direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Posthoek 2-4, Deurne
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0762.BP202005-C001

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

Voorliggend rapport betreft het bestemmingsplan "Posthoek 2-4, Deurne" van de gemeente Deurne.

1.1 Aanleiding en doel

Op de locatie aan de Posthoek 2-4 te Deurne - percelen L1870, L4183, L6819 (gedeeltelijk) en L7815 (gedeeltelijk) - staat een gedateerd kantoorcomplex dat voorheen in gebruik was door TNT. De initiatiefnemer wenst de bestaande bebouwing te slopen en te vervangen door een nieuw gebouw ten behoeve van 26 nieuwbouwappartementen verdeeld over 3 en 4 verdiepingen.

Het initiatief kan niet worden gerealiseerd op basis van het vigerende bestemmingsplan ''Centrum Deurne'', omdat binnen de vigerende bestemming 'Dienstverlening' geen woningen zijn toegestaan en het nieuwe gebouw niet past binnen de vigerende bouwregels. De gemeente Deurne heeft echter aangegeven medewerking te willen verlenen aan het initiatief door middel van een herziening van het bestemmingsplan.

Voorliggend bestemmingsplan bevat de toelichting en de regels voor het toestaan van een nieuw gebouw ten behoeve van 26 nieuwbouwappartementen verdeeld over 3 en 4 verdiepingen.

1.2 Ligging en kadastrale begrenzing

Onderstaande afbeelding geeft de topografische situatie weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0762.BP202005-C001_0001.jpg"

TOPOGRAFISCHE SITUATIE

Onderstaande afbeelding geeft de kadastrale situatie weer. Tevens is de plangrens van voorliggend bestemmingsplan ingetekend.

afbeelding "i_NL.IMRO.0762.BP202005-C001_0002.jpg"

KADASTRALE SITUATIE

De gronden zijn kadastraal bekend gemeente Deurne, sectie L, nummers 1870, 4183, 6819 (gedeeltelijk) en 7815 (gedeeltelijk). De oppervlakte van het plangebied bedraagt 2.389 m². De gronden zijn particulier in eigendom.

1.3 Vigerend bestemmingsplan

Ter plaatse van het plangebied vigeert het bestemmingsplan "Centrum Deurne", vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 27 januari 2015. Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de vigerende verbeelding. De ligging van het plangebied is aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0762.BP202005-C001_0003.jpg"

UITSNEDE VERBEELDING VIGEREND BESTEMMINGSPLAN

Ter plaatse van het plangebied gelden de bestemmingen 'Dienstverlening' en 'Groen'. Ter plaatse van de bestemming 'Dienstverlening' zijn de gronden onder meer aangewezen voor:

  • dienstverlening met en zonder baliefunctie;
  • maximaal één woning op de verdieping;
  • tuinen, erven en terreinen;
  • wegen, paden en parkeervoorzieningen;
  • bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

Ter plaatse van de bestemming 'Groen' zijn de gronden onder meer aangewezen voor:

  • (gebouwen voor) openbare, nuts-, en verkeersvoorzieningen;
  • groenvoorzieningen;
  • routes langzaam verkeer;
  • ontsluitingswegen voor woningen.

Tevens bevat het plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3'. Deze dubbelbestemming verplicht archeologisch onderzoek bij bodemingrepen van bepaalde omvang. Dit staat nader beschreven in paragraaf 5.2.1.

In het plangebied ligt de aanduiding 'bouwvlak'. Het hoofdgebouw moet binnen het bouwvlak worden gebouwd. De bouw- en goothoogte mogen niet meer dan 4, 7 en 10 meter bedragen.

Conclusie

Het planvoornemen betreft de realisatie van een nieuw gebouw ten behoeve van 26 nieuwbouwappartementen verdeeld over 3/4 verdiepingen. Dit planvoornemen past niet binnen het vigerende bestemmingsplan, omdat binnen de bestemming 'Dienstverlening' slechts één woning op de verdieping is toegestaan en omdat het nieuwe gebouw niet past binnen de vigerende bouwregels. Derhalve is een herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk.

Hoofdstuk 2 Gebiedsanalyse

Dit hoofdstuk geeft een ruimtelijk-functionele analyse van het projectgebied. Onderstaande afbeelding geeft de bestaande toestand van de directe omgeving en plangebied weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0762.BP202005-C001_0004.jpg"

DIRECTE OMGEVING

2.1 Geschiedenis

Deurne is één van de oudste plaatsen van Nederland. De vroegste gegevens van de plaats dateren van omstreeks 721. Deurne ontstond als agrarische nederzetting centraal gelegen in een akkercomplex. In de huidige situatie is het de grootste kern binnen de gelijknamige gemeente en heeft het de functie van centrumkern. Van de circa 32.000 inwoners in de gehele gemeente wonen er circa 24.000 in Deurne. De kern heeft zich ontwikkeld vanuit de historische radiale structuur. Met name na de Tweede Wereldoorlog is de kern snel gegroeid. De nieuwe uitleg vond met name aan de zuidflank plaats, waardoor het centrum tegenwoordig enigszins excentrisch aan de noordelijke zijde van de bebouwde kom is gelegen. Het centrumgebied wordt omkaderd door een ringweg (de 'binnenring') en kent hierdoor een duidelijke begrenzing.

2.2 Directe omgeving en plangebied

Het plangebied is gelegen aan de zuidzijde van het centrum van Deurne. De locatie ligt tussen de Posthoek en de Hogeweg, die deel uitmaakt van de 'binnenring'. Dit is een belangrijke route in de verkeersontsluiting van de kern Deurne.

Binnen het plangebied staat één bestaand gebouw. Het betreft een leegstaand tweelaags gebouw met plat dak met de uitstraling van een kantoorpand op het adres Posthoek 2-4. Het gebouw heeft vanaf 1969 tot 2007 dienst gedaan als het postkantoor van Deurne (TNT-postkantoor). In 2007 sloot het postkantoor haar deuren. De baliefunctie verhuisde naar de nieuwe Bruna-winkel in het aangrenzend winkelcentrum 'de Wolfsberg'. Van 2007 tot 2012 was het gebouw nog in gebruik als post sorteer- en distributiecentrum. Het pand wordt sinds 2012 niet meer gebruikt, staat leeg en veroorzaakt onveilige situaties. Het is een hangplek voor de jeugd. Het pand is beklad met graffiti en niet meer onderhouden. Door de komst van het winkelcentrum 'de Wolfsberg' en het Cultuur Centrum is de bebouwing niet meer passend in de huidige stedenbouwkundige structuur.

Ten noordoosten van het plangebied is het Cultureel Centrum Deurne gevestigd. Ten westen van het plangebied ligt bestaand parkeerterreintje aan de Martinetstraat, behorende bij het voormalige kantoor van TNT. Ten oosten van de locatie ligt de parkeergarage 'Wolfsberg'.

2.3 Ontsluiting

Het plangebied, gelegen aan de Posthoek, wordt ontsloten via de Martinetstraat. De Martinetstraat heeft een verbindende functie voor de kern Deurne, omdat deze straat aansluit op de Hogeweg die deel uitmaakt van de binnenring. Daarnaast is de Martinetstraat een aanrijroute voor parkeergarage de Wolfsberg.

2.4 Groen en water

Het plangebied heeft in tegenstelling tot de Martinetstraat en de Hogeweg, geen groen karakter. Het plangebied is gedeeltelijk bebouwd met het bestaande kantoorpand en voor het overige deel verhard voor parkeergelegenheid. In het plangebied en in de directe omgeving is geen oppervlaktewater aanwezig.

Hoofdstuk 3 Plan

In dit hoofdstuk is het project beschreven. Aan de orde komen de bebouwing en functies, verkeer en parkeren, en groen en water.

3.1 Bebouwing en functies

Woonfunctie

Op basis van de 'Visie centrumring Deurne' (zie pargraaf 4.3.2) is het gewenst de voormalige TNT-locatie te herontwikkelen naar een woningbouwlocatie waarmee een verbinding ontstaat met het nieuwe park aan de andere zijde van de Hogeweg. De herontwikkeling van de locatie tot woningbouwlocatie ligt tevens verankerd in de Integrale centrumvisie Deurne, vastgesteld door de raad op 17 december 2019, waarin er voor is gekozen om het huidige kernwinkelgebied compacter te maken en kwalitatief te verbeteren. De ontwikkellocatie is hiermee buiten het kernwinkel gebied komen te liggen en is het daarom niet langer gewenst detailhandel of dienstverlening op deze locatie te vestigen. De ontwikkeling tot een woonlocatie is gewenst.

Daarnaast is er een groeiende vraag naar wonen in het centrum. De woningvoorraad moet aansluiten bij de huidige en toekomstige behoeften. De groei van de woningbehoefte in Deurne wordt overwegend veroorzaakt door de toename van seniorenhuishoudens. Onderstaand de cijfers uit de nieuwste prognose.

afbeelding "i_NL.IMRO.0762.BP202005-C001_0005.jpg"

PROGNOSE TYPEN HUISHOUDENS

Deurne heeft een groot tekort aan betaalbare woningen, maar vooral ook aan woningen die op de juiste locatie (nabij voorzieningen) liggen en geschikt zijn voor senioren, ook als zorg verleend moet worden achter de voordeur

Daarom zijn in de Woonvisie gemeente Deurne 2019-2040 (zie paragraaf 4.3.3), kwantitatieve en kwalitatieve kaders opgenomen. Daarbij is bouwen binnen bestaand stedelijk gebied (inbreiding, herstructurering en transformatie) het uitgangspunt en betaalbaar en levensloopgeschikt een voorwaarde.

Appartementen zoals deze zijn een essentiële toevoeging aan de woningvoorraad in Deurne. Er zijn zelfs nog meer vergelijkbare ontwikkelingen in verschillende prijsklassen noodzakelijk om aan alle woningbehoeften te kunnen voldoen. Binnen Deurne zijn weinig locaties met de noodzakelijke voorzieningen binnen de vereiste afstand beschikbaar. Zodra zich een mogelijkheid voordoet om een geschikte locatie (in het kader van ruimtelijke aanvaardbaarheid) in te vullen met woningen voor de doelgroep senioren, wordt daaraan medewerking verleend. Dit om tot een woningvoorraad te komen die ook in de toekomst aansluit bij de behoeften van de bevolking.

Het totaal aantal opgenomen woningen voor deze locatie van 26 stuks in het gemeentelijk woningbouwprogramma sluit zowel kwantitatief als kwalitatief aan bij de behoeften.

Bebouwing

Vanuit boven geschetste uitgangspunten is het wenselijk om op deze locatie woningbouw te realiseren. Bekeken is of met behoud van (een deel van) de bestaande bebouwing voldaan kan worden aan de kwalitatieve en kwantitatieve eisen die gesteld worden in de Woonvisie en de wettelijke bouwregels van het Bouwbesluit. Daaruit is naar voren gekomen dat het zowel bouwtechnisch als economisch niet haalbaar is het gebouw te hergebruiken voor woningbouw. Het is niet mogelijk de ruimten zo in te delen dat er woningen gerealiseerd kunnen worden die voldoen aan de eisen voor seniorenwoningen. Seniorenwoningen vragen namelijk een andere invulling en andere kwaliteiten dan bouw voor andere doelgroepen. Daarnaast zou er bij behoud van alleen het oorspronkelijk gedeelte van het bestaand gebouw onvoldoende ruimte overblijven om een aanvullend woongebouw op een ruimtelijk gewenste manier (waarbij voldaan wordt aan alle bijkomende voorwaarden) te realiseren.

Het plan aan de Posthoek 2-4 betreft daarom de sloop van het bestaande kantoorgebouw en de ontwikkeling van een appartementencomplex ter plaatse. Het nieuwe appartementencomplex beschikt over 26 appartementen en bestaat uit 3 en 4 lagen.

De Martinetstraat, ten westen van het plangebied, heeft het karakter en de uitstraling van een woonstraat door een eenduidige korrel en woning typologie. De Hogeweg is een belangrijke ontsluitingsweg die zich aan de zuidzijde om het centrum heen krult. De bebouwing aan de Hogeweg heeft afwisselend grotere volumes en heeft een groene uitstraling. Vanaf de Hogeweg is een duidelijke overgang richting het Martinetplein zichtbaar door een toenemende dichtheid en fijnmazigheid in de stedenbouwkundige korrel. Het plangebied ligt hierdoor op een overgangszone. Het te ontwikkelen appartementencomplex sluit hierop aan met asymmetrie in haar bouwhoogtes. Aan de Posthoek bestaat de bebouwing uit 3 lagen. Aan de Hogeweg bestaat de bebouwing uit 4 lagen.

De appartementen zijn voorzien van zwevende balkons die zich over de hele breedte bevinden aan de noord zijde (de Posthoek) en de zuidzijde (de Hogeweg). De oost- en west zijde zijn meer gesloten en verticaal georiënteerd. Onderstaande afbeeldingen geven daarvan impressies. De afstand van de balkons tot de woningen aan de Martinetstraat is voldoende groot, waardoor geen of beperkte inkijk in de tuinen aan de Martinetstraat mogelijk is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0762.BP202005-C001_0006.png"   afbeelding "i_NL.IMRO.0762.BP202005-C001_0007.jpg"  

afbeelding "i_NL.IMRO.0762.BP202005-C001_0008.jpg"  

afbeelding "i_NL.IMRO.0762.BP202005-C001_0009.jpg"  

afbeelding "i_NL.IMRO.0762.BP202005-C001_0010.png"

3D-IMPRESSIES NIEUWBOUW (BRON: KDV ARCHITECTUUR)

afbeelding "i_NL.IMRO.0762.BP202005-C001_0011.jpg"

PLATTEGROND NIEUWBOUW (BRON: KDV ARCHITECTUUR )

Ten westen van het appartementencomplex ligt een langzaam verkeerroute in het verlengde van het Martinetplein tot aan de Hogeweg (met gewenste oversteek naar park aan de overkant). Het parkeerterrein ten zuiden van het appartementencomplex wordt groen ingepast met hagen. In het kader van de bezonning is een bezonningsstudie uitgevoerd. Deze is bijgevoegd in bijlage 1

3.2 Verkeer en parkeren

3.2.1 Verkeer

De realisatie van 26 appartementen heeft invloed op de verkeersgeneratie. De digitale publicatie "ASVV 2012'' (CROW) bevat kencijfers voor de verkeersgeneratie van diverse functies. De gemeente Deurne wordt aangeduid als matig stedelijk gebied, waarin de locatie van het plangebied binnen de gemeente Deurne tot het Centrum behoort.

Huidige situatie

Binnen het plangebied bestaat in de huidige planologische situatie het aantal verkeersbewegingen uit één onderdeel: het voormalige kantoorcomplex van TNT (commerciële dienstverlening) (en sorteer en distributiecentrum van post). In de onderstaande tabel is de berekening van de verkeersaantrekkende werking uiteengezet.

Onderdeel   Verkeersgeneratie   Grootte   Totaal  
Kantoor TNT   8,4 - 10,8 per 100 m² bvo   1.260 m²   105,8 - 136,1  
Totaal       105,8 - 136,1  

Op basis van bovenstaande berekening kan worden gesteld dat de huidige situatie, in een worst-case scenario, zorgt voor 136 verkeersbewegingen per etmaal.

Nieuwe situatie

Binnen het plangebied bestaat in de nieuwe situatie het aantal verkeersbewegingen uit één onderdeel: de 26 nieuwbouw appartementen (koop, etage, midden). In de onderstaande tabel is de berekening van de verkeersaantrekkende werking uiteengezet.

Onderdeel   Verkeersgeneratie   Aantal   Totaal  
koop, etage, midden   4,7- 5,5 per woning   26 woningen   122,2 - 143,0  
Totaal       122,2 - 143,0  

Op basis van bovenstaande berekening kan worden gesteld dat de nieuwbouw appartementen, in een worst-case scenario, zorgen voor 143 verkeersbewegingen per etmaal.

Conclusie

De nieuwe functie genereert in het worst-case scenario 7 verkeersbewegingen meer per etmaal dan de voormalige functie (TNT). De toename van het aantal verkeersbewegingen door de realisatie van het planvoornemen zal niet leiden tot problemen op de omliggende wegen, omdat deze wegen voldoende capaciteit hebben.

3.2.2 Ontsluiting

Onderhavig planvoornemen zorgt voor nieuwe ontsluitingen op zowel de Posthoek, de Martinetstraat en de Harmoniestraat. Allereerst wordt parkeerstrook aan de noordzijde van het plangebied ontsloten op de Posthoek. Daarnaast worden de parkeerstroken aan de zuidzijde van het plangebied ontsloten op de Harmoniestraat. Het aan te leggen voetpad, dat aansluit op de hoofdentree van het appartementencomplex sluit aan op zowel de Posthoek als de Martinetstraat.

In de nieuwe situatie is beoogd dat de Martinetstraat een ontsluitingsweg vormt voor zowel de voetgangers als het autoverkeer. Daarnaast moet de ontsluiting van reeds bestaande detailhandelsvoorzieningen, zoals Slagerij van Goch, behouden blijven. Ten slotte maakt deze straat ook onderdeel uit van de aanrijroute voor hulpdiensten en de parkeergarage. Uit dit oogpunt moet deze verbinding behouden blijven.

3.2.3 Parkeren

Het gemeentelijk parkeerbeleid is vastgelegd in de ''Regeling parkeernormen Deurne 2019'. Dit document wordt gebruikt bij het opstellen/berekenen van de (additionele) parkeerbehoefte van dit plan. In het kader van de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan is gekeken of voldaan kan worden aan de parkeerbehoefte.

Voor onderhavig planvoornemen dient rekening gehouden te worden met de parkeernorm voor 'zone 1'. De woningen vallen, om de parkeerbehoefte te bepalen, onder de onderdelen: koopappartement midden. In de onderstaande tabel is de berekening van het parkeervraagstuk uiteengezet.

Onderdeel   Parkeervraag   Aantal   Totaal  
Koopappartement midden   1,4 per woning   26 woningen   36,4  
Totaal       36,4  

Op basis van bovenstaande berekening kan worden gesteld dat in verband met de nieuwbouw van de appartementen moet worden voorzien in ten minste 36 parkeerplaatsen op eigen terrein, waarvan 8 voor bezoekers.

Er liggen 26 parkeerplaatsen op eigen terrein (achterzijde). En er worden 11 parkeerplaatsen aan de voorzijde voor het appartementencomplex gerealiseerd binnen het plangebied in de openbare ruimte. Hiermee wordt voldaan aan de Regeling parkeernormen Deurne 2019.

3.3 Groen en water

In de huidige situatie is het gehele plangebied verhard, waarvan het grootste deel bebouwd is. Hierin kent het geen groenstructuren en oppervlaktewater. In de nieuwe situatie wordt naast het oprichten van een nieuw appartementencomplex, ook aandacht geschonken aan de aanleg van groenstructuren.

Het nieuw aan te leggen Posthoekplein, ter hoogte van de bestaande parkeerplaats ten behoeve van het TNT-kantoor, wordt voorzien van groenstructuren. Dit bestaat mogelijk uit de aanplanting van diverse solitaire bomen, een grasveld en het eerder benoemde voetpad. Daarnaast wordt in het zuidelijke deel van het plangebied, tussen de Hogeweg en het zuidelijke parkeerterrein een groene zone gecreëerd.

Onderhavig planvoornemen voorziet niet in de aanleg van oppervlaktewater.

3.4 Duurzame en gezonde leefomgeving

Een duurzame en gezonde leefomgeving is belangrijk voor het goed functioneren van mens en natuur. Bij ruimtelijke ontwikkelingen is het van belang te werken aan instandhouding of verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving en moet schade en overlast voorkomen worden. Daarbij moet rekening worden gehouden met toekomstige veranderingen, verwachtingen en onzekerheden; denk daarbij aan klimaatveranderingen, technologische doorbraken en politieke onzekerheid. Goede stedenbouwkundige plannen en bouwplannen geven hieraan een passende invulling. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in energietransitie en klimaatbestendigheid.

3.4.1 Energietransitie

Nederland heeft de ambitie om in 2050 energieneutraal te zijn en om de uitstoot van CO2 drastisch te verminderen. Om dit te kunnen realiseren zijn grote en kleine veranderingen nodig: de energietransitie. De omschakeling van het gebruik van fossiele brandstoffen naar meer duurzame vormen van energie is de grootste omslag, maar we zullen er ook bewust van moeten zijn dat we anders moeten gaan kijken naar ons energieverbruik. De energietransitie heeft ook een ruimtelijke inslag: het bestaand stedelijk gebied en buitengebied moeten (steden)bouwkundig worden aangepast en nieuwe ontwikkelingen worden toekomstbestendig ontwikkeld.

Onderhavig plan draagt op de volgende wijzen bij aan de energietransitie:

  • de woningen worden 'aardgasvrij' gebouwd;
  • er wordt gebruikt gemaakt van een lucht warmtepomp.
3.4.2 Klimaatbestendigheid

Klimaatverandering is merkbaar en heeft steeds meer een effect op ons dagelijks leven. De zomers worden langer, heter en droger, en áls er regen valt dan komt die vaak in grote hoeveelheden. De winters worden warmer en natter. Dit heeft effect op het woon- en leefklimaat door hittestress, periodes van droogte en een verandering van de biodiversiteit. Door met het stedenbouwkundig plan en bouwplan rekening te houden met het veranderende klimaat, kan overlast worden voorkomen en is er sprake van een klimaatbestendige ontwikkeling.

Onderhavig plan voorziet hier op de volgende wijze in:

  • zo min mogelijk verharding / halfverharding;
  • aantrekkelijk verblijfsklimaat voor de gebruikers, gebiedseigen planten en dieren;

Hoofdstuk 4 Beleid

In dit hoofdstuk wordt het plan getoetst aan het relevante vigerende beleid. Achtereenvolgens komt aan de orde het beleid op:

  • nationaal niveau;
  • provinciaal niveau;
  • gemeentelijk niveau.

4.1 Nationaal niveau

4.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

In 2012 heeft de Minister van Infrastructuur en Milieu de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) ondertekend. De SVIR geeft een integraal kader voor het ruimtelijk beleid en mobiliteitsbeleid op rijksniveau, en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de SVIR worden de ambities van het Rijk tot 2040 geschetst, alsmede doelen, belangen en opgaven tot 2028. In de SVIR kiest het Rijk voor minder nationale belangen en eenvoudiger regelgeving.

De reeds ingezette trend om aan de provincies en gemeenten ruimte te laten inzake de ruimtelijke ontwikkelingen wordt versterkt in de SVIR.

De SVIR bevat 13 nationale belangen die worden beschermd middels het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening. Het gaat onder meer om militaire objecten en terreinen, de grote rivieren en de ecologische hoofdstructuur.

Voor onderhavig plan zijn geen van de nationale belangen aan de orde.

4.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

De in de SVIR opgenomen nationale belangen krijgen een wettelijke grondslag in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro).

De werking van het Barro is naar plaats beperkt. Onderhavig plangebied ligt niet in een gebied waarbinnen het Barro van toepassing is.

Conclusie
Het Barro is niet van toepassing op het plan.

4.1.3 Besluit ruimtelijke ordening: Ladder voor Duurzame Verstedelijking

Met het doel de ruimte zorgvuldig en duurzaam te gebruiken, is de Ladder voor Duurzame Verstedelijking opgesteld. Deze is verankerd in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (versie 1 juli 2017). Bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen moet worden aangetoond dat deze voorzien in een behoefte, en moet - in geval van de ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied plaatsvindt - een motivering worden opgenomen waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Projecten die meer dan twaalf woningen bevatten worden op basis van jurisprudentie als stedelijke ontwikkeling gezien. Het initiatief omvat de realisatie van 26 appartementen. De Ladder van duurzame verstedelijking is op het initiatief van toepassing. De ontwikkeling dient nader te worden gemotiveerd.

Kwalitatieve verantwoording

Met het planvoornemen worden binnen bestaand stedelijk gebied 26 nieuwe levensloopgeschikte koopappartementen gerealiseerd. De bouw van deze 26 appartementen sluit in kwalitatieve zin aan bij het van toepassing zijnde beleid en de woningbehoefte in de gemeente. Op basis van de Woonvisie gemeente Deurne 2019-2040, zie ook paragraaf 4.3.3, is bouwen binnen bestaand stedelijk gebied (inbreiding, herstructurering en transformatie) het uitgangspunt. Dit onder de voorwaarden dat het stedenbouwkundig en planologisch passend en milieutechnisch mogelijk is. Dit is in hoofdstuk 3 en 5 van deze toelichting aangetoond. Daarnaast dient het planvoornemen aan te sluiten bij het afwegingskader woningbouwkwaliteiten uit deze Woonvisie. Met het realiseren van levensloopgeschikte middeldure koopappartementen, wordt aan deze laatste voorwaarde voldaan.

Kwantitatieve verantwoording

De gemeente Deurne beschikt over een gemeentelijk woningbouwprogramma dat aansluit bij de kaders van de gemeentelijke Woonvisie en past binnen de Regionale woonafspraken (zie ook Interim Omgevingsverordening provincie Noord-Brabant). Uitgangspunt voor de Regionale woonafspraken is de provinciale bevolkings- en woningbehoefteprognose, deze is per gemeente richtinggevend.

Uit de meest recente provinciale woningbehoefteprognose (2017) blijkt dat er voor de gemeente Deurne voor de periode 2020-2030 een behoefte bestaat aan 780 woningen. De woningbouwplannen in vastgestelde en vigerende bestemmingsplannen (harde plancapaciteit) en de voorgenomen woningbouwontwikkelingen (zachte plancapaciteit) worden jaarlijks via een door de gemeente in te vullen matrix gemonitord door de provincie Noord-Brabant. Uit het meest recente overzicht (stand 1 januari 2020) blijkt dat er in Deurne een harde plancapaciteit bestaat van 453 woningen en een totale plancapaciteit (harde en zachte plannen) van 1019 woningen. Binnen de zachte plancapaciteit is voor het plangebied een reservering van 26 woningen opgenomen, conform de beoogde 26 woningen.

Het totaal aan in het gemeentelijke woningbouwprogramma opgenomen woningen sluit zowel kwantitatief als kwalitatief aan bij de behoeften.

De huidige provinciale prognose dateert uit 2017. In 2020 volgt een actualisatie door de provincie, waarbij het de verwachting is dat de woningbehoeftencijfers iets hoger liggen dan in de huidige prognose.

Conclusie

Het planvoornemen past zowel in kwantitatieve als kwalitatieve zin binnen de woningbehoefte in Deurne en daarmee passend binnen de Ladder voor duurzame verstedelijking.

4.2 Provinciaal niveau

Het provinciale ruimtelijk beleid is vastgelegd in de nota's:

  • Structuurvisie ruimtelijke ordening 2010 - partiële herziening 2014
  • Omgevingsvisie Noord-Brabant;
  • Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant.

Het plan wordt aan deze nota's getoetst.

4.2.1 Structuurvisie ruimtelijke ordening 2010 - partiële herziening 2014

Provinciale Staten hebben op 7 februari 2014 de partiële herziening van de in 2010

vastgestelde Structuurvisie ruimtelijke ordening Noord-Brabant vastgesteld. De partiële herziening richt zich alleen op het verwerken van besluitvorming die op landelijk en

provinciaal niveau al heeft plaatsgehad. De provincie geeft in de ‘Structuurvisie ruimtelijke ordening 2010 – partiële herziening 2014’ de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid tot 2025 (met een doorkijk naar 2040). De provincie kiest voor een duurzame ontwikkeling waarin de kwaliteiten van de provincie sturend zijn bij de ruimtelijke keuzes

die de komende jaren op de provincie afkomen. Nieuwe ontwikkelingen moeten bijdragen aan de kracht en identiteit van Noord-Brabant.

Het ruimtelijk beleid van de provincie Noord Brabant heeft als hoofddoel: ‘zorgvuldiger

omgaan met de Brabantse ruimte’. De provincie streeft ernaar om de economische,

ecologische en sociaal-culturele kwaliteiten meer met elkaar in balans te brengen, zodat het voor iedereen prettig wonen, werken en recreëren is in Noord-Brabant. Om het

hoofddoel te kunnen bereiken, heeft de provincie Noord-Brabant vijf leidende principes geformuleerd voor het ruimtelijk beleid voor de periode tot 2020:

  • meer aandacht voor de onderste lagen: het watersysteem, de bodemtypologie en
  • de geomorfologie en de infrastructuur;
  • zuinig ruimtegebruik;
  • concentratie van verstedelijking: inbreiden, herstructureren en intensiveren;
  • zonering van het buitengebied;
  • grensoverschrijdend denken en handelen.

Binnen de stedelijke structuur worden twee ontwikkelingsperspectieven onderscheiden:

  • stedelijk concentratiegebied (stedelijke regio’s): in het stedelijk concentratiegebied, inclusief de bijbehorende zoekgebieden voor verstedelijking, wordt de bovenlokale verstedelijkingsbehoefte opgevangen. Enerzijds om de steden voldoende draagvlak te geven voor hun functie als economische en culturele motor,
  • anderzijds om het dichtslibben van het landelijk gebied tegen te gaan;
  • overig stedelijk gebied (landelijke regio’s): het overig stedelijk gebied, met de bijbehorende zoekgebieden voor verstedelijking, voorziet in de opvang van de lokale
  • verstedelijkingsbehoefte. Grootschalige verstedelijking is ongewenst en voor woningbouw geldt het principe ‘bouwen voor migratiesaldo-nul’.
  • Bij de opvang van de verstedelijkingsbehoefte wordt het accent sterker verlegd van nieuwe uitleg naar het bestaand stedelijk gebied, door in te zetten op herstructurering en onderhoud. Beheer en (her)ontwikkeling van de bestaande voorraad vragen specifieke aandacht. Er wordt ingezet op zorgvuldig ruimtegebruik door de ruimte binnen het bestaand bebouwd gebied zo goed mogelijk te benutten. Om het aansnijden van nieuwe ruimte in directe samenhang te bezien met de mogelijkheden voor inbreiden en herstructurering, heeft het Rijk de 'ladder voor duurzame verstedelijking' opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening. De provincie gebruikt deze ladder voor haar afweging rondom zorgvuldig ruimtegebruik.

Analyse

Onderhavig plan betreft een binnenstedelijke herontwikkeling waarbij een momenteel gedeeltelijk in onbruik geraakte locatie een passende nieuwe invulling krijgt met woningbouw in de vorm van een appartementencomplex met 26 wooneenheden. Het plangebied ligt binnen het bestaand stedelijk gebied. Hierbij wordt aangesloten bij principes als zuinig ruimtegebruik en herstructurering.

Conclusie

De ontwikkeling is in lijn met het door de provincie Noord-Brabant voorgestane beleid, zoals omschreven in de ‘Structuurvisie ruimtelijke ordening 2010 - partiële herziening 2014’.

4.2.2 Omgevingsvisie Noord-Brabant

In voorbereiding op de inwerkingtreding van de Omgevingswet heeft de provincie de Omgevingsvisie Noord-Brabant vastgesteld (14 december 2018). Deze omgevingsvisie bevat de visie van het provinciale bestuur op de Brabantse leefomgeving van de toekomst (2050). Naar de uitgangspunten van de Omgevingswet zijn daarbij geen routes naar de gestelde doelen vastgelegd, omdat daarmee een beter samenspel en draagvlak kunnen ontstaan. De Omgevingsvisie zal onder meer de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening gaan vervangen.

De Omgevingsvisie kent één basisopgave: "werken aan veiligheid, gezondheid en omgevingskwaliteit". Elke ruimtelijke ontwikkeling moet - ongeacht de omvang - hieraan bijdragen. In vier hoofdopgaven worden nadere accenten gelegd:

  • 1. werken aan de Brabantse energietransitie;
  • 2. werken aan een klimaatproof Brabant;
  • 3. werken aan een slimme netwerkstad;
  • 4. werken aan een concurrerende, duurzame economie.

Analyse
Onderhavig plan betreft de bouw van 26 nieuwbouwappartementen bestaande uit 3/4 verdiepingen. Deze relatief kleinschalige ontwikkeling draagt op de volgende wijze bij aan de 'grote' hoofdopgaven.

ad 1.   De energietransitie houdt enerzijds in het verminderen van het energieverbruik en anderzijds de verduurzaming van de energie. De nieuwe appartementen binnen het plangebied zullen minstens aan de in het Bouwbesluit en het gemeentelijke duurzaamheidsbeleid opgenomen energieprestatie-eisen moeten voldoen. Nadere uitwerking hiervan zal plaatsvinden in het kader van het bouwplan voor de appartementen. Daar komt dan ook de verduurzaming van de energie aan bod, bijvoorbeeld door het aanleggen van een eigen energievoorziening.  
ad 2.   Eén van de onderdelen van een klimaatproof Brabant is het zorgen voor een klimaatbestendige en waterrobuuste inrichting. Onderhavig plan wordt gerealiseerd op een plek die hoog en droog genoeg is. Door infiltratie van het hemelwater ter plaatse wordt voorkomen dat er een versnelde afvoer plaatsvindt. Het ontwerp van het gebouw en de definitieve inrichting van het perceel kunnen voorts een bijdrage leveren aan de klimaatadaptatie. Dit wordt in het bouwplan nader uitgewerkt.  
ad 3.   Een duurzame verstedelijking draagt bij aan het komen tot een slimme netwerkstad. Uitbreiding van het bestaand stedelijk gebied is alleen wenselijk vanuit kwalitatieve overwegingen en bij een concrete marktvraag. De 26 appartementen worden gerealiseerd binnen het bestaand stedelijke gebied van Deurne.  
ad 4.   Onderdeel van een concurrerende en duurzame economie is het voorzien in een aantrekkelijk vestigingsklimaat. Door het creëren van een compacter centrumgebied en het herontwikkelen van delen van het centrum tot woningbouwlocatie wordt de relatie van de consumenten met het centrum versterkt en de vestiging van detailhandel en dienstverlening in het centrum bevorderd.  

Conclusie
Het plan geeft invulling aan bij de opgaven van de Omgevingsvisie Noord-Brabant.

4.2.3 Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant

De Interim Omgevingsverordening (IOV) bevat de provinciale regels en randvoorwaarden met een bindende werking over de fysieke leefomgeving. Deze vloeien voort uit de in de Omgevingsvisie genoemde doelen. De Interim Omgevingsverordening is opgesteld naar de gedachtegang van de nieuwe Omgevingswet die naar verwachting op 1 januari 2021 in werking zal treden.

De Interim omgevingsverordening heeft een opbouw naar de verschillende doelgroepen. Voor onderhavig plan zijn in beginsel uitsluitend de in hoofdstuk 3 opgenomen "Instructieregels aan gemeenten" aan de orde. De afdelingen in dat hoofdstuk zijn als volgt te onderscheiden (waarbij de volgorde is omgekeerd ten behoeve van vergroting van de toepasbaarheid):

  • afdelingen 3.5 tot en met 3.7: de toedeling van functies;
  • afdelingen 3.2 tot en met 3.4: de bescherming van gebiedskenmerken;
  • afdeling 3.1: de basisprincipes voor een evenwichtige toedeling van functies.
4.2.3.1 De toedeling van functies

Het plangebied is onderdeel van het stedelijke gebied. In beginsel zijn daar conform artikel 3.42 IOV woningen toegestaan, mits voldaan wordt aan de genoemde voorwaarden. Hieronder is dit artikel overgenomen en wordt aan de voorwaarden getoetst.

''Artikel 3.42 - duurzame stedelijke ontwikkeling

Lid 1

Een bestemmingsplan dat voorziet in de ontwikkeling van een locatie voor wonen, werken of voorzieningen ligt binnen Stedelijk gebied en bevat een onderbouwing dat:

  • a. de ontwikkeling past binnen de regionale afspraken, bedoeld in afdeling 5.4 Regionaal samenwerken;
    Onderhavig planvoornemen past binnen de regionale afspraken als bedoeld in afdeling 5.4. Plan is opgenomen in het gemeentelijke woningbouwprogramma.
  • b. het een duurzame stedelijke ontwikkeling is.
    Onderhavig planvoornemen zorgt voor een herontwikkeling van een verouderde kantoorlocatie en de realisatie van een hoogwaardige woonlocatie waarmee invulling gegeven wordt aan de doelstellingen in de woonvisie. Deze ontwikkeling zal minstens aan de in het Bouwbesluit en het gemeentelijke duurzaamheidsbeleid opgenomen energieprestatie-eisen moeten voldoen. Daarnaast wordt deze woonlocatie gerealiseerd als stedelijke inbreiding, waardoor binnen het concentratiegebied van de gemeente Deurne de stedelijke opgaven worden verwezenlijkt.

Lid 2

Een duurzame stedelijke ontwikkeling voor wonen, werken of voorzieningen:

  • a. bevordert een goede omgevingskwaliteit met een veilige en gezonde leefomgeving;
    Onderhavig planvoornemen voldoet aan alle uitvoeringsaspecten. Deze worden nader toegelicht in hoofdstuk 5.
  • b. bevordert zorgvuldig ruimtegebruik, waaronder de transformatie van verouderde stedelijke gebieden;
    Onderhavig planvoornemen voorziet in de transformatie van een verouderd kantoorgebouw naar een hoogwaardige woonlocatie. Hiermee draagt dit planvoornemen bij aan de transformatie van verouderde stedelijke gebieden.
  • c. geeft optimaal invulling aan de mogelijkheden voor productie en gebruik van duurzame energie;
    Onderhavig planvoornemen biedt met de transformatie van een verouderd kantoorgebouw naar een hoogwaardige woonlocatie mogelijkheden voor duurzaam gebruik van de bebouwing. Dit wordt verder uitgewerkt in het bouwplan behorende bij dit planvoornemen.
  • d. houdt rekening met klimaatverandering, waaronder het tegengaan van hittestress en voldoende ruimte voor de opvang van water;
    Onderhavig planvoornemen voldoet aan de in hoofdstuk 5.3 benoemde eisen voor de opvang en afvoer van hemelwater. Hiermee wordt voldaan aan dit sublid.
  • e. geeft optimaal invulling aan de mogelijkheden voor duurzame mobiliteit;
    Onderhavig planvoornemen zorgt niet voor een verandering/aanpassing met betrekking tot duurzame mobiliteit. Dit sublid is niet van toepassing.
  • f. draagt bij aan een duurzame, concurrerende economie.
    Onderhavig planvoornemen zorgt met de realisatie van een nieuw hoogwaardige woonlocatie voor een continuïteit van dit gedeelte van Deurne als woon- en verblijfslocatie. Hierbij wordt een verouderde situatie ingeruild, waardoor in dit gedeelte van Deurne verloedering wordt tegengegaan.
4.2.3.2 De bescherming van gebiedskenmerken

Ter plaatse van het plangebied geldt het gebiedskenmerk 'Stalderingsgebied'. Het artikel 3.52 stelt regels aangaande de ontwikkeling van veehouderijen. Onderhavig plan omvat geen veehouderijen. Er hoeft derhalve geen nadere toetsing plaats te vinden.

4.2.3.3 De basisprincipes voor een evenwichtige toedeling van functies

Uit artikel 3.5 komt naar voren dat aan een drietal aspecten getoetst moet worden om een goede omgevingskwaliteit en een veilige, gezonde leefomgeving te waarborgen. Dit zijn de volgende aspecten:

  • zorgvuldig ruimtegebruik (artikel 3.6);
  • de waarden in een gebied met toepassing van de lagenbenadering (artikel 3.7);
  • meerwaardecreatie (artikel 3.8).
4.2.3.3.1 Zorgvuldig ruimtegebruik

Onderhavig planvoornemen betreft het herontwikkelingen van een verouderd kantoorgebouw en de realisatie van een hoogwaardige woonlocatie binnen het stedelijke concentratiegebied. Binnen het planvoornemen wordt een zorgvuldig ruimtegebruik verkregen door het bestaande gebouw te saneren en op dezelfde locatie een hoogwaardig gebouw terug te realiseren. Hiermee wordt mogelijke leegstand tegengegaan binnen de kern Deurne.

4.2.3.3.2 Toepassing van de lagenbenadering

De toepassing van de lagenbenadering omvat het effect van de ontwikkeling op de lagen in onderlinge wisselwerking met elkaar en het actief benutten van de factor tijd. De lagenbenadering omvat de effecten op:

  • a. de ondergrond; zoals de bodem, het grondwater en archeologische waarden;
  • b. de netwerklaag; zoals infrastructuur, natuurnetwerk, energienetwerk, waterwegen waaronder een goede, multimodale afwikkeling van het personen- en goederenvervoer.
  • c. de bovenste laag; zoals cultuurhistorische en landschappelijke waarden, de omvang van de functie en de bebouwing, de effecten op bestaande en toekomstige functies, de effecten op volksgezondheid, veiligheid en milieu.

Door de factor tijd actief te benutten wordt rekening gehouden met de herkomstwaarde, vanuit het verleden, de (on)omkeerbaarheid van optredende effecten en de toekomstwaarde gelet op duurzaamheid en toekomstbestendigheid.

Onderhavig planvoornemen zorgt niet voor een wijziging in de eerste twee lagen. Er treedt wel een verandering op in de derde laag.

Aan het (oorspronkelijke) gebouw zijn door de monumentencommissie monumentale waarden toegekend. Sloop van de bebouwing zou in dat opzicht een groot effect hebben op de derde laag.

Vanuit bouwhistorie is (gedeeltelijk) behoud van het bestaande gebouw gewenst. Vanuit de vastgestelde beleidslijnen (zowel ruimtelijk, verwoord in de Visie centrumring Deurne, als functioneel, verwoord in de Woonvisie gemeente Deurne 2019-2040 en de Integrale Centrumvisie Deurne) is (gedeeltelijk) behoud van het gebouw echter niet wenselijk.

Gelet hierop en op het economisch belang wordt met de realisatie van een nieuw woningbouwcomplex het algemeen (gemeentelijk) belang beter gediend dan met (gedeeltelijk) behoud van het bestaande gebouw. Er is door de sloop van de bestaande bebouwing weliswaar een effect op de cultuurhistorische waarde van de bestaande bovenste laag, maar vanuit het algemeen belang is gekozen voor sloop van de bebouwing. In de bovenste laag wordt een nieuwe structuur aangebracht die een positief effect heeft op de locatie en de omgeving. De door de gemeente vastgestelde visie op de centrumring (woningbouw aan de nieuwe verbinding over de Hogeweg heen) kan hiermee bewerkstelligd worden.

4.2.3.3.3 Meerwaardecreatie

Meerwaardecreatie omvat een evenwichtige benadering van de economische, ecologische en sociale aspecten die in een gebied en bij een ontwikkeling zijn betrokken, waaronder:

  • a. de mogelijkheid om opgaven en ontwikkelingen te combineren waardoor er meerwaarde ontstaat;
  • b. de bijdrage van een ontwikkeling aan andere opgaven en belangen dan die rechtstreeks met de ontwikkeling gemoeid zijn.

Onderhavig planvoornemen zorgt voor diverse sociaaleconomische meerwaardecreaties. Allereerst wordt invulling gegeven aan de uitgangspunten van de visie op de centrumring.

Daarnaast wordt leegstand en daarmee verloedering, voorkomen. Verder leidt de ingebruikname van de woningen tot uitgaven in de directe omgeving, wat de economische positie van dit gedeelte van Deurne ten goede komt. Ten slotte zorgt de ingebruikname van de nieuwe hoogwaardige woonlocatie voor de instandhouding van het infrastructurele netwerk en een beter herkenbare aanrijroute van de parkeergarage 'Wolfsberg', wat een positieve invloed heeft op dit gedeelte van Deurne.

4.2.3.4 Conclusie

Het plan past binnen het beleid van de Interim Omgevingsverordening.

4.3 Gemeentelijk niveau

4.3.1 Structuurvisie Deurne 2030

Op 13 maart 2018 heeft de gemeenteraad van Deurne de 'Structuurvisie Deurne 2030' vastgesteld. Met deze structuurvisie wil de gemeente regie voeren op de ontwikkelingen en processen die voor de toekomst van Deurne van belang zijn. In deze structuurvisie ligt de nadruk op de visie van de gemeente op de functionele ontwikkelingen van de diverse, ruimtelijk relevante onderwerpen.

De structuurvisie richt zich op de volgende thema's: 'Gezond wonen en leven', 'Een gezonde lokale economie', 'Een sociale en zorgzame gemeente', Betaalbaar en divers wonen', Goede bereikbaarheid en 'Passende voorzieningen'. De gemeente streeft een prettige woon en leefomgeving en wil in 2050 energieneutraal zijn. De gemeente wil daarnaast de woningbouwopgave binnen het bestaande stedelijk gebied oplossen.

Gesteld wordt dat de afronding van de wijken en kernen van Deurne in zicht komt. Hierbij is in de komende jaren nog behoefte aan extra woningen, maar deze behoefte neemt af. Deze afnemende behoefte aan toevoegingen hangt samen met:

  • 1. De verwachte bevolkingsontwikkelingen (lokaal en regionaal).
  • 2. De regionale woningbouwafspraken.

Om prettig in Deurne te kunnen (blijven) wonen is meer nodig dan alleen een passende woning. Daarvoor zijn ook een goede inrichting van de openbare ruimte, voldoende voorzieningen en een veilige woonomgeving nodig. Het is dan ook belangrijk dat de sterke punten van de gemeente zoals het detailhandelsniveau in het centrum, het scholenvierkant, het station en de binding van bewoners met kernen en wijken behouden en waar mogelijk versterkt worden. Hieruit volgen de volgende beleidsuitgangspunten en -keuzen:

  • 1. Bouwen binnen bestaand stedelijk gebied.
  • 2. Woningbouw bij voorkeur nabij voorzieningen.
  • 3. Verbinden van voorzieningen.
  • 4. Aansluiten op behoeften van kernen en wijken.
  • 5. Omzetting van leegstaand vastgoed (leegkomende locaties) naar bijvoorbeeld een woonfunctie. Hierbij kan gedacht worden aan winkels buiten het kernwinkelgebied. Insteek is behoud / versterking van een goede woonomgeving en het behoud van een compact, levendig en veelzijdig centrum in de kern van Deurne.

afbeelding "i_NL.IMRO.0762.BP202005-C001_0012.jpg"

UITSNEDE PLANKAART STRUCTUURVISIE

Analyse

Onderhavig planvoornemen ligt op een centrum locatie buiten het nieuwe kernwinkelgebied, waarbij een verouderd kantoorgebouw wordt gesaneerd en wordt vervangen door een appartementencomplex bestaande uit 26 appartementen, waarbij het pand opschuift richting de Hogeweg. Dit sluit aan bij de beleidsuitgangspunten en -keuzen 1, 2 en 3, omdat het planvoornemen voorziet in woningbouw nabij voorzieningen en het leegstaand vastgoed transformeert tot woningbouw binnen bestaand stedelijk gebied. Door het opschuiven van het pand richting de Hogeweg (zuidwaarts) ontstaat er meer ruimte voor groen. Ook draagt dit positief bij aan de zichtlijnen/verbinding met het nieuwe park aan de overzijde van de Hogeweg en de parkeergarage 'Wolfsberg'. Daarnaast voldoet onderhavig plan aan bovenstaande uitgangspunten en past het binnen de woningvoorraad, zie paragraaf 4.3.3.

Conclusie

Onderhavig planvoornemen past binnen de 'Structuurvisie Deurne 2030'.

4.3.2 Visie Centrumring Deurne

In maart 2018 heeft de gemeenteraad de 'Visie Centrumring Deurne' vastgesteld. Hierin is in zowel woord als beeld de ruimtelijke- en stedebouwkundige alsook de verkeerskundige kansen en mogelijkheden inzichtelijk gemaakt. In het bijzonder zijn potentiele ontwikkellocaties voor nieuwbouw /transitiegebieden aangegeven hoe deze aansluitend en passend in de Deurnesecontext en bestaande structuur goed ingepast kunnen worden. Per deelgebied, straat of weg worden de kwaliteiten, mogelijkheden en kansen benoemd.

De locatie Posthoek (voormalige TNT locatie) is één van de belangrijke schakels aan de centrumring. Ter hoogte van de Hogeweg is het wensbeeld een verbinding te maken tussen het centrum en het nieuwe park aan de zuidzijde van de Hogeweg (zie onderstaande afbeelding).

Om deze verbinding te kunnen maken is nieuwbouw ter plaatse van het TNT gebouw wenselijk en sloop van voormalig TNT gebouw noodzakelijk. Met deze nieuwbouw kan (onder voorwaarden):

  • de (groene) wandelroute van Koolhof naar het centrum worden verbeterd, realisatie van het burgerinitiatief 'het tuinpad van mijn vader' tussen het centrum en Museum de Wieger;
  • een betere toegang /ontsluiting van de parkeerkelder onder Wolfsberg worden mogelijk gemaakt;
  • kan het oude lint aan de Martinetstraat worden aangeheeld,

afbeelding "i_NL.IMRO.0762.BP202005-C001_0013.jpg"

UITSNEDE VISIE CENTRUMRING DEURNE

De locatie is nader ingekaderd middels een zestal bebouwingskarakterstieken:

  • Rooilijn ligt parallel aan de Hogeweg (behoud bomen aan Hogeweg)
  • Bouwhoogte aan zijde Hogeweg is maximaal 4 lagen mits 4e bouwlaag dan is voorzien van een duidelijke setback. Bouwhoogte aan de zijde Posthoek is maximaal 3 lagen
  • Goede massaopbouw /ruimtelijke relatie realiseren met de 3 bestaande maisonnette woningen Harmoniestraat
  • De functie is volledig wonen
  • Toegangsweg Posthoek naar parkeerkelder opschuiven
  • Duidelijke (gebruiksvriendelijke) langzaam verkeersroute /zichtrelatie tussen centrum en het nieuwe park realiseren en de hieraan gelegen (groene)pleinen versterken

Analyse

Met voorliggende planontwikkeling worden deze elementen uit de visie mogelijk gemaakt:

  • Er is voldoende ruimte en openheid tussen het plangebied en de achtertuinen van de Martinetstraat om een goede (groene) verbinding te creëren naar het zuidelijk gelegen park,
  • Het gebouw is verder naar het zuiden geplaatst waarmee het Martinetplein meer ruimte krijgt en de entree van de parkeergarage beter in het zicht komt te liggen. Dit verduidelijkt de structuur in dit zuidelijk deel van het centrum;
  • Door toevoeging van de functie wonen met de alzijdige oriëntatie van het woongebouw wordt dit deel van de Martinetstraat afgerond. Het gebouw oriënteert zich zowel op het Martinetplein als aan de Martinetstraat en zorgt daarmee voor een ruimtelijke en functionele verbinding. Tevens wordt de openbare ruimte opgeknapt en wordt de verstening tegen gegaan door realisatie van een groen plein aansluitend aan de Martinetstraat.

Conclusie

Onderhavig planvoornemen past binnen de 'Visie Centrumring Deurne' en zorgt er juist voor dat de gewenste verbinding tussen het centrum en het park gerealiseerd kan worden. De bestaande bebouwing staat deze verbinding en ook het zicht op de parkeergarage in de weg.

4.3.3 Woonvisie gemeente Deurne 2019-2040

Op 3 juli 2019 is de 'Woonvisie gemeente Deurne 2019-2040' vastgesteld door de gemeenteraad van Deurne. In de woonvisie zet de gemeente in op het stimuleren van woningbouwinitiatieven in bestaand stedelijk gebied, die aansluiten bij de veranderende woonbehoeften. Tot 2030 blijft het aantal huishoudens in de gemeente Deurne stijgen, vooral als gevolg van de toename van het aantal eenpersoonshuishoudens. Daarnaast blijft het aantal senioren stijgen als gevolg van de vergrijzing. Gelet op deze veranderende behoeften en de tekorten in de bestaande woningvoorraad zijn senioren, (her)starters en jonge gezinnen, jongeren en kwetsbare doelgroepen de prioritaire doelgroepen voor Deurne. Door maximaal in te zetten op 'goede plannen' binnen bestaand stedelijk gebied wil de gemeente Deurne alle kansen benutten om de ruimtelijke kwaliteit te verhogen en in de woningbehoeften te voorzien.

De gemeente hanteert het volgende afwegingskader voor woningbouwlocaties binnen bestaand stedelijk gebied:

  • Inbreidings-, herstructurerings- en transformatielocaties en leegstaand vastgoed (inclusief monumenten en beeldbepalende panden) binnen bestaand stedelijk gebied: ja, mits:
    • 1. Stedenbouwkundig en planologisch passend en milieutechnisch mogelijk (inclusief omgekeerde werking), en
    • 2. Passend binnen afwegingskader woningbouwkwaliteiten.

Op basis van het afwegingskader woningbouwkwaliteiten wordt de prioriteit gelegd bij:

  • Levensloopgeschikte woningen (huur en koop)
  • Koopwoningen tot € 200.000
  • Koopwoningen tussen € 200.000 en € 250.000
  • (Midden)huurwoningen
  • (Kleine) sociale huurwoningen
  • Onzelfstandige woonvormen (kamergewijze verhuur)
  • Woonvormen met een koppeling met zorg.

Analyse

Voor het plangebied ligt de focus op woningbouw voor senioren. Daarnaast zijn de beoogde woningen geschikt voor één- en tweepersoonshuishoudens. De beoogde ontwikkeling van 26 appartementen past daarmee binnen de bovenstaande uitgangspunten van de Woonvisie gemeente Deurne 2019-2040, aangezien sprake is van een herstructureringslocatie binnen bestaand stedelijk gebied, waarbij invulling wordt aan de bestaande kwalitatieve en kwantitatieve woonbehoefte.

Conclusie

Onderhavig planvoornemen past binnen de 'Woonvisie gemeente Deurne 2019-2040'.

4.3.4 Integrale Centrumvisie Deurne - Samen keuzes maken!

In deze visie, die de gemeente samen met bewoners, ondernemers, Centrummanagement, vastgoedeigenaren en andere betrokken partijen heeft opgesteld, worden keuzes gemaakt voor de toekomst van het centrum. Op dinsdag 17 december 2019 heeft de gemeenteraad de Integrale Centrumvisie Deurne vastgesteld.

Van ‘place to buy’ naar ‘place to be’

De afgelopen jaren hebben er veel inspanningen plaatsgevonden om het centrum van Deurne economisch beter te laten functioneren, meer sfeer en beleving toe te voegen en de leegstand terug te dringen. Ondanks deze inspanningen is de leegstand toegenomen. De leegstand bedraagt 24% in meters en 15% in panden. Dit is flink hoger dan in plaatsen van een vergelijkbare grootte. Door trends en ontwikkelingen, als kopen via internet, zal de leegstand waarschijnlijk verder toenemen. Dit betekent dat het aantal winkels afneemt. Er komt meer ruimte voor een mix van wonen, werken, winkelen, verblijven en (sociaal) maatschappelijk. Het centrum verandert van een ‘place to buy’ naar een ‘place to be’.

Drie gebieden

Met de Integrale Centrumvisie bouwt de gemeente, in samenwerking met alle partners in het centrum, voort op het centrumplan ‘Samen Deurne Centrum verbeteren’, aangevuld met een frisse blik op de toekomst. De Integrale Centrumvisie gaat uit van een gewenste verdeling van het centrum in drie gebieden:

  • Een compact kernwinkelgebied met optimale mogelijkheden voor winkels (‘perspectiefrijk gebied’)
  • Een beheersgebied met een functiemenging van bestaande winkels in combinatie met wonen, dienstverlening en (sociaal) maatschappelijk (Stationsstraat zuid)
  • Transformatiegebied met een mix van winkels, wonen, dienstverlening, cultuur en (sociaal) maatschappelijk (Kerkstraat, Molenstraat en Helmondseweg)

afbeelding "i_NL.IMRO.0762.BP202005-C001_0014.jpg"

Deze driedeling moet ervoor zorgen dat winkels en horeca zich meer concentreren in een gebied rond de Markt, Dr. Anna Terruweplein, Martinetplein en Wolfsberg. In dit gebied worden publiekstrekkende functies toegestaan. Wonen op de begane grond is niet toegestaan. In de transformatiegebieden krijgen functies als wonen, dienstverlening, (sociaal) maatschappelijk en cultuur ruim baan. Als een gebouw verandert van bestemming, komt de detailhandelsbestemming te vervallen. Dat geldt ook bij een leegstand van meer dan drie jaar. In het beheersgebied wordt functiemenging tussen winkels en andere functies toegestaan.

De verandering van het centrum gaat niet vanzelf. Er is nog veel werk te doen. Het is nu zaak om de plannen uit de Integrale Centrumvisie in de praktijk te brengen. De visie wordt vertaald in een actueel omgevingsplan voor het centrum. Daarnaast zet de gemeente in op het verbeteren van de kwaliteit van de openbare ruimte: aantrekkelijker verbindingsstraten en meer groen.

Analyse

Onderhavig planvoornemen ligt op een locatie buiten het nieuwe kernwinkelgebied. Om het centrum compacter te maken en versnippering van de winkels en horeca te voorkomen zijn op de planlocatie geen nieuwe centrumfuncties voorzien.

Conclusie

Ontwikkeling van centrumfuncties is op de planlocatie niet gewenst. Herontwikkeling van de locatie tot woonbestemming voor senioren in de directe nabijheid van alle voorzieningen is wel een passende functiewijziging.

4.3.5 Welstandsnota gemeente Deurne 2016

Het doel van de welstandzorg is de kwaliteit van de individuele architectuur en van het totale straatbeeld op peil te houden en waar nodig en mogelijk te verbeteren. Uitgangspunt daarbij is de karakteristiek van het gebied waarin een bouwwerk staat of wordt opgericht. Een goede balans tussen individueel en algemeen belang staat hierbij centraal. Daartoe heeft de gemeente Deurne welstandsbeleid opgesteld.

Dit welstandsbeleid is onlangs geactualiseerd in de door de gemeenteraad op 15 november 2016 vastgestelde 'Welstandsnota 2016'. De reden om een nieuwe Welstandsnota op te stellen is een verdere deregulering en vereenvoudiging van het welstandsbeleid en een versnelling van de vergunningsprocedure door invoering van een ambtelijke welstandstoets. Tegelijkertijd blijft de zorg voor de kwaliteit van onze gebouwde omgeving belangrijk – daar waar dat nodig en wenselijk is.

De belangrijkste wijzigingen ten opzichte van de eerdere welstandsnota zijn:

  • Woongebieden met vrijstaande woningen en bedrijventerreinen zijn aangewezen als welstandsvrije gebieden;
  • Bij bedrijventerreinen en perifere detailhandel zijn zichtlocaties aangewezen waarvoor sneltoetscriteria gelden. De sneltoetscriteria voor bedrijventerreinen en perifere detailhandel hebben betrekking op kleurgebruik en erfafscheidingen en gelden alleen voor de aangewezen zichtlocaties. Sneltoetscriteria gaan ook gelden voor het buitengebied en woonwijken met thematische woningbouw (rijtjeshuizen en dergelijke). Doel is het behoud van de basiskwaliteit van het straat- en landschapsbeeld.
  • Voor gebieden met een hoogwaardige stedenbouw en architectuur, of waar sprake is van cultuurhistorische waarden, wordt het 'oude' welstandsbeleid voortgezet.

Zowel het bestemmingsplan als de welstandsnota heeft betrekking op de kwaliteit van de gebouwde omgeving. In beide documenten zijn regels opgenomen voor het oprichten van bouwwerken. Het bestemmingsplan bevat regels voor de bouw van gebouwen en overige bouwwerken, die bindend zijn. De uitwerking van de uiterlijke verschijning van gebouwen is vastgelegd in de welstandsnota.

Conclusie

Voorliggend bestemmingsplan sluit aan op de Welstandsnota. De uiteindelijke toetsing aan de Welstandsnota vindt plaats in het kader van de omgevingsvergunning voor het bouwen.

4.3.6 Regeling parkeernormen 2019

De Nota parkeernormen 2019 is op 12 november 2019 vastgesteld door de gemeenteraad van Deurne en bevat het beleid met betrekking tot parkeren. Voor de kernen buiten de hoofdkern Deurne zijn specifieke parkeernormen opgenomen, deze zijn van toepassing op het plangebied. De parkeernormen zijn in de regels van het bestemmingsplan verankerd.

In paragraaf 3.2.3 is een nadere beschrijving van de parkeeroplossing opgenomen.

Hoofdstuk 5 Uitvoeringsaspecten

In dit hoofdstuk worden de uitvoeringsaspecten beschreven. Achtereenvolgens komen aan de orde:

  • 1. milieu;
  • 2. waarden;
  • 3. waterhuishouding.

5.1 Milieu

Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet een toetsing plaatsvinden van de voorgenomen ontwikkelingen aan de relevante milieuaspecten, teneinde het toekomstige gebruik af te stemmen op de omgeving. In deze paragraaf worden de milieuaspecten afzonderlijk beschreven.

5.1.1 Bodemkwaliteit
5.1.1.1 Inleiding

Uitgangspunt is dat de bodemkwaliteit geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet worden beoordeeld of de bodemkwaliteit past bij deze nieuwe functie.

5.1.1.2 Analyse

Om de huidige bodemkwaliteit inzichtelijk te maken heeft Lankelma Ingenieursbureau uit Eersel een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd: rapport "verkennend bodemonderzoek Posthoek 2-4 te Deurne" (28 september 2018, 1802268). Het onderzoeksrapport is bijgevoegd als bijlage 2.

Lankelma Ingenieursbureau heeft het volgende geconcludeerd:

  • in de bovengrond is analytisch een licht verhoogd gehalte met PAK aangetoond. Deze concentratie overschrijdt de achtergrondwaarde, doch overschrijdt de interventiewaarde niet.
  • in de ondergrond zijn analytisch geen van de onderzochte parameters in verhoogde mate aangetoond.
  • in het grondwater uit peilbuis B1 zijn analytisch licht verhoogde gehalten aan barium en zink aangetoond. Deze overschrijden de streefwaarden doch niet de interventiewaarden.
  • in het kader van dit onderzoek is geen specifiek onderzoek (conform NEN5707) verricht naar het voorkomen van asbest in de grond en op het maaiveld. Wel heeft een indicatieve inspectie van het terrein plaatsgevonden. In de vrijkomende grond en op het maaiveld zijn geen asbestverdachte (plaat)materialen aangetroffen.

Om de huidige hoeveelheid asbest inzichtelijk te maken heeft RPA-advies uit Standaardbuiten een asbestinventarisatie onderzoek uitgevoerd: rapport ''Asbestinventarisatieonderzoek'' (11 september 2018, 20181192). Het onderzoeksrapport is bijgevoegd als bijlage 3.

RPA-advies heeft het volgende geconcludeerd:

  • op onderhavig locatie is zeer beperkt asbesthoudend materiaal aanwezig in de cv-ruimte in de kelder. Deze elementen kunnen veilig verwijderd worden en zorgen niet voor een bodemverontreiniging.

Op basis van voornoemde samenvatting en conclusies is nader bodem- en asbestonderzoek vanuit milieuhygiënisch oogpunt gezien niet aan de orde.

5.1.1.3 Conclusie

Het aspect bodemkwaliteit vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.2 Bedrijven en milieuzonering
5.1.2.1 Inleiding

Om te voorkomen dat als gevolg van het plan voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten optreden moet worden getoetst of:

  • de voorgenomen ontwikkeling van invloed is op omliggende milieugevoelige objecten (woningen etc.) en of de voorgenomen ontwikkeling een belemmering vormt voor de bedrijfsvoering van omliggende inrichtingen;
  • bestaande milieubelastende inrichtingen (bedrijven) van invloed zijn op de voorgenomen ontwikkeling.

Basis voor deze toetsing vormt de handreiking "Bedrijven en milieuzonering" (VNG, Den Haag, 2009), waarin richtafstanden zijn opgenomen voor diverse bedrijfstypen.

5.1.2.2 Analyse

Invloed plan op de omgeving
Het plan betreft woningbouw. Er is derhalve geen sprake van milieutechnische uitstraling op de omgeving.

Invloed omliggende inrichtingen op plan
In de directe omgeving van het plangebied met woningen is het Cultuurcentrum Martien van Doorne [CCM], de ingang van de parkeergarage Wolfsberg en andere horecabestemmingen op Martinetplein gelegen. Deze horecabestemmingen Martinetplein zijn gelegen op circa 35 meter waardoor deze niet direct beperkt worden indien de woningen in het plangebied worden gerealiseerd. Mede omdat er op kortere afstand reeds woningen zijn gelegen, welke eerder beperkend zijn voor deze bestemmingen.

Het CCM, waar nachthoreca is toegestaan en waar diversen soorten voorstellingen in de avondperiode kunnen plaatsvinden, is gelegen op slechts 10 meter. Evenals de ingang van de parkeergarage. Deze ligt ook op circa 10 meter van het plangebied. Deze beide activiteiten worden gezien als milieucategorie 2, waardoor afhankelijk van de omgeving een adviesafstand van 10-30 meter wordt aangehouden.

De omgeving kan worden gezien als gemengd gebied waardoor een richtafstand van 10 geldt. Doordat per milieucategorie één afstandstap kan worden teruggegaan. Hierdoor liggen geen milieugevoelige onderdelen van het plan binnen de richtafstanden van de omliggende bedrijven. Het plan vormt geen belemmering voor de omliggende bedrijven.

Om daarnaast het aspect industrielawaai inzichtelijk te maken heeft Tritium een akoestisch onderzoek industrielawaai uitgevoerd: rapport ''Akoestisch onderzoek industrielawaai Posthoek 2-4 te Deurne'' (2 september 2020, 2005/107/RV-01). Het onderzoeksrapport is als bijlage 4 bijgevoegd.

Tritium concludeert dat:

  • voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr,LT) geldt dat kan worden voldaan aan de geluidgrenswaarde van 50 dB(A) etmaalwaarde behorende bij stap 2 van het stappenplan uit de VNG-uitgave.
  • voor het maximale geluidniveau (LAmax) geldt dat op enkele toetspunten niet wordt voldaan aan de geluidgrenswaarde van 70 dB(A) etmaalwaarde behorende bij stap 2 van het stappenplan uit de VNG-uitgave. Aan stap 3 wordt wel voldaan, aangezien piekgeluiden door aan- en afrijdend verkeer bij deze stap zijn uitgesloten van toetsing. De overschrijdingen in de nachtperiode zijn uitsluitend het gevolg van het afremmen, optrekken en sluiten van autoportieren bij de in-/uitgang van de parkeergarage. De overschrijdingen bedragen maximaal 5 dB.
  • aangezien de eis ten aanzien van het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau van het Activiteitenbesluit overeenkomt met de eis van stap 2 uit het stappenplan uit de VNG-uitgave kan voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau worden geconcludeerd dat het realiseren van het planvoornemen niet leidt tot een akoestische inperking van één van voornoemde bedrijven.
  • Voor de maximale geluidniveaus ten gevolge van laad- en losactiviteiten geldt dat deze in de dagperiode zijn uitgezonderd van toetsing.
5.1.2.3 Conclusie

Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.3 Externe veiligheid
5.1.3.1 Inleiding

Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving vanwege handelingen met gevaarlijke stoffen. De handelingen kunnen zowel betrekking hebben op het gebruik, de opslag en de productie, als op het transport van gevaarlijke stoffen. Beleid Uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) vloeit de verplichting voort om in ruimtelijke plannen in te gaan op de risico's in het plangebied ten gevolge van handelingen met gevaarlijke stoffen. De risico's dienen te worden beoordeeld op twee maatstaven, te weten het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Er moet worden getoetst aan het Bevi, het Bevt en het Bevb wanneer bij een ontwikkeling (beperkt) kwetsbare objecten worden toegestaan. Verder is op 1 april 2015 het Basisnet in werking getreden.

Plaatsgebonden risico

Het plaatsgebonden risico (PR) beschrijft de kans per jaar dat een onbeschermd individu komt te overlijden door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het plaatsgebonden risico wordt uitgedrukt in risicocontouren rondom de risicobron (bedrijf, weg, spoorlijn etc.), waarbij de 10-6 contour (kans van 1 op 1 miljoen op overlijden) de maatgevende grenswaarde is.

Groepsrisico

Het groepsrisico beschrijft de kans dat een groep van 10 of meer personen gelijktijdig komt te overlijden ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico geeft een indicatie van de maatschappelijke ontwrichting in geval van een ramp. Het groepsrisico wordt uitgedrukt in een grafiek, het overlijden van een bepaalde groep (bijvoorbeeld 10, 100 of 1000 personen) wordt afgezet tegen de kans daarop. Voor het groepsrisico geldt de oriëntatiewaarde als ijkpunt in de verantwoording (géén norm). In het Bevi en het Bevt is een verplichting tot verantwoording van het groepsrisico opgenomen. Er is sprake van een groepsrisico zodra het plan in het invloedsgebied ligt van een risicovolle activiteit. Het betrokken bestuursorgaan moet, al dan niet in verband met de totstandkoming van een besluit, expliciet aangeven hoe de diverse factoren die bijdragen aan de hoogte van het groepsrisico (waaronder zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid) zijn beoordeeld en eventuele in aanmerking komende maatregelen, zijn afgewogen. Een belangrijk onderdeel van de verantwoording is overleg met (advies vragen aan) de regionale brandweer.

Basisnet voor het vervoer van gevaarlijke stoffen

Het Basisnet is een landelijk aangewezen netwerk voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Binnen bepaalde grenzen wordt dit vervoer over weg, binnenwater en spoor gegarandeerd. Het Basisnet heeft betrekking op de Rijksinfrastructuur: hoofdwegen, hoofdwaterwegen en hoofdspoorwegen.

5.1.3.2 Analyse

Het plan omvat nieuwe kwetsbare objecten. De Risicokaart Nederland geeft een overzicht van de ligging van risicovolle activiteiten (inrichtingen, buisleidingen en transportroutes).

afbeelding "i_NL.IMRO.0762.BP202005-C001_0015.jpg"

UITSNEDE RISICOKAART

Inrichtingen

Het plangebied ligt op circa 1,3 km van Driessen United Blenders en daarmee binnen het invloedsgebied. Conform artikel 13 van het Bevi dient het groepsrisico te worden verantwoord en advies te worden gevraagd aan de Veiligheidsregio over de bereikbaarheid en bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid. Het groepsrisico zal marginaal toenemen omdat het plangebied enkel 26 wooneenheden betreft, op circa 1,3 km is gelegen van de inrichting en het enkel een toxisch scenario betreft. Volstaan kan worden met een beperkte verantwoording van het groepsrisico.

Op 11 mei 2017 heeft de Veiligheidsregio voor ontwikkelingen op grote afstand van risicobronnen en voor kleine ontwikkelingen een standaard advies opgesteld. Samengevat luidt dit advies:

Breng afsluitbare mechanische ventilatie aan in de woningen;

  • Pas de beleidsregels Bereikbaarheid en Bluswatervoorziening toe;
  • Pas risicocommunicatie toe.

Hieronder wordt ingegaan op het advies.

Mechanische ventilatie

De woningen moeten voldoen aan het Bouwbesluit 2012. Als de woningen worden voorzien van een mechanische ventilatie dient deze conform artikel 3.31 van het Bouwbesluit uitgezet te kunnen worden.

Beleidsregels

Het betreft een bestaand perceel, waar alleen een functie wijzigt. Aan de bereikbaarheid of bluswatervoorziening vinden geen aanpassingen plaats.

 

Risicocommunicatie

Deurne sluit zich aan bij de landelijke risicocommunicatie.

Transportroutes

Het plangebied ligt buiten de PR-contouren en invloedgebieden van transportroutes.

Kabels en Leidingen

Binnen het plangebied en in de directe omgeving geen kabels of leidingen met een planologische beschermingszone die van invloed is op het plangebied.

5.1.3.3 Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.4 Geurhinder veehouderijen
5.1.4.1 Inleiding

Bij ruimtelijke ontwikkelingen nabij agrarische bedrijven is het aspect geurhinder van belang. Er moet worden aangetoond dat het plan geen belemmering vormt voor agrarische bedrijven

5.1.4.2 Analyse

Het initiatief omvat nieuwe geurgevoelige objecten, maar ligt niet in de omgeving van veehouderijen. Het uitvoeren van een geuronderzoek wordt niet noodzakelijk geacht.

5.1.4.3 Conclusie

Het aspect geurhinder veehouderijen vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.5 Geluid
5.1.5.1 Inleiding

Ruimtelijke ontwikkelingen moeten voldoen aan de regelgeving inzake geluidhinder. In de Wet geluidhinder (Wgh) wordt onderscheid gemaakt in verkeerslawaai en industrielawaai. In de Wgh zijn normen voor maximaal toelaatbare geluidsbelasting op (de gevels van) geluidgevoelige objecten vastgelegd.

5.1.5.2 Analyse

Het plan omvat nieuwe geluidgevoelige objecten.

Verkeerslawaai

Het plangebied ligt binnen de onderzoekszone van de Hogeweg, Lagekerk en Toon Kortoomsweg. Om de gevelbelasting van de nieuwe woningen inzichtelijk te maken heeft Tritium een akoestisch onderzoek uitgevoerd: rapport ''Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai Posthoek aan de Hogeweg te Deurne" (9 juli 2020, 1911/063/MD-01). Het onderzoeksrapport is als bijlage 5 bijgevoegd.

Tritium concludeert dat:

  • voor de 30 km/uur wegen Martinetstraat en Posthoek geldt dat de geluidbelasting op de gevels van de nieuwe appartementen de richtwaarde met maximaal respectievelijk 4 en 5 dB overschrijdt. Echter, deze wegen zijn niet zoneplichtig, waardoor er geen hogere waarde kan worden aangevraagd c.q. verleend voor deze wegen.
  • voor de weg Toon Kortoomsweg geldt dat de geluidbelasting ten gevolge van het wegverkeer op deze weg de voorkeursgrenswaarde van 48 dB op geen enkele gevel van de nieuwe appartementen overschrijdt.
  • voor de Hogeweg / Lagekerk geldt dat de geluidbelasting op de gevels van de nieuwe appartementen de voorkeursgrenswaarde van 48 dB overschrijdt. De maximale ontheffingswaarde van 63 dB voor nieuwbouw in stedelijk gebied wordt nergens overschreden. Derhalve is het mogelijk om een beschikking hogere waarde aan te vragen bij de gemeente indien de toepassing van overdrachts- of bronmaatregelen gericht op het terugbrengen van de geluidbelasting onvoldoende doeltreffend is dan wel overwegende bezwaren ontmoet. Tevens dient te worden voldaan aan een van de in het geluidbeleid genoemde subcriteria.
  • het aanleggen van een geluidwal of geluidscherm (overdrachtsmaatregelen) gericht op het terugbrengen van de geluidbelasting ten gevolge van het wegverkeer tot de voorkeursgrenswaarde ontmoet in de onderhavige situatie overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, landschappelijke en financiele aard.Het vergroten van de afstand tussen geluidbron en ontvanger is tevens niet doeltreffend in onderhavige situatie. Voor het toepassen van stiller wegdek (bronmaatregel) geldt dat de voorkeurgrenswaarde nog altijd wordt overschreden. Deze geluidreducerende maatregel is derhalve niet erg doeltreffend. Het toepassen van een stiller wegdek ontmoet bovendien overwegende bezwaren van financiele aard.

Aangezien in onderhavige situatie sprake is van een procedure hogere waarde, is voor de

appartementen een aanvullend onderzoek ter bepaling van de geluidwering van de gevels noodzakelijk. Dit wordt in het kader van de aanvraag tot omgevingsvergunning uitgevoerd.

Industrielawaai
Het plangebied ligt niet binnen een geluidszone van een gezoneerd industrieterrein, maar wel in de omgeving van andere geluidsbronnen. In paragraaf 5.1.2 Bedrijven en milieuzonering is het akoestisch onderzoek industrielawaai beschreven.

5.1.5.3 Conclusie

Het aspect geluid vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.6 Luchtkwaliteit
5.1.6.1 Inleiding

Om personen tegen de gevolgen van luchtverontreiniging te beschermen zijn in de Wet milieubeheer normen opgenomen voor bepaalde stoffen. Bij de beoordeling van het aspect luchtkwaliteit moet enerzijds aangetoond worden dat een ruimtelijke ontwikkeling niet leidt tot een (significante) overschrijding van de luchtkwaliteitsnormen en anderzijds dat ter plaatse van het plangebied sprake is van een goed woon- en leefklimaat.

5.1.6.2 Analyse

Effecten plan op luchtkwaliteit
In de "Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)" zijn categorieën van gevallen genoemd die niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie van fijnstof in de buitenlucht. Zo is een project met maximaal 1.500 woningen (netto) bij minimaal 1 ontsluitingsweg één van de genoemde gevallen. Onderhavig plan omvat 26 appartementen en betreft daarmee een project dat niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van fijnstof in de buitenlucht. Er is geen nader onderzoek nodig.

Goed woon- en leefklimaat

In de Wet milieubeheer zijn voor een groot aantal stoffen grenswaarden opgenomen, maar uit onderzoek blijkt dat langs wegen alleen overschrijdingen van de grenswaarden voor fijnstof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) kunnen optreden. Voor de overige stoffen waarvoor grenswaarden zijn opgenomen in de Wm treden naar verwachting nergens langs het Nederlandse wegennet overschrijdingen van deze grenswaarden op. Voor de beoordeling van de luchtkwaliteit zijn daarom alleen de volgende criteria van toepassing:

  • 40 µg/m3 jaargemiddelde concentratie NO2;
  • 40 µg/m3 jaargemiddelde concentratie PM10;
  • 25 µg/m3 jaargemiddelde concentratie PM2,5;
  • 35 overschrijdingsdagen per jaar van de gemiddelde concentratie PM10.

Het plan ligt niet in de nabijheid van zware industrie, (een concentratie van meerdere) intensieve veehouderijen of drukke vaarwegen. Voor de beoordeling van de luchtkwaliteit wordt alleen gekeken naar luchtverontreiniging van verkeer op wegen in de omgeving.

In het kader van het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit) is door diverse bronbeheerders zoals gemeenten, provincies en Rijkswaterstaat de Monitoringstool ingevoerd. Uit de resultaten van de Monitoringstool blijkt dat op deze locatie in de jaren 2017, 2020 en 2030 aan bovengenoemde grenswaarden (jaargemiddelde en overschrijdingsdagen) voor PM10 (19,7 µg/m3; 7,4 dagen) en NO2 (23 µg/m3) wordt voldaan. Uit de monitoringstool volgt dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van het plangebied.

5.1.6.3 Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.7 Volksgezondheid
5.1.7.1 Inleiding

Het aspect volksgezondheid heeft de laatste jaren meer aandacht gekregen bij het opstellen van bestemmingsplannen. Aangetoond moet worden dat een ruimtelijke ontwikkeling geen negatief effect heeft op de volksgezondheid.

Een beoordeling van de effecten op de volksgezondheid doet zich met name voor de ontwikkeling van of in de buurt van veehouderijen, boom- en fruitteelt en hoogspanningsverbindingen. In deze paragraaf wordt het plan aan deze aspecten getoetst.

5.1.7.2 Veehouderijen

Bij het beoordelen van de effecten van veehouderijen op de volksgezondheid wordt onderscheid gemaakt in endotoxinen en geitenhouderijen.

Endotoxinen
Endotoxinen zijn bouwstenen van bepaalde bacteriën die een toxisch effect op de mens kunnen hebben en tot gezondheidsklachten kunnen leiden. Endotoxinen komen vaak voor in fijnstof van intensieve veehouderijen. De Gezondheidsraad hanteert een advieswaarde van 30 endotoxine-eenheden per kubieke meter (EU/m³) voor de maximale blootstelling aan endotoxinen in de buitenlucht over een langere periode.
Omdat thans nog een toetsingskader wordt voorbereid, wordt voor de beoordeling de "Handleiding Veehouderij en Volksgezondheid 2.0" gehanteerd. Daarin zijn afstandsgrafieken opgenomen voor de relevante diersoorten vleeskuikens, legkippen en vleesvarkens gerelateerd aan de fijnstofemissie. In algemene zin kan worden gesteld dat het effect van endotoxinen tot maximaal 600 meter van veehouderijen plaatsvindt.

Analyse
Het plan omvat nieuwe, milieugevoelige objecten. In een straal van 600 meter rondom het plangebied zijn geen (intensieve) veehouderijen actief. Er hoeft geen nadere beoordeling van het aspect endotoxinen plaats te vinden. Er is sprake van een goed woon- en leefklimaat ten aanzien van endotoxinen.

Geitenhouderijen
Uit onderzoek is gebleken dat omwonenden in een straal van 2 km rondom geitenhouderijen een verhoogde kans hebben op longontsteking. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van geitenhouderijen moet beoordeeld worden of er een effect is op de volksgezondheid.

Analyse
Het plan omvat nieuwe, milieugevoelige objecten. In een straal van 2 km rondom het plangebied zijn echter geen geitenhouderijen met meer dan 100 geiten actief. Er hoeft geen nadere beoordeling van het aspect geitenhouderijen plaats te vinden. Er is sprake van een goed woon- en leefklimaat ten aanzien van geitenhouderijen.

5.1.7.3 Boom- en fruitteelt

Bij boom- en fruitteelt worden vaak gewasbeschermingsmiddelen gebruikt. Deze middelen kunnen een gevaar opleveren voor de volksgezondheid. Als gevolg van de wind kunnen gewasbeschermingsmiddelen verwaaien. Dit wordt drift genoemd. Om te voorkomen dat derden als gevolg van drift in aanraking komen met gewasbeschermingsmiddelen wordt een spuitzone van 50 meter gehanteerd.

Analyse
Het plan leidt tot het toevoegen van woningen of andere functies waar personen gedurende langere tijd verblijven. Binnen 50 meter rondom het plangebied zijn geen kwekerijen aanwezig of kunnen kwekerijen worden ontwikkeld. Geconcludeerd wordt dat er geen rekening gehouden hoeft te worden met spuitzones als gevolg van boom- en fruitteelt.

5.1.7.4 Hoogspanningsverbindingen

De magnetische velden in de buurt van hoogspanningsverbindingen kunnen invloed hebben op de gezondheid. Het beleid van de Rijksoverheid is erop gericht om zoveel als redelijkerwijs mogelijk is, te vermijden dat er nieuwe situaties ontstaan waarbij kinderen langdurig verblijven in het gebied rondom bovengrondse hoogspanningsverbindingen waarbinnen het jaargemiddelde magneetveld hoger is dan 0,4 microtesla.

Analyse
Het plan leidt tot het toevoegen van woningen of andere functies waar kinderen gedurende langere tijd verblijven. Desalniettemin wordt opgemerkt dat er sprake is van een zeer grote afstand tot hoogspanningsverbindingen, namelijk ruim 6.900 meter, en dat het schadelijke magneetveld zich tot maximaal enkele honderden meters van de hoogspanningsverbinding uitstrekt. Er is geen nader onderzoek nodig.

5.1.7.5 Conclusie

Het aspect volksgezondheid vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.8 Milieueffectrapportage
5.1.8.1 Inleiding

Het instrument milieueffectrapportage (m.e.r.) is ontwikkeld om het milieubelang volwaardig in de besluitvorming te betrekken. In de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage zijn de activiteiten genoemd waarvoor een m.e.r.-plicht of een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt, of waarvoor een vormvrije m.e.r.-beoordeling nodig is.

5.1.8.2 Analyse

Op 7 juli 2017 is een wijziging van het Besluit m.e.r. in werking getreden. Eén van de belangrijkste gevolgen van deze wetswijziging is dat de effecten voor alle in het Besluit m.e.r. genoemde activiteiten van de D-lijst door middel van een vormvrije m.e.r.-beoordeling in beeld moeten worden gebracht. Het maakt daarvoor niet uit of een activiteit onder of boven de D-drempel waarde zit.

Omdat de activiteit voorkomt in kolom 1 van de D-lijst dient dus wel een vormvrije m.e.r.- beoordeling te worden verricht. Hiertoe dient een MER-aanmeldnotitie te worden opgesteld op basis waarvan beoordeeld wordt of het noodzakelijk is een milieueffectrapportage op te stellen.

Deze MER-aanmeldnotitie is opgenomen als bijlage 12 bij de toelichting.

Hieruit kan geconcludeerd worden dat er geen milieueffectrapportage opgesteld hoeft te worden.

5.1.8.3 Conclusie

Het plan is niet m.e.r.(-beoordelings)plichtig. Het plan heeft geen belangrijke nadelige milieugevolgen.

5.2 Waarden

5.2.1 Archeologie
5.2.1.1 Inleiding

Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 Bro moet bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden worden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische monumenten.

5.2.1.2 Analyse

Het plangebied ligt in een zone met een hoge archeologische verwachtingswaarde. Om de archeologische waarde in het plangebied inzichtelijk te maken heeft Econsultancy een archeologische onderzoek uitgevoerd: rapport 'Archeologisch bureauonderzoek Posthoek 2-4 te Deurne" (25 februari 2020, 11412.002). Het onderzoeksrapport is als bijlage 6 bijgevoegd.

Econsultancy concludeert het volgende:

Gezien het ontbreken van een gradiëntsituatie en aanwijzingen voor de aanwezigheid van open water in het onderzoeksgebied wordt de kans op het voorkomen van archeologische resten uit het Laat-Paleolithicum en Mesolithicum laag beschouwd. Bij uitgevoerde onderzoeken in het onderzoeksgebied krijgen de perioden Neolithicum tot en met Romeinse tijd een lage verwachting voor het aantreffen van resten van bewoning. Er wordt vanuit gegaan dat er ten oosten van de historische kern van Deurne geschiktere gronden aanwezig zijn. Aangezien de gronden in het plangebied geschikt zijn voor agrarisch gebruik en er binnen het onderzoeksgebied archeologische resten zijn aangetroffen uit de perioden Neolithicum tot en met IJzertijd, valt niet uit te sluiten dat resten uit de perioden Neolithicum tot en met Romeinse tijd binnen het plangebied aanwezig zijn. Deze perioden krijgen daarom een middelhoge verwachting.

Gezien de ligging van het plangebied in de historische kern van Deurne, die terug gaat tot de Vroege-Middeleeuwen, en vlakbij twee historische wegen heeft het plangebied een hoge verwachting voor de perioden Vroege-Middeleeuwen tot en met Nieuwe tijd. Historisch kaartmateriaal geeft aan dat vanaf de tweede helft van de 19e eeuw in het plangebied bebouwing staat.

Advies 

Gezien de in dit onderzoek opgestelde archeologische verwachting is binnen het plangebied vervolgonderzoek noodzakelijk om deze te toetsen. Het vervolgonderzoek kan het beste worden uitgevoerd in de vorm van een Inventariserend veldonderzoek, karterend en waarderend proefsleuvenonderzoek. Booronderzoeken zijn in historische kernen minder geschikt gezien de grote kans op het voorkomen van puinlagen die aan historische bebouwing toegeschreven kunnen worden. Bij een proefsleuvenonderzoek dienen verspreid over het plangebied sleuven gegraven te worden met als doel om eventuele archeologische waarden te karteren en waarderen. Voor dit onderzoek dient een door de bevoegde overheid goedgekeurd Programma van Eisen te zijn opgesteld waarin is vastgelegd waaraan het onderzoek moet voldoen.

Omdat het plangebied op dit moment vrijwel geheel bebouwd is kan een proefsleuvenonderzoek nu niet worden uitgevoerd. Om de archeologische waarden te beschermen is daarom een dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie 3' opgenomen waarmee is verzekerd dat bij de sloop en de bouw een archeologisch vervolgonderzoek wordt uitgevoerd.

Ondanks een zorgvuldig onderzoek of een zorgvuldige afweging kan nooit volledig worden uitgesloten dat er tijdens werkzaamheden archeologische sporen of resten worden aangetroffen. Conform artikel 5.10 van de Erfgoedwet dient hiervan melding te worden gemaakt bij de Minister.

5.2.1.3 Conclusie

Door het opnemen van de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie 3' worden de archeologische waarden beschermd en vormt het aspect archeologie geen planologische belemmering voor het bestemmingsplan. Bij bodemverstorende activiteiten is een aanvullend programma van eisen voor archeologisch proefsleuvenonderzoek vereist. Op basis hiervan zullen nadere afspraken worden gemaakt met de senior archeoloog.

5.2.2 Cultuurhistorie
5.2.2.1 Inleiding

Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 Bro moet bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden worden met de aanwezige cultuurhistorische waarden.

Volgens de Nota van Toelichting (Bro art. 3.1.6, vijfde lid aanhef en onder a) dienen cultuurhistorische waarden uitdrukkelijk te worden meegewogen bij het vaststellen van bestemmingsplannen. Dat betekent dat:

  • er een analyse moet worden gemaakt van de cultuurhistorische waarden in een bestemmingsplangebied;
  • én daar conclusies aan moeten worden verbonden die in een bestemmingsplan verankerd worden.
5.2.2.2 Analyse

De cultuurhistorische waarden van een locatie vallen uiteen in meerdere deelaspecten die betrekking hebben op de ontwikkelingsgeschiedenis van:

  • bouwkunst;
  • historisch landschap;
  • geomorfologie.

Het centrum van Deurne kent een lange geschiedenis. Vanaf de Late Middeleeuwen, toen zich een bebouwingsconcentratie van ambachtslieden, kleine boeren en herbergiers rond de Sint-Willibrorduskerk vormde, sprake men over het dorp. Dit betrof dan in de eerste plaats de omgeving van de Markt met de huidige Kerkstraat, Molenstraat, Martinetstraat, Visser en Helmondseweg.

Het bouwwerk aan de Posthoek is direct gelegen aan het (Middeleeuwse of oudere) historische lint naar de dorpskern van Deurne. Aan deze weg bevindt zich historische bebouwing. Het was het één van de eerste verharde wegen in Deurne.

Naam   Martinetstraat  
Dorp   Deurne  
Wijk   Centrum  
Historische namen   Korte Steenweg en Schoolstraat  
Aanleg   Middeleeuwen (of eerder)  
Opheffing    

(bron: Deurnewiki)

Op basis van de provinciale cultuurhistorische waardenkaart bevinden zich binnen het plangebied geen monumenten.

Concept-Erfgoedkaart Deurne

Momenteel is een 'Erfgoedkaart Deurne' in voorbereiding. De kaart vormt de basis voor de visie op het cultuurhistorisch erfgoed in Deurne. Hiervoor is door MAB (Monumenten Advies Bureau) een quickscan, nadien onderbouwd met een aanvullende notitie, uitgevoerd naar de bouwkunst in Deurne. Uit deze eerste inventarisatie inclusief aanvullende notitie komt naar voren dat het pand Posthoek 2 nipt 'hoog' wordt gewaardeerd in monumentale waarde op gemeentelijk niveau. De motivatie luidt als volgt:

Aan de hand van selectiecriteria heeft MAB in samenwerking met twee andere partijen de 'Erfgoedkaart Deurne' opgesteld. Het voormalige TNT-kantoor betreft een bouwwerk behorende bij de categorie 'Naoorlogse bouwkunst' uit de Wederopbouwperiode. Hierin is de Posthoek 2 als volgt gewaardeerd:

Het pand heeft een zeer hoge architectuurhistorisch waarde (bouwstijl 'Functionalisme'), omdat het een markant pand uit de Wederopbouwperiode vertegenwoordigd, nog redelijk tot gaaf is in opzet, structuur en materialisering. Het pand heeft een kenmerkende wijziging betekend met de eerdere architectuur en structuuropzet in het centrum van Deurne. Het laat zien dat de overheid op een andere wijze ging werken binnen de Postverwerking; rationeel, functioneel en ook vanuit een ruimtelijk oogpunt gezien. Het bouwwerk heeft zeldzaamheidswaarde omdat het aantal beperkt is en daarmee bijzonder is voor Deurne en zelfs een regionaal belang vertegenwoordigd. (Onduidelijk is nog wat de provinciale betekenis (spreiding) is.)

De uitkomst van de eerste inventarisatie van MAB geeft aanleiding tot een nader bouwhistorisch onderzoek om zo een goede belangenafweging te kunnen maken.

Bouwhistorische verkenning

Naar aanleiding van bovenstaande waardering is door BOEi een bouwhistorische verkenning met waardestelling uitgevoerd (zie bijlage 7). Uit deze verkenning komt naar voren dat er geen hoge monumentwaarde aan het gebouw wordt toegekend.

Het postkantoor heeft beperkte architectuurhistorische waarde. Het is ontworpen in een voor de jaren zestig kenmerkende bouwstijl met een lage uitgestrekte bouwmassa, horizontale lijnen en de toepassing van (grind)beton. Het verplaatsen van de entree (1976) en het dichtzetten van de meest beeldbepalende hoek (1986) heeft afbreuk gedaan aan het lijnenspel en daarmee aan de kernwaarde van de architectuur.

Het postkantoor heeft daarnaast beperkte bouwhistorische waarde, omdat er weliswaar sprake is van historische gelaagdheid (uitbreidingen) maar ingrepen uit deze periode hebben eerder afbreuk gedaan aan de architectuur dan waarde toegevoegd.

Natuurlijk heeft het object ook positieve monumentwaarden, maar door de aanbouw en verbouw die heeft plaatsgevonden in en aan het object is het geen samenhangend geheel waaraan een hoge monumentwaarde toegekend moet worden.

Monumentencommissie

Ondanks dat het object geen monumentale status heeft is het voor advies voorgelegd aan de monumentencommissie. De monumentencommissie is op basis van een aanvullende advies van MAB tot de conclusie gekomen dat sprake is van cultuurhistorische waardevol object. Zeker met betrekking tot het oorspronkelijke gedeelte van het pand.

De commissie meent dat de constructieve opbouw van het pand zich uitermate goed leent voor een herbestemming en adviseert het naoorlogse postkantoor duurzaam te behouden.

De commissie adviseert de architectuurhistorische karakteristieken te respecteren en in te passen in de nieuwe ontwikkeling met extra aandacht voor het oorspronkelijke deel.

Ze adviseert een haalbaarheidsonderzoek voor het postkantoor uit te voeren, waarbij de karakteristieken met nieuwe moderne toevoegingen worden samengevoegd.

5.2.2.3 Belangenafweging

Bij de bepaling voor herontwikkeling van een locatie is van belang dat alle belangen integraal worden afgewogen. Daartoe dient een belangenafweging te worden gemaakt met een integrale benadering. Naast cultuurhistorie wordt ook het stedenbouwkundig en functioneel belang meegewogen.

Stedenbouwkundig

In de in paragraaf 4.3.2 beschreven Visie Centrumring Deurne, vastgesteld door de raad op 13 maart 2018, zijn voor diverse locaties aan de centrumring de kwaliteiten en mogelijkheden benoemd. De locatie Posthoek (voormalige TNT locatie) is één van de belangrijke schakels aan de centrumring. Ter hoogte van de Hogeweg is het wensbeeld met een nieuw woongebouw een verbinding te maken tussen het centrum en het nieuwe park aan de zuidzijde van de Hogeweg (zie onderstaande afbeelding).

afbeelding "i_NL.IMRO.0762.BP202005-C001_0016.jpg"

UITSNEDEN VISIEKAART HOGEWEG 9 VISIE CENTRUMRING DEURNE

Met voorliggende planontwikkeling met een nieuw appartementencomplex wordt invulling gegeven aan de visie.

Bij behoud van (een deel) van het voormalige TNT gebouw kunnen deze wensen uit de visie niet uitgevoerd worden.

  • Er is te weinig ruimte tussen het gebouw en de achtertuinen om een verbinding te maken;
  • Het bestaande gebouw staat in de (zicht)lijn tussen de Martinetstraat en de parkeergarage;
  • Het is bouwtechnisch niet mogelijk binnen het bestaande gebouw de gewenste woningbouw voor senioren te realiseren.

Functioneel/bouwtechnisch

Vanuit zowel ruimtelijk als functioneel opzicht is het wenselijk op deze locatie een woonbestemming te realiseren (zie paragraaf 3.1 Bebouwing en functies en de beleidsparagrafen 4.3.2 en 4.3.3). Als afronding van de Martinetstraat is de functie wonen gewenst als aanvulling op de woonfunctie in het centrum (opgenomen in woningbouwprogramma). Vanuit de integrale centrumvisie is het gezien de ligging van de locatie aan de rand van het centrum en buiten het kernwinkelgebied, niet gewenst detailhandel of dienstverlening op deze locatie te vestigen.

Zoals beschreven in paragraaf 3.1 is met behoud van het gehele bestaande gebouw de realisatie van de gewenste seniorenwoningen op deze locatie niet mogelijk. In de bestaande structuur van het gebouw kan niet aan de gewenste kwalitatieve behoefte (bijvoorbeeld duurzaamheids- en comforteisen in verband met levensloopbestendigheid van tegenwoordige woningen) en kwantitatieve behoefte (hoeveelheid gewenste woningen) uit de Woonvisie worden voldaan. Met behoud van het oorspronkelijke gedeelte van het bestaande gebouw zou er onvoldoende ruimte overblijven om een aanvullend woongebouw op een ruimtelijk gewenste manier (waarbij voldaan wordt aan alle bijkomende voorwaarden) te realiseren.

5.2.2.4 Conclusie

Vanuit bouwhistorie is (gedeeltelijk) behoud van het bestaande gebouw gewenst. Vanuit de vastgestelde beleidslijnen (zowel ruimtelijk, verwoord in de Visie centrumring Deurne, als functioneel, verwoord in de Woonvisie gemeente Deurne 2019-2040 en de Integrale Centrumvisie Deurne) is (gedeeltelijk) behoud van het gebouw niet wenselijk. Gelet hierop wordt met de realisatie van een nieuw woningbouwcomplex het algemeen gemeentelijk belang beter gediend dan met (gedeeltelijk) behoud van het bestaande gebouw.

5.2.3 Natuurwaarden
5.2.3.1 Inleiding

Ten behoeve van de bescherming van natuurwaarden geldt de Wet natuurbescherming. De daarin opgenomen bescherming omvat de onderdelen:

  • gebiedsbescherming;
  • soortenbescherming;
  • bescherming van houtopstanden.
5.2.3.2 Analyse

Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt niet binnen een beschermd gebied, zoals opgenomen in Natura 2000 en het Natuurnetwerk Brabant. Ook bij ontwikkelingen buiten natuurgebieden moet het effect worden beoordeeld, de zogenaamde 'externe werking'. Het gaat dan met name om stikstofdepositie.

Stikstof

Conform de Wet natuurbescherming mag de stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden namelijk niet toenemen. Er geldt dan ook een grenswaarde van 0,00 mol/hectare/jaar.
Om de effecten van onderhavig plan op de omliggende Natura 2000-gebieden te bepalen is een stikstofdepositie-onderzoek uitgevoerd. Het onderzoeksrapport (23 april 2021, 03) is als bijlage 8 bijgevoegd. Uit het onderzoek volgt dat het plan niet leidt tot een permanente toename van de stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden. Er is dan ook geen ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming nodig.

Overige effecten

Voor de overige effecten (trillingen, geluid, optische verstoring etc.) geldt dat de afstand tot de omliggende Natura2000-gebieden te groot is en dat de mate van deze verstoringsfactoren niet zullen leiden tot een toename.

Soortenbescherming

Quickscan flora en fauna
De beoordeling van het plan ten aanzien van de soortenbescherming is uitgevoerd door Econsultancy uit Swalmen: rapport 'Rapportage quickscan flora en fauna Posthoek 2-4 te Deurne' (2 augustus 2019, nr. 9946.001). Het onderzoeksrapport is als bijlage 9 bijgevoegd. In het onderzoeksrapport doet Econsultancy de volgende aanbevelingen om te voldoen aan de Wet natuurbescherming:

  • Op basis van onderhavige quickscan flora en fauna dient voor uitvoering van de plannen middels aanvullend veldonderzoek duidelijkheid te worden verkregen omtrent de functie van de onderzoekslocatie voor vleermuizen. Dit kan middels een nader onderzoek waarbij de aanwezigheid van verblijfplaatsen van deze soortgroep kan worden vastgesteld dan wel uitgesloten;
  • Voor overige beschermde soorten zijn overtredingen ten aanzien van de Wet natuurbescherming gezien de aard van de voorgenomen ingreep of wegens het ontbreken van geschikt habitat, het ontbreken van sporen en/of vanwege een vrijstelling bij ruimtelijke ontwikkeling niet aan de orde. Wel dient rekening te worden gehouden met de algemene zorgplicht.

Het nader vleermuizenonderzoek is uitgevoerd door Econsultancy uit Swalmen: rapport ''Aanvullend ecologisch onderzoek Posthoek 2-4 te Deurne'' (31 juli 2020, nr. 9946.002). Het onderzoeksrapport is als bijlage 10 bijgevoegd. In het onderzoeksrapport doet Econsultancy de volgende aanbevelingen om te voldoen aan de Wet natuurbescherming:

  • Er zijn geen verblijfplaatsen van vleermuizen in de te slopen bebouwing geconstateerd. Eventuele verblijfplaatsen van vleermuizen in de omliggende bebouwing zullen, gezien de onderlinge afstand en de schaal van de werkzaamheden, geen hinder ondervinden van de geplande sloop en nieuwbouw op de onderzoekslocatie. Door de voorgenomen werkzaamheden worden geen essentiële foerageer-gebieden of vliegroutes van vleermuizen aangetast.
  • Econsultancy verwacht dat juridisch gezien er geen overtreding van de verbodsartikelen uit de Wet natuurbescherming aan de orde is en dat een ontheffing niet noodzakelijk is. Door de voorgenomen werkzaamheden zullen er geen vaste rust- en verblijfplaatsen of essentiële foerageergebieden en vliegroutes van vleermuizen worden verstoord.

Tot slot wordt opgemerkt dat de zorgplicht als genoemd in artikel 1.11 van de Wet natuurbescherming te allen tijde van toepassing is.

Bescherming van houtopstanden
Het plan omvat niet het kappen van bomen buiten de bebouwde kom of in een houtopstand van meer dan 10 are, of het kappen van een bomenrij van meer dan 20 bomen. Er is derhalve geen herplantplicht conform artikel 4.3 van de Wet natuurbescherming.

5.2.3.3 Conclusie

Het aspect natuurwaarden vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.3 Waterparagraaf

5.3.1 Inleiding

Het plangebied ligt binnen het beheergebied van Waterschap Aa en Maas. De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van de watertoets is dat de waterbelangen evenwichtig worden meegewogen bij de totstandkoming van een plan. Deze waterparagraaf is een onderdeel van de watertoets. De waterparagraaf beschrijft zowel de huidige als toekomstige waterhuishoudkundige situatie (oppervlaktewater, grondwater, hemelwater en afvalwater).

5.3.2 Beleid

In deze paragraaf is het relevante vigerende beleid opgenomen.

5.3.2.1 Nationaal niveau
  • Het Nationaal Waterplan
    Dit plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2016-2021 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, voldoende en schoon water en diverse vormen van gebruik van water. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie.
5.3.2.2 Provinciaal niveau
  • Het Provinciaal Waterplan Noord-Brabant 2016-2021
    Dit plan bevat het strategische waterbeleid van de provincie Noord-Brabant voor de periode 2016-2021. Naast beleidskader is het Provinciaal Waterplan ook toetsingskader voor de taakuitoefening van lagere overheden op het gebied van water. Bovendien dient het plan als structuurvisie voor het aspect water op grond van de Wet ruimtelijke ordening.
5.3.2.3 Waterschap Aa en Maas

Onderhavig plangebied ligt binnen het beheergebied van het Waterschap Aa en Maas. Het waterschapsbeleid is onder meer beschreven in:

  • Het Waterbeheerplan 2016-2021
    Dit plan maakt inzichtelijk wat het waterschap de komende jaren gaat doen. Het doel is om het watersysteem en de afvalwaterketen op orde te houden. Het beheer van water door het waterschap bepaalt mede of mensen en dieren in Noordoost-Brabant leven in een veilige, schone en prettige omgeving.

  • Brabant Keur
    Voor de beheergebieden van de waterschappen Aa en Maas, Brabantse Delta en De Dommel geldt dezelfde keur: Brabant Keur. De keur bevat regels ter bescherming van de waterwerken die nodig zijn voor een goed waterbeheer (kwantiteit) en voor de bescherming van het gebied tegen hoog water.
    Bij veel projecten is sprake van een toename van het verharde oppervlak. Hieromtrent is in de Algemene regels bij de keur het volgende opgenomen:
    • 1. Bij een toename van het verharde oppervlak van minder dan 500 m² stelt het waterschap geen nadere eisen aan de verwerking van het hemelwater. Hiervoor geldt het gemeentelijke beleid.
    • 2. Bij een toename van het verharde oppervlak van meer dan 500 m² maar minder dan 10.000 m² moeten compenserende maatregelen ten aanzien van de verwerking van het hemelwater worden getroffen conform de rekenregel:
      benodigde compensatie (in m³) =
      toename verhard oppervlak (in m²) x gevoeligheidsfactor x 0,06 (in m)  
    • 3. Bij een toename van het verhard oppervlak van meer dan 10.000 m² is een watervergunning nodig.
  • De beleidsnota ‘Uitgangspunten watertoets waterschap Aa en Maas’
    De beleidsnota bevat acht uitgangspunten, die alle zijn gehanteerd bij het opstellen van voorliggend plan:
    • 1. Wateroverlastvrij bestemmen
    • 2. Hydrologisch neutraal ontwikkelen
    • 3. Voorkomen van vervuiling
    • 4. Gescheiden houden van schoon en vuil water
    • 5. Doorlopen van de afwegingsstappen: "hergebruik - infiltratie - buffering - afvoer"
    • 6. Meervoudig ruimtegebruik
    • 7. Water als kans
    • 8. Waterschapsbelangen
5.3.3 Watersysteem
5.3.3.1 Bodem

Er heeft geen specifiek onderzoek plaatsgevonden naar de infiltratiecapaciteit van de bodem. Doordat de bodem gesaneerd wordt en er een leeflaag op komt is de waterdoorlatendheid van de bodem slecht.

5.3.3.2 Oppervlaktewater

Binnen het plangebied en in de directe omgeving is geen oppervlaktewater aanwezig.

5.3.3.3 Grondwater

De gemeten hoogste grondwaterstand (GHG) binnen het plangebied lag tijdens het bodemonderzoek op 4,15 m-mv.

5.3.3.4 Waterschapsbelangen

Het plangebied ligt niet in of nabij een gebied waarin waterschapsbelangen een rol spelen, zoals waterkering, waterberging of waterwinning.

5.3.4 Analyse

De beoordeling van het plan ten aanzien van de watertoets is uitgevoerd door Econsultancy uit Boxmeer: rapport ''Watertoets Posthoek 2-4 te Deurne'' (12 december 2019; 11412.001). Het onderzoek is als bijlage 11 toegevoegd.

Econsultancy heeft het volgende geconcludeerd:

  • Op basis van de toekomstig verhard oppervlak en de bergingseis bedraagt de waterbergingsopgave voor de planlocatie in totaal circa 107 m³ (1.755 m2 x 0,06 m);
  • In de toekomstige situatie zal het schone hemelwater (zogenaamde hemelwaterafvoer; HWA) niet direct op het vuilwater (zogenaamde droogweerafvoer; DWA) worden aangesloten maar separaat binnen de planlocatie worden verwerkt. Dit betekent dat bij de verdere planuitwerking water expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing wordt genomen en dat hemelwater op een duurzame wijze wordt verwerkt. De ontwikkeling zal daarmee hydrologisch neutraal zijn.

Op basis van de randvoorwaarden en uitgangspunten is de ontwikkeling in zowel ruimte als tijd hydrologisch neutraal uit te voeren. Er worden dan ook vanuit het oogpunt van de waterhuishouding geen belemmering verwacht ten aanzien van de bestemmingswijziging en de uitvoering van het plan.

5.3.5 Afvalwater

Uitgangspunt is dat het vuile afvalwater en het schone hemelwater worden gescheiden.

Het vuile afvalwater zal op de bestaande riolering in de Posthoek geloosd worden.

5.3.6 Waterkwaliteit

Er zijn geen bijzondere maatregelen genomen om vervuiling van het oppervlaktewater te voorkomen. Overeenkomstig de eis van het waterschap worden geen uitlogende materialen toegepast.

5.3.7 Advies waterschap

In het kader van het vooroverleg is het bestemmingsplan verzonden naar het Waterschap. Door deze ontwikkeling zal het verhard oppervlak afnemen en er worden met dit plan geen andere waterbelangen geraakt. Het Waterschap adviseert dan ook positief over dit plan.  

Op basis van het gemeentelijk beleid, dat geheel in lijn is met het beleid van het Waterschap, moet het regenwater op eigen terrein worden verwerkt. In de watertoets is onderbouwd dat in het plangebied voldoende ruimte is om de gevraagde waterberging te realiseren (bijvoorbeeld met infiltratiekratten of een lavabed). Waterschap adviseert te bekijken of door middel van het toepassen van groene/bruine daken een gedeelte van de waterbergingsopgave hier kan worden ingevuld. Dit is nader toegelicht in paragraaf 3.4.2.

5.3.8 Conclusie

De watertoets vormt geen planologische belemmering voor het plan.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

De economische uitvoerbaarheid van een ruimtelijke ontwikkeling betreft twee aspecten. Ten eerste moet het realiteitsgehalte van de plannen worden aangetoond: is er behoefte aan de voorgenomen ontwikkeling. Ten tweede moet de financiële uitvoerbaarheid worden onderbouwd: zijn alle kosten die de gemeente moet maken ten behoeve van het initiatief gedekt.

6.1 Kostenverhaal

Artikel 6.12 lid 1 Wro verplicht de gemeente een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop bepaalde bouwactiviteiten zijn voorgenomen, tenzij het kostenverhaal 'anderszins verzekerd' is (artikel 6.12 lid 2a Wro).

In artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zijn de bouwactiviteiten genoemd waarvoor het vaststellen van een exploitatieplan verplicht is. De in voorliggend opgenomen ontwikkelingen behoren tot deze in het Bro genoemde bouwactiviteiten. Op basis van artikel 6.12 lid 2a Wro is het vaststellen van een exploitatieplan echter niet verplicht, omdat de gemeente en grondeigenaar een (anterieure) overeenkomst hebben gesloten, waarin afspraken zijn gemaakt over het kostenverhaal. Het kostenverhaal is derhalve 'anderszins verzekerd'. Het opstellen van een exploitatieplan is niet vereist.

6.2 Gemeentelijke grondexploitatie

De gemeente heeft geen gronden in het plangebied in eigendom. Alle kosten en risico's van de planontwikkeling, -voorbereiding en -uitvoering zijn voor rekening van de initiatiefnemer. De gemeentelijke grondexploitatie wordt dus niet belast door voorliggend ruimtelijk plan. De financiële uitvoerbaarheid van het plan is hiermee aangetoond.

6.3 Conclusie

Het plan is economisch uitvoerbaar. De behoefte is aangetoond en de financiële uitvoerbaarheid van het plan is gewaarborgd.

Hoofdstuk 7 Juridische aspecten

7.1 Algemeen

In dit hoofdstuk wordt toegelicht op welke wijze het plan juridisch is vertaald. Deze juridische vertaling is bindend.

Het bestemmingsplan bestaat uit:

  • de toelichting;
  • de planregels;
  • de verbeelding.

De toelichting heeft geen juridisch bindende werking. De toelichting heeft wel een belangrijke functie voor de onderbouwing van het plan en ook bij de verklaring van de bestemmingen en planregels, en in het bijzonder ten aanzien van de regels inzake nadere eisen en afwijkingen.

De planregels vormen de juridische regels voor gebruik van de gronden, de toegelaten bebouwing en het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken.

De verbeelding geeft de geografische ligging van de bestemmingen en aanduidingen weer. De verbeelding vormt samen met de planregels het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.

Het bestemmingsplan voldoet aan de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012.

7.2 Planregels

De indeling van de planregels is als volgt.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Hoofdstuk 4 Overgangsregels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Begrippen (artikel 1)
In dit artikel zijn de begrippen die in de planregels worden gehanteerd gedefinieerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan moet worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.

Wijze van meten (artikel 2)
In dit artikel is aangegeven hoe de hoogte en andere maten, die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Verkeer - verblijfsgebied (artikel 3)

De tot ‘Verkeer' bestemde gronden zijn onder andere bedoeld voor voorzieningen voor

verkeer en verblijf, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, water

en waterhuishoudkundige voorzieningen en tot slot nutsvoorzieningen. Herinrichting van

de wegen is, als daar aanleiding toe is, mogelijk binnen deze bestemming.

Op deze gronden zijn alleen gebouwen voor voorzieningen van algemeen nut toegestaan.

In de regels zijn nadere bebouwingsregels gegeven.

Wonen (artikel 4)

De bestemming 'Wonen' is opgenomen. Binnen deze bestemming is de maatvoeringsaanduiding voor het 'maximum aantal wooneenheden' opgenomen. Binnen deze vlakken zijn tevens hoogteaanduidingen opgenomen. De bouw van nieuwe woningen is uitsluitend toegestaan binnen deze vlakken.

Waarde - Archeologie 3 (artikel 5)

Ter plaatse van deze dubbelbestemming is het gemeentelijk archeologisch beleid van toepassing met bijbehorende ondergrenzen voor de noodzakelijkheid van archeologisch onderzoek. Voor de als 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden geldt een onderzoeksplicht bij een verstoringsdiepte van meer dan 50 cm en een verstoringsoppervlakte van meer dan 250 m².

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Anti-dubbeltelregel (artikel 6)
In dit artikel is bepaald dat gronden, die al eens als berekeningsgrondslag voor bouwen hebben gediend, niet nogmaals als zodanig kunnen dienen.

Algemene bouwregels (artikel 7)
Dit artikel bevat regels ten aanzien van afwijkende bestaande bebouwing en ondergeschikte bouwdelen. Dit artikel bevat tevens de verplichting tot het voorzien in voldoende parkeergelegenheid, waarbij een verwijzing is opgenomen naar het relevante beleidsdocument.

Algemene gebruiksregels (artikel 8)
In dit artikel is nader omschreven welke vormen van gebruik in ieder geval als strijdig met het bestemmingsplan worden aangemerkt, waaronder het gebruik van bouwwerken en terreinen zonder voldoende parkeergelegenheid.

Algemene afwijkingsregels (artikel 9)
In dit artikel is een aantal algemene afwijkingsmogelijkheden opgenomen. Deze afwijkingen betreffen onder meer het overschrijden van de maximaal toegestane maten, afmetingen en percentages.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Overgangsrecht (artikel 10)
Voor volgens de regels afwijkende bestaande bebouwing is voor de omvang, het onderhoud en de herbouw een overgangsregel opgenomen. Dit artikel bevat tevens een overgangsregel ten aanzien van het voortzetten van bestaand gebruik dat in strijd met het bestemmingsplan is.

Slotregel (artikel 11)
Hier wordt vermeld onder welke naam de regels van dit bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.

Hoofdstuk 8 Procedure

Het bestemmingsplan doorloopt de gebruikelijke procedure. De voorziene procedurestappen zijn:

  • 1. Omgevingsdialoog
  • 2. Overleg ex artikel 3.1.1 Bro
  • 3. Terinzagelegging ontwerpbestemmingsplan
  • 4. Vaststelling door gemeenteraad

8.1 Omgevingsdialoog

Bij het opstellen van dit bestemmingsplan is ook de omgeving betrokken. In het kader van het bestemmingsplan 'Posthoek 2-4, Deurne' hebben gesprekken plaatsgevonden met de omgeving. Tevens heeft op 23 september 2019 een bijeenkomst voor de direct omwonenden plaatsgevonden. Uit deze bijeenkomst is naar voren gekomen dat de direct omwonenden tevreden zijn met de vooropgestelde plannen.

8.2 Overleg ex artikel 3.1.1 Bro

In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro wordt het concept-ontwerpbestemmingsplan toegezonden aan de betrokken instanties.

Het Waterschap adviseert ook positief over dit plan omdat er geen waterschapsbelangen worden geraakt en het verhard oppervlak zal afnemen. Ook is in het plan voldoende onderbouwd dat er voldoende ruimte is om de benodigde waterberging te realiseren.

De Provincie geeft aan dat met de ontvangen informatie over de in het voorontwerp betrokken ruimtelijke aspecten geen aanleiding is tot het maken van opmerkingen. Het wettelijk vooroverleg dan ook als afgerond beschouwen.

8.3 Terinzagelegging ontwerpbestemmingsplan

Vanaf 21 mei 2021 tot en met 1 juli 2021 heeft het ontwerpbestemmingsplan, met de bijbehorende stukken, ter inzage gelegen. Tijdens de termijn van terinzagelegging kon iedereen een zienswijze indienen over het ontwerpbestemmingsplan.

Er is één zienswijze ontvangen. De vijf onderdelen van de zienswijze hebben niet geleid tot aanpassingen van het bestemmingsplan. Er is één ambtshalve wijziging doorgevoerd: 'de norm uit de Keur in paragraaf 5.3.2.3. van de toelichting is gewijzigd van 2000 m2 naar 500 m2 '. De Nota van zienswijzen en wijzigingen is opgenomen als bijlage 13.

8.4 Vaststelling

Het ontwerpbestemmingsplan is ongewijzigd vastgesteld op 28 september 2021.