direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Geestwater, Lisse
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0553.BPGeestwater-vax1

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De locatie Geestwater zal ontwikkeld worden naar een groene woonwijk, die de overgang vormt tussen de bestaande woonwijken en het omliggende agrarisch gebied. Op 20 oktober 2022 heeft de gemeenteraad van Lisse het Voorlopig Ontwerp Stedenbouwkundig Plan (VOSP) voor Geestwater vastgesteld. Dit VOSP is verder uitgewerkt in een Definitief Ontwerp Stedenbouwkundig plan (DOSP). Dit VOSP en DOSP zijn de basis voor voorliggend bestemmingsplan (zie Bijlage 1 VOSP en Bijlage 2 DOSP).

Nederland en Lisse kennen een ongekend grote woningbouwopgave. De druk in alle sectoren op de woningmarkt is groot. De woningmarkt veranderd snel met steeds meer kleinere huishoudens en instroom vanuit het buitenland maar ook de betaalbaarheid van de woningen. De gemeente Lisse zorgt samen met Woonstichting STEK en Amvest voor de bouw van 459 woningen in Geestwater, waarvan 9 greenportwoningen (GOM-woningen). Er wordt gebouwd voor diverse doelgroepen en in verschillende prijsklassen om invulling te geven aan de woningbehoefte in Lisse (en regio). De woningbehoefte voor de periode tot 2030 komt naar verwachting ruim boven 1.000 woningen uit. Met de locatie Geestwater en verschillende kleinere locaties binnen de kern kan aan deze opgave worden voldaan.

Het historische landschap is het uitgangspunt voor het plan. Er wordt een nieuwe landschappelijke dorpsrand gemaakt. Het wordt een groene wijk, met veel ruimte voor water, groen en bomen. De ontwikkeling Geestwater bestaat uit twee delen (Dever-Zuid en Geestwater) met ieder hun eigen karakter (zie afbeelding 1.1).

Er zijn 6 kernwaarden benoemd voor Geestwater:

  • 1. Samen leven met het landschap

Bij de ontwikkeling van Geestwater gaat het bouwen van woningen en creëren van het landschap hand in hand. Ze zijn gelijkwaardig. Wie in Geestwater woont, leeft namelijk in en met de natuur. Je beleeft niet alleen de seizoenen, je woont er middenin en maakt er deel vanuit

  • 2. Ons kent ons

In Geestwater is plaats voor iedereen: jong, oud, met of zonder gezin. Je woont er op terpen; buurtjes met een geborgen sfeer, waar iedereen elkaar kent, buren elkaar groeten en je ideeën en dingen met elkaar kunt delen. Je woont in een hecht buurtschap waar ontmoeten centraal staat en je elkaar kunt helpen wanneer dat nodig is. Er zijn pleintjes en speelveldjes, waardoor kinderen er onbezorgd samen kunnen spelen.

  • 3. De natuur als bondgenoot

Aangeharkte plantsoenen? Daar houden we in Geestwater niet van. Het mag lekker wild. Want dat is goed voor de biodiversiteit en trekt dieren en planten aan waar we misschien nooit op hadden durven hopen. Omdat je in Geestwater woont met het landschap, wordt het beheer van de natuur zo veel mogelijk aan de natuur over gelaten. De seizoenen mogen gewoon hun werk doen, de natuur is zo een goede bondgenoot.

4. Recht op vieze knieen

‘Slecht weer bestaat niet, slechte kleding wel’. In Geestwater ga je erop uit, elke dag opnieuw. Er valt altijd wel iets nieuws te ontdekken. Kinderen hebben er de ruimte en mogelijkheden om te spelen, er is geen betere plek voor een ommetje en juist buiten ontmoet je je buren. In Geestwater wil je elke dag naar buiten.

5. He, dat is Geestwater!

‘Slecht weer bestaat niet, slechte kleding wel’. In Geestwater ga je erop uit, elke dag opnieuw. Er valt altijd wel iets nieuws te ontdekken. Kinderen hebben er de ruimte en mogelijkheden om te spelen, er is geen betere plek voor een ommetje en juist buiten ontmoet je je buren. Bijvoorbeeld om samen de gemeenschappelijke moestuin en pluktuin te onderhouden. In Geestwater wil je elke dag naar buiten.

6. Altijd vakantie

De woningen in Geestwater krijgen een eigen identiteit en zijn daarom ook echt herkenbaar. De architectuurstijl van de woningen is geïnspireerd op de omgeving van Lisse en de Bollenstreek.

Een nadere beschrijving van het plan staat in Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0553.BPGeestwater-vax1_0001.png"

Afbeelding 1.1 Stedenbouwkundig plan (bron: DOSP Geestwater)

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

Het plangebied bevindt zich aan de zuidwestelijke zijde van Lisse en vormt voorlopig het laatste woonuitbreidingsgebied van de gemeente. De locatie bestaat uit twee delen, de Geestwaterpolder en Dever-Zuid. Aan de noordzijde grenst de locatie aan bedrijventerrein Dever, aan de oostzijde liggen de woonwijken LisseRond en Poelpolder. Aan de westzijde grenst de locatie aan het bollengebied.

Het plangebied wordt concreet begrensd door de Tweede Poellaan, Rooversbroekdijk en Ruishornlaan in het zuidoosten. Door de agrarische bollenvelden in het westen en de Vennestraat, industriële zone en 't Lange Rack in het noorden. De Ringsloot scheidt het projectgebied in twee delen, met Dever-Zuid aan de noordzijde en Geestwater aan de zuidzijde ervan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0553.BPGeestwater-vax1_0002.png"

Afbeelding 1.2 Ligging plangebied

1.3 Vigerende plannen

Voor de locatie gelden de volgende bestemmingsplannen:

  • Landelijk gebied 1981, onherroeppelijk per 1 januari 2001;
  • Lisse Dorp 2010, onherroepelijk (vastgesteld 27 oktober 2011);
  • Eerste herziening Lisse Dorp, onherroepelijk (vastgesteld 26 juni 2014);
  • Landelijkgebied, onherroepelijk (vastgesteld op 12 september 2013);
  • Rooversbroekdijk 88, onherroepelijk (vastgesteld op 26 november 2015);
  • Herziening begrippen, onherroepelijk (vastgesteld op 10 september 2015);
  • Paraplubestemmingsplan parkeren Lisse, onherroepelijk (vastgesteld op 21 februari 2019).

In de vigerende bestemmingsplannen heeft de locatie grotendeels een agrarische bestemming. De beoogde woningbouwontwikkeling is niet mogelijk op basis van de vigerende bestemmingsplannen.

1.4 Leeswijzer

De toelichting van het bestemmingsplan is als volgt opgebouwd:

  • hoofdstuk 2: beschrijving van de ruimtelijke en functionele structuur
  • hoofdstuk 3: beleidskader;
  • hoofdstuk 4: de onderzoeksaspecten inzake milieu, water, archeologie en ecologie;
  • hoofdstuk 5: toelichting op de juridische planregels;
  • hoofdstuk 6: economische- en de maatschappelijke uitvoerbaarheid en procedure.

Daarna volgen de regels van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de bestaande ruimtelijke en functionele situatie van het plangebied en de beoogde ontwikkeling.

2.1 Bestaande situatie

Het plangebied bevindt zich aan de zuidwestelijke zijde van Lisse en vormt het laatste woonuitbreidingsgebied van de gemeente. De locatie bestaat uit twee delen, de Geestwaterpolder en Dever-Zuid. Aan de noordzijde grenst de locatie aan bedrijventerrein Dever, aan de oostzijde liggen de woonwijken LisseRond en Poelpolder. Aan de westzijde grenst de locatie aan het bollengebied en aan de zuidzijde aan de Tweede Poellaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0553.BPGeestwater-vax1_0003.png" Afbeelding 2.1 Ligging plangebied in Lisse (bron: VOSP Geestwater)

Het projectgebied wordt ontsloten via de Ruishornlaan, Rooversbroekdijk en Tweede Poellaan aan de zuid-oostelijke zijde, en de Vennestraat aan de noordzijde. Van daar begeeft men zich snel op de provinciale weg N208 die de verbinding maakt met de Rijksweg A44.

Het plangebied bestaat in de huidige situatie uit weiland, maar heeft geen agrarische functie. Het gebied wordt informeel door omwonenden gebruikt als wandelzone. Kenmerkend voor het plangebied is dat deze doorsneden wordt door de Ringsloot, waarbij de Geestwaterpolder aan de zuidzijde onder zeeniveau ligt (met een variërende hoogte van ongeveer -2.00 tot - 3.80 NAP), en het gebied Dever- Zuid (ten noorden van de Ringsloot), ongeveer een halve meter onder zeeniveau ligt. Het omliggende landschap bestaat voornamelijk uit agrarische gronden die vooral worden gebruikt voor bollenteelt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0553.BPGeestwater-vax1_0004.png"

Afbeelding 2.2: Overzicht terreinhoogten (bron: VOSP Geestwater)

Langs de Ringsloot loopt een regionale wandelroute tussen Lisse en Sassenheim, en de polder zelf omvat enkele waterstructuren en open grasweiden die populair zijn bij eenden, ganzen en andere fauna.

Binnen het gebied bevindt zich een historisch waardevol bosje, het Pestbos/Geriefbos (zie afbeelding 2.3). Rondom Dever-Zuid loopt een ecologische verbindingszone.

afbeelding "i_NL.IMRO.0553.BPGeestwater-vax1_0005.png"

Afbeelding 2.3 Ligging Pestbos (bron DOSP Geestwater)

2.2 Toekomstige ontwikkeling

Geestwater en Dever-Zuid worden herontwikkeld tot woningbouwlocatie. Het plan biedt ruimte aan 459 woningen, waaronder 9 greenportwoningen woningen. Hieronder wordt eerst ingegaan op het planconcept. Vervolgens worden de verschillende onderdelen van het stedenbouwkundig plan toegelicht.

2.2.1 Planconcept

Wonen en natuur ontwikkelen

Het projectgebied kent een bijzondere ontstaansgeschiedenis waar de huidige ondergrond en landschapsstructuur vandaag de dag nog getuige van is. De contouren van de Poelpolder vormen namelijk de vroegere randen van het wateroppervlak van het Haarlemmermeer. Dit historische waterlandschap wat aanwezig was op deze plek wordt teruggebracht in een hedendaagse vorm van een natuurvriendelijk en ecologisch waterrijk landschap dat de ruggengraat van de woningbouwontwikkeling zal vormen. Hierdoor wordt het historische landschap weer herkenbaar.

Het landschap vormt de basis van het plan. Door efficiente, intieme woonbuurtjes op terpen te ontwerpen waarbij er maximaal naar ruimtebesparende oplossingen wordt gezocht (denk aan bebouwd parkeren, compacte uitgeefbare kavels, minimale infrastructuur en wegen), ontstaat er ruimte voor een waterrijk natuurpark (geïnspireerd op de historische aanwezigheid van water) met groenblauwe vingers die tot diep tussen de woonclusters prikken. Het beperken van bouwzones geeft ruimte voor natuur.

Door het grote aandeel natuurontwikkeling wordt een klimaatadaptieve en duurzame woonbuurt gecreëerd met ruimte voor waterberging, het stimuleren van een gezonde levensstijl, en het aanjagen van ecologische kwaliteiten en netwerken in de omgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.0553.BPGeestwater-vax1_0006.png"

Afbeelding 2.4 Stedenbouwkundig plan: vermenging van stad en landschap om een informele dorpsrand te creëeren (bron: DOSP Geestwater)

Er wordt een natuurlijke overgang ontworpen tussen de dorpskern en het landschap door toevoeging van een natuurlijk waterlandschap waar verschillende nieuwe wandelroutes goed aansluiten op bestaande routes en zo de omliggende wijken sterk verbinden met het open landschap. Hierdoor ontstaat een nieuwe, landschappelijke dorpsrand. Hierdoor kan het plangebied de relatie tussen de woonwijken van Lisse en het omliggende landschap versterken.

Twee terreinhoogtes twee unieke gebieden

Het grote en opvallende verschil tussen de twee terreinhoogtes van Dever- Zuid en Geestwater wordt ingezet als basis voor het plan. Door de historie van het plangebied is niet alleen de topografische hoogte, maar ook de ondergrond verschillend van elkaar. Door het creëren van twee verschillende deelgebieden ontstaan er zo twee milieus: het watering wonen en wetland wonen. Dit vergroot de diversiteit van het gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0553.BPGeestwater-vax1_0007.png"

Afbeelding 2.5: Watering wonen in Dever-Zuid en wetland wonen in Geestwater (bron: VOSP Geestwater)

Wetland wonen

In het grootste deelgebied, Geestwater, woont men in het wetland. Hier vormen de clusters collectieve buurtjes waar er iedereen een sterke relatie heeft met het gedeelde waterlandschap, waar natte natuur gecreëerd wordt en de auto in (bebouwde) parkeerkoffers uit het zicht ontnomen wordt.

De clusters zijn ontworpen volgens zes ontwerpuitgangspunten die in de verdere uitwerking ervan steeds gewaarborgd moeten blijven. De clusters zelf worden steeds omringd door groenblauwe vingers die een relatie met de omgeving en context opzoeken. De clusters worden verhoogd ten opzichte van het bestaande maaiveld, en het omliggende landschap wordt gedeeltelijk uitgegraven om ruimte voor oppervlaktewater te maken. Het water krijgt een flexibel peil om water op te kunnen vangen. Bewoners van de clusters kijken dus breed uit over het gecreëerde waterlandschap. In het landschap worden wandelpaden aangelegd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0553.BPGeestwater-vax1_0008.png"

Afbeelding 2.6: De 6 ontwerpprincipes voor Wetland wonen (bron: VOSP Geestwater)

Watering wonen

In het hoger gelegen Dever-Zuid woont men aan de watering: ruime watergangen steken het woongebied in waar mensen iets individueler wonen en de auto dicht bij de deur hebben staan.

In Dever-Zuid krijgen de woningen rond de watering een strakkere opzet. Aan de noordkant (zijde bedrijventerrein) komt een lange rij van woningen, die onderbroken wordt door een appartementengebouw en twee poorten die toegang geven tot de straten er achter. Deze bebouwing dient als afscherming voor het geluid afkomstig van het bedrijventerrein. Aan de zuidzijde ontstaat daardoor rustig en aangenaam woonmilieu. Tussen de nieuwbouw en het bedrijventerrein ligt een groene, ecologische zone.

Eenduidige woontypes creëren een wijk met een zakelijk en strakke uitstraling. Alle straten leiden naar het oeverpark, een zuid-westelijk geörienteerde groenzone langs de Ringsloot, waarbij brugjes over de kanalen een volwaardige wandelroute mogelijk maken. Deze worden als paden aangelegd in de groenzone. De groenzone loopt via een zachte helling naar het water.

Het gebied is ontworpen volgens 7 ontwerpuitgangspunten:

afbeelding "i_NL.IMRO.0553.BPGeestwater-vax1_0009.png"

Afbeelding 2.7: De 7 ontwerpprincipes voor Watering wonen (bron: VOSP Geestwater)

Bouwhoogten

De beoogde woningen worden 2 tot 5 bouwlagen hoog (op de meeste woningen kan een kap komen). Het plan kent geen hoogbouw in de vorm van woontorens of dergelijke. Wel zijn er hier en daar hoogte-accenten die zorgvuldig ingepast worden zodat ze voldoende afstand nemen tot de buurt. Aan de entrees van het plan ontstaat vaak een klein accent, zoals bijvoorbeeld aan de Rooversbroekdijk waar een 5 lagen hoog appartementengebouw is gesitueerd met woningen in het sociale segment die uitkijken over het vrije landschap aan de zuidzijde.

afbeelding "i_NL.IMRO.0553.BPGeestwater-vax1_0010.png"

Afbeelding 2.8: Woningtypen (bron: DOSP Geestwater)

Type woningen

Het plan biedt veel verschillende woningtypes aan. Niet enkel het type verschilt (appartement, rijwoningen, tweekapper, vrijstaand), maar ook de relatie tot het openbaar domein of het landschap. Zo krijg je hofwoningen, steigerwoningen, woningen op de dijkjes, brede appartementen met genereuze zichten over het groen.

2.3 Landschap

Het volledige plan voor Geestwater is gestoeld op het landschap. De ontwikkeling wordt ingezet als middel om natuur en water toe te voegen. Door de ontwikkelingszones te concentreren en in oppervlaktes te minimaliseren blijft er zoveel mogelijk ruimte over om de bestaande bodem van polder (met enkel groei van gras en amper bijdrage voor enige vorm van biodiversiteit), om te vormen naar een natuurlijk waterlandschap met ecologische oevers, gras- en kruidenweides, struwelen en (broek) bossen. De vegetatiekeuzes en boomsoorten worden afgestemd op de bestaande bodemsamenstelling en waterhuishouding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0553.BPGeestwater-vax1_0011.png"

Afbeelding 2.9: Landschap (bron: DOSP Geestwater)

Van het totale oppervlak voor het natuurlijk landschap, wordt ongeveer 1/3e voorzien als wateroppervlak. Wanneer er een te groot wateroppervlak zou zijn zou dit te weinig ecologische bijdrage leveren aan het gebied: net zoals grote grasvlaktes dragen ook grote watervlaktes weinig bij aan natuurkwaliteit. Daarom strekt het wateroppervlak zich in grillige verscheidenheid zover mogelijk uit over het hele plangebied tot aan de omliggende wijken zoals Vrouwenpolder en ‘t Lange Rack.

Zo ontstaat er een maximaal aantal ‘randen’ tussen land en water, wat de meest interessante milieus oplevert ter creatie van nestgelegenheden voor fauna. Daarnaast wordt het volledige landschap met een rijke verscheidenheid aangeplant. Verschillende bostypes (essenbroekbos, ruig elzenbos, etc.) worden ingezaaid naargelang de onderliggende bodemsamenstelling en waterhuishouding. Oevers worden ingezaaid met een mix van bloemen en kruiden, maar ook met (wilgen) struwelen die aantrekkelijk zijn voor insecten, en ook voldoende dichte massa creëren om een visuele barrière te vormen tussen private achtertuinen en het collectieve landschap.

In Lisse Geestwater worden in de bouwzones bomen aangeplant en in het landschap bosmozaïeken ingezaaid. Rekeninghoudend met de bomennorm moet er binnen het plangebied voor elke te ontwikkelen woning, anderhalve boom terugkomen. Dat betekent dat in Geestwater, waar 450 woningen en 9 greenportwoningen ontwikkeld worden, 689 bomen moeten terugkomen. Bij verdere uitwerking van de plannen wordt hiermee rekening gehouden. Uit het DOSP blijkt dat dit aantal bomen goed te halen is in het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0553.BPGeestwater-vax1_0012.png"

Afbeelding 2.10 Bomen (bron: DOSP Geestwater)

Binnen het plangebied lopen twee ecologische aders: de Deverader en de Ringslootader. Deze ecologische aders worden door de herinrichting met ecologische oevers versterkt. De uitwerking van deze oevers is toegelicht in Bijlage 13 Advies natuur en landschap.

afbeelding "i_NL.IMRO.0553.BPGeestwater-vax1_0013.png"

Afbeelding 2.11: Ecologische zones

2.4 Waterpeil

Om een gezond en vitaal ecosysteem te bewerkstelligen, is een goede waterhuishouding van groot belang. In Nederland regelen de waterschappen de waterstanden van de polders via peilbesluiten. Het plangebied van Geestwater valt binnen het peilgebied van de Lisserpoelpolder, en kent een onnatuurlijk fluctuerend peil. Dit betekent dat het peil in de zomer (de drogere maanden) hoger staat (en de bodem dus natter is) dan in de wintermaanden. Dit is voordelig ten behoeve van de landbouw, maar zeer slecht om een goede natuurkwaliteit te bekomen.

In overleg met het waterschap Rijnland werd er besloten dat het mogelijk is om het peilbeheer in het plangebied om te keren. Dit betekent dat er een natuurlijk peil gehanteerd wordt, waarbij deze in het voorjaar (na de natte en koude wintermaanden) hoger staat, en in het najaar (na de droge zomer) lager staat. Net zoals in natuurlijke omstandigheden gebeurt. De omkering van het peil vereist het plaatsen van een extra stuw aan de Rooversbroekdijk, vermits het plangebied vandaag de dag in directe verbinding staat (en het zelfde peil heeft) als de watergangen ten zuiden van de Rooversbroekdijk.

Stilstaand water is niet gewenst voor de waterkwaliteit en verhoogt het risico op blauwalg. Daarom wordt de bestaande inlaat aan de Ringsloot bij ’t Lange Rack gekoppeld met het plangebied, waarbij een duiker de watergangen bij ’t Lange Rack verbindt met waterlandschap. Zo wordt een goede doorstroming van het water mogelijk gemaakt. Verdere informatie over de aanpassingen in het peilbeheersysteem staat in Bijlage 22 Waterhuishoudkundig plan.

2.5 Programma

In Geestwater worden 459 woningen gerealiseerd, waarvan 9 greenportwoningen (GOM-woningen). Deze greenportwoningen kunnen gebouwd worden onder de voorwaarde dat compensatie van bollengebied omgezet wordt naar landschap (zie ook paragraaf 3.2.2).

Het plan kent een mix van vier gelijkmatig verdeelde prijsklassen, huur en koop, met types voor jong en oud. Ongeveer 50% van de woningen wordt in de huurmarkt gezet, de resterende 50% wordt bestempeld als koop. Er is een sterke toename zichtbaar van de woningvraag in alle segmenten.

Ook omvat het plan woningen in elke prijscategorie. Minimaal 25% van de 450 woningen zal een sociale huurwoning zijn, waarvan de huurprijs dus beperkt blijft tot het de wettelijke huurgrens. Dit is conform de Doelgroepenverordening woningbouw gemeente Lisse d.d. 23 december 2021.

Daarnaast zal ongeveer 25% ingericht worden als bereikbare huur- of koopwoning. De overige 50% wordt ongeveer evenredig verdeeld over middendure huur- en koopwoningen en dure koopwoningen. Kortom een gevarieerd programma met 25% sociaal, 25% bereikbaar, 25% middenduur en 25% vrije sector.

De woningbehoefte in Lisse is volgens het in 2020 vastgestelde woonprogramma 810 woningen tot 2030. Recentere cijfers vanuit de provincie Zuid-Holland geven een regionale behoefte vanuit de woningbehoefte raming van 30.500 woningen binnen de regio Holland Rijnland (nog vast te stellen Regionale woonagenda Holland Rijnland 2023) tot 2030.

De subregionale behoefte voor subregio Noord (Hillegom, Lisse, Teylingen en Noordwijk) is gegeven met een bandbreedte tussen 6.500 en 7.500 woningen. De vertaling naar Lisse is circa 1.170 tot 2030.

Ontwikkeling van Geestwater, Dever-Zuid draagt bij aan een significant en gevarieerd aanbod in deze lokale behoefte naar woningen.

Door de stedenbouwkundige en landschappelijke opzet van het Watering wonen is dit deel meer geschikt voor middendure en dure woningen. Aan de zuidrand in het Wetland komen meer woningen in het sociale segment.

afbeelding "i_NL.IMRO.0553.BPGeestwater-vax1_0014.png"

Afdeling 2.12: Verdeling woningbouwcategorieën over het plangebied (bron: DOSP Geestwater)

2.6 Verkeer en parkeren

Verkeer

Het gebied wordt op 3 locaties ontsloten voor gemotoriseerd verkeer, fietsers en voetgangers, en 3 extra secundaire entrees voor voetgangers. Hiermee woordt aangesloten op de 2e Poellaan, Ruishornlaan en de Vennestraat. Het bestaande wandelpad langs de Ringsloot blijft behouden. Door elk deelgebied loopt een ontsluitingsroute (30km/u). Vanuit deze ontslutingsroutes worden de clusters van Wetland wonen en de woonstraten van Watering wonen ontsloten. Lang de hoofdroute loopt ook een voetpad. Fietsers fietsen op de rijbaan.

Alle straatjes in de clusters of inprikkers worden gevormd door een erf. Het zijn woonstraten waar er geen onderscheid wordt gemaakt tussen straat en voetpad, en waar de maximumsnelheid gelimiteerd is tot 15km/h.

afbeelding "i_NL.IMRO.0553.BPGeestwater-vax1_0015.png"

Afbeelding 2.13: Ontsluitingsstructuur (bron: DOSP Geestwater)

Langzaam verkeer

Wandelpaden vanuit het landschap prikken tot aan het erf tot in de clusters. Het zijn informele paadjes die een grote positieve impact hebben op de doorwaadbaarheid van het plan. Naast de entrees van de hoofdroute zijn er 3 extra entreepaden voor wandelaars opgenomen die het plan verbinden met omliggende wijken of het landschap. Eén ervan takt aan op de Vennestraat, en twee ervan op de Ruishornlaan. De bestaande verbinding van het wandelpad langs de Ringsloot blijft behouden. Het waterlandschapspark wordt natuurlijk ook beleefbaar gemaakt met vele wandelpaden en routes over het gehele gebied.

Door de veelheid aan routes kunnen bezoekers en gebruikers van het park steeds op nieuwe manieren het landschap beleven. Bovenop de bestaande wandelroutes die behouden blijven worden dus extra routes toegevoegd om het bestaande wandelnetwerk in Lisse en omgeving te versterken.

Openbaar vervoer

Er zijn busverbindingen aanwezig op de 2e Poellaan en Ruishornlaan waarvan er één halte voor het plangebied gesitueerd is, en één halte in de buurt van ‘t Lange Rack. Deze haltes liggen in de directe nabijheid (binnen een straal van 400m) van alle woningen in het plangebied en zijn eenvoudig bereikbaar door de nieuwe voetgangersverbindingen die gemaakt worden tussen de Ruishornlaan en de hoofdroute.

Op termijn zal er een HOV-verbinding Noordwijk-Schiphol worden gerealiseerd. In de meest recente plannen voor deze lijn komt de HOV-verbinding over de Ruishornlaan en zal de HOV-lijn halteren op de Anna Blamandreef, ten zuidoosten van Geestwater. Deze HOV-lijn biedt kansen voor een snelle verbinding naar Schiphol, waarna verder gereisd kan worden.

Verkeersafwikkeling

Er is onderzoek gedaan naar de effecten van de ontwikkeling Geestwater op het aansluitende wegennet (zie Bijlage 4 Verkeerseffecten). Hieruit blijkt dat het verkeer goed is af te wikkelen over het direct aansluitende wegennet. Het regionale verkeersnetwerk is echter al overbelast in de huidige situatie. De rotonde N208 – 2e Poellaan vormt een knelpunt. De rotonde is in de autonome situatie reeds fors overbelast met lange wachtrijen, vooral op de N208 noord in de avondspits. Met de realisatie van Geestwater raakt het kruispunt verder belast en nemen de wachttijden en -rijen verder toe.

Het effect van de planontwikkeling op dit knelpunt is echter beperkt. Daarom is het voor de ontwikkeling van Geestwater niet nodig om verkeersmaatregelen te nemen. Het plangebied wordt bovendien goed ontsloten voor fietsers en openbaar vervoer. Dit zal op termijn nog verbeterd worden door de realisatie van de HOV-verbinding Noordwijk-Schiphol.

Ook is het zo dat er binnen afzienbare termijn investeringen zullen worden gedaan om het gebruik van de fiets extra te stimuleren in het kader van de startnotitie 'Op weg tussen duin, bollen en polder'. Deze startnotitie is op 7 november 2023 door de Colleges van 5 gemeentes, waaronder Lisse, de provincies Zuid- en Noord-Holland en Holland Rijnland vastgesteld. Op 9 november is deze ook vastgesteld door de Vervoersregio Amsterdam.

In het kader van deze startnotitie worden 3 projecten uitgewerkt:

  • 1. Fietsmaatregelen
  • 2. Verbinding N208 -A44
  • 3. Verbinding N206/N207 met aftakking naar station Hillegom

Hiervoor hebben Provinciale Staten van Zuid-Holland begin 2023 €47,2 mio gereserveerd. Dit bedrag zal onder meer worden gebruikt om de nieuwe verbinding tussen de N208 en de A44 verder uit te werken, waardoor de knelpunten bij de kruispunten op de N208 op termijn opgelost kunnen worden.

Een nadere toelichting op de verkeerseffecten is opgenomen in 4.2 Verkeer.

Parkeren

Het parkeren in Geestwater gebeurt maximaal uit het zicht en vermengd met groen. Dit om het openbaar gebied zoveel als mogelijk in te zetten voor spelen, ontmoeting en verblijfskwaliteit. Auto’s worden op 3 mogelijke manieren geparkeerd. Het aantal benodigde parkeerplaatsen komt voort uit de vigerende parkeernota van gemeente Lisse.

Parkeren openbaar gebied

In openbaar gebied wordt op twee manieren geparkeerd: in parkeerkoffers en aan de hoofdroute. Het merendeel van de auto’s wordt geparkeerd in parkeerkoffers (groen omzoomde parkeerhaventjes voor ongeveer 10 tot 20 auto’s), maar soms ook in de vorm van haaksparkeren (zoals bijvoorbeeld aan de hoofdroute).

Parkeren in bebouwing

Een 6-tal gebouwenensembles in het plan wordt voorzien van een gebouwde parkeeroplossing. Woningen of appartementen staan hierbij bovenop een (verdiepte) parkeergarage. Randvoorwaarde hierbij is dat het aantal auto’s in de parkeergarage voldoende is voor de woningen die er bovenop staan.

Parkeren op eigen terrein

Bij het duurdere segment woningen, specifiek de tweekappers en vrijstaande woningen, wordt er geparkeerd op eigen kavel. Wanneer er geparkeerd wordt op eigen kavel geldt deze parkeerplaats eigenlijk maar als 0,8 plaatsen. Daarom wordt het aantal parkeerplaatsen op eigen kavel zoveel als mogelijk geminimaliseerd. Hiermee wordt het totaal aantal parkeerplaatsen zoveel mogelijk beperkt.

In onderstaande tabel is op basis van de beoogde woningtypes en de geldende parkeernomen aangegeven hoeveel parkeerplaatsen er nodig zijn. Dit zijn er in totaal 792.

afbeelding "i_NL.IMRO.0553.BPGeestwater-vax1_0016.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0553.BPGeestwater-vax1_0017.png"

Tabel 2.1 Benodigde parkeerplaatsen op basis van geldende parkeernormen (bron DOSP)

Er worden 814 parkeerplaatsen gerealiseerd in het plan (eigen terrein + garages + openbare ruimte). Conform de beleidsregel van de gemeente Lisse mag een parkeerplaats op eigen terrein niet als 100% worden meegeteld als beschikbare parkeerplaats, maar als 0,8pp. Op basis van deze verrekenfactor zijn er 802 parkeerplaatsen beschikbaar binnen de gebiedsontwikkeling.

afbeelding "i_NL.IMRO.0553.BPGeestwater-vax1_0018.png"

Afbeelding: 2.14 Parkeeroplossingen in plangebied (bron DOSP)

2.7 Sport, spelen en ontdekken

Eén van de kernwaardes van het plan is ‘recht op vieze knieën’, en dat wordt letterlijk genomen. Zowel in het waterlandschapspark als in de woonzones worden, conform de Speelnota van gemeente Lisse, tal van mogelijkheden geboden om te spelen, sporten en recreëren. Voor jong en oud worden er voorzieningen getroffen, zoals natuurlijke speelplaatsen, aanlegsteigers om te kanovaren, wandel- en avonturenpaden, en er wordt een losloopzone voor honden voorzien op één van de eilanden.

Spel- en sportplekken worden goed verspreid over het hele plangebied zodat alle woningen en bewoners in hun directe nabijheid een plek hebben om buiten te recreëren. Het minimale speeloppervlak per locatie moet normaal tussen de 400 en 800m2 liggen. In Geestwater wordt er gekozen om meerdere kleine speelvoorzieningen te maken om de impact op de groenblauwe vingers minimaal te houden en de speelplekken steeds goed te integreren met het omliggende landschap.

afbeelding "i_NL.IMRO.0553.BPGeestwater-vax1_0019.png"

Afbeelding: 2.15 Speel- en sportzones (bron DOSP)

Speelplaatsen voor kleinere kinderen worden in de groene vingers tussen de bouwclusters gepositioneerd, zodat deze dicht bij huis liggen. Grotere sport- en speelplekken, of rustigere ecologische zones, liggen iets verder in het landschap en zijn gericht op (jong)volwassenen en ouderen.

Het plan biedt tenslotte ruimte aan waterrecreatie en zones / eilanden die niet toegankelijk zijn voor de mens (behalve voor sporadisch beheer), zodat de natuur hier onverstoord haar gang kan gaan.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Nationale omgevingsvisie (Novi)

Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie vastgesteld. Hierin zijn de kaders van het nieuwe rijksbeleid opgenomen. In het kader van de nahangprocedure kunnen in de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) nog opmerkingen en wensen van de Tweede Kamer worden verwerkt. Deze Omgevingsvisie vervangt de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012). De NOVI is een instrument van de nieuwe Omgevingswet en loopt vooruit op de inwerkingtreding van die wet. Vanwege het uitstel van de inwerkingtreding van de Omgevingswet komt de NOVI als structuurvisie uit onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Zodra de Omgevingswet in werking is getreden, zal deze structuurvisie gelden als de Nationale Omgevingsvisie, zoals in de nieuwe wet bedoeld.

In de Nationale Omgevingsvisie wordt door het Rijk een langetermijnvisie gegeven op de toekomstige ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De NOVI bestaat uit een visie, toelichting en uitvoeringsagenda. De combinatie van deze drie documenten zorgt voor een toetsing die leidt tot nationale strategische keuzes en gebiedsgericht maatwerk.

Er worden vier prioriteiten voor Nederland geformuleerd:

  • Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie;
  • Duurzaam economisch groeipotentieel;
  • Sterke en gezonde steden en regio's;
  • Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

Om beleidskeuzes op een heldere en voorspelbare manier te maken, hanteert de NOVI drie afwegingsprincipes, die helpen bij het prioriteren en afwegen van de verschillende belangen en opgaven;

  • 1. Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies: in het verleden is scheiding van functies vaak te rigide gehanteerd. Er wordt weer gezocht naar maximale combinatiemogelijkheden tussen functies, gericht op een efficiënt en zorgvuldig gebruik van ruimte.
  • 2. Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal: er moet altijd gekeken worden naar de context van het gebied. Keuzes in verschillende gebieden kunnen daarom verschillen.
  • 3. Afwentelen wordt voorkomen: het is van belang dat onze leefomgeving zoveel mogelijk voorziet in mogelijkheden en behoeften van de huidige generatie van inwoners zonder dat dit ten koste gaat van toekomstige generaties.

De beoogde ontwikkeling in dit bestemmingsplan sluit aan bij de belangen en opgaven van het landelijk beleid.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

De nationale belangen van de Rijksoverheid zijn juridisch geborgd via het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). De nationale belangen betreffen onder meer onderwerpen op het gebied van de hoofdinfrastructuur (reserveringen rond hoofdwegen en hoofdspoorwegen, vrijwaring rond rijksvaarwegen en hoofdbuisleidingen), de elektriciteitsvoorziening, het vereenvoudigde regime van de ecologische hoofdstructuur en waterveiligheid (bescherming van primaire waterkeringen en bouwbeperkingen in het IJsselmeergebied).

In het Barro zijn geen specifieke regels opgenomen met betrekking tot deze locatie. De regels van het Barro hebben geen directe invloed op dit bestemmingsplan.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie Zuid-Holland

Op 20 februari 2019 is de Omgevingsvisie Zuid-Holland vastgesteld. De visie is sindsdien een aantal keer herzien. De laatste herziening is van 2021. De visie biedt een strategische blik op de lange(re) termijn voor de gehele fysieke leefomgeving en bevat de hoofdzaken van het te voeren integrale beleid van de provincie Zuid-Holland. De Omgevingsvisie vormt samen met de Omgevingsverordening en het Omgevingsprogramma het provinciale omgevingsbeleid van de provincie Zuid-Holland. Het omgevingsbeleid beschrijft hoe de provincie werkt aan een goede leefomgeving, welke plannen daarvoor zijn, welke reels daarbij gelden en welke inspanningen de provincie daarvoor levert.

De Omgevingsvisie is opgesteld vanuit de gedachte van de Omgevingswet: regels en kaders van de overheid blijven nodig, maar mogen niet nodeloos knellen. De provincie wil met de visie een uitnodigend perspectief bieden.

De Omgevingsvisie Zuid-Holland biedt geen vastomlijnd ruimtelijk eindbeeld, maar wel een perspectief voor de gewenste ontwikkeling van Zuid-Holland als geheel. De visie geeft zekerheid over een mobiliteitsnetwerk dat op orde is en de reiziger en de vervoerder keuzevrijheid biedt, en bevat voldoende flexibiliteit om in de ruimtelijke ontwikkeling te reageren op maatschappelijke initiatieven.

Geestwater Lisse is in de provinciale Omgevingsvisie aangeduid als buitenstedelijke bouwlocatie met een omvang van 11 hectare. Voor Geestwater is de gedeeltelijke ligging binnen de 20 Ke-contour van Schiphol van belang. Een deel betreft een nog niet gerealiseerde woningbouwlocaties binnen de voormalige rode contour uit de streekplannen van 2003. Dit gedeelte mag worden ingezet voor de ontwikkeling van woningbouw, mits de openheid en het groene karakter van het landschap niet onevenredig worden aangetast.

afbeelding "i_NL.IMRO.0553.BPGeestwater-vax1_0020.png"

Afbeelding 3.1: Woningbouwlocaties, bedrijventerreinen en andere stedelijke ontwikkelingen groter dan 3 ha (uit Omgevingsvisie / Programma Ruimte)

De provincie is terughoudend bij het toestaan van woningen binnen de 20 Kecontour buiten bestaand stedelijk gebied, daarom is de geldingsduur van de uitzondering om binnen de voormalige bebouwingscontour uit 2003 woningen te kunnen realiseren, niet onbeperkt. De provincie verwacht van de gemeenten dat binnen vijf tot tien jaar na vaststelling van dit artikel in de verordening, het bestemmingsplan wordt vastgesteld en een aanvang wordt gemaakt met de woningbouw. Deze verwachting betekent dat de bouw van Geestwater uiterlijk 14 december 2024 gestart moet zijn.

Het beleid biedt ruimte om enkele woningen in het met geluid van vliegverkeer belaste gebied te realiseren vanuit de gedachte om compensatie van bollengebied om te kunnen zetten naar landschap.

Omdat in het kader van de Omgevingsvisie sprake is van het transformeren van het gebied dient de ruimtelijke kwaliteit van de nieuwe ontwikkeling te worden gewaarborgd door een integraal ontwerp. Daarin dient ook aandacht te worden besteed aan de fysieke en visuele overgang naar de omgeving en rekening te worden gehouden met de relevante richtpunten ruimtelijke kwaliteit. Hiervoor bevat de Verordening een kwaliteitskaart.

Het plangebied ligt in het deelgebied Duin- en Bollenstreek. Richtpunten voor de kwaliteit voor dit gebied zijn onder andere een heldere landschappelijke afronding van de overgang tussen de kern en het landschap, verbeteren van de beleefbaarheid van het bollengebied, herkenbaar houden van Poelpolder als droogmakerij, westelijk deel Geestwater is compensatiegebied voor het bollengebied, graslanden op strandvlakte behouden. De voorwaardelijke richtpunten voor ruimtelijke kwaliteit komen binnen het ontwerp voor het plangebied terug.

Bij de ringsloot ligt een regionale waterkering. Hier mogen geen ontwikkelingen plaatsvinden die belemmerend zijn voor de waterkering. Het projectgebied grenst direct aan een locatie met hoge archeologische verwachting (voormalig huis Dever). Zie verder paragraaf 4.9 Archeologie en cultuurhistorie.

Voor Wonen en Verstedelijking heeft de provincie nader bepaald dat regionale woonvisies en regionale woningbouwprogramma's door de gemeenten in samenspraak met de provincie worden gemaakt. Hierbij gaat de voorkeur uit naar nieuwe woningbouw binnen bestaand stads- en dorpsgebied en georiënteerd op hoogwaardig openbaar vervoer. De provincie heeft de ambitie om alle woningen in Zuid-Holland in 2035 CO²-neutraal en vóór 2050 klimaatrobuust ingericht en ingepast te laten zijn. Nieuwe woningen zijn energieneutraal of leveren energie en zijn toegerust op de gevolgen van klimaatverandering (heftige regenbuien, perioden van droogte en hittestress) en bodemdaling.

De beoogde ontwikkeling is in lijn met de in de Omgevingsvisie geformuleerde ambities voor Wonen en Verstedelijking. Geestwater Lisse is in de provinciale Omgevingsvisie aangeduid als buitenstedelijke bouwlocatie met een omvang van 11 hectare. De ontwikkeling van de nieuwe woningen en de landschappelijke inpassing dragen bij aan een aantrekkelijke woon- en leefomgeving in Zuid-Holland. De beoogde stedenbouwkundige invulling voldoet aan de beoogde openheid en ruimtelijke kwaliteit. De woningen worden zullen zo veel mogelijk energieneutraal worden. Voor de uitwerking van het thema duurzaamheid en water wordt verwezen naar hoofdstuk 3 en 4 van de plantoelichting.

3.2.2 Omgevingsverordening Zuid-Holland

Op 15 maart 2022 is de geconsolideerde versie van de Omgevingsverordening Zuid-Holland in werking getreden. De Omgevingsverordening bevat regels van de provincie op basis van de Omgevingsvisie Zuid-Holland. Deze regels gelden als instructie voor gemeentelijke ruimtelijke plannen. De Omgevingsverordening bevat alle regels voor de fysieke leefomgeving. Deze verordening is, met het oog op duurzame ontwikkeling, de bewoonbaarheid van de provincie en de bescherming en verbetering van het leefmilieu, gericht op het in onderlinge samenhang tussen:

  • bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit;
  • doelmatig beheren, gebruiken en ontwikkelen van de fysieke leefomgeving ter vervulling van maatschappelijke behoeften;
  • zorgvuldig beheren, beschermen en ontwikkelen van de natuur, gelet op de intrinsieke waarde, dierenwelzijn, het behouden en herstellen van de biologische diversiteit, economische belangen, volksgezondheid en openbare veiligheid.

Ruimtelijke kwaliteit
Het gebied is in de Omgevingsverordening aan gewezen als Beschermingscategorie 3 Buitengebied. Hier is ruimtelijke ontwikkeling mogelijk mits de openheid en het groene karakter van het landschap niet onevenredig wordt aangetast. De verordening bevat echter ook een uitzondering hierop voor aangewezen grote buitenstedelijke bouwlocaties. Daarvan is in dit geval sprake.

Bollenteelt

Een gedeelte van het plangebied is aangewezen als compensatie bollenstreek (compensatie grasland op de kwaliteitskaart). Als bollenteeltgebied wordt ingezet voor een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling anders dan bollenteelt, is het behoud van bollenareaal gewaarborgd door middel van bollengrondcompensatie op de daarvoor aangeduide locaties.

Ladder duurzame verstedelijking
Een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, dient een toelichting te bevatten van de ladder voor duurzame verstedelijking overeenkomstig artikel 3.1.6, tweede, derde en vierde lid van het Besluit ruimtelijke ordening. Indien in de behoefte aan de stedelijke ontwikkeling niet binnen bestaand stads- en dorpsgebied kan worden voorzien en voor zover daarvoor een locatie groter dan 3 hectare nodig is, wordt gebruik gemaakt van locaties die zijn opgenomen in het Programma ruimte.

De beoogde ontwikkeling past binnen het Omgevingsbeleid van de provincie: Er wordt doelmatig ingespeeld op een woningbehoefte waarbij gestreefd wordt naar het bereiken en in stand houden van gezonde omgevingskwaliteit. Geestwater Lisse is in de provinciale Omgevingsverordening aangeduid als buitenstedelijke bouwlocatie met een omvang van 11 hectare. Een deel van Geestwater betreft een nog niet gerealiseerde woningbouwlocaties binnen de voormalige rode contour uit de streekplannen van 2003. Dit gedeelte mag worden ingezet voor de ontwikkeling van woningbouw, mits de openheid en het groene karakter van het landschap niet onevenredig worden aangetast. In paragraaf 3.3.2 Regionale woonagenda Holland-Rijnland is de behoefte aangetoond.

Luchthavenindelingsbesluit

Geestwater ligt deels binnen de 20 Ke-contour van Schiphol. Een deel betreft een nog niet gerealiseerde woningbouwlocaties binnen de voormalige rode contour uit de streekplannen van 2003. Dit gedeelte mag worden ingezet voor de ontwikkeling van woningbouw, mits de openheid en het groene karakter van het landschap niet onevenredig worden aangetast. Dit betreft het oostelijk deel van de polder Geestwater. De nieuwe woningbouw wordt binnen de voormalige rode contour gerealiseerd. Uitzondering hierop zijn 4 greenportwoningen die net daarbuiten gesitueerd zijn. Het beleid biedt ruimte om enkele woningen in het met geluid van vliegverkeer belaste gebied te realiseren vanuit de gedachte om compensatie van bollengebied om te kunnen zetten naar landschap (artikel 7.41 c van de provinciale verordening). Dit zijn zogenaamde greenportwoningen. Hiervan wordt gebruik gemaakt. Zie ook paragraaf 3.3.3 Intergemeentelijke structuurvisie Greenport (2009 en herziening 2016).

In artikel 2.1.11 van de Verordening Ruimte wordt bepaald dat binnen de 20 Ke-contour rond de luchthaven Schiphol, binnen bestaand stads- en dorpsgebied en buiten bestaand stads- en dorpsgebied voor zover passend binnen specifieke categorieën, nieuwe woningen mogelijk mogen worden gemaakt. In het derde lid wordt voorgeschreven dat er bij plannen voor nieuwe woningen binnen de 20Ke-contour altijd een integrale ruimtelijke afweging dient plaats te vinden waarbij luchtvaartgeluid expliciet wordt afgewogen in een bestemmingsplan. Met het derde lid wordt bewerkstelligd dat bij de juridisch-planologische besluitvorming tot toevoeging van woningen voor zover gelegen binnen de 20 Ke-contour, het bevoegd gezag zich nadrukkelijk rekenschap geeft van de geluidsaspecten die samenhangen met deze ligging.

In de beleidsregel Wonen en Vliegen 20 Ke-contour Schiphol (2018) is neergelegd op welke wijze in de toelichting van een bestemmingsplan dat woningbouw mogelijk maakt binnen de 20 Ke-contour rekenschap wordt gegeven van de geluidsbelasting ter plaatse. Daarmee wordt op voorhand duidelijkheid gecreëerd voor alle partijen die betrokken zijn bij woningbouw binnen de 20 Ke-contour. Het gaat hierbij om een beschrijving van de huidige en toekomstige situatie en de maatregelen die (indien nodig) getroffen worden.

Bij de verwachte toekomstige ontwikkelingen die kunnen zorgen voor een verandering van de huidige geluidsituatie op de woningbouwlocatie als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel c, wordt gedoeld op de ontwikkelen voor zover te voorzien op basis van de vigerende Aldersafspraken en het vigerende Luchthavenverkeerbesluit (LVB) op het moment van de afweging.

Verwezen wordt naar de gebiedsvisie in hoofdstuk 2 (Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie) en paragraaf 4.3 Geluidhinder.

afbeelding "i_NL.IMRO.0553.BPGeestwater-vax1_0021.png"

Afbeelding 3.2: 20Ke-contour en bebouwingscontour 2003 uit provinciale verordening

3.3 Regionaal beleid

3.3.1 Regionale omgevingsagenda 2040 Holland-Rijnland

De verschillende ruimtevragende activiteiten in Holland Rijnland zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Dat leidt tot de integrale hoofdopgave: zoeken naar balans. Holland Rijnland levert een bijdrage aan nationaal en provinciaal beleid en bestaande afspraken over verstedelijking, economie en mobiliteit, met als doel een sterke en gezonde toekomstbestendige regio.

Met de lange termijn in het vizier worden bestaande afspraken gerespecteerd en tegelijkertijd voor de middellange en lange termijn gezocht naar aanvullende oplossingen. Zo’n aanvulling is de introductie van de as Katwijk-Leiden-Alphen aan den Rijn als drager voor duurzame verstedelijking in Holland Rijnland. Dat betekent dat wordt ingezet op beperkte extra woningbouw in of nabij de overige kernen, waaronder Lisse. Hierbij is wel van belang dat de kernen vitaal blijven. Beperkte extra woningbouw is mogelijk, primair voor de lokale behoefte. Rondom de vitale en veelkleurige kernen is voldoende natuur en water dichtbij huis. Dat maakt Holland-Rijnland tot een prettig leef- en vestigingsgebied en aantrekkelijk voor recreatie en toerisme. Groengebieden worden gekoesterd én beschermd.

De ontwikkeling van Geestwater levert een bijdrage aan de duurzame verstedelijking en draagt bij aan de vitaliteit van de kern Lisse.

3.3.2 Regionale woonagenda Holland-Rijnland

In de Regionale woonagenda Holland-Rijnland is gekeken naar de kwantitatieve en kwalitatieve aspecten van woningbouwontwikkeling. Het doel is om het aanbod zo goed mogelijk te laten aansluiten op de toekomstige behoefte: de juiste typen woningen op de juiste plaats. In de Regionale Woonagenda hebben de gemeenten afspraken met elkaar en met de provincie gemaakt over:

  • Een regionaal afgestemd kwalitatief en kwantitatief woningbouwprogramma met toepassing van de ladder voor duurzame verstedelijking en gebaseerd op de actuele woningbehoefteramingen.
  • Voldoende sociale woningbouw in relatie tot de doelgroep.
  • Aandacht voor kansrijke woonmilieus.
  • Aandacht voor locaties binnen bestaand stads- en dorpsgebied of daar aan grenzend; in dat geval is er bijzondere aandacht nodig voor een multimodale ontsluiting en landschappelijke kwaliteiten.

Het regionale woningbouwprogramma is in 2018 geactualiseerd en met de provincie afgestemd. In Lisse wordt op basis van de regionale afspraken uitgegaan van een eigen behoefte van 860 woningen tot 2030.

afbeelding "i_NL.IMRO.0553.BPGeestwater-vax1_0022.png"

Afbeelding 2.3 Woningbehoefte woonmilieus 2017-2030

In de subregio Noord is de plancapaciteit voor de eerste vijf jaar voldoende om te voorzien in de minimale behoefte volgens de Woning behoefte raming (WBR), maar onvoldoende voor de (boven)regionale behoefte. Hierin voorzien ook de zachte plannen nog onvoldoende. Extra plancapaciteit blijft gewenst en mogelijk. Naar woonmilieu zijn er voor de subregionale vraag voldoende plannen in suburbane en dorpse woonmilieus. Extra toevoegingen voor de bovenregionale behoefte zouden daarom zowel in suburbane als dorpse woonmilieus kunnen gebeuren. Extra toevoegingen zijn vooral gewenst in sociale huur, en in mindere mate vrije sector huur. In de goedkope koop is reeds een redelijk aanbod.

afbeelding "i_NL.IMRO.0553.BPGeestwater-vax1_0023.png"

Afbeelding 3.4 Indicatie behoefte woonmilieus 2017-2030 afgezet tegen planaanbod (bron: regionale woonvisie)

Met de ontwikkeling van 459 woningen in Geestwater wordt voorzien in een deel van de regionale vraag naar woningbouw.

3.3.3 Intergemeentelijke structuurvisie Greenport (2009 en herziening 2016)

Met de vaststelling van de Intergemeentelijke Structuurvisie Greenport (ISG) kiezen de gemeenten, duidelijk voor economische structuurversterking van de Greenport Duin- en Bollenstreek. Dit omdat een vitale Greenport niet kan zonder vitaal landschap. Deze keuze houdt onder meer in dat:

  • de economische herstructurering van de Greenport centraal staat;
  • de gemeenten de herstructureringsopgave zullen combineren met landschapsverbetering;
  • de gemeenten verdergaande verrommeling van het landschap tegengaan;
  • met het uitvoeren van de woningbouwopgave, zoals in de Gebiedsuitwerking Haarlemmermeer-Bollenstreek overeen is gekomen, de maximale woningbouwbijdrage van de Duin- en Bollenstreek bereikt is;
  • de gemeenten het areaal aan 1e klas bollengrond van 2625 hectare duurzaam moeten handhaven, hoewel zij met het herstructureringsproces tijdelijke krimp onder nader te bepalen voorwaarden (waaronder harde tijdgebonden compensatiegaranties) toestaan;
  • primaire greenportfuncties, zoals bollencluster, vaste planten, bloemencluster en toerisme (inclusief greenportgerelateerde handel en dienstverlening), krijgen bij conflicterende ruimteclaims prioriteit boven niet primaire greenportfuncties, zoals overige landbouw en veeteelt.

Geestwater is in de ISG deels aangewezen als compensatiegebied voor bollengrond.

afbeelding "i_NL.IMRO.0553.BPGeestwater-vax1_0024.png"

Afbeelding 3.5 Uitsnede visiekaart ISG

Woningbouw in het buitengebied van de Duin- en Bollenstreek (werkingsgebied GOM zoals vastgelegd in de ISG) is volgens het regionaal ruimtelijk beleid niet (meer) toegestaan, met uitzondering van zogenoemde Greenportwoningen. Via dergelijke woonbestemmingen wordt een financiële bijdrage geïnd ten behoeve van de kwaliteitsverbetering van het buitengebied in de vorm van een bouwtitel die bij GOM dient te worden gekocht. Door een financiële afdracht aan de Greenport Ontwikkelingsmaatschappij (GOM) maken compensatiewoningen onder andere sanering van oude bollenteeltbedrijven en verspreid oud glas mogelijk. Hierdoor voorziet de ontwikkeling in een functiewijziging die in bepaalde mate bijdraagt aan de herstructurering naar een vitale Greenport. In totaal kunnen tot 2030 maximaal 600 Greenportwoningen in het buitengebied worden gebouwd. Er worden uitsluitend bouwtitels verkocht voor woningen die planologisch door de gemeenten worden toegestaan.

In Geestwater worden 9 GOM-woningen (greenportwoningen) mogelijk gemaakt en wordt een groot deel van het plangebied landschappelijk ingericht, waardoor verrommeling van het landschap wordt voorkomen. Het ISG heeft ingestemd met de ontwikkeling van de greenportwoningen in Geestwater. Hiervoor een positief advies is afgegeven door Overleg Platform Greenport (op 21 december 2022).

3.4 Gemeentelijk beleid

3.4.1 Omgevingsvisie Lisse 2040

Op 25 november 2021 is de Omgevingsvisie Lisse 2040 vastgesteld (met bijbehorende PlanMER). De visie schetst op hoofdlijnen de gewenste ontwikkeling van Lisse op weg naar 2040. Het gaat om een integrale ontwikkelingsrichting voor de gehele fysieke leefomgeving, waarin de verschillende belangen vanuit landschap en natuur, het dorp, woon- en werkgebieden, de agrarische sector en recreatie en toerisme samenkomen.

Het plangebied is aangewezen als woningbouwlocatie. Het daarboven gelegen gebied is als te transformeren gebied aangegeven. Ten westen van het plangebied ligt binnen het bollengebied een zoekgebied voor duurzame energie. Ten zuidoosten van het plangebied is een indicatief infrastructuur tracé voor een nieuwe oost-westverbinding aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0553.BPGeestwater-vax1_0025.png"

Afbeelding 3.6: Uitsnede Omgevingsvisie (met roze gearceerd Geestwater aangeduid als Woningbouwlocatie Geestwater/Dever-Zuid). Het gebied boven het plangebied is aangegeven als Omvorming bedrijventerrein naar gemengd woon-werkgebied.

Lisse biedt een aangename plaats om dorps te wonen centraal in de Bollenstreek. Uitbreidingen zijn erop gericht om te voorzien in de lokale behoefte en de leefbaarheid en het voorzieningenniveau op peil te houden. In de Omgevingsvisie zijn de ambities beschreven voor de volgende onderdelen:

  • Gezonde leefomgeving: Een kwalitatief hoogwaardige openbare ruimte draagt bij aan een aantrekkelijke woonomgeving.
  • Infrastructuur en mobiliteit: Duurzame vormen van mobiliteit, zoals elektrisch rijden en ruimte bieden voor (innovatieve) mobiliteitsconcepten die voor iedereen toegankelijk zijn, worden gestimuleerd.
  • Duurzaamheid: Lisse wil in 2050 energieneutraal zijn en wordt alle verbruikte elektriciteit door zon en wind binnen de gemeentegrenzen opgewekt.
  • Groen: Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen is aandacht voor het aandeel openbaar groen en een
  • klimaatadaptieve inrichting van de omgeving, als onderdeel van een integrale afweging.
  • Natuur / biodiversiteit: Ruimte bieden aan planten en dieren wordt gestimuleerd.
  • Klimaatadaptatie en water: Om in te kunnen spelen op de gevolgen van klimaatverandering is een klimaatadaptieve inrichting van onze leefomgeving van groot belang.

De ontwikkeling van de locatie Geestwater past in de Omgevingsvisie en levert met 459 woningen een belangrijke bijdrage aan de woningbouwopgave voor Lisse. De ambities van de visie komen nadrukkeljk terug in het stedenbowukundig plan voor Geestwater.

3.4.2 Samenwerkingsovereenkomst ecologische verbindingen

In verband met de uitbreiding van begraafplaats ‘Duinhof’ in het Keukenhofbos is ter compensatie van het verlies aan natuur- en landschapswaarden van het Keukenhofbos in 2001 een samenwerkingsovereenkomst ondertekend en de projectgroep Ecozone Lisse opgericht. In deze overeenkomst is aangegeven dat de gemeente samen met diverse landeigenaren een ecologische verbindingszone (ecozone) realiseert. Het is een zone die het Keukenhofbos moet verbinden met de Ringsloot en de Poelpolder en uiteindelijk de Ringvaart van de Haarlemmermeerpolder. In de overeenkomst is aangegeven dat de gemeente zorgdraagt voor het juridisch vastleggen van de verbindingen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0553.BPGeestwater-vax1_0026.png"

Afbeelding 3.7: Ecologische structuren tussen Keukenhofbos en Haarlemmermeer kanaal

Binnen het plangebied lopen twee van de vijf opgenomen ecologische aders: de Deverader en de Ringslootader (de blauwe en zwarte lijn binnen het plangebied op de tekening). Het huidige profiel van de Ringsloot is vandaag de dag redelijk rechttoe, rechtaan. De aangrenzende dijklichamen kennen een relatief traditionele inrichting waarin kortgemaaide grassen het meest prominent aanwezig zijn. De dijklichamen aan de Ringsloot hebben geen zacht hellende oevers (lees: natuurvriendelijke), noch een rijke variatie aan aanplanting of enige vorm van ruige bermen.

De sloot die het bedrijventerrein in het noorden scheidt van het plangebied Dever-Zuid vormt onderdeel van de Deverader. Bij de planontwikkeling voor Lisse Geestwater zal deze groenzone behouden blijven.

De oevers van de Ringsloot en de Deverader zullen natuurvriendelijk ingericht worden. Hierdoor worden de ecologische zones versterkt. In het Definitief Ontwerp Stedenbouwkundig Plan (DOSP) Geestwater zijn deze ecologische zones opgenomen.

3.4.3 Stedenbouwkundig plan Geestwater

Het Voorlopig Ontwerp Stedenbouwkundig Plan (VOSP) Geestwater is op 20 oktober 2022 vastgesteld door de gemeenteraad van Lisse.

Het VOSP Geestwater vormt het plan voor de ontwikkeling van de locatie Geestwater tot woningbouwlocatie met 459 woningen. Met de ontwikkeling van Lisse Geestwater wordt tegemoet gekomen aan het woningtekort in Lisse en omgeving. In het VOSP zetten de partijen (gemeente, woningbouwcorporatie en ontwikkelaar) zich nadrukkelijk in voor het ontwikkelen van een betaalbare woonwijk waar iedereen ongeacht afkomst, overtuiging en omvang van de portemonnee met elkaar prettig en gezond kan samenwonen. Het plan vormt een overgang tussen het bestaande bebouwde gebied en het buitengebied. Groen en verstedelijking worden met elkaar verweven.

In het VOSP wordt het doel van de ontwikkeling, de bijhorende opgaven, het planconcept en de uitwerking toegelicht. Het VOSP vormt de basis voor de toekomstige ontwikkeling van het plan en is verder uitgewerkt tot een definitief ontwerp (DO). Het DO vormt de basis voor en de verdere planuitwerking en voor voorliggend bestemmingsplan voor de ontwikkeling.

3.5 Conclusie

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het rijks- provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Algemene beoordeling milieueffecten (m.e.r.)

Kader

Op grond van hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer en het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) is het noodzakelijk om ten behoeve van een bestemmingsplan dat kaderstellend is voor of een besluit neemt over projecten met grote milieugevolgen een milieueffectrapportage te doorlopen. Onderdeel C van de bijlage Besluit m.e.r. geeft de omvang van dergelijke projecten. Van andere projecten moet het bevoegd gezag beoordelen of deze projecten belangrijke negatieve gevolgen voor het milieu kunnen hebben. Deze projecten staan in onderdeel D van de bijlage Besluit m.e.r.

Plangebied

De beoogde ontwikkeling (woningbouw en voorzieningen) valt onder 'D11.2, de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen' uit de D-lijst van het Besluit MER. De activiteit blijft echter onder de drempelwaarden van kolom 2:

  • een oppervlakte van 100 hectare of meer,
  • een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat, of
  • een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer.

Op grond van artikel 2, lid 5, sub b, van het Besluit m.e.r. dient echter ook in 'overige gevallen' bekeken te worden of sprake is van belangrijke nadelige milieugevolgen (de vormvrije m.e.r.-beoordeling). Op basis van deze vormvrije m.e.r.-beoordeling dient het bevoegd gezag (in dit geval de gemeente Lisse) een besluit te nemen om voor het project wel of geen m.e.r.-procedure te volgen voor het project alvorens het ontwerp bestemmingsplan ter inzage wordt gelegd.

Om te beoordelen of sprake is van belangrijke nadelige milieugevolgen is een vormvrije m.e.r.-beoordeling (aanmeldnotitie) opgesteld. In deze vormvrije m.e.r.-beoordeling wordt geconcludeerd dat geen sprake is van belangrijke nadelige milieugevolgen en er derhalve geen aanleiding is om een m.e.r.-procedure te doorlopen.

Alleen vanuit het aspect geluid en de spuitzone gelden er maatregelen om nadelige gevolgen voor de nieuwe woningen en de bestaande bedrijven te voorkomen. Het gaat om geluidafschermende eerstelijnsbebouwing ten zuiden van het bedrijventerrein Dever en het plaatsen van een aaneengesloten jaarrond bladhoudende windhaag tussen 2 woningen in Dever-Zuid en het agrarisch perceel. Deze maatregelen zijn in het bestemmingsplan geborgd.

De aanmeldnotitie vormvrije m.e.r.-beoordeling is opgenomen in Bijlage 3.

Conclusie

Er is geen sprake van belangrijke nadelige milieugevolgen door de beoogde ontwikkeling. Het opstellen van een milieueffectrapportage is dan ook niet noodzakelijk.

4.2 Verkeer

Beleidsmatig kader

Mobiliteitsvisie Lisse en Mobiliteitsplan Lisse

De gemeente Lisse heeft in september 2021 de Mobiliteitsvisie en het Mobiliteitsplan vastgesteld. De ambitie en speerpunten uit de Mobiliteitsvisie zijn in het Mobiliteitsplan verder uitgewerkt tot concrete mobiliteitsnetwerken, maatregelen en projecten die nodig zijn om de ambities uit de visie te realiseren.

In de Mobiliteitsvisie zijn de volgende ambities vastgelegd:

  • 1. Lisse is bereikbaar.
  • 2. Lisse gaat voor duurzame mobiliteit.
  • 3. Lisse heeft een prettige en veilige leef-omgeving.
  • 4. Lisse gaat voor actieve en toegankelijke mobiliteit.

De voorgenomen maatregelen in en rond Lisse staan opgenomen in afbeelding 4.1. Hiervan is de HOV Noordwijk–Schiphol voor de locatie Geestwater (RO 1) van belang. In de Mobiliteitsvisie (2021) wordt geconstateerd dat rond 2030 een aantal kruispunten op de N208 vol- en overbelast raken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0553.BPGeestwater-vax1_0027.png"

Afbeelding 4.1: Maatregelen in en rond Lisse (bron: Mobiliteitsvisie 2021)

Regionale aanpak autostructuur

In regionaal verband is afgesproken om uitwerking te geven aan het project 'Verbinding N208-A44'. Onderdeel daarvan is een 'Verlengde 2e Poellaan', naast onder andere ook diverse maatregelen om het fietsen te verbeteren.

De 'Verlengde 2e Poellaan' moet een nieuwe verbinding worden tussen de N208 bij Lisse en de A44 bij Abbenes. In afbeelding 4.2 is deze verbinding globaal aangegeven. Met deze oplossing willen provincie en regio een structurele oplossing bereiken voor de verkeersknelpunten in en om de Bollenstreek.

afbeelding "i_NL.IMRO.0553.BPGeestwater-vax1_0028.png"

Afbeelding 4.2 Globale ligging Verlengde 2e Poellaan

Hoe deze verbinding eruit ziet en wat de consequenties voor de ontsluiting van Geestwater zijn is nog onduidelijk. Dit zal bij een nadere uitwerking duidelijk worden.

Plangebied

Er is onderzoek gedaan naar de verkeerseffecten van de ontwikkeling Geestwater (zie Bijlage 5 Verkeerseffecten).

De ontsluiting van het plan Geestwater zal plaatsvinden via de Vennestraat, de Ruishornlaan en de 2e Poellaan. In onderstaande afbeelding is aangegeven welk deel van de ontwikkeling via welke route ontsloten wordt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0553.BPGeestwater-vax1_0029.png"

Afbeelding 4.3: Ontsluiting deelgebieden (1= Dever-Zuid, 2= Geestwater-noord, 3= Geestwater-zuid)

In de regio is geen actueel verkeersmodel beschikbaar: het meest actuele verkeersmodel RVMK Holland-Rijnland versie 3.2 heeft als basisjaar 2010. Dit model is naderhand nog wel geactualiseerd. Voor Geestwater is hier, gebruikmakend van tellingen en het verkeersmodel, gerekend aan de verkeerseffecten.

Deze handmatige benadering kan andere uitkomsten opleveren dan een modelmatige:

  • Bij doorrekening met een verkeersmodel wordt er rekening gehouden met de (over)belasting van het wegennet op regionale schaal en dan wordt verkeer weggedrukt van overbelaste routes naar routes waar nog wel capaciteit is. Hiertoe worden met het verkeersmodel altijd meerdere iteraties uitgevoerd. Bij de handmatige toedeling van het verkeer wordt het verkeer toegedeeld aan de meest aannemelijke route en daarbij is niet nagegaan of er overbelastingen optreden. Lisse kent meerdere overbelaste verbindingen en daardoor is het aannemelijk dat een modelmatige analyse tot andere uitkomsten leidt dan een handmatige.
  • Een verkeersmodel wordt gekalibreerd op verkeerstellingen en dat kan correcties opleveren die 'mee-genomen' worden naar de toekomstjaren. Dit is niet het geval bij een handmatige toedeling.

Geconcludeerd kan dus worden dat deze handmatige doorrekening voor vol- en overbelaste kruispunten een worst-case situatie op kan leveren.

Van Geestwater zijn de voorgenomen aantallen te bouwen woningen bekend, evenals ook de locaties waar deze op het lokale wegennet uitkomen. Met behulp van de kencijfers voor verkeersgeneratie uit de CROW publicatie 381 kan vervolgens de verkeersgeneratie worden bepaald. Hierbij is ervan uitgegaan dat Lisse sterk stedelijk is (conform de CBS-indeling) en de ligging van het gebied is 'rest bebouwde kom'. In lijn met de beleidsregel parkeernormen Lisse 2019 is gerekend met het gemiddelde verkeersgeneratie van de bandbreedte, die het CROW geeft. De berekening van de verkeersgeneratie is opgenomen in bijlage 1 van Bijlage 5 Verkeerseffecten en de resultaten zijn als volgt:

afbeelding "i_NL.IMRO.0553.BPGeestwater-vax1_0030.png"

Afbeelding 4.4: Verkeersgeneratie per deelgebied

De gemiddelde verkeersgeneratie van Geestwater ligt lager dan die in Dever-Zuid, omdat in Geestwater sprake is van meer sociale woningbouw.

Effect op wegvakken

afbeelding "i_NL.IMRO.0553.BPGeestwater-vax1_0031.png"

Afbeelding 4.5: Geanalyseerde wegvakken (genummerd) en kruispunten (letteraanduiding)

Het omliggende wegennet kan het extra verkeer goed verwerken, met een tweetal aanbevelingen:

  • 1. Geestwater zuid (punt b) takt aan op een 60 km/h-weg (2e Poellaan – Rooversbroekdijk) buiten de bebouwde kom. Het is wenselijk uit oogpunt van verkeersveiligheid deze wegvakken binnen de bebouwde kom te trekken, zodat er sprake is van een lagere snelheid op kruispunten.
  • 2. De Vennestraat heeft met de lange rechtstanden momenteel de uitstraling van een industrieweg. De verwachting is dat de rijsnelheden hier hoog zullen zijn, maar het is wenselijk dit te toetsen met snelheids-metingen. Met de aantakking van Dever-Zuid en wellicht in de toekomst Swets neemt de woonfunctie toe en zullen meer fietsers en voetgangers gaan oversteken en bestemmingsverkeer gaan kruisen en dit geeft verkeersveiligheidsrisico's. Aanbevolen wordt op deze weg attentieverhogende en wellicht snelheids-remmende maatregelen te nemen.

Effect op kruispunten

De kruispunten waarop de ontwikkelingen ontsluiten (kruispunt b t/m d) kunnen het toekomstige verkeer goed afwikkelen.

Het ontwerp van nieuw kruispunt Vennestraat - Dever-Zuid vergt aandacht vanwege:

  • het huidige industriële karakter van de Vennestraat en de verwachte hoge rijsnelheden;
  • de aantakking in een bocht;
  • dicht op elkaar gelegen aansluitingen van bedrijven en de woonwijk. Het lijkt aanbevelenswaardig bij het ontwerp van deze aansluiting ook rekening te houden met de mogelijke ontwikkeling van Swets.

De ontwikkeling van Geestwater heeft slechts een beperkt effect op de belasting van de kruispunten op de N208. De verkeerstoename als gevolg van het plan bedraagt op de N208 rond een het kruispunt Vennestraat/N208 2 à 3% en rond het kruispunt bij de 2e Poellaan tot 3 à 6%.

Op rotondes verder weg op de N208 (bij Sassenheim en Lisse) is de toename als gevolg van het plan 2 à 3%.

Uit het verkeersonderzoek blijkt dat de rotonde bij de N208/Vennestraat (f) in de autonome situatie een goede afwikkeling kent. In de plansituatie neemt de verkeersbelasting licht toe, waardoor de afwikkeling op de takken van de N207 matig, maar niet overbelast, wordt. Met de realisatie van Geestwater nemen de wachttijden en -rijen iets toe, maar de verkeerssituatie blijft acceptabel.

De rotonde bij de N208 / 2e Poellaan (a) is in de autonome situatie reeds fors overbelast met lange wachtrijen, vooral op de N208 noord in de avondspits, waarbij andere kruispunten worden geblokkeerd. Met de realisatie van Geestwater raakt het kruispunt verder belast en nemen de wachttijden en -rijen verder toe. Het effect van de planontwikkeling op dit knelpunt is echter beperkt. Daarom is het voor de ontwikkleing van Geestwater niet noodzakelijk om verkeersmaatregelen te nemen.

De wachttijd in de spitsperiode op de 2e Poellaan neemt met 270 seconden toe in de ochtendspits en 115 seconden in de avondspits. Op de N208 neemt de wachttijd met 5 seconden toe in de ochtendspits en 105 seconden in de avondspits.

Het plangebied wordt goed ontsloten voor fietsers en openbaar vervoer. De voorzieningen in Lisse liggen op fietsafstand van Geestwater. Er zijn busverbindingen aanwezig op de 2e Poellaan en Ruishornlaan waarvan er één halte voor het plangebied gesitueerd is, en één halte in de buurt van 't Lange Rack. Deze haltes liggen in de directe nabijheid (binnen een straal van 400m) van alle woningen in het plangebied en zijn eenvoudig bereikbaar door de nieuwe voetgangersverbindingen die gemaakt worden tussen de Ruishornlaan en de hoofdroute.

Op termijn zal de HOV-verbinding Noordwijk-Schiphol worden gerealiseerd. In de meest recente plannen voor deze lijn komt de HOV-verbinding over de Ruishornlaan en zal de HOV-lijn halteren op de Anna Blamandreef, ten zuidoosten van Geestwater.

Ook is het zo dat er binnen afzienbare termijn investeringen zullen worden gedaan om het gebruik van de fiets extra te stimuleren in het kader van de startnotitie 'Op weg tussen duin, bollen en polder'. Deze startnotitie is op 7 november 2023 door de Colleges van 5 gemeentes, waaronder Lisse, de provincies Zuid- en Noord-Holland en Holland Rijnland vastgesteld. Op 9 november is deze ook vastgesteld door de Vervoersregio Amsterdam.

In het kader van deze startnotitie worden 3 projecten uitgewerkt:

  • 1. Fietsmaatregelen
  • 2. Verbinding N208 -A44
  • 3. Verbinding N206/N207 met aftakking naar station Hillegom

Hiervoor hebben de Provinciale Staten van Zuid-Holland begin 2023 besloten om €47,2 mio te reserveren. Dit bedrag zal onder meer worden gebruikt om de nieuwe verbinding tussen de N208 en de A44 verder uit te werken, waardoor de knelpunten bij de kruispunten op de N208 op termijn opgelost kunnen worden.

Mobiliteitsmaatregelen 

Aansluitend op de mobiliteitsvisie en het mobiliteitsplan van Lisse is nagegaan of een sturend mobiliteitsbeleid in en rond dit gebied mogelijk is en wat daarvan de effecten kunnen zijn. Een aantal punten is toegepast in het plangebied / zal worden gerealiseerd:

  • Community hubs: het plaatsen van pakketpunten aan het begin van de wijk, zodat het bezorgend verkeer de wijk niet hoeft in te rijden.
  • Gebundeld parkeren en reduceren van het aantal parkeerplaatsen: door middel van parkeerkoffers het parkeren concentreren waardoor er mogelijkheden ontstaan om groen bij de woningen uit te breiden. Hierdoor wordt de concurrentiepositie van lopen en fietsen iets beter.
  • HOV-lijn Schiphol-Noordwijk: komt zeer gunstig te liggen ten opzichte van Geestwater. Hierbij is een goede, logische bereikbaarheid van de haltes van belang, met daarbij voldoende fietsparkeervoorzieningen.
  • Wandel- en fietsinfrastructuur: verbeteren ter stimulering van gebruik van actieve mobiliteit.

Conclusie

Het omliggende wegennet kan de toename van het verkeer als gevolg van de ontwikkeling goed verwerken. Wel worden er een aantal aanbevelingen gedaan voor mogelijke verbeteringen (realisatie veilige aansluiting Vennestraat).

De kruispunten nabij het plangebied kunnen het verkeer ook goed verwerken, met uitzondering van de rotonde N208 – 2e Poellaan. Deze vormt een knelpunt. De rotonde is in de autonome situatie (2033) reeds fors overbelast met lange wachtrijen, vooral op de N208 noord in de avondspits. Met de realisatie van Geestwater raakt het kruispunt verder belast en nemen de wachttijden en -rijen verder toe. Het effect van de planontwikkeling op dit knelpunt is echter beperkt. Daarom is het voor de ontwikkleing van Geestwater niet noodzakelijk om verkeersmaatregelen te nemen.

Op termijn zal de HOV-verbinding Noordwijk-Schiphol worden gerealiseerd, met een halte vlak bij het plangebied. Ook is het zo dat er binnen afzienbare termijn investeringen zullen worden gedaan om de infrastructuur te verbeteren in het kader van de startnotitie 'Op weg tussen duin, bollen en polder'. Op basis van deze startnotitie worden 3 projecten uitgewerkt:

  • 1. Fietsmaatregelen
  • 2. Verbinding N208 -A44
  • 3. Verbinding N206/N207 met aftakking naar station Hillegom

Hiervoor hebben de Provinciale Staten van Zuid-Holland begin 2023 besloten om €47,2 mio te reserveren.

4.3 Geluidhinder

Wettelijk kader

De Wet geluidhinder (Wgh) biedt een toetsingskader voor het geluidniveau op de gevels van geluidgevoelige bestemmingen, zoals woningen en scholen. Als een plangebied binnen de onderzoekszone van een weg, spoorweg of gezoneerd industrieterrein valt en er nieuwe geluidgevoelige bestemmingen mogelijk worden gemaakt, is geluidsonderzoek noodzakelijk.

Voor woonfuncties bedraagt deze voorkeursgrenswaarde 48 dB (per weg). In bepaalde gevallen kan door Burgemeester en Wethouders ontheffing worden verleend tot een hogere geluidbelasting (een “hogere waarde”). Deze hogere geluidbelasting mag echter de in de
Wet Geluidhinder gestelde maximale belastingen niet overschrijden. Voor binnenstedelijke situaties bedraagt de maximaal toelaatbare geluidbelasting in eerste aanleg 63 dB (per weg). Bepaalde wegen zijn niet zone-plichtig. Dit zijn wegen waarvoor een maximale snelheid van 30 km/uur geldt en wegen die binnen een woonerf liggen. Op dergelijke wegen, zoals het gedeelte van de Rooversbroekdijk ten oosten van de aansluiting met de Ruishoornlaan, is de Wet geluidhinder niet van toepassing.

Gemeentelijk geluidbeleid

De gemeente Lisse beschikt over gemeentelijk geluidbeleid, vastgelegd in de "Richtlijnen voor het vaststellen van hogere waarden Wet geluidhinder", d.d. 4 maart 2013 van de Omgevingsdienst West-Holland. In deze richtlijnen worden de volgende randvoorwaarden benoemd waaraan voldaan dient te worden in relatie tot het verlenen van hogere waarden voor wegverkeerslawaai (alleen randvoorwaarden opgenomen die relevant zijn voor voorliggend plan):

  • bij een gevelbelasting hoger dan 53 dB wordt akoestische compensatie toegepast;
  • voor nog niet geprojecteerde woningen kan alleen een hogere waarde dan 53 dB als de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting worden vastgesteld als voldoende verzekerd wordt, dat de verblijfsruimten, alsmede ten minste één van de tot de woning behorende buitenruimten niet aan de uitwendige scheidingsconstructie worden gesitueerd waar de hoogste geluidsbelasting optreedt, tenzij overwegingen van stedenbouw of volkshuisvesting zich daar tegen verzetten; in dat geval wordt de buitenruimte afsluitbaar uitgevoerd.
  • bij een waarde vanaf 53 dB wordt gestreefd naar ten minste één stille gevel (< 48 dB);
  • dove gevels worden bij voorkeur niet toegepast; indien toch noodzakelijk dan maximaal één dove gevel, bij voorkeur niet als voor- of achtergevel;
  • de hogere waarde bedraagt niet meer dan 58 dB.

Bedrijven en milieuzonering

In de VNG-handreiking Bedrijven en Milieuzonering is een stappenplan opgenomen voor het bepalen van de inpasbaarheid van de ontwikkeling van een woningbouwlocatie in een gemengd gebied. Stap 1 betreft het in kaart brengen van de richtafstanden op basis van de (maximaal toelaatbare) milieucategorieën volgens het vigerende bestemmingsplan. Indien de aldus bepaalde milieuzone de woningbouwlocatie overlapt, is nadere onderzoek noodzakelijk (stap 2) en kan een nadere afweging over de geluidgrenswaarden aan de orde zijn (stap 3). Uit de milieuzoneringsanalyse blijkt dat de richtafstand wordt overschreden voor de bedrijven J. Bijwaard & Zn. Transport en het distributiecentrum van C&A, beide gesitueerd op bedrijventerrein Dever. Voorliggend onderzoek betreft het nadere onderzoek als bedoeld in stap 2 en 3. De richtwaarden behorend bij stap 3 zijn gelijk aan de geluidgrenswaarden op grond van het Activiteitenbesluit.

Luchtvaart

Het plangebied is gedeeltelijk gelegen binnen de LIB5-zone (buitenste zone) conform het Luchthavenindelingsbesluit Schiphol. Het noordelijke deel van het plangebied ligt buiten de LIB5-zone. In de provinciale Omgevingsverordening Zuid-Holland is deze zone ook opgenomen (als 20 KE-contour). In de verordening is aangegeven dat woningbouw mogelijk is binnen deze zone mits sprake is van woningbouw binnen de voormalige bebouwingscontour van de streekplannen uit 2003. Dit is voor voorliggende situatie het geval, met uitzondering van de 4 greenportwoningen die net daarbuiten gesitueerd zijn.

Conform de verordening dient in de toelichting bij het bestemmingsplan rekenschap gegeven te worden van het feit dat op de betreffende locatie sprake is van geluid vanwege het luchtverkeer. Er zijn derhalve geen formele grenswaarden voor luchtvaartlawaai aan de orde. Luchtvaartlawaai wordt in het akoestisch onderzoek in het kader van een goede ruimtelijke ordening wel betrokken bij de bepaling van de gecumuleerde geluidbelasting, en daarmee rekenschap gegeven aan de geluidbelasting vanwege luchtvaartlawaai.

Plangebied

In het kader van de voorbereiding van het bestemmingsplan is onderzoek verricht (Woningbouw Geestwater te Lisse, Akoestisch onderzoek, Peutz april 2023, zie Bijlage 6 Akoestiek). Op basis van aangeleverde verkeersgegevens, uitgevoerde geluidmetingen en door de nabijgelegen bedrijven verstrekte bedrijfsvoeringsgegevens is een akoestisch rekenmodel opgesteld waarmee de geluidbelasting vanwege wegverkeer en bedrijvigheid op de gevels van de beoogde nieuwbouw is berekend. Ook is de gecumuleerde geluidbelasting (wegen, bedrijven, luchtvaart) inzichtelijk gemaakt voor de woningen in het plangebied. Daarnaast is ter plaatse van bestaande woningen in de omgeving van het plangebied de toename in geluidbelasting vanwege het (door de realisatie van het plan toenemende) wegverkeer over de 2e Poellaan en de Ruishoornlaan inzichtelijk gemaakt. De berekende geluidbelasting is getoetst aan de daarvoor geldende grenswaarden conform onder andere de Wet geluidhinder en het Activiteitenbesluit, alsook aan de beginselen van "goede ruimtelijke ordening", waarbij tevens het gemeentelijke geluidbeleid is betrokken.

Wegverkeer

Nabij het plangebied zijn diverse wegen gelegen, zoals de 2e Poellaan, de Rooversbroekdijk, de Ruishoornlaan, de Vennestraat, de Heereweg en de provinciale weg N208. Door Goudappel Coffeng (zie Bijlage 5 Verkeerseffecten) zijn de verkeersintensiteiten voor de genoemde wegen aangeleverd, zowel met als zonder planontwikkeling

Bedrijven

Ten noorden van het plangebied bevindt zich bedrijventerrein Dever. Voor 2 bedrijven op het bedrijventerrein blijkt uit de uitgevoerde milieuzoneringsanalyse dat de richtafstanden over het plangebied liggen en nader onderzoek noodzakelijk is. Het betreft J. Bijwaard & Zn.Transport en het distributiecentrum van C&A. Reeds in 2013 zijn beide bedrijven bezocht door Royal Haskoning, waarbij de bedrijfsvoering besproken is en geluidmetingen zijn uitgevoerd. Omdat dit al enige jaren geleden is en deactualiteit van de bedrijfsvoeringsgegevens daarmee niet gewaarborgd is, zijn de bedrijven d.d. 1 augustus 2022 opnieuw bezocht.
Tijdens het bedrijfsbezoek is de representatieve bedrijfssituatie vastgelegd, waarbij rekening is gehouden met eventuele groeivooruitzichten in de toekomst, en zijn geluidmetingen verricht aan enkele installaties. Onder de representatieve bedrijfssituatie wordt in dit verband verstaan de bedrijfssituatie met een representatief aantal voertuigbewegingen, representatieve bedrijfsduur van installaties en apparatuur en dergelijke. De in de praktijk optredende bedrijfssituatie kan van dag tot dag enigszins verschillen. Bij de akoestische beschouwingen is rekening gehouden met de vanuit akoestisch oogpunt bezien normaliter maximaal optredende bedrijfssituatie.

Luchtvaart

Zoals hierboven is aangegeven, ligt het plangebied gedeeltelijk binnen de LIB5-zone conform het Luchthavenindelingsbesluit Schiphol. Vanuit het oogpunt van goede ruimtelijke ordening wordt de geluidbelasting vanwege luchtvaart betrokken bij de gecumuleerde geluidbelasting. Op basis van onder andere de gepresenteerde geluidkaarten in het concept MER "Nieuw Normen- en Handhavingsstelsel Schiphol" uit 2020 en informatie van BureauBAS wordt ervan uitgegaan dat de geluidbelasting vanwege luchtvaart ter plaatse van het plangebied ca. 48 à 49 dB(A) Lden bedraagt. Worst-case is voor het gehele plangebied uitgegaan van een geluidbelasting vanwege luchtvaart van 49 dB(A).

afbeelding "i_NL.IMRO.0553.BPGeestwater-vax1_0032.png"

Afbeelding 4.6: Ligging plangebied en LIB zone

Resultaten

Wegverkeerslawaai

Vanwege wegverkeer over de 2e Poellaan, Rooversbroekdijk en Ruishoornlaan treden ter plaatse van de nieuwe woningen geluidbelastingen op tot respectievelijk 56, 52 en 52 dB. Dit is (plaatselijk) hoger dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB maar niet hoger dan de maximaal toelaatbare geluidbelasting van 63 dB conform de Wet geluidhinder en 58 dB conform het gemeentelijk geluidbeleid.

Industrielawaai

Vanwege de bedrijfsactiviteiten van Bijwaard en C&A treden ter plaatse van de nieuwe woningen geluidbelastingen op tot 58 dB(A) etmaalwaarde. Dit is (plaatselijk) hoger dan de streefwaarde van 45 dB(A) etmaalwaarde conform stap 2 van Bedrijven en Milieuzonering en ook (plaatselijk) hoger dan de grenswaarde van 50 dB(A) conform stap 3 van Bedrijven en Milieuzonering (tevens grenswaarde Activiteitenbesluit). Vanwege de bedrijfsactiviteiten van Bijwaard en C&A treden ter plaatse van de nieuwe woningen maximale geluidniveaus ("pieken") op tot 73, 71 en 71 dB(A) in de dag-, avond- en nachtperiode. Dit is (plaatselijk) hoger dan de standaardgrenswaarde conform het Activiteitenbesluit van 70, 65 en 60 dB(A) in de dag-, avond- en nachtperiode.

Gecumuleerde geluidbelasting

De gecumuleerde geluidbelasting vanwege de wegen, bedrijven en luchtvaart samen bedraagt tot 62 dB. De cumulatie-effecten van wegverkeer en bedrijvigheid zijn beperkt omdat de diverse geluidbronnen niet dezelfde gevels belasten maar elk een andere zijde van het bouwplan. Luchtvaart geeft wel in het gehele plangebied een relevante bijdrage aan de gecumuleerde geluidbelasting.

Maatregelen

In verband met de geluidbelasting vanwege wegverkeer en industrie is onderzocht of (realistische) maatregelen mogelijk zijn waarmee de geluidbelasting ter plaatse van de woningen teruggebracht kan worden. Bij het onderzoeken van maatregelen wordt, conform de voorwaarden in de Wet geluidhinder, de voorkeursvolgorde bron-overdracht-ontvanger aangehouden.

Bronmaatregelen

Bij bronmaatregelen inzake wegverkeerslawaai dient met name gedacht te worden aan de toepassing van “stil” asfalt. Toepassing van stiller asfalt kan een geluidreductie opleveren van globaal ca. 3 dB.Het effect van stil asfalt zal in dit geval derhalve niet overal leiden tot het voldoen aan de voorkeursgrenswaarde. Bovendien brengt deze maatregel forse investeringskosten met zich mee, gegeven de relatief grote weglengte waarover nieuw asfalt aangebracht zou moeten worden, alsook een toename van onderhoudskosten gezien de beperktere levensduur van stil asfalt. Daarnaast is stil asfalt veelal niet toepasbaar op en in de directe nabijheid van kruisingen.

Als aanvullende bronmaatregel kan gedacht worden aan het verschuiven van de komgrens aan de zuidzijde van het plangebied, meer richting het westen van de 2e Poellaan. Door de bijbehorende verlaging van de maximumsnelheid kan ter plaatse van de woningen aan deze zijde een geluidreductie van 1 à 1,5 dB gerealiseerd worden.

Bronmaatregelen bij de bedrijven zijn in eerste aanleg niet aan de orde. Beoogd wordt immers de bedrijven -uiteraard binnen de wettelijke kaders die voor deze bedrijven van toepassing zijn- niet te belemmeren in de bestaande en kenbaar gemaakte bedrijfsvoering.

Overdrachtsmaatregelen

Maatregelen in de overdracht kunnen bestaan uit het plaatsen van geluidschermen langs de verkeerswegen en nabij de terreingrens van de bedrijven. Het plaatsen van schermen langs de wegen is vanuit stedenbouwkundig oogpunt minder wenselijk.

Voor wat betreft geluidschermen om het geluid vanwege de nabijgelegen bedrijven te reduceren is globaal het volgende aan de orde:

  • ten zuidoosten van de eerstelijnsbebouwing sprake van één woning waar sprake is van een overschrijding van de streefwaarde voor de geluidbelasting en/of overschrijding van de grenswaarde voor de maximale geluidniveaus;

Bij deze woning bedraagt de geluidbelasting 49 dB(A). Dit voldoet wel aan de grenswaarde van 50 dB(A) op grond van stap 3 van Bedrijven en Milieuzonering en ook aan de grenswaarde conform het Activiteitenbesluit. Indien de streefwaarde van 45 dB(A) bereikt dient te worden, kan een geluidscherm toegepast worden (direct ten zuiden van het water tussen bedrijven en woningen) met een hoogte van ca. 3 meter en een lengte van ca. 30 meter. Gegeven de beperkte mate van overschrijding van de streefwaarde, waarbij wel aan de grenswaarde conform het Activiteitenbesluit voldaan wordt, en de met een dergelijk scherm samenhangende kosten in relatie tot het te bereiken geluideffect bij één woning, is een scherm redelijkerwijs niet te vergen. De woning beschikt over 2 geluidluwe zijdes (waar ook verblijfsruimtes aan gerealiseerd zullen worden) en ook de tuin is gedeeltelijk afgeschermd.

Ontvangermaatregelen

Bij maatregelen bij de ontvanger kan gedacht worden aan het optimaliseren van de plaatsing en oriëntatie van het gebouw en de geluidgevoelige bestemmingen, het realiseren van geluidreducerende maatregelen voor de gevel zoals de toepassing van een gesloten galerij of een gebouwgebonden geluidscherm of het toepassen van dove gevels. Bij het appartementengebouw aan de zijde 2e Poellaan en bij het woonblok op de hoek Rooversbroekdijk/Ruishoornlaan is sprake van een geluidbelasting van 56 dB. Op basis van het gemeentelijk geluidbeleid dient hier akoestische compensatie te worden toegepast, omdat de geluidbelasting hoger is dan 53 dB.

Aan de zijde 2e Poellaan is ter plaatse van het appartementengebouw nabij de overgang 2e Poellaan/Rooversbroekdijk sprake van een geluidbelasting tot 56 dB. Op basis van het gemeentelijk geluidbeleid dient hier akoestische compensatie te worden toegepast, omdat de geluidbelasting hoger is dan 53 dB.

Voor het appartementengebouw is alleen op de kopse gevel van het gebouw sprake van geluidbelastingen hoger dan 53 dB. Ter plaatse van de langsgevels –waar ook de buitenruimtes gesitueerd zullen worden- is de geluidbelasting niet hoger dan 53 dB. Indien dit op grond van het gemeentelijk geluidbeleid gewenst of noodzakelijk is, is het technisch mogelijk een de buitenruimte deels af te schermen, te verglazen of een loggia te realiseren en aldus een geluidluwe buitenruimte te realiseren waaraan een verblijfsruimte is gelegen die eveneens geluidluw is. De benodigde geluidreductie bedraagt globaal 2 tot 8 dB, afhankelijk van de locatie van de buitenruimte. Ook andere oplossingen zijn denkbaar: zo kan het gebouw mogelijk met een geluidluwe binnentuin vormgegeven worden. Een en ander wordt in een later stadium nader uitgewerkt.

Aan de noordzijde van het plangebied is in de stedenbouwkundige planvorming reeds rekening gehouden met de geluidbelasting van de bedrijven, door hier te voorzien in een vrijwel geheel gesloten eerstelijnsbebouwing, die zorgt voor een adequate afscherming naar het achterliggende gebied dat daardoor relatief geluidluw is. Voor de eerstelijnsbebouwing zelf wordt beoogd aan de noordzijde een dove gevel toe te passen. Uiteraard dient met de beperkingen die een dove gevel met zich meebrengt in de verdere uitwerking en plattegrondindeling van de woningen rekening gehouden te worden. Beoogd wordt de voordeuren aan de noordzijde te realiseren, door een sluisconstructie of anderszins afgeschermde voordeur of gelijkwaardig toe te passen, waardoor de geluidbelasting ter plaatse van de voordeur lager is.

Voor alle woningen geldt dat de geluidwering van de gevel gedimensioneerd te worden op de berekende (gecumuleerde) geluidbelasting. Door een goede geluidwering van de gevel kunnen de optredende binnengeluidniveaus beperkt worden, waardoor in de woningen sprake is van een acceptabel woon- en leefklimaat. In de nadere detaillering van de gevel (beglazing, ventilatie) wordt geborgd dat het binnengeluidniveau beperkt blijft tot 33 dB.

afbeelding "i_NL.IMRO.0553.BPGeestwater-vax1_0033.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0553.BPGeestwater-vax1_0034.png"

Afbeelding 4.7: Samenvatting mogelijke geluidreducerende maatregelen

Toename geluidbelasting wegverkeer bestaande woningen

Vanwege de realisatie van het woningbouwplan zal sprake zijn van een toename van het verkeer op de wegen rondom het plangebied. Hierdoor zal ook de geluidbelasting van wegverkeer ter plaatse van bestaande woningen enigszins kunnen toenemen. Om deze toename inzichtelijk te maken, is een vergelijking gemaakt tussen de optredende geluidbelasting vanwege wegverkeer in de autonome situatie in 2033 (dus zonder realisatie woningbouw) en de geluidbelasting vanwege wegverkeer in de plansituatie in 2033 (dus met realisatie woningbouw). Per toetspunt is de grootste toename, ter hoogte van de begane grond of de eerste verdieping, op die locatie gepresenteerd. Uit de berekeningen blijkt dat de toename van de geluidbelasting ten hoogste 1 dB bedraagt.

Conclusie

Vanwege wegverkeerslawaai treden (plaatselijk) waarden op die hoger zijn dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB maar niet hoger dan de maximaal toelaatbare geluidbelasting van 63 dB conform de Wet geluidhinder en 58 dB conform het gemeentelijk geluidbeleid.

Vanwege bedrijfsactiviteiten aan de noordzijde treden waarden op die(plaatselijk) hoger zijn dan de streefwaarde van 45 dB(A) etmaalwaarde conform stap 2 van Bedrijven en Milieuzonering en ook (plaatselijk) hoger dan de grenswaarde van 50 dB(A) conform stap 3 van Bedrijven en Milieuzonering (tevens grenswaarde Activiteitenbesluit). Vanwege de bedrijfsactiviteiten van Bijwaard en C&A treden ter plaatse van de nieuwe woningen maximale geluidniveaus ("pieken") op tot 73, 71 en 71 dB(A) in de dag-, avond- en nachtperiode. Dit is (plaatselijk; maximaal 1 woning) hoger dan de standaardgrenswaarde conform het Activiteitenbesluit van 70, 65 en 60 dB(A) in de dag-, avond- en nachtperiode.Voor de eerstelijn van bebouwing aan de noordzijde worden dove gevels voorgeschreven.Uiteraard dient met de beperkingen die een dove gevel met zich meebrengt in de verdere uitwerking en plattegrondindeling van de woningen rekening gehouden te worden.

De gecumuleerde geluidbelasting vanwege de wegen, bedrijven en luchtvaart samen bedraagt tot 62 dB. De cumulatie-effecten van wegverkeer en bedrijvigheid zijn beperkt omdat de diverse geluidbronnen niet dezelfde gevels belasten maar elk een andere zijde van het bouwplan. Luchtvaart geeft wel in het gehele plangebied een relevante bijdrage aan de gecumuleerde geluidbelasting.

Het toepasen van overdrachts- en ontvangersmaatregelen is aan de orde, evenals het vaststellen van hogere waarden vanwege wegverkeer. Hiervoor is een besluit hogere waarden vastgesteld (zie Bijlage 27 Besluit hogere waarden).

Het akoestisch effect vanwege het extra verkeer is beperkt tot 1dB. Naar analogie van de grens van reconstructie als bedoeld in de Wet geluidhinder, is sprake van een beperkte en aanvaardbare toename.

4.4 Luchtkwaliteit

Wettelijk kader

Een aantal stoffen die in de lucht kunnen voorkomen hebben na inademing een schadelijk effect op de gezondheid. Het gezondheidseffect is afhankelijk van de aard van de stof, de concentratie van de stof en de blootstellingsduur. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door de Wet milieubeheer (Wm). In de Wet milieubeheer zijn grenswaarden opgenomen voor de concentraties fijn stof, stikstofdioxide, benzeen, zwaveldioxide, koolmonoxide en lood in de buitenlucht. Het aspect luchtkwaliteit wordt bij de besluitvorming van ruimtelijke plannen betrokken. In dat kader wordt een plan of ontwikkeling getoetst aan de voorschriften van Titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Centraal daarbij staat artikel 5.16, eerste lid, van de wet.

Daarnaast moet het plan voorzien in een aanvaardbaar woon- en leefklimaat, op grond van het beginsel van een goede ruimtelijke ordening. Het beginsel van een goede ruimtelijke ordening is altijd van toepassing op ruimtelijke ontwikkelingen, ook wanneer besluiten op grond van artikel 5.16, eerste lid, van de Wm niet beoordeeld hoeven te worden.

Tot slot heeft het bevoegd gezag volgens Algemene wet bestuursrecht (Awb) als taak om belangen op een evenwichtige wijze af te wegen (art. 3.4) en besluiten deugdelijk te onderbouwen (art. 3.46).

Niet in betekenende mate bijdragen (NIBM)

Een project draagt 'niet in betekenende mate' (NIBM) bij aan de luchtverontreiniging, indien de bijdrage minder bedraagt dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen opgenomen die per definitie niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze lijst omvat onder andere woningbouwlocaties, indien een dergelijke locatie, in geval van één ontsluitingsweg, netto niet meer dan 1500 nieuwe woningen omvat, dan wel, in geval van twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling, netto niet meer dan 3000 woningen omvat.

Plangebied

In het kader van de voorbereiding van het bestemmingsplan is is een onderzoek uitgevoerd naar de te verwachten luchtkwaliteit in de omgeving van het bouwplan Geestwater te Lisse als gevolg van de beoogde ontwikkelingen in het gebied (Zie Bijlage 7 Luchtkwaliteit).

De jaargemiddelde concentraties ter plaatse van het plangebied bedragen (op grond van de gegevens die binnen de NSL-monitoring beschikbaar zijn) voor het jaar 2020 (meest recente jaar beschikbaar in de NSL-monitoring) 16 ìg/mg/m3 voor stikstofdioxide (NO2) en 16 en 8 ìg/mg/m3 voor fijn stof (PM10 en PM2,5).

De huidige luchtkwaliteit in het plangebied voldoet derhalve ruimschoots aan de van toepassing zijnde grenswaarden. Overigens is de achtergrondconcentratie dalende en is het jaar 2020 dus als worst-case te beschouwen.

Bijdragen van het plan aan de luchtkwaliteit ter plaatse

Door de realisatie van de woningen zal het verkeer van en naar het plangebied toenemen, hetgeen kan leiden tot een toename van de concentratie verontreinigende stoffen in de buitenlucht.

Een plan van 459 woningen valt ruimschoots binnen de in de Regeling NIBM aangewezen categorie woningbouw en de bijbehorende van toepassing zijnde bandbreedte (tot en met 1500 woningen in geval van één ontsluitingsweg en tot en met 3000 woningen in geval van twee ontsluitingswegen). De bijdrage van het plan aan de luchtkwaliteit is derhalve niet in betekenende mate.

Volledigheidshalve is ook een berekening uitgevoerd met behulp van de NIBM-tool. De NIBM-tool is ontwikkeld door het ministerie van Infrastructuur en Milieu in samenwerking met Kenniscentrum InfoMil. Voor de berekeningen wordt in de NIBM-tool uitgegaan van worst-case omstandigheden. Met beperkte invoergegevens wordt aldus vastgesteld of de bijdrage van een plan aan de lokale luchtkwaliteit "niet in betekenende mate" is.

De resultaten van de berekening met de NIBM-tool (versie april 2022) zijn onderstaand weergegeven. Hierbij is uitgegaan van een maximale toename van het verkeer van 1.070 motorvoertuigen per etmaal, conform het uitgevoerde verkeersonderzoek door bureau Goudappel Coffeng.

afbeelding "i_NL.IMRO.0553.BPGeestwater-vax1_0035.png"

Ook uit de berekeningen blijkt dat de bijdrage aan de luchtkwaliteit van de extra verkeersbewegingen van en naar het plangebied als Niet In Betekenende Mate gekwalificeerd kan worden.

Conclusie

Ter plaatse van het plangebied is in de huidige situatie sprake van een luchtkwaliteit die ruimschoots voldoet aan de grenswaarden. Bij uitoefening van het plan wordt niet in betekenende mate bijgedragen aan de concentratie van luchtverontreinigende stoffen in de buitenlucht. Er wordt derhalve voldaan aan artikel 5.16 van de Wet milieubeheer.

Er bestaan inzake luchtkwaliteit derhalve geen belemmeringen voor de planvorming.

4.5 Bedrijven en milieuzonering

Beleidsmatig kader

Bedrijfsactiviteiten kunnen hinder voor de (woon-)omgeving veroorzaken door lawaai, onaangename geuren, stof, trillingen, verkeers- en parkeeroverlast. Daarom is het nodig om bedrijfsactiviteiten (of andere functies die het leefmilieu belasten) op een aanvaardbare afstand van woningen of andere hindergevoelige functies te situeren, al dan niet gecombineerd met het treffen van speciale maatregelen. Voor de milieuzonering in dit plan is gebruik gemaakt van de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering (VNG, 2009).

Methodiek

In de publicatie worden bedrijfsactiviteiten ingedeeld in zes categorieën, variërend van lichte tot zeer zware milieuhinder. Per milieucategorie zijn richtafstanden tot hindergevoelige functies opgenomen. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in twee gebiedstypen: een rustige woonwijk en een gebied met een menging van functies. In de onderstaande tabelzijn deze richtafstanden weergegeven. Deze afstanden zijn gebaseerd op de mate van verspreiding van geluid, stof, gevaar en geur.

Milieu-
categorie  
Richtafstanden in 'rustige woonwijk'   Richtafstanden in 'gemengd gebied'  
1   10 meter   0 meter  
2   30 meter   10 meter  
3   50-100 meter   30-50 meter  
4   200-300 meter   100-200 meter  
5   500-1.000 meter   300-700 meter  
6   1.500 meter   1.000 meter  

Tabel 4.1: Richtafstanden per milieucategorie

De VNG-publicatie is geen wet, maar wel een algemeen aanvaarde richtlijn voor de toepassing van milieuzonering in een ruimtelijk plan. Niettemin gaat de publicatie uit van richtafstanden, die in algemene zin bepaald zijn op basis van gemiddelde productieprocessen. Dat betekent dat bij de toepassing van de publicatie altijd ook de feitelijke situatie ter plaatse in ogenschouw moet worden genomen.

Stappenplan “bestemmingsplannen voor woningbouw nabij bedrijven”

In de VNG-publicatie is een stappenplan opgenomen voor het bepalen van de inpasbaarheid van de ontwikkeling van een woningbouwlocatie in de directe omgeving van bedrijvigheid. Het stappenplan ziet er -kort samengevat- als volgt uit:

A.) In eerste aanleg worden de richtafstanden in kaart gebracht op basis van de (maximaal toelaatbare) milieucategorieën volgens het vigerende bestemmingsplan. Indien sprake is van bestaande situaties die mogelijk tot grotere richtafstanden leiden dan deze benadering, dient tevens rekening gehouden te worden met de richtafstanden die horen bij de feitelijk gevestigde bedrijfsactiviteiten ter plaatse. Indien de aldus bepaalde milieuzone de woningbouwlocatie overlapt, is een nadere analyse noodzakelijk.

B.) De ter plaatse feitelijk aanwezige bedrijvigheid kan afwijken van hetgeen maximaal planologisch toegestaan is; er kan bijvoorbeeld een bedrijf van een lagere milieucategorie gevestigd zijn of er zijn locatiespecifieke omstandigheden aan de orde waardoor toch sprake is van een inpasbare situatie. Indien sprake blijft van hindercirkels die over het plangebied lopen of anderszins de inpasbaarheid onzeker is, is nader onderzoek noodzakelijk.

C.) In het nader onderzoek wordt voor de relevante milieuaspecten de feitelijke milieubelasting bepaald, bijvoorbeeld op grond van een omgevingsvergunning milieu of melding Activiteitenbesluit. Hierbij dienen tevens concrete ontwikkelingsplannen bij het bedrijf betrokken te worden. Indien noodzakelijk, kunnen tevens mogelijke maatregelen beschouwd worden. Op basis van dit nader onderzoek kan beoordeeld worden of -uitgaande van de feitelijke bedrijfsvoering, inclusief uitbreidingsplannen en eventuele realistische maatregelen- sprake is van een inpasbare situatie.

Plangebied

Op basis van de bestemmingsplannen Bedrijventerreinen Lisse (2018), Landelijk Gebied (2013) en Bedrijventerrein Mallegatspoort (2011) is de rondom het plangebied planologisch toegestane bedrijvigheid geïnventariseerd (zie Bijlage 8 Bedrijven en milieuzonering).

Voor agrarische bedrijvigheid is de systematiek van Bedrijven en Milieuzonering minder geschikt en/of gelden deels andere toepassingsrichtlijnen. In plaats van de richtafstanden in bovenstaande tabel worden in de navolgende situaties andere afstanden toegepast:

  • afstand vanaf glastuinbouwbedrijven – hier wordt de richtafstand toegepast vanaf de bebouwing (bedrijfsgebouw, kassen) in plaats vanaf de rand van het bedrijfsperceel;
  • afstand vanaf grondgebonden veehouderijen – hier worden de dierenverblijven als uitgangspunt gehanteerd (niet de omliggende graslanden), met een afstand die volgt uit de Wet geurhinder en veehouderij danwel een geurcontour volgend uit de omgevingsvergunning milieu;
  • afstand vanaf bedrijven met grondgebonden teelt – afstand van 50 meter ten opzichte van gronden die voor de teelt van gewassen gebruikt worden, in verband met de mogelijke drift van toegepaste gewasbeschermingsmiddelen (de "spuitzone").

In onderstaande figuur zijn deze richtafstanden (als zwarte lijnen) weergegeven voor de planologisch toegestane bedrijvigheid rondom het plangebied. De bedrijven zijn in paarstinten weergegeven met daarbij aangeduid de milieucategorie op grond van het bestemmingsplan. Percelen die bestemd zijn voor bollenteelt zijn in groen aangeduid. De beoogde woningen zijn weergegeven in geel.

NB De gronden van de voormalige veehouderij aan de Heereweg 351 zijn aangekocht door de gemeente Lisse. Deze locatie is in voorliggend onderzoek verder niet betrokken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0553.BPGeestwater-vax1_0036.png"

Afbeelding 4.8: Weergave richtafstanden voor de maatgevende bedrijvigheid rondom het plangebied – maximaal planologische situatie

Op basis van de maximaal planologische mogelijkheden is er sprake van een hindercirkel over of zeer nabij het plangebied voor de volgende bedrijfslocaties:

  • 2 bedrijfskavels op bedrijventerrein Dever ten noorden van het plangebied
  • dierenpension ten zuidoosten van het plangebied
  • spuitzone bollenteelt perceel Heereweg
  • tuincentrum ten zuidoosten van het plangebied

De bovengenoemde bedrijven worden hieronder nader geanalyseerd. Overige bedrijven rondom het plangebied worden op basis van de uitgevoerde analyse niet als relevant aangemerkt voor de beoogde woningbouwontwikkeling.

Vennestraat 15 – J. Bijwaard & Zn. Transport

Aan de Vennestraat 15 is J. Bijwaard & Zn. Transport gevestigd. Dit betreft een transportbedrijf. Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken van tanks) van deze omvang worden gekwalificeerd als milieucategorie 3.2, met een richtafstand tot woningen (rustige woonwijk) van 100 meter. Geluid is maatgevend voor deze richtafstand, overige milieuaspecten (geur, stof, gevaar) zijn in dit geval niet relevant.

Er dient derhalve nader geluidonderzoek met betrekking tot dit bedrijf plaats te vinden. De resultaten van dit onderzoek zijn opgenomen in paragraaf 4.3.

Vennestraat 17 – DC van C&A

Aan de Vennestraat 17 is een distributiecentrum van C&A gevestigd. Distributiecentra worden gekwalificeerd als milieucategorie 3.1, met een richtafstand tot woningen (rustige woonwijk) van 50 meter. Geluid en gevaar zijn maatgevend voor deze richtafstand, overige milieuaspecten (geur, stof ) zijn in dit geval niet relevant. Voor wat betreft gevaar blijkt uit de onderzochte documenten (onder andere bestemmingsplan, vergunning, Risicokaart) dat dit aspect in voorliggende situatie niet relevant is.

Er dient derhalve nader geluidonderzoek met betrekking tot dit bedrijf plaats te vinden. De resultaten van dit onderzoek zijn opgenomen in paragraaf 4.3.

Rooversbroekdijk 105 – Dierenpension Van 't Lisserhoekje

Aan de Rooversbroekdijk 105 is dierenpension Van 't Lisserhoekje gevestigd. Het bestemmingsplan kent voor deze locatie de bestemming "bedrijf – hondenkennel". Dierenpensions worden gekwalificeerd als milieucategorie 3.2, met een richtafstand tot woningen (rustige woonwijk) van 100 meter. Geluid is maatgevend voor deze richtafstand, overige milieuaspecten (geur, stof, gevaar) zijn in dit geval niet relevant.

In de directe nabijheid van het dierenpension zijn reeds andere woningen gesitueerd, zowel aan de overzijde van de Rooversbroekdijk als aan bijvoorbeeld de Anne Frankstraat. Hierdoor is de maximale geluidbelasting vanwege het bedrijf reeds beperkt. De beoogde woningen in het plangebied komen op grotere afstand van het dierenpension dan de reeds aanwezige woningen.

Nader geluidonderzoek met betrekking tot dit bedrijf is derhalve niet noodzakelijk.

Rooversbroekdijk 109 – Postmus Sierbestrating

Aan de Rooversbroekdijk 109 is Postmus Sierbestrating gevestigd. Het bestemmingsplan kent voor deze locatie de bestemming "detailhandel – tuincentrum". Tuincentra worden gekwalificeerd als milieucategorie 2, met een richtafstand tot woningen (rustige woonwijk) van 30 meter. Geluid is maatgevend voor deze richtafstand, overige milieuaspecten (geur, stof, gevaar) zijn in dit geval niet relevant. De afstand tot de beoogde nieuwe woningen is net groter dan de richtafstand.

In de directe nabijheid van Postmus zijn reeds andere woningen gesitueerd, aan de overzijde van de Rooversbroekdijk. Hierdoor is de maximale geluidbelasting vanwege het bedrijf reeds beperkt. De beoogde woningen in het plangebied komen op grotere afstand van Postmus dan de reeds aanwezige woningen en buiten de (bouwgrens van de) nieuwe woonbestemming.

Nader geluidonderzoek met betrekking tot dit bedrijf is derhalve niet noodzakelijk.

Bollenteelt Heereweg

Aan de Heereweg liggen enkele percelen met de bestemming Agrarisch – bollenteelt. In relatie tot de mogelijke drift van toegepaste gewasbeschermingsmiddelen wordt doorgaans een afstand van 50 meter tot woonbestemmingen gehanteerd (de "spuitzone"). In voorliggende situatie bedraagt de afstand tussen de agrarische bestemming (kadastraal perceel B 3237) en 1 vrijstaande woning aan de noordwestzijde van het plangebied minder dan 50 meter. Bovendien zijn de achtertuinen van twee woningen dichterbij het agrarische perceel gelegen. Om gezondheidseffecten van de spuitzone te voorkomen wordt een aaneengesloten jaarrond bladhoudende windhaag geplaatst met een minimale hoogte van 1,5 meter. Dit is geborgd in de regels van dit bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0553.BPGeestwater-vax1_0037.png"

Afbeelding 4.9: Woonpercelen binnen spuitzone en positie haag

Conclusie

Op basis van voorliggend onderzoek wordt geconstateerd dat de hindercirkels van 3 bedrijven over het plangebied gelegen zijn. Het betreft twee bedrijven aan de noordzijde van het plangebied (op bedrijventerrein Dever) en het dierenpension aan de zuidoostzijde van het plangebied. Voor dit laatste bedrijf geldt echter dat bestaande woningen reeds op kortere afstand van het bedrijf gevestigd zijn.

Voor de twee bedrijven op bedrijventerrein Dever (J. Bijwaard & Zn. Transport en distributiecentrum C&A) geldt dat geluid het maatgevende milieuaspect is. Hiervoor wordt verwezen naar paragraaf 4.3.

Een deel van het plangebied ligt op korte afstand (<50 meter) van een perceel waar bollenteelt plaatsvindt. Dit betekent dat er sprake kan zijn van een relevante invloed van toegepaste gewasbeschermingsmiddelen. Binnen de spuitzone ligt 1 woning en twee delen van tuinen. Om gezondheidseffecten van de spuitzone te voorkomen wordt een aaneengesloten jaarrond bladhoudende windhaag geplaatst met een minimale hoogte van 1,5 meter. Dit is geborgd in de regels van dit bestemmingsplan.

Met inachtname van de te nemen maatregelen vomt het aspect bedrijven en milieuzonering geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Voor wat betreft de geluidniveaus vanwege de twee ten noorden van het plangebied gelegen bedrijven, wordt verwezen naar de conclusies van paragraaf 4.3.

4.6 Bodemkwaliteit

Landelijk wettelijke kader

Wet ruimtelijke ordening

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) bepaalt dat gemeenten bij het vaststellen van bestemmingsplannen regels stellen voor een goede ruimtelijke ordening. Dit betekent voor de bodem (grond en grondwater) dat de bodemkwaliteit en de voorgenomen bestemming met elkaar in overeenstemming dienen te zijn. Of de bodem een planontwikkeling in de weg staat, wordt middels een historisch onderzoek eventueel aangevuld met een bodemonderzoek bepaald. De resultaten van het historisch onderzoek, het bodemonderzoek en de conclusie met eventuele saneringsadviezen worden in het bestemmingsplan vermeld.

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)

In de Wabo staat dat een omgevingsvergunning, voor het bouwen op een vermoeden van ernstig verontreinigde grond, pas in werking treedt nadat:

  • er is vastgesteld dat er geen sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging;
  • het bevoegd gezag heeft ingestemd met het saneringsplan/BUS-melding;
  • er een melding is gedaan van een voornemen tot saneren.

Wet bodembescherming (Wbb)

Als er sprake is van ernstige bodemverontreiniging dan gelden de regels van de Wet Bodembescherming. In de Wbb is een saneringsdoelstelling bepaald (het saneren naar de functie) en een saneringscriterium (wanneer moet er gesaneerd worden (bij zogenaamde “spoed- of risicolocaties”)).

Besluit bodemkwaliteit (Bbk)

Het Besluit bodemkwaliteit geeft de lokale bevoegde gezagen de mogelijkheid om de bodemkwaliteit binnen hun gebied actief te gaan beheren binnen de gegeven kaders. Dit geeft onder andere ruimte voor nieuwe projecten op het gebied van natuur, wonen en industrie. Daarnaast worden de kwaliteit en de integriteit van belangrijk intermediairs bij bodemactiviteiten beter geborgd. In het Bbk staan ook regels met betrekking tot het toepassen van bouwstoffen, grond en baggerspecie.

Lokaal bodembeleid

De regels voor grondverzet volgen uit het Besluit bodemkwaliteit. In de gemeente Lisse is het generieke beleid van kracht. Dat betekent dat toe te passen grond altijd aan twee eisen moet voldoen:

  • toe te passen grond moet beter of gelijk in kwaliteit zijn als de ontvangende bodem - (op niveau van bodemkwaliteitsklasse)
  • toe te passen grond moet beter of gelijk in kwaliteit zijn als geldt voor de op betreffende plek geldende bodemfunctieklasse.

De gemeente Lisse beschikt over een bodemfunctieklassenkaart. Eventueel aanvullende regels worden opgenomen in de regionale bodembeheernota. In de gemeente Lisse is voor dit plangebied geen gebiedsspecifiek beleid van kracht.

Plangebied

In het kader van de voorbereiding van het bestemmingsplan is indicatief milieukundig bodemonderzoek uitgevoerd op projectlocatie Geestwater (Indicatief bodemonderzoek Geestwater/Dever-Zuid te Lisse, Aveco de Bondt, 16 februari 2022 en Verkennend bodemonderzoek Heereweg 351 (ontsluitingsweg Dever-Zuid) te Lisse, Aveco de Bondt, 11 februari 2022). Zie Bijlage 9 Indicatief bodemonderzoek en Bijlage 10 Verkennend bodemonderzoek). Vervolgens is aanvullend bodemonderzoek uitgevoerd (Adverbo, 13 oktober 2023). Zie Bijlage 12 Aanvullend bodemonderzoek.

Met het bodemonderzoek is inzicht worden verkregen in:

  • Mogelijke aanwezigheid van bodemverontreiniging, waardoor voor het beoogde nieuwe gebruik als woonfunctie bodemsanering nodig is;
  • Indicatief vaststellen van de kwaliteit van de grond in verband met het voornemen zoveel mogelijk grond binnen het gebied te hergebruiken (gesloten grondbalans);
  • Indicatief vaststellen van de civieltechnische toepasbaarheid van de grond;
  • Vaststellen van de kwaliteit van het grondwater.

Voorafgaand aan het bodemonderzoek is een vooronderzoek uitgevoerd. Het vooronderzoek is uitgevoerd conform de Nederlandse Norm (NEN) 5725 (Nederlands Normalisatie-instituut, oktober 2017).

De onderzoekslocatie ligt in een gebied waar bodemfunctieklasse “Achtergrondwaarde” aan is toegekend.

Op basis van de resultaten van het vooronderzoek betreft zowel locatie Geestwater als Dever-Zuid, milieuhygiënisch gezien, een verdachte locatie met heterogeen verdeelde lichte verontreinigingen. Vanwege het agrarische gebruik en de aangrenzende percelen zijn gebruikt voor bollenteelt is de bodem tevens verdacht op bestrijdingsmiddelen (OCB's). Dit geldt alleen voor locatie Geestwater omdat voor locatie Dever-Zuid met het onderzoek uit 2015 [2] reeds is vastgesteld dat er geen verontreiniging met OCB's aanwezig zijn op dit terreindeel. Het grondwater is verdacht op het voorkomen van arseen en chroom.

In het verleden is op locatie Geestwater lokaal puin in de bodem aangetroffen, waardoor de bodem eveneens verdacht is op aanwezigheid van asbest. Voor locatie Dever-Zuid zijn op basis van huidig verstrekte bodemgegevens (met uitzondering van de asbesthoudende drains) geen aanleiding om asbest in de bodem te verwachten en wordt deze locatie beschouwd als asbestonverdacht.

Resultaten

Geestwater

De boven- en ondergrond op deellocatie Geestwater is over het algemeen maximaal licht verontreinigd met kwik, lood en/of PAK. Op boorlocatie G07 is in de ondiepe ondergrond (van 0,50 -0,80 m-mv) een sterk verhoogd gehalte aan PAK gemeten, welke niet te relateren is aan zintuiglijke waarnemingen. Om de omvang van deze sterke verontreiniging te kunnen vaststellen is aanvullend onderzoek nodig. In het grondwater zijn over het algemeen licht verhoogde concentraties aan arseen, barium, chroom, nikkel, molybdeen en xylenen aangetroffen in wisselende samenstelling. Ter plaatse van peilbuis G09 is een sterk verhoogde concentratie aan arseen vastgesteld. Het sterk verhoogde gehalte aan arseen in het grondwater ter plaatse van peilbuis G09 wordt verwacht van natuurlijke herkomst te zijn. Nader onderzoek hiernaar wordt niet zinvol geacht.

De tekening met de sonderingen in het bodemonderzoek is niet helemaal juist. Er is bij de dataverwerking van de XY-coordinaten in TerraIndex een verschuiving opgetreden in de xy-coördinaten van peilbuizen G07 t/m G10 (peilbuis G07 heeft abusievelijk de XY-coordinaat gekregen van G08, G08 die van G09 , G09 die van 1e inmeting van G10 en G10 de coördinaat van de 2e inmeting van G10). In Bijlage 11 is de juiste kaart opgenomen.

Dever-Zuid

In de zandige bovengrond, welke plaatselijk zwak tot matig puinhoudend is, zijn maximaal licht verhoogde gehalten aan kwik en lood aangetroffen. In de matig puinhoudende grond ter plaatse van het dammetje is geen asbest aangetroffen. De venige ondergrond is maximaal licht verontreinigd met molybdeen. Het grondwater zijn licht verhoogde concentraties aan chroom, dichloormethaan en xylenen aangetroffen.

Voor locatie Dever-Zuid is (met uitzondering van de asbesthoudende drains) geen aanleiding om asbest in de bodem te verwachten en wordt deze locatie beschouwd als asbestonverdacht.

Civieltechnische analyses

Zowel de zandige boven- en ondergrond op locatie Geestwater als de zandige bovengrond op locatie Dever-Zuid voldoet aan zand in aanvulling of ophoging, maar niet als draineerzand en zand in zandbed.

Ontsluitingsweg Dever-Zuid

  • Erf

In zowel de boven- als ondergrond zijn maximaal licht verhoogde gehalten aan zware metalen, PAK, PCB's en minerale olie aangetroffen. Ten noorden van één van de schuren is de bovengrond sterk metselpuinhoudend. In deze bodemlaag zijn zes stukjes asbest aangetroffen, met een gewogen (naar grove fractie gecorrigeerd) gehalte van 38,6 mg/kd ds. In de overige van het erf genomen monsters is geen asbest aangetoond. Op de daken van de schuren zijn golfplaten aanwezig die verdacht zijn op asbest.

Het grondwater op het erf is niet verontreinigd.

  • Weiland

In de bodem ter plaatse van het weiland zijn maximaal licht verhoogde gehalten aangetroffen. Het grondwater is niet tot plaatselijk maximaal licht verontreinigd met xylenen. Ter plaatse van de gedempte sloten zijn zintuigelijk geen afwijkende bodemlagen of significante bodemvreemde bijmengingen aangetroffen. De grond is net als het overige deel van het weiland maximaal licht verontreinigd.

Aanvullend bodemonderzoek

In vervolg op bovenstaande onderzoek is aanvullend bodemonderzoek uitgevoerd (zie Bijlage 12 Aanvullend bodemonderzoek). De resultaten van het onderzoek per deelgebied zijn als volgt:

Gedempte watergangen

  • Ter plaatse van de gedempte sloten is een wisselende bodemopbouw zichtbaar waarbij de bovengrond (0,0 – 0,5 m-mv) uit zand bestaat. Daaronder ligt klei of veen. In een aantal gedempte watergangen is het zand aanwezig tot de geboorde diepte van 1,5 mmv. Op een enkele locatie is in de ondergrond sprake van zand onder de kleilaag. Ter plaatse van gedempte watergang F (boringen SL 19 en 20) zijn in de bovengrond resten beton aangetroffen.
  • Er is geen direct verschil in bodemopbouw gevonden tussen de boringen binnen en buiten de verwachte gedempte watergangen. Geconcludeerd wordt dat de watergangen naar alle waarschijnlijkheid met gebiedseigen grond zijn gedempt.
  • In de zandige boven- en ondergrond zijn lokaal licht verhoogde gehalten gemeten voor lood, kwik en PAK. De overige gemeten parameters zijn niet aangetroffen of aanwezig in een waarde lager dan de detectielimiet.

Dever Zuid

  • Ter plaatse van de deellocatie Dever-Zuid is in de bovengrond sprake van zand. Daaronder ligt van 0,5 – 0,8 veen tot een gemiddelde diepte van 1,30 – 2,0 m-mv. Plaatselijk ligt onder het veen weer zand tot de geboorde diepte van 2,0 m-mv.
  • In de bovengrond zijn enkele licht verhoogde gehalten gemeten voor kwik en lood. In de ondergrond is enkel een licht verhoogd gehalte gemeten voor molybdeen.
  • In het grondwater is ten hoogste een licht verhoogde concentratie voor barium, kobalt en xylenen gemeten.

Nader onderzoek PAK

  • Ter plaatse van het nader onderzoek PAK is ter plaatse van boring G07E (voormalige boring G07) zand aangetroffen tot een boordiepte van 1,0 m. In de boringen rondom G07E is sprake van zand op klei. Onder de kleilaag ligt een weer een zandlaag.
  • Het sterk verhoogd gehalte voor PAK uit het onderzoek van 2022 is niet opnieuw gemeten. Geconcludeerd wordt dat geen sprake is van een verontreiniging met PAK in de grond.

Deellocatie ‘puin grond’

  • Ter plaatse van de ‘puin grond’ is in de bovengrond sprake van zand met zintuigelijke bijmengingen van metselpuin, beton en baksteen. Daaronder ligt zand zonder zintuigelijke bijmengingen tot de geboorde diepte van 2,0 m-mv.
  • Ter plaatse van deellocatie ‘Puin grond’ is zowel zintuigelijk als analytisch geen asbest gemeten. In de bovengrond zijn enkele licht verhoogde gehalten gemeten voor kwik en lood. In de ondergrond is enkel een licht verhoogd gehalte gemeten voor molybdeen.
  • Na her analyses van de individuele monsters uit MM13BG is het matig verhoogde voor koper niet aangetroffen. In alle individuele monsters is koper niet aanwezig of lager dan de detectielimiet.

Niet gespecificeerde demping

  • Ter plaatse van de niet gespecificeerde demping is sprake van zand tot de geboorde diepte van 2,0 m-mv. plaatselijk zijn in de bovengrond lichte bijmengingen aangetroffen. • In de zandige bovengrond zijn lokaal licht verhoogde gehalten gemeten voor minerale olie en PAK. In de zandige ondergrond is sprake van een licht verhoogd gehalte voor kwik.
  • Ter plaatse is een puinpad aanwezig met funderingsmateriaal. Daarnaast is plaatselijk op locatie in de ondergrond van 0,5 – 1,0 m-mv funderingslaag aangetroffen. Het funderingsmateriaal voldoet indicatief aan de samenstellingseisen voor hergebruik.

2e Poellaan

  • Ter plaatse van het puinpad aan de 2e Poellaan voldoet het funderingsmateriaal indicatief aan de samenstellingseisen voor hergebruik.

Geconcludeerd wordt dat de milieuhygiënische bodemkwaliteit van de onderzoekslocatie middels voorliggend onderzoek in voldoende mate inzichtelijk is gemaakt. Nader onderzoek wordt niet noodzakelijk geacht.

Op basis van het aanvullend onderzoek wordt gesteld dat vanuit milieuhygiënisch oogpunt geen belemmering bestaat voor de herontwikkeling van gebied.

Conclusie

De onderzoeksresultaten leveren over het algemeen geen beperkingen op ten aanzien van het huidige en voorgenomen gebruik van de locatie. Uitzondering hierop vormt boorlocatie G07 op locatie Geestwater. Uit aanvullend onderzoek blijkt dat het sterk verhoogd gehalte voor PAK uit het onderzoek van 2022 is niet opnieuw gemeten. Het sterk verhoogde gehalte aan arseen in het grondwater ter plaatse van peilbuis G09 wordt verwacht van natuurlijke herkomst te zijn. Nader onderzoek hiernaar wordt niet zinvol geacht.

Het eventueel bij graafwerkzaamheden vrijkomende zand is op basis van het indicatieve onderzoek civieltechnisch geschikt voor zand in aanvulling/ophoging.

Op het overgrote deel van de locatie is geen sprake van een saneringsplichtig geval van bodemverontreiniging. Wel is sprake van licht verontreinigde grond en grondwater. Wanneer in het kader van de geplande werkzaamheden meer dan 50 m3 licht verontreinigde grond wordt ontgraven of 1.000 m3 licht verontreinigd grondwater wordt onttrokken dient de start van deze werkzaamheden, op basis van art. 28 van de Wet bodembescherming, te worden gemeld. De melding dient uiterlijk 5 werkdagen voor de start te worden ingediend.

Er worden ten aanzien van werken in licht verontreinigde grond en grondwater geen eisen gesteld aan de aannemer of milieukundige begeleiding van de werkzaamheden. De gemeten gehalten liggen (met uitzondering van locatie G07) onder de drempelwaarden zoals die in de CROW400 zijn vastgesteld. Dit houdt in dat graafwerkzaamheden kunnen worden uitgevoerd conform het niveau basishygiëne, zoals omschreven in de CROW400.

De vrijkomende grond heeft, indicatief getoetst aan het Besluit bodemkwaliteit, een kwaliteit variërend van “achtergrondwaarde” tot “niet toepasbaar”. Het uitgevoerde onderzoek is echter niet bedoeld om te dienen als kwaliteitsverklaring voor hergebruik van de grond buiten de onderzoekslocatie. Bij hergebruiken van grond elders zijn de regels van het Besluit bodemkwaliteit van toepassing, die doorgaans een grotere onderzoeksinspanning vereisen. Op basis van onderhavig bodemonderzoek kan de grond worden aangeboden bij een conform de BRL9335 erkende verwerker of grondbank. Voor de toepassing elders wordt geadviseerd om de lokaal geldende bodembeheernota te raadplegen of de onderzoek- en toepassingseisen bij het bevoegd gezag te verifiëren. De grond mag na ontgraving altijd worden teruggeplaatst op of nabij de locatie waar de grond is ontgraven. Voorwaarde is dat de grond niet mag zijn bewerkt en onder dezelfde condities wordt toegepast.

Met inachtname van het bovenstaande zijn er geen belemmeringen voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

4.7 Ecologie

Wettelijk kader

De bescherming van natuur is vastgelegd in Europese en nationale wet- en regelgeving, waarin een onderscheid wordt gemaakt tussen soortenbescherming en gebiedsbescherming. De soortenbescherming en de gebiedsbescherming zijn in Nederland geregeld in de Wet Natuurbescherming.

Soortenbescherming

De soortenbescherming is gericht op het instandhouden en beschermen van in het wild voorkomende planten- en diersoorten. De Wet Natuurbescherming kent zowel een zorgplicht als verbodsbepalingen. De zorgplicht geldt te allen tijde voor alle in het wild levende dieren en planten en hun leefomgeving. De verbodsbepalingen zijn gebaseerd op het 'nee, tenzij'-principe. Alle schadelijke handelingen ten aanzien van beschermde planten- en diersoorten zijn in principe verboden, maar er kan worden afgeweken van de verbodsbepalingen middels ontheffingen.

Gebiedsbescherming

Door middel van gebiedsbescherming wordt een beschermingskader geboden voor de flora en fauna binnen de Natura 2000-gebieden. Een belangrijk onderdeel van de Wet Natuurbescherming is dat er geen vergunning gegeven mag worden voor handelingen of projecten die schadelijk kunnen zijn voor de kwaliteit van de habitats van soorten, waarvoor een gebied is aangewezen. Wanneer niet op voorhand uitgesloten kan worden dat er schadelijke effecten kunnen optreden, dan dient de initiatiefnemer een 'passende beoordeling' te maken. Dat betekent een onderzoek naar alle aspecten van het project en welke gevolgen die kunnen hebben voor datgene wat bescherming geniet.

Plangebied

In het kader van de voorbereiding van het bestemmingsplan is een quickscan uitgevoerd (Van der Goes en de Groot, september 2022, zie Bijlage 14) en aanvullend veldonderzoek (Van der Goes en de Groot, oktober 2023, zie Bijlage 15). Doel van het onderzoek is om inzicht te krijgen in het (mogelijke) voorkomen van beschermde soorten in het kader van de Wet natuurbescherming (wnb). Tevens is onderzocht of de plannen negatieve effecten op dergelijke soorten en/of op beschermde gebieden kunnen veroorzaken, en daarmee of een ontheffing op grond van de Flora- en faunawet noodzakelijk is en verkregen kan worden.

Soortenbescherming

Quickscan

Het onderzoeksgebied is in potentie geschikt voor beschermde soorten amfibieen, vogels, grondgebonden zoogdieren en vleermuizen en overige fauna. Gezien de uitgevoerde toetsing, kunnen van de grondgebonden zoogdieren alleen (vrijgestelde)soorten verblijvend aanwezig zijn.

Voor deze aangetroffen of verwachte (vrijgestelde) soorten hoeft geen ontheffing te worden aangevraagd als werkzaamheden worden verricht in het kader van ruimtelijke ontwikkeling en inrichting, zoals het getoetste voorlopig stedenbouwkundig plan.

In het plangebied kunnen broedvogels met niet-jaarrond beschermde nesten voorkomen. Voor de verwachte aanwezige broedvogels dienen werkzaamheden waarbij nesten vernield of verstoord kunnen worden, buiten het broedseizoen plaats te vinden. Een ontheffing is voor broedvogels dan niet nodig. Het broedseizoen loopt ruwweg van half maart tot half juli.

Uit de quickscan blijkt dat negatieve effecten van de plannen op beschermde soort(en) (indien aanwezig) zijn niet uit te sluiten. Het gaat om Rugstreeppad, jaarrond beschermde vogels en vleermuizen (vooral Watervleermuis, dwergvleermuizen, Rosse vleermuis). Er is vervolgonderzoek noodzakelijk naar deze beschermde soorten.

Aanvullend veldonderzoek

Het aanvullend onderzoek is uitgevoerd in de periode mei 2022-juli 2023. Doel van het onderzoek is om inzicht te krijgen in het voorkomen en de verspreiding van Rugstreeppad, Buizerd, Sperwer, Ransuil en verschillende soorten vleermuizen binnen het plangebied. Op basis van dit onderzoek gelden de volgende conclusies:

afbeelding "i_NL.IMRO.0553.BPGeestwater-vax1_0038.png"

  • In het plangebied komen geen jaarrond beschermde verblijfplaats-en van vogels voor. In het plangebied kunnen wél broedvogels met niet-jaarrond beschermde nesten voorkomen. Voor de verwachte aanwezige broedvogels dienen werkzaamheden waarbij nesten vernield of verstoord kunnen worden, buiten het broed-seizoen plaats te vinden. Een ontheffing is voor broedvogels dan niet nodig. Het broedseizoen duurt ruwweg van half maart tot eind juli.
  • De Zwarte kraai is een zogenaamde "categorie 5-soort". Gezien de aanwezige biotopen in de nabijheid van het plangebied zullen de aanwezige Zwarte kraaien kunnen uitwijken naar alternatief leefgebied. Er gelden geen zwaarwegende feiten of ecologische omstandigheden die een jaarrond beschermde status van nesten van deze soorten rechtvaardigen. Overigens geldt ook voor deze soorten dat activiteiten waarbij nesten verstoord of vernield kunnen worden buiten het broedseizoen plaats moeten vinden.
  • In het plangebied zijn alleen langsvliegende en foeragerende vleermuizen waargenomen. Het foerageergebied voor vleermuizen binnen het plangebied maakt slechts een klein deel uit van een veel groter foerageer-gebied en is geen 'essentieel' deel van het leefgebied. De vleermuizen kunnen derhalve uitwijken.
  • Vanwege het ontbreken van verblijfplaatsen van vleermuizen en/of andere beschermde gebruiksfuncties die in betekenende mate worden aangetast, is het niet nodig ontheffing aan te vragen in het kader van Wnb.
  • Voor overige aanwezige soorten geldt onverminderd de zorgplicht (zie Bijlage 2.1.1).

Gebiedsbescherming

Natura 2000

Activiteiten in Natura 2000-gebieden mogen geen significante gevolgen hebben op beschermde waarden van deze gebieden. Echter, ook activiteiten in de buurt van Natura 2000-gebieden mogen als gevolg van zogenaamde 'externe werking' geen significante gevolgen hebben op deze gebieden. Gezien de aard van de plannen, de reikwijdte daarvan en de locatie van het plangebied ten opzichte van beschermde gebieden is, buiten eventuele indirecte gevolgen door toegenomen stikstofemissie op voorhand uit te sluiten dat beschermde gebieden onder de Wnb direct beinvloed worden door de plannen.

Het indirecte effect van stikstofdepositie als gevolg van extra verkeer van en naar het plangebied is beschouwd (Beoordeling stikstofdepositie Geestwater te Lisse, Equipe, oktober 2023, zie Bijlage 16 Stikstof). De conclusie luidt dat in zowel de gebruiksfase als de bouwfase van het project sprake is van een depositie van 0,01 mol. In de gebruiksfase is er depositie op Kennemerland-Zuid en in de aanlegfase op Kennemerland-Zuid, Coepelduynen en Meijendel&Berkheide. In verband met deze toename is een ecologische voortoets uitgevoerd om te beoordelen of sprake is van significante negatieve effecten (zie Bijlage 17 Ecologische beoordeling). Dit blijkt niet het geval te zijn.

Natuurnetwerk Nederland

Het plangebied ligt niet binnen de begrenzing van het NNN, inclusief de zogenaamde verbindingszones die verschillende NNN-gebieden kunnen verbinden. De bescherming van gebieden als NNN-gebied is een planologische bescherming die alleen geldt voor ingrepen binnen de gebieden. Externe werking op deze gebieden hoeft niet getoetst te worden. Wel dient te worden bekeken of een project valt onder ¡¥een goede ruimtelijke ordening¡¦. De vraag is daarbij of de locatie wel de beste is voor deze bestemming (ook met het oog op natuurwaarden) en of de gevolgen van het plan het nabijgelegen NNN-gebied niet in betekenende mate aantasten. In het geval van het beschreven project wordt op grond van locatie, aard van het werk en afscherming geen belangrijke invloed verwacht op NNN-gebieden. Er kunnen geen negatieve effecten door de plannen op het NNNgebied optreden. De plannen hoeven verder niet getoetst te worden aan beschermde waarden binnen dit netwerk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0553.BPGeestwater-vax1_0039.png"

Afbeelding 4.10: Ligging plangebied ten opzichte van Natuur Netwerk Nederland (NNN) (in paars weergegeven)

Weidevogelgebieden

Het gebied is niet begrensd als een bijzonder te beschermen weidevogelleefgebied of belangrijk weidevogelgebied.

Kansen voor ecologie

Met behulp van enkele eenvoudige maatregelen kan de natuur in het plangebied versterkt worden en krijgen planten en dieren ook in nieuwe ontwikkelingslocaties de ruimte door groen bouwen en het natuurlijk inrichten van openbare ruimte.

Voor dit plan worden de volgende aanbevelingen gedaan:

  • Het verbreden van wateren rondom planpercelen en de aanleg van natuurvriendelijke oevers;
  • Het plaatsen van vleermuiskasten of geschikt maken of openhouden van spouwmuren van nieuwbouw voor vleermuizen;
  • Het plaatsen van voorzieningen voor Huismussen, Spreeuwen en Gierzwaluwen d.m.v. speciale dakpannen, vogelvides of inmetselstenen;
  • Het plaatsen van zogenaamde 'insectenhotels' aan de muren van de bebouwing, in tuinen of in bestaande of aan te planten groenstructuren;
  • Beplanten en aanleggen van groenstructuren met inheemse soorten zoals meidoorn, Wilde liguster, Klimop en Sleedoorn die insecten, vogels en vlinders kunnen aantrekken. Beplanting kan het beste aaneengesloten worden aangelegd omdat daarmee routes ontstaan voor soorten als Egel, muizen en vleermuizen.

In het kader van de voorbereiding van het VOSP is een rapportage opgesteld waarmee input is verzameld om binnen Geestwater tot een optimale ecologische inrichting, en daarmee tot een robuuste biodiversiteit te komen (Ecologische input voorlopig ontwerp Lisse Geestwater, Buiting Advies, november 2021, zie Bijlage 13 Advies natuur en landschap). De informatie is gebruikt als onderlegger tijdens het ontwerpproces. De bedoeling is dat zo veel mogelijk van de in het rapport beschreven ecologische kansen en aanbevelingen binnen het ontwerp van Geestwater worden geïncorporeerd. Als dat lukt biedt Geestwater niet alleen een prachtige, duurzame woonlocatie, maar ook nieuw habitat aan een grote verscheidenheid van plant- en diersoorten, waardoor Geestwater een belangrijke bijdrage aan het versterken van de biodiversiteit in de omgeving van Lisse levert.

In verband met de uitbreiding van begraafplaats 'Duinhof' in het Keukenhofbos is ter compensatie van het verlies aan natuur- en landschapswaarden van het Keukenhofbos in 2001 een samenwerkingsovereenkomst ondertekend en de projectgroep Ecozone Lisse opgericht. In deze overeenkomst is aangegeven dat de gemeente samen met diverse landeigenaren een ecologische verbindingszone (ecozone) realiseert. Het is een zone die het Keukenhofbos moet verbinden met de Ringsloot en de Poelpolder en uiteindelijk de Ringvaart van de Haarlemmermeerpolder. In de overeenkomst is aangegeven dat de gemeente zorgdraagt voor vastlegging in het bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0553.BPGeestwater-vax1_0040.png"

Afbeelding 4.11 Ligging ecologische verbindingszones

De ecologische corridors bestaan uit een vijftal verschillende inrichtingsbeelden, namelijk 'houtige beplanting', 'natuurvriendelijke oever', 'ruige berm', 'floatlands' en 'faunapassages'. De ecologische corridors zijn aangelegd in 2006/2007 en de aanleg is gerapporteerd in het Eindverslag ecozone Lisse uit 2008. In het plangebied (Dever-Zuid en Geestwater) komen twee inrichtingsbeelden voor, te weten 'ruige berm' en 'houtige beplanting'. In het DOSP is hier verder inhoud aan gegeven. De ecologische zones zijn geborgd in de regels en verbeelding van dit bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0553.BPGeestwater-vax1_0041.png"

Afbeelding 4.12 Ecologische zones in DOSP

Conclusie

Het onderzoeksgebied is in potentie geschikt voor beschermde soorten amfibieen, vogels, grondgebonden zoogdieren en vleermuizen en overige fauna. Uit de quickscan blijkt dat grondgebonden zoogdieren alleen (vrijgestelde)soorten verblijvend aanwezig zijn. Voor deze aangetroffen of verwachte (vrijgestelde) soorten hoeft geen ontheffing te worden aangevraagd als werkzaamheden worden verricht in het kader van ruimtelijke ontwikkeling en inrichting, zoals het getoetste voorlopig stedenbouwkundig plan.

Voor de Rugstreeppad, jaarrond beschermde vogels en vleermuizen (vooral Watervleermuis, dwergvleermuizen, Rosse vleermuis) heeft nader onderzoek plaatsgevonden. Er zijn geen verblijfplaasten van deze soorten zijn niet aangetroffen in het gebied. Het foerageergebied voor vleermuizen binnen het plangebied maakt slechts een klein deel uit van een veel groter foerageer-gebied en is geen 'essentieel' deel van het leefgebied. De vleermuizen kunnen derhalve uitwijken.

Voor alle in het wild levende soorten en hun leefomgeving geldt de zorgplicht. Teneinde de zorgplicht na te leven kan men voorafgaand aan de werkzaamheden een aantal praktische richtlijnen hanteren. Deze zijn in de quick scan opgenomen.

Gezien de aard van de plannen, de reikwijdte daarvan en de locatie van het plangebied ten opzichte van beschermde gebieden is, buiten eventuele indirecte gevolgen door toegenomen stikstofemissie en het kappen van houtopstanden, op voorhand uit te sluiten dat beschermde gebieden onder de Wnb of andere (provinciaal) beschermde of aangewezen gebieden, direct beinvloed worden door de plannen. Er is een ecologische voortoets uitgevoerd ten aanzien van de depositie van stikstof op gevoelige habitattypen in het nabijgelegen Natura 2000-gebied. Hieruit blijkt dat er de stikstoftoename niet leidt tot een significant effect op de instandhouding van de aanwezige habitats.

De ontwikkeling van het plangebied biedt ruime kansen voor de natuur. Met het DOSP is hier invulling aan gegeven. Groene structuren en de beoogde ecologische verbindingszones zijn op de verbeelding en in de regels van het bestemmingsplan opgenomen.

4.8 Externe veiligheid

Wettelijk kader

De regelgeving op het gebied van de externe veiligheid heeft als doel de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Deze regels zijn vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb; buisleidingenbesluit), en het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt).

De regels voor transport en voor buisleidingen kennen dezelfde pijlers en dezelfde systematiek als de regelgeving voor inrichtingen. Het externe veiligheidsbeleid kent twee pijlers:

  • Het plaatsgebonden risico
  • Het groepsrisico

Het plaatsgebonden risico
Dit wordt bepaald op basis van de risicobron en wordt gebruikt om het minimum beschermingsniveau waar de samenleving recht op heeft aan te geven. Dit minimum beschermingsniveau wordt uitgedrukt in een grenswaarde en kan ruimtelijk worden weergegeven als een contour. Het ruimtebeslag van deze contour is veelal beperkt.

Het groepsrisico
Met het groepsrisico wordt aangegeven welk beschermingsniveau ontstaat als mensen (omdat ze wonen, werken, recreëren in de nabije omgeving) en industriële risico's bij elkaar in de buurt komen. Verder dient het groepsrisico om een afweging te kunnen maken over de wenselijkheid van de voorgenomen activiteit (herbestemming, verdichting, etc.) in relatie tot de risicobron. Dit wordt de verantwoordingsplicht genoemd. Het groepsrisico wordt uitgerekend voor het invloedsgebied, en berekent de kans op 10 of meer slachtoffers. Voor het groepsrisico geldt niet een grenswaarde maar een oriëntatiewaarde.

Plangebied

In het kader van de voorbereiding van het bestemmingsplan is een quick scan uitgevoerd inzake de externe veiligheidsaspecten in relatie tot het bouwplan Geestwater te Lisse (Woningbouw Geestwater te Lisse Quickscan externe veiligheid, Peutz, juli 2022, zie Bijlage 18 Quickscan externe veiligheid). In deze quickscan worden de aanwezige risicobronnen in kaart gebracht en worden de eventuele consequenties hiervan beschouwd voor de beoogde woningbouw.

Om de aanwezige risicobronnen te inventariseren is gebruik gemaakt van de Risicokaart zoals opgenomen in de Atlas leefomgeving (www.atlasleefomgeving.nl ). Nabij de projectlocatie zijn geen risicobronnen aanwezig. Op grotere afstand (> 1.800 m) zijn ondergrondse buisleidingen aanwezig. Daarnaast is op grote afstand (> 1.700 m) de snelweg A44 aanwezig waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd.

Naast de bronnen op de Risicokaart is ook het Luchthavenindelingsbesluit Schiphol (LIB) van belang. Het LIB definieert 5 zones waar beperkingen aan de orde (kunnen) zijn voor nieuwe ontwikkelingen in relatie tot Schiphol. In onderstaande afbeelding is de zone weergegeven die grotendeels over het plangebied is gelegen. Het betreft de zogenaamde LIB-5 contour. Binnen deze contour geldt onder andere dat voor gronden die gelegen zijn binnen deze contour in het bestemmingsplan gemotiveerd moet worden op welke wijze rekening is gehouden met de mogelijke gevolgen van een vliegtuigongeval met meerdere slachtoffers als gevolg van ruimtelijke ontwikkelingen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0553.BPGeestwater-vax1_0042.png"

Afbeelding 4.13: LIB-5 contour Schiphol nabij plangebied Geestwater

De woningbouwlocatie betreft het invullen van een braakliggend terrein. Uitgaande van 2,4 personen per woning betreft het een toename van de personendichtheid van 1.080 personen, overigens niet allemaal binnen de LIB5-contour. In de nabijheid bevinden zich geen risicovolle activiteiten met gevaarlijke stoffen waarmee domino-effecten niet aan de orde zijn. Als de planlocatie getroffen wordt door een neerstortend vliegtuig wordt de getroffen bebouwing geheel of gedeeltelijk verwoest. De aanwezige personen kunnen hierdoor (dodelijk) slachtoffer worden. De kans dat een vliegtuig neerstort op een bepaalde locatie rond luchthaven Schiphol is uiteraard zeer klein.

Maatregelen, zelfredzaamheid en bereikbaarheid

Om de kans op een vliegtuigongeval te beperken zijn bronmaatregelen (veiligheidsmaatregelen vliegtuig) het meest effectief. Om de effecten van een vliegtuigongeval te beperken dienen maatregelen getroffen te worden aan de bebouwing. Degelijke maatregelen zijn niet realistisch / redelijkerwijs niet te vergen. In het kader van zelfredzaamheid (het in veiligheid brengen van de aanwezigen) kan worden gesteld dat bij een vliegtuigongeval er geen tijd is en bovendien een gebouw hiervoor geen bescherming biedt. Derhalve kan worden gesteld dat hulpverlening na een vliegtuigongeval erg belangrijk is. Voor deze hulpverlening is een goede bereikbaarheid van de locatie van groot belang.

Het plangebied moet goed bereikbaar zijn voor hulpverlening. Voor het onderhavige plangebied geldt dat het gebied wordt ontsloten vanuit verschillende richtingen (noord, oost en zuid) waarmee de bereikbaarheid als voldoende wordt beschouwd. Er worden ook specifieke brandweerpaden in het plan aangelegd. Gezien het aanwezige water wordt voorts veronderstelt dat voldoende bluswater beschikbaar is.

Conclusie

Uit de quickscan blijkt dat in de nabijheid van de beoogde woningbouwlocatie geen risicobronnen aanwezig zijn. Het plangebied is wel grotendeels gelegen binnen de aanwezige LIB-5 contour van Schiphol. Dit betekent dat rekening gehouden moet worden met een goede bereikbaarheid voor hulpverlening in het plangebied alsook voldoende beschikbaarheid van bluswater. Op basis van het voorliggende planontwerp wordt aan deze aspecten voldaan, waardoor er geen belemmeringen zijn voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

4.9 Archeologie en cultuurhistorie

4.9.1 Archeologie

Toetsingskader

De archeologie is beschermd via de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (2007). Hiermee zijn de uitgangspunten van het Verdrag van Malta in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. In deze wetgeving is de bescherming van het archeologische erfgoed, de inpassing hiervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van het archeologische onderzoek geregeld. In een bestemmingsplan moet rekening worden gehouden met de archeologische resten in de grond. Om te kunnen bepalen op welke wijze de bestemmingsregeling rekening moet houden met de archeologie moet onderzoek, veelal bureauonderzoek, worden gepleegd. De resultaten daarvan worden beschreven in de toelichting van het bestemmingsplan, waarbij wordt aangegeven hoe het bestemmingsplan bij moet dragen aan de bescherming van de archeologie.

Nota Archeologie (2009)

De provincie en gemeenten zijn verantwoordelijk voor het verantwoord beheren van het archeologisch erfgoed. De gemeente Lisse heeft hieraan (samen met de gemeenten Hillegom en Noordwijkerhout) gehoor gegeven door op 16 september 2009 de Nota Archeologie vast te stellen. In deze nota wordt het beleid uiteengezet voor een realistische en duurzame omgang met het archeologisch erfgoed en is de daarbij behorende Archeologische beleidskaart vastgesteld. Per geomorfologische eenheid geldt een hoge tot lage archeologische verwachtingswaarde waarbij voorschriften zijn opgenomen inzake de onderzoeksverplichting.

In 2014 en 2020 is de archeologische waarden- en verwachtingenkaart van Lisse geactualiseerd. Dit is vastgelegd in het rapport: Wink, K. e.t. 2014: Toelichting op de archeologische verwachtings(waarden) kaart en beleidskaart Gemeenten Katwijk, Noordwijk, Noordwijkerhout, Lisse, Teylingen en Hillegom, Weesp (Raap-rapport 2852). Het uitgangspunt voor dit onderzoek wordt gevormd door het wettelijk en beleidsmatig kader voor de ruimtelijke ordening en monumentenzorg. De gemeente is de bevoegde overheid die een besluit zal nemen over hoe om te gaan met de eventueel aanwezige archeologische waarden.

Plangebied

Archeologische verwachtingskaart

Op de archeologische beleidskaart van de gemeente Lisse ligt het plangebied Geestwater in categorie 12. Een archeologische onderbouwing met betrekking tot de eventuele aanwezigheid van archeologische waarden is daarom niet verplicht conform het vigerend beleid. Echter, op basis van een eerder bureauonderzoek en veldwaarnemingen bestaat een hoge verwachting binnen een deel van het plangebied voor archeologische waarden die mogelijk verband houden met de voorganger van het 14e eeuwse Huys Dever (Boogerd, 2018). De voorganger zelf zou mogelijk uit de 13e eeuw stammen. Op basis hiervan heeft de bevoegde overheid (gemeente Lisse) besloten om alsnog archeologisch onderzoek te laten uitvoeren.

Het noordelijk deel van het plangebied ligt in de categorie 8 en 6: zones met een lage, respectievelijk middelhoge verwachting. De middelhoge verwachting is gebaseerd op de strandvlakte afgedekt door verstoven duinzand of kwelderafzettingen in het oosten van het plangebied met een lage verwachting vanaf het neolithicum en een middelhoge verwachting vanaf de late ijzertijd. De lage verwachting in het westen van het plangebied op een strandvlakte met veen en mogelijk duin- en strandwalresten met een lage verwachting vanaf het neolithicum. Langs de westrand van het plangebied ligt een gebied met categorie 1a, bekende archeologische terreinen. Dit gebied valt net buiten het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0553.BPGeestwater-vax1_0043.png"

Afbeelding 4.14: Gemeentelijke verwachtingskaart (detail) met in rood het deelgebied Dever-Zuid. Lichtgroen: ingesloten strandvlakte met veen, mogelijk duin- en strandwalresten (lage verwachting vanaf het neolithicum); bruin: ingesloten strandvlakte afgedekt met verstoven duinzand en/of kwelderafzettingen (lage verwachting vanaf het neolithicum, middelhoge vanaf de late ijzertijd; gele onderbroken lijn: bekend archeologisch terrein. Paars: vrijgeven.

Archeologisch onderzoek

In het kader van de voorbereiding van het bestemmingsplan is archeologisch onderzoek uitgevoerd voor:

afbeelding "i_NL.IMRO.0553.BPGeestwater-vax1_0044.png"

Afbeelding 4.15: Roze deel is het onderzochte deel in Geestwater. De nummers 2 en 3 betreffen het onderzochte deel in Dever-Zuid.

Geestwater: Archeologisch vooronderzoek (RAAP, 2019) en Waarderend proefsleuvenonderzoek (RAAP 2023)

Op basis van de onderzoeksresultaten en de voorgenomen bodemingrepen kan worden geconcludeerd dat in het onderzoeksgebied nog (deels intacte) resten van bakstenen funderingen, mogelijke loopvlak/cultuurlaag en mogelijke gracht(bodem) aanwezig zijn. Deze resten behoren waarschijnlijk toe aan een boerderij met erf uit de 17e eeuw en mogelijk deels aan een kasteel uit de 13e eeuw.

Op basis van de resultaten van dit onderzoek wordt geadviseerd om door middel van een waarderend proefsleuvenonderzoek de omvang, aard, datering en fysieke en inhoudelijke kwaliteit van de vindplaats te bepalen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0553.BPGeestwater-vax1_0045.png"

Afbeelding 4.16: Overzichtskaart archeologische gegevens en geologie uit de directe omgeving van het plangebied. Vierkante gestippelde locatie direct ten oosten van de ringsloot is de locatie waarvoor nader veldonderzoek en proefsleuvenonderzoek is uitgevoerd.

Tijdens het proefsleuvenonderzoek ( zijn in totaal drie putten aangelegd met een totale oppervlakte van 260 m². Tijdens het veldwerk bleek het niet mogelijk om alle werkputten aan te leggen zoals was voorgeschreven in het PvE en het daarin opgenomen puttenplan. Het waterschap (Hoogheemraadschap Rijnland) stelde de volgende eisen, die van invloed waren op het puttenplan:

  • De werkput in het noordwesten (langs de dijk) mocht niet aangelegd worden.
  • Het verlengde van werkput 3 richting de dijk mocht niet aangelegd worden.
  • De werkputten mochten maximaal 60 cm diep (t.o.v. het maaiveld) gaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0553.BPGeestwater-vax1_0046.png"

Afbeelding 4.17 Overzicht van de werkputten en de locatie van de gedocumenteerde profielen

Op basis van bureau- en veldwaarnemingen en het voorgaande inventariserend onderzoek was de kans groot dat in het plangebied nederzettingsresten uit de middeleeuwen-nieuwe tijd aanwezig zouden zijn, met de nadruk op een mogelijke voorganger van Huys Dever.

Deze verwachting kon ten dele worden bevestigd. Er zijn inderdaad nederzettingsresten, erfgerelateerde sporen en sporen van landgebruik aangetroffen uit de nieuwe tijd; echter deze resten zijn niet te relateren aan een voorganger van Huys Dever. De sporen, structuren, vondsten en historische kaarten wijzen erop dat binnen het onderzoeksgebied een 18e-19e-eeuwse agrarische nederzetting aan de zuidoost-oever van de Ringsloot heeft bestaan. Om de boerderij op een stabiele ondergrond te bouwen heeft men het terrein deels opgehoogd met zandige ophogingslagen; bovendien hield men met deze ophoging in tijden van natte seizoenen de voeten droog.

Het vondstmateriaal in de context met grondsporen heeft een hoge informatie- en ensemblewaarde. Om deze goed te kunnen documenteren worden deze verder geanalyseerd en uitgewerkt in de eindrapportage.

Dever-Zuid: Archeologisch vooronderzoek (RAAP, juli 2022)

Op grond van de onderzoeksresultaten kunnen de volgende uitspraken worden gedaan ten aanzien van het deel van het plangebied dat in het bureauonderzoek is onderzocht:

  • In het gehele plangebied worden archeologische resten verwacht uit de tijd van de eerste landbouwers tot de 17e eeuw. Het betreft resten van bewoning op de flank van een strandwal, afgedekt met veen en een laatmiddeleeuws plaggendek van minimaal 50 m dik.
  • Van de 17e eeuw tot heden heeft in het plangebied geen bewoning plaatsgevonden.
  • Bewoning en bebouwing van het vlak ten westen van het plangebied gelegen landgoed/kasteel Huis Dever heeft zich (net) buiten het plangebied afgespeeld. Resten van bewoning worden in het plangebied niet verwacht, maar langs de westelijke rand van het plangebied wel van andere menselijke activiteiten die samenhangen met dit landgoed zoals tuinaanleg en buitengrachten.

Op basis van de resultaten van het onderzoek blijkt dat in het plangebied (mogelijk) archeologische resten bedreigd worden door de voorgenomen bodemingrepen. Indien planaanpassing niet mogelijk is, wordt aanbevolen in het kader van de bestaande planvorming de onderstaande vervolgstap uit het proces van de Archeologische Monumentenzorg (AMZ) te nemen.

Om de gespecificeerde verwachting aan te vullen en te verfijnen wordt een vervolgonderzoek geadviseerd in de vorm van een inventariserend veldonderzoek door middel van een verkennend booronderzoek. Een dergelijk vervolgonderzoek heeft tot doel de opbouw van de ondergrond, de bodemopbouw en/of bodemverstoringen gedetailleerd in kaart te brengen. Aan de hand daarvan kan de in dit bureauonderzoek opgestelde archeologische verwachting worden getoetst en kunnen concrete gegevens worden verzameld over gaafheid en diepteligging van de verwachte archeologische resten.

Conclusie

Met het proefsleuvenonderzoek op de locatie in Geestwater zijn er nederzettingsresten, erfgerelateerde sporen en sporen van landgebruik aangetroffen uit de nieuwe tijd. Het vondstmateriaal in de context met grondsporen heeft een hoge informatie- en ensemblewaarde. Om deze goed te kunnen documenteren worden deze verder geanalyseerd en uitgewerkt in de eindrapportage.

Voor Dever-Zuid zal aanvullend booronderzoek uitgevoerd worden om de opbouw van de ondergrond, de bodemopbouw en/of bodemverstoringen gedetailleerd in kaart te brengen. Op basis hiervan kan bepaald worden in hoeverre vervolgonderzoek met proefsleuven noodzakelijk is.

Op de verbeelding en in de regels is een beschermende regeling opgenomen.

4.9.2 Cultuurhistorie

Kader

Nabij het plangebied ligt het rijksmonument 't Huys Dever, een middeleeuwse donjon. Ter behoud van 't Huys Dever heeft de provincie het gebied rondom de donjon aangeduid als kasteelbiotoop.

De nog zichtbare kasteelterreinen in de provincie zijn van grote betekenis voor de cultuurhistorie van Zuid-Holland. Ook vormen ze veelal - met hun groene karakter - rustruimten in het stedelijk gebied. Om er voor te zorgen dat dit unieke culturele erfgoed niet verloren gaat, heeft de provincie een zogeheten 'kasteelbiotoop' ingesteld. De kasteelbiotoop bestaat uit het kasteel/kasteelterrein zelf (ruïne, muurrestanten, een of meer bijgebouwen, omgracht terrein en dergelijke), het zogenoemde het blikveld (de benodigde ruimte om het kasteel/kasteelterrein te kunnen ervaren) en de hoofdlijnen van de oorspronkelijke landschappelijke context. Het provinciaal belang van de kasteelbiotoop is geborgd aan de hand van de 'landgoed- en kasteelbiotoop' in de provinciale Omgevingsverordening.

In de Omgevingsverordening Zuid-Holland is in Artikel 6.26 (Bescherming landgoed- en kasteelbiotoop) bepaald dat een bestemmingsplan voor gronden binnen een kasteelbiotoop kan voorzien in een nieuwe ruimtelijke ordening voor zover:

  • 1. geen aantasting plaatsvindt van de waarden van de kasteelbiotoop, of
  • 2. de ontwikkeling is gericht op verbetering en versterking van de waarden van de kasteelbiotoop.

Met andere woorden, het plangebied moet in ieder geval voldoen aan één van de twee hiervoor gestelde voorwaarden.

In het bestemmingsplan moet gemotiveerd worden wat het effect van de ontwikkeling is op de kasteelbiotoop. Naast de analyse van de cultuurhistorische kwaliteiten en waarden dient ingegaan te worden op de wijze waarop de kenmerken en waarden van de kasteelbiotoop beschermd of versterkt worden. Het gaat in ieder geval om de volgende kenmerken en waarden:

  • De buitenplaats, bestaande uit het hoofdhuis met bijgebouwen en het bijbehorende park of tuin, of het kasteel of kasteelterrein in de vorm van ruïne, muurrestanten, één of meer bijgebouwen, omgracht terrein, alsmede de functionele en visuele relaties tussen de verschillende onderdelen.
  • De basisstructuur waaraan het landgoed of de kasteellocatie bewust direct is gekoppeld: een weg, een waterloop, of beide of in geval van een buitenplaats ook indirect door middel van zichtlijnen.
  • Het blikveld: de vrije ruimte die nodig is om de historische buitenplaats of het kasteel in het landschap te herkennen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0553.BPGeestwater-vax1_0047.png"

Afbeelding 4.18 Uitsnede Omgevingsverordening met de kasteelbiotoop (in zwart)

Plangebied

Het rijksmonument 't Huys Dever ligt op circa 100 meter van het plangebied.

Cultuurhistorische waarde

In de cultuurhistorische atlas van de provincie wordt 't Huys Dever als volgt omschreven:

'Woontoren met voorburcht uit de 14de eeuw, die in de 17e eeuw werd uitgebreid met een groot voorhuis. In de 19e eeuw in verval geraakt. In de jaren '70 van de vorige eeuw is de ruïne gerestaureerd, de gracht is gereconstrueerd. Huis Dever ligt nu aan de rand van een industrieterrein, omgeven door moestuinen en grienden.

Het kasteel(restant) / kasteelterrein bestaat uit een gerestaureerde donjon, gedeeltelijk gerestaureerde voorburcht en gereconstrueerde omgrachting. Het kasteel is via een laantje verbonden met de Heereweg. De oorspronkelijke verkaveling is gewijzigd. Enkele fragmenten van kavelgrenzen in de onmiddellijke omgeving van het kasteel zijn nog aanwezig. Er zijn geen restanten aanwezig uit de buitenplaatsperiode (17e - 19e eeuw) toen er een groot herenhuis bij de donjon stond. Het blikveld bestaat uit een open, groen, agrarisch gebied rond het kasteelterrein.
In de omgeving van het kasteelterrein is vrij recent aan de noord- en oostzijde bedrijfsbebouwing verrezen dan wel uitgebreid. Daardoor is de landschappelijke context gewijzigd. De Deversloot, de verbinding tussen de gracht en de Lisser Poel is verdwenen.'

Aanleg ontsluitingsweg

De buitenplaats met bijgebouwen wordt begrensd door een gracht (zie afbeelding 4.19). Tussen de buitenplaats en het bestaande bedrijventerrein Dever ligt een agrarisch perceel. De buitenplaats zelf wordt niet aangetast door de ontwikkeling van Geestwater.

afbeelding "i_NL.IMRO.0553.BPGeestwater-vax1_0048.png"

Afbeelding 4.19: Bestaande situatie 't Huys Dever en agrarisch perceel

Het plangebied heeft nu ter plaatse van de kasteelbiotoop de bestemming Agrarisch. Feitelijk zijn het graslanden zonder bebouwing. Het overlappende gedeelte van het plangebied dat zich binnen de kasteelbiotoop 't Huys Dever bevindt wordt bestemd als 'Groen', 'Verkeer' en 'Water'. Hier zal een van de ontsluitingswegen van Geestwater aangelegd worden. Deze ontsluitingsweg wordt zo dicht mogelijk bij het bedrijventerrein gerealiseerd. Met de komst van de ontsluitingsweg blijft het gebied vrij van bebouwing en blijft het open blikveld intact.

afbeelding "i_NL.IMRO.0553.BPGeestwater-vax1_0049.png"

Afbeelding 4.20 Nieuwe ontsluitingsweg Geestwater / Dever-Zuid vanaf Vennestraat

afbeelding "i_NL.IMRO.0553.BPGeestwater-vax1_0050.jpg"

Afbeelding 4.21 Impressie nieuwe ontsluitingsweg

Het deel van het agrarisch perceel dat voor het ontwikkelen van het plangebied niet nodig is, is verkocht aan een stichting die 't Huys Dever optimaal tot zijn recht wil laten komen (en gelieerd is aan 't Huys Dever). De stichting zal het in eigendom verkregen perceel toevoegen aan het grondgebied van “landgoed Dever”.

Masterplan 't Huys Dever

De stichting heeft in 2001 door bureau Bosch en Slabbers, tuin- en landschapsarchitecten, een visie laten ontwikkelen voor 't Huys Dever en zijn directe omgeving. Aanleiding hiervoor was de aanleg van de Vennestraat tussen bedrijventerrein Dever en 't Huys Dever. Doel van dit Masterplan is om alle betrokkenen te laten zien op welke wijze 't Huys Dever met zijn directe omgeving beschermd kan worden tegen de oprukkende verstedelijking.

De belangrijkste onderdelen van het Masterplan: De Vennestraat zal aan de Dever-zijde over de volle lengte voorzien van een dubbele rij lindebomen met een fiets- en wandelpad. Tussen de weg en rij bomen een lage beukenhaag. De bomenrijen vormen rondom de Ridderhofstad een zogenaamde mantel. Een sloot vormt de werkelijke afscheiding.

Naar de oostzijde dient het open grasveld te blijven met een afsluiting naar de industrie zowel in de hoogte door middel van bomen alsook op laag niveau door middel van struiken. Wellicht is het mogelijk hier een fiets- en wandelpad naar Ringsloot en Poelpolder te realiseren. Achter 't Huys Dever is een hoogstamboomgaard en een kruiden- en moestuin gepland. De boerderij wil men behouden als zelfstandig bedrijf of mogelijk als een onderdeel van 't Huys Dever.

De zuidzijde dient open te blijven met tussen de gras- en bollenvelden langs de sloot een dubbele rij lindebomen die van de Heereweg richting Poelpolder loopt. Deze bomenrij vormt de mantel aan de zuidzijde. De zieke lepenbomen langs het Dever-laantje vervangen door eiken en door laten lopen tot aan de sloot voor de boerderij.

De westzijde dient open te blijven met lage beukenhagen ter afscheiding zoals dat ook bij de oudere bollengronden nog bestaat. Het zicht op 't Huys Dever vanaf de Heereweg blijft hierdoor behouden. De bestaande wilgenbomen aan de Heereweg vormen het sluitstuk van de mantel rond Dever. Bij vervanging zal men aan linden dienen te denken.

Beleid gemeente

Zoals is aangegeven in de Omgevingsvisie Lisse 2040 zet de gemeente in op het verbeteren van het recreatieve netwerk en bieden van ruimte aan initiatieven die inspelen op de recreatieve waarde van de gemeente. Zo kan de recreatieve beleving van landschap en natuur worden vergroot. In dat kader is recent de wandelroute en wandelbrug bij 't Huys Dever gerealiseerd.

In lijn met de toekomstvisie van de gemeente Lisse zal in de toekomstige situatie een goede wandelverbinding vanuit Geestwater (en de bestaande wandelroute langs Ringsloot) naar 't Huys Dever aangelegd worden. Hierdoor wordt de cultuurhistorische waarde verbeterd.

Met betrekking tot de kenmerken en waarden van de kasteelbiotoop geldt dat de buitenplaats, de basisstructuur en het blikveld van 't Huys Dever niet aangetast worden door de ontwikkelingen in het plangebied.

Conclusie

De ontwikkeling leidt niet tot aantasting van de cultuurhistorische waarden. Het rijksmonument 't Huys Dever met buitenplaats ligt op ruime afstand van het plangebied. De aanleg van de ontsluitingsweg leidt niet tot aantasting van het open blikveld rond 't Huys Dever.

4.10 Water

Toetsingskader

Bij ruimtelijke planvorming dient de initiatiefnemer in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder in het kader van de zogenaamde watertoets. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Hoogheemraadschap van Rijnland, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer.

Bij het tot stand komen van het bestemmingsplan wordt overleg gevoerd met de waterbeheerder over deze waterparagraaf.

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap en de gemeente nader wordt behandeld.

Europees en Rijksbeleid

Kaderrichtlijn Water (KRW)

De Kaderrichtlijn Water is opgesteld om de waterkwaliteit in Europa te verbeteren. De richtlijn is sinds 2000 van kracht. In de richtlijn staan afspraken die ervoor moeten zorgen dat uiterlijk in 2027 het water in alle Europese landen voldoende schoon en gezond is.

Het Nationaal Water programma 2022-2027 (NWP)

Het Nationaal Water Programma 2022–2027 geeft een overzicht van de ontwikkelingen binnen het waterdomein en legt nieuw ontwikkeld beleid vast. We werken aan schoon, veilig en voldoende water dat klimaatadaptief en toekomstbestendig is. Ook is er aandacht voor de raakvlakken van water met andere sectoren.

Waterbeleid voor de 21ste eeuw (WB21)

In september 2000 heeft de commissie Waterbeheer 21e eeuw advies uitgebracht over het toekomstigwaterbeheer in Nederland. Belangrijk onderdeel van WB21 is het uitgangspunt van ruimte voor water. Er mag geen afwenteling plaatsvinden. Berging moet binnen het stroomgebied plaatsvinden. Dit betekent onder andere het aanwijzen en in stand houden van waterbergingsgebieden. Daarnaast wordt verdrogingbestreden en worden watertekorten verminderd.

Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW)

In het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) is het kabinetsstandpunt over het waterbeleid in de 21e eeuw vastgelegd. De hoofddoelstellingen zijn: het waarborgen van het veiligheidsniveau bij overstromingen en het verminderen van wateroverlast. Daarbij wordt de voorkeur gegeven aan ruimtelijke maatregelen boven technische maatregelen.

In het NBW is ook de watertoets als procesinstrument opgenomen. De watertoets is het proces vanvroegtijdig informeren, adviseren en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van dit instrument is waarborgen dat de waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet in beschouwing worden genomen als het gaat om waterhuishoudkundige relevante ruimtelijke plannen en besluiten. Uitvoering van de watertoets betekent in feite dat de gemeente en het waterschap samenwerken bij het uitwerken van ruimtelijke plannen, zodat problemen (bijvoorbeeld wateroverlast of verdroging) in het gebied zelf en de omgeving worden voorkomen. De watertoets is sinds 2003 verankerd in de wetgeving en hiermee verplicht voor alle ruimtelijke plannen en besluiten.

Waterwet, Rijksoverheid, 2021

De Waterwet regelt het beheer van de waterkeringen, het oppervlaktewater en het grondwater, verbetert de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening en zorgt voor een eenduidige bestuurlijke procedure en daarbij behorende rechtsbescherming voor besluiten. De Waterwet dient als paraplu om de Kaderrichtlijn Water (KRW) te implementeren en geeft ruimte voor implementatie van toekomstige Europese richtlijnen.

Provinciaal

Regionaal Waterprogramma Zuid-Holland 2022-2027

Provinciale Staten hebben het regionaal waterprogramma Zuid-Holland 2022-2027 vastgesteld. In ditprogramma beschrijft de provincie Zuid-Holland haar waterbeleid. Hierin staat hoe de provincie samen met haar partners werken aan een regionaal watersysteem dat bijdraagt aan een gezond, veilig, aantrekkelijk, concurrerend en bereikbaar Zuid-Holland.

Er zijn diverse Europese richtlijnen rondom water, zoals de Kaderrichtlijn Water, de Grondwaterrichtlijn, de Richtlijn Overstromingsrisico's en de Zwemwaterrichtlijn. In de Waterwet is bepaald wat de provincie moet doen om uitvoering te geven aan deze richtlijnen. Dit staat dus in het regionaal waterprogramma van de provincie.

De provincie Zuid-Holland gaat in het regionaal waterprogramma - naast deze verplichte onderwerpen – ook in op onderwerpen zoals zoetwatervoorziening, waterrecreatie, vaarwegen en wateroverlast. Op deze manier komt al provinciaal beleid dat te maken heeft met water samen in 1 document. Dit geeft een helder beeld van de aanpak van de provincie en laat de samenhang tussen de verschillende onderwerpen duidelijk zien. Provinciale Staten waren onder de indruk hiervan en hebben het regionaal waterprogramma unaniem vastgesteld.

Bij de uitwerking van het regionaal waterprogramma is intensief samengewerkt met een groot aantalbelanghebbende partijen, waaronder de 7 Zuid-Hollandse waterschappen, drinkwaterbedrijven,omgevingsdiensten en gemeenten. Daarnaast hebben 23 partijen een zienswijze ingediend op het ontwerpregionaal waterprogramma. Het regionaal waterprogramma wordt iedere 6 jaar geactualiseerd en als het nodig is vaker.

Waterschapsbeleid

Waterbeheerplan Hoogheemraadschap van Rijnland
Het Hoogheemraadschap van Rijnland is in het plangebied het bevoegd gezag voor het beheer van waterkeringen, oppervlaktewater en (ondiep) grondwater. De drie hoofddoelen van dit beheer zijn veiligheid tegen overstromingen, voldoende water en gezond water.

Wat betreft veiligheid is cruciaal dat de waterkeringen voldoende hoog en stevig zijn én blijven en dat rekening wordt gehouden met mogelijk toekomstige dijkverbeteringen. Wat betreft voldoende water gaat het erom het complete watersysteem goed in te richten en te beheren. Daarbij wil Rijnland dat watergangen en kunstwerken zoals gemalen op orde en toekomstvast worden gemaakt, rekening houdend met klimaatverandering.

Rijnlands taken en bevoegdheden op het gebied van gezond water betreffen het zuiveren van afvalwater en het reguleren van lozingen op oppervlaktewater. Europese regelgeving (de Kaderrichtlijn Water) is hierbij kaderstellend. Het voorkómen van verontreiniging en een goede inrichting van oppervlaktewateren dragen in belangrijke mate bij aan gezond water. Met het oog op het zuiveren van afvalwater beheert Rijnland rioolgemalen, persleidingen en zuiveringsinstallaties.

Aan de hand van het Waterbeheerplan werkt Rijnland aan zijn ambities. In het proces van ruimtelijke planvorming heeft Rijnland een adviserende rol. In de uitvoerings- en beheersfase van ruimtelijke plannen heeft Rijnland een regelgevende rol.

Omgevingsverordening Zuid-Holland 

De Omgevingsverordening Zuid-Holland van de Provincie stelt regels aan gemeentelijke bestemmingsplannen. Een daarvan is het aspect water waarin de provinciale belangen op het gebied van waterveiligheid, kustfundament, de primaire waterkeringen en de regionale waterkeringen zijn vastgelegd. Deze waarden zijn in de Omgevingsverordening Zuid-Holland vastgelegd en liggen tevens in Lisse. In deze verordening is regelgeving opgenomen voor de regionale en primaire waterkeringen. In bestemmingsplan dienen de randvoorwaarden opgenomen te worden die een onbelemmerde werking, instandhouding en het onderhoud van de primaire en regionale waterkeringen mogelijk maken. Dit geldt voor de beschermingszone en de kernzone die hoort bij de waterkeringen zoals opgenomen in de vastgestelde leggers van de waterschappen.

Watertoets

De watertoets komt voort uit het advies van de Commissie Waterbeheer 21e eeuw en het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW, 2003; NBW-actueel, 2008). De toets berust op twee uitgangspunten:

  • 1. 'Standstill'-beginsel - negatieve effecten van ruimtelijke ontwikkelingen op het watersysteem worden voorkomen;
  • 2. verbetering - in ruimtelijke ontwikkelingen worden de kansen die zich voordoen om bestaande knelpunten in het watersysteem te helpen oplossen, benut.

Bij een bestemmingsplan en een omgevingsvergunning met ruimtelijke onderbouwing is de watertoets een wettelijke verplichting. In de volgende paragraaf worden de onderwerpen benoemd en de handreiking toegelicht. De actuele versie van de handreiking watertoets voor gemeenten is te vinden op de website van het Hoogheemraadschap van Rijnland.

Keur en Legger

Alle handelingen of werkzaamheden in de nabijheid van watergangen en waterschapswegen vallen onder de regels van de Keur. In deze verordening van het Hoogheemraadschap van Rijnland zijn gebods- en verbodsbepalingen opgenomen om de waterstaatsbelangen veilig te stellen. In de meeste gevallen zal een vergunning moeten worden verleend door het Hoogheemraadschap. De Legger Wateren is een register waarin functie, afmetingen en onderhoudsplichtigen van wateren (zoals sloten en vaarten), waterbergingen en natuurvriendelijke oevers vastgelegd zijn. Ook geeft de legger de ligging van wateren, waterbergingen en natuurvriendelijke oevers aan, zodat duidelijk is waarop de Keur van toepassing is.

Gemeentelijk beleid

Het Waterplan Lisse (2008-2012)

Deze heeft als doel om het waterbeleid binnen de gemeente en tussen de waterpartners, gemeente en Hoogheemraadschap, op elkaar af te stemmen. Het waterplan bevat de gezamenlijke visie van de waterpartners op het gewenste waterbeheer. Het waterplan gaat vooral in op de stedelijke omgeving van de gemeente en daar waar interactie is met het landelijk gebied, is dat ook meegenomen. Naast het beleid is in het waterplan ook een pakket aan maatregelen opgenomen waarmee een concrete verbetering van het waterbeheer in Lisse wordt bereikt. Het waterplan is een integraal plan. De uitdrukking 'integraal' heeft hierbij twee betekenissen. Enerzijds als samenhangend beleid op het gebied van oppervlaktewater, grondwater en riolering, zowel wat betreft waterkwantiteit als kwaliteit. Anderzijds als afstemming voor bij het water betrokken functies, zoals (natte) natuur, ruimtelijke ordening, recreatie en leefomgeving.

In het licht van klimaatverandering moet onder meer rekening gehouden worden met meer hevige regenbuien, perioden van droogte en hitte en mogelijke overstromingen / wateroverlast. Langdurige droogte, verzilting en bodemdaling kunnen negatieve effecten hebben voor de vegetatie (bollenteelt, natuur, landbouw en openbaar gebied), de drinkwatervoorziening en de bebouwing. Aandachtspunt is het beschikken over voldoende groen en open water om deze verschijnselen het hoofd te bieden.

Het verhard oppervlak is aan de hoge kant in de gemeente en een punt van aandacht. Vooral de hoge mate van verstening in en rond het centrum vormt een uitdaging in het kader van klimaatadaptatie. Verschillende delen van Lisse hebben te maken met wateroverlast en ook op het gebied van hittestress (hitte-eilandeffect) zijn er verschillende risicolocaties. De verwachting is dat deze effecten als gevolg van klimaatverandering in de toekomst vaker gaan voorkomen.

Een ander aandachtspunt in relatie tot klimaatverandering zijn droogte en bodemdaling. Door droge zomers daalt de grondwaterstand. De klei- en veengronden die aanwezig zijn in de ondergrond van Lisse klinken onomkeerbaar in bij verdroging. En het bollengebied is bovendien gevoelig voor droogte, evenals het stedelijk gebied. Deze zaken kunnen leiden tot (economische) schade voor landbouw en gebouwen en tot achteruitgang van de biodiversiteit. Aan de andere kant vereisen bollengronden juist een lage grondwaterstand en het langer vasthouden van water om verdroging tegen te gaan kan betekenen dat gronden tijdelijk onbruikbaar worden voor bollenteelt.

Specifieke aandachtspunten zijn daarnaast de kwaliteit en kwantiteit van het water. De nadruk ligt onder andere op het voorkomen en verminderen van vervuiling van het oppervlaktewater en het ecologisch inrichten van oevers. Op het gebied van klimaatadaptatie is inmiddels ook een klimaatstresstest uitgevoerd, waarin de belangrijkste risico's en aandachtspunten in kaart zijn gebracht.

In verband met de inrichting van groen en water is ook de relatief lage biodiversiteit een aandachtspunt. In het bebouwd gebied is het relatief lage aandeel groen hier een belangrijke oorzaak van. In het buitengebied komt het vooral door het steeds intensiever worden van de landbouw (waaronder de bollenteelt). Het vergroten van de biodiversiteit vraagt maatregelen op het gebied van openbaar groen en natuurinclusief bouwen. Ook andere (f) actoren spelen hierbij een rol, zoals de stikstofdepositie maar ook de mate waarin onder meer de bollensector en het waterschap natuurinclusieve en klimaatadaptieve maatregelen nemen.

In de ondergrond liggen belangrijke pijlers voor de volksgezondheid; schoon drinkwater, rioolwaterbehandeling en veilige recirculatie in de leefomgeving. De infrastructuur voor deze primaire levensbehoeften zal als vanzelfsprekend adaptief meegroeien in de huidige trends van weersveranderingen en de opbouw van een cyclische samenleving.

Integraal Waterketenplan Bollenstreek 2022

Uit de wettelijke zorgplichten voor afvalwater, hemelwater en grondwater komen de gemeentelijke watertaken voort. Deze hangen inhoudelijk sterk samen met de zorgplichten voor het zuiveren van afvalwater en voor het regionaal watersysteem van de waterbeheerder (Hoogheemraadschap van Rijnland). De zorgplicht voor afvalwater omvat het inzamelen en transporteren van afvalwater door de gemeente en het zuiveren van het afvalwater door het hoogheemraadschap. De zorgplicht voor hemelwater betreft verwerken van hemelwater dat op openbaar terrein valt en het inzamelen van overtollig hemelwater dan de perceeleigenaar niet zelf kan verwerken. De zorgplicht voor grondwater behelst het in bebouwd gebied zoveel mogelijk voorkomen van structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming. De gemeenten Katwijk, Noordwijk en Lisse hebben samen met het Hoogheemraadschap van Rijnland hiertoe voor de Bollenstreek het Integraal Waterketenplan (iWKp 2022) opgesteld en vastgesteld. Als planvorm vervangt dit het gemeentelijk rioleringsplan van de gemeenten en het basiszuiveringsplan van het hoogheemraadschap voor de afvalwaterzuiveringen Noordwijk, Katwijk en Lisse. Het gemeenschappelijk beleid voor de waterketen in de Bollenstreek is in het iWKp verwoord in drie thema's:

  • 1. Volksgezondheid: bijdrage van de waterketen aan de volksgezondheid door productie en transport van drinkwater, omgang met vrijkomend stedelijk afvalwater door gemeenten en uiteindelijk de verwerking van afvalwater in de zuivering.
  • 2. Droge voeten (en Droogtebestrijding): bijdrage van de waterketen in een klimaatbestendige omgeving aan de stedelijke waterbalans via aan de ene kant het omgaan met overtollig water én aan de andere kant het voorkomen van droogte.
  • 3. Leefomgeving en milieu: bijdrage van onze samenleving en de waterketen aan en invloed op de leefomgeving; vooral het verminderen van de negatieve effecten.

Het iWKp beschrijft de per gemeente de doelen, eisen, maatstaven en meetmethoden die samenhangen met de invulling van de zorgplichten. Zo geldt voor wateroverlast de eis voor nieuwe ontwikkelingen dat de afwikkeling van hemelwater over maaiveld of via riolering niet mag leiden tot water op straat bij een neerslaggebeurtenis met een herhalingstijd van eens per 5 jaar. Hemelwater mag bij een neerslaggebeurtenis van eens per 10 jaar niet via maaiveld afstromen naar particuliere percelen of woningen instromen.

LIOR

De gemeente Lisse stelt binnen en op basis van de kaders van het gemeentelijk beleid via de Leidraad Inrichting Openbare Ruimte (LIOR) concrete eisen aan de wijze waarop de openbare ruimte wordt ingericht.

De Blauwe Lens

Door het Hoogheemraadschap van Rijnland worden de verschillende opgaven op het gebied van water onderkend. In 'De Blauwe Lens: toekomstperspectieven voor een klimaatbestendige ruimtelijke inrichting' schetst het hoogheemraadschap toekomstperspectieven voor een klimaatbestendige ruimtelijke inrichting, waarbij vooruitgeblikt wordt naar 2200 en de verschillende scenario's over de opwarming van de aarde en de zeespiegelstijging. Uit de drie toekomstperspectieven die naar aanleiding daarvan worden geschetst blijkt dat op langere termijn het watersysteem steeds meer leidend wordt voor andere opgaven. Wegzakkende grondwaterstanden en de gevolgen van een opwarmend klimaat kunnen steeds moeilijker met technologische oplossingen worden gemitigeerd. Het hoogheemraadschap stelt daarom dat de omgeving zich steeds meer zal moeten gaan voegen naar de randvoorwaarden voortkomend vanuit het watersysteem. De Blauwe Lens wordt nader toegespitst in subregionale uitwerkingen en voor een deel vastgelegd in het Waterbeheerprogramma 6 (WBP6).

Onderzoek

In het kader van de voorgenomen ontwikkeling in het plangebied heeft Arcadis in 2022 een waterhuishoudkundig plan opgesteld (zie Bijlage 22).

Een concept van het waterhuishoudkundig plan is voorgelegd aan- en afgestemd met het Hoogheemraadschap Rijnland. Op basis daarvan is het rapport aangepast en aangevuld. In deze waterparagraaf worden de belangrijkste aspecten beknopt samengevat.

Huidige situatie watersysteem

Het plangebied is op te delen in twee deelgebieden, Dever-Zuid in het noorden en Geestwater in het zuiden. Het plangebied heeft een totaal oppervlak van 21,3 ha. Het deelgebied Dever-Zuid ligt in de Zemelpolder en het deelgebied Geestwater ligt in de Lisserpoelpolder. De Ringsloot stroomt door het plangebied heen en scheidt de twee deelgebieden van elkaar. De Ringsloot is aangesloten op het boezempeil van het hoogheemraadschap en wordt gebruikt voor de afwatering van de naastgelegen boezemgronden (veelal gebruikt als bollengrond) en voor de aanvoer van water in perioden van watertekort. Deze heeft een zomerpeil van NAP -0,61 m en winterpeil van NAP -0,64 m. De grondwaterstanden in Geestwater en Dever-Zuid worden bepaald door de waterpeilen van de sloten en door de balans tussen neerslag en afvoer. In beperkte mate speelt kwel en infiltratie een rol voor de grondwaterstanden. In de huidige situatie staat zowel in de Geestwater als Dever-Zuid de fysisch-chemische waterkwaliteit onder druk vanwege het inlaten van, en doorspoelen met, zogeheten 'bollenwater' vanuit de Ringsloot. Daar bovenop komt ook de impact vanuit andere bronnen in de polder zelf, zoals overstorten in het stedelijk gebied. De primaire oppervlaktewaterlichamen in beide deelgebieden worden door Hoogheemraadschap Rijnland beheerd- en onderhouden. De overige oppervlaktewaterlichamen in beide deelgebieden worden door de aanliggende eigenaren van het land onderhouden. In de huidige situatie zijn dat de agrarische perceeleigenaren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0553.BPGeestwater-vax1_0051.png"

Afbeelding 4.22 Dever-Zuid en Geestwater

Dever Zuid

Dever-Zuid ligt relatief hoger dan Geestwater en betreft nu een poldergebied. Het oppervlak betreft circa 3,8 ha en de bodem bestaat uit een laag zand op dikkere lagen veen en klei. Dever-Zuid ligt in twee peilgebieden en één hoogwatervoorziening. Voor het grootste gedeelte ligt het in peilvak OR-1.08.2.2. met een zomerpeil van NAP -1.22 m en een winterpeil van NAP -1,32 m. Het overige deel van Dever-Zuid ligt in peilvak OR-1.08.2.1, welke een vast peil heeft van NAP -1,32 m. De hoogwatervoorziening heeft een vigerend zomerpeil van NAP -1,02 m en een winterpeil van NAP -1,32. In de huidige situatie wordt er water via een inlaat vanuit de Ringsloot in het oosten van het plangebied binnengelaten. Deze watergang is een overige watergang. Deze watert via een aantal primaire watergangen af naar het gemaal dat zich aan de noordzijde van deze polder bevindt.

Geestwater

Geestwater ligt relatief laag in het landschap en betreft nu een poldergebied waar de grond veelal voor de bollenteelt wordt gebruikt. Het oppervlak bedraagt circa 17,5 ha en de bodem bestaat uit een laag kleiig zand op een dikke laag klei. Geestwater in het peilvak OR-3.34.1.2 binnen de Lisserpoelpolder. In Geestwater wordt een zomerpeil van -3.82 m NAP en een winterpeil van -3.92 m NAP gehanteerd. In het zuidoosten van Geestwater liggen twee hoogwatervoorzieningen OR-3.34.HW16 en OR-3.34.HW17 waar afwijkende praktijkpeilen worden gehandhaafd. In Geestwater wateren een aantal overige watergangen af op de primaire watergang die naar het zuiden afwatert. De aanvoer van water in Geestwater komt van de primaire watergang in peilvak HW04 welke op zijn beurt gevoed wordt door de Ringsloot.

Een overzicht van de huidige waterlopen en streefpeilen in en rondom het plangebied volgens de vigerende legger is opgenomen in onderstaande afbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0553.BPGeestwater-vax1_0052.png"

Afbeelding 4.23: Overzicht oppervlaktewatersysteem en praktijkpeilen huidige situatie. Rode pijlen geven aan waar het water het plangebied in komt. Zwarte pijlen geven aan waar het water het plangebied uit gaat.

Waterveiligheid

Binnen het plangebied is een waterkering aanwezig. Deze waterkering rondom de Ringsloot betreft een regionale kering met een kernzone en beschermingszone. Bij bouwen binnen deze zone gelden specifieke eisen en vergunningsvoorwaarden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0553.BPGeestwater-vax1_0053.png"

Afbeelding 4.24 Overzicht regionale waterkering Lisserpoelpolder

Waterkwaliteit

In de huidige situatie staat zowel in de Geestwater als Dever-Zuid de fysisch-chemische waterkwaliteit onder druk vanwege het inlaten van, en doorspoelen met, zogeheten 'bollenwater' vanuit de Ringsloot. Daar bovenop komt ook de impact vanuit andere bronnen in de polder zelf, zoals overstorten in het stedelijk gebied.  

Toekomstige situatie watersysteem

Het plangebied wordt herontwikkeld voor wonen, waarin de ontwikkeling van duurzaam gebouwde woningen is voorzien. De rest van het plangebied zal bestaan uit groen en water. Een van de onderdelen van de ontwikkeling is het realiseren van en robuust en beheersbaar watersysteem.

Waterkwantiteit

In de toekomstige situatie zal de waterhuishouding dusdanig veranderen dat er een aantal nieuwe kunstwerken worden aangelegd, de peilen wijzigen, de peilvakgrenzen wijzigen en er zullen watergangen gedempt- en gegraven worden. Deze maatregelen worden in Dever-Zuid voornamelijk genomen om de watergangen te voorzien van doorstroming vanuit de Ringsloot naar het gemaal in het noorden. In Geestwater wordt dit gedaan om het gebied op peil te houden en deze te voorzien van water vanuit de omliggende peilgebieden en dit water te verspreiden door uitlaten te realiseren op verschillende plekken in Geestwater. Het nieuwe watersysteem in beide deelgebieden wordt aaneengesloten ingericht zodat er geen doodlopende waterlopen zijn. Een uitgebreide toelichting van het toekomstige watersysteem in beide deelgebieden is te vinden in Bijlage 22.

afbeelding "i_NL.IMRO.0553.BPGeestwater-vax1_0054.png"

Afbeelding 4.25 Toekomstig watersysteem

Waterstructuur Dever-Zuid

De waterkering van de Ringsloot aan de hoge zijde (Zemelpolder) wordt verlegd naar de nieuwe straat ten noorden van de te-bouwen woningen. In Dever-Zuid wijzigen de grenzen van de huidige peilgebieden waardoor ook de waterbergende functie van dit deel van de Zemelpolder verplaatst moet worden. De daadwerkelijke peilen van deze bestaande peilgebieden blijven gehandhaafd. In de toekomstige situatie wordt Dever-Zuid opgedeeld in drie deelgebieden waarbij een deel op polderpeil blijft, een deel op het praktijkpeil van HW04 blijft en het andere deel in de boezem komt te liggen. Hierbij wijzigen dus de grenzen van deze bestaande peilvakken en zullen er een aantal huidige kunstwerken verwijdert- en gerealiseerd moeten worden. Het hemelwater dat valt op de verharde- en onverharde oppervlakken in alle individuele peilvakken zal afwateren op de watergangen binnen hetzelfde peilvak waardoor afwenteling voorkomen wordt.

Waterstructuur Geestwater

In Geestwater wordt een flexibel peilbeheer ingevoerd waarbij het peil wordt verhoogd met een streefpeil van NAP -3,77 m waarbij uitzakking van 10 cm toegestaan en een kortstondige stijging van 15 cm. In de toekomstige situatie wordt Geestwater een eigen peilvak waarbij de grenzen van het toekomstige peilvak van Geestwater worden verbreed in het oosten tot aan de Ruishornlaan en de bestaande watergang langs de Ruishornlaan getrokken. De 2e Poellaan vormt de nieuwe grens tussen Geestwater en het zuidelijke deel van het huidige peilvak OR-3.34.1.2. Om dit te realiseren worden er verschillende kunstwerken aangelegd om water op verschillende manieren in- en uit het plangebied te laten. Deze kunstwerken zijn in Bijlage 22 nader beschreven. Het hemelwater dat valt op het openbare verharde- en onverharde oppervlak in Geestwater watert af op de nieuw te graven vijver binnen het peilvak waardoor afwenteling voorkomen wordt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0553.BPGeestwater-vax1_0055.png"

Afbeelding 4.26 Toekomstig landgebruik Dever-Zuid en Geestwater en de benodigde kunstwerken

Hoogwatervoorzieningen

Een deel van de bestaande hoogwatervoorzieningen blijven gehandhaafd. Door de ontwikkeling van deelgebieden Geestwater en Dever-Zuid zijn aanpassingen nodig aan de aan- en afvoeren de kunstwerken om deze functioneel te kunnen handhaven.

  • OR-1.08.HW03 't Huys Dever in Dever-Zuid blijft gehandhaafd en er verandert niks in de toekomstige situatie.
  • OR-1.08.HW04 in Dever-Zuid blijft gehandhaafd. Deze hoogwatervoorziening behoudt zijn peil maar wordt verbreed tot aan de grenzen van de te-verleggen kering in het oosten en tot aan de ontsluitingsweg in het noorden. De huidige afvoerende stuw wordt mee verplaatst in oostelijke richting. De aan- en afvoerroutes blijven hiermee gehandhaafd.
  • OR-1.08.HW5 in Dever-Zuid blijft gehandhaafd en er verandert niks in de toekomstige situatie.
  • OR-3.34.HW16 in Geestwater nabij de 2e Poellaan blijft gehandhaafd. De aanliggende eigenaren van het perceel van de hoogwatervoorziening hebben in de huidige situatie de verantwoordelijkheid voor het peilbeheer binnen de hoogwatervoorziening. Dit zal in de toekomstige situatie zo blijven. De grenzen van de hoogwatervoorziening wordt verkleind in de toekomstige situatie, tot aan de erfgrenzen van de bestaande bewoners.
  • OR-3.34.HW17 in Geestwater nabij de 2e poellaan wordt opgeheven. Deze hoogwatervoorziening heeft in de huidige situatie geen bewoners en is volledig agrarisch. Deze zal in de toekomstige situatie deel uitmaken van het peilvak van Geestwater.

Compensatie verhardingstoename en dempen watergangen

In het inrichtingsplan is ten opzichte van de huidige situatie een toename aan verhard oppervlak. Ter compensatie van deze verharding is in het stedenbouwkundigplan extra water opgenomen. Voor alle drie de peilvakken in Dever-Zuid en het peilvak in Geestwater is de balans voor dempen, graven en compensatie van de toename aan verharding opgesteld. De wateropgave is gebaseerd op de regels van de keur van het Hoogheemraadschap van Rijnland en onderlinge afspraken met het Hoogheemraadschap van Rijnland. Het dempen van overige wateren is in principe slechts toegestaan als (bij voorkeur in de directe nabijheid) in hetzelfde peilgebied 100% wordt gecompenseerd. Bij aanleg van verhard oppervlak dient 15% van de toename van het verhard oppervlak als waterberging gecompenseerd te worden in hetzelfde peilgebied. De wateropgave voor Dever-Zuid en Geestwater wordt uitvoerig behandelt in het waterhuishoudkundig plan in Bijlage 22 en wordt hieronder samengevat.

Dever-Zuid

In Dever-Zuid moet worden gecompenseerd voor het dempen van watergangen, de toename aan verharding en het verlies aan maaiveldberging vanuit het industrieterrein ten noorden van Dever-Zuid. De hieruit volgende wateropgave wordt ingevuld middels het graven van open water in de vorm van een vijver, twee insteken, het verbreden van een watergang en het verbinden van bestaande watergangen. Hoogheemraadschap Rijnland is akkoord gegaan met het ontwerp van de te-graven open watergangen ter compensatie van de wateropgave 21/02/2023.

Geestwater

In Geestwater moet gecompenseerd worden voor het dempen van watergangen en de toename aan verharding. Hieruit volgt een wateropgave welke gecompenseerd wordt middels het graven van één grote waterpartij en het verbinden van bestaande watergangen. Deze waterpartij is ruimschoots groter dan de wateropgave en Hoogheemraadschap Rijnland is hiermee akkoord gegaan op 21/02/2023.

Waterkwaliteit

Dever-Zuid

In de huidige situatie wordt water vanuit de Ringsloot het gebied ingelaten. In de toekomstige situatie zal water, net als in de huidige situatie, vanuit de bestaande inlaten vanaf de Ringsloot in het zuidwesten en oosten Dever-zuid worden ingelaten. In het noorden zal het water het plangebied worden uitgevoerd richting het bestaande gemaal. Hierdoor verandert er niets wat betreft de bron van water dat Dever-zuid boezem en polder wordt ingelaten. Verder zal de vijver flauwe oevers krijgen wat de biodiversiteit bevordert en de waterkwaliteit verbeterd. De ontwikkeling van Dever-zuid zal daarom een positief effect hebben op de waterkwaliteit in het gebied.  

Geestwater

In de huidige situatie komt water hoofdzakelijk indirect via de Ringsloot Geestwater binnen vanuit hoogwatervoorziening HW04. Door de nieuwe inrichting van Geestwater en te hanteren waterpeilen, kan juist in de zomer de verdamping groter dan de kwelflux zijn, waardoor in dat geval inlaat van ander water nodig is. Het inlaten van water vanuit de Ringsloot kan de waterkwaliteit in Geestwater verslechteren, doordat het water uit de Ringsloot rijk is aan nutriënten. Dit is in de huidige situatie ook aan de orde.

De ambitie en borging van de waterkwaliteit gedurende met name de zomers heeft geleid tot de in overleg met Rijnland gemaakte keuze water vanuit de Ringvaart in te laten via de Rooversbroekpolder. Hiertoe zijn meerdere aanpassingen in deze polder nodig evenals het realiseren van een regelbare verbinding met het watersysteem van Geestwater. De benodigde aanpassingen zijn nader beschreven in Bijlage 22. De waterkwaliteit in Geestwater zal hiermee verbeteren ten opzichte van de huidige situatie.

In geval van calamiteiten is in het westen van Geestwater een mogelijkheid mechanisch water in te laten met een tijdelijke opstelling. De opstelplaats hiervoor wordt ingepast.

De taluds vanaf de Ringsloot richting de wijk zullen flauw zijn, maximaal 1/3, wat goed is voor de ecologie en daarmee ook de waterkwaliteit. De overige oevers worden eveneens met flauwe taluds natuurvriendelijk ingericht.

Waterkeringen

In de huidige situatie ligt een deel van het plangebied in de kern- en beschermingszone van een regionale waterkering. Ten behoeve van de bouw van de wijken Dever-Zuid en Geestwater wordt een deel van deze kering verlegd. Hierbij moet vooral gelet worden op de stabiliteit van de kering. Verder moeten zettingsgevoeligheid en kwelgevoeligheid meegenomen worden. Er wordt rekening gehouden met de voorwaarden voor de regionale keringen die staan in de “Beleidsregels regionale keringen”.

afbeelding "i_NL.IMRO.0553.BPGeestwater-vax1_0056.png"

Afbeelding 4.27 Bovenaanzicht van de nieuwe kering inclusief kernzone (groen), binnendijkse beschermingszone (rood) en buitendijkse beschermingszone (blauw).

Dever-Zuid

De regionale waterkering wordt de scheiding tussen boezem Dever-Zuid, de hoogwatervoorziening, polder Dever-Zuid en het industrieterrein in de Zemelpolder. Gezien de wijk boezem Dever-Zuid opgehoogd wordt en op boezempeil komt te liggen, zal de kering een verheelde kering worden, waardoor alleen de zones van de waterkering verlegd hoeven worden. Dever-Zuid wordt in één werkgang opgehoogd en voorzien van een tijdelijke voorbelasting inclusief verticale drainage. Aangezien er bij zowel de huidige als de toekomstig verplaatste kering sprake is van een verheelde kering, zal de stabiliteit niet negatief beïnvloed worden door zowel de voorbelasting als de verticale drainage. Deze verticale drainage wordt in de kernzone niet toegepast. Deze werkwijze is in overleg met het hoogheemraadschap bepaald. In de binnendijkse beschermingszone langs de watergang tegen het industrieterrein zal een zettingsscherm geplaatst worden. Dit zettingscherm zal een positieve invloed hebben op de stabiliteit van de kering.

Geestwater

De kering aan de kant van de Lisserpoelpolder, tegen Geestwater aan, zal niet verlegd worden. De kruin van de kernzone van de kering zal op een hoogte komen van NAP 0,10 m en wordt verhoogd ten opzichte van de huidige situatie. De binnendijkse beschermingszone zal een breedte krijgen van ongeveer 12 m. Deze zone zal hoger komen te liggen ten opzichte van de huidige situatie.

Beheer en onderhoud

De verantwoordelijkheden voor het beheer en onderhoud van de primaire watergangen in Dever-Zuid en Geestwater komen geheel te liggen bij het Hoogheemraadschap van Rijnland. De overige watergangen zullen worden onderhouden door gemeente Lisse. Alle stuwen, in- en uitlaten worden ongeacht de eigenaar beheerd en onderhouden door het Hoogheemraadschap. De te tewaterlaatplaatsen worden beheerd en onderhouden door de gemeente. De verantwoordelijkheid voor beheer en onderhoud van de duikers is afhankelijk van de locatie van de duikers. In principe vindt onderhoud plaats vanaf de kant. Echter is onderhoud vanaf de kant in sommige gevallen niet mogelijk in beide deelgebieden. Binnen het plangebied wordt daarom zowel varend onderhoud als onderhoud vanaf de kant toegepast. In Geestwater wordt de gehele waterplas varend onderhouden. Hier wordt rekening mee gehouden bij het ontwerp van de bruggen. De exacte ontwerphoogtes van de bruggen worden nader bepaald. Hierdoor is de gehele waterpartij te bereiken per boot. Niet elke brug hoeft echter 1,0 m doorvaarthoogte te hebben. Voor varend onderhoud zullen er twee tewaterlaat plaatsen gerealiseerd worden, waarvan één in beide deelgebieden. In Geestwater wordt één tewaterlaat-plaats gerealiseerd. Deze locaties zijn beiden dicht bij de weg en het talud van de watergang is flauw wat het tewaterlaten van de boot voor varend onderhoud toegankelijk maakt. De vijver in het hoogwaterpeilvak Dever-Zuid wordt varend onderhouden en krijgt één tewaterlaat-plaats. Als laatste zullen de insteken van Dever-Zuid, behorende bij het boezempeil van de Ringsloot ook varend worden onderhouden. In Dever-Zuid polder worden zowel de watergang langs de noordelijke toegangsweg als de watergang langs het industrieterrein vanaf de kant onderhouden. Arcadis heeft in 2023 een beheerkaart gemaakt waarin eigendom en verantwoordelijkheden voor beheer en onderhoud van watergangen, oevers en kunstwerken zijn vastgelegd.

Riolering

De gemeente stelt via de LIOR eisen voor het aanleggen van riolering. Deze eisen zijn getoetst en de uitgebreide berekeningen en toelichtingen van deze toetsing zijn te vinden in Bijlage 22. Het hoogheemraadschap van Rijnland stimuleert het afkoppelen van verharde oppervlakken. Dit draagt bij aan de doelstellingen zoals die zijn gesteld in het Waterbeheer 21ste eeuw (vasthouden – bergen – afvoeren). In het ontwerp voor de riolering in Dever-Zuid en Geestwater wordt rekening gehouden met deze wens.

Geestwater

In Dever-Zuid zal gebruik worden gemaakt van een gescheiden rioolstelsel en Geestwater wordt niet voorzien van een regenwaterriool. Wanneer het regent zal dit gebied via oppervlakkige afstroming zijn weg vinden naar groene bergingen in het gebied en/of het oppervlaktewater. Hierbij dient het de voorkeur om waar mogelijk het water tijdelijk vast te houden, en niet direct af te voeren. Dit draagt bij aan invulling van de eis voor berging 90 mm van het hoogheemraadschap en aan de ambitie water te infiltreren. Voor geestwater zal afvalwater onder vrijverval met riolering worden ingezameld en zal het via een nieuw te realiseren gemaal lozen op het bestaande stelsel van de buurt Vrouwenpolder in Lisse. Het gemaal is voorzien nabij de Ruishornlaan. Het lozingspunt van de persleiding wordt zodanig gekozen dat deze geen invloed zal hebben op de vuiluitworp via de nabijgelegen overstort aan de Ruishornlaan.

Dever-Zuid

Dever-Zuid wordt voorzien van een gescheiden riolering voor inzameling van huishoudelijk afvalwater en hemelwater. Voor Dever-Zuid is gekozen het afvalwater via het nieuwe gemaal Geestwater te lozen. Voor de noordelijke route is een langere persleiding nodig en voor deze persleiding is in de Vennestraat ondergronds vanwege de al aanwezige drukriolering geen ruimte. Inprikken op de drukriolering is voor de gemeente niet wenselijk en vergt aanpassingen van alle drukunits op deze drukriolering. Wat betreft hemelwaterafvoer, het gebied wordt begrensd door oppervlaktewater van de polder (noordzijde) en de boezem ringsloot (zuid en oost). Door het gebied loopt een waterkering. Het is wenselijk om deze kering niet te doorkruisen met riolering. Daarom is er gekozen voor lozing op de Ringsloot.

Ontwateringsdiepte en drainage

De gemeente eist minimale ontwateringsdieptes voor wegen, woningen en groen. Deze zijn getoetst en de berekeningen en uitgebreide toelichtingen zijn te vinden in Bijlage 22. Uit deze toetsing blijkt dat in heel Dever-Zuid en Geestwater drainage nodig is om aan de ontwateringseisen van de gemeente te voldoen. Het drainagestelsel wordt apart aangelegd van het riool en zal afwateren op het oppervlaktewater in het eigen peilgebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0553.BPGeestwater-vax1_0057.png"

Afbeelding 4.28 Ontwerp drainage

Berging bij 90 mm extreme regenval

Om rekening te houden met de door Rijnland gestelde eis van een 90 mm bui in 24 uur is een toetsing uitgevoerd. Er wordt voor de berekening uitgegaan van een kortdurende klimaatbui op basis van de eisen van de LIOR. Om deze reden is geen rekening gehouden met infiltratie. Voor de toetsing is er uitgegaan van een worst-case scenario. De droogleggingseis vanuit de LIOR is dat de straathoogte 1,2 m boven het vigerend peil wordt aangelegd. De 90 mm klimaatbui leidt niet tot schade als de peilstijging in open water niet leidt tot een peilstijging van hoger dan 1,2 m. Uit de toetsing blijkt dat de berekende peilstijgingen in zowel Geestwater als polder Dever-Zuid voldoen aan de eis vanuit de LIOR. Wat betreft boezem Dever-Zuid, de 90 mm klimaatbui draagt insignificant bij aan peilstijging. De afwatering vanaf de verharding gaat richting de Ringsloot, waarbij de peilstijging door de omvang van de Ringsloot insignificant zal zijn. Het deel verharding in de boezem wordt gecompenseerd met 15% water, waardoor verandering in peilstijging ten opzichte van de huidige situatie onwaarschijnlijk is. Het Hoogheemraadschap van Rijnland is op 15 februari 2023 akkoord gegaan met de toetsing van de 90 mm bergingseis op de deelgebieden.

Conclusie

In overleg met het Hoogheemraadschap is in hoofdlijnen invulling aan de inrichting ten aanzien van het plangebied ten aanzien van het grondwatersysteem, oppervlaktewatersysteem, waterkwaliteit, het omgang hemelwater en de vuilwaterriolering. Met de beschreven uitgangspunten kan voldaan worden aan de gemeentelijke voorwaarden en de eisen van het Hoogheemraadschap. Voor het plangebied is een waterhuishoudkundig plan opgesteld, dat is afgestemd met het Hoogheemraadschap van Rijnland en de gemeente. Hierin zijn de verschillende aspecten van de waterhuishouding in relatie tot de voorgenomen ontwikkeling uitgewerkt. In het plan is voorzien in de benodigde waterbergingsopgave die ook in de regels van dit bestemmingsplan is vastgelegd. Ook de overige wateraspecten vormen geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

  • Waterkwantiteit. Hoogheemraadschap Rijnland is akkoord gegaan met de invulling van de wateropgave. Voor het dempen- en graven van watergangen zullen vergunningen moeten worden aangevraagd. Ook voor het verwijderen- en aanleggen van kunstwerken zullen vergunningen aangevraagd moeten worden. De waterpeilen in de peilgebieden van Dever-Zuid zullen niet wijzigen, maar de grenzen wel. In Geestwater zullen de peilen en grenzen veranderen. Dit is afgestemd met Hoogheemraadschap Rijnland.
  • Waterkwaliteit. De waterkwaliteit verbetert door de ontwikkeling. In Geestwater zal schoner water uit de Ringvaart worden binnengelaten. Ook zullen de nieuwe watergangen grotendeels een talud krijgen van 1:3 wat goed is voor zowel de waterkwaliteit als de biodiversiteit.
  • Waterkeringen. De overige kering van de Ringsloot wordt deels verlegd en er wordt een zettingsscherm aangelegd. Voor het werken in- en het verplaatsten van de keringen zullen vergunningen moeten worden aangevraagd. De voorwaarden voor de regionale keringen staan in de “Beleidsregels regionale keringen”.
  • Beheer en onderhoud van watergangen. De exacte invulling van beheer en onderhoud van de watergangen wordt nader bepaald in overeenstemming met Hoogheemraadschap Rijnland. De regels van de keur worden gevolgd. Alle watergangen in Geestwater krijgen een talud van 1:3 en vrijwel alle watergangen in Dever-Zuid ook.
  • Riolering. Er wordt in Dever-Zuid een gescheiden riool aangelegd wat in lijn is met de wens van Hoogheemraadschap Rijnland. In Geestwater wordt een droogweerriool aangelegd en hemelwater wordt naar het oppervlaktewater afgevoerd. Verder wordt er ook drainage aangelegd om te voldoen aan de eisen van de LIOR wat betreft ontwateringsdieptes.

4.11 Duurzaamheid

Kader

Omgevingsvisie Lisse

De gemeente Lisse heeft op 25 november 2021 de Omgevingsvisie vastgesteld. De visie schetst op hoofdlijnen de gewenste ontwikkeling van Lisse op weg naar 2040. De Omgevingsvisie loopt voorop op de aankomende Omgevingswet. De Omgevingsvisie brengt sociaal-maatschappelijke thema's die raakvlak hebben met de fysieke leefomgeving bij elkaar, waaronder:

  • 1. De leefomgeving laten bloeien;
  • 2. Leren, werken en ondernemen met oog op de toekomst;
  • 3. Dorps wonen in het centrum van de Bollenstreek;
  • 4. Iedereen een leven lang laten floreren; en
  • 5. Duurzaam zijn.

Onder de Omgevingsvisie zijn drie ambities opgesteld onder 'dorps wonen in het centrum van de bollenstreek':

  • Ruimte bieden en aan gevarieerde woningvraag;
  • Woonwijken en woningen klaar voor de toekomst;
  • Lang zelfstandig wonen als onderdeel van de gemeenschap.

De ambities met betrekking tot wonen zijn de volgende:

  • 1. Ruimte bieden aan een gevarieerde woningvraag:
  • Voldoende en divers aanbod in woningbouw;
  • Variatie in woonvormen met nieuwe concepten.
  • 2. Woonwijken en woningen klaar voor de toekomst: · verduurzaming van het woonaanbod in de wijken.
  • 3. Lang zelfstandig wonen als onderdeel van de gemeenschap: · passend woonaanbod bij iedere levensfase.

In de Omgevingsvisie staat Geestwater aangemerkt als een mogelijk waardevolle woonwijk voor een collectieve, duurzame warmtevoorziening.

Bouwbesluit

Op basis van het bouwbesluit moet de nieuwbouw voldoen aan de eisen voor bijna energieneutraal (BENG) en de MPG-waarde (Milieu Prestatie Gebouwen) van maximaal 0,8 €/m2/jaar.


Plangebied

Voor de locatie is een Duurzaamheidsvisie opgesteld (zie Bijlage 24). In de Duurzaamheidsvisie wordt een visie gegeven op duurzaamheid in de ontwikkeling 'Geeswater'. AMVEST, STEK en de Gemeente Lisse hebben de ambitie om deze locatie op een duurzame manier te ontwikkelen, om het natuurlijke karakter van het gebied nog sterker neer te zetten. Hierbij wordt de methode 'DGO' gebruikt van de gemeente Lisse. Deze methode bestaat uit zes thema's, die alle belangrijke aspecten van duurzaamheid behandelen.

  • 1. Biodiversiteit

In het project wordt sterk aangesloten op het bestaande landschap en lokale natuurwaarden. Het stedenbouwkundig ontwerp is gericht op compacte woonclusters en maximale ruimte voor het landschap. Met de originele waterstructuren als uitgangspunt wordt het landschap op een natuurlijke manier behouden en verder ontwikkeld, hiermee versterkt het de biodiversiteit. Extensief beheer kan hieraan bijdragen, door minder regelmatig en soms anders te maaien en te snoeien. Zo worden de juiste condities gecreëerd voor flora en fauna.

Door groen het cluster in te trekken, komt het dichter bij bewoners en ontstaat er nog meer ruimte voor groen. Naast een bijdrage voor biodiversiteit zorgt het voor extra isolatie, verlengt het de levensduur van dakbedekking en zorgt het door koeling voor een hoger rendement van PV-panelen.

  • 2. Klimaatadaptatie

Klimaatadaptatie is erop gericht om een veilige en gezonde leefomgeving te creëren. In het stedenbouwkundig ontwerp zijn de clusters hoger gelegen dan het omringende landschap. Dit zorgt voor een sterke basis voor een robuuste inrichting, daarnaast biedt het lagergelegen deelruimte voor (extra) waterberging in natte periodes. Tijdens deze periodes zal er gebruik worden gemaakt van het principe 'Vasthouden, bergen, afvoeren'. Met dit principe wordt waterschaarste en overvloed gereguleerd. Dit voorkomt uitdroging, hittestress en wateroverlast.

  • 3. Gezondheid

Gezondheid heeft aan de ene kant als doel om schadelijke omgevingsfactoren te beperken en aan de andere kant om gezond leven te stimuleren. Gezien de ligging van het plan is de kans op schadelijke omgevingsfactoren laag. Ook is er geen doorgaand autoverkeer in de clusters aanwezig, wat het geluid van voorbijgaande auto's en fijnstof tot een minimum reduceert. Dit stimuleert ontmoetingsplekken binnen de clusters en meer leven op straat.

  • 4. Hernieuwbare energie

Hernieuwbare energie is erop gericht op energieverbruik zoveel mogelijk te reduceren en het gebruik van fossiel brandstoffen te vervangen door hernieuwbare opwekking. Om de energiebehoefte zoveel mogelijk te reduceren worden de volgende kernprincipes van passief bouwen aangehouden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0553.BPGeestwater-vax1_0058.png" Afbeelding 4.29: Kernprincipes van passief bouwen (Bron: passiefbouwen.nl)

Naast deze kernprincipes komt er geen gasaansluiting, alle benodigde warmte- en koude worden hernieuwbaar opgewekt. In de toekomst wordt opslag en uitwisseling van lokale energie opgeslagen op woning- of clusterniveau.

De woningen worden in principe volgens de BENG-eisen ontwikkeld. Alleen STEK heeft de bovenwettelijk ambitie om de woningen energieneutraal (gebouwgebonden energie) op te leveren. Tijdens de ontwerpfase kan worden nagegaan of dit ook voor de andere woningen haalbaar is.

  • 5. Duurzame mobiliteit

Het doel van duurzame mobiliteit is om fossiel brandstoffen zoveel mogelijk te beperken. Het plangebied ligt op maximaal 2,5 km afstand van scholen, centrum van Lisse en sportverenigingen. Deze afstanden lenen zich goed voor de fiets. Het elektrisch rijden wordt gestimuleerd in het plangebied door middel van minimaal 5% aan laadpalen te faciliteren.

  • 6. Circulair ontwerp

Circulair ontwerp heeft als doel om de milieu-impact van bouwen sterk te reduceren; gebruiken wat er reeds is en materialen steeds opnieuw gebruiken. Aansluitend op het natuurlijke karakter van Geestwater, is het logisch ook deze impact te reduceren. Voor nieuwbouwwoningen is de wettelijke verplichting om te voldoen aan de MPG-waarde (Milieu Prestatie Gebouwen) van maximaal 0,8 €/m2/jaar. Dit kan behaald worden door materialen te gebruiken met een lage milieu-impact, maar ook met het ontwerp kan een verschil worden gemaakt. Door circulaire ontwerpprincipes (zoals de R-ladder) te gebruiken en bewuste materiaalkeuzes te maken.

Conclusie

Met het stedenbouwkundig ontwerp is er sterk ingezet op het toegankelijk maken van het landschap en ontwikkeling met natuurlijk karakter. Dat gebeurt door uit te gaan van het bestaande landschap en originele karakter van het gebied. De maatregelen gaan sterk uit van natuurlijke elementen en invloeden, en juist minder uit van technische oplossingen of benaderingen. Op deze manier wordt duurzaamheid onderdeel van het DNA van het gebied.

Het stedenbouwkundig ontwerp kenmerkt zich door een ruime hoeveelheid water en groen. De woningen komen te midden van het landschap, en idealiter heeft iedere woning uitzicht op groen en contact met het water. Dit wordt extra versterkt door parkeren voor een groot deel half-ondergronds uit te voeren. Dat zorgt ervoor dat het geen onderdeel is van het landschap en meer ruimte is voor groen. Het landschap wordt toegankelijk ontworpen, zodat men hier in contact kan sporten, verblijven en ontmoeten. Dat draagt bij aan zowel de fysieke als mentale gezondheid. De clusters van woningen zijn tevens kenmerkend. De clusters zijn compact en laten daarmee des te meer ruimte voor groen. Het heeft het karakter van kleine buurtschappen waar men elkaar kent en wat uitnodigt om elkaar te ontmoeten of samen iets te doen.

De ontwikkeling van het plangebied biedt ruime kansen op gebied van duurzaamheid. In het stedenbouwkundig ontwerp is hier invulling aan gegeven.

4.12 Ontplofbare oorlogsresten

Toetsingskader

Ter plaatse van het plangebied zullen grondverzetwerkzaamheden worden uitgevoerd in verband met geplande nieuwbouw en de aanleg van de parkzone. Aangezien eventueel aanwezige Ontplofbare Oorlogsresten een risico vormen voor de uit te voeren werkzaamheden, is het van belang dat de kans op het aantreffen van explosieven in het onderzoeksgebied onderzocht wordt. Het mogelijk voorkomen van explosieven in de ondergrond houdt over het algemeen in Nederland verband met oorlogshandelingen gedurende de Tweede Wereldoorlog (verder “WOII”). Voorbeelden zijn bombardementen, gevechten (meidagen 1940, bevrijding 1944-1945), verdedigingswerken (mijnenvelden) en dumpingen (achterlaten van munitie bij overgave of terugtrekking).

Plangebied

In het kader van de voorbereiding van het bestemmingsplan is een vooronderzoek uitgevoerd (Ontplofbare Oorlogsresten; vooronderzoek Explosieven – Dever-Zuid en Geestwater te Lisse, T&A Survey, 2022, zie Bijlage 25 Niet Gesprongen Explosieven). Een vooronderzoek omvat twee onderdelen, namelijk een vooronderzoek conflictperiode en een vooronderzoek na-conflictperiode. Een vooronderzoek kan één of beide onderdelen bevatten. De opgestelde rapportage betreft een vooronderzoek conflictperiode. Dat wil niet zeggen dat naoorlogse ontwikkelingen geheel buiten beschouwing zijn gelaten, echter er is slechts oppervlakkig naar gekeken. Alleen indien de naoorlogse ontwikkelingen op basis van deze beperkte informatie eenduidig tot een andere conclusie leiden, zijn ze meegenomen in de analyse, conclusies en afbakening. Ten behoeve van het vooronderzoek zijn niet alleen de oorlogshandelingen binnen het onderzoeksgebied geïnventariseerd en geanalyseerd, maar ook dergelijke handelingen die buiten onderzoeksgebied plaatsvonden, maar wel van invloed geweest kunnen zijn op de conclusies.

De analyse van het feitenmateriaal uit de inventarisatie heeft tot de conclusie geleid dat er geen explosieven (meer) in het onderzoeksgebied te verwachten zijn. Het onderzoeksgebied is daarmee onverdacht gebied.

Conclusie

Grondroerende werkzaamheden binnen het onderzoeksgebied kunnen op reguliere wijze worden uitgevoerd. Het aspect niet gesprongen explosieven vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 5 Juridische planopzet

5.1 Standaard

Standaard

Dit bestemmingsplan is opgesteld en ingericht conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012). Daarnaast is aangesloten bij recente bestemmingsplannen van de gemeente.

5.2 Juridische planbeschrijving

Deze paragraaf bevat een beschrijving van de bestemmingen, waarbij per bestemming het doel of de doeleinden worden aangegeven. Daarnaast wordt in deze paragraaf ingegaan op de overige regels uit het bestemmingsplan. Conform SVBP2012 zijn de regels onderverdeeld in vier hoofdstukken.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1: Begrippen

In dit artikel is een aantal begrippen verklaard die genoemd worden in de planregels. Dit artikel voorkomt dat er bij de uitvoering van het plan onduidelijkheden ontstaan over de uitleg van bepaalde regelingen.

Artikel 2: Wijze van meten

In dit artikel is bepaald hoe de voorgeschreven maatvoering in het plan gemeten moeten worden. Evenals de begripsbepalingen voorkomen de bepalingen inzake de wijze van meten interpretatieverschillen bij de toepassing van de planregels.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

De hoofdgroenstructuur van Geestwater heeft de bestemming Groen gekregen. Hier mogen groen, water, speelvoorzieningen, voet- en fietspaden, nutsvoorzieningen, watergerelateerde voorzieningen, boardwalks en openbare steigers.

Bij de gebiedsaanduiding 'overige zone-ecologische verbindingszone' voor een ecologische verbindingszone is een omgevingsvergunning nodig om werken of werkzaamheden uit te voeren. Deze vergunning kan alleen verleend worden als de ecologische verbindingszone niet onevenredig wordt of kan worden aangetast.

Op de locaties met de aanduiding 'verblijfsgebied' is het toegestaan wegen aan te leggen. En uitsluitend bij de aanduiding 'parkeerplaatsen' mogen parkeerplaatsen worden gerealiseerd. Om balkons boven groen mogelijk te maken is op enkele locaties de 'specifieke bouwaanduiding-balkon' opgenomen.

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone-kasteelbiotoop' zijn bouwwerken niet toegestaan, met uitzondering van erfafscheidingen tot ten hoogste 1m;

Artikel 4 Natuur

Het aanwezige 'pestbosje' heeft de bestemming Natuur. Deze bestemming is gericht op behoud, herstel en ontwikkeling van natuur-, landschaps- en cultuurhistorische waarden en elementen, zoals geriefhoutbosjes, houtwallen, houtsingels en laanbeplanting.

Er is een omgevingsvergunning nodig voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden. De werken of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de natuur-, landschaps- en cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.

Artikel 5 Verkeer

De aansluiting bij de Vennestraat heeft in aansluiting op de rest van de Vennestraat de bestemming Verkeer. Hier zijn wegen met een functie voor doorgaand verkeer, waaronder tevens begrepen opstelstroken, busstroken, voet- en fietspaden toegestaan. Daarnaast zijn bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, waterhuishoudkundige en waterstaatkundige voorzieningen, groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, fietsenstallingen, bermen en water toegestaan.

Bij de gebiedsaanduiding 'overige zone-ecologische verbindingszone' voor een ecologische verbindingszone is een omgevingsvergunning nodig om werken of werkzaamheden uit te voeren. Deze vergunning kan alleen verleend worden als de ecologische verbindingszone niet onevenredig wordt of kan worden aangetast.

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone-kasteelbiotoop' zijn bouwwerken niet toegestaan, met uitzondering van erfafscheidingen tot ten hoogste 1m;

Artikel 6 Verkeer - Verblijfsgebied

De wegen in het nieuwe woongebied hebben de bestemming Verkeer-Verblijfsgebied. Hier is verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik voor de aangrenzende bestemmingen toegestaan. Ook kunnen hier nutsvoorzieningen, waterhuishoudkundige en waterstaatkundige voorzieningen, geluidwerende voorzieningen en bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, bruggen en duikers, (ondergrondse) afvalinzameling, reclame-uitingen, kunstobjecten, speelvoorzieningen en water worden gerealiseerd.

Bij de gebiedsaanduiding 'overige zone-ecologische verbindingszone' voor een ecologische verbindingszone is een omgevingsvergunning nodig om werken of werkzaamheden uit te voeren. Deze vergunning kan alleen verleend worden als de ecologische verbindingszone niet onevenredig wordt of kan worden aangetast.

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone-kasteelbiotoop' zijn bouwwerken niet toegestaan, met uitzondering van erfafscheidingen tot ten hoogste 1m;

Artikel 7 Water

Ter plaatste van de bestemming water zijn water en waterhuishoudkundige voorzieningen toegestaan, met daarbij behorende bermen en taluds, boardwalks, openbare steigers, bruggen en duikers voor kruisingen met wegverkeer.

Bij de gebiedsaanduiding 'overige zone-ecologische verbindingszone' voor een ecologische verbindingszone is een omgevingsvergunning nodig om werken of werkzaamheden uit te voeren. Deze vergunning kan alleen verleend worden als de ecologische verbindingszone niet onevenredig wordt of kan worden aangetast.

Binnen de ecologische verbindingszone zijn geen bouwwerken toegestaan. Voor het toestaan van aanlandigen van bruggen kan een omgevingsvergunning verleend worden als de ecologische verbindingszone niet onevenredig wordt of kan worden aangetast.

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone-kasteelbiotoop' zijn bouwwerken niet toegestaan, met uitzondering van erfafscheidingen tot ten hoogste 1m;

Artikel 8 Wonen

Op de gronden met de bestemming Wonen mogen 9 vrijstaande greenportwoningen worden gebouwd. Per bouwvlak is 1 woning toegestaan. Het bouwvlak mag voor maximaal 85% worden bebouwd. De inhoud van het hoofdgebouw inclusief aan- en uitbouwen bedraagt ten hoogste 750 m³. De dakhelling van de kap is minimaal 20% en maximaal 60%.

Verder zijn binnen de bestemming Wonen aan-huis-gebonden beroepen, erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, perceelontsluitingen, tuinen en water toegestaan.

Binnen de bestemming wonen zijn ook aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen toegestaan. voor de omvang hiervan zijn regels opgenomen. Ter plaatse van de functieaanduiding 'openheid' is in afwijking van deze regels geen erfbebouwing toegestaan en is ook het vergunningvrij bouwen uitgesloten. Hier zijn alleen erfafscheidingen tot 1 m toegestaan.

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van woongebied-spuitzone' is het het gebruik van de woningen alleen toegestaan, als tussen de woningen en het agrarisch perceel (kadastraal perceel B 3237) een aaneengesloten jaarrond bladhoudende windhaag is geplaatst met een minimale hoogte van 1,5 meter en deze in stand wordt gehouden.

Artikel 9 Woongebied

Op de gronden met de bestemming Woongebied mogen maximaal 450 woningen worden gerealiseerd.

Verder zijn binnen de bestemming Woongebied aan-huis-gebonden beroepen, verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen, nutsvoorzieningen, waterhuishoudkundige en waterstaatkundige voorzieningen toegestaan. Ook zijn bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals tuinen, groen, parkeervoorzieningen, bruggen en duikers, (ondergrondse) afvalinzameling, reclame-uitingen, kunstobjecten, speelvoorzieningen en water toegestaan.

Op de locaties met de aanduiding 'verblijfsgebied' is Verkeer-en verblijfsgebied toegestaan zoals is toegestaan in Artikel 6. Via afwijking is het mogelijk om deze aanduiding 2 meter te verschuiven. Ook is het via afwijking mogelijk om het naastgelegen bouwvlak mee te schuiven.

De hoofdgebouwen zijn alleen toegestaan binnen het bouwvlak. Hierbij is een maximale goot- en bouwhoogte opgenomen en een maximaal bebouwingspercentage. De dakhelling van de kap bij grondgebonden woningen is minimaal 20% en maximaal 60%.

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - dove gevel' zijn woningen alleen toegestaan voor zover de gevel aan de zijde van de bestaande bedrijven is voorzien van een dove gevel of geluidwerend vlies. En ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' zijn parkeergarages toegestaan tot een diepte van maximaal 4 m onder peil.

Binnen de bestemming wonen zijn ook aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen toegestaan. voor de omvang hiervan zijn regels opgenomen. Ter plaatse van de functieaanduiding 'openheid' is in afwijking van deze regels geen erfbebouwing toegestaan en is ook het vergunningvrij bouwen uitgesloten. Hier zijn alleen erfafscheidingen tot 1 m toegestaan.

Dakkapellen zijn onder voorwaarden toegestaan. Via afwijking is het ook toegestaan een deel van de gevel op te trekken, mits deze optrekking maximaal 3 meter hoog is, de bovenkant minimaal 1,5 meter onder de nok blijft, er sprake is van een platte afgedekking en de optrekking maximaal 50% van de breedte van de woning bedraagt.

Het is mogelijk om via een omgevingsvergunning af te wijken van de goothoogte bij grondgebonden woningen. De goothoogte kan ten behoeve van een afwisseling in de goothoogte verhoogd worden tot maximaal 8m, mits dit stedenbouwkundig aanvaardbaar is.

Er is een voorwaardelijke verplichting voor geluid opgenomen. Hierin is geregeld dat ter plaatste van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen-geluid' woningen alleen zijn toegestaan als er voldoende maatregelen zijn genomen tegen het geluid van de bedrijven ten noorden van het plangebied.

De woningen zijn toegestaan als ter plaatste van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - dove gevel' een aaneengesloten wand is gerealiseerd van minimaal 2 bouwlagen met een kap. In deze bebouwingswand zijn maximaal 2 onderdoorgangen toegestaan.

In afwijking van bovenstaande zijn woningen ook toegestaan als aangetoond is dat het geluid als gevolg van de bedrijven aan de Vennestraat 17 en 15 op de gevels van de woningen niet meer bedragen dan de geluidwaarden van afdeling 2.8 van het Activiteitenbesluit.

Ook zijn de woningen toegestaan als de woonruimten zijn voorzien van een vliesgevel of andere vergelijkbare maatregel die de geluidbelasting op de betreffende gevel achter de vliesgevel of andere vergelijkbare maatregel terugbrengt tot ten hoogste de geluidwaarden van afdeling 2.8 van het Activiteitenbesluit.

Bij de gebiedsaanduiding 'overige zone-ecologische verbindingszone' voor een ecologische verbindingszone is een omgevingsvergunning nodig om bouwwerken te bouwen en werken of werkzaamheden uit te voeren. Deze vergunning kan alleen verleend worden als de ecologische verbindingszone niet onevenredig wordt of kan worden aangetast.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 12 Anti-dubbeltelregel

Deze bepaling is opgenomen om te voorkomen dat een stuk grond dat al eens was betrokken bij het verlenen van een omgevingsvergunning bij de beoordeling van latere bouwplannen nogmaals wordt betrokken.

Artikel 13 Algemene bouwregels

In dit artikel is opgenomen dat bestaande afwijkingen behouden mogen blijven, mits deze afwijkingen niet vergroot worden. Tevens is in dit artikel ook opgenomen dat een perceel niet zodanig gebruikt of bebouwd mag worden dat een naastgelegen perceel onbruikbaar zou worden.

Ook bevat dit artikel een regeling voor parkeren. Een omgevingsvergunning voor het bouwen of een afwijking van het gebruik wordt slechts verleend, als is aangetoond dat wordt voldaan aan het gemeentelijke parkeerbeleid. Het is mogelijk in enkele specifieke gevallen hiervan af te wijken.

Artikel 14 Algemene gebruiksregels

In dit artikel is opgenomen dat onder verboden gebruik ten aanzien van gebouwen en gronden wordt verstaan.

Artikel 15 Algemene aanduidingsregels

In dit artikel zijn de regels ter plaatse van de gebiedsaanduidingen 'overige zone-kasteelbiotoop' en 'overige zone-minimale aanleghoogte' opgenomen.

Binnen de gebiedsaanduiding 'overige zone-kasteelbiotoop' geldt dat bij ontwikkelingen de waarden van de landgoed- en kasteelbiotoop beschermd dienen te worden en waar mogelijk ontwikkelingen gericht dienen te zijn op verbetering en versterking van de kwaliteit van het kasteel en de bijbehorende biotoop.

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone-minimale aanleghoogte' geldt dat de aanleghoogte van het maaiveld minimaal +0.10m NAP bedraagt.

Artikel 16 Algemene afwijkingsregels

Afwijkingen van de maten die per bestemming geregeld zijn, mogen binnenplans vergund worden mits deze afwijkingen niet groter zijn dan 10 % van de betreffende maat. Op deze manier is het niet noodzakelijk om voor iedere kleine wijziging een uitgebreide omgevingsvergunning aan te vragen.

Artikel 17 Algemene wijzigingsregels

Het is toegestaan om het plan in kleine mate te wijzigen ten opzichte van datgene dat is vastgesteld. Bestemmingsgrenzen mogen gewijzigd worden mits de overschrijding niet meer dan 3 meter of 15 % van het bestemmingsvlak bedraagt.

Artikel 18 Overige regels

Voor het realiseren en veranderen van een geluidsgevoelige bestemming moet vaststaan dat de geluidsbelasting de voorkeursgrenswaarde volgens de Wet geluidhinder of de ten hoogst toelaatbare geluidsbelasting (hogere waarde), volgens het besluit Hogere waarde niet overschrijdt.

Bij een geluidsbelasting van meer dan 53dB(A) vanwege wegverkeerslawaai op een geluidsgevoelige functie moeten er compenserende akoestische maatregelen worden gerealiseerd.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 19 Overgangsrecht

In het Besluit ruimtelijke ordening (in werking 1 juli 2008) is overgangsrecht opgenomen dat in elk bestemmingsplan moet worden overgenomen. Indien de in het plan opgenomen regels. voor wat betreft gebruik of bebouwing, afwijken van een bestaande legale situatie, dan zijn daarop de overgangsbepalingen van toepassing. De overgangsbepaling heeft tot doel bestaande belangen te respecteren totdat realisering van de nieuwe regels plaatsvindt.

Voor het gebruik dat onder het overgangsrecht valt, is bepaald dat dat gebruik mag worden voortgezet. Het gebruik mag eveneens worden gewijzigd, voor zover de afwijking ten opzichte van het toegestane gebruik niet vergroot wordt.

Artikel 20 Slotregel

In deze regel wordt de exacte naam van dit bestemmingsplan weergegeven.

Hoofdstuk 6 Economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Bij het opstellen van een bestemmingsplan dient de financiële haalbaarheid van het plan aangetoond te worden. Dit om te voorkomen dat recht gaat gelden dat niet realistisch blijkt te zijn.

Op grond van artikel 6.12, lid 1, van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) moet voor een bestemmingsplan een exploitatieplan worden vastgesteld indien er sprake is van een 'bouwplan'. Artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) beschrijft wat een 'bouwplan' is. De gemeenteraad kan bij een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan, besluiten geen exploitatieplan vast te stellen, wanneer:

  • het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan begrepen gronden anderszins verzekerd is (art. 6.12 Wro);
  • er geen kosten te verhalen zijn (art 6.2.1a Bro).

De 'grex-wet' is erop gericht dat de overheid kosten kan verhalen die gemaakt worden naar aanleiding van een bouwplan. Indien er geen kosten gemaakt worden, hoeven deze ook niet verhaald te worden.

Met onderhavig bestemmingsplan is een bouwplan in de zin van artikel 6.2.1 Bro mogelijk gemaakt. Met de ontwikkelaars van de gronden is een anterieure overeenkomst gesloten (zoals is bepaald in artikel 6.24 Wro) voordat het bestemmingsplan is vastgesteld, zodat de verplichting tot het vaststellen van een exploitatieplan niet geldt. In deze anterieure overeenkomst zijn afspraken over het verhaal van kosten op afdoende wijze vastgelegd. De gemeenteraad besluit bij vaststelling van het bestemmingsplan dat er geen exploitatieplan wordt vastgesteld, omdat het kostenverhaal anderszins verzekerd is. De financieel- economische haalbaarheid is hiermee in voldoende mate aangetoond.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

6.2.1 Participatietraject

Voor de eerste fase in de ontwikkeling van Geestwater is een speciale website online gebracht (www.geestwater.nl), waarop informatie over de status van het project en de participatie geplaatst is. Hier zijn onder andere de presentatiematerialen te vinden van de gehouden online informatiebijeenkomst en antwoorden op de vele daarin gestelde vragen.

Een eerste informatiebijeenkomst, de startbijeenkomst, kon vanwege de ontstane corona-situatie niet fysiek op locatie worden georganiseerd. Deze bijeenkomst vond daarom op 15 september 2021 online plaats in de vorm van een webinar. Dit stond in het teken van de kernwaarden en de visie voor het gebied. 225 belangstellenden en belanghebbenden hebben hieraan deelgenomen, waarbij ruim honderd vragen werden ingediend over een breed scala aan onderwerpen, zoals het schetsontwerp, natuur en groen, verkeer, parkeren en ontsluiting, zonering en geluid, woningen, financiële aspecten en de participatie.

Een deel van deze vragen kon tijdens het webinar door het panel van Team Geestwater direct mondeling beantwoord worden. Deze en de andere vragen zijn ook verzameld in een reactiedocument. Het webinar werd goed beoordeeld door de deelnemers met gemiddeld afgerond een 8, en het plan zelf met een 7,5.

Van 17 september tot 11 oktober 2021 heeft op deze website een online-enquête gestaan. Deze enquête is door 155 personen ingevuld. Uit de enquêteresultaten komt onder meer naar voren dat de visie om het bouwen hand in hand te laten gaan met natuurontwikkeling de meeste respondenten aanspreekt en ook dat de beide deelgebieden van het project een overwegend positieve beoordeling krijgen. Bij de beantwoording werden daarnaast allerlei suggesties voor de invulling en voor verbetering gegeven.

De voor 30 november 2021 geplande tweede fysieke informatiebijeenkomst, over het voorlopig ontwerp stedenbouwkundig plan, kon helaas wederom door de toen geldende coronamaatregelen geen doorgang vinden. Om de belangstellenden en belanghebbenden toch te kunnen informeren over de ontwikkelingen in het project, zijn in plaats van een te houden bijeenkomst sinds midden december 2021 drie korte video-presentaties op de website beschikbaar. De filmpjes schetsten de voortgang van het voorlopig stedenbouwkundig ontwerp, gaan in op thema’s waarvan bekend is dat ze in de omgeving vragen oproepen, en behandelen hoe in Geestwater wordt bijgedragen aan een versterking van de biodiversiteit. Iedereen die zich heeft aangemeld voor de nieuwsbrief is via een e-mail geattendeerd op deze video’s, waarbij ook is aangegeven dat schriftelijke reacties of vragen welkom zijn via het e-mailadres omgeving@geestwater.nl.

In januari 2022 heeft een viertal groepsgesprekken via Zoom plaatsgevonden met omwonenden uit de directe omgeving (’t Lange Rack en Poelpolder). Ruim vijftig aanwonenden hebben hiervoor een schriftelijke uitnodiging ontvangen. Tijdens deze gesprekken kwamen veel verschillende onderwerpen aan de orde die spelen in de omgeving. Besproken zijn onder meer de hoogte van de bebouwing, de bouwwijze grenzend aan de bestaande bebouwing, het peilbeheer in Geestwater en bij de Anne Frankstraat, de brug over de Ringsloot en de inrichting van de openbare ruimte. Tijdens de omgevingsgesprekken zijn afspraken gemaakt over de wijze waarop deze een vervolg krijgen.Met een aantal personen is persoonlijk contact geweest vanuit de gemeente Lisse.

In het voorlopig ontwerp stedenbouwkundig plan is een overzicht opgenomen van de wijzigingen die naar aanleiding van de participatie-activiteiten zijn doorgevoerd.

Op 5 en 8 juni 2023 zijn in 4 rondes gesprekken met omwonenden georganiseerd in het buurt trefpunt 't Poelhuys. Deze bijeenkomsten zijn gestart met een presentatie waarin informatie is gegeven over het DOSP en de wijzigingen zijn ten opzichte van het VOSP en een toelichting op het Beeldkwaliteitsplan. Na de presentatie was er ruimte voor vragen en opmerkingen. De omwonenden hebben aangegeven dat ze de gesprekken heel waardevol vonden. Naar aanleiding van deze bijeenkomsten zijn vervolggesprekken gevoerd met een aantal belanghebbenden om verder in te zoomen op specifieke locaties.

Op 4 juli 2023 is in het buurt trefpunt 't Poelhuys een workshop georganiseerd waarbij specifiek is gekeken naar het landschapspark. Er waren omwonenden en andere belanghebbenden aanwezig zoals een buurtsportcoach, wethouder en raadslid. Er is veel input verzameld over wensen en ideeën die de participanten hebben voor het landschapspark. Participanten konden aan de hand van verschillende themakaarten hun ideeën noteren. Bij uitwerking van het landschapspark wordt bekeken welke wensen en ideeën verwerkt kunnen worden in het ontwerp. Er is vanuit alle aanwezigen met veel enthousiasme gewerkt deze avond.

6.2.2 Concept ontwerpbestemmingsplan

Het concept ontwerpbestemmingsplan is verzonden naar onderstaande overlegpartners in het kader van het wettelijk vooroverleg (artikel 3.1.1 Bro):

  • 1. Provincie Zuid-Holland
  • 2. Hoogheemraadschap van Rijnland
  • 3. Veiligheidsregio Hollands Midden
  • 4. Omgevingsdienst West-Holland
  • 5. Greenportontwikkelingsmaatschappij (GOM)
  • 6. Cultuur Historisch Genootschap Duin- en Bollenstreek
  • 7. Gemeente Haarlemmermeer
  • 8. Leidingbeheerders (Gasunie, Tennet, Liander en Dunea)

De vooroverlegreacties zijn samengevat en beantwoord, waarbij is aangegeven in hoeverre de reactie heeft geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan. Deze beantwoording is opgenomen in Bijlage 26

6.2.3 Ontwerpbestemmingsplan

Het ontwerpbestemmingsplan heeft van woensdag 6 december 2023 tot en met dinsdag 16 januari 2024 ter inzage gelegen. Tijdens deze termijn is er op 12 december 2023 in het gemeentehuis een inloopavond georganiseerd waarbij uitleg en informatie over het bestemmingsplan is verstrekt. Tijdens de termijn van tervisielegging zijn er 6 zienswijzen ingediend. Deze zienswijzen zijn samengevat en van een antwoord voorzien in Bijlage 28 Nota beantwoording zienswijzen.