Plan: | De Poort, Deurne |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0762.BP202212-C001 |
Voorliggend rapport betreft het bestemmingsplan "De Poort, Deurne" van de gemeente Deurne.
De locatie aan De Poort - percelen K1716 (gedeeltelijk), K1719 en K1845 - is thans onbebouwd. De initiatiefnemer is voornemens ter plaatse vier appartementengebouwen met in totaal 72 appartementen (16 middenhuur appartementen , 20 lage middeldure koopappartementen en 36 hoge middeldure koopappartementen) te realiseren.
Het initiatief kan niet worden gerealiseerd op basis van de vigerende beheersverordening “Heiakker e.o. / Noordrand”, omdat ter plaatse van het besluitvlak 'Dienstverlening' geen reguliere woningbouw is toegestaan. Daarnaast biedt een beheersverordening geen bebouwingsmogelijkheden. De gemeente Deurne heeft echter aangegeven in principe medewerking te willen verlenen aan het initiatief door middel van een herziening van de beheersverordening.
Voorliggend bestemmingsplan bevat de toelichting en de regels voor het toestaan van vier appartementengebouwen met in totaal 72 appartementen.
Onderstaande afbeelding geeft de topografische situatie weer.
TOPOGRAFISCHE SITUATIE
Onderstaande afbeelding geeft de kadastrale situatie weer. Tevens is de plangrens van voorliggend bestemmingsplan ingetekend.
KADASTRALE SITUATIE
De gronden zijn kadastraal bekend gemeente Deurne, sectie K, nummers (gedeeltelijk) 1716, 1719 en 1845.
De oppervlakte van het plangebied bedraagt circa 9.013 m². De gronden zijn in particulier eigendom.
Beheersverordening “Heiakker e.o. / Noordrand”
Ter plaatse van het plangebied geldt de beheersverordening “Heiakker e.o. / Noordrand” vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 11 oktober 2016. Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de vigerende verbeelding. De ligging van het plangebied is aangegeven.
UITSNEDE VERBEELDING VIGEREND BESTEMMINGSPLAN
Ter plaatse van het plangebied geldt het besluitvlak 'Dienstverlening'. Ter plaatse van dit besluitvlak zijn de gronden bestemd voor:
Tevens bevat het plangebied het (dubbel)besluitvlak 'Waarde - Archeologie Gematigd'. De regeling hiervan verplicht archeologisch onderzoek bij bodemingrepen van bepaalde omvang. Dit staat nader beschreven in paragraaf 5.2.1.
Beheersverordening Paraplu- en herstelbeheersverordening Deurne 2021
De gemeenteraad heeft de 'Paraplu- en herstelbeheersverordening Deurne 2021' vastgesteld op 5 juli 2022. Met de ‘Paraplu- en herstelbeheersverordening Deurne 2021’ wordt onder andere de geldende beheersverordening 'Heiakker e.o. / Noordrand' gedeeltelijk herzien en een aantal omissies hersteld.
De paraplu- en herstelbeheersverordening heeft een aanvullende werking op de huidige beheersverordening. Met de paraplu- en herstelbeheersverordening wordt het geactualiseerde beleid op het gebied van de ruimtelijke ordening verwerkt. Na vaststelling van de eerdere beheersverordeningen in de gemeente Deurne zijn een aantal omissies geconstateerd. Enerzijds betreft dit het niet meenemen van reeds vergunde situaties, anderzijds is er sprake van naar aanleiding van jurisprudentie ongewenste regelingen die de leesbaarheid c.q. uitvoerbaarheid van het plan bemoeilijken. Dit is met deze paraplubeheers- en herstelverordening hersteld.
Conclusie
Het planvoornemen betreft de realisatie van nieuwbouw ten behoeve van vier appartementengebouwen met in totaal 72 appartementen. Dit planvoornemen past niet binnen de vigerende beheersverordening, omdat binnen het besluitvlak 'Dienstverlening' niet gewoond mag worden. Derhalve is een herziening van de beheersverordening noodzakelijk.
Dit hoofdstuk geeft een ruimtelijk-functionele analyse van het projectgebied. Onderstaande afbeelding geeft de bestaande toestand van de directe omgeving en plangebied weer.
DIRECTE OMGEVING PLANGEBIED
Deurne is één van de oudste plaatsen van Nederland. De vroegste gegevens van de plaats dateren van omstreeks 721. Deurne ontstond als agrarische nederzetting centraal gelegen in een akkercomplex. In de huidige situatie is het de grootste kern binnen de gelijknamige gemeente en heeft het de functie van centrumkern. Van de circa 32.000 inwoners in de gehele gemeente wonen er circa 24.000 in Deurne. De kern heeft zich ontwikkeld vanuit de historische radiale structuur. Met name na de Tweede Wereldoorlog is de kern snel gegroeid. De nieuwe uitleg vond met name aan de zuidflank plaats, waardoor het centrum tegenwoordig enigszins excentrisch aan de noordelijke zijde van de bebouwde kom is gelegen. Het centrumgebied wordt omkaderd door een ringweg (de 'binnenring') en kent hierdoor een duidelijke begrenzing.
Het plangebied is gelegen aan de noordelijke rand van de kern Deurne. De locatie is gesitueerd aan De Poort. Ter plaatse van het plangebied is thans een parkeerplaats aanwezig en het perceel is verder onbebouwd. Op onderstaande afbeelding is de huidige situatie van het plangebied weergegeven.
VIGERENDE SITUATIE PLANGEBIED
Ten noorden van het plangebied is de N270 gelegen. Ten oosten is een sportschool gesitueerd. Ten zuidoosten van het plangebied is het Elkerliek ziekenhuis gesitueerd en ten westen ligt een aantal verschillende bedrijfs- en kantoorlocaties.
Het plangebied is in de huidige situatie ontsloten via De Poort. De Poort betreft een doodlopende weg waarmee een aantal bedrijf- en kantoorlocaties en het ziekenhuis ontsloten worden.
Binnen het plangebied zijn geen noemenswaardige groen- of waterstructuren aanwezig. Het plangebied betreft enkel onbebouwd grasland en een parkeerplaats met bomenrij. Aan de oostzijde van het plangebied zijn enkele groenelementen aanwezig.
In dit hoofdstuk is het project beschreven. Aan de orde komen de bebouwing en functies, verkeer en parkeren, en groen en water.
Woonfunctie
De initiatiefnemer is voornemens om ter plaatse van het plangebied 4 appartementengebouwen met in totaal 72 appartementen te realiseren. De ontwikkellocatie is gelegen in een gebied met dienstverlening en kantoren.
SITUATIETEKENING
Het plan aan De Poort betreft de ontwikkeling van vier appartementengebouwen met in totaal 72 wooneenheden. De nieuwe bebouwing zal uit 4 en 5 bouwlagen bestaan (excl. de parkeer- en bergingkelder). De maximale bouwhoogte per bouwlaag bedraagt 3,5 meter.
Het ontwerp bestaat uit 2 woonblokken, het westelijke blok en het oostelijke blok. Het meest oostelijke gebouw is voorzien van een ondergrondse stallingsgarage voor 18 parkeerplaatsen.
3D-IMPRESSIES NIEUWBOUW
3D-IMPRESSIES NIEUWBOUW
De appartementen zijn voorzien van privé buitenruimte in de vorm van balkons die zich bevinden aan de west-, oost- en zuidzijde. Aan de noordzijde bevinden zich bij de 2 middelste gebouwen galerijen welke tevens zullen functioneren als een 'geluidswal'. Rondom de woonblokken zijn groenstroken voorzien.
Tevens wordt aan de zuidzijde van de woonblokken een ontsluitingsweg aangelegd waarop de parkeerplaatsen ontsloten worden. Deze nieuwe ontsluitingsweg zal ontsloten worden op de bestaande weg De Poort en zal worden doorgetrokken tot aan de kelder van het meest oostelijke woonblok. Daarnaast worden de woonblokken middels voetpaden ontsloten op de nieuw aan te leggen ontsluitingsweg. Op deze manier wordt de bereikbaarheid van de alle woonblokken geoptimaliseerd.
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
3D IMRESESSIES
Ten noorden van de ontsluitingsweg zullen 4 parkeerkoffers worden gerealiseerd ten behoeve van 48 parkeerplaatsen. Daarnaast zal ten noorden van de ontsluitingsweg een afvalperron met afval containers gerealiseerd worden. Rondom de parkeerplaatsen worden hagen voorzien.
De realisatie van 72 wooneenheden heeft invloed op de verkeersgeneratie. De digitale publicatie "ASVV 2012'' (CROW) bevat kencijfers voor de verkeersgeneratie van diverse functies. De gemeente Deurne wordt aangeduid als matig stedelijk gebied, waarin de locatie van het plangebied binnen de gemeente Deurne tot het Centrum behoort.
Huidige situatie
Het plangebied is in de huidige situatie onbebouwd. Thans is er daarom geen sprake van een bestaande verkeersgeneratie.
Nieuwe situatie
Binnen het plangebied bestaat in de nieuwe situatie het aantal verkeersbewegingen uit één onderdeel: 72 huur/koop, huur/koopappartement middelduur. In de onderstaande tabel is de berekening van de verkeersaantrekkende werking uiteengezet.
Onderdeel | Verkeersgeneratie | Aantal | Totaal | ||
Huur/ Koop, appartement, midden | 3 - 3,8 | 72 woningen | 216 - 273,6 | ||
Totaal | 216 - 273,6 |
Op basis van bovenstaande berekening kan worden gesteld dat het nieuwbouwplan gemiddeld zorgt voor 245 verkeersbewegingen per etmaal.
Conclusie
De nieuwe functie zorgt gemiddeld voor een verkeersaantrekkende werking van 245 verkeersbewegingen per etmaal. De toename van het aantal verkeersbewegingen door de realisatie van het planvoornemen zal niet leiden tot problemen op de omliggende wegen, omdat deze wegen voldoende capaciteit hebben.
Het gemeentelijk parkeerbeleid is vastgelegd in de 'Regeling parkeernormen Deurne 2019'. Dit document wordt gebruikt bij het opstellen/berekenen van de (additionele) parkeerbehoefte van dit plan. In het kader van de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan is gekeken of voldaan kan worden aan de parkeerbehoefte.
Voor onderhavig planvoornemen dient rekening gehouden te worden met de parkeernorm voor 'zone 1'. De woningen vallen, om de parkeerbehoefte te bepalen, onder de onderdelen: huurappartement middenhuur en koopappartement middelduur. In de onderstaande tabel is de berekening van het parkeervraagstuk uiteengezet.
Onderdeel | Parkeervraag | Aantal | Totaal | ||
huurappartement middenhuur | 1,1 per woning | 16 woningen | 17,6 | ||
lage middeldure koop | 1,4 per woning | 20 woningen | 28,0 | ||
hoge middeldure koop | 1,4 per woning | 36 woningen | 50,4 | ||
Totaal | 72 woningen | 96 |
Op basis van bovenstaande berekening kan worden gesteld dat in verband met de nieuwbouw moet worden voorzien in ten minste 96 parkeerplaatsen op eigen terrein.
De 96 benodigde parkeerplaatsen kunnen allemaal op eigen terrein gerealiseerd worden, 18 parkeerplaatsen ondergronds en 78 parkeerplaatsen op maaiveld in de openbare ruimte. Bovendien is in de directe omgeving van het plangebied sprake van een overschot aan parkeergelegenheid. Toekomstige bewoners kunnen gebruik maken van deze parkeerplaatsen. Op basis van de regeling parkeernormen is dubbelgebruik mogelijk met de kantoren.
Op onderstaande afbeelding zijn de parkeervoorzieningen binnen het plangebied weergegeven. Tussen de appartementen en de ontsluitingsweg worden 48 parkeerplaatsen aangelegd in de vorm van parkeerkoffers. Direct ten zuiden van de ontsluitingsweg worden nog eens 30 parkeerplaatsen aangelegd.
PARKEERGELEGENHEID IN OPENBARE RUIMTE EN IN PARKEERKELDER
In de huidige situatie is het plangebied grotendeels onbebouwd en deels verhard. De parkeerplaatsen en bebouwing worden groen ingepast. Binnen het plangebied wordt geen open water gerealiseerd.
Een duurzame en gezonde leefomgeving is belangrijk voor het goed functioneren van mens en natuur. Bij ruimtelijke ontwikkelingen is het van belang te werken aan instandhouding of verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving en moet schade en overlast voorkomen worden. Daarbij moet rekening worden gehouden met toekomstige veranderingen, verwachtingen en onzekerheden; denk daarbij aan klimaatveranderingen, technologische doorbraken en politieke onzekerheid. Goede stedenbouwkundige plannen en bouwplannen geven hieraan een passende invulling. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in energietransitie en klimaatbestendigheid.
Nederland heeft de ambitie om in 2050 energieneutraal te zijn en om de uitstoot van CO2 drastisch te verminderen. Om dit te kunnen realiseren zijn grote en kleine veranderingen nodig: de energietransitie. De omschakeling van het gebruik van fossiele brandstoffen naar meer duurzame vormen van energie is de grootste omslag, maar we zullen er ook bewust van moeten zijn dat we anders moeten gaan kijken naar ons energieverbruik. De energietransitie heeft ook een ruimtelijke inslag: het bestaand stedelijk gebied en buitengebied moeten (steden)bouwkundig worden aangepast en nieuwe ontwikkelingen worden toekomstbestendig ontwikkeld.
Onderhavig plan draagt op de volgende wijzen bij aan de energietransitie:
Klimaatverandering is merkbaar en heeft steeds meer een effect op ons dagelijks leven. De zomers worden langer, heter en droger, en áls er regen valt dan komt die vaak in grote hoeveelheden. De winters worden warmer en natter. Dit heeft effect op het woon- en leefklimaat door hittestress, periodes van droogte en een verandering van de biodiversiteit. Door met het stedenbouwkundig plan en bouwplan rekening te houden met het veranderende klimaat, kan overlast worden voorkomen en is er sprake van een klimaatbestendige ontwikkeling.
Onderhavig plan voorziet hier op de volgende wijze in:
In dit hoofdstuk wordt het plan getoetst aan het relevante vigerende beleid. Achtereenvolgens komt aan de orde het beleid op:
De nationale omgevingsvisie (NOVI) is op 11 september 2020 vastgesteld. Deze visie is door het rijk opgesteld in het kader van de nieuwe omgevingswet, die naar verwachting per 1 januari 2024 in werking treedt. Aan de aan van een toekomstperspectief is hierin de langetermijnvisie in beeld gebracht. Op nationale belangen wil het Rijk (net als nu) sturen en richting geven. Hiervoor worden de volgende vier prioriteiten onderscheiden:
Om invulling te kunnen geven aan deze vier prioriteiten hanteert het rijk de volgende drie afwegingsprincipes:
Met de NOVI wordt gebouwd aan sterke, aantrekkelijke en gezonde steden, waarbij wordt gestreefd naar de verdere ontwikkeling van het Stedelijk Netwerk Nederland. De wens is om daar naar toe te groeien en een goed bereikbaar netwerk van steden en regio’s te realiseren. De grote actuele woningbehoefte vraagt tegelijkertijd om oplossingen op korte termijn. Het kabinet heeft voor de korte termijn daarom een pakket aan maatregelen voorgesteld om de woningbouw een nieuwe, stevige impuls te geven. De locaties bevinden zich in het Stedelijk Netwerk Nederland. Het planvoornemen vindt plaats in lijn met de ambities van de integrale verstedelijkingsstrategie, zo veel mogelijk in bestaand stedelijk gebied, klimaatbestendig en natuurinclusief. Grote open ruimten tussen de steden houden hun groene karakter. Het aanbod en de kwaliteit van het groen in de stad worden versterkt en de aansluiting op het groene gebied buiten de stad wordt verbeterd.
De opgave is daarbij om de veiligheid en gezondheid van onze leefomgeving zodanig te verbeteren dat in 2050 negatieve omgevingseffecten op onze gezondheid naar een verwaarloosbaar laag niveau zijn gebracht. Daarnaast streeft het kabinet ernaar om in 2030 te voldoen aan de huidige WHO-advieswaarden. Ook het tot een verwaarloosbaar niveau terugbrengen van omgevingsrisico's als gevolg van industriële activiteiten en transport (omgevingsveiligheid) is onderdeel van de opgave'.
In dat kader wordt voortgeborduurd op de SVIR en voorziet het planvoornemen in de ontwikkeling van 72 wooneenheden in stedelijk gebied. De wooneenheden worden klimaatbestendig en duurzaam gerealiseerd. Het planvoornemen draagt daarmee bij aan de ontwikkeling van een sterke, aantrekkelijke en gezonde stad.
De AMvB Ruimte wordt in juridische termen aangeduid als Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Op 30 juni 2011 zijn alle ontwerpstukken van de AMvB als bijlage bij de SVIR gepubliceerd. Het besluit is op 30 december 2011 in werking getreden en op 1 oktober 2012 zijn enkele wijzigingen in werking getreden. In de AMvB zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen.
De AMvB Ruimte is gericht op doorwerking van de nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen.
De onderwerpen in het Barro betreffen: Rijksvaarwegen, Project Mainportontwikkeling Rotterdam, Kustfundament, Grote Rivieren, Waddenzee en waddengebied, Defensie, Natuurnetwerk Nederland, erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, hoofdwegen en hoofdspoorwegen, elektriciteitsvoorziening, buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen, primaire waterkeringen buiten het kustfundament en het IJsselmeergebied.
Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is een samenhangend netwerk van natuurgebieden in Nederland.
De provincies zijn verantwoordelijk voor het Natuurnetwerk Nederland op het land.
Analyse
De Poort wordt niet omgeven door het Natuurnetwerk en heeft dan ook geen invloed op de begrenzing van het NNB.
Regeling algemene regels ruimtelijke ordening
De Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) is gebaseerd op het Barro. In het Barro is bepaald dat bij ministeriële regeling verschillende militaire terreinen en objecten, hoofdwegen en EHSgebieden worden aangewezen, waar gemeenten bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening mee moeten houden. In het Rarro wordt daar uitvoering aan gegeven.
Analyse
Het plangebied valt niet binnen vrijwaringszones langs rijksvaarwegen, noch binnen tracés voor
hoogspanningsverbindingen.
Het plangebied is gelegen binnen het 'Radarverstoringsgebied' van radarstation van de militaire luchthaven Vliegbasis de Peel. Om de werking van dit radarstation niet te beperken, zijn om deze stations radarverstoringsgebieden aangewezen waarbinnen windmolens en hoge gebouwen beperkt mogelijk zijn. In dit bestemmingsplan wordt geen bebouwing van een dergelijke hoogte toegestaan, die een belemmering kan vormen voor de objecten die middels het Rarro zijn beschermd.
Conclusie
Het project vormt geen belemmering voor de nationale belangen die middels het Barro en Rarro beschermd zijn.
Met het doel de ruimte zorgvuldig en duurzaam te gebruiken, is de Ladder voor Duurzame Verstedelijking opgesteld. Deze is verankerd in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (versie 1 juli 2017). Bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen moet worden aangetoond dat deze voorzien in een behoefte, en moet - in geval dat de ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied plaatsvindt - een motivering worden opgenomen waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
Projecten die meer dan twaalf woningen bevatten worden op basis van jurisprudentie als stedelijke ontwikkeling gezien. Het initiatief omvat de realisatie van 72 wooneenheden. De Ladder van duurzame verstedelijking is op het initiatief van toepassing. De ontwikkeling dient nader te worden gemotiveerd.
Kwalitatieve verantwoording
Met het planvoornemen worden binnen bestaand stedelijk gebied 72 nieuwe wooneenheden gerealiseerd. De bouw van deze 72 wooneenheden sluit in kwalitatieve zin aan bij het van toepassing zijnde beleid en de woningbehoefte in de gemeente. Op basis van de Woonvisie gemeente Deurne 2019-2040, zie ook paragraaf 4.3.2, is bouwen binnen bestaand stedelijk gebied (inbreiding, herstructurering en transformatie) het uitgangspunt. Dit onder de voorwaarden dat het stedenbouwkundig en planologisch passend en milieutechnisch mogelijk is. Dit is in hoofdstuk 3 en 5 van deze toelichting aangetoond. Daarnaast dient het planvoornemen aan te sluiten bij het afwegingskader woningbouwkwaliteiten uit deze Woonvisie. Met het realiseren van middeldure huur- en koopappartementen, wordt aan deze laatste voorwaarde voldaan.
Kwantitatieve verantwoording
De gemeente Deurne beschikt over een gemeentelijk woningbouwprogramma dat aansluit bij de kaders van de gemeentelijke Woonvisie en past binnen de Regionale woonafspraken (zie ook Interim Omgevingsverordening provincie Noord-Brabant). Uitgangspunt voor de Regionale woonafspraken is de provinciale bevolkings- en woningbehoefteprognose, deze is per gemeente richtinggevend.
Het plangebied is gelegen binnen woningmarktgebied De Peel. In maart 2023 is afgesproken dat de afspraken in de Regionale Woondeal Zuidoost-Brabant leidend zijn voor de Peelgemeenten en de gemeente Deurne. In de Regionale Woondeal Zuidoost-Brabant is voor de gemeente Deurne een woningbouwproductie van minimaal 1080 woningen in de periode 2022-2030 opgenomen.
Op basis van de matrix van de Provincie Noord-Brabant bedraagt de harde plancapaciteit 412 woningen voor de periode 2020-2030. Hieruit volgt dus dat er nog voldoende behoefte aan woningbouw bestaat. De voorgenomen realisatie van 72 woningen binnen bestaand stedelijk gebied, zoals vastgelegd door de provincie Noord-Brabant, past binnen de afspraken.
Conclusie
Het planvoornemen past zowel in kwantitatieve als kwalitatieve zin binnen de woningbehoefte in Deurne en is daarmee passend binnen de Ladder voor duurzame verstedelijking.
Het provinciale ruimtelijk beleid is vastgelegd in de nota's:
Het plan wordt aan deze nota's getoetst.
Provinciale Staten hebben op 7 februari 2014 de partiële herziening van de in 2010
vastgestelde Structuurvisie ruimtelijke ordening Noord-Brabant vastgesteld. De partiële herziening richt zich alleen op het verwerken van besluitvorming die op landelijk en
provinciaal niveau al heeft plaatsgehad. De provincie geeft in de ‘Structuurvisie ruimtelijke ordening 2010 – partiële herziening 2014’ de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid tot 2025 (met een doorkijk naar 2040). De provincie kiest voor een duurzame ontwikkeling waarin de kwaliteiten van de provincie sturend zijn bij de ruimtelijke keuzes
die de komende jaren op de provincie afkomen. Nieuwe ontwikkelingen moeten bijdragen aan de kracht en identiteit van Noord-Brabant.
Het ruimtelijk beleid van de provincie Noord Brabant heeft als hoofddoel: ‘zorgvuldiger omgaan met de Brabantse ruimte’. De provincie streeft ernaar om de economische, ecologische en sociaal-culturele kwaliteiten meer met elkaar in balans te brengen, zodat het voor iedereen prettig wonen, werken en recreëren is in Noord-Brabant. Om het hoofddoel te kunnen bereiken, heeft de provincie Noord-Brabant vijf leidende principes geformuleerd voor het ruimtelijk beleid voor de periode tot 2020:
Binnen de stedelijke structuur worden twee ontwikkelingsperspectieven onderscheiden:
Bij de opvang van de verstedelijkingsbehoefte wordt het accent sterker verlegd van nieuwe uitleg naar het bestaand stedelijk gebied, door in te zetten op herstructurering en onderhoud. Beheer en (her)ontwikkeling van de bestaande voorraad vragen specifieke aandacht. Er wordt ingezet op zorgvuldig ruimtegebruik door de ruimte binnen het bestaand bebouwd gebied zo goed mogelijk te benutten. Om het aansnijden van nieuwe ruimte in directe samenhang te bezien met de mogelijkheden voor inbreiden en herstructurering, heeft het Rijk de 'ladder voor duurzame verstedelijking' opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening. De provincie gebruikt deze ladder voor haar afweging rondom zorgvuldig ruimtegebruik.
Analyse
Onderhavig plan betreft een binnenstedelijke herontwikkeling waarbij 72 wooneenheden worden ontwikkeld. Het plangebied ligt binnen het bestaand stedelijk gebied. Hierbij wordt aangesloten bij principes als zuinig ruimtegebruik en herstructurering.
Conclusie
De ontwikkeling is in lijn met het door de provincie Noord-Brabant voorgestane beleid, zoals omschreven in de ‘Structuurvisie ruimtelijke ordening 2010 - partiële herziening 2014’.
In voorbereiding op de inwerkingtreding van de Omgevingswet heeft de provincie de Omgevingsvisie Noord-Brabant vastgesteld (14 december 2018). Deze omgevingsvisie bevat de visie van het provinciale bestuur op de Brabantse leefomgeving van de toekomst (2050). Naar de uitgangspunten van de Omgevingswet zijn daarbij geen routes naar de gestelde doelen vastgelegd, omdat daarmee een beter samenspel en draagvlak kunnen ontstaan. De Omgevingsvisie zal onder meer de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening gaan vervangen.
De Omgevingsvisie kent één basisopgave: "werken aan veiligheid, gezondheid en omgevingskwaliteit". Elke ruimtelijke ontwikkeling moet - ongeacht de omvang - hieraan bijdragen. In vier hoofdopgaven worden nadere accenten gelegd:
De provincie blijft inzetten op duurzame verstedelijking door middel van herbestemming en transformatie in het bestaand bebouwd gebied. Hier liggen tevens kansen voor het toekomstbestendig maken van het stedelijk gebied en voor het creëren van ruimte voor nieuwe economische ontwikkelingen en woningbouw. De komende 10 jaar ligt er een forse woningbouwopgave van circa 120.000 woningen, daarna loopt de woningbouwopgave in omvang terug. De provincie ziet deze opgave als kans om invulling te geven aan de energieopgave in het stedelijk gebied, het stedelijk gebied klimaatbestendig te maken en de kwaliteit van het stedelijk gebied op orde te brengen. Het klimaatbestendig maken van
het stedelijk gebied betekent dat er voldoende ruimte wordt gereserveerd om water op te vangen en vast te houden voor tijden van hitte en droogte. Daarnaast is meer ruimte nodig voor groen om de steden leefbaarder en gezonder te maken en hittestress tegen te gaan.
Analyse
Onderhavig plan betreft de bouw van 72 appartementen. Deze ontwikkeling draagt op de volgende wijze bij aan de 'grote' hoofdopgaven.
ad 1. | De energietransitie houdt enerzijds in het verminderen van het energieverbruik en anderzijds de verduurzaming van de energie. De nieuwe woningen binnen het plangebied zullen minstens aan de in het Bouwbesluit en het gemeentelijke duurzaamheidsbeleid opgenomen energieprestatie-eisen moeten voldoen. Nadere uitwerking hiervan zal plaatsvinden in het kader van het bouwplan voor de woningen. Daar komt dan ook de verduurzaming van de energie aan bod, bijvoorbeeld door het aanleggen van een eigen energievoorziening. |
ad 2. | Eén van de onderdelen van een klimaatproof Brabant is het zorgen voor een klimaatbestendige en waterrobuuste inrichting. Onderhavig plan wordt gerealiseerd op een plek die hoog en droog genoeg is. Door infiltratie van het hemelwater ter plaatse wordt voorkomen dat er een versnelde afvoer plaatsvindt. Het ontwerp van de woningen en de inrichting van de openbare ruimte kunnen voorts een bijdrage leveren aan de klimaatadaptatie. Dit wordt in het bouwplan nader uitgewerkt. |
ad 3. | Een duurzame verstedelijking draagt bij aan het komen tot een slimme netwerkstad. Uitbreiding van het bestaand stedelijk gebied is alleen wenselijk vanuit kwalitatieve overwegingen en bij een concrete marktvraag. De 72 appartementen worden gerealiseerd op een inbreidingslocatie binnen het bestaand stedelijk gebied. |
ad 4. | Onderdeel van een concurrerende en duurzame economie is het voorzien in een aantrekkelijk vestigingsklimaat. Door een zorgvuldige inpassing van de appartementen wordt een bijdrage geleverd aan de leefomgeving en daarmee aan het vestigingsklimaat. |
Conclusie
Het plan geeft invulling aan de opgaven van de Omgevingsvisie Noord-Brabant.
De Interim Omgevingsverordening (geconsolideerde versie 8 december 2020) bevat de provinciale regels en randvoorwaarden met een bindende werking over de fysieke leefomgeving. Deze vloeien voort uit de in de Omgevingsvisie genoemde doelen. De Interim Omgevingsverordening is opgesteld naar de gedachtegang van de nieuwe Omgevingswet die naar verwachting per 1 januari 2024 in werking zal treden.
De Interim omgevingsverordening (IOV) heeft een opbouw naar de verschillende doelgroepen. Voor onderhavig plan zijn in beginsel uitsluitend de in hoofdstuk 3 opgenomen "Instructieregels aan gemeenten" aan de orde. De afdelingen in dat hoofdstuk zijn als volgt te onderscheiden (waarbij de volgorde is omgekeerd ten behoeve van vergroting van de toepasbaarheid):
Het plangebied is onderdeel van het stedelijke gebied. In beginsel zijn daar conform artikel 3.42 IOV woningen toegestaan, mits voldaan wordt aan de genoemde voorwaarden. Hieronder is dit artikel overgenomen en wordt aan de voorwaarden getoetst.
''Artikel 3.42 - duurzame stedelijke ontwikkeling
Lid 1
Een bestemmingsplan dat voorziet in de ontwikkeling van een locatie voor wonen, werken of voorzieningen ligt binnen Stedelijk gebied en bevat een onderbouwing dat:
Lid 2
Een duurzame stedelijke ontwikkeling voor wonen, werken of voorzieningen:
UITSNEDE INTERIM OMGEVINGSVERORDENING NOORD-BRABANT, KAART STEDELIJKE ONTWIKKELING
Ter plaatse van het plangebied geldt het gebiedskenmerk 'Stalderingsgebied'. Het artikel 3.52 stelt regels aangaande de ontwikkeling van veehouderijen. Onderhavig plan omvat geen veehouderijen. Er hoeft derhalve geen nadere toetsing plaats te vinden.
UITSNEDE INTERIM OMGEVINGSVERORDENING NOORD-BRABANT, KAART LANDBOUW
Uit artikel 3.5 komt naar voren dat aan een drietal aspecten getoetst moet worden om een goede omgevingskwaliteit en een veilige, gezonde leefomgeving te waarborgen. Dit zijn de volgende aspecten:
Zorgvuldig ruimtegebruik houdt in dat de toedeling van functies in beginsel plaatsvindt binnen bestaand ruimtebeslag voor bebouwing. Hieraan voldoet een inbreidingslocatie binnen bestaand stedelijk gebied. Daarbij dient onderbouwd te worden dat voldaan kan worden aan de Ladder voor duurzame verstedelijking, zowel kwalitatief als kwantitatief. Bij invulling van de lagenbenadering zijn herkomstwaarde, vanuit het verleden, de (on)omkeerbaarheid van optredende effecten en de toekomstwaarde gelet op duurzaamheid en toekomstbestendigheid aandachtspunt.
Onderhavig planvoornemen betreft het herontwikkelingen van een onbebouwd perceel te midden van bestaande bebouwing en de realisatie van een hoogwaardige woonlocatie binnen het stedelijke concentratiegebied. Binnen het planvoornemen wordt een zorgvuldig ruimtegebruik verkregen door het gebruiken van een inbreidingslocatie binnen het bestaand stedelijk gebied.
De toepassing van de lagenbenadering omvat het effect van de ontwikkeling op de lagen in onderlinge wisselwerking met elkaar en het actief benutten van de factor tijd. De lagenbenadering omvat de effecten op:
Door de factor tijd actief te benutten wordt rekening gehouden met de herkomstwaarde, vanuit het verleden, de (on)omkeerbaarheid van optredende effecten en de toekomstwaarde gelet op duurzaamheid en toekomstbestendigheid.
Onderhavig planvoornemen zorgt niet voor een wijziging in de eerste twee lagen. Er treedt wel een verandering op in de derde laag. De bebouwing ter plaatse neemt in omvang toe gezien het feit dat het plangebied in de huidige situatie een onbebouwd perceel betreft.
Meerwaardecreatie omvat een evenwichtige benadering van de economische, ecologische en sociale aspecten die in een gebied en bij een ontwikkeling zijn betrokken, waaronder:
Onderhavig planvoornemen zorgt voor diverse sociaaleconomische meerwaardecreaties.
Allereerst wordt een onbebouwd perceel bebouwd, en daarmee wordt een gat in de bebouwing aan de rondweg opgevuld. De verwachting is dat de functie van het ziekenhuis op den duur verdwijnt. In dat verband en ook verder richting het centrum is het wenselijk om te kunnen anticiperen op de doorontwikkeling van deze gehele zone. Door gedeeltelijke invulling blijft deze mogelijkheid open.
Verder leidt de ingebruikname van de appartementen tot uitgaven in de directe omgeving, wat de economische positie van dit gedeelte van Deurne ten goede komt. Ten slotte zorgt de ingebruikname van de nieuwe hoogwaardige woonlocatie voor de instandhouding van het infrastructurele netwerk wat een positieve invloed heeft op dit gedeelte van Deurne.
Het plan past binnen het beleid van de Interim Omgevingsverordening.
Op 13 maart 2018 heeft de gemeenteraad van Deurne de 'Structuurvisie Deurne 2030' vastgesteld. Met deze structuurvisie wil de gemeente regie voeren op de ontwikkelingen en processen die voor de toekomst van Deurne van belang zijn. In deze structuurvisie ligt de nadruk op de visie van de gemeente op de functionele ontwikkelingen van de diverse, ruimtelijk relevante onderwerpen.
De structuurvisie richt zich op de volgende thema's: 'Gezond wonen en leven', 'Een gezonde lokale economie', 'Een sociale en zorgzame gemeente', Betaalbaar en divers wonen', Goede bereikbaarheid en 'Passende voorzieningen'. De gemeente streeft een prettige woon en leefomgeving en wil in 2050 energieneutraal zijn. De gemeente wil daarnaast de woningbouwopgave binnen het bestaande stedelijk gebied oplossen.
Gesteld wordt dat de afronding van de wijken en kernen van Deurne in zicht komt. Hierbij is in de komende jaren nog behoefte aan extra woningen, maar deze behoefte neemt af. Deze afnemende behoefte aan toevoegingen hangt samen met:
Om prettig in Deurne te kunnen (blijven) wonen is meer nodig dan alleen een passende woning. Daarvoor zijn ook een goede inrichting van de openbare ruimte, voldoende voorzieningen en een veilige woonomgeving nodig. Het is dan ook belangrijk dat de sterke punten van de gemeente zoals het detailhandelsniveau in het centrum, het scholenvierkant, het station en de binding van bewoners met kernen en wijken behouden en waar mogelijk versterkt worden. Hieruit volgen de volgende beleidsuitgangspunten en -keuzen:
UITSNEDE PLANKAART STRUCTUURVISIE
Analyse
Onderhavig planvoornemen ligt op een kantoor- en dienstenlocatie net buiten het centrum van Deurne. Ter plaatse wordt aan een onbebouwd perceel invulling gegeven, waardoor er een mooie afronding van de bestaande bebouwing wordt gevormd. Dit sluit aan bij de beleidsuitgangspunten en -keuzen 1, 2 en 3, omdat het planvoornemen voorziet in woningbouw nabij voorzieningen en het plangebied binnen het bestaand stedelijk gebied is gelegen. Daarnaast voldoet onderhavig plan aan bovenstaande uitgangspunten en past het binnen de woningvoorraad, zie paragraaf 4.3.2.
Op 3 juli 2019 is de 'Woonvisie gemeente Deurne 2019-2040' vastgesteld door de gemeenteraad van Deurne. In de woonvisie zet de gemeente in op het stimuleren van woningbouwinitiatieven in bestaand stedelijk gebied, die aansluiten bij de veranderende woonbehoeften.
Tot 2030 blijft het aantal huishoudens in de gemeente Deurne stijgen, vooral als gevolg van de toename van het aantal eenpersoonshuishoudens. Daarnaast blijft het aantal senioren stijgen als gevolg van de vergrijzing. Gelet op deze veranderende behoeften en de tekorten in de bestaande woningvoorraad zijn senioren, (her)starters en jonge gezinnen, jongeren en kwetsbare doelgroepen de prioritaire doelgroepen voor Deurne. Door maximaal in te zetten op 'goede plannen' binnen bestaand stedelijk gebied wil de gemeente Deurne alle kansen benutten om de ruimtelijke kwaliteit te verhogen en in de woningbehoeften te voorzien.
De gemeente hanteert het volgende afwegingskader voor woningbouwlocaties binnen bestaand stedelijk gebied:
Op basis van het afwegingskader woningbouwkwaliteiten wordt de prioriteit gelegd bij:
Analyse
Voor het plangebied ligt de focus op woningbouw in de middeldure huur/koopsector. Daarnaast zijn de beoogde woningen geschikt voor één- en tweepersoonshuishoudens. De beoogde ontwikkeling van 72 appartementen past daarmee binnen de bovenstaande uitgangspunten van de Woonvisie gemeente Deurne 2019-2040, aangezien sprake is van een inbreidingslocatie binnen bestaand stedelijk gebied, waarbij invulling wordt aan de bestaande kwalitatieve en kwantitatieve woonbehoefte.
Conclusie
Onderhavig planvoornemen past binnen de 'Woonvisie gemeente Deurne 2019-2040'.
Het doel van de welstandzorg is de kwaliteit van de individuele architectuur en van het totale straatbeeld op peil te houden en waar nodig en mogelijk te verbeteren. Uitgangspunt daarbij is de karakteristiek van het gebied waarin een bouwwerk staat of wordt opgericht. Een goede balans tussen individueel en algemeen belang staat hierbij centraal. Daartoe heeft de gemeente Deurne welstandsbeleid opgesteld.
Dit welstandsbeleid is geactualiseerd in de door de gemeenteraad op november 2016 vastgestelde 'Welstandsnota 2016'. De reden om een nieuwe Welstandsnota op te stellen is een verdere deregulering en vereenvoudiging van het welstandsbeleid en een versnelling van de vergunningsprocedure door invoering van een ambtelijke welstandstoets. Tegelijkertijd blijft de zorg voor de kwaliteit van onze gebouwde omgeving belangrijk – daar waar dat nodig en wenselijk is.
De belangrijkste wijzigingen ten opzichte van de eerdere welstandsnota zijn:
Zowel het bestemmingsplan als de welstandsnota heeft betrekking op de kwaliteit van de gebouwde omgeving. In beide documenten zijn regels opgenomen voor het oprichten van bouwwerken. Het bestemmingsplan bevat regels voor de bouw van gebouwen en overige bouwwerken, die bindend zijn. De uitwerking van de uiterlijke verschijning van gebouwen is vastgelegd in de welstandsnota.
In de welstandsnota is het plangebied gelegen binnen 'categorie 7, Kantoren'. Voor buurten met een planmatige stedenbouwkundige opzet en een eenheid in bebouwing en architectuur, zoals de woonbuurt in dit plan, is het welstandsniveau 'categorie 2, Dorpsinbreidingen' passend. Bij herziening van de welstandsnota zal dit voor het woningbouwdeel van het plangebied worden meegenomen.
Conclusie
Voorliggend bestemmingsplan sluit aan op de Welstandsnota. De uiteindelijke toetsing aan de Welstandsnota vindt plaats in het kader van de omgevingsvergunning voor het bouwen.
Regeling parkeernormen Deurne 2019 is op 12 november 2019 vastgesteld door de gemeenteraad van Deurne en bevat het beleid met betrekking tot parkeren. Binnen de gemeente Deurne wordt onderscheid gemaakt in een drietal zones, waarvoor specifieke parkeernormen zijn opgenomen. Voor het plangebied zijn de parkeernormen voor zone 1 van toepassing. De parkeernormen zijn in de regels van het bestemmingsplan verankerd.
In paragraaf 3.2.2 is een nadere beschrijving van de parkeeroplossing opgenomen.
In dit hoofdstuk worden de uitvoeringsaspecten beschreven. Achtereenvolgens komen aan de orde:
Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet een toetsing plaatsvinden van de voorgenomen ontwikkelingen aan de relevante milieuaspecten, teneinde het toekomstige gebruik af te stemmen op de omgeving. In deze paragraaf worden de milieuaspecten afzonderlijk beschreven.
Uitgangspunt is dat de bodemkwaliteit geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet worden beoordeeld of de bodemkwaliteit past bij deze nieuwe functie.
Om de huidige bodemkwaliteit inzichtelijk te maken heeft Aeres Milieu een vooronderzoek bodem uitgevoerd: rapport "Vooronderzoek NEN5725 De Poort (ong.), Deurne" (26 januari 2022, AM21600 ). Het onderzoeksrapport is bijgevoegd als bijlage 1.
Aeres Milieu concludeert dat de onderzoekslocatie als “verdacht” wordt beschouwd op het
voorkomen van licht verhoogde gehalten in de bodem en het grondwater. Opgemerkt wordt dat het laatste onderzoek ter plaatse dateert van 1998.
Geadviseerd wordt om voor bij een voorgenomen gevoeligere bestemming, aanvraag van een omgevingsvergunning of grondwerkzaamheden om ter plaatse een verkennend bodemonderzoek conform de NEN 5740 uit te voeren. Deze dient conform de strategie ‘VED-HE’ uitgevoerd te worden, waarbij de bovengrond verdacht is op het voorkomen van zware metalen,
minerale olie en PAK’s.
Op basis van de conclusies en advies uit het vooronderzoek heeft Aeres Milieu een verkennend bodem- en asbestonderzoek uitgevoerd: rapport "Verkennend bodem- en asbestonderzoek De Poort (ong.), Deurne" (14 april 2022; AM21600-2). Het onderzoeksrapport is bijgevoegd als bijlage 2.
Aeres Milieu concludeert dat tijdens de veldinspectie op de locatie geen waarnemingen zijn gedaan die wijzen op de aanwezigheid van bodemverontreiniging of bronnen van verontreiniging. Tijdens de uitvoering van de veldwerkzaamheden zijn in het opgeboorde bodemmateriaal van de bovengrond en ondergrond, behoudens een fundatielaag onder de klinkerverharding, visueel geen bijmengingen/bijzonderheden aangetroffen. Het traject van circa 0,15 tot 0,5 m-mv onder de klinkerverharding bestaat uit baksteenhoudend zand of volledig menggranulaat. Op het maaiveld en in het uitgegraven materiaal uit de asbestinspectiegaten is visueel geen asbestverdacht materiaal waargenomen.
Uit de analyseresultaten blijkt dat in de bovengrond geen gehalten zijn gemeten verhoogd ten opzichte van de achtergrondwaarden. De ondergrond (traject 0,5-1,5 m-mv) is plaatselijk licht verhoogd met barium. Het geanalyseerde funderingsmateriaal/menggranulaat onder klinkerverharding is toepasbaar (gehalten kleiner dan de samenstellings- en emissiewaarden). In de onderzochte mengmonsters van de fijne fractie (onderzoek naar asbest) is geen verhoogd asbestgehalte aangetoond. Het freatisch grondwater is matig verhoogd met zink en licht verhoogd met barium en xylenen.
De resultaten van dit bodemonderzoek geven geen aanleiding tot het uitvoeren van een nader bodemonderzoek. De milieuhygiënische conditie van de bodem vormt geen belemmering voor de voorgenomen planontwikkeling (nieuwbouw appartementen).
Het aspect bodemkwaliteit vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Om te voorkomen dat als gevolg van het plan voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten optreden moet worden getoetst of:
Basis voor deze toetsing vormt de handreiking "Bedrijven en milieuzonering" (VNG, Den Haag, 2009), waarin richtafstanden zijn opgenomen voor diverse bedrijfstypen.
Omgevingstype
Het omgevingstype van voorliggend plangebied is een gemengd gebied met wonen. Met gemengd gebied met wonen wordt bedoeld een (centrum)stedelijk gebied waar een menging van functies inclusief woningen aanwezig is. Er zijn naast wonen in de directe nabijheid andere functies toegelaten, zoals bijvoorbeeld horeca, detailhandel, onderwijs, zorg, cultuur en/of lichte bedrijvigheid geschikt voor functiemenging.
In de omgeving van het plangebied is sprake van matige tot sterke functiemenging door de aanwezigheid van het ziekenhuis en de aanwezigheid van een drukke ontsluitingsweg (Helmondsingel) ten noorden van het plangebied die al reeds zorgt voor (een aanzienlijke) milieubelasting in de vorm van geluid.
Dit houdt in dat de richtafstanden met een afstandsstap mogen worden teruggebracht, behalve voor het onderdeel gevaar. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals kantoren, detailhandel en een ziekenhuis.
Invloed plan op de omgeving
Het plan betreft woningbouw. De woningen worden gasvrij aangelegd. Omdat het hierdoor aannemelijk is dat warmtepompen worden geïnstalleerd, is de afstand tot het ziekenhuis beschouwd. Deze bedraagt minimaal 26 meter. Door het geluid van de eerder genoemde ontsluitingsweg zal het geluid van de warmtepompen geen relevante toename van de geluidsbelasting op de gevels van het ziekenhuis veroorzaken.
Omdat op dit moment nog niet bekend is welke type warmtepompen zullen worden geïnstalleerd, waar op de daken deze zullen komen en welke afschermende maatregelen getroffen (kunnen) worden is een onderzoek naar de werkelijke geluidbelasting door de warmtepompen nog niet mogelijk.
Uitgaande van een reguliere warmtepomp met een bronsterkte van 60 dB(A) zal het geluidniveau op 25 meter afstand (afstand bouwvlak tot gebouw ziekenhuis) voor 1 warmtepomp maximaal 25 dB(A) bedragen. Daarmee kan een individuele warmtepomp voldoen aan de gestelde eisen. Ook wanneer de warmtepompen gelijktijdig in gebruik zijn zal voldaan kunnen worden aan de eisen. Bij de aanvraag omgevingsvergunning zal met een berekening aangetoond worden dat de warmtepompen op voldoende afstand tot het ziekenhuis staan of dat er voldoende afschermende maatregelen zijn getroffen (bijvoorbeeld verhoogde dakrand)
Daarnaast wordt natuurlijk ook rekening gehouden met de in het plan aanwezige woningen.
Invloed omliggende inrichtingen op plan
Hieronder staat een overzicht van de bedrijven in de directe omgeving, de SBI-code, de milieucategorie en de bijbehorende richtafstand, alsmede de werkelijke afstand van de perceelsgrens van dit bedrijf tot het bouwvlak van het dichtstbijzijnde milieugevoelige object binnen het plangebied.
bedrijf | SBI-code | categorie | richt- afstand in gemengd gebied |
werkelijke afstand bouwvlak tot perceelsgrens | |||
Dunantweg 14: sportschool /zwemschool | 9313 | 2 | 10 m | 9 m | |||
Dunantweg 16: ziekenhuis | 8610 | 2 | 10 m | 15 m | |||
Dunantweg: parkeerplaats ziekenhuis | 6321 | 2 | 10 | 15 m | |||
Dunantweg 10: woningbouwvereniging | 941/942 | 1 | 0 m | 120 m | |||
Dunantweg ong: skatepark | 2 | 10 m | 135 m | ||||
De Poort 7: Notariaat | 941/942 | 1 | 0 m | 75 m | |||
De Poort 7a: advocatenkantoor | 941/942 | 1 | 0 m | 75 m | |||
De Poort 9c: advocatenkantoor | 941/942 | 1 | 0 m | 60 m | |||
De Poort 3: Bank | 64 | 1 | 0 m | 85 m | |||
De Poort 3a: Kantoor leverancier | 64 | 1 | 0 m | 35 m |
Het plan ligt buiten de richtafstanden van de meeste omliggende bedrijfsactiviteiten. Het oostelijk deel van het plan ligt op korte afstand van het ziekenhuis, maar ook buiten de richtafstand behorend bij een ziekenhuis in een gemengd gebied. Een nadere beschouwing van deze activiteiten is daarom niet noodzakelijk.
De sportschool/zwemschool aan de Dunantweg 14 ligt wel binnen de richtafstanden.
De activiteit betreft een sportschool en een zwemschool met een klein zwembad ten behoeve van zwemlessen met omliggende parkeerplaatsen. Er zijn geen toekomstplannen voor deze locatie bekend. De uitbreidingsmogelijkheden vanuit de beheersverordening zijn beperkt, omdat het maximum bebouwingspercentage al grotendeels benut is. Daarnaast zijn ontwikkelingsmogelijkheden beperkt door de ligging van het ziekenhuis (2 m tot perceelsgrens en 14 m tot de huidige bebouwing).
Omdat nieuwe ontwikkelingen niet te verwachten zijn is, uitgaande van de bestaande dichtst bijgelegen milieurelevante activiteit van de sportschool/zwemschool (de ontsluitingsweg naar het parkeerterrein aan de achterzijde van de bebouwing) de afstand tussen deze activiteit en het nieuwe bouwvlak 25 meter. Hiermee wordt voldaan aan de richtafstand.
Het plan vormt geen belemmering voor de omliggende bedrijven en vice versa.
Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Bij het mogelijk maken van nieuwe gevoelige functies is het aspect externe veiligheid van belang. Dit heeft betrekking op inrichtingen, buisleidingen en transportroutes waar een ongeval met gevaarlijke stoffen kan plaatsvinden, met fatale gevolgen voor personen die geen directe relatie hebben tot de risicovolle activiteit.
Het kader voor het beoordelen van externe veiligheid bestaat met name uit:
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt daarnaast getoetst aan de van toepassing zijnde veiligheidsafstanden uit onder meer het Activiteitenbesluit en het Besluiten algemene regels ruimtelijke ordening.
Kernbegrippen
In het beoordelingskader staan twee kernbegrippen centraal:
Verantwoordingsplicht groepsrisico
Met het invullen van de verantwoordingsplicht wordt antwoord gegeven op de vraag in hoeverre eventuele externe veiligheidsrisico's in het plangebied worden geaccepteerd en welke maatregelen getroffen zijn om het risico zoveel mogelijk te beperken. Het invullen van de verantwoordingsplicht is een taak van het bevoegd gezag (veelal de gemeente), waardoor het externe veiligheidsaspect wordt meegewogen bij het maken van ruimtelijke keuzes. Deze verantwoording is kwalitatief en bevat verschillende onderdelen die aan bod kunnen of moeten komen. In onderstaand overzicht (volgend uit de Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico) zijn de onderdelen van de verantwoording nader uitgewerkt en toegelicht.
Bron | Wanneer en opzet verantwoording groepsrisico |
Inrichtingen (Bevi) | Altijd wanneer er binnen een invloedsgebied een ruimtelijk besluit wordt genomen. |
Buisleidingen (Bevb) | Altijd wanneer er binnen een invloedsgebied een ruimtelijk besluit wordt genomen. Er kan echter worden volstaan met een beperkte verantwoording wanneer: 1) het groepsrisico lager is dan 0,1 keer de oriëntatiewaarde, of 2) de toename minder is dan 10% en de oriënterende waarde niet wordt overschreden, of 3) personen zich buiten de 100% letaliteitgrens bevinden. Bij een beperkte verantwoording hoeven alleen zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid beschouwd te worden. |
Transportroutes (Bevt) | Altijd wanneer er binnen een invloedsgebied een ruimtelijk besluit wordt genomen. Er kan echter worden volstaan met een beperkte verantwoording wanneer: 1) het groepsrisico lager is dan 0,1 keer de oriëntatiewaarde, of 2) de toename minder is dan 10% en de oriënterende waarde niet wordt overschreden, of 3) personen zich buiten de 200 meter-zone bevinden. Bij een beperkte verantwoording hoeven alleen zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid beschouwd te worden. |
Door het uitwerken van de verantwoordingsplicht neemt het bevoegd gezag de verantwoordelijkheid voor het 'restrisico' dat overblijft nadat benodigde de veiligheidsverhogende maatregelen genomen zijn.
De Risicokaart Nederland geeft een overzicht van de ligging van risicovolle activiteiten ten opzichte van het plangebied. Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de Risicokaart.
UITSNEDE RISICOKAART NEDERLAND
Inrichtingen
Er liggen geen Bevi-inrichtingen op korte afstand van het plangebied.
Buisleidingen
Er liggen geen buisleiding die onder het Bevb vallen op korte afstand van het plangebied.
Transportroutes
Ten zuiden van het plangebied ligt op enige afstand de spoorlijn Deurne - Helmond die opgenomen is in de Regeling basisnet en daarmee onder het Besluit externe veiligheid transportroutes valt. Conform de Regeling bedraagt de PR-contour (10-6/jr) maximaal 200 meter. Het invloedsgebied voor het groepsrisico bedraagt 4.000 meter.
De werkelijke afstand van het plangebied tot de transportroute bedraagt circa 1.400 meter. Het plangebied ligt daarmee binnen het GR-invloedsgebied, maar buiten de meest relevante zone (200 meter) en ook buiten de PR-contour.
Het aspect externe veiligheid vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen nabij agrarische bedrijven is het aspect geurhinder van belang. Er moet worden aangetoond dat het plan geen belemmering vormt voor agrarische bedrijven en dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van het plan.
Het initiatief omvat nieuwe geurgevoelige objecten, en is gelegen in de omgeving van veehouderijen.
Onderzoeksbureau Kragten heeft een Agrarisch geuronderzoek uitgevoerd (20220118-BOR002RAP-AGG 1.0 | 18-01-2022). Hieronder zijn de conclusies van het onderzoek kort samengevat. Het volledige rapport is opgenomen in bijlage 3.
Beoordeling milieu- en planologische rechten
Binnen een straal van 500 meter rondom het woningbouwplan zijn geen veehouderijen gelegen. Het individueel beschouwen van veehouderijen op een grotere afstand dan 500 meter is voor de geuremissie niet relevant. Op basis hiervan wordt geconcludeerd dat de nieuwe woningen geen inbreuk maken op de vergunde en planologische geurruimte van omliggende veehouderijen.
Beoordeling woon- en leefklimaat
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is tevens onderzocht of sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Hiertoe is de achtergrondgeurbelasting vanwege de omliggende veehouderijen berekend en is daarnaast de voorgrondgeurbelasting ten gevolge van de (maatgevende) veehouderij aan de Strijpsebaan 5A berekend.
De berekende voorgrondgeurbelasting ten gevolge van de veehouderij aan de Stijpsebaan 5A bedraagt ten hoogste 1,2 OUE/m3 ter plaatse van de randen van het plangebied. Hiermee is het woon- en leefklimaat te beoordelen als ‘zeer goed’. De berekende achtergrondgeurbelasting bedraagt ter plaatse van het woningbouwplan 2,2 OUE/m3. Hiermee is het woon- en leefklimaat op basis van de achtergrondgeurbelasting te classificeren als ‘zeer goed’ ter plaatse van het plangebied.
Conform de vuistregel "dat de voorgrondgeurbelasting maatgevend is indien die tenminste de helft bedraagt van de achtergrondgeurbelasting" is in onderhavige situatie voor de beoordeling van het woon- en leefklimaat de voorgrondgeurbelasting maatgevend voor de planontwikkeling. Het woon- en leefklimaat als gevolg van de voorgrondgeurbelasting is te kwalificeren als ‘zeer goed’.
Op basis van de “Beleidsregel ruimtelijke ontwikkelingen en geurhinder gemeente Deurne 2015” voldoet de berekende achtergrondgeurbelasting aan de streefwaarde en is het te classificeren als ‘goed’. Waardoor vanuit het deelaspect ‘cumulatieve geurhinder uit stallen van veehouderijen’ geen belemmeringen zijn om mee te kunnen werken aan dit ruimtelijke initiatief.
Het aspect geurhinder veehouderijen vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Ruimtelijke ontwikkelingen moeten voldoen aan de regelgeving inzake geluidhinder. In de Wet geluidhinder (Wgh) wordt onderscheid gemaakt in wegverkeerslawaai, spoorweglawaai en industrielawaai. In de Wgh zijn normen voor maximaal toelaatbare geluidsbelasting op (de gevels van) geluidgevoelige objecten vastgelegd.
Het plan omvat nieuwe geluidgevoelige objecten.
Verkeerslawaai
Het plangebied ligt binnen de onderzoekszone van de Dunantweg, De Poort, de Houtenhoekweg, De Helmondsingel (N270) en de Bakelseweg (N604). Om de gevelbelasting van de nieuwe woningen inzichtelijk te maken heeft Kragten uit Roermond een akoestisch onderzoek uitgevoerd: rapport "Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai" (5 oktober 2023, 20231005-BOT002-AKO-WVL-5.0). Het onderzoeksrapport is als bijlage 4 bijgevoegd.
Wet geluidhinder
In het kader van de Wet geluidhinder is de geluidbelasting ten gevolge van de Dunantweg, De Poort, de Houtenhoekweg, De Helmondsingel (N270) en de Bakelseweg (N604). inzichtelijk gemaakt. De berekende geluidbelasting ten gevolge van de Dunantweg, De Poort, de Houtenhoekweg en de Bakelseweg (N604) respecteren de voorkeursgrenswaarde van 48 dB.
Ten gevolge van de Helmondsingel (N270) bedraagt de berekende geluidbelasting ten hoogste 65 dB inclusief aftrek artikel 110g van de Wet geluidhinder. Hiermee wordt de voorkeursgrenswaarde (48 dB) en de maximale ontheffingswaarde (63 dB) ter plaatse van de noordgevels, de westgevel van G-1 en de oostgevel van G-4 niet gerespecteerd. Bron- en overdrachtsmaatregelen ten einde het verlagen van de geluidbelasting zijn onderzocht en
stuiten op overwegende bezwaren.
De noordgevel van alle gebouwen krijgen Total Glas SilentAir geluidschermen van Metaglas. De benodigde geluidwering van het Total Glas SilentAir geluidschermen bedraagt 2 dB (verschil tussen geluidbelasting op de noordgevels (65 dB) en de maximale ontheffingswaarde uit de Wet geluidhinder (63 dB)). Op basis van de informatie op de website van Metaglas, kan een keuze gemaakt worden uit de varianten die voldoen aan deze eis (alle oplossing met cassette)
Voor de noordgevels van de gebouwen G-1 en G-4 geldt dat, voor zover de geluidbelasting hier meer bedraagt dan 63 dB, deze gevels als zogenaamde ‘dove gevels’, een gevel zonder te openen delen met voldoende geluidwering (conform artikel 1b vierde lid Wet geluidhinder), uitgevoerd dienen te worden.
Uit een aanvullend onderzoek naar de geluidwering van de gevel zal moeten blijken of de vereiste karakteristieke geluidwering van de gevel (GA;k) voldoet aan de eisen uit het Bouwbesluit 2012.
Goede ruimtelijke ordening
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is de cumulatieve geluidbelasting ten gevolge van alle wegen inzichtelijk gemaakt. De cumulatieve geluidbelastingen (exclusief aftrek artikel 110g van de Wet geluidhinder) bedragen ten hoogste 67 dB. Maatregelen voor het verlagen van de geluidbelasting zijn onderzocht en stuiten op overwegende bezwaren. Geadviseerd wordt om middels een aanvullend akoestisch onderzoek aan te tonen dat de gevels met een gecumuleerde geluidbelasting van meer dan 53 dB wel een voldoende geluidwering (GA;k) hebben zodat een binnenniveau van 33 dB gerespecteerd blijft.
Na het verlenen van een hogere waarde voor de van toepassing zijnde toetspunten vormt het aspect geluid vanwege de omliggende wegen geen belemmering voor de realisatie van het plan. Het besluit Hogere Waarde Wet Geluidshinder is bijgevoegd als bijlage 5.
Industrielawaai /spoorweglawaai
Het plangebied ligt niet binnen een geluidszone van een gezoneerd industrieterrein of spoorweg. Er is geen akoestisch onderzoek nodig voor deze aspecten.
Het aspect geluid vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Om personen tegen de gevolgen van luchtverontreiniging te beschermen zijn in de Wet milieubeheer normen opgenomen voor bepaalde stoffen. Bij de beoordeling van het aspect luchtkwaliteit moet enerzijds aangetoond worden dat een ruimtelijke ontwikkeling niet leidt tot een (significante) overschrijding van de luchtkwaliteitsnormen en anderzijds dat ter plaatse van het plangebied sprake is van een goed woon- en leefklimaat.
Effecten plan op luchtkwaliteit
In de "Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)" zijn categorieën van gevallen genoemd die niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie van fijnstof in de buitenlucht. Zo is een project met maximaal 1.500 woningen (netto) bij minimaal 1 ontsluitingsweg één van de genoemde gevallen.
Onderhavig plan omvat 72 woningen en betreft daarmee een project dat niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van fijnstof in de buitenlucht. Er is geen nader onderzoek nodig.
Goed woon- en leefklimaat
Het plan ligt niet in de nabijheid van zware industrie, (een concentratie van meerdere) intensieve veehouderijen of drukke vaarwegen. Voor de beoordeling van het woon- en leefklimaat wordt alleen gekeken naar luchtverontreiniging van verkeer op wegen in de omgeving.
In de Wet milieubeheer zijn voor een groot aantal stoffen grenswaarden opgenomen, maar uit onderzoek blijkt dat langs wegen alleen overschrijdingen van de grenswaarden voor fijnstof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) kunnen optreden. Voor de overige stoffen waarvoor grenswaarden zijn opgenomen in de Wm treden naar verwachting nergens langs het Nederlandse wegennet overschrijdingen van deze grenswaarden op.
De monitoringstool die in het kader van het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit) is opgesteld, geeft de volgende jaargemiddelden voor de relevante stoffen ter plaatse van het meest relevante meetpunt 'Helmondsingel - 16024870'.
categorie | grenswaarde | 2020 | 2030 | ||||
jaargemiddelde concentratie NO2 | 40 µg/m³ | 17,2 | 13,3 | ||||
jaargemiddelde concentratie PM10 | 40 µg/m³ | 16,7 | 14,4 | ||||
jaargemiddelde concentratie PM2.5 | 25 µg/m³ | 9,5 | 7,6 | ||||
overschrijdingsdagen per jaar- gemiddelde concentratie PM10 | 35 | 6,0 | 6,0 |
Uit de resultaten van de Monitoringstool blijkt dat aan alle grenswaarden wordt voldaan. Er is daarmee sprake van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van het plangebied.
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Het aspect volksgezondheid heeft de laatste jaren meer aandacht gekregen bij het opstellen van bestemmingsplannen. Aangetoond moet worden dat een ruimtelijke ontwikkeling geen negatief effect heeft op de volksgezondheid.
Een beoordeling van de effecten op de volksgezondheid doet zich met name voor de ontwikkeling van of in de buurt van veehouderijen, boom- en fruitteelt en hoogspanningsverbindingen. In deze paragraaf wordt het plan aan deze aspecten getoetst.
Bij het beoordelen van de effecten van veehouderijen op de volksgezondheid wordt onderscheid gemaakt in endotoxinen en geitenhouderijen. De Handreiking veehouderij en volksgezondheid 2.0 - die bedoeld is bij de nieuwvestiging of verandering van veehouderijen - biedt een stappenplan dat ook deels geschikt is voor de beoordeling van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van veehouderijen.
Endotoxinen
Endotoxinen zijn bouwstenen van bepaalde bacteriën die een giftig effect op de mens kunnen hebben en tot gezondheidsklachten kunnen leiden. Endotoxinen komen vaak voor in fijnstof van intensieve veehouderijen. Conform stap 5 van het stappenplan moet de ligging van het initiatief ten opzichte van veehouderijen worden beoordeeld. Bij een afstand van meer dan 1 kilometer tot pluimveehouderijen en van meer dan 250 meter tot overige veehouderijen (behoudens geitenhouderijen) is er geen gevaar voor de volksgezondheid als gevolg van endotoxinen. Het Bestand Veehouderijbedrijven biedt de benodigde gegevens van de veehouderijen.
Endotoxine-belasting in veedichte gebieden kan worden toegerekend aan de uitstoot van veehouderijen. Voor endotoxinen is nog geen wettelijke norm vastgesteld. Er is een advieswaarde voor omwonenden door de Gezondheidsraad voorgesteld (30 EU/m3) welke door het ondersteuningsteam en de GGD is overgenomen. Afstanden, waarbinnen deze advieswaarde wordt overschreden, zijn te berekenen door middel van het Endotoxine-toetsingskader.
Factoren welke de grootste mate van invloed hebben op endotoxine-concentraties in de lucht zijn de afstand van een object tot een veehouderij en het aantal dieren. Naast de diersoorten die een hoge stofemissiefactor hebben, dragen diersoorten met een lage stofemissiefactor ook bij aan de opeenstapeling van de endotoxine-concentraties in de lucht. Kortdurende (enkele uren) uitstoot van grote hoeveelheden endotoxinen hebben waarschijnlijk meer effect op de gezondheid van omwonenden dan de jaargemiddelden.
Uit het onderzoek van Ogink et al. (2016) blijkt dat tot 500 meter rondom individuele pluimveebedrijven een overschrijding mogelijk is van deze advieswaarde. Dit betekent dat wanneer omwonenden in een straal van 500 meter van een pluimveehouderij wonen, zij door de huidige geur- en fijnstofnormen onvoldoende beschermd kunnen worden tegen een verhoogd risico door endotoxinen.
Analyse
Het plan omvat nieuwe, milieugevoelige objecten, maar zoals zichtbaar op onderstaande afbeelding ligt het plangebied niet binnen een endotoxinecontour (gele cirkels) van een veehouderij.
OVERZICHTSKAART VEEHOUDERIJ EN GEZONDHEID OMGEVINGSDIENST ODZOB GELE CIRKELS GEVEN ENDOTOXINEVERSPREIDING AAN.
Geitenhouderijen
Uit onderzoek is gebleken dat omwonenden in een straal van 2 km rondom geitenhouderijen een verhoogde kans hebben op longontsteking. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van geitenhouderijen moet beoordeeld worden of er een effect is op de volksgezondheid.
Analyse
Het plan omvat nieuwe, milieugevoelige objecten. Op circa 1.900 m afstand is aan de Bruggenseweg 13 één geitenhouderij met een vergunning voor 184 geiten actief. Omdat de afstand zo groot is zijn de gezondheidseffecten die voortvloeien uit deze veehouderij als klein te kwalificeren.
Bij boom- en fruitteelt worden vaak gewasbeschermingsmiddelen gebruikt. Deze middelen kunnen een gevaar opleveren voor de volksgezondheid. Als gevolg van de wind kunnen gewasbeschermingsmiddelen verwaaien. Dit wordt drift genoemd. Om te voorkomen dat derden als gevolg van drift in aanraking komen met gewasbeschermingsmiddelen wordt een spuitzone van 50 meter gehanteerd.
Analyse
Het plan leidt tot het toevoegen van woningen waar personen gedurende langere tijd verblijven. Er wordt echter opgemerkt dat de gronden rondom het plangebied thans niet in gebruik zijn voor boom- en fruitteelt en bovendien ook niet zijn aangewezen als boomteeltontwikkelingsgebied. Geconcludeerd wordt dat er geen rekening gehouden hoeft te worden met spuitzones als gevolg van boom- en fruitteelt.
De magnetische velden in de buurt van hoogspanningsverbindingen kunnen invloed hebben op de gezondheid. Het beleid van de Rijksoverheid is erop gericht om zoveel als redelijkerwijs mogelijk is, te vermijden dat er nieuwe situaties ontstaan waarbij kinderen langdurig verblijven in het gebied rondom bovengrondse hoogspanningsverbindingen waarbinnen het jaargemiddelde magneetveld hoger is dan 0,4 microtesla.
Analyse
Het plan leidt tot het toevoegen van woningen waar kinderen gedurende langere tijd verblijven. Er wordt echter opgemerkt dat er sprake is van een zeer grote afstand tot hoogspanningsverbindingen, namelijk ruim 7 kilometer, en dat het schadelijke magneetveld zich tot maximaal enkele honderden meters van de hoogspanningsverbinding uitstrekt. Er is geen nader onderzoek nodig.
Het aspect volksgezondheid vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Het instrument milieueffectrapportage (m.e.r.) is ontwikkeld om het milieubelang volwaardig in de besluitvorming te betrekken. In de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage zijn de activiteiten genoemd waarvoor een m.e.r.-plicht of een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt, of waarvoor een vormvrije m.e.r.-beoordeling nodig is.
Op 7 juli 2017 is een wijziging van het Besluit m.e.r. in werking getreden. Eén van de belangrijkste gevolgen van deze wetswijziging is dat de effecten voor alle in het Besluit m.e.r. genoemde activiteiten van de D-lijst door middel van een vormvrije m.e.r.-beoordeling in beeld moeten worden gebracht. Het maakt daarvoor niet uit of een activiteit onder of boven de D-drempel waarde zit.
Omdat de activiteit voorkomt in kolom 1 van de D-lijst dient dus wel een vormvrije m.e.r.- beoordeling te worden verricht. Hiertoe dient een MER-aanmeldnotitie te worden opgesteld op basis waarvan beoordeeld wordt of het noodzakelijk is een milieueffectrapportage op te stellen.
Deze MER-aanmeldnotitie is opgenomen als bijlage 6 bij de toelichting.
Hieruit kan geconcludeerd worden dat er geen milieueffectrapportage opgesteld hoeft te worden.
Er heeft een vormvrije m.e.r.-beoordeling plaatsgevonden. Het plan heeft geen belangrijke nadelige milieugevolgen.
Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 Bro moet bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden worden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische monumenten.
Het plangebied ligt in een zone met een gematigde archeologische verwachtingswaarde (Waarde - Archeologie gematigd). Er geldt een vrijstelling voor onderzoek bij bodemingrepen tot 50 cm onder maaiveld over een oppervlakte van minder dan 1.000 m². Het initiatief overschrijdt deze grenzen. Het uitvoeren van een archeologisch onderzoek is daarom noodzakelijk.
Om het aspect 'archeologie' inzichtelijk te maken heeft Aeres uit Roermond een programma van eisen opgesteld: rapport "Archeologisch bureau- en verkennend veldonderzoek", 1 september 2023, AM21600 ). Het onderzoeksrapport is bijgevoegd als bijlage 7.
Op basis van het uitgevoerd verkennend veldonderzoek middels boringen kan worden gesteld dat binnen het plangebied een ophoogpakket van 140 tot 205 centimeter dik aanwezig is. Dit geroerde pakket ligt met veelal een scherpe overgang op de natuurlijke ondergrond (C-horizont) van dekzandafzettingen. De hoogte van de C-horizont varieert van 24,99 tot 25,39 meter +NAP.
Omdat de voorgenomen graafwerkzaamheden dieper zullen reiken dan 80 centimeter onder maaiveld wordt voor het plangebied om bovenstaande redenen een archeologisch vervolgonderzoek noodzakelijk geacht. Dit vervolgonderzoek kan plaatsvinden in de vorm van karterende proefsleuven (IVO-P). Voorafgaand aan een dergelijk onderzoek dient er een Programma van Eisen (PvE) te worden opgesteld en voor toetsing te worden voorgelegd aan de bevoegde overheid (Gemeente Deurne).
In bijgevoegde rapportage is het door de gemeente aangeleverde (mail 4 juli 2023) selectie advies verwerkt. Het selectieadvies geeft het volgende aan: omdat de voorgenomen graafwerkzaamheden zullen reiken tot 2,5 meter onder maaiveld wordt voor het plangebied om bovenstaande redenen een archeologisch vervolgonderzoek in de vorm van een karterend en waarderend archeologisch proefsleuvenonderzoek noodzakelijk geacht.
Om de onderzoeksverplichting te borgen is een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie gematigd' opgenomen in de regels.
Ondanks een zorgvuldig onderzoek of een zorgvuldige afweging kan nooit volledig worden uitgesloten dat er tijdens werkzaamheden archeologische sporen of resten worden aangetroffen. Conform artikel 5.10 van de Erfgoedwet dient hiervan melding te worden gemaakt bij de Minister.
Het aspect archeologie vormt geen planologische belemmering voor het plan.
In het kader van het bestemmingsplan dient rekening gehouden te worden met de cultuurhistorische waarden. Deze verplichting is vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening. Het doel van deze verplichting is het bevorderen dat cultuurhistorische waarden al bij de start van een planontwikkeling een rol spelen en worden meegewogen in de besluitvorming.
Volgens de Erfgoedkaart kent de omgeving een basiswaarde. Het plangebied is niet gelegen binnen een aanduiding op de cultuurhistorische waardenkaart van de provincie Noord-Brabant.
UITSNEDE CULTUURHISTORISCHE WAARDENKAART
In de directe nabijheid zijn het ziekenhuis en de verpleegsterflat gelegen. In het kader van cultuurhistorie is het ziekenhuis van een positieve waarde en de verpleegstersflat van hoge waarde. Het planvoornemen staat los van deze waardevolle bebouwing.
Binnen het plangebied zijn geen cultuurhistorisch waardevolle elementen aanwezig. Het plan tast geen waardevolle elementen aan. In de verdere planvoorbereiding hoeft derhalve hieraan geen nadere aandacht besteed te worden.
Het aspect cultuurhistorie vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Ten behoeve van de bescherming van natuurwaarden geldt de Wet natuurbescherming. De daarin opgenomen bescherming omvat de onderdelen:
Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt niet binnen een beschermd gebied, zoals opgenomen in Natura 2000 en het Natuurnetwerk Nederland. Ook bij ontwikkelingen buiten natuurgebieden moet het effect worden beoordeeld, de zogenaamde 'externe werking'. Het gaat dan enerzijds om verstorende effecten zoals geluid, licht en trillingen op natuurgebieden behorende tot het Natuurnetwerk Nederland en anderzijds om stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden.
Verstorende effecten
Gezien de aard en omvang van het plan en de afstand tot Natuurnetwerk Nederland kan worden geconcludeerd dat het plan geen verstorende effecten heeft op gebieden behorende tot Natuurnetwerk Nederland.
Stikstofdepositie
Bijlage 8 bevat het stikstofdepositie-onderzoek (25 oktober 2023, 20231025-BOT002-RAP-STD-3.0 ) waarin zowel de bouwfase als de gebruiksfase zijn beoordeeld. Daaruit volgt dat het plan geen significante gevolgen voor Natura 2000-gebieden heeft.
Soortenbescherming
Op de navolgende foto's is de vigerende situatie van het plangebied weergegeven. Het perceel is onbebouwd en bestaat grotendeels uit grasland. Binnen het plangebied zijn geen houtopstanden aanwezig. Er kan worden gesteld dat er geen beschermde dier/plantsoorten aanwezig zijn binnen het plangebied. Een onderzoek naar beschermde soorten is niet noodzakelijk.
![]() ![]() ![]() |
![]() ![]() ![]() |
|
VIGERENDE SITUATIE PLANGEBIED |
Tot slot wordt opgemerkt dat de zorgplicht als genoemd in artikel 1.11 van de Wet natuurbescherming te allen tijde van toepassing is.
Bescherming van houtopstanden
Het plan omvat niet het kappen van bomen buiten de bebouwde kom of in een houtopstand van meer dan 10 are, of het kappen van een bomenrij van meer dan 20 bomen. Er is derhalve geen herplantplicht conform artikel 4.3 van de Wet natuurbescherming.
Het aspect natuurwaarden vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Het plangebied ligt binnen het beheergebied van Waterschap Aa en Maas.
De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van de watertoets is dat de waterbelangen evenwichtig worden meegewogen bij de totstandkoming van een plan. Deze waterparagraaf is een onderdeel van de watertoets.
De waterparagraaf beschrijft zowel de huidige als toekomstige waterhuishoudkundige situatie (oppervlaktewater, grondwater, hemelwater en afvalwater).
In deze paragraaf is het relevante vigerende beleid opgenomen.
Nederland is een waterland. Wateropgaven in Nederland worden door klimaatverandering, bodemdaling, milieuverontreiniging, biodiversiteitsverlies en ruimtedruk steeds groter en complexer. Om ons land ook voor de komende generaties veilig, aantrekkelijk en leefbaar te houden, is het Nationaal Water Programma 2022-2027 ontwikkeld dat in het voorjaar van 2022 is vastgesteld. Dit is de opvolger van Het Nationaal Waterplan (NWP), het Rijksplan voor het waterbeleid voor de periode 2016-2021.
Onderhavig plangebied ligt binnen het beheergebied van het Waterschap Aa en Maas. Het waterschapsbeleid is onder meer beschreven in:
In het waterbeheerplan (WBP) staan de doelstellingen van waterschap Aa en Maas voor de periode 2022-2027. Het waterschap beschrijft wat ze (vaak samen met anderen) gaat doen om die doelen te halen en hoe ze inspeelt op veranderende omstandigheden, zoals het klimaat en stoffen in het oppervlaktewater. Hierdoor weten de inwoners van haar werkgebied en de partners wat ze van het waterschap kunnen verwachten. In het actuele waterbeheerplan krijgen de volgende programma's aandacht:
benodigde compensatie (in m³) = toename verhard oppervlak (in m²) x gevoeligheidsfactor x 0,06 (in m) |
Om de mogelijkheden voor de omgang met hemelwater te onderzoeken is op het terrein een infiltratieonderzoek uitgevoerd. Tijdens het onderzoek zijn op het terrein 5 boringen geplaatst en zijn op 5 locaties infiltratiemetingen uitgevoerd Aan de hand van de boringen is de bodemopbouw inzichtelijk gemaakt en de textuur uit de te onderscheiden horizonten geclassificeerd. De boorprofielen zijn opgenomen als bijlage 9 . De bodem bestaat uit een sterk zandige leemlaag en matig fijne zand. De infiltratiewaarde van de leemlaag is laag. De infiltratiewaarde van het zand is relatief hoog.
Het infiltratieonderzoek is een onderdeel van de door Kragten opgesteld watertoets. In de watertoets is de waterhuishoudkundige situatie van de voorgenomen ontwikkeling uitgewerkt: rapport 'Watertoets Ontwikkeling De Poort Deurne' (29 april 2024; 20240429-BOT002-MEM-Watertoets De Poort Deurne 3.0). De watertoets is als bijlage 10 bijgevoegd.
Aan de hand van het Definitief Ontwerp (d.d. 19-04-2024) is het toekomstig verhard oppervlak van de ontwikkeling vastgesteld, waarbij wordt uitgegaan van circa 4.615 m2 verharding in de nieuwe situatie.
In de huidige situatie is al verharding aanwezig op het perceel, dit is ongeveer 1.900 m2. Hierdoor wordt de toename aan verhard oppervlak in het projectgebied (4.615 – 1.900=) 2.715 m2. Over dit oppervlak dient conform de keur van Waterschap Aa en Maas een neerslaghoeveelheid van 60 mm geborgen te worden. Dit komt neer op 163 m3 berging.
Het beleid van de gemeente Deurne schrijft echter voor dat er hemelwater geborgen moet worden over het totale verhard oppervlak. Hierbij mag er dus geen bestaand verhard oppervlak vanaf gehaald worden. Dit houdt in dat er berging gecreëerd moet worden over 4.615 m2, wat inhoudt dat er 277 m3 berging gerealiseerd moet worden voor het plan.
BERGINGGEBIEDEN IN BLAUW
Ondergrondse oplossingen zijn in de regel financieel minder aantrekkelijk dan bovengrondse oplossingen. Bovengrondse maatregelen kosten echter meer ruimte aan het maaiveld. Bovengronds is er in het plan te weinig ruimte om berging te realiseren. Hierom is ervoor gekozen om de berging aan te leggen onder de verharding van de ontwikkeling.
Onder de verharding is voldoende ruimte beschikbaar om een infiltratievoorziening te realiseren, bijvoorbeeld infiltratiekratten. Om voldoende berging te creëren dient er een oppervlak van circa 220 m2 aan infiltratiekratten worden aangelegd. In bovenstaande afbeelding is een oppervlak van circa 240 m2 weergegeven. Wanneer hier een dubbele laag infiltratiekratten wordt weg gelegd kan er circa 300 m3 water worden geborgen.
Leegloop
De infiltratiekratten komen met de bodem op circa 2,1 m beneden maaiveld te liggen. Hierdoor liggen deze nog boven de aangetroffen leemlaag in het zand. De doorlatendheid van het zand is 0,85 m/d en daarmee goed genoeg om de leegloop van de waterbergingsvoorzieningen te laten verlopen via infiltratie. Er hoeven geen extra voorzieningen te worden getroffen voor de leegloop van de waterbergingsvoorzieningen.
Overstort-/escapemogelijkheid
Voor het geval de bergingsinhoud ter plaatse van de voorzieningen overbelast raakt (om welke reden dan ook) dient een overstortmogelijkheid (escape) te worden voorzien. Op de perceelsgrens moet het water vrijelijk kunnen overstorten naar het openbare gebied zonder daarbij overlast te veroorzaken
Uitgangspunt is dat het vuile afvalwater en het schone hemelwater worden gescheiden.
Het vuile afvalwater zal op de bestaande riolering in de De Poort geloosd worden.
Er worden geen bijzondere maatregelen genomen om vervuiling van het oppervlaktewater te voorkomen. Overeenkomstig de eis van het waterschap worden geen uitlogende materialen toegepast.
Het voorontwerpbestemmingsplan is in het kader van het bestuurlijk vooroverleg voorgelegd aan waterschap Aa en Maas. Het waterschap heeft opgemerkt dat in de toelichting verouderd beleid is aangehaald. Dit is aangepast in het ontwerpbestemmingsplan. Verder heeft het waterschap laten weten geen inhoudelijke opmerkingen te hebben op het bestemmingsplan.
De economische uitvoerbaarheid van een ruimtelijke ontwikkeling betreft twee aspecten. Ten eerste moet het realiteitsgehalte van de plannen worden aangetoond: is er behoefte aan de voorgenomen ontwikkeling. Ten tweede moet de financiële uitvoerbaarheid worden onderbouwd: zijn alle kosten die de gemeente moet maken ten behoeve van het initiatief gedekt.
Kostenverhaal
Artikel 6.12 lid 1 Wro verplicht de gemeente een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop bepaalde bouwactiviteiten zijn voorgenomen, tenzij het kostenverhaal 'anderszins verzekerd' is (artikel 6.12 lid 2a Wro).
In artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zijn de bouwactiviteiten genoemd waarvoor het vaststellen van een exploitatieplan verplicht is. De in voorliggend opgenomen ontwikkelingen behoren tot deze in het Bro genoemde bouwactiviteiten. Op basis van artikel 6.12 lid 2a Wro is het vaststellen van een exploitatieplan echter niet verplicht, omdat de gemeente en grondeigenaar een (anterieure) overeenkomst hebben gesloten, waarin afspraken zijn gemaakt over het kostenverhaal. Het kostenverhaal is derhalve 'anderszins verzekerd'. Het opstellen van een exploitatieplan is niet vereist.
Gemeentelijke grondexploitatie
De gemeente heeft geen gronden in het plangebied in eigendom. Alle kosten en risico's van de planontwikkeling, -voorbereiding en -uitvoering zijn voor rekening van de initiatiefnemer. De gemeentelijke grondexploitatie wordt dus niet belast door voorliggend ruimtelijk plan. De financiële uitvoerbaarheid van het plan is hiermee aangetoond.
In dit hoofdstuk wordt toegelicht op welke wijze het plan juridisch is vertaald. Deze juridische vertaling is bindend.
Het bestemmingsplan bestaat uit:
De toelichting heeft geen juridisch bindende werking. De toelichting heeft wel een belangrijke functie voor de onderbouwing van het plan en ook bij de verklaring van de bestemmingen en planregels, en in het bijzonder ten aanzien van de regels inzake afwijkingen.
De planregels vormen de juridische regels voor gebruik van de gronden, de toegelaten bebouwing en het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken.
De verbeelding geeft de geografische ligging van de bestemmingen en aanduidingen weer. De verbeelding vormt samen met de planregels het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.
Het bestemmingsplan voldoet aan de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012.
De indeling van de planregels is als volgt.
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Hoofdstuk 4 Overgangsregels
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Begrippen (artikel 1)
In dit artikel zijn de begrippen die in de planregels worden gehanteerd gedefinieerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan moet worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.
Wijze van meten (artikel 2)
In dit artikel is aangegeven hoe de hoogte en andere maten, die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Woongebied (artikel 3)
Binnen deze bestemming is wonen toegestaan. Binnen het bestemmingsvlak zijn ook wegen, paden en parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en speelvoorzieningen toegestaan.
In de bouwregels is bepaald dat het bouwen van nieuwe woningen uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden', waarbij het aantal nieuwe woningen niet meer mag bedragen dan aangeduid.
In de gebruiksregels zijn regels opgenomen voor aan-huis-verbonden beroepen en is aangegeven onder welke voorwaarden het bevoegd gezag een aan-huis-verbonden bedrijf of een internetwinkel kan toestaan.
Waarde - Archeologie gematigd (artikel 4)
Deze dubbelbestemming dient ter bescherming van de gematigde archeologische verwachtingswaarde op deze gronden. Een omgevingsvergunningenstelsel regelt de werken en werkzaamheden.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Anti-dubbeltelregel (artikel 5)
In dit artikel is bepaald dat gronden, die al eens als berekeningsgrondslag voor bouwen hebben gediend, niet nogmaals als zodanig kunnen dienen.
Algemene bouwregels (artikel 6)
Dit artikel bevat regels ten aanzien van afwijkende bestaande bebouwing en ondergeschikte bouwdelen. Dit artikel bevat tevens de verplichting tot het voorzien in voldoende parkeergelegenheid, waarbij een verwijzing is opgenomen naar het relevante beleidsdocument.
Algemene gebruiksregels (artikel 7)
In dit artikel is nader omschreven welke vormen van gebruik in ieder geval als strijdig met het bestemmingsplan worden aangemerkt, waaronder het gebruik van bouwwerken en terreinen zonder voldoende parkeergelegenheid.
Algemene afwijkingsregels (artikel 8)
In de algemene afwijkingsregels is aangegeven in welke gevallen het bevoegd gezag een omgevingsvergunning voor het afwijken kan verlenen. Het betreft beperkte afwijkingen van de regels van de beheersverordening.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Overgangsrecht (artikel 9)
Voor volgens de regels afwijkende bestaande bebouwing is voor de omvang, het onderhoud en de herbouw een overgangsregel opgenomen. Dit artikel bevat tevens een overgangsregel ten aanzien van het voortzetten van bestaand gebruik dat in strijd met het bestemmingsplan is.
Slotregel (artikel 10)
Hier wordt vermeld onder welke naam de regels van dit bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.
Het bestemmingsplan doorloopt de gebruikelijke procedure. De voorziene procedurestappen zijn:
Bij het opstellen van dit bestemmingsplan is ook de omgeving betrokken. In het kader van het bestemmingsplan 'De Poort, Deurne' hebben gesprekken plaatsgevonden met de omgeving. Tevens heeft een bijeenkomst voor de direct omwonenden plaatsgevonden. Uit deze bijeenkomst is naar voren gekomen dat de direct omwonenden tevreden zijn met de opgestelde plannen. In bijlage 11 zijn de verslagen van de gesprekken en de bijeenkomst toegevoegd.
Het voorontwerpbestemmingsplan is in het kader van het bestuurlijk vooroverleg ex artikel 3.1.1 Bro voorgelegd aan de provincie Noord-Brabant en waterschap Aa en Maas. Van de provincie is geen reactie ontvangen. Het waterschap Aa en Maas heeft opgemerkt dat in de toelichting verouderd beleid is aangehaald. Dit is aangepast in het ontwerpbestemmingsplan. Verder heeft het waterschap laten weten geen inhoudelijke opmerkingen te hebben op het bestemmingsplan.
Het ontwerpbestemmingsplan ‘De Poort, Deurne’ heeft met ingang van vrijdag 15 december 2023 gedurende 6 weken ter inzage gelegen (tot en met donderdag 25 januari 2024).
Tijdens de terinzagelegging zijn geen zienswijzen ingebracht.
Er zijn geen wijzigingen naar aanleiding van zienswijzen doorgevoerd. Wel zijn via ambtshalve wijzigingen aanpassingen in toelichting, regels en verbeelding doorgevoerd. In bijlage 12 Nota van wijzigingen zijn deze wijzigingen benoemd.
Op 2 juli 2024 is het bestemmingsplan gewijzigd vastgesteld.