direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Kerk Sandberglaan Middelburg
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0687.BPBGMKSL-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

Het voornemen is om aan de noordrand van Middelburg een nieuwe kerk voor de wijkgemeente De Ontmoeting te realiseren. De huidige kerk aan de Oosterscheldestraat in Middelburg voldoet niet meer aan de eisen: de kerk is te klein voor het aantal bezoekers en het huidige gebouw is technisch verouderd. Op de huidige locatie is uitbreiding van de kerk niet mogelijk. Ook zijn er in de huidige situatie onvoldoende parkeerplaatsen aanwezig waardoor bezoekers gaan parkeren in de omliggende woonstraten. Om nevenactiviteiten uit te kunnen voeren worden elders in de stad ruimtes gehuurd.

De ontwikkeling van de kerk is niet mogelijk op basis van het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied', vastgesteld op 28 september 2009. Om de kerk mogelijk te maken, is herziening van het bestemmingsplan nodig. Gekozen is voor een nieuw bestemmingsplan met eigen regels en een verbeelding (en dus geen partiële herziening van het bestemmingsplan Buitengebied). Voorliggend document bevat dit nieuwe bestemmingsplan. In dit bestemmingsplan wordt ook een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor de bouw van twee woningen.

Op de herziening van het bestemmingsplan en de benodigde omgevingsvergunning voor bouwen is door de gemeenteraad op 8 oktober 2018 de gemeentelijke coördinatieregeling (artikel 3.30 Wet ruimtelijke ordening) van toepassing verklaard.

1.2 Het plangebied

Het plangebied ligt aan de noordrand van Middelburg. Dit betreft een kavel op de hoek tussen de Walcherseweg ten zuidwesten van het plangebied, de Laan der Verenigde Naties ten zuiden van het plangebied en aan de oostzijde van het plangebied de Sandberglaan. Het plangebied ligt hiermee aan een tweetal entrees van de stad, namelijk de Walcherseweg richting Grijpskerke en de Sandberglaan richting Sint Laurens. In de omgeving zijn agrarische gronden, woningen en diverse bedrijven aanwezig. Ten zuiden van het plangebied ligt de woonwijk Griffioen. In de huidige situatie bestaat het plangebied uit agrarische gronden en bosperceel. Op het zuidelijk deel van het kavel is recent een mondzorgcentrum gerealiseerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPBGMKSL-VG01_0001.jpg"

Figuur 1.1 Plangebied in rood (bron: luchtfoto Kadaster, 2018)

1.3 Geldend bestemmingsplan

Het plangebied maakt deel uit van het bestemmingsplan 'Buitengebied'. Voor het grootste deel geldt de bestemming 'Agrarisch - Landschapswaarden'. De gronden binnen deze bestemming zijn in hoofdzaak bestemd voor grondgebonden agrarische bedrijven en het behoud, het herstel en de ontwikkeling van met het grondgebonden agrarische gebruik samenhangende landschapswaarden. Ondergeschikte extensieve dagrecreatie met bijbehorende recreatieve fiets-, wandel- en ruiterpaden en daarbij behorende voorzieningen zijn ook toegestaan alsmede voorzieningen zoals groen, water en parkeervoorzieningen. Er is geen bouwvlak aanwezig zodat er alleen terreinafscheidingen mogen worden gebouwd.

Daarnaast geldt ter plaatse van het aanwezige bosperceel de bestemming 'Recreatie-Dagrecreatie' met de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - 5'. Ter plaatse mogen de gronden uitsluitend gebruikt worden voor de paardensport. Ten aanzien van het bouwen geldt dat op de gronden gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegestaan. Per bestemmingsvlak is ten hoogte één bedrijfswoning met aan-, uit- en bijgebouwen toegestaan. Voor de verschillende gebouwen en bouwwerken gelden diverse goot- en bouwhoogtes met verschillende maximaal toegestane oppervlaktes/inhoud.

Over het gehele plangebied ligt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 3'. Dit betekent dat de gronden binnen deze dubbelbestemming mede bestemd zijn voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden. Bij grondverstoringen groter dan 500 m² en dieper dan 40 centimeter dient archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPBGMKSL-VG01_0002.jpg"

Figuur 1.2 Bestemmingsplan 'Buitengebied' met plangebied in rood (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)

1.4 Leeswijzer

De toelichting op het bestemmingsplan heeft de volgende opzet:

  • in hoofdstuk 2 wordt de huidige en de toekomstige situatie van het plangebied beschreven;
  • in hoofdstuk 3 wordt de voorgenomen ontwikkeling getoetst aan het relevante rijks-, provinciaal- en gemeentelijk beleid;
  • vervolgens wordt in hoofdstuk 4 de verschillende omgevingsaspecten getoetst, die van invloed zijn op de beoogde ontwikkeling.
  • in hoofdstuk 5 wordt beschreven hoe de voorgenomen ontwikkeling in dit bestemmingsplan is geregeld;
  • tot slot wordt in hoofdstuk 6 ingegaan op de uitvoerbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt eerst de huidige situatie beschreven (in paragraaf 2.2). Vervolgens wordt ingegaan op de beoogde ontwikkeling (in paragraaf 2.3).

2.2 Huidige situatie

2.2.1 Plangebied

In de huidige situatie bestaat het plangebied uit agrarische gronden. Ook is er een bosperceel aanwezig en bevinden zich in het plangebied enkele watergangen. Aan de oost- en zuidkant wordt het plangebied begrensd door een watergang met bomenrij. De oppervlakte van het plangebied bedraagt circa 3 ha.

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPBGMKSL-VG01_0003.jpg"

Figuur 2.1 Plangebied gezien vanaf de Sandberglaan

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPBGMKSL-VG01_0004.jpg"

Figuur 2.2 Plangebied gezien vanaf de Walcherseweg

2.2.2 Omgeving

De omgeving van het plangebied bestaat in het westen uit lintbebouwing aan de Walcherseweg. Op de hoek van de Laan der Verenigde Naties en de Walcherseweg een mondzorgpraktijk gevestigd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPBGMKSL-VG01_0005.jpg"

Figuur 2.3 Walcherseweg met toegang tot het plangebied rechts

Ten zuiden van het plangebied, aan de Laan der Verenigde Naties, bevinden zich meerdere bedrijven waaronder een tankstation (met opslag en verkoop LPG), Smit interieurbouw en advies, Minnaar wielersport en Leys Middelburg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPBGMKSL-VG01_0006.jpg"

Figuur 2.4 Laan der Verenigde Naties

Ten noorden en westen van het plangebied liggen gronden die vooral in gebruik zijn voor agrarische doeleinden.

2.3 Toekomstige situatie

2.3.1 Algemeen

De beoogde ontwikkeling betreft de realisatie van een kerk met bijbehorend parkeerterrein. Ten zuidoosten van de kerk, tussen de kerk en de woningen aan de Walcherseweg kunnen twee woningen worden gerealiseerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPBGMKSL-VG01_0007.jpg"

Figuur 2.5 Beoogde inrichting plangebied met landschappelijke inpassing

2.3.2 Kerk

In de kerk is ruimte voor 900 zitplaatsen. Er zijn ook enkele kleine (ontmoetings)zalen aanwezig en een crèche. Tijdens kerkdiensten wordt de crèche gebruikt voor opvang van de aanwezige kinderen. Er is daarmee geen sprake van een zelfstandige kinderopvang. De kerk houdt iedere zondagochtend twee diensten. Daarnaast zijn er diensten op feestdagen en diensten voor een huwelijk of uitvaart. Voor het overige worden de (ontmoetings)zalen doordeweeks gebruikt voor nevenactiviteiten. Deze nevenactiviteiten bestaan hoofdzakelijk uit activiteiten die voor de jeugd worden georganiseerd. Er zijn diverse jongeren- en jeugdclubs, kinderdiensten en catechisatiebijeenkomsten voor kinderen tussen de 7 en 16 jaar op doordeweekse avonden.

De kerk bestaat uit twee verdiepingen met een zolder en heeft een goothoogte van circa 4,5 en een bouwhoogte van circa 15 meter. De kerk is geïnspireerd op een Zeeuwse boerderij met woning zoals deze meer op Walcheren voorkomen. De architectuur wordt modern met gebruik van verschillende materialen waaronder glas. Op de kop van het gebouw zal een accent worden gerealiseerd met een hoogte van circa 20,5 meter.

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPBGMKSL-VG01_0008.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPBGMKSL-VG01_0009.jpg"

Figuur 2.6 Impressie toekomstige kerk (Architectenbureau Born BV BNA)

De kerk krijgt een omvang van circa 60 meter diep en 35 meter breed. Een belangrijke voorwaarde voor de kerk is namelijk dat er in de kerkzaal sprake is van goede zichtlijnen en dat de afstand van de achterste zitplaats tot aan de preekstoel beperkt blijft tot maximaal 25 meter. Bovendien dient er een juiste verhouding te zijn tussen de breedte en de lengte van de kerkzaal. Dit in verband met de voorwaarde om een juiste akoestiek te kunnen bereiken. In een kerkgebouw is akoestiek van groot belang en essentieel voor het functioneren.

2.3.3 Woningen

Aan de zuidoostzijde van de kerk kunnen twee woningen worden gerealiseerd. Hiermee wordt een zo groot mogelijke buffer gecreëerd tussen de woningen aan de Walcherseweg en de toekomstige woningen. Tussen de woningen en de lintbebouwing aan de Walcherseweg zal een zone van circa 20 meter met groen worden ingevuld. Voor de ontwikkeling van deze woningen zijn in dit bestemmingsplan enkele randvoorwaarden opgenomen. Deze twee woningen zullen, evenals het fietsverkeer van en naar de kerk, worden ontsloten op de Walcherseweg.

2.3.4 Ontsluiting

De kerk wordt ontsloten via de Sandberglaan en via de Laan der Verenigde Naties. Hiervoor worden twee nieuwe in- en uitritten aangelegd. Via de Sandberglaan kunnen snel plaatsen zoals Sint Laurens en Serooskerke worden bereikt en via de Laan der Verenigde Naties en de Walcherseweg plaatsen zoals Grijpskerke. Richting het zuiden is binnen enkele minuten het centrum van Middelburg te bereiken. Tussen de woningen aan de Walcherseweg 176 en 180 is een fietspad voorzien. De twee nieuwe woningen zullen hier in de toekomst ook op ontsluiten. Fietsers kunnen het terrein ook verlaten via de in- en uitrit aan de Sandberglaan.

Meer informatie over de toekomstige ontsluiting is opgenomen in paragraaf 4.8.

2.3.5 Terreininrichting en landschappelijke inpassing

Ten zuidoosten van de kerk wordt een parkeerterrein aangelegd met 259 parkeerplaatsen. Voor de kerk zelf is rekening gehouden met een overloopterrein voor nog 13 auto's, waardoor het totaal aantal beschikbare parkeerplaatsen 272 bedraagt. Dit parkeerterrein wordt groen ingericht en omrand. Zo wordt de entree van het parkeerterrein begeleidt door hagen langs de weg, komen op de koppen van de parkeerstroken ook hagen en op sommige locaties bomen en worden de parkeerstroken zelf gescheiden tevens door groenstroken en bomen. Ter geleding van het parkeerterrein komt een rij met hazelnoten.

Het erf rond de kerk zelf wordt deels ingekaderd door bomen. Aan de lange zijde komt een rij zwarte elzen. Hierdoor ontstaat er een groene afscherming richting omliggende percelen, maar is de kerk nog duidelijk zichtbaar vanaf de hoek van de Sandberglaan en de Laan der Verenigde Naties. Ten zuiden van de kerk komt ruimte voor de stalling van 300 fietsen. Deze ruimte krijgt het karakter van een notenboomgaard en wordt omringd door hagen. Meer informatie over de landschappelijke inpassing is opgenomen in bijlage 1.

Omdat de ondergrond van het plangebied zich niet leent voor infiltratie (klei houdend) zal de benodigde watercompensatie worden uitgevoerd als extra berging die uiteindelijk weer afwatert op het watersysteem. Ook worden de watergangen rondom het terrein waar nodig verbreed of doorgetrokken. Meer informatie over de waterberging is opgenomen in paragraaf 4.4.

Om de beoogde ontwikkeling en inrichting mogelijk te maken, worden op twee plekken langs de Sandberglaan en Laan der Verenigde Naties en ter plaatse van het nieuwe parkeerterrein en watergang houtopstanden (vooral bomen) gerooid. Als gronden buiten bebouwde kom liggen, geldt op grond van hoofdstuk 4 van de Wet natuurbescherming een meld- en herplantplicht. Bij besluit van de gemeenteraad van 18 oktober 2016 ligt de grens van de bebouwde kom als bedoeld in artikel 4.1. onder a. van de Wet natuurbescherming ten zuiden, westen en oosten van het plangebied, op de Laan der Verenigde Naties, de Walcherseweg en de Sandberglaan. Een meld- en herplantplicht is daarmee noodzakelijk voor de te rooien bomen. Omdat het hoofdzakelijk een bosperceel betreft en de bomen minder dan 10 meter uit elkaar staan, dient het oppervlak aan te rooien perceel te worden gecompenseerd en niet zozeer het exact aantal bomen. Het oppervlak te rooien houtopstanden is circa 2.850 m2, waardoor er een compensatieplicht ontstaat van 44 bomen (indien 10 meter uit elkaar geplant, geldt per boom een compensatie va 65 m2 te rooien houtopstanden). Ten behoeve van deze compensatie is het mogelijk 84 bomen op 10 meter afstand van elkaar terug te planten. Op eigen terrein kan daarmee ruim voorzien worden in deze compensatieplicht. Meer informatie is opgenomen in bijlage 1.

Op 3 oktober 2019 heeft het WARK positief geadviseerd ten aanzien van de inrichting van de buitenruimte en de oprichting van de kerk. Dit advies is opgenomen in bijlage 2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPBGMKSL-VG01_0010.jpg"

Figuur 2.7 Oppervlakte te rooien bosperceel

Hoofdstuk 3 Beleidskaders

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte formuleert het Rijk drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

  • het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

De drie rijksdoelen zijn uitgewerkt in 13 nationale belangen, waarmee het Rijk aangeeft waarvoor het verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken.

Toetsing

Voor het plangebied geldt dat bij de ontwikkeling van het voorgenomen plan geen nationale belangen uit de SVIR in het geding zijn.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Het Rijk heeft met het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), de nationale ruimtelijke belangen juridisch vastgelegd. Het gaat om regels voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de bufferzones, nationale landschappen, de kust, grote rivieren en militaire terreinen.

Toetsing

Voor het plangebied geldt dat bij de ontwikkeling van het voorgenomen plan geen nationale belangen uit het Barro in het geding zijn.

3.1.3 Besluit ruimtelijke ordening (Bro)

In artikel 3.1.6, lid 2 Bro is voorgeschreven dat indien een bestemmingsplan 'een nieuwe stedelijke ontwikkeling' mogelijk maakt, in de toelichting van het bestemmingsplan een verantwoording daarvan moet plaatsvinden volgens de systematiek van de ladder voor duurzame verstedelijking. Voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen binnen bestaand stedelijk gebied moet de behoefte worden beschreven. Voor ontwikkelingen buiten bestaand stedelijk gebied moet worden gemotiveerd waarom niet in de behoefte kan worden voorzien binnen bestaand stedelijk gebied.

Toetsing

De kerk betreft een verplaatsing van een bestaande stedelijke functie, inclusief uitbreiding. Dit is een stedelijke ontwikkeling die nader moet worden gemotiveerd. Woningbouwontwikkelingen tot 12 woningen zijn vrijgesteld van toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking.

Relevante regio

De Ontmoetingskerk in Middelburg heeft een regionale verzorgingsfunctie met circa 1.750 leden. Inwoners van heel Walcheren en het westelijk deel van Noord-Beveland maken gebruik maken van de Ontmoetingskerk in Middelburg. Ongeveer 70% van de leden woont ten westen van het Kanaal door Walcheren. Voor de inwoners van Zuid-Beveland en het oostelijk deel van Noord-Beveland is de Levensbronkerk in Goes meer voor de hand liggend.

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPBGMKSL-VG01_0011.jpg"

Figuur 3.1 Relevante regio Ontmoetingskerk Middelburg

Behoefte

Bij de huidige kerk op de Oosterscheldestraat is sprake van ruimtegebrek en te weinig parkeerruimte. De kerk heeft nu vrijwel geen eigen parkeerplaatsen en een te kleine kerkzaal met 750 zitplaatsen. Regelmatig moeten de bijgebouwen worden ingezet en dan nog is er te weinig ruimte. De kerk ligt bovendien midden in een woonwijk, wat gelet op de regionale verzorgingsfunctie met bijbehorende autobewegingen niet wenselijk is.

Recent is het rapport 'Provinciale bevolkings- en huishoudenprognose Zeeland 2019' verschenen. Uit deze prognose blijkt dat de bevolking van Zeeland de komende jaren nog geleidelijk gaat stijgen van 380.000 tot bijna 400.000 bewoners in 2040. Daarbij neemt het aandeel in de leeftijdsgroep 15-60 jaar af en het aandeel 80+ en tot 15 jaar toe. De hoogste bevolkingsgroei is te vinden in Goes, Middelburg, Reimerswaal en Tholen. Voor Goes wordt uitgegaan van een groei met circa 4.500 inwoners, voor Middelburg van circa 4.000 inwoners. Er is dus geen sprake van een afnemende bevolking in dit deel van Zeeland. Conform interne prognoses verwacht de kerk een groei tot circa 2.100 leden in 2024. De kerk heeft behoefte aan 900 zitplaatsen gezien het groeiend aantal leden, een vanuit de regio beter bereikbare plek met 272 parkeerplaatsen en een stalling voor 300 fietsen. Minimaal zijn er 270 parkeerplaatsen benodigd.

Bestaand stedelijk gebied

De huidige kerk verbouwen wordt niet als duurzame oplossing gezien, omdat de huidige locatie veel te klein is en op deze locatie er geen ruimte beschikbaar is om uit te breiden. Verder zijn er op de huidige locatie slechts zeer beperkt ruimte voor parkeergelegenheid. Binnen de gemeente Middelburg is geen passend kerkgebouw voorhanden waardoor de voorkeur voor nieuwbouw op een andere locatie uitgaat. Omdat 70% van de leden ten westen van het Kanaal door Walcheren woont en het grootste deel van de leden uit Middelburg komt, is gezocht naar een centrale plek in het verzorgingsgebied. Hierbij is het ook vanuit missionaire en diaconale overwegingen van belang dat de locatie van de nieuwe kerk aansluit bij de leefomgeving van de huidige leden, die vooral wonen aan de westkant van het Kanaal door Walcheren. Het zoekgebied voor een nieuwe kerk is daarom een goed bereikbare plek aan de noord of westrand van Middelburg.

Ter bepaling van de nieuwe locatie is een locatiestudie uitgevoerd, waarbij onderstaande locaties zijn bekeken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPBGMKSL-VG01_0012.jpg"

Figuur 3.2 Locatiestudie (locatie 0 betreft de huidige locatie)

De volgende locaties zouden qua ligging en maat een mogelijk optie zijn voor de vestiging van de kerk:

  • 1. het Zwin (1);
  • 2. de Grevelingenstraat (2);
  • 3. hoek Laan der Verenigde Naties-Sandberglaan (3);
  • 4. ter plaatse van het Sprenckpark (4);
  • 5. locatie Breeweg (5).

Het Zwin (1)

Het Zwin is een locatie met een maatschappelijke bestemming, alwaar een brandweerkazerne, een kerk van het Leger des Heils en een moskee is gevestigd. Tussen beide religieuze instellingen ligt een langgerekt kavel dat nog aan maximaal drie instellingen een plaats kan bieden. De bouwmogelijkheden zijn vastgelegd in het bestemmingsplan en zijn nog valide. De maximale diepte van bebouwing is 30 meter indien gericht op Het Zwin (zoals de andere religieuze instellingen). Het kavel is circa 160 meter breed.

In het verleden zijn er diverse inrichtingstekeningen gemaakt om te onderzoeken of de kerk op deze locatie kan worden gevestigd. Zoals zichtbaar in figuur 3.3 en 3.4 voldoet het bouwvlak niet aan de beoogde footprint van de kerk. Een belangrijke voorwaarde voor de kerk is dat er in de kerkzaal sprake is van goede zichtlijnen en dat de afstand van de achterste zitplaats tot aan de preekstoel beperkt blijft tot maximaal 25 meter. Bovendien dient er een juiste verhouding te zijn tussen de breedte en de lengte van de kerkzaal. Dit in verband met de voorwaarde om een juiste akoestiek te kunnen bereiken. In een kerkgebouw is akoestiek van groot belang en essentieel voor het functioneren. Vanuit deze uitgangspunten wordt de kerk circa 60 meter diep en 35 meter breed. Dit maakt het onmogelijk de kerk op deze locatie te positioneren. Daarnaast is de huidige parkeercapaciteit aan Het Zwin onvoldoende. Indien de belijning wordt aangepast dan is er ruimte voor 118 parkeerplaatsen op de huidige parkeerplaats. Hier dienen ook de andere instellingen gebruik van te maken. De 152 extra parkeerplaatsen die alleen al nodig zijn voor de kerk kunnen niet op het eigen terrein gerealiseerd worden. Op dat moment zou de groenboulevard ten zuiden van Het Zwin moet worden ingezet. Dit vergt ook een planologische procedure, compensatie van groen en verlegging van de watergang. Daarnaast is het aannemelijk dat nog meer kerkgangers per auto komen aangezien deze locatie nog meer excentrisch ligt ten opzichte van de woonplaats van het overgrote deel van de kerkgangers. Zoals aangegeven woont ongeveer 70% van de leden ten westen van het Kanaal door Walcheren. De verschillende religieuze instellingen maken tot slot deels op dezelfde moment gebruik van de parkeervoorzieningen waardoor het delen van parkeervoorzieningen slechts zeer beperkt mogelijk is. Uiteraard roept de kerkgemeenschap op zoveel mogelijk met de fiets te komen. Om voldoende fietsen te kunnen stallen wordt in de toekomstige situatie dan ook voorzien in een fietsenstalling van 300 fietsparkeerplaatsen. Functioneel is het ook niet passend als er drie, vier of vijf religieuze instellingen naast elkaar zouden staan. Ook zou de ontsluiting aan de Stromenweg worden gedeeld met de brandweer wat in geval van calamiteiten niet ideaal is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPBGMKSL-VG01_0013.jpg"

Figuur 3.3 Studie inpassing kerk, indien gericht op Het Zwin

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPBGMKSL-VG01_0014.jpg"

Figuur 3.4. Studie inpassing kerk, indien gedraaid

De Grevelingenstraat (2)

De Grevelingenstraat is een locatie die momenteel geheel vrij wordt gemaakt voor toekomstige woningbouw. Gezien de bovenwijkse functie van de Ontmoetingskerk, zou deze ruimtelijk zoveel mogelijk aan zijde Stromenweg gesitueerd moeten worden. Hierdoor zou een buffer worden gecreëerd tussen Stromenweg en de toekomstige woningbouw aan de Grevelingenstraat. Aan overzijde van de Grevelingenstraat is die buffer juist weggehaald vanwege het uitzicht van de appartementen aldaar. De ontsluiting van de Ontmoetingskerk zou daarnaast te dicht op de ontsluiting van de Stromenweg komen te liggen. Dit is verkeerskundig niet wenselijk, omdat daarmee de wijkontsluitingsweg rond diensten belast wordt nabij dit kruispunt met stoplichten.

Sprenckpark (4)

Voor de locatie van het Sprenckpark (4) (inmiddels Sprenckweide genoemd) is reeds een definitief inrichtingsplan gemaakt, dat met de wijk tot stand is gekomen. Deze locatie krijgt een groene invulling.

Breeweg (5)

De locatie Breeweg (5) is in erfpacht uitgegeven aan het COA voor een periode van vijf jaar met verlengingsmogelijkheid van nog eens vijf jaar. De komende jaren is deze locatie dan ook ruimtelijk ingevuld. Daarnaast ligt de locatie aan de Breeweg dicht op kleinschalige woonbebouwing en langzaamverkeersroutes en te dicht op de Ter Hooge kerk aan de Willem Teellinckstraat.

Op verzoek van de Provincie Zeeland zijn twee locaties toegevoegd, te weten: Ramsburg (6) en Mortiere (7).

Ramsburg (6)

Ramsburg is een bedrijventerrein dat een herstructureringsproces doormaakt. Er is een nieuwe ontsluitingsweg aangelegd en delen worden opnieuw ingevuld deels met kleinschalige kantoren. Het idee is wel om hier functies te laten landen die gerelateerd zijn aan werkgelegenheid. Een kerk van deze omvang zou een groot beslag hebben op de ruimte, vooral het parkeerterrein, en alleen passend zijn op de kopkavel. Hier is echter een publiekstrekker voor het bedrijventerrein gewenst. Op het gebied ligt ook een molenbiotoop waardoor de toegestane bouwhoogte beperkt is. Deze locatie valt daarnaast slechts voor een klein gedeelte samen met de woon- en leefomgeving van de leden van de kerk.

Mortiere (7)

Het bedrijventerrein 'het Ensemble' is een klein op zichzelf staand bedrijvenpark. Doel is een ruimtelijke eenheid, waarbij de bebouwing strak in het gelid staat. De bebouwing is 8 meter hoog en aan de hoofdweg 12 meter. Het eerste gerealiseerde gebouw is een uitvaartcentrum. Als de Ontmoetingskerk hieraan wordt toegevoegd, wordt de helft van het bedrijvenpark ingevuld. Dit past niet binnen het gewenste ensemble. Deze locatie valt daarnaast nagenoeg geheel buiten de woon- en leefomgeving van de leden van de kerk.

In het bestaand stedelijk gebied zijn geen geschikte locaties beschikbaar waardoor het ruimtelijk verantwoord is om de kerk te realiseren op een locatie aan de rand van het bestaand stedelijk gebied. Dit betreft de locatie op de hoek van de Laan der Verenigde Naties - Sandberglaan (3). Een bovenwijkse voorziening als de kerk zou hier de locatie kunnen markeren op de scheiding tussen buitengebied en de stad. De locatie is een goed bereikbare plek. De gronden zijn onderdeel van het buitengebied, maar liggen duidelijk binnen de invloedsfeer van de stad.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Omgevingsplan Zeeland 2018

In het Omgevingsplan geeft de provincie de ruimtelijke visie op Zeeland weer en geeft aan waar de komende jaren door de provincie op wordt ingezet: ruimte voor economische ontwikkeling, een gezonde en veilige woonomgeving en goede kwaliteit van bodem, water, natuur en landschap.

Voorzieningen

Leefbaarheid is volgens de provincie een belangrijke voorwaarde voor een goed woon-, werk- en vestigingsklimaat. De bevolkingssamenstelling van Zeeland verandert door vergrijzing, ontgroening en krimp. Met het aanhouden van deze demografische ontwikkelingen komt op enig moment een ondergrens in zicht voor cruciale voorzieningen zoals scholen, (zorg)voorzieningen en culturele evenementen.

Een betaalbaar, bereikbaar en divers voorzieningenniveau en toekomstbestendig voorzieningenstelsel voor alle bewoners, toeristen en bedrijven is essentieel. Het bieden van een goede kwaliteit van voorzieningen is daarbij belangrijker dan de fysieke nabijheid. Voor veel voorzieningen geldt dat bereikbaarheid organiseren samenhangt met het aantal mensen dat hiervan gebruik maakt en de verzorgingsfunctie van de voorziening. Bovenlokale voorzieningen vragen om goede bereikbaarheid. Om de bestaande netwerken daarbij optimaal te benutten, wil de provincie stimuleren dat deze voorzieningen zich bij voorkeur vestigen aan doorgaande wegen en het kernnet openbaar vervoer.

Toetsing

In paragraaf 3.1.3 is reeds de locatiekeuze voor de nieuwe kerk toegelicht. Het is niet wenselijk om op de huidige locatie te blijven, vanwege te weinig ruimte voor de kerkgangers en parkeren. Daarnaast woont het overgrote deel van de kerkgangers ten noorden van het Kanaal door Walcheren. Om het huidige verzorgingsgebied te behouden, is de locatiestudie daarom gericht op locaties ten noorden van het kanaal. Uit de locatiestudie blijkt dat de alternatieve locaties niet geschikt zijn voor de ontwikkeling van een nieuwe kerk. De redenen hiervoor zijn uiteenlopend: zo zijn de locaties van het Sprenckpark en de Breeweg reeds ingevuld met een nieuwe functie. Het Zwin en de Ramsburg kunnen niet voldoen aan de grote parkeervraag die de ontwikkeling van de kerk met zich mee brengt. Daarnaast richt de Ramsburg zich vooral op nieuwe functies die gerelateerd zijn aan werkgelegenheid. De locatie aan de Grevelingenstraat is niet wenselijk, omdat er aan de Stromenweg nieuwe woningen mogelijk worden gemaakt. Om overlast te voorkomen is een buffer wenselijk tussen de kerk en de woningen. Juist deze buffer is weggehaald ten behoeve van het uitzicht van de nieuwe appartementen. Ook zou de ontsluiting van de kerk dicht op de ontsluiting van Stromenweg komen te liggen, wat vanuit verkeerskundig oogpunt niet wenselijk is. Tenslotte valt de locatie in de Mortiere op het bedrijventerrein 'het Ensemble' af, omdat hier wordt gestreefd naar kleinschalige invullingen met een strakke, uniforme ruimtelijke eenheid. De kerk is qua omvang te groot voor het gewenste beeld, daarnaast wijkt de kerk qua uitstraling sterk af van de beoogde ruimtelijke eenheid die daar gecreëerd wordt.

De beoogde kerk past niet op de bovenstaande locaties. De provincie heeft de begrenzing van het bestaand stedelijk gebied laten vervallen. De gemeente Middelburg ziet deze locatie op de hoek van de Sandberglaan en de Laan der Verenigde Naties als afrondingslocatie tussen Middelburg en het landelijk gebied. Omdat de kerk een regionale verzorgingsfunctie heeft, is het gewenst dat deze goed bereikbaar is. Door de ligging aan de Sandberglaan en de Laan der Verenigde Naties is dit geborgd. Via de Sandberglaan kunnen snel plaatsen zoals Sint Laurens en Serooskerke bereikt worden en via de Laan der Verenigde Naties en de Walcherseweg plaatsen zoals Grijpskerke.

Voor nieuwe ontwikkelingen aan de rand van de stad geldt dat zij aansluiting moeten vinden bij het bestaande karakter van het landschap. In paragraaf 2.3.5 is nader ingegaan op deze landschappelijke inpassing. De landschappelijke inpassing is verder uitgewerkt in bijlage 1.

3.2.2 Provinciale Omgevingsverordening 2018

De regels zoals opgenomen in de Provinciale Omgevingsverordening 2018 hebben een directe doorwerking naar ruimtelijke plannen zoals een bestemmingsplan.

Toetsing

Het plangebied is geen onderdeel van een beschermd bestaand natuurgebied zoals Natura 2000 of het Natuurnetwerk Zeeland. Evenmin is het onderdeel van een agrarisch gebied van ecologische betekenis. Er is vanuit provinciaal oogpunt geen nieuwe natuur voorzien en er zijn ook geen behoudenswaardige landschappen, landschapselementen of cultuurhistorische elementen aanwezig.

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPBGMKSL-VG01_0015.jpg"

Figuur 3.5 Uitsnede kaart 9. Bestaande natuur (bron: provincie Zeeland)

Voor voorzieningen zijn er geen nadere regels opgenomen in de Provinciale Omgevingsverordening 2018. In artikel 2.7 zijn wel regels opgenomen voor het toestaan van een nieuwe kleinschalige woningbouwlocatie in het landelijk gebied. Omdat het plangebied wordt gezien als afrondingslocatie van de stad Middelburg is deze regel niet van toepassing.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Kwaliteitsatlas

De Kwaliteitsatlas is opgesteld als structuurvisie en beschrijft beleidsmatig het integrale toekomstbeeld van Middelburg. De Kwaliteitsatlas is een integraal beleidsdocument van de gemeente Middelburg, waarin een richting wordt uitgestippeld voor de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente tot het jaar 2030. Middelburg streeft naar goede woonmilieus, waar goede voorzieningen bij horen. Actiepunt voor de gemeente is daarom ook het realiseren en op peil houden van maatschappelijke voorzieningen.

Verder besteedt de Kwaliteitsatlas veel aandacht aan de groenstructuur in de stad en de relatie tussen stad en buitengebied. De atlas kent naast de geledingszone tussen Middelburg en Vlissingen ook geledingszones aan de zijde van Arnemuiden en Sint Laurens. De geledingszones moeten voorkomen dat de bebouwing van steden en dorpen aan elkaar groeit tot een groot stedelijk conglomeraat. Door de groene geleding kan de eigen identiteit en herkenbaarheid van de afzonderlijke kernen behouden blijven.

Toetsing

Natuur

De Ontmoetingskerk ligt in de groene vingerstructuur. Dit gebied wordt in de huidige situatie gekenmerkt door agrarische akkers. Het plangebied is niet aangewezen als 'Natuur / Waardevol groen', zoals vastgelegd in de Kwaliteitsatlas 2010 en is daarom geen onderdeel van de 'groene long'. Ten zuiden van de President Rooseveltlaan liggen eveneens functies in het groen die onderdeel vormen van deze vingerstructuur. Er bevinden zich dus meer stedelijke functies in deze groene structuur. Deze groenstructuren zijn beschermd in de vigerende bestemmingsplannen. Met de komst van de kerk wordt deze vingerstructuur evenwijdig aan de Sandberglaan verder versterkt. Waar mogelijk wordt groen behouden of toegevoegd. De voorziene groenstructuren zijn ook in dit bestemmingsplan als 'Groen' bestemd. Ook kan het parkeerterrein bij de kerk worden benut voor toeristisch nevengebruik voor bezoek aan de binnenstad.

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPBGMKSL-VG01_0016.jpg"

Figuur 3.6 Uitsnede Kwaliteitskaart met plangebied in rood

Wonen

De kwaliteitsatlas zet voor zich in voor kwalitatief goede woonmilieus. Hierbij staat groeien door kwaliteit centraal. Om dit te bereiken zet de kwaliteitsatlas in op het aanbieden van gedifferentieerde nieuwbouw op diverse plaatsen in de stad, inspelen op de vraag waarmee de toegang tot de woningvoorraad wordt beïnvloed en wordt geprobeerd om de juiste woningen op de juiste plaatsen toe te voegen. Door de beoogde woningen op te nemen middels een wijzigingsbevoegdheid, blijft de precieze invulling van deze woningen flexibel en kan hierdoor op het moment van ontwikkeling goed aansluiten op de meest recente vraag vanuit de markt.

3.3.2 Woonvisie 2016-2020

De woonvisie bevat het beleid met betrekking tot de kwalitatieve aspecten van het woningbouwbeleid. Middelburg streeft in haar wijken naar een evenwichtige bevolkingssamenstelling en -opbouw. Dit wordt in belangrijke mate beïnvloed door de samenstelling van de woningvoorraad. De volgende pijlers zijn van belang:

  • 1. Goede woningen;
  • 2. Voor iedereen;
  • 3. Op een goede locatie.

Toetsing

Doordat de twee woningen worden opgenomen middels een wijzigingsbevoegdheid, is de invulling van de woningen nog erg flexibel. Op deze manier kan bij het ontwikkelen van de woningen worden toegezien dat de woningen van goede (bouwkundige) kwaliteit zijn en aansluiten op de markt, waar op het moment van ontwikkeling behoefte aan is. De locatie van de twee woningen vormt een goede overgang tussen de reeds bestaande woningen aan de Walcherseweg en de kerk.

3.3.3 Groenbeleidsplan 2016-2026

Het groenbeleidsplan legt het beleid met betrekking tot de gemeentelijke hoofdgroenstructuur vast. De hoofdgroenstructuur bestaat uit (historische) groene lijnen, parken, sportvelden en groen van formaat in wijken die in onderlinge samenhang verbindingen vormen tussen de bolwerken en het buitengebied.

Toetsing

Zoals figuur 3.7 weergeeft, valt de locatie binnen het 'overige onbebouwd gebied'. Dit valt niet binnen de hoofdgroenstructuur (HGS) van de gemeente Middelburg en draagt niet bij aan het groen van structurele betekenis voor wijken en kernen. Wel wordt er bij ontwikkelingen gestuurd op het belang van groenvoorzieningen om zo te zorgen voor een gezondere leefomgeving. Een voorbeeld hiervan is het tegen gaan van 'Urban Heath Islands'.

In de planontwikkelingen is er sprake van een landschappelijke inpassing die moet zorgen voor een goede overgang van de stad naar het landelijk gebied. Hierbij is de groene invulling en de groenstructuur een belangrijk element.

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPBGMKSL-VG01_0017.png" Figuur 3.7 Uitsnede kaart hoofdgroenstructuur (gemeente Middelburg, 2016)

3.3.4 Gemeentelijk Verkeer- en Vervoerplan Middelburg 2030

Het verkeersbeleid is verwoord in het gemeentelijk verkeer- en vervoerplan. Het verkeers- en vervoersbeleid is er op gericht om het verkeer af te wikkelen op de daartoe bestemde wegen conform de categorisering en zal – binnen de mogelijkheden – de wegen daartoe inrichten en/of verder optimaliseren. Verder wordt voor de parkeernormen de meest recente verkeersnormen van het CROW aangehouden.

Toetsing

De toetsing voor verkeer en parkeren vindt plaats in paragraaf 4.8 Verkeer en parkeren. Uit deze toetsing blijkt dat de toekomstige verkeersgeneratie niet tot problemen zal leiden op de bestaande wegen en dat er voldoende parkeerplaatsen worden gerealiseerd om te voorzien in de behoefte van de kerk.

3.4 Conclusie

De beoogde ontwikkeling past binnen de relevante beleidskaders van zowel het Rijk, als de Provincie Zeeland en de gemeente Middelburg.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt het project getoetst aan alle relevante sectorale aspecten. Deze toetsing geldt als basis voor de planologische afweging.

4.2 Milieueffectrapportage

Toetsingskader
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:

  • de kenmerken van de projecten;
  • de plaats van de projecten;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.

Sinds 7 juli 2017 is een aanpassing van het Besluit m.e.r. in werking getreden met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling. Zo moet voor de ontwerpbestemmingsplanfase een m.e.r-beoordelingsbeslissing worden genomen, waarin wordt aangegeven of wel of geen milieueffectrapportage nodig is, gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten en mogelijke mitigerende maatregelen.


Onderzoek en conclusie
In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject m.e.r.-beoordelingsplichtig is, in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer, een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat of een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer betreft. De beoogde ontwikkeling blijft daarmee ruim onder de drempelwaarde.

Opgemerkt dient te worden dat voor activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, toch dient te worden nagegaan of er sprake kan zijn van belangrijke gevolgen voor het milieu.

Gelet op de kenmerken van het project (zoals het kleinschalige karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r.), de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten zullen geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden. Ten behoeve van de voorgenomen ontwikkeling wordt een m.e.r-beoordelingsnotitie opgesteld. Deze is bijgevoegd in bijlage 4. Op basis hiervan heeft de gemeenteraad op 8 oktober 2018 besloten dat geen milieueffectrapportage voor de voorgenomen planontwikkeling noodzakelijk is.

4.3 Bodem

Toetsingskader

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.

Ten behoeve van ruimtelijke plannen dient ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, te worden verricht. Indien uit het historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd.

Onderzoek

Ten behoeve van de voorgenomen ontwikkeling is een verkennend bodemonderzoek en een verkennend onderzoek naar asbest in de bodem uitgevoerd. De resultaten van dit onderzoek zijn bijgevoegd in bijlage 5. Uit dit onderzoek blijkt dat de bovengrond (plaatselijk) licht verontreinigd is met cadmium, koper, kwik, molybdeen, lood, zink, PAK en/of minerale olie. Veder is de bovengrond plaatselijk matig verontreinigd met lood en PAK. Ter plaatse van één van de boorpunten is de bodem tot 1 meter onder maaiveld sterk verontreinigd met koper en lood. De ondergrond is plaatselijk licht verontreinigd met kobalt en molybdeen, het grondwater is plaatselijk licht verontreinigd barium, cadmium en/of zink. Plaatselijk is het grondwater verder sterk verontreinigd met cadmium en matig verontreinigd met barium. Er zijn op het maaiveld geen asbestverdachte materialen aangetroffen. Analytisch is er ook geen asbest aangetoond in de grondmonsters. Er bestaat geen aanleiding voor het uitvoeren van een nader onderzoek naar asbest in de bodem.

Nader afperkend onderzoek naar de sterke verontreiniging met koper en lood ter plaatse van één van de boorpunten is uitgevoerd. De resultaten van dit onderzoek zijn bijgevoegd in bijlage 6. Nevendoel van dit onderzoek was ook het verifiëren van de aanwezigheid van de eerder aangetroffen matige verontreinigingen met lood en PAK en de aanwezigheid van de grondwaterverontreinigingen. Ten aanzien van de matige verontreinigingen kan gesteld wordt dat er alleen een overschrijding van de achtergrondwaarde is aangetroffen. De plaatselijke verontreiniging van het grondwater met cadmium is niet opnieuw aangetoond. De plaatselijke sterke verontreiniging van de bodem met lood ligt boven de interventiewaarde. De omvang binnen het plangebied wordt globaal geschat op 285 m3, waardoor er sprake is van een ernstig geval van bodemverontreiniging die een sanering vergt. Ten behoeve van deze sanering wordt een saneringsplan opgesteld en een BUS-melding gedaan.

Tot slot is nog een nader onderzoek naar PFAS in de bodem uitgevoerd. De resultaten van dit onderzoek zijn bijgevoegd in bijlage 7. In de ondergrond is PFAS alleen in gehalten onder de tijdelijke Achtergrondwaarden aangetroffen. Voor wat betreft PFAS worden geen belemmeringen voorzien voor eventuele afvoer van vrijkomende grond naar erkende grondverwerkingsinrichtingen.

Conclusie

Naar aanleiding van het verkennend bodemonderzoek is nader bodemonderzoek uitgevoerd. Uit dit onderzoek blijkt dat er een sterke verontreiniging met lood aanwezig is in een deel van het plangebied. Deze verontreiniging dient gesaneerd te worden. Nader onderzoek naar asbest in de bodem bleek niet noodzakelijk. Voor wat betreft PFAS zijn er ook geen belemmeringen in het kader van voorgenomen ontwikkeling.

4.4 Water

Toetsingskader

Het is wettelijk verplicht een watertoets uit te voeren. Dit is een procedure waarbij de initiatiefnemer in een vroeg stadium overleg voert met de waterbeheerder over de beoogde ruimtelijke ontwikkeling. De watertoets heeft als doel het voorkomen van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen die negatieve effecten hebben op het duurzame waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Waterschap Scheldestromen.

Onderzoek

Binnen en in de directe omgeving van het plangebied zijn geen waterkeringen aanwezig. Wel zijn in en nabij het plangebied watergangen aanwezig met bijbehorende beschermingszones zoals weergegeven in de onderstaande figuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPBGMKSL-VG01_0018.jpg"

Figuur 4.1 Watergangen in en nabij plangebied

Vanwege de beoogde ontwikkeling wordt de watergang ten noordoosten van het huidige bosperceel verlegd richting het zuidoosten en aangesloten op de watergang in het noordoosten. De watergang in het midden van het terrein wordt gedempt. Ten behoeve van de aan te leggen in- en uitritten worden duikers aangelegd. De overige watergangen worden waar nodig verbreed of verdiept om voldoende waterbergingscapaciteit te realiseren. Daarnaast zijn op het terrein, aan weerszijden van de in- en uitrit met de Sandberglaan twee locaties voorzien waar ruimte is voor extra waterberging. Omdat de grond zich niet leent voor infiltratie (kleihoudend) zal deze berging uiteindelijk weer afwateren op het watersysteem. Hemelwater op de bestrating en het dak van de kerk zal zoveel mogelijk eerst op de bergingen uitwateren. Waar de bergingen op te grote afstand liggen wordt direct aangesloten op de omliggende watergangen. Tot slot wordt het parkeerterrein deels voorzien van halfverharding en worden waar mogelijk groenstroken aangelegd. Omdat de infiltratiecapaciteit van halfverharding op kleihoudende grond beperkt is, wordt halfverharding conform het Waterschap Scheldestromen wel gezien als een vorm van verharding. Voor het parkeerterrein is om deze reden wel een maatvoering van maximaal 90% verharding opgenomen op de verbeelding van het bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPBGMKSL-VG01_0019.jpg"

Figuur 4.2 Beoogde inrichting plangebied

De ontsluiting van de kerklocatie op de Sandberglaan valt binnen het invloedsgebied van het Waterschap Scheldestromen als wegbeheerder. Het verkeerskundige ontwerp zal na verdere uitwerking ter goedkeuring aan het Waterschap worden aangeboden.

Bij het Waterschap Scheldestromen wordt gebruik gemaakt van een aanmeldformulier watertoets. Het ingevulde formulier is opgenomen in bijlage 8. Uit de watertoetstabel volgt dat de toename van verharding en het dempen van sloten gecompenseerd moet worden. De benodigde watercompensatie wordt op eigen terrein gerealiseerd. Bij het dempen van een watergang of het uitvoeren van werkzaamheden binnen de beschermingszone van een watergang is een vergunning op basis van de Keur noodzakelijk. Het waterschap heeft op 16 mei 2019 een positief wateradvies gegeven.

4.5 Bedrijvigheid en milieuzonering

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Voor de afstemming tussen milieugevoelige en milieuhinderlijke functies, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. Milieuzonering beperkt zich tot de milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk/rustig buitengebied'.

Voor het omgevingstype 'gemengd gebied' gelden kleinere afstanden. De richtafstanden gelden voor de aangegeven bedrijfsactiviteiten in het algemeen. Op basis van onderzoek naar de specifieke milieusituatie van een bedrijf kunnen kleinere aan te houden afstanden gerechtvaardigd zijn. Hiermee kan dan onderbouwd worden afgeweken van de richtafstanden indien de specifieke bedrijfsvoering van het betreffende bedrijf daar aanleiding toe geeft.

Onderzoek en conclusie

In de nabije omgeving zijn woningen, agrarische gronden, een tankstation en enkele bedrijven aanwezig zoals Smit interieurbouw en advies, Minnaar wielersport en Leys Middelburg. Bovendien zijn de Laan der Verenigde Naties en de Sandberglaan doorgaande wegen met behoorlijke verkeersintensiteiten. Hierdoor is er in voorliggend geval sprake van een 'gemengd gebied'. Zowel de kerk als het parkeerterrein betreft een milieuhinderlijke functie waarvoor (worst-case) een richtafstand geldt van 30 meter in een rustige woonwijk en 10 meter in gemengd gebied. Het maatgevende aspect is geluid. De beoogde kerk met parkeervoorziening wordt op meer dan 10 meter van de bestaande omliggende woningen gerealiseerd. Tussen het parkeerterrein en de nieuwe woningen wordt eveneens een minimale afstand van 10 meter aangehouden.

Ten behoeve van de benodigde melding Activiteitenbesluit is akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de inrichting als geheel (o.a. parkeerterrein, verkeersbewegingen en installaties in en om de kerk). Uit dit onderzoek (bijlage 9) blijkt dat op de gevels van de omliggende geluidgevoelige objecten zoals woningen voldaan wordt aan de gestelde grenswaarden voor geluid.

Mogelijk wordt ook een kerkklok gerealiseerd. Het Activiteitenbesluit laat het geluid ten behoeve van het oproepen tot het belijden van godsdienst buiten beschouwing. In de Algemene plaatselijke verordening (APV) van de gemeente Middelburg zijn geen regels opgenomen ten aanzien van klokgeluid die opgevolgd dienen te worden. Omdat voldaan wordt aan de richtafstand wordt geen geluidsoverlast verwacht ter plaatse van omliggende woningen. In de regels van dit bestemmingsplan is vastgesteld dat het luiden van een kerkklok alleen is toegestaan ten behoeve van het oproepen bij reguliere diensten en plechtigheden zoals een huwelijk of uitvaart. In de praktijk zal bij een ochtenddienst van 9:00 uur geen kerkklok worden geluid.

Naast een milieuhinderlijke functie kan een kerk ook beschouwd worden als milieugevoelige functie. Een kerk is echter minder milieugevoelig dan een woning. In de omgeving is geen zware bedrijvigheid/industrie aanwezig waardoor ter plaatse van de beoogde kerk sprake is van een aanvaardbaar verblijfsklimaat.

Conclusie

Ter plaatse van zowel de omliggende woningen als kerk is sprake van een aanvaardbaar (woon-) en verblijfsklimaat.

4.6 Externe veiligheid

Toetsingskader

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.

Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. Het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde wordt overschreden.

Risicovolle inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.

Het Bevi bevat geen norm voor het GR. Wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied van de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en de regeling Basisnet in werking getreden. Het Bevt vormt de wet- en regelgeving, en de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water. Het Bevt en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute.

Ook worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes waarbinnen beperkingen voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen gelden. Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 meter vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Voor het groepsrisico geldt op grond van het Bevt slechts een oriënterende waarde en alleen in bepaalde gevallen is het doen van een verantwoording van een toename van het GR verplicht.

Besluit externe veiligheid buisleidingen

In het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op grond van het Bevb dient zowel bij consoliderende bestemmingsplannen als bij ontwikkelingen inzicht te worden gegeven in de afstand tot het PR en de hoogte van het GR als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.

Onderzoek

Overeenkomstig de professionele risicokaart waarin relevante risicobronnen getoond worden, ligt nabij het plangebied een tankstation waar LPG wordt opgeslagen en verkocht. Dit tankstation kent een jaardoorzet aan LPG van meer dan 1.000 m3. Het lossen van LPG door tankauto’s is enkel toegestaan op

maandag tot en met zaterdag op de volgende tijden:

  • ‘s morgens tussen 09.00 en 12.00 uur;
  • ‘s middags tussen 13.00 en 16.00 uur;
  • ‘s avonds tussen 19.00 en 23.00 uur.

De zuidwestelijke rand van het plangebied valt binnen de PR 10-6 risicocontour van dit tankstation. Binnen deze contour worden geen (beperkt of zeer) kwetsbare objecten mogelijk gemaakt. Het maatgevende invloedsgebied van het groepsrisico bedraagt 150 meter. Het plangebied ligt daarmee deels binnen het invloedsgebied. Volgens de risicokaart wordt de oriëntatiewaarde van het groepsrisico in de huidige situatie niet overschreden. Enkel het parkeerterrein en één woning bevinden zich in het invloedsgebied. Het kerkgebouw wordt namelijk op minimaal 150 meter afstand vanaf het vulpunt geplaatst.

Tijdens diensten in de kerk wordt de crèche gebruikt voor opvang van de aanwezige kinderen. Er is daarmee geen sprake van een zelfstandige kinderopvang. De crèche bevindt zich exact op een afstand van 150 meter van het vulpunt. Gelet op de beperkte omvang en het feit dat er op zondag geen verlading van LPG plaatsvindt, zal het groepsrisico tijdens diensten van de kerk niet relevant toenemen. Op een aantal doordeweekse dagen gedurende het jaar zullen er tevens diensten gehouden worden waarbij sprake is van het gebruik van de crèche. Dit betreft de volgende gelegenheden: biddag, dankdag, nieuwjaarsdag, hemelvaartsdag en eerste kerstdag. Op de overige feestdagen, te weten tweede paasdag, tweede pinksterdag en tweede kerstdag, zijn er meestal bijzondere diensten waarbij de jonge kinderen gewoon in de kerk zitten. Kinderen tot 2 jaar worden wel in de crèche opgevangen. Hier zijn in principe altijd 1 volwassene en 1 jongere (tussen de 12-20 jaar) als begeleider aanwezig.

Naast deze crèche zijn er ook activiteiten voor de jeugd die georganiseerd worden in de kerk. Voor kinderen van 7 t/m 9 jaar is er een kinderclub die om de week op de vrijdagavond bij elkaar komt en waar circa 50 kinderen aanwezig zijn. Ook voor kinderen van 10 en 11 jaar is eenzelfde soort club die om de week op de vrijdagavond bij elkaar komt en waar circa 35 kinderen aanwezig zijn. Voor de jeugd van 12 en 13 jaar is er om de week op de vrijdagavond een bijeenkomst voor circa 25 jongeren. Op dezelfde avond is er ook een jongerenclub voor de jeugd van 14 en 15 jaar waar circa 25 jongeren aan deelnemen. Voor de jeugd van 16 jaar en ouder zijn er ook nog diverse soorten bijeenkomsten die georganiseerd worden. Voor de kinderen (3 t/m 6 jaar) worden ook kinderdiensten gehouden war circa 20 kinderen per dienst aan deelnemen. Voor de kinderen vanaf 10 jaar zijn er op maandag, dinsdag en zondagavond ook catechisatiebijeenkomsten in verschillende groepen. Hierbij zijn circa 25 kinderen van 10 en 11 jaar aanwezig. Voor de oudere jeugd zijn dit verschillende groepen van circa 40 jongeren.

De crèche betreft, conform de "Circulaire effectafstanden externe veiligheid LPG-tankstations voor besluiten met gevolgen voor de externe veiligheid", een zeer kwetsbaar object. Voor deze zeer kwetsbare objecten moet rekening worden gehouden met een effectzone van 160 meter. Deze afstand is gebaseerd op het ongevalsscenario met de grootste effectafstand, te weten een warme BLEVE van de tankwagen. Op een afstand van 160 meter of meer zijn (beperkt zelfredzame) personen die zich binnen een gebouw bevinden voldoende beschermd. Voor (beperkt) kwetsbare objecten geldt in beginsel een afstand van 60 meter. Conform het Bevi kan de kerk als kwetsbaar object worden aangemerkt. De kerk zal niet binnen 60 meter van het LPG-tankstation worden gerealiseerd.

Omdat de crèche binnen de effectafstand van 160 meter wordt gerealiseerd, is een nadere onderbouwing benodigd waarin staat beschreven hoe slachtoffers als gevolg van een warme BLEVE worden voorkomen. Een warme BLEVE treedt op als gevolg van een incident nabij een tankwagen waarbij er een brand ontstaat die een LPG-tankwagen aanstraalt. Er vanuit gaande dat de tankwagen is voorzien van een adequate hittewerende bekleding duurt het, wanneer het niet lukt de brand te bestrijden, ten minste 75 minuten voordat een warme BLEVE kan optreden. Na 75 minuten bezwijkt de tankwand en komt de LPG vrij. Er ontstaat op dat moment een vuurbal en een drukgolf. De diameter van de vuurbal is circa 160 meter. De hoogte van de vuurbal is circa 240 meter.

Deze 75 minuten geeft personen in (beperkt) kwetsbare objecten de tijd om, indien dit de verstandige keuze is, te vluchten, maar voor personen in zeer kwetsbare objecten is dit niet altijd haalbaar. In de voorliggende situatie is weliswaar sprake van de aanwezigheid van minderjarigen, maar is niet direct sprake van een object dat minder snel te evacueren is. Anders dan bij een reguliere kinderdagopvang zijn er een groot aantal volwassenen aanwezig in de kerk die in het geval van een calamiteit kunnen assisteren tijdens het vluchten. Omdat de aanstraling vanwege een warme BLEVE van korte duur is, circa 11 seconden, zal op een afstand van 160 meter daarnaast geen brand aan het gebouw ontstaan. Uit het scenarioboek EV volgt dat er op deze afstand (40 tot 160 meter) sprake zal zijn van een overdruk van 0,04 bar. Als gevolg hiervan ontstaat er slechts lichte schade aan het gebouw, zoals ruitbreuk en schade aan deurposten.

De overige genoemde activiteiten waar kinderen of jeugd aan deelneemt worden gehouden in die delen van de kerk gelegen buiten de effectafstand van 160 meter. Bij deze bijeenkomsten zijn daarnaast altijd voldoende volwassenen aanwezig om de niet-zelfredzamen tijdig te helpen vluchten indien noodzakelijk.

Een parkeerterrein wordt daarnaast niet gezien als kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object volgens het Bevi. Personen verblijven er kort, zijn over het algemeen zelfredzaam en kunnen bij een calamiteit in deze situatie van de bron af vluchten.

Een nadere onderbouwing van het voorkomen van slachtoffers is opgenomen onder de verantwoording van het groepsrisico.

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPBGMKSL-VG01_0020.png"

Figuur 4.3 Uitsnede professionele risicokaart

Verder worden in of nabij het plangebied geen gevaarlijke stoffen vervoerd over het spoor, weg water of door buisleidingen.

Verantwoording groepsrisico

Vanwege de ligging in het invloedsgebied van groepsrisico is een verantwoording noodzakelijk waarin wordt ingegaan op de aspecten zelfredzaamheid, bereikbaarheid en bestrijdbaarheid.

Bestrijdbaarheid en bereikbaarheid

Zowel voor de bereikbaarheid en bestrijdbaarheid van 'dagelijkse incidenten', zoals brand of wateroverlast, als voor calamiteiten op het gebied van externe veiligheid, is het van belang dat de bereikbaarheid voor de hulpdiensten en bluswatervoorzieningen voldoende geborgd zijn.

De bestrijdbaarheid is afhankelijk van de inzetbaarheid van hulpverleningsdiensten. De brandweer moet in staat zijn om hun taken goed uit te kunnen voeren om daarmee verdere escalatie van en incident te voorkomen. Hierbij kan gedacht worden aan het voldoende/ adequaat aanwezig zijn van aanvalswegen en bluswatervoorzieningen. Ook speelt een snelle alarmering ten alle tijde een belangrijke rol.

Het plangebied wordt ontsloten via de Sandberglaan en de Laan der Verenigde Naties. Via deze twee wegen is het plangebied goed bereikbaar voor hulpdiensten.

Zelfredzaamheid

De beoogde ontwikkeling betreft de realisatie van een kerk. Aanwezige kinderen, ouderen en gehandicapten worden zoals eerder aangegeven beschouwd als verminderd zelfredzame personen. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat de ouders/begeleiders de verminderd zelfredzame personen kunnen begeleiden.

Aanvullende maatregelen

Om gevaar tijdens een warme BLEVE te voorkomen bestaat het kerkgebouw uit meerdere brandcompartimenten. Op de begane grond wordt er een brandscheiding aangebracht van 60 minuten tussen de kerkzaal (inclusief de twee te combineren aangrenzende zalen) en de overige ruimten. Bij een calamiteit kunnen de kinderen die elders aanwezig zijn naar de kerkzaal gaan. Vanuit de beoogde crèche is deze afstand circa 15 meter. Verder zijn er verdeeld over het gebouw aan elke zijde vluchtdeuren opgenomen. De installatieruimte wordt eveneens 60 minuten brandwerend uitgevoerd. Deze compartimentering is in overleg met de Veiligheidsregio Zeeland ontworpen. Met deze compartimentering en de afstand tot de crèche is het mogelijk alle personen in het kerkgebouw binnen 60 minuten na het ontstaan van het incident te evacueren naar het gedeelte in het gebouw achter de brandcompartimentering. In de milieuvergunning van het tankstation is daarnaast aangegeven dat er geen LPG gelost mag worden op zondagen. Tot slot zal in het BHV-plan van de kerk een externe veiligheidsscenario worden opgenomen. Dit BHV-plan wordt als bijlage bij de gebruiksmelding toegevoegd. Deze gebruiksmelding wordt wederom ter toetsing voorgelegd aan de Veiligheidsregio Zeeland.

Conclusie

Het plangebied ligt in het invloedsgebied van het groepsrisico en de effectafstand (warme BLEVE) van het LPG-tankstation. De oriëntatiewaarde van het groepsrisico wordt in de huidige situatie niet overschreden. Er worden maatregelen getroffen om slachtoffers gedurende een incident te voorkomen. Uit de beknopte verantwoording blijkt daarnaast dat de zelfredzaamheid, bestrijdbaarheid en bereikbaarheid van het plangebied als voldoende worden beschouwd. Verder zijn in de omgeving geen risicobronnen aanwezig.

4.7 Kabels en leidingen

Beleid en normstelling

Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Ook dient rond dergelijke leidingen te worden rekening gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden.

Onderzoek en conclusie

Binnen het plangebied en in de directe omgeving zijn geen planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig.

4.8 Verkeer en parkeren

4.8.1 Ontsluiting

Het plangebied ligt ingesloten tussen drie, voor de Middelburgse verkeersstructuur, belangrijke wegen namelijk de Sandberglaan, de Laan der Verenigde Naties en de Walcherseweg. De Sandberglaan is een gebiedsontsluitingweg buiten de bebouwde kom met een maximum snelheid van 60 km/u. Deze weg vormt de verbinding tussen Middelburg en Sint Laurens en is ook de uitwijkroute voor de N57 indien deze als gevolg van een calamiteit of werkzaamheden niet beschikbaar is. Het fietsverkeer maakt hier gebruik van het vrijliggende tweerichtingen fietspad.

De Laan der Verenigde Naties is een gebiedsontsluitingsweg binnen de bebouwde kom met een maximum snelheid van 50 km/u en dient als randweg van Middelburg. Daarnaast is deze weg essentieel voor de ontsluiting van de aanliggende woonwijken en het tegengaan van onnodig doorgaand verkeer door deze wijken. De Laan der Verenigde Naties is voorzien van een vrijliggend fietspad ten oosten van de rotonde en ten westen van de rotonde deelt de fiets de parallelweg met de auto.

De Walcherseweg is daarnaast een gebiedsontsluitingsweg met een minimale wegbreedte (voor een ontsluitingsweg) die de verbinding verzorgt tussen Middelburg en de dorpen op Walcheren. De Walcherseweg is voorzien van fietssuggestiestroken.

De wegen om het plangebied zijn deels voorzien van trottoirs voor voetgangers. Voor de Walcherseweg is er sprake van een trottoir aan beide zijden van de weg tot aan de begraafplaats. Bij de Laan der Verenigde Naties is hier slechts aan één zijde van de weg sprake van. De Sandberglaan heeft geen trottoirs. De dichtstbijzijnde bushalte is gelegen aan de Walcherseweg. Ook aan de Laan der Verenigde Naties is een bushalte gelegen. Beide zijn voorzien van dienstregelingen van en naar het centraal station van Middelburg. De ontsluiting van het plangebied is voor alle modaliteiten goed.

4.8.2 Parkeren

De kerk heeft een sterk regionale functie. Vanwege de ligging en het verzorgingsgebied is voor het merendeel van de kerkgangers fietsen of lopen geen optie. Het toepassen van de parkeernormen van de CROW wordt om deze reden als niet-realistisch beschouwd. Bovendien is er binnen een redelijke loopafstand geen parkeercapaciteit aanwezig om een eventueel parkeertekort op te vangen. Voorkomen moet worden dat er door een tekort aan parkeercapaciteit op het terrein van de kerk geparkeerd gaat worden in de bermen van de Sandberglaan of Laan der Verenigde Naties.

De Ontmoetingskerk heeft een capaciteit van 900 zitplaatsen en in principe twee diensten op een maatgevende dag (zondagochtend). Tussen het einde van de voorgaande dienst en de aanvang van de volgende dienst zit 45 minuten. Na de dienst hebben de kerkgangers de mogelijkheid om nog samen te komen in de koffiehoek. Ook is er zoals aangegeven een crèche aanwezig waar kinderen opgehaald dienen te worden. De bezoekers van de voorgaande dienst zullen om deze reden nog niet altijd weg zijn terwijl de bezoekers van de volgende dienst al aankomen. Hierdoor is de kans op het ontstaan van een overlap in de parkeervraag reëel. Bovendien zorgt de korte tijd tussen de diensten voor gelijktijdig aankomend en vertrekkend autoverkeer. Dit heeft effect op de verkeersafwikkeling op het parkeerterrein.

Vanwege de hierboven genoemde argumenten wordt het uitgangspunt gehanteerd dat 90% van de kerkgangers met de auto komt en dat de gemiddelde bezetting per auto drie personen is. De parkeerbehoefte bedraagt hiermee 270 parkeerplaatsen.

Ten zuidoosten van de kerk wordt een parkeerterrein aangelegd met 259 parkeerplaatsen. Voor de kerk zelf is rekening gehouden met een overloopterrein voor nog 13 auto's, waardoor het totaal aantal beschikbare parkeerplaatsen 272 bedraagt. Met dit aantal parkeerplaatsen wordt parkeeroverlast in de omgeving voorkomen.

4.8.3 Verkeersgeneratie en verkeersafwikkeling

Autoverkeer

De kerk houdt iedere zondagochtend in principe twee diensten en in de avond één dienst. Wanneer (ten behoeve van een worst-case situatie) wordt uitgegaan van maximaal drie diensten op een zondag en daarmee drie keer een volledige bezetting van het parkeerterrein zoals benodigd (270 parkeerplaatsen), bedraagt de verkeersgeneratie maximaal 1.620 mvt/etmaal (aankomsten en vertrekken). Voor maandag tot en met zaterdag kan uitgegaan worden van een gemiddelde parkeerbezetting van 125 parkeerplaatsen en daarmee een verkeersgeneratie van maximaal 250 mvt/etmaal.

De verkeersgeneratie zal vooral op piekmomenten (voor en na de diensten) plaatsvinden. De huidige intensiteit op de Sandberglaan bedraagt circa 4.300 mvt/etmaal (verkeerstelling Provincie Zeeland 2017). Een dergelijke weg met vrijliggend fietspad kan doorgaans meer dan 6.000 mvt/etmaal zonder problemen verwerken.

Op de omliggende wegen is, naast de verkeersveiligheid, een goede doorstroming van het verkeer van belang. De ontsluiting van het plangebied mag dus niet voor grote verstoringen zorgen in de verkeersafwikkeling. Gelet op het grote aantal parkeerplaatsen dat ontsloten moet worden en de piekbelastingen in de verkeersintensiteit bij aanvang en einde van diensten, is onderzocht of een enkele ontsluiting van het plangebied op de Sandberglaan inderdaad wel voldoende is om het verkeer op een goede manier af te kunnen wikkelen. Hiervoor is een globale capaciteitsberekening voor deze nieuwe aansluiting uitgevoerd door de gemeente Middelburg volgens de methode van het 'intensiteitencriterium van Slob'. De berekening is gebaseerd op de periode tussen twee kerkdiensten.

Uit de berekening blijkt dat:

  • Tijdens de periode tussen twee ochtenddiensten, de grenzen van de capaciteit van de kruising Sandberglaan-Laan de Verenigde Naties-President Rooseveltlaan wordt bereikt;
  • Bij een geringe overschrijding van de capaciteitsgrenzen er wachtrijen ontstaan op zowel het terrein van de kerk als ook op de Sandberglaan. Het gevolg hiervan is dat de wachtrij op de Sandberglaan kan terugslaan tot op de kruising Sandberglaan-Laan de Verenigde Naties-President Rooseveltlaan. Dit is uit oogpunt van doorstroming en verkeersveiligheid op deze kruising niet acceptabel.

Gelet op bovenstaande argumenten is een tweede ontsluiting van het plangebied voor autoverkeer noodzakelijk. Deze tweede ontsluiting zorgt naast een verdeling van het verkeer over twee ontsluitingen ook voor een vlottere afwikkeling van het verkeer op het parkeerterrein zelf. Een tweede ontsluiting is ook van belang als één van de ontsluitingen niet beschikbaar is voor het verkeer, bijvoorbeeld als gevolg van een calamiteit.

De tweede ontsluiting wordt voorgesteld aan de zuidzijde van het plangebied. Het parkeerterrein wordt hier aangesloten op de Laan der Verenigde Naties. De ontsluiting wordt ongeveer halverwege tussen de met verkeerslichten geregelde kruising Sandberglaan-Laan de Verenigde Naties-President Rooseveltlaan en de rotonde ter hoogte van de Walcherseweg gesitueerd. Het is mogelijk dat de met verkeerslichten geregelde kruising in de toekomst wordt omgebouwd naar een rotonde. Dit heeft geen gevolgen voor de locatie van de beoogde aansluiting.

Vanwege de verkeersveiligheid, maar ook vanwege de invloed op de kruising Sandberglaan-Laan de Verenigde Naties-President Rooseveltlaan, wordt de in- en uitrit ter hoogte van de Laan der Verenigde naties uitgevoerd als een zogenaamde 'halve aansluiting'. Hierbij is alleen rechtsaf afslaan mogelijk vanaf de Laan der Verenigde Naties naar het plangebied en rechtsaf uitrijden vanaf het plangebied naar de Laan der Verenigde Naties richting de rotonde ter hoogte van de Walcherseweg Het uitgaande verkeer richting Sandberglaan en President Rooseveltlaan kan keren op de rotonde Walcherseweg.

De twee nieuwe woningen zullen in de toekomst ook ontsluiten via de Walcherseweg.

Fietsverkeer

De ontsluiting van het plangebied voor fietsverkeer vindt hoofdzakelijk plaats via de Sandberglaan. Voor de veiligheid van het overstekende fietsverkeer is een snelheidsremmende voorziening op de Sandberglaan ter plaatse van de fietsoversteekplaats voorzien. Tussen de woningen aan de Walcherseweg is ook een fietspad voorzien. Ten zuiden van de kerk komt ruimte voor de stalling van 300 fietsen.

4.8.4 Conclusie

De ontsluiting van het plangebied is voor alle modaliteiten goed. Er wordt voldoende parkeergelegenheid aangelegd. Het aspect verkeer en parkeren staat de ontwikkeling niet in de weg.

4.9 Wegverkeerslawaai

Toetsingskader

In de Wet geluidhinder is bepaald dat voor wegen in principe onderzoekszones gelden waarbinnen - bij nieuwe ontwikkelingen- aandacht aan wegverkeerslawaai moet worden besteed. Indien nieuwe geluidsgevoelige functies binnen de geluidszone van een weg worden geprojecteerd, moet worden bepaald of ter plaatse van deze functies wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde.

Onderzoek en conclusie

Een kerk is geen geluidsgevoelig object. Het voorliggende plan voorziet dus niet in de realisatie van nieuwe geluidsgevoelige objecten. Ook biedt het plan niet de mogelijkheid tot de aanleg van nieuwe wegen en/of fysieke wijzigingen aan bestaande wegen. Er hoeft niet te worden getoetst of wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van de Wet geluidhinder.

Middels een wijzigingsbevoegdheid worden twee woningen mogelijk gemaakt. Nader onderzoek naar wegverkeerslawaai vindt plaats bij het opstellen van het daarvoor benodigde wijzigingsplan.

4.10 Luchtkwaliteit

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.1 weergegeven.

Tabel 4.1. Grenswaarden maatgevende stoffen Wm

Stof   Toetsing van   Grenswaarde  
stikstofdioxide (NO2)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
fijn stof (PM10)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
  24-uurgemiddelde concentratie   max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg / m³  
fijn stof (PM2,5)   jaargemiddelde concentratie   25 µg /m³  

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.

Schone Lucht Akkoord

De provincie Zeeland heeft zich gecommiteerd aan het 'Schone Lucht Akkoord'. Met dit akkoord wordt gestreefd naar een permanente verbetering van de luchtkwaliteit in Nederland om gezondheidswinst voor iedereen in Nederland te realiseren. Daarbij wordt toegewerkt naar de advieswaarden van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) voor luchtkwaliteit in 2030 voor fijn stof en stikstofdioxide.

Onderzoek

De verkeersgeneratie van de beoogde ontwikkeling bedraagt 250 mvt/etmaal op een gemiddelde weekdag. Omdat de zondag de maatgevende dag is, is deze verkeersgeneratie (1.620 mvt/etmaal) gebruikt als basis voor het beoordelen van het aspect luchtkwaliteit.

Uit de NIBM-tool blijkt dat de maximale bijdrage NO2 1,05 µg/m³ bedraagt en de maximale bijdrage voor PM10 0,24 µg/m³. Hierdoor heeft de beoogde ontwikkeling een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³). De beoogde ontwikkeling draagt dan ook 'niet in betekenende mate' bij aan de concentratie luchtverontreinigende stoffen en is vrijgesteld aan het toetsen aan de grenswaarden. Voldaan wordt aan de luchtkwaliteitswetgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPBGMKSL-VG01_0021.jpg"

Figuur 4.4 Resultaten NIBM-tool

De advieswaarden vanuit de WHO voor fijn stof en stikstofdioxide bedragen 10 µg/m3 voor PM2.5, 20 µg/m3 voor PM10 en 40 µg/m3 voor NO2. De bijdragen van de ontwikkeling ligt lager dan de genoemde waarden. Uit de NSL-monitoringstool blijkt dat in 2030 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof langs de Laan der Verenigde Naties, Walcherseweg en Sandberglaan ruimschoots onder de advieswaarden van de WHO liggen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPBGMKSL-VG01_0022.jpg"

Figuur 4.5 Concentraties luchtverontreinigende stoffen in 2030 ter plaatse van de maatgevende omliggende wegen (bron: NSl monitoringstool 2019)

Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling in het plangebied.

4.11 Flora en fauna

Toetsingskader

Wet natuurbescherming

Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.

Gebiedsbescherming

Bescherming van natuurgebieden wordt gewaarborgd door de Wet natuurbescherming (Wnb) en de Wet Ruimtelijke Ordening (Wro). Natura 2000-gebieden worden beschermd door de Wnb en het Natuurnetwerk Nederland (NNN) wordt beschermd door de Wro.

Natura 2000 gebieden

De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).

Een bestemmingsplan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:

  • alternatieve oplossingen zijn niet voor handen;
  • het plan is nodig om dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, en
  • de nodige compenserende maatregelen worden getroffen om te waarborgen dat de algehele samenhang van het Natura 2000-netwerk bewaard blijft.

De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.

Natuurnetwerk Nederland (NNN)

Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. In de provincie Zeeland heten deze gebieden dan ook NNZ (Natuurnetwerk Zeeland). Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.

Soortenbescherming

In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:

  • soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;
  • soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn;
  • overige soorten.

De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.

Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. Verder kan bij provinciale verordening vrijstelling worden verleend van de verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden. Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Wet natuurbescherming de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning of ontheffing ingevolge de wet zal kunnen worden verkregen.

Uitwerking Verordening uitvoering Wet natuurbescherming Zeeland

In de provincie Zeeland worden in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden vrijstellingen verleend ten aanzien van de soorten genoemd in bijlage IV bij deze verordening. Het betreft aardmuis, bastaardkikker, bosmuis, bruine kikker, bunzing, dwergmuis, dwergspitsmuis, egel, gewone bosspitsmuis, gewone pad, haas, hermelijn, huisspitsmuis, kleine watersalamander, konijn, meerkikker, ondergrondse woelmuis, ree, rosse woelmuis, tweekleurige bosspitsmuis, veldmuis, vos, wezel en woelrat.

Onderzoek

Gebiedsbescherming

Het plangebied maakt geen deel uit van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van Natuurnetwerk Zeeland (NNZ). Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied Westerschelde & Saeftinghe, ligt op een afstand van circa 6,2 kilometer. Het dichtstbijzijnde NNZ-gebied ligt op een afstand van circa 600 meter.

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPBGMKSL-VG01_0023.png"

Figuur 4.6 Ligging plangebied (rode cirkel) ten opzichte van Natura 2000-gebieden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPBGMKSL-VG01_0024.png"

Figuur 4.7 Ligging plangebied (rode cirkel) ten opzichte van NNZ-gebieden.

Het plangebied ligt niet in beschermde natuurgebieden. Directe effecten als areaalverlies en versnippering kunnen daarom worden uitgesloten. Gezien de afstand kunnen ook effecten als verstoring en effecten op de waterhuishouding worden uitgesloten. Vanwege de geringe ontwikkeling en ruime afstand tot het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied, genereert de beoogde ontwikkeling qua stikstofdepositie eveneens geen problemen. Zoals aangegeven ligt het plangebied op circa 6,2 kilometer van het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied Westerschelde & Saeftinghe. Binnen dit Natura 2000-gebied zijn enkele stikstofgevoelige habitattypen aanwezig. Het dichtstbijzijnde stikstofgevoelige habitattype zijn de witte duinen, slijkgrasvelden en zilte pioniersbegroeiingen ten westen van Ritthem.

Ten behoeve van de voorgenomen ontwikkeling is zowel voor de aanlegfase als de gebruiksfase tevens berekend of er sprake is van extra stikstofdepositie op Natura 2000-gebied. Zoals blijkt uit de stikstofberekening zoals bijgevoegd in bijlage 13 is er geen sprake is van stikstofdeposities die hoger zijn dan 0,00 mol/ha/jr. De ontwikkeling leidt daarmee niet tot negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen voor de kwalificerende soorten en typen uit Natura 2000-gebieden. Gezien bovenstaande conclusies staat de Wet natuurbescherming en het beleid van de provincie, de uitvoering van het plan niet in de weg.

Soortenbescherming

Ten behoeve van de beoogde ontwikkeling is een quickscan flora en fauna uitgevoerd (zie bijlage 10). Daaruit komt het volgende:

  • In verband met de aanwezigheid van algemene broedvogels is het van belang om werkzaamheden buiten het broedseizoen te starten en/of te werken op een manier dat vogels niet tot broeden komen (vogelverschrikkers gebruiken).
  • Er zijn algemene nationaal beschermde zoogdieren en amfibieën aanwezig. Voor deze algemene soorten bestaat een algemene vrijstelling in provincie Zeeland.
  • Om de rugstreeppad zich niet te laten vestigen in het plangebied gedurende de aanlegfase is het van belang om het ontstaan van waterplassen op het land te voorkomen.
  • De aanwezigheid van vleermuizen (verblijfplaatsen, foerageergebied, vliegroutes) en vogels met vaste rust- en verblijfplaatsen (sperwer, havik, buizerd, ransuil (nest- en roestplaatsen)) en de alpenwatersalamander kan niet worden uitgesloten, effecten op deze soort(groep)en kunnen dan ook niet worden uitgesloten. Op grond hiervan is een gerichte veldinventarisatie van belang om eventuele effecten en maatregelen op een adequate manier in te kunnen schatten. Pas na afronding van deze inventarisatie kan worden bepaald of verbodsbepalingen van de Wet natuurbescherming worden overtreden en of ontheffing van de Wet natuurbescherming is vereist.

Nader onderzoek naar de aanwezigheid van vleermuizen, vogels met vaste rust- en verblijfplaatsen en de alpenwatersalamander is uitgevoerd. De resultaten zijn bijgevoegd in bijlage 11. Uit dit onderzoek blijkt dat zowel in de voorherfst als in het voorjaar vleermuizen foeragerend zijn waargenomen. Gezien de aantallen en de dichtheid vormt het plangebied geen primair foerageergebied. Er zijn geen nesten aangetroffen van vogels met vaste rust- en verblijfplaatsen. De buizerd is wel waargenomen, maar er is geen nestplaats vastgesteld. Ook de alpenwatersalamander is niet aanwezig in het plangebied. Een ontheffing op basis van de Wet natuurbescherming is niet noodzakelijk.

Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling leidt niet tot negatieve effecten op beschermde natuurgebieden of beschermde soorten.

4.12 Duurzaamheid

Toetsingskader

Het Bouwbesluit stelt eisen aan energiezuinigheid van nieuwe woningen. De maat voor energiezuinigheid heet Energie Prestatie Coëfficiënt (EPC).

De gemeente Middelburg wilt de beschikbare ruimte behouden en versterken door efficiënt en zorgvuldig ruimtegebruik, zowel binnen als buiten de bebouwde kom. Hierbij wordt bij nieuwbouw duurzaamheid en energieprestatie als uitgangspunt genomen. Daarnaast moet bestaand groen zoveel mogelijk worden behouden.

Onderzoek en conclusie

Het dakvlak van de kerk wordt voorzien van zonnepanelen die voldoende vermogen genereren voor het eigen stroomgebruik. Daarnaast wordt in plaats van een gasaansluiting voorzien in een warmtepomp. Ook worden en oplaadpalen voor elektrische auto's geplaatst. Tot slot wordt het parkeerterrein deels voorzien van halfverharding en worden waar mogelijk groenstroken aangelegd. Omdat de infiltratiecapaciteit van halfverharding op kleihoudende grond beperkt is, wordt halfverharding conform het Waterschap Scheldestromen wel gezien als een vorm van verharding. Voor het parkeerterrein is om deze reden wel een maatvoering van maximaal 90% verharding opgenomen op de verbeelding van het bestemmingsplan.

4.13 Archeologie en cultuurhistorie

Toetsingskader
Erfgoedwet

Sinds 1 juli 2016 is de Wet op de archeologische monumentenzorg vervangen door de Erfgoedwet. De uitgangspunten uit het 'Verdrag van Malta' blijven in de Erfgoedwet de basis van de Nederlandse omgang met archeologie. De Erfgoedwet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient door de initiatiefnemer voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het belangrijkste doel is de bescherming van het archeologische in de bodem (in situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Er wordt uitgegaan van het basisprincipe de 'verstoorder' betaalt voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort.

Besluit ruimtelijke ordening

Op basis van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient in de toelichting van elk ruimtelijke plan een beschrijving te worden gegeven van de aanwezige cultuurhistorische en archeologische waarden van het projectgebied.

Onderzoek en conclusie

Archeologie

Volgens de Walcherse beleidsadvieskaart is ter plaatse van het plangebied sprake van een hoge en middelhoge archeologische verwachting. Archeologisch onderzoek is noodzakelijk bij bodemingrepen dieper dan 40 cm en met een oppervlak groter dan 500 m2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPBGMKSL-VG01_0025.jpg"

Figuur 4.8 Uitsnede Walcherse beleidsadvieskaart plangebied (paars) en omgeving

Ten behoeve van de beoogde ontwikkeling is archeologisch onderzoek uitgevoerd. De resultaten van dit onderzoek zijn bijgevoegd in bijlage 12.

Uit het onderzoek blijkt dat het Hollandveen in het plangebied door moernering grotendeels is verstoord. De middelhoge verwachtingswaarde voor archeologische resten uit de Late IJzertijd en Romeinse tijd kan om deze reden worden bijgesteld naar laag. Plaatselijk is het Hollandveen nog (grotendeels) intact, dus wanneer er bij toekomstige graafwerkzaamheden een (dik) veenpakket wordt aangetroffen in het plangebied, dan moet er rekening mee worden gehouden dat hierin nog archeologische resten uit de Late IJzertijd en Romeinse tijd aanwezig kunnen zijn. Er zijn in de bovenliggende afzettingen van het Laagpakket van Walcheren geen archeologische indicatoren uit de Middeleeuwen en Nieuwe tijd aangetroffen. De aanwezigheid van fragmenten baksteen en puin in de top van bijna alle boringen in het plangebied hangt vermoedelijk samen met opgebracht puin van na de Tweede Wereldoorlog.

Het centrale deel van het plangebied kan vrijgesteld worden van nader archeologisch onderzoek. Alleen voor het zuidelijke deel van het plangebied richting de Walcherseweg blijft de hoge verwachtingswaarde voor archeologische resten uit de Nieuwe tijd, op basis van het historisch kaartmateriaal, gehandhaafd. In deze zone is de aanleg van een fietspad gepland. Vooralsnog wordt hier een archeologische dubbelbestemming opgenomen. De aanleg van het fietspad zal vanuit de Walcherse Archeologische Dienst geïnspecteerd worden.

Cultuurhistorie

Ter plaatse van het plangebied zijn geen cultuurhistorische waarden aanwezig.

Hoofdstuk 5 Juridische regeling

5.1 Inleiding

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) bepaalt dat ruimtelijke plannen digitaal en analoog beschikbaar moet zijn. Dit brengt met zich mee dat bestemmingsplannen digitaal uitwisselbaar en op vergelijkbare wijze gepresenteerd moeten worden. Met het oog hierop stellen de Wro en de onderliggende regelgeving eisen waaraan digitale en analoge plannen moeten voldoen. Zo bevat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) bindende afspraken voor het bestemmingsplan. De SVBP2012 kent (onder meer) hoofdgroepen van bestemmingen, een lijst met functie- en bouwaanduidingen, gebiedsaanduidingen en een verplichte opbouw van de regels en het renvooi.

5.2 Opzet van het bestemmingsplan

5.2.1 Verbeelding

Belangrijke eis is dat het bestemmingsplan dient te voldoen aan de eis van rechtszekerheid. Dit betekent dat een bestemmingsregeling duidelijk en voor één uitleg vatbaar dient te zijn. In aansluiting hierop en in relatie tot de digitale verplichting verdient het de voorkeur zoveel mogelijk onderdelen van de regeling op de verbeelding zichtbaar te maken en de regels zo transparant mogelijk te houden.

Op de verbeelding wordt met bestemmingen en aanduidingen aangegeven welk gebruik is toegestaan en of er ten behoeve van die bestemmingen mag worden gebouwd. De bestemmingen worden door middel van hoofdletters aangeduid, zoals 'M' voor 'Maatschappelijk'. Met aanduidingen kan het gebruik nader worden gespecificeerd en het bouwen worden gereguleerd.

5.2.2 Regels

Op grond van SVBP2012 hebben de hoofdstukken waarin de regels zijn opgenomen, de volgende vaste volgorde:

  • In hoofdstuk 1 (inleidende regels) worden in de regels gehanteerde begrippen, voor zover nodig, gedefinieerd, en wordt de wijze van meten bepaald;
  • In hoofdstuk 2 (bestemmingsregels) worden alfabetisch de regels gegeven waarmee de bestemmingen die op de verbeelding voorkomen nader worden omschreven;
  • Hoofdstuk 3 (algemene regels) bevat een aantal regels die voor alle bestemmingen gelden, zoals een anti-dubbeltelregeling en regels die voor de nodige flexibiliteit kunnen zorgen, zoals algemene afwijkingsregel of wijzigingsbevoegdheden;
  • Tot slot staat in hoofdstuk 4 (overgangs- en slotregels) het overgangsrecht voor bestaand gebruik en bestaande bebouwing en de titel van het plan.

5.2.2.1 Gehanteerde bestemmingen

Artikel 3 Groen

Ter plaatse van het bestaande groen aan de zuidzijde van het plangebied, de gronden achter de woningen aan de Walcherseweg en de locaties waar waterberging en groenstroken zijn voorzien is de bestemming Groen opgenomen. Ter plaatse zijn gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan. Ook is een aanduiding opgenomen voor het beoogde voet- en fietspad richting de Walcherseweg wat zodra gebruik is gemaakt van de opgenomen wijzigingsbevoegdheid ook voor de twee toekomstige woningen gebruikt kan worden. Binnen de bestemming is voor een gedeelte de aanduiding 'nutsvoorzieningen uitgesloten opgenomen'.

Artikel 4 Maatschappelijk

De nieuwe kerk is voorzien van de bestemming Maatschappelijk. Binnen deze bestemming zijn enkel maatschappelijke voorzieningen gericht op het aanbieden en uitoefenen van activiteiten, gericht op de levensbeschouwelijke dienstverlening toegestaan. Aangezien er een concreet initiatief voor het plangebied is, heeft de bestemming weinig flexibiliteit in de gebruiksmogelijkheden. Binnen de bestemming zijn ook bijbehorende voorzieningen toegestaan als een parkeerterrein, welke uitsluitend binnen de aanduiding 'parkeerterrein' is toegestaan. De maatvoering voor het hoofdgebouw binnen deze bestemming staat op de verbeelding. Voor de overige gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, zijn maatvoeringen opgenomen in de regels. Voor het luiden van de kerkklok is een separate gebruiksregel opgenomen.

Artikel 5 Verkeer

Voor de beoogde in- en uitritten is de bestemming Verkeer opgenomen.

Artikel 6 Water

Voor de watergangen in en aan de randen van het plangebied is de bestemming Water opgenomen. In deze bestemming is met een aanduiding de mogelijkheid tot het realiseren van voet- en fietspaden opgenomen ter plaatse van de hoek van de Sandberglaan en de Laan der Verenigde Naties.

Artikel 7 Waarde - Archeologie - 3

Het plangebied is deels voorzien van de dubbelbestemming Waarde - Archeologie - 3. Het betreft bij deze waarde gebieden met een middelhoge en hoge archeologische verwachting. Op gronden met de dubbelbestemming Waarde - Archeologie - 3 zijn bouwwerken met een oppervlakte kleiner dan 500 m2 een vrijgesteld van archeologisch onderzoek.

5.2.2.2 Algemene regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Deze bepaling is ingevolge artikel 3.2.4 van het Bro vast voorgeschreven. Doel van deze bepaling is te voorkomen dat er meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogt, bijvoorbeeld ingeval (onderdelen van) percelen van eigenaar wisselen. De anti-dubbeltelbepaling voorkomt dat het overgedragen erf nog eens in de beoordeling van de bouwmogelijkheden op het oorspronkelijk deel erf kan worden betrokken.

Artikel 9 Algemene bouwregels

Dit artikel bevat één lid, namelijk "Overschrijding bouwgrenzen" (lid 9.1): Dit is een regeling voor beperkte en ondergeschikte overschrijding van de grenzen van bouwvlakken. Deze bouwvlakken zijn op de verbeelding aangeduid met een dikke lijn.

Artikel 10 Algemene aanduidingsregels

In dit artikel is in lid 10.1 de 'veiligheidszone - bevi' opgenomen. Deze veiligheidszone wordt opgenomen ten behoeve van het LPG tankstation dat ten zuiden van het plangebied ligt. Binnen deze veiligheidszone mogen geen gebouwen ten behoeve van kwetsbare objecten worden gebouwd.

Artikel 11 Algemene afwijkingsregels

Voor ondergeschikte afwijkingen van de bestemmingsplanbepalingen (de bouwregels) is een algemene afwijkingsregel opgenomen.

Artikel 12 Algemene wijzigingsregels

In dit artikel (lid 12.1) is een algemene flexibiliteitsbepaling opgenomen om voor bepaalde onderdelen van bestemmingen of gebouwen dan wel bouwwerken af te wijken van de bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. Deze bepaling gaat verder dan die van artikel 9.1. Vandaar dat hier altijd een wijziging voor nodig is van burgemeester en wethouders. Overigens geldt ook hier dat deze bepalingen als algemene regel gelden voor alle bestemmingen.

Het criterium 'van belang voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken' kan bijvoorbeeld aan de orde zijn als bij nader inzien:

  • open water dat als zodanig is bestemd een andere vorm moet krijgen;
  • een bruggetje dat anders moet worden geconstrueerd of een stukje moet opschuiven;
  • een fietspad iets anders moet aansluiten op een kruising;

Het gaat in de meeste gevallen om de praktische uitvoering van het plan, waarbij geen belangen van derden worden geschaad.

Het criterium 'in verband met de werkelijke toestand van het terrein' is vooral aan de orde in situaties waarbij een terrein of gebied een geheel nieuwe inrichting krijgt en waarbij in het veld maar weinig aanknopingspunten zijn. Bij het uitzetten van het gebied blijkt dat de afmetingen niet exact gelijk zijn aan de coördinaten op tekening/in het digitale bestand en dat de situering van de nieuwe openbare wegen en de uitgeefbare percelen iets moet worden aangepast. Gezien de nauwkeurigheid van tegenwoordig, gaat het daarbij om centimeters in plaats van meters.

Artikel 13 Overige regels

In deze bepaling is bepaald dat bij iedere ruimtelijke ontwikkeling getoetst moet worden of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid. Voor de kerk is hiervoor een eigen specifieke regeling opgenomen.

5.2.2.3 Overgangs- en slotbepaling

In artikel 14 Overgangsrecht is het overgangsrecht ten aanzien van het gebruik en het bouwen in strijd met het plan geregeld. Artikel 15 bevat de slotregel van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

In de Wro is in afdeling 6.4 de regelgeving rondom grondexploitatie opgenomen. Centrale doelstelling daarvan is om in de situatie van particuliere grondexploitatie te komen tot een verbetering van het gemeentelijk kostenverhaal en de versterking van de gemeentelijke regie bij locatieontwikkeling.

 

In artikel 6.12 van de Wro is bepaald dat de gemeenteraad een exploitatieplan vast moet stellen voor gronden waarop een bij Algemene Maatregel van Bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. Bij drie ruimtelijke besluiten kan het nodig zijn om een exploitatieplan vast te stellen, namelijk bij de vaststelling van een bestemmingsplan, wijzigingsplan of een omgevingsvergunning met afwijking. Om daadwerkelijk na te kunnen gaan of een exploitatieplan noodzakelijk is, dient beoordeeld te worden of er sprake is van een bouwplan zoals bedoeld in artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In dit artikel is omschreven om welke bouwplannen het gaat, namelijk:

  • de bouw van één of meer woningen;
  • de bouw van één of meer andere hoofdgebouwen;
  • de uitbreiding van een hoofdgebouw met ten minste 1.000 m² bvo of met één of meer woningen;
  • de verbouwing van één of meer aangesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor woondoeleinden, mits ten minste 10 woningen worden gerealiseerd;
  • de verbouwing van één of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor detailhandel, dienstverlening, kantoor of horecadoeleinden, mits de cumulatieve oppervlakte van de nieuwe functies ten minste 1.500 m² bvo bedraagt;
  • de bouw van kassen met een oppervlakte van ten minste 1.000 m² bvo.

 

Bovendien is een exploitatieplan nodig als locatie-eisen (aan openbare ruimte of woningbouwcategorieën) gesteld moeten worden en/of het bepalen van een tijdvak of fasering noodzakelijk is.

Geen exploitatieplan is nodig indien het verhaal van de kosten van grondexploitatie anderszins verzekerd is. Tussen de gemeente en initiatiefnemer is voor deze ontwikkeling een anterieure overeenkomst afgesloten waarin onder meer het kostenverhaal en eventuele planschade zijn geregeld. Een exploitatieplan is om deze reden niet noodzakelijk. Voor de pacht, planontwikkeling en uitvoering zijn door de initiatiefnemer voldoende middelen gereserveerd.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

6.2.1 Overleg wijkteam Griffioen

Op 30 januari 2018 heeft een overleg plaatsgevonden met het wijkteam Griffioen. Waar mogelijk zijn de plannen aangepast op de suggesties uit het wijkteam. De volgende suggesties werden aangedragen:

  • Denk na over energiebesparende maatregelen (zonnepanelen, warmtepomp e.d.) De energiegroep Griffioen kan hierbij mogelijk behulpzaam zijn.
  • Overleg over het gebruik van een (kleine) luidklok i.v.m. mogelijke overlast
  • Houdt een brede informatiebijeenkomst (bv. in Hof 't Seijs) om de wijkbewoners te informeren over de plannen.
6.2.2 Inspraak

Het voorontwerpbestemmingsplan heeft vanaf 4 april 2019 gedurende zes weken voor een ieder ter inzage gelegen. Tijdens de periode van terinzagelegging is een ieder in de gelegenheid gesteld om zijn of haar inspraakreactie over het voorontwerpbestemmingsplan kenbaar te maken. Daarnaast is op 16 april een inloopbijeenkomst georganiseerd in Wijkgebouw Griffioen aan de Griffioenstraat 40 in Middelburg, die door circa 15 personen is bezocht. Gedurende de inspraaktermijn zijn 9 inspraakreacties ingediend. De inspraakreacties zijn samengevat en van beantwoording voorzien in bijlage 14.

6.2.3 Vooroverleg

Tegelijkertijd met de ter inzage legging van het voorontwerpbestemmingsplan heeft het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening plaatsgevonden. Van deze overlegpartners hebben er twee een reactie ingediend. De vooroverlegreacties zijn samengevat en van beantwoording voorzien in bijlage 14.

6.2.4 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft ingevolge het bepaalde in artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) met ingang van 16 januari 2020 gedurende zes weken (tot en met 26 februari 2020) voor een ieder ter inzage gelegen. Binnen deze termijn zijn 4 zienswijzen ingediend. De zienswijzen zijn samengevat en van beantwoording voorzien in bijlage 15.

6.2.5 Beroep

Na vaststelling wordt het bestemmingsplan voor de derde maal zes weken ter inzage gelegd. Gedurende deze periode kunnen belanghebbenden tegen het vaststellingsbesluit beroep instellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Indien geen beroep wordt ingesteld, is het plan na deze beroepstermijn onherroepelijk en treedt het plan in werking.