direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Hoflaan, IJsvogellaan en Duinoord
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0614.1209bpHofIJsDuin-0100

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

In Oostvoorne zijn drie locaties waarbij de situatie nog planologisch geregeld moet worden. Het betreft de IJsvogellaan 1, locatie Duinoord en Hoflaan 6 in Oostvoorne. In Oostvoorne zijn twee initiatieven waar de gemeente wil meewerken, maar het bestemmingsplan staat het niet toe. Dit vraagt om een bestemmingswijziging. Nu een nieuw bestemmingsplan wordt opgesteld, maakt de gemeente van de gelegenheid gebruik ook Hoflaan 6 op passende wijze te bestemmen naar aanleiding van een eerder verleende vergunning.

Op de IJsvogellaan 1 ligt nu de bestemming 'tuin'. De bestemming moet gewijzigd worden naar de bestemming 'wonen' omdat er een nieuwe woning is beoogd.

De tweede ontwikkeling betreft locatie Duinoord. Op deze locatie worden vier vrijstaande woningen gerealiseerd. Op de percelen ligt al wel de bestemming wonen, maar met de aanduiding 'gestapeld', dit moet 'vrijstaand' worden.

De derde locatie betreft Hoflaan 6. Op dit perceel ligt de bestemming 'maatschappelijk'. De gemeente heeft twee keer een vergunning afgegeven voor het toestaan van ander gebruik dan op grond van het bestemmingsplan mogelijk is. Op deze locatie betreft dat een horecavoorziening. Voor dit perceel is het de bedoeling om te zorgen voor een passende bestemming die aansluit bij de afgegeven vergunningen. In juridische zin is er bij deze locatie dus geen sprake van een nieuwe ontwikkeling.

1.2 Ligging plangebied

De drie locaties liggen verspreid binnen Oostvoorne. Onderstaande figuur laat zien waar de drie locaties zich bevinden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0614.1209bpHofIJsDuin-0100_0001.png"Figuur 1.1 Locaties IJsvogellaan, Duinoord en Hoflaan (google maps)

1.3 Vigerend bestemmingsplan

IJsvogellaan

In dit plangebied geldt het bestemmingsplan 'Dorpsgebied Oostvoorne' vastgesteld op 25 juni 2013. Hierop ligt de enkelbestemming 'Tuin-2'. Verder ligt er op het plangebied de dubbelbestemming 'waarde-archeologie' met een specifieke vorm van waarde - 3. Hierin staat dat een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 200 m² en/of waarvoor geen bouwwerkzaamheden (waaronder begrepen: heien en het slaan van damwanden) worden verricht die dieper reiken dan 0,8 m beneden het maaiveld uitgesloten zijn van het opstellen van een archeologisch rapport waarin de archeologische waarde van de locatie naar het oordeel van bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld. Op dit perceel ligt een specifieke bouwaanduiding zwembaden en tennisbanen uitgesloten. Verder ligt op het plangebied een geluidszone-industrie.

Verder ligt op het plangebied de Parapluherziening erfafscheiding, BenB gastenverblijf en parkeren. Dit plan is vastgesteld op 10 mei 2016.

Duinoord

In dit plangebied geldt het bestemmingsplan 'Dorpsgebied Oostvoorne' vastgesteld op 25 juni 2013. Hierop ligt de enkelbestemming 'Wonen'. Verder ligt er op het plangebied de dubbelbestemming 'waarde-archeologie' met een specifieke vorm van waarde - 3. Hierin staat dat een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 200 m² en/of waarvoor geen bouwwerkzaamheden (waaronder begrepen: heien en het slaan van damwanden) worden verricht die dieper reiken dan 0,8 m beneden het maaiveld uitgesloten zijn van het opstellen van een archeologisch rapport waarin de archeologische waarde van de locatie naar het oordeel van bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld. Binnen het bouwvlak ligt ook de aanduiding 'gestapeld' met een maximale bouwhoogte van 12 meter en een maximale goothoogte van 10 meter is toegestaan. Op het plangebied ligt een geluidszone-industrie.

Verder ligt op het plangebied de Parapluherziening erfafscheiding, BenB gastenverblijf en parkeren. Dit plan is vastgesteld op 10 mei 2016.

Hoflaan

In dit plangebied geldt het bestemmingsplan 'Dorpsgebied Oostvoorne' vastgesteld op 25 juni 2013. Hierop ligt de enkelbestemming 'Maatschappelijk'. Verder ligt er op het plangebied de dubbelbestemming 'waarde-archeologie'. Binnen het bouwvlak is geen maximum bouwhoogte van 11 meter toegestaan en een maximum goothoogte van 7 meter toegestaan. Binnen het bouwvlak is een maximum bebouwd oppervlak toegestaan van 375 m2. Op het plangebied ligt een geluidszone-industrie.

Verder ligt op het plangebied de Parapluherziening erfafscheiding, BenB gastenverblijf en parkeren. Dit plan is vastgesteld op 10 mei 2016.

1.4 Leeswijzer

Deze toelichting is als volgt opgebouwd:

  • Hoofdstuk 2 beschrijft het plangebied en gaat verder in op de nieuwe ontwikkelingen waarvoor dit bestemmingsplan het kader biedt.
  • Hoofdstuk 3 brengt het beleidskader in beeld. Het ruimtelijk beleid op het niveau van Rijk, provincie en gemeente komt hier aan bod.
  • In hoofdstuk 4 wordt stilgestaan bij de diverse sectorale aspecten en de wijze waarop de plannen op een goede ruimtelijke manier met deze aspecten omgaat.
  • Hoofdstuk 5 beschrijft vervolgens de juridische opzet van het plan en de mogelijkheden die daarin worden geboden.
  • Hoofdstuk 6 en 7 tonen tot slot aan op welke wijze het plan in economische en maatschappelijke zin uitvoerbaar is.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Huidige situatie

IJsvogellaan

De IJsvogellaan ligt ten zuidwesten van het centrum van Oostvoorne. De straat zelf is vooral bebouwd met vrijstaande woonhuizen. Op de locatie van IJsvogellaan 1 zijn op dit moment nog volkstuinen aanwezig.

Duinoord

Locatie Duinoord ligt ten westen van het centrum van Oostvoorne. De locatie is gelegen aan de Bosweg en Zeeweg. Naast de locatie is een Bed and Breakfast gelegen. De locatie bestaat nu uit braakliggende grond.

Hoflaan 

Aan de Hoflaan 6-8 was in het verleden het gemeentehuis gevestigd. Nadat het gemeentehuis op deze locatie werd gesloten is het pand gebruikt als bibliotheek en VVV-kantoor. In 2014 is besloten deze publieke functies te beëindigen. Gezien de historie, ligging en uitstraling van het voormalige gemeentehuis is gezocht naar een nieuwe passende functie voor het gebouw en bijbehorende buitenruimtes. Uiteindelijk is ervoor gekozen om een horecabedrijf te exploiteren op deze locatie. Hierover is positief adviseert door de gemeente en is een vergunning voor afgegeven.

2.2 Toekomstige situatie

IJsvogellaan

In de toekomst wordt de tuinbestemming deels gewijzigd naar een woonbestemming. Hier wordt één woonhuis gerealiseerd. Het betreft een vrijstaande woning, waarvan in dit stadium nog geen ontwerp bekend is. De bestemming gaat overeenkomstig de aangrenzende percelen zijn, dus binnen die kaders kan een woning worden gerealiseerd.

Duinoord

De braakliggende grond op deze locatie aan de Bosweg en Zeeweg wordt gebruikt om woonhuizen te bouwen. In het vigerende bestemmingsplan maakt deze locatie nu nog onderdeel uit van een groter vlak dat bestemd is voor 18 appartementen. Dit plan gaat niet door. Op de helft van het perceel blijft het bestaande hotel gehandhaafd. De andere helft van de oorspronkelijke ontwikkeling wordt nu benut om vier vrijstaande woningen te realiseren. Hiervan komt aan de Bosweg één vrijstaande woning en aan de Zeeweg drie vrijstaande woningen. Onderstaande plattegrond geeft de toekomstige situatie weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0614.1209bpHofIJsDuin-0100_0002.png"

Figuur 3.1 Toekomstige situatie locatie Duinoord

Hoflaan

De gemeente heeft voor deze locatie reeds een vergunning afgegeven waarbij horeca is toegestaan. In het bestemmingsplan ligt op de locatie nu nog de bestemming maatschappelijk, zonder horeca-aanduiding. De bestemming blijft maatschappelijk, maar op de verbeelding wordt een horeca-aanduiding opgenomen. Op deze manier wordt horeca planologisch mogelijk gemaakt op deze locatie, zoals al is vergund.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

In dit hoofdstuk wordt het relevante ruimtelijke beleidskader beschreven. Achtereenvolgens komt het rijksbeleid, het provinciale beleid en het gemeentelijke beleid aan bod.

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

De Nationale Omgevingsvisie, kortweg NOVI, loopt vooruit op de inwerkingtreding van de Omgevingswet en vervangt op rijksniveau de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.

Uitgangspunt in de nieuwe aanpak is dat ingrepen in de leefomgeving niet los van elkaar plaatsvinden, maar in samenhang. Zo kunnen in gebieden betere, meer geïntegreerde keuzes worden gemaakt.

Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie van het Rijk in beeld.

Als alle wensen naast elkaar worden gelegd, ontstaat het volgende beeld. Het kabinet wil een land:

  • dat gezond en klimaatbestendig is, met schone lucht, schoon water en een schone bodem en veel ruimte voor groen en water;
  • met een uitstekend functionerende economie, die duurzaam en circulair is. Nauw verbonden met onze buurlanden en de rest van de wereld, als onderdeel van de internationale gemeenschap;
  • waar het goed wonen en werken is. Met aangename en vitale steden en dorpen, en een productief en aantrekkelijk platteland;
  • met uitstekende bereikbaarheid, waar iedereen snel en gemakkelijk van A naar B komt, met zo min mogelijk schadelijke uitstoot en overlast;
  • waar we voldoende ruimte hebben om te kunnen bewegen, ontspannen en tot onszelf te komen; zowel in de stad als daarbuiten.
  • dat veilig is en ons beschermt tegen overstromingen en andere gevaren;
  • waar een goede balans is tussen gebouwde omgeving en open landschap, tussen natuur en cultuur, tussen land en water;
  • dat openstaat voor verandering, en waar de kracht van zijn traditie, cultuur en identiteit wordt weerspiegeld in de inrichting van de leefomgeving.

Gemeenten, waterschappen, provincies en het Rijk zijn samen verantwoordelijk voor de fysieke leefomgeving. Sommige belangen en opgaven overstijgen het lokale, regionale en provinciale niveau en vragen om nationale aandacht. Dit zijn de ‘nationale belangen’. Het Rijk heeft voor alle nationale belangen een zogenaamde systeem-verantwoordelijkheid. Voor een aantal belangen is het Rijk zelf eindverantwoordelijk. Maar voor een groot aantal nationale belangen zijn dat de medeoverheden.

De NOVI richt zich op die ontwikkelingen waarin meerdere nationale belangen bij elkaar komen, en keuzes in samenhang moeten worden gemaakt tussen die nationale belangen.

Voor dit project relevante nationale belangen zijn:

  • Bevorderen van een duurzame ontwikkeling van Nederland als geheel en van alle onderdelen van de fysieke leefomgeving.
  • Waarborgen en bevorderen van een gezonde en veilige fysieke leefomgeving.
  • Zorgdragen voor een woningvoorraad die aansluit op de woonbehoefte.

De belangrijkste keuzes zijn:

  • Duurzame energie inpassen met oog voor omgevingskwaliteit
  • Ruimte voor overgang naar een circulaire economie
  • Woningbouw in een stedelijk netwerk van gezonde en groene steden
  • Landgebruik meer in balans met natuurlijke systemen

Wonen is voor dit project het meest relevant. Tot 2030 moeten er ongeveer 1 miljoen woningen gebouwd worden. Dit zal grote impact hebben op de ruimtelijke ordening.

Er wordt zoveel mogelijk gebouwd binnen bestaand stedelijk gebied, zodat open ruimtes en groen tussen steden behouden blijft. De nieuwe woningen moeten betaalbaar en goed bereikbaar zijn. Bewoners moeten tevens een prettige, gezonde en veilige leefomgeving ervaren. Dat vergt grote investeringen in openbaar vervoer, veilige fiets- en wandelpaden, meer groen, ontmoetingsruimte en wateropvang in de stad, en goede verbindingen met recreatiegebieden in de nabijheid van de stad. Met deze aanpak van verstedelijking wordt niet alleen het woningaanbod, maar ook de leefomgevingskwaliteit in de stad verbeterd.

Toetsing

Bij de voorgenomen ontwikkeling zijn geen nationale belangen in het geding. Het mogelijk maken van de nieuwe woningen in het bestaand stedelijk gebied past binnen het rijksbeleid. Samenhang moeten worden gemaakt tussen die nationale belangen.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Voor de doorwerking van de Rijksbelangen in plannen van lagere overheden, is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) opgesteld. Het Barro is op 30 december 2011 (grotendeels) in werking getreden en omvat alle ruimtelijke Rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. De geconsolideerde versie is van januari 2020.

Toetsing

Er gelden geen beperkingen uit het Barro.

3.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking (Bro 3.1.6 sub 2)

Een zorgvuldige benutting van de beschikbare ruimte voor verschillende functies vraagt om een goede onderbouwing van nut en noodzaak van een nieuwe stedelijke ruimtevraag en een zorgvuldige ruimtelijke inpassing van de nieuwe ontwikkeling. Overheden die nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk willen maken, moeten beschrijven waarom er behoefte is aan de ontwikkeling en als die ontwikkeling buiten het bestaand stedelijk gebied mogelijk wordt gemaakt, motiveren waarom er niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Toetsing

De ontwikkelingen betreffen geen stedelijke ontwikkelingen van meer dan 11 woningen. Een ladderonderbouwing is dan ook niet benodigd.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie provincie Zuid-Holland (geconsolideerde versie 2020)

De provincie stuurt op (boven)regionaal niveau op de fysieke leefomgeving in Zuid-Holland. De provincie heeft zes richtinggevende ambities geformuleerd in de fysieke leefomgeving. Door in te zetten op de zes ambities wordt bijgedragen aan het sterker maken van Zuid-Holland.
Deze ambities zijn:

  • Naar een klimaatbestendige delta;
  • Naar een nieuwe economie: the next level;
  • Naar een levendige meerkernige metropool;
  • Energievernieuwing;
  • Best bereikbare provincie;
  • Gezonde en aantrekkelijke leefomgeving.

Deze ambities zijn vertaald in beleidskeuzes voor de fysieke leefomgeving.

Toetsing

De ontwikkeling aan de IJsvogellaan 1 en locatie Duinoord voldoen aan de Omgevingsvisie provincie Zuid-Holland. De twee ontwikkelingen betreffen woningbouw binnen bestaand stads- en dorpsgezicht. Hoflaan 6 betreft een reeds vergunde situatie, een toets aan het provinciaal beleid is dan ook niet benodigd.

3.2.2 Omgevingsverordening Zuid-Holland (geconsolideerde versie 2020)

De omgevingsvisie Zuid-Holland is vertaald in de Omgevingsverordening Zuid-Holland. Voor de beoogde ontwikkeling zijn artikel 6.9 Ruimtelijke kwaliteit en 6.10 Stedelijke ontwikkelingen relevant.

Artikel 6.9 Ruimtelijke kwaliteit

Een bestemmingsplan kan voorzien in een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling, onder de volgende voorwaarden ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit:

  • a. de ruimtelijke ontwikkeling past binnen de bestaande gebiedsidentiteit, voorziet geen wijziging op structuurniveau, past bij de aard en schaal van het gebied en voldoet aan de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart (inpassen);
  • b. als de ruimtelijke ontwikkeling past binnen de bestaande gebiedsidentiteit, maar wijziging op structuurniveau voorziet (aanpassen), wordt deze uitsluitend toegestaan mits de ruimtelijke kwaliteit per saldo ten minste gelijk blijft door:
    • 1. zorgvuldige inbedding van de ontwikkeling in de omgeving, rekening houdend met de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart; en
    • 2. het zo nodig treffen van aanvullende ruimtelijke maatregelen als bedoeld in het derde lid;
  • c. als de ruimtelijke ontwikkeling niet past bij de bestaande gebiedsidentiteit (transformeren), wordt deze uitsluitend toegestaan mits de ruimtelijke kwaliteit van de nieuwe ontwikkeling is gewaarborgd door:
    • 1. een integraal ontwerp, waarin behalve aan de ruimtelijke kwaliteit van het gehele gebied ook aandacht is besteed aan de fysieke en visuele overgang naar de omgeving en de fasering in ruimte en tijd, alsmede rekening is gehouden met de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart; en
    • 2. het zo nodig treffen van aanvullende ruimtelijke maatregelen als bedoeld in het derde lid.

De regels in deze verordening zijn bindend en werken door in gemeentelijke bestemmingsplannen. Het volgende is relevant voor het bestemmingsplan.

Toetsing

De ontwikkelingen aan IJsvogellaan 1 en locatie Duinoord zijn in lijn met de bestaande gebiedsidentiteit. De uitstraling van de woningen sluit aan bij de omgeving. Hoflaan 6 betreft een reeds vergunde situatie, een toets aan het provinciaal beleid is dan ook niet benodigd.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Omgevingsvisie Westvoorne 2030

In deze visie worden de verschillende belangen vanuit landschap, de kernen, recreatie en toerisme, de agrarische sector en de gemeenschap samengesmolten tot een integrale ontwikkelingsrichting voor de periode tot 2030.

Voor woningbouw is het volgende in de Omgevingsvisie Westvoorne opgenomen:

  • Een evenwichtige bevolkingsopbouw is van groot belang. Nieuwe ontwikkelingen zoals woningbouw zijn vooral een middel om dit te bereiken (en geen doel op zichzelf). De gemeente streeft naar een gevarieerde woningvoorraad waar ruimte is voor diverse leeftijds-, huishoudens- en inkomensgroepen. De gemeente vindt het belangrijk dat de inwoners, maar ook mensen van buiten kunnen kiezen uit verschillende aantrekkelijke woonmilieus. Speerpunten daarbij zijn de huisvestingsmogelijkheden voor jongeren en het verder versterken van het wonen in een aantrekkelijke, groene omgeving. De bijzondere kwaliteiten die het wonen in de gemeente Westvoorne aangenaam maken, willen ze hierbij benutten. Een hoge ruimtelijke kwaliteit in bestaand en nieuw bebouwd gebied is daarbij van groot belang.

  • De gemeente streeft naar een voldoende aanbod van kwalitatief goede en betaalbare woningen, zowel in de huur- als in de koopsector. Flexibiliteit is het sleutelwoord. Woningbouw wordt steeds gerealiseerd op basis van een actuele woonvisie, die input is voor de regionale woonvisie Voorne-Putten.

  • De gemeente gaat verdere stappen nemen in de richting van een verantwoord en toekomstbestending beheer van het gemeentelijk Woonbedrijf. Dat houdt in het bijzonder in dat het Woonbedrijf zich ontwikkelt tot een zelfstandig functionerend bedrijf binnen de gemeentelijke organisatie. Voor het Woonbedrijf wordt een strategisch voorraadbeleid opgesteld en geformaliseerd. Door verbetering van de energetische kwaliteit en het planmatig energieneutraal renoveren van complexen wordt een aantrekkelijk woningbestand nagestreefd waarmee Westvoorne onderscheidend is ten opzichte van het aanbod van huurwoningen in de regio.

  • Bij nieuwbouw gaat de gemeente uit van duurzame, zo mogelijk energie- of klimaatneutrale bebouwing. Op het gebied van energievoorziening en isolatie zijn de bouwkundige ontwikkelingen inmiddels zo ver gevorderd dat energieneutrale woningen voor een marktconforme prijs zijn te realiseren. Zowel in de eigen gemeentelijk bouwprogramma als in de gebiedsontwikkelingen van particuliere initiatiefnemers gaan ze daarom uit van energieneutraliteit in woningbouw.

Toetsing

De ontwikkelingen aan de IJsvogellaan 1 en locatie Duinoord sluiten aan bij de Omgevingsvisie Westvoorne 2030. Er komen in totaal 5 nieuwe woningen bij in Oostvoorne. De ontwikkeling aan Hoflaan 6 is reeds vergund.

3.3.2 Woonvisie Westvoorne 2015 - 2030

Het doel van de woonvisie is een antwoord te geven op de vraag voor welke doelgroepen de gemeente welke ingrepen in de gemeentelijke woningvoorraad het beste kan doen. Het gaat over het wonen voor en door inwoners van Westvoorne. En het gaat over de mate waarin de bouwkundige kwaliteit, de prijs, de omvang en het woonmilieu passen bij de vraag van de bevolking.

De woonvisie begint met een omgevingsanalyse. Deze levert op hoofdlijnen de volgende constateringen op: Westvoorne ligt in de directe nabijheid van één van de economische motoren van Nederland. De economische vooruitzichten, zowel in Westvoorne als op Voorne-Putten en in het havenindustrieel complex, zijn voldoende positief om te kunnen spreken van een blijvende bron van werkgelegenheid. Tegelijkertijd wordt de gemeente gekenmerkt door een demografische transitie: in de komende 15 jaar is er sprake van een afname van het aandeel jongeren, een sterke toename van het aandeel ouderen en een afname van de groep daartussen, de potentiële beroepsbevolking. Deze ontwikkelingen leiden tot een simultane afname van het aantal inwoners en een stijging van het aantal huishoudens, wat resulteert in een huishoudensverdunning.

De waardering van het wonen in Westvoorne is goed, maar niet zonder uitdagingen. Vraagstukken op de Westvoornse woningmarkt betreffen vooral de mogelijkheden van het zelfstandig wonen door ouderen en de koop- en huurmogelijkheden voor jongeren. Daarnaast liggen er opgaven in het verbeteren en versterken van de karakteristieke woonmilieus.

Om de ontwikkelingen in gewenste banen te leiden en de uitdagingen aan te gaan, zijn in de visie vier ambities geformuleerd, die beantwoorden aan de actualiteit en de meest pregnante verwachtingen:

  • Wonen met zorg: voorbereiden van de woningvoorraad op vergrijzing en extramuralisering.
  • Betaalbaar wonen: verantwoordelijkheid nemen voor alle inkomensgroepen. Daarbinnen hebben met name jongeren en starters ondersteuning nodig.
  • Duurzaam wonen: energieprestatie van de woningvoorraad verbeteren en levensloopbestendigheid van nieuwe en bestaande voorraad bevorderen.
  • Buiten wonen: de karakteristiek van de gemeente versterken, zowel de dorpskernen als het buitengebied. Het faciliteren van bedrijfsbeëindigingen heeft daarin een belangrijke plek om ruimtelijke kwaliteit te verbeteren conform de provinciale regels.

Toetsing

De ontwikkelingen aan de IJsvogellaan 1 en locatie Duinoord sluiten aan bij de Woonvisie Westvoorne 2015-2030. Er komen in totaal 5 nieuwe woningen bij in Oostvoorne. Deze sluiten aan bij de ambities van de gemeente met betrekking tot duurzaam en buiten wonen. De woningen vallen niet onder de ambitie betaalbaar wonen. De woningen kunnen in de toekomst eventueel wel levensloopbestendig worden gemaakt. De ontwikkeling aan Hoflaan 6 is reeds vergund.

3.3.3 Toekomstvisie (2009)

In de Toekomstvisie heeft de gemeente een duidelijke richting voor de toekomst bepaald. Het belangrijkste uitgangspunt is de verbetering van het voorzieningenniveau in de gemeente. Hiervoor is een groei van het inwoneraantal nodig. Westvoorne maakt hiervoor gebruik van de kansen die de Mainport en het toerisme bieden. Er wordt bewust gekozen voor een beheerste groei, zowel voor aantal inwoners, voorzieningen als economische activiteiten. Harde randvoorwaarden zijn onder meer:

  • het authentieke dorpse karakter van de verschillende kernen blijft gehandhaafd;
  • het toegankelijke groene karakter van de gemeente blijft bestaan en wordt versterkt, zowel als open buitengebied, als in de woonkernen;
  • Westvoorne blijft, met zijn unieke natuur, de groene buffer tegen het havengebied;
  • de groei zal moeten bijdragen aan een evenwichtige bevolkingsopbouw;
  • de meer dan landelijk gemiddelde vergrijzing wordt tegengegaan.

Toetsing

Door het realiseren van 5 woningen groeit het inwoneraantal in Westvoorne. Dit draagt bij aan het op peil houden van de voorzieningen. De al reeds vergunde horecafunctie aan de Hoflaan 6 draagt bij aan het authentieke karakter va het drop en draagt bij aan het op peil houden van de voorzieningen. Het dorpse en groene karakter blijft met deze ontwikkelingen behouden.

 

Hoofdstuk 4 Sectorale aspecten

4.1 Inleiding

Ten behoeve van de uitvoerbaarheid van het plan is naar verschillende ruimtelijk relevante (onderzoeks)aspecten gekeken. In het voorliggende hoofdstuk wordt het toetsingskader, onderzoek en conclusies van de verschillende sectorale aspecten beschreven.

4.2 Mobiliteit

Toetsingskader

Op het gebied van verkeer en vervoer bestaat geen specifieke wetgeving die relevant is voor de voorgenomen activiteit. Wel dient in het kader van het ruimtelijk plan dat de activiteit mogelijk maakt, te worden onderbouwd dat het geheel voldoet aan een goede ruimtelijke ordening. Dit houdt onder meer in dat er voldoende parkeergelegenheid aanwezig dient te zijn en de eventuele verkeerstoename niet leidt tot knelpunten in de verkeersafwikkeling.

Voor de beoogde ontwikkeling wordt de verkeersgeneratie berekend op basis van kencijfers uit CROW publicatie 381 (Toekomstbestendig Parkeren). Het aantal parkeerplaatsen in het plangebied dient te voldoen aan de parkeernormen zoals opgenomen in het gemeentelijk parkeerbeleid (Parkeerbeleidnota Westvoorne 2012 - 2016). Deze verwijst door naar de parkeerkencijfers van het CROW. Daarom wordt net als bij de verkeersgeneratie aangesloten bij de kencijfers uit CROW publicatie 381 (Toekomstbestendig parkeren). Voor het juiste kencijfer / parkeernorm wordt een ligging in de rest bebouwde kom aangehouden, de gemeente heeft een weinig stedelijk karakter op basis van de adressendichtheid.

IJsvogellaan  

Ontsluiting  

Het nieuw te realiseren woonhuis wordt ontsloten via de IJsvogellaan. Via de IJsvogellaan en andere wegen in de wijk kunnen de grote ontsluitingswegen bereikt worden, zoals de N218.

Gemotoriseerd verkeer

De IJsvogellaan is een 30 km/u weg. Deze weg wordt alleen gebruikt door de bewoners van de IJsvogellaan.

Langzaam verkeer

De fietsers delen de rijbaan met het gemotoriseerde verkeer. Een apart trottoir ligt langs de rijbaan.

Openbaar vervoer

Vanaf de locatie ligt op ongeveer 500 meter afstand bushalte Heveringseweg. Hier stopt bus 403 die naar Spijkenisse en Hellevoetsluis gaat.

Parkeren

Parkeren wordt opgelost op eigen terrein. In de straat zijn geen openbare parkeerplaatsen beschikbaar.

Verkeersgeneratie en –afwikkeling

De ontwikkeling van één vrijstaande woning zorgt voor een verkeersgeneratie van 9 mvt/etmaal. De toename is van geringe omvang en zal geen noemenswaardig effect hebben op de verkeersafwikkeling op het wegennet.

Duinoord

Ontsluiting

De woningen worden gebouwd aan de Bosweg en de Zeeweg. Ontsluiting vindt plaats via deze wegen door het centrum van Oostvoorne naar de N218.

Gemotoriseerd verkeer

Zowel de Bosweg als de Zeeweg zijn 30 km/u wegen.

Langzaam verkeer

Fietsers delen de rijbaan met het gemotoriseerde verkeer. Voetgangers hebben een apart trottoir.

Openbaar vervoer

Vanaf de locatie is de dichtstbijzijnde bushalte op 1 km afstand. Dit is de bushalte Voorweg, Oostvoorne.

Parkeren

Parkeren wordt opgelost op eigen terrein van de woningen. Aan de Zeeweg bestaat ook de mogelijkheid om in het openbaar gebied te parkeren.

Verkeersgeneratie en –afwikkeling

De ontwikkeling van vier vrijstaande woningen zorgt voor een verkeersgeneratie van 32,8 mvt/etmaal, op een werkdag is dit 36,4 mvt/etmaal. De toename is van geringe omvang en zal geen noemenswaardig effect hebben op de verkeersafwikkeling op het wegennet.

Hoflaan  

De vergunning is reeds afgegeven voor deze ontwikkeling. Een onderzoek naar verkeer en vervoer is dan ook niet noodzakelijk.

Conclusie

Het aspect verkeer en parkeren staan bovengenoemde ontwikkelingen of een reeds vergunde ontwikkeling niet in de weg.

4.3 Wegverkeerslawaai en industrielawaai

Normstelling en beleid

In het kader van de Wet geluidhinder (Wgh) bevinden zich langs alle wegen geluidzones, met uitzondering van woonerven en 30 km/u-wegen. Binnen de geluidzone van een weg dient de geluidbelasting aan de gevel van nieuwe geluidgevoelige bestemmingen aan wettelijke normen te voldoen. Volgens artikel 74 van de Wgh is de breedte van een geluidszone afhankelijk van het aantal rijstroken en de ligging van de weg (stedelijk of buitenstedelijk).

Binnen het plangebied worden woningen mogelijk gemaakt. Volgens de Wet geluidhinder (Wgh) is wonen een geluidgevoelige functie. Daarom dient akoestisch onderzoek uitgevoerd te worden, indien deze gelegen zijn binnen de geluidzone van een weg, een spoorweg of een industrieterrein.

Onderzoek

IJsvogellaan

Voor deze locatie is akoestisch onderzoek uitgevoerd. Het volledige onderzoek staat in bijlage 1 van dit bestemmingsplan. Uit onderzoek naar wegverkeerslawaai blijkt dat:

  • de geluidbelasting ten gevolge van de gezoneerde Fazantenlaan lager is dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB;
  • de geluidbelasting ten gevolge van de niet gezoneerde IJsvogellaan lager is dan de richtwaarde van 48 dB.

Uit onderzoek naar industrielawaai blijkt dat:

  • de geluidbelasting ten gevolge van het gezoneerde industrieterrein Maasvlakte - Europoort voldoet aan de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A).

Alle woningen zullen beschikken over een geluidluwe gevel en een geluidluwe buitenruimte zoals vereist volgens het gemeentelijk geluidbeleid. Voor het voorkomen van geluidhinder en slaapverstoring is het volgens het beleid zeer wenselijk dat geluidgevoelige ruimten, zoals woon- en slaapkamers, zo min mogelijk aan de geluidbelaste zijde van de woning worden gerealiseerd. Hiermee dient bij de uitwerking rekening gehouden te worden.

Als de karakteristieke geluidwering van de gevels voldoen aan de eisen uit het Bouwbesluit 2012, zal een aanvaardbaar geluidniveau in de woningen worden bereikt.

Duinoord

Voor deze locatie is akoestisch onderzoek uitgevoerd. Het volledige onderzoek staat in bijlage 1 van dit bestemmingsplan. Uit onderzoek naar wegverkeerslawaai blijkt dat:

  • de geluidbelasting ten gevolge van de niet gezoneerde Bosweg lager is dan de richtwaarde van 48 dB;
  • de geluidbelasting ten gevolge van de niet gezoneerde Zeeweg hoger is dan de richtwaarde van 48 dB;
  • maatregelen om de geluidbelasting ten gevolge van de Zeeweg te reduceren niet mogelijk of ongewenst zijn;

Uit onderzoek naar industrielawaai blijkt dat:

  • de geluidbelasting ten gevolge van het gezoneerde industrieterrein Maasvlakte- Europoort hoger is dan de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A);
  • Maatregelen om de geluidbelasting te reduceren zijn niet mogelijk. Voor deze woningen moet door het college van Burgemeester en Wethouders een hogere waarde van 53 dB(A) worden vastgesteld.

Alle woningen zullen beschikken over een geluidluwe gevel en een geluidluwe buitenruimte zoals vereist volgens het gemeentelijk geluidbeleid. Voor het voorkomen van geluidhinder en slaapverstoring is het volgens het beleid zeer wenselijk dat geluidgevoelige ruimten, zoals woon- en slaapkamers, zo min mogelijk aan de geluidbelaste zijde van de woning worden gerealiseerd. Hiermee dient bij de uitwerking rekening gehouden te worden.

Als de karakteristieke geluidwering van de gevels voldoen aan de eisen uit het Bouwbesluit 2012, zal een aanvaardbaar geluidniveau in de woningen worden bereikt.

Hoflaan

De vergunning is reeds afgegeven voor deze ontwikkeling. Een onderzoek naar wegverkeerslawaai en industrielawaai is dan ook niet noodzakelijk.

Conclusie

Het aspect wegverkeerslawaai en industrielawaai staat de ontwikkeling niet in de weg. Voor de locatie Duinoord wordt parallel aan dit bestemmingsplan een hogere waarde vastgesteld. Dat hogere waardenbesluit is als bijlage 21 opgenomen bij dit plan.

4.4 Externe veiligheid

Beleid en normstelling

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.

Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. Het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde wordt overschreden.

Risicovolle inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een ruimtelijke onderbouwing moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.

Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied van de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en de regeling Basisnet in werking getreden. Het BEVT vormt de wet- en regelgeving, en de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water. Het BEVT en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute.

Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Er geldt een oriënterende waarde voor het groepsrisico en onder voorwaarden een verantwoordingsplicht tot 200 m binnen de transportroute.

Besluit externe veiligheid buisleidingen

In het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op grond van het Bevb dient zowel bij consoliderende bestemmingsplannen als bij ontwikkelingen inzicht te worden gegeven in de afstand tot het PR en de hoogte van het GR als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.


Onderzoek

IJsvogellaan

Volgens de professionele risicokaart zijn in de omgeving van het plangebied geen risicovolle inrichtingen gelegen. Tevens is er in de nabijheid van het plangebied geen sprake van vervoer van gevaarlijke stoffen over water, weg, per spoor of door buisleidingen. Nader onderzoek is niet noodzakelijk.

Duinoord

Volgens de professionele risicokaart zijn in de omgeving van het plangebied geen risicovolle inrichtingen gelegen. Op circa 1.200 m, ten oosten van het plangebied, vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over de Van den Boogerdweg (N57/N218). Het plangebied is niet gelegen binnen de PR10-6 risicocontour van de weg of het invloedsgebied van de weg Gezien de afstand van meer dan 200 m is een QRA berekening niet noodzakelijk.

Hoflaan

De vergunning is reeds afgegeven voor deze ontwikkeling. Nadere inventarisatie van het aspect externe veiligheid is dan ook niet noodzakelijk.

Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

4.5 Luchtkwaliteit

Beleid en normstelling

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk project uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het beleid en normstelling voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.5 weergegeven.

Tabel 4.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm

stof   toetsing van   grenswaarde  
stikstofdioxide (NO2)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
fijn stof (PM10)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
  24-uurgemiddelde concentratie   max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/m³  
fijn stof (PM2,5)   jaargemiddelde concentratie   25 µg/m³  

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.

Besluit niet in betekenende mate

In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • een project heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 ( = 1,2 µg/m³);
  • een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen, kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m² bij één ontsluitingsweg en 200.000 m² bij twee ontsluitingswegen.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk project uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.

Onderzoek

IJsvogellaan

Aan de IJsvogellaan wordt één vrijstaande woning gebouwd. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de NSL-monitoringstool 2020 (http://www.nsl-monitoring.nl/viewer/) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. De dichtstbijzijnde maatgevende weg betreft de Meeuwenlaan, ten oosten van het plangebied. Uit de NSL-monitoringstool blijkt dat in 2020 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof langs deze weg ruimschoots onder de grenswaarden lagen. De concentraties luchtverontreinigende stoffen bedroegen in 2020; 17 µg/m³ voor NO2, 18 µg/m³ voor PM10 en 10 µg/m³ oor PM2,5. Het aantal overschrijdingsdagen van de 24-uur gemiddelde concentratie PM10 bedroeg 6,2 dagen. Hierdoor is er ter plaatste van het plangebied sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Duinoord

De ontwikkeling op locatie Duinoord bestaat uit het bouwen van vier woningen. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de NSL-monitoringstool 2020 (http://www.nsl-monitoring.nl/viewer/) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. De dichtstbijzijnde maatgevende weg betreft de Zeeweg, ten oosten van het plangebied. Uit de NSL-monitoringstool blijkt dat in 2020 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof langs deze weg ruimschoots onder de grenswaarden lagen. De concentraties luchtverontreinigende stoffen bedroegen in 2020; 16,3 µg/m³ voor NO2, 17,7 µg/m³ voor PM10 en 9,7 µg/m³ oor PM2,5. Het aantal overschrijdingsdagen van de 24-uur gemiddelde concentratie PM10 bedroeg 6,2 dagen. Hierdoor is er ter plaatste van het plangebied sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Hoflaan

De vergunning is reeds afgegeven voor deze ontwikkeling. Een onderzoek naar luchtkwaliteit is dan ook niet noodzakelijk. 

Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit staan bovengenoemde ontwikkelingen of de reeds vergunde ontwikkeling niet in de weg.

4.6 Bodem

Toetsingskader

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een ruimtelijke ontwikkeling rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.

Onderzoeken

IJsvogellaan

Voor het plangebied is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd in het voorjaar van 2020, zie Bijlage 2 Verkennend bodemonderzoek IJsvogellaan 1 . Het doel van het verkennend bodemonderzoek is inzicht te verkrijgen of en in hoeverre het voormalige, dan wel het huidige gebruik van de locatie geleid kan hebben tot verontreiniging van de bodem.

Op basis van de resultaten van het verkennend onderzoek wordt het volgende geconcludeerd:

  • De bovengrond is licht verontreinigd met lood;
  • De ondergrond is niet verontreinigd met de geanalyseerde parameters;
  • Het grondwater is niet verontreinigd met de geanalyseerde parameters.

De hypothese onverdacht voor bodemverontreiniging dient te worden verworpen, aangezien in de bovengrond een licht verhoogd gehalte met lood is. Echter, de onderzoeksresultaten geven geen aanleiding tot het instellen van verder onderzoek. Vanuit milieuhygiënisch oogpunt worden geen bezwaren verwacht voor het verstrekken van een omgevingsvergunning en voortzetten van het huidige gebruik. Opgemerkt wordt dat indien bijvoorbeeld bij herinrichtingswerkzaamheden grond vrijkomt die niet ter plaatse kan worden hergebruikt er restricties gelden ten aanzien van het hergebruik. De DCMR heeft reeds akkoord gegeven voor het bodemonderzoek aan de IJsvogellaan. De bodemkwaliteit is geschikt bevonden voor het voorgenomen gebruik (wonen met tuin).

Duinoord

Voor het plangebied is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd in het najaar van 2018, zie Bijlage 13 Verkennend bodemonderzoek Duinoord . Het doel van het verkennend bodemonderzoek is inzicht te verkrijgen of en in hoeverre het voormalige, dan wel het huidige gebruik van de locatie geleid kan hebben tot verontreiniging van de bodem.

Verkennend bodemonderzoek

Gezien de resultaten van het onderzoek wordt geconcludeerd dat de opgestelde hypothese ‘onverdacht’ niet juist is. Ter plaatse zijn in de grond en in het grondwater overschrijdingen van de achtergrond- en streefwaarde vastgesteld. Voor lichte verontreinigingen wordt geen nader onderzoek aanbevolen.

Voor de matige verontreiniging aan lood en zink wordt, op basis van de Wet bodembescherming, een nader bodemonderzoek aanbevolen naar de omvang van de verontreiniging. Dit om na te gaan of mogelijk sprake is van een, volgens de Wet bodembescherming, zogenaamd geval van ernstige bodemverontreiniging. Er is sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging indien meer dan 25 m3 grond is verontreinigd boven de interventiewaarde. Het nader bodemonderzoek bestaat uit het plaatsen van extra boringen rond boring 1. Gezien de ruimtelijke verdeling wordt tevens aanbevolen overige (zintuiglijk niet verontreinigde) bovengrond aanvullend te analyseren op een basispakket.

In verband met het aantreffen van puin (een zwakke puinbijmenging) in de grond is de locatie aangemerkt als asbestverdacht. Aanbevolen wordt verkennend bodemonderzoek naar asbest uit te voeren.

Nader bodemonderzoek en verkennend asbestonderzoek

Aanleiding tot het uitvoeren van het nader bodemonderzoek en verkennend onderzoek asbest is de in

eerder uitgevoerd verkennend bodemonderzoek aangetoonde matige verontreiniging met lood en zink in de bovengrond en het aantreffen van puin (een zwakke puinbijmenging) in de grond in combinatie met de aanvraag omgevingsvergunning voor de bouw van vier woningen (drie langs de Zeeweg en één langs de Bosweg). Het volledige onderzoek staat beschreven in Bijlage 14 Aanvullend bodem- en asbestonderzoek Duinoord.

In het nader bodemonderzoek is geen verontreiniging boven de interventiewaarde aangetoond. In het kader van de Wet Bodebescherming is dus geen sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging en dus er is geen saneringsnoodzaak. Verder is de grond afkomstig van boringsgat 101-1 onderzocht. Hier komt geen asbest voor boven de detectielimiet.

De resultaten vormen milieuhygiënisch gezien geen belemmering voor het afgeven van een omgevingsvergunning voor de bouw van vier woningen (drie langs de Zeeweg en één langs de Bosweg).

Hoflaan

De vergunning is reeds afgegeven voor deze ontwikkeling. Een onderzoek naar de bodemkwaliteit is dan ook niet noodzakelijk. 

Conclusies

IJsvogellaan

Het aspect bodem staat de ontwikkeling aan de IJsvogellaan niet in de weg. De DCMR heeft reeds haar akkoord gegeven.

Duinoord

Het aspect bodem staan de ontwikkelingen op locatie Duinoord niet in de weg.

Hoflaan

De vergunning is reeds afgegeven voor deze ontwikkeling. Een onderzoek naar de bodemkwaliteit is dan ook niet noodzakelijk. 

4.7 Water

Beleid en normstelling

Waterbeheer en watertoets

De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijke planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het projectgebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Hollandse Delta, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer.

Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het projectgebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap en de gemeente nader wordt behandeld.

Europees:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW)

Nationaal:

  • Nationaal Waterplan (NW)
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW)
  • Waterwet

Provinciaal:

  • Provinciaal Waterplan
  • Provinciale Structuurvisie
  • Verordening Ruimte

Waterschapsbeleid

In het Waterbeheerprogramma (WBP) (2016-2021) staan de doelen van het waterschap Hollandse Delta voor de taken waterveiligheid (dijken en duinen), voldoende water, schoon water en de waterketen (transport en zuivering van afvalwater). Ook wordt aangegeven welk beleid gevoerd wordt en wat het waterschap in de planperiode wil doen om de doelen te bereiken. De maatregelen voor de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) zijn onderdeel van het plan.

Uit het oogpunt van waterkwaliteit moet schoon hemelwater bij voorkeur worden afgekoppeld en direct worden geloosd op oppervlaktewater. Dit vermindert de vuiluitworp uit het gemengde rioolstelsel en verlaagt de belasting van de afvalwaterzuivering. De toename van verhard oppervlak leidt tot een zwaardere belasting van het oppervlaktewatersysteem en leidt met regelmaat tot wateroverlast stroomafwaarts. Om de zwaardere belasting van het oppervlaktewatersysteem onder normale omstandigheden tegen te gaan is het brengen van hemelwater vanaf verhard oppervlak op het oppervlaktewaterlichaam specifiek vergunningplicht gesteld. Bij een toename van aaneengesloten verhard oppervlak van 500 m² of meer in stedelijk gebied of 1500 m2 of meer in landelijk gebied dient een vergunning aangevraagd te worden in het kader van de Keur. De versnelde afvoer als gevolg van de toename aan verharding moet volledig worden gecompenseerd door het aanbrengen van een gelijkwaardige vervangende voorziening (compensatieplicht), met een oppervlakte van 10% van de toename van verharding.

Gemeentelijk waterplan Westvoorne (2008)

Het doel van het gemeentelijk waterplan Westvoorne is het ontwikkelen van een gezamenlijke beleidsvisie op het gewenste watersysteem en de waterkwaliteit binnen de gemeente. Samen met de relevante partijen werken zij deze visie uit en stellen zij binnen het waterplan een maatregelenplan op om het beoogde watersysteem kwantitatief en kwalitatief te realiseren." Het gemeentelijk waterplan heeft betrekking op alle oppervlaktewater en grondwater binnen de gemeente, zowel binnen als buiten de bebouwde kom. De interactie met de waterketen is opgenomen voor zover deze het watersysteem beïnvloedt bij riooloverstorten en lozingspunten op zowel de waterkwantiteits- als de waterkwaliteitsaspecten. Binnen het waterplan is door de betrokken partijen een gezamenlijke visie 2050 opgesteld op het gemeentelijk watersysteem.

Onderzoek

Algemeen

De verschillende planlocaties zijn gelegen in het dorpsgebied Oostvoorne gelegen in het noorden van de gemeente Westvoorne. Het dorpshart is grotendeels verhard echter de planlocaties IJsvogellaan en Duinoord zijn momenteel onverhard.

Bodem en grondwater

Volgens de Bodemkaart van Nederland bestaat de bodem nabij de verschillende deelgebieden grotendeels uit zandgrond. Er is sprake van grondwatertrap II. Dat wil zeggen dat de gemiddeld hoogste grondwaterstand minder dan 0,4 m beneden maaiveld ligt, terwijl de gemiddelde laagste grondwaterstand varieert tussen de 0,8 m en de 1,2 m beneden maaiveld. De maaiveldhoogte ter plaatse varieert tussen circa NAP -1,8 m en +2,2 m.

Waterkwantiteit

Het watersysteem in Oostvoorne bestaat uit verschillende hoofdwatergangen, wegsloten en overig water. Ten zuidwesten van de locatie Duinoord is een overige watergang gelegen met een beschermingszone van 2 meter aan weerszijden van de watergang. In de directe nabijheid rondom de locatie IJsvogellaan zijn geen watergangen gelegen.

Waterkwaliteit

In de verschillende plangebieden zijn geen KRW-waterlichamen aanwezig.

Veiligheid en waterkeringen

De verschillende plangebieden zijn niet gelegen in een beschermingszone van een waterkering.

Toekomstige situatie

Algemeen

De ontwikkeling heeft betrekking op de realisatie van in totaal 5 nieuwe vrijstaande woningen. De vergunning voor de locatie Hoflaan is reeds afgegeven voor deze ontwikkeling. Er wordt daarom met name ingezoomd op de overige 2 locaties.

Waterkwantiteit

Toename in verharding dient gecompenseerd te worden. Bij een toename van aaneengesloten verhard oppervlak van 500 m² of meer moet voor de versnelde afstroom van hemelwater een vergunning worden aangevraagd in het kader van de Keur. Bij een toename aan verhard oppervlak van meer dan 500 m2 in stedelijk gebied en van meer dan 1.500 m2 in landelijk gebied dient er volgens het beleid van waterschap Hollandse Delta 10% van de toename aan functioneel open water gerealiseerd worden.

In het vigerende bestemmingsplan 'Oostvoorne Dorpsgebied' waren al bouwmogelijkheden voor vier woningen toegestaan op locatie Duinoord. De gezamenlijke oppervlakte van gebouwen en overkappingen mag in het vigerende bestemmingsplan per bouwperceel 150 m2 bedragen. Hierover is destijds ook akkoord over gegeven door het waterschap. De vijfde woning aan de IJsvogellaan valt onder de compensatiedrempel van 500 m2. Hierdoor is er geen compensatie van water nodig bij deze ontwikkelingen.

Afvalwaterketen en riolering

Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw verplicht een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:

  • hemelwater vasthouden voor benutting;
  • (in)filtratie van afstromend hemelwater;
  • afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater;
  • afstromend hemelwater afvoeren naar RWZI.

Watersysteemkwaliteit en ecologie

Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.

Veiligheid en waterkeringen

De ontwikkeling heeft geen invloed op de waterveiligheid in de omgeving.

Waterbeheer

Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de 'Keur'. Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht moet worden genomen. Binnen de beschermingszone mag niet zonder ontheffing van het waterschap gebouwd, geplant of opgeslagen worden. Hiermee wordt voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de 'Keur'. Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.

Conclusie

Het bestemmingsplan heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.

4.8 Ecologie

Beleid en normstelling

Wet natuurbescherming

Met de Wet natuurbescherming (Wnb) zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.

Gebiedsbescherming

De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden, te weten:

  • Natura 2000-gebieden;
  • Natuurnetwerk Nederland (NNN).

Natura 2000-gebieden 

De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).

Een bestemmingsplan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:

  • alternatieve oplossingen zijn niet voor handen;
  • het plan is nodig om dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, en
  • de nodige compenserende maatregelen worden getroffen om te waarborgen dat de algehele samenhang van het Natura 2000-netwerk bewaard blijft.

De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.

Soortenbescherming

In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:

  • soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;
  • soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn;
  • overige soorten.

De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.

Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. Verder kan bij provinciale verordening vrijstelling worden verleend van de verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden.

Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Wet natuurbescherming de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning of ontheffing ingevolge de wet zal kunnen worden verkregen.

Uitwerking Verordening uitvoering Wet natuurbescherming Zuid-Holland

In de provincie Zuid-Holland wordt vrijstelling verleend voor het weiden van vee en voor het op of in de bodem brengen van meststoffen. In het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden, daaronder begrepen het daarop volgende gebruik van het ingerichte of ontwikkelde gebied, bestendig beheer of onderhoud in de landbouw of bosbouw, bestendig beheer of onderhoud aan vaarwegen, watergangen, waterkeringen, waterstaatswerken, oevers, vliegvelden, wegen, spoorwegen of bermen, of natuurbeheer, of bestendig beheer of onderhoud van de landschappelijke kwaliteiten van een bepaald gebied worden vrijstellingen verleend ten aanzien van de soorten genoemd in bijlage 6 bij deze verordening. Het betreft aardmuis, bastaardkikker, bosmuis, bruine kikker, bunzing, dwergmuis, dwergspitsmuis, egel, gewone bosspitsmuis, gewone pad, haas, hermelijn, huisspitsmuis, kleine watersalamander, konijn, meerkikker, ree, rosse woelmuis, veldmuis, vos, wezel en woelrat.

Onderzoeken

IJsvogellaan

Gebiedsbescherming

Op ca. 1,5 km vanaf het plangebied bevindt zich het Natura 2000-gebied het Voornes Duin. Het plangebied maakt geen onderdeel uit van dit gebied en er is geen sprake van fysieke aantasting. Vanwege de afstand is ook negatief effect ten gevolge van trilling, geluid of lichtvervuiling uitgesloten. Negatief effect ten gevolge van stikstofdepositie is eveneens uitgesloten vanwege de kleinschaligheid van de ontwikkeling en de afstand tot stikstofgevoelige habitats (bevestigd m.b.v. een schetsberekening in AERIUS Calculator). Om deze redenen is de ontwikkeling niet vergunningplichtig ten aanzien van Natura-2000 wetgeving.

Het plangebied is niet gelegen in onderdelen van het Natuurnetwerk Nederland (NNN), noch in belangrijk weidevogelgebied. De ontwikkeling leidt niet tot negatief effect op de wezenlijke waarden en kenmerken, de oppervlakte of de samenhang van deze groengebieden. Er is geen sprake van een conflict met de Provinciale Omgevingsverordening.

Het stikstofonderzoek naar de bouw-/aanlegfase en de gebruiksfase is uitgevoerd door IDDS. Het volledige onderzoek staat in bijlage 4. De conclusie luidt dat er geen beschermde natuurgebieden worden getroffen door deze ontwikkeling. De rekentool geeft op basis van de opgestelde input, geen rekenresultaten hoger dan 0,00 mol/ha/j. Als gevolg van het planvoornemen treedt er dus geen stikstofdepositie op in Natura 2000-gebied.

Soortenbescherming

Voor dit perceel heeft Breur Ecologie & Onderzoek een quickscan ecologie uitgevoerd aan de IJsvogellaan 1 te Oostvoorne. Het betreft een onbebouwd terrein gelegen in de bebouwde kom, wat bestaat uit een gazon en een siertuin/moestuin. Het perceel grenst aan andere woonpercelen en een glazen kas met naastgelegenvijver. Aan de noordzijde van het perceel bevindt zich een dichte beukenhaag. Op het kavel zal één woonhuis gebouwd worden, het overige deel van het kavel wordt

ingericht als tuin.

Het volledige onderzoek staat in bijlage 7 van dit bestemmingsplan. In deze paragraaf worden beknopt de conclusies beschreven die uit de quickscan naar voren zijn komen:

  • De geplande ontwikkeling heeft geen negatief effect op beschermde soorten of natuurgebieden (zowel op provinciaal als op Europees niveau);
  • Aanvullend onderzoek of het aanvragen van een ontheffing ten aanzien van de Wet natuurbescherming is niet nodig;
  • De kap van beplanting dient plaats te vinden buiten het vogelbroedseizoen (grofweg half maart t/m half juli), of de beplanting dient voorafgaand aan de kap gecontroleerd te worden op de aanwezigheid van broedgevallen;
  • Het plangebied is geschikt voor onbeschermde dan wel vrijgestelde soorten (zoals algemene muizensoorten, egel, mol, gewone pad). Het aanvragen van een ontheffing is voor deze soorten niet nodig, wel geldt te allen tijde de zorgplicht (zie aanbevelingen).

Duinoord

Gebiedsbescherming

Bureau Waardenburg heeft voor locatie Duinoord een stikstofonderzoek uitgevoerd. Het volledige onderzoek staat in bijlage 8 van dit bestemmingsplan. In deze paragraaf worden beknopt de conclusie beschreven.

De nieuwe woningen in Oostvoorne leiden tot een extra depositie van stikstof op zeven habitattypen/leefgebieden in de aanlegfase en vijf habitattypen/leefgebieden in de gebruiksfase in het Natura 2000-gebied Voornes Duin. De bijdrage als gevolg van de bouw is voor de meeste habitattypen lager dan 0,1 mol en daarmee dermate laag dat significant negatieve effecten op instandhoudingsdoelen worden uitgesloten. Uit de ecologische effectbeoordeling voor alle habitattypen waar het project vier woningen een bijdrage voor levert volgt dat effecten op instandhoudingsdoelen op worden uitgesloten. De kwaliteit van de habitattypen is geborgd door de huidige beheermaatregelen. Met deze maatregelen wordt aanzienlijk meer stikstof aan het systeem onttrokken dan dat de bouw en het gebruik van vier woningen bijdraagt.

De projectbijdrage in de bouw- en gebruiksfase voor vier woningen hebben geen negatief effect op reguliere beheermaatregelen en geen negatief effect op de kwaliteit van de betreffende habitattypen.

De bouw en het gebruik van de vier woningen levert minder emissie op dan het oorspronkelijke plan (bouw en gebruik van 18 appartementen). Een wijziging in het bestemmingsplan betekent dan ook een lagere emissie dan het huidige bestemmingsplan mogelijk maakt.

Conform het stroomschema Toestemmingsverlening voor woningbouwprojecten met mogelijke stikstofdepositie is er voor realisatie en het gebruik van de vier woningen geen vergunningsplicht indien significant negatieve effecten zijn uit te sluiten. Omdat sprake is van een depositie boven de 0,00 mol/ha/jaar dient deze beoordeling te worden voorgelegd aan het bevoegd gezag.

Voor dit project is eerder een stikstofberekening uitgevoerd waarbij het effect wel significant was. Voor deze overtreding van de Wet natuurbescherming is een natuurvergunning aangevraagd bij de Omgevingsdienst Haaglanden. De omgevingsdienst heeft de natuurvergunning toegekend voor deze ontwikkeling (zie bijlage 17). Bij de recent uitgevoerde stikstofberekening met de meest recente AERIUS-tool bleek het effect niet significant. Op basis van deze berekening is geen ontheffing vereist.

Soortenbescherming

In april 2020 heeft Bureau Waardenburg een oriënterend veldonderzoek gedaan op locatie Duinoord. Het plangebied is beoordeeld op betekenis voor beschermde soorten planten, ongewervelden, grondgebonden zoogdieren, vleermuizen en vogels. Het volledige onderzoek staat in bijlage 16. Hier staan de uitkomsten genoemd van het onderzoek.

Planten

Het plangebied heeft geen functie voor beschermde soorten planten. Effecten op beschermde plantensoorten zijn uitgesloten.

Ongewervelden

Het plangebied heeft geen functie voor beschermde soorten ongewervelden. Effecten op beschermde soorten ongewervelden zijn uitgesloten.

Grondgebonden zoogdieren

De werkzaamheden kunnen enkele exemplaren van algemeen voorkomende grondgebonden zoogdieren van het Beschermingsregime andere soorten treffen (bosmuis, huispitsmuis en veldmuis). Voor deze soorten geldt een vrijstelling in het kader van ruimtelijke ontwikkeling en is geen ontheffing nodig. Het betreft algemeen voorkomende soorten (lokaal, regionaal en landelijk) en het aantal dieren dat potentieel gemoeid is met de (lokale) ingreep is beperkt. De huidige staat van instandhouding van deze soorten komt door de ingreep niet in het geding. De zorgplicht is wel van toepassing.

Vleermuizen

Het plangebied heeft geen essentiële functie voor beschermde soorten vleermuizen. Effecten op beschermde soorten vleermuizen zijn uitgesloten.

Vogels

Het plangebied heeft geen functie voor soorten vogels met een jaarrond beschermd nest. De voorgenomen ingreep in het plangebied kan zorgen dat broedgevallen van algemene vogelsoorten zonder jaarrond beschermde verblijfplaats in de bomen langs het plangebied of verstoord worden (overtreding artikel Wnb 3.1 lid 2 en 3.1 lid 4 en 5). Bij het uitvoeren of opstarten van werkzaamheden buiten het broedseizoen zal van verstoring in de zin van de wet geen sprake zijn.

Andere beschermde soorten

Negatieve effecten op andere beschermde soorten als gevolg van de voorgenomen ingreep zijn uitgesloten. Voor andere beschermde soorten heeft het plangebied geen betekenis.

Hoflaan

De vergunning is reeds afgegeven voor deze ontwikkeling. Een onderzoek naar gebieds- en soortenbescherming is dan ook niet noodzakelijk.

Conclusies

IJsvogellaan

Het aspect soorten- en gebiedsbescherming staat de ontwikkeling aan de IJsvogellaan niet in de weg.

Duinoord

Het plangebied heeft een functie voor één of meer beschermde soorten grondgebonden zoogdieren zoals huisspitsmuis, bosmuis en veldmuis. Bij de uitvoering van de werkzaamheden dient hiermee rekening te worden gehouden. Bij de uitvoering van de werkzaamheden dient verder rekening te worden gehouden met de aanwezigheid van broedende vogels in de bomen en struiken langs het perceel om overtreding van verbodsbepalingen van de Wnb te voorkomen. Voor andere beschermde soorten heeft het plangebied geen betekenis of zijn negatieve effecten van de voorgenomen ingreep uitgesloten. 

Het aspect stikstof staat de ontwikkeling niet in de weg.

Hoflaan

De vergunning is reeds afgegeven voor deze ontwikkeling. Een onderzoek naar luchtkwaliteit is dan ook niet noodzakelijk. 

4.9 Archeologie en cultuurhistorie

Toetsingskader

De Nederlandse bodem zit vol met archeologische waarden. Met de ondertekening van het Europese verdrag van Valletta in 1992, een verdrag over behoud en beheer van het archeologische erfgoed, hebben de lidstaten zich tot doel gesteld het bodemarchief te beschermen. Met ingang van 1 september 2007 is het Verdrag van Valletta geïmplementeerd in de Nederlandse wetgeving door middel van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz), waardoor het verdrag een juridisch fundament kreeg. Deze wijzigingswet heeft onder meer wijzigingen aangebracht in de Monumentenwet 1988.

De Monumentenwet is op 1 juli 2016 deels (met een overgangstermijn tot de Omgevingswet) vervangen door de Erfgoedwet. Deze wet handelt over het aanwijzen van te beschermen cultureel erfgoed. Naast de Monumentenwet vervangt de Erfgoedwet ook andere wetten zoals de Wet tot behoud van cultuurbezit. De Erfgoedwet kent een aantal nieuwe bepalingen. Het gaat om het vaststellen van een gemeentelijke erfgoedverordening en het bijhouden van een erfgoedregister. Ook dienen burgemeester en wethouders het voornemen om hun cultuurgoederen en verzamelingen te vervreemden bekend te maken. De Erfgoedwet bevat bovendien diverse veranderingen met lokale gevolgen, zoals de vervanging van de landelijke aanwijzing van beschermde stads- en dorpsgezichten door een rijksinstructie aan gemeenten. De vuistregel voor de verdeling tussen de Erfgoedwet en de nieuwe Omgevingswet is:

  • Roerend cultureel erfgoed en de aanwijzing van rijksmonumenten staat in de Erfgoedwet;
  • De aanwijzing van ruimtelijk cultureel erfgoed (stads- en dorpsgezichten en cultuurlandschappen) en omgang met het cultureel erfgoed in de fysieke leefomgeving komt in de Omgevingswet.

Onderzoeken

IJsvogellaan

Uit de Archeologische kaart van Archeologie in Nederland blijkt dat de onderzoekslocatie in een zone valt waar een hoge trefkans op archeologische vondsten wordt verwacht. Op deze locatie ligt de aanduiding 'waarde- archeologie' met als verwachtingswaarde 3. Deze aanduiding wordt ook opgenomen op de verbeelding van dit bestemmingsplan. Hierdoor is de archeologische waarde van deze locatie geborgd.

Verder zijn op deze locatie zijn geen cultuurhistorische waarden aanwezig.

Duinoord

In 2007 is door Ingenieursbureau Oranjewoud een bureau-onderzoek uitgevoerd en in 2008 een verkennend booronderzoek uitgevoerd op locatie Duinoord. Bij het onderzoeksgebied was ook Zeeweg 23 betrokken. Het volledige onderzoek is opgenomen in Bijlage 18 Archeologisch onderzoek Duinoord.

Tijdens het onderzoek is op de locatie een laatmiddeleeuwse geul of flank aangetroffen. Op deze geulafzettingen ligt minimaal 2 à 3 meter aan jonge duin- en strandafzettingen. Deze zijn jonger dan 1200 na Chr. De eerste geologische laag waarin men archeologische sporen zou kunnen aantreffen is de Formatie van Naaldwijk. Hier kunnen mogelijk archeologische sporen uit het Neolithicum worden aangetroffen. Gezien de overstromingen in dit gebied is de kans groot dat eventuele sporten destijds zijn opgeruimd. Mogelijke sporen kunnen zich op een diepte van 7 meter bevinden. In het Hollandveen (Formatie van Nieuwkoop) worden geen vondsten verwacht, omdat dit veen is gevormd gedurende de periode dat het gebied te nat was voor bewoning.

In de omgeving van het gebied kunnen archeologische sporen voorkomen uit de late middeleeuwen of de Nieuwe tijd. Archeologische sporen uit de late middeleeuwen of Nieuwe tijd zijn binnen het plangebied daarom niet uit te sluiten, maar zijn gezien de geraadpleegde historische gegevens niet te verwachten. Op basis hiervan is geen nader onderzoek nodig. Op deze locatie ligt de aanduiding 'waarde- archeologie' met als verwachtingswaarde 3. Deze aanduiding wordt ook opgenomen op de verbeelding van dit bestemmingsplan. Hierdoor is de eventuele archeologische waarde van deze locatie geborgd.

Verder zijn op deze locatie zijn geen cultuurhistorische waarden aanwezig.

Hoflaan

De vergunning is reeds afgegeven voor deze ontwikkeling. Een onderzoek naar de aspecten cultuurhistorie en archeologie is dan ook niet noodzakelijk. 

Conclusies

IJsvogellaan

Het aspect archeologie en cultuurhistorie staan de ontwikkeling aan de IJsvogellaan niet in de weg.

Duinoord

Het aspect archeologie en cultuurhistorie staan de ontwikkelingen op locatie Duinoord niet in de weg.

Hoflaan

De vergunning is reeds afgegeven voor deze ontwikkeling. Het aspect archeologie en cultuurhistorie staat de ontwikkeling niet in de weg.

4.10 Bedrijven en milieuhinder

Beleid en normstelling

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Om bij ontwikkelingen de belangenafweging tussen bedrijvigheid en woningen in voldoende mate mee te nemen, kan gebruik worden gemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden.

Toetsing en conclusie

IJsvogellaan

De beoogde ontwikkeling betreft het realiseren van 1 nieuwe woning. Het plangebied kan door de ligging in een woonwijk getypeerd worden als een 'rustige woonwijk'. Er bevinden zich geen bedrijven of milieubelastende functies binnen de richtafstanden zoals omschreven in de publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering'. Er wordt voldaan aan de richtafstanden tot omliggende functies.

Duinoord

De beoogde ontwikkeling betreft het realiseren van 4 nieuwe woningen. Het plangebied kan door de ligging in een woonwijk getypeerd worden als een 'rustige woonwijk'. Op circa 11 meter ten westen van het plangebied is een hotel gelegen. Een hotel is ingedeeld in milieucategorie 1 met een grootste richtafstand van 10 meter. Aan deze richtafstand wordt voldaan. Er bevinden zich daarnaast geen overige bedrijven of milieubelastende functies binnen de richtafstanden zoals omschreven in de publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering'.

Hoflaan

De vergunning is reeds afgegeven voor deze ontwikkeling. Het omgevingsaspect bedrijven en milieuhinder staat de ontwikkeling niet in de weg.

Geconcludeerd wordt dat ter plaatse van de (nog te realiseren) woningen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en dat in de omgeving geen bedrijven aanwezig zijn die door de voorgenomen ontwikkeling in hun bedrijfsvoering worden beperkt. Er wordt voldaan aan de richtafstanden uit de VNG-publicatie.

4.11 Duurzaamheid

Toetsingskader

Routekaart duurzaam Voorne-Putten 2040
Op Voorne-Putten is de afgelopen jaren hard gewerkt aan duurzaamheid. Er liggen steeds meer zonnepanelen, afval wordt steeds verder gescheiden, er verschijnen elektrische auto's en er wordt energie bespaard. En toch is dit nog maar het begin. Gemeente Westvoorne, Brielle, Nissewaard en gemeente Hellevoetsluis willen als vier gemeenten gezamenlijk samen met andere stakeholders een duurzaam Voorne-Putten op de kaart zetten.

Voorne-Putten werkt regionaal samen met 9 andere gemeenten binnen de Alliantie Energietransitie (voormalige Alliantie Duurzaam Rijnmond) om lokaal de klimaatverandering tegen te gaan. Binnen deze samenwerking wordt kennis gedeeld en worden gezamenlijk projecten opgestart. Het lokale Economic Board van Voorne-Putten (bestaand uit lokale ondernemers en gemeenten) ziet ook het belang van een duurzame regio en de kansen die het biedt voor nieuwe werkgelegenheid en bedrijvigheid.

Vanuit de nieuwe Omgevingswet die per 2021 van kracht wordt zal de realisatie van duurzame energie beleidsmatig vanuit omgevingsplannen gecoördineerd worden.

Onderzoek

IJsvogellaan

Bij de realisatie van de woning wordt aangesloten bij de eisen die gesteld worden vanuit het Bouwbesluit.

Duinoord

Bij de realisatie van de woningen wordt aangesloten bij de eisen die gesteld worden vanuit het Bouwbesluit.

Hoflaan

De vergunning is reeds afgegeven voor deze ontwikkeling. Het omgevingsaspect duurzaamheid staat de ontwikkeling niet in de weg.

Conclusie

Bovenstaande initiatieven worden zo duurzaam mogelijk gerealiseerd en sluiten aan bij de Routekaart duurzaam Voorne-Putten 2040.

4.12 Vormvrije mer-beoordeling

Beleid en Normstelling

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van de omgevingsvergunning plan m.e.r.-plichtig, project m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:

  • de kenmerken van de projecten;
  • de plaats van de projecten;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.

Onderzoek en conclusie

In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject mer-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer of een aaneengesloten gebied en 2.000 of meer woningen omvat. De beoogde ontwikkeling bestaat uit de realisatie van maximaal 5 woningen in de bebouwde kom. Gelet op de ligging en beperkte omvang van het plan hoeft het plan niet te worden aangemerkt als stedelijke ontwikkeling. Daarbij is het ook van belang dat het voorziene ruimtebeslag relatief beperkt is. Hiermee is er geen sprake van een activiteit die opgenomen is in bijlage C of D van het Besluit m.e.r. Een vormvrije m.e.r.-beoordeling en m.e.r.-beoordelingsbesluit is daarmee niet noodzakelijk.

Hoofdstuk 5 Juridische planbeschrijving

5.1 Bestemmingsplansystematiek

De regels van het bestemmingsplan bestaan uit de volgende onderdelen:

- inleidende regels;

- bestemmingsregels;

- algemene regels;

- overgangs- en slotregel.

5.2 Planregels

5.2.1 Inleidende regels

Begrippen

Dit artikel definieert de begrippen die in het bestemmingsplan worden gebruikt. Dit wordt

gedaan om interpretatieverschillen te voorkomen.

Wijze van meten

Dit artikel geeft aan hoe de lengte, breedte, hoogte, diepte en oppervlakte en dergelijke van

bouwwerken worden gemeten of berekend. Alle begrippen, waarin maten en waarden voorkomen,

worden in dit artikel verklaard.

5.2.2 Bestemmingsregels

Maatschappelijk

Maatschappelijke functies buiten de twee centrumgebieden zijn specifiek bestemd als Maatschappelijk. Afwijkende functies worden ter plaatse 'tevens' mogelijk gemaakt, zodat de maatschappelijke functie hier altijd terug kan komen.

Tuin

De gronden met de bestemming 'Tuin' zijn bestemd voor tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen, alsmede voor water en parkeervoorzieningen. De voortuinen zijn bestemd als Tuin bij de woningen. Gebouwen en overkappingen zijn hier uitgesloten, waardoor alleen overige bouwwerken zijn toegestaan.

Tuin-2

Wanneer sprake is van grote achtererven, is slechts een deel hiervan opgenomen binnen de bestemming Wonen om te voorkomen dat erfbebouwing zeer verspreid kan worden gerealiseerd. De gronden die buiten de woonbestemming blijven, zijn bestemd als Tuin - 2. Conform de bestemming Tuin is deze bestemming erop gericht om het onbebouwde, groene karakter van de gronden te bewaren. Door de ligging van deze gronden, veelal achter de woningen, zijn gebouwen en overkappingen binnen Tuin - 2 niet in het geheel uitgesloten. Per woning is één bijgebouw of overkapping toegestaan binnen de als Tuin - 2 bestemde gronden, met een maximum oppervlakte van 10 m². Ook zijn voorwaarden gesteld aan het aantal tennisbanen en zwembaden en de oppervlakte daarvan. Binnen deze bestemming is ook

hobbymatig agrarisch gebruik toegestaan.

Wonen

De gronden met de bestemming 'Wonen' zijn bestemd voor wonen, met daaronder begrepen beroepsmatige activiteiten en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten. Verder zijn bijbehorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen en water mogelijk binnen de bestemming.

Het totaal aantal woningen bedraagt voor de IJsvogellaan 1 woning en voor locatie Duinoord maximaal 4 woningen. Op beide locaties ligt de aanduiding vrijstaand, hoofdgebouwen worden uitsluitend ter plaatsen van de aanduiding 'bouwaanduiding- vrijstaand' gebouwd.

Binnen de bestemming zijn nog specifieke gebruiksregels opgenomen voor zelfstandige bewoning van vrijstaande bijgebouwen en voor beroepsmatige activiteiten en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten.

Waarde- Archeologie

Binnen het plangebied is sprake van 2 verschillende soorten van archeologische waarden. Deze zijn gebaseerd op het gemeentelijke beleid ten aanzien van de bescherming van archeologische waarden. Om deze (mogelijke) archeologische sporen te beschermen is op de betreffende gronden de dubbelbestemming Waarde - Archeologie van toepassing. Door middel van de aanduidingen 'specifieke vorm van waarde 1 en 3' is binnen de bestemmingslegging het verschil tot uitdrukking gebracht. Voor bouwwerkzaamheden wordt pas toestemming verleend nadat de archeologische waarde van het betreffende gebied is vastgesteld en de bouwactiviteiten geen schade aan kunnen brengen aan de aanwezige archeologische resten. Het verschil tussen de diverse archeologische waarden komt tot uitdrukking door verschillende maatvoeringen die archeologisch onderzoek verplicht stellen.

Omgevingsvergunning voor werken of werkzaamheden

Door het opnemen van een omgevingsvergunning voor werken of werkzaamheden zijn werken en werkzaamheden, groter dan de hiervoor aangegeven oppervlakte en met een grotere diepte dan genoemd, vergunningsplichtig. Normaal onderhoud en beheer is hiervan uitgezonderd.

5.2.3 Algemene regels

In dit onderdeel van de regels komen algemene regels aan de orde die gelden voor alle bestemmingen in het bestemmingsplan.

Antidubbeltelregel

Een Anti-dubbeltelregel wordt opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld. De formulering van de anti- dubbeltelregel is bindend voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.2.4 Bro).

Algemene bouwregels

Het artikel Algemene bouwregels bevat enkele algemene regels voor het bouwen. Zo zijn er regels over parkeergelegenheid, de geringe overschrijding van bouwgrenzen of oppervlaktematen door ondergeschikte onderdelen van gebouwen. Ook wordt voorzien in een regeling voor overkappingen, luifels, overstekken en ondergrondse gebouwen, waarin wordt vastgelegd waar deze zijn toegestaan en in hoeverre deze meetellen bij de inhouds- en oppervlaktemaat van de bovengrondse gebouwen.

Algemene gebruiksregels

Hoewel het gebruik van gronden en bouwwerken is geregeld in de Wro, zijn voor de duidelijkheid regels opgenomen over dit gebruik. Een voorbeeld is een algemeen verbod om gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd met de bestemming of de bijbehorende regels.

Algemene afwijkingsregels

In deze artikelen wordt een opsomming gegeven van de regels waarvan kan worden afgeweken. Ook wordt een opsomming gegeven van de regels waarmee door middel van een wijzigingsbevoegdheid ex artikel 3.6 Wro het mogelijk is enige flexibiliteit in het plan aan te brengen. Het gaat hierbij om een bevoegdheid en dus geen verplichting.

Overige regels

Binnen dit artikel is een regeling opgenomen om voldoende parkeergelegenheid te waarborgen.

5.2.4 Overgangs- en slotregels

In het afsluitende onderdeel van de regels komen de overgangs- en slotregel aan de orde. De formulering van het overgangsrecht is bindend voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.2.1 Bro). De slotregel bevat de titel van het plan.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

Ingevolge het Bro heeft de gemeente de onderzoeksverplichting om de financieel-economische uitvoerbaarheid van het plan te toetsen (artikel 3.1.6 lid 1 sub f Bro). Ten behoeve van de beoogde ontwikkeling zal de initiatiefnemer met de gemeente afspraken maken omtrent de kosten voor de begeleiding van het bestemmingsplan en om de daarbij behorende procedures te verzekeren. De verantwoordelijkheid en het risico van de exploitatie ligt volledig bij de initiatiefnemer. Het vaststellen van een exploitatieplan is gezien voorgaande niet noodzakelijk en de economische uitvoerbaarheid is voldoende gewaarborgd.

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

7.1 Inspraak en overleg

Tijdens de voorbereiding van het bestemmingsplan, is dit conform het wettelijk vereiste vooroverleg toegezonden aan diverse organisaties. Dit betreft de DCMR, VRR, provincie Zuid-Holland en Waterschap Hollandse Delta.

Van de VRR en de provincie is een beknopte reactie ontvangen, waarin zij aangeven in te kunnen stemmen met het plan. Beide reacties zijn samen opgenomen in Bijlage 19.

Gezien de strekking van het plan, is er voor gekozen geen afzonderlijke inspraakprocedure te doorlopen.

7.2 Zienswijzen

Het ontwerp-bestemmingsplan heeft conform wettelijke gedurende 6 weken ter inzage gelegen, van 20 januari 2022 tot en met 2 maart 2022. Gedurende deze termijn konden zienswijzen worden ingediend. Er is één zienswijze ontvangen, die in de Nota zienswijzen is samengevat en van een beantwoording is voorzien. Deze Nota zienswijzen is als Bijlage 20 opgenomen bij deze toelichting.

Daaruit blijkt dat er geen aanleiding is geweest om het plan als gevolg van deze zienswijze te wijzigen. Omdat er ook geen andere (ambtshalve) wijzigingen zijn, is het plan ongewijzigd aan de gemeenteraad voorgelegd ter vaststelling.