direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Woonlocatie Laarzicht, Middelrode
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0845.BP2023BLCLaarzicht-ON01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

Dit bestemmingsplan voorziet in de planologische basis voor de realisatie van 116 woningen in het gebied tussen de straten Zandstraat, Diepven en de Christinastraat in Middelrode, zoals weergegeven op de hierna opgenomen afbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0845.BP2023BLCLaarzicht-ON01_0001.png"

LIGGING PLANGEBIED

Het initiatief bestaat uit twee onderdelen zijnde 'Woonlocatie Laarzicht' en 'Herinrichting Noddevelt'.

'Herinrichting Noddevelt' ziet op de herinrichting van het agrarisch bedrijf aan de Zandstraat 37 waarbij een deel van de gronden wordt omgezet naar een woonbestemming en de overige gronden bestemd worden ten behoeve van een paardenhouderij met bijbehorende bedrijfswoning.

Het initiatief past niet binnen het vigerende bestemmingsplan 'Buitengebied Sint-Michielsgestel'. De gemeente Sint-Michielsgestel heeft aangegeven medewerking te willen verlenen aan het initiatief door middel van een bestemmingsplanwijziging.

1.2 Ligging en kadastrale begrenzing

De navolgende afbeelding geeft de topografische situatie van het te ontwikkelen gebied weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0845.BP2023BLCLaarzicht-ON01_0002.png"

TOPOGRAFISCHE SITUATIE

Op onderstaande afbeelding is de kadastrale situatie weergegeven. Tevens is de plangrens van voorliggend ontwikkelingsgebied ingetekend.

afbeelding "i_NL.IMRO.0845.BP2023BLCLaarzicht-ON01_0003.png"

KADASTRALE SITUATIE

De gronden zijn kadastraal bekend gemeente Sint-Michielsgestel, sectie M, nummers 404, 568, 824, 990, 1028, 1037, 1038, 1042, 1081, 1082, 1101, 1162, 1203, 1186, 1187. De totale oppervlakte van het plangebied bedraagt circa 14 ha. In onderstaande tabel zijn de perceelnummers en eigenaren weergegeven.

Perceel   Eigenaar  
M 824, 990, 1028, 1082   Eigenaren Christinastraat 1  
M 1081, 1162, 1203, 1042,   Ruimte voor Ruimte  
M 568, 1101, 1186, 1187   Eigenaren Zandstraat 37  
M 1042   Eigenaren Zandstraat 33  
M 1037, M 1038   Eigenaren Zandstraat 35  
M 404   Waterschap  

1.3 Vigerend bestemmingsplan

Ter plaatse van het plangebied vigeert het bestemmingsplan 'Buitengebied Sint-Michielsgestel', onherroepelijk door de uitspraak van de Raad van State d.d. 31 oktober 2012. De navolgende afbeelding geeft een uitsnede van de vigerende verbeelding. De ligging van het plangebied is rood omlijnd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0845.BP2023BLCLaarzicht-ON01_0004.png"

UITSNEDE VERBEELDING VIGEREND BESTEMMINGSPLAN

Enkelbestemmingen

Ter plaatse van het plangebied zijn de gronden als Agrarisch, Water en Wonen aangeduid.

Agrarisch

Ter plaatse van de enkelbestemming Agrarisch zijn de gronden onder meer aangewezen voor:

  • een agrarische bedrijfsuitoefening;
  • agrarisch gebruik;
  • een grondgebonden bedrijf;
  • ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsconcentratie', een bebouwingsconcentratie;
  • wonen in een bedrijfswoning;
  • ter plaatse van de aanduiding 'archeologische verwachtingswaarde 2', het behoud, herstel en ontwikkeling van de waarden, in het bijzonder voor het op de verbeelding aangeduide archeologische verwachtingswaarde;
  • agrarisch natuurbeheer en/of landschapsbeheer;
  • extensief dagrecreatief medegebruik;
  • paden, wegen en parkeervoorzieningen;
  • water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

Water

Ter plaatse van de enkelbestemming Water zijn de gronden onder meer aangewezen voor:

  • water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • waterberging;
  • ecologische natuurwaarden;
  • waterlopen en daarbij behorende oevervoorzieningen;
  • kruisingen en overbruggingen ten behoeve van verkeersdoeleinden;
  • extensief recreatief medegebruik;
  • infiltratievoorzieningen;
  • beheer en onderhoud van waterlopen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

Wonen

Ter plaatse van de enkelbestemming Wonen zijn de gronden onder meer aangewezen voor:

  • wonen in een woning;
  • tuinen, erven en terreinen;
  • parkeervoorzieningen;
  • water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • groenvoorzieningen.

Dubbelbestemmingen

Daarnaast geldt voor het plangebied de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 1 en Waarde - Archeologie 4.

Waarde - Archeologie 1

De voor Waarde – Archeologie 1 aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische waarden, in concreto terreinen van kleinere bewoningskernen en de ondergrond van cultuurhistorisch waardevolle gebouwen en kastelen.

Voor ingrepen met een oppervlakte groter dan 30 m2 en dieper dan 0,3 m is een onderzoeksverplichting opgenomen.

Waarde - Archeologie 4

De voor Waarde – Archeologie 4 aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische waarden, in concreto terreinen met een hoge verwachting voor de periode Neolithicum tot Middeleeuwen en/of terreinen met een middelhoge verwachting. Voor ingrepen met een oppervlakte groter dan 100 m2 en dieper dan 0,5 m is een onderzoeksverplichting opgenomen.

Gebiedsaanduidingen

Verder geldt voor delen van het plangebied de gebiedsaanduiding reconstructiewetzone - verwervingsgebied, bebouwingsconcentratie, archeologische verwachtingswaarde 2. Voor deze gebiedsaanduidingen gelden specifieke regels. Deze specifieke regels zijn opgenomen in de bestemming waarbinnen dit geldt.

Conclusie

Het initiatief betreft Woonlocatie Laarzicht met de realisatie van 116 woningen in het gebied tussen de straten Zandstraat, Diepven en de Christinastraat in Middelrode en de Herinrichting Noddevelt met de daarbij behorende planologische aanpassingen. Het initiatief past niet binnen het vigerende bestemmingsplan 'Buitengebied Sint-Michielsgestel'. Een herziening van het bestemmingsplan is daarom noodzakelijk.

Hoofdstuk 2 Gebiedsanalyse

2.1 Inleiding

Dit hoofdstuk geeft een ruimtelijk-functionele analyse van het plangebied weer, gebaseerd op de lagenbenadering. Er wordt ingegaan op de ontstaangeschiedenis, de opbouw van het bodem- en grondwatersysteem, de eigenschappen en functies van de netwerken ter plaatse van het plangebied en de occupatielaag waar de ruimtelijk en functionele structuur wordt omschreven.

2.2 Ontstaangeschiedenis

Middelrode is een dorp in de provincie Noord-Brabant en is gelegen in de Meierij van 's-Hertogenbosch langs de rivier de Aa en is ontstaan ten zuidwesten van de rivier de Aa. Dit gebied is een landstreek in oostelijk Noord-Brabant dat historisch het noordoostelijke kwartier van het hertogdom Brabant vormde.

Op de plaats waar de Assendelftseweg, de Brugstraat en de Kapelstraat elkaar kruisen nabij de brug over de rivier de Aa, ligt de oorspronkelijke dorpskern van Middelrode. Al in de 14e eeuw was bij deze doorwaadbare plaats in de rivier de Aa een houten brug gebouwd. Deze was onderdeel van een oude handelsroute die de stad Luik verbond met het Land van Ravenstein. Bij deze rivierovergang ontstonden in de 13e en 14e eeuw enkele herbergen met brouwerijen, het kasteeltje Assendelft (toen nog geheten Ten Bergulen).

Omstreeks 1800 is de dorpskern verschoven naar de rechterzijde van de rivier de Aa, op de plaats waar herberg de Driezeeg gelegen was. De dorpskern van Middelrode bij de Driezeeg werd zwaar beschadigd gedurende het einde van de Tweede Wereldoorlog, in oktober 1944, waarbij de meeste woningen onherstelbaar beschadigd werden. Na de Tweede Wereldoorlog, in de jaren '60-'70, is de dorpskern opnieuw ingericht, waarbij het aangezicht ervan volledig veranderd is en in niets lijkt op de situatie van vóór de Tweede Wereldoorlog. Tussen het originele lint van de Julianastraat en de landweg Christinastraat is het dorp in westelijke richting flink uitgebreid. Vanuit de ondergrond (de hoger gelegen dekzandrug tussen de beekdalen in) is dit ook een logische uitbreiding geweest.

Eind jaren '70 is de noordelijke dorpsrand aan de Christinastraat uitbreid richting de Zandstraat. Gezien de nabijheid van het centrum en de onmogelijkheden ten zuiden van Middelrode (beekdal Aa) was dit een logische uitbreiding. Om destijds voldoende drooglegging voor de woningen te realiseren is het lager gelegen weiland opgehoogd. Dit hoogteverschil is nu nog goed te zien op de hoogtekaarten en aan de achterzijde van de woningen aan de noordzijde van het Diepven. Eind jaren '90 en begin 2000 zijn vervolgens de woningen aan het Diepven gerealiseerd. Daarmee is een eerste stap gezet om buiten de geënte noordelijke dorpsrand (Christinastraat) uit te breiden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0845.BP2023BLCLaarzicht-ON01_0005.png"

TOPOGRAFISCHE KAARTEN VAN MIDDELRODE OMSTREEKS: 1900, 1980, 2000, 2021

Het landschap ten noorden van het plangebied dat grofweg tussen Oud Laar, Laar en de Zandstraat in ligt, is sinds lange tijd in gebruik voor landbouw. Halverwege de 18e eeuw liep hier de Wambergse Loop doorheen, een meanderendebeek die geflankeerd werd door natuurlijke oevers en kleine boscomplexen. Door de jaren heen heeft er meer ontginning plaatsgevonden en leidde dat tot meerdere kleinschalige strokenverkavelingen. Deze landschappelijke kwaliteit is door schaalvergroting en ruilverkaveling grotendeels verdwenen. Ook het landschap is nu grootschaliger en opener. Het meanderende beekje heeft inmiddels plaatsgemaakt voor rechte perceelsloten tussen de agrarische percelen en de begroeiing is grotendeels verdwenen. Het plangebied maakt onderdeel uit van het grootschalige agrarische landschap. De agrarische percelen worden op plaatsen strak begeleid door sloten.

2.3 Ondergrond

De ondergrondlaag bestaat uit een abiotisch, een biotisch en een watersysteem. Samen vormen deze het ondergrondsysteem ook wel bodem- en grondwatersysteem genoemd.

2.3.1 Geomorfologie

De kern Middelrode is (samen met Berlicum) ontstaan op een hoger gelegen dekzandrug tussen drie beekdalen in. Ten zuiden ligt het beekdal van de Aa met bijbehorende nattere overstromingsvlaktes. Ten noorden ligt het beekdal van de voormalige Wambergse Loop die in het verleden uitmondde in de Leigraaf (beekdal ten oosten), beide aangeduid als beekdalbodem met meanderruggen en geulen. Deze geomorfogische verdeling zorgde voor relatief drogere akkergronden aan de noordzijde en lager gelegen vochtige weidegronden aan de zuidzijde van de kern. De randen van het plangebied bestaan uit twee dekzandruggen ter plaatse van de Zandstraat en Oud Laar, dit zijn van oudsher de hoger gelegen bebouwingslinten. Daar tussen in ligt een dekzandvlakte, vaak gebruikt als akkergronden. Een deel van het plangebied is geclassificeerd als bestaande kern. De voormalige Wambergse Loop, een meanderende beek die geflankeerd werd door natuurlijke oevers en kleine boscomplexen ten noorden van het plangebied is er niet meer. Door de jaren heen heeft er meer ontginning plaatsgevonden leidde tot meerdere kleinschalige strokenverkavelingen. Deze landschappelijke kwaliteit is door schaalvergroting en ruilverkaveling grotendeels verdwenen. Ook het landschap is nu grootschaliger en meer open. Het meanderende beekje heeft inmiddels plaatsgemaakt voor rechte perceelsloten tussen de agrarische percelen en de begroeiing is grotendeels verdwenen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0845.BP2023BLCLaarzicht-ON01_0006.jpg"

GEOMORFOLOGIE (BODEMATLAS)

2.3.2 Bodem

Landschappelijk is het verschil tussen de zuid- en noordzijde van de kern duidelijk waarneembaar. Noordelijk van de kern liggen de hoger gelegen gronden die worden gebruikt als bouwland. De percelen zijn groot, er zijn weinig bomen of kavelbeplantingen. Het gebied is daardoor zeer open. De laaggelegen beekgronden ten zuiden van de kern worden afwisselend gebruikt als akker of weiland. Het betreft hier een besloten landschap, de percelen zijn klein en er is nog vrij veel kavelbeplanting aanwezig. Open stukken worden afgewisseld met kleine bosjes. Dit (agrarisch) grondgebruik is gedeeltelijk terug te zien in de bodemkaart (donker bruine gronden en licht groene gronden).Op de bodemkaart, zie de uitsnede die hieonder is opgenomen, is het plangebied aangewezen als 'Hoge zwarte enkeerdgronden; leemarm en zwak lemig fijn zand' (donkerbruine aanduiding). Dit zijn gronden die door de jaren heen zijn bemest met dierlijke mest en plaggen ten behoeve van de akkerbouw.

afbeelding "i_NL.IMRO.0845.BP2023BLCLaarzicht-ON01_0007.jpg"

BODEMKAART (BODEMATLAS)  

2.3.3 Reliëf

In het landschap ten noorden van Middelrode zijn relatief kleine hoogteverschillen aanwezig. Het oude beekdal van de Wambergse Loop is nog licht herkenbaar (vanuit Laar richting Kameren). De meanderende beek is er niet meer, maar de vele perceelsloten verraden nog wel dat deze nodig zijn om al het water af te voeren. Ten zuiden van de kern zie je duidelijk het lager gelegen beekdal van de Aa. Middelrode en Berlicum liggen parallel hieraan op de hoger gelegen dekzandrug.

In grote delen van het plangebied ligt het maaiveld tussen de circa NAP +5,8 m en NAP + 6,1 m. Er is een duidelijk hoogteverschil tussen de huidige bebouwde kern en het landschap ter hoogte van het plangebied. Dit scheelt zeker 0,7 m tot 1 m hoogte. De huidige kern, de Zandstraat en Oud Laar zijn van oudsher hoger gelegen delen. De woningen rondom het Diepven zijn bij de realisatie waarschijnlijk opgehoogd. Dit is nog goed te zien aan de lager gelegen tuinen van de woningen aan de Zandstraat en Christinastraat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0845.BP2023BLCLaarzicht-ON01_0008.jpg"

HOOGTEKAART (AHN)

2.3.4 Water

Rondom het plangebied en ook in het plangebied is oppervlaktewater aanwezig in de vorm van waterlopen en greppels. Volgens de Leggerkaart oppervlaktewaterlichamen van Waterschap Aa en Maas (zie afbeelding 'Legger Waterschap Aa en Maas') betreft het een A-watergang (blauw-oranje lijn) die vanaf het plangebied richting het noorden stroomt en diverse B-watergangen (groene lijnen) die aansluiten op de A-watergang. De overige watergangen/greppels zijn (agrarische) perceelsloten en hebben geen status vanuit de legger van het waterschap. Deze watergangen betreffen onder andere de waterloop aan de achterzijde van de woningen aan het Diepven en de (agrarische) perceelsloot die tussen de Woonlocatie Laarzicht en Herinrichting Noddevelt in liggen.

Aan de hand van twee peilbuizen, die zich op circa 800 m van de planlocatie bevinden, is een inschatting gemaakt van de GHG voor het projectgebied. Voor de bepaling van de GHG is de peilbuis ten oosten van de projectlocaties gehanteerd, deze heeft een GHG van NAP + 5,6 m. Deze ligt dus rond de 0,50 m beneden het huidige maaiveld. Het plangebied ligt in grondwatertrap IVc met een bijbehorende GHG van >80 cm onder maaiveld.

Uit de resultaten van het infiltratieonderzoek kan worden geconcludeerd dat de infiltratiesnelheid over het algemeen matig is. Verticale infiltratie is door de fijn zandige bodemsamenstelling beperkt. Hiermee dient rekening gehouden te worden door de inpassing van voldoende waterberging. Dit betekent dat er naar voldoende oppervlak gezocht moet worden om het hemelwater ten gevolgen van de ontwikkeling te kunnen bergen. In de waterparagraaf (paragraaf 5.3)wordt hier nader op ingegaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0845.BP2023BLCLaarzicht-ON01_0009.jpg"

LEGGER WATERSCHAP AA EN AMAAS  

afbeelding "i_NL.IMRO.0845.BP2023BLCLaarzicht-ON01_0010.jpg"

GRONDWATERTRAPPEN (BODEMATLAS)

2.4 Netwerklaag

Netwerken kennen hoge aanloopkosten en lange aanlooptijden. Belangrijke veranderingen in deze laag duren circa 20 tot 80 jaar. Deze netwerken vormen een belangrijke voorwaarde voor de stedelijke en economische dynamiek. Bij de ruimtelijke planvorming is het essentieel de eigenschappen en functies van deze netwerken in beeld te brengen en de eisen die deze stellen aan de ruimte vast te leggen.

2.4.1 Groennetwerk

Het plangebied is niet gelegen in een Natura2000-gebied, maar ligt op een ruime afstand van ten minste 7,9 km hier vandaan. Daarnaast ligt het plangebied ook niet binnen de begrenzing van het Natuurnetwerk Brabant (NNB). Het meest nabij gelegen gebied dat als NNB is aangewezen, ligt op enkele honderden meters ten zuiden van het gebied in het beekdal van de Aa.

Rondom en binnen het plangebied staan enkele bomen en lanen op de bomenlijst van de gemeente Sint-Michielsgestel. Binnen het plangebied staat een waardevolle boom (plantaan) in de voortuin van Christinastraat 1. Daarnaast staan er diverse andere bomen op het perceel van Christinastraat 1. Langs de perceelsloot tussen het Woonlocatie Laarzicht en Noddevelt staat een houtsingel. Verder komt er geen opgaand groen in het plangebied voor. De Zandstraat heeft aan weerszijde een sterke laanbomen structuur. De Christinastraat wordt ook begeleid door laanbomen, echter voornamelijk aan de zijde van het plangebied. Met de voorgenomen ontwikkeling blijft de structuur van de laanbomen behouden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0845.BP2023BLCLaarzicht-ON01_0011.jpg"

KAART BOMENLIJST  

Om een indruk te verkrijgen van de (mogelijk) aanwezige beschermde planten- en diersoorten binnen het onderzoeksgebied is een verkennend flora- en faunaonderzoek uitgevoerd (zie paragraaf 5.2.3.2). Binnen het onderzoeksgebied en in de omgeving is het leefgebied van de steenuil en de das aangetroffen. Door de geplande ontwikkeling gaat een deel van deze leefgebieden verloren en is een compensatie- en mitigatieplan te worden opgesteld en uitgevoerd. De beschrijving van dit compensatie- en mitigatieplan is in 5.2.3.5 opgenomen.

2.4.2 Verkeersnetwerk

De hoofdontsluiting van Middelrode bestaat uit de Julianastraat-Driezeeg-Gouveneursweg in west oostelijke richting en de Zandstraat-Pastoor Verlindenstraat in noord zuidelijke richting. Beide hoofdwegen komen samen op de rotonde aan de zuidzijde van Middelrode. De wegen direct rondom Woonlocatie Laarzicht zijn Diepven, Christinastraat en Zandstraat. Het Diepven is een relatief jonge woonstraat met een normaal profiel en aan weerszijde woningen dicht aan de straat. De straat sluit aan de oostzijde aan op de Zandstraat en aan de westzijde op de Christinastraat. De Christinastraat betreft van oudsher een dijklint dat vanaf de kern (Driezeeg) het buitengebied richting het noorden in liep. Inmiddels is de weg aan de oostzijde verbonden met de Zandstraat en is er een directere verbinding met Julianastraat middels de Molenstraat. Het betreft een relatief smalle weg met volwassen laanbomen aan de noordzijde en woningen aan de zuidzijde. De Zandstraat is van oudsher een dijklint dat vanaf de kern (Driezeeg) het buitengebied richting het noordoosten in liep. Nu is de Zandstraat de ontsluitingsweg van Middelrode naar het noordoosten. Het betreft een brede weg met aan weerszijde volwassen laanbomen met veelal vrijstaande woningen in de kern en agrarische percelen in het buitengebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0845.BP2023BLCLaarzicht-ON01_0012.jpg"

KAART VERKEERSSTRUCTUUR

In zijn huidige gebruik kent het plangebied ter plaatse van de agrarische gronden geen ontsluitingsfunctie voor de dorpskern van Middelrode. De woningen en bijhorende schuren en bijgebouwen ter plaatse van de agrarische gronden rondom de woningen van Christinastraat 1 worden in de huidige situatie middels drie ontsluitingen op de Christinastraat ontsloten. Noddevelt wordt in de huidige situatie middels twee ontsluitingen op de Zandstraat ontsloten. De bestaande woningen aan de Zandstraat 33 en 35 worden eveneens middels ontsluitingen op de Zandstraat ontsloten.

2.5 Occupatielaag

De occupatielaag kent een hoge veranderingssnelheid. Veranderingen voltrekken zich veelal binnen één generatie (10 tot 40 jaar). Feitelijk bestaat de occupatielaag uit de gebruikspatronen die voortkomen uit het menselijk gebruik van de ondergrond en de netwerken. Bij de planning van de occupatielaag moet rekening worden gehouden met de eigenschappen en functies van de ondergrond en de netwerken en de eisen die deze lagen stellen aan het ruimtegebruik. Gebieden met een vergelijkbaar gebruikspatroon vormen een gebiedstype.

2.5.1 Ruimtelijke en functionele structuur

Het plangebied ligt in het buitengebied, in het noordoosten van Middelrode. Het zuidoosten en het zuiden van het plangebied grenzen aan de kern. Het plangebied is een open gebied en bestaat overwegend uit agrarische gronden in de vorm van akkers en weilanden.

Kijkend naar de directe omgeving van het plangebied, grenst de zuidkant van het plangebied aan de achtertuinen van de woningen die gelegen zijn aan het Diepven. Aan Christinastraat 1, bevindt zich een voormalig agrarisch bedrijf. Het perceel van Christinastraat 1 bestaat uit drie reguliere woningen (nr 1, 1a en 1b) in een fraaie langgevelboerderij en agrarische gronden met daarop schuren en bijgebouwen, behorende bij de woningen. Ten oosten van de Christinastraat 1, binnen het plangebied ligt een speeltuintje. In het westen, aan Oud Laar staan enkele vrijstaande woningen met hun achtertuinen grenzend aan het plangebied.

In het zuidwesten van het plangebied, aan de Zandstraat 33 en 35 staan twee woningen met bijgebouwen. In het noordoosten, ter plaatse van de gronden behorende bij Zandstraat 37, ligt een agrarisch perceel met een oppervlakte van 1,1 ha. Op dit perceel is thans 3.300 m² aan bedrijfsgebouwen aanwezig. Ter plaatse is een bedrijf, genaamd Noddevelt, aanwezig. Noddevelt bestaat als hoofdactiviteit uit een paardenfokkerij met daarnaast een nevenactiviteit gericht op opslag en verwerking van rubber ten behoeve van de hippische sport. Deze hoofdactiviteit en ondergeschikte nevenactiviteit zijn complementair aan elkaar. Op de hierna opgenomen afbeeldingen zijn diverse delen van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0845.BP2023BLCLaarzicht-ON01_0013.png"   afbeelding "i_NL.IMRO.0845.BP2023BLCLaarzicht-ON01_0014.png"  

ZICHT OP AGRARISCHE PERCELEN
 

ZICHT OP AGRARISCHE PERCELEN MET WONINGEN AAN DIEPVEN  
afbeelding "i_NL.IMRO.0845.BP2023BLCLaarzicht-ON01_0015.png"   afbeelding "i_NL.IMRO.0845.BP2023BLCLaarzicht-ON01_0016.png"  

ZICHT OP SPEELTUINTJE CHRISTINASTRAAT
 

ZICHT OP PERCEEL CHRISTINASTRAAT 1  
afbeelding "i_NL.IMRO.0845.BP2023BLCLaarzicht-ON01_0017.png"   afbeelding "i_NL.IMRO.0845.BP2023BLCLaarzicht-ON01_0018.png"  

ZICHT OP PERCEEL ZANDSTRAAT 37 (NODDEVELT)  

ZICHT OP WONING EN BIJGEBOUW AAN ZANDSTRAAT 33 en 35  

2.6 Samenvatting gebiedsanalyse

Het plangebied ligt in het noordoosten, aan de rand van de kern Middelrode. Het buitengebied en de dorpskern komen hier samen. De hierna opgenomen kaart biedt een overzicht van de gebiedsanalyse, zoals in de paragrafen hierboven is omschreven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0845.BP2023BLCLaarzicht-ON01_0019.jpg"

OVERZICHTSKAART GEBIEDSANALYSE

Landschap

Het voormalige beeklandschap van de Wambergse Loop is verdwenen en heeft plaats gemaakt voor een rationeel agrarisch landschap met perceelsloten. In de hoogte van het maaiveld en het grondwater is de oorspronkelijke ligging van het beekdal nog te herleiden, echter het oorspronkelijke onderscheidende waardevolle landschap is verdwenen. Vanaf de bestaande dorpskern zijn de relicten niet te herkennen. Los van de zicht relatie met de kern, is de landschappelijke waarde van de akker die direct tegen de kern aan ligt dan ook beperkt. De perceelsloot en bomenrij tussen de Woonlocatie Laarzicht en Noddevelt zorgt voor een natuurlijke afbakening en onderscheidt tussen de agrarische gronden in de kernrandzone en het buitengebied. Tezamen maakt het dat dit gebied een aanvaardbare plek is om het dorp uit te breiden.

Het grondwater is hoog en de infiltratie is matig. Er zal hier extra rekening gehouden moeten worden met de drooglegging van de woningen en afwatering van het hemelwater. Van nature is het gebied van de Wambergse Loop het laagste punt. Het is voorstelbaar dat er een verbinding wordt gezocht tussen de wateropgave binnen de Woonlocatie Laarzicht en het bestaande watersysteem dat in verbinding staat met het gebied Wambergse Loop. Het compensatieplan voor de das/steenuil zal ten noorden van de voorgenomen Woonlocatie Laarzicht gezocht moeten worden. Ook hier liggen er kansen om dit integraal met het gebied Wambergse Loop in te passen.

Stedenbouw

De achterkant van de percelen aan het Diepven markeren de grens met het buitengebied. Deze grens is echter zo hard dat het lijkt alsof dit een aanzet is geweest voor een grotere ontwikkeling. Om de kernrand meer op te laten gaan in het buitengebied is dan ook een andere meer rafelige dorpsrand gewenst, waarin er meer evenwicht is tussen groen en rood. Het Diepven was daarnaast de eerste stap om buiten de geënte noordelijke dorpsrand (Christinastraat) uit te breiden. Een logische uitbreiding gezien de nabijheid van het centrum en de onmogelijkheden ten zuiden van Middelrode (beekdal Aa). Vanuit deze ruimtelijke overweging is het aanvaardbare keuze om hier een vervolg aan te geven middels de realisatie van Woonlocatie Laarzicht.

Samenvatting

Op grond van de hiervoor gemaakte gebiedsanalyse is een afronding van het bestaand stedelijk gebied ter plaatse van de planlocatie aanvaardbaar op basis van onderstaande overwegingen en uitgangspunten:

  • Het uitbreiden van het dorp op deze plek is een logisch vervolg op de uitbreiding die met het Diepven is ingezet.
  • De agrarische gronden hebben geen noemenswaardige landschappelijke waarden.
  • Er dient zorg gedragen te worden voor een sterke dorpsrand met een verweving tussen het landschap en het dorp.
  • Er dient zorg gedragen te worden voor een robuust watersysteem dat eventueel in verbinding staat met het gebied van de Wamberge Loop (laagste punt).
  • Er dient een compensatieplan voor de das en steenuil ten noorden van Woonlocatie Laarzicht (eventueel te combineren met wateropgave en het gebied Wambergse Loop) te worden gemaakt.
  • De langgevelboerderij van Christinastraat 1 vertelt nog het verhaal van het oorspronkelijke agrarische karakter, behoud openheid rondom de boerderij. De openheid rondom de boerderij moet om die reden behouden blijven.
  • Er dient zorg gedragen te worden voor een logische verdeling van het verkeer met ontsluitingen op de Zandstraat, Christinastraat en het Diepven.

Hoofdstuk 3 Plan

In dit hoofdstuk is de beschrijving van de voorgenomen ontwikkeling opgenomen.

Voor de leesbaarheid is in de planbeschrijving een onderscheid gemaakt tussen de volgende deelgebieden:

  • Woonlocatie Laarzicht.
  • Herinrichting Noddevelt (Zandstraat 37).
  • Compensatiepercelen.
  • Bestaande woningen (Christinastraat 1 en Zandstraat 33 en 35).

De verschillende deelgebieden zijn in onderstaande afbeelding nader aangeduid.

afbeelding "i_NL.IMRO.0845.BP2023BLCLaarzicht-ON01_0020.png"

DEELGEBIEDEN PLANGEBIED

3.1 Planbeschrijving Woonlocatie Laarzicht

De stedenbouwkundige hoofdstructuur van de woonlocatie wordt aan de hand van een aantal onderdelen toegelicht. Daarnaast komen de aspecten verkeer en parkeren en duurzame en gezonde leefomgeving aan de orde.

3.1.1 Stedenbouwkundige hoofdstructuur

Het is de ambitie om de nieuwe buurt goed aan te sluiten laten op en op te laten gaan in de gebouwde en landschappelijke omgeving in dit deel van Middelrode. Het plan speelt in op de ligging aan het open landschap aan de ene kant en het boerenerf en de bestaande woonwijk aan de andere kant. Stevige groene verbindingen aan de zijde van het landschap halen de groene kwaliteit de kern in. Daarnaast wordt de nieuwe wijk met de aansluiting op de Zandstraat en de Christinastraat onderdeel van de dorpse ontsluitingsstructuur.

Voor de overgang tussen de bestaande dorpsrand en de nieuwe ontwikkeling speelt de bestaande boerderij aan de Christinastraat een belangrijke rol. De boerderij en het grote kavel blijven gehandhaafd. De boerderij ligt fraai aan op het eind van de Molenstraat. Door de omvang en de losheid van het kavel breekt het bebouwingsfront open en kent de bestaande situatie een informelere overgang naar het landschap.

De fraaie en beeldbepalende boerderij aan de Christinastraat raakt niet ingesloten tussen de nieuwe woningen. De nieuwbouw naast de boerderij trekt zich wat terug, weg van de Christinastraat. De nieuwe woningen beginnen pas achter de bebouwingslijn van de boerderij. De speeltuin aan de Christinastraat blijft gehandhaafd.

De hierna opgenomen afbeelding geeft de indicatieve ruimtelijke verdeling van de woonlocatie Laarzicht weer. Hierop is de verhouding tussen de hoofdstructuren in beeld gebracht. Er is uitgegaan van circa 65% uitgeefbare grond (uitgeefbaar en uitgeefbaar bewoners) en circa 35% niet-uitgeefbare grond (verharding en groen).

afbeelding "i_NL.IMRO.0845.BP2023BLCLaarzicht-ON01_0021.png"

INDICATIEVE RUIMTELIJKE VERDELING WOONLOCATIE LAARZICHT

Op basis van de ruimtelijke verdeling is het stedenbouwkundig ontwerp nader uitgewerkt. Hierna wordt het stedenbouwkundig plan nader toegelicht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0845.BP2023BLCLaarzicht-ON01_0022.png"

INDICATIEF STEDENBOUWKUNDIG PLAN WOONLOCATIE LAARZICHT (FEBRUARI 2023)

Op de navolgende kaart zijn de delen rood omlijnd die in het stedenbouwkundig ontwerp vastliggen en concreet in dit bestemmingsplan zijn opgenomen. Hierbij gaat het om de vrije kavels in het noordoosten aan Oud Laar en de woningen die op de bestaande woningen aan het Diepven worden aangesloten. Voor wat betreft het overige deel van het stedenbouwkundig ontwerp is er nog sprake van enige bewegingsruimte, waar bij de nadere invulling van het programma wordt ingespeeld op de behoefte- en marktontwikkelingen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0845.BP2023BLCLaarzicht-ON01_0023.png"

STEDENBOUWKUNDIG ONTWERP WOONLOCATIE LAARZICHT MET ROOD OMLIJNDE VASTE DELEN (MEI 2023)

De planlocatie wordt op drie manieren ontsloten. De Christinastraat en de Zandweg vormen de hoofdontsluitingen en het Diepven is een secundaire ontsluiting. Beide hoofdentrees komen via een informele route uit op de lange laan, parallel aan de Christinastraat/ het Diepven. De laan krijgt een breed profiel en een groene landschappelijke uitstraling door de aanplant van diverse soorten bomen en bloemrijke bermen en de aanleg van een greppel ten behoeve van de opvang en afvoer van het hemelwater.

De derde toegang tot de nieuwe buurt met de omgeving wordt gevormd door het karakteristieke driehoekig brinkje tussen de erfbebouwing. Het pleintje is een vriendelijke en sfeervolle verblijfsruimte zonder doorgaand verkeer (uitsluitend bestemmingsverkeer). Het pleintje zal in de dagelijkse sfeer voor voetgangers en fietser een aantrekkelijke schakel zijn tussen de bestaande en nieuwe buurt, tussen dorp en landschap. Een aantrekkelijk onderdeel van het rondje met de hond of een veilige, autoluwe route voor kinderen.

Ten zuiden van de laan wordt ter hoogte van het Diepven aangesloten op de bestaande woningen. Dat betekent dat de achtertuinen aan elkaar gekoppeld worden en er een voorkant ontstaat aan de laan. Er wordt hier met tweekappers (een veel voorkomend type aan het Diepven) doorverkaveld. Ter hoogte van de boerderij aan de Christinastraat is wat meer diversiteit in woningentypes (aaneengebouwd en gestapeld). Om het parkeren in de laan te beperken wordt er gebruikt gemaakt van een parkeerhof achter de bebouwing.

Aan de noordkant van de laan komen clusters van woningen. De voorkanten van de woningen zijn gericht op de autovrije groene wiggen die het groene beeld van het nabijgelegen landschap naar binnen trekken. Aan de noordrand wordt parallel aan de bestaande bomenrij een nieuwe groenstrook ingericht die plek biedt aan diverse soorten. Zo dient dit gebied als compensatiegebied voor de das en steenuil. De huidige watergang wordt verlegd naar dit deelgebied zodat al het hemelwater goed kan worden afgevoerd. De woningen in de clusters kunnen via de achterkant, waar parkeerhoven worden gerealiseerd, met de auto worden bereikt. De geparkeerde auto's worden uit het zicht gehaald vanaf de laan. Op deze wijze dringt het landschap diep door in de nieuwe buurt en kan de hele buurt profiteren van de ligging aan het open landschap.

3.1.1.1 Beeldkwaliteitplan

De beeldkwaliteit van bovenstaande aspecten zijn in het beeldkwaliteitplan (BKP) nader uitgewerkt. Het BKP is als bijlage 1 opgenomen.

3.1.2 Verkeer en parkeren
3.1.2.1 Verkeer

Voor een goede afwikkeling van het autoverkeer is een juiste aantakking op het bestaande wegennet van belang. Het plangebied wordt omsloten door drie verschillende wegen waarop de woonlocatie mogelijk zou kunnen worden ontsloten.

Hieronder zijn de drie ontsluitingswegen en hun (on)mogelijkheden nader toegelicht:

  • Het Diepven betreft een relatief jonge woonstraat met een normaal profiel en aan weerszijde woningen dicht aan de straat. Sluit aan de oostzijde aan op de Zandweg en aan de westzijde op de Christinastraat. Er wordt hier parkeerdruk ervaren.
  • De Zandstraat is via het Diepven te bereiken. Van oudsher is de Zandstraat een dijklint dat vanaf de kern (Driezeeg) het buitengebied richting het noordoosten in liep. De Zandstraat betreft een brede weg met aan weerszijde volwassen laanbomen. Nu betreft het de ontsluitingsweg van Middelrode naar het noordoosten.
  • De Christinastraat betreft van oudsher een dijklint dat vanaf de kern (Driezeeg) het buitengebied richting het noorden in liep. Inmiddels is de weg aan de oostzijde verbonden met de Zandstraat en is er een directere verbinding met Driezeeg middels de Molenstraat. Het betreft een relatief smalle weg met volwassen laanbomen aan de noordzijde en woningen aan de zuidzijde.

Om de huidige en toekomstige verkeerssituatie in beeld te krijgen heeft bureau Kragten een verkeersonderzoek uitgevoerd: rapport 'Verkeerstoets Woonlocatie Christinastraat Middelrode (7 februari 2023; RVR002-TOE-VKR-V4). Dit onderzoek is als bijlage 3 bijgevoegd. Ten tijde van het verkeersonderzoek stond het aantal woningen nog niet vast. Om de effecten goed in beeld te krijgen, is daarom uitgegaan van een worst-case situatie van maximaal 125 woningen. De totale ontwikkeling (uitgaande van worstcase 125 woningen) zorgt voor een verkeerstoename van circa 1.008 motorvoertuigbewegingen per etmaal (mvt/etmaal) op een gemiddelde werkdag. Het plangebied wordt middels drie wegen ontsloten, te weten op de Zandstraat, het Diepven en de Christinastraat.

Geconcludeerd wordt dat:

  • op basis van het verwacht aantal verkeersbewegingen en de huidige wegbreedte op de Christinastraat zijn op dit wegvak geen maatregelen vereist. Dit geldt uitsluitend voor het deel van de weg dat niet door het verkeer van de woningbouwontwikkeling wordt gebruikt. Vanuit de woningbouwontwikkeling wordt aanbevolen om op de aansluiting op de Christinastraat een kruispuntplateau te realiseren. Dit benadrukt tevens de gelijkwaardige voorrangssituatie op het kruispunt;
  • de Molenstraat in zijn huidige inrichting het toekomstige verkeersaanbod naar behoren kan verwerken;
  • op basis van het verwacht aantal verkeersbewegingen in de toekomstige situatie op het Diepven, de huidige wegbreedte en gemeten snelheid op dit wegvak geen maatregelen vereist zijn. Het Diepven kan in zijn huidige inrichting het toekomstige verkeersaanbod naar behoren verwerken;
  • op basis van het verwacht aantal verkeersbewegingen en de huidige wegbreedte op de Zandstraat zijn op dit wegvak geen maatregelen vereist. Op basis van de snelheid zijn echter wel maatregelen vereist. Vanuit de woningbouwontwikkeling kan hiervoor een oplossing worden geboden door ter hoogte van de aansluiting op de Zandstraat een kruispuntplateau te realiseren. Dit benadrukt tevens de gelijkwaardige voorrangssituatie op het kruispunt. Een punt van aandacht is de ligging van de komgrens en bijbehorende wegversmalling ten opzichte van deze nieuwe aansluiting.

3.1.2.2 Parkeren

Om de toekomstige parkeerbehoefte in beeld te krijgen, is in de hieronder opgenomen tabel de parkeerbalans op basis van het meest recente stedenbouwkundig plan (d.d. 20 april 2023) opgenomen, zijnde 116 woningen. Voor het berekenen van het benodigd aantal parkeerplaatsen is uitgegaan van het gemeentelijke parkeerbeleid Beleidsregels parkeernormen Sint-Michielsgestel (Beleidsregels parkeernormen Sint-Michielsgestel (Geldend van 28-10-2020 t/m heden).

afbeelding "i_NL.IMRO.0845.BP2023BLCLaarzicht-ON01_0024.jpg"

PARKEERBALANS WOONLOCATIE LAARZICHT

De beoogde ontwikkeling (uitgaande van het stedenbouwkundig ontwerp, d.d. 20 april 2023 ) zorgt naar verwachting volgens de beleidsregels voor een parkeerbehoefte van 233 parkeerplaatsen. Hierbij wordt geen rekening gehouden dat er ook dubbelgebruik van parkeerplaatsen met bewoners en bezoekers mogelijk is. Wanneer er rekening mee wordt gehouden dat niet iedereen tegelijk thuis is en dat niet al het bezoek er tegelijk is, zijn er minder parkeerplaatsen nodig.

Daarom zijn op bovenstaande parkeernormen aanwezigheidspercentages conform de CROW-publicatie 317 toegepast voor bezoekers en bewoners.

Dit dubbelgebruik van de parkeerplaatsen resulteert in een behoefte van 215 parkeerplaatsen.

Naast de behoefte aan parkeerplaatsen door de nieuwe woningen (215 pp) worden 4 bestaande parkeerplaatsen gecompenseerd die door het plan verdwijnen.

Omdat in de gevoerde omgevingsdialoog door de omgeving zorgen werden geuit over het gebrek aan parkeerplaatsen aan het Diepven worden er 6 extra parkeerplaatsen aan het Diepven gerealiseerd. Met de extra parkeerplaatsen wordt hierop ingespeeld en wordt parkeeroverlast in de omliggende straten voorkomen en zelfs teruggebracht.

In totaal komt het aantal benodigde parkeerplaatsen neer op een totale behoefte van (215 + 4 + 6=) 225 parkeerplaatsen.  

In de hieronder opgenomen tabel is het totaaloverzicht van het benodigd aantal parkeerplaatsen en het totaal aantal ingetekende parkeerplaatsen weergeven. Op basis van het meest recente stedenbouwkundig plan (d.d. 20 april 2023) zijn in totaal 225,8 parkeerplaatsen ingetekend.

De benodigde parkeerbehoefte wordt binnen het plangebied opgevangen. Het aantal benodigde parkeerplaatsen wordt op grond van het dan geldende parkeerbeleid bepaald bij aanvraag van de bouwvergunning, op grond van het aantal te realiseren woningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0845.BP2023BLCLaarzicht-ON01_0025.jpg"

Conclusie

De aspecten verkeer en parkeren vormen geen planologische belemmeringen voor de voorgenomen ontwikkeling. Bij het verlenen van de omgevingsvergunning zal een stedenbouwkundig plan inclusief bijbehorende definitieve parkeerbalans aan de gemeente worden voorgelegd. Daarin dient aangetoond te worden dat voldaan wordt aan de geldende parkeernormen.

3.1.3 Duurzame en gezonde leefomgeving

Een duurzame en gezonde leefomgeving is belangrijk voor het goed functioneren van mens en natuur. Bij ruimtelijke ontwikkelingen is het van belang schade en overlast te voorkomen en te werken aan instandhouding of verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving en. Daarbij moet rekening worden gehouden met toekomstige veranderingen, verwachtingen en onzekerheden; denk daarbij aan klimaatveranderingen en technologische doorbraken. Goede stedenbouwkundige plannen en bouwplannen geven hieraan een passende invulling. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in energietransitie en klimaatbestendigheid.

De gemeente Sint-Michielsgestel wil zich naar de toekomst toe klimaatbestendig en duurzaam ontwikkelen en wil daarom graag dat iedere bouwer bijdraagt aan milieuverantwoord bouwen.

3.1.3.1 Klimaatbestendigheid

Klimaatverandering is merkbaar en heeft steeds meer een effect op ons dagelijks leven. De zomers worden langer, heter en droger en áls er regen valt dan komt die vaak in grote hoeveelheden. De winters worden warmer en natter. Klimaatverandering heeft effect op het woon- en leefklimaat door hittestress, periodes van droogte en een verandering van de biodiversiteit. Door in het stedenbouwkundig plan en bouwplan rekening te houden met het veranderende klimaat, kan overlast worden voorkomen en is er sprake van een klimaatbestendige ontwikkeling.

Voorliggend plan is klimaatbestendig:

  • water in openbare ruimte (waterbergende, ecologische, landschappelijke, recreatieve functie);
  • waterberging op eigen terrein;
  • zo min mogelijk verharding / halfverharding;
  • aantrekkelijk verblijfsklimaat voor de gebruikers, gebiedseigen planten en dieren;
  • eventuele verblijfsmogelijkheden in gebouwen (nestkastjes, vleermuiskasten etc.)
  • groen / bomen aanleggen ten behoeve van opname van stikstof en CO2, het vast houden van water en het tegengaan van hittestress;
  • goede langzaam verkeersnetwerken.

3.1.3.2 Energietransitie

Nederland heeft de ambitie om in 2050 energieneutraal te zijn en om de uitstoot van CO2 drastisch te verminderen. Om dit te kunnen realiseren zijn grote en kleine veranderingen nodig: de energietransitie. De omschakeling van het gebruik van fossiele brandstoffen naar meer duurzame vormen van energie is de grootste omslag, maar we zullen er ook bewust van moeten zijn dat we anders moeten gaan kijken naar ons energieverbruik. De energietransitie heeft ook een ruimtelijke inslag: het bestaand stedelijk gebied en buitengebied moeten (steden)bouwkundig worden aangepast en nieuwe ontwikkelingen worden toekomstbestendig ontwikkeld.

Voorliggend plan draagt op de volgende wijzen bij aan de energietransitie

  • de woningen worden 'aardgasvrij' gebouwd;
  • er wordt gebruikt gemaakt van zonnepanelen;
  • de woningen worden voorzien van een koude-warmte opslag;
  • de woningen worden volgens het BENG-principe gebouwd;
  • het plan kent oplaadpunten voor elektrische auto's.

3.2 Planbeschrijving Herinrichting Noddevelt

3.2.1 Planbeschrijving

In de toekomstige situatie wordt het perceel ter plaatse van Zandstraat 37 heringericht. Hierbij krijgt het westelijke deel van het perceel een woonbestemming. Het oostelijke deel van het perceel behoudt de agrarische bestemming, deze wordt echter gespecificeerd richting een paardenhouderij met als hoofdactiviteit een paardenfokkerij met mogelijkheden tot het verrichten van ondergeschikte nevenactiviteiten.

Wonen

Het voornemen bestaat om de agrarische bestemming ter plaatse van het westelijk deel van het perceel, naar een woonbestemming te veranderen, waarbij de bestaande boerderij naar een reguliere burgerwoning wordt omgezet en waarbij overtollige stallen gesloopt worden.

In de regels van voorliggend bestemmingsplan is hiervoor een voorwaardelijke verplichting opgenomen. Binnen de woonbestemming wordt de bestaande schuur achter op het perceel behouden en deze is in de regels als bijgebouw met een oppervlakte van maximaal 400 m² opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0845.BP2023BLCLaarzicht-ON01_0026.png"

INRICHTINGSPLAN ZANDSTRAAT 37

Agrarisch - Paardenhouderij

Nederland, en dan met name Brabant en Noord-Limburg, is erg groot in de paardensector. Men heeft in Nederland veel kennis op het hippisch vlak. Ook staat het Nederlands sportpaard al jaren bovenaan de wereldranglijst en is Nederland wereldleider in de topsport, fokkerij en handel van paarden. Tevens is in Nederland het opleidings- en trainingsniveau zeer hoog. Dit tezamen vormt een ideaal vestigingsklimaat voor een (internationale) paardenhouderij en biedt een goede voedingsbodem voor ondernemers in de hippische sector.

Daarom bestaat er voor het oostelijk deel van het perceel van Noddevelt het voornemen om, ten behoeve van een duurzame doorontwikkeling van het bedrijf, het perceel specifiek te bestemmen en opnieuw in te richten om te kunnen voldoen aan de hoge eisen voor deze specifieke agrarische activiteiten.

Paardenhouderij, fokken en trainen

Het agrarische bedrijf van initiatiefnemer richt zich op het houden, fokken en opleiden van springpaarden in het topsegment van de hippische sector. Dit gebeurt enerzijds met paarden die in eigendom zijn, daarnaast worden samenwerkingsverbanden gelegd met ruiters die niet beschikken over hun eigen trainingsfaciliteiten. Hen wordt de gelegenheid geboden een gedeelte van de faciliteiten te huren als pensionstalling. Gezamenlijk met enkele grooms en/of stagiaires wordt zorg gedragen voor de dagelijkse verzorging en opleiding van alle paarden. Hierdoor wordt de investering in de professionele trainingsfaciliteiten rendabel.


Op een moderne paardenhouderij zijn professionele trainingsfaciliteiten noodzakelijk voor een gezonde concurrentiepositie in het (inter)nationale topsegment van de hippische sector. Dit betekent dat er het hele jaar rond op wedstrijdniveau getraind moet kunnen worden. In de dressuursport heeft een wedstrijdpiste een afmeting van 20 x 60 meter. In de springsport is een breedte van minimaal 30 meter vereist om te kunnen variëren in de opstelling van de hindernissen. Hiervoor is een binnenpiste (rijhal) van minimaal 60 x 30 meter nodig. Een professionele buitenpiste heeft al snel een omvang van 40x80 meter.


Tevens zijn faciliteiten als een longeercirkel en stapmolen nodig om de paarden voldoende beweging te bieden buiten de reguliere training. De bestaande stapmolen met een diameter van 21 m en 4,5 m hoog wordt gebruikt om de paarden op een gecontroleerde manier extra te laten stappen. Dit heeft een positief effect op de pezen en spieren, mits de diameter minimaal 20 m is. Daarnaast kan de stapmolen gebruik worden als 'cooling down' na een training waardoor verzuring van de spieren wordt voorkomen. Het longeren in de longeercirkel is een belangrijk toevoeging aan de training van het sportpaard. Tijdens het longeren wordt een paard in beweging gebracht zonder het gewicht van een ruiter erop. Hierdoor wordt het lichaam van het paard op een andere manier getraind dan wanneer het onder het zadel is. Dit zorgt voor variatie in de training van het sportpaard, zodat spieren niet overbelast raken.

Om bovenstaande ontwikkelingen (realiseren rijhal, buitenpiste en longeercirkel) te kunnen borgen dient het bouwvlak vergroot te worden.

Met voorliggend bestemmingsplan wordt de bestemming Agrarisch naar Agrarisch - Paardenhouderij veranderd, waar als hoofdactiviteit handel, stalling en/of africhting van paarden en fokken van paarden is opgenomen. En wordt het agrarisch bouwvlak vervormd en vergroot naar 1,5 ha.

Ondergeschikte activiteiten

Naast de paardenhouderij worden passende ondergeschikte nevenactiviteiten op het perceel verricht: opslag en de verwerking van rubber materialen.

De combinatie van het trainen, houden en uitbrengen van paarden uit eigen fokkerij met het specialisme in rubber voor de paardensector, is een gat in de markt gebleken.

Het onderscheidend vermogen van Noddevelt is de kennis, ervaring en affiniteit met paarden van zowel eigenaar als (verkoop)medewerkers, waardoor zij klanten een passend, onderbouwd advies kunnen geven m.b.t complete met name rubber staloplossingen voor paarden. Cruciaal voor de vermarkting van de rubber matten in deze sector, is dat potentiële kopers op locatie de rubber staloplossingen in de praktijk kunnen zien en ervaren, en dat de affiniteit met paarden bevestigd wordt (op locatie, in social media, etc.). Bovendien is het huisvesten van paarden en het uitkomen in concoursen een 'must' voor het opbouwen en onderhouden van een klantenkring en netwerk binnen de paardenwereld. Kortom, de 'paarden' en de 'rubber' zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden en de huidige locatie is brengt beide activiteiten bij elkaar.

Zoals hiervoor beschreven zijn de agrarische hoofdactiviteit en het ambachtelijk bedrijf gericht op in ieder geval opslag en verwerking van rubbermaterialen complementair aan elkaar.

Binnen het perceel met de bestemming Agrarisch - Paardenhouderij blijven de meeste agrarische bedrijfsgebouwen behouden, maar wordt de schuur die evenwijdig aan de boerderij staat gesloopt om zowel bij de woning als het agrarisch bedrijf ruimte te creëren.

Ten noordwesten van de bestaande gebouwen is door de vormvernadering en vergroting van het bouwvlak ruimte om de gewenste rijhal, buitenpiste en longeercirkel te realiseren.

Bedrijfswoning

In het vigerend bestemmingsplan zijn ter plaatse van Zandstraat 37 twee (bedrijfswoningen) toegestaan. Eén van de twee planologisch toegestane bedrijfswoningen wordt omgezet naar een reguliere woning. Met voorliggend bestemmingsplan wordt binnen de bestemming Agrarisch - Paardenhouderij middels het toestaan van de bouw van een bedrijfswoning binnen de aanduiding 'bedrijfswoning' de tweede bouwmogelijkheid voor een bedrijfswoning aan de Zandstraat behouden.

Aanvullende regels t.b.v. bescherming reguliere woning

In verband met de omzetting van de bestaande woonboerderij naar een reguliere woning is nieuwbouw ten behoeve van dierverblijven en bedrijfsactiviteiten in de directe nabijheid van de woning uitgesloten. Dit is in de regels ook planologisch vastgelegd. Daarnaast is vastgelegd dat, om geluidsoverlast te voorkomen, in de bestaande schuur direct naast de woonboerderij nog alleen opslag mag plaatsvinden.

3.2.2 Verkeer en parkeren

Wonen

De voorgenomen ontwikkelingen en planologische aanpassingen ter plaatse van de woning van Zandstraat 37 zal geen invloed hebben op de verkeers- en parkeersituatie, aangezien reeds een agrarische bedrijfswoning ter plaatse van de Zandstraat 37 aanwezig is. De planologische omzetting naar een reguliere woning zal hierbij geen invloed hebben op de toekomstige verkeers- en parkeersituatie. De bestaande ontsluiting naar deze woning zal gehandhaafd blijven.

Agrarisch - Paardenhouderij

De voorgenomen ontwikkelingen en planologische aanpassingen ter plaatse van de paardenhouderij aan Zandstraat 37 zullen geen relevante invloed hebben op de verkeers- en parkeersituatie, aangezien reeds een agrarische bedrijf ter plaatse van de Zandstraat 37 aanwezig is en er op eigen terrein voldoende parkeergelegenheid is. De uitbreiding van het bouwvlak wordt gebruikt ten behoeve van de rijbak en longeercirkel van de paardenhouderij die nu gesitueerd zijn ten westen van de woning en daar opgeheven zullen worden. De planologische omzetting van de bestemming 'Agrarisch' naar 'Agrarisch - Paardenhouderij' heeft hier geen invloed op. De bestaande bouwmogelijkheid van een tweede bedrijfswoning heeft met 8 verkeersbewegingen per dag geen relevante invloed op de verkeersgeneratie.

Er is reeds een tweede ontsluiting van het perceel ten behoeve van het bedrijf vergund (zie inrichtingstekening). Hiermee wordt een duidelijke en verkeersveiliger ontsluiting van het bedrijf gerealiseerd.

3.2.3 Groen en water

De bestaande groen- en waterelementen blijven binnen het woon- en bedrijfskavel behouden.

De benodigde groencompensatie voor de wijziging/vormverandering van het agrarisch bouwvlak zullen gezamenlijk met de groencompensatie van de woonlocatie worden gerealiseerd. Hiermee ontstaat er een grotere structurele verbetering van de kwaliteit van het landschap in plaats van kleine plaatselijke verbeteringen.

3.3 Planbeschrijving compensatiepercelen

3.3.1 Compensatiebeschrijving

Binnen het plangebied vinden verschillende compensatie en inpassingsonderdelen een plek:

  • compensatie Natuurwaarden;
  • compensatie KVL omzetting naar reguliere woning boerderij Zandstraat 37;
  • compensatie KVL en landschappelijke inpassing woningbouwlocatie;
  • landschappelijke inpassing aangepast bouwvlak Paardenhouderij Zandstraat 37.

Compensatie Natuurwaarden

Zoals beschreven in paragraaf 5.2.3.2 is onderzocht of er natuurwaarden door de nieuwbouwontwikkeling en wijzigingen op Zandstraat 37 verstoord zouden worden.

De mogelijke verstoringen van natuurwaarden op perceel Zandstraat 37 zullen pas plaatsvinden wanneer er daadwerkelijk gesloopt zal worden. Een nadere onderzoeksverplichting en mogelijke compensatie voor deze natuurwaarden is geborgd in de regels.

De verstoring van de leefgebieden van de das en de steenuil zal plaatsvinden zodra de eerste werkzaamheden voor de woningbouwlocatie gaan plaatsvinden. Daarom dient voorafgaand aan deze werkzaamheden de compensatie en mitigatie voor deze diersoorten gerealiseerd te zijn. In paragraaf 5.2.3.5 Compensatie- en mitigatieplan en bijlage 27is nader beschreven waarom en op welke manier deze compensatie en mitigatie dient plaats te vinden. In onderstaande subparagrafen is nader beschreven waar en hoe de compensatie en mitigatie voor de das en steenuil plaatsvinden.

Compensatie KVL omzetting naar burgerwoning boerderij Zandstraat 37

De compensatie in het kader van de kwaliteitsverbetering van het landschap (zie paragraaf 4.3.2) vindt plaats binnen de compensatiezone direct ten noorden van woningbouwlocatie. Deze gronden zorgen hiermee voor landschappelijke inpassing en compensatie.

Compensatie KVL, landschappelijke inpassing en waterhuishouding woningbouwlocatie

De compensatie in het kader van de kwaliteitsverbetering van het landschap (zie paragraaf 4.3.2) en waterhuishouding (zie paragraaf 5.3) vindt plaats binnen de compensatiezone direct ten noorden van woningbouwlocatie (deel van M1187) en op de percelen M568 en M404 aan de noordzijde van het plangebied. Deze gronden zorgen hiermee voor landschappelijke inpassing. Op het perceel ten zuiden van Christinastraat 1B wordt ook beplanting aangeplant ten behoeve van de landschappelijke inpassing van de nieuwe woningen.

Landschappelijke inpassing aangepast bouwvlak Paardenhouderij Zandstraat 37.

De landschappelijke inpassing van het aangepaste en vergrote bouwvlak in het kader van de kwaliteitsverbetering van het landschap (zie paragraaf 4.3.2) vindt plaats op de agrarische gronden ten westen van Zandstraat 37. De wijze waarop de landschappelijke inpassing gaat plaatsvinden is nog niet bekend. In de regels is een voorwaardelijke verplichting opgenomen voor de aanleg en instandhouding van deze landschappelijke inpassing.

afbeelding "i_NL.IMRO.0845.BP2023BLCLaarzicht-ON01_0027.png"

TOTAALOVERZICHT WONINGBOUWONTWIKKELING MET BIJBEHORENDE COMPENSATIEPERCELEN

3.3.2 Compensatieperceel ten zuidoosten Christinastraat 1B

afbeelding "i_NL.IMRO.0845.BP2023BLCLaarzicht-ON01_0028.png"

COMPENSATIE STEENUIL EN LANDSCHAPPELIJKE INPASSING TEN ZUIDEN CHRISTINASTRAAT 1B

Als gevolg van de omvorming van agrarische gronden naar woningbouw, is er sprake van verstoring van functioneel leefgebied behorend bij een aangetroffen nestlocatie van de steenuil. Het is noodzakelijk negatieve effect op de voornoemde soorten te voorkomen middels compensatie (ontwikkeling) van geschikt foerageergebied. Als onderdeel van deze compensatieopgave is gekeken naar de tuin van de woning aan de Christinastraat 1B omdat deze in de directe nabijheid van de verblijfplaats van de steenuil is gelegen.

Bij het opstellen van de inrichtingsschetsen is rekening gehouden met de inrichtingseisen voor het creëren van optimale inrichting passend bij de ecologische compensatieopgave voor de steenuil. Daarnaast is, in overleg met bewoners gekeken naar een inpassing van het perceel ten opzichte van de beoogde woningbouwontwikkeling.

Op bovenstaande en als bijlage 5 toegevoegde tekening is uitgegaan van een bloem- en kruidenrijk grasland. In dit grasland worden diverse soorten hoogstambomen geplaatst. In de randzone van het perceel wordt langs de grens met de woningbouwontwikkeling een houtwal geplaatst. In de zone tussen het perceel en de openbare ruimte / speelweide wordt een gemengde haag geplaatst. In overleg kan besloten worden nog een hekwerk (bijvoorbeeld paal en draad) te plaatsen op de erfafscheiding.

Zodra het compensatieperceel functioneel is, is ecologisch beheer noodzakelijk om een duurzame instandhouding te borgen.

Borging in bestemmingsplan

In het kader van de te doorlopen ruimtelijke procedure is het noodzakelijk het compensatieperceel te verankeren in het bestemmingsplan. Dit wordt geborgd door ter plaatse van de enkelbestemming 'Tuin' tevens een algemene aanduiding 'overige zone - compensatie ecologie' op te nemen. Middels deze aanduiding wordt de planologische koppeling gelegd tussen dit perceel en het compensatie en mitigatieplan dat wordt opgesteld voor onderhavig plan.

3.3.3 Compensatiezone M568 noordzijde plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0845.BP2023BLCLaarzicht-ON01_0029.png"

COMPENSATIE NATUURWAARDEN DAS EN STEENUIL EN WATER

Natuurwaarden

Om te voldoen aan de compensatieverplichting voor zowel das als steenuil is het noodzakelijk dit perceel optimaal in te richten. Hiertoe is gekozen voor de volgende inrichting:

  • Gedeeltelijk inrichten als grasland (circa 1,0 ha) al dan niet met een poel in de natuurlijke laagte. Het grasland is geschikt voor permanente begrazing (jaarrond), bijvoorbeeld door paarden. Het gedeelte grasland kan hiertoe omheind worden met een hekwerk. Een hekwerk, mits aan de onderzijde open, vormt geen belemmering voor de das en is als inrichtingselement van waarde voor de steenuil.
  • In het gedeelte grasland staat een aantal fruitbomen. Deze fruitbomen versterken het gebruik van het perceel voor zowel de steenuil (uitkijkpost als onderdeel van het jachtbiotoop) als das (voedselbron).
  • Een gedeelte van het perceel (circa 0,3 ha) wordt ingericht als kruidenrijk grasland.
  • Een gedeelte van het perceel is in te richten als zijnde periodieke waterberging (circa 0,6 ha). Dit terrein staat in basis droog (grasland). In deze laagte wordt een deel van de hemelwateropvang van de nieuw te realiseren woonwijk Laarzicht opgevangen en geïnfiltreerd/ c.q. vertraagd afgevoerd. Middels stuwen wordt dit gereguleerd.
  • De bestaande beekloop krijgt een natuurvriendelijke oever voor zover gelegen aan perceel M568. In de verdere uitwerking worden, in overleg met het waterschap, nadere afspraken gemaakt inzake het beheer van deze waterloop. Als gevolg hiervan zal ook het ontwerp nader gedetailleerd worden op dit punt.
  • Los van bovenstaand beschreven terreininrichting worden diverse inrichtingselementen geplaatst die de waarde van het perceel voor zowel de steenuil (uitkijkpost als onderdeel van het jachtbiotoop) als das (voedselbron en foerageergebied) versterken, zoals:
    • 1. Erfafscheiding middels paal en draad hekwerk (toegankelijk voor de das).
    • 2. Gedeeltelijke houtwallen
    • 3. Loofbomen
  • Op het perceel worden twee nestkasten voor de steenuil geplaatst (locaties indicatief weergegeven).
  • De randen van dit perceel, maar ook de naastgelegen percelen vormen belangrijke foerageerroutes voor de das. Door dit perceel op de huidige wijze in te richten worden deze routes versterkt.

Zodra het compensatieperceel functioneel is, is ecologisch beheer noodzakelijk om een duurzame instandhouding te borgen. Bij ecologisch beheer wordt specifiek rekening gehouden met de aanwezige flora en fauna.

Water

Naast de compensatieopgave voor natuurwaarden is ook compensatie voor de toename van verhard oppervlak door het realiseren van de woningbouwontwikkeling noodzakelijk. Binnen deze compensatiezone wordt daarom een waterberging/buffering gerealiseerd

Borging in bestemmingsplan

In het kader van de te doorlopen ruimtelijke procedure is het noodzakelijk het compensatieperceel en de waterberging te verankeren in het bestemmingsplan. Enerzijds door het opnemen van de primaire enkelbestemming 'Natuur'. Daarnaast krijgen deze gronden de algemene aanduidingen 'overige zone - compensatie ecologie' en 'waterberging'. Middels deze aanduidingen wordt de planologische koppeling gelegd tussen het compensatie en mitigatieplan en het waterhuishoudkundig plan.

3.3.4 Compensatiezone M1187 ten noorden van woningbouwlocatie

afbeelding "i_NL.IMRO.0845.BP2023BLCLaarzicht-ON01_0030.png"

COMPENSATIE WONINGBOUWOMZETTING ZANDSTRAAT 37, WONINGBOUWONTWIKKELING EN WATER

Natuurwaarden

Als gevolg van de omvorming van agrarische gronden naar woningbouw, is er sprake van verstoring van functioneel leefgebied behorend bij een aangetroffen nestlocatie van de steenuil en een dassenterritorium. Het is noodzakelijk negatieve effect op de voornoemde soorten te voorkomen middels compensatie (ontwikkeling) van geschikt foerageergebied. Voor dit perceel is hiertoe een inrichtingsschets opgesteld (bijlage 7).

Bij het opstellen van deze inrichtingsschets is rekening gehouden met de inrichtingseisen voor het creëren van optimale inrichting passend bij de ecologische compensatieopgave. Daarnaast is bij de inrichting rekening houden met de landschappelijke inpassing én de waterhuishouding van de nieuwe woonwijk.

In een vervolgfase (definitief ontwerp) volgt, in overleg met het bevoegd gezag (gemeente en waterschap Aa en Maas), een nadere detaillering gericht op het praktisch functioneren en het beheer van percelen.

De inrichting van dit perceel dient meerdere doelen. Enerzijds biedt de beoogde inrichting een landschappelijke inpassing tussen de woonwijk en het buitengebied. Waarbij ook het ten oosten gelegen agrarische bedrijf grotendeels aan het zicht van de nieuwe wijk onttrokken wordt. Bij de beoogde inrichting van dit perceel wordt verder invulling gegeven aan het versterken van (bestaande) fourageerroutes van de das en het leefgebied van de steenuil.

Daarnaast beoogd deze inrichting het behoud van bestaande groenelementen (bomen) en de waterberging voor de nieuwe woonwijk. Hiertoe is gekozen voor de volgende inrichting:

  • Dempen van de bestaande sloot, zodat er in de toekomst voldoende ruimte blijft voor de groei van bestaande bomen.
  • Inzaaien van gronden als kruidenrijk grasland. De zone tussen de bestaande bomen en de nieuwe sloot (breedte 3 meter) is toegankelijk als beheer en onderhoudspad. Toegankelijkheid wordt geborgd vanuit de nieuwe woonwijk.
  • De nieuwe sloot krijgt aan de zijde van de woonwijk een variabel talud en aan de zijde van de grondwal/houtwal een 1:3 talud. De wijze van afwatering van de woonwijk op deze sloot wordt in een later stadium in detail uitgewerkt.
  • In de zone tussen de nieuwe sloot en de kadastrale grens wordt een 250 m lange ononderbroken houtwal/singel (perceelrand) gerealiseerd op een verhoging van het maaiveld. Aan de zijde van het agrarisch bedrijf blijft de houtwal op minimaal 2 meter afstand van de kadastrale grens.
  • De erfafscheiding met het agrarische perceel wordt vormgegeven middels een paal en draad hekwerk (toegankelijk voor de das).
  • Op het perceel wordt een nestkasten voor de steenuil geplaatst.

Zodra het compensatieperceel functioneel is, is ecologisch beheer noodzakelijk om een duurzame instandhouding te borgen.

Borging in bestemmingsplan

In het kader van de te doorlopen ruimtelijke procedure is het noodzakelijk het compensatieperceel en de waterberging te verankeren in het bestemmingsplan. Enerzijds door het opnemen van de primaire enkelbestemming 'Natuur'. Daarnaast krijgen deze gronden de algemene aanduidingen 'overige zone - compensatie ecologie' en 'waterberging'. Middels deze aanduidingen wordt de planologische koppeling gelegd tussen het compensatie en mitigatieplan en het waterhuishoudkundig plan. Specifiek voor deze zone wordt er nog een algemene aanduiding 'overige zone - landschappelijke inpassing 1' opgenomen, waarmee de landschappelijke inpassing voor de Woonlocatie en woonperceel Zandstraat 37 wordt geborgd. Dit perceel wordt naast compensatie voor ecologie en water namelijk ook ingezet voor landschappelijke inpassing.

3.4 Planbeschrijving bestaande woningen

3.4.1 Christinastraat 1

afbeelding "i_NL.IMRO.0845.BP2023BLCLaarzicht-ON01_0031.png"

CHRISTINASTRAAT 1B

In de toekomstige situatie blijft de huidige fysieke situatie ter plaatse van Christinastraat 1 voor het grootste deel onveranderd en blijven de reguliere woningen en de bijgebouwen behouden.

Aan de oostzijde van de woningen wordt een deel van de gronden herbestemd voor de compensatie voor de binnen het plangebied aanwezige steenuil. Deze gronden worden als gewijzigd van de bestemming Agrarisch in Groen.

Voor de overige gronden wordt met voorliggend bestemmingsplan slechts de planologische situatie gewijzigd naar de bestaande situatie. De agrarische bestemming rondom de reguliere woningen wordt gewijzigd naar een tuinbestemming waarin het bestaande bijgebouw met een oppervlakte van circa 300 m² kan worden behouden.

Gezien met deze planologische verandering de feitelijke situatie niet verandert zal deze ontwikkeling geen invloed hebben op de verkeers- en parkeersituatie. Ook de bestaande ontsluitingen blijven in de toekomstige situatie gehandhaafd.

3.4.2 Zandstraat 33 en 35

afbeelding "i_NL.IMRO.0845.BP2023BLCLaarzicht-ON01_0032.png"

ZANDSTRAAT 33 EN 35

In de toekomstige situatie blijft de huidige fysieke situatie ter plaatse van Zandstraat 33 en 35 voor het grootste deel onveranderd en blijven de reguliere woningen behouden.

De bijgebouwen bij Zandstraat 35 blijven ook behouden. Voor dit perceel wijzigt er planologisch niets.

Om ruimte te maken voor de ontsluiting van de nieuwbouwlocatie is met de eigenaren van Zandstraat 33 overeengekomen dat zij perceel M1203 verkopen. Het bijgebouw behorend bij deze woning wordt gesloopt en planologisch ontkoppeld. Voor de woning verandert er planologisch niets.

Hoofdstuk 4 Beleid

In dit hoofdstuk wordt het plan getoetst aan het relevante vigerende beleid. Achtereenvolgens komt aan de orde het beleid op:

  • nationaal niveau;
  • provinciaal niveau;
  • gemeentelijk niveau.

4.1 Nationaal niveau

4.1.1 Nationale Omgevingsvisie

De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) is één integrale visie, waarin het duurzaam toekomstperspectief voor de leefomgeving in Nederland tot 2050 staat omschreven. Het uitgangspunt van deze visie is dat ruimtelijke ingrepen niet afzonderlijk van elkaar kunnen plaatsvinden, maar dat ze van elkaar afhankelijk zijn.


De NOVI is op 11 september 2020 ondertekend en inmiddels in werking treden. De NOVI is de opvolger van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). In dit strategisch beleidsdocument schetst de overheid een duurzaam perspectief voor de leefomgeving. Nederland staat de komende jaren voor grote opgaven: de bouw van 1 miljoen nieuwe woningen, duurzame energie opwekken, klimaatverandering, en de overgang naar een circulaire economie vragen meer ruimte dan er beschikbaar is. Daarom moeten er keuzes worden gemaakt om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig, gezond en welvarend te houden. In dit licht zijn de NOVI de nationale belangen opnieuw gedefinieerd:

  • 1. Bevorderen van een duurzame ontwikkeling van Nederland als geheel en van alle onderdelen van de fysieke leefomgeving;
  • 2. Realiseren van een goede leefomgevingskwaliteit;
  • 3. Waarborgen en versterken van grensoverschrijdende en internationale relaties;
  • 4. Waarborgen en bevorderen van een gezonde en veilige fysieke leefomgeving;
  • 5. Zorg dragen voor een woningvoorraad die aansluit op de woonbehoeften;
  • 6. Waarborgen en realiseren van een veilig robuust en duurzaam mobiliteitssysteem;
  • 7. In stand houden en ontwikkelen van de hoofdinfrastructuur voor mobiliteit;
  • 8. Waarborgen van een goede toegankelijkheid van de leefomgeving;
  • 9. Zorg dragen voor nationale veiligheid en ruimte bieden voor militaire activiteiten;
  • 10. Beperken van klimaatverandering;
  • 11. Realiseren van een betrouwbare, betaalbare en veilige energievoorziening die in 2050 CO2-arm is en de daarbij benodigde infrastructuur;
  • 12. Waarborgen van de hoofdinfrastructuur voor transport van stoffen via (buis)leidingen;
  • 13. Realiseren van een toekomstbestendige circulaire economie;
  • 14. Waarborgen van de waterveiligheid en de klimaatbestendigheid (inclusief vitale infrastructuur voor water en mobiliteit);
  • 15. Waarborgen van een goede waterkwaliteit, duurzame drinkwatervoorziening en voldoendebeschikbaarheid van zoetwater;
  • 16. Waarborgen en versterken van een aantrekkelijk ruimtelijk-economisch vestigingsklimaat;
  • 17. Realiseren en behouden van een kwalitatief hoogwaardige digitale connectiviteit;
  • 18. Ontwikkelen van een duurzame voedsel- en agroproductie;
  • 19. Behouden en versterken van cultureel erfgoed en landschappelijke en natuurlijke kwaliteiten van (inter)nationaal belang;
  • 20. Verbeteren en beschermen van natuur en biodiversiteit;
  • 21. Ontwikkelen van een duurzame visserij.


Analyse

Voorliggend plan voorziet in de realisatie van 116 woningen in het buitengebied van Middelrode en de herinrichting van Noddevelt met de daarbij behorende planologische aanpassingen, zoals omschreven in paragraaf 1.1. Het plan draagt bij aan de opgave om tussen 2020 en 2035 circa 1,1 miljoen woningen toe te voegen aan de bestaande Nederlandse woningvoorraad. Met deze ontwikkeling wordt zorg gedragen voor een woningvoorraad die aansluit op de woonbehoeften in Nederland. Hierbij worden kwaliteit en bereikbaarheid onder meer als uitgangspunten genomen. Met de bestemmingswijziging ter plaatse van de Christinastraat 1 en het herinrichten van Noddevelt wordt een goede leefomgevingskwaliteit gerealiseerd. Daarnaast wordt bij het realiseren van de Woonlocatie Laarzicht rekening gehouden met het veranderende klimaat en wordt middels diverse maatregelen ervoor gezorgd dat er sprake is van een klimaatbestendige ontwikkeling. Op deze manier draagt het planvoornemen bij aan de nationale doelstelling om de gebouwde omgeving in 2050 CO2-arm, klimaatbestendig en natuurinclusief te maken. Bovendien blijkt uit diverse uitgevoerde onderzoeken, zoals het lucht-, agrarisch geur-, stikstofdepositie-en akoestisch onderzoek ten behoeve van de ontwikkeling van de woonlocatie Laarzicht, dat deze ontwikkeling geen negatieve omgevingseffecten op onze gezondheid heeft. Hiermee wordt een gezonde en veilige fysieke leefomgeving gewaarborgd.

Conclusie

Het plan geeft invulling aan het beleid, zoals omschreven in de Nationale Omgevingsvisie.

4.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), ook wel Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) Ruimte genoemd, is op 30 december 2011 voor een groot deel in werking getreden en bevat regels ter bescherming van de nationale belangen. Het Barro bevat regels voor de borging van dertien nationale belangen. Het gaat hierbij om de volgende belangen:

  • 1. Rijksvaarwegen;
  • 2. Project Mainportontwikkeling Rotterdam;
  • 3. Kustfundament;
  • 4. Grote rivieren;
  • 5. Waddenzee en waddengebied;
  • 6. Defensie;
  • 7. Hoofdwegen en hoofdspoorwegen;
  • 8. Elektriciteitsvoorziening;
  • 9. Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen;
  • 10. Ecologische hoofdstructuur;
  • 11. Primaire waterkeringen buiten het kustfundament;
  • 12. IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte);
  • 13. Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde.

Momenteel bevat het Barro echter alleen die regels die voortkomen uit het eerdere ontwerp van de AMvB Ruimte (d.d. 2 juni 2009) en die tevens terugkomen in de SVIR. Het gaat dan ook om regels ter bescherming van de belangen inzake Project Mainportontwikkeling Rotterdam, Kustfundament, Grote rivieren, Waddenzee en Waddengebied, Defensie en Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde.

De werking van het Barro is naar plaats beperkt. Het plangebied ligt op minder dan 20 km van het militaire vliegveld Volkel. Hiervoor gelden bepaalde hoogtebeperkingen. In paragraaf 5.4 vindt hiervan een nadere uitwerking plaats. Daaruit wordt geconcludeerd dat het bouwplan ruim onder de maximaal toegestane hoogte blijft. Het project vormt daardoor geen belemmering voor het nationale belang "Militaire terreinen en objecten".


Conclusie

Het plan vormt geen belemmering voor de nationale belangen die middels het Barro beschermd zijn.

4.1.3 Besluit ruimtelijke ordening: Ladder voor Duurzame Verstedelijking

Met het doel de ruimte zorgvuldig en duurzaam te gebruiken, is de Ladder voor Duurzame Verstedelijking opgesteld. Deze is verankerd in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (versie 1 juli 2017). Bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen moet worden aangetoond dat deze voorzien in een behoefte, en moet - in geval van de ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied plaatsvindt - een motivering worden opgenomen waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.


Nieuwe stedelijke ontwikkeling

Alvorens te toetsen aan de Ladder dient te worden vastgesteld of sprake is van een stedelijke ontwikkeling. Dit begrip is in artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder i, Bro. Bro gedefinieerd als ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen. Ten aanzien van de tot dusver gevormde jurisprudentie ten aanzien van het begrip 'stedelijke ontwikkeling' blijkt dat de omvang van de ontwikkeling een rol speelt. Is sprake van een kleinschalige ontwikkeling, dan kan weliswaar sprake zijn van een stedelijke ontwikkeling, maar kan dergelijke ontwikkeling als te kleinschalig worden aangemerkt om te worden aangemerkt als stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder i, Bro. Bro. In de literatuur wordt bij voorziene ontwikkelingen met betrekking tot woningbouw gesproken over een daadwerkelijke ondergrens. Volgens vaste jurisprudentie zijn elf woningen (welke op één dezelfde locatie worden gerealiseerd) het maximale aantal woningen wat door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) als te kleinschalig wordt geacht om als een stedelijke ontwikkeling te kunnen worden gekwalificeerd (ABRvS 18 november 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3542, r.o. 8.2.). Het minimale aantal woningen wat gerealiseerd moet worden (op dezelfde locatie) om als stedelijke ontwikkeling te worden gekwalificeerd is aldus twaalf (ABRvS 22 juli 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2329, r.o. 6.3).

Betekenis voor het plangebied 

Voorliggend plan, zoals omschreven in paragraaf 1.1, voorziet in het realiseren van een woonlocatie met 116 woningen in het buitengebied van Middelrode. Daarnaast ziet Herinrichting Noddevelt op de herinrichting van het agrarisch bedrijf aan de Zandstraat 37, waarbij onder meer een agrarische bedrijfswoning naar een reguliere woning wordt omgezet.

Aangezien het plangebied van de nieuwe woonlocatie een agrarische bestemming heeft, zijn er nog geen reguliere woningen voorzien en betreft voorliggende ontwikkeling een toename van 116 nieuwe woningen ter plaatse van de agrarische gronden tussen de Zandstraat, Diepven en de Christinastraat. Het planvoornemen valt hiermee onder de definitie van een 'stedelijke ontwikkeling'.

Verantwoording

Om de woningbehoefte te onderbouwen en te voorzien van een motivering waarom de ontwikkeling niet binnen bestaand stedelijk gebied gerealiseerd kan worden, heeft Companen een Ladderonderbouwing opgesteld: "Laddertoets Nieuwbouw Middelrode" (7749.105; 21 december 2021). Het rapport is als bijlage 8 bijgevoegd.

Companen concludeert dat:

  • Sint-Michielsgestel nog onvoldoende plancapaciteit in het vizier heeft om de komende 10 jaar in de woningbehoefte te voorzien;
  • de realisatie van de locatie in Middelrode in de beoogde tijdsperiode noodzakelijk is om in de gemeentelijke woningbehoefte te voorzien;
  • de realisatie van het aantal woningen dat is beoogd in het plan in Middelrode niet op een inbreidingslocatie kan worden gerealiseerd zonder het voorzien in de gemeentelijke woningbehoefte geweld aan te doen;
  • er ook kwalitatief sterke argumenten voor de realisatie van het plan in Middelrode zijn. Deze betreffen de behoefte van de deelwoningmarkt Middelrode/Berlicum, het voldoen aan de regionale afspraken inzake het programma en het creëren van het gewenste woonmilieu.

Conclusie
Het initiatief voldoet aan het Besluit ruimtelijke ordening voor wat betreft het aspect Ladder voor Duurzame Verstedelijking.

4.2 Provinciaal niveau

Het provinciale ruimtelijk beleid is vastgelegd in de nota's:

  • Omgevingsvisie Noord-Brabant;
  • Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant.

Het plan is aan deze nota's getoetst.

4.2.1 Omgevingsvisie Noord-Brabant

Ter voorbereiding op de inwerkingtreding van de Omgevingswet is op 14 december 2018 door de Gedeputeerde Staten de Omgevingsvisie Noord-Brabant vastgesteld. Deze omgevingsvisie bevat de visie van het provinciale bestuur op de Brabantse leefomgeving van de toekomst (2050). Met de uitgangspunten van de Omgevingswet zijn daarbij geen routes naar de gestelde doelen vastgelegd, omdat daarmee een beter samenspel en draagvlak kunnen ontstaan. De Omgevingsvisie zal onder meer de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening vervangen na het inwerking treden van de Omgevingswet.

De Omgevingsvisie kent één basisopgave: 'werken aan veiligheid, gezondheid en omgevingskwaliteit'. Elke ruimtelijke ontwikkeling moet - ongeacht de omvang - hieraan bijdragen. In vier hoofdopgaven worden nadere accenten gelegd:

  • 1. werken aan de Brabantse energietransitie;
  • 2. werken aan een klimaatproof Brabant;
  • 3. werken aan een slimme netwerkstad;
  • 4. werken aan een concurrerende, duurzame economie.

Analyse
Voorliggend plan voorziet in de realisatie van 116 woningen in het buitengebied van Middelrode en de herinrichting van Noddevelt met de daarbij behorende planologische aanpassingen, zoals omschreven in paragraaf 1.1. Deze ontwikkeling draagt op de volgende wijze bij aan de 'grote' provinciale hoofdopgaven.

ad 1.   De energietransitie ziet enerzijds op het verminderen van het energieverbruik en anderzijds op verduurzaming van de energie. De nieuwe woningen binnen het plangebied voldoen in ieder geval aan de in het Bouwbesluit en het gemeentelijke duurzaamheidsbeleid opgenomen energieprestatie-eisen. Nadere uitwerking en mogelijkheden hiervan zullen plaatsvinden in het kader van het bouwplan voor de woningen. Daar komt dan ook de verduurzaming van de energie aan bod, bijvoorbeeld door het aanleggen van een eigen energievoorziening.  
ad 2.   Eén van de onderdelen van een klimaatproof Brabant is het zorgen voor een klimaatbestendige en waterrobuuste inrichting. Voorliggend plan wordt gerealiseerd op een plek die hoog en droog genoeg is. Door infiltratie van het hemelwater ter plaatse wordt voorkomen dat er een versnelde afvoer van water plaatsvindt. Het ontwerp van de woningen, de inrichting van de woonpercelen en de openbare ruimte kunnen voorts een bijdrage leveren aan de klimaatadaptatie. Dit wordt in het bouwplan nader uitgewerkt.  
ad 3.   en duurzame verstedelijking draagt bij aan het komen tot een slimme netwerkstad. Uitbreiding van het bestaand stedelijk gebied is alleen wenselijk vanuit kwalitatieve overwegingen en bij een concrete marktvraag. De 116 nieuwe reguliere woningen en de nieuwe reguliere woning als gevolg van de omzetting van een agrarische bedrijfswoning kunnen gezien de aard en omvang niet binnen het stedelijk gebied gerealiseerd worden. Daarom is gekozen voor een uitbreidingslocaties in het buitengebied, grenzend aan de kern Middelrode. In bijlage 8 is is de woonbehoefte onderbouwd en is gemotiveerd waarom de stedelijke ontwikkeling niet binnen het stedelijk gebied gerealiseerd kan worden. Middels deze motivering wordt een stedelijke ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied passend geacht.  
ad 4.   Onderdeel van een concurrerende en duurzame economie is het voorzien in een aantrekkelijk vestigingsklimaat. Door een zorgvuldige inpassing van 116 woningen, de bestemmingswijziging van de gronden aan de Christinastraat 1 en de herinrichting van Noddevelt, wordt een positieve bijdrage geleverd aan de leefomgeving en daarmee aan het vestigingsklimaat.  

Conclusie
Het plan geeft invulling aan bij de opgaven van de Omgevingsvisie Noord-Brabant.

4.2.2 Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant

Op 25 oktober 2019 hebben de Provinciale Staten de Interim Omgevingsverordening (IOV) vastgesteld. De laatste geconsolideerde versie van de OIV dateert van 1 oktober 2022. De IOV bevat de provinciale regels en randvoorwaarden met een bindende werking over de fysieke leefomgeving. Deze vloeien voort uit de in de Omgevingsvisie genoemde doelen. De Interim Omgevingsverordening is opgesteld in lijn met de Omgevingswet die naar verwachting op 1 juli 2023 in werking zal treden.

De IOV heeft een opbouw naar de verschillende doelgroepen. Voor voorliggend plan zijn in beginsel uitsluitend de in hoofdstuk 3 opgenomen 'Instructieregels aan gemeenten' aan de orde. De afdelingen in dat hoofdstuk zijn als volgt te onderscheiden (waarbij de volgorde is omgekeerd ten behoeve van vergroting van de toepasbaarheid):

  • afdelingen 3.5 tot en met 3.7: de toedeling van functies;
  • afdelingen 3.2 tot en met 3.4: de bescherming van gebiedskenmerken;
  • afdeling 3.1: de basisprincipes voor een evenwichtige toedeling van functies.

4.2.2.1 De toedeling van functies

Het plan is onderdeel van het landelijk gebied. In beginsel zijn daar geen nieuwe woningen en uitbreiding van agrarische bedrijven toegestaan. De IOV kent echter ook uitzonderingsregels waarmee bepaalde nieuwe ontwikkelingen wel mogelijk zijn. Hierna wordt per werkingsgebied aangegeven op welke wijze de voorgestane ontwikkelingen passen binnen de regels van de IOV.

afbeelding "i_NL.IMRO.0845.BP2023BLCLaarzicht-ON01_0033.png"   afbeelding "i_NL.IMRO.0845.BP2023BLCLaarzicht-ON01_0034.png"  
afbeelding "i_NL.IMRO.0845.BP2023BLCLaarzicht-ON01_0035.png"   afbeelding "i_NL.IMRO.0845.BP2023BLCLaarzicht-ON01_0036.png"  

UITSNEDE INTERIM OMGEVINGSVERORDENING  

Landelijk gebied

Ter plaatse van het plangebied zijn de gronden, uitgezonderd van het perceel ter plaatse van Christinastraat 1, als Landelijk gebied aangewezen.

Artikel 3.69 'Afwijkende regels (burger)woningen

De omzetting van de bedrijfswoning aan Zandstraat 37 kan op basis van dit artikel mogelijk worden gemaakt

Op basis van artikel 3.69 'Afwijkende regels (burger)woningen', kan worden afgeweken van artikel 3.68 als een bestemmingsplan voorziet in:

  • a. de bouw van een woning ter vervanging van een bestaande woning binnen het bouwperceel , als is verzekerd dat:
    • 1. de bestaande woning feitelijk wordt opgeheven;
      niet van toepassing;
    • 2. overtollige bebouwing wordt gesloopt.
      niet van toepassing;
  • b. een inpandige splitsing van een beeldbepalende woonboerderij als:
    • 1. een fysieke tegenprestatie wordt geleverd aan het versterken van de omgevingskwaliteit vergelijkbaar met de tegenprestatie voor een ruimte-voor-ruimte kavel; en
      niet van toepassing;
    • 2. de beeldbepalende woonboerderij wordt behouden.
      niet van toepassing;
  • c. de vestiging van of de splitsing in meerdere woonfuncties in cultuurhistorisch waardevolle bebouwing als dat bijdraagt aan het behoud of herstel van deze bebouwing;
    niet van toepassing;
  • d. het gebruik van een voormalige bedrijfswoning als burgerwoning, als is verzekerd dat:
    • 1. er geen splitsing in meerdere woonfuncties plaatsvindt;
      er is geen sprake van een woningsplitsing, er wordt slechts één woning toegestaan;
    • 2. overtollige bebouwing wordt gesloopt;
      de overtollige agrarische opstallen worden binnen de beoogde woonbestemming ter plaatse van Zandstraat 37 gesloopt.

Gemengd landelijk gebied

Daarnaast is het plangebied, uitgezonderd van het perceel aan de Christinastraat 1, als Gemengd landelijk gebied aangewezen.

Artikel 3.58 Overig-agrarisch bedrijf in Gemengd landelijk

De uitbreiding/vormverandering van het agrarisch bouwvlak van Zandstraat 37 kan op basis van dit artikel mogelijk worden gemaakt.

Op basis van artikel 3.58 Overig-agrarisch bedrijf in Gemengd landelijk gebied geldt dat een bestemmingsplan van toepassing op Gemengd landelijk gebied kan voorzien in uitbreiding van, vestiging van of omschakeling naar een overig-agrarisch bedrijf tot een omvang van ten hoogste 1,5 hectare bouwperceel, als de toelichting een verantwoording bevat dat de ontwikkeling noodzakelijk is voor de agrarische bedrijfsvoering.

Analyse

Ten behoeve van een duurzame doorontwikkeling van het bedrijf Noddevelt worden de gronden in het oostelijk deel van het perceel ter plaatse van de Zandstraat 37 naar de bestemming Agrarisch-Paardenhouderij omgezet en wordt het perceel heringericht. Met het oog op een goede ruimtelijke ordening kan de paardenfokkerij en de ondergeschikte nevenactiviteit, ten behoeve van de paardensector en overige agrarische bedrijven, zich verder door ontwikkelen.

Verstedelijking afweegbaar

Het plangebied is, uitgezonderd van het perceel van Noddevelt en de eerste 75 meter zone vanaf de Zandstraat, als Verstedelijking afweegbaar aangewezen.

Artikel 3.43 Afwijkende regels Verstedelijking afweegbaar

De realisatie van de nieuwbouw woonlocatie kan op basis van dit artikel mogelijk worden gemaakt.

Op basis van artikel 3.43 Afwijkende regels Verstedelijking afweegbaar geldt dat als er vanuit kwaliteit of kwantiteit in Stedelijk gebied onvoldoende ruimte aanwezig is, er de mogelijkheid bestaat dat een stedelijke ontwikkeling binnen het werkingsgebied Verstedelijking afweegbaar wordt gerealiseerd. Deze gebieden zijn in het verleden (2004) na toepassing van de lagenbenadering en afweging aangeduid als gebieden waar -onder voorwaarden- verantwoorde uitbreidingsmogelijkheden (kunnen) liggen. Als er nieuw ruimtebeslag nodig is, wordt met toepassing van de basisprincipes uit paragraaf 3.1.2 IOV Basisprincipes voor een evenwichtige toedeling van functies gekeken naar een concrete invulling.

Analyse

De ligging van het plangebied is in de huidige IOV Noord-Brabant voor het grootste deel als Verstedelijking afweegbaar aangewezen. Slechts ter plaatse van de huidige woning en bijgebouw aan Zandstraat 33 en bijbehorende omliggende gronden in het zuidoosten van het plangebied is geen aanduiding Verstedelijking afweegbaar opgenomen.

Zoals in paragraaf 4.1.3 is gemotiveerd is er binnen de gemeente en specifiek binnen Middelrode geen mogelijkheid om kwantitatief en op een kwalitatief goede manier voldoende woningen te realiseren. Het realiseren van de woningen binnen dit eerder aangewezen gebied Verstedelijking afweegbaar is daarmee passend.

Het is gewenst deze uitbreiding van het stedelijk gebied ook in het provinciaal beleid te verankeren. Wijziging van de gehele woonlocatie naar Stedelijk gebied kan alleen toegepast worden als sprake is van een plangebied dat feitelijk al als zodanig kan worden beoordeeld. In dit geval is dat nog niet zo. Gronden buiten het werkingsgebied Verstedelijking afweegbaar kunnen indien gewenst en onderbouwd wel gewijzigd worden naar dit werkingsgebied.

Aangezien de gronden van de bestaande bebouwing aan de Zandstraat straks onderdeel uit gaan maken van de woonlocatie (ontsluiting en bebouwing) is het gewenst dit deel van het plangebied op te nemen als werkingsgebied Verstedelijking afweegbaar. Om dit te bewerkstelligen, dient bij de provincie voor het deel van het plangebied waar de woonlocatie beoogd is een wijziging van het werkingsgebied worden aangevraagd. Deze grenswijziging wordt dan tevens in de nieuwe Provinciale verordening, de Omgevingsverordening Noord-Brabant (4.2.3), opgenomen.

Herbegrenzing werkingsgebied

De voorgenomen ontwikkeling is onderdeel van het Landelijke gebied, waarvan het over grote deel ter plaatse van de beoogde woonwijk in de huidige IOV Noord-Brabant als Verstedelijking afweegbaar is opgenomen. Voor dit deel samen met het kleine deel in het zuidoosten van het plangebied waar woningen beoogd zijn, maar niet als Verstedelijking afweegbaar is opgenomen, dient het stedelijk gebied te worden uitgebreid. Herbegrenzing naar de werkingsgebieden Landelijk kern en Stedelijk gebied is dan ook voorstelbaar. Bovendien is herbegrenzing voorstelbaar, aangezien het plangebied in de gemeentelijke structuurvisie Sint-Michielsgestel als Zoekgebied voor een stedelijke ontwikkeling is opgenomen.


Op grond van artikel 6.2 IOV is herbegrenzing mogelijk. Op grond van dit artikel kunnen burgemeester en wethouders de grenzen van de werkingsgebieden wijzigen ten behoeve van een ruimtelijke ontwikkeling. Bij de herbegrenzing komt het plangebied binnen de gebieden Landelijke kern en Stedelijk gebied te liggen. De voorgenomen grenswijzigingen van het gebied zijn hieronder toegelicht. De toe te voegen gronden Stedelijk gebied hebben een oppervlakte van circa 50 ha.

In artikel 5.3 IOV zijn gevallen opgenomen waarvoor Gedeputeerde Staten bevoegd zijn de grenzen van een werkingsgebied te wijzigen. Voor onderhavig plangebied is alleen Lid 1 van toepassing. Hieronder wordt aangetoond dat er binnen onderhavig initiatief sprake is van een geval zoals genoemd in artikel 5.3 IOV.

Als één of meer van de volgende gevallen zich voordoet is wijziging van een werkingsgebied mogelijk:

  • a. de wijziging is nodig voor een doelmatige uitvoering;
  • b. de wijziging draagt bij aan het doel waarvoor het werkingsgebied is opgenomen;
  • c. de wijziging past binnen de uitgangspunten en basisprincipes van deze verordening;
  • d. er is sprake van kennelijke onjuistheden in de begrenzing;
  • e. de begrenzing van een gebied is niet langer in overeenstemming met een bestemmingsplan dat overeenkomstig artikel 3.8, derde lid, Wet ruimtelijke ordening is vastgesteld.

Hieraan wordt voldaan want:

De grenswijziging is nodig voor de realisatie van de ontsluiting en bebouwing van de woonlocatie die buiten het gebied Verstedelijking afweegbaar liggen. Het plangebied is een geschikte locatie, aangezien het in de gemeentelijke structuurvisie Sint-Michielsgestel als zoekgebied voor een stedelijke ontwikkeling is opgenomen. Daarnaast waren de gerealiseerde woningen aan het Diepven al een eerste stap om om buiten de geënte noordelijke dorpsrand (Christinastraat) uit te breiden. De achterkanten van de percelen aan het Diepven, die de harde grens met het buitengebied markeren, lijken een aanzet te zijn geweest voor een grotere ontwikkeling. Om de kernrand meer op te laten gaan in het buitengebied is dan ook een andere meer rafelige dorpsrand gewenst, waarin er meer evenwicht is tussen de kern en het buitengebied. Zo vindt er een logische afronding van de kern Middelrode plaats en wordt een verbetering van de stedenbouwkundige en landschappelijke kwaliteit gerealiseerd. Hiermee is er sprake van een geval, zoals genoemd onder a, b en c waarvoor de Gedeputeerde Staten het werkingsgebied mag wijzigen.

ad a   Om de ontsluiting van de gehele ontwikkeling als reguliere woningen te kunnen ontwikkelen is het doelmatig de grens te wijzigen.  
ad b   Het doel van het nieuwe werkingsgebied Verstedelijking afweegbaar is het in de toekomst concentreren van bebouwing binnen dit stedelijke gebied. Door de wijziging ligt alle bebouwing en de ontsluiting van het te wijzigen gebied in Verstedelijking afweegbaar. Door de ontwikkeling wordt de noordoostelijke kernrand van Middelrode op een logische manier afgerond. De grenswijziging volgt de reeds bestaande gemeentelijke visie, waarbij de planlocatie is aangeduid als zoekgebied voor een stedelijke ontwikkeling en is daarmee doelmatig.  
ad c   Het plan voldoet aan de uitgangspunten en basisprincipes van de verordening.  

Omdat voldaan wordt aan de voorwaarden heeft Burgemeester en wethouders een verzoek ingediend tot wijziging van de volgende werkingsgebieden:

  • Overige zone - in Interim omgevingsverordening te verwijderen Landelijk gebied, Gemengd landelijk gebied;
  • Overig - in Interim omgevingsverordening te verwijderen Landelijk gebied, Verstedelijking afweegbaar;
  • Overige zone - in Interim omgevingsverordening toe te voegen Landelijke kern, Stedelijk gebied.

In de regels van dit ontwerpbestemmingsplan is de omzetting van de werkingsgebieden en het aanwijzingsgebied opgenomen in artikel 19 van de regels.

Over het geheel genomen maakt de wijziging de voorliggende ontwikkeling mogelijk en wordt daarmee tevens de kern logisch afgerond. Het gehele gebied dat naar 'Landelijke kern' en 'Stedelijk gebied' gewijzigd dient te worden heeft een oppervlak van circa 50 ha.

4.2.2.2 De bescherming van gebiedskenmerken

Ter plaatse van het plangebied gelden de volgende gebiedskenmerken:

  • Stalderingsgebied;
  • Beperkingen veehouderij;
  • Norm wateroverlast stedelijk gebied;
  • Norm wateroverlast buiten stedelijk gebied

Stalderingsgebied

Het plangebied is als Stalderingsgebied aangewezen.

Artikel 2.74 Stalderen

Op basis van artikel 2.74 Stalderen Lid 1 is opgenomen dat tot het tijdstip dat een bestemmingsplan in overeenstemming is met artikel 3.52 Aanvullende regels stalderen geldt, gelet op artikel 4.1, derde lid, Wet ruimtelijke ordening, voor een hokdieren gevestigd binnen Stalderingsgebied, dat een toename van de bestaande oppervlakte dierenverblijf voor hokdieren binnen een bouwperceel door de bouw van een dierenverblijf voor hokdieren of het in gebruik nemen van een aanwezig gebouw als dierenverblijf voor hokdieren is verboden.

Analyse

Voorliggend plan voorziet in de realisatie van 116 woningen in het buitengebied van Middelrode en de herinrichting van Noddevelt met de daarbij behorende planologische aanpassingen, zoals omschreven in paragraaf 1.1. Hiermee worden geen dierenverblijven voor hokdieren gerealiseerd.

Beperkingen veehouderij

Daarnaast is het plangebied, uitgezonderd van het perceel ter plaatse van Christinastraat 1, als Beperkingen veehouderij aangewezen.

Artikel 3.51 Afwijkende regels Beperkingen veehouderij

Op basis van artikel 3.51 Afwijkende regels Beperkingen veehouderij Lid 1 is opgenomen dat in afwijking van Artikel 3.49 Veehouderij in Landelijk gebied, eerste lid aanhef, en Artikel 3.50 Aanvullende regels nieuw dierenverblijf, eerste lid onder a, binnen Beperkingen veehouderij geldt dat:

  • a. uitbreiding van, vestiging van en omschakeling naar een veehouderij zijn uitgesloten;
  • b. een toename van de bestaande oppervlakte van gebouwen, met uitzondering van de bestaande bedrijfswoning, is uitgesloten;
  • c. een toename van de bestaande oppervlakte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is uitgesloten.

Analyse

Met voorliggend plan worden geen veehouderijen gerealiseerd.

Norm wateroverlast (buiten) stedelijk gebied

In artikel 4.4 Norm wateroverlast buiten Stedelijk gebied lid 1 zijn met het oog op de bergings- en afvoercapaciteit waarop regionale wateren moeten zijn ingericht, normen voor het buitengebied opgenomen. Deze normen zijn voor het plangebied, uitgezonderd van het perceel ter plaatse van Christinastraat, van toepassing. Ter plaatse van de Christinastraat 1 gelden de normen zoals in artikel 4.2 Norm wateroverlast Stedelijk gebied opgenomen.

Analyse

Ten behoeve van de waterhuishoudkundige situatie van voorliggend plan is met de genoemde normen in artikel 4.2 en 4.4. rekening gehouden. In paragraaf 5.3 van de toelichting is de uitwerking van de waterhuishoudkundige situatie beschreven.

4.2.2.3 Basisprincipes voor een evenwichtige toedeling van functies

De voor het plan relevante basisprincipes voor een evenwichtige toedeling van

functies zijn:

  • zorgplicht voor een goede omgevingskwaliteit;
  • kwaliteitsverbetering van het landschap.

Artikel 3.5 Zorgplicht voor een goede omgevingskwaliteit  
Om te komen tot een goede omgevingskwaliteit moet rekening gehouden worden met:

  • zorgvuldig ruimtegebruik,
  • de waarden in het gebied (toepassing lagenbenadering) en;
  • meerwaardecreatie.

Artikel 3.6 Zorgvuldig ruimtegebruik

Zorgvuldig ruimtegebruik houdt in dat:

  • a. de toedeling van functies in beginsel plaatsvindt binnen bestaand ruimtebeslag voor bebouwing, behalve in de gevallen dat:
    • 1. nieuwvestiging mogelijk is op grond van de bepalingen in dit hoofdstuk;
    • 2. er feitelijk of vanuit kwalitatieve overwegingen onvoldoende ruimte is en uitbreiding, al dan niet gelijktijdig met de vestiging van een functie, op grond van de bepalingen in dit hoofdstuk is toegestaan;
  • b. bij stedelijke ontwikkeling toepassing is gegeven aan artikel 3.1.6, tweede lid, Besluit ruimtelijke ordening (ladder voor duurzame verstedelijking);
  • c. gebouwen, bijbehorende bouwwerken en andere permanente voorzieningen worden geconcentreerd binnen een bouwperceel.

Analyse

Voorliggend plan voorziet in de realisatie van 116 woningen in het buitengebied van Middelrode en de herinrichting van Noddevelt met de daarbij behorende planologische aanpassingen, zoals omschreven in paragraaf 1.1. Gezien de aard en omvang kan de voorgenomen ontwikkeling niet binnen bestaand stedelijk gebied gerealiseerd worden. Daarom zullen deze 116 woningen in het buitengebied, aangrenzend aan de kern Middelrode verwezenlijkt worden. In paragraaf 4.1.3 is middels een Ladderonderbouwing de woningbehoefte aangetoond en is een motivering gegeven waarom de ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied mogelijk gemaakt kan worden. Op basis van de Ladderonderbouwing, het provinciaal- en gemeentelijk beleid wordt de voorgenomen locatie passend geacht.

Daarnaast wordt het perceel aan de Zandstraat 37 opnieuw ingericht, waarbij de overtollige agrarische bedrijfsopstallen ter plaatse van de beoogde woonbestemming worden gesloopt en de bestaande agrarische bedrijfswoning naar een reguliere burgerwoning wordt omgezet. Met het oog op de herinrichting van het perceel is geen sprake van uitbreiding en wordt zorgvuldig gebruik gemaakt van de ruimte.

Ter plaatse van de gronden aan Christinastraat 1 is slechts sprake van een bestemmingswijzing van Agrarisch naar Tuin, rondom de bestaande woonbestemming. Hiermee blijft de bestaande situatie feitelijk onveranderd.

Conclusie

Middels voorliggend initiatief wordt een agrarisch bedrijf beëindigd en wordt zorgvuldig gebruik gemaakt van de ruimte in het buitengebied van Middelrode. De voorgenomen ontwikkeling is hiermee in lijn met hetgeen opschreven in artikel 3.6 IOV over zorgvuldig ruimtegebruik.

Artikel 3.7 Toepassing van de lagenbenadering

De toepassing van de lagenbenadering omvat het effect van de ontwikkeling op de lagen in onderlinge wisselwerking met elkaar en het actief benutten van de factor tijd. In artikel 3.7 'Toepassing lagenbenadering' onder lid 2 staat omschreven dat de lagenbenadering effecten omvat op:

  • a. de ondergrond, zoals de bodem, het grondwater en archeologische waarden;
  • b. de netwerklaag, zoals infrastructuur, natuurnetwerk, energienetwerk, waterwegen waaronder een goede, multimodale afwikkeling van het personen- en goederenvervoer.
  • c. de bovenste laag zoals cultuurhistorische en landschappelijke waarden, de omvang van de functie en de bebouwing, de effecten op bestaande en toekomstige functies, de effecten op volksgezondheid, veiligheid en milieu.

De toepassing van de lagenbenadering is een hulpmiddel om de effecten van een ontwikkeling in beeld te brengen. Het gaat daarbij om het effect op de lagen in wisselwerking met elkaar waarbij de factor tijd actief wordt benut. Het is van belang om te weten hoe de omgeving in elkaar steekt en te kijken naar alle lagen: de ondergrond, de netwerklaag, de bovenlaag en de tijdsdimensie. Tussen deze lagen bestaat een wisselwerking. Iedere laag kent zijn eigen dynamiek, verschillende veranderingssnelheid en mate van omkeerbaarheid bij ingrepen. Voor een aantal aspecten die bij de lagenbenadering betrokken worden, bevat de IOV Noord-Brabant specifieke regels, zoals het Natuur Netwerk, de groenblauwe mantel, cultuurhistorische- en aardkundige waarden, stiltegebied en delen van het watersysteem.

Er dient rekening gehouden te worden met de laag dynamische ondergrond, maar ook met de effecten op de andere lagen en met toekomstige effecten. Bij de afweging gaat het niet alleen om de effecten op de omliggende functies in het gebied maar ook op effecten van een ontwikkeling elders. Niet alleen de effecten nu maar ook de effecten naar de toekomst.

Analyse

Met het beoogde plan worden 116 woningen gerealiseerd. Ten behoeve van deze ontwikkeling is in hoofdstuk 2 de lagenbenadering uitgevoerd. Uit de lagenbenadering blijkt dat een stedelijke ontwikkeling binnen het plangebied voorstelbaar is. De aanwezige waarden en structuren in en om het plangebied dienen daarbij in acht te worden genomen. In het stedenbouwkundig plan voor deze uitbreiding is rekening gehouden met de aanwezige landschappelijke waarden binnen het plangebied. Daarbij wordt tevens aangesloten op waarden en structuren uit de directe omgeving. Het stedenbouwkundig plan is middels zorgvuldige afweging (tussen ontwikkelaars en gemeente) tot stand gekomen.

Conclusie

In hoofdstuk 5 van deze toelichting worden de effecten op onder andere de bodem, het grondwater, archeologische waarden, infrastructuur, natuurnetwerk, water, cultuurhistorische waarden en landschappelijke waarden beschreven. Hieruit blijkt dat met de beoogde ontwikkeling geen nadelige effecten aanwezig zijn.

Artikel 3.8 Meerwaardecreatie

Meerwaardecreatie omvat een evenwichtige benadering van de economische, ecologische en sociale aspecten die in een gebied en bij een ontwikkeling zijn betrokken, waaronder:

  • a. de mogelijkheid om opgaven en ontwikkelingen te combineren waardoor er meerwaarde ontstaat;
  • b. de bijdrage van een ontwikkeling aan andere opgaven en belangen dan die rechtstreeks met de ontwikkeling gemoeid zijn.

Analyse

De meerwaarde wordt gecreëerd door:

  • het realiseren van nieuwe woningen met een divers programma die tegemoet komen aan de behoefte uit de regio ter plaatse van de agrarische gronden tussen de Zandstraat, Diepven en Christinastraat;
  • het realiseren van nieuwe woningen die in het landschap ingepast zijn, waardoor er een kwalitatief hoogwaardige woonwijk wordt ontstaat;
  • het realiseren van landschapselementen, die bijdragen aan het landschapstype én de ecologie.
  • het wijzigen van de bestemming Agrarisch naar Tuin ter plaatse van Christinastraat 1, passend in de aansluitende bestaande woonwijk;
  • een deel van het perceel aan Zandstraat 37 van agrarische- in woonbestemming te wijzigen, waarmee de agrarische bedrijfsactiviteiten op grotere afstand van de kern komen te liggen;
  • het wegnemen van de verouderde schuren, behorende bij Zandstraat 37;
  • de omzetting van een agrarische bedrijfswoning naar een reguliere burgerwoning ter plaatse van de Zandstraat 37.

Conclusie

Middels voorliggend initiatief wordt meerwaarde gecreëerd. De voorgenomen ontwikkeling is hiermee in lijn met hetgeen opschreven in artikel 3.8 IOV over meerwaardecreatie.

Artikel 3.9 Kwaliteitsverbetering landschap
Conform artikel 3.9 IOV moeten ruimtelijke ontwikkelingen in landelijk gebied gepaard gaan met een kwaliteitsverbetering van het landschap. Voor het bepalen van de benodigde investering is een categorie-indeling van toepassing, met elk vereisten aan de kwaliteitsverbetering. Hieronder zijn de regels opgenomen die gepaard gaan met de kwaliteitsverbetering van het landschap bij ontwikkelingen in het Landelijk gebied.

Ten behoeve van de Kwaliteitsverbetering landschap (artikel 3.9 IOV) geldt :

  • 1. Een bestemmingsplan dat een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk maakt in Landelijk gebied bepaalt dat die ruimtelijke ontwikkeling gepaard gaat met een fysieke verbetering van de landschappelijke kwaliteit van het gebied of de omgeving.
  • 2. Het bestemmingsplan motiveert dat de verbetering past binnen de gewenste ontwikkeling van het gebied én op welke wijze de uitvoering is geborgd door dat:
    • a. dit financieel, juridisch en feitelijk is geborgd in het plan; of
    • b. de afspraken uit het regionaal overleg, bedoeld in artikel 62 Regionaal Overleg, worden nagekomen.
  • 3. Een verbetering van de landschappelijke kwaliteit omvat mede:
    • a. de op grond van deze verordening verplichte landschappelijke inpassing;
    • b. het toevoegen, versterken of herstellen van landschapselementen die een bijdrage leveren aan de versterking van de landschapsstructuur of de relatie stad-land;
    • c. het behoud of herstel van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing of terreinen;
    • d. het wegnemen van verharding;
    • e. het slopen van bebouwing;
    • f. de realisering van het Natuur Netwerk Brabant en ecologische verbindingszones;
    • g. het aanleggen van extensieve recreatieve mogelijkheden.

Analyse

Voorliggend plan voorziet in de realisatie van 116 woningen in het buitengebied van Middelrode en de herinrichting van Noddevelt met de daarbij behorende planologische aanpassingen, zoals omschreven in paragraaf 1.1.

De nieuwe te realiseren woonlocatie is landschappelijk ingepast, waarbij er rekening is gehouden met ecologische-,landschappelijke- en milieutechnische waarden. Zo zijn de woningen zodanig gesitueerd, dat de randen van het plangebied een open karakter behouden en er overal het landschap beleefbaar is. Richting de groene lob aan de noordoostzijde is een opening en zichtlijn behouden richting dit open landschap. Dit levert een ruimtelijke kwaliteitswinst op.

Bovendien blijft met de transformatie van een agrarische bedrijfswoning naar een reguliere woning de langgevelboerderij behouden en wordt hiermee ook leegstand en verloedering voorkomen. Met de sloop van de overtollige schuren aan Zandstraat 37 wordt tevens bijgedragen aan het verbeteren van de kwaliteit van het landschap. Daarnaast wordt met de bestemmingswijziging van Agrarisch naar Tuin ter plaatse van de gronden aan Christinastraat 1, de gronden van een bestemming voorzien die passend is bij de reeds geldende woonbestemming ter plaatse en de beoogde woonbestemming rondom.

Aanvulling Structuurvisie Buitengebied Sint-Michielsgestel

In het beleidsdocument Aanvulling Structuurvisie Buitengebied Sint-Michielsgestel is de regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap voor de gemeente Sint-Michielsgestel opgenomen. De regeling ‘Kwaliteitsverbetering van het landschap’ is van toepassing op bestemmingsplannen die ruimtelijke ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied mogelijk maken. Voor bepaalde activiteiten maakt zij echter een uitzondering aangezien deze al een verplichte kwaliteitsverbetering in zich hebben. Het gaat dan om ontwikkelingen in het kader van de ruimte-voor-ruimte regeling en ontwikkelingen in ecologische hoofdstructuur (EHS) waar een compensatieplicht geldt.

Binnen de regio is een aantal aspecten van de beleidsregel kwaliteitsverbetering van het landschap verder uitgewerkt en in een afsprakenkader met de provincie vastgelegd (10 januari 2013). Het afsprakenkader richt zich op twee aspecten:

  • 1. De verdere afbakening van het toepassingsbereik;
  • 2. De (minimale) hoogte van de gevraagde inspanning (basisinspanning).

Deze beleidsregel is van toepassing voor ontwikkelingen met een ‘substantiële’ invloed op het landschap. De regio is van mening dat ontwikkelingen met een grote impact het meest moeten

investeren in kwaliteitsverbetering. De achterliggende gedachte van de regeling is tenslotte ook dat de negatieve impact die een ontwikkeling op het landschap heeft (veelal verstening en verdichting) moet worden verevend met een proportionele kwaliteitsinvestering. Door op deze manier te handelen, ontstaat er per saldo een positieve ontwikkeling voor het buitengebied. De regio heeft ter operationalisering van deze beleidskeuze mogelijke ruimtelijke ontwikkelingen ondergebracht in drie categorieën:

  • Categorie 1: geen impact, geen tegenprestatie verplicht;
  • Categorie 2: beperkte impact, landschappelijke inpassing, passend bij een goede ruimtelijke ordening;
  • Categorie 3: grote impact, landschappelijke inpassing ‘plus’, passend bij een goede ruimtelijke ordening en in verhouding staand tot de waardeontwikkeling.

In voorliggend plan is sprake van een planmatig stedelijke ontwikkeling. Ten aanzien van de landschappelijke inlassingen geldt dat er sprake is van:

  • 1. een categorie 2 ontwikkeling: hiervoor is geen tegenprestatie vereist en volstaat een landschappelijke inpassing.
      • het vervormen en vergroten van het agrarisch bouwblok tot 1,5 ha (met daarbinnen het verplaatsen van de rijbak) voor de reeds bestaande paardenhouderij met nevenactiviteiten. De bestaande algemene bestemming Agrarisch wordt beperkt; De landschappelijke inpassing vindt plaats aansluitend aan aangepaste bouwvlak binnen de aanduiding 'overige zone - landschappelijke inpassing';
      • het terugbrengen van de in het vigerende bestemmingsplan reeds bestaande planologische bouwmogelijkheid voor een tweede (bedrijfs)woning binnen dit bouwvlak. De landschappelijke inpassing vindt plaats aansluitend aan aangepaste bouwvlak binnen de aanduiding 'overige zone - landschappelijke inpassing 2'
      • en de bestemmingswijziging van Agrarisch naar Tuin ter plaatse van de gronden aan de Christinastraat 1.
  • 2. een categorie 3 ontwikkeling:

Op het moment dat een ontwikkeling in categorie 3 valt, is een kwaliteitsverbetering verplicht die in verhouding staat tot de waardeontwikkeling als gevolg van de bestemmingsverandering. Voor de kwantificering van deze proportionaliteit is door de regio een onderscheid gemaakt in planmatige (stedelijke) en niet-planmatige ontwikkelingen. Bij planmatige (stedelijke) ontwikkelingen is de hoogte van de tegenprestatie gesteld op vaste afdracht per m², zijnde minimaal 1% van de uitgifteprijs. Bij niet-planmatige ontwikkelingen is de hoogte gesteld op minimaal 20% van de grondwaardevermeerdering als gevolg van de bestemmingsveranderingvoor het overige deel van het ontwikkelingsgebied waar de nieuwbouwontwikkeling zal plaatsvinden.

      • Het plan voor de woningbouwontwikkleing betreft een planmatig stedelijke ontwikkeling. De minimum bijdrage is 1% van de uitgifteprijs.Op dit moment is het stedenbouwkundig plan voor de locatie nog niet gereed. Daarmee is er nog geen berekening van het bedrag voor de compensatie van de waardevermeerdering van de gronden en de wijze waarop het bedrag wordt besteed te geven.
        Met de beoogde inrichting van het plangebied (woonlocatie met omliggende compensatie percelen) zoals opgenomen in het beeldkwaliteitsplan (zie bijlage 1 en op de inrichtingstekening van het totale plangebied in bijlage 2) wordt voldaan aan de tegenprestatie voor de herbegrenzing. De afspraken rondom realisatie zijn verankerd in een anterieure overeenkomst.
      • en de omzetting van een agrarische bedrijfswoning naar een reguliere woning aan de Zandstraat 37. Hier geldt de verplichting tot het realiseren van een landschappelijke tegenprestatie.
        Voor de tegenprestatie van de omzetting naar de reguliere woning is de methodiek voor een landschappelijke tegenprestatie die uitgaat van een forfaitair bedrag op basis van grondwaardevermeerdering (bestemmingswinst) van toepassing. In bijlage 9 is de berekening van de investering in het landschap opgenomen.
        Deze landschappelijke investering zal plaatsvinden in de bestemming Groen direct aansluitend aan het ontwikkelingsgebied. In bijlage 7 is een tekening waarin de landschappelijke inrichting van de zone met de bestemming Groen is getoond.

4.2.2.4 Conclusie

Met het oog op de voorgenomen grenswijzigingen, zoals in deze paragraaf beschreven, wordt het plan passend geacht binnen de Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant.

4.2.3 Ontwerp Omgevingsverordening Noord-Brabant

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant hebben op 23 maart 2021 het ontwerp van de Omgevingsverordening Noord-Brabant vastgesteld en is op 21 juni 2022 voor het laatst gewijzigd is vastgesteld. De verwachting is dat de Omgevingsverordening Noord-Brabant, op 1 januari 2024, gelijk met de Omgevingswet, in werking treedt.

In de Ontwerp Omgevingsverordening Noord-Brabant komt het werkingsgebied Verstedelijking afweegbaar, zoals opgenomen in de Interim Omgevingsverordening te vervallen. De gemeente krijgt meer ruimte om een eigen afweging te maken voor ontwikkelingen buiten de kernen mits een afweging is gemaakt in een gebiedsvisie en de lagenbenadering is toegepast.

De gemeente stelt een Omgevingsvisie op om in de toekomst ontwikkelingen nader af te kunnen wegen. In de Structuurvisie Sint-Michielsgestel 2025, zie paragraaf 4.3.1, is daarvoor de eerste aanzet gedaan, waarbij het plangebied als een zoekgebied voor een stedelijke ontwikkeling is opgenomen. De afweging voor de ontwikkeling van de woonlocatie heeft reeds plaatsgevonden en is met de provincie besproken. Het stedenbouwkundig plan is tot stand gekomen middels een zorgvuldige afweging tussen ontwikkelaar en gemeente. Hier liggen diverse onderzoeken aan ten grondslag.

Conclusie

Het planvoornemen is in lijn met de Ontwerp Omgevingsverordening Noord-Brabant.

4.2.4 Brabantse Agenda Wonen

Op 19 september 2017 hebben de Provinciale Staten de Brabantse Agenda Wonen vastgesteld. De Brabantse Agenda Wonen is gericht op het versnellen van de woningbouw, het vernieuwen en verduurzamen van de bestaande woningvoorraad en het op zorgvuldige wijze ruimtelijk inpassen van de behoefte aan nieuwe woonruimte. Middels deze agenda wordt aangegeven welke accenten er de komende jaren liggen bij het bouwen en wonen en hoe de provincie zich hiervoor gaat inzetten.

De Brabantse woningmarkt kent grote uitdagingen. De afgelopen jaren zijn te weinig woningen gebouwd. Zo moet de woningvoorraad de komende 10 tot 15 jaar met 11%, ofwel zo'n 120.000 woningen, toenemen. Bovendien verandert de vraag naar woonruimte sterk. Zo bestaat ruim 40% van de huishoudens in 2040 uit eenpersoonshuishoudens en is er een grote behoefte aan kleinere, betaalbare woonruimten. Ook het bouwen van voldoende woningen voor het middensegment op de woningmarkt, betaalbare koop en middeldure huur, blijft een punt van aandacht.

Uitbreidingslocaties

Om in te spelen op bovengenoemde prognoses en ambities dient het planaanbod, zowel kwalitatief, kwantitatief als ruimtelijk, regionaal afgewogen te worden. De Brabantse Agenda Wonen legt het accent op duurzame verstedelijking en op ‘goede woningbouwplannen’ die in lijn hiermee worden ontwikkeld. Hoewel inbreidings- en transformatielocaties hierbij de voorkeur hebben, kan slechts met transformatie en inbreiding binnen bestaand stedelijk gebied niet worden voldaan aan de prognoses, ambities en vraag naar woningen, waardoor uitbreiding onontkoombaar is. Een duurzaam verstedelijkingsbeleid vraagt hierbij om regionale afweging én afspraken over de meer grootschalige gebiedsontwikkelingen én uitbreidingslocaties (richtinggevend principe). Hierbij dient ook rekening te worden gehouden de ruimtelijke-kwalitatieve opgaven en de veranderende vraag op de woningmarkt. Voor wie, wat én waar te bouwen zijn vragen die hierbij spelen.

Analyse

Voorliggend plan voorziet in de realisatie van 116 woningen in het buitengebied van Middelrode en de herinrichting van Noddevelt met de daarbij behorende planologische aanpassingen, zoals omschreven in paragraaf 1.1.

Het planvoornemen van de woonlocatie kent een divers programma voor verschillende doelgroepen. Voorliggend plan omvat het volgende woningbouwprogramma, dat tijdens het regionaal bestuurlijk overleg op 30 september 2021 is afgestemd:

Indicatief woningbouwprogramma Woonlocatie Laarzicht (februari 2023)  
Type   Categorie   Segment   Percentage  
Appartement   projectmatig   sociaal   16,4 %  
Rijwoning 450   projectmatig   sociaal   5,2 %  
Rug-aan-rugwoning   projectmatig   goedkoop   8,6 %  
Rijwoning 510   projectmatig   middelduur   6,9 %  
Rijwoning 540   projectmatig   middelduur   7,8 %  
Rijwoning levensloop bestendig 600   projectmatig   middelduur   4,3 %  
Patiowoning   projectmatig   duur   5,2 %  
Tweekapper 567   projectmatig   duur   13,8 %  
Tweekapper 627   projectmatig   duur   13,8 %  
Vrije kavel regulier   vrije kavel   duur   18,1 %  
Totaal       100 %  

Minimaal 20% van de projectmatig gerealiseerde woningen is bestemd voor het segment sociaal.

Met de toevoeging van 116 woningen draagt de voorgenomen ontwikkeling bij aan de concrete behoefte van 120.000 nieuwe woningen. Hoewel bij het realiseren van nieuwe woningen de voorkeur bij inbreidings-en transformatielocaties in bestaand stedelijk gebied ligt, is dit bij voorliggend initiatief, gezien de aard en omvang, niet mogelijk. Desondanks is de planlocatie een geschikte locatie, aangezien het overgrote deel van het plangebied in de Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant als Verstedelijking afweegbaar is aangeduid. Daarnaast is het plangebied in Structuurvisie Sint-Michielsgestel 2025 als Zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling aangeduid. Middels een Ladderonderbouwing (paragraaf 4.1.3) is tevens onderbouwd dat de voorgenomen ontwikkeling de behoefte naar nieuwe woningen, met bijbehorende programma, tegemoet komt. Met de realisatie van deze locatie met 116 woningen, en de transformatie van de een bedrijfswoning aan Zandstraat 37 naar een reguliere woning, wordt gehoor gegeven aan de ambities en uitgangspunten van de provincie.

Conclusie

Het planvoornemen is hierdoor in overeenstemming met de Brabantse Agenda Wonen.

4.3 Gemeentelijk niveau

4.3.1 Structuurvisie Sint-Michielsgestel 2025

Op 13 oktober 2011 heeft de gemeenteraad van Sint-Michielsgestel de Structuurvisie Sint-Michielsgestel 2025 vastgesteld. In deze visie geeft de gemeente de route waarlangs ontwikkelingen, die geformuleerd zijn in de strategische visie 'Zieners 2025', tot stand moeten komen. De structuurvisie geeft inzicht in de ruimtelijke ontwikkelingen op korte, middellange en lange termijn. De kernwaarden die in deze structuurvisie voorop staan zijn:

  • Verdieping van de strategische visie 'Zieners van 2025';
  • Behoud en versterken van bestaande kwaliteiten voor onze gemeente;
  • Regierol voor de gemeente Sint-Michielsgestel;
  • Transparantie en toegankelijkheid van ruimtelijke keuzes.

Op basis van een analyse van de huidige situatie wordt in de structuurvisie een aantal belangrijke kwaliteiten, maar ook knelpunten onderscheiden. Belangrijke kwaliteiten betreffen de ligging binnen de invloedssfeer van met name de stad 's-Hertogenbosch, maar ook Eindhoven en Tilburg, de landschappelijke en groene kwaliteiten zowel binnen de gemeente als daar net buiten (Groene Woud), de hiermee samenhangende recreatieve potentie en het prettig leefklimaat. De belangrijkste knelpunten betreffen de beperkte toegankelijkheid en bereikbaarheid van de natuur en recreatiegebieden, de lage differentiatie in woonmilieus, het ontbreken van een sterke ruimtelijke kwaliteit en identiteit van de dorpscentra en de ongeschikte locatie van bedrijven die qua aard en schaal niet op die specifieke plek thuis horen. De beperkte variatie in woonmilieus laat zich voelen in het beperkte woningaanbod voor starters/jongeren en senioren.

Om de kwaliteiten uit te bouwen, de kansen te benutten en de knelpunten en bedreigingen zo adequaat mogelijk te bestrijden, is een ruimtelijk structuurbeeld vervaardigd waaraan een aantal speerpunten is gekoppeld.

Eén van de speerpunten betreft de bouwopgave. Er wordt geconcludeerd dat de woningaantallen uit het gemeentelijk woningbouwprogramma tot 2021 in principe toereikend zijn om te bouwen aan een migratiesaldo dat op nul wordt gesteld. Er is echter een bouwachterstand, waardoor de wachtlijsten zijn opgelopen. Bovendien worden er verdere vertragingen verwacht. Er wordt voor gekozen de bouwopgave ook af te stemmen op de woningbehoefte uit 's-Hertogenbosch, omdat de gemeente deze stedelingen een goed woonmilieu op korte afstand van de stad te bieden heeft.

Dit leidt tot de keuze te bouwen bij alle dorpen. Dit vanuit de wens om toekomst te bieden aan de dorpen, de dorpsgemeenschappen, de dorpsvoorzieningen en kleine werkgelegenheid. Dit heeft een sociale en humane achtergrond. De dorpen moeten de gelegenheid krijgen om op een waardige en respectvolle wijze en voor alle bevolkingsgroepen te bouwen aan hun eigen toekomst. Verder ligt de nadruk sterk op de kwalitatieve woningbehoefte. Er moet meer worden gebouwd naar de wensen en behoeften van de inwoners. Hiertoe is onder meer een woonwensenonderzoek uitgevoerd. Duidelijk is in elk geval dat kleinschalig wonen van belang is voor de dorpse uitstraling van de kernen.

In de structuurvisie wordt aangegeven dat de 'rode' ontwikkelingen ten allen tijde in balans dienen te zijn met de groene kwaliteiten van de gemeente. Deze kwaliteiten vormen de basis van de aantrekkelijkheid van de gemeente. Landschap is daarin belangrijk, maar ook duurzaamheid en ecologie. Duurzaamheid en ecologisch evenwicht worden als randvoorwaarden gehanteerd bij alle ruimtelijke ontwikkelingen.

Ruimte voor nieuwe ontwikkelingen

Binnen het als zodanig aangewezen stedelijk gebied is de gemeente in het algemeen vrij – binnen de grenzen van andere wetgeving – om te voorzien in stedelijke ontwikkeling. Als toch nieuw ruimtebeslag nodig is, kan dit alleen daar waar er gelet op de ruimtelijke kwaliteiten verantwoorde uitbreidingsmogelijkheden liggen binnen de aangewezen zoekgebieden stedelijke ontwikkeling. Onder specifieke voorwaarden is stedelijke ontwikkeling ook mogelijk in gebieden met bijzondere landschappelijke kwaliteiten, de zogenaamde gebieden integratie stad-land. In deze gebieden kan stedelijke ontwikkeling plaatsvinden in samenhang met groene landschapsontwikkelingen.

Analyse

In de Structuurvisie is voorliggend plan gelegen op een locatie dat door de gemeente als Zoekgebied stedelijke ontwikkeling is aangemerkt. Hier wordt richting gegeven aan eventuele uitbreidingen, niets gezegd over de grootte daarvan. Onderstaande kaart betreft een uitsnede van de structuurvisiekaart uit de gemeentelijke structuurvisie Sint-Michielsgestel 2025. Hier is het plangebied door de gemeente als Waardevol gebied en Zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling aangemerkt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0845.BP2023BLCLaarzicht-ON01_0037.png"

UITSNEDE GEMEENTELIJKE STRUCTUURVISIE SINT-MICHIELSGESTEL 2025

De voorgenomen ontwikkeling betreft de realisatie van een woonlocatie met 116 woningen ter plaatse van agrarische gronden in het buitengebied van Middelrode op een plek die door de gemeente is aangewezen als Zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling.

De locatie is al enkele decennia, in ieder geval al sinds de structuurvisie Berlicum in 1994, in het gemeentelijk beleid als beoogde woonlocatie opgenomen. Op de navolgende kaart is te zien dat ter plaatse van het plangebied een pijl staat met een uitbreidingsrichting. Op grond hiervan werd de locatie aan de Christinastraat destijds al als een geschikte locatie voor woningbouw gezien.

afbeelding "i_NL.IMRO.0845.BP2023BLCLaarzicht-ON01_0038.png"

UITSNEDE GEMEENTELIJKE STRUCTUURVISIE BERLICUM 1994

De locatie aan de Christinastraat is vervolgens ook in de structuurvisie 1999 - 2015 als uitbreidingslocatie voor de kern Middelrode opgenomen. De uitbreidingslocatie vloeit derhalve voort uit eerdere planvorming in de Structuurvisie Berlicum 1994. Op onderstaande uitsnede van de structuurvisie 1999 - 2015 is het plangebied aangeduid. Het plangebied is met een oranje pijl aangeduid. Dit wil zeggen dat het destijds al als 'zoeklocatie toekomstig woongebied' werd aangemerkt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0845.BP2023BLCLaarzicht-ON01_0039.png"

UITSNEDE GEMEENTELIJKE STRUCTUURVISIE 1999 - 2015

De locatiekeuze voor de voorgenomen ontwikkeling past op grond van de hiervoor opgenomen analyse binnen het gemeentelijk beleid. De voorgenomen ontwikkeling kan gezien de aard en omvang niet binnen bestaand stedelijk gebied gerealiseerd worden. Daarom zullen de 116 woningen in het buitengebied, aangrenzend aan de kern Middelrode verwezenlijkt worden. In paragraaf 4.1.3 is middels een ladderonderbouwing de vraag naar woningen en de behoefte naar een divers woningbouwprogramma in de regio aangetoond en is gemotiveerd waarom het de ontwikkelingen niet binnen bestaand stedelijk gebied gerealiseerd worden.

Door onder meer de sloop van een deel van de schuren van het agrarisch bedrijf aan Zandstraat 37 op de plek van de beoogde woonbestemming, wordt ter plaatse een verbetering van de stedenbouwkundige en landschappelijke kwaliteit gerealiseerd. Het omzetten van de agrarische bedrijfswoning naar een reguliere burgerwoning als gevolg van deze bestemmingswijziging leidt er daarnaast toe dat de langgevelboerderij behouden blijft en wordt onthouden van leegstand en verloedering. Bij dit plan is tevens rekening gehouden met de landschappelijke identiteit van Middelrode. De nieuwe woningen zijn in het ontwerp zodanig gesitueerd, dat de randen van het plangebied een open karakter behouden en overal het landschap beleefbaar is. Bovendien is voorliggend plan getoetst aan ecologische-, landschappelijke- en milieutechnische waarden , zoals omschreven in hoofdstuk 5, die er opde bestemmingswijziging van Agrarisch naar Tuin rondom de woonbestemming ter plaatse van de gronden aan de wijzen dat het plan passend wordt geacht. Ook wordt met Christinastraat 1, de gronden van een bestemming voorzien die passend is bij de reeds geldende woonbestemming en de beoogde woonbestemming rondom.

Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling past binnen de Structuurvisie Sint-Michielsgestel 2025

4.3.2 Nota Kwaliteitsverbetering, kwaliteitsverbetering in het landelijk gebied

De provincie Noord-Brabant vereist als compensatie voor bepaalde ontwikkelingen in het buitengebied, naast een gedegen landschappelijke inpassing, (extra) maatregelen om de ruimtelijke kwaliteit te bevorderen. De gemeente Sint-Michielsgestel heeft dit provinciale beleid nader uitgewerkt in het beleidsdocument 'Aanvulling Structuurvisie Buitengebied Sint-Michielsgestel'. De nota legt onder meer vast hoe de omvang van de benodigde bijdrage aan de kwaliteitsverbetering van het landschap moet worden berekend en welke maatregelen ingezet mogen worden. De gekozen systematiek sluit aan bij de werkwijze van de regiogemeenten uit Noordoost-Brabant en de provincie Noord-Brabant.

Analyse

Voorliggend plan voorziet in de realisatie van 116 woningen in het buitengebied van Middelrode en de herinrichting van Noddevelt met de daarbij behorende planologische aanpassingen, zoals omschreven in paragraaf 1.1.

De nieuwe te realiseren woonlocatie wordt landschappelijk ingepast, waarbij er rekening is gehouden met ecologische-, landschappelijke- en milieutechnische waarden. Zo zijn de nieuwe woningen zodanig gesitueerd, dat de randen van het plangebied een open karakter behouden en overal het landschap beleefbaar is. Daarnaast worden landschapselementen gerealiseerd, die bijdragen aan het landschapstype én de ecologie. Deze aspecten leveren een ruimtelijke kwaliteitswinst op.

Het omzetten van de agrarische bedrijfswoning naar een reguliere woning als gevolg van deze bestemmingswijziging leidt er daarnaast toe dat de langgevelboerderij behouden blijft. Ook wordt met de bestemmingswijziging van Agrarisch naar Tuin rondom de woonbestemming ter plaatse van Christinastraat 1, de gronden van een bestemming voorzien die passend is bij de reeds geldende woonbestemming en de beoogde woonbestemming rondom. Ook hier is rekening gehouden met een landschappelijke inpassing.

Ten behoeve van de voorgenomen ontwikkeling is bij de uitwerking van het stedenbouwkundig plan ook een Beeldkwaliteitplan (BKP) opgesteld. De inrichting van de buitenruimte vormt een integraal onderdeel van dit BKP. Het BKP is als bijlage 1 bijgevoegd.

De uitwerking van de noodzakelijk compensatie is onderbouwd in de paragrafen 4.2.2.3 en 3.3.

4.3.3 Woonvisie 2016 - 2021

De gemeente Sint-Michielsgestel heeft op 10 mei 2016 de Woonvisie voor de periode 2016-2021 vastgesteld. In deze visie legt de gemeente Sint-Michielsgestel de prioriteiten van het woonbeleid voor de komende jaren vast.

Op basis van de provinciale bevolkings- en huishoudensprognose zal het aantal huishoudens de komende jaren toenemen als gevolg van 'huishoudensverdunning'. Het uitgangspunt in de huidige woningbouwopgave is bouwen voor de eigen bevolking, met migratiesaldo 0. In de Regionale Agenda Wonen, die de provincie Noord-Brabant in 2015 heeft opgesteld met de gemeenten in de regio Noordoost Brabant, wordt de behoefte aan toevoeging van woningen in Sint-Michielsgestel in de periode 2015-2025 geraamd op 1.125 woningen (bruto behoefte). Uitgaande van 140 te slopen woningen die zullen worden herbouwd, betekent dit een netto opgave van 985 toe te voegen woningen. Dit betekent een jaarlijkse woningbouwopgave van circa 110 woningen tot 2025 voor de gemeente Sint-Michielsgestel.

Belangrijk aandachtspunt hierin is dat de beschikbaarheid van goedkope huurwoningen onder druk staat. Om te zorgen dat de woningvoorraad past bij de toekomstige woningvraag bespreekt de woonvisie een aantal scenario’s. De gemeente kiest voor een aanzienlijke inzet op de nieuwbouw van sociale en middeldure woningen, waarbij nadrukkelijk gekeken wordt naar kernen waar nu nog weinig sociale woningbouw aanwezig is. Dit met het doel om starters, ouderen en vergunninghouders ook in die kernen mogelijkheden te bieden. De gemeente verwacht dat door de bouw van extra sociale huurwoningen afspraken kunnen worden gemaakt met de gemeente 's Hertogenbosch om extra bouwcapaciteit te krijgen.

De gemeente treft momenteel voorbereidingen voor een herziening en actualisering van de Woonvisie. Daarin wordt meegenomen dat de gemeente de afgelopen jaren al meer heeft gebouwd dan de provinciale prognose aangeeft. Men verwacht een opwaartse bijstelling van het woningbouwprogramma in de nieuwe Woonvisie te gaan opnemen, onder meer door de noodzakelijke opvang van de uitstroom uit (zorg)instellingen en de taakstelling inzake statushouders.

Uitvoeringsnota Woningbouw 2022

Jaarlijks wordt de Uitvoeringsnota wonen en woningbouw opgesteld. Hierin staat beschreven in hoeverre woningbouwplannen zijn gerealiseerd en wat de nieuwe woningbouwplanning is voor de komende jaren. De uitvoeringsnota is een statisch document dat gaat over dynamische informatie: in de huidige woningmarkt blijkt dat woningbouwplannen nogal eens anders worden gerealiseerd dan eerder in de woningbouwplanning is opgenomen. Deze aanpassingen worden doorgevoerd voor de haalbaarheid van de woningbouwplannen of voortschrijdend inzicht over de behoefte. Om dit rapport op te stellen is een peildatum geprikt waarop de dynamische informatie statisch is gemaakt. Bij het lezen van dit rapport dient hier rekening mee te worden gehouden. De peildatum van de Uitvoeringsnota wordt jaarlijks gesteld op 1 januari (in dit geval 1 januari 2022), zodat teruggekeken kan worden op een heel jaar. In 2021 is er geen Uitvoeringsnota opgeleverd, waardoor in dit document wordt teruggekeken op 2020 en 2021.

Naast de cijfers over de woningbouw wordt in dit eerste hoofdstuk stilgestaan bij enkele belangrijke ontwikkelingen in het woonbeleid. Daarbij wordt zowel teruggeblikt als vooruit gekeken naar het lopende jaar 2022.

Net als voorgaande jaren blijft het de uitdaging om de komende jaren het aantal woningen in de sociale huursector op peil te brengen. Het Aanjaagteam sociale woningbouw, het samenwerkingsverband tussen woningcorporaties en gemeente (zie paragraaf 1.2), is speciaal voor dit doel in het leven geroepen. De inspanningen van het Aanjaagteam hebben er voor gezorgd dat er voor de periode tot 2026 inmiddels 61 sociale huurwoningen voor Sint-Michielsgestel aan de harde plancapaciteit zijn toegevoegd. Daarnaast zijn er plannen in ontwikkeling voor nog eens 55 sociale huurwoningen in Sint-Michielsgestel (zachte plancapaciteit). Van deze 55 sociale huurwoningen zijn er 38 opgenomen voor de ontwikkeling van Kentalis (minimale variant). Afhankelijk van het uiteindelijke woningbouwprogramma in dit project, kan dit aantal nog oplopen. De realisatie van middeldure eengezins huurwoningen tot €900,-/maand vraagt om een extra inspanning om in de behoefte te kunnen voorzien. In deze categorie zijn geen woningen opgeleverd en staan er ook geen woningen op de planning. In de koopsector worden voldoende dure gezinswoningen en appartementen gerealiseerd. De inspanningen zijn erop gericht om overschotten te voorkomen. Dit geldt ook voor de middeldure koopappartementen. In de goedkope koop zien we dat het tekort aan goedkope eengezinswoningen kan worden opgelost als de nu geplande zachte woningbouwplannen hard worden gemaakt.

Analyse

Voorliggend plan voorziet in de realisatie van 116 woningen in het buitengebied van Middelrode en de herinrichting van Noddevelt met de daarbij behorende planologische aanpassingen, zoals omschreven in paragraaf 1.1. Met het toevoegen van 116 woningen draagt voorliggend plan bij aan de behoefte naar 1.125 woningen in Middelrode. Het woningbouwprogramma in voorliggend plan betreft een gemixt programma met appartementen, rijwoningen, patiowoningen, tweekappers en vrijstaande woningen. Het gemixt mogelijk programma is voor het sociale, goedkope, middeldure en dure segment bestemd, waarbij ten minste 20% van de projectmatig gerealiseerde woningen voor het segment sociaal is bestemd. Dit programma is gebaseerd op verdeling die door de gemeente Sint-Michielsgestel is opgesteld. Op basis van de bovengenoemde maatschappelijke opgaven en demografische verandering is in het woningbouwprogramma van voorliggend initiatief ingespeeld op de woningbehoefte van eenpersoonshuishoudens, starters en ouderen, huurwoningen, kleinere en betaalbare woningen, meer gelijkvloerse woningen, appartementen grondgebonden woningen en vrije kavels. Op deze manier wordt ingespeeld op een inclusief woningaanbod dat geen afbreuk doet aan de uitgangspunten, ambities en doelstellingen, zoals opgenomen in de Woonvisie voor de periode 2016-2021.

Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling past binnen de Woonvisie 2016-2021 en de Uitvoeringsnota Woningbouw 2020 van de gemeente Sint-Michielsgestel.

4.3.4 Parapluplan Parkeren Sint-Michielsgestel

Per 1 juli 2018 zijn de stedenbouwkundige bepalingen in de Bouwverordening komen te vervallen en kunnen parkeernormen alleen nog af worden gedwongen. De beoordeling/toetsing hiervan vindt in de gemeente Sint-Michielsgestel plaats op basis van de landelijk erkende parkeerkencijfers van het Centrum voor Regelgeving en Onderzoek in de Grond-, Water- en Wegenbouw en de Verkeerstechniek (CROW). In de Beleidsregels parkeernormen Sint-Michielsgestel wordt verwezen naar de beoordeling/toetsing met behulp van de CROW-kengetallen. Deze CROW kentallen zijn vertaald in de Parkeernormen Sint-Michielsgestel. Deze Beleidsregels parkeernormen Sint-Michielsgestel en de bijbehorende Parkeernormen Sint-Michielsgestel worden thans derhalve door voorliggend Parapluplan Parkeren uniform van toepassing verklaard op alle ruimtelijke plannen binnen de gemeente Sint-Michielsgestel.

In lijn met het Parapluplan Parkeren van de gemeente Sint-Michielsgestel is in dit plan een bepaling opgenomen waarmee wordt geregeld dat een omgevingsvergunning slechts kan worden verleend indien voldaan wordt aan het gemeentelijk parkeerbeleid. Het plan bevat daarnaast een mogelijkheid voor het bevoegd gezag om bij een omgevingsvergunning af te wijken van de normen, mits aangetoond wordt dat dit niet zal leiden tot onvoldoende parkeergelegenheid. Het niet in stand houden van parkeerplaatsen wordt bovendien aangemerkt als zijnde strijdig met het bestemmingsplan.

Analyse

Met voorliggend plan worden 116 woningen gerealiseerd en wordt het perceel aan Zandstraat 37 heringericht. In paragraaf 3.1.2 en paragraaf 3.2.2 is het meest recente stedenbouwkundig plan getoetst aan de gestelde parkeernormen. Hieruit blijkt dat het plan geen afbreuk doet aan de maatregelen en doelstellingen die gemeente voor ogen heeft en dat het aantal benodigde parkeerplaatsen, ten behoeve van de voorgenomen ontwikkeling, binnen het plangebied gerealiseerd kan worden. Hiermee wordt voldaan aan het aspect parkeren.

Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling past binnen het Parapluplan parkeren Sint-Michielsgestel.

4.3.5 Welstandsnota 2013

In 2013 is de welstandsnota voor de gemeente Sint-Michielsgestel vastgesteld. In deze nota wordt een beschrijving gegeven van de algemene welstandscriteria en wordt er per deelgebied een waarderende beschrijving gegeven, die uitmondt in specifieke architectonische kenmerken met daaruit voortvloeiende welstandscriteria. Voor gebieden waar op korte termijn ontwikkelingen zijn voorzien, worden veelal gedetailleerde beeldkwaliteitplannen opgesteld.

Analyse

Voorliggend plan betreft onder meer de realisatie van 116 woningen ter plaatse van agrarische gronden in het buitengebied van Middelrode, waar op korte termijn ontwikkelingen zijn voorzien. In samenspraak met de gemeente is daarom een Beeldkwaliteitplan (BKP) opgesteld. Het BKP is als bijlage 1 bijgevoegd. Bij het ontwerpen van de woonwijk wordt rekening gehouden met de daarin gestelde randvoorwaarden. De bouwplannen zullen worden voorgelegd aan de commissie Ruimtelijke Kwaliteit, die aan de hand van de Welstandsnota of het beeldkwaliteitplan het plan beoordeelt. Het beeldkwaliteitsplan zal worden vastgesteld door de raad als onderdeel van de Welstandsnota. Het beeldkwaliteitsplan is daarmee leidend voor de toetsing door de commissie Ruimtelijke Kwaliteit.

Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling past binnen de Welstandsnota 2013 van de gemeente Sint-Michielsgestel.

Hoofdstuk 5 Uitvoeringsaspecten

In dit hoofdstuk worden de uitvoeringsaspecten beschreven. Achtereenvolgens komen aan de orde:

  • 1. milieu;
  • 2. waarden;
  • 3. waterhuishouding.

Ten behoeve van de uitvoeringsaspecten zijn diverse onderzoeken uitgevoerd. Omdat het stedenbouwkundig ontwerp nog niet definitief vast lag op het moment dat de onderzoeken werden uitgevoerd is in de uitgevoerde onderzoeken uitgegaan van de realisatie van maximaal 125 woningen. Het gebruikte aantal van 125 woningen betreft daarom een worst-case scenario.

Met dit bestemmingsplan wordt de realisatie van 116 woningen mogelijk gemaakt. Hiermee wordt het worst-case aantal woningen niet overschreden en kunnen de onderzoeken als representatief worden beschouwd.

[Gedurende de planuitwerking is de naam van het plan veranderd van 'Woonlocatie Christinastraat' naar 'Woonlocatie Laarzicht'. In de diverse (onderzoeks)rapporten, die als bijlagen bij de toelichting en regels zijn opgenomen, staat daarom nog de oude benaming vermeld.]

5.1 Milieu

Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet een toetsing plaatsvinden van de voorgenomen ontwikkelingen aan de relevante milieuaspecten, teneinde het toekomstige gebruik af te stemmen op de omgeving. In deze paragraaf worden de milieuaspecten afzonderlijk beschreven.

5.1.1 Bodemkwaliteit

Uitgangspunt is dat de bodemkwaliteit geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet worden beoordeeld of de bodemkwaliteit past bij deze nieuwe functie.

Hiervoor zijn twee bodemonderzoeken uitgevoerd. Allereerst heeft Sweco ter plaatse van de agrarische percelen tussen Zandstraat, Diepven en Christinastraat een gecombineerd onderzoek uitgevoerd, bestaande uit een verkennend bodemonderzoek, een PFAS-onderzoek en een verkennend waterbodemonderzoek. Vervolgens heeft Aeres Milieu B.V. een verkennend (water)bodemonderzoek uitgevoerd ter plaatse van de gronden behorende bij Christinastraat 1, Zandstraat 37 en de woning aan Zandstraat 33.

5.1.1.1 Gecombineerd onderzoek Christinastraat te Middelrode

Om de bodemkwaliteit ter plaatse van de agrarische percelen tussen Zandstraat, Diepven en Christinastraat inzichtelijk te maken, heeft Sweco een gecombineerd onderzoek uitgevoerd, bestaande uit een verkennend bodemonderzoek, een PFAS-onderzoek en een verkennend waterbodemonderzoek: rapport Gecombineerd onderzoek Christinastraat te Middelrode 12 januari 2022; 51003380 (376802)). De rapportage is als bijlage 10 bijgevoegd.

Op basis van de resultaten uit het gecombineerd onderzoek concludeert Sweco dat:

  • in de boven- en ondergrond van de onderzoekslocatie geen verhoogde gehaltes zijn aangetoond. De boven- en ondergrond is op basis van de indicatieve toetsing aan Besluit bodemkwaliteit ‘Altijd toepasbaar’;
  • in het grondwater licht verhoogde concentraties aan koper zijn aangetoond. Dit is te relateren aan lokaal verhoogde achtergrondwaarden;
  • in de watergangen geen slib is aangetoond. In de vaste waterbodem zijn (bij toetsing als landbodem) geen verhoogde gehalten aangetoond. Op basis van de toetsing aan Besluit bodemkwaliteit is de waterbodem verspreidbaar op het aangrenzend perceel en toepasbaar in oppervlaktewater;
  • de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem geen belemmering voor de voorgenomen aankoop en ontwikkeling (wonen met tuin) vormt. De geplande werkzaamheden kunnen zonder verhoogde veiligheidsklasse (= basis klasse) uitgevoerd worden.

Conclusie

Op basis van het gecombineerd onderzoek vormt het aspect bodemkwaliteit ter plaatse van de agrarische percelen tussen Zandstraat, Diepven en Christinastraat geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.1.2 Verkennend (water)bodemonderzoek Christinastraat (ong.) Middelrode

Om de bodemkwaliteit ter plaatse van de gronden behorende bij Christinastraat 1, Zandstraat 33 en Zandstraat 37 inzichtelijk te maken, heeft Aeres Milieu B.V. een verkennend (water)bodemonderzoek uitgevoerd: rapport Verkennend (water)bodemonderzoek Christinastraat (ong.) te Middelrode 19 april 2022; AM21507B ). De rapportage is als bijlage 11 bijgevoegd.

Op basis van het Verkennend (water)bodemonderzoek Middelrode (ong.) concludeert Aeres Milieu dat:

  • tijdens de veldinspectie op de locatie behoudens enkele intacte asbesthoudende dakbedekkingen geen waarnemingen zijn gedaan die wijzen op de aanwezigheid van bodemverontreiniging of bronnen van verontreiniging;
  • plaatselijk bij het bodemonderzoek ter plaatse van drie deellocaties enkele baksteenresten in de humeuze bovengrond zijn aangetroffen;
  • ter plaatse van de twee onderzochte sloten geen bijzonderheden zijn waargenomen. Wel is in de oostelijke sloot een humeuze, slibhoudende zandlaag van 10-20 cm aangetroffen bij het veldwerk;
  • grondmengmonster MMB2 (boringen B09 en B18) licht verhoogd is met cadmium, koper, lood, som PCB, matig verhoogd is met minerale olie en sterk verhoogd is met zink;
  • grondmonster D2 (boring D06 in oprit) licht verhoogd is met lood, PAK, som PCB en minerale olie. De verhoogde gehalten zijn aangetroffen in de bodemlaag waarin visueel baksteenresten waargenomen zijn. In de overige onderzochte mengmonsters ter plaatse van de onderzoekslocatie zijn geen gehalten verhoogd ten opzichte van de achtergrondwaarden gemeten;
  • het freatisch grondwater plaatselijk verhoogd is. De onderzochte baggerspecie bij de zuidwestelijke watergang blijkt altijd toepasbaar en bij de oostelijke watergang betreft dit klasse industrie/A (aangrenzend verspreidbaar).
  • binnen de gehele onderzoekslocatie bij de onderzochte bovengrondmengmonsters en waterbodem geen verhoogde gehalten aan PFAS zijn gemeten (voldoet aan bodemkwaliteitsklasse Landbouw/Natuur).

De resultaten van dit bodemonderzoek geven, behoudens nabij boorpunten B09 en B18, geen aanleiding tot het uitvoeren van een nader bodemonderzoek.

Ter plaatse van deellocatie B (Christinastraat 1) dient een aanvullend bodemonderzoek plaats te vinden om vast te stellen of er een belemmering aanwezig is voor de voorgenomen herontwikkeling. Omdat ter plaatse van deze boorpunten de situatie met voorliggende ontwikkeling onveranderd blijft is op dit moment geen nader onderzoek noodzakelijk.

Voor de overige onderzochte deellocaties vormt de milieuhygiënische conditie van de bodem geen belemmering voor de voorgenomen planontwikkeling met woningbouw.

In het kader van dit onderzoek wordt verder geconcludeerd dat:

  • er geen verkennend 'asbest in bodem' onderzoek conform de NEN 5707 verricht is naar het voorkomen van asbest in de grond en op het maaiveld. Op het maaiveld en in de vrijkomende grond zijn geen asbestverdachte materialen aangetroffen;
  • ter plaatse van de oprit bij de Zandstraat 37 (boring C13) een menggranulaat onder de bestrating is aangetroffen;
  • ter plaatse van locatie B (Christinastraat 1) de asbesthoudende dakbedekkingen op twee stallen in 2016 zijn gesaneerd. Bij de uitgevoerde maaiveldinspectie en het uitkomende bodemmateriaal bij het veldwerk zijn er geen directe aanwijzingen om ter plaatse asbest in de bodem te verwachten. Deellocatie B is derhalve als onverdacht beschouwd op het voorkomen van asbest in de bodem.
  • ter plaatse van locatie C (Zandstraat 37), gezien de aanwezigheid van de asbesthoudende golfplatendakbedekking welke grotendeels niet voorzien is van een gootconstructie, de locatie als heterogeen verdacht op het voorkomen van asbest in de bodem is te beschouwen.
    Gezien het nog in gebruik zijn van deze panden wordt geadviseerd om bij beëindiging van de bedrijfsactiviteit of bij een asbestsanering een (verkennend) asbest in bodemonderzoek uit te voeren om een eventuele aanwezigheid van asbest in de bodem te onderzoeken. Het voorliggende bodemonderzoek doet geen bindende uitspraak over de aan- of afwezigheid van asbest in de bodem binnen de onderzoekslocatie.

Conclusie

Op basis van het verkennend (water)bodemonderzoek vormt het aspect bodemkwaliteit ter plaatse van de gronden behorende bij Christinastraat 1, de woning aan Zandstraat 33 en ter plaatse van Zandstraat 37 geen planologische belemmering voor het plan.

Nabij boorpunten B09 en B18 (ter plaatse van deellocatie B (Christinastraat 1)) dient echter wel een aanvullend bodemonderzoek plaats te vinden indien deze gronden op een andere wijze in gebruik worden genomen. Daarnaast wordt geadviseerd om bij beëindiging van de bedrijfsactiviteit of bij een asbestsanering, ter plaatse van deellocatie C (Zandstraat 37) een (verkennend) asbest in bodemonderzoek uit te voeren.

Bij het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen dient te worden aangetoond dat de grond 'schoon' is. Dit is middels een voorwaardelijke verplichting in de regels van voorliggend bestemmingsplan opgenomen.

5.1.2 Bedrijven en milieuzonering

5.1.2.1 Inleiding

Om te voorkomen dat als gevolg van het plan voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten optreden moet worden getoetst of:

  • de voorgenomen ontwikkeling van invloed is op omliggende milieugevoelige objecten (woningen etc.) en of de voorgenomen ontwikkeling een belemmering vormt voor de bedrijfsvoering van omliggende inrichtingen;
  • bestaande milieubelastende inrichtingen (bedrijven) van invloed zijn op de voorgenomen ontwikkeling.

Basis voor deze toetsing vormt de handreiking "Bedrijven en milieuzonering" (VNG, Den Haag, 2009), waarin richtafstanden zijn opgenomen voor diverse bedrijfstypen.

5.1.2.2 Analyse

Omgevingstype

Het omgevingstype van voorliggend ontwikkelingsgebied is een rustige woonwijk. In de omgeving van de nieuwe woningen is slechts van beperkte functiemenging sprake en er is weinig verstorend verkeer. De Zandstraat betreft een drukkere ontsluitingsweg, maar heeft op de nieuwe woningen weinig invloed.

Invloed plan op de omgeving

Woonlocatie

Door de verkeersbewegingen in en uit het plangebied en het parkeren is er kans op beperkte geluid- en lichthinder door dichtvallende autoportieren, startende auto's en koplampen voor de woningen in de nabijheid van de centrale parkeerplaatsen. Het gebruik van deze parkeerplaatsen beperkt zich echter tot de direct omwonenden. De uit het gebruik van de parkeerplaats voortvloeiende geluiden zijn in algemene zin voorkomend in een woonwijk.

Om de geluidbelasting te beperken zijn tussen de parkeerplaatsen en de bestaande woningen erfasfcheidingen en/of groenelementen voorzien welke de lichtinstraling en het geluid van de voertuigen beperkt.

In de regels is een voorwaardelijke verplichting opgenomen dat er een nader onderzoek naar parkeergeluid uitgevoerd dient te worden indien nieuwe parkeerplaatsen worden gerealiseerd binnen 10 meter van een bestaande woonbestemming.

Ten aanzien van licht wordt met de toepassing van ledverlichting en naar de straat gerichte armaturen hinder zoveel mogelijk voorkomen.

Aan het Diepven is een kinderspeelplaats gelegen in de vorm van een trapveldje, schommels, glijbanen en klimtoestellen. Deze speelvoorziening voor de wijk is weer opgenomen in het stedenbouwkundig plan. De speelvoorziening betreft dus een bestaande situatie die geen nieuwe (milieu)hinder veroorzaakt.

Naast de hierboven genoemde geluidsbronnen wordt door de toepassing van warmtepompen een mogelijk een nieuwe geluidsbron toegevoegd.

Vanuit het Bouwbesluit geldt dat de geluidbelasting op de erfgrens van één warmtepomp niet meer mag bedragen dan 40 dB. Omdat de grens voor een goed woon- en leefklimaat in een rustige woonwijk op 45 dB ligt wordt een goed woon- en leefklimaat voor de woningen binnen het plangebied en de bestaande woningen buiten het plangebied bij één warmtepomp voldoende geborgd.

Om te voorkomen dat de geluidscumulatie van meerdere warmtepompen binnen het plangebied richting de bestaande bebouwing hinder zal veroorzaken wordt een onderzoek uitgevoerd. Indien noodzakelijk kunnen maatregelen getroffen worden de hinder te voorkomen. Dit onderzoek wordt als bijlage 12 bijgevoegd.

P.M. Onderzoek geluid warmtepompen

Zandstraat 37 en paardenhouderij
Het plan betreft woningbouw, de omzetting van een bedrijfswoning naar een burgerwoning en het planologisch vastleggen van de bestaande activiteiten van het agrarisch bedrijf aan Zandstraat 37. De woningbouwontwikkeling en omzetting naar burgerwoning betreffen functies zonder milieutechnische uitstraling op de omgeving.

De planologische vastlegging van het nieuwe bouwvlak, de agrarische activiteiten en de nevenactiviteiten van Zandstraat 37 zorgt niet voor nieuwe milieutechnische uitstraling op bestaande (burger)woningen in de omgeving.

Het nieuwe bouwvlak van het agrarisch bedrijf is op een afstand van meer dan 100 meter gelegen van de nieuwe woonlocatie. In het bijgevoegde geuronderzoek (bijlage 16) is onderzocht en onderbouwd dat er daarmee geen belemmeringen voor de nieuwe woningbouw optreden.

Door de wijziging van bedrijfswoning naar burgerwoning wijzigt de situatie wel voor de boerderij die burgerwoning wordt. In het bijgevoegde geuronderzoek (bijlage 16) is onderzocht en onderbouwd wat de invloed is en of er belemmeringen optreden. Daarnaast is met betrekking tot geluid geconstateerd dat met het opheffen van de geluidveroorzakende werkzaamheden in de schuur naast de boerderij er in de nieuwe situatie geen belemmeringen worden verwacht.

Om te garanderen dat er in de toekomst met mogelijk nieuwe nevenactiviteiten een goed woon-en leefklimaat blijft bestaan is een voorwaardelijke verplichting opgenomen dat middels een akoestisch onderzoek naar de geluidsuitstraling van de bedrijfsactiviteiten ter plaatse van de bestemming 'Agrarisch - Paardenhouderij' dient te worden aangetoond dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat voor de burgerwoning. indien uit het onderzoek blijkt dat er geen sprake is van een goed woon- en leefklimaat voor de burgerwoning dienen passende maatregelen te worden getroffen in de vorm van een dichte schutting tussen de bestaande bedrijfsgebouwen gerealiseerd van minimaal 2 meter hoog en 10 kg/m2.

In het plan zijn de volgende planologische maatregelen vastgelegd om een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van woning te garanderen:

  • opnemen van zone waarin geen nieuwe dierverblijven mogen komen;
  • uitsluitend toestaan van opslag ter plaatse van de aanduiding 'opslag' (waar uitsluitend opslag mag plaatsvinden om geluidhinder te voorkomen) zodat er een voldoende woon-en leefklimaat is ter plaatse van de nieuwe reguliere woning.

Invloed omliggende inrichtingen op plan
Hieronder is een overzicht van de niet-agrarische bedrijven in de directe omgeving opgenomen, de bijbehorende SBI-code, de milieucategorie en de bijbehorende richtafstand, alsmede de werkelijke afstand tot het dichtstbijzijnde milieugevoelige object binnen het plangebied.

bedrijf   SBI-code   categorie   richt-
afstand  
werkelijke afstand  
Haffertsestraat 21: autodealer   45   2   30 m   330 m  
Haffertsestraat 27-A: autodealer   45   2   30 m   400 m  
Brugstraat 9: groothandel in stoffen   46.41   2   30 m   500 m  
Dreef 6: woonwinkel   47   1   10 m   500 m  
Molenstraat 8a:porseleinwinkel   47   1   10 m   220 m  
Kennedystraat 32: elektricien   43   2   30 m   30 m  

Uit bovenstaande tabel blijkt dat de ontwikkeling niet binnen de richtafstand van de in de omgeving aanwezige bedrijven is gelegen en de bedrijven dus geen belemmering vormen voor de ontwikkeling.

Daarnaast bevindt zich op circa 500 meter van het plangebied een bedrijventerrein. De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor dienstverlening en bestaande bedrijven in categorie 3 en nieuwe bedrijven in de categorie 1 en 2 dan wel 3.1, met dien verstande dat voor het gebied met de aanduiding ‘overige zone – bedrijventerrein de ploeg noord’ alleen bestaande bedrijven in categorie 3 en bedrijven in de categorie 1 en 2 zijn toegestaan.

Voor bedrijven met een categorie 3.1 geldt een richt afstand van 50 meter. Het plangebied ligt op circa 500 meter van het bedrijventerrein. De nieuwe woonlocatie ligt buiten de richtafstanden van zowel het bedrijventerrein als de omliggende bedrijven. Hiermee vormt het plan geen belemmering voor de omliggende bedrijven en andersom zorgen de omliggende bedrijven niet tot belemmering van de beoogde ontwikkeling.

In de directe nabijheid van de nieuwbouwontwikkeling zijn wel agrarische bedrijven gelegen. In paragraaf 5.1.4 worden de mogelijke belemmeringen met betrekking tot geur nader onderbouwd.

5.1.2.3 Conclusie

Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.3 Externe veiligheid

5.1.3.1 Inleiding

Bij het mogelijk maken van nieuwe gevoelige functies is het aspect externe veiligheid van belang. Dit heeft betrekking op inrichtingen, buisleidingen en transportroutes waar een ongeval met gevaarlijke stoffen kan plaatsvinden, met fatale gevolgen voor personen die geen directe relatie hebben tot de risicovolle activiteit.

Aangezien het plan nieuwe kwetsbare objecten bevat en het aantal personen dat binnen het plangebied verblijft toeneemt, is het noodzakelijk nader in te gaan op het aspect externe veiligheid.

5.1.3.2 Beoordelingskader

Het kader voor het beoordelen van externe veiligheid bestaat met name uit:

  • Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
  • Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb);
  • Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt).

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt daarnaast getoetst aan de van toepassing zijnde veiligheidsafstanden uit onder meer het Activiteitenbesluit en het Besluiten algemene regels ruimtelijke ordening.

Kernbegrippen
In het beoordelingskader staan twee kernbegrippen centraal:

  • Plaatsgebonden risico:
    Het plaatsgebonden risico geeft de kans, op een bepaalde plaats, van overlijden ten gevolge van een ongeval bij een risicovolle activiteit. Het plaatsgebonden risico kan op een kaart worden weergegeven met zogeheten risicocontouren: lijnen die punten met eenzelfde plaatsgebonden risico verbinden. Voor ruimtelijke ontwikkelingen is de risicocontour van 10-6/jaar het meest relevant. Binnen deze contour mogen geen nieuwe kwetsbare objecten gerealiseerd worden. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze contour niet als grenswaarde, maar als richtwaarde.
  • Groepsrisico:
    Het groepsrisico is een maat voor de kans dat bij een ongeval een groep slachtoffers valt met een bepaalde omvang (10 personen of meer). Het groepsrisico wordt bepaald binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit en kent geen vaste norm, maar een oriëntatiewaarde (= '1'). Voor het groepsrisico geldt een verantwoordingsplicht. Dit houdt in dat iedere wijziging met betrekking tot planologische keuzes moet worden onderbouwd én verantwoord door het bevoegd gezag.

Verantwoordingsplicht groepsrisico
Met het invullen van de verantwoordingsplicht wordt antwoord gegeven op de vraag in hoeverre eventuele externe veiligheidsrisico's in het plangebied worden geaccepteerd en welke maatregelen getroffen zijn om het risico zoveel mogelijk te beperken. Het invullen van de verantwoordingsplicht is een taak van het bevoegd gezag (veelal de gemeente), waardoor het externe veiligheidsaspect wordt meegewogen bij het maken van ruimtelijke keuzes. Deze verantwoording is kwalitatief en bevat verschillende onderdelen die aan bod kunnen of moeten komen. In onderstaand overzicht (volgend uit de Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico) zijn de onderdelen van de verantwoording nader uitgewerkt en toegelicht.

Bron   Wanneer en opzet verantwoording groepsrisico  
Inrichtingen (Bevi)   Altijd wanneer er binnen een invloedsgebied een ruimtelijk besluit wordt genomen.  
Buisleidingen (Bevb)   Altijd wanneer er binnen een invloedsgebied een ruimtelijk besluit wordt genomen. Er kan echter worden volstaan met een beperkte verantwoording wanneer:
1) het groepsrisico lager is dan 0,1 keer de oriëntatiewaarde, of
2) de toename minder is dan 10% en de oriënterende waarde niet wordt overschreden, of
3) personen zich buiten de 100% letaliteitgrens bevinden.
Bij een beperkte verantwoording hoeven alleen zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid beschouwd te worden.  
Transportroutes (Bevt)   Altijd wanneer er binnen een invloedsgebied een ruimtelijk besluit wordt genomen. Er kan echter worden volstaan met een beperkte verantwoording wanneer:
1) het groepsrisico lager is dan 0,1 keer de oriëntatiewaarde, of
2) de toename minder is dan 10% en de oriënterende waarde niet wordt overschreden, of
3) personen zich buiten de 200 meter-zone bevinden.
Bij een beperkte verantwoording hoeven alleen zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid beschouwd te worden.  

Door het uitwerken van de verantwoordingsplicht neemt het bevoegd gezag de verantwoordelijkheid voor het 'restrisico' dat overblijft nadat benodigde de veiligheidsverhogende maatregelen genomen zijn.

5.1.3.3 Analyse

Quickscan externe veiligheid

Om de risico’s vanuit externe veiligheid voor de ontwikkeling als gevolg van activiteiten in de directe omgeving te inventariseren heeft bureau Kragten een quickscan externe veiligheid uitgevoerd: rapport 'Quickscan Externe Veiligheid Woonlocatie Christinastraat-Middelrode' (6 oktober 2022; RVR002). Het rapport is als bijlage 13 bijgevoegd.

Bureau Kragten concludeert dat:

  • Het plangebied niet binnen een invloedsgebied van een waterweg, weg of spoorweg ligt waarover structureel transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. De risico's als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen over het water, de weg en het spoor vormen geen belemmering voor de planontwikkeling. Een verantwoordingsplicht is niet aan de orde.
  • Het plangebied binnen de 1% letaliteitsafstand van 3 hogedrukaardgasleidingen ligt. De invloed van het plan op de hoogte van het groepsrisico van deze buisleidingen moet middels een CAROLA-berekening inzichtelijk worden gemaakt. Tevens dienen de risico’s als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen meegenomen te worden in de verantwoording van het groepsrisico.
  • Het plangebied niet binnen een invloedsgebied van een risicovolle inrichting ligt, waardoor de risico’s als gevolg van het transport van inrichtingen geen belemmering vormen voor de planontwikkeling. Een verantwoordingsplicht is niet aan de orde.

Externe veiligheid buisleidingen

Het plangebied ligt binnen de 1% letaliteitsafstand van 3 hogedrukaardgasleidingen. Om die reden heeft bureau Kragten de invloed van het plan op de hoogte van het groepsrisico van deze buisleidingen middels een CAROLA-berekening inzichtelijk gemaakt : rapport 'Externe Veiligheid buisleidingen Woonlocatie Christinastraat-Middelrode' (6 oktober 2022; RVR002). Het rapport is als bijlage 14 bijgevoegd

Onderzocht is of de nabijgelegen hogedruk aardgasleidingen een belemmering vormen voor de planontwikkeling. Tevens is bepaald welke effecten de plannen hebben op de hoogte van het groepsrisico van de betreffende buisleidingen. De berekeningen hebben overeenkomstig de voorschriften plaatsgevonden met het rekenprogramma CAROLA.

Uit de berekening volgt dat het plangebied niet is gelegen binnen een plaatsgebonden 10-6-risicocontour van een buisleiding. Het plangebied ligt binnen de 1% letaliteitsafstand van een of meerdere hogedruk aardgasleidingen. De invloed van het plan op de hoogte van het groepsrisico voor deze buisleidingen is bepaald. Voor deze buisleidingen is de hoogte van het groepsrisico zowel vóór als ná planrealisatie berekend. Uit deze berekeningen blijkt dat zowel in de huidige als in de toekomstige situatie geen groepsrisico wordt berekend voor de buisleidingen A-525-deel-1 en A-526-deel-1. Voor buisleiding A-527-deel-1 is zowel in de huidige als toekomstige situatie sprake van een groepsrisico dat kleiner is dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde. De planvorming leidt niet tot een toename van het groepsrisico van buisleiding A-527-deel-1.

In artikel 12 lid 3 van het Besluit externe veiligheid buisleidingen juncto artikel 8 van de Regeling externe veiligheid buisleidingen is opgenomen wanneer sprake is van het verantwoorden van het groepsrisico. In onderhavige situatie is sprake van een beperkte verantwoording voor de hogedrukaardgasleidingen. Voor een verantwoording van het groepsrisico moet door het bevoegd gezag advies worden gevraagd bij de regionale brandweer/Veiligheidsregio.

Verantwoording hoogte groepsrisico

Daarnaast heeft bureau Kragten een verantwoordingsplicht opgesteld: rapport 'Verantwoording hoogte groepsrisico Woonlocatie Christinastraat-Middelrode' (6 oktober 2022; RVR002). Het rapport is als bijlage 15 bijgevoegd.

Met het invullen van de verantwoordingsplicht wordt antwoord gegeven op de vraag in hoeverre externe veiligheidsrisico's in het plangebied worden geaccepteerd en welke maatregelen zijn getroffen om het risico zoveel mogelijk te beperken. Het invullen van de verantwoordingsplicht is een taak van het bevoegd gezag. Door de verantwoordingsplicht worden gemeenten verplicht het externe veiligheidsaspect mee te laten wegen bij het maken van ruimtelijke keuzes. Deze verantwoording is kwalitatief en bevat verschillende onderdelen die aan bod kunnen of moeten komen.

Het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) geeft de regionale brandweer/Veiligheidsregio een wettelijke adviestaak bij het invullen van de verantwoordingsplicht. Het advies van de regionale brandweer/ Veiligheidsregio gaat vooral over het groepsrisico en mogelijkheden om een ramp of zwaar ongeval te voorkomen of de omvang ervan te beperken en de zelfredzaamheid van personen te vergroten. Op 20 december 2021 heeft de Brandweer Brabant-Noord haar advies opgesteld. Dit advies is als bijlage behorende bijlage 15 opgenomen.

Advies veiligheidsregio

De Veiligheidsregio concludeert onder meer dat het beste ingezet kan worden op het voorkomen van secundaire branden en optimaliseren van de zelfredzaamheid. De Veiligheidsregio geeft het volgende mee:

  • Pas in het ontwerp van de woningen zo veel mogelijk niet-brandbare materialen toe in de delen gericht naar de buisleidingen. 
  • Informeer nieuwe bewoners actief over het aanwezig risico en handelingsperspectief. (vluchten van de buisleidingen af onder dekking van andere woningen - schuttingen- bomen en struiken).
  • Probeer in het beeldkwaliteitplan (gebruik materialen) en stedenbouwkundig ontwerp (vluchtmogelijkheden) rekening te houden met beide bovengenoemde adviezen. 
5.1.3.4 Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.4 Geurhinder veehouderijen
5.1.4.1 Inleiding

Bij ruimtelijke ontwikkelingen nabij agrarische bedrijven is het aspect geurhinder van belang. Er moet worden aangetoond dat het plan geen belemmering vormt voor agrarische bedrijven en dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van het plan.

5.1.4.2 Analyse

Om uit te sluiten of er al dan niet sprake is van inbreuk op de milieurechten van bestaande veehouderijen en of de planontwikkeling geen inbreuk veroorzaakt op de planologische geurruimte van de bestaande veehouderijen, heeft bureau Kragten een Agrarisch geuronderzoek uitgevoerd: rapport: 'Agrarisch Geuronderzoek Woonlocatie Christinastraat te Middelrode', 20 januari 2023; RVR002). Tevens is in dit onderzoek onderzocht of ter plaatse van de planontwikkeling een voldoende woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd als gevolg van de voorgrond- en achtergrondgeurbelasting. Het rapport is als bijlage 16 bijgevoegd.

Bureau Kragten concludeert :

Beoordeling milieurechten en planologische rechten

  • De planontwikkeling maakt geen inbreuk op de milieurechten en planologische geurruimte van de veehouderij aan het Laar 31, Oud Laar 17, Dreef 3 en 4 en Zandstraat 36, 51 en 57.

Beoordeling milieu- en planologische rechten - veehouderij Zandstraat 37

  • De nieuwbouwontwikkeling maakt geen inbreuk op de milieurechten van de veehouderij aan de zandstraat 37. De om te zetten bedrijfswoning aan de Zandstraat 37 is wel binnen de 40 meter contour gelegen. Hierbij is dus sprake van aantasting van de vigerende milieurechten van de veehouderij. Conform de geurverordening wordt wel aan de minimale afstand van 25 meter tussen dierenverblijven en geurgevoelige objecten voldaan. Waardoor er ter plaatse van de woning sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. De inrichtingshouder van de veehouderij aan de Zandstraat 37 heeft aangegeven in te stemmen met deze situatie en is zich er van bewust dat bij een nieuwe milieuvergunning er aan een afstand van 50 meter tussen dierenverblijven en geur gevoelige objecten moet worden voldaan. Aan het bevoegd gezag wordt verzocht om de situatie die nu ontstaat door de het omzetten van de bedrijfswoning naar een burgerwoning te dogen aangezien er wordt voldaan aan de 25 meter uit de geurverordening voor de beoordeling van het woon- en leefklimaat.
  • De nieuwbouwontwikkeling maakt geen inbreuk op de planologische geurruimte van de veehouderij aan de Zandstraat 37. De om te zetten bedrijfswoning naar reguliere woning aan de Zandstraat 37 is wel binnen de 50 meter contour gelegen. De inrichtingshouder van de veehouderij is hiervan op de hoogte en heeft aangegeven dat de uitbreiding van de dierenverblijven enkel aan de noordzijde van de bestaande stallen zullen worden gerealiseerd waardoor voldaan zal worden aan de 50 meter conform de geurverordening.

Beoordeling woon- en leefklimaat

  • De berekende voorgrondgeurbelasting ten gevolge van de veehouderij aan de Dreef 4 bedraagt ten hoogste 2,0 OUE/m³ ter plaatse van de rand van de nieuwbouwontwikkeling binnen het plangebied. Hiermee is het woon- en leefklimaat conform de Handreiking bij Wet geurhinder en veehouderij te beoordelen als 'goed'. Conform de beleidsregel van de gemeente is het woon- en leefklimaat te beoordelen als 'goed' voor 'woonkernen'.
  • Ter plaatse van het overige deel van het plangebied bedraagt de voorgrondgeurbelasting ten hoogste 3,8 OUE/m³ . Hiermee is conform de Handreiking bij Wet geurhinder en veehouderij - Aanvulling: Bijlagen 6 en 7 het woon- en leefklimaat te beoordelen als 'redelijk goed'. Conform de beleidsregel van de gemeente is het woon- en leefklimaat te beoordelen als 'goed' voor 'bebouwingsconcentraties'.
  • De berekende achtergrondgeurbelasting ter plaatse van de rand van de nieuwbouwontwikkeling binnen het plangebied bedraagt ten hoogste 4,2 OUE/m³. Hiermee is conform de Handreiking bij Wet geurhinder en veehouderij - Aanvulling: Bijlagen 6 en 7" het woon- en leefklimaat te beoordelen als 'goed'.
  • De berekende achtergrondgeurbelasting ter plaatse het overige deel van het plangebied bedraagt ten hoogste 6,0 OUE/m³. Hiermee is conform de Handreiking bij Wet geurhinder en veehouderij - Aanvulling: Bijlagen 6 en7" het woon- en leefklimaat te beoordelen als 'goed'. Conform de beleidsregel van de gemeente is het woon- en leefklimaat te beoordelen als 'goed' voor 'bebouwingsconcentraties'.
  • Conform de vuistregel 'dat de voorgrondgeurbelasting maatgevend is indien die tenminste de helft bedraagt van de achtergrondgeurbelasting" is in onderhavige situatie voor de beoordeling van het woon- en leefklimaat de voorgrondgeurbelasting maatgevend voor de planontwikkeling.

5.1.4.3 Conclusie

Op grond van de Handreiking bij Wet geurhinder en veehouderij is het woon- en leefklimaat als gevolg van de voorgrondgeurbelasting is te kwalificeren als 'goed' voor de nieuwe woningen binnen de nieuwbouwontwikkeling en 'redelijk goed' voor het overige deel van het plangebied. Conform de beleidsregel van de gemeente is het woon- en leefklimaat te beoordelen als 'goed' voor zowel de nieuwe woningen binnen het gebied 'woonkernen' als de woningen binnen het gebied 'bebouwingsconcentraties'.

Het aspect geurhinder veehouderijen vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.5 Geluid
5.1.5.1 Inleiding

Ruimtelijke ontwikkelingen moeten voldoen aan de regelgeving inzake geluidhinder. In de Wet geluidhinder (Wgh) wordt onderscheid gemaakt in verkeerslawaai en industrielawaai. In de Wgh zijn normen voor maximaal toelaatbare geluidsbelasting op (de gevels van) geluidgevoelige objecten vastgelegd.

5.1.5.2 Analyse

Verkeerslawaai

Het plan omvat nieuwe geluidgevoelige objecten, de ontwikkelingslocatie en de nieuwe bedrijfswoning van Zandstraat 37. De bestaande woningen aan de Zandstraat 35 en 37 zijn niet als nieuw geluidgevoelige objecten meegenomen.

Om de geluidbelasting ten gevolge van de zoneringsplichtige geluidbronnen te onderzoeken heeft bureau Kragten een akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai uitgevoerd: rapport 'Akoestisch Onderzoek Wegverkeerslawaai Christinastraat Middelrode', (12 januari 2023, RVR002.0001) . In het kader van een goede ruimtelijke ordening zijn tevens de relevante 30 km/uur-wegen in de directe nabijheid van het plan in het onderzoek betrokken. Het rapport is als bijlage 17 bijgevoegd.

Bureau Kragten concludeert voor het plangebied Christinastraat dat:

  • ten gevolge van de Zandstraat (60 km/uur) behalve aan de zuidwestzijde waar de eerstelijns bebouwing is gesitueerd, de voorkeursgrenswaarde wordt gerespecteerd;
  • ter plaatse van de eerstelijns bebouwing aan de Zandstraat de geluidbelasting maximaal 53 dB bedraagt. De voorkeurgrenswaarde (48 dB) uit de Wet geluidhinder wordt niet gerespecteerd. De maximale ontheffingswaarde (63 dB) wordt wel gerespecteerd. Om het woningbouwplan mogelijk te maken dienen hogere waarden vastgesteld te worden van maximaal 53 dB ten gevolge van de Zandstraat (60 km/uur);
  • uit de berekening naar de geluidbelasting ten gevolge van de Oude Laar blijkt dat het gehele plangebied voldoet aan de voorkeurgrenswaarde uit de Wet geluidhinder.

Bureau Kragten concludeert voor de – Paardenhouderij dat:

  • de geluidbelasting ten gevolge van de Zandstraat ter plaatse van de bedrijfswoning van Zandstraat 37 maximaal 53 dB inclusief aftrek artikel 110g Wgh bedraagt. De voorkeurgrenswaarde (48 dB) uit de wet geluidhinder wordt ter plaatse van het zuidwestelijk gedeelte van het plangebied niet gerespecteerd. De maximale ontheffingswaarde voor buitenstedelijk gebied (53 dB) wordt wel gerespecteerd. Maatregelen zoals het toepassen van een stiller wegdek, verlaging van de rijsnelheid, plaatsing van geluidsschermen of het verder van de weg afleggen van de woningen stuit, op overwegende bezwaren van financiële, verkeerskundige en/of stedenbouwkundige aard. Door middel van een fictief bouwblok is aangetoond dat het mogelijk is om minimaal één geluidluwe gevel te realiseren.
  • om het woningbouwplan mogelijk te maken hogere waarden vastgesteld dienen te worden van maximaal 53 dB ten gevolge van de Zandstraat (60 km/uur).

Goede ruimtelijke ordening - 30 km/uur-wegen

  • Als gevolge van de Christinastraat/Oud Laar en het Diepven bedraagt de geluidbelasting ter plaatse van het gehele plangebied niet meer dan de voorkeursgrenswaarde die geldt voor gezoneerde wegen, maar die formeel niet gelden voor deze weg. Ten gevolge van verkeer op de Zandstraat bedraagt de geluidbelasting ter plaatse van een klein deel van het plangebied meer dan de genoemde voorkeursgrenswaarde. Op de beoogde planschets worden geen woningen beoogd ter plaatse van dit deel van het plangebied. Ter plaatse van de rest van het plangebied wordt de voorkeursgrenswaarde gerespecteerd. Daarmee kan worden geconcludeerd dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening.
  • De maximale geluidbelasting ten gevolge van de beoogde binnenplanse weg bedraagt 49 dB ter plaatse van gevels die direct aan de binnenplanse weg zijn gelegen. Ter plaatse van de gevels die niet direct aan de binnenplanse weg zijn gelegen bedraagt de geluidbelasting minder dan de 48 dB. Daarmee kan worden geconcludeerd dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening.

Cumulatieve geluidbelasting

  • De cumulatieve geluidbelasting direct ter plaatse van de binnenplanse weg bedraagt meer dan 53 dB bedraagt. Tot ongeveer 9 meter vanaf de as van de binnenplanse weg de cumulatieve geluidbelasting meer dan 53 dB.
  • De maximale cumulatieve geluidbelasting op de zuidoostgevels van de woningen bedraagt ter plaatse van de Zandstraat maximaal 58 dB. Door afscherming van de woning is het mogelijk om aan de noordwestgevel van de woningen een geluidluwe gevel en buitenruimte (op de begane grond) te realiseren. De gevels waarbij een hogere cumulatieve geluidbelasting van meer dan 53 dB wordt berekend wordt geadviseerd om bij het onderzoek naar de geluidwering van de gevel uit te gaan van de cumulatieve geluidbelasting.
  • De maximale cumulatieve geluidbelasting van het ingevoerde bouwblok ter plaatse van de gevels die direct aan de binnenplanse weg liggen bedraagt 54 dB. Door afscherming van de woning is het mogelijk om aan de gevels van de woningen die niet direct aan de binnenplanse weg liggen een geluidluwe gevel en buitenruimte te realiseren. De gevels waarbij een hogere cumulatieve geluidbelasting van meer dan 53 dB wordt berekend wordt geadviseerd om bij het onderzoek naar de geluidwering van de gevel uit te gaan van de ongecorrigeerde cumulatieve geluidbelasting. In onderstaande paragraaf zijn de eisen uit het bouwbesluit weergegeven voor het onderzoek naar de geluidwering van de gevel.

Geluidbelasting bestaande woningen

  • Ten gevolge van de Christinastraat, Diepven, Zandstraat (60 km/uur) en de binnenplanse weg, inclusief verkeersgeneratie van nieuwbouwontwikkeling wordt de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder gerespecteerd en blijft een goed woon- en leefklimaat gewaarborgd.
  • Ten gevolge van de Zandstraat (30 km/uur), inclusief verkeersgeneratie van nieuwbouwontwikkeling, de maximale geluidbelasting 50 dB bedraagt en de maximale toename 1 dB. Ondanks de toename van de geluidbelasting bij de Zandstraat (30 km/uur), is sprake van een akoestisch aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Industrielawaai
Het plangebied ligt niet binnen een geluidszone van een gezoneerd industrieterrein. Er is geen akoestisch onderzoek nodig.

5.1.5.3 Conclusie

Om het woningbouwplan mogelijk te maken dient, ter plaatse van de Zandstraat een hogere grenswaarde vastgesteld te worden van maximaal 53 dB. Met het vaststellen van deze hogere grenswaarde vormt het aspect geluid geen planologische belemmering voor het plan. Het Ontwerp besluit hogere grenswaarde is als bijlage 18 opgenomen.

5.1.6 Luchtkwaliteit
5.1.6.1 Inleiding

Om personen tegen de gevolgen van luchtverontreiniging te beschermen zijn in de Wet milieubeheer normen opgenomen voor bepaalde stoffen. Bij de beoordeling van het aspect luchtkwaliteit moet enerzijds aangetoond worden dat een ruimtelijke ontwikkeling niet leidt tot een (significante) overschrijding van de luchtkwaliteitsnormen en anderzijds dat ter plaatse van het plangebied sprake is van een goed woon- en leefklimaat.

5.1.6.2 Analyse

Effecten plan op luchtkwaliteit
In de "Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)" zijn categorieën van gevallen genoemd die niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie van fijnstof in de buitenlucht. Zo is een project met maximaal 1.500 woningen (netto) bij minimaal 1 ontsluitingsweg één van de genoemde gevallen.

Voorliggend plan omvat maximaal 125 woningen en betreft daarmee een project dat niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van fijnstof in de buitenlucht.

De (negatieve) effecten van onderhavig plan op de luchtkwaliteit zijn onderzocht met behulp van de NIBM-rekentool (www.infomil.nl). Aan de hand van de toename van het aantal verkeersbewegingen is beoordeeld of het plan al of niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van genoemde stoffen in de lucht. Uit bijlage 3 blijkt dat er binnen het initiatief in een worst-case scenario 908 verkeersbewegingen per etmaal (weekdaggemiddelde) bijkomen. Op onderstaande afbeelding is het resultaat van de rekentool weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0845.BP2023BLCLaarzicht-ON01_0040.png"

Uit de berekening volgt dat het plan niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van stoffen in de lucht.

Goed woon- en leefklimaat

Het plan ligt niet in de nabijheid van zware industrie, (een concentratie van meerdere) intensieve veehouderijen of drukke vaarwegen. Voor de beoordeling van het woon- en leefklimaat wordt alleen gekeken naar luchtverontreiniging van verkeer op wegen in de omgeving.

In de Wet milieubeheer zijn voor een groot aantal stoffen grenswaarden opgenomen, maar uit onderzoek blijkt dat langs wegen alleen overschrijdingen van de grenswaarden voor fijnstof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) kunnen optreden. Voor de overige stoffen waarvoor grenswaarden zijn opgenomen in de Wm treden naar verwachting nergens langs het Nederlandse wegennet overschrijdingen van deze grenswaarden op.

De monitoringstool die in het kader van het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit) is opgesteld, geeft de volgende jaargemiddelden voor de relevante stoffen ter plaatse van het meest relevante meetpunt 'Zandstraat, Sint-Michielsgestel; 221911'.

categorie   grenswaarde   2020   2030  
jaargemiddelde concentratie NO2   40 µg/m³   13,0   10.0  
jaargemiddelde concentratie PM10   40 µg/m³   16.2   14.0  
jaargemiddelde concentratie PM2.5   25 µg/m³   9.3   7.6  
overschrijdingsdagen per jaar- gemiddelde concentratie PM10   35   6.0   6.0  

Uit de monitoringstool volgt dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van het plangebied.

5.1.6.3 Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.7 Volksgezondheid

5.1.7.1 Inleiding

Het aspect volksgezondheid heeft de laatste jaren meer aandacht gekregen bij het opstellen van bestemmingsplannen. Aangetoond moet worden dat een ruimtelijke ontwikkeling geen negatief effect heeft op de volksgezondheid.

Een beoordeling van de effecten op de volksgezondheid doet zich met name voor de ontwikkeling van of in de buurt van veehouderijen, boom- en fruitteelt en hoogspanningsverbindingen. In deze paragraaf wordt het plan aan deze aspecten getoetst.

5.1.7.2 Veehouderijen

Bij het beoordelen van de effecten van veehouderijen op de volksgezondheid wordt onderscheid gemaakt in endotoxinen en geitenhouderijen. De Handreiking veehouderij en volksgezondheid 2.0 bevat een praktisch stappenplan om te beoordelen of nadere advisering vanuit de GGD wenselijk is. De stappen dienen stuk voor stuk te worden doorlopen en beantwoord om na te gaan of er knelpunten worden gevonden en of advisering door de GGD wenselijk is. De uiteindelijke keuze om wel of geen medewerking te verlenen aan een ontwikkeling is een afweging die wordt gemaakt door de gemeente.

Stappenplan

Stap 1 Endotoxinen

Op basis van de Notitie Handelingsperspectieven Veehouderij en Volksgezondheid (Endotoxine toetsingskader 2.0) kan worden beoordeeld of sprake is van een verhoogd volksgezondheidsrisico ten aanzien van varkenshouderijen en pluimveehouderijen.

Bij een afstand van meer dan 1 kilometer tot pluimveehouderijen en van meer dan 250 meter tot overige veehouderijen (behoudens geitenhouderijen) is er geen gevaar voor de volksgezondheid als gevolg van endotoxinen. Het Bestand Veehouderijbedrijven biedt de benodigde gegevens van de veehouderijen.

Het plan omvat nieuwe, milieugevoelige objecten. Op de hieronder opgenomen afbeelding zijn de omliggende veehouderijen en de ligging van het plangebied aangeduid. Het totale plangebied is rood omlijnd en het deel waar de nieuwe woonlocatie beoogd is, is blauw omlijnd. In een straal van 1000 meter rondom het plangebied zijn geen pluimveeveehouderijen actief. Bovendien liggen er geen overige veehouderijen binnen 250 meter van het plangebied. Er hoeft geen nadere beoordeling van het aspect endotoxinen plaats te vinden. Er is sprake van een gezonde leefomgeving ten aanzien van endotoxinen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0845.BP2023BLCLaarzicht-ON01_0041.png"

OMLIGGENDE VEEHOUDERIJEN MET TOTALE PLANGEBIED (ROOD) EN NIEUWE WOONLOCATIE (BLAUW)

Stap 2 Emissies

De ontwikkeling leidt niet tot een toename in de emissie voor geur en/of fijnstof en/of ammoniak

Stap 3a Geur, toetsen aan aanvaardbaar woon-/leefklimaat a.d.h.v. wettelijk kader

Dit aspect is beoordeeld in paragraaf 5.1.4 van deze toelichting. Uit de betreffende paragraaf blijkt dat wordt voldaan aan de wet- en regelgeving voor wat betreft agrarische geur.

Stap 3b Geur, toetsen aan aanvaardbaar woon-/leefklimaat a.d.h.v. gezondheidskundige advieswaarde

De geurbelasting voldoet aan de gezondheidskundige advieswaarde van 5,0 ouE/m³.

Stap 4a Binnen een veehouderij (1 adres of 1 ondernemer) worden bedrijfsmatig meerdere diersoorten gehouden.

Niet van toepassing

Stap 5a Geitenhouderij
Uit onderzoek is gebleken dat omwonenden in een straal van 2 km rondom geitenhouderijen een verhoogde kans hebben op longontsteking. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van geitenhouderijen moet beoordeeld worden of er een effect is op de volksgezondheid.

Het plan omvat nieuwe, milieugevoelige objecten. In een straal van 2 km rondom het plangebied zijn echter geen geitenhouderijen met meer dan 100 geiten actief. De meest nabij gelegen geitenhouderij aan de Heikantsehoeve 60 is op circa 2,3 km van het plangebied gelegen.

Stap 5b Pluimveebedrijven

Het plangebied is niet gelegen binnen een afstand van 1 kilometer van een pluimveebedrijf.

Stap 5c Overige veehouderijen

De planlocatie is gelegen binnen een afstand van 250 meter van een overige veehouderij: Zandstraat 37, een paardenhouderij. In het vigerende bestemmingsplan heeft dit perceel de bestemming 'Agrarisch' en uit het Bestand Veehouderijen Brabant (Web-BVB) blijkt dat voor het adres Zandstraat 37 een vergunning is afgegeven voor het houden van 80 dieren.

Stap 6. Is er sprake van mestbe- of verwerking

Niet van toepassing.

Stap 7. Bij omwonenden is sprake van ongerustheid over de volksgezondheid

Of in (de omgeving van) het plangebied sprake is van ongerustheid over de volksgezondheid zou kunnen volgen uit de klachtenregistratie bij de gemeente. Daaruit blijkt dat in ieder geval de afgelopen 5 jaar op dit punt geen klachten zijn ingediend bij de gemeente Sint-Michielsgestel.

Conclusie stappenplan Handreiking veehouderij en volksgezondheid

Uit de beperkte toetsing op afstanden blijkt dat stap 5c leidt tot de conclusie dat advies dient te worden opgevraagd bij de GGD. Omdat de agrarische bestemming wordt beperkt tot uitsluitend een paardenhouderij en middels het geuronderzoek is onderbouwd dat dit geen belemmering vormt voor de nieuwbouw wordt een GGD advies niet noodzakelijk geacht.

5.1.7.3 Boom- en fruitteelt

Bij boom- en fruitteelt worden vaak gewasbeschermingsmiddelen gebruikt. Deze middelen kunnen een gevaar opleveren voor de volksgezondheid. Als gevolg van de wind kunnen gewasbeschermingsmiddelen verwaaien. Dit wordt drift genoemd. Om te voorkomen dat derden als gevolg van drift in aanraking komen met gewasbeschermingsmiddelen wordt een spuitzone van 50 meter gehanteerd.

Analyse
Het plan leidt tot het toevoegen van woningen of andere functies waar personen gedurende langere tijd verblijven. Er wordt opgemerkt dat de gronden rondom het plangebied thans niet in gebruik zijn voor boom- en fruitteelt en bovendien ook niet zijn aangewezen als boomteeltontwikkelingsgebied. De omliggende agrarische gronden ten (noord)westen van het plangebied liggend tegen en tussen reeds tot wonen bestemde percelen. Het gebruik van de gewasbeschermingsmiddelen wordt door deze bestaande woningen reeds belemmerd. De gronden ten noorden van het plangebied worden begrensd door een groenzone van 20 meter breed. De gronden ten noorden daarvan zijn in gebruik door de paardenhouderij aan de Zandstraat 37. Het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen is ook in de nabijheid van paarden niet gewenst. Geconcludeerd kan worden dat er geen rekening gehouden hoeft te worden gehouden met spuitzones als gevolg van boom- en fruitteelt.

Conclusie

Er worden geen belemmeringen verwacht met betrekking tot spuitzones ten gevolge van boom- en fruitteelt.

5.1.7.4 Hoogspanningsverbindingen

De magnetische velden in de buurt van hoogspanningsverbindingen kunnen invloed hebben op de gezondheid. Het beleid van de Rijksoverheid is erop gericht om zoveel als redelijkerwijs mogelijk is, te vermijden dat er nieuwe situaties ontstaan waarbij kinderen langdurig verblijven in het gebied rondom bovengrondse hoogspanningsverbindingen waarbinnen het jaargemiddelde magneetveld hoger is dan 0,4 microtesla.

Analyse
Het plan leidt tot het toevoegen van woningen waar kinderen gedurende langere tijd verblijven. Er is sprake van een zeer grote afstand tot hoogspanningsverbindingen, namelijk ruim 1,3 kilometer. Het schadelijke magneetveld, met een hoger jaargemiddelde dan 0,4 microtesla strekt zich tot maximaal enkele honderden meters van de hoogspanningsverbinding uit. Er is geen nader onderzoek nodig.

Conclusie

Er worden geen belemmeringen verwacht met betrekking tot de magnetische velden ten gevolge van hoogspanningsverbindingen.

5.1.7.5 Conclusie

Het aspect volksgezondheid vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.8 Ontplofbare Oorlogsresten
5.1.8.1 Inleiding

In de Tweede Wereldoorlog alleen al is naar schatting twaalfduizend ton aan explosieve stof door vliegtuigen afgeworpen. Ervaringscijfers geven aan dat ongeveer tien tot vijftien procent van deze afgeworpen Ontplofbare Oorlogsresten om diverse redenen niet zijn gesprongen. Daarnaast zijn grote hoeveelheden munitie door grondgeschut en handvuurwapens verschoten, waarvan eveneens een deel niet of slechts gedeeltelijk is gedetoneerd. Vooral op locaties waar destijds zwaar gevochten is, komen nog veel van deze ‘blindgangers’ in de bodem voor.

Bodac B.V. heeft een historisch vooronderzoek ontplofbare oorlogsresten voor het ontwikkelingsgebied uitgevoerd.

5.1.8.2 Historisch vooronderzoek Ontplofbare Oorlogsresten

Voor het gehele plangebied (exclusief Zandstraat 35) heeft Bodac B.V. een historisch vooronderzoek Ontplofbare Oorlogsresten uitgevoerd: rapport 'Vooronderzoek Ontplofbare Oorlogsresten Christinastraat te Middelrode' 15 december 2021; 211215_H1053_VOB_01 ). Het rapport is als bijlage 19 bijgevoegd.

Bodac concludeert dat het onderzoeksgebied op basis van het geanalyseerde feitenmateriaal als verdacht op de (mogelijke) aanwezigheid van OO is aangemerkt. Daar waar het verdachte gebied en het onderzoeksgebied elkaar overlappen (het opsporingsgebied)wordt geadviseerd om het opsporingsproces voort te zetten middels passieve non realtime oppervlaktedetectie.

5.1.8.3 Projectplan Ontplofbare Oorlogsresten

Alvorens het detectieonderzoek heeft plaatsgevonden, heeft Bodac B.V. een projectplan opsporing ontplofbare oorlogsresten (OO) opgesteld, welke door de gemeente Sint-Michielsgestel is goedgekeurd: rapport 'Projectplan Ontplofbare Oorlogsresten Middelrode, Christinastraat (18 februari 2022; 220218_220015_PPB_01). Het projectplan is als bijlage 20 bijgevoegd.

5.1.8.4 Detectieonderzoek Ontplofbare Oorlogsresten

De doelstelling voor het onderzoek is “Het opsporen en verwijderen van (mogelijke) ontplofbare oorlogsresten tot 0,80 m1 onder maaiveld om het bovenmatig risico met betrekking tot OO weg te nemen, om daarmee een veilige werk- en leefomgeving te creëren tijdens de reguliere uit te voeren (civiele) werkzaamheden”. In het kader hiervan heeft Bodac B.V. een passieve non realtime oppervlaktedetectie uitgevoerd: rapport: 'Detectierapportage passieve non realtime oppervlaktedetectie Middelrode, Christinastraat (1 april 2022; 220401_220015_RDD_01). Het detectierapport is als bijlage 21 bijgevoegd.

Op basis van het detectieonderzoek concludeert Bodac B.V. het volgende:

  • A en B gebieden bedraagt een totale oppervlakte van ca. 34.700 m2 wat 64,62 % van het totale onderzoeksgebied bedraagt.
  • Er zijn in totaal 478 stuks significante objecten in de B-gebieden waargenomen waarvan 478 stuks binnen en 0 stuks buiten het vooraf opgegeven projectgebied.
  • Er is in totaal ca. 8.500 m2 C-gebied aanwezig binnen het onderzoeksgebied wat 15,83 % van het totale onderzoeksgebied bedraagt.
  • Er is in totaal ca. 10.500 m2 D-gebied aanwezig binnen het onderzoeksgebied wat 19,55 % van het totale onderzoeksgebied bedraagt.

Bij (grondroerende)werkzaamheden dient men rekening te houden met de mogelijkheid dat OO kunnen worden aangetroffen. Gezien het bovenstaande is het aan te bevelen om ter plaatse van waar daadwerkelijk de grond geroerd zal gaan worden de significante objecten te benaderen, identificeren en veiligstellen/ verwijderen. Daar waar de grond niet geroerd zal gaan worden geldt geen verdere inspanningsverplichting voor de grondroerder. Bodac B.V. adviseert om altijd een veiligheidsmarge van minimaal 0,50 m te hanteren onder de maximaal roeringsdiepte om derhalve het risico te minimaliseren.

Het nader onderzoeken van het gebied C wordt gedaan in de vorm van actieve realtime oppervlaktedetectie. Hierbij wordt een laag van 0,50 m1 gedetecteerd waarna alle significante objecten handmatig tot 0,30-0,40 m1 - mv worden benaderd en verwijderd. Hierop volgend wordt op aanwijzing van de (Senior) Deskundige OOO een grondlaag van maximaal 0,20 - 0,30 m1 dikte ontgraven met een graafmachine. Vervolgens wordt een volgende meetslag uitgevoerd waarna bovenstaande procedure cyclisch wordt herhaald tot de gewenste diepte is bereikt of tot op de diepte dat passieve realtime oppervlaktedetectie weer kon worden toegepast.

De D gebieden dienen in een later stadium onderzocht te worden door middel van passieve non realtime oppervlaktedetectie waarna een aanvulling op de detectierapportage gemaakt kan worden. Aan de hand van de uitkomsten uit deze aanvullende detectiewerkzaamheden zullen de vervolgstappen in kaart gebracht worden.

5.1.8.5 Conclusie

Het aspect ontplofbare oorlogsresten vormt geen planologische belemmering voor het bestemmingsplan. In het kader van de omgevingsvergunning worden de significante objecten benaderd te worden. Indien hieruit blijkt dat er binnen het plangebied geen ontplofbare oorlogsresten aanwezig zijn, kan daarmee een veilige werk- en leefomgeving gegarandeerd worden. In andere gevallen dienen voorafgaand aan de grondwerkzaamheden de ontplofbare oorlogsresten verwijderd te worden.

5.1.9 Milieueffectrapportage
5.1.9.1 Inleiding

Het instrument milieueffectrapportage (m.e.r.) is ontwikkeld om het milieubelang volwaardig in de besluitvorming te betrekken. In de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage zijn de activiteiten genoemd waarvoor een m.e.r.-plicht of een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt, of waarvoor een vormvrije m.e.r.-beoordeling nodig is.

5.1.9.2 Analyse

Het plan valt onder de activiteit 11.2 'de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen' zoals genoemd in de bijlage D van het Besluit milieueffectrapportage, maar overschrijdt de daarin genoemde drempelwaarde van 100 ha en 2.000 woningen niet. Het plan is niet m.e.r.(-beoordelings)plichtig, maar er heeft wel een vormvrije m.e.r.-beoordeling plaatsgevonden: M.E.R.-beoordeling Laarzicht, Middelrode 26 mei 2023; RVR002-0001). De beoordeling is als bijlage 22 opgenomen.

Op grond van de uitgevoerde beoordeling is de initiatiefnemer van oordeel dat de aard van de effecten die gekoppeld zijn aan de realisering van de voorgenomen herbestemming (landelijk/agrarisch gebied naar wonen), de herinrichting van Noddevelt en de aanleg en gebruik van 116 nieuwe woningen op het terrein in voldoende mate in beeld zijn gebracht en dat er geen bijzondere omstandigheden aanwezig zijn die leiden tot dermate belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu dat het maken van een milieueffectrapport een toegevoegde waarde zou hebben.

Op grond hiervan heeft de initiatiefnemer het bevoegd gezag verzocht te besluiten dat een verdere m.e.r.-procedure niet aan de orde is.

5.1.9.3 Conclusie

Er heeft een vormvrije m.e.r.-beoordeling plaatsgevonden. Het plan heeft geen belangrijke nadelige milieugevolgen.

5.2 Waarden

5.2.1 Archeologie
5.2.1.1 Inleiding

Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 Bro moet bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden worden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische monumenten.

5.2.1.2 Analyse

Het over grote deel van het plangebied kent, overeenkomstig het bestemmingsplan buitengebied Sint-Michielsgestel, de 'Waarde Archeologie 4'. Een klein deel van het plangebied kent, de 'Waarde Archeologie 1'.

De voor Waarde – Archeologie 4 aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische waarden, in concreto terreinen met een hoge verwachting voor de periode Neolithicum tot Middeleeuwen en/of terreinen met een middelhoge verwachting.

De voor Waarde – Archeologie 1 aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische waarden, in concreto terreinen van kleinere bewoningskernen en de ondergrond van cultuurhistorisch waardevolle gebouwen en kastelen.

Om te ondervinden of er historische resten in de bodem ter plaatse van het gehele plangebied aanwezig zijn heeft Aeres Milieu B.V. een archeologisch bureau- en verkennend veldonderzoek door middel van boringen uitgevoerd: rapport 'Archeologisch bureau- en verkennend veldonderzoek door middel van boringen: Christinastraat (ong.) te Middelrode', 6 oktober 2022; AM21507B). Het rapport is als bijlage 23 bijgevoegd.

Aeres Milieu B.V. concludeert dat ter plaatse van boring Type I een (deels) intact podzolprofiel aangetroffen is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0845.BP2023BLCLaarzicht-ON01_0042.png"

Het gaat om de BC-horizont. De bovenliggende horizonten zijn door jarenlange bewerking van het land opgenomen in het bovenliggende pakket. Het opgebrachte (plaggen)dek heeft een conserverende werking op de eventueel aanwezige archeologische resten. Ter plaatse van de Type II en III-boringen worden geen in-situ archeologische vondsten meer verwacht uit de periode jager-verzamelaars. De veelal scherpe overgang naar de C-horizont is mogelijk het gevolg van recentere bewerking van de bodem. Echter, ter hoogte goed ontwaterede bodems kunnen er nog wel sporen van sedentaire bewoningsvormen nog goed aangetroffen worden. In het (zuid)oostelijk deel wordt de kans klein geacht dat er intacte archeologische resten aanwezig zijn.

In een deel van het plangebied, ter plaatse van boring Type I boringen, is de podzolbodem deels intact. De afwezigheid van een E- en B-horizont ter plaatse van de Type II en III boringen kan duiden op een recentere bewerking van de bodem.

De afwezigheid van een oorspronkelijk (podzol)bodem in een groot deel van het plangebied kan duiden op bewerking van de bodem in het verleden. Archeologische resten uit de periode vanaf het neolithicum kunnen nog wel worden aangetroffen. Deze wordt vanaf gemiddeld 30 centimeter onder maaiveld aangetroffen. Ten tijde van dit onderzoek is de precieze einddiepte en locatie van de toekomstige ingrepen niet bekend. De graafwerkzaamheden bij de voorgenomen plantontwikkeling ter hoogte van Type I en II boringen kunnen een negatieve impact hebben en kunnen resulteren in de aantasting van eventueel aanwezige archeologische resten.

Ondanks een zorgvuldig onderzoek of een zorgvuldige afweging kan nooit volledig worden uitgesloten dat er tijdens werkzaamheden archeologische sporen of resten worden aangetroffen. Conform artikel 5.10 van de Erfgoedwet dient hiervan melding te worden gemaakt bij bevoegd gezag.

Op basis van het archeologisch bureau- en verkennend veldonderzoek adviseert Aeres Milieu B.V. om een vervolgonderzoek, in de vorm van een proefsleuvenonderzoek, uit te voeren voor het deel van het plangebied waar type I, II boringen zijn gedaan. Het proefsleuvenonderzoek wordt in het kader van de omgevingsvergunning uitgevoerd. Voorafgaand aan het proefsleuvenonderzoek dient een Programma van Eisen (PvE) te worden opgesteld. Dit PVE dient voorgelegd te worden aan de gemeente Sint-Michielsgestel.

Voor het compensatieperceel M568 is nog geen archeologisch onderzoek uitgevoerd. Op dit moment is onbekend hoe diep de verstoringen van de bodem zullen zijn. Op dit perceel wordt de reeds aanwezige gebiedsaanduiding ''overige zone - archeologische verwachtingswaarde 2' behouden, waarmee de onderzoeksverplichting voor dit perceel in stand wordt gehouden.

5.2.1.3 Conclusie

Ter bescherming van de mogelijke archeologische vondsten, zijn de bestaande dubbelbestemmingen 'Waarde Archeologie-1', 'Waarde Archeologie-4' en gebiedsaanduiding 'overige zone - archeologische verwachtingswaarde 2' overgenomen in dit bestemmingsplan. Hierdoor is geborgd dat voorafgaand aan de werkzaamheden een nader onderzoek dient plaats te vinden. Hiermee vormt het aspect archeologie geen planologische belemmering voor het plan.

5.2.2 Cultuurhistorie
5.2.2.1 Inleiding

Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 Bro moet bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden worden met de aanwezige cultuurhistorische waarden.

5.2.2.2 Analyse

Het plangebied is op de cultuurhistorische waarde kaart (CHW) niet als 'cultuurhistorisch waardevol gebied' aangeduid. Daarnaast tast het plan ook geen waardevolle elementen aan.

5.2.2.3 Conclusie

Het aspect cultuurhistorie vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.2.3 Natuurwaarden

5.2.3.1 Inleiding

Ten behoeve van de bescherming van natuurwaarden geldt de Wet natuurbescherming. De daarin opgenomen bescherming omvat de onderdelen:

  • gebiedsbescherming;
  • soortenbescherming;
  • bescherming van houtopstanden.

5.2.3.2 Analyse

Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt niet binnen een beschermd gebied, zoals opgenomen in Natura 2000 en het Natuurnetwerk Nederland. Ook bij ontwikkelingen buiten natuurgebieden moet het effect worden beoordeeld, de zogenaamde 'externe werking'. Het gaat dan enerzijds om verstorende effecten zoals geluid, licht en trillingen op natuurgebieden behorende tot het Natuurnetwerk Brabant (NNB) en anderzijds om stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden.

Verstorende effecten
Om na te gaan of voorliggend plan verstorende effecten heeft op gebieden behorende tot Natuurnetwerk Nederland, heeft bureau Kragten een verkennend flora- en faunaonderzoek uitgevoerd: rapport 'Verkennend flora- en faunaonderzoek Woonlocatie Christinastraat-Middelrode', 5 augustus 2022; RVR002). Het onderzoeksrapport is bijgevoegd als bijlage 24.


Bureau Kragten concludeert dat het onderzoeksgebied buiten de begrenzing van het NNB valt. Vervolgstappen in het kader van het NNB zijn daarom ook niet aan de orde.

Stikstofdepositie

Ook bij ontwikkelingen buiten natuurgebieden moet het effect worden beoordeeld, de zogenaamde 'externe werking'. Het gaat dan met name om stikstofdepositie. Conform de Wet natuurbescherming mag de stikstofdepositie namelijk niet toenemen.

Er geldt dan ook een grenswaarde van 0,00 mol/hectare/jaar. Om de effecten van het plan op de omliggende Natura 2000-gebieden te bepalen heeft bureau Kragten een stikstofdepositie-onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is uitgevoerd overeenkomstig de 'Handreiking Passende Beoordeling Stikstofaspecten Bestemmingsplannen'. Het onderzoeksrapport (7 februari 2023; RVR002.0001) is als bijlage 25 bijgevoegd. Uit de uitgevoerde berekeningen van de aanlegfase en gebruiksfase blijkt dat de stikstofdepositie geen relevante significante cumulatieve effecten zal veroorzaken ter plaatse van nabijgelegen Natura 2000-gebieden. Met deze berekening kunnen significant negatieve effecten ten gevolge van stikstofdepositie derhalve worden uitgesloten waardoor het uitvoeren van een passende beoordeling niet aan de orde is en het aspect stikstofdepositie geen belemmering vormt voor de realisatie van de woningen.

Soortenbescherming
Om een indruk te verkrijgen van de (mogelijk) aanwezige beschermde planten- en diersoorten binnen het onderzoeksgebied heeft bureau Kragten een verkennend flora- en faunaonderzoek uitgevoerd: rapport 'Verkennend flora- en faunaonderzoek Woonlocatie Christinastraat-Middelrode' (5 augustus 2022; RVR002). Op basis van een literatuuronderzoek en een verkennend veldbezoek is beoordeeld of en zo ja, welke functie het onderzoeksgebied heeft voor beschermde soorten.

Op basis van de toetsing van de resultaten van het onderzoek aan de Wet natuurbescherming concludeert Kragten dat:

  • bij uitvoering van de ingreep mogelijk negatieve effecten zijn te verwachten op broedvogels, vleermuizen en amfibieën. Daarbij kan aanwezigheid van algemeen voorkomende grondgebonden zoogdieren en amfibieën binnen het onderzoeksgebied niet worden uitgesloten.

Huismus

  • de bebouwing binnen het onderzoeksgebied waarschijnlijk binnen het broedgebied van huismus valt. De soort is tijdens het veldbezoek ook waargenomen binnen het onderzoeksgebied. Vervolgonderzoek naar de huismus is dan ook noodzakelijk.

Steenuil

  • binnen het onderzoeksgebied een steenuil territorium aanwezig is, het steenuilpaar broedt in een aanwezige nestkast aan de Christinastraat. De nestkast dient verplaatst te worden en het foerageergebied dat verloren gaat moet gecompenseerd worden. Voor deze maatregelen dient een compensatieplan te worden opgesteld;
  • in de directe omgeving meerdere steenuilenterritoria aanwezig zijn, waardoor niet op voorhand kan worden uitgesloten dat het perceel aan de Zandstraat 37 onderdeel vormt van het leefgebied van een (ander) steenuilpaartje. Het perceel (bebouwing) van Zandstraat 37 is ook een mogelijk geschikt leefgebied voor de steenuil, waardoor niet is uit te sluiten dat steenuil hier een vaste rust- en verblijfplaats heeft. Daarnaast bestaat de mogelijkheid dat de weilanden binnen het onderzoeksgebied ook onderdeel vormen als foerageergebied van steenuil. Vervolgonderzoek naar steenuil aan de Zandstraat 37 is noodzakelijk om dit aan te kunnen tonen;
  • de werkzaamheden voor de woningbouwontwikkeling uitgevoerd of op zijn minst aangevangen dienen te worden buiten het broedseizoen van in de omgeving voorkomende broedvogels. Het broedseizoen duurt globaal van half maart tot half juli.

Vleermuizen

  • mogelijk meerdere vleermuissoorten een vaste rust- en/of verblijfplaats hebben in de gebouwen ter plaatse van Zandstraat 37 die gesloopt gaan worden en aan de Christinastraat. Het is van belang om vast te stellen of in de te slopen bebouwing verblijfplaatsen aanwezig zijn. Als het gebouw in gebruik is als verblijfplaats voor vleermuizen, is er bij de sloop van het gebouw sprake van een vernietiging van een vaste verblijfplaats en is een ontheffing van de Wet natuurbescherming vereist (Wnb artikel 3.5 lid 4). Daarbij dient bij de uitvoering van de werkzaamheden en bij toekomstige inrichting van het gebied negatieve effecten als gevolg van het gebruik van kunstmatige verlichting gericht op de naastgelegen bomen en struiken voorkomen te worden.

Das

  • binnen het onderzoeksgebied een bewoonde vluchtpijp van das aanwezig is. Door de geplande ontwikkeling gaat een deel van het leefgebied verloren van de das. Hiervoor dient een mitigatie en compensatieplan voor worden uitgevoerd.

Marterachtigen

  • de bebouwing binnen het onderzoeksgebied mogelijk vaste rust- en verblijfplaatsen voor steenmarter vormt. Vervolgonderzoek dient aan te tonen of steenmarters gebruik maken van de aanwezige bebouwing binnen de bebouwing aan de Zandstraat 37;
  • kleine marterachtigen (wezel, hermelijn en bunzing) mogelijk verblijfplaatsen en/of foerageergebied binnen het onderzoeksgebied hebben. Vervolgonderzoek naar de habitatgeschiktheid van kleine marterachtigen dient te worden uitgevoerd om aan te tonen of het onderzoeksgebied een essentieel leefgebied is van kleine marterachtigen.
  • Tot slot wordt opgemerkt dat de zorgplicht als genoemd in artikel 1.11 van de Wet natuurbescherming te allen tijde van toepassing is.

Bescherming van houtopstanden
Aan de entree van het gebied aan de Zandstraat staan beschermde bomen die in de gemeentelijke bomenverordening zijn opgenomen. Deze bomen zijn echter niet beschermd volgens de Wet Natuurbescherming. Indien bij de ingreep bomen worden gekapt zal aan Artikel 4.2. Houtopstanden van de Wet natuurbescherming worden getoetst. Op dit moment hoeven er voor de ontwikkeling geen bomen te worden gekapt.

5.2.3.3 Conclusie

Het uitvoeren van een soortgericht onderzoek naar de huismus, de steenmarter en de vleermuizen is uitsluitend noodzakelijk indien de bebouwing ter plaatse van de Zandstraat 37 gesloopt wordt. Op basis van het door Sweco uitgevoerde dassenonderzoek (2021) komt naar voren dat er een compensatieopgave is voor behoud van het leefgebied van de das. Dit compensatieplan is opgesteld en beschreven in paragraaf 5.2.3.5. Uit het verkennend flora- en faunaonderzoek komt naar voren dat een soortgericht onderzoek naar de steenuil en de kleine marterachtigen uitgevoerd dient te worden. Dit soortgericht onderzoek naar deze soorten is reeds uitgevoerd en wordt in paragraaf 5.2.3.4 beschreven.

5.2.3.4 Soortgericht onderzoek steenuil en kleine marterachtigen

Op basis van de conclusies uit het verkennend flora- en faunaonderzoek heeft Kragten een soortgericht onderzoek naar de steenuil en de kleine marterachtigen uitgevoerd: rapport Soortgericht onderzoek steenuil & kleine marterachtigen (10 oktober 2022; RVR002). De rapportage is als bijlage 26 bijgevoegd.

Kragten concludeert dat op basis van de resultaten uit dit soortgericht onderzoek naar steenuil en kleine marterachtigen, voorgenomen ontwikkeling mogelijk negatieve effecten kan veroorzaken op een aantal beschermde diersoorten. Voor de verschillende soort(groep)en wordt beschreven welke verbodsbepalingen uit de Wet natuurbescherming worden overtreden en in hoeverre dit de realisatie van de voorliggende ingreep beïnvloedt.

Steenuil

Voor wat betreft de steenuil heeft de ontwikkeling effect op de functionele leefomgeving (foerageergebied en vaste rust- en verblijfplaats) van de steenuil. Artikel 3.1 lid 4 en 5. van de Vogelrichtlijn. Hiervoor dient een mitigatie en compensatieplan voor het verlies van het functioneel leefgebied van de nestplaats aan de Christinastraat te worden opgesteld. Ook dienen alternatieve nestplaatsen voor steenuil worden geplaatst. Voor compensatie dient alternatief leefgebied gerealiseerd en/of bestaand biotoop verbeterd te worden.

Kleine marterachtigen

Voor wat betreft de kleine marterachtigen blijven potentiële migratieroutes en het (marginale) leefgebied binnen het plangebied door de ontwikkeling behouden. Er zijn geen vervolgstappen noodzakelijk. Er blijft voldoende leefgebied en structuren behouden. Bij de nieuwe inrichting blijft voldoende potentieel leefgebied behouden.

Conclusie
Uit de uitgevoerde onderzoeken wordt geconcludeerd dat een compensatie- en mitigatieplan dient te worden opgesteld om het verlies van het functioneel leefgebied van de steenuil en de das te compenseren.

5.2.3.5 Compensatie- en mitigatieplan

Zoals uit de uitgevoerde onderzoeken wordt geconcludeerd is er sprake van verstoring van functioneel leefgebied behorend bij een aangetroffen nestlocatie van de steenuil aan de Christinastraat 1 en een dassenterritorium. Bureau Kragten heeft een compensatie- en mitigatieplan opgesteld (rapport 'Mitigatie- en compensatieplan Wet Natuurbeschermng', 6 februari 2023; RVR002). De rapportage is als bijlage 27 bijgevoegd.


Steenuil

In de rapportage is beschreven op welke wijze het verdwijnen van beschikbaar foerageerbiotoop voor de steenuil gecompenseerd wordt. Hierbij wordt een groot deel slechts marginaal foerageerbiotoop gecompenseerd met optimaal foerageerbiotoop. Middels de te treffen maatregelen vindt in de toekomstige situatie compensatie plaats (in een straal van ca. 300 meter rondom het nest) om voldoende leefgebied te bieden voor een volledig steenuilenterritorium binnen het huidige territorium. Hierbij worden tevens twee vervangende verblijfplaatsen aangeboden voor het mogelijk verstoren van de huidige nestlocatie. Hiermee wordt ervoor gezorgd dat het huidige steenuilenterritorium behouden blijft in de directe omgeving van het plangebied en dat er geen aantasting van de lokale staat van instandhouding van de soort optreedt. De lokale staat van instandhouding is, gezien de inventarisatiegegevens, bovendien zeer gunstig.

Er is derhalve geen sprake van een overtreding van een van de verbodsbepalingen van de Wet natuurbescherming, waardoor een ontheffingsaanvraag voor de werkzaamheden in het kader van de steenuil ter plaatse van de Christinastraat niet aan de orde is.

Das

De in de rapportage opgenomen maatregelen voorkomen dat er sprake is van permanente negatieve effecten op de das. De werkzaamheden leiden niet tot het verloren gaan of verstoren van een bestaande burcht voor de das. Middels compenserende maatregelen wordt voorzien in voldoende alternatief foerageerbiotoop dat reeds gerealiseerd wordt voorafgaande aan de uitvoering van de werkzaamheden.

Derhalve wordt geconcludeerd dat de activiteit niet leidt tot een afbreuk aan de huidige staat van instandhouding van de das. Met de voorliggende compensatieplannen is juist sprake van een verbetering van het gebied voor de das.

5.2.3.6 Conclusie

Met het nemen van de maatregelen, zoals genoemd in hoofdstuk 7 van de rapportage, wordt een negatief effect op steenuil en das voorkomen en daarmee eveneens een overtreding van de verbodsbepalingen van de Wnb. Het aanvragen van een ontheffing van de Wnb niet noodzakelijk. De hiervoor beschreven compensatie- en mitigatieplicht is in de regels in een voorwaardelijke verplichting opgenomen.

Daarnaast geldt voor de sloop van bebouwing ter plaatse van Zandstraat 37 nog een onderzoeksplicht. Ook deze onderzoeksplicht is als voorwaardelijke verplichting in de regels opgenomen.

Hiermee vormt het aspect natuurwaarden geen planologische belemmering voor het bestemmingsplan.

5.3 Waterparagraaf

5.3.1 Inleiding

Het plangebied ligt binnen het beheergebied van Waterschap Aa en Maas. Op de locatie worden woningen gerealiseerd en ontstaat er daarmee nieuw verhard oppervlak.

De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van de watertoets is dat de waterbelangen evenwichtig worden meegewogen bij de totstandkoming van een plan. De waterparagraaf beschrijft zowel de huidige als toekomstige waterhuishoudkundige situatie (oppervlaktewater, grondwater, hemelwater en afvalwater).

5.3.2 Beleid

Waterbeheerplan 2022-2027, waterschap Aa en Maas.

In het waterbeheerplan (WBP) staan de doelstellingen van waterschap Aa en Maas voor de periode 2022-2027. Het waterschap beschrijft wat ze (vaak samen met anderen) gaat doen om die doelen te halen en hoe ze inspeelt op veranderende omstandigheden, zoals het klimaat en stoffen in het oppervlaktewater. Hierdoor weten de inwoners van haar werkgebied en de partners wat ze van het waterschap kunnen verwachten. In het actuele waterbeheerplan krijgen de volgende programma's aandacht:

  • Programma Waterveiligheid: Oost Brabant beschermen tegen overstromingen;
  • Programma Klimaatbestendig en gezond watersysteem: Goede waterkwaliteit en -kwantiteit voor mens en natuur en Gezond en natuurlijk water;
  • Programma Schoon water: Goede zuiveringsresultaten voor gezond water in sloten en beken.

In de Keur zijn hydrologische uitgangspunten opgenomen. Bij een toename en afkoppelen van het verhard oppervlak geldt het uitgangspunt dat plannen zoveel mogelijk hydrologisch neutraal worden uitgevoerd. Het doel van dit uitgangspunt is om te voorkomen dat hemelwater als gevolg van uitbreiding of afkoppelen van het verhard oppervlak versneld op het watersysteem wordt geloosd.

Voor hemelwater dat op verharde oppervlakten valt staan de waterschappen onderstaande voorkeursvolgorde toe, waarbij optie 1 het meest wenselijk en optie 5 het minst wenselijk is:

  • 1. Hergebruik;
  • 2. Vasthouden/infiltreren;
  • 3. Bergen en afvoeren;
  • 4. Afvoeren naar oppervlaktewater (direct of indirect);
  • 5. Afvoeren naar de riolering.

Het waterschap vraagt aan initiatiefnemers deze voorkeursvolgorde te doorlopen en te beargumenteren voor welke optie wordt gekozen. 'Vasthouden' betekent infiltratie in de bodem. Als hergebruik en (volledige) infiltratie niet mogelijk zijn, is afvoer naar een oppervlaktewater/riolering mogelijk. In dit geval kan een compenserende berging noodzakelijk zijn.

Indien het verhard oppervlak toeneemt met meer dan 1 ha, zoals bij deze ontwikkeling, kan de compenserende berging als volgt berekend worden:

Benodigde compensatie (in m3) = Toename verhard oppervlak (in m2) * 0,06 (in m).

Binnen 5 droge dagen dient de volledige capaciteit van de hemelwaterberging weer volledig beschikbaar te zijn.

Verbreed gemeentelijk rioleringsplan Sint-Michielsgestel 2020-2024

Vanuit de hemelwaterzorgplicht, conform artikel 3.5 van de Waterwet, heeft de gemeente de verantwoordelijkheid voor een doelmatige inzameling van overtollig hemelwater uit de openbare ruimte. De gemeente heeft aangegeven hemelwater bij voorkeur in slimme bovengrondse maatregelen te verwerken zoals berging in groenvoorzieningen, wadi's en het stroomlijnen van oppervlakkige afvoer. In basis houdt de gemeente hierbij voor de openbare ruimte de volgende voorkeursvolgorde aan:

  • 1. Bij nieuwbouw afvalwater en hemelwater gescheiden inzamelen.
  • 2. Voor de afvoer van hemelwater geldt het uitgangspunt 'hydrologisch neutraal ontwikkelen'
  • 3. De gemeente hanteert dezelfde voorkeursvolgorde als het waterschap .
  • 4. Bergingsvoorzieningen dienen te worden gedimensioneerd conform de richtlijnen van de Keur van waterschap Aa en Maas waarbij de gemeente een ondergrens van een toename van 250 m2 verharding hanteert.

In artikel 3.6 van de Waterwet is opgenomen dat de gemeente de zorgplicht heeft, voor het in openbaar gemeentelijk gebied treffen van maatregelen om structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken, voor zover het treffen van die maatregelen doelmatig is en niet tot de zorg van waterschap of provincie behoort.

Voor nieuwbouw geldt dat hydrologisch neutraal wordt ontwikkeld. Tijdens de initiatieffase wordt de ontwateringssituatie beoordeeld om 'natte voeten' te voorkomen. In nieuwbouwgebieden worden daarbij de ontwateringsdiepten uit onderstaande tabel geadviseerd. Deze ontwateringsdiepten gelden als een inspanningsplicht. Doordat de gemeente in nieuwbouwsituaties (extra) hoge peilhoogten hanteert wordt het risico op grondwateroverlast verder beperkt.

Functie   Minimaal benodigde ontwatering
(m.t.o.v. maatgevend hoogste grondwaterstand)  
Woningen met kruipruimte*   0,7 m, plus eventuele grondverbetering  
tuinen/groenvoorzieningen   0,5 m  
hoofdwegen **   1 m, plus eventuele grondverbetering  
secundaire wegen en woonstraten   0,7 m, plus eventuele grondverbetering  

GEADVISEERDE MINIMALE ONTWATERINGSDIEPTE NIEUWBOUW

* t.o.v. onderkant vloer

** t.o.v. de kruin van de weg

5.3.2.1 Onderzoek omgeving plangebied

De ontwikkeling is voorzien aan de noordoostzijde van Middelrode. De locatie waar woningen komen heeft een oppervlak van ongeveer 49.000 m2. In de huidige situatie is dit gebied grotendeels onbebouwd en in agrarisch gebruik.

Bodem en grondwater

In grote delen van het plangebied ligt het maaiveld tussen de circa NAP +5,8 m en NAP + 6,1 m. Het plangebied maakt geen deel uit van een waterwingebied of een grondwaterbeschermingsgebied. Volgens de Bodemkaart van Nederland bestaat de grond ter plaatse van het plangebied uit hoge zwarte enkeerdgronden. Bij deze bodemtype bestaat de bovenlaag van de bodem uit leemarm en zwaklemig fijn zand. Uit het infiltratieonderzoek, dat is uitgevoerd voor dit project, is naar voren gekomen dat de bodem van het projectgebied voornamelijk bestaat uit zwak tot matig siltig, matig fijn zand.

Uit de resultaten van het infiltratieonderzoek kan worden geconcludeerd dat de infiltratiesnelheid in de onverzadigde bodem over het algemeen matig is. De horizontale doorlatendheid is beter dan de verticale infiltratiesnelheid. De verticale doorlatendheid in de onverzadigde bodem is ontoereikend om een snelle lediging naar de ondergrond mogelijk te maken.

Aan de hand van twee peilbuizen, die zich naast tot circa 800 m van de planlocatie bevinden is een inschatting gemaakt van de GHG voor het projectgebied. Voor de bepaling van de GHG is de peilbuis ten oosten van de projectlocaties gehanteerd, deze heeft een GHG van NAP + 5,6 m. Deze ligt dus rond de 0,50 m beneden het huidige maaiveld. Om alleen al te voldoen aan droogleggingseisen is het noodzakelijk om het perceel op te hogen.

De GHG ter plekke van het noordoostelijke perceel, dat voor een groot deel van de waterberging wordt gebruikt, zal circa 0,1 m lager liggen. Peilbuis B45D0230 ligt namelijk op grondwaterisohypse van NAP +5,1 m en heeft een GHG van NAP +5,6 m (0,5 m verschil). Het gebied waar de waterberging komt ligt iets lager dan de grondwaterisohypse van NAP +5,0 m en ligt hiermee dus circa 0,1 m lager dan de peilbuis. Extrapolatie van de GHG waarde geeft dan een GHG van circa (5,6 – 0,1 =) NAP +5,5 m rond dit gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0845.BP2023BLCLaarzicht-ON01_0043.png"

PEILBUIZEN IN DE OMGEVING VAN HET PROJECTGEBIED

Op basis van de meetgegevens uit dit infiltratieonderzoek kan worden geconcludeerd dat infiltratie toepasbaar is binnen het plangebied. Verticale infiltratie is door de fijn zandige bodemsamenstelling beperkt. Hiermee dient rekening gehouden te worden door de inpassing van voldoende waterberging.

Oppervlaktewater en waterkwantiteit

Rondom het plangebied en ook in het plangebied is oppervlaktewater aanwezig in de vorm van waterlopen en greppels. Een deel van deze waterlopen binnen het plangebied komt te vervallen. Met name de waterloop aan de achterzijde van de woningen aan het Diepven is een waterloop waarop schuurtjes van woningen het regenwater lozen. Er wordt binnen het plan gekeken naar een passende oplossing om grondwateroverlast door het vervallen van deze waterloop te voorkomen. De waterlopen rondom het plangebied blijven in de toekomstige situatie wel in stand.

Belangrijk is dat wordt gekeken of de huidige waterlopen de extra hoeveelheid water wel aan kunnen. Dit wordt nader onderzocht, met input van het waterschap, op het moment dat het basisrioleringsplan voor deze ontwikkeling wordt opgesteld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0845.BP2023BLCLaarzicht-ON01_0044.png"

LEGGERKAART

Veiligheid en waterkeringen

Rondom keringen is een veiligheids- en beschermingszone aanwezig. Binnen deze zones gelden beperkingen voor bouwen en aanleggen om te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast. In het plangebied lopen geen waterkeringen.

Afvalwaterketen en riolering

Het plangebied is momenteel onbebouwd en niet aangesloten op het rioolstelsel.

5.3.2.2 Toekomstige situatie

Voor de toekomstige situatie wordt gekeken naar de plandelen Herinrichting Noddevelt (Zandstraat 37) en de Woonlocatie Laarzicht. Ter plaatse van Zandstraat 37 is er geen relevante toename en zeer waarschijnlijk zelfs afname van het verhard oppervlak. Vanuit de Keur en GPR is de realisatie van een hemelwaterberging daarom niet noodzakelijk.

In de toekomstige situatie zijn ter plaatse van Woonlocatie Laarzicht 116 woningen voorzien met een relevante toename van het verhard oppervlak. De nieuwe wateropgave is door bureau Kragten onderzocht. Het waterhuishoudkundig onderzoek (31 augustus 2023, 20230831-RVR002-RAP-Waterhuishoudkundig plan 4.0 ) is opgenomen als bijlage 28.

Bodem en grondwater

De voorgenomen ontwikkeling heeft een gevolg voor de bodem en grondwater. Voor de beoogde ontwikkeling is een infiltratieonderzoek uitgevoerd, zie bijlage 29.

Als de woningen en wegen op het huidige maaiveldniveau van NAP + 6,0 m worden gerealiseerd hebben deze een ontwateringsdiepte van 0,40 m en dat is onvoldoende. Om die reden is het noodzakelijk om het perceel op te hogen. Echter er is ook aangegeven dat het maaiveld ter hoogte van de waterloop aan de noordzijde van het plangebied de richting is waar we naar toe moeten gaan.

De woningen aan het Diepven hebben een tuinhoogte van NAP + 6,75 m, het maaiveld ter hoogte van de waterloop op de grens van het plan ligt op NAP + 5,9 m. Om voor de tuinen ter hoogte van de waterloop voldoende ontwateringsdiepte te realiseren is een ophoging tot NAP + 6,1 m noodzakelijk. Voor de wegen is een peil van minimaal NAP + 6,3 m noodzakelijk voor voldoende ontwateringsdiepte. Voorgesteld wordt om een bouwpeil van tenminste NAP + 6,6 m te hanteren zodat de woningen over voldoende ontwateringsdiepte beschikken.

Oppervlaktewater en waterkwantiteit

Om de kans op wateroverlast te verkleinen is het van belang om ervoor te zorgen dat er voldoende ruimte voor water wordt gerealiseerd en dat het watersysteem optimaal functioneert en goed wordt onderhouden. Door de hoge grondwaterstanden en de beperkte verticale infiltratiesnelheid is de bodem op deze locatie in beginsel niet ideaal voor infiltratie. Voor deze locatie wordt daarom voorgesteld om met bovengrondse infiltratievoorzieningen te werken. Regenwater kan daarin worden geborgen en ter plaatse infiltreren. Mocht de infiltratiecapaciteit niet voldoende zijn dan kan het water vertraagd worden afgevoerd naar het omliggende oppervlakte water. Een bergingsvoorziening moet voorkomen dat de extra hoeveelheid hemelwater als gevolg van het verhard oppervlak versneld wordt afgevoerd naar het ontvangende watersysteem.


Binnen de ontwikkeling worden een aantal waterlopen gedempt. Op basis van een GIS analyse blijkt dat 436 m3 bestaande waterberging daarmee komt te vervallen. Deze waterberging wordt opgeteld bij de wateropgave die ontstaat door de nieuwe verharding en bepaald de totale wateropgave.

Realisatie wateropgave

De gemeente heeft de voorkeur voor het realiseren van waterberging op openbaar terrein en niet op particuliere kavels. Hiermee is het toekomstige watersysteem in deze wijk beter te beheren. Voor de woningen en openbare verharding wordt 60 mm waterberging per m2 verhard oppervlak op openbaarterrein gerealiseerd.

Het water van de kavels en het openbaar verhard oppervlak wordt geborgen in hemelwaterriolen en wadi's in het openbaar terrein. Infiltratie is uitsluitend mogelijk indien deze wadi's boven de GHG worden gerealiseerd. De GHG ligt na ophoging 0,70 m onder maaiveld, dus dit biedt wel ruimte voor realisatie van wadi's en berging in de wadi's. Het beschikbare oppervlak aan ruimte voor water in de woonwijk zelf is te beperkt. Daarom is er gezocht naar een andere geschikte ruimte voor waterberging. Deze is gevonden in de compensatiegronden voor ecologie welke net benedenstrooms van de ontwikkeling ligt. Het betreft een perceel van 2,0 ha, waarvan circa 6.000 m2 beschikbaar wordt gesteld voor waterberging. Dit valt wel binnen de projectgrenzen waardoor de waterberging hier mag worden gerealiseerd.

Het verhard oppervlak voor deze ontwikkeling bedraagt 27.926 m2, wat resulteert in een waterbergingsopgave van 1.676 m3 . Omdat het verharde oppervlak groter is dan 10.000 m2, is de afvoer van hemelwater vergunningplichtig.

afbeelding "i_NL.IMRO.0845.BP2023BLCLaarzicht-ON01_0045.png"

TABEL SOORTEN OPPERVLAK EN NETTO AFVOERENDE OPPERVLAKTES PLANGEBIED INCLUSIEF WATERBERGINGSOPGAVE

Vanwege het dempen van een aantal waterlopen wordt de wateropgave wat verhoogd. De totale waterbergingsopgave (bestaande watergangen + nieuwe waterberging) bedraagt circa  2.112 m3 .

afbeelding "i_NL.IMRO.0845.BP2023BLCLaarzicht-ON01_0046.png"

WATERBERGING BINNEN PLANGEBIED

In onderstaande tabel is weergeven op welke wijze deze bergingsopgave binnen het plan gerealiseerd wordt. Een en ander wordt in het, als bijlage toegevoegde, waterhuishoudkundig plan nader toegelicht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0845.BP2023BLCLaarzicht-ON01_0047.png"

TABEL BENODIGDE RUIMTE REALISEREN WATERBERGING

Bij de uitwerking van het stedenbouwkundig plan en het ontwerp van het rioleringsstelsel (waaronder hemelwaterafvoer) wordt aangegeven hoe de wadi's het meest effectief kunnen worden ingedeeld en hoe de grote buffer zorgt voor voldoende vertraging in afvoer. Hierbij wordt voorkomen dat het hemelwater direct kan afstromen naar de A-waterloop.

Dempen waterloop

De waterloop achter het Diepven wordt gedempt. Het bergend vermogen (m³) van deze sloot gaat verloren en wordt elders in het plan gecompenseerd. In de huidige situatie wateren een aantal bergingen/tuinen gelegen aan Diepven af op deze sloot. Met perceeleigenaren worden afspraken gemaakt over aankoop van extra grond (ter plaatse van de sloot) Binnen deze gronden dient de opvang van hemelwater (die eerst afgekoppeld was op de sloot) opgevangen en geïnfiltreerd te worden.

Veiligheid en waterkeringen

De in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakte ontwikkeling heeft geen negatieve invloed op de waterveiligheid in de omgeving.

Afvalwaterketen en riolering

Conform de Leidraad Riolering en het vigerend beleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:

  • hemelwater vasthouden voor benutting,
  • (in-) filtratie van afstromend hemelwater,
  • afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater,
  • afstromend hemelwater afvoeren naar RWZI.

Het vuilwater van de ontwikkeling wordt verwerkt met behulp van een vuilwater stelsel, welke wordt aangesloten op het stelsel in Middelrode. Binnen de ontwikkeling zijn in totaal 116 woningen voorzien. Er is vanuit gegaan dat er 3 bewoners per woning zullen zijn welke per dag 120 l aan afvalwater produceren (in een periode van 10 uur). In totaal zorgt dit voor een lozing van 43 m3/dag aan afvalwater. Het bestaande gemengde stelsel kan deze hoeveelheid afvalwater verwerken.

Klimaatadaptatie

Momenteel wordt landelijk gewerkt aan een landelijke maatlat voor een groene klimaatadaptieve gebouwde omgeving. De ontwikkeling van de maatlat is een belangrijke stap op weg naar een klimaatadaptief Nederland. De maatlat schept het kader voor klimaatadaptief bouwen en richt zich op locatie-inrichting en bouwwijze. Het gaat om de klimaatthema's hitte, wateroverlast, droogte en gevolgbeperking van overstromingen. Daarnaast worden ook de thema's bodemdaling en biodiversiteit betrokken. Deze maatlat is nog in ontwikkeling maar bij de ontwikkeling van deze woonwijk is er aandacht voor thema's die terug komen in deze maatlat. Het Waterschap heeft aangegeven dat de verwachting is dat de normen voor waterberging omhoog gaan naar 70 mm. Bij de verdere uitwerking wordt gekeken of er kansen zijn om de waterberging in dit gebied te verhogen richting de 70 mm.

5.3.2.3 Conclusie

Uit het onderzoek naar de gevolgen van de ontwikkeling op de waterhuishouding blijkt dat in basis een waterbergingsvolume van 2.112 m3 aan ruimte voor water dient te worden gerealiseerd. In het plangebied en het noordelijk gelegen perceel is genoeg ruimte om deze greppels (of infiltratieriolen), wadi's en waterbergingen aan te leggen ter compensatie van de geplande verhardingen.

Het realiseren van waterberging wordt in het bestemmingsplan vastgelegd in de regels zodat de aanleg daarmee geborgen is voor zowel openbaar terrein als het particulier terrein. alles is nu toegevoegd

Vanwege de omvang van het nieuw verhard oppervlak en de te realiseren waterberging moet een waterhuishoudkundig plan worden opgesteld. Voor de realisatie is op grond van de Keur ook een watervergunning nodig. Wanneer er binnen het profiel van de watergangen geen werkzaamheden plaatsvinden, en er geen objecten, bouwwerken of obstakels (zoals beplanting) in de beschermingszone van de A-watergang worden geplaatst, hoeft er voor deze aspecten geen watervergunning te worden aangevraagd. Met de beoogde watercompensatie kunnen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse worden uitgesloten.

Het aspect waterhuishouding vormt geen belemmering voor de geplande ontwikkeling.

5.4 Beperkingen in verband met militair vliegveld Volkel

Het plangebied ligt op relatief korte afstand van het militaire vliegveld Volkel. Voor een goed functioneren van het vliegveld zijn middels het Luchthavenbesluit Volkel en het Barro beperkingen gelegd op het gebruik van en het bouwen in de omgeving. De beperkingen zijn vervat in:

  • 1. een geluidzonering;
  • 2. een obstakelbeheergebied;
  • 3. een radarverstoringsgebied;
  • 4. een vogelbeheersgebied;
  • 5. een risicogebied vanwege de opslag van munitie.

Daarnaast gelden er beperkingen als gevolg van het industrielawaai op het vliegveldterrein, zoals opgenomen in de Wet geluidhinder. Voor onderhavig plangebied is alleen het radarverstoringsgebied van toepassing. De overige beperkingen worden buiten beschouwing gelaten.

5.4.1 Radarverstoringsgebied

Het militaire vliegveld beschikt over een radarsysteem. Radarsystemen dienen 'vrij zicht' te hebben om goed te kunnen functioneren. Objecten in de omgeving kunnen leiden tot een verstoring van het radarbeeld. Het radarverstoringsgebied is vastgelegd in de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) en wordt gevormd door:

  • een cirkel met een straal van 15 km gemeten vanaf de positie van de radar. De maximale hoogte van bouwwerken wordt hier bepaald door elke denkbeeldige rechte lijn die wordt getrokken vanaf het punt op de top van de radarantenne (49 meter boven NAP), oplopend met 0,25 graden tot een punt op 15 kilometer afstand op een hoogte van 114 meter boven NAP;
  • aanvullend voor windmolens buiten deze 15 kilometercontour een cirkel met een straal van 75 km gemeten vanaf de positie van de radar. Voor de tippen van de wieken van windturbines geldt hier een maximale hoogte van 114 meter boven NAP.

Het plangebied ligt op een afstand van circa 20 kilometer tot het radarsysteem, dus op meer dan 15 km. Omdat voorliggend initiatief niet leidt tot de realisatie van een molen of windturbine is het radarverstoringsgebied niet van toepassing op het planvoornemen.

Het project voldoet aan de voorwaarden van het radarverstoringsgebied.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

De economische uitvoerbaarheid van een ruimtelijke ontwikkeling betreft twee aspecten. Ten eerste moet het realiteitsgehalte van de plannen worden aangetoond: is er behoefte aan de voorgenomen ontwikkeling. Ten tweede moet de financiële uitvoerbaarheid worden onderbouwd: zijn alle kosten die de gemeente moet maken ten behoeve van het initiatief gedekt.

6.1 Kostenverhaal

Artikel 6.12 lid 1 Wro verplicht de gemeente een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop bepaalde bouwactiviteiten zijn voorgenomen, tenzij het kostenverhaal 'anderszins verzekerd' is (artikel 6.12 lid 2a Wro).


In artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zijn de bouwactiviteiten genoemd waarvoor het vaststellen van een exploitatieplan verplicht is. De in voorliggend opgenomen ontwikkelingen behoren tot deze in het Bro genoemde bouwactiviteiten. Op basis van artikel 6.12 lid 2a Wro is het vaststellen van een exploitatieplan echter niet verplicht en in dit geval ook niet nodig, omdat de gemeente en grondeigenaren een (anterieure) overeenkomst hebben gesloten, waarin afspraken zijn gemaakt over het kostenverhaal. Het kostenverhaal is derhalve 'anderszins verzekerd'. Het opstellen van een exploitatieplan is niet nodig.

Voorliggend bestemmingsplan beschrijft een reguliere woningbouwontwikkeling. Om tegemoet te komen aan de opgave van de provincie Noord-Brabant om historische kosten als gevolg van investeringen in omgevingskwaliteit terug te verdienen, is in de anterieure overeenkomst tussen gemeente en initiatiefnemer vastgelegd dat er 17 provinciale ruimte-voor-ruimte titels in de grondexploitatie worden ingezet. De inzet van deze ruimte-voor-ruimte titels is economisch gemotiveerd en maakt daarom geen onderdeel uit van de planologische onderbouwing van de woningbouwontwikkeling in dit bestemmingsplan. De inzet van deze titels wordt door de Ontwikkelingsmaatschappij Ruimte voor Ruimte intern geregistreerd.

Hiermee heeft voorliggend plan geen negatieve gevolgen en is de ontwikkeling financieel uitvoerbaar.

Hoofdstuk 7 Juridische aspecten

7.1 Algemeen

In dit hoofdstuk wordt toegelicht op welke wijze het plan juridisch is vertaald. Deze juridische vertaling is bindend.

Het bestemmingsplan bestaat uit:

  • de toelichting;
  • de planregels;
  • de verbeelding.

De toelichting heeft geen juridisch bindende werking. De toelichting heeft wel een belangrijke functie voor de onderbouwing van het plan en ook bij de verklaring van de bestemmingen en planregels, en in het bijzonder ten aanzien van de regels inzake nadere eisen en afwijkingen.

De planregels vormen de juridische regels voor gebruik van de gronden, de toegelaten bebouwing en het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken.

De verbeelding geeft de geografische ligging van de bestemmingen en aanduidingen weer. De verbeelding vormt samen met de planregels het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.

Het bestemmingsplan voldoet aan de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012.

7.2 Planregels

De indeling van de planregels is als volgt.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Hoofdstuk 4 Overgangsregels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Begrippen (artikel 1)
In dit artikel zijn de begrippen die in de planregels worden gehanteerd gedefinieerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan moet worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.

Wijze van meten (artikel 2 )
In dit artikel is aangegeven hoe de hoogte en andere maten, die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Agrarisch (artikel 3)

De voor Agrarisch aangewezen gronden zijn onder meer bestemd voor een agrarische bedrijfsuitoefening, een grondgebonden bedrijf, agrarisch natuurbeheer en/of landschapsbeheer, extensief dagrecreatief medegebruik, paden, wegen en parkeervoorzieningen ook ten behoeve van aangrenzende bestemmingen en water en waterhuishoudkundige voorzieningen. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - landschappelijke afronding', zijn de gronden bestemd voor landschappelijke inrichting en ecologische compensatie in de vorm van groene inrichting. Ter plaatse van de aanduiding 'relatie', is één gekoppeld bouwvlak toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsconcentratie', zijn de gronden bestemd voor een bebouwingsconcentratie. Ter plaatse van de aanduiding 'archeologische verwachtingswaarde 2', zijn de gronden bestemd voor het behoud, herstel en ontwikkeling van de waarden, in het bijzonder voor het op de verbeelding aangeduide archeologische verwachtingswaarde.

Agrarisch Paardenhouderij (artikel 4)

De voor Agrarisch – Paardenhouderij aangewezen gronden zijn bestemd voor handel, stalling en/of africhting van paarden, fokken van paarden, extensief dagrecreatief medegebruik, paden, wegen en parkeervoorzieningen ook ten behoeve van aangrenzende bestemmingen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen en een bed & breakfast accommodatie in een bedrijfswoning met maximaal 5 kamers en voor maximaal 10 personen. Dit is inclusief de aanwezige accommodatie in bijgebouwen die door het bevoegd gezag middels een afwijking kan worden verleend. Daarnaast is ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', wonen in een bedrijfswoning toegestaan en is ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf', een aan de agrarische activiteiten ondergeschikt bedrijf toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsconcentratie', een bebouwingsconcentratie. Bovendien zijn de gronden bestemd voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep in de bedrijfswoning, met dien verstande dat het oppervlak ten behoeve van de beroepsmatige activiteiten, maximaal 100 m2 van het vloeroppervlak per woning bedraagt en uitgevoerd wordt door de bewoner. Ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', is een bouwvlak toegestaan waarbinnen bebouwing onder voorwaarden is toegestaan.

Groen (artikel 5)

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor groen en groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, nutsvoorzieningen, hondenuitlaatvoorzieningen en straatmeubilair, met daaraan ondergeschikt ontsluitingswegen en paden en (open) water en waterhuishoudkundige voorzieningen. Ter plaatse van de aanduiding ‘speelvoorziening', zijn uitsluitend groen, groenvoorzieningen en speelvoorzieningen toegestaan.

Natuur (artikel 6)

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor het behoud, herstel en/of de ontwikkeling van natuurwaarde en/of ecologische waarde, medegebruik als paardenwei als onderdeel van het agrarisch bedrijf op aansluitende bestemming 'Agrarisch - Paardenhouderij'; een waterberging, het behoud, herstel en ontwikkeling van de archeologische verwachtingswaarden, paden en wegen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

Tuin (artikel 7)

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen, behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen met daaraan ondergeschikt: ontsluitingswegen en paden, (open) water en waterhuishoudkundige voorzieningen, groen en groenvoorzieningen en parkeervoorzieningen. Ter plaatse van de aanduiding 'afschermend groen', zijn uitsluitend groenvoorzieningen toegestaan.

Water (artikel 8)

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waterberging, ecologische natuurwaarden, waterlopen en daarbij behorende oevervoorzieningen, kruisingen en overbruggingen ten behoeve van verkeersdoeleinden, extensief recreatief medegebruik, infiltratievoorzieningen, beheer en onderhoud van waterlopen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

Wonen (artikel 9)

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen in een woonhuis/woning al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep, met de daarbij behorende: tuinen en erven, verhardingen en parkeervoorzieningen, met daaraan ondergeschikt: (open) water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen en groen en groenvoorzieningen.

Binnen de bestemming is ruimte voor zowel vrijstaande, twee-aaneengebouwde- en aaneengebouwde woningen.

Wonen - 1 (Christinastraat) (artikel 10)

De voor 'Wonen - 1 (Christinastraat)' aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen in een woning al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep, inclusief tuinen en erven en bed & breakfast tot een maximum van 2 tweepersoonskamers in de woning, met daaraan ondergeschikt: ontsluitingswegen en paden, (open) water en waterhuishoudkundige voorzieningen, groen en groenvoorzieningen en parkeervoorzieningen.

Wonen - 2 (bestaande woningen Zandstraat) (artikel 11)

De voor 'Wonen - 2 (bestaande woningen Zandstraat)' aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen in een woning, tuinen, erven en terreinen, parkeervoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen en groenvoorzieningen. Daarnaast zijn de gronden bestemd voor een bed & breakfast accommodatie voor maximaal 10 personen verdeeld over maximaal 5 kamers binnen het hoofdgebouw. Dit is inclusief de aanwezige accommodatie in bijgebouwen die door het bevoegd gezag middels een afwijking kan worden verleend. Ook is de uitoefening van een aan huis gebonden beroep in het hoofdgebouwtoegestaan, met dien verstande dat het oppervlak ten behoeve van de beroepsmatige activiteiten, maximaal 100 m2 van het vloeroppervlak per woning bedraagt en uitgevoerd wordt door de bewoner. Ter plaatse van de aanduiding 'relatie', is één gekoppeld bouwvlak toegestaan en ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsconcentratie', zijn de gronden bestemd voor een bebouwingsconcentratie. Ter plaatse van de aanduiding ‘bouwvlak’, is een bouwvlak waarbinnen bebouwing onder voorwaarden toegestaan.

Wonen - 3 (Zandstraat 37) (artikel 12)

De voor 'Wonen - 3 (Zandstraat 37)' aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen in een woning, tuinen, erven en terreinen, parkeervoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen en groenvoorzieningen. Daarnaast is een bed & breakfast accommodatie voor maximaal 10 personen toegestaan verdeeld over maximaal 5 kamers binnen het hoofdgebouw. Dit is inclusief de aanwezige accommodatie in bijgebouwen die door het bevoegd gezag middels een afwijking kan worden verleend. Ook zijn de gronden bestemd voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep in het hoofdgebouw, met dien verstande dat het oppervlak ten behoeve van de beroepsmatige activiteiten, maximaal 100 m2 van het vloeroppervlak per woning bedraagt en uitgevoerd wordt door de bewoner. Ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsconcentratie' zijn de gronden bestemd voor een bebouwingsconcentratie. Ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', is een bouwvlak waarbinnen bebouwing onder voorwaarden toegestaan.

Woongebied (artikel 13)

De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen in een woonhuis/woning al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep, met daarbij behorende: bijgebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen, erven en verhardingen.

Omdat het stedenbouwkundig plan voor de voorliggende locatie nog niet definitief is en nog nader uitgewerkt wordt is er nog geen goede maatvaste onderlegger om concrete bouwvlakken op te nemen. Bij de uitwerking van het plan kan blijken dat de woningen wellicht toch nog wat moeten schuiven, of uit het woningbouwprogramma komt over een paar jaar naar voren dat er toch meer behoefte is aan een ander type woningen. Om in te kunnen spelen op deze veranderingen is er voor gekozen om op een flexibele wijze te bestemmen.

In de regels is vastgelegd dat uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken mogen worden gebouwd, passend binnen de uitgangspunten in het beeldkwaliteitsplan. Het beeldkwaliteitsplan – dat als bijlage bij de regels is opgenomen – dient daarbij dus als toetsingskader voor de te bouwen woningen.

Naast de woningen zijn binnen deze bestemming naturrlijk ook ontsluitingswegen en -paden, fiets- en voetpaden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, plantsoenen en groenstroken, nutsvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, speelvoorzieningen, kunstobjecten, voorzieningen van algemeen nut en straatmeubilair voorzien.

Om zekerheid aan de omwonenden te bieden is de plaats van de hoofdontsluiting van het gebied wel vastgelegd middels de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer- hoofdontsluiting', waar de hoofdontsluiting van het woongebied is vastgelegd.

Er zijn binnen de bestemming geen specifieke bouwvlakken opgenomen, maar in de regels zijn wel maatvoeringseisen voor de situering op de percelen en de gebouwen/bijgebouwen vastgelegd. Binnen de bestemming is ruimte voor zowel vrijstaande, twee-aaneengebouwde, geschakelde, gestapelde en aaneengebouwde woningen. In de bouwregels is verder bepaald dat er verschillende type woningen mogelijk zijn en wat de goot- en bouwhoogte van de diverse typen woningen mag bedragen. Daarnaast zijn in de bouwregels maatvoeringseisen opgenomen ten aanzien van bijvoorbeeld de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens en hoogtes van erfafscheidingen.

Waarde- Archeologie 1 (artikel 14 )

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische waarden, in concreto terreinen van kleinere bewoningskernen en de ondergrond van cultuurhistorisch waardevolle gebouwen en kastelen.

Waarde- Archeologie 4 (artikel 15)

De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische waarden, in concreto terreinen met een hoge verwachting voor de periode Neolithicum tot Middeleeuwen en/of terreinen met een middelhoge verwachting.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Anti-dubbeltelregel (artikel 16) 

In dit artikel is bepaald dat gronden, die al eens als berekeningsgrondslag voor bouwen hebben gediend, niet nogmaals als zodanig kunnen dienen.

Algemene bouwregels (artikel 17)

Dit artikel bevat regels ten aanzien van afwijkende bestaande bebouwing en ondergeschikte bouwdelen. Dit artikel bevat tevens de verplichting tot het voorzien in voldoende parkeergelegenheid, waarbij een verwijzing is opgenomen naar het relevante beleidsdocument.

Algemene gebruiksregels (artikel 18 )

In dit artikel is nader omschreven welke vormen van gebruik in ieder geval als strijdig met het bestemmingsplan worden aangemerkt, waaronder het gebruik van bouwwerken en terreinen zonder voldoende parkeergelegenheid.

Algemene aanduidingsregels (artikel 19)

Deze bepaling bevat regels ten behoeve van de grenswijziging van de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant. Het betreft te verwijderen en toe te voegen aanduidingen.

Algemene afwijkingsregels (artikel 20)

In dit artikel zijn een aantal algemene afwijkingsmogelijkheden opgenomen. Deze afwijkingen betreffen onder meer het overschrijden van de maximaal toegestane maten, afmetingen en percentages.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Overgangsrecht (artikel 21)

Voor volgens de regels afwijkende bestaande bebouwing is voor de omvang, het onderhoud en de herbouw een overgangsregel opgenomen. Dit artikel bevat tevens een overgangsregel ten aanzien van het voortzetten van bestaand gebruik dat in strijd met het bestemmingsplan is.

Slotregel (artikel 22)
Hier wordt vermeld onder welke naam de regels van dit bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.

Hoofdstuk 8 Procedure

Het bestemmingsplan doorloopt de gebruikelijke procedure. De voorziene procedurestappen zijn:

  • 1. Omgevingsdialoog
  • 2. Overleg ex artikel 3.1.1 Bro
  • 3. Terinzagelegging ontwerpbestemmingsplan
  • 4. Vaststelling door gemeenteraad
  • 5. Terinzagelegging vastgesteld bestemmingsplan

8.1 Omgevingsdialoog

Initiatiefnemer Ruimte voor Ruimte heeft in het voortraject, vooruitlopend op dit bestemmingsplan, de omgeving en direct omwonenden actief geïnformeerd en betrokken bij de planvorming. De wijze waarop deze dialoog heeft plaatsgevonden wordt in deze paragraaf toegelicht.

8.1.1 Start omgevingsdialoog

De start van de omgevingsdialoog heeft als doel de omgeving te laten kennismaken met het plan, reacties op te halen en te bezien of er aanleiding is om tot bijstelling van het plan over te gaan. Om in contact te kunnen komen met de omwonenden en hun reactie te vernemen, zijn de volgende acties uitgezet:

8.1.1.1 Digitale bijeenkomst mei 2021

Op dinsdag 11 mei 2021 heeft er een digitale dialoog plaatsgevonden met de directe omwonenden van de toekomstige woonlocatie in Middelrode. Vanwege de geldende corona-maatregelen was het niet mogelijk om een bijeenkomst te beleggen of zogenaamde “keukentafelgesprekken” te voeren. Tijdens deze avond is de deelnemers aan deze (digitale) bijeenkomst verzocht om eventuele reacties vóór 4 juli 2021 kenbaar te maken.

Na het bezien van alle reacties heeft Ruimte voor Ruimte een inhoudelijke afweging gemaakt op verschillende onderdelen: o.a. stedenbouwkundig model, verkeer en parkeren. Dit heeft geleid tot de conclusie dat het concept op hoofdlijnen overeind kon blijven en dat het wenselijk was om een bijstelling te doen ten aanzien van de achterzijde van de woningen aan het Diepven. Dit zowel voor de te realiseren type woningen als het met de bewoners bezien of het wenselijk en technisch mogelijk is om het tracé van de sloot toe te voegen aan de kavels, zodat deze bewoners hun tuinen kunnen verlengen en daarmee afstand gecreëerd kan worden t.o.v. de nieuw te realiseren bebouwing.

Voor een vervolgbespreking werden de omwonenden uitgenodigd voor een zogenaamde Inloopbijeenkomst op 15 september 2021 en werd hen een 'dynamisch' verslag gestuurd waarin zoveel als mogelijk werd ingegaan op de ontvangen reacties.

8.1.1.2 Inloopbijeenkomst september 2021

Naar aanleiding van de bijeenkomst van mei 2021 bleek dat enkele omwonenden waren overvallen door de ontwikkeling van een woonlocatie achter en voor hun woningen en dat ze nog veel vragen hadden over de noodzaak om op de beoogde locatie woningen te realiseren.

In juli 2021 heeft er daarom een gesprek plaatsgevonden tussen een delegatie van de omwonenden, de wethouder, projectleiders van de gemeente en Ruimte voor Ruimte.

In een document dat naar de omwonenden is gestuurd, werden veel vragen van een antwoord voorzien.

Vervolgens werd de uitnodiging verstuurd voor de Inloopbijeenkomst van 15 september 2021.

Vanwege onbekendheid met het ontwikkelproces, twijfels over de noodzaak van deze locatie en andere vragen en reacties van de omwonenden werd besloten om deze Inloopbijeenkomst te laten vervallen en eerst nogmaals met een delegatie van de omwonenden om tafel te gaan.

8.1.1.3 Voorstel omgevingsdialoog

In gezamenlijkheid werd door een delegatie van de omwonenden, de wethouder en de directeur van Ruimte voor Ruimte besloten om een stap terug te doen in de omgevingsdialoog en eerst met elkaar een opzet te maken hoe deze idealiter zou moeten verlopen.

De insteek was om -binnen de vastgestelde kaders- met elkaar te gaan schetsen op varianten, deze uit te werken en daarna met elkaar te bespreken. Voor de begeleiding van dit traject werd een onafhankelijke proces- en gespreksleider aangetrokken.

Tijdens een gesprek onder leiding van de onafhankelijke proces- en gespreksleider werden de belangen van de verschillende partijen nog eens goed in beeld gebracht en besproken binnen welke kaders er gekeken kon worden naar ontwerpvarianten. Deze kaders hadden betrekking op: te realiseren woningbouwprogramma, plangebied en financiële haalbaarheid.

Vervolgens heeft Ruimte voor Ruimte samen met bureau Kragten bezien hoe vorm en inhoud konden worden gegeven aan een schetstraject met de omwonenden en werd er feitelijk een nieuwe start gemaakt, met dien verstande dat er al veel informatie met elkaar was gewisseld.

8.1.1.4 Schetstraject

Op 16 en 21 februari 2022 zijn er twee avonden georganiseerd in De Moerkaol waar onder leiding van een stedenbouwkundige en een landschapsarchitect van bureau Kragten de wensen van de omwonenden zijn verkend en geschetst is aan een aantal alternatieve invullingen van de locatie. Op basis van de wensen en opmerkingen van de omwonenden zijn de volgende gewenste bijstellingen gedaan:

  • extra parkeervoorzieningen ten behoeve van de bewoners aan het Diepven;
  • een aanpassing van de ontsluitingsstructuur van het plan richting de Zandstraat;
  • het behoud van sport- en spelvoorzieningen op de Kruising van de Christinastraat met het Diepven;
  • de groene afscherming tussen de woningen aan Oud Laar en de nieuwe woonlocatie.
  • het zo veel mogelijk spiegelen van de woningtypes aan de bestaande woningen aan het Diepven;
  • een optie om de tuinen aan het Diepven met enkele meters te vergroten.

Op 21 april 2022 heeft er terugkoppeling plaatsgevonden tijdens een bijeenkomst in de Den Durpsherd. Tijdens de bijeenkomst is uitgelegd wat met alle wensen en opmerkingen is gedaan en is door Ruimte voor Ruimte een voorkeursvariant gepresenteerd en toegelicht. Duidelijk werd dat door de omwonenden de bijstellingen werden omarmd maar dat zij het nog niet verder genoeg vonden gaan. Ook was er het besef dat de gestelde kaders geen andere varianten mogelijk maakten.

8.1.1.5 Aanbieding verslag

De eerste fase van de Omgevingsdialoog, zoals hierboven beschreven, is op 23 mei 2022 aan het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Sint-Michielgestel aangeboden. Op 21 juni 2022 is het verslag van de eerste fase van de Omgevingsdialoog in de raadsvergadering behandeld, waarna is ingestemd met de gevoerde dialoog en uitwerking van de voorkeursvariant door Ruimte voor Ruimte.

8.1.1.6 Vervolg dialoog

Het gesprek met de omwonenden en andere belanghebbenden is nog niet afgerond. Er gaan echter wel twee verschillende sporen lopen:

  • procedure bestemmingsplan;
  • voortzetting dialoog.

Bestemmingsplanprocedure

Voor de locatie is door Ruimte voor Ruimte een ontwerpbestemmingsplan opgesteld dat op de akkoord bevonden voorkeursvariant is gebaseerd. Het college van burgemeester en wethouders wordt verzocht om dit plan in procedure te brengen. Op het moment dat dit ontwerpbestemmingsplan ter inzage wordt gelegd, start, ook voor de omwonenden, de formele procedure. Dit betekent dat de gelegenheid wordt geboden om omtrent dit plan een zienswijze kenbaar te maken. Vervolgens neemt de gemeenteraad een besluit omtrent het al dan niet (gewijzigd) vaststellen van het bestemmingsplan en staat de mogelijkheid open om daartegen beroep in te stellen bij de Raad van State.

Voorzetting dialoog

De voorkeursvariant is nader uitgewerkt tot een definitief ontwerp. Bij het uitwerken van dit ontwerp wordt er overlegd met omwonenden. Specifiek onderdeel van dit overleg is de wijze waarop het nieuwe plan grenst aan de (achter)tuinen van de bestaande woningen gelegen aan Diepven.

Ook tijdens verdere vervolgstappen richting realisatie worden de omwonenden geïnformeerd . De middelen die hiervoor worden ingezet kunnen, afhankelijk van de aard van het gespreksonderwerp, variëren van het versturen van een Nieuwsbrief tot een keukentafelgesprek en Inloopbijeenkomst.

8.2 Overleg ex artikel 3.1.1 Bro

In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro is het ontwerpbestemmingsplan toegezonden aan de betrokken instanties. In het kader van het wettelijk vooroverleg, heeft de provincie op 17 november 2022 een reactie gegeven op het voorgenomen plan. Op basis van de reacties uit het vooroverleg is het plan verder uitgewerkt.

  • De motivering waarom op grond van de lagenbenadering dit plan geschikt is voor woningbouw is uitgebreid in de diep-rond-breed benadering.
  • Het onderdeel ' kwaliteitsverbetering van het landschap' is nader gespecificeerd. De berekening voor Zandstraat 37 is als bijlage bij de toelichting bijgevoegd en is de kwaliteitsverbetering in de regels geborgd. Eveneens is nader gemotiveerd wat de landschappelijke inpassing inhoudt. Met betrekking tot de landschappelijke inpassing voor de paardenhouderij is de locatie voor de landschappelijke inpassing beperkt tot de gronden rondom de bestemming. Ook dit is in de regels geborgd middels een voorwaardelijke verplichting.
  • De provincie had aangegeven dat in plaats van een regeling voor wijziging van het werkingsgebied 'Verstedelijking afweegbaar' naar 'Stedelijk gebied' een regeling opgenomen diende te worden voor toevoeging van een klein werkingsgebied 'Verstedelijking afweegbaar'.
    Door voortschrijdend inzicht is men teruggekomen op deze reactie en is voor de woonlocatie toch een wijziging van de werkingsgebieden naar 'Landelijke kern, Stedelijk gebied' opgenomen in voorliggend bestemmingsplan.

In april 2023 heeft de Provincie een 2e beoordeling van het voorgenomen plan toegestuurd.

  • De Provincie is blij dat de lagenbenadering een mooie plek in de toelichting heeft gekregen.
  • De vraag met betrekking waterhuishouding van het ten noorden gelegen compensatieperceel is uitgebreid met het Waterschap besproken en verwerkt in het waterhuishoudkundig onderzoek.
  • Het gebruik van het relatieteken tussen der woonbestemmingen (uit het vigerend bestemmingsplan Buitengebied) is gehandhaafd, omdat hier sprake is van een bestaande situatie. Uitgangspunt voor de regeling is dezelfde planologische regeling toe te passen voor de percelen die niet wijzigen.
  • Er is in de regels en op de verbeelding een regeling opgenomen, waarmee wordt geborgd dat ten tijde van de werkelijke uitbreiding van het agrarisch bouwvlak de landschappelijke inpassing rondom het perceel zal worden gerealiseerd.

Daarnaast is er op 18 juli 2023 een vooroverleg reactie van het Waterschap ontvangen. De opmerkingen op het hoofdsysteem zijn het in bij het Ontwerpbestemmingsplan opgenomen Waterhuishoudkundig plan verwerkt. Tegelijkertijd met de nadere uitwerking van het stedenbouwkundig plan zal in samenspraak met het Waterschap een gedetailleerder Waterhuishoudkundig plan worden opgesteld.

8.3 Ter inzage legging

Het ontwerp bestemmingsplan zal gedurende zes weken ter inzage worden gelegd. Binnen deze periode wordt de mogelijkheid gegeven middels zienswijze te reageren op voorliggend plan. Te zijner tijd worden de resultaten hier ingevoegd.