Plan: | Dorpsdijk Rhoon |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | wijzigingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0613.WPDorpsdijkRhoon-VST1 |
Kavel Vastgoed heeft het voornemen om in het centrum van Rhoon een nieuwbouwprogramma te ontwikkelen. Het initiatief past niet rechtstreeks binnen het ter plaatse geldende bestemmingsplan maar wel binnen de in het bestemmingsplan opgenomen wijzigingsbevoegdheid. Om het bouwplan planologisch mogelijk te maken is onderhavig wijzigingsplan opgesteld.
Het plangebied bestaat uit de samengestelde terreinen gelegen aan de rand van het voorzieningencluster van Rhoon. Het plangebied wordt begrensd door de Werkersdijk in het noorden, de Dorpsdijk in het oosten, de Maasstraat in het westen en enkele particuliere kavels in het zuiden.
afbeelding 1.1: luchtfoto met projectlocatie in rood aangeduid
Ter plaatse geldt het bestemmingsplan Rhoon Dorp zoals vastgesteld op 14 juli 2014. In het bestemmingsplan hebben de gronden de volgende bestemmingen:
Binnen de bestemming 'Dienstverlening' is dienstverlening en wonen toegestaan. Binnen de bestemming 'Bedrijf' zijn de gronden aangewezen voor bedrijfsactiviteiten. De bestemming 'verkeer-verblijfsgebied' is bedoeld voor verblijfsfuncties zoals wegen, pleinen en voet- en fietspaden. De bestemmingen 'Tuin' en 'Wonen' hebben betrekking op de aanwezige woningen en de daarbij behorende tuinen.
Bebouwing is toegestaan binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken. Op de verbeelding zijn ook de toegestane goot- en bouwhoogtes opgenomen.
Voor de gronden geldt tevens een wijzigingsbevoegdheid (wetgevingszone – wijzigingsgebied – 2). Deze bevoegdheid maakt het mogelijk, om binnen de wijzigingsregels, de bestemmingen te wijzigen in één of een combinatie van de bestemmingen 'bedrijf', 'centrum', 'detailhandel', 'dienstverlening', 'groen', 'kantoor', 'maatschappelijk', 'tuin/tuin- 1', 'verkeer-verblijfsgebied', 'water' en/of 'wonen'.
afbeelding 1.2: Plangebied weergegeven binnen rode contour (bron:ruimtelijkeplannen.nl)
De beoogde ontwikkeling is niet rechtstreeks mogelijk op basis van het vigerende bestemmingsplan. Wel is de ontwikkeling mogelijk op basis van de wijzigingsbevoegdheid. Op grond daarvan is voorliggend wijzigingsplan opgesteld.
In hoofdstuk 2 wordt het plan beschreven, waarbij eerst wordt ingegaan op de bestaande situatie en vervolgens op de toekomstige situatie. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 ingegaan op het relevante ruimtelijk beleid op rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau. Hoofdstuk 4 gaat in op de milieu- en omgevingsaspecten. In hoofdstuk 5 wordt toegelicht hoe de planuitgangspunten zijn vertaald naar de bestemmingsregels. De maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van het plan is beschreven in hoofdstuk 6.
De Dorpsdijk is een belangrijke centraal gelegen dijk binnen het centrum van Rhoon. Er is sprake van een gemengd karakter met naast woonfuncties eveneens commerciële voorzieningen en dienstverlening. Aan de zuidzijde van het plangebied takt de Rijsdijk aan op de Dorpsdijk. De directe omgeving wordt gekenmerkt door bebouwing in twee lagen al dan niet met een kap. De bebouwing is in verschillende perioden gebouwd tussen eind 19e eeuw en eind 20e eeuw. Hierdoor is er een zeer gevarieerd straatbeeld ontstaan, wat de stedenbouwkundig samenhang niet ten goede is gekomen.
Aan de overzijde is recent de ontwikkeling 'De Hooghe Heerlyckheid' tot stand gekomen bestaande uit een woningbouwprogramma met enkele commerciële voorzieningen in de plint.
Het plangebied bestaat in de huidige situatie uit een garagebedrijf in het noordelijk deel en verder een aantal woonpercelen en onbebouwde gronden die als parkeerterrein in gebruik zijn genomen.
afbeelding 2.1: aanzicht garage
De bebouwing is in verschillende perioden opgericht en er is in de huidige situatie geen stedenbouwkundige samenhang tussen de gebouwen onderling. Ook de inrichting van de (openbare) ruimte is rommelig te noemen.
afbeelding 2.2: parkeerterrein
Met de herontwikkeling van de Palsgraaf locatie en het braakliggende terrein aan Dorpsdijk 128 wordt het centrum van Rhoon 'afgemaakt'. Hiermee krijgt het winkelgebied ook een afronding langs de Werkersdijk, deze krijgt dan de rol als 'winkelstraat'.
afbeelding 2.3: indeling bebouwing begane grond en terrein
Het totale bouwvolume bevat maximaal 69 appartementen met een oppervlakte van ca. 44 m2 tot ca. 128 m2, alsmede 240 m2 overig functies. Dit is ca. 120 m2 commerciële ruimte en ca. 120 m2 zorg of maatschappelijke functie. Daarnaast worden er in de plint 62 parkeerplaatsen opgenomen. Buiten het bouwvlak kunnen, aan de Maasstraat, 7 parkeerplaatsen worden aangelegd.
In de verdeling van de appartementen is gestreefd naar een mix van wooncategorieën (huur en koop) prijsklassen en doelgroepen. De ontwikkeling bestaat uit twee bouwdelen, één deel zal worden uitgevoerd in koop en één deel in huur, beide met een accent op senioren.
afbeelding 2.4: schetmatige weergave nieuwbouw
In verband met bestaande kabels en leidingen bestaat het bouwplan uit twee bouwdelen, ieder met een eigen parkeervoorziening in de plint. Tussen de twee bouwdelen is een openbare tussenstraat ontworpen voor voetgangers. Aan deze tussenstraat zijn de entrees van de appartementen gelegen. Op de verdiepingen worden de woningen ontsloten d.m.v. een galerij of een corridor. De parkeervoorziening op maaiveldniveau in de plint wordt zoveel mogelijk 'afgezoomd' met woningen en ruimtes voor voorzieningen. De toegang van het parkeren is gelegen aan de Dorpsdijk.
afbeelding 2.5: schetsmatige weergave tussenstraat
De hoogte van de bebouwing sluit aan de oostkant aan op de Hooghe Heerlyckheid en aan de westkant op het profiel van de Maasstraat, aan de Werkersdijk sluit de hoogte aan op de huidige bebouwing (die blijft bestaan). De bouwhoogtes variëren van 2 tot 3 lagen met kap. In de tussenstraat wordt een set-back op de bovenste laag toegepast. Hoogte accenten zijn gelegen op de kruising van de Dorpsdijk en de Rijsdijk, hier is de bebouwing 4 lagen met een kap.
afbeelding 2.6: schetsmatige weergave van de rooilijnen
De rooilijnen van de bebouwing sluiten zoveel mogelijk aan op de huidige rooilijnen. Het plan voorziet in een terugliggende rooilijn (pleintjes) ter plaatste van de tussenstraat en de Werkersdijk, zoals in de stedenbouwkundige visie van de gemeente aangegeven is.
Het bouwdeel ten noorden van de tussenstraat staat op de huidige locatie van garagebedrijf Palsgraaf en het boerderijtje. Ten zuiden van de tussenstraat ligt nu een braakliggend terrein en één bungalow.
De maximale bouwhoogte varieert tussen de 3, 10 en 13 meter. In de wijzigingsbevoegdheid is een afwijking toegestaan tot 15 meter. Dit stedenbouwkundig accent met een bouwhoogte van 15 meter bevindt zich op de kruising van de Rijsdijk en de Dorpsdijk.
In het ontwerp van de Palsgraaf locatie wordt rekening gehouden met het beeldkwaliteitsplan Rhoon centrum 19 december 2016 'Dorpskarakter met menselijke maat' Belangrijke kenmerken van dit beeldkwaliteitsplan zijn: schaal, herkenbaarheid, leesbaarheid en gastvrijheid. Dit wordt bereikt door een kleine bebouwingskorrel, afleesbare panden, klassieke gevelopbouw, dorpskarakter. Aansluiting bij de bestaande architectuur wordt gezocht in verfijnde details rond kozijnen en deuren, rustige mooi verouderende materialen en detaillering van dakranden.
De pandsgewijze opbouw sluit aan op het bestaande profiel (en korrel) van de Dorpsdijk. Door een afwisselende kleurstelling wordt dit versterkt.
Om de effecten van de nieuwbouw op de omliggende bebouwing in beeld te brengen is een bezonningsstudie uitgevoerd. Deze studie is opgenomen in Bijlage 1 Bezonningsstudie. De bezonningsstudie is uitgevoerd volgens de bouwhoogtes zoals die in de verbeelding zijn weergegeven.
Afhankelijk van het jaargetijde ontstaat er als gevolg van de nieuwbouw in de vroege ochtend schaduwwerking op de bebouwing aan de overzijde van de Werkersdijk en in de namiddag op de overkant van de Dorpsdijk. Door de ruime afstand van de omliggende bebouwing aan de noordoostzijde van het plan is de invloed van de schaduwwerking beperkt.
De omliggende bebouwing heeft deels een centrumfunctie en woonfunctie. De schaduwwerking in de namiddag aan de overzijde van de Dorpsdijk heeft betrekking op een deel van de gevel. De schaduwwerking is echter niet zo groot dat er sprake is van een onacceptabele situatie.
De woningen in de Welzeneswijk liggen aan de oost- en zuidzijde van de nieuwbouw. Door deze oriëntatie is er nagenoeg geen schaduwwerking op de woningen en de tuinen. Hierdoor zal de bezonning van deze woningen nauwelijks veranderen.
Geconstateerd wordt dat het bouwplan strijdig is met het vigerend bestemmingsplan 'Rhoon Dorp'. Voor het centrum van Rhoon is echter een wijzigingsbevoegdheid opgenomen op basis waarvan voorliggend wijzigingsplan is opgesteld. De beoogde ontwikkeling is getoetst aan de wijzigingsregels.
De wijzigingsregels luidden als volgt:
Artikel 35.3 wetgevingszone - wijzigingsgebied 2
Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied 2' de bestemmingen van de gronden wijzigen in bestemmingen 'Bedrijf', 'Centrum', 'Detailhandel', 'Dienstverlening', 'Groen', 'Kantoor', 'Maatschappelijk', 'Tuin / Tuin- 1', 'Verkeer - Verblijfsgebied', 'Water' en / of 'Wonen', onder voorwaarden dat:
Toetsing wijzigingsregels
Ad. a
Ten behoeve van de ontwikkeling is, voorafgaande aan het voorliggende wijzigingsplan, een visiedocument opgesteld dat is goedgekeurd door het college van Albrandswaard.
Ad b.
Het bouwplan heeft als uitgangspunt het behoud van het dorpse karakter en het versterken van de het centrum van Rhoon door het toevoegen (en deels terug bestemmen) van niet- woonfuncties in de plinten die het dichtst tegen het centrum van Rhoon aanliggen (Werkersdijk).
Ad c.
De nieuwe bebouwing komt op nagenoeg dezelfde plaats te staan als de huidige bebouwing en terreinen. Aan de overzijde van de Dorpsdijk is recent al de ontwikkeling De Hooghe Heerlijckheid gerealiseerd. Hierop wordt met het voorliggende wijzigingsplan programmatisch en stedenbouwkundig aangesloten.
Ad d.
Het bouwplan overschrijdt de huidige toegestane goot- en bouwhoogten. Zie verder de regels onder e.
Ad e.
De maximale bouwhoogte varieert op dit moment tussen de 3 en 10 meter. In de wijzigingsbevoegdheid is een afwijking toegestaan tot 15 meter mits uit een inrichtings- en of verkavelingsplan blijkt dat de nieuwbouw stedenbouwkundig zorgvuldig wordt afgestemd op de omgeving. Het bouwplan is zorgvuldig ingepast in de omgeving en sluit aan op recente nieuwbouwprojecten in het centrum. De maximale bouwhoogte van 15 meter wordt niet overschreden.
Ad f+g+h
Ten behoeve van de bescherming van de privacy van de eigenaren van Werkersdijk 3 zijn specifieke wijzigingsregels opgenomen. Kavel Vastgoed en de eigenaren van Werkerdijk 3 hebben het voornemen om door middel van een overeenkomst de belangen van de bewoners te borgen. De wijzigingsregels schrijven voor dat de eigenaren van de Werkersdijk 3 betrokken zijn bij de totstandkoming van het bestemmingsplan en zullen worden betrokken bij de ontwikkeling. Ter voorkoming van ernstige gevolgen voor het woongenot van de bewoners van de Werkersdijk 3 is in het uitwerkingsplan rekening gehouden met een bouwhoogte die, in combinatie met de afstand tot de woning Werkersdijk 3, aanvaardbaar is en niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Privacy, bezonning en waarde van de woning blijven daardoor gehandhaafd.
Daarnaast zullen ontwikkelaar en eigenaren van Werkersdijk 3 een overeenkomst sluiten waarin afspraken zijn gemaakt over financiële compensatie van de eigenaren.
Ad i+j.
Zoals opgenomen punt i. is de in het plan opgenomen detailhandel gesitueerd aan de looproute voor het centrum zoals beschreven in de toelichting op het bestemmingsplan 'Rhoon Dorp'.
Ad k.
Er is een schaduwstudie uitgevoerd waaruit blijkt dat als gevolg van het plan geen onevenredige schaduw en inbreuk op privacy wordt veroorzaakt bij naastgelegen percelen.
Ad l.
Het bouwplan gaat, los van het woonprogramma, uit van 120 m2 maatschappelijk programma en 120 m2 commerciële ruimte. Er is in de bestaande situatie meer vierkante meter bedrijfsruimte aanwezig (Autobedrijf Palsgraaf). Aan dit aspect wordt dus voldaan. Overigens is er nog (beperkt) planologische uitbreidingsruimte voor commerciële ruimten in het centrum van Rhoon, zodat een eventuele beperkte uitbreiding evenwel mogelijk is.
Ad m.
Het bestaande garagebedrijf komt niet terug binnen het bouwplan.
Ad n.
Het bestaande garagebedrijf komt niet terug binnen het bouwplan. De richtafstanden spelen geen rol.
Ad o.
In het wijzigingsplan is vastgelegd dat moet worden voldaan aan de parkeernormen voor Rhoon centrum zoals door de gemeente vastgesteld. Deze normen zijn gebaseerd op het CROW. Indien niet kan worden voldaan aan de parkeernormen dan kan de ontwikkeling geen doorgang vinden. Op basis daarvan kan worden geconcludeerd dat het wijzigingsplan voldoende waarborgen biedt om bij ontwikkeling van de gronden voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid.
Ad p.
Artikel 35.10 beschrijft dat de ontwikkeling dient te worden getoetst aan relevante omgevingsaspecten. Zie hiervoor de toetsing aan omgevingsaspecten in hoofdstuk 4. De economische uitvoerbaarheid is verder verzekerd met het vastleggen van een anterieure overeenkomst tussen ontwikkelaar en de gemeente, zie hoofdstuk 6.
Ad q.
Van deze mogelijkheid wordt gebruik gemaakt.
In Nederland staan we voor een aantal urgente opgaven, die zowel lokaal, nationaal als wereldwijd spelen. Denk aan de opgaven op het gebied van klimaatverandering, energietransitie, circulaire economie, bereikbaarheid en woningbouw. Deze opgaven zullen Nederland flink veranderen. Door goed in te spelen op deze veranderingen kan Nederland vooroplopen en kansen verzilveren. Met de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) geeft het Rijk een langetermijnvisie op de toekomst en de ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland.
In de NOVI zijn deze maatschappelijke opgaven samengevat in vier prioriteiten:
Wonen is voor dit project het meest relevant. Tot 2030 moeten er ongeveer 1 miljoen woningen gebouwd worden. Dit zal grote impact hebben op de ruimtelijke ordening. Er wordt zoveel mogelijk gebouwd binnen bestaand stedelijk gebied, zodat open ruimtes en groen tussen steden behouden blijft. De nieuwe woningen moeten betaalbaar en goed bereikbaar zijn. Bewoners moeten tevens een prettige, gezonde en veilige leefomgeving ervaren. Dat vergt grote investeringen in openbaar vervoer, veilige fiets- en wandelpaden, meer groen, ontmoetingsruimte en wateropvang in de stad, en goede verbindingen met recreatiegebieden in de nabijheid van de stad. Met deze aanpak van verstedelijking wordt niet alleen het woningaanbod, maar ook de leefomgevingskwaliteit verbeterd.
Toetsing en conclusie
Ook met de toevoeging van 69 appartementen en met een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit in dit deel van Rhoon draagt dit plan bij de doelstellingen van de NOVI.
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) geeft richtlijnen voor de inhoud van bestemmingsplannen voor zover het gaat om ruimtelijke ontwikkelingen van nationaal belang. In de NOVI wordt bepaald welke kaderstellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd dat deze bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Het Barro bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken. De normering uit het Barro werkt zoveel mogelijk direct door op het niveau van de lokale besluitvorming. Bij besluitvorming over bestemmingsplannen moeten de regels worden gerespecteerd. Het merendeel van de regels legt beperkingen op, daarin is een gradatie te onderkennen. Deze zijn geformuleerd als een 'ja-mits', een 'ja, voor zover', een 'nee-tenzij', een 'nee-als' of een stringente 'nee' bepaling.
Toetsing en conclusie
Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt in onderhavig bestemmingsplan die in strijd zijn met één van de nationale belangen. Onderhavig bestemmingsplan is dus in overeenstemming met het Barro.
Om zorgvuldig ruimtegebruik te bevorderen is per 1 oktober 2012 de ladder voor duurzame verstedelijking in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6 Bro) opgenomen. De ladder ziet toe op een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. De ladder is een motiveringsinstrument dat verplicht moet worden toegepast bij elk ruimtelijk besluit dat een ‘nieuwe stedelijke ontwikkeling’ mogelijk maakt. Wat er onder een nieuwe stedelijke ontwikkeling wordt verstaan, is in artikel 1.1.1 Bro bepaald: “De ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.”
Per 1 juli 2017 is een gewijzigde Ladder in werking getreden. Hierin is de tekst van de Ladder teruggebracht naar de essentie, namelijk de noodzaak om aan te geven dat de voorgenomen nieuwe stedelijke ontwikkeling voorziet in een behoefte plus een motivering indien de stedelijke ontwikkeling niet binnen bestaand stedelijk gebied kan worden gerealiseerd: “De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.” (artikel 3.1.6 lid 2 Bro).
Toetsing en conclusie
Kwantitatieve behoefte
De beoogde ontwikkeling om aan de Dorpsdijk per saldo maximaal 69 woningen toe te voegen voorziet in een kwantitatieve behoefte:
Kwalitatieve behoefte
Het programma bestaat uit een mix van koop- en huurwoningen gericht op senioren. Er is in de regio behoefte aan alle soorten woningen en, met het oog op de vergrijzing en de behoefte aan het vrijspelen van gezinswoningen, zeker ook aan appartementen voor senioren.
Op 20 april 2019 is het Omgevingsbeleid van Zuid-Holland in werking getreden. Het omvat al het provinciale beleid voor de fysieke leefomgeving. Het bestaat uit twee kaderstellende instrumenten: de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening. Daarnaast zijn in het Omgevingsbeleid operationele doelstellingen opgenomen, zodat zichtbaar is hoe de provincie zelf invulling geeft aan de realisatie van haar beleid. Deze operationele doelstellingen maken onderdeel uit van verschillende uitvoeringsprogramma’s en –plannen, zoals het programma Ruimte en het programma Mobiliteit.
Met het Omgevingsbeleid van Zuid-Holland streeft de provincie naar een optimale wisselwerking tussen gewenste ruimtelijke ontwikkelingen en een goede leefomgevingskwaliteit. Uit de provinciale opgaven worden samenhangende beleidskeuzes gemaakt, die doorwerken naar uitvoeringsprogramma’s en naar regels in de verordening. De ruimtelijke hoofdstructuur maakt met een integraal kaartbeeld inzichtelijk hoe de strategische beleidskeuzes uit de Omgevingsvisie ruimtelijk samenkomen.
Door het samenvoegen van verschillende beleidsplannen voor de fysieke leefomgeving sorteert de provincie voor op de Omgevingswet. De Omgevingswet verplicht het Rijk, de provincies en gemeenten een omgevingsvisie te maken. De provinciale Omgevingsvisie bestaat uit de volgende onderdelen:
Ad 1. Ruimtelijke hoofdstructuur
afbeelding 3.1: uitsnede uit de Omgevingsvisie Zuid-Holland
Ad 2. Omgevingsbeleid: ambities en sturing
De ambitie van de provincie is een slim, schoon en sterk Zuid-Holland. De provincie gaat uit van zes
richtinggevende ambities, waarbinnen een aantal opgaven zijn geformuleerd:
Ad 3. Omgevingskwaliteit
Centraal doel van het integrale omgevingsbeleid is het verbeteren van de omgevingskwaliteit. Onder ‘omgevingskwaliteit’ wordt verstaan: het geheel aan kwaliteiten die de waarde van de fysieke leefomgeving bepalen. Ofwel een samenvoeging van ruimtelijke kwaliteit (belevingswaarde, gebruikswaarde en toekomstwaarde) en milieukwaliteit (gezondheid en veiligheid).
De omgevingskwaliteit bestaat uit de unieke kwaliteiten van Zuid-Holland, het toepassen van de leefomgevingstoets (beleidscyclus en monitoring) en een nadere uitwerking van het provinciale beleid. Dit laatste gebeurt door middel van een ‘kwaliteitskaart’ en bijbehorende ‘richtpunten ruimtelijke kwaliteit’.
Kwaliteitskaart, richtpunten en gebiedsprofielen
De provincie geeft richting en ruimte aan een optimale wisselwerking tussen ruimtelijke ontwikkelingen en omgevingskwaliteit. In de gehele provincie, zowel in het stedelijk gebied als in het landelijk gebied, beoogt het kwaliteitsbeleid een ‘ja, mits-beleid’: ruimtelijke ontwikkelingen zijn mogelijk, met behoud of versterking van de ruimtelijke kwaliteit.
Het ruimtelijk kwaliteitsbeleid bestaat uit een viertal kwaliteitskaarten (de laag van de ondergrond, de laag van de cultuur- en natuurlandschappen, de laag van de stedelijke occupatie en de laag van de beleving), samengevat in één integrale kwaliteitskaart, bijbehorende richtpunten en een aantal bepalingen in de verordening. Ontwikkelingen moeten rekening houden met deze richtpunten. De kwaliteiten zijn uitgewerkt in de gebiedsprofielen.
Het ruimtelijk kwaliteitsbeleid bestaat uit een viertal kwaliteitskaarten (de laag van de ondergrond, de laag van de cultuur- en natuurlandschappen, de laag van de stedelijke occupatie en de laag van de beleving), samengevat in één integrale kwaliteitskaart, bijbehorende richtpunten en een aantal bepalingen in de verordening. Ontwikkelingen moeten rekening houden met deze richtpunten. De kwaliteiten zijn uitgewerkt in de gebiedsprofielen.
Het plangebied is opgenomen in drie kwaliteitskaarten. In de laag van de ondergrond is het plangebied aangeduid als ‘Rivierdeltacomplex – jonge zeeklei’. Richtpunt is dat ontwikkelingen bijdragen aan het behoud van ruimte voor dynamische natuurlijke processen en zoet-zoutovergangen in de Deltawateren en natuurlijke buitendijkse gebieden. Voorgenomen ontwikkeling heeft hier geen invloed op.
Daarnaast is het gebied aangeduid als ‘Bijzonder reliëf – oude stroomgordels en geulafzettingen’. Ontwikkelingen in deze gebieden houden de onregelmatige patronen en het reliëf in het landschap herkenbaar en in stand. Waar mogelijk worden de archeologische waarden van deze structuren meer herkenbaar gemaakt bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.
In de laag van de cultuur- en natuurlandschappen is het plangebied aangeduid als ‘Zeekleipolderlandschap’ en ‘Rivierdeltalandschap’. Richtpunten in zeekleipolderlandschappen zijn:
Voorliggend bestemmingsplan voorziet in de realisatie van 69 appartementen, geconcentreerd in bestaand bebouwd gebied in de kern van Rhoon. Het plangebied is in de huidige situatie reeds grotendeels bebouwd. De ontwikkeling respecteert daarmee het open middengebied en het herkenbaar houden van het polderlandschap. Qua maat en schaal past de nieuwe bebouwing in de omgeving.
In de laag van de stedelijk occupatie is het plangebied aangeduid als ‘Steden en dorpen’ en als ‘Stadsen dorpsrand). Relevante richtpunten voor voorgenomen ontwikkeling zijn:
Voorgenomen ontwikkeling wordt ingepast binnen het bestaande dorpsgebied en sluit aan bij de karakteristieke kenmerken uit de omgeving. Er wordt geen hoogbouw mogelijk gemaakt, de bouwhoogtes sluiten aan bij de mogelijkheden in de omgeving. De ontwikkeling wordt dus ingepast in de bestaande structuren en dragen bij aan de ontwikkeling van de dorpsrand.
Daarnaast maakt het plangebied deel uit van het gebiedsprofiel IJsselmonde. Daarin valt het gebied aanvullend binnen ‘Kwaliteit in dorpsgebied – Rhoon’. Voor Rhoon zijn de volgende relevante ambities opgenomen:
De voorgenomen ontwikkeling zorgt voor een kwaliteitsverbetering ter plaatse, waarbij de verouderde bebouwing die niet meer in gebruik is vervangen wordt door nieuwbouw, die enerzijds modern is en anderzijds past binnen het historische karakter van de omgeving. Er is sprake van vervangende nieuwbouw, die plaatsvindt binnen bestaand bebouwd gebied en waardoor de dichtheid van het dijklint niet toeneemt. De ontwikkeling wordt zorgvuldig ingepast bij de stedenbouwkundige structuren en bebouwingstypologieën in de omgeving.
Ad. 4 Beleidskeuzes
De provincie heeft 12 provinciale opgaven gedefinieerd, die elk bestaan uit samenhangende beleidskeuzes. Deze beleidskeuzes werken door naar uitvoeringsprogramma’s en regels in de verordening. Hieronder zijn de voor het plangebied relevante opgaven uiteengezet.
De voorgenomen ontwikkeling voorziet in de ontwikkeling van een gezonde en veilige leefomgeving en zorgvuldig ruimtegebruik. De diverse relevante milieuaspecten worden in hoofdstuk 7 verder uiteengezet en afgewogen.
Programma Ruimte
Het Programma ruimte is parallel aan de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening opgesteld. Het Programma ruimte bevat een nadere invulling en operationalisering van ruimtelijk relevante onderdelen van de Omgevingsvisie. Het is enerzijds een beleidsdocument, namelijk uitwerking van de beleidsbeslissingen, en anderzijds gericht op uitvoering. Het document is toegespitst op de thema’s Bebouwde ruimte en mobiliteit, Landschap, groen en erfgoed en Water, bodem en energie. Ten aanzien van het voorliggende plangebied worden geen specifieke uitspraken gedaan in het Programma Ruimte.
Toetsing en conclusie
Beleidsmatig wordt ingezet op woningbouw binnen bestaand stads- en dorpsgezicht, inbreiding en compacte nieuwbouw binnen de gemeentegrenzen. Het planinitiatief voorziet in de bouw van maximaal 69 woningen en een wijkgericht niet-woonprogramma op een binnenstedelijke locatie en zet daarmee in op zorgvuldig ruimtegebruik. De voorgenomen ontwikkeling draagt bij aan de opgaven voor wonen. Voor een verdere onderbouwing wordt verwezen naar paragraaf 3.1.3 (Ladder voor duurzame verstedelijking).
Met de toevoeging van 69 appartementen en met een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit in dit deel van Rhoon draagt dit plan ook bij aan de doelstellingen van de provinciale omgevingsvisie en omgevingsverordening: inbreiding draagt bij aan zorgvuldig ruimtegebruik; de herinrichting van het plangebied draagt bij aan compact, samenhangend en kwalitatief hoogwaardig bebouwd gebied (zie paragraaf 2.2).
De Structuurvisie Albrandswaard 2025 is een uitwerking van de Toekomstvisie. De Structuurvisie geeft richting aan het ruimtelijk beleid en biedt zo kaders en richtlijnen voor initiatieven van burgers, ondernemers en (maatschappelijke) organisaties. Binnen de structuurvisie is er speciale aandacht voor de dorpen Rhoon, Poortugal en Portland. Met het versterken van de kernen beoogd de gemeente Albrandswaard in zijn geheel sterker te worden.
Specifiek over Rhoon is het volgende opgenomen in de structuurvisie: Rhoon: chic, modern en duurzaam.
Het dorpscentrum van Rhoon wordt versterkt door te investeren in een duurzame, dorps chique uitstraling van de openbare ruimte en het groen en door ruimte te bieden aan horeca en winkels die zich profileren met beleving en smaak. Het dorpshart krijgt een hogere verblijfskwaliteit, onder ander door het park te benutten als Groene Brink. De zogenoemde dorpse verbinding zorgt voor een logische wandel- en fietsverbinding tussen het metrostation, het kasteel, het winkelhart en het recreatiegebied rond de jachthaven. Het gebied rond het kasteel en het metrostation en het gebied rond de jachthaven zijn sleutellocaties waarvan de kwaliteit moet worden verbeterd. De centrumfunctie wordt verder versterkt door de winkels uit te breiden met horeca en de realisatie van een Multi Functionele Accommodatie (MFA) in een vernieuwd ‘t Centrum. Het realiseren van voldoende en comfortabele parkeergelegenheid is een belangrijk onderdeel van deze opgave. In oost-westrichting worden via de dorpse verbindingen de recreatieve mogelijkheden in de polder Albrandswaard en Het Buijtenland van Rhoon beter bereikbaar gemaakt. Zo weet Rhoon niet alleen meer eigen inwoners aan zich te binden, maar krijgt het centrum ook meer bezoekers.
Daarnaast is er in de structuurvisie opgenomen dat de dorpen Rhoon en Poortugal niet aan elkaar mogen groeien. Dit wordt onder andere bewerkstelligd door niet uit te gaan van uitbreiding, maar van transformatie. In dit kader worden enkele woonwijken verbeterd.
Toetsing en conclusie
Dit plan voegt 69 woningen toe en en verbetert de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse. Het plan past dan ook bij de doelstelling om de aandacht te verplaatsen naar het verbeteren van de gebieden die er al zijn ('van meer naar beter') en bij de doelstelling om de identiteit van de dorpen te versterken: met dit plan wordt het centrum van Rhoon ruimtelijk aangeheeld door de herontwikkeling van een verromeld bedrijfsperceel.
In de woonvisie Albrandswaard 2016 – 2025 wordt gestreefd naar een kwaliteitsniveau dat gelijk of hoger is dan het huidige niveau. Daarbij wordt (voornamelijk) ingezet op verschillende doelgroepen. Significatie doelgroepen in het huisvestingsbeleid zijn:
Toetsing en conclusie
Dit plan is een particulier initiatief. Er wordt voorzien in een mix van wooncategorieën (huur en koop) prijsklassen en doelgroepen. Met dit initiatief wordt hierdoor indirect bijgedragen aan de doelstellingen van de woonvisie, door doorstroming naar de vrije sector te bevorderen en daarmee uiteindelijk sociale, betaalbare woningen voor diverse doelgroepen bereikbaar te maken.
Om reden dat geen woningcorporatie wilde investeren in sociale huurwoningen in dit plangebied, tenzij de gemeente een zeer forse investering per te realiseren huurwoning zou doen, heeft het college op 10 oktober 2023 besloten om akkoord te gaan met de gewijzigde planvisie en het bijbehorende bouwprogramma van in totaal 69 appartementen. In het bouwprogramma zijn 25 middel dure huurwoningen die voldoen aan de gemeentelijke verordening, opgenomen en 7 betaalbare woningen. Op deze wijze wordt er iets gedaan aan het tekort aan middeldure huurwoningen en betaalbare woningen.
In dit hoofdstuk is de uitvoering van het project verantwoord aan de hand van de relevante omgevingsaspecten. De betekenis van deze milieuaspecten voor dit wijzigingsplan zijn in onderstaande paragrafen uitgewerkt.
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.
Door bureau Grondslag is verkennend bodem- en asbestonderzoek uitgevoerd (Bijlage 2).
Op basis van het onderzoek van Grondslag en de gegevens van voorgaande onderzoeken blijkt dat op meerdere plaatsen verontreinigingen van de bodem aanwezig zijn. Dit betreffen de onderstaande verontreinigingen:
De verontreinigingssituatie ter plaatse van de verontreiniging met olie en vluchtige aromaten (E) is in 2005 in voldoende mate in beeld gebracht. Aangenomen wordt dat het een historische verontreiniging betreft. Het betreft een spot.
De verontreiniging met zware metalen is heterogeen op de locatie aanwezig. Hier is sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging. Bij de voorgenomen herontwikkeling dienen sanerende maatregelen genomen te worden om de contactrisico’s met de verontreinigde grond weg te nemen. Afhankelijk van de saneringsmaatregelen die worden genomen (afdekken met een duurzame afdeklaag / leeflaag of ontgraven van de verontreiniging) kan aanvullend onderzoek zinvol zijn om de hoeveelheid sterk verontreinigde grond nader in beeld te brengen.
De overige verontreinigingen zijn onvoldoende in beeld om vast te stellen wat de omvang, ernst en spoedeisendheid van deze verontreinigingen is. Hiervoor dient nader onderzoek uitgevoerd te worden. Hierbij dient opgemerkt te worden dat door de aanwezige bebouwing en de huidige bedrijfsactiviteiten het verrichten van representatief asbestonderzoek op dit moment niet mogelijk is. Aanbevolen wordt om verkennend en nader asbestonderzoek uit te voeren na de sloop.
Gezien de diverse verontreinigingen zal bij een herontwikkeling naar wonen met tuin een sanering op diverse delen van de locatie noodzakelijk zijn. Voor het wijzigingsplan is de bodemsituatie voldoende in beeld. In het kader van de omgevingsvergunning zal nader onderzoek worden uitgevoerd.
AWK Albrandswaard
Volgens de Archeologische Waardenkaart (AWK) Albrandswaard is het plangebied gelegen in een gebied met een hoge archeologische verwachting. De archeologische waarden zijn te verwachten vanaf een diepte van 50 cm onder het maaiveld. Grondwerkzaamheden (inclusief heien) die een oppervlakte beslaan van meer dan 200 m² en tevens dieper reiken dan 50 cm beneden het maaiveld dienen te worden getoetst op de noodzaak van archeologisch onderzoek.
Archeologische Monumentenkaart Zuid-Holland
Volgens de Archeologische Monumentenkaart (AMK) Zuid-Holland, opgenomen in kaart 1b (Archeologie waarden) van de Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland (Provincie Zuid-Holland 2007), bevinden zich binnen het plangebied geen terreinen van hoge archeologische waarde, geen terreinen van zeer hoge archeologische waarde en geen terreinen van zeer hoge archeologische waarde (tevens wettelijk beschermd). Wel zijn twee AMK-monumenten nabij het plangebied gesitueerd. Het gaat om AMK-monumentnummers 6475 een terrein van hoge archeologische waarde met bewoningssporen Late Middeleeuwen, en 16102 een terrein van hoge archeologische waarde met resten uit het Midden-Neolithicum.
Vigerend bestemmingsplan Rhoon Dorp
Op basis van het bovenstaande is in het vigerende bestemmingsplan 'Rhoon Dorp' een bouwregeling en een omgevingsvergunning voor alle bouw- en graafwerkzaamheden met een oppervlak groter dan 200 m² en die tevens dieper reiken dan 50 cm beneden maaiveld (dubbelbestemming Waarde - Archeologie - 2) opgenomen. Op basis van deze dubbelbestemming is het uitvoeren van archeologisch onderzoek noodzakelijk. Feitelijk onderzoek is echter pas mogelijk als de bestaande bebouwing gesloopt is. Om die reden is in dit wijzigingsplan de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' overgenomen. Een plan van aanpak (voor archeologisch onderzoek) zal worden opgesteld in het kader van de aanvraag omgevingsvergunning.
Bewoningsgeschiedenis
Bewoningssporen uit de vroege prehistorie zijn op IJsselmonde aangetroffen op rivierduinen (donken) en stroomgordelafzettingen. Volgens de geologische kaart zijn er in het bestemmingsplangebied geen donken in de diepere ondergrond aanwezig (de dichtstbijzijnde donk bevindt zich op korte afstand van het plangebied, direct ten noorden van de Kleidijk). In Rhoon Essendael - een vindplaats ten zuidoosten van het plangebied - zijn in stroomgordelafzettingen onder het veen (Afzettingen van Calais) archeologica uit het 4e millennium voor Chr. aangetroffen. Het vondstmateriaal, houtskool, verbrand en onverbrand bot, een viswervel, wijst op menselijke aanwezigheid in het gebied in de Midden-Steentijd. Het niveau met archeologische indicatoren bevindt zich op circa 4 meter beneden het maaiveld (4,20 meter -NAP). De vindplaats is opgenomen in de Cultuurhistorische Hoofdstructuur van de Provincie Zuid-Holland (CHS) als terrein van hoge archeologische waarde (monumentnummer 16102).
Op IJsselmonde zijn weinig vindplaatsen uit de IJzertijd bekend. Mogelijk waren er vanuit landschappelijk oogpunt weinig geschikte locaties, maar wellicht zijn veel sporen uit de IJzertijd en Romeinse tijd uitgewist door middeleeuwse overstromingen. De vondst van aardewerk uit de Romeinse tijd (50 voor Chr.- 400 na Chr.) in een grondboring nabij de Viaductweg geeft in ieder geval aan dat het gebied in die periode werd bewoond. In de loop van de 3e eeuw na Chr. kwam een eind aan de bewoning op IJsselmonde door vernatting van het gebied (vorming van veenmoerassen).
Rond het jaar 1000 werden de veengebieden op IJsselmonde ontgonnen. Door het graven van sloten werd het veen ontwaterd waardoor het gebied geschikt werd voor bewoning en landbouw.
Vanaf rond 1000 na Chr. worden de veengebieden en wellicht ook klei-op-veengebieden op IJsselmonde - dus ook in het areaal van het plangebied - systematisch ontgonnen. Het plangebied maakte in de Late Middeleeuwen deel uit van de Riederwaard, een rondom bedijkt gebied dat een groot deel besloeg van het huidige IJsselmonde.
In 1373-1375 gaat de Riederwaard door overstromingen ten onder, waarna het gebied in fasen wordt herbedijkt. Het gebied 'de Meylle' ter hoogte van de niet overstroomde polder Oud Rhoon wordt in 1411 ingedijkt. De nieuwe polder wordt begrensd door de Dorpsdijk, de Rijsdijk en de Molendijk en krijgt de naam Nieuw Roden.
In de polder lag - buiten het plangebied - tegen de Molendijk het kasteel van de heren van Rhoon dat na de overstromingen bewoond is gebleven. Mogelijk gaat het om het kasteel dat Biggo van Duiveland mocht bouwen toen graaf Dirk VII hem in 1199 begunstigde met een leengoed waaruit Rhoon is ontstaan. Het stuk Dorpsdijk tussen de polders Oud Rhoon en Nieuw Rhoon (Roden) - en wellicht ook de stukken ten noorden en ten zuiden daarvan - maakte zeer waarschijnlijk deel uit van de ringdijk om de Riederwaard voor 1373. De polders Kiefhoek, Ghijseland en Buitenland van Rhoon - waarvan zich ook delen in het plangebied bevinden - zijn gevormd in respectievelijk 1464, 1475 en 1580.
Rhoon ontwikkelt zich eeuwenlang op een rustige, geleidelijke wijze. De landbouw, tuinbouw en veeteelt vormen de voornaamste bestaansbronnen van de bevolking. Later gaan de inwoners van Rhoon ook in de haven en in de petrochemische industrie werken.
Na de Tweede Wereldoorlog maken zowel Rhoon als Poortugaal een enorme groei door. En die groei zet voorlopig, bijvoorbeeld met de ontwikkeling van de wijken Portland en Essendael, nog even door.
De bestaande bebouwing in het plangebied is opgericht in verschillende decennia van de vorige eeuw en 'Het Boerderijtje' aan de Dorpsdijk 116 is van 1863.
Monumenten
In het plangebied zijn geen monumenten aanwezig.
De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijk planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheergebied van het waterschap Hollandse Delta, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van de ruimtelijke onderbouwing wordt overleg gevoerd met de waterbeheerder over de voorgenomen ontwikkeling. De opmerkingen van de waterbeheerder zullen verwerkt worden in deze waterparagraaf.
Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap en de gemeente nader wordt behandeld.
Europees:
Nationaal:
Provinciaal:
Waterschapsbeleid
In het Waterbeheerprogramma (WBP) van waterschap Hollandse Delta beschrijven zij de doelen die zij tijdens de planperiode 2022-2027 willen bereiken voor de primaire taken waterveiligheid, watersysteem, waterketen en wegen. De doelen voor deze planperiode zijn afgeleid van de ambities voor de langere termijn (2050). Behalve de ambities voor de lange termijn en de doelen die zij in 2027 bereikt willen hebben, gaat het Waterbeheerprogramma ook in op de strategie om te komen tot realisatie van deze doelen.
Uit het oogpunt van waterkwaliteit moet schoon hemelwater bij voorkeur worden afgekoppeld en direct worden geloosd op oppervlaktewater. Dit vermindert de vuiluitworp uit het gemengde rioolstelsel en verlaagt de belasting van de afvalwaterzuivering. De toename van verhard oppervlak leidt tot een zwaardere belasting van het oppervlaktewatersysteem en leidt met regelmaat tot wateroverlast stroomafwaarts. Om de zwaardere belasting van het oppervlaktewatersysteem onder normale omstandigheden tegen te gaan is het brengen van hemelwater vanaf verhard oppervlak op het oppervlaktewaterlichaam specifiek vergunningplicht gesteld.
Bij een toename van aaneengesloten verhard oppervlak van 500 m² of meer in stedelijk gebied of 1.500 m² of meer in landelijk gebied dient een vergunning aangevraagd te worden in het kader van de Keur. De versnelde afvoer als gevolg van de toename aan verharding moet volledig worden gecompenseerd door het aanbrengen van een gelijkwaardige vervangende voorziening (compensatieplicht), met een oppervlakte van 10% van de toename van verharding.
Het waterschap geeft in volgorde de voorkeur aan de volgende gelijkwaardige voorzieningen:
afbeelding 4.1: uitsnede uit de legger (plangebied binnen de rode cirkel)
Ontwikkelingen dienen rekening te houden met de in deze waterparagraaf genoemde eisen en uitgangspunten. In deze waterparagraaf wordt naast de beschrijving van de waterstaatkundige situatie en kenmerken bepaald wat de invloed is van de uitvoering van de ontwikkeling op de waterhuishouding.
Huidige situatie plangebied
De huidige locatie "Palsgraaf" (noordelijke deel van het plangebied) is vrijwel geheel verhard (zowel bebouwd als maaiveldverharding). Op het terrein van het boerderijtje is een kleine groenstrook aanwezig. Het andere (zuidelijke) deel van het plangebied ligt al langere tijd braak, is onverhard en wordt als tijdelijk opslagterrein/parkeerplaats gebruikt. Hiernaast ligt een bungalow aan Maasstraat 1. Dit deel is grotendeels verhard met zowel wat groen in de voor- als achtertuin. Op onderstaande tekening is eea aangegeven.
afbeelding 4.2: huidige situatie, plangebied binnen de rode lijn
Toekomstige situatie
In de toekomstige situatie worden er twee bouwdelen gemaakt, die grotendeels verhard zijn. In de tussenstraat en aan de zuidrand worden groenstroken gemaakt. Ook worden er groene dekken met water retentiekratten gerealiseerd (deze laatste zijn niet in de berekeningen meegenomen). In onderstaande figuur is de plattegrond van het maaiveld aangegeven.
afbeelding 4.3: toekomstige situatie, plangebied binnen de rode lijn
Berekening
In onderstaande tabel zijn verharde en onverharde oppervlaktes van de huidige en toekomstige situatie aangegeven.
Waterkwantiteit
Het aantal m² verhard oppervlak neemt in de toekomstige situatie toe, namelijk met 958 m².
Vanuit het waterschap Hollandse Delta geldt een compensatieregel van 10% van de toename van het verhard oppervlak. Er dient dus 96 m² aan nieuw water te worden gerealiseerd binnen het zelfde peilgebied. Het peilgebied zelf is groot dus binnen het peilgebied zijn elders voldoende mogelijkheden tot compensatie. Dit wordt meegenomen in de planuitwerking. Hierover wordt contact opgenomen met het waterschap.
Afvalwaterketen en riolering
Bij ruimtelijke ontwikkelingen is het uitgangspunt dat de waterhuishoudkundige situatie niet mag verslechteren. Dit betekent bijvoorbeeld dat de waterhuishouding kan worden verbeterd door het afkoppelen van schoon verhard oppervlak. Hiermee wordt voorkomen dat schoon hemelwater wordt afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie. Dit betekent ook dat toename van het verharde oppervlak en/of dempingen binnen het gebied moeten worden gecompenseerd. Ook combinaties met andere functies zoals groen en recreatie liggen voor de hand. Daarnaast is het van belang om bij eventuele ontwikkelingen diffuse verontreinigingen te voorkomen door het gebruik van duurzame, niet-uitloogbare materialen (geen zink, lood, koper en PAK-houdende materialen) zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.
Waterkwaliteit
Het toepassen van niet-uitloogbare bouwmaterialen voorkomt dat het hemelwater, dat wordt afgekoppeld naar het oppervlaktewater, wordt vervuild. In verband hiermee worden eisen gesteld aan de bij de daken, goten en leidingen te gebruiken materialen. Er mogen geen (sterk) uitloogbare materialen zoals koper, lood, zink, teerhoudende dakbedekking of geïmpregneerde beschoeiingen gebruikt worden op delen die met hemelwater in contact komen, zoals de dakbedekking, goten en pijpen of er moet voorkomen worden dat deze materialen kunnen uitlogen (bijvoorbeeld door het coaten van loodslabben). Afkoppeling van hemelwater zorgt ervoor dat het aantal riooloverstorten laag is. Ook dit komt de waterkwaliteit (in de omgeving) ten goede.
In het plan wordt rekening gehouden met de adviezen en aanbevelingen van het waterschap. Het aspect water vormt geen belemmering voor het uitvoeren van het plan.
Op basis van de Wet geluidhinder (artikel 77 Wgh) dient bij een bestemmingsplan een akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd als het plan mogelijkheden biedt voor:
De breedte van de zone van een weg is afhankelijk van het aantal rijstroken, het stedelijk gebied en de maximumsnelheid. In een akoestisch onderzoek kunnen wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt buiten beschouwing worden gelaten.
In de Wgh zijn grenswaarden opgenomen met betrekking tot de geluidbelasting op de gevels van woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen. De voorkeursgrenswaarde voor de geluidbelasting op de gevel is 48 dB en mag in principe niet worden overschreden. Onder bepaalde voorwaarden, als maatregelen onvoldoende doeltreffend zijn en het voldoen aan de grenswaarden onoverkomelijke bezwaren ontmoet van landschappelijke, stedenbouwkundige of financiële aard, mag de geluidbelasting hoger zijn dan de voorkeursgrenswaarde. Hiervoor dient via een ontheffing een hogere waarde te worden vastgesteld. De gemeente heeft hiertoe een separaat besluit, dat gelijktijdig met het ontwerpbestemmingsplan ter visie wordt gelegd.
De planlocatie ligt binnen de geluidszone van industrieterrein Waalhaven / Eemhaven.
Bij de projectie van een nieuwe geluidgevoelige bestemming binnen de zone van een weg is een onderzoek verkeerslawaai noodzakelijk. De geluidgevoelige bestemmingen zijn gelegen in de geluidszone van de Dorpsdijk. De planlocatie ligt binnen de geluidszone van industrieterrein Waalhaven / Eemhaven. Er dient dan ook een akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd. M+P heeft dit onderzoek uitgevoerd (zie Bijlage 3 Akoestisch onderzoek).
De geluidsbelasting ten gevolge van verkeer over de gezoneerde Dorpsdijk bedraagt maximaal Lden = 58 dB bij bouwdeel B (het zuidelijke bouwdeel) en Lden = 51 dB bij bouwdeel A (respectievelijk het noordelijke bouwdeel). Hiermee blijft de geluidsbelasting onder het ambitieniveau van de gemeente Albrandswaard.
Voor de bepaling van de geluidsbelasting vanwege de Waal-/Eemhaven is de kaart uit de handreiking [7] gebruikt. Deze kaart is opgenomen in figuur 5 van Bijlage A. Hierin is te zien dat de 52 dB(A) contour juist over het plan is gelegen.
In dat geval geeft de handreiking aan dat van een geluidsbelasting van 53 dB(A) moet worden uitgegaan. Voor de 4e bouwlaag moet deze waarde worden vermeerderd met 1 dB(A) en voor de 5e bouwlaag met 2 dB(A).
Dat betekent de volgende geluidsbelasting voor de nieuwbouw:
Daarbij geeft de handreiking ook aan dat voor gevels die geen direct zicht op het industrieterrein Waal-/Eemhaven hebben, er een correctie mag worden toegepast. Voor gevels die voor meer dan 2/3 van het gebied zijn afgeschermd geldt een reductie van 2 dB en voor volledige afscherming geldt een reductie van 10 dB. Om te bepalen welke gevels afgeschermd zijn is een hulplijn getrokken. Hieruit kan worden afgeleid dat voor de westgevels een reductie van 2 dB(A) geldt en voor de zuidgevels 10 dB(A). Ook is voor de gevels die volledig worden afgeschermd een reductie gehanteerd van 10 dB(A) met uitzondering van de bovenste laag.
Voor de gevels aan de bocht Dorpsdijk/Rijsdijk is de is de gecumuleerde waarde hoog, maar niet hoger dan het ambitieniveau van 65 dB. De waardering volgens de GES methodiek is hier onvoldoende. De overige appartementen scoren redelijk tot zeer matig.
Voor de nieuwbouw aan de Dorpsdijk zijn hogere waarden nodig. Het besluit hogere waarden is opgenomen als Bijlage 4. Geluid vormt geen belemmering voor het uitvoeren van het plan.
Met de Wet natuurbescherming (Wnb) zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.
Gebiedsbescherming
Bescherming van natuurgebieden wordt gewaarborgd door de Wet natuurbescherming (Wnb) en de Wet Ruimtelijke Ordening (Wro). Natura 2000-gebieden worden beschermd door de Wnb en het Natuurnetwerk Nederland (NNN) wordt beschermd door de Wro.
Natura-2000 gebieden
De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).
De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.
Natuurnetwerk Nederland (NNN)
Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.
Soortenbescherming
In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:
De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de vogelrichtlijn.
Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.
In 2019 is door bureau Ecoresult een quickscan flora en fauna uitgevoerd (zie Bijlage 5). Uit deze quickscan bleek dat het plangebied in potentie geschikt is als voortplantings- en vaste rust- en verblijfplaats van gebouwbewonende en jaarrond beschremde vogels en vleermuizen.
Door Ecoresult is vervolgens nader onderzoek vleermuizen en huismus uitgevoerd (Bijlage 6). Tijdens dit onderzoek zijn geen essentiele leefgebieden, noch verblijfplaatsen van beschermde soorten aangetroffen. Een ontheffing is dan ook niet nodig voor de voorgenomen (sloop)werkzaamheden.
Omdat de quickscan uit 2019 inmiddels te oud is om als onderbouwing te dienen is door Ecoresult een actualiserend onderzoek uitgevoerd (zie Bijlage 7).
Door Van Der Goes en Groot is stikstofonderzoek uitgevoerd (zie Bijlage 8).
De maximale projectbijdrage van de aanleg en gebruik van de planlocatie is 0,00 mol/N/ha/jaar op Natura 2000-gebieden. De stikstofdepositie die bij realisatie van de plannen veroorzaakt zal worden, vormt een zodanig gering percentage van de kritische depositiewaarden van de voorkomende stikstofgevoelige habitattypen dat er ecologisch gezien geen zichtbare of meetbare effecten zullen optreden. Er is dus geen sprake van significante gevolgen waardoor de instandhoudingsdoelstellingen van de betrokken Natura 2000-gebieden in gevaar zouden kunnen komen. Gezien de geplande werkzaamheden betreft de hoogste bijdrage van het project de tijdelijke inzet van mobiele werktuigen.
Bij de berekening van de aanlegfase is rekening gehouden met een specifieke inzet van mobiele werktuigen en bijbehorende draaiuren. Indien hier (significant) van wordt afgeweken is de berekening niet meer representatief voor het te verwachten effect op stikstofgevoelige habitattypen in Natura 2000-gebieden.
In de gerealiseerde bebouwing wordt door het afzien van stookinstallaties in de bebouwing (op de verkeersaantrekking na) geen stikstof meer geëmitteerd. De transitie van oude bebouwing met zekere uitstoot van stikstof naar de beoogde bebouwing in dit project draagt daarmee bij aan de gewenste permanente daling van stikstof op Natura 2000-gebieden.
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening zijn vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van deze stoffen zijn in tabel 4.4 weergegeven.
Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht. In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een plan vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden twee situaties onderscheiden:
De beoogde ontwikkeling heeft betrekking op de realisatie van 69 woningen en 240 m2 aan voorzieningen. Een dergelijke ontwikkeling valt onder het Besluit niet in betekenende mate onder de categorie woningbouw tot 1.500 woningen aan één ontsluitingsweg. Dit betekent dat de ontwikkeling niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit ter plaatse, en dat nader onderzoek niet noodzakelijk wordt geacht.
Uit de informatie die beschikbaar is via de Monitoringstool NSL blijkt dat de jaargemiddelde concentraties fijn stof en stikstofdioxide langs wegen in de nabijheid van het plangebied onder de 35 µg/m³ liggen. Ter plaatse van het gehele plangebied zal dan ook worden voldaan aan de grenswaarden omdat de concentraties luchtverontreinigende stoffen afnemen naarmate een locatie verder van de weg ligt. Met betrekking tot luchtkwaliteit is in het plangebied sprake van een goed woon- en leefklimaat.
In de huidige wetgeving zijn de begrippen risicobron, (beperkt) kwetsbaar object, plaatsgebonden risico (PR) en groepsrisico van belang. Het plaatsgebonden risico (PR) is een maat voor de kans per jaar dat één persoon die zich onafgebroken en onbeschermd op die plaats bevindt, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een calamiteit met een gevaarlijke stof. Het groepsrisico GR is de kans per jaar dat een groep personen van een bepaalde grootte tegelijk slachtoffer wordt van een ongeval met gevaarlijke stoffen.
Risicovolle inrichtingen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) is van toepassing op het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar, bij een ruimtelijke ontwikkeling moet aan deze normen worden voldaan. Het Bevi bevat geen grenswaarde voor het groepsrisico, maar wel geldt hiervoor een verantwoordingsplicht in het invloedsgebied rondom de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
Op het vervoer van gevaarlijke stoffen zijn het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en het Basisnet van toepassing; het Bevt vormt de wet- en regelgeving, en de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water. Het Bevt en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute.
Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Hiermee wordt geanticipeerd op de beperkingen voor ruimtelijke ontwikkelingen die samenhangen met deze plasbrandaandachtsgebieden.
Besluit externe veiligheid buisleidingen
In het Besluit externe veiligheid buisleidingen wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden.
In de directe omgeving van het plangebied zijn geen risicovolle inrichtingen aanwezig die van invloed zijn op de externe veiligheidssituatie in het plangebied. Tevens blijkt dat er in de omgeving geen sprake is van vervoer van gevaarlijke stoffen over het water en spoor dat van invloed is op de externe veiligheidssituatie in het plangebied. Langs de N492 vindt er vervoer van gevaarlijke stoffen plaats, parallel aan deze weg ligt een hogedruk aardgasleiding.
afbeelding 4.2: uitsnede risicokaart (plangebied binnen de cirkel)
Vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg
De Groene Kruisweg (N492) ligt op circa 250 m afstand ten noorden van het plangebied. Uit de risicokaart blijkt dat er over deze weg vervoer van gevaarlijke stoffen plaats vindt. Er is geen sprake van een plaatsgebonden risicocontour (PR 10-6-contour). Vanwege het vervoer van brandbare gassen (GF3) bedraagt het invloedsgebied 355 m. Het plangebied is dan ook gelegen binnen het invloedsgebied. Omdat de projectlocatie is gelegen op meer dan 200 m afstand vanaf de rand van de transportroute, hoeven er geen beperkingen te worden gesteld aan het ruimtegebruik ter plaatse van het plangebied. Een berekening van het groepsrisico is niet noodzakelijk.
Vanwege de ligging binnen het invloedsgebied dient wel een beknopte verantwoording te worden opgesteld waarbij wordt ingegaan op de aspecten zelfredzaamheid, bestrijdbaarheid en bereikbaarheid. Deze verantwoording is aan het einde van deze paragraaf opgenomen.
Vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen
Parallel aan de Groene Kruisweg is een gasleiding gelegen. Uit de risicokaart blijkt dat er sprake is van een plaatsgebonden risicocontour van 0 meter. De leiding mag op maximaal 12 bar bedreven worden en is zodanig beveiligd dat de druk niet hoger dan 13,2 bar kan worden. Dit betekent dat op grond van het Bevb geen berekening of verantwoording voor deze leiding afgelegd hoeft te worden. Vanuit deze leiding gelden geen belemmeringen voor het plangebied.
Het aspect externe veiligheid staat de boogde ontwikkeling niet in de weg.
Beknopte verantwoording groepsrisico N492
Vanwege de ligging binnen het invloedsgebied van de N492 dient op grond van artikel 8 van het Besluit externe veiligheid transportroutes het groepsrisico te worden verwantwoord. In deze verantwoording wordt ingegaan op de aspecten zelfredzaamheid, bestrijdbaarheid en bereikbaarheid.
In het kader van het wettelijk vooroverleg zal aanvullend advies gevraagd worden aan de veiligheidsregio.
Bestrijdbaarheid en bereikbaarheid
De bestrijdbaarheid is afhankelijk van de inzetbaarheid van hulpverleningsdiensten, in hoeverre zij in staat zijn hun taken goed uit te kunnen voeren en om daarmee verdere escalatie van een incident te voorkomen. Hierbij kan gedacht worden aan het voldoende/ adequaat aanwezig zijn van aanvalswegen en bluswatervoorzieningen, maar ook de brandweerzorgnorm wordt hier onder geschaard. Ten aanzien van de aspecten bereikbaarheid en bluswatervoorziening hanteert de regionale brandweer de richtlijnen zoals beschreven in de NVBR publicatie “Handleiding bluswatervoorziening en bereikbaarheid”.
Uit bovengenoemde handreiking volgt het advies dat het plangebied goed bereikbaar moet zijn voor de hulpverleningsdiensten via twee van elkaar onafhankelijke aanvalswegen, waardoor in geval van werkzaamheden of calamiteiten het plangebied goed bereikbaar is. Het plangebied wordt in oostelijke richting ontsloten door de Rijsdijk en in noord- en zuidelijke richting door de Dorpsdijk die vervolgens in het noorden aansluit op de N492. Deze route kan gebruikt worden als vluchtroute voor de aanwezige personen. Hiermee kunnen zij van de bron af vluchten. Gelet op bovenstaande zijn de bestrijdbaarheid en bereikbaarheid voor hulpdiensten goed te noemen.
Zelfredzaamheid
Het uitganspunt is dat de meerderheid van de aanwezige personen binnen het plangebied zelfredzaam zullen zijn. Aanwezige kinderen en ouderen worden beschouwd als minder zelfredzame personen. Er wordt uitgegaan van het feit dat de ouders/verzorgers de kinderen en ouderen kunnen begeleiden. In het kader van een effectieve zelfredzaamheid kan het hulpsysteem 'Hartveilig Wonen' gehanteerd worden waarbij vrijwilligers opgeroepen kunnen worden om iemand te reanimeren in afwachting van een ambulance.
Op het gebied van verkeer en vervoer bestaat geen specifieke wetgeving die relevant is voor het plan. Wel moet worden onderbouwd dat het plan ook uit het oogpunt van verkeer voldoet aan een goede ruimtelijke ordening. Dit houdt onder meer in dat er voldoende parkeergelegenheid aanwezig moet zijn en de eventuele verkeerstoename niet leidt tot knelpunten in de verkeersafwikkeling.
Door Goudappel is een (actualisatie van de) parkeerkundige onderbouwing opgesteld (zie Bijlage 9).
Op basis van het functieprogramma, de bijbehorende kencijfers en de aanwezigheidspercentages is de parkeervraag conform het vigerende beleid berekend.
Parkeren voor bewoners
Op het eigen terrein zijn voor bewoners op het maatgevende moment (werkdagnacht) 68 parkeerplaatsen benodigd. Op het eigen terrein zijn 69 parkeerplaatsen beschikbaar. Dat betekent dat voor bewoners in voldoende parkeerplaatsen wordt voorzien. Er zijn meer parkeerplaatsen voorzien dan conform de parkeernorm benodigd is.
Parkeren in de openbare ruimte
Op het maatgevende moment (zaterdagavond) bedraagt de extra parkeervraag als gevolg van de ontwikkeling 15 parkeerplaatsen. Binnen het plan is de realisatie van 7 parkeerplaatsen op eigen terrein in de openbare ruimte voorzien. Dit betekent dat in de avonduren en op zaterdag en zondag in de middag op het eigen terrein niet in voldoende parkeerplaatsen wordt voorzien.
Het plan heeft op het maatgevende moment (zaterdagavond) 8 (=15 - 7) parkeerplaatsen in de openbare ruimte nodig.
Uit parkeeronderzoek dat in september 2023 door de gemeente Albrandswaard is uitgevoerd blijkt dat binnen 150 meter loopafstand van de ontwikkellocatie in de nacht en in het weekend sprake is van een bezettingsgraad van maximaal 71%. De restcapaciteit bedraagt dan 70 tot 241 parkeerplaatsen. Na uitvoering van de geplande ontwikkeling is binnen 150 meter loopafstand van de ontwikkellocatie nog steeds sprake is van een acceptabele parkeersituatie (de bezettingsgraad blijft onder 85%).
Op basis van het voorgaande parkeeronderzoek wordt er voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Met betrekking tot het parkeren in de openbare ruimte is het aannemelijk dat er voldoende restcapaciteit is binnen een acceptabele loopafstand.
De Wro bepaalt dat ruimtelijke plannen digitaal en analoog beschikbaar moeten zijn. Dit brengt met zich mee dat bestemmingsplannen digitaal uitwisselbaar en op vergelijkbare wijze gepresenteerd moeten worden. Met het oog hierop stellen de Wro en de onderliggende regelgeving eisen waaraan digitale en analoge plannen moeten voldoen. Zo bevat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) bindende afspraken waarmee bij het maken van bestemmingsplannen rekening moet worden gehouden. De SVBP kent (onder meer) hoofdgroepen van bestemmingen, een lijst met functie- en bouwaanduidingen, gebiedsaanduidingen en een verplichte opbouw van de planregels en het renvooi.
Op de verbeelding zijn alle functies zodanig bestemd, dat het mogelijk is om met behulp van het renvooi direct te zien welke bestemmingen aan de gronden binnen het plangebied zijn gegeven en welke regels daarbij horen. Uitgangspunt daarbij is dat de verbeelding zoveel mogelijk informatie geeft over de in acht te nemen maten en volumes. De regels geven duidelijkheid over de bestemmingsomschrijving, de bouwregels en de specifieke gebruiksregels.
De bij dit plan behorende planregels zijn, conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP 2012), onderverdeeld in 4 hoofdstukken, te weten:
In hoofdstuk 1 worden in de planregels gehanteerde begrippen nader verklaard, zodat interpretatieproblemen zoveel mogelijk worden voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen dienen te worden gemeten.
In hoofdstuk 2 is de op de verbeelding aangegeven bestemming omschreven en wordt bepaald op welke wijze de gronden en opstallen gebruikt mogen worden. Daarbij worden de bebouwingsmogelijkheden vermeld.
In hoofdstuk 3 is een aantal algemene regels opgenomen.
In hoofdstuk 4 is omschreven welke gebouwen en gebruik vallen onder het overgangsrecht en bevat tot slot de citeertitel van het plan.
Begrippen (artikel 1)
In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis. Voor zover er geen begrippen zijn gedefinieerd wordt aangesloten bij het normaal spraakgebruik.
Wijze van meten (artikel 2)
Dit artikel geeft aan hoe hoogte- en andere maten die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden en gemeten moeten worden.
Centrum (artikel 3)
Binnen deze bestemming zijn zowel gebieden met een verblijfsfunctie, parkeervoorzieningen, nutvoorzieningen, groenvoorzieningen, speeltoestellen en speelplaatsen, wegen, voet- en fietspaden en water toegestaan.
Verkeer en verblijfsgebied (artikel 4)
Alle gronden binnen het plangebied die niet zijn aangewezen met de bestemming 'Centrum' hebben de bestemming Verkeer - Verblijfsgebied.
Waarde - Archeologie (artikel 5)
Voor de binnen het plangebied gelegen dijken met een strook grond (bewoningslinten) ter weerszijden daarvan (Waarde Archeologie – 2), geldt een bouwregeling en een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde, voor bouw- en graafwerkzaamheden (inclusief heien) die dieper reiken dan 50 cm beneden maaiveld en die tevens een terreinoppervlak beslaan groter dan 100 vierkante meter.
In dit onderdeel van de regels komen onder andere de flexibiliteitbepalingen en algemene bepalingen aan de orde. Het gaat hierbij onder meer om:
Anti-dubbeltelregel (artikel 6)
In dit artikel is opgenomen dat grond, welke eenmaal in aanmerking is of moest worden genomen bij het verlenen van een bouwvergunning, waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, bij de beoordeling van een andere aanvraag buiten beschouwing dient te blijven.
Algemene bouwregels (artikel 7)
In dit artikel zijn de regels opgenomen die borgen dat bij projecten wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid.
Algemene gebruiksregels (artikel 8)
In dit artikel zijn de regels opgenomen die gelden voor het parkeren. Ook zijn er enkele bepalingen opgenomen over strijdig gebruik.
Algemene aanduidingsregels (artikel 9)
Deze regeling heeft betrekking op de Geluidzone - industrie die op de verbeelding is weergegeven.
Algemene afwijkingsregels (artikel 10)
In de Algemene afwijkingsregels zijn mogelijkheden opgenomen om af te wijken van de verschillende maatvoeringen in het plan. Deze afwijkingen zijn uitdrukkelijk bedoeld om op onvoorziene ontwikkelingen te kunnen inspelen.
Algemene wijzigingsregels (artikel 11)
In dit artikel is een aantal algemene wijzigingsregels opgenomen. Het betreft hier een standaardregeling die het mogelijk maakt om bij de uitvoering van bouwplannen beperkte afwijkingen van het plan mogelijk te maken die niet met een omgevingsvergunning voor afwijken geregeld kunnen worden. Bijvoorbeeld een geringe wijziging van de bestemmingsgrens.
Overige regels (artikel 12)
In dit artikel is voorgeschreven dat moet worden voldaan aan de parkeernormen.
Algemene procedureregels (artikel 13)
Procedures die van toepassing zijn op omgevingsvergunningen en wijzigingen.
Overgangsrecht (artikel 14)
Met betrekking tot bouwwerken en het gebruik van grond en bouwwerken wordt in dit artikel ingegaan op het daarop toepasselijke overgangsrecht.
Slotregel (artikel 15)
Het laatste artikel van de regels betreft de citeertitel van het wijzigingsplan.
Bij een wijzigingsplan dient op grond van artikel 6.12 Wet ruimtelijke ordening (verder: Wro) in de plantoelichting inzicht te worden gegeven in de economische uitvoerbaarheid. Tevens is met de inwerkingtreding van de Wro de verplichting ontstaan dat bepaalde plankosten op de initiatiefnemer kunnen worden verhaald. Het gaat hierbij om de plankosten en de kosten van ontwikkelingen die gemeente redelijkerwijs moet maken, zoals de aanleg van voorzieningen van openbaar nut.
De gemeentelijke kosten worden gedekt door middel van een anterieure overeenkomst tussen gemeente en initiatiefnemer.
Als gevolg van het bepaalde in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) heeft overleg plaatsgevonden met (overheids)instanties die mogelijk een belang hebben in of bij het plangebied. De gemeente heeft deze instanties het concept ontwerpbestemmingsplan verstrekt met het verzoek inhoudelijk te reageren op hetgeen hierin staat vermeld.
Er zijn diverse reacties ontvangen waaronder van het waterschap en de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond. Deze reacties zijn verwerkt in het wijzigingsplan.
Het ontwerp bestemmingsplan heeft gedurende zes weken ter inzage gelegen waarbij een ieder de gelegenheid heeft gekregen om een zienswijze in te dienen. Er zijn diverse zienswijzen ingediend. Er is een 'Nota van zienswijzen en ambtshalve wijzigingen' opgesteld waarin de zienswijzen zijn samengevat en beantwoord. Ook zijn de in het plan doorgevoerde ambtshalve wijzigingen opgenomen.
De planvorming van de herontwikkeling Dorpsdijk Rhoon loopt al geruime tijd. Gedurende de looptijd van het proces is op verschillende momenten op diverse wijzen participatie georganiseerd. Van de participatie is verslag gemaakt dat als Bijlage 10. Naar aanleiding van de participatie is het plan op onderdelen aangepast. De aanpassingen staan opgenomen in het participatieverslag.
Het ontwerpbesluit tot het vaststellen van het wijzigingsplan Dorpsdijk Rhoon en het ontwerpbesluit tot vaststellen van de hogere waarden hebben van 29 december 2023 tot en met 15 februari 2024 voor 7 weken ter inzage gelegen. Een ieder heeft gedurende deze periode de gelegenheid gehad zienswijze in te dienen. Daarvan is kennis gegeven door publicatie in het Gemeenteblad en de Schakel van de gemeente Albrandswaard van 28 december 2023 en door plaatsing op de gemeentelijke website.
Tegen het ontwerpwijzigingsplan 'Dorpsdijk Rhoon' zijn 17 zienswijzen ingediend. De zienswijzen zijn samengevat en van een beantwoording voorzien in de 'Nota van Zienswijzen wijzigingsplan Dorpsdijk Rhoon' (zie Bijlage 11). De zienswijzen zijn ontvankelijk en (on)gegrond verklaard zoals beantwoord in de Nota zienswijzen.