direct naar inhoud van Regels
Plan: Woonlocatie Laarzicht, Middelrode
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0845.BP2023BLCLaarzicht-ON01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

 

1.1 het plan

het bestemmingsplan ‘Woonlocatie Laarzicht, Middelrode’ van de gemeente Sint-Michielsgestel;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0845.BP2023BLCLaarzicht-ON01met de bijbehorende regels en bijlage;

1.3 aanbouw

een aan een hoofdgebouw toegevoegd afzonderlijk gebouw dat in functioneel opzicht een integrerend onderdeel van het hoofdgebouw vormt en in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

 

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

 

1.6 aanduidingsvlak

een aangegeven vlak, waarop een aanduiding betrekking heeft;

1.7 aaneengebouwd gebouw

een gebouw, deel uitmakend van een bouwmassa, bestaande uit drie of meer aan elkaar gebouwde grondgebonden hoofdgebouwen;

 

1.8 aan huis gebonden beroep

een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, verzorgend, ontwerptechnisch, kunstzinnig of daarmee gelijk te stellen beroep met ondergeschikte functies. Het beroep dient qua omvang in een gedeelte van een woning en de daarbij bijbehorende bijgebouwen te passen en de woonfunctie dient als primaire functie behouden en herkenbaar te blijven.

Hieronder dienen niet te worden begrepen de uitoefening van ambachtelijke bedrijven.

Een kapperszaak wordt hier niet onder verstaan.

Het beroep mag uitsluitend uitgeoefend worden door bewoner(s) van het pand.

 

1.9 afhankelijke woonruimte

een bijgebouw dat qua aard en ligging een ruimtelijke eenheid vormt met het woonhuis en, waarin een gedeelte van het huishouden uit het oogpunt van mantelzorg is gehuisvest;

1.10 agrarisch bedrijf

een bedrijf gericht op het voortbrengen van agrarisch producten door middel van:

  • het telen of veredelen van gewassen, waaronder begrepen houtteelt, fruitteelt, sierteelt of bloementeelt;
  • het houden of fokken van vee, pluimvee of pelsdieren;
  • het fokken en opfokken van paarden alsmede paardenmelkerijen;
  • nader te onderscheiden in:
  • grondgebonden bedrijf;
  • glastuinbouwbedrijf;
  • niet-grondgebonden bedrijf, niet zijnde intensieve veehouderij;
  • intensieve veehouderij;

1.11 agrarisch bedrijfsgebouw

een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de uitoefening van een agrarisch bedrijf;

1.12 agrarisch bedrijfswoning

een woning, krachtens het plan toegestaan binnen een agrarisch bouwvlak, en kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de aard van de agrarische bedrijfsvoering noodzakelijk is;

1.13 agrarisch-technisch hulpbedrijf

een bedrijf dat is gericht op het verlenen van diensten aan agrarische bedrijven door middel van het telen van gewassen, het houden van dieren, of de toepassing van andere landbouwkundige methoden, met uitzondering van mestbewerking. Voorbeelden van agrarisch-technische hulpbedrijven zijn: grootveeklinieken, KI-stations, mestopslag- en mesthandelsbedrijven, loonwerkbedrijven (inclusief verhuurbedrijven voor landbouwwerktuigen), veetransportbedrijven, veehandelsbedrijven;

1.14 agrarisch verwant bedrijf

een bedrijf of instelling gericht op het verlenen van diensten aan particulieren of niet-agrarische bedrijven door middel van het telen van gewassen, het houden van dieren of de toepassing van andere landbouwkundige methoden. Voorbeelden van agrarisch verwante bedrijven zijn: dierenasiels, dierenklinieken, groencomposteringsbedrijven, dierenpension, dierenschool, hoveniersbedrijven, stalhouderijen, instellingen voor agrarisch praktijkonderwijs, proefbedrijven, volkstuinen.

1.15 agrarische waarden

de waarden, die rechtstreeks verband houden met de mogelijkheden voor de uitoefening van een doelmatige, agrarische bodem- en/of bedrijfsexploitatie;

1.16 ambachtelijk bedrijf

een onderneming waarbij het accent ligt op het geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken, of herstellen van goederen, alsook – in verband hiermee als ondergeschikt belang – het verkopen en/of leveren van goederen;

1.17 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit oude tijden;

1.18 archeologische verwachtingswaarde

de aan een gebied toegekende waarden, welke kunnen bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, en als zodanig van wetenschappelijk belang kunnen zijn en het cultuurhistorisch erfgoed kunnen vertegenwoordigen;

1.19 bebouwing

één of meer gebouwen en/of één of meer bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.20 bebouwingsconcentratie

een kernrandzone, bebouwingslint of een bebouwingscluster;

1.21 bebouwingspercentage

het oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming, of binnen een in de regels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming;

1.22 bed & breakfast

een nevenactiviteit in een bestaande woning waar logies wordt verstrekt en waar eventueel afzonderlijke maaltijden worden verstrekt aan gasten;

1.23 bedrijf

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren en verhandelen van goederen dan wel op het bedrijfsmatig verlenen van diensten;

1.24 bedrijfsgebouw

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.25 bedrijfswoning/dienstwoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is;

1.26 begane grond

het met de straat gelijk liggende deel van een gebouw;

1.27 beperkt kwetsbaar object

een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (Staatsblad 2004, nr. 250) een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;

1.28 beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep of een aan-huis-verbonden bedrijf c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.29 bestaand(e situatie)
  • t.a.v. bebouwing:

bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan, die gebouwd is met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet verleende omgevingsvergunning dan wel verleende vergunning, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dit tijdstip aangevraagde vergunning;

  • t.a.v. gebruik:

het gebruik van grond- en bouwwerken, zoals aanwezig op het tijdstip waarop dit bestemmingsplan rechtskracht heeft verkregen;

1.30 bestemmingsgren

de grens van een bestemmingsvlak;

1.31 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming (een op de verbeelding aangegeven vlak met eenzelfde bestemming);

1.32 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;

1.33 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.34 bouwvlakgrens

de grens van een bouwvlak;

1.35 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.36 bouwmassa

een verzameling gebouwen bestaande uit een vrijstaand hoofdgebouw, dan wel twee of meer aaneengebouwde hoofdgebouwen inclusief aan- en uitbouwen;

1.37 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolgde de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.38 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.39 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.40 bouwwerk, geen gebouw zijnde

een bouwwerk voorzien van maximaal één gesloten wand;

1.41 carports

een bouwwerk, geen gebouw zijnde dat, voorzien van een dak en ten hoogste twee wanden, door zijn plaatsing, indeling en inrichting uitsluitend bestemd is voor het stallen van motorvoertuigen;

1.42 consumentenvuurwerk

consumentenvuurwerk als bedoeld in artikel 1.1.1 lid 1 van het Vuurwerkbesluit;

1.43 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan en door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt, zoals dat ondermeer tot uitdrukking komt in de beplanting, het reliëf, de verkaveling, het sloten- of wegenpatroon en/of de architectuur;

1.44 cultuurhistorisch waardevol object

een object zoals opgenomen in de bijlage 1 'Cultuurhistorisch waardevol aangeduide objecten', niet zijnde gemeentelijke of rijksmonumenten;

1.45 dagrecreatie

recreatieve activiteit die plaats vindt binnen een periode van een uur voor zonsopgang tot een uur na zonsondergang;

1.46 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.47 detailhandel in agrarische hulpmaterialen, diervoeders en tuininrichting

detailhandel in hulpmaterialen ten behoeve van uitoefening van een agrarisch bedrijf, detailhandel in diervoeders, alsmede detailhandel in meubelen en artikelen ten behoeve van de inrichting van tuinen en daarmee samenhangende artikelen, alsmede daaraan ondergeschikte artikelen;

1.48 detailhandel in dierbenodigdheden

detailhandel in goederen ten behoeve van het houden van dieren, zoals goederen voor de huisvesting, de verzorging, het vervoer en het vermaak van dieren en daarmee samenhangende artikelen alsmede daaraan onderschikte artikelen;

1.49 detailhandel in volumineuze goederen

detailhandel in de navolgende limitatieve opsomming, die vanwege de aard en omvang van de goederen een groot oppervlak per detailhandelsvestiging nodig heeft voor uitstaling: detailhandel in boten, aanhangwagens, caravans, kampeerartikelen (sportartikelen en kleding hiervan uitgezonderd), tuininrichtingsartikelen, bouwmaterialen, keukens en sanitair, woninginrichtingsartikelen (meubel-, vloer- en/of stofferingszaak), alsmede bouwmarkten, met uitzondering van supermarkten en warenhuizen en met uitzondering van productiegebonden detailhandel;

1.50 dienstverlening

het bedrijfsmatig verrichten van maatschappelijke en economische diensten van of ten behoeve van het publiek al dan niet met baliefunctie, waaronder zijn inbegrepen kantoren, kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;

1.51 dove gevel

een bouwkundige constructie die een ruimte in een gebouw scheidt van de buitenlucht, waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een karakteristieke geluidswering - conform NEN 5077 - die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB (in geval van weg- en railverkeerslawaai), alsmede een bouwkundige constructie waarin alleen bij wijze van uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits die delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte, zoals omschreven in artikel 1 van de Wet geluidhinder;

1.52 eerste bouwlaag

de bouwlaag op de begane grond;

1.53 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;

1.54 erfbeplanting

afschermende (rand)beplanting binnen of direct aansluitend op het bestemmingsvlak of bouwperceel van een agrarisch bedrijf, een niet-agrarisch bedrijf of een woning;

1.55 extensieve recreatie

die vormen van recreatie welke in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen, fietsen en boerengolf;

1.56 extensief dagrecreatief medegebruik

een recreatief medegebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatief gebruik is toegestaan, zoals wandelen, fietsen, paardrijden, kanoën, een picknickplaats of een naar de aard daarmee gelijk te stellen medegebruik en met uitsluiting van recreatief nachtverblijf;

 

1.57 functie

doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan;

1.58 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met minimaal twee wanden omsloten ruimte vormt;

1.59 geluidzoneringsplichtige inrichting

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidzone moet worden vastgesteld;

1.60 gestapeld gebouw

bebouwing bestaande uit zich in één hoofdgebouw boven en naast elkaar bevindende zelfstandige woningen en/of bijzondere woonruimten;

1.61 geurgevoelig object

gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor permanent of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt;

1.62 gevellijn

een denkbeeldige lijn, strak langs de voorgevel van het hoofdgebouw tot aan de perceelsgrens;

1.63 grondgebonden agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf waarvan de productie geheel of in overwegende mate afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van onbebouwde grond in de directe omgeving van het bedrijf. Grondgebonden bedrijven zijn in ieder geval: akkerbouw-, fruitteelt- en vollegrondstuinbouwbedrijven en boomteeltbedrijven, waarvan de bomen overwegend rechtstreeks in de grond zijn geplant eventueel in combinatie met teeltondersteunende voorzieningen. Melkveebedrijven zijn ook grondgebonden, tenzij het een intensieve veehouderij betreft.

1.64 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste gebouw op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

1.65 hooiberg

een vrijstaand bouwwerk dat dient als opslagplaats voor graan, stro, hooi en andere gewassen. De constructie bestaat meestal uit vier palen en een dak dat in sommige gevallen langs de palen op en neer kan bewegen;

1.66 horeca

het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en etenswaren die voor consumptie ter plaatse worden verstrekt en/of waar bedrijfsmatig logies wordt verstrekt;

1.67 huishouden

Een huishouden bestaat uit één of meer personen die op hetzelfde adres wonen en een economisch-consumptieve eenheid vormen, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan. Vaak is een huishouden gebaseerd op bloedverwantschap en huwelijksverbinding of een met een huwelijksverbinding gelijk te stellen samenlevingsverband.

1.68 karakteristieke boerderij

een kenmerkend type boerderij (langgevel-, kortgevel- of een langgevelboerderij) waarbij de woning en de bedrijfsruimten achter elkaar staan en waarbij alle deuren zich veelal in een lange zijgevel, een van de langgevels, bevinden;

1.69 kassen

agrarische bedrijfsgebouwen van glas of ander lichtdoorlatend materiaal ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering;

1.70 kantoor

een gebouw, gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch, ontwerp technisch of daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan of geholpen;

1.71 kwetsbaar object

een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden;

1.72 landschappelijke waarde

bijzondere landschappelijke kenmerken van een gebied of object in de zin van aantrekkelijkheid, herkenbaarheid/identiteit en diversiteit bestaande uit aardkundige, cultuurhistorische en visueel-ruimtelijke waarden, afzonderlijk of in onderlinge samenhang;

1.73 landschapselementen

groenelementen met landschappelijke waarden die bepalend zijn voor het omliggende landschap en in hoofdzaak bestaan uit m.n. inheemse beplanting in de vorm van struiken, bomen en kruidenlaag;

1.74 liberale huurwoningen

woningen die verhuurd moeten worden en waarbij de door overheid jaarlijks vast te stellen huurliberalisatiegrens niet van toepassing is en de huurprijs door de eigenaar zelf wordt bepaald;

1.75 maatschappelijke voorzieningen

educatieve, (sociaal-)medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, maatschappelijk verzorgende, religieuze voorzieningen, onderwijsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, waaronder ontmoetingsvoorzieningen voor jongeren en/of senioren, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van genoemde voorzieningen;

1.76 manege

een bedrijf waarvan de activiteiten uitsluitend of in hoofdzaak bestaan uit het geven van instructie in diverse disciplines aan derden met gebruik van paarden in eigendom van het bedrijf of aan derden met eigen paarden en het bieden van huisvesting aan die paarden.

1.77 mantelzorg

langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt;

1.78 nutsvoorziening

bouwwerk ten behoeve van een op het openbaar netwerk aangesloten voorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer of het wegverkeer;

1.79 nevenactiviteit

activiteiten waarvoor een gedeelte van de vloeroppervlakte van de bedrijfsgebouwen als zodanig mag worden gebruikt en die uitgevoerd worden naast het eigenlijke beroep of de hoofdactiviteit, ze zijn ondergeschikt aan de primair toegekende functie (vaak agrarisch);

1.80 niet - grondgebonden agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf waarvan de productie geheel of overwegend plaatsvindt in gebouwen of los van het voortbrengend vermogen van de open grond niet zijnde een intensieve veehouderij;

1.81 natte natuurparel

een natuurlijke eenheid of bos- en natuurgebieden met specifieke omstandigheden van de bodem of het (grond)water. Natte natuurparels maken deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur;

1.82 natuurwaarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige biotopen bijzondere flora en fauna, ecologische samenhangen en structuren;

1.83 nieuwvestiging agrarisch bedrijf

de situering van een agrarisch bouwvlak op gronden die volgens het ter plaatse geldende bestemmingsplan niet is voorzien van een bouwvlak;

1.84 noodzaak agrarisch bedrijf

noodzaak vanuit een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of –ontwikkeling;

1.85 omschakeling agrarisch bedrijf

het binnen een bestaand bouwvlak geheel dan wel in overwegende mate overstappen van een grondgebonden agrarisch bedrijf naar een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf of andersom, waarbij het overstappen van een grondgebonden bedrijf naar een niet-grondgebonden bedrijf wordt aangemerkt als intensivering;

1.86 ondergeschikte activiteit

een activiteit waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte van de gebouwen waar de activiteit plaats mag vinden en als zodanig mag worden gebruikt, tenzij anders aangegeven in 4.2.2 lid c;

1.87 ondergronds bouwwerk

een (gedeelte van een) bouwwerk, waarvan de vloer is gelegen op ten minste 1,75 meter beneden peil;

1.88 overige teeltondersteunende voorzieningen

teeltondersteunende voorzieningen die niet onder één van de categorieën tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, permanente teeltondersteunende voorzieningen of teeltondersteunende kassen vallen. Als voorbeeld hiervoor kunnen stellages met regenkappen bij de grondgebonden teelt van zachtfruit en boomteelthekken buiten het bouwvlak rondom boomteeltpercelen genoemd worden;

1.89 ontsluitingsweg

een openbare voor het verkeer openstaande weg of pad, met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die weg behorende paden en bermen of zijkanten, betreffende woonstraten waar maximaal 30 km per uur mag worden gereden;

1.90 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met maximaal één gesloten wand;

1.91 paardenbak

een buitenrijbaan ten behoeve van paardrijactiviteiten, met een bodem van zand, hout, boomschors of ander materiaal om de bodem te verstevigen en al dan niet voorzien van een omheining;

1.92 paardenfokkerij

een (agrarisch) bedrijf waar uitsluitend of in hoofdzaak handelingen worden verricht aan en/of met paarden die primair gericht zijn op het fokken van paarden en pony's;

1.93 paardenhouderij

een bedrijf waar uitsluitend of in hoofdzaak handelingen worden verricht aan en/of met paarden die primair gericht zijn op het stallen en of verhandelen van paarden en pony's;

1.94 parapluhooiberg

een vrijstaand bouwwerk, niet zijnde een verblijfsruimte, dat bestaat uit één (dragende) paal in het midden, eventueel omsloten door wanden van maximaal 3 meter hoogte, en een houten dakconstructie, met daarop riet, stro of metalen golfplaten als dakbedekking, dat in sommige gevallen langs de paal op en neer kan bewegen;

1.95 pick up point

een locatie waar de consument uitsluitend via internet bestelde goederen kan afhalen of retourneren, waar uitsluitend logistiek en opslag van bestelde goederen gedurende een korte periode plaatsvindt en waarbij geen sprake is van uitstalling ten verkoop en/of overige activiteiten. Pick up points worden gezien als detailhandel;

1.96 perceelgrens

een grenslijn tussen aaneengesloten eigendommen;

1.97 permanente bewoning

permanente bewoning van een woning of een recreatieverblijf door eenzelfde persoon of groep van personen, terwijl elders niet daadwerkelijk over een hoofdverblijf wordt beschikt;

1.98 permanente teeltondersteunende voorzieningen

teeltondersteunende voorzieningen die langer dan 6 maanden, worden gebruikt zoals bakken op stellingen en containervelden;

1.99 plangrens

de begrenzing van het bestemmingsplan;

1.100 plattelandswoning

een bedrijfswoning, behorend tot of voorheen behorend tot een agrarisch bedrijf, die door een derde bewoond mag worden en die niet wordt beschermd tegen de milieugevolgen van het bijbehorende agrarische bedrijf en die wordt geacht deel uit te maken van de inrichting van het agrarische bedrijf;

1.101 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een ander tegen vergoeding;

1.102 recreatie

vrijetijdsbesteding zoals verblijfsrecreatie, dagrecreatie, agrotoerisme en extensief recreatief medegebruik zoals wandelen, fietsen, paardrijden, vissen, zwemmen, roeien, kanoën etc.;

1.103 recreatief medegebruik

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;

1.104 risicovolle inrichting

een inrichting bij welke ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in dit bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

1.105 rug-aan-rug-woning

Een rug-aan-rug-woning is een woning waarbij de achtergevel gedeeld wordt met een andere woning;

1.106 schuilgelegenheid

overdekte ruimte, aan maximaal drie zijden omsloten door wanden, waarvan dieren gebruik moeten kunnen maken in geval van weidegang of mensen, met als doel bescherming tegen extreme weersomstandigheden in zowel zomer als winter. In de schuilgelegenheid is geen opslag toegestaan;

1.107 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden; onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, een (raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.108 sociale huurwoningen

woningen die verhuurd moeten worden voor een huurprijs die onder de door de overheid jaarlijks vast te stellen huurliberalisatiegrens ligt;

1.109 splitsing

nieuwvestiging van een bouwperceel door opdeling van een bestaand bouwperceel;

1.110 staat van bedrijfsactiviteiten

de lijst van bedrijven bevattende basisinformatie voor milieuzonering, zoals de lijst is opgenomen in Bijlagen 5 en 6 behorende bij deze regels;

1.111 stapmolen

Ruimte (eventueel overdekt) in de vorm van een cirkel waar één of meerdere paarden kunnen stappen;

1.112 statische opslag (binnenopslag)

de binnenopslag van goederen die geen regelmatige verplaatsing behoeven zoals (seizoens)stalling van (antieke) auto's, boten, caravans, campers en dergelijke. De opslag mag niet zijn bedoeld voor handel;

1.113 strijdig gebruik

niet verenigbaar met of tegengesteld aan het toelaatbaar gestelde gebruik op grond van de bepalingen in dit plan;

1.114 teeltfolies

uitgespreide folies dienend, als afdek- en/of ondermateriaal, ter bescherming voor vollegrondsteelten alsmede, in voorkomende gevallen, tot bescherming van de omgeving en/of bodem tegen milieubelastende stoffen;

1.115 teeltondersteunende kas

teeltondersteunende voorziening, bestaande uit een kas, voor een volle grondstuinbouwbedrijf of boomteeltbedrijf. Hieronder worden ook schuurkassen, permanente tunnel- of boogkassen begrepen;

1.116 teeltondersteunende voorzieningen

een voorziening in, op of boven de grond die door agrarische bedrijven met plantaardige teelten wordt gebruikt om de volgende doelen na te streven:

  • verbetering van de productie, onder meer door teeltvervroeging en –verlating, terugdringing van onkruidgroei en beperking van vraatschade;
  • verbetering van de arbeidsomstandigheden, onder meer door gewassen verhoogd te telen;
  • bereiken van positieve effecten op milieu en water (bodembescherming, terugdringen van onkruidbestrijding, effectief omgaan met water);

 

in de vorm van:

  • permanent teeltondersteunende voorzieningen, die voor onbepaalde tijd worden gebruikt;
  • tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, die op dezelfde locatie gebruikt kunnen worden zo lang de teelt dit vereist, met een maximum van 6 maanden. Deze tijdelijke voorzieningen hebben een directe relatie met het grondgebruik. Hieronder worden verstaan folies, insectengaas, acryldoek, wandelkappen, schaduwhallen, hagelnetten;

1.117 tuin

een stuk grond behorende bij een woonhuis, welke is ingericht met (open) water en/of waterhuishoudkundige voorzieningen, groen en/of groenvoorzieningen en/of verhardingen ten behoeve van het woongenot en ten dienste van het gebruik van het hoofdgebouw;

1.118 twee-aaneen gebouwd

een gebouw, deel uitmakend van een bouwmassa bestaande uit maximaal twee hoofdgebouwen, waarvan de hoofdbebouwing aan maximaal één zijde grenst/aansluit aan een ander hoofdgebouw;

1.119 uitbouw

de vergroting van een bestaande ruimte in een hoofdgebouw, die qua afmetingen en/of in visueel opzicht (onder meer wat betreft (goot)hoogte, dakhelling en/of dakvorm), ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.120 volwaardig agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf dat de arbeidsomvang heeft van tenminste één volledige arbeidskracht en een minimale omvang heeft van 12 NGE en waarvan het behoud ook op langere termijn in voldoende mate en op duurzame wijze is verzekerd, dat wil zeggen in zowel bedrijfs-economisch opzicht als op milieuhygiënisch verantwoorde wijze;

1.121 voorgevellijn

de lijn waarin de voorgevel van het hoofdgebouw is gelegen, alsmede het verlengde daarvan;

1.122 vormverandering van het bouwvlak

wijziging van de begrenzing van een bouwvlak zonder dat dit gepaard gaat met een vergroting van de totale oppervlakte;

1.123 vrijstaand

bebouwing waarvan het hoofdgebouw niet grenst of aansluit aan andere hoofdgebouwen;

1.124 water en waterhuishoudkundige voorzieningen

al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten, etc.;

1.125 weg

een openbare voor het verkeer openstaande weg of pad, met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die weg behorende paden en bermen of zijkanten, met een doorgaand karakter waar 50 km per uur of harder mag worden gereden;

1.126 werk

een constructie, geen gebouw of bouwwerk zijnde;

1.127 wonen

het gehuisvest zijn of het huisvesten van personen in een woonhuis/woning .

1.128 woning

een complex van ruimten dat dient voor de huisvesting van:

  • één huishouden, of;
  • één huishouden plus maximaal twee individuele personen, of;
  • maximaal 4 individuele personen.

1.129 zeer kwetsbaar gebouw

Een gebouw met een van de volgende gebruiksfuncties, alleen voor zover het betreft de gebruiksfunctie:

  • a. een woonfunctie voor zorg;
  • b. een bijeenkomstfunctie voor:
    • 1. voor kinderopvang of;
    • 2. voor dagverblijf van personen met een lichamelijke of geestelijke beperking;
  • a. een celfunctie als bedoeld in bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving;
  • b. een gezondheidszorgfunctie met een bedgebied;
  • c. een onderwijsfunctie;
    • 1. voor basisschoolonderwijs of één afzonderlijk huishouden of;
    • 2. voor onderwijs aan minderjarigen met een lichamelijke of geestelijke beperking.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

2.1 goothoogte van een gebouw

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

 

2.2 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels ( en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

 

2.3 hoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen zoals schoorstenen, antennes en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

 

2.4 oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

 

2.5 lengte, breedte en diepte van een bouwwerk:

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of hart van scheidsmuren). De in deze regels gegeven bepalingen omtrent plaatsing, afstanden en maten zijn niet van toepassing op goot- en kroonlijsten, pilasters, plinten, stoeptreden, kozijnen, dorpels en soortgelijke bouwdelen.

 

2.6 peil:

voor bouwwerken: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, of de bovenkant van de afgewerkte vloer van de begane grond;

indien in of op het water wordt gebouwd dient het plaatselijk peil, dan wel het afgewerkte maaiveld aangehouden te worden;

2.7 Ondergeschikte bouwdelen:

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits het bouwdeel niet meer dan 1 meter uitsteekt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Agrarisch aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een agrarische bedrijfsuitoefening;
  • b. een grondgebonden bedrijf;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'relatie', is één gekoppeld bouwvlak toegestaan;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone- bebouwingsconcentratie', een bebouwingsconcentratie;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - archeologische verwachtingswaarde 2', het behoud, herstel en ontwikkeling van de waarden, in het bijzonder voor het op de verbeelding aangeduide archeologische verwachtingswaarde;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke inpassing 2', tevens landschappelijke inpassing ten behoeve van de aanliggende Paardenhouderij;
  • g. agrarisch natuurbeheer en/ of landschapsbeheer;
  • h. extensief dagrecreatief medegebruik;
  • i. paden, wegen en parkeervoorzieningen ook ten behoeve van aangrenzende bestemmingen;
  • j. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden opgericht.

3.2.2 Bouwwerken

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. Er zijn uitsluitend erf- en perceelsafscheidingen toegestaan.

3.3 Afwijking van de bouwregels

 

Het bevoegd gezag kan een afwijking verlenen voor:

3.3.1 Het oprichten van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen

Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn buiten het bouwvlak toegestaan indien onder andere voldaan is aan de volgende voorwaarden:

  • a. deze voorzieningen niet langer dan 6 maanden ter plaatse aanwezig zijn;
  • b. deze voorzieningen noodzakelijk zijn voor een doelmatige bedrijfsvoering;
  • c. deze voorzieningen zijn uitsluitend toegestaan ten behoeve van een volwaardig agrarisch bedrijf;
  • d. de hoogte van de teeltondersteunende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 3 meter, met uitzondering van hagelnetten waarvan de hoogte niet meer dan 5 meter mag bedragen;
  • e. er geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden vereist is;
  • f. ingeval er sprake is van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen waarvoor een omgevingsvergunning vereist is, geldt een maximum van 4 hectare;
  • g. op basis van een erfbeplantingsplan dient de landschappelijke inpassing verzekerd te zijn;
  • h. de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast.

3.3.2 Schuilgelegenheden voor dieren

Het oprichten van schuilgelegenheden voor dieren buiten het bouwvlak is toegestaan, indien onder andere voldaan is aan de volgende voorwaarden:

  • a. de schuilgelegenheid mag uitsluitend binnen een bebouwingsconcentratie worden opgericht;
  • b. de noodzaak van de schuilgelegenheid dient te worden aangetoond;
  • c. de oppervlakte van een veldkavel dient ten minste 1 hectare te bedragen;
  • d. de afstand tot de waterlopen dient minimaal 5 meter te bedragen;
  • e. de maximale bouwhoogte bedraagt 4 meter;
  • f. de maximale oppervlakte bedraagt 12 m²;
  • g. de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast.

3.3.3 De aanleg van een paardenbak

De aanleg van een paardenbak buiten het bouwvlak is toegestaan, indien onder andere voldaan is aan de volgende voorwaarden:

  • a. er dient te worden aangetoond dat de paardenbak niet binnen het agrarische bouwvlak of een ander bouwvlak uit een andere bestemming kan worden gesitueerd;
  • b. de paardenbak dient binnen een zone van 30 meter tot de grens van een agrarisch bouwvlak of van een bouwvlak van een andere aangrenzende bestemming te worden gesitueerd;
  • c. het mag uitsluitend een onoverdekte paardenbak betreffen;
  • d. de oppervlakte dient maximaal 800 m² te bedragen;
  • e. per locatie is slechts 1 paardenbak toegestaan;
  • f. het een hobbymatige activiteit betreft;
  • g. op basis van een erfbeplantingsplan dient de landschappelijke inpassing verzekerd te zijn, waarbij rekening moet worden gehouden dat de landschappelijk inpassing aansluitend aan het bouwvlak dient te worden opgericht met een minimum van 15% van het totale bouwvlak;
  • h. de landschappelijke inpassing dient opgenomen te worden binnen de aanduiding 'overige zone - landschappelijke inpassing 2';
  • i. op de locatie mogen geen voorzieningen dan wel bouwwerken worden opgericht anders dan een open afrastering van de paardenbak tot een hoogte van maximaal 1,5 meter;
  • j. de minimale afstand van de paardenbak tot de as van de weg dient 20 meter te bedragen;
  • k. de minimale afstand van de paardenbak tot de woningen van derden dient 20 meter te bedragen;
  • l. lichtmasten zijn niet toegestaan;
  • m. de paardenbak dient getoetst te worden aan redelijke eisen van welstand;
  • n. de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, aardkundige en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast.

3.3.4 Het bouwen van meer dan 1 hectare en dieper dan 0,5 meter onder het huidige maaiveld binnen de aanduiding 'overige zone - archeologische verwachtingswaarde 2'

Het bouwen van meer dan 1 hectare en dieper dan 0,5 meter onder het huidige maaiveld ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - archeologische verwachtingswaarde 2' is toegestaan indien onder andere voldaan is aan één van de volgende voorwaarden:

  • a. de aanvrager van de afwijking blijkens archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat op de betrokken bouwlocatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. de aanvrager van de afwijking een rapport heeft overlegd waarin wordt aangetoond dat de archeologische waarden van het terrein naar het oordeel van de burgemeester en wethouders in voldoende mate wordt veiliggesteld;
  • c. de betrokken archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade wordt voorkomen door aan de afwijking regels te verbinden, gericht op:
  • d. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • e. het doen van opgravingen;
  • f. het begeleiden van de bodemverstorende ingrepen door een archeologisch deskundige.

3.3.5 Het toestaan van ruwvoervoorzieningen aansluitend aan het bouwvlak

Ruwvoervoorzieningen zijn buiten het bouwvlak toegestaan indien onder andere voldaan is aan de volgende voorwaarden:

  • a. het agrarisch bedrijf is vanwege de bedrijfsvoering in overwegende mate aangewezen op de opslag van ruwvoer;
  • b. de ruimte binnen het bouwvlak is niet aanwezig;
  • c. het een oppervlakte van maximaal 0,5 ha betreft;
  • d. deze 0,5 hectare uitsluitend gebruikt wordt ten behoeve van voorzieningen -geen gebouwen zijnde- voor de opslag van ruwvoer (zoals vloerplaten en sleufsilo’s).

3.3.6 De aanleg van een zonnepaneleninstallatie

De aanleg van een zonnepaneleninstallatie als een bouwwerk, geen gebouw zijnde, grenzend aan een bouwvlak is toegestaan, indien onder andere voldaan is aan de volgende voorwaarden:

  • a. er gemotiveerd wordt dat er geen mogelijkheid op het aangrenzende bouwvlak is om de zonnepaneleninstallatie te realiseren. Dit geldt onder andere voor situaties waarbij geen geschikt dakvlak beschikbaar is in verband met schaduwwerking of waarbij de dakconstructie minder geschikt is voor de montage van zonnepanelen (bijvoorbeeld bij een rieten dak);
  • b. er dient te worden aangetoond dat de verwachte opbrengst op bestaande gebouwen binnen het aangrenzende bouwvlak minder dan 60% van de optimale opbrengst bedraagt;
  • c. de zonnepaneleninstallatie dient binnen een zone van 30 meter tot de grens van een aangrenzend bouwvlak te worden gesitueerd;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte van de zonnepaneleninstallatie binnen en buiten het bouwvlak mag maximaal 100 m2 bedragen.
  • e. de bouwhoogte dient maximaal 2 meter te bedragen;
  • f. per bedrijf mag maximaal één zonnepaneleninstallatie worden gerealiseerd;
  • g. de zonnepaneleninstallatie dient getoetst te worden aan redelijke eisen van welstand.

3.3.7 Vogelnesten

Het oprichten van een vogelnest (bijvoorbeeld ooievaarsnest) is toegestaan indien onder andere voldaan is aan de volgende voorwaarden:

  • a. de maximale oppervlakte bedraagt 5 m²;
  • b. de maximale bouwhoogte bedraagt 7 meter;

3.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. detailhandel met uitzondering de streekeigen producten;
  • b. een verkooppunt voor motorbrandstoffen (incl. LPG);
  • c. seksinrichtingen;
  • d. opslag van goederen en materialen buiten het bouwvlak;
  • e. het gebruik van gebouwen, behoudens de bedrijfswoning(en), voor permanente of tijdelijke bewoning en direct daarmee verband houdend gebruik van voorzieningen zoals gemeenschappelijke verblijfsruimte, sanitair, kook- en wasgelegenheid;
  • f. (proef)boringen naar gas, waaronder schaliegas.

 

3.5 Afwijking van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan een afwijking verlenen voor:

3.5.1 Nevenactiviteiten buiten bebouwingsconcentraties

De volgende nevenactiviteiten zijn toegestaan:

  • a. agrarisch-verwante bedrijven en agrarisch-technische bedrijven, waarbij de bedrijven met een grote verkeersaantrekkende werking zoals loon- en grondverzetbedrijven zich uitsluitend kunnen vestigen aan grote doorgaande wegen;
  • b. statische opslag tot een maximale oppervlakte van 1000 m², mits het geen handelsactiviteiten betreft;
  • c. verblijfsrecreatie (minicamping, camperplaatsen en/of trekkershutten) met een maximale oppervlakte van 1 hectare, grenzend aan en/of liggend binnen een agrarisch bouwvlak of grenzend aan een wonen bouwvlak met dien verstande dat:
    • 1. de al bestaande (mini)campings niet van deze nevenactiviteit gebruik mogen maken;
    • 2. er maximaal 5 trekkershutten opgericht mogen worden;
    • 3. er maximaal 10 camperplaatsen opgericht mogen worden;
    • 4. \een standplaats op een minicamping heeft een minimale oppervlakte van 230 m² en een camperplaats heeft een minimale oppervlakte van 100 m2;
    • 5. \verblijfsrecreatie uitsluitend plaatsvindt in de periode van 1 maart tot en met 1 november en van 16 december tot en met 16 januari;
    • 6. de afstand van het terrein tot de woningen van omwonenden dient minimaal 50 meter te bedragen;
    • 7. er een woning op het betreffende bouwvlak aanwezig is;
    • 8. er a plaatsvindt van minimaal 30% van de oppervlakte van de minicamping;
  • d. groepsaccommodatie tot een maximale oppervlakte van 400 m²
  • e. dagrecreatieve voorzieningen, zoals een speeltuin en verhuur van fietsen tot een maximale oppervlakte van 400 m²;
  • f. horeca ten dienste van extensieve recreatie, zoals een theetuin en een ijs/snackverkooppunt tot maximaal 100 m² (gezamenlijke oppervlakte van binnen- en buitenruimte);
  • g. bij cumulatie van meerdere vormen van nevenactiviteiten/verbrede landbouw dan wel aan huis gebonden beroepen mag het totale daarvoor te gebruiken bruto vloeroppervlak niet meer bedragen dan 400 m² behalve wanneer sprake is van een combinatie met statische opslag of een minicamping. In het geval van statische opslag is een maximale oppervlakte voor nevenactiviteiten van in totaal 1000 m² toegestaan waarvan minimaal 600 m2 dient te worden ingezet ten behoeve van statische opslag . Als het gaat om een minicamping is maximaal een oppervlak van 5000 m² voor nevenactiviteiten toegestaan waarvan minimaal 4600 m2 dient te worden ingezet ten behoeve van de minicamping.

indien onder andere voldaan is aan de volgende voorwaarden:

  • 1. de agrarische functie van aangrenzende, niet bij het agrarisch bouwvlak behorende gronden en bebouwing mag niet onevenredig worden aangetast;
  • 2. door de wijziging geen onevenredig grotere verkeersbelasting op aangrenzende wegen en paden plaatsvindt;
  • 3. voldoende parkeergelegenheid binnen het bouwvlak wordt gerealiseerd zoals bedoeld in artikel 18.1 ten behoeve van een activiteit behorend bij een aanduiding 'overige zone - agrarisch bouwvlak dienen binnen dit agrarische bouwvlak te worden gerealiseerd;
  • 4. de aanwezige landschappelijke en ecologische kwaliteiten mogen niet worden aangetast;
  • 5. het geen gronden betreft die gelegen zijn binnen de op de verbeelding aangegeven reconstructiewetzone – landbouwontwikkelingsgebied;
  • 6. op basis van een erfbeplantingsplan dient de landschappelijke inpassing verzekerd te zijn;
  • 7. de werkzaamheden dienen door de bewoner te worden uitgeoefend.

3.5.2 Verbrede landbouw

De volgende verbrede landbouwactiviteiten zijn toegestaan:

  • a. verblijfsrecreatie (minicamping, camperplaatsen en/of trekkershutten) met een maximale oppervlakte van 1 hectare, grenzend aan en/of liggend binnen een agrarisch bouwvlak met dien verstande dat:
    • 1. de al bestaande (mini)campings niet van deze nevenactiviteit gebruik mogen maken;
    • 2. er maximaal 5 trekkershutten opgericht mogen worden;
    • 3. er maximaal 10 camperplaatsen opgericht mogen worden;
    • 4. een standplaats op een minicamping heeft een minimale oppervlakte van 230 m² en een camperplaats heeft een minimale oppervlakte van 100 m2;
    • 5. verblijfsrecreatie uitsluitend plaatsvindt in de periode van 1 maart tot en met 1 november en van 16 december tot en met 16 januari;
    • 6. de afstand van het terrein tot de woningen van omwonenden dient minimaal 50 meter te bedragen;
    • 7. er een bedrijfswoning op het betreffende bouwvlak aanwezig is;
    • 8. er landschappelijke inpassing plaatsvindt van minimaal 30% van de oppervlakte van de minicamping;
  • b. een bed & breakfast accommodatie in bijgebouwen bij een bedrijfwoning voor maximaal 10 personen verdeeld over maximaal 5 kamers. Dit is inclusief de aanwezige accommodatie in de bedrijfswoning, waarbij de totale oppervlakte aan bed & breakfast accommodatie niet meer mag bedragen dan 100 m2;
  • c. dagrecreatieve voorzieningen, zoals educatieve activiteiten tot een maximale oppervlakte van 400 m²;
  • d. bij cumulatie van meerdere vormen van nevenactiviteiten/verbrede landbouw dan wel aan huis gebonden beroepen mag het totale daarvoor te gebruiken bruto vloeroppervlak niet meer bedragen dan 400 m² behalve wanneer sprake is van een minicamping. In dat geval is maximaal een oppervlak van 5000 m² voor nevenactiviteiten toegestaan waarvan minimaal 4600 m2 dient te worden ingezet ten behoeve van de minicamping.

indien onder andere voldaan is aan de volgende voorwaarden:

  • 1. de agrarische functie van aangrenzende, niet bij het bedrijf behorende gronden en bebouwing mag niet onevenredig worden aangetast;
  • 2. door de wijziging mag geen onevenredig grotere verkeersbelasting op aangrenzende wegen en paden plaatsvinden;
  • 3. voldoende parkeergelegenheid binnen het bouwvlak wordt gerealiseerd zoals bedoeld in artikel 18.1;
  • 4. de aanwezige landschappelijke en ecologische kwaliteiten mogen niet worden aangetast;
  • 5. het geen gronden betreft die gelegen zijn binnen de op de verbeelding aangegeven reconstructiewetzone – landbouwontwikkelingsgebied;
  • 6. op basis van een erfbeplantingsplan dient de landschappelijke inpassing verzekerd te zijn;
  • 7. de werkzaamheden dienen door de bewoner te worden uitgeoefend.

3.7.7 Een andere vorm van agrarisch bedrijf

Het wijzigen van de aanduiding ten behoeve van een ander type agrarisch bedrijf is toegestaan, indien onder andere voldaan is aan de volgende voorwaarden:

  • a. omliggende (agrarische) bedrijven niet onevenredig worden belemmerd;
  • b. het initiatief dient milieuhygiënisch aanvaardbaar te zijn;
  • c. bestaande natuur- en/of landschappelijke waarden mogen niet in onevenredige mate worden aangetast;
  • d. de verkeerstaantrekkende werking van de nieuwe bedrijfsvorm niet onevenredig toeneemt en bovendien past bij de ontsluitingssituatie ter plaatse;
  • e. de ontwikkeling dient hydrologisch neutraal te zijn.

3.6 Wijzigingsbevoegdheden

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen voor:

3.6.1 Het wijzigen van de bestemming Agrarisch ten behoeve van het vergroten van het bouwvlak van de bestemming Wonen - 2

Het wijzigen van de bestemming Agrarisch zonder bouwvlak ten behoeve van het vergroten van het bouwvlak van de bestemming Wonen - 2 (bestaande woningen Zandstraat) is toegestaan, indien onder andere voldaan is aan de volgende voorwaarden:

  • a. het bouwvlak na wijziging mag niet meer bedragen dan 1500 m²;
  • b. het is uitsluitend toegestaan ten behoeve van het oprichten van bijgebouwen tot een maximum zoals opgenomen in artikel 11;
  • c. er dient te worden aangetoond dat de bijgebouwen binnen het bouwvlak niet goed kunnen worden gesitueerd;
  • d. ter plaatse waar een gekoppeld bouwvlak is toegestaan mag het bouwvlak niet worden vergroot op het gekoppelde bouwvlak waar alleen bijgebouwen aanwezig zijn;
  • e. het stuk dat bij het bouwvlak wordt betrokken dient direct grenzen aan het bouwvlak en in eigendom zijn van de initiatiefnemer;
  • f. de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • g. de ontwikkeling gepaard gaat met een fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap,cultuurhistorie of van de extensieve recreatieve mogelijkheden van het gebied of de omgeving;
  • h. de ontwikkeling geen belemmering vormt uit oogpunt van externe veiligheid;
  • i. de ontwikkeling dient hydrologisch neutraal te zijn.

3.6.2 Het wijzigen van de bestemming Agrarisch ten behoeve van de verplaatsing van het bouwvlak van de bestemming Wonen - 2

Het wijzigen van de bestemming Agrarisch zonder bouwvlak ten behoeve van de verplaatsing van het bouwvlak van de bestemming Wonen - 2 (bestaande woningen Zandstraat) is toegestaan, indien onder andere voldaan is aan de volgende voorwaarden:

  • a. het bestaande bouwvlak niet wordt vergroot;
  • b. de verandering noodzakelijk is vanuit verkeerskundig, danwel akoestisch danwel stedenbouwkundig oogpunt;
  • c. de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden gelijk danwel verbeterd worden;
  • d. de ontwikkeling gepaard gaat met een fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap,cultuurhistorie of van de extensieve recreatieve mogelijkheden van het gebied of de omgeving;
  • e. de ontwikkeling geen belemmering vormt uit oogpunt van externe veiligheid;
  • f. aandacht wordt besteed aan de verschillende deelaspecten namelijk water, landschappelijke inpassing, cultuurhistorie, natuur en landschap, milieu, verstening en veiligheid.

3.6.3 Het wijzigen van de bestemming Agrarisch ten behoeve van de vormverandering van het bouwvlak van de bestemming Wonen - 2

Het wijzigen van de bestemming Agrarisch zonder bouwvlak ten behoeve van de vormverandering van het bouwvlak van de bestemming Wonen - 2 (bestaande woningen Zandstraat) is toegestaan, indien onder andere voldaan is aan de volgende voorwaarden:

  • a. het bestaande bouwvlak niet wordt vergroot;
  • b. de verandering noodzakelijk is vanuit verkeerskundig, danwel akoestisch danwel stedenbouwkundig oogpunt;
  • c. de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden gelijk danwel verbeterd worden;
  • d. aandacht wordt besteed aan de verschillende deelaspecten namelijk water, landschappelijke inpassing, cultuurhistorie, natuur en landschap, milieu, verstening en veiligheid;
  • e. de ontwikkeling gepaard gaat met een fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap,cultuurhistorie of van de extensieve recreatieve mogelijkheden van het gebied of de omgeving;
  • f. de ontwikkeling geen belemmering vormt uit oogpunt van externe veiligheid;
  • g. deze bevoegdheid in combinatie met de wijzigingsbevoegdheid in artikel 11.7 wordt uitgevoerd.

Artikel 4 Agrarisch - Paardenhouderij

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Agrarisch – Paardenhouderij aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. handel, stalling en/of africhting van paarden;
  • b. fokken van paarden;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', wonen in een bedrijfswoning;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf', een aan de agrarische activiteiten ondergeschikt bedrijf ten behoeve van opslag en de verwerking van rubber materialen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschapselementen', een landschapselement;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - bebouwingsconcentratie', een bebouwingsconcentratie;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke inpassing 2', tevens landschappelijke inpassing;
  • h. de uitoefening van een aan huis gebonden beroep in de bedrijfswoning, met dien verstande dat het oppervlak ten behoeve van de beroepsmatige activiteiten, maximaal 100 m2 van het vloeroppervlak per woning bedraagt en uitgevoerd wordt door de bewoner;
  • i. een bed&breakfast accommodatie in een bedrijfswoning met maximaal 5 kamers en voor maximaal 10 personen. Dit is inclusief de aanwezige accommodatie in bijgebouwen die door het bevoegd gezag middels een afwijking kan worden verleend;
  • j. extensief dagrecreatief medegebruik;
  • k. paden, wegen en parkeervoorzieningen ook ten behoeve van aangrenzende bestemmingen;
  • l. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • m. ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', een bouwvlak waarbinnen bebouwing onder voorwaarden is toegestaan.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht
  • b. voldoende parkeergelegenheid binnen het bouwvlak wordt gerealiseerd zoals bedoeld in artikel 18.1.

4.2.2 Bedrijfsgebouwen binnen het bouwvlak

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de maximale goothoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt 6 meter en de maximale hoogte bedraagt 11 meter;
  • b. binnen het bouwvlak is 1 rijhal toegestaan van maximaal 1.800 m²,
  • c. binnen het bouwvlak is, ongeacht het totaal oppervlak aan bedrijfsgebouwen, 3.000 m2 aan bedrijfsgebouwen ten behoeve van ondergeschikte bedrijfsactiviteiten toegestaan, onder voorwaarden zoals benoemd in 4.5.3;
  • d. de minimale afstand tot de waterlopen bedraagt 5 meter;
  • e. de afstand tot de perceelsgrens dient minimaal 1 meter te bedragen.
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - nieuwbouw dierverblijven uitgesloten' zijn geen nieuwe emissiepunten van dierenverblijven toegestaan voor dieren die conform de Wet Geurhinder en veehouderij behoren tot de dieren met vaste afstanden.

4.2.3 Bedrijfswoningen en bijbehorende bijgebouwen, aan- en uitbouwen binnen het bouwvlak

Voor het bouwen van bedrijfswoningen en bijbehorende bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is één bedrijfswoning toegestaan,
  • b. de maximale goothoogte van bedrijfswoning bedraagt maximaal 6 meter en de maximale hoogte 10 meter;
  • c. de inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer dan 750 m3 exclusief onderkeldering (of inclusief onderkeldering indien deze ten behoeve van de verblijfsfunctie wordt gebruikt) inclusief aan-en uitbouwen indien deze ten behoeve van de verblijfsfunctie worden gebruikt;
  • d. de maximale goothoogte van bijgebouwen bedraagt 3,5 meter en de maximale hoogte 6 meter;
  • e. de gezamenlijk oppervlakte aan bijgebouwen inclusief aan- en uitbouwen die niet ten behoeve van de verblijfsfunctie worden gebruikt mag maximaal 100 m2 bedragen;
  • f. de afstand van een vrijstaand bijgebouw tot de bedrijfswoning bedraagt niet meer dan 30 meter;
  • g. afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen dient minimaal 5 meter te bedragen;
  • h. de minimale afstand tot de waterlopen dient minimaal 5 meter te bedragen;
  • i. indien de bestaande afstand tot de zijdelingse perceelsgrens minder bedraagt dan de voorgeschreven afstand, dan dient deze bestaande afstand als minimale afstand te worden aangehouden;
  • j. (Vrijstaande) bijgebouwen mogen uitsluitend achter de gevellijn van de aanwezige bedrijfswoning worden gesitueerd.

4.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen het bouwvlak

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de gevellijn niet meer dan 1 meter mag bedragen;
  • b. bij de bedrijfswoning mag één carport of overkapping worden gebouwd met dien verstande dat:
    • 1. de gevellijn niet mag worden overschreden;
    • 2. de carport of overkapping uitsluitend mag worden gebouwd met een plat dak;
    • 3. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 meter;
    • 4. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 25 m²;
  • c. afstand tot de perceelsgrens dient minimaal 1 meter te bedragen met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen welke op de perceelsgrens gebouwd mogen worden.
  • d. de bouwhoogte (ashoogte) van windturbines en -molens mag niet meer dan 12 meter bedragen;
  • e. de bouwhoogte van een hooiberg mag niet meer dan 8 meter bedragen en de oppervlakte niet meer dan 25 m2. Per bedrijf mag maximaal één hooiberg worden gerealiseerd;
  • f. de bouwhoogte van een stapmolen mag niet meer dan 4,5 meter bedragen en de doorsnede/diameter mag niet meer dan 21 meter bedragen;
  • g. de oppervlakte van een zonnepaneleninstallatie mag maximaal 100 m2 bedragen, de bouwhoogte mag maximaal 2 meter zijn en er dient te worden aangetoond dat de verwachte opbrengst op bestaande gebouwen binnen het bouwvlak minder dan 60% van de optimale opbrengst bedraagt. Per bedrijf mag maximaal één zonnepaneleninstallatie worden gerealiseerd;
  • h. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 4 meter bedragen;
  • i. de oppervlakte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 10 m²;
  • j. paardenbakken, en/of paddock en/of stapmolen moeten worden aangelegd binnen het bouwvlak.

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.

4.4 Afwijking van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een afwijking verlenen voor:

4.4.1 Het verhogen van bedrijfsgebouwen

De bestaande goot- en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mogen worden vergroot, indien onder andere voldaan is aan de volgende voorwaarden:

  • a. de maximale goothoogte bedraagt 7 meter;
  • b. de maximale bouwhoogte bedraagt 12 meter;
  • c. aangetoond dient te worden dat het verhogen van bedrijfsgebouwen functioneel noodzakelijk is;
  • d. de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • e. op basis van een erfbeplantingsplan dient de landschappelijke inpassing verzekerd te zijn.

4.4.2 Verkleining afstand tot de perceelsgrenzen

Verkleining van de afstand van gebouwen tot de perceelsgrenzen tot minder dan 1 meter is mogelijk, indien onder andere voldaan is aan de volgende voorwaarden:

  • a. de verkleining is noodzakelijk voor de bedrijfsvoering;
  • b. de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast.

4.5 Specifieke gebruiksregels
4.5.1 Opslag

Ter plaatse van de aanduiding 'opslag' mag uitsluitend opslag plaatsvinden.

4.5.2 Bestaande dierverblijven voor dieren met vaste geurafstanden

Het houden van dieren die conform de Wet Geurhinder en veehouderij behoren tot de dieren met vaste geurafstanden in dierverblijven die ten tijde van de terinzagelegging reeds aanwezig zijn wordt niet als strijdig gebruik gerekend.

4.5.3 Ondergeschikt bedrijf

Ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf' zijn aanvullend aan de agrarische activiteiten bedrijfsactiviteiten ten behoeve van de opslag en de verwerking van rubber materialen toegestaan op het perceel mits:

  • a. de activiteiten ondergeschikt zijn aan de agrarische activiteiten;
  • b. de activiteiten uitsluitend bestaan uit opslag en beperkte verwerking van materialen;
  • c. de ondergeschikte detailhandel uitsluitend bestaat uit van ter plaatse verwerkte producten;
  • d. er geen chemische processen plaatsvinden.

4.5.4 Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
  • a. detailhandel, met uitzondering de streekeigen producten en producten van het in lid 4.5.3 toegestane ondergeschikte bedrijf;
  • b. een verkooppunt voor motorbrandstoffen (incl. LPG);
  • c. seksinrichtingen;
  • d. opslag van goederen en materialen buiten het bouwvlak;
  • e. het gebruik van gebouwen, behoudens de bedrijfswoning(en), voor permanente of tijdelijke bewoning en direct daarmee verband houdend gebruik van voorzieningen zoals gemeenschappelijke verblijfsruimte, sanitair, kook- en wasgelegenheid;
  • f. (proef)boringen naar gas, waaronder schaliegas.

4.5.5 Voorwaardelijke verplichting sloop voormalige agrarische bebouwing

Het gebruiken en/of laten gebruiken van gronden en bouwwerken binnen de bestemming 'Agrarisch - Paardenhouderij' mag alleen worden voortgezet als de sloop van de overtollige bedrijfsgebouwen binnen aanduiding 'overige zone – voorwaardelijke verplichting sloop voormalige agrarische bebouwing' op hetzelfde perceel volledig is uitgevoerd uiterlijk 5 jaar na het onherroepelijk worden van onderhavig bestemmingsplan en en/of volledig in stand wordt gehouden.

4.5.6 Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing

Het gebruiken en/of laten gebruiken van gronden en bouwwerken binnen de bestemming 'Agrarisch - Paardenhouderij' mag alleen worden voortgezet als de landschappelijk inpassing, voortkomend uit de benodigde kwaliteitsverbetering landschap, binnen de aanduiding 'overige zone - landschappelijke inpassing 2' volledig is uitgevoerd uiterlijk 5 jaar na het onherroepelijk worden van onderhavig bestemmingsplan en volledig in stand wordt gehouden.

4.6 Afwijking van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan een afwijking verlenen voor:

4.6.1 Een aan huis gebonden beroep in bijgebouwen of een aan huis gebonden bedrijf in hoofd- of bijgebouwen

Een aan huis gebonden beroep in bijgebouwen of een aan huis gebonden bedrijf in hoofd- of bijgebouwen is toegestaan, indien onder andere voldaan is aan de volgende voorwaarden:

  • a. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 100 m2 van de woning, de gronden en/of bijgebouwen gezamenlijk;
  • b. alleen detailhandel die rechtstreeks verband houdt met het ter plaatse uitgeoefende beroep of bedrijf is toegestaan;
  • c. de activiteit dient te worden uitgeoefend door de bewoner;
  • d. de activiteit mag uitsluitend worden uitgeoefend in de vorm van de categorie 1 en 2 bedrijven conform de in bijlage 4 opgenomen Lijst van Bedrijfsactiviteiten;
  • e. horeca is niet toegestaan;
  • f. het beroep of bedrijf mag geen onevenredig verkeersaantrekkende werking hebben;
  • g. voldoende parkeergelegenheid binnen het bouwvlak wordt gerealiseerd zoals bedoeld in artikel 18.1;
  • h. buitenopslag is niet toegestaan;
  • i. reclame-uitingen zijn niet toegestaan;
  • j. laden en lossen mag uitsluitend op eigen terrein plaatsvinden;
  • k. de activiteit milieuhygiënisch aanvaardbaar is.

4.6.2 Nevenactiviteiten binnen bebouwingsconcentraties

De volgende nevenactiviteiten zijn toegestaan:

  • a. niet aan het buitengebied gebonden bedrijven in de vorm van de categorie 1 en 2 bedrijven conform de in bijlage 5 opgenomen Lijst van Bedrijfsactiviteiten;
  • b. agrarisch-verwante bedrijven en agrarisch-technische bedrijven, waarbij de bedrijven met een grote verkeersaantrekkende werking zoals loon- en grondverzetbedrijven zich uitsluitend kunnen vestigen in de bebouwingsconcentraties aan grote doorgaande wegen;
  • c. statische opslag tot een maximale oppervlakte van 1000 m², mits het geen handelsactiviteiten betreft;
  • d. verblijfsrecreatie (minicamping, camperplaatsen en/of trekkershutten) met een maximale oppervlakte van 1 hectare, met dien verstande dat:
    • 1. de al bestaande (mini)campings niet van deze nevenactiviteit gebruik mogen maken;
    • 2. er maximaal 5 trekkershutten opgericht mogen worden;
    • 3. er maximaal 10 camperplaatsen opgericht mogen worden;
    • 4. een standplaats op een minicamping heeft een minimale oppervlakte van 230 m² en een camperplaats heeft een minimale oppervlakte van 100 m2;
    • 5. verblijfsrecreatie uitsluitend plaatsvindt in de periode van 1 maart tot en met 1 november en van 16 december tot en met 16 januari;
    • 6. de afstand van het terrein tot de woningen van omwonenden dient minimaal 50 meter te bedragen;
    • 7. de minicamping deels op de aangrenzende agrarische bestemming mag worden opgericht;
    • 8. er landschappelijke inpassing plaatsvindt van minimaal 30% van de oppervlakte van de minicamping binnen het bouwvlak;
  • e. groepsaccommodatie tot een maximale oppervlakte van 400 m²;
  • f. een bed & breakfast accommodatie in bijgebouwen bij een bedrijfswoning voor maximaal 10 personen verdeeld over maximaal 5 kamers. Dit is inclusief de aanwezige accommodatie in de bedrijfswoning, waarbij de totale oppervlakte aan bed & breakfast accommodatie niet meer mag bedragen dan 100 m2;
  • g. dagrecreatieve voorzieningen, zoals een speeltuin en verhuur van fietsen tot een maximale oppervlakte van 400 m²;
  • h. horeca ten dienste van extensieve recreatie, zoals een theetuin en een ijs/snackverkooppunt tot maximaal 100 m² (gezamenlijke oppervlakte van binnen- en buitenruimte);
  • i. zorgfuncties en/of maatschappelijke functies tot een maximale oppervlakte van 400 m²;
  • j. bij cumulatie van meerdere vormen van nevenactiviteiten/verbrede landbouw dan wel aan huis gebonden beroepen mag het totale daarvoor te gebruiken bruto vloeroppervlak niet meer bedragen dan 400 m² behalve wanneer sprake is van een combinatie met statische opslag of een minicamping. In het geval van statische opslag is een maximale oppervlakte voor nevenactiviteiten van in totaal 1.000 m² toegestaan waarvan minimaal 600 m2 dient te worden ingezet ten behoeve van statische opslag . Als het gaat om een minicamping is maximaal een oppervlak van 5000 m² voor nevenactiviteiten toegestaan waarvan minimaal 4600 m2 dient te worden ingezet ten behoeve van de minicamping.

indien onder andere voldaan is aan de volgende voorwaarden:

  • 1. de agrarische functie van aangrenzende, niet bij het bedrijf behorende gronden en bebouwing mag niet onevenredig worden aangetast;
  • 2. door de wijziging mag geen onevenredig grotere verkeersbelasting op aangrenzende wegen en paden plaatsvinden;
  • 3. voldoende parkeergelegenheid binnen het bouwvlak wordt gerealiseerd zoals bedoeld in artikel 18.1;
  • 4. de aanwezige landschappelijke en ecologische kwaliteiten mogen niet worden aangetast;
  • 5. op basis van een erfbeplantingsplan dient de landschappelijke inpassing verzekerd te zijn;
  • 6. alleen nevenfuncties die conform het bestemmingsplan voortgezet kunnen worden als vervolgfunctie zijn toegestaan;
  • 7. de werkzaamheden dienen door de bewoner te worden uitgeoefend.

4.6.3 Verbrede landbouw

De volgende verbrede landbouwactiviteiten zijn toegestaan:

  • a. verblijfsrecreatie (minicamping, camperplaatsen en/of trekkershutten) met een maximale oppervlakte van 1 hectare, met dien verstande dat:
    • 1. de al bestaande (mini)campings niet van deze nevenactiviteit gebruik mogen maken;
    • 2. er maximaal 5 trekkershutten opgericht mogen worden;
    • 3. er maximaal 10 camperplaatsen opgericht mogen worden;
    • 4. een standplaats op een minicamping heeft een minimale oppervlakte van 230 m² en een camperplaats heeft een minimale oppervlakte van 100 m2;
    • 5. verblijfsrecreatie uitsluitend plaatsvindt in de periode van 1 maart tot en met 1 november en van 16 december tot en met 16 januari;
    • 6. de afstand van het terrein tot de woningen van omwonenden dient minimaal 50 meter te bedragen;
    • 7. de minicamping deels op de aangrenzende agrarische bestemming mag worden opgericht;
    • 8. er landschappelijke inpassing plaatsvindt van minimaal 30% van de oppervlakte van de minicamping binnen het bouwvlak;
  • b. een bed & breakfast accommodatie in bijgebouwen bij een bedrijfswoning voor maximaal 10 personen verdeeld over maximaal 5 kamers. Dit is inclusief de aanwezige accommodatie in de bedrijfswoning, waarbij de totale oppervlakte aan bed & breakfast accommodatie niet meer mag bedragen dan 100 m2;
  • c. dagrecreatieve voorzieningen, zoals educatieve activiteiten tot een maximale oppervlakte van 400 m²;
  • d. bij cumulatie van meerdere vormen van nevenactiviteiten/verbrede landbouw dan wel aan huis gebonden beroepen mag het totale daarvoor te gebruiken bruto vloeroppervlak niet meer bedragen dan 400 m² behalve wanneer sprake is van een minicamping. In dat geval is maximaal een oppervlak van 5000 m² voor nevenactiviteiten toegestaan waarvan minimaal 4.600 m2 dient te worden ingezet ten behoeve van de minicamping.

indien onder andere voldaan is aan de volgende voorwaarden:

    • 1. de agrarische functie van aangrenzende, niet bij het bedrijf behorende gronden en bebouwing mag niet onevenredig worden aangetast;
    • 2. door de wijziging mag geen onevenredig grotere verkeersbelasting op aangrenzende wegen en paden plaatsvinden;
    • 3. voldoende parkeergelegenheid binnen het bouwvlak wordt gerealiseerd zoals bedoeld in artikel 18.1;
    • 4. de aanwezige landschappelijke en ecologische kwaliteiten mogen niet worden aangetast;
    • 5. op basis van een erfbeplantingsplan dient de landschappelijke inpassing verzekerd te zijn;
    • 6. de werkzaamheden dienen door de bewoner te worden uitgeoefend.

4.6.4 Plattelandswoning

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 4.1 onder c voor het gebruik van een agrarische bedrijfswoning als plattelandswoning waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. De woning ligt binnen een agrarisch bouwvlak;
  • b. De agrarische bedrijvigheid is en blijft als hoofdfunctie aanwezig. De aanwezigheid van een volwaardig bestaand bijbehorend bedrijf kan in ieder geval worden aangetoond middels een advies van de SAB;
  • c. De bouwregels zoals die gelden voor de reguliere agrarische bedrijfswoning zijn van overeenkomstige toepassing
  • d. De luchtkwaliteit ter plaatse van de woning dient aanvaardbaar te zijn.

4.6.5 Een andere vorm van agrarisch bedrijf

Het wijzigen van de aanduiding ten behoeve van een ander type agrarisch bedrijf is toegestaan, indien onder andere voldaan is aan de volgende voorwaarden:

  • a. omliggende (agrarische) bedrijven niet onevenredig worden belemmerd;
  • b. het initiatief dient milieuhygiënisch aanvaardbaar te zijn;
  • c. bestaande natuur- en/of landschappelijke waarden mogen niet in onevenredige mate worden aangetast;
  • d. de verkeerstaantrekkende werking van de nieuwe bedrijfsvorm niet onevenredig toeneemt en bovendien past bij de ontsluitingssituatie ter plaatse;
  • e. de ontwikkeling dient hydrologisch neutraal te zijn.

4.6.6 Een andere vorm van bedrijf

Het wijzigen van de functieaanduiding ten behoeve van een ander type bedrijf is toegestaan, indien onder andere voldaan is aan de volgende voorwaarden:

  • a. het een bedrijf betreft welke is opgenomen in categorie 1 of 2 conform de in bijlage 5 opgenomen Lijst van Bedrijfsactiviteiten dan wel een bedrijf dat daarmee gelijk te stellen is;
  • b. het geen bedrijf betreft met de aanduiding 'opslag';
  • c. omliggende (agrarische) bedrijven niet worden belemmerd;
  • d. de milieubelasting niet hoger dan of gelijkgesteld is aan categorie 1 of 2 conform de in bijlage 5 opgenomen Lijst van Bedrijfsactiviteiten;
  • e. het initiatief dient milieuhygiënisch aanvaardbaar te zijn;
  • f. voldoende parkeergelegenheid binnen het bouwvlak wordt gerealiseerd zoals bedoeld in artikel 18.1;
  • g. bestaande natuur- en/of landschappelijke waarden mogen niet in onevenredige mate worden aangetast;
  • h. de nieuwe bedrijfsvorm slechts een beperkte verkeer aantrekkende werking heeft, welke bovendien bij de ontsluitingssituatie ter plaatse past;
  • i. de ontwikkeling dient hydrologisch neutraal te zijn.

4.7 Wijzigingsbevoegdheden

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen voor:

4.7.1 De omschakeling van Agrarisch – Paardenhouderij naar grondgebonden agrarisch bedrijf

Het wijzigen van de bestemming Agrarisch - Paardenhouderij in een grondgebonden agrarisch bedrijf is toegestaan, indien onder andere voldaan is aan de volgende voorwaarden:

  • a. er dient sprake te zijn van een volwaardig agrarisch bedrijf;
  • b. de noodzaak van de omschakeling dient middels een ondernemingsplan te worden aangetoond;
  • c. er zich geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, water- en bodemhuishoudkundige of milieuhygiënische aard voordoen;
  • d. alle bedrijfsbebouwing die niet noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering wordt gesloopt, behoudens voor zover deze cultuurhistorische waarden bezit;
  • e. op basis van een erfbeplantingsplan dient de landschappelijke inpassing verzekerd te zijn, waarbij rekening moet worden gehouden dat de landschappelijk inpassing aansluitend aan het bouwvlak dient te worden opgericht met een minimum van 15% van het totale bouwvlak;
  • f. de landschappelijke inpassing dient opgenomen te worden binnen de aanduiding 'overige zone - landschappelijke inpassing 2';
  • g. de ontwikkeling gepaard gaat met een fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap, cultuurhistorie of van de extensieve recreatieve mogelijkheden van het gebied of de omgeving;
  • h. de ontwikkeling geen belemmering vormt uit oogpunt van externe veiligheid;
  • i. de ontwikkeling dient hydrologisch neutraal te zijn.

4.7.2 Het wijzigen van de bestemming Agrarisch - Paardenhouderij in de bestemming Recreatie

Het wijzigen van de bestemming Agrarisch - Paardenhouderij met een bouwvlak in de bestemming Recreatie is toegestaan, voor de volgende recreatieve voorzieningen:

  • 1. dagrecreatieve voorzieningen, zoals een speeltuin en verhuur van fietsen;
  • 2. horeca ten dienste van extensieve recreatie, zoals een theetuin en een ijs/snackverkooppunt tot maximaal 100 m² (gezamenlijke oppervlakte van binnen- en buitenruimte);
  • 3. groepsaccommodatie tot een maximale oppervlakte van 400 m²;

indien onder andere voldaan is aan de volgende voorwaarden:

  • a. de oppervlakte aan dag- en verblijfsrecreatieve voorzieningen per vrijgekomen agrarische bedrijfslocatie dient door sloop van overtollige bebouwing teruggebracht te worden tot 400 m², waarbij cultuurhistorische bebouwing gehandhaafd dienen te blijven;
  • b. aangetoond dient te worden dat agrarisch hergebruik redelijkerwijs niet haalbaar is;
  • c. aangetoond dient te worden dat volledige sanering in redelijkheid niet kan worden verlangd;
  • d. het initiatief moet passen binnen de draagkracht van het gebied;
  • e. het initiatief dient milieuhygiënisch aanvaardbaar te zijn;
  • f. voldoende parkeergelegenheid binnen het bouwvlak wordt gerealiseerd zoals bedoeld in artikel 18.1;
  • g. er geen beperking plaatsvindt van de omliggende agrarische bedrijven;
  • h. de functiewijziging slechts een beperkte verkeersaantrekkende werking heeft, welke bovendien bij de ontsluitingssituatie ter plaatse past;
  • i. buitenopslag niet is toegestaan;
  • j. de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • k. de ontwikkeling gepaard gaat met een fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap, cultuurhistorie of van de extensieve recreatieve mogelijkheden van het gebied of de omgeving;
  • l. de ontwikkeling geen belemmering vormt uit oogpunt van externe veiligheid;
  • m. de ontwikkeling voldoet aan de randvoorwaarden in de Verordening ruimte 2014 omtrent de vestiging van niet-agrarische functies in de groenblauwe mantel dan wel het gemengd landelijk gebied of soortgelijke randvoorwaarden in een opvolgende provinciale verordening;
  • n. de ontwikkeling dient hydrologisch neutraal te zijn.

4.7.3 Het wijzigen van de bestemming Agrarisch - Paardenhouderij in de bestemming Wonen

Het wijzigen van de bestemming Agrarisch - Paardenhouderij met een bouwvlak en bedrijfswoning in de bestemming Wonen is toegestaan, indien onder andere voldaan is aan de volgende voorwaarden:

  • a. aangetoond dient te worden dat agrarisch hergebruik niet meer rendabel is;
  • b. het agrarisch bedrijf dient te zijn beëindigd;
  • c. de wijziging mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende agrarische bedrijven;
  • d. de wijziging dient milieuhygiënisch aanvaardbaar te zijn;
  • e. de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • f. er dient een legale bedrijfswoning op het bouwvlak aanwezig te zijn;
  • g. de oppervlakte van het bouwvlak dient te worden verkleind ten behoeve van de wijziging naar Wonen;
  • h. de woning krijgt de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - vrijkomende agrarische bebouwing';
  • i. de overige gronden van deze bestemming worden bestemd overeenkomstig de aangrenzende gebiedsgerichte bestemmingen;
  • j. er geen sprake is van een duurzame locatie indien de gronden zijn gelegen binnen de op de verbeelding aangegeven 'reconstructiewetzone – verwevingsgebied';
  • k. de ontwikkeling gepaard gaat met een fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap, cultuurhistorie of van de extensieve recreatieve mogelijkheden van het gebied of de omgeving;
  • l. de ontwikkeling geen belemmering vormt uit oogpunt van externe veiligheid;
  • m. alle overtollige bebouwing gesloopt moet worden;
  • n. de ontwikkeling dient hydrologisch neutraal te zijn.

Artikel 5 Groen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groen en groenvoorzieningen;
  • b. speelvoorzieningen;
  • c. nutsvoorzieningen;
  • d. hondenuitlaatvoorzieningen;
  • e. straatmeubilair;
  • f. instandhouding en versterking van landschaps- en ecologische waarden;

met daaraan ondergeschikt;

  • g. ontsluitingswegen en paden;
  • h. (open) water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Toelaatbaarheid van bouwwerken:

Voor de toelaatbaarheid van bouwwerken geldt dat alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan.

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van palen en masten mag niet meer bedragen dan 12 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.

5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Afrastering

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2.2 onder a ten behoeve van een afrastering rond een trapveldje waar doelen zijn opgesteld met een hoogte van niet meer dan 5 m.

5.3.2 Speelvoorzieningen

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2.2 onder c voor het oprichten van speeltoestellen met een hoogte van niet meer dan 5 m.

Artikel 6 Natuur

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud, herstel en/of de ontwikkeling van natuurwaarde en/of ecologische waarde;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'waterberging', een waterberging;
  • a. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - compensatie ecologie', ontwikkeling ecologische zone;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone – landschappelijke inpassing 1', landschappelijke inpassing;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur- paardenwei', extensief medegebruik als paardenwei als onderdeel van het agrarisch bedrijf op aansluitende bestemming 'Agrarisch - Paardenhouderij'; ter plaatse van de aanduiding 'archeologische verwachtingswaarde 2', het behoud, herstel en ontwikkeling van de waarden, in het bijzonder voor het op de verbeelding aangeduide archeologische verwachtingswaarde;
  • d. paden en wegen;
  • e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

6.2 Bouwregels

Op deze gronden mag niet worden gebouwd.

 

6.3 Afwijking van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een afwijking verlenen voor:

 

6.3.1 Bouwwerken van geringe omvang

Het oprichten van bouwwerken van geringe omvang is toegestaan indien onder andere voldaan is aan de volgende voorwaarden:

  • a. de maximale oppervlakte bedraagt 10 m²;
  • b. de maximale bouwhoogte bedraagt 3 meter, met uitzondering van vogelwachterhuisjes waarvan de maximale bouwhoogte 5 meter mag bedragen en vogelnesten (bijvoorbeeld ooievaarsnesten) waarvan de maximale bouwhoogte 7 meter mag bedragen;
  • c. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt 2 meter.
6.4 Specifieke gebruiksregels
  • a. De landschappelijk inrichting voortkomend uit het 'Compensatie- en mitigatieplan natuurwaarden' dient ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - compensatie ecologie' te worden gerealiseerd zoals opgenomen in artikel 18.3.
  • b. De compenserende waterberging dient ter plaatse van de aanduiding 'waterberging' te worden gerealiseerd zoals opgenomen in artikel 18.4.
  • c. De landschappelijk inpassing voortkomend uit de benodigde kwaliteitsverbetering landschap voor het woonperceel Zandstraat 37 dient ter plaatse van de aanduiding 'overige zone – landschappelijke inpassing 1' te worden gerealiseerd zoals opgenomen in artikel 18.5.

6.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden
6.5.1 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde en werkzaamheden

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden verlenen voor:

 

een werk en/of werkzaamheden zoals weergegeven in sub a en b;

  • a. Archeologische verwachtingswaarde 1
    ingrepen die groter of gelijk zijn dan 100 m² en dieper dan 1 meter onder het huidig maaiveld.
  • b. Archeologische verwachtingswaarde 2
    ingrepen die groter of gelijk zijn dan 1 hectare en dieper dan 0,5 meter onder het huidig maaiveld.

indien voldaan is aan de volgende voorwaarden:

  • 1. ingeval er twee of meer aanduidingen op de desbetreffende gronden zijn gelegen, het zwaarste regime geldt;
  • 2. bij de beoordeling van de een werk en werkzaamheden worden de mogelijke gevolgen, zoals weergegeven in bijlage 7, getoetst;
  • 3. burgemeester en wethouders kunnen voor de beoordeling een daartoe bevoegd deskundige aanwijzen;
  • 4. indien het een werk en/of werkzaamheden binnen de aanduiding 'archeologische verwachtingswaarde 2' betreft, waarbij de ingrepen groter zijn dan ter plaatse is toegestaan, dient door middel van archeologisch onderzoek te worden aangetoond dat deze archeologische waarden niet worden aangetast.

 

6.5.2 Uitzonderingen

De omgevingsvergunningplicht in artikel 6.5.1 is niet van toepassing op het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde en werkzaamheden die:

  • a. binnen het bouwvlak worden uitgevoerd;
  • b. minder dan 100 m² bedragen en buiten het bouwvlak worden uitgevoerd;
  • c. van ondergeschikte betekenis zijn;
  • d. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • e. reeds bestonden op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd zijn en niet reeds in strijd zijn met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan of;
  • f. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

Artikel 7 Tuin

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen, behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - afschermend groen', uitsluitend groenvoorzieningen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone – compensatie ecologie', tevens beplanting ten behoeve van natuurcompensatie;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. ontsluitingswegen en paden;
  • e. (open) water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • f. groen en groenvoorzieningen;
  • g. parkeervoorzieningen.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Toelaatbaarheid van bouwwerken:

Voor de toelaatbaarheid van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. uitbouwen bij op aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, uitsluitend als erfafscheidingen;
  • c. De gronden ter plaatse van de 'specifieke vorm van groen - afschermend groen' dienen niet te worden beschouwd als erf in de zin van artikel 1 van bijlage II behorende bij het Besluit omgevingsrecht, zoals dat artikel luidt op het moment van de datum van inwerkingtreding van dit plan. Het realiseren van gebouwen en bouwwerken zonder vergunning is niet toegestaan.

7.2.2 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen uitsluitend uitbouwen in de vorm van erkers bij de op aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen worden gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. de diepte van een erker niet meer dan 1,5 m bedraagt;
  • b. de erker over ten hoogste 50% van de breedte van de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw wordt gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van de erker ten hoogste gelijk is aan de hoogte van de eerste bouwlaag + 0,25 m van het hoofdgebouw.
  • d. In afwijking van het bepaalde in lid a. mag ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouw' het ten tijde van de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan aanwezige bijgebouw worden behouden, met dien verstande dat:
    • 1. dit bijgebouw niet mag worden uitgebreid;
    • 2. bij vervanging van de bestaande bebouwing dient de maatvoering van de bestaande bebouwing behouden te blijven;
    • 3. in dit bijgebouw uitsluitend (statische) opslag mag plaatsvinden

7.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn c.q. voorgevel van op aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen niet meer dan 1 m mag bedragen.

7.3 Specifieke gebruiksregels
  • a. Bij de inrichting van deze bestemming dient ter plaatse van de aanduiding 'overige zone – compensatie ecologie', te worden voldaan aan de voorwaarden zoals opgenomen in artikel 18.3.
  • b. Het gebruiken en/of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - afschermend groen' binnen de bestemming 'Wonen' is alleen toegestaan als de realisatie van het afschermend groen conform het Beeldkwaliteitplan in bijlage 1 volledig is uitgevoerd, uiterlijk 2 jaar na de realisatie van de betreffende woningen en volledig in stand wordt gehouden.

7.4 Voorwaardelijke verplichting bodem
  • a. Indien de gronden nabij boorpunten B09 en B18 ter plaatse van deellocatie B (Christinastraat 1) op een andere wijze in gebruik worden genomen dan in de huidige situatie dient een aanvullend bodemonderzoek plaats te vinden.
  • b. indien uit bovengenoemd nader onderzoeken naar voren komt dat verontreiniging van de bodem aanwezig is dienen aanvullende maatregelen te worden getroffen en dienen deze voor uitvoering van het gewijzigd gebruik te worden uitgevoerd.

Artikel 8 Water

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • b. waterberging;
  • c. ecologische natuurwaarden;
  • d. waterlopen en daarbij behorende oevervoorzieningen;
  • e. kruisingen en overbruggingen ten behoeve van verkeersdoeleinden;
  • f. extensief recreatief medegebruik;
  • g. infiltratievoorzieningen;
  • h. beheer en onderhoud van waterlopen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

8.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. op de gronden mag niet worden gebouwd behoudens waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • b. de maximale goot- en bouwhoogte van deze bouwwerken bedraagt 3,5 meter, met uitzondering van bruggen waarvoor een maximale hoogte van 9 meter is toegestaan;
  • c. de maximale oppervlakte van een bouwwerk bedraagt 75 m², met uitzondering van bruggen waarvoor een maximale oppervlakte van 300 m² en een maximale breedte van 6 meter is toegestaan;
  • d. de bouwhoogte (ashoogte) van windturbines en -molens mag niet meer dan 12 meter bedragen.

8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.

8.4 Afwijking van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een afwijking verlenen voor:

 

8.4.1 Openbare aanlegplaatsen en steigers

De bouw van openbare aanlegplaatsen en/of steigers ten behoeve van bestaande bebouwing en functies die grenzen aan het water is toegestaan indien onder andere voldaan is aan de volgende voorwaarden:

  • a. geen steigers mogen worden aangebracht in rietkragen en groene oeverzones met een breedte van meer dan 2 meter;
  • b. met de aanleg van de steiger mag geen onevenredige (blijvende) schade worden aangebracht aan ter plekke aanwezige rietkragen of andere met oever- en moerasplanten begroeide oevers;
  • c. er dient toestemming gevraagd te worden bij de waterbeheerder;
  • d. in geval het geen openbare aanlegplaats betreft dient de eigenaar van de betreffende oeverzone en/of het water schriftelijk toestemming te verlenen;
  • e. de lengte van de steiger mag niet meer bedragen dan 5 meter en de breedte niet breder zijn dan 1 meter. De steiger mag niet meer dan 0,75 meter boven het wateroppervlakte (streefpeil) uitsteken;
  • f. per steiger mogen niet meer dan 2 afmeerpalen gerealiseerd worden met een onderlinge afstand van maximaal 4 meter;
  • g. de steiger dient 'onderloops' te zijn, hetgeen betekent, dat het water onder de steiger en het plankier vrije doorloop moet hebben;
  • h. de steiger wordt bij voorkeur aangelegd in combinatie met een natuurvriendelijke inrichting achter de steiger.

8.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. kamperen;
  • b. opslag van goederen en materialen;
  • c. (proef)boringen naar gas, waaronder schaliegas.

8.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden
8.6.1 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde en werkzaamheden

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden verlenen voor:

 

een werk en/of werkzaamheden zoals weergegeven in sub a en b;

  • a. Archeologische verwachtingswaarde 1
    ingrepen die groter of gelijk zijn dan 100 m² en dieper dan 1 meter onder het huidig maaiveld.
  • b. Archeologische verwachtingswaarde 2
    ingrepen die groter of gelijk zijn dan 1 hectare en dieper dan 0,5 meter onder het huidig maaiveld.

indien voldaan is aan de volgende voorwaarden:

  • 1. ingeval er twee of meer aanduidingen op de desbetreffende gronden zijn gelegen, het zwaarste regime geldt;
  • 2. bij de beoordeling van de een werk en werkzaamheden worden de mogelijke gevolgen, zoals weergegeven in bijlage 7, getoetst;
  • 3. burgemeester en wethouders kunnen voor de beoordeling een daartoe bevoegd deskundige aanwijzen;
  • 4. indien het een werk en/of werkzaamheden binnen de aanduiding 'archeologische verwachtingswaarde 2' betreft, waarbij de ingrepen groter zijn dan ter plaatse is toegestaan, dient door middel van archeologisch onderzoek te worden aangetoond dat deze archeologische waarden niet worden aangetast.

 

8.6.2 Uitzonderingen

De omgevingsvergunningplicht in artikel 8.6.1 is niet van toepassing op het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde en werkzaamheden die:

  • a. binnen het bouwvlak worden uitgevoerd;
  • b. minder dan 100 m² bedragen en buiten het bouwvlak worden uitgevoerd;
  • c. van ondergeschikte betekenis zijn;
  • d. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • e. reeds bestonden op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd zijn en niet reeds in strijd zijn met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan of;
  • f. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

Artikel 9 Wonen

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen in een woonhuis/woning al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep, inclusief tuinen en erven;
  • b. bed & breakfast tot een maximum van 2 tweepersoonskamers in de woning;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. ontsluitingswegen en paden;
  • d. (open) water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • e. groen en groenvoorzieningen;
  • f. parkeervoorzieningen
  • g. voorziening van algemeen nut.

9.2 Bouwregels
9.2.1 Toelaatbaarheid van bouwwerken

Voor de toelaatbaarheid van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. ter plaatse van het bouwvlak mag worden gebouwd:
    • 1. gebouwen ten behoeve van het bepaalde in 9.1 onder a;
    • 2. bijbehorende bouwwerken ten behoeve van de onder a bedoelde doeleinden;
    • 3. carports, veranda's en overkappingen;
    • 4. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. buiten het bouwvlak mag worden gebouwd:
    • 1. bijbehorende bouwwerken ten behoeve van de onder a bedoelde doeleinden;
    • 2. carports, veranda's en overkappingen;
    • 3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
  • c. het bepaalde onder a en b is uitgesloten ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - waterberging';
  • d. aanvullend dienen de gronden ter plaatse van de aanduiding 'waterberging' niet te worden beschouwd als erf in de zin van artikel 1 van bijlage II behorende bij het Besluit omgevingsrecht, zoals dat artikel luidt op het moment van de datum van inwerkingtreding van dit plan. Het realiseren van gebouwen en bouwwerken zonder vergunning is niet toegestaan.
  • e. het aantal woningen/wooneenheden mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’ is aangegeven;
  • f. Op of in de in 9.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd, met inachtname van het bepaalde dat in het beeldkwaliteitsplan (bijlage 1 bij de regels) is opgenomen;

9.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen uitsluitend in de vorm van woningen/wooneenheden gelden de volgende bepalingen:

  • a. binnen 'het bouwvlak mogen de hoofdgebouwen uitsluitend in de bebouwingstypen:
    • 1. 'aaneengebouwd';
    • 2. 'twee-aaneen';
    • 3. 'vrijstaand';

worden gebouwd;

  • b. het aantal woningen per bouwvlak mag niet meer bedragen dan met de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is weergegeven; verwijzing alg bouwregels
  • c. de goot- en bouwhoogte van een gebouw mag niet m eer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte, maximum bouwhoogte' is aangegeven;
  • d. voor de dakhelling gelden de volgende bepalingen: vanaf de maximaal toegestane goothoogte dienen de gebouwen te worden afgedekt met hellende dakvlakken, waarvan de helling niet meer mag bedragen dan 60°, met dien verstande dat:
    • 1. tussen de aldus bepaalde (denkbeeldige) maximale contouren van het dak ook platte afdekkingen, dakvlakken met een helling van meer dan 60° en rechtopgaande gevelconstructies, waaronder ook topgevels, zijn toegestaan;
    • 2. overschrijding van de (denkbeeldige) 60°-lijn is toegestaan voor dakkapellen, schoorstenen en andere uitstekende bouwdelen van ondergeschikte betekenis. Bij dakvlakken, met uitzondering van dakvlakken die van de weg af zijn gekeerd, wordt een overschrijding daarbij in ieder geval als 'niet ondergeschikt' aangemerkt, wanneer de uitstekende bouwdelen meer dan de helft van de breedte van het dakvlak beslaan;
  • e. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen voor hoofdgebouwen in de vorm van:
    • 1. vrijstaande woningen mag aan beide zijden niet minder dan 3 m bedragen;
    • 2. twee-aaneen gebouwde woningen mag aan één zijde niet minder dan 3 m bedragen;
  • f. de afstand tot de achterste perceelsgrens mag niet minder dan 5 m bedragen;
  • g. de voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevellijn of op een afstand van niet meer dan 3 m daarachter.

9.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bij een hoofdgebouw mag, voor zover deze worden gebouwd buiten het bouwvlak:
    • 1. op bouwpercelen tot 300 m² niet meer bedragen dan 65 m²;
    • 2. op bouwpercelen gelijk aan of groter dan 300 m² niet meer bedragen dan 65 m², vermeerderd met 10% van het aantal vierkante meters dat het bouwperceel groter is dan 300 m², met dien verstande dat de totale bebouwde oppervlakte aan bijgebouwen en bijbehorende bouwwerken niet meer dan 250 m² mag bedragen;
  • c. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 3,25 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 6 m bedragen.

9.2.4 Ondergronds bouwen voor gebouwen

Voor het ondergronds bouwen geldt de volgende bepaling:

  • a. ondergronds bouwen mag uitsluitend binnen het bouwvlak dan wel onder bijbehorende bouwwerken met dien verstande dat minimaal 1 m uit de zijdelingse perceelsgrens gebouwd dient te worden en er een maximale bouwdiepte van 4 meter onder peil geldt.

9.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer dan 1 m mag bedragen;
  • b. bij een woonhuis mag één carport worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. de voorgevellijn niet mag worden overschreden;
    • 2. de carport, veranda en overkapping uitsluitend mag worden gebouwd met een plat dak;
    • 3. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3,25 m;
    • 4. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 25 m²;
  • c. een zwembad mag niet voor de voorgevel zijn gelegen en dient 1 m uit de zijdelingse perceelsgrens te worden aangelegd;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 4 meter bedragen.

9.3 Afwijken van de bouwregels
9.3.1 Mogelijkheden tot afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in sub 9.2.3 onder a voor het oprichten van bijgebouwen en/of bijbehorende bouwwerken op een afstand van minder dan 3 meter van de voorgevel van het hoofdgebouw, mits:

  • a. het bijgebouw en/of bijbehorende bouwwerken past wat betreft situering en afmetingen in de stedenbouwkundige opzet van het gebied;
  • b. door de bouw van het bijgebouw en/of bijbehorende bouwwerken vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. Dit betekent onder andere dat de bezonning en het uitzicht van de naastgelegen percelen niet onevenredig mogen worden geschaad.

9.3.2 Voorwaarden voor afwijking

De in lid 9.3.1 genoemde afwijkingen kunnen slechts worden verleend, indien het onderstaande in acht wordt genomen:

  • a. de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • b. er mogen geen onevenredig nadelige gevolgen ontstaan voor het woonmilieu;
  • c. de ruimtelijke situatie is planologisch en stedenbouwkundig aanvaardbaar.

9.4 Specifieke gebruiksregels

Het gebruiken en/of laten gebruiken van de gronden binnen deze bestemming is alleen toegestaan, mits voldaan wordt aan de voorwaarden zoals opgenomen in de artikelen 18.3, 18.4 en 18.5.

9.4.1 Aan-huis-verbonden-beroep

Binnen de bestemming ‘Wonen’ is de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  • a. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van:
    • 1. 45 m² bij bouwpercelen tot 750 m²;
    • 2. 60 m² bij bouwpercelen van 750 tot 1.500 m²;
    • 3. 75 m² bij bouwpercelen vanaf 1.500 m²;
  • b. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
  • c. detailhandel en horeca is niet toegestaan;
  • d. buitenopslag is niet toegestaan;
  • e. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner;
  • f. de activiteit moet milieuhygiënisch inpasbaar zijn in de omgeving.

9.4.2 Voorwaardelijke verplichting afschermend groen

Het gebruiken en/of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - afschermend groen' is alleen toegestaan als de realisatie van afschermend groen binnen de bestemming 'Tuin' ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - afschermend groen' conform het Beeldkwaliteitplan in bijlage 1 volledig uiterlijk 2 jaar na de realisatie van de betreffende woningen is uitgevoerd en volledig in stand wordt gehouden.

9.4.3 Voorwaardelijke verplichting parkeren

Het gebruiken en/of laten gebruiken van de gronden binnen deze bestemming is alleen toegestaan indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. er dienen voldoende parkeerplaatsen gerealiseerd te worden, met inachtname van het bepaalde in lid 18.1;
  • b. Bij vrijstaande, twee-aaneengebouwde en hoekwoningen dient per woning ten minste 1 parkeerplaats op eigen terrein te worden gerealiseerd en in stand gehouden.

Artikel 10 Wonen - 1 (Christinastraat)

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 1 (Christinastraat)' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen in een woonhuis/woning al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep, inclusief tuinen en erven;
  • b. bed & breakfast tot een maximum van 2 tweepersoonskamers in de woning;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. ontsluitingswegen en paden;
  • d. (open) water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • e. groen en groenvoorzieningen;
  • f. parkeervoorzieningen.

10.2 Bouwregels
10.2.1 Toelaatbaarheid van bouwwerken:

Voor de toelaatbaarheid van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. ter plaatse van het bouwvlak mag worden gebouwd:
    • 1. gebouwen ten behoeve van het bepaalde in 10.1 onder a en b;
    • 2. bijbehorende bouwwerken ten behoeve van de in 10.1 onder a en b bedoelde doeleinden;
    • 3. carports, veranda's en overkappingen;
    • 4. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. het aantal woningen mag niet meer dan 1 bedragen per bouwvlak, tenzij ter plaatse met de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' een ander aantal is weergegeven;
  • c. het aantal woningen mag niet worden uitgebreid.

10.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. nieuwbouw van woningen is niet toegestaan met uitzondering van vervangende nieuwbouw;
  • b. ter plaatse van de aanduiding:
    • 1. 'aaneengebouwd';
      mogen de hoofdgebouwen uitsluitend in het aangegeven bebouwingstype worden gebouwd;
  • c. de goot- en bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte, maximum bouwhoogte' is aangegeven;
  • d. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen voor hoofdgebouwen in de vorm van:
    • 1. aaneen gebouwde woningen mag aan één zijde niet minder dan 3 m bedragen;
    • 2. Indien de bestaande afstand tot de zijdelingse perceelsgrens minder bedraagt dan de voorgeschreven afstand, dan dient deze bestaande afstand als minimale afstand te worden aangehouden.
  • e. de voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevellijn of op een afstand van niet meer dan 3 m daarachter.

10.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd;

de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bij een hoofdgebouw mag, voor zover deze worden gebouwd buiten het bouwvlak:

    • 1. op bouwpercelen tot 300 m² niet meer bedragen dan 65 m²;
    • 2. op bouwpercelen gelijk aan of groter dan 300 m² niet meer bedragen dan 65 m², vermeerderd met 10% van het aantal vierkante meters dat het bouwperceel groter is dan 300 m², met dien verstande dat de totale bebouwde oppervlakte aan bijgebouwen en bijbehorende bouwwerken niet meer dan 250 m² mag bedragen;
  • a. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 3,25 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 6 m bedragen.

10.2.4 Erkers

Voor het bouwen van uitbouwen in de vorm van erkers bij de op aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • c. de diepte van een erker mag niet meer bedragen dan 1,5 m;
  • d. de erker mag over ten hoogste 50% van de breedte van de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw worden gebouwd;
  • e. de bouwhoogte van de erker moet ten hoogste gelijk zijn aan de hoogte van de eerste bouwlaag + 0,25 m van het hoofdgebouw.

10.2.5 Ondergronds bouwen

Voor het ondergronds bouwen geldt de volgende bepaling:

  • a. ondergronds bouwen mag uitsluitend binnen het bouwvlak dan wel onder bijbehorende bouwwerken met dien verstande dat minimaal 1 m uit de zijdelingse perceelsgrens gebouwd dient te worden.

10.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn c.q. voorgevel niet meer dan 1 m mag bedragen;
  • b. bij een woonhuis mag één carport, veranda of overkapping worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. de voorgevellijn niet mag worden overschreden;
    • 2. de carport uitsluitend mag worden gebouwd met een plat dak;
    • 3. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 m;
    • 4. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 25 m2;
  • c. een zwembad dient 1 m uit de zijdelingse perceelsgrens te worden aangelegd;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 4 meter bedragen.

10.3 Afwijken van de bouwregels
10.3.1 Mogelijkheden tot afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in sub 10.2.3 onder a voor het oprichten van bijgebouwen en/of bijbehorende bouwwerken op een afstand van minder dan 3 meter van de voorgevel van het hoofdgebouw, mits:

  • a. het bijgebouw en/of bijbehorende bouwwerken past wat betreft situering en afmetingen in de stedenbouwkundige opzet van het gebied;
  • b. door de bouw van het bijgebouw en/of bijbehorende bouwwerken vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. Dit betekent onder andere dat de bezonning en het uitzicht van de naastgelegen percelen niet onevenredig mogen worden geschaad.

10.3.2 Voorwaarden voor afwijking

De in lid 10.3.1 genoemde afwijkingen kunnen slechts worden verleend, indien het onderstaande in acht wordt genomen:

  • a. de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • b. er mogen geen onevenredig nadelige gevolgen ontstaan voor het woonmilieu;
  • c. de ruimtelijke situatie is planologisch en stedenbouwkundig aanvaardbaar.

10.4 Specifieke gebruiksregels

Binnen de bestemming 'Wonen - 1 (Christinastraat)' is de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  • a. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van:
    • 1. 45 m² bij bouwpercelen tot 750 m²;
    • 2. 60 m² bij bouwpercelen van 750 tot 1.500 m²;
    • 3. 75 m² bij bouwpercelen vanaf 1.500 m²;
  • b. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
  • c. detailhandel en horeca is niet toegestaan;
  • d. buitenopslag is niet toegestaan;
  • e. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner;
  • f. de activiteit moet milieuhygiënisch inpasbaar zijn in de omgeving.

 

Artikel 11 Wonen - 2 (bestaande woningen Zandstraat)

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen in een woonhuis/woning;
  • b. per bouwvlak is één woning toegestaan;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'relatie', is één gekoppeld bouwvlak toegestaan;
  • d. een bed&breakfast accommodatie voor maximaal 10 personen verdeeld over maximaal 5 kamers binnen het hoofdgebouw. Dit is inclusief de aanwezige accommodatie in bijgebouwen die door het bevoegd gezag middels een afwijking kan worden verleend;
  • e. de uitoefening van een aan huis gebonden beroep in het hoofdgebouw, met dien verstande dat het oppervlak ten behoeve van de beroepsmatige activiteiten, maximaal 100 m2 van het vloeroppervlak per woning bedraagt en uitgevoerd wordt door de bewoner;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - bebouwingsconcentratie', een bebouwingsconcentratie;
  • g. tuinen, erven en terreinen;
  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • j. groenvoorzieningen;
  • k. ter plaatse van de aanduiding ‘bouwvlak’, een bouwvlak waarbinnen bebouwing onder voorwaarden is toegestaan. Buiten het bouwvlak is bebouwing niet toegestaan behoudens de afwijkingsmogelijkheden in artikel 11.3.

11.2 Bouwregels

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht;
  • b. ter plaatse van het gekoppelde bouwvlak zijn op het gedeelte van het bouwvlak waar de woning niet is gesitueerd de legaal aanwezige bijgebouwen toegestaan.

11.2.1 Woning binnen het bouwvlak

Voor het bouwen van een woning gelden de volgende bepalingen:

  • a. één woning is toegestaan binnen het bouwvlak;
  • b. de woning dient op minimaal 50% ter plaatse van de bestaande fundering van de woning te worden opgericht bij herbouw tenzij er sprake is van nieuwbouw van een woning;
  • c. de inhoud van de woning bedraagt maximaal 600 m³ exclusief onderkeldering (of inclusief onderkeldering indien deze ten behoeve van de verblijfsfunctie wordt gebruikt) inclusief aan- en uitbouwen indien deze ten behoeve van de verblijfsfunctie worden gebruikt of in ieder geval niet meer dan op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerp-bestemmingsplan en het geen woning betreft welke in het verleden gesplitst is geweest. Indien het een karakteristieke boerderij betreft, geldt de bestaande inhoud. In afwijking van het voorgaande geldt dat ter plaatse van de aanduiding ‘maximum volume’, de inhoud van de woning(en) in totaal niet groter mag zijn dan de aangegeven inhoud;
  • d. de inhoud en maatvoering van een karakteristieke boerderij dienen te worden behouden;
  • e. de woning dient ten opzichte van de weg zodanig te worden gepositioneerd dat deze in lijn staat met de woningen van aanliggende percelen;
  • f. de maximale goothoogte van de woning bedraagt 6 meter en de maximale hoogte bedraagt 10 meter;
  • g. het hoofdgebouw moet zijn voorzien van een kap met een dakhelling van ten minste 25° en ten hoogste 60°, met dien verstande dat deze dakhelling niet geldt bij een gebogen kap;
  • h. afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen dient minimaal 5 meter te bedragen;
  • i. de minimale afstand tot de waterlopen dient minimaal 5 meter te bedragen;
  • j. indien de bestaande afstand tot de zijdelingse perceelsgrens minder bedraagt dan de voorgeschreven afstand, dan dient deze bestaande afstand als minimale afstand te worden aangehouden;
  • k. de afstand van de woning tot de weg is gelijk aan de afstand welke aanwezig is op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerp-bestemmingsplan tenzij er sprake is van nieuwbouw van een woning;
  • l. woningen en/of vrijstaande bijgebouwen mogen niet vóór de gevellijn gebouwd worden. Indien er geen hoofdgebouw aanwezig is, dienen de woningen in de lijn van de omliggende woningen te worden gesitueerd;

11.2.2 Bijgebouwen inclusief aan- en uitbouwen die niet ten behoeve van de verblijfsfunctie worden gebruikt binnen het bouwvlak

Voor het bouwen van bijgebouwen inclusief aan- en uitbouwen die niet ten behoeve van de verblijfsfunctie worden gebruikt gelden de volgende bepalingen:

  • a. het gezamenlijk oppervlak aan bijgebouwen bij de woning mag per woning maximaal 100 m² bedragen, tenzij met een aanduiding is aangegeven wat het maximale bebouwde oppervlakte mag bedragen. De maximale oppervlakte aan bebouwing mag dan niet meer bedragen dan is aangegeven, dit is exclusief de oppervlakte van de woning;
  • b. de oppervlakte van de bijgebouwen mag maximaal 200 m² bedragen als er sprake is geweest van samenvoeging van twee woningen tot één woning;
  • c. afstand van de bijgebouwen tot de perceelsgrens dient minimaal 1 meter te bedragen;
  • d. de afstand van een bijgebouw tot de woning bedraagt niet meer dan 30 meter. Deze maatvoering dient ook in acht te worden genomen bij de herbouw van een bijgebouw;
  • e. de maximale goothoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 3,5 meter en de maximale hoogte 6 meter;

11.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen het bouwvlak

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de gevellijn niet meer dan 1 meter mag bedragen;
  • b. bij de woning mag één carport of overkapping worden gebouwd met dien verstande dat:
    • 1. de gevellijn niet mag worden overschreden;
    • 2. de carport of overkapping uitsluitend mag worden gebouwd met een plat dak;
    • 3. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3,25 meter;
    • 4. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 25 m²;
  • c. afstand tot de perceelsgrens dient minimaal 1 meter te bedragen met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen welke op de perceelsgrens gebouwd mogen worden;
  • d. de bouwhoogte (ashoogte) van windturbines en -molens mag niet meer dan 12 meter bedragen;
  • e. bij een karakteristieke boerderij mag een hooiberg worden opgericht mits landschappelijk ingepast. De bouwhoogte van een hooiberg mag niet meer dan 8 meter bedragen en de oppervlakte niet meer dan 25 m2. Per woning mag maximaal één hooiberg worden gerealiseerd;
  • f. de oppervlakte van een zonnepaneleninstallatie mag maximaal 100 m2 bedragen, de bouwhoogte mag maximaal 2 meter zijn en er dient te worden aangetoond dat de verwachte opbrengst op bestaande gebouwen binnen het bouwvlak minder dan 60% van de optimale opbrengst bedraagt. Per woning mag maximaal één zonnepaneleninstallatie worden gerealiseerd;
  • g. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 4 meter bedragen;
  • h. de oppervlakte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 10 m².

11.3 Afwijking van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een afwijking verlenen voor:

11.3.1 De herbouw woning buiten de fundering van de bestaande woning

Herbouw van de woning buiten de fundering van de bestaande woning is toegestaan, indien is voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. dit vanuit het verkeersbelang/verkeersveiligheid dan wel vanuit een beter woonmilieu wenselijk is;
  • b. de afstand tot de weg mag niet meer bedragen dan noodzakelijk is in verband met het verkeersbelang dan wel het woonmilieu;
  • c. er dienen zich geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, water- en bodemhuishoudkundige of milieuhygiënische aard voor te doen;
  • d. er sprake is van een sterke verbetering van de beeldkwaliteit in de directe omgeving;
  • e. vervangende nieuwbouw van de woning of bijgebouwen dient gepaard te gaan met sloop van overtollige bebouwing. Voor elke 500 m² die wordt gesloopt mag de woning met 50 m³ worden vergroot tot een maximum van 850 m³;
  • f. in het geval dat de te vervangen woning een cultuurhistorisch waardevol object betreft, is een advies van de gemeentelijke monumentencommissie noodzakelijk;
  • g. op basis van een erfbeplantingsplan dient de landschappelijke inpassing verzekerd te zijn;
  • h. bij het samenvoegen van de vierkante meters van verschillende te slopen bouwwerken mag het nieuwe bijgebouw geen bedrijfsmatige uitstraling krijgen.

11.3.2 De vergroting van de woning en bijgebouwen, aan- en uitbouwen in geval van afbraak

De woning en/of bijgebouwen, aan- en uitbouwen mogen worden vergroot, indien is voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. indien het gezamenlijk oppervlak van de bijgebouwen op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerp-bestemmingsplan groter is dan 100 m² geldt het volgende:
    • 1. bij afbraak van voornoemd(e) bijgebouw(en), mag het onder a. genoemde oppervlak worden verhoogd onder de volgende voorwaarden:
      • de verhoging bedraagt 50% van het oppervlak van het te slopen surplus aan gebouw(en);
      • het maximaal toegestaan totale oppervlakte aan bijgebouwen, bedraagt, na bedoelde afbraak, echter 200 m²;
      • de woning mag worden vergroot, gerelateerd aan de oppervlakte bijgebouwen die worden gesloopt:
    • 2. voor elke 500 m² die wordt gesloopt, mag de woning met 50 m³ worden vergroot;
    • 3. de inhoud van de woning mag – in totaliteit – niet meer dan 850 m³ bedragen;
    • 4. bij sloop mag de woning indien deze aangeduid is als 'specifieke vorm van wonen - vrijkomende agrarische bedrijfsbebouwing' worden vergroot naar 600 m³ en daar bovenop de hierboven beschreven sloopregeling;
    • 5. op basis van een erfbeplantingsplan dient de landschappelijke inpassing verzekerd te zijn.

11.3.3 Het vergroten van de woning

De inhoud van de bestaande woning mag worden vergroot, indien onder andere voldaan is aan de volgende voorwaarde:

  • a. het een inpandige verbouwing van een karakteristieke boerderij betreft.

11.4 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.

11.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. detailhandel;
  • b. een verkooppunt voor motorbrandstoffen (incl. LPG);
  • c. seksinrichtingen;
  • d. kamperen;
  • e. opslag van goederen en materialen voor de gevellijn;
  • f. permanente of tijdelijke bewoning, voor zover het vrijstaande bijgebouwen betreft,
  • g. bewoning als afhankelijke woonruimte;
  • h. het gebruik van parapluhooibergen ten behoeve van een verblijfsruimte;
  • i. (proef)boringen naar gas, waaronder schaliegas.

11.6 Afwijking van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan een afwijking verlenen voor:

11.6.1 Een aan huis gebonden beroep in bijgebouwen of een aan huis gebonden bedrijf in hoofd- of bijgebouwen
  • a. Een aan huis gebonden beroep in bijgebouwen of een aan huis gebonden bedrijf in hoofd- of bijgebouwen is toegestaan, indien onder andere voldaan is aan de volgende voorwaarden:
  • b. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 100 m2 van de woning, de gronden en/of bijgebouwen gezamenlijk;
  • c. alleen detailhandel die rechtstreeks verband houdt met het ter plaatse uitgeoefende beroep of bedrijf is toegestaan;
  • d. de activiteit dient te worden uitgeoefend door de bewoner;
  • e. de activiteit mag uitsluitend worden uitgeoefend in de vorm van de categorie 1 en 2 bedrijven conform de in bijlage 5 opgenomen Lijst van Bedrijfsactiviteiten;
  • f. horeca is niet toegestaan;
  • g. het beroep of bedrijf mag geen onevenredig verkeersaantrekkende werking hebben;
  • h. voldoende parkeergelegenheid binnen het bouwvlak wordt gerealiseerd zoals bedoeld in artikel 18.1;
  • i. buitenopslag is niet toegestaan;
  • j. reclame-uitingen zijn niet toegestaan;
  • k. laden en lossen mag uitsluitend op eigen terrein plaatsvinden;
  • l. de activiteit dient milieuhygiënisch aanvaardbaar te zijn;
11.6.2 Dagrecreatieve voorzieningen als nevenfunctie

Dagrecreatieve voorzieningen als nevenfunctie bij de woning zijn toegestaan, indien onder andere voldaan is aan de volgende voorwaarden:

  • a. het uitsluitend een theetuin met een maximum oppervlakte van 100 m² (gezamenlijke oppervlakte van binnen- en buitenruimte) of een atelier betreft;
  • b. deze binnen de bestaande bebouwing plaatsvindt;
  • c. door de wijziging geen onevenredig grotere verkeersbelasting op aangrenzende wegen en paden mag plaatsvinden;
  • d. voldoende parkeergelegenheid binnen het bouwvlak wordt gerealiseerd zoals bedoeld in artikel 18.1;
  • e. de werkzaamheden dienen door de bewoner te worden uitgeoefend. .

11.6.3 Een bed&breakfast accommodatie in bijgebouwen

Een bed&breakfast accommodatie in bijgebouwen is toegestaan, indien onder andere voldaan is aan de volgende voorwaarden:

  • a. de accommodatie voor maximaal 5 kamers en voor maximaal 10 personen is toegestaan. Dit is inclusief de aanwezige accommodatie in het hoofdgebouw;
  • b. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer;
  • c. deze binnen de bestaande bebouwing, niet zijnde een parapluhooiberg, plaatsvindt;
  • d. voldoende parkeergelegenheid binnen het bouwvlak wordt gerealiseerd zoals bedoeld in artikel 18.1;
  • e. de werkzaamheden dienen door de bewoner te worden uitgeoefend.

11.6.4 Verblijfsrecreatieve voorzieningen als nevenfunctie

De volgende nevenactiviteiten zijn toegestaan:

  • a. verblijfsrecreatie (minicamping, camperplaatsen en/of trekkershutten) met een maximale oppervlakte van 1 hectare met dien verstande dat:
    • 1. de al bestaande (mini)campings niet van deze nevenactiviteit gebruik mogen maken;
    • 2. er maximaal 5 trekkershutten opgericht mogen worden;
    • 3. er maximaal 10 camperplaatsen opgericht mogen worden;
    • 4. een standplaats op een minicamping heeft een minimale oppervlakte van 230 m² en een camperplaats heeft een minimale oppervlakte van 100 m2;
    • 5. verblijfsrecreatie uitsluitend plaatsvindt in de periode van 1 maart tot en met 1 november en van 16 december tot en met 16 januari;
    • 6. de afstand van het terrein tot de woningen van omwonenden dient minimaal 50 meter te bedragen;
    • 7. de minicamping deels op de aangrenzende agrarische bestemming mag worden opgericht;
    • 8. er landschappelijke inpassing plaatsvindt van minimaal 30% van de oppervlakte van de minicamping.

indien onder andere voldaan is aan de volgende voorwaarden:

  • 1. de woning als hoofdfunctie aanwezig is en blijft;
  • 2. door de wijziging geen onevenredig grotere verkeersbelasting op aangrenzende wegen en paden plaatsvindt;
  • 3. voldoende parkeergelegenheid binnen het bouwvlak wordt gerealiseerd, dan wel op het deel van de minicamping welke op de aangrenzende agrarische bestemming is opgericht, zoals bedoeld in artikel 18.1;
  • 4. de aanwezige landschappelijke en ecologische kwaliteiten mogen niet worden aangetast;
  • 5. op basis van een erfbeplantingsplan dient de landschappelijke inpassing verzekerd te zijn;
  • 6. de werkzaamheden dienen door de bewoner te worden uitgeoefend.

11.7 Wijzigingsbevoegdheden

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen voor:

11.7.1 Woningsplitsing

Het splitsen van de woning in twee wooneenheden is toegestaan, indien onder andere voldaan is aan de volgende voorwaarden:

  • a. het cultuurhistorisch waardevolle bebouwing betreft;
  • b. kenmerkende architectonische eigenschappen dienen te worden behouden;
  • c. de wijziging mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bedrijven;
  • d. splitsing is alleen toegestaan als deze past binnen het gemeentelijk woningbouwprogramma;
  • e. de overtollige gebouwen dienen eerst te worden afgebroken tot een oppervlakte welke per woning maximaal is toegestaan, te weten 100 m² alvorens tot splitsing mag worden overgegaan;
  • f. door de komst van de nieuwe woningen er geen milieuhygiënische belemmeringen optreden;
  • g. ten aanzien van de sloop van het op het moment van de ter visie legging van het ontwerp-bestemmingsplan aanwezige surplus aan vrijstaande (bij)gebouwen gelden de volgende bepalingen:
    • 1. het maximaal toegestane oppervlak aan bijgebouwen van 100 m² worden verhoogd mits de bebouwing, welke niet als woning wordt gebruikt, wordt gesloopt. De verhoging bedraagt 50 procent van het te slopen surplus aan bebouwing. Het maximaal toegestane oppervlakte van bijgebouwen mag na afbraak niet meer bedragen dan 200 m²;
    • 2. er dient sprake te zijn van een goede landschappelijke inpassing van de nieuwe bijgebouwen;
    • 3. cultuurhistorisch waardevolle objecten mogen niet worden gesloopt;
  • h. de inhoud van de karakteristieke boerderij mag niet worden vergroot;
  • i. de inhoud van de karakteristieke boerderij moet vóór de splitsing ten minste 900 m³ bedragen;
  • j. de inhoud van de woningen bedraagt na splitsing ten minste 400 m³ per woning;
  • k. de inhoud van de gesplitste woningen mag niet worden vergroot;
  • l. de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, aardkundige en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • m. de ontwikkeling dient hydrologisch neutraal te zijn.

11.7.2 Het wijzigen van de bestemming Wonen in Agrarisch (- met waarden) ten behoeve van vormverandering

Het wijzigen van de bestemming Wonen - 2 (bestaande woningen Zandstraat) ten behoeve van de vormverandering van het bouwvlak in de bestemming Agrarisch (- met waarden) is toegestaan, indien onder andere voldaan is aan de volgende voorwaarden:

  • a. het bestaande bouwvlak niet wordt vergroot;
  • b. de bestaande woning wordt gesloopt;
  • c. de verandering noodzakelijk is vanuit verkeerskundig, danwel akoestisch danwel stedenbouwkundig oogpunt;
  • d. de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden gelijk danwel verbeterd worden;
  • e. aandacht wordt besteed aan de verschillende deelaspecten namelijk water, landschappelijke inpassing, cultuurhistorie, natuur en landschap, milieu, verstening en veiligheid;
  • f. deze bevoegdheid in combinatie met de wijzigingsbevoegdheid in artikel 3.6.3 wordt uitgevoerd.

Artikel 12 Wonen - 3 (Zandstraat 37)

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen in een woonhuis/woning;
  • b. een bed&breakfast accommodatie voor maximaal 10 personen verdeeld over maximaal 5 kamers binnen het hoofdgebouw. Dit is inclusief de aanwezige accommodatie in bijgebouwen die door het bevoegd gezag middels een afwijking kan worden verleend;
  • c. de uitoefening van een aan huis gebonden beroep in het hoofdgebouw, met dien verstande dat het oppervlak ten behoeve van de beroepsmatige activiteiten, maximaal 100 m2 van het vloeroppervlak per woning bedraagt en uitgevoerd wordt door de bewoner;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - bebouwingsconcentratie', een bebouwingsconcentratie;
  • e. tuinen, erven en terreinen;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', een bouwvlak waarbinnen bebouwing onder voorwaarden is toegestaan. Buiten het bouwvlak is bebouwing niet toegestaan behoudens de afwijkingsmogelijkheden in artikel 12.3.

12.2 Bouwregels

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht.

12.2.1 Woning binnen het bouwvlak

Voor het bouwen van een woning gelden de volgende bepalingen:

  • a. één woning is toegestaan binnen het bouwvlak;
  • b. de woning dient op minimaal 50% ter plaatse van de bestaande fundering van de woning te worden opgericht bij herbouw tenzij er sprake is van nieuwbouw van een woning;
  • c. de inhoud van de woning bedraagt maximaal 600 m³ exclusief onderkeldering (of inclusief onderkeldering indien deze ten behoeve van de verblijfsfunctie wordt gebruikt) inclusief aan- en uitbouwen indien deze ten behoeve van de verblijfsfunctie worden gebruikt of in ieder geval niet meer dan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan en het geen woning betreft welke in het verleden gesplitst is geweest. Indien het een karakteristieke boerderij betreft, geldt de bestaande inhoud. In afwijking van het voorgaande geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum volume', de inhoud van de woning(en) in totaal niet groter mag zijn dan de aangegeven inhoud;
  • d. de inhoud en maatvoering van een karakteristieke boerderij dienen te worden behouden;
  • e. de maximale goothoogte van de woning bedraagt 6 meter en de maximale hoogte bedraagt 10 meter;
  • f. het hoofdgebouw moet zijn voorzien van een kap met een dakhelling van ten minste 25° en ten hoogste 60°, met dien verstande dat deze dakhelling niet geldt bij een gebogen kap; 
  • g. afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen dient minimaal 5 meter te bedragen;
  • h. indien de bestaande afstand tot de zijdelingse perceelsgrens minder bedraagt dan de voorgeschreven afstand, dan dient deze bestaande afstand als minimale afstand te worden aangehouden;

12.2.2 Bijgebouwen inclusief aan- en uitbouwen die niet ten behoeve van de verblijfsfunctie worden gebruikt binnen het bouwvlak

Voor het bouwen van bijgebouwen inclusief aan- en uitbouwen die niet ten behoeve van de verblijfsfunctie worden gebruikt gelden de volgende bepalingen:

  • a. vrijstaande bijgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouw';
  • b. de maximale oppervlakte aan bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouw' mag dan niet meer bedragen dan is aangegeven met de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m2)';
  • c. de maximale goothoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 3,5 meter en de maximale hoogte 6 meter;
  • d. bestaand aangebouwd bijgebouw, onderdeel uitmakend van de langgevelboerderij, mag worden behouden.

12.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen het bestemmingsvlak

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de gevellijn niet meer dan 1 meter mag bedragen;
  • b. bij de woning mag één carport of overkapping worden gebouwd met dien verstande dat:
    • 1. de gevellijn niet mag worden overschreden;
    • 2. de carport of overkapping uitsluitend mag worden gebouwd met een plat dak;
    • 3. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 meter;
    • 4. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 25 m²;
  • c. afstand tot de perceelsgrens dient minimaal 1 meter te bedragen met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen welke op de perceelsgrens gebouwd mogen worden;
  • d. bij een karakteristieke boerderij mag een hooiberg worden opgericht mits landschappelijk ingepast. De bouwhoogte van een hooiberg mag niet meer dan 8 meter bedragen en de oppervlakte niet meer dan 25 m2. Per woning mag maximaal één hooiberg worden gerealiseerd;
  • e. de bouwhoogte van een stapmolen mag niet meer dan 4 meter bedragen en de doorsnede/diameter mag niet meer dan 21 meter bedragen;
  • f. de oppervlakte van een zonnepaneleninstallatie mag maximaal 100 m2 bedragen, de bouwhoogte mag maximaal 2 meter zijn en er dient te worden aangetoond dat de verwachte opbrengst op bestaande gebouwen binnen het bouwvlak minder dan 60% van de optimale opbrengst bedraagt. Per woning mag maximaal één zonnepaneleninstallatie worden gerealiseerd;
  • g. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 4 meter bedragen;
  • h. de oppervlakte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 10 m²;

12.3 Afwijking van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een afwijking verlenen voor:

12.3.1 De herbouw woning buiten de fundering van de bestaande woning

Herbouw van de woning buiten de fundering van de bestaande woning is toegestaan, indien is voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. dit vanuit het verkeersbelang/verkeersveiligheid dan wel vanuit een beter woonmilieu wenselijk is;
  • b. de afstand tot de weg mag niet meer bedragen dan noodzakelijk is in verband met het verkeersbelang dan wel het woonmilieu;
  • c. er dienen zich geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, water- en bodemhuishoudkundige of milieuhygiënische aard voor te doen;
  • d. er sprake is van een sterke verbetering van de beeldkwaliteit in de directe omgeving;
  • e. vervangende nieuwbouw van de woning of bijgebouwen dient gepaard te gaan met sloop van overtollige bebouwing. Voor elke 500 m² die wordt gesloopt mag de woning met 50 m³ worden vergroot tot een maximum van 850 m³;
  • f. in het geval dat de te vervangen woning een cultuurhistorisch waardevol object betreft, is een advies van de gemeentelijke monumentencommissie noodzakelijk;
  • g. op basis van een erfbeplantingsplan dient de landschappelijke inpassing verzekerd te zijn;
  • h. bij het samenvoegen van de vierkante meters van verschillende te slopen bouwwerken mag het nieuwe bijgebouw geen bedrijfsmatige uitstraling krijgen.

12.3.2 De vergroting van de woning en bijgebouwen, aan- en uitbouwen in geval van afbraak

De woning en/of bijgebouwen, aan- en uitbouwen mogen worden vergroot, indien is voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. indien het gezamenlijk oppervlak van de bijgebouwen op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan groter is dan 100 m² geldt het volgende:
    • 1. bij afbraak van voornoemd(e) bijgebouw(en), mag het onder a. genoemde oppervlak worden verhoogd onder de volgende voorwaarden:
      • de verhoging bedraagt 50% van het oppervlak van het te slopen surplus aan gebouw(en);
      • het maximaal toegestaan totale oppervlakte aan bijgebouwen, bedraagt, na bedoelde afbraak, echter 200 m²;
      • de woning mag worden vergroot, gerelateerd aan de oppervlakte bijgebouwen die worden gesloopt:
    • 2. voor elke 500 m² die wordt gesloopt, mag de woning met 50 m³ worden vergroot;
    • 3. de inhoud van de woning mag – in totaliteit – niet meer dan 850 m³ bedragen;
    • 4. bij sloop mag de woning, indien deze aangeduid is als 'specifieke vorm van wonen - vrijkomende agrarische bedrijfsbebouwing' worden vergroot naar 600 m³ en daar bovenop de hierboven beschreven sloopregeling;
    • 5. op basis van een erfbeplantingsplan dient de landschappelijke inpassing verzekerd te zijn.

12.3.3 Het vergroten van de woning

De inhoud van de bestaande woning mag worden vergroot, indien onder andere voldaan is aan de volgende voorwaarde:

  • a. het een inpandige verbouwing van een karakteristieke boerderij betreft.

12.3.4 Woningsplitsing

Het splitsen van de woning in twee wooneenheden is toegestaan, indien onder andere voldaan is aan de volgende voorwaarden:

  • a. het cultuurhistorisch waardevolle dan wel beeldbepalende bebouwing betreft;
  • b. indien het beeldbepalende bebouwing betreft, dient er een fysieke tegenprestatie te worden geleverd aan het versterken van de omgevingskwaliteit vergelijkbaar met de tegenprestatie voor een halve ruimte voor ruimtekavel;
  • c. de beeldbepalende woonboerderij wordt behouden;
  • d. kenmerkende architectonische eigenschappen dienen te worden behouden;
  • e. de wijziging mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bedrijven;
  • f. splitsing is alleen toegestaan als deze past binnen het gemeentelijk woningbouwprogramma;
  • g. overtollige gebouwen, buiten de 400 m2 toegestane oppervlakte bijgebouwen binnen de aanduiding 'bijgebouw', dienen eerst te worden afgebroken alvorens tot splitsing mag worden overgegaan;
  • h. door de komst van de nieuwe woningen er geen milieuhygiënische belemmeringen optreden;
  • i. de inhoud van de karakteristieke/beeldbepalende boerderij mag niet worden vergroot;
  • j. de inhoud van de karakteristieke/beeldbepalende boerderij moet vóór de splitsing ten minste 900 m³ bedragen;
  • k. de inhoud van de woningen bedraagt na splitsing ten minste 400 m³ per woning;
  • l. de inhoud van de gesplitste woningen mag niet worden vergroot;
  • m. de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, aardkundige en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • n. de ontwikkeling dient hydrologisch neutraal te zijn.

12.4 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.

12.5 Specifieke gebruiksregels
12.5.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. detailhandel;
  • b. een verkooppunt voor motorbrandstoffen (incl. LPG);
  • c. seksinrichtingen;
  • d. kamperen;
  • e. opslag van goederen en materialen voor de gevellijn;
  • f. permanente of tijdelijke bewoning, voor zover het vrijstaande bijgebouwen betreft,
  • g. bewoning als afhankelijke woonruimte;
  • h. het gebruik van parapluhooibergen ten behoeve van een verblijfsruimte;
  • i. (proef)boringen naar gas, waaronder schaliegas.

12.5.2 Voorwaardelijke verplichting sloop voormalige agrarische bebouwing

Het gebruiken en/of laten gebruiken van gronden en bouwwerken binnen de bestemming 'Wonen - 3 (Zandstraat 37)' mag alleen worden voortgezet als de sloop van de overtollige bedrijfsgebouwen binnen aanduiding 'overige zone – voorwaardelijke verplichting sloop voormalige agrarische bebouwing' op hetzelfde perceel volledig is uitgevoerd uiterlijk 5 jaar na het onherroepelijk worden van onderhavig bestemmingsplan en volledig in stand wordt gehouden.

12.5.3 Voorwaardelijke verplichting natuurwaarden Zandstraat 37
  • a. bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het slopen binnen de bestemming Wonen - 3 (Zandstraat 37) dient middels aanvullend nader onderzoek aangetoond te worden dat er geen verstoring plaatsvindt van de leefomgeving van de huismus; vleermuis en steenmarter;
  • b. indien uit bovengenoemde aanvullende onderzoeken naar voren komt dat aanvullende maatregelen dienen te worden getroffen of ontheffingen moeten worden verleend dienen deze getroffen te worden voordat de sloop van de bebouwing plaatsvindt en in stand worden gehouden.

12.5.4 Voorwaardelijke verplichting kwaliteitsverbetering landschap

Het gebruiken en/of laten gebruiken van gronden en bouwwerken binnen de bestemming 'Wonen - 3 (Zandstraat 37)' mag alleen worden voortgezet als de in bijlage 2 bij de regels opgenomen investering in het landschap, voortkomend uit de benodigde kwaliteitsverbetering landschap, conform het landschappelijke inrichtingsplan in bijlage 3 binnen de aanduiding 'overige zone - landschappelijke inpassing 1' volledig is uitgevoerd uiterlijk 5 jaar na het onherroepelijk worden van onderhavig bestemmingsplan en volledig in stand wordt gehouden.

12.5.5 Voorwaardelijke verplichting bodem
  • a. bij het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen binnen de bestemming 'Wonen - 3 (Zandstraat 37)' dient middels een (verkennend) asbest in bodemonderzoek te worden aangetoond dat ter plaatse van deellocatie C (zie bijlage 11 bij de toelichting) geen asbest in de bodem aanwezig is.
  • b. indien uit bovengenoemde aanvullende onderzoeken naar voren komt dat wel asbest in de bodem aanwezig is en aanvullende maatregelen dienen te worden getroffen dienen deze voor de bouw worden uitgevoerd.

12.6 Voorwaardelijke verplichting geluid

Het gebruiken en/of laten gebruiken van gronden en bouwwerken binnen de bestemming 'Wonen - 3 (Zandstraat 37)' mag alleen worden voortgezet onder volgende voorwaarden:

  • a. middels een akoestisch onderzoek naar de geluidsuitstraling van de bedrijfsactiviteiten ter plaatse van de bestemming 'Agrarisch - Paardenhouderij' dient te worden aangetoond dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat voor de burgerwoning;
  • b. indien uit het onderzoek blijkt dat er geen sprake is van een goed woon- en leefklimaat voor de burgerwoning dienen passende maatregelen te worden getroffen in de vorm van een dichte schutting tussen de bestaande bedrijfsgebouwen gerealiseerd van minimaal 2 meter hoog en 10 kg/m2.

12.7 Afwijking van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan een afwijking verlenen voor:

12.7.1 Een aan huis gebonden beroep in bijgebouwen of een aan huis gebonden bedrijf in hoofd- of bijgebouwen

Een aan huis gebonden beroep in bijgebouwen of een aan huis gebonden bedrijf in hoofd- of bijgebouwen is toegestaan, indien onder andere voldaan is aan de volgende voorwaarden:

  • a. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 100 m2 van de woning, de gronden en/of bijgebouwen gezamenlijk;
  • b. alleen detailhandel die rechtstreeks verband houdt met het ter plaatse uitgeoefende beroep of bedrijf is toegestaan;
  • c. de activiteit dient te worden uitgeoefend door de bewoner;
  • d. de activiteit mag uitsluitend worden uitgeoefend in de vorm van de categorie 1 en 2 bedrijven conform de in bijlage 4 opgenomen Lijst van Bedrijfsactiviteiten;
  • e. horeca is niet toegestaan;
  • f. het beroep of bedrijf mag geen onevenredig verkeersaantrekkende werking hebben;
  • g. voldoende parkeergelegenheid binnen het bouwvlak wordt gerealiseerd zoals bedoeld in artikel 18.1;
  • h. buitenopslag is niet toegestaan;
  • i. reclame-uitingen zijn niet toegestaan;
  • j. laden en lossen mag uitsluitend op eigen terrein plaatsvinden;
  • k. de activiteit dient milieuhygiënisch aanvaardbaar te zijn;

12.7.2 Dagrecreatieve voorzieningen als nevenfunctie

Dagrecreatieve voorzieningen als nevenfunctie bij de woning zijn toegestaan, indien onder andere voldaan is aan de volgende voorwaarden:

  • a. het uitsluitend een theetuin met een maximum oppervlakte van 100 m² (gezamenlijke oppervlakte van binnen- en buitenruimte) of een atelier betreft;
  • b. deze binnen de bestaande bebouwing plaatsvindt;
  • c. door de wijziging geen onevenredig grotere verkeersbelasting op aangrenzende wegen en paden mag plaatsvinden;
  • d. voldoende parkeergelegenheid binnen het bouwvlak wordt gerealiseerd zoals bedoeld in artikel 18.1;
  • e. de werkzaamheden dienen door de bewoner te worden uitgeoefend.

12.7.3 Een bed&breakfast accommodatie in bijgebouwen

Een bed&breakfast accommodatie in bijgebouwen is toegestaan, indien onder andere voldaan is aan de volgende voorwaarden:

  • a. de accommodatie voor maximaal 5 kamers en voor maximaal 10 personen is toegestaan. Dit is inclusief de aanwezige accommodatie in het hoofdgebouw;
  • b. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer;
  • c. deze binnen de bestaande bebouwing, niet zijnde een parapluhooiberg, plaatsvindt;
  • d. voldoende parkeergelegenheid binnen het bouwvlak wordt gerealiseerd zoals bedoeld in artikel 18.1;
  • e. de werkzaamheden dienen door de bewoner te worden uitgeoefend.

12.7.4 Verblijfsrecreatieve voorzieningen als nevenfunctie

De volgende nevenactiviteiten zijn toegestaan:

  • a. verblijfsrecreatie (minicamping, camperplaatsen en/of trekkershutten) met een maximale oppervlakte van 1 hectare met dien verstande dat:
    • 1. de al bestaande (mini)campings niet van deze nevenactiviteit gebruik mogen maken;
    • 2. er maximaal 5 trekkershutten opgericht mogen worden;
    • 3. er maximaal 10 camperplaatsen opgericht mogen worden;
    • 4. een standplaats op een minicamping heeft een minimale oppervlakte van 230 m² en een camperplaats heeft een minimale oppervlakte van 100 m2;
    • 5. verblijfsrecreatie uitsluitend plaatsvindt in de periode van 1 maart tot en met 1 november en van 16 december tot en met 16 januari;
    • 6. de afstand van het terrein tot de woningen van omwonenden dient minimaal 50 meter te bedragen;
    • 7. de minicamping deels op de aangrenzende agrarische bestemming mag worden opgericht;
    • 8. er landschappelijke inpassing plaatsvindt van minimaal 30% van de oppervlakte van de minicamping;

indien onder andere voldaan is aan de volgende voorwaarden:

  • 7. de woning als hoofdfunctie aanwezig is en blijft;
  • 8. door de wijziging geen onevenredig grotere verkeersbelasting op aangrenzende wegen en paden plaatsvindt;
  • 9. voldoende parkeergelegenheid binnen het bouwvlak wordt gerealiseerd, dan wel op het deel van de minicamping welke op de aangrenzende agrarische bestemming is opgericht, zoals bedoeld in artikel 18.1;
  • 10. de aanwezige landschappelijke en ecologische kwaliteiten mogen niet worden aangetast;
  • 11. op basis van een erfbeplantingsplan dient de landschappelijke inpassing verzekerd te zijn;
  • 12. de werkzaamheden dienen door de bewoner te worden uitgeoefend.

12.8 Wijzigingsbevoegdheden

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen voor:

12.8.1 Woningsplitsing

Het splitsen van de woning in twee wooneenheden is toegestaan, indien onder andere voldaan is aan de volgende voorwaarden:

  • a. het cultuurhistorisch waardevolle bebouwing betreft;
  • b. kenmerkende architectonische eigenschappen dienen te worden behouden;
  • c. de wijziging mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bedrijven;
  • d. splitsing is alleen toegestaan als deze past binnen het gemeentelijk woningbouwprogramma;
  • e. overtollige gebouwen, buiten de 400 m2 toegestane oppervlakte bijgebouwen binnen de aanduiding 'bijgebouw', dienen eerst te worden afgebroken alvorens tot splitsing mag worden overgegaan;
  • f. door de komst van de nieuwe woningen er geen milieuhygiënische belemmeringen optreden;
  • g. de inhoud van de karakteristieke boerderij mag niet worden vergroot;
  • h. de inhoud van de karakteristieke boerderij moet vóór de splitsing ten minste 900 m³ bedragen;
  • i. de inhoud van de woningen bedraagt na splitsing ten minste 400 m³ per woning;
  • j. de inhoud van de gesplitste woningen mag niet worden vergroot;
  • k. de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, aardkundige en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • l. de ontwikkeling dient hydrologisch neutraal te zijn.

Artikel 13 Woongebied

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen in een woonhuis/woning al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer- hoofdontsluiting', de hoofdontsluiting van het woongebied.

met daarbij behorende:

  • c. bijgebouwen;
  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • e. tuinen, erven en verhardingen;
  • f. ontsluitingswegen en -paden;
  • g. fiets- en voetpaden;
  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. groenvoorzieningen;
  • j. plantsoenen en groenstroken;
  • k. nutsvoorzieningen;
  • l. (ondergrondse) afvalcontainers;
  • m. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • n. speelvoorzieningen;
  • o. kunstobjecten;
  • p. voorzieningen van algemeen nut;
  • q. straatmeubilair.

13.2 Bouwregels
13.2.1 Toelaatbaarheid van bouwwerken

Voor de toelaatbaarheid van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. ter plaatse van het bestemmingsvlak mag worden gebouwd:
    • 1. gebouwen ten behoeve van het bepaalde in 13.1 onder a;
    • 2. bijbehorende bouwwerken ten behoeve van de onder a bedoelde doeleinden;
    • 3. carports, veranda's en overkappingen;
    • 4. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. het aantal woningen/wooneenheden mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’ is aangegeven;
  • c. Op of in de in 13.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd, passend binnen de uitgangspunten in het beeldkwaliteitsplan (bijlage 1 bij de regels).

13.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen uitsluitend in de vorm van woningen/wooneenheden gelden de volgende bepalingen:

  • a. binnen de bestemming mogen de hoofdgebouwen uitsluitend in de bebouwingstypen:
    • 1. 'gestapeld',
    • 2. 'aaneengebouwd',
    • 3. 'rug-aan-rug',
    • 4. 'twee-aan-een',
    • 5. 'vrijstaand',
    • 6. 'patio'

worden gebouwd;

  • b. er zijn binnen de bestemming maximaal 2 gestapelde gebouwen toegestaan;
  • c. de goothoogte respectievelijk bouwhoogte van een gebouw in het woningtype 'aaneengebouwd', 'twee-aaneen' en 'vrijstaand' mag niet meer bedragen dan 7 m respectievelijk 11 m;
  • d. de bouwhoogte van een gebouw in het woningtype 'gestapeld', mag niet meer bedragen dan 11 m;
  • e. de goothoogte respectievelijk bouwhoogte van een gebouw in het woningtype 'rug-aan-rug', mag niet meer bedragen dan 4,5 m respectievelijk 10 m;
  • f. de goothoogte respectievelijk bouwhoogte van een gebouw in het woningtype 'patio', mag niet meer bedragen dan 4,5 m respectievelijk 7 m, met dien verstande dat maximaal 50% van de oppervlakte van de begane grond met een 2e bouwlaag mag worden uitgevoerd;
  • g. indien de gebouwen worden afgedekt met hellende dakvlakken, mag de dakhelling niet meer mag bedragen dan 60°, met dien verstande dat:
    • 1. tussen de aldus bepaalde (denkbeeldige) maximale contouren van het dak ook platte afdekkingen, dakvlakken met een helling van meer dan 60° en rechtopgaande gevelconstructies, waaronder ook topgevels, zijn toegestaan;
    • 2. overschrijding van de (denkbeeldige) 60°-lijn is toegestaan voor dakkapellen, schoorstenen en andere uitstekende bouwdelen van ondergeschikte betekenis. Bij dakvlakken, met uitzondering van dakvlakken die van de weg af zijn gekeerd, wordt een overschrijding daarbij in ieder geval als 'niet ondergeschikt' aangemerkt, wanneer de uitstekende bouwdelen meer dan de helft van de breedte van het dakvlak beslaan;
  • h. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen voor hoofdgebouwen in de vorm van:
    • 1. 'vrijstaande woningen' mag aan beide zijden niet minder dan 3 m bedragen;
    • 2. 'twee-aaneen gebouwde woningen' mag aan één zijde niet minder dan 3 m bedragen;
    • 3. 'gestapelde woningen' mag aan beide zijden niet minder dan 3 meter bedragen;
  • i. de diepte van hoofdgebouwen in de vorm van:
    • 1. 'vrijstaande woningen' en 'patiowoningen' mag niet meer dan 15 m bedragen
    • 2. 'twee-aaneen gebouwde woningen' mag niet meer dan 12 m bedragen;
    • 3. 'aaneengebouwde woningen' mag niet meer dan 11 m bedragen .
    • 4. ' rug-aan-rug-woningen' mag niet meer dan 10 m bedragen.

13.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bij een hoofdgebouw mag:
    • 1. op bouwpercelen tot 300 m² niet meer bedragen dan 65 m²;
    • 2. op bouwpercelen gelijk aan of groter dan 300 m² niet meer bedragen dan 65 m², vermeerderd met 10% van het aantal vierkante meters dat het bouwperceel groter is dan 300 m², met dien verstande dat de totale bebouwde oppervlakte aan bijgebouwen en bijbehorende bouwwerken niet meer dan 250 m² mag bedragen;
  • c. In afwijking van het bepaalde onder a en b geldt voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken voor 'rug-aan-rug-woningen' de volgende bepalingen:
    • 1. vrijstaande bijbehorende bouwwerken dienen als gezamenlijk bouwwerk voor meerdere woningen te worden gerealiseerd;
    • 2. de gezamenlijke oppervlakte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk voor meerdere woningen mag niet meer bedragen dan 7,5 m² per woning, met een maximum oppervlak van 75 m²;
    • 3. de oppervlakte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk mag niet meer bedragen dan 10 m² per woning;
  • d. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 3,25 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 6 m bedragen;

13.2.4 Ondergronds bouwen voor gebouwen

Voor het ondergronds bouwen voor gebouwen geldt de volgende bepaling:

  • a. ondergronds bouwen van gebouwen mag uitsluitend onder het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken met dien verstande dat minimaal 1 m uit de zijdelingse perceelsgrens gebouwd dient te worden en er een maximale bouwdiepte van 4 meter onder peil geldt;

13.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer dan 1 m mag bedragen;
  • b. bij een woonhuis mag één carport, veranda of overkapping worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. de voorgevellijn niet mag worden overschreden;
    • 2. de carport of verkapping uitsluitend mag worden gebouwd met een plat dak;
    • 3. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3,25 m;
    • 4. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 25 m²;
  • c. een zwembad mag niet voor de voorgevel zijn gelegen en dient 1 m uit de zijdelingse perceelsgrens te worden aangelegd;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 4 meter bedragen.

13.3 Afwijken van de bouwregels
13.3.1 Mogelijkheden tot afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in sub 13.2.3 onder a voor het oprichten van bijgebouwen en/of bijbehorende bouwwerken op een afstand van minder dan 3 meter van de voorgevel van het hoofdgebouw, mits:

  • a. het bijgebouw en/of bijbehorende bouwwerken past wat betreft situering en afmetingen in de stedenbouwkundige opzet van het gebied;
  • b. door de bouw van het bijgebouw en/of bijbehorende bouwwerken vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. Dit betekent onder andere dat de bezonning en het uitzicht van de naastgelegen percelen niet onevenredig mogen worden geschaad.

13.3.2 Voorwaarden voor afwijking

De in lid 13.3.1 genoemde afwijkingen kunnen slechts worden verleend, indien het onderstaande in acht wordt genomen:

  • a. de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • b. er mogen geen onevenredig nadelige gevolgen ontstaan voor het woonmilieu;
  • c. de ruimtelijke situatie is planologisch en stedenbouwkundig aanvaardbaar.

13.4 Specifieke gebruiksregels

Het gebruiken en/of laten gebruiken van de gronden binnen deze bestemming is alleen toegestaan, mits voldaan wordt aan de voorwaarden zoals opgenomen in de artikelen 18.3, 18.4 en 18.5.

13.4.1 Aan-huis-verbonden-beroep

Binnen de bestemming 'Woongebied' is de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  • a. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van:
    • 1. 45 m² bij bouwpercelen tot 750 m²;
    • 2. 60 m² bij bouwpercelen van 750 tot 1.500 m²;
    • 3. 75 m² bij bouwpercelen vanaf 1.500 m²;
  • b. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
  • c. detailhandel en horeca is niet toegestaan;
  • d. zeer kwetsbare functies/objecten zijn niet toegestaan;
  • e. buitenopslag is niet toegestaan;
  • f. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner;
  • g. de activiteit moet milieuhygiënisch inpasbaar zijn in de omgeving.

13.4.2 Voorwaardelijke verplichting parkeren

Het gebruiken en/of laten gebruiken van de gronden binnen deze bestemming is alleen toegestaan indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. Er dient een stedenbouwkundig plan te worden overlegd met voldoende parkeerplaatsen, met inachtname van het bepaalde in lid 18.1;
  • b. Bij vrijstaande en twee-aaneengebouwde dient per woning ten minste 1 parkeerplaats op eigen terrein te worden gerealiseerd en in stand gehouden.

Artikel 14 Waarde - Archeologie 1

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor:

  • a. de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische waarden, in concreto terreinen van kleinere bewoningskernen en de ondergrond van cultuurhistorisch waardevolle gebouwen en kastelen.
14.2 Bouwregels
14.2.1 In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming, met uitzondering van:
  • a. ver-/nieuwbouw van bestaande gebouwen, waarbij de bestaande oppervlakte van het gebouw niet wordt vergroot of veranderd en niet dieper dan ter plaatse van de bestaande fundering wordt gebouwd;
  • b. de bouw van een bijgebouw of de uitbreiding van een bestaand hoofdgebouw met ten hoogste 30 m² en dieper dan 0,3 meter;
  • c. activiteiten waarvoor geen omgevingsvergunning is vereist;
  • d. bouwen binnen het bouwvlak, tenzij er sprake is van onherroepelijke archeologische resten of dat er sprake is van een cultuurhistorisch waardevol object of monument.
14.3 Afwijking van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een afwijking verlenen van het bepaalde in 28.2 en toestaan dat in de andere bestemmingen gebouwen worden gebouwd mits wordt voldaan aan één van de volgende voorwaarden:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning blijkens archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat op de betrokken bouwlocatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overlegd waarin wordt aangetoond dat de archeologische waarden van het terrein naar het oordeel van de burgemeester en wethouders in voldoende mate wordt veiliggesteld;
  • c. de betrokken archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade wordt voorkomen door aan de afwijking regels te verbinden, gericht op:
    • 1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. het doen van opgravingen;
    • 3. het begeleiden van de bodemverstorende ingrepen door een archeologisch deskundige.
14.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
14.4.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden van het bevoegd gezag de volgende werken en/of werkzaamheden te verrichten ingeval het gaat om ingrepen buiten het bouwvlak en/of ingrepen binnen het bouwvlak daar waar sprake is van onherroepelijke archeologische resten of als het gaat om een cultuurhistorisch waardevol object of monument en/of ingrepen die gelijk of groter zijn dan 30 m² en dieper dan 0,3 meter:

  • d. afgraven, ophogen, vergraven, diepploegen, egaliseren, indrijven;
  • e. draineren, onderbemalen, stuwen, graven sloten;
  • f. planten, omzetten grasland/bouwland naar boomteelt en/of sierteelt;
  • g. verharden oppervlakte van meer dan 100 m², leidingen leggen;
  • h. aanleg tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen.

14.4.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 14.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

14.4.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 14.4.2 zijn slechts toelaatbaar, mits:

  • a. werken en werkzaamheden van ondergeschikte betekenis dan wel die behoren tot het op de bestemming van de gronden gerichte normale onderhoud en beheer;
  • b. werken en werkzaamheden, die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

 

Artikel 15 Waarde - Archeologie 4

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor:

  • a. de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische waarden, in concreto terreinen met een hoge verwachting voor de periode Neolithicum tot Middeleeuwen en/of terreinen met een middelhoge verwachting.
15.2 Bouwregels
15.2.1 In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming, met uitzondering van:
  • a. ver-/nieuwbouw van bestaande gebouwen, waarbij de bestaande oppervlakte van het gebouw niet wordt vergroot of veranderd en niet dieper dan ter plaatse van de bestaande fundering wordt gebouwd;
  • b. de bouw van een bijgebouw of de uitbreiding van een bestaand hoofdgebouw met ten hoogste 100 m² en dieper dan 0,5 meter ;
  • c. activiteiten waarvoor geen omgevingsvergunning is vereist;
  • d. bouwen binnen het bouwvlak, tenzij er sprake is van onherroepelijke archeologische resten of dat er sprake is van een cultuurhistorisch waardevol object of monument, uitgezonderd bouwen binnen de bouwvlakken van de bestemming 'Wonen'.
15.3 Afwijking van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een afwijking verlenen van het bepaalde in 15.2 en toestaan dat in de andere bestemmingen gebouwen worden gebouwd mits wordt voldaan aan één van de volgende voorwaarden:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning blijkens archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat op de betrokken bouwlocatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overlegd waarin wordt aangetoond dat de archeologische waarden van het terrein naar het oordeel van de burgemeester en wethouders in voldoende mate wordt veiliggesteld;
  • c. de betrokken archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade wordt voorkomen door aan de afwijking regels te verbinden, gericht op:
    • 1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. het doen van opgravingen;
    • 3. het begeleiden van de bodemverstorende ingrepen door een archeologisch deskundige.
15.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
15.4.1 Verbod

Ingeval het gaat om ingrepen:

  • buiten het bouwvlak die groter zijn dan 100 m² en dieper dan 0,5 meter;
  • ingrepen binnen het bouwvlak daar waar sprake is van onherroepelijke archeologische resten of;
  • als het gaat om een cultuurhistorisch waardevol object of monument;

dan is het verboden op of in de gronden zonder omgevingsvergunning van het bevoegd gezag het volgende werk en/of werkzaamheden te verrichten:

  • a. afgraven, ophogen, vergraven, diepploegen, egaliseren, indrijven;
  • b. draineren, onderbemalen, stuwen, graven sloten;
  • c. planten, omzetten grasland/bouwland naar boomteelt en/of sierteelt;
  • d. verharden oppervlakte van meer dan 100 m², leidingen leggen;
  • e. aanleg tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen.

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden verlenen indien voldaan is aan de volgende voorwaarden:

  • a. bij de beoordeling van de een werk en werkzaamheden worden de mogelijke gevolgen, zoals weergegeven in bijlage 1 bij de regels, getoetst;
  • b. burgemeester en wethouders kunnen voor de beoordeling een daartoe bevoegd deskundige aanwijzen;
  • c. door middel van archeologisch onderzoek dient te worden aangetoond dat de archeologische waarden niet worden aangetast.

15.4.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 15.4.1 is niet van toepassing op een werk of werkzaamheden:

  • a. van ondergeschikte betekenis zijn dan wel die betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. reeds bestonden op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd zijn en niet reeds in strijd zijn met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan of;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan en mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 16 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

Artikel 17 Algemene bouwregels

17.1 Aantal woningen

Het maximum aantal te bouwen woningen voor het gehele plangebied mag niet meer bedragen dan 116.

17.2 Bestaande maten en afstanden
17.2.1 Maximale maatvoering

In die gevallen dat afstanden tot, bouwhoogten, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet verleende omgevingsvergunning dan wel verleende omgevingsvergunning , op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden onverminderd het bepaalde in artikel 20.

 

17.2.2 Minimale maatvoering

In die gevallen dat afstanden tot, bouwhoogten, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet verleende omgevingsvergunning dan wel verleende omgevingsvergunning , op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.

 

17.2.3 Heroprichting

In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in 17.2.1 en 17.2.2 uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.

Artikel 18 Algemene gebruiksregels

18.1 Parkeren - Gebruik
18.1.1 Algemeen
  • a. Een nieuw bouwwerk, verandering van een bouwwerk, verandering van gebruik van een bouwwerk of van gronden - al dan niet gecombineerd - , waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, is niet toegestaan wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden.
  • b. Bij een omgevingsvergunning, dan wel bij de beoordeling of het gebruik in overeenstemming is met het bestemmingsplan wordt aan de hand van de d.d. 27september 2016 door burgemeester en wethouders vastgestelde ‘Beleidsregels parkeernormen Sint-Michielsgestel’ (zie bijlage 8), inclusief de ‘Parkeernormen Sint-Michielsgestel’ (zie bijlage 9), bepaald c.q. getoetst of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid. Indien gedurende de planperiode nieuwe parkeernormen worden vastgesteld door de gemeente, treden deze ter toetsing in de plaats van de genoemde vastgestelde beleidsregels.
  • c. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in onder a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.

18.1.2 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in artikel 18.1.1 voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte wordt voorzien.
  • b. het bepaalde in artikel 18.1.1 voor zover het voldoen aan die regels door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit.

18.2 Water

Bij de inrichting van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone – water', dient de bestaande watergang te worden behouden en volledig in stand worden gehouden.

18.3 Voorwaardelijke verplichting compensatie ecologie

Het gebruiken en/of laten gebruiken van de gronden van de bestemmingen 'Wonen', 'Woongebied', 'Natuur' en 'Tuin' is alleen toegestaan indien de in bijlage 4 'Compensatie- en mitigatieplan natuurwaarden' opgenomen verplichte maatregelen voor compensatie c.q. mitigatie van de leefgebieden van de das en steenuil ter plaatse van de aanduidingen 'overige zone - compensatie ecologie' zijn gerealiseerd en in stand worden gehouden.

18.4 Voorwaardelijke verplichting waterberging

Het gebruiken en/of laten gebruiken van de gronden van de bestemmingen 'Wonen' en 'Woongebied', 'Natuur' en 'Agrarisch - Paardenhouderij' is alleen toegestaan, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de toename van de afvoer van afstromend regenwater wordt gecompenseerd conform de eisen van het waterschap en voorzien is een waterberging met voldoende capaciteit;
  • b. de compensatie dient tenminste naar evenredigheid van de realisatie van verhardingen gerealiseerd te worden;
  • c. de compensatie bedraagt tenminste 60 mm per m2 verharding;
  • d. de waterhuishoudkundige voorzieningen welke strekken tot de berging van het hemelwater als opgenomen in de omgevingsvergunning bouwen danwel een voorziening die een daarmee vergelijkbaar resultaat bewerkstelligd dienen uiterlijk binnen één jaar na de bouw van het project worden gerealiseerd en in stand gehouden.

18.5 Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing woonlocatie Laarzicht

Het gebruiken en/of laten gebruiken van de gronden binnen de bestemmingen 'Wonen' en 'Woongebied', is alleen toegestaan, mits voldaan wordt aan de voorwaarde dat binnen de aanduiding 'overige zone - landschappelijke inpassing 1' de landschappelijk inpassing die is opgenomen in het beeldkwaliteitsplan (bijlage 1) volledig is uitgevoerd binnen één jaar na realisatie project en als zodanig in stand zal worden gehouden.

18.6 Voorwaardelijke verplichting parkeergeluid

Het gebruiken en/of laten gebruiken van de gronden binnen de bestemming 'Woongebied' en/of 'Wonen' binnen 10 meter van een bestaande woonbestemming ten behoeve van parkeren is alleen toegestaan, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. er dient een nader onderzoek naar parkeergeluid te worden uitgevoerd;
  • b. eventueel uit dit onderzoek voortkomende geluidmaatregelen dienen te worden gerealiseerd en in stand gehouden.

18.7 Strijdig gebruik

Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken in strijd met hetgeen is bepaald in hoofdstuk 2 van dit bestemmingsplan.

18.7.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  • a. gronden te gebruiken of laten gebruiken als:
    • 1. opslagplaats voor vaten, kisten, oude en nieuwe (bouw)materialen, afval, puin, grind, brandstoffen, bagger, en grondspecie en dergelijke;
    • 2. uitstallings-, opslag-, stand- of ligplaats voor kampeer- en verblijfsmiddelen;
    • 3. een seksinrichting, prostitutie en dergelijke;
  • b. gebouwen en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te gebruiken of laten gebruiken voor:
    • 1. seksinrichtingen, prostitutie en dergelijke;
    • 2. (inrichtingen ten behoeve van) het verstrekken van verdovende middelen, vallende onder de Opiumwet;
    • 3. pick up points;
  • c. bijgebouwen te gebruiken of laten gebruiken voor:
    • 1. zelfstandige bewoning.

18.7.2 Geen strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt niet verstaan:

  • a. het opslaan van (bouw)materialen, afval, puin, grind, bagger en grondspecie en dergelijke in verband met normaal onderhoud, dan wel ter verwezenlijking van de bestemming, mits dit gebeurt op de bij de bestemming behorende grond;

Artikel 19 Algemene aanduidingsregels

19.1 Overige zone - in Interim omgevingsverordening te verwijderen Landelijk gebied, Gemengd landelijk gebied

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - in Interim omgevingsverordening te verwijderen Landelijk gebied, Gemengd landelijk gebied' wordt de aanwijzing als 'Landelijk gebied, Gemengd landelijk gebied', zoals opgenomen in de Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant, van de betreffende gronden verwijderd.

19.2 Overige zone - in Interim omgevingsverordening te verwijderen Landelijk gebied, Verstedelijking afweegbaar

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - in Interim omgevingsverordening te verwijderen Landelijk gebied, Verstedelijking afweegbaar' wordt de aanwijzing als 'Landelijk gebied , Verstedelijking afweegbaar ', zoals opgenomen in de Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant, van de betreffende gronden verwijderd.

19.3 Overige zone - in Interim omgevingsverordening toe te voegen Landelijke kern, Stedelijk gebied

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - in Interim omgevingsverordening toe te voegen Landelijke kern, Stedelijk gebied ' worden de gronden aangewezen als 'Landelijke kern, Stedelijk gebied', zoals bedoeld in de Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant.

Artikel 20 Algemene afwijkingsregels

20.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders kunnen middels omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geven;
  • b. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het bouwvlak in geringe mate wordt overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  • c. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot:
    • 1. ten behoeve van de bouw van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 40 m;
    • 2. ten behoeve van de bouw van waarschuwings- en/of communicatiemasten tot maximaal 50 m;
    • 3. ten behoeve van de bouw van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot 10 m;
  • d. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische ruimten wordt vergroot, mits:
    • 1. de maximale oppervlakte van de vergroting niet meer bedraagt dan 10% van het betreffende platte dakvlak of de horizontale projectie van het schuine dakvlak;
    • 2. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw.

20.2 Het plaatsen van antennemasten

Het plaatsen van antenne-installaties is toegestaan indien voldaan is aan de volgende voorwaarden:

  • a. de hoogte van de mast mag niet meer bedragen dan 40 m;
  • b. er moet sprake zijn van site-sharing, waardoor zo min mogelijk masten nodig zijn;
  • c. indien site-sharing niet mogelijk is, dient de noodzaak van een solitaire plaatsing te worden aangetoond;
  • d. de mast dient bij voorkeur geplaatst te worden op bestaande hoge gebouwen, niet zijnde woongebouwen;
  • e. de masten dienen bij voorkeur geplaatst te worden op gronden die in eigendom zijn van de gemeente;
  • f. de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, aardkundige en/of abiotische waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

20.3 Kamerbewoning

Burgemeester en wethouders kunnen middels omgevingsvergunning afwijken van hetgeen in dit bestemmingsplan bepaald is aanzien van “wonen in een woonhuis/woning”, specifiek met betrekking tot begripsbepaling “woonhuis/woning”, met dien verstande dat méér dan maximaal 4 individuele personen in een woning mogen zijn gehuisvest, mits in het kader van een goed woon- en leefklimaat:

  • a. per kamer wordt voorzien in voldoende gebruiks- en leefoppervlakte;
  • b. wordt voorzien in voldoende stallingsruimte voor fietsen en wordt voorzien in voldoende bergruimte voor het opslaan van huishoudelijk afval;
  • c. wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein. Indien niet op eigen terrein in voldoende parkeergelegenheid kan worden voorzien, dient te worden aangetoond dat elders in voldoende parkeergelegenheid kan worden voorzien;
  • d. het gebruik geen overlast voor het woonmilieu oplevert en geen onevenredige afbreuk doet aan het woonkarakter van de wijk of buurt.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 21 Overgangsrecht

21.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gegaan;
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10 %;
  • c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

21.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in lid a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.

Artikel 22 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Woonlocatie Laarzicht, Middelrode'.