Plan: | Posthoek 2-4, Deurne |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0762.BP202005-C001 |
Voorliggend rapport betreft het bestemmingsplan "Posthoek 2-4, Deurne" van de gemeente Deurne.
Op de locatie aan de Posthoek 2-4 te Deurne - percelen L1870, L4183, L6819 (gedeeltelijk) en L7815 (gedeeltelijk) - staat een gedateerd kantoorcomplex dat voorheen in gebruik was door TNT. De initiatiefnemer wenst de bestaande bebouwing te slopen en te vervangen door een nieuw gebouw ten behoeve van 26 nieuwbouwappartementen verdeeld over 3 en 4 verdiepingen.
Het initiatief kan niet worden gerealiseerd op basis van het vigerende bestemmingsplan ''Centrum Deurne'', omdat binnen de vigerende bestemming 'Dienstverlening' geen woningen zijn toegestaan en het nieuwe gebouw niet past binnen de vigerende bouwregels. De gemeente Deurne heeft echter aangegeven medewerking te willen verlenen aan het initiatief door middel van een herziening van het bestemmingsplan.
Voorliggend bestemmingsplan bevat de toelichting en de regels voor het toestaan van een nieuw gebouw ten behoeve van 26 nieuwbouwappartementen verdeeld over 3 en 4 verdiepingen.
Onderstaande afbeelding geeft de topografische situatie weer.
TOPOGRAFISCHE SITUATIE
Onderstaande afbeelding geeft de kadastrale situatie weer. Tevens is de plangrens van voorliggend bestemmingsplan ingetekend.
KADASTRALE SITUATIE
De gronden zijn kadastraal bekend gemeente Deurne, sectie L, nummers 1870, 4183, 6819 (gedeeltelijk) en 7815 (gedeeltelijk). De oppervlakte van het plangebied bedraagt 2.389 m². De gronden zijn particulier in eigendom.
Ter plaatse van het plangebied vigeert het bestemmingsplan "Centrum Deurne", vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 27 januari 2015. Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de vigerende verbeelding. De ligging van het plangebied is aangegeven.
UITSNEDE VERBEELDING VIGEREND BESTEMMINGSPLAN
Ter plaatse van het plangebied gelden de bestemmingen 'Dienstverlening' en 'Groen'. Ter plaatse van de bestemming 'Dienstverlening' zijn de gronden onder meer aangewezen voor:
Ter plaatse van de bestemming 'Groen' zijn de gronden onder meer aangewezen voor:
Tevens bevat het plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3'. Deze dubbelbestemming verplicht archeologisch onderzoek bij bodemingrepen van bepaalde omvang. Dit staat nader beschreven in paragraaf 5.2.1.
In het plangebied ligt de aanduiding 'bouwvlak'. Het hoofdgebouw moet binnen het bouwvlak worden gebouwd. De bouw- en goothoogte mogen niet meer dan 4, 7 en 10 meter bedragen.
Conclusie
Het planvoornemen betreft de realisatie van een nieuw gebouw ten behoeve van 26 nieuwbouwappartementen verdeeld over 3/4 verdiepingen. Dit planvoornemen past niet binnen het vigerende bestemmingsplan, omdat binnen de bestemming 'Dienstverlening' slechts één woning op de verdieping is toegestaan en omdat het nieuwe gebouw niet past binnen de vigerende bouwregels. Derhalve is een herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk.
Dit hoofdstuk geeft een ruimtelijk-functionele analyse van het projectgebied. Onderstaande afbeelding geeft de bestaande toestand van de directe omgeving en plangebied weer.
DIRECTE OMGEVING
Deurne is één van de oudste plaatsen van Nederland. De vroegste gegevens van de plaats dateren van omstreeks 721. Deurne ontstond als agrarische nederzetting centraal gelegen in een akkercomplex. In de huidige situatie is het de grootste kern binnen de gelijknamige gemeente en heeft het de functie van centrumkern. Van de circa 32.000 inwoners in de gehele gemeente wonen er circa 24.000 in Deurne. De kern heeft zich ontwikkeld vanuit de historische radiale structuur. Met name na de Tweede Wereldoorlog is de kern snel gegroeid. De nieuwe uitleg vond met name aan de zuidflank plaats, waardoor het centrum tegenwoordig enigszins excentrisch aan de noordelijke zijde van de bebouwde kom is gelegen. Het centrumgebied wordt omkaderd door een ringweg (de 'binnenring') en kent hierdoor een duidelijke begrenzing.
Het plangebied is gelegen aan de zuidzijde van het centrum van Deurne. De locatie ligt tussen de Posthoek en de Hogeweg, die deel uitmaakt van de 'binnenring'. Dit is een belangrijke route in de verkeersontsluiting van de kern Deurne.
Binnen het plangebied staat één bestaand gebouw. Het betreft een leegstaand tweelaags gebouw met plat dak met de uitstraling van een kantoorpand op het adres Posthoek 2-4. Het gebouw heeft vanaf 1969 tot 2007 dienst gedaan als het postkantoor van Deurne (TNT-postkantoor). In 2007 sloot het postkantoor haar deuren. De baliefunctie verhuisde naar de nieuwe Bruna-winkel in het aangrenzend winkelcentrum 'de Wolfsberg'. Van 2007 tot 2012 was het gebouw nog in gebruik als post sorteer- en distributiecentrum. Het pand wordt sinds 2012 niet meer gebruikt, staat leeg en veroorzaakt onveilige situaties. Het is een hangplek voor de jeugd. Het pand is beklad met graffiti en niet meer onderhouden. Door de komst van het winkelcentrum 'de Wolfsberg' en het Cultuur Centrum is de bebouwing niet meer passend in de huidige stedenbouwkundige structuur.
Ten noordoosten van het plangebied is het Cultureel Centrum Deurne gevestigd. Ten westen van het plangebied ligt bestaand parkeerterreintje aan de Martinetstraat, behorende bij het voormalige kantoor van TNT. Ten oosten van de locatie ligt de parkeergarage 'Wolfsberg'.
Het plangebied, gelegen aan de Posthoek, wordt ontsloten via de Martinetstraat. De Martinetstraat heeft een verbindende functie voor de kern Deurne, omdat deze straat aansluit op de Hogeweg die deel uitmaakt van de binnenring. Daarnaast is de Martinetstraat een aanrijroute voor parkeergarage de Wolfsberg.
Het plangebied heeft in tegenstelling tot de Martinetstraat en de Hogeweg, geen groen karakter. Het plangebied is gedeeltelijk bebouwd met het bestaande kantoorpand en voor het overige deel verhard voor parkeergelegenheid. In het plangebied en in de directe omgeving is geen oppervlaktewater aanwezig.
In dit hoofdstuk is het project beschreven. Aan de orde komen de bebouwing en functies, verkeer en parkeren, en groen en water.
Woonfunctie
Op basis van de 'Visie centrumring Deurne' (zie pargraaf 4.3.2) is het gewenst de voormalige TNT-locatie te herontwikkelen naar een woningbouwlocatie waarmee een verbinding ontstaat met het nieuwe park aan de andere zijde van de Hogeweg. De herontwikkeling van de locatie tot woningbouwlocatie ligt tevens verankerd in de Integrale centrumvisie Deurne, vastgesteld door de raad op 17 december 2019, waarin er voor is gekozen om het huidige kernwinkelgebied compacter te maken en kwalitatief te verbeteren. De ontwikkellocatie is hiermee buiten het kernwinkel gebied komen te liggen en is het daarom niet langer gewenst detailhandel of dienstverlening op deze locatie te vestigen. De ontwikkeling tot een woonlocatie is gewenst.
Daarnaast is er een groeiende vraag naar wonen in het centrum. De woningvoorraad moet aansluiten bij de huidige en toekomstige behoeften. De groei van de woningbehoefte in Deurne wordt overwegend veroorzaakt door de toename van seniorenhuishoudens. Onderstaand de cijfers uit de nieuwste prognose.
PROGNOSE TYPEN HUISHOUDENS
Deurne heeft een groot tekort aan betaalbare woningen, maar vooral ook aan woningen die op de juiste locatie (nabij voorzieningen) liggen en geschikt zijn voor senioren, ook als zorg verleend moet worden achter de voordeur
Daarom zijn in de Woonvisie gemeente Deurne 2019-2040 (zie paragraaf 4.3.3), kwantitatieve en kwalitatieve kaders opgenomen. Daarbij is bouwen binnen bestaand stedelijk gebied (inbreiding, herstructurering en transformatie) het uitgangspunt en betaalbaar en levensloopgeschikt een voorwaarde.
Appartementen zoals deze zijn een essentiële toevoeging aan de woningvoorraad in Deurne. Er zijn zelfs nog meer vergelijkbare ontwikkelingen in verschillende prijsklassen noodzakelijk om aan alle woningbehoeften te kunnen voldoen. Binnen Deurne zijn weinig locaties met de noodzakelijke voorzieningen binnen de vereiste afstand beschikbaar. Zodra zich een mogelijkheid voordoet om een geschikte locatie (in het kader van ruimtelijke aanvaardbaarheid) in te vullen met woningen voor de doelgroep senioren, wordt daaraan medewerking verleend. Dit om tot een woningvoorraad te komen die ook in de toekomst aansluit bij de behoeften van de bevolking.
Het totaal aantal opgenomen woningen voor deze locatie van 26 stuks in het gemeentelijk woningbouwprogramma sluit zowel kwantitatief als kwalitatief aan bij de behoeften.
Bebouwing
Vanuit boven geschetste uitgangspunten is het wenselijk om op deze locatie woningbouw te realiseren. Bekeken is of met behoud van (een deel van) de bestaande bebouwing voldaan kan worden aan de kwalitatieve en kwantitatieve eisen die gesteld worden in de Woonvisie en de wettelijke bouwregels van het Bouwbesluit. Daaruit is naar voren gekomen dat het zowel bouwtechnisch als economisch niet haalbaar is het gebouw te hergebruiken voor woningbouw. Het is niet mogelijk de ruimten zo in te delen dat er woningen gerealiseerd kunnen worden die voldoen aan de eisen voor seniorenwoningen. Seniorenwoningen vragen namelijk een andere invulling en andere kwaliteiten dan bouw voor andere doelgroepen. Daarnaast zou er bij behoud van alleen het oorspronkelijk gedeelte van het bestaand gebouw onvoldoende ruimte overblijven om een aanvullend woongebouw op een ruimtelijk gewenste manier (waarbij voldaan wordt aan alle bijkomende voorwaarden) te realiseren.
Het plan aan de Posthoek 2-4 betreft daarom de sloop van het bestaande kantoorgebouw en de ontwikkeling van een appartementencomplex ter plaatse. Het nieuwe appartementencomplex beschikt over 26 appartementen en bestaat uit 3 en 4 lagen.
De Martinetstraat, ten westen van het plangebied, heeft het karakter en de uitstraling van een woonstraat door een eenduidige korrel en woning typologie. De Hogeweg is een belangrijke ontsluitingsweg die zich aan de zuidzijde om het centrum heen krult. De bebouwing aan de Hogeweg heeft afwisselend grotere volumes en heeft een groene uitstraling. Vanaf de Hogeweg is een duidelijke overgang richting het Martinetplein zichtbaar door een toenemende dichtheid en fijnmazigheid in de stedenbouwkundige korrel. Het plangebied ligt hierdoor op een overgangszone. Het te ontwikkelen appartementencomplex sluit hierop aan met asymmetrie in haar bouwhoogtes. Aan de Posthoek bestaat de bebouwing uit 3 lagen. Aan de Hogeweg bestaat de bebouwing uit 4 lagen.
De appartementen zijn voorzien van zwevende balkons die zich over de hele breedte bevinden aan de noord zijde (de Posthoek) en de zuidzijde (de Hogeweg). De oost- en west zijde zijn meer gesloten en verticaal georiënteerd. Onderstaande afbeeldingen geven daarvan impressies. De afstand van de balkons tot de woningen aan de Martinetstraat is voldoende groot, waardoor geen of beperkte inkijk in de tuinen aan de Martinetstraat mogelijk is.
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
3D-IMPRESSIES NIEUWBOUW (BRON: KDV ARCHITECTUUR)
PLATTEGROND NIEUWBOUW (BRON: KDV ARCHITECTUUR )
Ten westen van het appartementencomplex ligt een langzaam verkeerroute in het verlengde van het Martinetplein tot aan de Hogeweg (met gewenste oversteek naar park aan de overkant). Het parkeerterrein ten zuiden van het appartementencomplex wordt groen ingepast met hagen. In het kader van de bezonning is een bezonningsstudie uitgevoerd. Deze is bijgevoegd in bijlage 1
De realisatie van 26 appartementen heeft invloed op de verkeersgeneratie. De digitale publicatie "ASVV 2012'' (CROW) bevat kencijfers voor de verkeersgeneratie van diverse functies. De gemeente Deurne wordt aangeduid als matig stedelijk gebied, waarin de locatie van het plangebied binnen de gemeente Deurne tot het Centrum behoort.
Huidige situatie
Binnen het plangebied bestaat in de huidige planologische situatie het aantal verkeersbewegingen uit één onderdeel: het voormalige kantoorcomplex van TNT (commerciële dienstverlening) (en sorteer en distributiecentrum van post). In de onderstaande tabel is de berekening van de verkeersaantrekkende werking uiteengezet.
Onderdeel | Verkeersgeneratie | Grootte | Totaal |
Kantoor TNT | 8,4 - 10,8 per 100 m² bvo | 1.260 m² | 105,8 - 136,1 |
Totaal | 105,8 - 136,1 |
Op basis van bovenstaande berekening kan worden gesteld dat de huidige situatie, in een worst-case scenario, zorgt voor 136 verkeersbewegingen per etmaal.
Nieuwe situatie
Binnen het plangebied bestaat in de nieuwe situatie het aantal verkeersbewegingen uit één onderdeel: de 26 nieuwbouw appartementen (koop, etage, midden). In de onderstaande tabel is de berekening van de verkeersaantrekkende werking uiteengezet.
Onderdeel | Verkeersgeneratie | Aantal | Totaal |
koop, etage, midden | 4,7- 5,5 per woning | 26 woningen | 122,2 - 143,0 |
Totaal | 122,2 - 143,0 |
Op basis van bovenstaande berekening kan worden gesteld dat de nieuwbouw appartementen, in een worst-case scenario, zorgen voor 143 verkeersbewegingen per etmaal.
Conclusie
De nieuwe functie genereert in het worst-case scenario 7 verkeersbewegingen meer per etmaal dan de voormalige functie (TNT). De toename van het aantal verkeersbewegingen door de realisatie van het planvoornemen zal niet leiden tot problemen op de omliggende wegen, omdat deze wegen voldoende capaciteit hebben.
Onderhavig planvoornemen zorgt voor nieuwe ontsluitingen op zowel de Posthoek, de Martinetstraat en de Harmoniestraat. Allereerst wordt parkeerstrook aan de noordzijde van het plangebied ontsloten op de Posthoek. Daarnaast worden de parkeerstroken aan de zuidzijde van het plangebied ontsloten op de Harmoniestraat. Het aan te leggen voetpad, dat aansluit op de hoofdentree van het appartementencomplex sluit aan op zowel de Posthoek als de Martinetstraat.
In de nieuwe situatie is beoogd dat de Martinetstraat een ontsluitingsweg vormt voor zowel de voetgangers als het autoverkeer. Daarnaast moet de ontsluiting van reeds bestaande detailhandelsvoorzieningen, zoals Slagerij van Goch, behouden blijven. Ten slotte maakt deze straat ook onderdeel uit van de aanrijroute voor hulpdiensten en de parkeergarage. Uit dit oogpunt moet deze verbinding behouden blijven.
Het gemeentelijk parkeerbeleid is vastgelegd in de ''Regeling parkeernormen Deurne 2019'. Dit document wordt gebruikt bij het opstellen/berekenen van de (additionele) parkeerbehoefte van dit plan. In het kader van de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan is gekeken of voldaan kan worden aan de parkeerbehoefte.
Voor onderhavig planvoornemen dient rekening gehouden te worden met de parkeernorm voor 'zone 1'. De woningen vallen, om de parkeerbehoefte te bepalen, onder de onderdelen: koopappartement midden. In de onderstaande tabel is de berekening van het parkeervraagstuk uiteengezet.
Onderdeel | Parkeervraag | Aantal | Totaal |
Koopappartement midden | 1,4 per woning | 26 woningen | 36,4 |
Totaal | 36,4 |
Op basis van bovenstaande berekening kan worden gesteld dat in verband met de nieuwbouw van de appartementen moet worden voorzien in ten minste 36 parkeerplaatsen op eigen terrein, waarvan 8 voor bezoekers.
Er liggen 26 parkeerplaatsen op eigen terrein (achterzijde). En er worden 11 parkeerplaatsen aan de voorzijde voor het appartementencomplex gerealiseerd binnen het plangebied in de openbare ruimte. Hiermee wordt voldaan aan de Regeling parkeernormen Deurne 2019.
In de huidige situatie is het gehele plangebied verhard, waarvan het grootste deel bebouwd is. Hierin kent het geen groenstructuren en oppervlaktewater. In de nieuwe situatie wordt naast het oprichten van een nieuw appartementencomplex, ook aandacht geschonken aan de aanleg van groenstructuren.
Het nieuw aan te leggen Posthoekplein, ter hoogte van de bestaande parkeerplaats ten behoeve van het TNT-kantoor, wordt voorzien van groenstructuren. Dit bestaat mogelijk uit de aanplanting van diverse solitaire bomen, een grasveld en het eerder benoemde voetpad. Daarnaast wordt in het zuidelijke deel van het plangebied, tussen de Hogeweg en het zuidelijke parkeerterrein een groene zone gecreëerd.
Onderhavig planvoornemen voorziet niet in de aanleg van oppervlaktewater.
Een duurzame en gezonde leefomgeving is belangrijk voor het goed functioneren van mens en natuur. Bij ruimtelijke ontwikkelingen is het van belang te werken aan instandhouding of verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving en moet schade en overlast voorkomen worden. Daarbij moet rekening worden gehouden met toekomstige veranderingen, verwachtingen en onzekerheden; denk daarbij aan klimaatveranderingen, technologische doorbraken en politieke onzekerheid. Goede stedenbouwkundige plannen en bouwplannen geven hieraan een passende invulling. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in energietransitie en klimaatbestendigheid.
Nederland heeft de ambitie om in 2050 energieneutraal te zijn en om de uitstoot van CO2 drastisch te verminderen. Om dit te kunnen realiseren zijn grote en kleine veranderingen nodig: de energietransitie. De omschakeling van het gebruik van fossiele brandstoffen naar meer duurzame vormen van energie is de grootste omslag, maar we zullen er ook bewust van moeten zijn dat we anders moeten gaan kijken naar ons energieverbruik. De energietransitie heeft ook een ruimtelijke inslag: het bestaand stedelijk gebied en buitengebied moeten (steden)bouwkundig worden aangepast en nieuwe ontwikkelingen worden toekomstbestendig ontwikkeld.
Onderhavig plan draagt op de volgende wijzen bij aan de energietransitie:
Klimaatverandering is merkbaar en heeft steeds meer een effect op ons dagelijks leven. De zomers worden langer, heter en droger, en áls er regen valt dan komt die vaak in grote hoeveelheden. De winters worden warmer en natter. Dit heeft effect op het woon- en leefklimaat door hittestress, periodes van droogte en een verandering van de biodiversiteit. Door met het stedenbouwkundig plan en bouwplan rekening te houden met het veranderende klimaat, kan overlast worden voorkomen en is er sprake van een klimaatbestendige ontwikkeling.
Onderhavig plan voorziet hier op de volgende wijze in:
In dit hoofdstuk wordt het plan getoetst aan het relevante vigerende beleid. Achtereenvolgens komt aan de orde het beleid op:
In 2012 heeft de Minister van Infrastructuur en Milieu de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) ondertekend. De SVIR geeft een integraal kader voor het ruimtelijk beleid en mobiliteitsbeleid op rijksniveau, en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de SVIR worden de ambities van het Rijk tot 2040 geschetst, alsmede doelen, belangen en opgaven tot 2028. In de SVIR kiest het Rijk voor minder nationale belangen en eenvoudiger regelgeving.
De reeds ingezette trend om aan de provincies en gemeenten ruimte te laten inzake de ruimtelijke ontwikkelingen wordt versterkt in de SVIR.
De SVIR bevat 13 nationale belangen die worden beschermd middels het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening. Het gaat onder meer om militaire objecten en terreinen, de grote rivieren en de ecologische hoofdstructuur.
Voor onderhavig plan zijn geen van de nationale belangen aan de orde.
De in de SVIR opgenomen nationale belangen krijgen een wettelijke grondslag in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro).
De werking van het Barro is naar plaats beperkt. Onderhavig plangebied ligt niet in een gebied waarbinnen het Barro van toepassing is.
Conclusie
Het Barro is niet van toepassing op het plan.
Met het doel de ruimte zorgvuldig en duurzaam te gebruiken, is de Ladder voor Duurzame Verstedelijking opgesteld. Deze is verankerd in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (versie 1 juli 2017). Bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen moet worden aangetoond dat deze voorzien in een behoefte, en moet - in geval van de ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied plaatsvindt - een motivering worden opgenomen waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
Projecten die meer dan twaalf woningen bevatten worden op basis van jurisprudentie als stedelijke ontwikkeling gezien. Het initiatief omvat de realisatie van 26 appartementen. De Ladder van duurzame verstedelijking is op het initiatief van toepassing. De ontwikkeling dient nader te worden gemotiveerd.
Kwalitatieve verantwoording
Met het planvoornemen worden binnen bestaand stedelijk gebied 26 nieuwe levensloopgeschikte koopappartementen gerealiseerd. De bouw van deze 26 appartementen sluit in kwalitatieve zin aan bij het van toepassing zijnde beleid en de woningbehoefte in de gemeente. Op basis van de Woonvisie gemeente Deurne 2019-2040, zie ook paragraaf 4.3.3, is bouwen binnen bestaand stedelijk gebied (inbreiding, herstructurering en transformatie) het uitgangspunt. Dit onder de voorwaarden dat het stedenbouwkundig en planologisch passend en milieutechnisch mogelijk is. Dit is in hoofdstuk 3 en 5 van deze toelichting aangetoond. Daarnaast dient het planvoornemen aan te sluiten bij het afwegingskader woningbouwkwaliteiten uit deze Woonvisie. Met het realiseren van levensloopgeschikte middeldure koopappartementen, wordt aan deze laatste voorwaarde voldaan.
Kwantitatieve verantwoording
De gemeente Deurne beschikt over een gemeentelijk woningbouwprogramma dat aansluit bij de kaders van de gemeentelijke Woonvisie en past binnen de Regionale woonafspraken (zie ook Interim Omgevingsverordening provincie Noord-Brabant). Uitgangspunt voor de Regionale woonafspraken is de provinciale bevolkings- en woningbehoefteprognose, deze is per gemeente richtinggevend.
Uit de meest recente provinciale woningbehoefteprognose (2017) blijkt dat er voor de gemeente Deurne voor de periode 2020-2030 een behoefte bestaat aan 780 woningen. De woningbouwplannen in vastgestelde en vigerende bestemmingsplannen (harde plancapaciteit) en de voorgenomen woningbouwontwikkelingen (zachte plancapaciteit) worden jaarlijks via een door de gemeente in te vullen matrix gemonitord door de provincie Noord-Brabant. Uit het meest recente overzicht (stand 1 januari 2020) blijkt dat er in Deurne een harde plancapaciteit bestaat van 453 woningen en een totale plancapaciteit (harde en zachte plannen) van 1019 woningen. Binnen de zachte plancapaciteit is voor het plangebied een reservering van 26 woningen opgenomen, conform de beoogde 26 woningen.
Het totaal aan in het gemeentelijke woningbouwprogramma opgenomen woningen sluit zowel kwantitatief als kwalitatief aan bij de behoeften.
De huidige provinciale prognose dateert uit 2017. In 2020 volgt een actualisatie door de provincie, waarbij het de verwachting is dat de woningbehoeftencijfers iets hoger liggen dan in de huidige prognose.
Conclusie
Het planvoornemen past zowel in kwantitatieve als kwalitatieve zin binnen de woningbehoefte in Deurne en daarmee passend binnen de Ladder voor duurzame verstedelijking.
Het provinciale ruimtelijk beleid is vastgelegd in de nota's:
Het plan wordt aan deze nota's getoetst.
Provinciale Staten hebben op 7 februari 2014 de partiële herziening van de in 2010
vastgestelde Structuurvisie ruimtelijke ordening Noord-Brabant vastgesteld. De partiële herziening richt zich alleen op het verwerken van besluitvorming die op landelijk en
provinciaal niveau al heeft plaatsgehad. De provincie geeft in de ‘Structuurvisie ruimtelijke ordening 2010 – partiële herziening 2014’ de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid tot 2025 (met een doorkijk naar 2040). De provincie kiest voor een duurzame ontwikkeling waarin de kwaliteiten van de provincie sturend zijn bij de ruimtelijke keuzes
die de komende jaren op de provincie afkomen. Nieuwe ontwikkelingen moeten bijdragen aan de kracht en identiteit van Noord-Brabant.
Het ruimtelijk beleid van de provincie Noord Brabant heeft als hoofddoel: ‘zorgvuldiger
omgaan met de Brabantse ruimte’. De provincie streeft ernaar om de economische,
ecologische en sociaal-culturele kwaliteiten meer met elkaar in balans te brengen, zodat het voor iedereen prettig wonen, werken en recreëren is in Noord-Brabant. Om het
hoofddoel te kunnen bereiken, heeft de provincie Noord-Brabant vijf leidende principes geformuleerd voor het ruimtelijk beleid voor de periode tot 2020:
Binnen de stedelijke structuur worden twee ontwikkelingsperspectieven onderscheiden:
Analyse
Onderhavig plan betreft een binnenstedelijke herontwikkeling waarbij een momenteel gedeeltelijk in onbruik geraakte locatie een passende nieuwe invulling krijgt met woningbouw in de vorm van een appartementencomplex met 26 wooneenheden. Het plangebied ligt binnen het bestaand stedelijk gebied. Hierbij wordt aangesloten bij principes als zuinig ruimtegebruik en herstructurering.
Conclusie
De ontwikkeling is in lijn met het door de provincie Noord-Brabant voorgestane beleid, zoals omschreven in de ‘Structuurvisie ruimtelijke ordening 2010 - partiële herziening 2014’.
In voorbereiding op de inwerkingtreding van de Omgevingswet heeft de provincie de Omgevingsvisie Noord-Brabant vastgesteld (14 december 2018). Deze omgevingsvisie bevat de visie van het provinciale bestuur op de Brabantse leefomgeving van de toekomst (2050). Naar de uitgangspunten van de Omgevingswet zijn daarbij geen routes naar de gestelde doelen vastgelegd, omdat daarmee een beter samenspel en draagvlak kunnen ontstaan. De Omgevingsvisie zal onder meer de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening gaan vervangen.
De Omgevingsvisie kent één basisopgave: "werken aan veiligheid, gezondheid en omgevingskwaliteit". Elke ruimtelijke ontwikkeling moet - ongeacht de omvang - hieraan bijdragen. In vier hoofdopgaven worden nadere accenten gelegd:
Analyse
Onderhavig plan betreft de bouw van 26 nieuwbouwappartementen bestaande uit 3/4 verdiepingen. Deze relatief kleinschalige ontwikkeling draagt op de volgende wijze bij aan de 'grote' hoofdopgaven.
ad 1. | De energietransitie houdt enerzijds in het verminderen van het energieverbruik en anderzijds de verduurzaming van de energie. De nieuwe appartementen binnen het plangebied zullen minstens aan de in het Bouwbesluit en het gemeentelijke duurzaamheidsbeleid opgenomen energieprestatie-eisen moeten voldoen. Nadere uitwerking hiervan zal plaatsvinden in het kader van het bouwplan voor de appartementen. Daar komt dan ook de verduurzaming van de energie aan bod, bijvoorbeeld door het aanleggen van een eigen energievoorziening. |
ad 2. | Eén van de onderdelen van een klimaatproof Brabant is het zorgen voor een klimaatbestendige en waterrobuuste inrichting. Onderhavig plan wordt gerealiseerd op een plek die hoog en droog genoeg is. Door infiltratie van het hemelwater ter plaatse wordt voorkomen dat er een versnelde afvoer plaatsvindt. Het ontwerp van het gebouw en de definitieve inrichting van het perceel kunnen voorts een bijdrage leveren aan de klimaatadaptatie. Dit wordt in het bouwplan nader uitgewerkt. |
ad 3. | Een duurzame verstedelijking draagt bij aan het komen tot een slimme netwerkstad. Uitbreiding van het bestaand stedelijk gebied is alleen wenselijk vanuit kwalitatieve overwegingen en bij een concrete marktvraag. De 26 appartementen worden gerealiseerd binnen het bestaand stedelijke gebied van Deurne. |
ad 4. | Onderdeel van een concurrerende en duurzame economie is het voorzien in een aantrekkelijk vestigingsklimaat. Door het creëren van een compacter centrumgebied en het herontwikkelen van delen van het centrum tot woningbouwlocatie wordt de relatie van de consumenten met het centrum versterkt en de vestiging van detailhandel en dienstverlening in het centrum bevorderd. |
Conclusie
Het plan geeft invulling aan bij de opgaven van de Omgevingsvisie Noord-Brabant.
De Interim Omgevingsverordening (IOV) bevat de provinciale regels en randvoorwaarden met een bindende werking over de fysieke leefomgeving. Deze vloeien voort uit de in de Omgevingsvisie genoemde doelen. De Interim Omgevingsverordening is opgesteld naar de gedachtegang van de nieuwe Omgevingswet die naar verwachting op 1 januari 2021 in werking zal treden.
De Interim omgevingsverordening heeft een opbouw naar de verschillende doelgroepen. Voor onderhavig plan zijn in beginsel uitsluitend de in hoofdstuk 3 opgenomen "Instructieregels aan gemeenten" aan de orde. De afdelingen in dat hoofdstuk zijn als volgt te onderscheiden (waarbij de volgorde is omgekeerd ten behoeve van vergroting van de toepasbaarheid):
Het plangebied is onderdeel van het stedelijke gebied. In beginsel zijn daar conform artikel 3.42 IOV woningen toegestaan, mits voldaan wordt aan de genoemde voorwaarden. Hieronder is dit artikel overgenomen en wordt aan de voorwaarden getoetst.
''Artikel 3.42 - duurzame stedelijke ontwikkeling
Lid 1
Een bestemmingsplan dat voorziet in de ontwikkeling van een locatie voor wonen, werken of voorzieningen ligt binnen Stedelijk gebied en bevat een onderbouwing dat:
Lid 2
Een duurzame stedelijke ontwikkeling voor wonen, werken of voorzieningen:
Ter plaatse van het plangebied geldt het gebiedskenmerk 'Stalderingsgebied'. Het artikel 3.52 stelt regels aangaande de ontwikkeling van veehouderijen. Onderhavig plan omvat geen veehouderijen. Er hoeft derhalve geen nadere toetsing plaats te vinden.
Uit artikel 3.5 komt naar voren dat aan een drietal aspecten getoetst moet worden om een goede omgevingskwaliteit en een veilige, gezonde leefomgeving te waarborgen. Dit zijn de volgende aspecten:
Onderhavig planvoornemen betreft het herontwikkelingen van een verouderd kantoorgebouw en de realisatie van een hoogwaardige woonlocatie binnen het stedelijke concentratiegebied. Binnen het planvoornemen wordt een zorgvuldig ruimtegebruik verkregen door het bestaande gebouw te saneren en op dezelfde locatie een hoogwaardig gebouw terug te realiseren. Hiermee wordt mogelijke leegstand tegengegaan binnen de kern Deurne.
De toepassing van de lagenbenadering omvat het effect van de ontwikkeling op de lagen in onderlinge wisselwerking met elkaar en het actief benutten van de factor tijd. De lagenbenadering omvat de effecten op:
Door de factor tijd actief te benutten wordt rekening gehouden met de herkomstwaarde, vanuit het verleden, de (on)omkeerbaarheid van optredende effecten en de toekomstwaarde gelet op duurzaamheid en toekomstbestendigheid.
Onderhavig planvoornemen zorgt niet voor een wijziging in de eerste twee lagen. Er treedt wel een verandering op in de derde laag.
Aan het (oorspronkelijke) gebouw zijn door de monumentencommissie monumentale waarden toegekend. Sloop van de bebouwing zou in dat opzicht een groot effect hebben op de derde laag.
Vanuit bouwhistorie is (gedeeltelijk) behoud van het bestaande gebouw gewenst. Vanuit de vastgestelde beleidslijnen (zowel ruimtelijk, verwoord in de Visie centrumring Deurne, als functioneel, verwoord in de Woonvisie gemeente Deurne 2019-2040 en de Integrale Centrumvisie Deurne) is (gedeeltelijk) behoud van het gebouw echter niet wenselijk.
Gelet hierop en op het economisch belang wordt met de realisatie van een nieuw woningbouwcomplex het algemeen (gemeentelijk) belang beter gediend dan met (gedeeltelijk) behoud van het bestaande gebouw. Er is door de sloop van de bestaande bebouwing weliswaar een effect op de cultuurhistorische waarde van de bestaande bovenste laag, maar vanuit het algemeen belang is gekozen voor sloop van de bebouwing. In de bovenste laag wordt een nieuwe structuur aangebracht die een positief effect heeft op de locatie en de omgeving. De door de gemeente vastgestelde visie op de centrumring (woningbouw aan de nieuwe verbinding over de Hogeweg heen) kan hiermee bewerkstelligd worden.
Meerwaardecreatie omvat een evenwichtige benadering van de economische, ecologische en sociale aspecten die in een gebied en bij een ontwikkeling zijn betrokken, waaronder:
Onderhavig planvoornemen zorgt voor diverse sociaaleconomische meerwaardecreaties. Allereerst wordt invulling gegeven aan de uitgangspunten van de visie op de centrumring.
Daarnaast wordt leegstand en daarmee verloedering, voorkomen. Verder leidt de ingebruikname van de woningen tot uitgaven in de directe omgeving, wat de economische positie van dit gedeelte van Deurne ten goede komt. Ten slotte zorgt de ingebruikname van de nieuwe hoogwaardige woonlocatie voor de instandhouding van het infrastructurele netwerk en een beter herkenbare aanrijroute van de parkeergarage 'Wolfsberg', wat een positieve invloed heeft op dit gedeelte van Deurne.
Het plan past binnen het beleid van de Interim Omgevingsverordening.
Op 13 maart 2018 heeft de gemeenteraad van Deurne de 'Structuurvisie Deurne 2030' vastgesteld. Met deze structuurvisie wil de gemeente regie voeren op de ontwikkelingen en processen die voor de toekomst van Deurne van belang zijn. In deze structuurvisie ligt de nadruk op de visie van de gemeente op de functionele ontwikkelingen van de diverse, ruimtelijk relevante onderwerpen.
De structuurvisie richt zich op de volgende thema's: 'Gezond wonen en leven', 'Een gezonde lokale economie', 'Een sociale en zorgzame gemeente', Betaalbaar en divers wonen', Goede bereikbaarheid en 'Passende voorzieningen'. De gemeente streeft een prettige woon en leefomgeving en wil in 2050 energieneutraal zijn. De gemeente wil daarnaast de woningbouwopgave binnen het bestaande stedelijk gebied oplossen.
Gesteld wordt dat de afronding van de wijken en kernen van Deurne in zicht komt. Hierbij is in de komende jaren nog behoefte aan extra woningen, maar deze behoefte neemt af. Deze afnemende behoefte aan toevoegingen hangt samen met:
Om prettig in Deurne te kunnen (blijven) wonen is meer nodig dan alleen een passende woning. Daarvoor zijn ook een goede inrichting van de openbare ruimte, voldoende voorzieningen en een veilige woonomgeving nodig. Het is dan ook belangrijk dat de sterke punten van de gemeente zoals het detailhandelsniveau in het centrum, het scholenvierkant, het station en de binding van bewoners met kernen en wijken behouden en waar mogelijk versterkt worden. Hieruit volgen de volgende beleidsuitgangspunten en -keuzen:
UITSNEDE PLANKAART STRUCTUURVISIE
Analyse
Onderhavig planvoornemen ligt op een centrum locatie buiten het nieuwe kernwinkelgebied, waarbij een verouderd kantoorgebouw wordt gesaneerd en wordt vervangen door een appartementencomplex bestaande uit 26 appartementen, waarbij het pand opschuift richting de Hogeweg. Dit sluit aan bij de beleidsuitgangspunten en -keuzen 1, 2 en 3, omdat het planvoornemen voorziet in woningbouw nabij voorzieningen en het leegstaand vastgoed transformeert tot woningbouw binnen bestaand stedelijk gebied. Door het opschuiven van het pand richting de Hogeweg (zuidwaarts) ontstaat er meer ruimte voor groen. Ook draagt dit positief bij aan de zichtlijnen/verbinding met het nieuwe park aan de overzijde van de Hogeweg en de parkeergarage 'Wolfsberg'. Daarnaast voldoet onderhavig plan aan bovenstaande uitgangspunten en past het binnen de woningvoorraad, zie paragraaf 4.3.3.
Conclusie
Onderhavig planvoornemen past binnen de 'Structuurvisie Deurne 2030'.
In maart 2018 heeft de gemeenteraad de 'Visie Centrumring Deurne' vastgesteld. Hierin is in zowel woord als beeld de ruimtelijke- en stedebouwkundige alsook de verkeerskundige kansen en mogelijkheden inzichtelijk gemaakt. In het bijzonder zijn potentiele ontwikkellocaties voor nieuwbouw /transitiegebieden aangegeven hoe deze aansluitend en passend in de Deurnesecontext en bestaande structuur goed ingepast kunnen worden. Per deelgebied, straat of weg worden de kwaliteiten, mogelijkheden en kansen benoemd.
De locatie Posthoek (voormalige TNT locatie) is één van de belangrijke schakels aan de centrumring. Ter hoogte van de Hogeweg is het wensbeeld een verbinding te maken tussen het centrum en het nieuwe park aan de zuidzijde van de Hogeweg (zie onderstaande afbeelding).
Om deze verbinding te kunnen maken is nieuwbouw ter plaatse van het TNT gebouw wenselijk en sloop van voormalig TNT gebouw noodzakelijk. Met deze nieuwbouw kan (onder voorwaarden):
UITSNEDE VISIE CENTRUMRING DEURNE
De locatie is nader ingekaderd middels een zestal bebouwingskarakterstieken:
Analyse
Met voorliggende planontwikkeling worden deze elementen uit de visie mogelijk gemaakt:
Conclusie
Onderhavig planvoornemen past binnen de 'Visie Centrumring Deurne' en zorgt er juist voor dat de gewenste verbinding tussen het centrum en het park gerealiseerd kan worden. De bestaande bebouwing staat deze verbinding en ook het zicht op de parkeergarage in de weg.
Op 3 juli 2019 is de 'Woonvisie gemeente Deurne 2019-2040' vastgesteld door de gemeenteraad van Deurne. In de woonvisie zet de gemeente in op het stimuleren van woningbouwinitiatieven in bestaand stedelijk gebied, die aansluiten bij de veranderende woonbehoeften. Tot 2030 blijft het aantal huishoudens in de gemeente Deurne stijgen, vooral als gevolg van de toename van het aantal eenpersoonshuishoudens. Daarnaast blijft het aantal senioren stijgen als gevolg van de vergrijzing. Gelet op deze veranderende behoeften en de tekorten in de bestaande woningvoorraad zijn senioren, (her)starters en jonge gezinnen, jongeren en kwetsbare doelgroepen de prioritaire doelgroepen voor Deurne. Door maximaal in te zetten op 'goede plannen' binnen bestaand stedelijk gebied wil de gemeente Deurne alle kansen benutten om de ruimtelijke kwaliteit te verhogen en in de woningbehoeften te voorzien.
De gemeente hanteert het volgende afwegingskader voor woningbouwlocaties binnen bestaand stedelijk gebied:
Op basis van het afwegingskader woningbouwkwaliteiten wordt de prioriteit gelegd bij:
Analyse
Voor het plangebied ligt de focus op woningbouw voor senioren. Daarnaast zijn de beoogde woningen geschikt voor één- en tweepersoonshuishoudens. De beoogde ontwikkeling van 26 appartementen past daarmee binnen de bovenstaande uitgangspunten van de Woonvisie gemeente Deurne 2019-2040, aangezien sprake is van een herstructureringslocatie binnen bestaand stedelijk gebied, waarbij invulling wordt aan de bestaande kwalitatieve en kwantitatieve woonbehoefte.
Conclusie
Onderhavig planvoornemen past binnen de 'Woonvisie gemeente Deurne 2019-2040'.
In deze visie, die de gemeente samen met bewoners, ondernemers, Centrummanagement, vastgoedeigenaren en andere betrokken partijen heeft opgesteld, worden keuzes gemaakt voor de toekomst van het centrum. Op dinsdag 17 december 2019 heeft de gemeenteraad de Integrale Centrumvisie Deurne vastgesteld.
Van ‘place to buy’ naar ‘place to be’
De afgelopen jaren hebben er veel inspanningen plaatsgevonden om het centrum van Deurne economisch beter te laten functioneren, meer sfeer en beleving toe te voegen en de leegstand terug te dringen. Ondanks deze inspanningen is de leegstand toegenomen. De leegstand bedraagt 24% in meters en 15% in panden. Dit is flink hoger dan in plaatsen van een vergelijkbare grootte. Door trends en ontwikkelingen, als kopen via internet, zal de leegstand waarschijnlijk verder toenemen. Dit betekent dat het aantal winkels afneemt. Er komt meer ruimte voor een mix van wonen, werken, winkelen, verblijven en (sociaal) maatschappelijk. Het centrum verandert van een ‘place to buy’ naar een ‘place to be’.
Drie gebieden
Met de Integrale Centrumvisie bouwt de gemeente, in samenwerking met alle partners in het centrum, voort op het centrumplan ‘Samen Deurne Centrum verbeteren’, aangevuld met een frisse blik op de toekomst. De Integrale Centrumvisie gaat uit van een gewenste verdeling van het centrum in drie gebieden:
Deze driedeling moet ervoor zorgen dat winkels en horeca zich meer concentreren in een gebied rond de Markt, Dr. Anna Terruweplein, Martinetplein en Wolfsberg. In dit gebied worden publiekstrekkende functies toegestaan. Wonen op de begane grond is niet toegestaan. In de transformatiegebieden krijgen functies als wonen, dienstverlening, (sociaal) maatschappelijk en cultuur ruim baan. Als een gebouw verandert van bestemming, komt de detailhandelsbestemming te vervallen. Dat geldt ook bij een leegstand van meer dan drie jaar. In het beheersgebied wordt functiemenging tussen winkels en andere functies toegestaan.
De verandering van het centrum gaat niet vanzelf. Er is nog veel werk te doen. Het is nu zaak om de plannen uit de Integrale Centrumvisie in de praktijk te brengen. De visie wordt vertaald in een actueel omgevingsplan voor het centrum. Daarnaast zet de gemeente in op het verbeteren van de kwaliteit van de openbare ruimte: aantrekkelijker verbindingsstraten en meer groen.
Analyse
Onderhavig planvoornemen ligt op een locatie buiten het nieuwe kernwinkelgebied. Om het centrum compacter te maken en versnippering van de winkels en horeca te voorkomen zijn op de planlocatie geen nieuwe centrumfuncties voorzien.
Conclusie
Ontwikkeling van centrumfuncties is op de planlocatie niet gewenst. Herontwikkeling van de locatie tot woonbestemming voor senioren in de directe nabijheid van alle voorzieningen is wel een passende functiewijziging.
Het doel van de welstandzorg is de kwaliteit van de individuele architectuur en van het totale straatbeeld op peil te houden en waar nodig en mogelijk te verbeteren. Uitgangspunt daarbij is de karakteristiek van het gebied waarin een bouwwerk staat of wordt opgericht. Een goede balans tussen individueel en algemeen belang staat hierbij centraal. Daartoe heeft de gemeente Deurne welstandsbeleid opgesteld.
Dit welstandsbeleid is onlangs geactualiseerd in de door de gemeenteraad op 15 november 2016 vastgestelde 'Welstandsnota 2016'. De reden om een nieuwe Welstandsnota op te stellen is een verdere deregulering en vereenvoudiging van het welstandsbeleid en een versnelling van de vergunningsprocedure door invoering van een ambtelijke welstandstoets. Tegelijkertijd blijft de zorg voor de kwaliteit van onze gebouwde omgeving belangrijk – daar waar dat nodig en wenselijk is.
De belangrijkste wijzigingen ten opzichte van de eerdere welstandsnota zijn:
Zowel het bestemmingsplan als de welstandsnota heeft betrekking op de kwaliteit van de gebouwde omgeving. In beide documenten zijn regels opgenomen voor het oprichten van bouwwerken. Het bestemmingsplan bevat regels voor de bouw van gebouwen en overige bouwwerken, die bindend zijn. De uitwerking van de uiterlijke verschijning van gebouwen is vastgelegd in de welstandsnota.
Conclusie
Voorliggend bestemmingsplan sluit aan op de Welstandsnota. De uiteindelijke toetsing aan de Welstandsnota vindt plaats in het kader van de omgevingsvergunning voor het bouwen.
De Nota parkeernormen 2019 is op 12 november 2019 vastgesteld door de gemeenteraad van Deurne en bevat het beleid met betrekking tot parkeren. Voor de kernen buiten de hoofdkern Deurne zijn specifieke parkeernormen opgenomen, deze zijn van toepassing op het plangebied. De parkeernormen zijn in de regels van het bestemmingsplan verankerd.
In paragraaf 3.2.3 is een nadere beschrijving van de parkeeroplossing opgenomen.
In dit hoofdstuk worden de uitvoeringsaspecten beschreven. Achtereenvolgens komen aan de orde:
Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet een toetsing plaatsvinden van de voorgenomen ontwikkelingen aan de relevante milieuaspecten, teneinde het toekomstige gebruik af te stemmen op de omgeving. In deze paragraaf worden de milieuaspecten afzonderlijk beschreven.
Uitgangspunt is dat de bodemkwaliteit geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet worden beoordeeld of de bodemkwaliteit past bij deze nieuwe functie.
Om de huidige bodemkwaliteit inzichtelijk te maken heeft Lankelma Ingenieursbureau uit Eersel een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd: rapport "verkennend bodemonderzoek Posthoek 2-4 te Deurne" (28 september 2018, 1802268). Het onderzoeksrapport is bijgevoegd als bijlage 2.
Lankelma Ingenieursbureau heeft het volgende geconcludeerd:
Om de huidige hoeveelheid asbest inzichtelijk te maken heeft RPA-advies uit Standaardbuiten een asbestinventarisatie onderzoek uitgevoerd: rapport ''Asbestinventarisatieonderzoek'' (11 september 2018, 20181192). Het onderzoeksrapport is bijgevoegd als bijlage 3.
RPA-advies heeft het volgende geconcludeerd:
Op basis van voornoemde samenvatting en conclusies is nader bodem- en asbestonderzoek vanuit milieuhygiënisch oogpunt gezien niet aan de orde.
Het aspect bodemkwaliteit vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Om te voorkomen dat als gevolg van het plan voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten optreden moet worden getoetst of:
Basis voor deze toetsing vormt de handreiking "Bedrijven en milieuzonering" (VNG, Den Haag, 2009), waarin richtafstanden zijn opgenomen voor diverse bedrijfstypen.
Invloed plan op de omgeving
Het plan betreft woningbouw. Er is derhalve geen sprake van milieutechnische uitstraling op de omgeving.
Invloed omliggende inrichtingen op plan
In de directe omgeving van het plangebied met woningen is het Cultuurcentrum Martien van Doorne [CCM], de ingang van de parkeergarage Wolfsberg en andere horecabestemmingen op Martinetplein gelegen. Deze horecabestemmingen Martinetplein zijn gelegen op circa 35 meter waardoor deze niet direct beperkt worden indien de woningen in het plangebied worden gerealiseerd. Mede omdat er op kortere afstand reeds woningen zijn gelegen, welke eerder beperkend zijn voor deze bestemmingen.
Het CCM, waar nachthoreca is toegestaan en waar diversen soorten voorstellingen in de avondperiode kunnen plaatsvinden, is gelegen op slechts 10 meter. Evenals de ingang van de parkeergarage. Deze ligt ook op circa 10 meter van het plangebied. Deze beide activiteiten worden gezien als milieucategorie 2, waardoor afhankelijk van de omgeving een adviesafstand van 10-30 meter wordt aangehouden.
De omgeving kan worden gezien als gemengd gebied waardoor een richtafstand van 10 geldt. Doordat per milieucategorie één afstandstap kan worden teruggegaan. Hierdoor liggen geen milieugevoelige onderdelen van het plan binnen de richtafstanden van de omliggende bedrijven. Het plan vormt geen belemmering voor de omliggende bedrijven.
Om daarnaast het aspect industrielawaai inzichtelijk te maken heeft Tritium een akoestisch onderzoek industrielawaai uitgevoerd: rapport ''Akoestisch onderzoek industrielawaai Posthoek 2-4 te Deurne'' (2 september 2020, 2005/107/RV-01). Het onderzoeksrapport is als bijlage 4 bijgevoegd.
Tritium concludeert dat:
Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving vanwege handelingen met gevaarlijke stoffen. De handelingen kunnen zowel betrekking hebben op het gebruik, de opslag en de productie, als op het transport van gevaarlijke stoffen. Beleid Uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) vloeit de verplichting voort om in ruimtelijke plannen in te gaan op de risico's in het plangebied ten gevolge van handelingen met gevaarlijke stoffen. De risico's dienen te worden beoordeeld op twee maatstaven, te weten het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Er moet worden getoetst aan het Bevi, het Bevt en het Bevb wanneer bij een ontwikkeling (beperkt) kwetsbare objecten worden toegestaan. Verder is op 1 april 2015 het Basisnet in werking getreden.
Plaatsgebonden risico
Het plaatsgebonden risico (PR) beschrijft de kans per jaar dat een onbeschermd individu komt te overlijden door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het plaatsgebonden risico wordt uitgedrukt in risicocontouren rondom de risicobron (bedrijf, weg, spoorlijn etc.), waarbij de 10-6 contour (kans van 1 op 1 miljoen op overlijden) de maatgevende grenswaarde is.
Groepsrisico
Het groepsrisico beschrijft de kans dat een groep van 10 of meer personen gelijktijdig komt te overlijden ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico geeft een indicatie van de maatschappelijke ontwrichting in geval van een ramp. Het groepsrisico wordt uitgedrukt in een grafiek, het overlijden van een bepaalde groep (bijvoorbeeld 10, 100 of 1000 personen) wordt afgezet tegen de kans daarop. Voor het groepsrisico geldt de oriëntatiewaarde als ijkpunt in de verantwoording (géén norm). In het Bevi en het Bevt is een verplichting tot verantwoording van het groepsrisico opgenomen. Er is sprake van een groepsrisico zodra het plan in het invloedsgebied ligt van een risicovolle activiteit. Het betrokken bestuursorgaan moet, al dan niet in verband met de totstandkoming van een besluit, expliciet aangeven hoe de diverse factoren die bijdragen aan de hoogte van het groepsrisico (waaronder zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid) zijn beoordeeld en eventuele in aanmerking komende maatregelen, zijn afgewogen. Een belangrijk onderdeel van de verantwoording is overleg met (advies vragen aan) de regionale brandweer.
Basisnet voor het vervoer van gevaarlijke stoffen
Het Basisnet is een landelijk aangewezen netwerk voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Binnen bepaalde grenzen wordt dit vervoer over weg, binnenwater en spoor gegarandeerd. Het Basisnet heeft betrekking op de Rijksinfrastructuur: hoofdwegen, hoofdwaterwegen en hoofdspoorwegen.
Het plan omvat nieuwe kwetsbare objecten. De Risicokaart Nederland geeft een overzicht van de ligging van risicovolle activiteiten (inrichtingen, buisleidingen en transportroutes).
UITSNEDE RISICOKAART
Inrichtingen
Het plangebied ligt op circa 1,3 km van Driessen United Blenders en daarmee binnen het invloedsgebied. Conform artikel 13 van het Bevi dient het groepsrisico te worden verantwoord en advies te worden gevraagd aan de Veiligheidsregio over de bereikbaarheid en bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid. Het groepsrisico zal marginaal toenemen omdat het plangebied enkel 26 wooneenheden betreft, op circa 1,3 km is gelegen van de inrichting en het enkel een toxisch scenario betreft. Volstaan kan worden met een beperkte verantwoording van het groepsrisico.
Op 11 mei 2017 heeft de Veiligheidsregio voor ontwikkelingen op grote afstand van risicobronnen en voor kleine ontwikkelingen een standaard advies opgesteld. Samengevat luidt dit advies:
Breng afsluitbare mechanische ventilatie aan in de woningen;
Hieronder wordt ingegaan op het advies.
Mechanische ventilatie
De woningen moeten voldoen aan het Bouwbesluit 2012. Als de woningen worden voorzien van een mechanische ventilatie dient deze conform artikel 3.31 van het Bouwbesluit uitgezet te kunnen worden.
Beleidsregels
Het betreft een bestaand perceel, waar alleen een functie wijzigt. Aan de bereikbaarheid of bluswatervoorziening vinden geen aanpassingen plaats.
Risicocommunicatie
Deurne sluit zich aan bij de landelijke risicocommunicatie.
Transportroutes
Het plangebied ligt buiten de PR-contouren en invloedgebieden van transportroutes.
Kabels en Leidingen
Binnen het plangebied en in de directe omgeving geen kabels of leidingen met een planologische beschermingszone die van invloed is op het plangebied.
Het aspect externe veiligheid vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen nabij agrarische bedrijven is het aspect geurhinder van belang. Er moet worden aangetoond dat het plan geen belemmering vormt voor agrarische bedrijven
Het initiatief omvat nieuwe geurgevoelige objecten, maar ligt niet in de omgeving van veehouderijen. Het uitvoeren van een geuronderzoek wordt niet noodzakelijk geacht.
Het aspect geurhinder veehouderijen vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Ruimtelijke ontwikkelingen moeten voldoen aan de regelgeving inzake geluidhinder. In de Wet geluidhinder (Wgh) wordt onderscheid gemaakt in verkeerslawaai en industrielawaai. In de Wgh zijn normen voor maximaal toelaatbare geluidsbelasting op (de gevels van) geluidgevoelige objecten vastgelegd.
Het plan omvat nieuwe geluidgevoelige objecten.
Verkeerslawaai
Het plangebied ligt binnen de onderzoekszone van de Hogeweg, Lagekerk en Toon Kortoomsweg. Om de gevelbelasting van de nieuwe woningen inzichtelijk te maken heeft Tritium een akoestisch onderzoek uitgevoerd: rapport ''Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai Posthoek aan de Hogeweg te Deurne" (9 juli 2020, 1911/063/MD-01). Het onderzoeksrapport is als bijlage 5 bijgevoegd.
Tritium concludeert dat:
Aangezien in onderhavige situatie sprake is van een procedure hogere waarde, is voor de
appartementen een aanvullend onderzoek ter bepaling van de geluidwering van de gevels noodzakelijk. Dit wordt in het kader van de aanvraag tot omgevingsvergunning uitgevoerd.
Industrielawaai
Het plangebied ligt niet binnen een geluidszone van een gezoneerd industrieterrein, maar wel in de omgeving van andere geluidsbronnen. In paragraaf 5.1.2 Bedrijven en milieuzonering is het akoestisch onderzoek industrielawaai beschreven.
Het aspect geluid vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Om personen tegen de gevolgen van luchtverontreiniging te beschermen zijn in de Wet milieubeheer normen opgenomen voor bepaalde stoffen. Bij de beoordeling van het aspect luchtkwaliteit moet enerzijds aangetoond worden dat een ruimtelijke ontwikkeling niet leidt tot een (significante) overschrijding van de luchtkwaliteitsnormen en anderzijds dat ter plaatse van het plangebied sprake is van een goed woon- en leefklimaat.
Effecten plan op luchtkwaliteit
In de "Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)" zijn categorieën van gevallen genoemd die niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie van fijnstof in de buitenlucht. Zo is een project met maximaal 1.500 woningen (netto) bij minimaal 1 ontsluitingsweg één van de genoemde gevallen. Onderhavig plan omvat 26 appartementen en betreft daarmee een project dat niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van fijnstof in de buitenlucht. Er is geen nader onderzoek nodig.
Goed woon- en leefklimaat
In de Wet milieubeheer zijn voor een groot aantal stoffen grenswaarden opgenomen, maar uit onderzoek blijkt dat langs wegen alleen overschrijdingen van de grenswaarden voor fijnstof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) kunnen optreden. Voor de overige stoffen waarvoor grenswaarden zijn opgenomen in de Wm treden naar verwachting nergens langs het Nederlandse wegennet overschrijdingen van deze grenswaarden op. Voor de beoordeling van de luchtkwaliteit zijn daarom alleen de volgende criteria van toepassing:
Het plan ligt niet in de nabijheid van zware industrie, (een concentratie van meerdere) intensieve veehouderijen of drukke vaarwegen. Voor de beoordeling van de luchtkwaliteit wordt alleen gekeken naar luchtverontreiniging van verkeer op wegen in de omgeving.
In het kader van het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit) is door diverse bronbeheerders zoals gemeenten, provincies en Rijkswaterstaat de Monitoringstool ingevoerd. Uit de resultaten van de Monitoringstool blijkt dat op deze locatie in de jaren 2017, 2020 en 2030 aan bovengenoemde grenswaarden (jaargemiddelde en overschrijdingsdagen) voor PM10 (19,7 µg/m3; 7,4 dagen) en NO2 (23 µg/m3) wordt voldaan. Uit de monitoringstool volgt dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van het plangebied.
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Het aspect volksgezondheid heeft de laatste jaren meer aandacht gekregen bij het opstellen van bestemmingsplannen. Aangetoond moet worden dat een ruimtelijke ontwikkeling geen negatief effect heeft op de volksgezondheid.
Een beoordeling van de effecten op de volksgezondheid doet zich met name voor de ontwikkeling van of in de buurt van veehouderijen, boom- en fruitteelt en hoogspanningsverbindingen. In deze paragraaf wordt het plan aan deze aspecten getoetst.
Bij het beoordelen van de effecten van veehouderijen op de volksgezondheid wordt onderscheid gemaakt in endotoxinen en geitenhouderijen.
Endotoxinen
Endotoxinen zijn bouwstenen van bepaalde bacteriën die een toxisch effect op de mens kunnen hebben en tot gezondheidsklachten kunnen leiden. Endotoxinen komen vaak voor in fijnstof van intensieve veehouderijen. De Gezondheidsraad hanteert een advieswaarde van 30 endotoxine-eenheden per kubieke meter (EU/m³) voor de maximale blootstelling aan endotoxinen in de buitenlucht over een langere periode.
Omdat thans nog een toetsingskader wordt voorbereid, wordt voor de beoordeling de "Handleiding Veehouderij en Volksgezondheid 2.0" gehanteerd. Daarin zijn afstandsgrafieken opgenomen voor de relevante diersoorten vleeskuikens, legkippen en vleesvarkens gerelateerd aan de fijnstofemissie. In algemene zin kan worden gesteld dat het effect van endotoxinen tot maximaal 600 meter van veehouderijen plaatsvindt.
Analyse
Het plan omvat nieuwe, milieugevoelige objecten. In een straal van 600 meter rondom het plangebied zijn geen (intensieve) veehouderijen actief. Er hoeft geen nadere beoordeling van het aspect endotoxinen plaats te vinden. Er is sprake van een goed woon- en leefklimaat ten aanzien van endotoxinen.
Geitenhouderijen
Uit onderzoek is gebleken dat omwonenden in een straal van 2 km rondom geitenhouderijen een verhoogde kans hebben op longontsteking. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van geitenhouderijen moet beoordeeld worden of er een effect is op de volksgezondheid.
Analyse
Het plan omvat nieuwe, milieugevoelige objecten. In een straal van 2 km rondom het plangebied zijn echter geen geitenhouderijen met meer dan 100 geiten actief. Er hoeft geen nadere beoordeling van het aspect geitenhouderijen plaats te vinden. Er is sprake van een goed woon- en leefklimaat ten aanzien van geitenhouderijen.
Bij boom- en fruitteelt worden vaak gewasbeschermingsmiddelen gebruikt. Deze middelen kunnen een gevaar opleveren voor de volksgezondheid. Als gevolg van de wind kunnen gewasbeschermingsmiddelen verwaaien. Dit wordt drift genoemd. Om te voorkomen dat derden als gevolg van drift in aanraking komen met gewasbeschermingsmiddelen wordt een spuitzone van 50 meter gehanteerd.
Analyse
Het plan leidt tot het toevoegen van woningen of andere functies waar personen gedurende langere tijd verblijven. Binnen 50 meter rondom het plangebied zijn geen kwekerijen aanwezig of kunnen kwekerijen worden ontwikkeld. Geconcludeerd wordt dat er geen rekening gehouden hoeft te worden met spuitzones als gevolg van boom- en fruitteelt.
De magnetische velden in de buurt van hoogspanningsverbindingen kunnen invloed hebben op de gezondheid. Het beleid van de Rijksoverheid is erop gericht om zoveel als redelijkerwijs mogelijk is, te vermijden dat er nieuwe situaties ontstaan waarbij kinderen langdurig verblijven in het gebied rondom bovengrondse hoogspanningsverbindingen waarbinnen het jaargemiddelde magneetveld hoger is dan 0,4 microtesla.
Analyse
Het plan leidt tot het toevoegen van woningen of andere functies waar kinderen gedurende langere tijd verblijven. Desalniettemin wordt opgemerkt dat er sprake is van een zeer grote afstand tot hoogspanningsverbindingen, namelijk ruim 6.900 meter, en dat het schadelijke magneetveld zich tot maximaal enkele honderden meters van de hoogspanningsverbinding uitstrekt. Er is geen nader onderzoek nodig.
Het aspect volksgezondheid vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Het instrument milieueffectrapportage (m.e.r.) is ontwikkeld om het milieubelang volwaardig in de besluitvorming te betrekken. In de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage zijn de activiteiten genoemd waarvoor een m.e.r.-plicht of een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt, of waarvoor een vormvrije m.e.r.-beoordeling nodig is.
Op 7 juli 2017 is een wijziging van het Besluit m.e.r. in werking getreden. Eén van de belangrijkste gevolgen van deze wetswijziging is dat de effecten voor alle in het Besluit m.e.r. genoemde activiteiten van de D-lijst door middel van een vormvrije m.e.r.-beoordeling in beeld moeten worden gebracht. Het maakt daarvoor niet uit of een activiteit onder of boven de D-drempel waarde zit.
Omdat de activiteit voorkomt in kolom 1 van de D-lijst dient dus wel een vormvrije m.e.r.- beoordeling te worden verricht. Hiertoe dient een MER-aanmeldnotitie te worden opgesteld op basis waarvan beoordeeld wordt of het noodzakelijk is een milieueffectrapportage op te stellen.
Deze MER-aanmeldnotitie is opgenomen als bijlage 12 bij de toelichting.
Hieruit kan geconcludeerd worden dat er geen milieueffectrapportage opgesteld hoeft te worden.
Het plan is niet m.e.r.(-beoordelings)plichtig. Het plan heeft geen belangrijke nadelige milieugevolgen.
Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 Bro moet bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden worden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische monumenten.
Het plangebied ligt in een zone met een hoge archeologische verwachtingswaarde. Om de archeologische waarde in het plangebied inzichtelijk te maken heeft Econsultancy een archeologische onderzoek uitgevoerd: rapport 'Archeologisch bureauonderzoek Posthoek 2-4 te Deurne" (25 februari 2020, 11412.002). Het onderzoeksrapport is als bijlage 6 bijgevoegd.
Econsultancy concludeert het volgende:
Gezien het ontbreken van een gradiëntsituatie en aanwijzingen voor de aanwezigheid van open water in het onderzoeksgebied wordt de kans op het voorkomen van archeologische resten uit het Laat-Paleolithicum en Mesolithicum laag beschouwd. Bij uitgevoerde onderzoeken in het onderzoeksgebied krijgen de perioden Neolithicum tot en met Romeinse tijd een lage verwachting voor het aantreffen van resten van bewoning. Er wordt vanuit gegaan dat er ten oosten van de historische kern van Deurne geschiktere gronden aanwezig zijn. Aangezien de gronden in het plangebied geschikt zijn voor agrarisch gebruik en er binnen het onderzoeksgebied archeologische resten zijn aangetroffen uit de perioden Neolithicum tot en met IJzertijd, valt niet uit te sluiten dat resten uit de perioden Neolithicum tot en met Romeinse tijd binnen het plangebied aanwezig zijn. Deze perioden krijgen daarom een middelhoge verwachting.
Gezien de ligging van het plangebied in de historische kern van Deurne, die terug gaat tot de Vroege-Middeleeuwen, en vlakbij twee historische wegen heeft het plangebied een hoge verwachting voor de perioden Vroege-Middeleeuwen tot en met Nieuwe tijd. Historisch kaartmateriaal geeft aan dat vanaf de tweede helft van de 19e eeuw in het plangebied bebouwing staat.
Advies
Gezien de in dit onderzoek opgestelde archeologische verwachting is binnen het plangebied vervolgonderzoek noodzakelijk om deze te toetsen. Het vervolgonderzoek kan het beste worden uitgevoerd in de vorm van een Inventariserend veldonderzoek, karterend en waarderend proefsleuvenonderzoek. Booronderzoeken zijn in historische kernen minder geschikt gezien de grote kans op het voorkomen van puinlagen die aan historische bebouwing toegeschreven kunnen worden. Bij een proefsleuvenonderzoek dienen verspreid over het plangebied sleuven gegraven te worden met als doel om eventuele archeologische waarden te karteren en waarderen. Voor dit onderzoek dient een door de bevoegde overheid goedgekeurd Programma van Eisen te zijn opgesteld waarin is vastgelegd waaraan het onderzoek moet voldoen.
Omdat het plangebied op dit moment vrijwel geheel bebouwd is kan een proefsleuvenonderzoek nu niet worden uitgevoerd. Om de archeologische waarden te beschermen is daarom een dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie 3' opgenomen waarmee is verzekerd dat bij de sloop en de bouw een archeologisch vervolgonderzoek wordt uitgevoerd.
Ondanks een zorgvuldig onderzoek of een zorgvuldige afweging kan nooit volledig worden uitgesloten dat er tijdens werkzaamheden archeologische sporen of resten worden aangetroffen. Conform artikel 5.10 van de Erfgoedwet dient hiervan melding te worden gemaakt bij de Minister.
Door het opnemen van de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie 3' worden de archeologische waarden beschermd en vormt het aspect archeologie geen planologische belemmering voor het bestemmingsplan. Bij bodemverstorende activiteiten is een aanvullend programma van eisen voor archeologisch proefsleuvenonderzoek vereist. Op basis hiervan zullen nadere afspraken worden gemaakt met de senior archeoloog.
Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 Bro moet bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden worden met de aanwezige cultuurhistorische waarden.
Volgens de Nota van Toelichting (Bro art. 3.1.6, vijfde lid aanhef en onder a) dienen cultuurhistorische waarden uitdrukkelijk te worden meegewogen bij het vaststellen van bestemmingsplannen. Dat betekent dat:
De cultuurhistorische waarden van een locatie vallen uiteen in meerdere deelaspecten die betrekking hebben op de ontwikkelingsgeschiedenis van:
Het centrum van Deurne kent een lange geschiedenis. Vanaf de Late Middeleeuwen, toen zich een bebouwingsconcentratie van ambachtslieden, kleine boeren en herbergiers rond de Sint-Willibrorduskerk vormde, sprake men over het dorp. Dit betrof dan in de eerste plaats de omgeving van de Markt met de huidige Kerkstraat, Molenstraat, Martinetstraat, Visser en Helmondseweg.
Het bouwwerk aan de Posthoek is direct gelegen aan het (Middeleeuwse of oudere) historische lint naar de dorpskern van Deurne. Aan deze weg bevindt zich historische bebouwing. Het was het één van de eerste verharde wegen in Deurne.
Naam | Martinetstraat |
Dorp | Deurne |
Wijk | Centrum |
Historische namen | Korte Steenweg en Schoolstraat |
Aanleg | Middeleeuwen (of eerder) |
Opheffing |
(bron: Deurnewiki)
Op basis van de provinciale cultuurhistorische waardenkaart bevinden zich binnen het plangebied geen monumenten.
Concept-Erfgoedkaart Deurne
Momenteel is een 'Erfgoedkaart Deurne' in voorbereiding. De kaart vormt de basis voor de visie op het cultuurhistorisch erfgoed in Deurne. Hiervoor is door MAB (Monumenten Advies Bureau) een quickscan, nadien onderbouwd met een aanvullende notitie, uitgevoerd naar de bouwkunst in Deurne. Uit deze eerste inventarisatie inclusief aanvullende notitie komt naar voren dat het pand Posthoek 2 nipt 'hoog' wordt gewaardeerd in monumentale waarde op gemeentelijk niveau. De motivatie luidt als volgt:
Aan de hand van selectiecriteria heeft MAB in samenwerking met twee andere partijen de 'Erfgoedkaart Deurne' opgesteld. Het voormalige TNT-kantoor betreft een bouwwerk behorende bij de categorie 'Naoorlogse bouwkunst' uit de Wederopbouwperiode. Hierin is de Posthoek 2 als volgt gewaardeerd:
Het pand heeft een zeer hoge architectuurhistorisch waarde (bouwstijl 'Functionalisme'), omdat het een markant pand uit de Wederopbouwperiode vertegenwoordigd, nog redelijk tot gaaf is in opzet, structuur en materialisering. Het pand heeft een kenmerkende wijziging betekend met de eerdere architectuur en structuuropzet in het centrum van Deurne. Het laat zien dat de overheid op een andere wijze ging werken binnen de Postverwerking; rationeel, functioneel en ook vanuit een ruimtelijk oogpunt gezien. Het bouwwerk heeft zeldzaamheidswaarde omdat het aantal beperkt is en daarmee bijzonder is voor Deurne en zelfs een regionaal belang vertegenwoordigd. (Onduidelijk is nog wat de provinciale betekenis (spreiding) is.)
De uitkomst van de eerste inventarisatie van MAB geeft aanleiding tot een nader bouwhistorisch onderzoek om zo een goede belangenafweging te kunnen maken.
Bouwhistorische verkenning
Naar aanleiding van bovenstaande waardering is door BOEi een bouwhistorische verkenning met waardestelling uitgevoerd (zie bijlage 7). Uit deze verkenning komt naar voren dat er geen hoge monumentwaarde aan het gebouw wordt toegekend.
Het postkantoor heeft beperkte architectuurhistorische waarde. Het is ontworpen in een voor de jaren zestig kenmerkende bouwstijl met een lage uitgestrekte bouwmassa, horizontale lijnen en de toepassing van (grind)beton. Het verplaatsen van de entree (1976) en het dichtzetten van de meest beeldbepalende hoek (1986) heeft afbreuk gedaan aan het lijnenspel en daarmee aan de kernwaarde van de architectuur.
Het postkantoor heeft daarnaast beperkte bouwhistorische waarde, omdat er weliswaar sprake is van historische gelaagdheid (uitbreidingen) maar ingrepen uit deze periode hebben eerder afbreuk gedaan aan de architectuur dan waarde toegevoegd.
Natuurlijk heeft het object ook positieve monumentwaarden, maar door de aanbouw en verbouw die heeft plaatsgevonden in en aan het object is het geen samenhangend geheel waaraan een hoge monumentwaarde toegekend moet worden.
Monumentencommissie
Ondanks dat het object geen monumentale status heeft is het voor advies voorgelegd aan de monumentencommissie. De monumentencommissie is op basis van een aanvullende advies van MAB tot de conclusie gekomen dat sprake is van cultuurhistorische waardevol object. Zeker met betrekking tot het oorspronkelijke gedeelte van het pand.
De commissie meent dat de constructieve opbouw van het pand zich uitermate goed leent voor een herbestemming en adviseert het naoorlogse postkantoor duurzaam te behouden.
De commissie adviseert de architectuurhistorische karakteristieken te respecteren en in te passen in de nieuwe ontwikkeling met extra aandacht voor het oorspronkelijke deel.
Ze adviseert een haalbaarheidsonderzoek voor het postkantoor uit te voeren, waarbij de karakteristieken met nieuwe moderne toevoegingen worden samengevoegd.
Bij de bepaling voor herontwikkeling van een locatie is van belang dat alle belangen integraal worden afgewogen. Daartoe dient een belangenafweging te worden gemaakt met een integrale benadering. Naast cultuurhistorie wordt ook het stedenbouwkundig en functioneel belang meegewogen.
Stedenbouwkundig
In de in paragraaf 4.3.2 beschreven Visie Centrumring Deurne, vastgesteld door de raad op 13 maart 2018, zijn voor diverse locaties aan de centrumring de kwaliteiten en mogelijkheden benoemd. De locatie Posthoek (voormalige TNT locatie) is één van de belangrijke schakels aan de centrumring. Ter hoogte van de Hogeweg is het wensbeeld met een nieuw woongebouw een verbinding te maken tussen het centrum en het nieuwe park aan de zuidzijde van de Hogeweg (zie onderstaande afbeelding).
UITSNEDEN VISIEKAART HOGEWEG 9 VISIE CENTRUMRING DEURNE
Met voorliggende planontwikkeling met een nieuw appartementencomplex wordt invulling gegeven aan de visie.
Bij behoud van (een deel) van het voormalige TNT gebouw kunnen deze wensen uit de visie niet uitgevoerd worden.
Functioneel/bouwtechnisch
Vanuit zowel ruimtelijk als functioneel opzicht is het wenselijk op deze locatie een woonbestemming te realiseren (zie paragraaf 3.1 Bebouwing en functies en de beleidsparagrafen 4.3.2 en 4.3.3). Als afronding van de Martinetstraat is de functie wonen gewenst als aanvulling op de woonfunctie in het centrum (opgenomen in woningbouwprogramma). Vanuit de integrale centrumvisie is het gezien de ligging van de locatie aan de rand van het centrum en buiten het kernwinkelgebied, niet gewenst detailhandel of dienstverlening op deze locatie te vestigen.
Zoals beschreven in paragraaf 3.1 is met behoud van het gehele bestaande gebouw de realisatie van de gewenste seniorenwoningen op deze locatie niet mogelijk. In de bestaande structuur van het gebouw kan niet aan de gewenste kwalitatieve behoefte (bijvoorbeeld duurzaamheids- en comforteisen in verband met levensloopbestendigheid van tegenwoordige woningen) en kwantitatieve behoefte (hoeveelheid gewenste woningen) uit de Woonvisie worden voldaan. Met behoud van het oorspronkelijke gedeelte van het bestaande gebouw zou er onvoldoende ruimte overblijven om een aanvullend woongebouw op een ruimtelijk gewenste manier (waarbij voldaan wordt aan alle bijkomende voorwaarden) te realiseren.
Vanuit bouwhistorie is (gedeeltelijk) behoud van het bestaande gebouw gewenst. Vanuit de vastgestelde beleidslijnen (zowel ruimtelijk, verwoord in de Visie centrumring Deurne, als functioneel, verwoord in de Woonvisie gemeente Deurne 2019-2040 en de Integrale Centrumvisie Deurne) is (gedeeltelijk) behoud van het gebouw niet wenselijk. Gelet hierop wordt met de realisatie van een nieuw woningbouwcomplex het algemeen gemeentelijk belang beter gediend dan met (gedeeltelijk) behoud van het bestaande gebouw.
Ten behoeve van de bescherming van natuurwaarden geldt de Wet natuurbescherming. De daarin opgenomen bescherming omvat de onderdelen:
Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt niet binnen een beschermd gebied, zoals opgenomen in Natura 2000 en het Natuurnetwerk Brabant. Ook bij ontwikkelingen buiten natuurgebieden moet het effect worden beoordeeld, de zogenaamde 'externe werking'. Het gaat dan met name om stikstofdepositie.
Stikstof
Conform de Wet natuurbescherming mag de stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden namelijk niet toenemen. Er geldt dan ook een grenswaarde van 0,00 mol/hectare/jaar.
Om de effecten van onderhavig plan op de omliggende Natura 2000-gebieden te bepalen is een stikstofdepositie-onderzoek uitgevoerd. Het onderzoeksrapport (23 april 2021, 03) is als bijlage 8 bijgevoegd. Uit het onderzoek volgt dat het plan niet leidt tot een permanente toename van de stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden. Er is dan ook geen ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming nodig.
Overige effecten
Voor de overige effecten (trillingen, geluid, optische verstoring etc.) geldt dat de afstand tot de omliggende Natura2000-gebieden te groot is en dat de mate van deze verstoringsfactoren niet zullen leiden tot een toename.
Soortenbescherming
Quickscan flora en fauna
De beoordeling van het plan ten aanzien van de soortenbescherming is uitgevoerd door Econsultancy uit Swalmen: rapport 'Rapportage quickscan flora en fauna Posthoek 2-4 te Deurne' (2 augustus 2019, nr. 9946.001). Het onderzoeksrapport is als bijlage 9 bijgevoegd. In het onderzoeksrapport doet Econsultancy de volgende aanbevelingen om te voldoen aan de Wet natuurbescherming:
Het nader vleermuizenonderzoek is uitgevoerd door Econsultancy uit Swalmen: rapport ''Aanvullend ecologisch onderzoek Posthoek 2-4 te Deurne'' (31 juli 2020, nr. 9946.002). Het onderzoeksrapport is als bijlage 10 bijgevoegd. In het onderzoeksrapport doet Econsultancy de volgende aanbevelingen om te voldoen aan de Wet natuurbescherming:
Tot slot wordt opgemerkt dat de zorgplicht als genoemd in artikel 1.11 van de Wet natuurbescherming te allen tijde van toepassing is.
Bescherming van houtopstanden
Het plan omvat niet het kappen van bomen buiten de bebouwde kom of in een houtopstand van meer dan 10 are, of het kappen van een bomenrij van meer dan 20 bomen. Er is derhalve geen herplantplicht conform artikel 4.3 van de Wet natuurbescherming.
Het aspect natuurwaarden vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Het plangebied ligt binnen het beheergebied van Waterschap Aa en Maas. De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van de watertoets is dat de waterbelangen evenwichtig worden meegewogen bij de totstandkoming van een plan. Deze waterparagraaf is een onderdeel van de watertoets. De waterparagraaf beschrijft zowel de huidige als toekomstige waterhuishoudkundige situatie (oppervlaktewater, grondwater, hemelwater en afvalwater).
In deze paragraaf is het relevante vigerende beleid opgenomen.
Onderhavig plangebied ligt binnen het beheergebied van het Waterschap Aa en Maas. Het waterschapsbeleid is onder meer beschreven in:
benodigde compensatie (in m³) = toename verhard oppervlak (in m²) x gevoeligheidsfactor x 0,06 (in m) |
Er heeft geen specifiek onderzoek plaatsgevonden naar de infiltratiecapaciteit van de bodem. Doordat de bodem gesaneerd wordt en er een leeflaag op komt is de waterdoorlatendheid van de bodem slecht.
Binnen het plangebied en in de directe omgeving is geen oppervlaktewater aanwezig.
De gemeten hoogste grondwaterstand (GHG) binnen het plangebied lag tijdens het bodemonderzoek op 4,15 m-mv.
Het plangebied ligt niet in of nabij een gebied waarin waterschapsbelangen een rol spelen, zoals waterkering, waterberging of waterwinning.
De beoordeling van het plan ten aanzien van de watertoets is uitgevoerd door Econsultancy uit Boxmeer: rapport ''Watertoets Posthoek 2-4 te Deurne'' (12 december 2019; 11412.001). Het onderzoek is als bijlage 11 toegevoegd.
Econsultancy heeft het volgende geconcludeerd:
Op basis van de randvoorwaarden en uitgangspunten is de ontwikkeling in zowel ruimte als tijd hydrologisch neutraal uit te voeren. Er worden dan ook vanuit het oogpunt van de waterhuishouding geen belemmering verwacht ten aanzien van de bestemmingswijziging en de uitvoering van het plan.
Uitgangspunt is dat het vuile afvalwater en het schone hemelwater worden gescheiden.
Het vuile afvalwater zal op de bestaande riolering in de Posthoek geloosd worden.
Er zijn geen bijzondere maatregelen genomen om vervuiling van het oppervlaktewater te voorkomen. Overeenkomstig de eis van het waterschap worden geen uitlogende materialen toegepast.
In het kader van het vooroverleg is het bestemmingsplan verzonden naar het Waterschap. Door deze ontwikkeling zal het verhard oppervlak afnemen en er worden met dit plan geen andere waterbelangen geraakt. Het Waterschap adviseert dan ook positief over dit plan.
Op basis van het gemeentelijk beleid, dat geheel in lijn is met het beleid van het Waterschap, moet het regenwater op eigen terrein worden verwerkt. In de watertoets is onderbouwd dat in het plangebied voldoende ruimte is om de gevraagde waterberging te realiseren (bijvoorbeeld met infiltratiekratten of een lavabed). Waterschap adviseert te bekijken of door middel van het toepassen van groene/bruine daken een gedeelte van de waterbergingsopgave hier kan worden ingevuld. Dit is nader toegelicht in paragraaf 3.4.2.
De watertoets vormt geen planologische belemmering voor het plan.
De economische uitvoerbaarheid van een ruimtelijke ontwikkeling betreft twee aspecten. Ten eerste moet het realiteitsgehalte van de plannen worden aangetoond: is er behoefte aan de voorgenomen ontwikkeling. Ten tweede moet de financiële uitvoerbaarheid worden onderbouwd: zijn alle kosten die de gemeente moet maken ten behoeve van het initiatief gedekt.
Artikel 6.12 lid 1 Wro verplicht de gemeente een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop bepaalde bouwactiviteiten zijn voorgenomen, tenzij het kostenverhaal 'anderszins verzekerd' is (artikel 6.12 lid 2a Wro).
In artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zijn de bouwactiviteiten genoemd waarvoor het vaststellen van een exploitatieplan verplicht is. De in voorliggend opgenomen ontwikkelingen behoren tot deze in het Bro genoemde bouwactiviteiten. Op basis van artikel 6.12 lid 2a Wro is het vaststellen van een exploitatieplan echter niet verplicht, omdat de gemeente en grondeigenaar een (anterieure) overeenkomst hebben gesloten, waarin afspraken zijn gemaakt over het kostenverhaal. Het kostenverhaal is derhalve 'anderszins verzekerd'. Het opstellen van een exploitatieplan is niet vereist.
De gemeente heeft geen gronden in het plangebied in eigendom. Alle kosten en risico's van de planontwikkeling, -voorbereiding en -uitvoering zijn voor rekening van de initiatiefnemer. De gemeentelijke grondexploitatie wordt dus niet belast door voorliggend ruimtelijk plan. De financiële uitvoerbaarheid van het plan is hiermee aangetoond.
Het plan is economisch uitvoerbaar. De behoefte is aangetoond en de financiële uitvoerbaarheid van het plan is gewaarborgd.
In dit hoofdstuk wordt toegelicht op welke wijze het plan juridisch is vertaald. Deze juridische vertaling is bindend.
Het bestemmingsplan bestaat uit:
De toelichting heeft geen juridisch bindende werking. De toelichting heeft wel een belangrijke functie voor de onderbouwing van het plan en ook bij de verklaring van de bestemmingen en planregels, en in het bijzonder ten aanzien van de regels inzake nadere eisen en afwijkingen.
De planregels vormen de juridische regels voor gebruik van de gronden, de toegelaten bebouwing en het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken.
De verbeelding geeft de geografische ligging van de bestemmingen en aanduidingen weer. De verbeelding vormt samen met de planregels het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.
Het bestemmingsplan voldoet aan de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012.
De indeling van de planregels is als volgt.
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Hoofdstuk 4 Overgangsregels
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Begrippen (artikel 1)
In dit artikel zijn de begrippen die in de planregels worden gehanteerd gedefinieerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan moet worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.
Wijze van meten (artikel 2)
In dit artikel is aangegeven hoe de hoogte en andere maten, die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Verkeer - verblijfsgebied (artikel 3)
De tot ‘Verkeer' bestemde gronden zijn onder andere bedoeld voor voorzieningen voor
verkeer en verblijf, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, water
en waterhuishoudkundige voorzieningen en tot slot nutsvoorzieningen. Herinrichting van
de wegen is, als daar aanleiding toe is, mogelijk binnen deze bestemming.
Op deze gronden zijn alleen gebouwen voor voorzieningen van algemeen nut toegestaan.
In de regels zijn nadere bebouwingsregels gegeven.
Wonen (artikel 4)
De bestemming 'Wonen' is opgenomen. Binnen deze bestemming is de maatvoeringsaanduiding voor het 'maximum aantal wooneenheden' opgenomen. Binnen deze vlakken zijn tevens hoogteaanduidingen opgenomen. De bouw van nieuwe woningen is uitsluitend toegestaan binnen deze vlakken.
Waarde - Archeologie 3 (artikel 5)
Ter plaatse van deze dubbelbestemming is het gemeentelijk archeologisch beleid van toepassing met bijbehorende ondergrenzen voor de noodzakelijkheid van archeologisch onderzoek. Voor de als 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden geldt een onderzoeksplicht bij een verstoringsdiepte van meer dan 50 cm en een verstoringsoppervlakte van meer dan 250 m².
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Anti-dubbeltelregel (artikel 6)
In dit artikel is bepaald dat gronden, die al eens als berekeningsgrondslag voor bouwen hebben gediend, niet nogmaals als zodanig kunnen dienen.
Algemene bouwregels (artikel 7)
Dit artikel bevat regels ten aanzien van afwijkende bestaande bebouwing en ondergeschikte bouwdelen. Dit artikel bevat tevens de verplichting tot het voorzien in voldoende parkeergelegenheid, waarbij een verwijzing is opgenomen naar het relevante beleidsdocument.
Algemene gebruiksregels (artikel 8)
In dit artikel is nader omschreven welke vormen van gebruik in ieder geval als strijdig met het bestemmingsplan worden aangemerkt, waaronder het gebruik van bouwwerken en terreinen zonder voldoende parkeergelegenheid.
Algemene afwijkingsregels (artikel 9)
In dit artikel is een aantal algemene afwijkingsmogelijkheden opgenomen. Deze afwijkingen betreffen onder meer het overschrijden van de maximaal toegestane maten, afmetingen en percentages.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Overgangsrecht (artikel 10)
Voor volgens de regels afwijkende bestaande bebouwing is voor de omvang, het onderhoud en de herbouw een overgangsregel opgenomen. Dit artikel bevat tevens een overgangsregel ten aanzien van het voortzetten van bestaand gebruik dat in strijd met het bestemmingsplan is.
Slotregel (artikel 11)
Hier wordt vermeld onder welke naam de regels van dit bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.
Het bestemmingsplan doorloopt de gebruikelijke procedure. De voorziene procedurestappen zijn:
Bij het opstellen van dit bestemmingsplan is ook de omgeving betrokken. In het kader van het bestemmingsplan 'Posthoek 2-4, Deurne' hebben gesprekken plaatsgevonden met de omgeving. Tevens heeft op 23 september 2019 een bijeenkomst voor de direct omwonenden plaatsgevonden. Uit deze bijeenkomst is naar voren gekomen dat de direct omwonenden tevreden zijn met de vooropgestelde plannen.
In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro wordt het concept-ontwerpbestemmingsplan toegezonden aan de betrokken instanties.
Het Waterschap adviseert ook positief over dit plan omdat er geen waterschapsbelangen worden geraakt en het verhard oppervlak zal afnemen. Ook is in het plan voldoende onderbouwd dat er voldoende ruimte is om de benodigde waterberging te realiseren.
De Provincie geeft aan dat met de ontvangen informatie over de in het voorontwerp betrokken ruimtelijke aspecten geen aanleiding is tot het maken van opmerkingen. Het wettelijk vooroverleg dan ook als afgerond beschouwen.
Vanaf 21 mei 2021 tot en met 1 juli 2021 heeft het ontwerpbestemmingsplan, met de bijbehorende stukken, ter inzage gelegen. Tijdens de termijn van terinzagelegging kon iedereen een zienswijze indienen over het ontwerpbestemmingsplan.
Er is één zienswijze ontvangen. De vijf onderdelen van de zienswijze hebben niet geleid tot aanpassingen van het bestemmingsplan. Er is één ambtshalve wijziging doorgevoerd: 'de norm uit de Keur in paragraaf 5.3.2.3. van de toelichting is gewijzigd van 2000 m2 naar 500 m2 '. De Nota van zienswijzen en wijzigingen is opgenomen als bijlage 13.
Het ontwerpbestemmingsplan is ongewijzigd vastgesteld op 28 september 2021.