantse Wal aantrekkelijk om te wonen en te recreëren, onder andere vanwege de bijzondere geomorfologie en de relatie met het omliggende landschap. Een groot deel van de Brabantse Wal is Natura 2000-gebied.
De provincie heeft de Brabantse Wal benoemd als provinciaal landschap. De landschapskenmerken en karakteristieke flora en fauna geven de Brabantse Wal een eigen identiteit. Een identiteit waarin ook (cultuur)historie en tradities een rol spelen en die de provincie - samen met de streek - wil versterken. De Brabantse Wal wordt zo op den duur (h)erkend als een bijzonder landschap waarin het prettig wonen, werken en recreëren is.
Toetsing
De bestendiging en herinvulling van het voormalige militaire complex als kennis-, opleidings- en trainingscentrum voor hulp- en veiligheidsdiensten, is passend in het provinciaal beleidskader. Ook de bescherming van natuur door het opnemen van de bestemming natuur en de te beschermen groenstructuur geven invulling aan het ruimtelijk beleid.
Verordening Ruimte
Kaarten
De locatie is in de verordening (deelgebied 5) als volgt aangeduid.
Toetsing
Ecologische Hoofdstructuur / Groenblauwe mantel
Gronden binnen het plangebied zijn aangeduid als onderdeel van het Natuurnetwerk Brabant (NNB, voorheen EHS. Zie ook paragraaf 4.6). Het betreft de handgranaatbaan en groenstructuren/groenelementen op een groot deel van het terrein. Dit betreft ook locaties waar in de huidige situatie gebouwen staan en parkeerterrein aanwezig is. Op grond van een intensief overleg met de provincie is een analyse gemaakt van de aanduiding van de EHS en de feitelijk planologisch vergunde situatie. Op grond van deze analyse is, na ambtelijk overleg met de provincie, door de gemeente een verzoek voor wijziging van de begrenzing van de EHS en Groen Blauwe mantel bij de provincie ingediend (zie bijlage 5). Op grond van dit verzoek is de EHS in het provinciale besluit omtrent de EHS-begrenzing (juli 2014) aangepast. De gronden die in het vastgestelde provinciale beleid de status van EHS hebben gekregen, zijn in het voorliggende bestemmingsplan van de bestemming Natuur voorzien.
De handgranaatbaan was in gebruik bij defensie en is in gebruik gebleven voor oefensituaties voor de Politieacademie. Het betreft oefensituaties met explosieven. In de praktijk worden constructies neergezet, veelal tijdelijk, waarbij het gebruik van explosieven voor het verkrijgen van toegang tot gebouwen wordt nagebootst. Het gaat om oefeningen die op deze locatie, centraal gelegen in dit gebied, meerdere keren per week plaatsvinden in relatief kleine groepen. Het betekent in feite een uitplaatsing van activiteiten die elders in het gebied van de Politieacademie plaatsvonden.
Het oefenen op de handgranaatbaan is nodig om een aanzienlijk grotere afstand te kunnen aanhouden tot andere oefenlocaties. Hiermee worden onderlinge verstoringen tussen oefeningen zonder explosies en oefeningen met explosies voorkomen. Een belangrijk ander voordeel is dat de locatie op een aanzienlijk grotere afstand is gelegen van omliggende woningen. De afstand tot de meest nabij gelegen woningen wordt vergroot van 100 meter naar 300 meter.
Het betreft een relatief kleinschalige locatie waar de oefeningen plaatsvinden. De oppervlakte hiervan bedraagt 3.327 m2. Deze locatie wordt niet, zoals aanvankelijk in de bedoeling lag, omgezet naar natuur. Het betreft een zeer specifiek gebruik waardoor het een incidenteler karakter heeft in vergelijking met andere oefenlocaties. De locatie ligt geïsoleerd binnen een natuurlijke omgeving, die hiervan geen onevenredige invloed ondervindt. Voorts blijft nog altijd ruim 1,2 ha toevoeging aan de provinciale EHS in stand door de omzetting van de maatschappelijke bestemming naar een natuurbestemming. Dit alles overziende is het gerechtvaardigd de oorspronkelijke maatschappelijke bestemming, die vergaand is ingeperkt in gebruiksmogelijkheden, te behouden. In bijlage 11 is nader ingegaan op de invloed van het gebruik van de handgranaatbaan op de EHS.
Verstedelijking
Niet-agrarische bedrijven en maatschappelijke voorzieningen kunnen zich in de groenblauwe mantel en agrarisch gebied uitbreiden en zich vestigen, mits er bij vestiging sprake is van hergebruik van een bestaande locatie als bedoeld in artikel 1.2.1. van de verordening (zorgplicht voor de ruimtelijke kwaliteit).
De versterking van kennis-, opleidings- en trainingscentrum voor hulp- en veiligheidsdiensten sluit aan op het streven naar het efficiënt gebruik maken van de beschikbare locatie. Het betreft niet bezoekersintensieve voorzieningen. Er is tevens geen sprake van een baliefunctie; opleidingen aan de Politieacademie vindt in een gesloten, niet openbaar toegankelijke en beveiligde omgeving plaats.
Vanuit ruimtelijke overwegingen is geen sprake van aantasting van het landelijke gebied: er wordt gebruik gemaakt van beschikbare, reeds bebouwde omgeving. Zo nodig wordt de bebouwing geamoveerd en aangepast aan de eisen.
Extensiveringsgebied intensieve veehouderij
Er is geen sprake van intensieve veehouderij. Verdere toetsing kan achterwege blijven.
Standpunt van de provincie
De provincie heeft in het kader van de overlegprocedure bekeken hoe het bestemmingsplan zich verhoudt tot de provinciale belangen die op basis van het provinciaal ruimtelijk beleid relevant zijn. Het voorontwerpbestemmingsplan heeft, zoals de provincie heeft bericht, geen aanleiding tot het maken van opmerkingen.
StructuurvisiePlus
De StructuurvisiePlus is een strategisch document waarin wordt gestreefd naar versterking van de sociaaleconomische vitaliteit en de ruimtelijke kwaliteit van de gemeente. De kern van de methodiek van de StructuurvisiePlus betreft het gescheiden opstellen van het Structuurbeeld (duurzame component) en het Programma (tijdelijke component).
Het Structuurbeeld
Het Structuurbeeld van de Structuurvisie Plus Woensdrecht is opgebouwd uit de volgende delen.
Het Programma
Het Programma gaat expliciet in op de ontwikkelingen en wensen ten aanzien van de sociaal-economische aspecten in de gemeente:
Het Actieprogramma
In de confrontatie tussen Structuurbeeld en Programma zijn keuzes geconcretiseerd.
Figuur 3.2. Structuurvisie Plus Woensdrecht
Actualisatie StructuurvisiePlus, 2009
Op 14 mei 2009 heeft de gemeenteraad de actualisatie van de StructuurvisiePlus vastgesteld. Doel van deze actualisatie is nieuw beleid op te nemen en het actieprogramma bij te stellen. Er is onder meer een geactualiseerde woningbouwplanning tot 2015 opgenomen.
Toekomstvisie Woensdrecht 2025
De Toekomstvisie Woensdrecht 2025, 'Platteland met accenten' (vastgesteld door de raad op 15 december 2006) schetst een eindbeeld en benoemt een aantal concrete stappen voor de kortere en langere termijn.
De toekomstvisie maakt de keuze voor behoud door groei. Maintenance Vally, een flinke nieuwbouwopgave en enkele gezichtsbepalende projecten op het terrein van sport en toerisme moeten er voor zorgen dat Woensdrecht een vitale gemeente blijft waar mensen graag wonen. Deze ontwikkelingen kosten ruimte, maar daarvan is in Woensdrecht voldoende beschikbaar. De overblijvende ruimte en de natuur kunnen beter beheerd en ontsloten worden.
Ook de leefbaarheid van de verschillende kernen hoeft niet te leiden onder meer werkgelegenheid en een efficiënter beheer van voorzieningen. Het behoud van jongeren en de beroepsbevolking, het versterken van de toeristische kwaliteit en de ontwikkeling van nieuwe woonmilieus zal voldoende compensatie zijn voor het verdwijnen van een enkele onrendabele voorziening.
Groenbeheerplan
Er is onderzoek verricht naar de groenstructuur binnen het plangebied: Politieacademie Locatie Ossendrecht (Groen)Beheerplan, Prop beplantingswerken (2009). Op basis van dit onderzoek blijkt dat delen van het terrein ecologische waarden hebben. Een deel van deze gronden heeft de bestemming Natuur gekregen en in het provinciale beleid de status van EHS. Overige gronden hebben alleen de aanduiding ecologische waarden meegekregen.
Uitbouwen kennis-, opleidings- en trainingscentrum hulp- en veiligheidsdiensten
Ter plaatse van het plangebied worden behoud en versterking van het gebied als kennis-, opleidings- en trainingscentrum ten behoeve van de verschillende hulp- en veiligheidsdiensten van de overheid voorgestaan: politie, marechaussee, douane, ambulance, brandweer en vergelijkbare diensten.
Voor deze functies is een verdere ontwikkeling voorzien. Door herstructurering en vernieuwing wordt gebruik gemaakt van de reeds beschikbare stedelijk ingevulde ruimte. Er is geen sprake van publiekaantrekkende functies, vanwege het gesloten, niet openbare en beveiligde karakter van de Politieacademie.
Natuurwaarden
In het Barro is de Politieacademie met de voormalige KWK-kazerne niet aangeduid als militair terrein, wel het tegenoverliggende oefenterrein. Als gevolg daarvan dient in het bestemmingsplan een afweging plaats te vinden. Het plangebied is immers niet uitgezonderd van andere regelgeving, zoals de provinciale EHS-aanduidingen.
Op basis van onderzoek is gebleken dat het gewenst is enkele gebieden en werkzaamheden te voorzien van een regeling in het bestemmingsplan. Daartoe behoort ook de bescherming van bomenrijen. Behoud hiervan is gewenst.
De EHS wordt afgestemd op de vergunde en feitelijke situatie. De gronden die daadwerkelijk natuurwaarden hebben, worden in dit bestemmingsplan bevestigd met een natuurbestemming (handgranatenbaan, grote boselementen en delen van groenstructuur) conform verricht onderzoek. Dat betekent dat enkele deelgebieden met gebouwen, die bijvoorbeeld de afgelopen jaren zijn gerealiseerd, of gebieden zonder natuurwaarden, geen natuurbestemming krijgen. In paragraaf 4.6 wordt hier specifiek op ingegaan.
Provinciaal standpunt
Uit de overlegreactie van de provincie kan worden afgeleid dat de provincie Noord-Brabant instemt met de beoogde ontwikkelingen, de gegeven onderbouwing met onderzoeksresultaten en daarop afgestemde regeling. Hieruit volgt dat er overeenstemming is wat betreft het aanpassen van de provinciale aanduidingen inzake de Groenblauwe mantel en EHS. De procedure zal tijdig worden doorlopen.
Eindconclusie
Vaststelling van het bestemmingsplan past binnen het beleidskader van rijk, provincie en gemeente.
De deelgebieden Politieacademie en Staat zijn in gebruik als kennis-, opleidings- en trainingscentrum voor hulp- en veiligheidsdiensten. Dit kan worden gecontinueerd. Waar nodig kan bebouwing worden toegevoegd, passend binnen de ruimtelijke structuur, deels ook voortvloeiend uit de vigerende beheersverordening. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de planologisch relevante milieuaspecten.
De opzet en praktische uitvoering van het kennis-, opleidings- en trainingscentrum, betekenen in de praktijk dat op het terrein statische situaties worden geoefend, zoals dit vaker bij rampenoefeningen op locaties plaatsvindt. Het gebied doet wat dat betreft voornamelijk dienst als decor, niet als een regulier woon- of werkgebied. Er zijn zeker geen voornemens een reguliere snelweg, landingsbaan voor vliegtuigen of spoorbaan aan te leggen, en die te gebruiken voor wegverkeer, vliegverkeer en railverkeer. Het situationeel oefenen vindt plaats op locaties van beperkte omvang. In de huidige situatie zijn reeds enkele locaties als oefenlocaties ingericht.
Voor de locatie Pannenhoef 19 te Ossendrecht is 4 september 2006 omgevingsvergunning voor milieu verleend voor het plangebied. De activiteiten die zijn vergund hebben betrekking op een politie opleidings- en trainingscentrum alsmede een opvanglocatie voor verslaafden. Alle effecten op de omgeving zijn voor de beoogde activiteiten en inrichting getoetst op basis van onderzoek aan de hand van wet- en regelgeving en daarin opgenomen specifieke normen voor met name geluid en externe veiligheid. De vergunning is bij uitspraak van 27 februari 2008 door de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State grotendeels in stand gelaten (met uitzondering van het gebruik van tweetonige sirenes op de voertuigen op, en het hooveren van helicopters boven, het terrein van de inrichting indien zij deel uitmaken van de oefenactiviteiten). De effecten op de omgeving zijn daarin voldoende begrensd door maatwerkvoorschriften. Tevens is gebleken dat met de voorschriften zoals die in de vergunning zijn opgenomen, wordt voldaan aan de wet- en regelgeving die bescherming biedt aan alle relevante belangen in de omgeving. De beoogde activiteiten voor de hulp- en veiligheidsdiensten zijn vergelijkbaar met de activiteiten die destijds binnen de procedure voor de omgevingsvergunning zijn getoetst.
Het gedeelte van de omgevingsvergunning voor milieu betreffende de PBG-activiteiten, zal komen te vervallen bij ingebruikname door de Politieacademie.
Toetsingskader
Op basis van artikel 77 van de Wet geluidhinder (Wgh) dient bij de vaststelling of herziening van een bestemmingsplan een akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd, indien dat plan mogelijkheden biedt voor:
Dit geldt voor alle straten en wegen, met uitzondering van:
Toetsing
Er zijn en worden geen geluidsgevoelige functies, als bedoeld in de Wet geluidhinder, toegestaan.
Het uitvoeren van akoestisch onderzoek is derhalve niet noodzakelijk.
In de omgevingsvergunning uit 2006 zijn maximale geluidsnormen opgenomen voor locaties van gevoelige functies in de omgeving. Deze mogen niet worden overschreden door aanwezige toestellen en installaties en ook niet door werkzaamheden en activiteiten in de inrichting. De normen zijn gesteld voor de representatieve bedrijfssituatie en de incidentele bedrijfssituatie.
De blauwe contour is de 50 dB(A)-contour (zie hiervoor bijlage 1). De maximale geluidsbelasting (piekbelasting), knalgeluid en schot- en knalfrequenties zijn eveneens genormeerd.
Conclusie
Uit het onderzoek blijkt dat een toereikende afstemming van de activiteiten binnen het plangebied op de omgeving is gewaarborgd. Gebleken is dat de beoogde activiteiten, die vergelijkbaar zijn met de vergunde activiteiten, passen in deze omgeving.
Inleiding
In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient aandacht te worden besteed aan de mogelijke milieuhinder die de functies in het plangebied met zich mee kunnen brengen voor de reeds bestaande functies in de omgeving.
Toetsingskader
Bedrijven en milieuzonering
Bij het beoordelen van mogelijke milieuhinder ten gevolge van een (nieuwe) bedrijfsfunctie wordt aangesloten bij de brochure Bedrijven en Milieuzonering van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG; 2009). In deze publicatie worden voor verschillende soorten bedrijfsmatige functies voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten (geur, stof, geluid en gevaar) richtafstanden gegeven. De richtafstanden gelden in beginsel ten opzichte van gevoelige objecten in een rustige woonwijk. Indien sprake is van een gebied met een zekere mate van functiemenging is het mogelijk om kortere richtafstanden aan te houden. Worden deze richtafstanden bij het leggen van de bestemmingen in acht genomen, dan is een aanvaardbaar woon- en leefklimaat voor milieugevoelige objecten in beginsel gegeven.
Wet milieubeheer
De Wet milieubeheer is van toepassing op bedrijfsmatige activiteiten die als 'inrichtingen' als bedoeld in artikel 1.1 van deze wet zijn aan te merken. Op grond van artikel 8.1 van de Wet milieubeheer geldt alleen een verplichting om een omgevingsvergunning aan te vragen als het een inrichting betreft die behoort tot één van de in de bijlage van het Activiteitenbesluit[1]. Het betreft zogenaamde inrichtingen type C. Voor de overige type inrichtingen (A en B) gelden in beginsel enkel de algemene milieuvoorschriften uit het Activiteitenbesluit. Voor inrichtingen type B geldt voorts de verplichting om voorafgaand aan het in werking hebben van de inrichting daarvan een melding te doen bij het college van burgemeester en wethouders. Indien daartoe aanleiding bestaat, kunnen burgemeester en wethouders daarnaast overgaan tot het stellen van zogenaamde maatwerkvoorschriften die de algemene milieuvoorschriften uit het besluit aanscherpen dan wel versoepelen.
Een kennis-, opleidings- en trainingscentrum voor hulp- en veiligheidsdiensten, is op basis van het Activiteitenbesluit niet als A of B inrichting aan te duiden. Dit houdt in dat de inrichting moet beschikken over een vergunning op grond van de Wet milieubeheer.
Toetsing
Omgevingsvergunning
Een opleidings- en oefencentrum voor hulp- en veiligheidsdiensten is te vergelijken met een defensie-inrichting (SBI-codes 7522). De brochure geeft hiervoor een richtafstand van 200 meter, vanwege het milieuaspect geluid. Voor de aspecten geur en gevaar geldt een richtafstand van 50 meter en voor stof geldt een richtafstand van 30 meter.
In de directe omgeving bevinden zich enkele woningen (aan de Pannenhoef en aan de Putseweg) op een afstand die kleiner is dan 200 meter.
De huidige situatie is vastgelegd in een omgevingsvergunning. In deze omgevingsvergunning zijn de activiteiten van de Politieacademie en van de destijds aanwezige Parnassia Bavogroep opgenomen. Er is rekening gehouden met de toen bestaande situatie. De voorschriften zijn afgestemd op de omgeving. Daarbinnen bestaat ruimte voor versterking van de opleidings- en oefenactiviteiten,.
Bij continuering van de activiteiten en de omgevingsvergunning hoeft dit niet te conflicteren met de ontwikkelingsmogelijkheden van de Politieacademie. De aanvaardbaarheid daarvan is door de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State getoetst.
Onderzoek geluid Politieacademie locatie Ossendrecht
Door BRO is onderzoek verricht (Geluid Politieacademie locatie Ossendrecht Gemeente Woensdrecht, 18 oktober 2011, zie bijlage 1). In dit onderzoek wordt het volgende ten aanzien van geluid geconcludeerd.
De Politieacademie wordt, doordat de rechten zijn vastgelegd in de bestaande omgevingsvergunning niet gehinderd door de realisatie van nieuwe woningbouw. De woningbouw dient dan wel gerealiseerd te worden buiten de beoordelingspunten van de bestaande omgevingsvergunning.
Indien de Politieacademie een nieuwe vergunning aanvraagt zal opnieuw een toetsing aan de normen plaatsvinden. Het industrielawaai zorgt voor een relatief lage geluidbelasting op de nabijgelegen woningen.
Voor nieuwe woningen die verder van de Politieacademie gerealiseerd worden zal deze geluidbelasting nog lager zijn. Het industrielawaai vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van nieuwe woningen. Het 'schietlawaai' zorgt een aantal maal per jaar voor een hoge geluidbelasting op de omliggende en nieuwe woningen. Deze geluidbelasting op de bestaande en de nieuwe woningen en de ontwikkeling van nieuwe woningen zijn aanvaardbaar omdat:
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat voorliggend bestemmingsplan niet zal leiden tot onaanvaardbare gevolgen voor het woon- en leefklimaat voor gevoelige objecten in de directe omgeving.
Normstelling en beleid
Volgens artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan onderzoek te worden verricht naar de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde nieuwe functie. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone gronden te worden gerealiseerd.
Het beleid van de provincie Noord-Brabant gaat uit van het principe dat de bodem geschikt dient te zijn voor de beoogde functie. De gewenste functie bepaalt als het ware de gewenste bodemkwaliteit. Voor alle bestemmingen waar een functiewijziging of herinrichting wordt voorzien, dient ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch bodemonderzoek te worden verricht.
Onderzoek
Gelet op het doel van voorliggend bestemmingsplan, actualisering van de bestemmingsregeling met beperkte ontwikkelingsmogelijkheden, is geen bodemonderzoek verricht. Van belang daarbij is dat het bestemmingsplan geen wezenlijke functiewijziging mogelijk maakt: de terreinen van Politieacademie en de Staat blijven als zodanig in gebruik en behouden een maatschappelijke bestemming met bebouwingsmogelijkheden, conform het geldende plan. In geval van een aanvraag voor een omgevingsvergunning dient aangetoond te worden of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde nieuwe functie.
Daarbij geldt het volgende. Nieuwe bestemmingen/bedrijven dienen te worden gerealiseerd op daartoe geschikte bodem. Bij voorkeur schoon, maar als die in bepaalde mate verontreinigd blijkt en wel geschikt voor de functie is dit voldoende. Indien de bodem dusdanig is verontreinigd waardoor de (nieuw)bouw en gebruik als opleidingscentrum hulp- en veiligheidsdiensten wordt belemmerd, zal die voorafgaand aan de ontwikkeling moeten worden gesaneerd. Tot op heden is niet gebleken dat de bodemkwaliteit niet voldoet aan de eisen die behoren bij het gebruik als oefen-, opleidings-, oefen- en trainingscentrum voor hulp- en veiligheidsdiensten.
Conclusie
Het aspect bodem vormt voor voorliggend bestemmingsplan geen belemmering. Indien omgevingsvergunning voor bouwen wordt aangevraagd, dient te blijken dat de bodem geschikt is voor de beoogde functie.
Toetsingskader
Sinds 1 november 2003 is voor ruimtelijke plannen de watertoets verplicht. De initiatiefnemer dient in dat kader in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over het ruimtelijke planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer.
Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van Waterschap Brabantse Delta, verantwoordelijk voor het waterkwaliteits- en waterkwantiteitsbeheer. De waterparagraaf is voorgelegd aan de waterbeheerder. Het waterschap heeft het wateradvies gegeven in het kader van het overleg ingevolge artikel 3.1.1 Bro (zie bijlage 9).
Relevant beleid
Relevante beleidsstukken op het gebied van water zijn:
Algemeen
Algemeen uitgangspunt uit deze beleidsstukken is dat water een belangrijk sturend element is in de ruimtelijke ordening. Hierdoor legt water een ruimteclaim op het (stads)landschap waaraan voldaan moet worden. Andere belangrijke elementen uit de genoemde documenten zijn de driestrapsstrategieën:
De achterliggende gedachte hierbij is dat afwenteling zoveel mogelijk moet worden voorkomen en dat de problemen zoveel mogelijk aan de bron moeten worden aangepakt. Tenslotte is de “Beleidsbrief regenwater en riolering” nog relevant. Hierin staat hoe het best omgegaan kan worden met het hemelwater en het afkoppelen daarvan en wie waarvoor verantwoordelijk is.
Uitwerkingsplan Grondwaterbeschermingsgebieden
Het 'Uitwerkingsplan Grondwaterbeschermingsgebieden, bescherming openbare drinkwatervoorziening in Noord-Brabant' (februari 1995), geeft een aantal grondwaterbeschermingsgebieden aan die als volgt kunnen worden onderverdeeld:
Ten aanzien van de grondwaterbeschermingszones stelt het genoemde uitwerkingsplan het volgende: "In de beschermingszones moet het ruimtelijk beleid gericht zijn op ondersteuning van het belang van de grondwaterwinning. Uitbreiding van de stedelijke bebouwing ten behoeve van woningbouw of andere bebouwing (dienstverlening, recreatie) moet daarom eveneens zorgvuldig afgewogen worden". Toetsingscriteria dienen daarbij te zijn:
Het huidige watersysteem
De projectlocatie ligt ten zuiden van de kern Ossendrecht. De bodem bestaat uit leemarm en zwak lemig fijn zand. De gronden zijn daarom geschikt voor infiltratie.
De locatie ligt niet binnen zones rondom het (grondwater)beschermingsgebied Huijbergen/Ossendrecht (bron: kaart behorende bij provinciale milieuverordening 2010). In de (directe) omgeving van het plangebied is geen bijzondere natuur aanwezig, op grond waarvan sprake zou kunnen zijn van een bufferzone.
In de huidige situatie is op het terrein reeds bebouwing aanwezig. Deze bebouwing is aangesloten op de gemeentelijke (druk)riolering in de Putseweg. Er is in het plangebied en omgeving nauwelijks oppervlaktewater aanwezig. Er zijn momenteel geen problemen bekend ten aanzien van wateroverlast. Het hemelwater wordt (deels) geïnfiltreerd, waarmee knelpunten in de waterhuishouding zijn opgelost.
Het toekomstig watersysteem
Nagegaan is aan de hand van de watertoetscriteria of het opstellen van het bestemmingsplan strijdig is met waterdoelstellingen dan wel noodzaakt tot waterhuishoudkundige aanpassingen.
Thema | Uitwerking |
Veiligheid/Waterkering | Er liggen geen primaire of regionale waterkeringen in en/of grenzend aan het plangebied. |
Wateroverlast (vanuit oppervlaktewater) | Geconcludeerd kan worden dat de bestaande situatie en beoogde intensivering van het gebruik niet strijdig kan zijn met waterdoelstellingen dan wel noodzaakt tot waterhuishoudkundige maatregelen. Het bebouwingspercentage is relatief laag. Er is voldoende ruimte beschikbaar voor het realiseren van waterberging indien nieuwe bebouwing of verharding worden toegevoegd. Ook is de aanwezige zandgrond zeer geschikt voor infiltratie. Nieuwe bebouwing en verharding dienen te voldoen aan het principe van hydrologisch neutraal bouwen, waarbij de hydrologische situatie minimaal gelijk moet blijven aan de oorspronkelijke situatie. |
Riolering/RWZI | De rioleringssituatie zal niet wijzigen. |
Watervoorziening/-aanvoer | Niet van toepassing |
Volksgezondheid (water gerelateerd) | Niet van toepassing |
Bodemdaling | De polderpeilen worden niet aangepast. Bodemdaling zal niet optreden. |
Grondwateroverlast | Niet van toepassing. |
Oppervlaktewaterkwaliteit | Om verontreiniging van het oppervlaktewater te voorkomen, zal bij nieuwe bebouwing de toepassing van duurzame, niet-uitlogende bouwmaterialen zoveel mogelijk worden gestimuleerd. Ook zal - voor zover niet aanwezig - bij nieuwe ontwikkelingen worden voorzien in een adequaat rioleringsstelsel. |
Grondwaterkwaliteit | Niet van toepassing |
Verdroging | Niet van toepassing |
Natte natuur | Niet van toepassing |
Onderhoud(smogelijkheden) waterlopen | Niet van toepassing |
Keur van het Waterschap
Het waterschap is verantwoordelijk voor het waterbeheer (waterkwaliteit en kwantiteit) binnen het plangebied. Voor de waterhuishoudkundige ingrepen is de Keur van toepassing. De Keur is een waterschapsverordening die gebods- en verbodsbepalingen bevat met betrekking tot ingrepen die consequenties hebben voor de waterhuishouding en het waterbeheer.
Voor hydrologische gevoelige delen van het beheersgebied geldt een apart vergunningenregime, met het oog op verdrogingsbestrijding. Deze delen zijn op de bij Keur behorende 'keurkaart Beschermde Gebieden' aangewezen als beschermde gebieden. Het is met name verboden zonder vergunning van het dagelijks bestuur handelingen te verrichten waardoor het onderhoud, de aanvoer, de afvoer en/of berging van water kan worden belemmerd.
Een deel van het plangebied is aangewezen als Beschermd gebied.
Figuur 4.1. Fragment Keur waterschap Beschermd gebied
Initiatieven die in een Beschermd gebied worden ontplooid, worden getoetst op basis van onder meer de volgende uitgangspunten.
Uit de kaart en analyse blijkt dat het Beschermd gebied voor een deel samenvalt met de EHS-aanduiding van de provinciale verordening.
Het is noodzakelijk dat het waterschap de Keur op deze onderdelen in overeenstemming brengt met de daadwerkelijk aanwezige situatie. Daarvan wordt in de voorliggende planvorming uitgegaan. De delen die wel in overeenstemming zijn met aanwezige groengebieden, worden in het bestemmingsplan beschermd in verband met natuurwaarden en het belang voor de waterhuishouding. Binnen de resterende gebieden bestaan geen voornemens voor aanpassing aan de waterhuishouding.
Voor categorie A oppervlaktewaterlichamen (de aanwezige waterloop) geldt dat er binnen 5 meter vanaf de insteek beperkingen voor het gebruik gelden.
Conclusie
Geconcludeerd kan worden dat versterking van het opleidings- en oefencentrum niet strijdig is met waterdoelstellingen dan wel niet direct noodzaakt tot waterhuishoudkundige maatregelen. Indien nodig kan een waterberging worden aangelegd. Het gebied biedt hiervoor ruim voldoende ruimte. Inmiddels is nieuw oppervlaktewater aangelegd in de vorm van een blusvijver.
Door het plangebied loopt een waterloop die aangemerkt is als categorie A oppervlaktewaterlichaam. De onderzoeksstrook heeft een breedte van 5 meter. Ter plaatse van deze waterloop zijn geen activiteiten voorzien die van invloed zijn op de waterkwaliteit.
De kaart van het waterschap betreffende de keur en daarop aangegeven Beschermd gebied zal, zo wordt verondersteld, door het waterschap in overeenstemming worden gebracht met de reeds lange tijd aanwezige situatie. Aan de ecologie-aanduiding zal worden toegevoegd dat tevens wordt getoetst aan de waterhuishoudkundige belangen in relatie tot de natuur. Verdere regelgeving is opgenomen in de Keur van het waterschap.
In paragraaf 8.1 is gemotiveerd dat de gemeente de overlegreactie beschouwt als positief wateradvies.
Het plangebied ligt deels in een Natura 2000-gebied en wordt derhalve beschermd in het kader van de Wet natuurbescherming. Tevens zijn delen van het terrein aangewezen als onderdeel van het Natuurnetwerk Brabant (NNB), voorheen EHS. Overigens is ook de bescherming van houtopstanden (voorheen Boswet) van toepassing op het plangebied.
Op het terrein en in de directe omgeving komen verschillende beschermde plant- en diersoorten voor. Toetsing aan de Wet Natuurbescherming is dus eveneens noodzakelijk. Een nadere toetsing op het vlak van de NNB en Wet Natuurbescherming (vervangt de Flora- en faunawet, Boswet en de Natuurbeschermingswet 1998) is uitgevoerd (Politieacademie natuurtoets, RBOI 2007, bijlage 2). In dit onderzoek is nog uitgegaan van aanwezigheid de stichting opvang verslaafden, en Bavo Parnassia, inmiddels zijn deze gronden in eigendom van de Politieacademie. De belangrijkste conclusies zijn hierna weergegeven en geactualiseerd.
Toetsingscriteria
Gebiedsbescherming: Wet natuurbescherming
De toetsing aan de Wet natuurbescherming geeft inzicht in:
Verordening Ruimte
De toetsing geeft inzicht in:
Soortenbescherming: Wet Natuurbescherming
De toetsing aan de Wet Natuurbescherming geeft inzicht in:
Onderzoek
Natura 2000-gebied
Het gehele complex (exclusief de handgranatenbaan) behoort niet tot het Natura 2000-gebied Brabantse Wal. Indien de ontwikkelingen zich alleen binnen de exclave voordoen, is er alleen maar sprake van toetsing in het kader van de externe werking. Indien er ontwikkelingen binnen de begrenzing van het Natura 2000-gebied plaatsvinden (handgranatenbaan), dan is er sprake van de noodzaak van een directe toetsing.
Uit de uitgevoerde beoordeling 2 blijkt dat de voorgenomen ontwikkeling geen verstoring van de beschermde natuurwaarden tot gevolg heeft. In het ontwerp beheerplan Brabantse Wal (september 2010) staat bij beoordeling huidig gebruik vermeld, dat er geen aanwijzingen zijn dat het gebruik een negatief effect heeft op de vogelrichtlijnsoorten. Het gebruik is door betreding (erosie) voor de stuifzandheide juist positief. Het huidige gebruik wordt dan ook toegestaan, zonder nadere voorwaarden of toetsing.
Structuurvisie ruimtelijke ordening Noord-Brabant en Verordening Ruimte
Het gebied ligt in de Brabantse Wal en delen van het terrein zijn gelegen in het Natuurnetwerk Brabant. Het provinciale beleid voor het plangebied, zoals vastgelegd in de Verordening (EHS/aanduidingen) was niet in overeenstemming met het vigerende beleid en de werkelijkheid. Aan de noordzijde van het plangebied zijn de aangrenzende gronden buiten het plangebied in de Verordening Ruimte aangewezen als beheersgebied. Hiervoor wordt verwezen naar het verrichte onderzoek (bijlage 5 ).
Wet Natuurbescherming (heeft de de Flora- en Faunawet vervangen)
Vleermuizen en reptielen
Door adviesbureau Mertens is in verband met het opstellen van het bestemmingsplan een inventarisatie uitgevoerd naar vleermuizen en reptielen (Het voorkomen van vleermuizen en reptielen in het reconstructiegebied van de Politieacademie te Ossendrecht, adviesbureau Mertens, juli 2007 (bijlage 3). In 2013 heeft een actualisatie van het onderzoek plaatsgevonden (Mertens, 2013, bijlage 4), evenals in 2016 (Ecologisch veldonderzoek, bijlage 10). Geconcludeerd wordt dat er geen wijzigingen zijn opgetreden in de natuurwaarden op het terrein en in de directe omgeving.
Er is vastgesteld dat er algemene kleine grondgebonden zoogdieren en amfibieën kunnen voorkomen in en direct rond de locaties. Deze soorten komen in lage tot zeer lage dichtheid voor. Voor deze soorten bestaat een algemene vrijstelling van de Wet Natuurbescherming. Daarnaast komen er algemene broedvogels voor. Het is van belang dat nesten en eieren van deze vogels niet worden geschaad. Daarnaast vliegen en foerageren er vleermuizen in de deelgebieden. Gedurende en na realisatie van de plannen kunnen deze soorten er blijven vliegen en foerageren. Effecten op vleermuizen worden derhalve uitgesloten. Het voorkomen van overige beschermde soorten is uitgesloten. In het verleden zijn deze soorten (amfibieën en reptielen) wel aangetroffen in het totale plangebied, maar deze soorten komen niet voor in de deelgebieden omdat geschikte ecotopen ontbreken.
Op grond van bovenstaande analyse worden effecten op matig en zwaar beschermde planten- en diersoorten uitgesloten.
Onderzoek Prop beplantingswerken
Er is onderzoek verricht (Politieacademie Locatie Ossendrecht (Groen)Beheerplan; Prop beplantingswerken; 2009; afzonderlijke bijlage 6). Op basis van dit onderzoek is een inrichtingsvoorstel gemaakt. Waardevolle groenelementen worden in dit inrichtingsplan behouden of mogelijk versterkt. Dit beheerplan is een belangrijk instrument voor het optimaliseren van natuurwaarden op het terrein en het voorkomen van hinder op beschermde natuurwaarden.
In het Groenbeheerplan is nog uitgegaan van de aanwezigheid van de Parnassia Bavogroep. Inmiddels zijn de gronden in eigendom van de Politieacademie. Met in achtname hiervan is het Groenbeheerplan nog steeds actueel. Het Groenbeheerplan wordt inmiddels uitgevoerd. Onderdelen zoals de blusvijver en de beheerpaden zijn gerealiseerd.
De afgelopen jaren is gebleken dat er naast het groenbeheerplan behoefte was aan richtlijnen voor gebruik van het oefenterrein, daarvoor is de Standaardoefenkaart opgesteld (bijlage 8 ). Aan de hand van deze Standaardoefenkaart is de kaart Terreinvisie aangepast (bijlage 7) ter vervanging van de terreinvisie opgenomen in het Groenbeheerplan.
Conclusies
Het provinciale beleid voor het plangebied, zoals vastgelegd in de Verordening (EHS/aanduidingen) was niet in overeenstemming met het vigerende beleid en de werkelijkheid. Op basis van vorengenoemd verricht onderzoek en beheerplan zijn de aanwezige EHS-elementen gewaardeerd en voorzien van een passende bescherming en bestemming. Dit resulteert in het volgende.
Procedure
De provincie Noord-Brabant heeft de Verordening ruimte geactualiseerd. De kaartaanpassingen zijn op verzoek van de gemeente Woensdrecht vastgesteld in het ontwerp van de 'Wijziging Verordening ruimte 2014, kaartaanpassingen 1' (besluit Gedeputeerde Staten van 20 mei 2014). De wijziging is op 22 september 2014 door Provinciale Staten vastgesteld.
Op basis van artikel 5.3 van de Verordening Ruimte, in samenhang met artikel 5.6, is na de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan een nieuw herbegrenzingsverzoek gedaan voor de herbegrenzing van het NNB ter plaatse van de handgranaatbaan (bijlage 12). De aanleiding daarvoor is beschreven in paragraaf 3.2. In overleg met de provincie is gekozen voor een financiële compensatie, conform artikel 5.8 van de Verordening Ruimte. Deze zal voldaan worden door de initiatiefnemer.
Beleidskader
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:
Toetsing
De ontwikkeling heeft een ligging in landelijk gebied en wordt momenteel door defensie gebruikt. Daarnaast wordt de ontwikkeling niet specifiek in het Besluit MER wordt genoemd. Hiermee rekening houdend is voor dit bestemmingsplan geen mer-procedure of mer-beoordelingsprocedure conform het Besluit m.e.r. noodzakelijk. Ook de Aanmeldnotitie vormvrije MER hoeft daarom hiervoor niet te worden opgesteld.
Het nationale beleid staat in het teken van het behoud en het beheer van de cultuurhistorische waarden. Op gelijke voet staat het streven naar het gebruik van het cultuurhistorisch erfgoed als inspiratiebron voor de ruimtelijke inrichting. Dit beleid geldt voor alle cultuurhistorische waarden, dat wil zeggen voor zowel archeologische als voor historisch-geografische en historisch bouwkundige waarden. Het rijksbeleid is mede gebaseerd op het Verdrag van Malta (1992).
Het beleid van de provincie Noord-Brabant sluit aan op het nationale beleid voor de archeologische monumentenzorg. In de Interimstructuurvisie is als essentieel element opgenomen dat in ruimtelijke planvorming rekening gehouden dient te worden met het cultuurhistorisch erfgoed.
De provincie richt zich op de bescherming van objecten en de bescherming, benutting en ontwikkeling van structuren en ensembles van een grotere schaal.
De ruimtelijke ordening is een zeer belangrijk integrerend beleidsterrein als het gaat om de zorgvuldige omgang met cultuurhistorisch waardevolle structuren. De provincie beoordeelt plannen en besluiten die ter toetsing bij of ter goedkeuring aan de provincie worden voorgelegd op de wijze waarop de aanwezige cultuurhistorische waarden opgenomen zijn. De cultuurhistorische waarden worden in een vroegtijdig stadium van de planvorming geïnventariseerd, bij het ontwerp gebruikt en bij het besluit meegenomen.
Cultuurhistorische objecten en structuren kunnen zijn beschermd door de Monumentenwet dan wel door een provinciale of gemeentelijke monumentenverordening. Bij aantasting en bij wijziging van deze objecten en structuren is een vergunning vereist.
De locatie heeft volgens de Cultuurhistorische Waardenkaart van de provincie Noord-Brabant de kwalificatie ‘lage verwachtingswaarde’. Uitsluitend ter plaatse van de toegangsweg naar de voormalige kazerne is een middelhoge verwachtingswaarde aanwezig. Omdat hier geen bouwvlak is geprojecteerd en is nader archeologisch onderzoek niet noodzakelijk.
Monumenten en waardevolle gebouwen
De gemeente Woensdrecht hecht grote waarde aan haar monumentale objecten. Deze, veelal historische gebouwen, dragen bij aan een positieve belevingswaarde van de gemeente.
Het kazernecomplex heeft geen beschermde status als Rijksmonument. Op de door Gedeputeerde Staten van de Provincie Noord-Brabant vastgestelde Cultuurhistorische Waardenkaart (oorspronkelijk als onderdeel van het Streekplan) staat het complex aangemerkt als gebied met zeer hoge stedenbouwkundige waarde.
In de Verordening ruimte Noord-Brabant fase 2 (2010) is geen specifieke cultuurhistorische waarde meer aan het complex toegekend.
Bouwhistorische verkenning Koningin Wilhelmina Kazerne Ossendrecht
Door Arcadis is een bouwhistorische verkenning Koningin Wilhelmina kazerne Ossendrecht uitgevoerd (rapportage 22 mei 2007). Hierna is een samenvatting opgenomen.
Architectuur en stedenbouw
De architectuur en stedenbouw uit de naoorlogse periode geldt als een belangrijke ontwikkeling in de Nederlandse cultuurhistorie. Het was een periode van vernieuwing door nieuwe materialen en vooral ook nieuwe bouwmethoden. Bovendien werd volop geëxperimenteerd met nieuwe verkavelingsprincipes. De Koningin Wilhelmina Kazerne behoort wat betreft ontwerp en uitvoering tot de voorhoede van de toenmalige vakwereld.
De legerplaats is onderdeel van een landelijke en seriematige nieuwbouw. Behalve Ossendrecht werden in dezelfde periode ook legerplaatsen in 't Harde, Ermelo, Schaarsbergen, Nunspeet en Havelte gebouwd. Opvallend zijn de fysiek ruimtelijke overeenkomsten tussen de verschillende legerplaatsen. Er is op dit moment nog onvoldoende bekend over de ontwikkelingsgeschiedenis en het huidige karakter van de andere legerplaatsen uit de periode van de wederopbouw.
Ontstaan en ontwikkeling
De legerplaats in Ossendrecht is gebouwd in de periode 1952-1956. Latere uitbreidingen, aanpassingen of vernieuwbouw hebben de essenties van het oorspronkelijke ontwerp niet kunnen beïnvloeden. Ondanks dat er enkele betekenisvolle voorzieningen zijn gesloopt geldt de Koningin Wilhelmina kazerne in termen van gaafheid en ensemblewaarde als een bijzonder hoogwaardig voorbeeld van de naoorlogse periode. Onduidelijk is thans in hoeverre het complex in vergelijking tot de overige legerplaatsen die in dezelfde periode en met de zelfde fysiek ruimtelijke kenmerken zijn gerealiseerd een uniek bewaard gebleven voorbeeld is.
Geen status
Ondanks de beschermde status van de Cultuurhistorische Waardenkaart zal het complex zichzelf alleen in stand kunnen houden wanneer het is aangepast aan de specifieke gebruikseisen van de hedendaagse samenleving of een opvolgend gebruiker. Daarbij moet voortdurend een zuivere afweging gemaakt worden tussen de cultuurhistorische waarden, de sociaal maatschappelijke behoefte, het financieel economisch belang en de gebruikswaarde als bepalende factor voor een maakbaar, haalbaar en betekenisvol vervolg gebruik.
Einde gebruikstechnische levensduur kazerne
De ligging, aard, opzet en inrichting van de voormalige Koningin Wilhelmina Kazerne is volledig afgestemd op een gebruik als legerplaats. Met het buiten gebruik stellen door Defensie heeft het complex deze functie verloren. Gebaseerd op de zeer specifieke oorspronkelijke bestemming kan worden verondersteld dat het complex het einde van haar economische levensduur heeft bereikt. Gelet op de relatief slechte onderhoudstoestand kan tevens worden gesteld dat bij het merendeel van de op het complex aanwezige bebouwing het einde van de technische levensduur is genaderd.
Vervolg gebruik
Gezien de huidige marktvraag is de kans op vervolg gebruik voor commerciële doeleinden vrijwel nihil. Bovendien is er voor een dergelijke herbestemming geen bestuurlijk draagvlak. Onder die gegeven omstandigheid is aanwending voor maatschappelijke of publieke gebruiksdoeleinden de meest gerede gebruiksmogelijkheid. Complicerende factor daarbij is de hindercontour van de Politieacademie (huidige hoofdlocatie Pannenhoef), feitelijk is daardoor de herbestemming van het grootste deel van het terrein van de voormalige Koningin Wilhelmina Kazerne onmogelijk.
Met de Politieacademie als mogelijke vervolggebruiker, zal moeten worden geaccepteerd dat er (voorlopig) geen opvolgende gebruiker is die het totale aanbod kan beheren en onderhouden. Behalve voor de continuering van de huidige gebruiksactiviteiten en enkele nieuwe functies ziet de Politieacademie de voormalige Koningin Wilhelmina Kazerne vooral als een strategische ruimtereservering voor de toekomst.
Beoogde situatie
Er is nog geen 'blauwdruk' van het toekomstige inrichtingsplan. Het uiteindelijke gebruik van de voormalige kazerne hangt af van (internationale) ontwikkelingen op het gebied van veiligheid en gevaarbeheersing. De gewenste uitbreidingen kunnen daarbij variëren van relatief kleine inpandige ruimten voor acties met traangas en schietinstructies tot complete oefendorpen, verkeersvliegtuig of een stukje snelweg.
Naar verwachting wordt de voormalige Koningin Wilhelmina Kazerne ten behoeve van het opleidingscentrum voor hulp- en veiligheidsdiensten verder ontmanteld door sloop van de bestaande opstallen. Het is de vraag of bij de toekomstige herontwikkeling van het terrein de oorspronkelijke structuur kan worden gehandhaafd.
Conclusie
Door Arcadis wordt in de rapportage het volgende geconcludeerd.
Bouwtechnisch onderzoek KWK-terrein Woensdrecht
Door PRC is een bouwtechnisch onderzoek uitgevoerd naar de kwaliteit van de aanwezige bebouwing op het kazerneterrein. Op basis van dit onderzoek wordt het volgende geconcludeerd.
Algemeen wordt geconcludeerd dat met name het behoud en aanpassing van de voormalige verblijven de kosten van nieuwbouw (ver) overstijgen. Op basis van dit onderzoek is besloten om de op het terrein aanwezige bos-pomp aan te merken als cultuurhistorisch waardevol object.
Het volgende wordt geconcludeerd.
Kabels en leidingen
Binnen het onderhavige bestemmingsplan zijn geen planologisch relevante leidingen aanwezig. Kabels en leidingen leveren derhalve geen belemmeringen voor de planontwikkeling. In het plangebied liggen verschillende waterleidingen (zie figuur 4.2). Deze leidingen mogen niet overbouwd worden en dienen ten alle tijden vrij toegankelijk te blijven voor beheer en onderhoud. Werkzaamheden worden in overleg met de waterbeheerder gedaan. Voor graafwerkzaamheden zal een zogenoemde klic melding worden gedaan. Het aspect kabels en leidingen vormt geen belemmering voor de uitvoering van het plan
Figuur 4.2 Schetsmatige weergave waterleidingenstelsel ter plaatse van de planlocatie (bron: bewerkte luchtfoto kadaster Nederland)
Funnel en radarverstoringsgebied
De bouwhoogte blijft beperkt tot 12 meter, met uitzondering van de klimtoren, antennemast en kraan. (30 meter). Het complex is gesitueerd in bosrijk gebied. De gemiddelde hoogte van bomen in het bos is hoger dan 12 meter. De aanwezige vliegfunnel en het radarverstoringsgebied van de vliegbasis Woensdrecht (hoogte 63 meter) vormen derhalve geen belemmering. De noodzaak ontbreekt tot nadere planologische bescherming.
Beleid en normstelling
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door de Wet milieubeheer luchtkwaliteitseisen (ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd, Wlk). De Wlk bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.1 weergegeven. De grenswaarden gelden voor de buitenlucht, met uitzondering van een werkplek in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet.
Tabel 4.1. Grenswaarden maatgevende stoffen Wlk
stof | toetsing van | grenswaarde |
stikstofdioxide (NO2) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ |
fijn stof (PM10) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ |
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/ m³ | |
fijn stof (PM2,5) | jaargemiddelde concentratie | 25 µg/m³ |
1) Bij de beoordeling hiervan blijven de aanwezige concentraties van zeezout buiten beschouwing (volgens de bij de Wlk behorende Regeling beoordeling Luchtkwaliteit 2007).
Op grond van artikel 5.16 van de Wlk kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit (zoals de vaststelling van een bestemmingsplan) uitoefenen indien:
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van ruimtelijke plannen, uit oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens, tevens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.
Besluit Niet in Betekenende Mate (NIBM)
In het Besluit NIBM en de bijbehorende regeling is exact bepaald in welke gevallen een project vanwege de beperkte gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Dit kan het geval zijn wanneer een project een effect heeft van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10.
Onderzoek
Het betreft hier een bestemmingsplan dat uitgaat van de bestaande situatie met ruimte voor intensivering, vergelijkbaar met de ruimte die de vigerende beheersverordening biedt. De ontwikkeling maakt geen nieuwe funties mogelijk, er zal dan ook geen verkeerstoename zijn als gevolg van de ontwikkeling.Het project draagt dan ook niet bij aan de toename van de hoeveelheid stikstofdioxide en fijn stof in de lucht. Nader onderzoek is dan ook niet noodzakelijk.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is wel inzicht gegeven in de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied. Dit is gedaan aan de hand van de NSL-monitoringstool 2016 (www.nsl-monitoring.nl) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. Hieruit blijkt dat in 2016 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof direct langs de Putseweg (N289) (als maatgevende doorgaande weg nabij het plangebied) ruimschoots onder de grenswaarden uit de Wet milieubeheer zijn gelegen. Omdat direct langs deze weg aan de grenswaarden wordt voldaan, zal dit ook ter plaatse van het plangebied het geval zijn. Concentraties luchtverontreinigende stoffen nemen immers af naarmate een locatie verder van de weg.
Conclusie
Uit het vorenstaande blijkt dat ruimschoots voldaan wordt aan de grenswaarden die zijn gesteld in de Wlk. Ter plaatse van het plangebied is daarom sprake van een goed woon- en leefklimaat. De Wlk staat de uitvoering van het plan niet in de weg.
Algemeen
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid aan verschillende aspecten aandacht te worden besteed. De voor voorliggend bestemmingsplan relevante regelgeving is de volgende:
Normstelling en beleid
In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebondenrisico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken - dat wil zeggen vierentwintig uur per dag en gedurende het gehele jaar - en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen.
Besluit Externe veiligheid Inrichtingen (Bevi)
Het besluit geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken.
Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Grenswaarden moeten in acht worden genomen. Van richtwaarden kan uitsluitend om gewichtige redenen worden afgeweken.
Kwetsbare objecten zijn:
Beperkt kwetsbare objecten zijn:
In de bestemmingsregeling zijn de functies uitgesloten die als het ware binnen de bestemming passen. Woningen horen daar niet bij, een hotelaccommodatie ten dienste van bijvoorbeeld de politieacademie is wel toegestaan. Vandaar dat zo'n functie als gevoelige functie is aangemerkt. Onder 'gevoelige functies' vallen de geselecteerde kwetsbare objecten en de beperkt kwetsbare objecten. Woningen, ziekenhuizen en campings, ter illustratie, zijn zonder meer strijdig met de bestemming en hoeven daardoor niet alsnog te worden uitgesloten.
De grenswaarde voor kwetsbare objecten en de richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij het voeren van een planologische procedure moet aan deze normen worden voldaan. Propaantanks vallen (nog) niet onder werkingssfeer van het Bevi.
Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit)
Inrichtingen waar ten hoogste 13 m3 propaan in ten hoogste twee bovengrondse opslagtanks wordt opgeslagen, vallen binnen de werkingsfeer van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit). Dit besluit geeft aan te houden afstanden tussen de propaantank(s), het vulpunt van de tank(s) en de opstelplaats van de tankwagen en (beperkt) kwetsbare objecten die zijn gelegen buiten de inrichting. Uit de nota van toelichting bij het Activiteitenbesluit kan worden afgeleid dat de afstanden ook gelden voor gebouwen binnen de inrichting. Het Activiteitenbesluit regelt niet de afstanden tot andere beperkt kwetsbare objecten, zoals op een camping de tenten en caravans die binnen de inrichting zijn gelegen. Dit aspect kan worden geregeld in een bestemmingsplan, indien opslag van propaan in bovengrondse opslagtanks plaatsvindt.
Propaantanks moeten zodanig worden geplaatst dat ze voor het vullen bereikbaar zijn, zonder dat daarvoor gebieden met kwetsbare objecten moeten worden doorkruist (dus aan de rand van het terrein bij de weg).
Vervoer van gevaarlijke stoffen
Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Basisnet in werking getreden. Het BEVT vormt de wet- en regelgeving, en de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Met het inwerking treden van het BEVT vervalt de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water.
Het BEVT en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute.
Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Hiermee wordt geanticipeerd op de beperkingen voor ruimtelijke ontwikkelingen die samenhangen met deze plasbrandaandachtsgebieden.
Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.
Circulaire opslag ontplofbare stoffen voor civiel gebruik (2006)
De circulaire inzake de opslag van ontplofbare stoffen voor civiel gebruik gaat over de opslag van ontplofbare stoffen en voorwerpen in civiele opslagplaatsen. Ook de opslag van munitie (voor bijvoorbeeld politie, sportschieten). De opslag van ontplofbare stoffen en munitie door de krijgsmacht valt niet onder deze circulaire, evenals de opslag van vuurwerk.
Onder het begrip 'opslag' worden ook verstaan al die handelingen (ompakken, inpakken, bewerken, etc.) die een directe relatie hebben met die opslag. Deze circulaire handelt uitsluitend over de aan te houden afstand tussen een opslagplaats van ontplofbare stoffen en objecten die als kwetsbare objecten binnen de veiligheidszones worden beschouwd. Andere aspecten die een rol spelen bij de opslag van ontplofbare stoffen, zoals de constructie van de opslag, zijn niet in deze circulaire opgenomen, omdat die aspecten in andere bronnen te vinden zijn.
Op grond van het beleid dat in deze circulaire is vastgelegd, dient rond iedere opslagplaats voor ontplofbare stoffen een veiligheidsafstand te worden aangehouden tot kwetsbare objecten zoals woningen, kantoren en winkels. Deze veiligheidsafstand moet in het bestemmingsplan worden vastgelegd. De grootte van de veiligheidsafstand is afhankelijk van de hoeveelheid ontplofbare stof die wordt opgeslagen en van eventueel effectbeperkende maatregelen die zijn getroffen. De circulaire gaat hier meer in detail op in.
Toetsing
Opslag van patronen
Uit de Circulaire civiele ontplofbare stoffen blijkt dat de opslag van patronen onder gevarensubklasse 1.4 valt, zodat een veiligheidsafstand van 8 tot 20 meter van toepassing is. Deze afstand moet worden aangehouden tot kwetsbare objecten zoals woningen en kantoren. De munitiecirkel ligt daarmee binnen de inrichting.
Binnen die afstanden zijn geen gebouwen aanwezig die ruimte bieden voor verblijf van meer dan 50 personen, dan wel kantoorgebouwen en hotelaccommodaties. Gelet op de bestaande afstand van gevoelige objecten tot de munitie-opslag (meer dan 18 tot 140 meter), zijn geen knelpunten te verwachten. In de bestemmingsregeling is opgenomen dat binnen de afstand van 20 meter geen gevoelige functies toelaatbaar zijn. De afstand tot de schietbaan bedraagt 18 meter. Binnen 20 meter kunnen geen grote aantallen personen aanwezig zijn, zodat dit geen knelpunt vormt. In de geldende vergunning zijn reeds afdoende maatregelen rondom de externe veiligheid opgenomen.
Verantwoording groepsrisico
Binnen de veiligheidsafstand van de opslag depots zijn een beperkt aantal personen aanwezig en worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt die leiden tot een toename van het aantal aanwezige personen. Hierdoor wordt verwacht dat de hoogte van het groepsrisico niet significant zal toenemen. Bij de gevarensubklasse 1.4 is er sprake van geen tot geringe warmtestraling. Vanwege de aanwezigheid van de opslagdepots op het terrein wordt wel aandacht besteed aan de aspecten bestrijdbaarheid, bereikbaarheid en zelfredzaamheid.
Bestrijdbaarheid
Het advies van de Commandant van de brandweer over het algemene deel is in de omgevingsvergunning van 4 september 2006 overgenomen. In dat kader is een bluswatervoorziening gerealiseerd zoals destijds is geadviseerd. Geconstateerd is dat de algemeen gebruikelijke normen uit de Ministeriële Regeling & Defensie Publicaties (MP 40-21; MP 40-30) voldoende waarborgen bevatten ter voorkoming van brand en/of explosie ten gevolge van opslag van munitie en explosieven. Conform de omgevingsvergunning is een bluswatervoorziening in de vorm van open water, uitgevoerd. Op de locatie zijn de voorgeschreven eigen blusvoorzieningen aanwezig.
Bereikbaarheid
In de omgevingsvergunning is de bereikbaarheid door de brandweer gewaarborgd. Voorschriften zijn opgenomen inzake de bereikbaarheid van opslagplaatsen door brandweervoertuigen (tot 40 meter), de omvang van opstelplaatsen en de maatvoering en situering van de rijloper alsmede het minimale aantal toegangen en benaderingsrichtingen.
Zelfredzaamheid
Zelfredzaamheid zegt iets over de mogelijkheden voor personen die zich bevinden in het invloedsgebied van een risicobron om zich in veiligheid te brengen, indien zich een ramp of zwaar ongeval voordoet. De mogelijkheden voor zelfredzaamheid bestaan globaal uit schuilen en ontvluchting.
De opslagdepots zijn gelegen op het terrein van de politieacademie. In de directe omgeving zijn dan ook hoofdzakelijk mensen aanwezig van de politie die hier trainen. Deze personen zijn zeer zelfredzaam. Dit levert dan ook geen beperkingen op. Om de zelfredzaamheid verder te vegroten wordt geadviseerd om de gebruikers in de directe omgeving door middel van risicocommunicatie te instrueren over de risico's en de mogelijke maatregelen die zij kunnen nemen.
Opslag van propaan
Op het perceel Putseweg 59 is een inrichting aanwezig waar opslag van propaan plaatsvindt. Er is een bovengrondse tank aanwezig met een inhoud van 4.900 liter. Één of twee keer per jaar wordt de tank gevuld. Deze valt niet onder het Bevi en heeft geen PR10-6 contour waarmee in het bestemmingsplan rekening gehouden moet worden. Wel heeft de propaantank een veiligheidsafstand van 10 meter. Daarnaast staat er ook een tankwagen gestationeerd, met een inhoud van 40.000 liter. Aan de afstanden als genoemd in het Activiteitenbesluit wordt voldaan. Binnen de relevante afstanden maakt het voorliggende bestemmingsplan geen gevoelige functies mogelijk.
Vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor het water of door leidingen vindt niet in de directe omgeving van het plangebied plaats.
Conclusie
Het aspect externe veiligheid legt geen belemmeringen op aan de ontwikkelingsmogelijkheden in voorliggend bestemmingsplan.
Uit de analyse van de bestaande situatie en de toekomstige gebruiksmogelijkheden van de voormalige Koningin Wilhelmina Kazerne blijkt het volgende.
Deelgebieden Politieacademie en Staat
Het gebied wordt gebruikt als opleidings- en oefencentrum voor hulp- en veiligheidsdiensten. De belangrijkste gebruiker is momenteel de Politieacademie. Het deelgebied Staat biedt incidenteel ruimte voor oefeningen op het terrein.
De gemeente vindt het wenselijk voor de werkgelegenheid dit belangrijke opleidingscentrum voor hulp- en veiligheidsdiensten te faciliteren, mede in relatie tot maintancevalley (vliegbasis Woensdrecht). Versterking en intensivering van deze opleidings- en oefenfunctie zijn dan ook gewenst en aanvaardbaar. De Politieacademie kan samen met andere overheidsinstellingen, zoals brandweer, ambulance, douane en marechaussee, hiervoor het huidige deelgebied Politieacademie benutten. Denkbaar en gewenst is dat hiervoor ook het deelgebied Staat in de toekomst intensiever wordt gebruikt. Dat betekent uiteindelijk, op langere termijn, een transformatie van de ruimtelijke inrichting (sanering gebouwen, nieuwbouw van objecten).
Groenbeheerplan
Voor het bepalen van de ruimte die kan worden geboden voor nieuwe gebouwen, is onderzoek verricht naar de kenmerkende groenstructuur: Politieacademie Locatie Ossendrecht (Groen)Beheerplan (Prop beplantingswerken 2009). Daarin zijn de volgende hoofdstukken opgenomen:
Op de kaart Terreinvisie aangepast aan SOK (bijlage 7) zijn alle relevante elementen aangegeven. Belangrijk daarbij zijn de bospercelen en de bomenrijen die de structuur van het gebied markeren. In de hoofdstukken 5 en 6 zijn de doelstellingen vermeld en de visie op de inrichting van het plangebied. De ruimtelijk relevante onderdelen worden hierna weergegeven.
Doelstellingen
Algemeen
Bij het opstellen van beheerplan zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd.
Functie van het terrein en de voorzieningen
Visie terrein inrichting
Duurzaam terrein gebruik
Oefendorp
Het oefendorp ondergaat een transformatie. De klimtorens, het oefenveld voor honden, de paardenbak en de stormbaan maken plaats voor een waarheidsgetrouw beeld van de openbare ruimte in een willekeurig dorp of stad.
Uitgebreide oefenmogelijkheden
In het plangebied worden mogelijkheden geboden om in de meest uiteenlopende situaties te oefenen (oefendorp, tunnelbakken, treinstation, woonwagenkamp), waaraan voortdurend nieuwe elementen worden toegevoegd. In de Standaardoefenkaart (bijlage 8) zijn de verschillende terreinfuncties aangegeven. De explosievenoefenlocatie zorgt momenteel voor overlast in bij de onderwijslocaties die daar direct naast liggen. Daarom zal deze verplaatst worden van het oefendorp naar de handgranatenbaan in het zuiden van het plangebied. De oefenenlocatie zal ingericht worden met zeecontainers waarin men zal oefenen met explosieven. Er zal ook ruimte zijn voor een klimtoren, een antennemast en een kraan. Deze drie elementen worden geplaatst bij de bestaande sportzaal, zodat alle klimoefeningen geconcentreerd op een locatie kunnen plaatsvinden. De klimtoren is een gebouw waar zowel binnen als buiten geklommen kan worden. Naast de klimtoren worden een antennemast en een torenkraan geplaatst. Beide objecten zijn bedoeld om praktijksituaties na te bootsen. De antennemast is wat uitstraling betreft vergelijkbaar met een gsm-mast, de kraan is een torenkraan zoals op bouwplaatsen gebruikt wordt. Hiermee behoort de locatie Ossendrecht tot een van de meest breed georiënteerde oefenlocaties voor hulp- en veiligheidsdiensten in Nederland.
Terreininrichting
Het terrein krijgt een logische indeling naar activiteit, ingedeeld naar soorten activiteiten:
Minimaal verhard oppervlak
Uitgangspunt is reductie van oppervlakverharding.
Behoud cultuurhistorische structuren
De oude aanwezige bomenstructuur in het deelgebied Staat wordt hersteld en versterkt. Deze laanstructuur benadrukt de cultuurhistorische betekenis van het gebied, verhoogt de natuurwaarde van het terrein en geeft een visuele uitstraling aan de hoofdontsluitingswegen.
Natuurlijk opbouw van de bossen
De bosgebieden op het terrein worden onderhouden om de natuur optimale kansen te geven. De dichtheid van het bos geeft een afschermde werking van buiten naar binnen en vice versa.
Behoud van de heide
Het aanwezige heideterrein wordt ontdaan van opslag. Het aandeel heide wordt uitgebreid en de overgang van bos naar heide verbeterd door de aanleg van bosranden.
Visueel afgeschermd terrein
Het gehele terrein wordt vanaf de openbare weg en aanliggende bosgebieden voorzien van een groene afscherming, met aan de buitenzijde hekwerk.
Parkeergelegenheden
In het verblijfs- en ontvangstgebied wordt de parkeergelegenheid uitgebreid met ruim 210 plaatsen. De bomen geven de parkeerplaats een bosachtig karakter waardoor deze visueel landschappelijk is ingepast. Uitgangspunt is duurzame en ecologisch vriendelijke verlichting toe te passen.
Ecologische verbindingszone
Het tracé van de waterloop die het exercitieterrein en het gebied van de handgranaatbaan doorsnijdt, wordt gedeeltelijk omgelegd en omgevormd naar een ecologische waterloop. Door de verlegging kan een verbinding ontstaan met de retentie nabij het hoofdgebouw.
Aan de noordzijde van het oefendorp wordt een ven gegraven, verbonden met de ecologische waterloop. Deze natte verbinding kan ook een oefenfunctie toevoegen aan de activiteiten van de Politieacademie.
Het onderhavig bestemmingsplan betreft een plan voor de bevestiging van het opleidings- en oefencentrum voor hulp- en veiligheidsdiensten met mogelijkheden voor intensivering. Gelet op de ruimte die de vigerende beheersverordening biedt voor bebouwing en intensieve activiteiten, ondanks dat deze zijn beëindigd, kan hiermee in de bestemmingsregeling rekening worden gehouden. De bestaande situatie hoeft niet te worden 'bevroren'. Bij de opzet van de bestemmingsregeling is aangesloten op de bestaande gemeentelijke systematiek en de per 1 juli 2008 inwerking getreden Wro/Bro.
Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding en bestemmingsplanregels die vergezeld gaan van een toelichting. De verbeelding en de regels zijn juridisch bindend. De toelichting maakt geen deel uit van het juridisch plangedeelte. Wel fungeert de toelichting als interpretatiekader voor de uitleg van de regels, indien hierover interpretatieverschillen blijken te bestaan.
De verbeelding omvat de gronden van de deelgebieden:
De keuze van de bestemmingen en de situering van de aanduidingsvlakken zijn afgestemd op de nieuwe inzichten (faciliteren opleidings- en oefencentrum). Een toelichting is opgenomen in paragraaf 6.3. Voorts sluit de opzet van de verbeelding en de regels aan op de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012) en het gemeentelijke handboek.
Dit hoofdstuk omvat twee artikelen.
Een aantal begrippen en definities zijn standaard vastgelegd in de SVBP 2012. De overige begrippen komen uit het gemeentelijk handboek. Beide artikelen behoeven verder geen nadere toelichting.
Dit hoofdstuk bevat de afzonderlijke in dit bestemmingsplan betrokken bestemmingen.
Het stramien voor de bestemmingsregels is vastgelegd in de SVBP 2012. De regels van een bestemming worden als volgt opgebouwd en benoemd.
Duidelijk zal zijn dat een bestemmingsregel niet alle elementen hoeft te bevatten. Dit kan per bestemming verschillen.
Regeling van de afzonderlijke bestemmingen
Maatschappelijk
Binnen de bestemming Maatschappelijk zijn met functieaanduidingen de verschillende toelaatbare functies weergegeven.
Cultuurhistorische waarde
Ter bescherming van de bos pomp is voor dit object de aanduiding 'cultuurhistorische waarde' (cw) opgenomen.
Specifieke vorm van maatschappelijk - hulp- en veiligheidsdiensten
De aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - hulp- en veiligheidsdiensten' is opgenomen voor de twee deelgebieden Politieacademie en Staat. Hiermee wordt het kennis-, opleidings- en trainingscentrum ten behoeve van hulp- en veiligheidsdiensten (politie, marechaussee, douane, brandweer, ambulance, militairen) bevestigd en is intensivering mogelijk. Toelaatbaarheid ter plaatse van het voormalige deelgebied PGB sluit aan op de omgevingsvergunning.
Vanuit de Politieacademie worden opleidingen verzorgd voor de genoemde hulp- en veiligheidsdiensten. In ondergeschikte mate gebeurt dit ook aan bijvoorbeeld scholen die onderwijs verzorgen voor beroepsgroepen in de sector van hulp- en veiligheidsdiensten. Daarbij gaat het steeds om opleidingen voor overheidsdiensten of direct aan de overheid gelieerde diensten, zoals opleidingsinstituten, scholen en dergelijke. Opleidingen aan bijvoorbeeld particuliere beveiligingsbedrijven of aan het bedrijfsleven in het algemeen, vallen hier niet onder. In de begripsbepalingen is dit als zodanig geregeld (artikelen 1.34 en 1.37).
Figuur 6.1. Gebied met aanduiding voor specifieke vorm van maatschappelijk - hulp- en veiligheidsdiensten / specifieke vorm van maatschappelijk - explosievenoefenlocatie
Specifieke vorm van maatschappelijk - explosievenoefenlocatie
De aanduiding specifieke vorm van maatschappelijk - explosievenoefenlocatie is opgenomen ter hoogte van de handgranatenbaan. Deze aanduiding is opgenomen om deze specifieke risicovolle functie te beperken in verband met invloed op andere gebruiksfuncties.
Ecologische waarde
Ter bescherming van de natuurwaarden buiten de EHS, is de aanduiding 'ecologische waarde' gebruikt. In de regeling is voorzien in een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, waarmee behoud is nagestreefd. Deze omgevingsvergunning kan niet worden verleend indien de ecologische waarden worden geschaad. Dat is zeker het geval bij bebouwing. Bebouwing is daarmee uitgesloten.
De betreffende gebieden zijn ook van betekenis voor de waterhuishouding in relatie tot de ecologische waarden. Vandaar dat de waterhuishouding ook in de bestemmingsomschrijving als belang is vermeld. Verdere regelgeving is niet nodig, aangezien de Keur hierin voldoende voorziet.
Munitiedepot
De aanduiding 'munitiedepot' is opgenomen voor het munitiedepot waar de munitie voor de Politieacademie en andere hulp- en veiligheidsdiensten worden opgeslagen. Deze aanduiding is opgenomen om deze specifiek risicovolle functie te begrenzen, in verband met de invloed op andere gebruiksfuncties.
Specifieke vorm van groen - bomenrij
In het gebied rondom het voormalige exercitieplein zijn bomenrijen aanwezig, die op termijn worden aangevuld. De bomen hebben een bepaalde waarde vanwege het geometrische beplantingspatroon. Vooralsnog vindt bescherming via de APV en de kapverordening plaats.
Het gebied is aangeduid met 'wetgevingszone - wijzigingsgebied'. Met de bijbehorende wijzigingsbevoegdheid (lid 3.6.2) is het mogelijk dat het gebied op termijn wordt voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - bomenrij'. In de regeling is hieraan een omgevingsvergunning gekoppeld voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden. Behoud van de bomen is daarmee ook via het bestemmingsplan gewaarborgd. Gekozen is voor een vlak en geen gedetailleerde plaatsaanduidingen. Nieuwe aanplant in het stramien van de bomenrijen is daarmee ook beschermd.
Toepassing van de wijzigingsbevoegdheid is mogelijk nadat het eigendom en beheer van de gronden in het plangebied bij één instantie zijn geconcentreerd. Dit kan op een gegeven moment door de Politieacademie worden gemeld, gecombineerd met een verzoek tot toepassing van de wijzigingsbevoegdheid. Dit is reëel te verwachten gezien de inspanning die voor het Groenbeheerplan zijn geleverd. Het is evenzogoed denkbaar dat in het kader van vergunningverlening of periodieke beoordeling van eigendom van percelen, de samenvoeging tot één eigendom (Politieacademie) wordt geconstateerd. De gemeente kan dan zelf tot planwijziging overgaan.
De aanduiding voor de bomenrij en vermelding hiervan in de bestemmingsomschrijving alsmede het daaraan gekoppelde stelsel voor omgevingsvergunning, sorteren alvast voor op toepassing van de wijzigingsbevoegdheid. Opname hiervan in de regels heeft geen directe werking, omdat de aanduiding niet op de verbeelding is opgenomen.
Water
De bestaande hoofdwatergang wordt behouden, de overige watergangen zijn niet met een aanduiding aangegeven.
Zend- en ontvangstinstallatie
Aan de westzijde van het plangebied is een zend- en ontvangstinstallatie aanwezig.
Figuur 6.2. Gebieden ecologische waarden, munitiedepot, bomenrij (wetgevingszone - wijzigingsgebied), water, zend- en ontvangstinstallatie
Militair terrein en militaire zaken
Voor het duidelijk verbeelden van de functie van Defensie zijn de aanduidingen 'militair terrein' en 'militaire zaken' hiervoor toegevoegd. Deze benamingen zijn ontleend aan de functielijst, die als bijlage 5 bij de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 is opgenomen. Toepassing van deze lijst en daarmee de benamingen is verplicht gesteld in het Besluit ruimtelijke ordening is onder afdeling 1.2. In de lijst is tevens 'militaire luchthaven' opgenomen. Die functie is niet toegevoegd, omdat het hier niet om een vliegbasis gaat, zoals in Woensdrecht. Dit neemt niet weg dat binnen de geldende omgevingsvergunning voor milieu, bepaalde vliegbewegingen zijn toegestaan. Die behoren tot 'militair terrein'.
De aanduidingen worden als volgt aan de bestemming Maatschappelijk toegevoegd:
Daaruit volgt dat deze functies zijn toegestaan, naast de functie 'kennis-, oefen- en trainingscentrum voor hulp- en veiligheidsdiensten'. Het gebruik voor de functies is tegelijkertijd mogelijk. In feite wordt hiermee het bestaande gebruik bevestigd.
Over enige tijd kan de defensiefunctie worden beëindigd. In verband hiermee is een wijzigingsbevoegdheid toegevoegd, die het mogelijk maakt de aanduidingen 'militair terrein' en 'militaire zaken' te laten vervallen. Als voorwaarde wordt opgenomen dat dit plaatsvindt na instemming door de eigenaar/gebruiker.
Figuur 6.3. Gebied aanduidingen 'militair terrein' en 'militaire zaken'
Bouwmogelijkheden
De huidige bebouwingsmogelijkheden (bebouwingspercentage en bouwhoogten) zijn overgenomen en daar waar nodig geactualiseerd. Actualisatie heeft voornamelijk plaatsgevonden in verband met het verkleinen van het plandeel dat voor bebouwing in aanmerking komt. Het bebouwingspercentage is 18% of 50%. De bouwhoogte van gebouwen varieert van 8 tot 12 meter. De klimtoren, die wordt uitgevoerd als gebouw, is begrensd tot 100 m2 en een bouwhoogte van 30 m. Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt een hoogtemaat van maximaal 12 meter opgenomen. Uitzondering hierop zijn de kraan en de antennemast. Voor deze objecten wordt uitgegaan van een hoogtemaat van 30 meter, gelijk aan de klimtoren. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - explosievenoefenlocatie' zijn gebouwen toegestaan als oefenobject voor het gebruik van explosieven. De oppervlakte van deze gebouwen bedraagt in totaal niet meer dan 250 m² en heeft een inhoud van maximaal 600 m³. Daarnaast is een bouwhoogte van maximaal 6 m toegestaan.
Figuur 6.4. Gebieden bebouwingspercentage
Figuur 6.5. Bouwhoogte gebouwen
Figuur 6.6. Gebied voor objecten
Natuur
Deze bestemming is gegeven aan de grotere boselementen. Behoud van de natuurwaarden wordt wenselijk geacht. Vandaar dat tevens is voorzien in een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden.
Figuur 6.7. Begrenzing bestemming Natuur (groen)
Dit hoofdstuk omvat de volgende vijf artikelen.
De aandacht voor handhaving neemt de laatste jaren sterk toe. Zowel de hogere overheden als de burgers spreken de gemeente in toenemende mate aan op het handhaven van de eigen regels en de rechter spreekt zich nadrukkelijk uit over de verplichtingen die gemeentebesturen hebben om de eigen regelgeving te handhaven.
Het bestemmingsplan vervult een aantal functies op het gebied van handhaving. Een bestemmingsplan is toekomstgericht. Het geeft een beeld van de te verwachten ruimtelijke ontwikkelingen en verwoordt het gemeentelijk beleid ten aanzien van de ontwikkelingen. Eveneens functioneert het bestemmingsplan als toetsingskader voor bouwplannen en andere werkzaamheden. Hierdoor is het bestemmingsplan bindend voor burgers, bedrijven, instanties en overheid. Om ervoor te zorgen dat handhaving van het bestemmingsplan in de praktijk met succes kan worden afgedwongen, dient aan het volgende te worden voldaan:
De grondslag voor een goed werkend handhavingsbeleid wordt gevormd door een grondige inventarisatie van de feitelijke situatie (grondgebruik, bebouwing) van het plangebied bij de opstelling van het bestemmingsplan en een deugdelijk mutatiesysteem bij de uitvoering van het bestemmingsplan. Onderdeel van dit mutatiesysteem is een goede registratie van verleende vergunningen. Bij de opstelling van dit bestemmingsplan heeft een grondige inventarisatie plaatsgevonden van de feitelijke situatie (zie hoofdstukken 2 en 5). Daarnaast vindt registratie plaats van verleende vergunningen.
Handhaving kan plaatsvinden via publiekrechtelijke, privaatrechtelijke en strafrechtelijke weg. Dit laatste is afhankelijk van het Openbaar Ministerie. In het ruimtelijk bestuursrecht is de gemeente op grond van de Gemeentewet bevoegd tot het toepassen van bestuursdwang (bestuursrechtelijke handhaving bestaat uit het opleggen van een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom) ten aanzien van ontwikkelingen die strijdig zijn met de bepalingen van het bestemmingsplan. Deze vormen van handhaving vallen onder de zogenoemde repressieve handhaving. Hiermee wordt gedoeld op de middelen en/of het instrumentarium waarmee de gemeente naleving kan afdwingen, dan wel tegen normafwijkend gedrag correctief kan optreden.
Daarnaast wordt onderscheiden de preventieve handhaving. Deze komt voornamelijk tot uitdrukking in het toezicht op het gebruik van gronden en gebouwen. Preventieve handhaving geschiedt over het algemeen door informele middelen waaronder bijvoorbeeld informeel contact tussen de met handhaving belaste personen en de grondgebruikers. Hoewel het effect van dergelijke middelen niet goed meetbaar is, wordt aan deze middelen toch zeker betekenis toegekend.
Ook zijn in het bestemmingsplan voor zover nodig, instrumenten van toezicht opgenomen. Gedoeld wordt op de ontheffingsbevoegdheden, wijzigingsbevoegdheden, de bevoegdheid nadere eisen te stellen en de mogelijkheid aanleg- en sloopvergunningen te verlenen. Deze instrumenten maken een toetsing mogelijk voordat met de beoogde activiteit (bouwen, gebruiken, het verrichten van werken en/of werkzaamheden) een aanvang wordt gemaakt. De te nemen besluiten op basis van de genoemde bevoegdheden dienen te berusten op een deugdelijke motivering.
Het bestemmingsplan is gericht op het bevestigen en regelen van het huidige gebruik en het actualiseren van de bestemmingsregeling. Het plan dient daarom te worden beschouwd als een beheersplan waarin geen ruimtelijke ontwikkelingen zijn voorzien.
Voor zover sprake is van ontwikkelingen is een anterieure overeenkomst gesloten met de betreffende partijen (Politieacademie, Staat). Een exploitatieplan is niet nodig.
Het bestemmingsplan brengt als zodanig geen financiële consequenties met zich mee voor de gemeente. Daarmee is de economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan in voldoende mate aangetoond.
De procedures voor vaststelling van een bestemmingsplan zijn door de wetgever geregeld. Aangegeven is dat tussen gemeente en verschillende instanties overleg over het plan moet worden gevoerd alvorens een ontwerpplan ter visie gelegd kan worden.
Tevens is het plan voorgelegd aan de overlegpartners (op grond van artikel 3.1.1, lid 1, van het Bro) waarop zes reacties zijn binnengekomen.
Provincie Noord-Brabant (brief 6 juni 2012)
Samenvatting
De provincie heeft bekeken hoe het bestemmingsplan zich verhoudt tot de provinciale belangen die op basis van het provinciaal ruimtelijke beleid relevant zijn. Het voorontwerpbestemmingsplan geeft geen aanleiding tot het maken van opmerkingen.
Gemeentelijke reactie
Uit deze overlegreactie kan worden afgeleid dat de provincie Noord-Brabant instemt met de beoogde ontwikkelingen, de gegeven onderbouwing met onderzoeksresultaten en daarop afgestemde regeling. Hieruit volgt dat er overeenstemming is wat betreft het aanpassen van de provinciale aanduidingen inzake de Groenblauwe mantel en EHS. De procedure daarvoor is inmiddels doorlopen. Een uitzondering daarop is de handgranatenbaan. Deze is tot op heden steeds in gebruik gebleven als oefenlocatie voor explosieven. Ten tijde van het verzoek tot herbegrenzing van de EHS in 2014 bestond het voornemen het gebruik van deze locatie voor oefendoeleinden te beëindigen. De inzichten daaromtrent zijn gewijzgd en het huidige gebruik wordt voortgezet. Daarom is voor deze locatie de bestemming Maatschappelijk opgenomen. Het betreft een zeer specifiek gebruik met een incidenteler karakter dan de andere oefenlocaties, dit is ook geborgd door middel van een functieaanduiding.
Conclusie
In de toelichting wordt melding gemaakt van de instemming door de provincie Noord-Brabant. Ook worden het gebruik en de bestemming van de handgranatenbaan in relatie tot de EHS toegelicht.
Waterschap Brabantse Delta (brief 23 april 2012)
Samenvatting
Gemeentelijke reactie
Conclusie
Brandweer Midden- en West-Brabant (brief 5 juni 2012)
Samenvatting
Gemeentelijke reactie
Conclusie
Deze overlegreactie leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.
Commando DienstenCentra, Ministerie van Defensie, divisie vastgoed en beveiliging (brief 5 juni 2012)
Samenvatting
Gemeentelijke reactie
Conclusie
Vereniging Natuur- en Milieu Namiro Hoogerheide (brief 4 juni 2012)
Samenvatting
Gemeentelijke reactie
Conclusie
Tennet (brief 9 mei 2012)
Samenvatting
Tennet geeft aan dat in het plangebied geen boven- of ondergrondse hoogspanningsleidingen aanwezig zijn. Er zijn derhalve ook geen op- of aanmerkingen ten aanzien van het voorontwerpbestemmingsplan.
Gemeentelijke reactie
De gemeente neemt de opmerking voor kennisgeving aan. Een aanpassing van het ontwerpbestemmingsplan is niet nodig.
Conclusie
De overlegreactie leidt niet tot aanpassingen van het bestemmingsplan.
Vanaf 26 april 2012 tot en met 6 juni 2012 heeft het voorontwerpbestemmingsplan “Politieacademie Ossendrecht” voor iedereen ter inzage gelegen. Gedurende deze periode zijn drie inspraakreacties op het plan ingediend. Alle aspecten die wel in de inspraakreacties zijn vermeld, maar die niet in de samenvatting zijn weergegeven, zijn in de overwegingen van de verwerking betrokken.
Zoals aangegeven heeft het voorontwerpbestemmingsplan Politieacademie Ossendrecht de inspraak- en overlegprocedure doorlopen in 2012. Nadien is tussen de grondeigenaren en oorspronkelijke gebruikers (Politieacademie, Staat en Bavogroep) overleg gevoerd over de toekomstige situatie. Dit heeft geresulteerd in verwerving van het PBG-deelgebied door de Politieacademie (2014). Voorts is het de wens dat het gedeelte van Defensie, in de toekomst ook in eigendom van de Politieacademie komt.
In deze periode heeft ook aanpassing van de EHS-begrenzing plaatsgevonden. Daarvoor zijn afzonderlijke rapportages opgesteld op basis waarvan overleg is gevoerd met de provincie. Dit heeft geresulteerd in overeenstemming over de aanpassing van de begrenzing.
Een en ander verklaart de tijd die ligt tussen de terinzagelegging van het voorontwerpbestemmingsplan en de huidige terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan. De tussentijdse bijstellingen op het gebied van beleid zijn in dit ontwerpbestemmingsplan verwerkt. Dit heeft verder geen invloed gehad op de opzet van het bestemmingsplan.
DAS rechtsbijstand verzekeringsmaatschappij, mr M.M. Breukers, namens J. de Blank, Pannenhoef 25, 4641 ST, Ossendrecht (brief 31 mei 2012)
Samenvatting
Gemeentelijke reactie
Conclusie
Steins Bisschop Schepel, Verlengde Tolweg 2, 2517 JV, Den Haag, namens WTZi Vastgoed PBG BV, Prins Mauritslaan 6, 2582 LR, Den Haag (brief 4 juni 2012)
Samenvatting
Gemeentelijke reactie
In het bestemmingsplan en in het Groenbeheerplan is nog uitgegaan van de aanwezigheid van de Parnassia Bavogroep. Inmiddels zijn de gronden in eigendom van de Politieacademie. Vandaar dat nu wordt voorgesorteerd op het eventueel in gebruik nemen van die locatie door de Politieacademie. Met het gebruik door de Politieacademie wordt rekening gehouden en dat wordt ook toelaatbaar gesteld. De overige onderdelen van de inspraakreactie zijn daardoor niet meer actueel.
Conclusie
DAS rechtsbijstand verzekeringsmaatschappij, mr M.M. Breukers, namens de heer en mevrouw De Jong-Blanksma, Putsweg 60, 4641 SL, Ossendrecht (brief 6 juni 2012)
Samenvatting
Gemeentelijke reactie
Conclusie
In de toelichting wordt meer duidelijkheid geboden over de begrenzing van de aanduidingsvlakken.
Het ontwerp van het bestemmingsplan Bestemmingsplan Politieacademie Ossendrecht heeft vanaf 26 januari 2018 6 weken ter inzage gelegen in het kader van de vaststellingsprocedure ex artikel 3.8 Wet ruimtelijke ordening. Binnen deze termijn kon een ieder zijn of haar zienswijze indienen. Bij de gemeente zijn gedurende deze periode 5 zienswijzen ingediend. Een aantal zienswijzen leidt tot een gewijzigde vaststelling van het bestemmingsplan. Naar aanleiding van een opmerking van het Waterschap Brabantse Delta (geen zienswijze) is het bestemmingsplan ambtshalve aangepast. De samenvatting van de zienswijzen en de beantwoording daarvan, alsmede de ambtshalve aanpassing, zijn opgenomen in de Nota Beantwoording zienswijzen en ambtshalve aanpassingen. Deze nota is als bijlage 13toegevoegd aan de toelichting.
Overzicht van de doorgevoerde wijzigingen in het bestemmingsplan:
Toelichting
Waar nodig is de voorgaande toelichting aangepast aan de gewijzigde vaststelling. De paragraaf Kabels en Leidingen is aangevuld.
Regels en verbeelding
Het betreft de volgende aanpassingen: